Demonstraties bij abortusklinieken |
|
Songül Mutluer (PvdA), Corinne Ellemeet (GL) |
|
Kuipers |
|
Heeft u kennisgenomen van de rondgang van de Nederlandse Vereniging van abortusartsen onder abortusartsen over de demonstraties bij klinieken, waaruit blijkt dat abortusartsen voorstander zijn van een landelijk demonstratieverbod? Zo ja, wat vindt u van deze sterke en gedeelde wens van abortusartsen voor een landelijk demonstratieverbod?1
Ik heb begrepen dat abortusartsen voorstander zijn van dergelijke maatregelen. Laat ik vooropstellen dat ik sta voor de keuzevrijheid van vrouwen. Ik acht daarnaast het grondrecht op demonstratie een groot goed. Ik ga graag in gesprek met abortusklinieken en het Nederlands Genootschap van Abortusartsen (NGvA) over de ervaren problemen en mogelijke oplossingsrichtingen. Zie verder de antwoorden op de vragen 2, 3 en 4.
Bent u zich ervan bewust dat de intimidatie en emotionele schade die vrouwen ondergaan door de demonstraties bij abortusklinieken al lange tijd speelt, en dat de lokale maatregelen, voor zover die getroffen zijn, het probleem nog niet hebben opgelost?
Demonstraties voor en tegen abortus zijn van alle tijden. Demonstraties van groeperingen die tegen abortus zijn, vinden ook plaats in de nabije omgeving van een abortuskliniek. Als een ongewenst zwangere vrouw een abortuskliniek bezoekt en zij aangesproken wordt door demonstranten, kan dit zeker intimiderend overkomen.
Vanuit de Tweede Kamer zijn over dit onderwerp meermaals vragen gesteld aan mijn ambtsvoorganger. In eerdere commissiebrieven en de beantwoording van Kamervragen is aangegeven dat het op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) aan de burgemeester is om demonstraties bij abortusklinieken in goede banen te leiden.2, 3, 4, 5, 6, 7 Omdat de vrijheid van demonstreren en de vrijheid van meningsuiting fundamentele grondrechten zijn, is het uitgangspunt dat de burgemeester zich zoveel mogelijk moet inspannen om demonstraties te faciliteren en te beschermen. Het uitgangspunt daarbij is ook dat de lokale overheid haar best moet doen een protest toe te staan daar waar de doelgroep dat protest kan horen en zien.
Uit mijn recente uitvraag (mei 2022) bij gemeenten blijkt niet dat er een toename is van demonstraties bij abortusklinieken. In veel gemeenten worden voorschriften opgelegd aan demonstranten. Het gaat dan meestal om het aanwijzen van een specifieke plek waar demonstranten mogen staan, op enige afstand van de kliniek. Onlangs is in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een onderzoek naar demonstratie en vergaderingsrechtelijke vraagstukken uitgevoerd.8 In dit onderzoek worden ook voorbeelden van lokale maatregelen bij abortusklinieken besproken. Uit het onderzoek blijkt dat de situaties rond demonstraties bij abortusklinieken erg complex zijn, met sterk verdeelde meningen en tegenovergestelde belangen en rechten.
Wat vindt u van het feit dat deze demonstraties nu al jarenlang plaatsvinden en dat lokale maatregelen de negatieve gevolgen voor vrouwen nog niet of onvoldoende hebben weggenomen?
Demonstreren mag, maar het intimideren van mensen die bij een abortuskliniek komen met een belangrijke hulpvraag, is niet toegestaan. Ik keur dat ten zeerste af. Als een vrouw een abortuskliniek bezoekt, staat zij voor een besluit dat een grote impact kan hebben. Ik kan mij goed voorstellen dat deze vrouwen en hun partners of naasten graag in rust de kliniek binnengaan. Zij zullen daarbij geen behoefte hebben aan ongevraagd advies, laat staan aan misleidende boodschappen van individuele demonstranten.
De inhoud van een demonstratie mag voor de overheid echter nooit een reden zijn om beperkingen op te leggen of een verbod af te kondigen. Ook meningsuitingen die choqueren of als storend worden ervaren verdienen bescherming. Volgens de Grondwet heeft in Nederland niemand voorafgaand toestemming nodig om gedachten en gevoelens te openbaren, dat zou neerkomen op censuur. De burgemeester kan daarom geen beperkingen opleggen op basis van de inhoud van een demonstratie of een meningsuiting. Op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) kan de burgemeester wel op een aantal andere niet-inhoudelijke gronden beperkingen stellen, aanwijzingen geven of in het uiterste geval een demonstratie verbieden of beëindigen. In 2021 is een expertmeeting door de VNG georganiseerd, waarna er een factsheet9 gepubliceerd is met enkele adviezen die gemeenten in de praktijk kunnen toepassen.
Ik heb van gemeenten en abortusklinieken niet gehoord dat zich nieuwe ontwikkelingen of problemen voordoen. Indien getroffen maatregelen binnen een gemeente niet zouden voldoen, is het aan de gemeenteraad om de burgemeester om verantwoording te vragen. Het treffen van maatregelen is dus een lokale aangelegenheid, en het is aan de politie en het Openbaar Ministerie (OM) om te handhaven. Eerder hebben gemeenten laten weten binnen de mogelijkheden van de Wom voldoende ruimte te hebben om demonstraties in goede banen te leiden. Ik blijf uiteraard in contact met gemeenten. Ook ga ik, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, graag in gesprek met abortusklinieken en het NGvA, onder andere om te horen of er gevallen zijn waarin (nog) geen passende oplossingen zijn gevonden. Als daar aanleiding toe is, zal ik in overleg treden met mijn collega’s van het Ministerie van BZK en het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV).
Deelt u de mening dat iedere dag dat vrouwen door demonstranten misleid worden door feitelijk onjuiste informatie, en emotioneel belast worden door meningen en kwalificaties waar zij niet op zitten te wachten, een dag te veel is?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het ongewenst is dat elke gemeente zijn eigen regels erop nahoudt, omdat daardoor de ene gemeente wel een bufferzone hanteert en de andere gemeente niet?
Nee. Demonstraties, waaronder dus ook anti-abortus demonstraties, kunnen niet allemaal op één lijn worden gesteld. Het is aan de burgemeester om te beoordelen of maatregelen of voorschriften bij een demonstratie noodzakelijk en gerechtvaardigd zijn. De burgemeester maakt die beoordeling op basis van de relevante feiten en plaatselijke omstandigheden. Dat betekent dat er verschillen kunnen zijn tussen gemeenten en tussen de voorschriften die gemeenten stellen aan demonstraties. Uit mijn uitvraag bij gemeenten blijkt bijvoorbeeld dat de lokale ruimtelijke ordening implicaties heeft voor de voorschriften. Onder meer de beperkte ruimte rondom een kliniek kan voor de burgemeester meespelen bij de overweging om demonstranten bijvoorbeeld een demonstratievak toe te wijzen aan de overkant van de straat. Daarbij geldt dat het kader voor eventuele voorschriften, de Wom, in iedere gemeente gelijk is.
Wat vindt u ervan dat in die gemeentes die een bufferzone kennen, onvoldoende wordt gehandhaafd zodat vrouwen alsnog lastig worden gevallen? Welke acties gaat u daarop ondernemen?
Zoals mijn voorganger eerder aan uw Kamer heeft laten weten10, is het strafbaar om een niet vooraf aangemelde of een door de burgemeester verboden demonstratie te houden en om te handelen in strijd met een door de burgemeester voor een demonstratie gesteld(e) voorschrift, beperking, aanwijzing of opdracht (artikel 11 Wom). Ook stellen diverse algemene plaatselijke verordeningen (APV’s) het strafbaar om zich hinderlijk te gedragen, personen lastig te vallen of zich onnodig op te dringen. Iedereen die kennis heeft van een (vermeend) strafbaar feit kan aangifte doen bij de politie. De politie, het OM en uiteindelijk de strafrechter zullen van geval tot geval moeten beoordelen of een concrete gedraging strafbaar is. Ik zal in mijn gesprek met abortusklinieken en het NGvA vragen naar de ervaringen met (vermeende) strafbare feiten en lokale handhaving. Het demonstratierecht is geen vrijbrief voor wetsovertredingen. Bij het uitoefenen van het demonstratierecht dient het demonstratiekarakter en daarmee de collectieve meningsuiting voorop te staan. De wijze van handhaving in concrete situaties en de daarbij in te zetten middelen is maatwerk en wordt lokaal bepaald. Het lokale gezag heeft beoordelingsruimte bij handhaving.
Wat vindt u van het landelijk demonstratieverbod bij abortusklinieken dat Spanje kent? Welke voordelen en nadelen ziet u daarin voor Nederland?
Het demonstratierecht en de vrijheid van meningsuiting zijn niet alleen op nationaal niveau, maar ook internationaal stevig verankerd, zoals in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Andere (ons omringende) landen, waaronder Spanje, zijn daarmee ook internationaalrechtelijk gebonden aan de vergaande bescherming die het demonstratierecht en het recht op vrije meningsuiting genieten. Daaruit vloeit onder meer voort dat de overheid haar best moet doen een protest toe te staan daar waar de doelgroep dit kan horen en zien. Deze bescherming geldt ook voor protesten of betogingen waarbij beledigende, verwerpelijke of zelfs choquerende uitingen worden gedaan. Voor het overige geldt dat andere landen binnen de bandbreedte van het internationale recht de vrijheid hebben om eigen keuzes te maken die aansluiten bij hun eigen rechtscultuur. Die keuzes zijn soms (sterk) historisch bepaald en niet zomaar te vergelijken met of te kopiëren naar een ander land.
Hoe wilt u de problemen die de demonstranten veroorzaken voor vrouwen oplossen? Waarom denkt u dat het voortzetten van het beleid van uw voorganger, dat op veel plekken niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, nu wél tot het gewenste resultaat zal leiden?
Zie het antwoord op vraag 3 en 4.
Kunt u deze vragen uiterlijk op uiterlijk 1 juni 2022 beantwoorden, zodat de Kamer de antwoorden kan betrekken bij het commissiedebat Medische ethiek?
Ja.
Het recht op abortus in Polen |
|
Jan Paternotte (D66), Lilianne Ploumen (PvdA), Corinne Ellemeet (GL) |
|
Kuipers , Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht in de Guardian1 waaruit blijkt dat de eerste vrouwen in Polen nu worden vervolgd voor (het assisteren bij) abortus?
Ja.
Bent u bekend met het bericht uit Euronews2 van 26 januari jl. over twee Poolse vrouwen die het leven hebben moeten laten door het verbod op abortus aldaar?3
Ja.
Wat kunt u in Nederland betekenen voor vrouwen in Polen die hun zwangerschap willen afbreken?
Vrouwen uit het buitenland, waaronder Poolse vrouwen, kunnen in Nederland een behandeling in een abortuskliniek ondergaan. Dit is echter geen recht en de Nederlandse staat biedt deze individuele vrouwen geen financiële ondersteuning. Wel maakt Nederland zich sterk voor het bereikbaar en toegankelijk houden van abortushulpverlening. Elk jaar maken ruim 3000 vrouwen, niet woonachtig in Nederland, hiervan gebruik. In 2020 betrof het 308 vrouwen uit Polen. De Nederlandse Zorgautoriteit stelt jaarlijks maximumtarieven vast voor abortusbehandelingen voor vrouwen die niet op grond van de Wet langdurige zorg verzekerd zijn. Afhankelijk van het soort behandeling gaat het om ca. 435 – 1.185 euro. De klinieken kunnen hier flexibel mee omgaan, en een lager tarief vragen als een vrouw het maximumtarief niet kan betalen. Van deze mogelijkheid maken de klinieken in praktijk ook gebruik.
Welke mogelijkheden zijn er om Poolse vrouwen die een abortus willen actief naar Nederland te halen voor een veilige en zorgvuldige abortus?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met het bericht van Euronews4 dat vrouwenrechtenactivisten worden opgepakt in Polen?
Ja.
Hoe kan de Nederlandse overheid de Poolse vrouwenrechtenactivisten bijstaan?
Het bevorderen van gelijke rechten voor vrouwen en meisjes is een van de prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Om deze beleidsprioriteit te ondersteunen worden via het Mensenrechtenfonds mensenrechtenorganisaties wereldwijd, waaronder in Polen, gefinancierd. Komende jaren zal, conform de motie van het lid Sjoerdsma over inzet van het Mensenrechtenfonds voor gelijke rechten voor LHBTI en vrouwen en andere kwetsbare groepen in de periode 2022–2027 in Europa, deze inzet vanuit het Mensenrechtenfonds ook in Polen worden voortgezet en waar mogelijk geïntensiveerd, inclusief op het terrein van informatievoorziening over en pleitbezorging voor toegang tot veilige abortus. Over dit onderwerp is ook met uw Kamer gesproken tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken op 18 november 2021. Daarbij moet worden vermeld dat het fonds niet ter ondersteuning van abortusdiensten voor individuen kan worden ingezet, enkel ter ondersteuning van organisaties die zich inzetten voor toegang tot en informatie over veilige abortus.
Ook financiert Nederland middels een ongeoormerkte bijdrage de International Planned Parenthood Federation (IPPF), dat zich wereldwijd inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. In Polen organiseert de IPPF een netwerk van o.a. abortusactivisten en mensenrechtenorganisaties om de situatie van vrouwen in Polen te verbeteren en de effecten van de aangescherpte abortuswetgeving onder de aandacht te brengen van bijvoorbeeld parlementariërs, Europese instanties en de media.
Gezondheidszorg is een competentie van de lidstaten, maar binnen de EU kaders blijft Nederland het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), inclusief veilige en legale abortus, actief uitdragen.
Bent u zich ervan bewust dat vrouwen in Polen nu geen toegang meer hebben tot abortus?5
Ja. Het kabinet maakt zich zorgen over die toenemende regressieve druk op vrouwenrechten en SRGR, waaronder toegang tot veilige abortus, in Polen.
Door de uitspraak van het Pools Constitutioneel Tribunaal van 22 oktober 2020 is toegang tot legale en veilige abortus in Polen verder ingeperkt. Vrouwen in Polen komen alleen in aanmerking voor een abortus als de moeder in levensgevaar is of als de zwangerschap het resultaat is van verkrachting of incest.
Heeft u ook kennisgenomen van het bericht uit The Quint6 over het gebruik van seksueel geweld door Russische troepen als oorlogsmiddel, en dat gevluchte slachtoffers hiervan dus ook geen toegang hebben tot abortus in Polen?
Ja. Vrouwen in Polen komen alleen in aanmerking voor een abortus als de moeder in levensgevaar is of als de zwangerschap het resultaat is van verkrachting of incest. Wat dit precies betekent voor gevluchte vrouwen uit Oekraïne die een abortus zouden willen ondergaan, is momenteel onderdeel van bespreking in Polen.
Bent u bereid om samen te werken met Poolse pro-abortus groepen om vluchtelingen in Polen die toegang tot abortus nodig hebben te identificeren en hen de mogelijkheid te bieden om deze zorg in Nederland te verkrijgen?
Zoals ook aangegeven tijdens het plenair debat d.d. 10 maart 2022 (voortzetting) inzake het voorstel van wet van de leden Ellemeet, Ploumen, Paternotte en Van Wijngaarden tot wijziging van de Wet afbreking zwangerschap alsmede enkele andere wetten in verband met de legale medicamenteuze afbreking van de zwangerschap via de huisarts (34 891), geeft de Minister van VWS de garantie voor toegankelijkheid van abortuszorg, wanneer dat nodig is, voor vrouwen uit Oekraïne die naar Nederland komen. Zie ook de beantwoording op de vragen 3 en 4. De Nederlandse staat biedt geen faciliterende steun aan vrouwen uit het buitenland om naar Nederland te komen om een abortus te ondergaan.
Bent u bereid om abortus voor deze vluchtelingen uit Oekraïne te realiseren?
Zie antwoord vraag 9.
De eigen bijdragen voor haarwerken |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met het onderzoek «Eigen betalingen voor hulpmiddelengebruikers» van Nivel uit juli 2021?1
Ja, dit onderzoek is op verzoek van mijn ambtsvoorganger uitgevoerd en is op 17 september 2021 met uw Kamer gedeeld.2
Hoe weegt u de conclusie dat 56% van de gebruikers van haarwerken meer heeft betaald dan de vergoeding voor een haarwerk?
Vanuit de basisverzekering is er bij medische indicatie een maximale vergoeding voor een haarwerk van 457,50 euro in 2022 (452 euro in 2021). Indien de aanschaffingskosten van haarwerk meer is dan 457,50 euro, dan bedraagt de eigen bijdrage het verschil tussen de aanschaffingskosten en de maximale vergoeding. Er is dus geen maximale eigen bijdrage voor een pruik en de eigen bijdrage is afhankelijk van de prijs van het gekozen haarwerk. Het is mogelijk om boven de maximale vergoeding uit de basisverzekering nog een vergoeding te ontvangen voor een haarwerk vanuit de aanvullende verzekering. Of sprake is van een vergoeding vanuit de aanvullende verzekering en de hoogte van de aanvullende vergoeding is afhankelijk van de specifieke aanvullende verzekering.
Het doel van het onderzoek van Nivel «Eigen betalingen voor hulpmiddelgebruikers» was om meer inzicht te krijgen in de kosten die hulpmiddelgebruikers maken voor hun hulpmiddelen en andere zorgvragen en in de problemen die mensen daarbij ondervinden voor hun hulpmiddelgebruik. Hierbij is gekeken naar de kosten van 3.120 hulpmiddelengebruikers. Van deze respondenten waren er 30 mensen die een haarwerk hebben aangeschaft. Ruim de helft van de hulpmiddelgebruikers met een haarwerk (53,3%) geeft aan een eigen betalingen te hebben gedaan. Van de mensen die een eigen betaling hebben gedaan voor een haarwerk is de mediaan 466 euro en loopt de eigen betaling uiteen tussen de 120 euro en 600 euro. De andere helft van de mensen met een haarwerk hebben geen eigen betaling gedaan. Het onderzoek geeft geen informatie over wie niet de maximale vergoeding nodig had voor de aankopen van een haarwerk en wie geen bijbetaling had omdat zij aanspraak konden maken op een hogere vergoeding vanuit hun aanvullende verzekering. Circa de helft van de mensen heeft een haarwerk aangeschaft zonder eigen betaling en bij de mensen waar sprake was van een eigen betaling is de mediaan 466 euro. Er is dus geen sprake van een gemiddelde bijbetaling van 466 euro bij een haarwerk. Wel is bij een deel van de mensen sprake van een aanzienlijke bijbetaling. Deze bijbetaling is afhankelijk van de prijs van het gekozen haarwerk.
Wat vindt u ervan dat mensen die een haarwerk nodig hebben, gemiddeld 466 euro moeten bijbetalen met uitschieters tot 1.600 euro?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de gemiddelde kosten voor een haarwerk met blond, donker en kroeshaar, voor zowel mannen als vrouwen?
Het is lastig om in zijn algemeenheid iets te zeggen over de prijzen van haarwerken. De Alopecia-vereniging heeft eerder een inventarisatie gemaakt, en volgens hen zijn confectiehaarwerken met synthetisch haar verkrijgbaar vanaf 300 euro.
Via internet zijn nog goedkopere haarwerken te koop. Uit de verkenning van de Alopecia-vereniging bleek verder dat een maathaarwerk met echt haar of gepatenteerd synthetisch haar verkrijgbaar zijn voor 1.250 euro tot 1.500 euro. Tot slot kwam de vereniging tot de conclusie dat de duurdere zaken bedragen vragen tot circa 4.000 euro, waarbij aangetekend wordt dat de hoogte van de aanschafprijs geen garantie is voor een beter passend haarwerk. De prijsverschillen tussen haarwerken zijn dus groot. Mensen kunnen zelf de afweging maken of ze willen bijbetalen (en hoeveel) voor een haarwerk van een hogere kwaliteit.
Klopt het dat mannen met alopecia geen haarwerk vergoed krijgen? Zo ja, waarom krijgen zij dat niet vergoed? Begrijpt u dat dit vooral voor jonge mannen problematisch kan zijn?
Het klopt dat de zorgverzekeringswet geen vergoeding kent voor mannen die een haarwerk willen vanwege «klassieke mannelijke kaalheid». Om in aanmerking te komen voor een vergoeding moet sprake zijn van een medische indicatie. Klassieke mannelijke kaalheid wordt niet beschouwt als een medische aandoening. Deze vorm van kaalhoofdigheid is het gevolg van het normale verouderingsproces. Een man kan in geval van een medische aandoening of als sprake is van behandeling van medische aard wel aanspraak maken op een pruik of haarwerk, als hij daar redelijkerwijs op aangewezen is. Dit geldt bijvoorbeeld in het geval van verminking als gevolg van brandwonden.
Ik ben ermee bekend dat sommige mannen hun «klassieke mannelijke kaalheid» als problematisch ervaren. Als zij besluiten om een haarwerk te gaan dragen of behandeling te ondergaan, dan is dat een keuze op basis van cosmetische gronden en is daarmee voor eigen rekening.
Welke mogelijkheden zijn er om de vergoedingen voor haarwerken afhankelijk te maken van kosten in plaats van te werken met een maximumbedrag van 443 euro? Wat zijn daar de effecten van?
De systematiek van vergoeding zou het mogelijk kunnen maken om haarwerken, net zoals andere hulpmiddelen, volledig te vergoeden. Uit doelmatigheids-overwegingen is voor haarwerken gekozen om een eigen bijdrage te vragen, en in 2022 is de maximale vergoeding 457,50 euro. Als dit principe wordt losgelaten zal dat leiden tot hogere uitgaven aan haarwerken, maar leidt dat ook tot de vraag in hoeverre een bijbetaling op andere hulpmiddelen gerechtvaardigd is. In alle gevallen zal het een effect hebben op de hoogte van de premie.
Het onderzoek van Nivel laat zien dat de prijsverschillen tussen haarwerken groot zijn. Het is buitengewoon lastig om vast te stellen of de keuze voor duurdere haarwerken voortvloeit uit noodzakelijke of cosmetische overwegingen. De maximale vergoeding in 2022 bedraagt 457,50 euro. Ik acht deze vergoeding voor nu voldoende zodat verzekerden een haarwerk kunnen kiezen die vanuit de medisch noodzakelijke criteria nodig is. Indien een vrouw daarnaast aanvullende cosmetische eisen heeft voor een haarwerk, bijvoorbeeld de lengte van het haar, dan kan zij middels een bijbetaling kiezen voor een duurder haarwerk.
Waarom is gekozen om te werken met een maximumbedrag voor haarwerken en niet voor een bepaald percentage of volledige vergoeding op basis van de kosten?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u de vergoeding voor een haarwerk nog toereikend? Zo ja, hoe verwacht u dat sommige mensen zomaar 1.600 euro kunnen bijleggen voor een haarwerk? Zo nee, welke stappen bent u bereid te zetten om de vergoeding voor haarwerken te verbeteren?
Ik ben niet voornemens om de maximale vergoeding voor een haarwerk te herzien. Ik constateer dat de prijsverschillen tussen haarwerken groot zijn en ik heb op dit moment geen aanwijzingen dat de keuze voor duurdere haarwerken uitsluitend gebaseerd is op medisch noodzakelijk gronden. Daarnaast hoeft een passend haarwerk niet altijd gepaard te gaan hoge aanschafprijs, ook niet als daar cosmetische overwegingen een rol bij spelen.
Tevens blijkt uit het NIVEL-onderzoek dat bijna de helft van de ondervraagde mensen geen eigen bijdrage voor een haarwerk heeft betaald. De andere helft van de ondervraagde mensen doen wel een bijbetaling voor een haarwerk, in het onderzoek is de mediaan 466 euro. Een bijbetaling van 1.600 euro voor een haarwerk is uitzonderlijk en ik verwacht niet dat iedereen dat wil én kan bijleggen. Ik zie geen medisch noodzakelijke gronden om de vergoeding voor haarwerken te vergroten, en vind het vanuit doelmatigheidsoverwegingen ook niet verstandig om alle haarwerken uit de basisverzekering te vergoeden of de maximale vergoeding substantieel te verhogen.
De Rijswijkse moordzaak |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de podcastserie van NRC-journalist Anna Korterink naar de toedracht rond de gewelddadige moord op drie leden van een amateurmuziekband op 7 maart 1985 te Rijswijk?1
Ja, ik heb hiervan kennis genomen.
Wat vindt u van de veronderstelling dat hier sprake zou kunnen zijn van vergismoorden, omdat de Bevrijdingsraad voor Suriname en de uitgevers van de Weekkrant Suriname die ook in hetzelfde pand gevestigd waren, bekend stonden als tegenstanders van het Surinaamse regime van Desi Bouterse?
Door het onderzoeksteam in deze zaak zijn destijds verschillende scenario’s onderzocht, waaronder de mogelijkheid van vergismoorden.
Wat is uw algemene oordeel over de wijze waarop destijds onderzoek is gedaan naar deze moord? En waarom geldt na al die tijd nog steeds geheimhouding?
Als Minister geef ik geen oordeel over het onderzoek dat destijds is verricht. Van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) heb ik vernomen dat de zaak toentertijd is onderzocht door een recherchebijstandsteam van zo’n 20 rechercheurs. Volgens het OM hebben zij alle in verband met dit zeer ernstige misdrijf verkregen informatie onderzocht en in dat kader verschillende scenario’s bekeken. Het onderzoek is uiteindelijk beëindigd omdat er geen aanknopingspunten meer waren of werden gezien om op door te rechercheren.
Nu het een niet-opgehelderde zaak betreft die nog onder de aandacht is van het cold caseteam van politie Den Haag, is er – met het oog op de belangen van opsporing en de privacy van slachtoffers en nabestaanden – geen aanleiding om onderzoeksgegevens openbaar te maken.
Waarom is destijds besloten om het onderzoek naar deze drievoudige moordzaak te sluiten? In hoeverre is deze beslissing beïnvloed door de mogelijke link met het toenmalige Surinaamse regime?
Het onderzoek is beëindigd omdat het geen verdere aanknopingspunten meer bevatte om op door te rechercheren. Uit de ter beschikking staande informatie is niet gebleken dat er andere redenen waren om het onderzoek te beëindigen.
Welke initiatieven zijn tot nu toe ondernomen in de richting van het herdenken van de slachtoffers van deze moorden en contact met nabestaanden?
Voor zover bekend zijn hier vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid toentertijd geen initiatieven voor ontplooid. Daarbij moet ik opmerken dat het achterhalen van mogelijke activiteiten ook wordt bemoeilijkt door het grote tijdsverloop sinds deze vreselijke gebeurtenis in 1985.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid ondersteunt wel de organisatie van lotgenotencontact via Slachtofferhulp Nederland (SHN) en staat daarnaast in nauw contact met lotgenotenorganisaties zoals de Federatie voor Nabestaanden van Geweldsslachtoffers (FNG). De FNG organiseert meerdere herdenkingsbijeenkomsten per jaar waar nabestaanden samen hun dierbaren kunnen herdenken. Indien daar behoefte aan bestaat kunnen de nabestaanden van deze gebeurtenis in contact worden gebracht met genoemde organisaties.
Bent u het eens met de stelling dat er door deze podcastserie voldoende aanleiding bestaat om het justitiële onderzoek naar de ware toedracht van deze afschuwelijke moorden te heropenen en te onderzoeken of er nog strafrechtelijke vervolgstappen mogelijk zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u hiervoor?
Het doen van nader onderzoek naar deze moorden is op zich mogelijk, maar heeft niet de hoogste prioriteit van het cold caseteam van de politie, nu deze feiten inmiddels verjaard zijn. Strafrechtelijke vervolgstappen behoren derhalve niet meer tot de mogelijkheden.
Capaciteit en bereidheid van Nederland voor de opvang van eventuele vluchtelingen uit Oekraïne |
|
Suzanne Kröger (GL), Corinne Ellemeet (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Deelt u de mening dat vluchtelingen recht hebben op een veilige plek in de EU, ondanks dat Premier Rutte niet heeft willen toezeggen dat Nederland extra vluchtelingen uit Oekraïne gaat opvangen tijdens de persconferentie op 24 februari? Zo ja, hoeveel vluchtelingen bent u voornemens over te nemen van de EU-lidstaten die vermoedelijk als eerste geconfronteerd zullen worden met vluchtelingenstromen vanuit Oekraïne?
Het kabinet acht het van groot belang dat de Europese Unie (EU) eensgezind optreedt, zeker als het gaat om het ontvangen van mensen die het conflict in Oekraïne ontvluchten. Dit draagt het kabinet ook uit op Europees niveau.
In de EU is zeer eensgezind gereageerd om de getroffen Oekraïners een veilige haven te bieden. Ondersteuning en bescherming van mensen die het conflict ontvluchten is prioriteit. Voor het bevorderen van snelle politieke besluitvorming en informatiedeling tussen lidstaten werd tijdens de JBZ-raad van 27 februari het Integrated Political Crisis Mechanism (IPCR) door het voorzitterschap geactiveerd, en op 28 februari vond de eerste besluitvorming plaats.
Al voorafgaand aan de Russische inval bereidden de lidstaten aan de grenzen met Oekraïne, de Commissie en haar Agentschappen noodplannen voor. De EU heeft een aantal instrumenten tot haar beschikking die snel ingezet kunnen worden voor o.a. het delen van informatie, het coördineren van noodhulp en het coördineren van steunverzoeken aan het EU Civil Protection Mechanism (UCPM), het EU Asiel Agentschap (EUAA) en Frontex. Deze mechanismes zijn momenteel actief en hier kan gebruik van worden gemaakt door EU-lidstaten die worden geconfronteerd met de vluchtelingenstroom.
Het kabinet heeft veel waardering voor de manier waarop in buurlanden Oekraïners momenteel worden opgevangen. Ook Nederland wil voorzien in een veilig en ruimhartig tijdelijk verblijf. Het kabinet ontvang inmiddels de eerste berichten dat omringende landen aan de grens van hun opvangcapaciteit zitten, waaronder Moldavië. Daar wordt in Brusselse gremia over gesproken, o.a. in het solidariteitsplatform gecoördineerd door de Commissie.
Klopt de suggestie die werd gewekt vorige week dat er een gebrek aan opvangcapaciteit was, waardoor er geen vlucht met Afghaanse evacués naar Nederland kon komen? Kunt u aangeven hoeveel plekken er op dit moment bij het COA beschikbaar zijn? Wordt er nu al gewerkt aan het ophogen van de capaciteit? Zo ja, met hoeveel extra vluchtelingen wordt rekening gehouden? Welke andere acties heeft het kabinet de afgelopen week getroffen in voorbereiding op een vluchtelingenstroom?
De suggestie dat Afghaanse evacués niet naar Nederland worden overgebracht als gevolg van de beperkte opvangcapaciteit in Nederland is onjuist. Er zijn met twee chartervluchten op respectievelijk 1 maart en 9 maart jl. bijna 350 personen naar Nederland overgebracht. Daarnaast gaan de overbrengingen van kleinere groepen (20–30 personen) ook door. Na aankomst in Nederland wordt de meeste van hen ondergebracht in opvanglocaties van het COA. Inwoners van Oekraïne kunnen op basis van een visum of visumvrij in Nederland verblijven en hoeven zich dan ook niet tot de asielopvang van het COA te wenden voor opvang. In de eerste fase waar we nu in zitten zijn de eerste onmiddellijke opvangplekken gerealiseerd waar Oekraïense vluchtelingen kunnen worden opgevangen, o.a. in de gemeente Amsterdam en Legerkamp Harskamp. Ook met andere gemeenten wordt gesproken om op korte termijn opvanglocaties te realiseren voor de groep Oekraïense vluchtelingen.
De verwachting is evenwel dat de komende weken en maanden veel meer vluchtelingen vanuit Oekraïne naar Nederland kunnen komen. De mate waarin deze tweede fase zich aandient is onvoorspelbaar. Dit hangt in grote mate af van de duur en intensiteit van de oorlog.
Desalniettemin, is het zaak dat Nederland zich opmaakt voor grootschalige opvang van vluchtelingen uit Oekraïne. Op 7 maart jl.1 hebben de veiligheidsregio’s de opdracht gekregen om in de eerste fase, samen met gemeenten, de realisatie van minimaal 1.000 opvangplekken binnen twee weken per veiligheidsregio te coördineren. Daarnaast werken zij aan nogmaals 1.000 opvangplekken extra per veiligheidsregio in de periode daarna. Over de aanpak opvang vluchtelingen uit Oekraïne is uw Kamer eveneens nader geïnformeerd per brief op 17 maart jl.
In hoeverre heeft u tijdens de afgelopen Raad Buitenlandse Zaken de voorbereiding voor een Europees noodplan voor de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne aangekaart?
In de Raad Buitenlandse Zaken wordt wel gesproken over de Russische agressie tegen Oekraïne, maar minder specifiek over de opvang van vluchtelingen. Dit onderwerp is belegd bij de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-raad). Tijdens de extra ingelaste JBZ-Raad van 27 februari is bijvoorbeeld gesproken over noodhulp, opvang en solidariteit. Daar heeft Nederland bepleit dat er een Europa verenigd en solidair moet optreden om diegenen die het conflict te ontvluchten een veilige haven te bieden. Uw Kamer is hierover geïnformeerd middels het verslag van de ingelaste JBZ-Raad van 28 februari jl. Europese plannen voor de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne stonden eveneens ter bespreking tijdens de JBZ-Raad van 3 en 4 maart. Hier werd een politiek akkoord bereikt over de activering van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De betreffende richtlijn omschrijft een uitzonderlijke procedure om onverwijld tijdelijke bescherming te bieden aan ontheemden die vluchten voor oorlog en geweld. Voor een terugkoppeling van deze bespreking verwijs ik u naar het verslag van de Raad van 3 en 4 maart.2
Bent u het ermee eens dat de opvang van mogelijke Oekraïense vluchtelingen niet enkel door de EU-landen aan de grens met Oekraïne dient te worden gedragen, maar als gezamenlijke Europese verantwoordelijkheid moet worden gezien? Bent u bereid er in EU-verband voor te pleiten dat Richtlijn 2001/55/EG van de Raad betreffende «minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen» in werking dient te worden gesteld nu een vluchtelingenstroom uit Oekraine op gang komt, zodat zij direct tijdelijke bescherming kunnen verkrijgen en het asielsysteem niet onnodig vastloopt?
Het kabinet acht het van groot belang dat de Europese Unie eensgezind optreedt, ook wanneer het gaat om het ontvangen van mensen die het conflict in Oekraïne ontvluchten. Tijdens de JBZ-raad van 3 en 4 maart is besloten de Richtlijn Tijdelijke bescherming (2001/55/EG) te activeren. Voor meer informatie over het activeren van deze Richtlijn verwijs ik u naar het verslag van de Raad van 3 en 4 maart.3
Bent u bekend met de beschikbare opvangcapaciteit voor mogelijke vluchtelingen in EU-landen die grenzen aan Oekraïne? Bent u bereid bij te dragen aan de mogelijke opvang van Oekraïense vluchtelingen via relocatie, indien de opvangcapaciteit van landen aan de Europese buitengrenzen tekort schiet?
Het kabinet is van mening dat de EU solidair op moet treden: daar zet het kabinet zich ook voor in. Het kabinet ontvangt de eerste berichten dat omringende landen aan de grenzen van de opvangcapaciteit zitten. Daar wordt in Brusselse gremia over gesproken, o.a. in het solidariteitsplatform gecoördineerd door de Commissie. Voor nadere toelichting verwijst het kabinet u naar de Kamerbrief die u op 17 maart jl. toeging.
Endometriose |
|
Corinne Ellemeet (GL), Jesse Klaver (GL) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met het artikel «Endometriose moet ook in Nederland hoger op de agenda»?1
Ja.
Hoeveel vrouwen in Nederland hebben endometriose?
Hoe vaak endometriose voorkomt in niet exact bekend (mede omdat maar een klein deel van de vrouwen met endometriose daadwerkelijk in zorg is). Er wordt geschat dat ongeveer 10% van de vrouwen endometriose heeft.
De cijfers hierover verschillen echter in de literatuur ((ESHRE richtlijn) tussen de 2 tot 10% binnen de algemene vrouwelijke populatie tot 50% bij vrouwen met vruchtbaarheidsproblemen.
Welke behandelingen zijn er voor vrouwen met endometriose?
De behandeling van endometriose kan op verschillende manieren plaatsvinden en is per patiënt zeer verschillend (pijnstilling, hormoonbehandeling, operatie en multidisciplinaire behandelingen). Multidisciplinaire behandelingen vinden plaats door bijvoorbeeld psycholoog, diëtiste, pijnspecialist, (bekkenbodem)fysiotherapeut, uroloog etc. Over het algemeen wordt in nauw overleg met patiënt en behandelaar een passend behandelplan besproken en uitgevoerd. Informatie hierover is te vinden op Thuisarts.nl, de website van de endometriose stichting en de patiëntenwebsite van de beroepsvereniging Nederlandse Vereniging van Gynaecologie en Obstetrie (NVOG).
Wat zijn de gevolgen voor vrouwen, zowel in hun persoonlijke leven als voor hun behandelopties, van het feit dat het zeven jaar duurt voordat een diagnose wordt gesteld?
De gevolgen voor vrouwen zijn afhankelijk van de ernst van de endometriose, de klachten en de behandeling. Endometriose is een chronische aandoening waarbij met behandeling van medicijnen of een operatie de aandoening redelijk onder controle gekregen kan worden, echter bij ernstige vormen van endometriose is dat een stuk lastiger. De impact van de ziekte is per persoon erg verschillend. Vroege diagnose van endometriose is belangrijk en wordt geassocieerd met minder uitgebreide ziekte en betere klinische uitkomsten (zie vraag 6).
Wat is de diagnosetijd van endometriose in andere landen in Europa?
In de internationale richtlijn endometriose (ESHRE richtlijn) wordt gesproken over een delay van start symptomen tot diagnose tussen de 8–12 jaar2.
Welke stappen wilt u zetten om meer bekendheid over endometriose bij vrouwen en artsen te genereren?
Endometriose moet meer bekendheid en aandacht krijgen, zowel voor patiënten maar ook zeker voor zorgverleners. De link met endometriose en buikpijnklachten zou sneller gelegd kunnen worden door zorgverleners en meer aandacht voor de veelzijdigheid van symptomen die bij endometriose passen zouden sneller herkend moeten worden. Binnen de opleidingen zou dan ook meer aandacht kunnen worden besteed aan dit onderwerp en ook bij nascholing is dit een belangrijk thema. De inhoud van de zorgopleidingen – vallend onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van OCW – wordt bepaald door onderwijs en werkveld samen. De inhoud van de medische vervolgopleidingen – waar VWS verantwoordelijk voor is voor wat betreft de bekostiging – wordt bepaald door de beroepsverenigingen. Voor de klinische richtlijnen zowel in 1e als in 2e lijn zijn de professionele beroepsgroepen en wetenschappelijke verenigingen zelf verantwoordelijk. Daarnaast is het goed dat er in tijdschriften zoals huisarts en wetenschap, medisch contact en het Nederlands tijdschrift voor geneeskunde meer aandacht komt voor endometriose. Dit is behulpzaam om de awareness te doen toenemen. Deze tijdschriften worden veel gelezen en hebben in de afgelopen jaren vele artikelen gepubliceerd over het diagnostisch delay en de veelheid aan symptomen die kunnen optreden als gevolg van endometriose. Ik vind het belangrijk dat vrouwen goede informatie kunnen vinden die behulpzaam zijn in de aanpak van endometriose. Ik verwijs hiervoor naar Thuisarts.nl. Voor de informatie op thuisarts.nl worden de wetenschappelijke richtlijnen gebruikt.
Zoals toegezegd tijdens het Kamerdebat over de initiatiefnota «de noodzaak van gendersensitieve zorg – ongelijke behandeling is betere zorg» zal ik bij betrokken organisaties aandacht vragen voor het vraagstuk gendersensitieve zorg en in dit licht ook de bekendheid die door betrokkenen kan worden gegeven aan endometriose.
Deelt u de mening dat endometriose deel moet zijn van voorlichting over seksuele gezondheid?
Partijen die betrokken zijn bij de voorlichting over seksuele gezondheid zijn vrij om zelf te kiezen welke informatie zij aanbieden en maken hun eigen afwegingen daarbij. Ik ben blij om te constateren dat via verschillende kanalen informatie over endometriose te vinden is. Zo staat bijvoorbeeld op de website van de Endometriose Stichting veel informatie voor patiënten en zorgverleners; www.endometriose.nl. Op het patiëntenplatform van de NVOG (Nederlands Vereniging van Obstetrie en Gynaecologie) staat tevens informatie over endometriose. Ook is er op thuisarts informatie over endometriose te vinden: Endometriose | Thuisarts.nl.
Jongeren, in dit geval jonge vrouwen, kunnen met vragen over seksualiteit en gezondheid ook terecht bij Sense.info via de website, chatfunctie of telefoon. Sense.info is een site die veel wordt bezocht door jongeren. Er is veel informatie vinden over menstruatie(welzijn). Deze informatie wordt door jongeren relatief vaak gezocht. Onlangs heeft Sense.info daarbij expliciet informatie over endometriose opgenomen (https://sense.info/nl/seks-abc/endometriose).
Bent u bereid om samen met de Gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD), Rutgers en de Endometriose Stichting te bezien hoe voorlichting over endometriose onderdeel kan worden van de scholingsprogramma’s over seksuele gezondheid op middelbare scholen?
Scholen in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs zijn op grond van het kerndoelonderdeel seksualiteit en seksuele diversiteit verplicht om in hun lesaanbod aandacht te besteden aan seksuele vorming en gezondheid, relaties en seksuele diversiteit. Scholen zijn vrij om zelf te kiezen welke methoden of lespakketten ze hiervoor gebruiken. Binnen het thema seksuele gezondheid besteden diverse lesmethoden aandacht aan menstruatie(welzijn). Het lespakket van de Endometriosestichting is een aanbod dat scholen kunnen gebruiken als zij invulling willen geven aan een aspect van dit kerndoel. Ik zal contact opnemen met de GGD GHOR en Stichting Rutgers met de vraag of de beschikbare informatie die zij bieden over endometriose voldoende is en of er ruimte is om hier meer aandacht aan te besteden.
Welke stappen wilt u zetten om tot betere richtlijnen te komen voor endometriose, zodat diagnoses sneller worden gesteld en de aandoening effectiever wordt behandeld? Bent u bereid om hierover om tafel te gaan met de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) en de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) / het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)?
Beroepsgroepen zijn zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van het professionele kennissysteem. De beroepsvereniging (Nederlandse Vereniging Gynaecologie en Obstetrie) hanteert de internationale richtlijn (ESHRE) welke zeer actueel en uitgebreid is. Endometriose neemt ook een belangrijke plaats in binnen de onderzoeksprogrammering van de beroepsgroep van de gynaecologen (NVOG). Dit valt uit de kennisagenda 2020–2023
(https://www.nvog.nl/wp-content/uploads/2019/07/NVOG-kennisagenda-2020-2023_def.pdf) van de NVOG op te maken. Endometriose is één van 8 prioritaire onderwerpen voor wat de betreft pijler gynaecologie van NVOG én tevens één van de prioritaire onderwerpen van de pijler voortplantingsgeneeskunde van de NOVG.
De belangrijkste reden voor het diagnostisch delay is naar mijn mening niet zo zeer de hoeveelheid beschikbare kennis is, maar de mate waarin die kennis indaalt in de opleiding en nascholing (zie vraag 8). Ik ben bereid om met de NVOG en de LHV/NHG om de tafel te gaan om te zien welke stappen er gezet moeten gaan worden om sneller een diagnose te kunnen stellen.
Hoeveel geld is nu vanuit de overheid beschikbaar voor onderzoek naar endometriose?
Ik heb geen volledig overzicht van alle onderzoeken die er in Nederland lopen op gebied van endometriose. Via ZonMw worden er in verschillende programma’s onderzoeksgelden beschikbaar gesteld. Voor de universitair medische centra is de beschikbaarheidsbijdrage academische zorg beschikbaar om onderzoek te doen. Hoewel die onderzoeksmiddelen niet ziektespecifiek toegekend worden, is daarbinnen ruimte om ook vragen met betrekking tot endometriose op te pakken. Bij ZonMw zijn er bijv. vragen met betrekking tot endometriose opgepakt binnen het COVID-19 onderzoek3 en doelmatigheidsonderzoek4.
Bent u bereid om geld vrij te maken voor onderzoek naar endometriose en aan te sluiten bij de internationale onderzoekagenda? Zo ja, hoe en hoeveel? Zo nee, waarom niet?2
Zoals besproken in het nota overleg van 14 maart jl., zal ik ZonMW vragen in beeld te brengen op welke wijze er binnen de bestaande en toekomstige onderzoeksprogramma en daarvoor gereserveerde middelen meer aandacht kan komen voor gender en man- vrouw verschillen in onderzoek.
Bent u bereid om naar voorbeeld van de Franse president Macron een Nederlands actieplan voor endometriose op te stellen, waarbinnen tenminste aandacht is voor onderzoek naar oorzaken en behandelmethodes en voor het vergroten van bekendheid over de aandoeningen bij vrouwen en behandelaars?
Ik constateer dat endometriose goed in beeld is bij de verschillende beroepsgroepen als het gaat om het opstellen van hun kennisagenda. Endometriose moet meer bekendheid en aandacht krijgen, zowel voor patiënten maar ook zeker voor zorgverleners. Er is meer aandacht in de opleiding, nascholing en klinische richtlijnen nodig zowel in 1e als 2e lijn. Dit is aan de beroepsgroepen en de opleiding. Ik zal daar hier nadrukkelijk aandacht voor vragen als ik met hen in gesprek ga. Voor patiënten is betrouwbare informatie te vinden over endometriose. Bijvoorbeeld via thuisarts.nl, de website van de endometriose stichting en op het patiëntenplatform (degynaecoloog.nl) van de NVOG (Nederlandse Verenging van Obstetrie en Gynaecologie).
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het artikel ‘Een old boys-network: over de ‘zwijg- en angstcultuur’ bij Buitenlandse Zaken’ |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Daar waar u de eerste vrouw ooit op een van de hoogste ambtelijke functies op het departement, de directeur-generaal politieke zaken, had kunnen benoemen, hoe reflecteert u op uw beslissing in de afgelopen maand om uiteindelijk, na het allerlaatste «klikgesprek» met uzelf, toch te kiezen voor een man? Kunt u ingaan op de exacte reden om de mannelijke kandidaat te verkiezen? Heeft u actief uw best gedaan of de opdracht gegeven om, in het geval deze vrouw niet voldoende gekwalificeerd was volgens u, een andere vrouw te vinden voor deze positie? Bent u bereid om deze beslissing te herroepen, gezien de onrust die deze benoeming binnen het ministerie en in de samenleving teweeg heeft gebracht?
Over de afwegingen en conclusies binnen een selectieproces ten aanzien van medewerkers doe ik vanwege het personeelsvertrouwelijke karakter geen mededelingen. Zie in dit verband ook mijn antwoorden op de vragen van het lid Sjoerdsma (D66) over het bericht dat topfuncties op het Ministerie van Buitenlandse Zaken te vaak naar mannen gaan (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2238).
Wat is uw strategie om een cultuurverandering teweeg te brengen, met het oog op het gebrek aan diversiteit aan de top bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat al jaren voor discussie zorgt?
Ik heb mij altijd ingezet voor diversiteit en zal dat ook bij Buitenlandse Zaken blijven doen. Diversiteit is overigens al jaren een van de doelstellingen van het personeelsbeleid van het Ministerie. De Bestuursraad werkt hard aan diversiteit in alle lagen van de organisatie. Naar aanleiding van de recente petitie, waarin wordt gesteld dat er onvoldoende voortgang op het terrein van diversiteit wordt bereikt, heeft de secretaris-generaal aan de medewerkers laten weten dat dit signaal door de departementsleiding goed is begrepen en de komende tijd zal worden vertaald in diverse concrete acties.1 Ik zal hier zelf ook een rol in vervullen. De petitie van medewerkers over diversiteit heb ik zeer verwelkomd. In een brief aan alle medewerkers heb ik aangegeven dat het diversiteitsbeleid hoog op mijn agenda staat. Die boodschap heb ik tevens afgegeven in gesprekken met vertegenwoordigers uit alle geledingen van de organisatie.
Hoe reflecteert u op het feit dat wetenschappelijk onderzoek meermaals heeft aangetoond dat werkgevers werknemers uitkiezen die op hen lijken, zelfs als de andere kandidaat betere kwalificaties heeft? Deelt u de wens om de top bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken meer divers te maken? Zo ja, hoe ziet u de rol van een «klikgesprek» in het kader van voorgenoemd wetenschappelijk onderzoek?
Zie het antwoord op vraag 2.
Hoe bent u van plan om ervoor te zorgen dat het streefdoel van 50% vrouwelijke leidinggevenden op het ministerie in 2025 wel wordt gehaald en dat daarbij ook de diversiteit in de hoogste twee salarisschalen toeneemt?
Bij de 450–500 overplaatsingen die Buitenlandse Zaken jaarlijks telt, streeft het Ministerie naar een gender balans binnen alle geledingen en op alle niveaus in de organisatie, alsmede naar het percentage van 50% vrouwen in leidinggevende functies per 2025. Dit streven onderschrijf ik. Die boodschap heb ik ook afgegeven aan de medewerkers van het Ministerie. Zie verder het antwoord op vraag 6.
Wat is uw appreciatie van de uitspraak in het artikel dat er een zwijg- en angstcultuur heerst op het Ministerie van Buitenlandse Zaken? Deelt u deze analyse? Zo ja, wat is uw strategie om deze zwijg- en angstcultuur te doorbreken?1
Mijn indrukken komen niet overeen met die uit het artikel. Ik heb Buitenlandse Zaken leren kennen als een zeer professionele, toegewijde en open organisatie. Dat neemt niet weg dat wij ons moeten blijven inspannen om er voor te zorgen dat alle medewerkers zich vrij voelen om een kritische houding aan te nemen. De eerder genoemde petitie is daarom ook positief ontvangen.
Hoe ziet u uw positie als een voorbeeldfunctie voor de rest van het ministerie, ook in relatie tot andere leden van het kabinet en tot ministeries?
Op 11 januari 2021 is het rapport uitgekomen van de Adviesgroep Vinkenburg over genderdiversiteit in de top van de (semi-)publieke sector. Met de leden van het kabinet geef ik daaraan opvolging, zoals is afgesproken in de ministerraad van 25 februari 2022: ministeries en hun uitvoeringsorganisaties gaan ernaar streven om binnen vijf jaar te komen tot genderpariteit in de (sub)top (man-vrouw verdeling tussen 45% en 55%). Binnen Buitenlandse Zaken heb ik hierin een voorbeeldfunctie, waar ik werk van wil maken. Zie voorts het antwoord op de vragen 2 en 4.
Het bericht 'Polish coalition dynamics complicate rule-of-law talks, says EU’s justice chief' |
|
Jasper van Dijk , Tunahan Kuzu (DENK), Kati Piri (PvdA), Corinne Ellemeet (GL), Christine Teunissen (PvdD), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Laurens Dassen (Volt), Agnes Mulder (CDA), Jan de Graaf (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Polish coalition dynamics complicate rule-of-law talks, says EU’s justice chief?»1
Ja.
Klopt het dat het rechtsstaatmechanisme hoogstwaarschijnlijk niet ingezet gaat worden voorafgaand aan de Hongaarse parlementsverkiezingen op 3 april 2022?
De MFK-rechtsstaatverordening is van toepassing sinds 1 januari 2021. Tijdens de Europese Raad van 10-11 december 2020 heeft de Commissie verklaard te zullen wachten met het voorstellen van maatregelen uit hoofde van de MFK-rechtsstaatverordening totdat de Commissie richtsnoeren heeft vastgesteld, en totdat het EU Hof van Justitie over de geldigheid van de MFK-rechtsstaatverordening uitspraak heeft gedaan. Op 16 februari 2022 wees het EU Hof van Justitie zijn arrest en werden de bezwaren van Polen en Hongarije tegen de MFK-rechtsstaatverordening verworpen. Over dit arrest ontvangt uw Kamer een toelichtende brief met kabinetsappreciatie. De Commissie heeft verklaard de uitspraak van het EU Hof van Justitie in de richtsnoeren mee te zullen nemen.
De Commissie is haar onderzoekende werk evenwel gestart per 1 januari 2021. De Commissie heeft verzekerd dat alle geconstateerde schendingen van de beginselen van de rechtsstaat zullen worden betrokken bij de eventuele maatregelen die de Commissie, na vaststelling van de richtsnoeren en de uitspraak van het EU Hof van Justitie, zal voorstellen uit hoofde van de MFK-rechtsstaatverordening. De Commissie heeft verzekerd dat geen enkele schending van de beginselen van de rechtsstaat door de Commissie terzijde zal worden geschoven. Ook stuurde de Commissie op 18 november 2021 informatieverzoeken aan Polen en Hongarije op grond van artikel 6(4) van de MFK-rechtsstaatverordening.
Na de vaststelling van de richtsnoeren, staat de Commissie niets in de weg om de procedure beschreven in artikel 6 van de MFK-rechtsstaatverordening te starten. Hiervoor moet de Commissie wel vaststellen gegronde redenen te hebben om te oordelen dat aan de voorwaarden van artikel 4 van de MFK-rechtsstaatverordening is voldaan, dat wil zeggen dat sprake moet zijn van schendingen van de beginselen van de rechtsstaat die voldoende rechtstreekse gevolgen (dreigen te) hebben voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie. Er is geen indicatie dat de Commissie hiermee zal wachten tot na de Hongaarse parlementsverkiezingen op 3 april 2022.
De procedure om tot maatregelen te komen is, zoals Eurocommissaris Reynders in zijn interview in Politico aangeeft, met diverse waarborgen omkleed. De procedure zal naar verwachting in het meest gunstige geval minimaal drie maanden duren, en in uitzonderlijke situaties meer dan negen maanden in beslag kunnen nemen. Ook wanneer de Commissie daags na de uitspraak van het EU Hof van Justitie de eerste stap in deze procedure zet, en de betrokken lidstaat op grond van artikel 6(1) van de MFK-rechtsstaatverordening een schriftelijke kennisgeving toestuurt met de redenen waarop zij haar vaststelling baseert, is het daarom niet mogelijk om de procedure af te ronden en eventuele maatregelen vast te stellen voorafgaand aan de Hongaarse parlementsverkiezingen van 3 april 2022.
Deelt u de zorg dat dit betekent dat de Hongaarse premier Viktor Orban met Europees cohesiegeld allerlei verkiezingsbeloftes kan gaan doen?
De projecten die in Hongarije met EU-cohesiemiddelen worden gefinancierd, worden geselecteerd aan de hand van vooraf vastgestelde programma’s met investeringsprioriteiten. Deze programma’s worden goed- of afgekeurd door de Commissie en dienen te voldoen aan de vereisten uit de fondsspecifieke verordeningen en aan de vereisten uit de «Algemene Bepalingen Verordening» (Common Provision Regulation (CPR)). Het is daarnaast aan de Commissie om de implementatie van het Cohesiebeleid te monitoren en controleren op rechtmatige en doelmatige besteding, in samenwerking met de Europese Rekenkamer en, in het geval van fraude, het Europees bureau voor fraudebestrijding OLAF.
Deelt u de mening dat de Europese Raad deze onwenselijke vertraging had kunnen voorkomen, door het rechtsstaatmechanisme niet voor het in gebruik te nemen door het Europese Hof te laten toetsen?
Polen en Hongarije hebben op grond van artikel 263 VWEU bij het EU Hof van Justitie een beroep tot nietigverklaring ingediend tegen de MFK-rechtsstaatverordening.
Tijdens de Europese Raad d.d. 10-11 december 2020 nam de Europese Raad onder meer conclusies aan over het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 en het Herstelinstrument (Next Generation EU). De Commissie heeft tijdens deze Europese Raad aangegeven te zullen wachten met het voorstellen van maatregelen uit hoofde van de MFK-rechtsstaatverordening totdat de Commissie richtsnoeren heeft vastgesteld, en totdat het EU Hof van Justitie over de geldigheid van de MFK-rechtsstaatverordening uitspraak heeft gedaan. Op 16 februari 2022 wees het EU Hof van Justitie zijn arrest en werden de bezwaren van Polen en Hongarije tegen de MFK-rechtsstaatverordening verworpen. De Commissie heeft verklaard de uitspraak van het EU Hof van Justitie in de richtsnoeren mee te zullen nemen.
Deze ER-conclusies waren nodig voor Hongarije en Polen om te kunnen instemmen met het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en het Eigenmiddelenbesluit (EMB). Zie hiervoor ook de toelichtende brief over deze ER-conclusies.2
Wat betekent dit voor de Poolse verkiezingen die in 2023 op de planning staan? Gaat de Europese Commissie ook wachten tot die geweest zijn voor ze dit mechanisme gaan activeren?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 2, is Commissie is haar onderzoekende werk gestart per 1 januari 2021.
Na de vaststelling van richtsnoeren, staat de Commissie niets in de weg om de procedure beschreven in artikel 6 van de MFK-rechtsstaatverordening te starten. Hiervoor moet de Commissie vaststellen gegronde redenen te hebben om te oordelen dat aan de voorwaarden van artikel 4 van de MFK-rechtsstaatverordening is voldaan, dat wil zeggen dat sprake moet zijn van schendingen van de beginselen van de rechtsstaat die voldoende rechtstreekse gevolgen (dreigen te) hebben voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie.
Het kabinet deelt het gevoel van urgentie. Dit laat onverlet dat de Europese Raad in december 2020 conclusies heeft vastgesteld, die mede door Nederland zijn onderschreven. Het kabinet blijft er bij de Commissie op aandringen om de MFK-rechtsstaatverordening volledig te benutten, door nu zo snel mogelijk richtsnoeren vast te stellen, en de procedure om tot de opschorting of stopzetting van uitkering van EU-middelen te komen, te starten. Tijdens de recente gesprekken tussen de Minister-President en Commissievoorzitter Von der Leyen en tussen de Minister-President en Eurocommissaris Reynders heeft de Minister-President deze boodschap van urgentie opnieuw overgebracht.
Deelt u de mening dat het rechtstaatmechanisme moet worden ingezet ongeacht of het een verkiezingsjaar is in een desbetreffende lidstaat waar de rechtsstaat wordt aangetast?
Ja.
Kunt u reflecteren op waarom het rechtsstaatmechanisme nog niet is ingezet? Kunt u daarbij specifiek reflecteren op de houding van de Europese Raad ten opzichte van dit mechanisme en de eigen rol daarin?
Tijdens de Europese Raad van 10-11 december 2020 heeft de Commissie aangegeven te zullen wachten met het voorstellen van maatregelen uit hoofde van de MFK-rechtsstaatverordening totdat de Commissie richtsnoeren heeft vastgesteld, en totdat het EU Hof van Justitie over de geldigheid van de MFK-rechtsstaatverordening uitspraak heeft gedaan. Op 16 februari 2022 wees het EU Hof van Justitie zijn arrest en werden de bezwaren van Polen en Hongarije tegen de MFK-rechtsstaatverordening verworpen. Over dit arrest ontvangt uw Kamer een toelichtende brief met kabinetsappreciatie. De Commissie heeft verklaard de uitspraak van het EU Hof van Justitie in de richtsnoeren mee te zullen nemen.
Deze ER-conclusies waren voldoende voor Hongarije en Polen om te kunnen instemmen met het MFK en het EMB. Zie hiervoor ook de toelichtende brieven over deze ER-conclusies.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, is de Commissie haar onderzoekende werk gestart per 1 januari 2021. De Commissie heeft verzekerd dat alle geconstateerde schendingen van de beginselen van de rechtsstaat zullen worden betrokken bij de eventuele maatregelen die de Commissie, na vaststelling van de richtsnoeren en de uitspraak van het EU Hof van Justitie, zal voorstellen uit hoofde van de MFK-rechtsstaatverordening.
Het kabinet deelt het gevoel van urgentie. Dit laat onverlet dat de Europese Raad op 11 december 2020 conclusies heeft vastgesteld, die mede door Nederland zijn onderschreven. Het kabinet blijft er bij de Commissie op aandringen om de MFK-rechtsstaatverordening volledig te benutten, door nu zo snel mogelijk richtsnoeren vast te stellen, en de procedure om tot de opschorting of stopzetting van uitkering van EU-middelen te komen, te starten.
Kunt u ook aangeven hoe het staat met de uitvoering van motie Sjoerdsma c.s.2 over het activeren van het rechtsstaatmechanisme en het stopzetten van Europees geld richting Polen? Heeft Nederland de Europese Commissie verzocht mogelijkheden te onderzoeken hoe fondsen in afwachting van de uitspraak van het Hof aangehouden kunnen worden? Zo ja, wat is daar de voortgang van? Zo nee, waarom niet?
In lijn met de motie-Sjoerdsma4 benoemde Nederland tijdens de Europese Raad van 21-22 oktober 2021 de maatregelen die gepast zouden zijn, zoals het starten van een inbreukprocedure tegen Polen. Ook benoemde Nederland dat voorbereidingen voor het opleggen van maatregelen onder de MFK-rechtsstaatverordening zo snel mogelijk getroffen moeten worden, zodat zodra het Europese Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan over de rechtmatigheid van deze verordening deze geactiveerd kan worden. Daarnaast riep Nederland de Commissie op om de publicatie van het concept-uitvoeringsbesluit (Council Implementing Decision(CID)) over het Poolse herstelplan onder de huidige omstandigheden nog niet voor te leggen aan de Raad, en te onderzoeken of de andere financiële instrumenten die de Europese Commissie reeds tot haar beschikking heeft, kunnen worden ingezet. Ook noemde Nederland het belangrijk dat de lidstaten zelf eveneens handelen, waarbij verwezen werd naar het voortzetten van de artikel-7 VEU procedure. Ten slotte benadrukte Nederland het belang van het blijven voeren van de dialoog met Polen.5
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 5, heeft de Minister-President tijdens de recente gesprekken met Commissievoorzitter Von der Leyen en met Eurocommissaris Reynders deze boodschappen opnieuw overgebracht.
De concept-uitvoeringsbesluiten met de beoordeling van de Poolse en Hongaarse herstelplannen zijn nog altijd niet aan de Raad voorgelegd. Aangezien de Commissie alleen maximaal 13% voorfinanciering financiert bij herstelplannen die uiterlijk op 31 december 2021 zijn goedgekeurd door de Raad, is deze inmiddels komen te vervallen, en worden EU-middelen uit het Herstelfonds (Recovery and Resilience Facility (RRF)) pas verstrekt aan Polen en Hongarije bij «bevredigende verwezenlijking» van de noodzakelijke hervormingen en investeringen zoals geformuleerd in de doelen en mijlpalen. Het is op dit moment onduidelijk wanneer de Commissie de concept-uitvoeringsbesluiten met de beoordeling van deze herstelplannen zal publiceren. Op dit moment is Commissie in onderhandeling met Polen en Hongarije om tot wijzigingen van de herstelplannen te komen.
Verder is de Commissie op 22 december 2021 een inbreukprocedure gestart tegen Polen wegens ernstige zorgen met betrekking tot het Poolse Grondwettelijk Tribunaal (PCT). Ook is de Commissie gestart met het verrekenen van dwangsommen opgelegd aan Polen.
De Commissie wacht met het voorstellen van maatregelen uit hoofde van de MFK-rechtsstaatverordening totdat de Commissie richtsnoeren heeft vastgesteld, en totdat het EU Hof van Justitie over de geldigheid van de MFK-rechtsstaatverordening uitspraak heeft gedaan. Op 16 februari 2022 wees het EU Hof van Justitie zijn arrest en werden de bezwaren van Polen en Hongarije tegen de MFK-rechtsstaatverordening verworpen. De Commissie heeft verklaard de uitspraak van het EU Hof van Justitie in de richtsnoeren mee te zullen nemen. De Commissie heeft verklaard die uitspraak in de richtsnoeren mee te zullen nemen.
Welke stappen gaat u zetten om zo snel mogelijk het rechtsstaatmechanisme alsnog te activeren? Het liefst voor de verkiezingen in Hongarije op 3 april? Bent u bereid om nogmaals in de Europese Raad te pleiten voor het activeren van het rechtsstaatmechanisme? Gaat Nederland zo snel mogelijk contact opnemen met de Europese Commissie om te laten weten dat dit wat Nederland betreft onacceptabel is?
Na de vaststelling van de richtsnoeren, staat de Commissie niets in de weg om de procedure beschreven in artikel 6 van de MFK-rechtsstaatverordening te starten. Hiervoor moet de Commissie wel vaststellen gegronde redenen te hebben om te oordelen dat aan de voorwaarden van artikel 4 van de MFK-rechtsstaatverordening is voldaan, dat wil zeggen dat sprake moet zijn van schendingen van de beginselen van de rechtsstaat die voldoende rechtstreekse gevolgen (dreigen te) hebben voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie.
De procedure om tot maatregelen te komen is met diverse waarborgen omkleed. De procedure zal naar verwachting in het meest gunstige geval minimaal drie maanden duren, en in uitzonderlijke situaties meer dan negen maanden in beslag kunnen nemen. Ook wanneer de Commissie daags na de uitspraak van het EU Hof van Justitie de eerste stap in deze procedure zet, en de betrokken lidstaat op grond van artikel 6(1) een schriftelijke kennisgeving toestuurt met de redenen waarop zij haar vaststelling baseert, is het daarom niet mogelijk om de procedure af te ronden en eventuele maatregelen vast te stellen voorafgaand aan de Hongaarse parlementsverkiezingen van 3 april 2022.
Het kabinet blijft er bij de Commissie op aandringen om de MFK-rechtsstaatverordening volledig te benutten, door nu zo snel mogelijk richtsnoeren vast te stellen, en de procedure om tot de opschorting of stopzetting van uitkering van EU-middelen te komen, te starten. Tijdens de recente gesprekken tussen de Minister-President en Commissievoorzitter Von der Leyen en tussen de Minister-President en Eurocommissaris Reynders heeft de Minister-President deze boodschap van urgentie opnieuw overgebracht.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘China financiert onderzoek naar mensenrechten aan de VU’ |
|
Lisa Westerveld (GL), Corinne Ellemeet (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «China financiert onderzoek naar mensenrechten aan de VU»?1
Ja.
Wat is uw appreciatie van het feit dat een Chinese universiteit, die nauw verbonden is met de Chinese communistische partij, tot dit jaar de enige geldschieter was van een onderzoekscentrum van de Vrije Universiteit in Amsterdam?
De onafhankelijkheid van wetenschappelijk onderzoek dient te allen tijde gegarandeerd te zijn. Het is zorgelijk dat daar in het geval van de werkzaamheden van het onderzoekscentrum van de Vrije Universiteit nu onzekerheid over is ontstaan. Bij het aangaan van partnerschappen is het van belang om te weten waar de financiering vandaan komt. Onderzoek naar de herkomst van financiering is een belangrijk onderdeel van gepaste zorgvuldigheid in het partneracceptatiebeleid van instellingen. Instellingen moeten bij het aangaan van samenwerkingen met buitenlandse partners onderzoek doen naar de achtergrond van de beoogde partner. Dit is nu ook afgesproken in de Nationale Leidraad Kennisveiligheid die samen met de sector is opgesteld en 31 januari jl. is gepubliceerd. Deze leidraad ondersteunt instellingen op kwesties rond kennisveiligheid, zoals ook het afwegen van kansen en (veiligheids)risico’s bij het aangaan van samenwerkingen.
Deelt u de mening dat met de financiering de academische onafhankelijkheid in het geding is en dat dit hiermee haaks staat op de wettelijke plicht van universiteiten om de academische vrijheid te borgen?
Financiering door een derde partij hoeft niet in strijd te zijn met de academische vrijheid. Deze vrijheid en de autonomie van een instelling maken dat de instellingen in beginsel zelf mogen beslissen met wie en over welke onderwerpen zij onderzoek doen, zonder inmenging van de overheid. Instellingen hebben veel vrijheid – maar daarmee ook verantwoordelijkheid.
Wetenschappelijke instellingen hebben de verantwoordelijkheid om hun personeelsbeleid, onderzoeksbeleid en bestedingen zo in te richten dat er geen onwenselijke afhankelijkheden ontstaan waardoor het risico op ongewenste beïnvloeding toeneemt.
Zo heeft de Nederlandse kennissector (KNAW, NWO, UNL, VH, NFU en TO2-federatie), de gedragscode wetenschappelijke integriteit2 opgesteld. Hierin is onderschreven dat instellingen de normen van wetenschappelijke integriteit en principes van eerlijkheid, zorgvuldigheid, transparantie, onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid zullen volgen om tot kwalitatieve en betrouwbare wetenschap te komen.
Academische vrijheid en wetenschappelijke integriteit zijn belangrijke academische kernwaarden. Daarom moet ook de schijn van een inbreuk op deze waarden te allen tijde voorkomen worden.
Kunt u schetsen hoe deze financiering tot stand is gekomen? Wie zijn de betrokkenen? Wie heeft de financiering goedgekeurd?
De Vrije Universiteit geeft aan dat het onderzoekscentrum is ontstaan uit een pilot rondom de receptorbenadering3. Deze pilot «toepassing van de receptorbenadering op gebied van mensenrechten» is op verzoek van Uw Kamer in 2011 gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, deze financiering eindigde in 2016. In de Jaren daarna heeft de Southwest University of Political Science and Law (SWUPL) de internationale activiteiten van het CCHRC ondersteund, onder andere voor een internationaal congres, het uitgeven van een wetenschappelijk tijdschrift en samenwerking met wetenschappers in Afrika en Azië. De VU geeft desgevraagd aan dat de financiering, zoals gebruikelijk is, door het faculteitsbestuur is goedgekeurd.
Hoe wordt toezicht gehouden op de financiering van onderzoek?
Er wordt toezicht gehouden of de instelling financieel gezond is, vanuit de overheid is er geen toezicht op de bedoelingen van de financiers. Instellingen zijn vrij om de middelen die zij van de overheid ontvangen vrij te besteden aan de wettelijke taken die ze hebben. Het gaat bij het financieren van onderzoek met derde partijen niet alleen om de middelen van de overheid, maar ook om private middelen waar de overheid niets over te zeggen heeft, tenzij het de uitvoering van de wettelijke taken van instellingen in gevaar kan brengen.
Zijn er andere onderzoekscentra of samenwerkingsverbanden bij andere onderwijsinstellingen die financiering ontvangen vanuit Chinese onderwijsinstellingen of onderwijsinstellingen uit andere onvrije landen?
De Minister van OCW is op geaggregeerd niveau op de hoogte van de financiën van kennisinstellingen, maar is niet op de hoogte van (de herkomst van) financiering per (deel)activiteit. Het valt binnen de autonomie en daarmee de verantwoordelijkheid van de instelling om hier zicht op te houden.
Bent u voornemens richtlijnen op te stellen voor onderwijsinstellingen inzake ongewenste financiering uit onvrije landen? Zo nee, waarom niet?
In navolging van voorbeelden uit andere landen zoals Australië en het Verenigd Koninkrijk heeft het Nederlandse kennisveld in samenwerking met de rijksoverheid een Nationale Leidraad Kennisveiligheid uitgewerkt. Deze werd onlangs (op 31 januari) gepubliceerd. Hierin worden risico’s en dreigingen rond kennisveiligheid geschetst en worden handelingsperspectieven voor kennisinstellingen beschreven. De leidraad is daarmee een richtinggevend referentiedocument voor de hele kennissector, ook als het gaat om onderzoeksfinanciering en gepaste zorgvuldigheid rond buitenlandse samenwerkingspartners.
Welke stappen zijn ondernomen naar aanleiding van het nieuws vorig jaar over Chinese inmenging op de Rijksuniversiteit Groningen?2
Ten aanzien van de leerstoel heeft mijn voorganger in de beantwoording van de Kamervragen van 18 februari 2021 reeds gemeld dat de RUG had laten weten dat de overeenkomst met Hanban over de leerstoel in 2016 in werking is getreden voor een periode van 5 jaar. In 2021 moest daarom worden besloten over de verlenging ervan. De RUG heeft toen laten weten deze overeenkomst met Hanban niet te willen verlengen. Daarmee is de overeenkomst met betrekking tot de leerstoel in 2021 komen te vervallen.
Wat heeft het gesprek met de Rijksuniversiteit Groningen over mogelijke beïnvloeding door China op het onderwijs opgeleverd en in hoeverre zijn de uitkomsten van dat gesprek aanleiding geweest om een breder gesprek te voeren met het hoger onderwijsveld?3 Bent u naar aanleiding van dit artikel voornemens om hierover het gesprek te voeren met het hele hoger onderwijs?
Wat betreft de uitkomst van het overleg met de Rijksuniversiteit Groningen: zie antwoord op vraag 8.
Ten aanzien van gesprekken met het hele kennisveld zijn het afgelopen anderhalf jaar op bestuurlijk niveau gesprekken gevoerd over kennisveiligheid met de Nederlandse kennisinstellingen. Deze zogenaamde «kennisveiligheidsdialoog» vond plaats in het kader van de maatregelen op het gebied van kennisveiligheid. In de gesprekken zijn risico’s omtrent internationale samenwerkingen, zoals heimelijke beïnvloeding, aan bod gekomen. In het verlengde van deze gesprekken heeft de kennissector samen met de rijksoverheid de Nationale Leidraad Kennisveiligheid opgesteld, die 31 januari jl. is gepubliceerd. Daarin wordt bijvoorbeeld gewezen op het belang van gepaste zorgvuldigheid in het partneracceptatiebeleid van instellingen. De kennissector heeft aangegeven aan de slag te gaan met de implementatie van de leidraad. Ik zal daarbij, samen met andere ministeries en diensten, een vinger aan de pols houden. Als de inspanningen onvoldoende blijken zal het kabinet aanvullende maatregelen op dit punt treffen.
In hoeverre denkt u dat de ontoereikendheid van de bekostiging van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek ertoe heeft geleid dat onderwijsinstellingen zich genoodzaakt voelen elders financiering te regelen?
Het feit dat instellingen -naast hun bekostiging- andere financieringsbronnen aanboren, vind ik als zodanig niet problematisch. En dat staat in die zin dan ook los van de discussie over de hoogte van de bekostiging. Waar het om gaat is dat de aard van de financieringsbron nooit een reden kan zijn om in strijd met academische kernwaarden te handelen.
Overigens is het zo dat er in het coalitieakkoord aandacht is voor aanzienlijke extra investeringen in hoger onderwijs en onderzoek.
Deelt u de mening dat mensenrechten universeel zijn en hier niet over mag worden onderhandeld? Zo nee, waarom niet?
Ja. De universaliteit van mensenrechten is gewaarborgd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zoals aangenomen door de VN in 1948. Nederland heeft de verklaring ondertekend en verdedigt uit volle overtuiging, samen met een groot aantal gelijkgezinde landen, de universaliteit en ondeelbaarheid van mensenrechten. Daarnaast treedt Nederland actief op tegen initiatieven om de uitgangspunten van de verklaring af te zwakken.
Kunt u reflecteren op de uitspraken die gedaan worden door de heren Peverelli en de Zwart? Deelt u de mening dat er structureel mensenrechten worden geschonden in China? Zo nee, waarom niet?
In het publieke debat in Nederland is er ruimte om een afwijkende mening te hebben. Dit geldt bij uitstek ook voor het academische debat. Het kabinet heeft echter ernstige zorgen over de mensenrechtensituatie in China, die de afgelopen jaren aanzienlijk verslechterd is. De mensenrechten van o.a. etnische minderheden, mensenrechtenverdedigers en -advocaten worden op grote schaal geschonden. Daarnaast krimpt de ruimte voor het maatschappelijk middenveld, journalisten, en deelnemers aan het publieke debat en staat de vrijheid van religie en levensovertuiging ernstig onder druk.
Bent u bereid zich onherroepelijk in te zetten voor het lot van de Oeigoeren in Xinjiang? Kunt u schetsen welke stappen worden genomen vanuit Nederland om etnische minderheden in China te beschermen?
Nederland spreekt China consequent aan op de mensenrechtensituatie in Xinjiang, in zowel bilateraal als EU-verband.
Bilateraal heeft premier Rutte in gesprek met de Chinese premier Li Keqiang op 26 januari jl. de zorgen uitgesproken over de mensenrechtensituatie, in het bijzonder met betrekking tot Xinjiang.
Nederland en de EU spreken zich in alle relevante fora uit en pleiten onder andere voor een onafhankelijk onderzoek door de VN, evenals voor betekenisvolle en ongehinderde toegang tot Xinjiang voor onafhankelijke waarnemers als de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN.
Het artikel ‘De Deense zaad-invasie: hoe Deense klinieken profiteren van een ongereguleerde markt’. |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Corinne Ellemeet (GL), Rob Jetten (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «De Deense zaad-invasie: hoe Deense klinieken profiteren van een ongereguleerde markt»?1
Ja.
Hoe reageert u, gegeven artikel 7 van het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind, op de uitspraak van de directeur van European Sperm Bank (ESB): «Wij zouden ze nooit halfbroers of halfzussen noemen, maar «dna-verbonden mensen». Een donor noemen we ook geen «donorvader». Wij zien het als een taak voor wensouders om de verwachtingen van donorkinderen te temperen. Een daadwerkelijke band met deze mensen, verspreid over de hele wereld, ligt niet in lijn der verwachtingen. [...] Het is een donatie, geen relatie.»
Ik laat de woordkeuze aan de directeur van de European Sperm Bank (ESB).
In Nederland onderschrijven we het in internationale verdragen neergelegde recht van kinderen om hun afstamming te kennen. Dat is de reden dat op
1 juni 2004 de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (Wdkb) inwerking is getreden. Op basis van deze wet zijn klinieken in Nederland wettelijk verplicht om de gegevens van een donor wiens ei- of zaadcellen zijn gebruikt bij een fertiliteitsbehandeling door te geven aan de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting (Sdkb) en kunnen donorkinderen als zij de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt de persoonsidentificerende gegevens van de donor bij de Sdkb opvragen. Anoniem doneren is sinds 1 juni 2004 niet meer mogelijk.
De Wdkb regelt niet dat donorkinderen recht hebben op contact met de donor. De mogelijkheid om contact met elkaar te hebben wordt door Fiom besproken met het donorkind en met de donor, indien het donorkind dit wenst, tijdens het begeleidingstraject dat in gang wordt gezet bij het verstrekken van de persoonsidentificerende gegevens van de donor. Er wordt dan ook indien gewenst besproken op welke manier invulling aan dit contact kan worden gegeven.
Wensouders moeten ervan op de hoogte zijn dat een donor niet wettelijk verplicht is om contact te hebben met een donorkind. Als wensouders voor ogen hebben dat de donor een bepaalde rol in het leven van het donorkind zal vervullen, moeten zij een voor hen bekende donor kiezen. Met deze donor kunnen zij al voor de fertiliteitsbehandeling plaatsvindt wederzijdse verwachtingen bespreken en (schriftelijke) afspraken maken.
Klopt het dat het landelijk standpunt spermadonatie uitgaat van het begrenzen van donaties door één donor tot maximaal twaalf gezinnen op basis van ethische waarden alsmede het beschermen van de rechten en medische veiligheid van donorkinderen, wensouders en de donor zelf?2
Ja.
Klopt het dat de aangekondigde wijziging van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (Wkdb) ook een maximumaantal zogeheten «moedercodes» zal bevatten en dat dit door middel van een algemene maatregel van bestuur op het maximum van twaalf zal worden gesteld?3
Ja.
Hoe verhoudt dit maximum van twaalf gezinnen zich tot het maximum van 25 kinderen per donor?
De norm van maximaal 25 kinderen per donor is neergelegd in de in 1992 vastgestelde CBO-richtlijn «Advies medisch-technische aspecten van kunstmatige donorinseminatie». In 2013 heeft de Gezondheidsraad geadviseerd dit maximumaantal niet te wijzigen.4 In het wetsvoorstel van de Wdkb is aansluiting gezocht bij het «Landelijk standpunt spermadonatie» van april 2018.5 Dit landelijk standpunt is voorbereid door een werkgroep bestaande uit gynaecologen (verenigd in de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie, NVOG), embryologen (verenigd in de Vereniging voor Klinische Embryologie, KLEM), psychologen en medisch maatschappelijk werkers die verbonden zijn aan de klinieken. Door deze werkgroep is voorgesteld om niet langer het individuele aantal kinderen te tellen, maar om een maximum van 12 gezinnen per donor te hanteren, onder meer om beter te kunnen borgen dat binnen één gezin de kinderen afkomstig zijn van dezelfde donor. Gelet op het gemiddeld aantal kinderen per gezin, zal een maximum van 12 behandelde vrouwen in de praktijk ongeveer op hetzelfde neerkomen als de norm van 25 kinderen. De duidelijkheid gebiedt erop te wijzen dat de norm van 12 behandelde vrouwen kan leiden tot zowel minder als meer dan 25 kinderen, afhankelijk van de door de behandelde vrouwen gemaakte keuzes. Overschrijding van het aantal van 25 kinderen ligt echter geenszins in de lijn der verwachting gelet op het al jarenlange stabiele aantal van minder dan 2 kinderen per vrouw in Nederland (gemiddeld 1,6).6
In het wijzigingsvoorstel van de Wdkb is het maximumaantal van twaalf behandelde vrouwen opgenomen in plaats van twaalf gezinnen in verband met de systematiek van de Wdkb. Het maximumaantal zal bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald. De reden daarvoor is dat indien op basis van voortschrijdend (wetenschappelijk) inzicht aanpassing van het maximumaantal gewenst is, daarvoor niet opnieuw de wet hoeft te worden aangepast.
Hoe kijkt u, gegeven het maximum, aan tegen de komst van een donatiepunt van de ESB naar Nederland en het adverteren met een maximale maandelijkse vergoeding van € 560 hetgeen, uitgaande van veertien donaties per maand en zes spermarietjes per donatie, uitkomt op 84 sperma rietjes en dus 84 mogelijke donaties van een donor per maand?4 en 5
Ik heb begrepen dat de ESB de gedoneerde geslachtscellen transporteert vanuit Nederland naar zijn hoofdvestiging in Denemarken en van daaruit het sperma distribueert. De beroepsgroepen NVOG en KLEM hebben in het Landelijke standpunt spermadonatie9 opgenomen dat klinieken dienen te zorgen voor een juridisch geldend samenwerkingscontract met de buitenlandse spermabank. De standaard is dat klinieken alleen geslachtscellen gebruiken bij een behandeling van spermabanken die onder meer gebruik maken van een zogenaamd «pregnancy slot» om te zorgen dat het maximumaantal van 12 behandelde vrouwen per buitenlandse donor niet wordt overschreden in Nederland. Ik kan niet voorkomen dat via de desbetreffende spermabank ook in andere landen gebruik gemaakt wordt van deze spermadonor. Wensouders die kiezen voor een buitenlandse donor in plaats van een Nederlandse donor, dienen zich de consequenties daarvan, zoals het mogelijk grote aantal nakomelingen, te realiseren.
Wat is de laatste stand van zaken van de hierboven genoemde wetswijziging in het kader van de aangekondigde nota van wijziging? Kunt u een tijdspad schetsen waarin u aangeeft wanneer deze wet inclusief voornoemde nota van wijziging in de Kamer kan liggen voor behandeling?
Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wdkb is op 23 juni 2021 bij de Tweede Kamer ingediend.10 De verwachting is dat de nota van wijziging nog voor het kerstreces naar de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: Afdeling) wordt verzonden. De Afdeling heeft in haar advies over het wetsvoorstel aangegeven dat de nota van wijziging ook aan haar moet worden voorgelegd, omdat het volgens de Afdeling gaat om een ingrijpende wijziging, in ieder geval bezien vanuit het perspectief van de donor. Na ontvangst en verwerking van het advies van de Afdeling zal de nota van wijziging naar de Tweede Kamer worden verzonden. De verwachting is dat dit in maart 2022 zal zijn.
Kunt u uiteenzetten op welke wijze het toezicht op het gebruik van zaadcellen uit het buitenland en de begrenzing aan het gebruik van zaadcellen op één donor in de huidige wet en na de in voorbereiding zijnde wetswijziging in de praktijk werkt? Kunt u hierbij ingaan op de diverse actoren zijnde de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting (Sdkb) en de klinieken?
Spermabanken en klinieken in Nederland die handelingen verrichten met zaadcellen (ongeacht de herkomst ervan) moeten hiervoor een erkenning aanvragen bij het CIBG indien het erkennings-plichtige handelingen op grond van de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal (Wvkl) betreffen, zoals het in ontvangst nemen, bewaren, bewerken en distribueren van zaadcellen. Een erkenning wordt pas afgegeven als voldaan wordt aan alle veiligheids- en kwaliteitsvereisten die vermeld staan in de Wvkl en onderliggende wetgeving (en daarmee dus ook de EU richtlijnen 2004/23/EG en 2006/86/EG). Na vergunningverlening wordt door de IGJ via onder meer periodieke inspecties toegezien op de naleving van de vereisten. Daarbij wordt dan ook betrokken of een kliniek voldoet aan andere wettelijke eisen, zodat die van de Wdkb en de Embryowet.
Deense wetgeving regelt dat spermabanken geen donorsperma meer kunnen verzenden naar privéadressen. Verzending is alleen toegestaan naar goedgekeurde weefselcentra, vruchtbaarheidsklinieken, ziekenhuizen en geautoriseerde professionele zorgverleners. De Deense spermabanken houden zich ook aan het nationale quotum dat in een bepaald land geldt voor het maximumaantal gezinnen of vrouwen dat gebruik mag maken van geslachtscellen van eenzelfde donor.
Klinieken in Nederland zijn verplicht op basis van de Wdkb om de gegevens van een donor die wordt gebruikt bij een fertiliteitsbehandeling te registreren in het register van de Sdkb. Dit is ook het geval wanneer zaadcellen van een buitenlandse donor worden gebruikt. Ik heb geen zicht op welke klinieken in Nederland werken met donorsperma uit buitenlandse klinieken. Het sperma van eenzelfde donor mag bij maximaal twaalf gezinnen worden gebruikt. Dit heeft de beroepsgroep vastgelegd in het hiervoor reeds genoemde Landelijk Standpunt spermadonatie. Er is op dit moment geen centrale monitoring in Nederland van het maximumaantal kinderen per donor. Iedere kliniek houdt zelf het aantal nakomelingen bij. Het wetsvoorstel zal daarin verandering brengen, omdat daarin een regeling voor centrale monitoring van het maximumaantal verwekkingen per donor is opgenomen. Verwezen wordt naar paragraaf 4 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.11
Kunt u toelichten op welke wijze precies uitvoering wordt gegeven aan de twaalfde aanbeveling van de tweede evaluatie van de Wdkb?
De formulering van aanbeveling 12 uit de Tweede evaluatie van de Wdkb12 is als volgt: De IGJ dient haar toezicht op de Sdkb te intensiveren, zeker gezien de hiervoor aanbevolen wijzigingen in de uitvoering van de taken door de Sdkb. Daarnaast dient de IGJ af te stemmen met het Ministerie van VWS waarop het ministerie en waarop de IGJ toezicht houdt en hoe deze werkwijze zich tot elkaar verhoudt.
In mijn reactie op de evaluatie13 heb ik aangegeven dat de IGJ toezicht houdt op de naleving van de in de Wdkb neergelegde eisen door de klinieken en semenbanken, alsmede op het functioneren van de Sdkb voor zover dit het aanleveren van gegevens van donoren en van behandelde vrouwen door klinieken betreft. Om misverstanden te voorkomen is het goed te vermelden dat de Sdkb geen zorgaanbieder is in de zin van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de bevoegdheid van de IGJ rechtstreeks gebaseerd is op de Wdkb. Kortom: het toezicht van de IGJ verloopt via de klinieken en het toezicht is gericht op het (kunnen) voldoen aan de registratieverplichtingen. De IGJ vervult een signalerende rol ten aanzien van de wijze waarop de Sdkb op dit vlak functioneert. Als uit het toezicht knelpunten blijken waardoor klinieken niet aan de wettelijke registratieplicht kunnen voldoen, bespreekt de IGJ dit met mij en met de Sdkb. Het Ministerie van VWS heeft een aantal toezichthoudende bevoegdheden ten aanzien van het functioneren van de Sdkb conform de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
Kunt u bevestigen dat, conform de achtste aanbeveling van de Tweede evaluatie van de Wdkb en uw reactie op deze evaluatie, het reglement van de Sdkb niet langer in strijd is met de Wdkb?6
Ik kan bevestigen dat het Reglement Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting is geactualiseerd en aangepast op onderdelen die in strijd waren met de Wdkb. Op 6 mei 2021 is het gewijzigde reglement gepubliceerd in de Staatscourant15.
Op welke wijze is het buiten de fertiliteitsklinieken aanbieden van donorzaadcellen, bijvoorbeeld via het internet door particulieren zelf, gereguleerd?
Dit is niet gereguleerd. Het aanbieden van donorzaadcellen via internet of via particulieren gaat om een handeling in de privésfeer en daarop is geen toezicht mogelijk.
Herkent u het beeld dat wensouders in Nederland gebruikmaken van zaadcellen afkomstig van buitenlandse donoren? Klopt het dat zij dit kunnen doen door de behandeling te ondergaan in Nederland als door de behandeling te ondergaan in het buitenland?
Ja wensouders kunnen in Nederland gebruik maken van zaadcellen afkomstig van buitenlandse donoren. Als zij een behandeling met zaadcellen van een buitenlandse donor in Nederland ondergaan geldt de Nederlandse wet- en regelgeving. Dat betekent dat de gegevens van de buitenlandse donor worden geregistreerd door de klinieken in het register van de Sdkb en dat conform het hiervoor gemelde landelijke standpunt de zaadcellen van de buitenlandse donor in maximaal twaalf gezinnen kunnen worden gebruikt. Wensouders kunnen er ook voor kiezen om een dergelijke behandeling in het buitenland te ondergaan.
Kunt u voor de mogelijkheden van het gebruik van zaadcellen van buitenlandse donoren uiteenzetten op welke wijze wensouders precies (proactief) geïnformeerd worden over de mogelijke risico’s die hieraan verbonden zijn?
Ik onderschrijf het belang van goede voorlichting aan wensouders zodat zij zich goed kunnen laten informeren over de mogelijke consequenties van donorconceptie. Fiom ontvangt van het Ministerie van VWS een instellingssubsidie als expertisecentrum op het gebied van onder meer afstammingsvragen. Zowel wensouders als donorkinderen en donoren kunnen bij Fiom terecht met allerlei vragen op dit terrein. Daarnaast is op 12 maart 2021 het digitale Landelijk informatiepunt donorconceptie (LIDC) online gegaan. Het informatiepunt is tot stand gekomen door samenwerking tussen de Stichting donorkind, Stichting meer dan gewenst, Fiom, het POINT netwerk en de Special Interest Group Gameetdonatie van de NVOG. Door de inrichting van dit digitale informatiepunt is alle informatie rond donorconceptie op één centraal punt te vinden. Het Ministerie van VWS financiert dit digitale informatiepunt.
De wensouders worden daarnaast proactief geïnformeerd over de consequenties van het gebruik van de zaadcellen van een buitenlandse donor door de Nederlandse klinieken tijdens de counseling voorafgaand aan de behandeling.16
Indien gebruik is gemaakt van zaadcellen van buitenlandse donoren, bij welke instantie kunnen (wens)ouders en donorkinderen terecht voor vragen hierover? Wat is precies de rolverdeling hieromtrent tussen het Fiom enerzijds en het Landelijk informatiepunt donorconceptie (LIDC)?
Donorkinderen en hun ouders kunnen terecht bij de Sdkb wanneer zij gegevens van de donor willen opvragen. Dit verschilt niet met het opvragen van gegevens van Nederlandse donoren.
Verder kunnen zij zowel bij Fiom als bij het LIDC terecht voor betrouwbare informatie rond dit onderwerp.
Fiom is een expertisecentrum op het terrein van onder meer verwantschapsvragen. Zij stellen op hun website informatie en kennis beschikbaar en leveren ook informatie op maat. Donorkinderen, donoren en (wens-)ouders kunnen hier terecht met hun vragen en ook wordt begeleiding geboden bij bijvoorbeeld contact tussen het donorkind en de donor of tussen donorkinderen onderling.
Het LIDC is een samenwerkingsverband tussen Fiom, het Point netwerk, SIG Gameetdonatie van de NVOG, Stichting Donorkind en Stichting Meer dan Gewenst. Er was behoefte aan een centraal punt waar mensen terecht kunnen als zij meer willen weten over donorconceptie en de mogelijkheden en de consequenties ervan. Wanneer bezoekers van de website specifieke vragen hebben worden zij doorgeleid naar de desbetreffende organisatie die hen verder helpt.
Heeft u een beeld van het maximum dat aan het gebruik van zaadcellen van één donor, zowel kijkend naar gezinnen als naar kinderen, geldt in landen binnen de verschillende landen van de Europese Unie? Op welke wijze wordt dit maximum in andere landen precies vastgesteld?
Landen binnen de Europese Unie hebben op het terrein van medische ethiek een grote mate van beleidsruimte. Dat is ook het geval als het gaat om vraagstukken rond donorconceptie. Een groot aantal landen heeft inmiddels wet- en regelgeving met betrekking tot spermadonatie, maar inhoudelijk zijn er grote verschillen. Zo hebben donorkinderen niet in alle landen toegang tot de persoonsidentificerende gegevens van een donor. In iets meer dan de helft van de landen binnen de Europese Unie is anonimiteit van de donor nog steeds de norm, zoals in België en Frankrijk. Ook het maximumaantal nakomelingen per donor varieert per land. In Duitsland geldt bijvoorbeeld een maximum van tien nakomelingen, in Denemarken een maximum van twaalf en in Oostenrijk geldt dat de zaadcellen van dezelfde donor in maximaal drie gezinnen mogen worden gebruikt. In Polen is hiervoor niets geregeld.
In de meeste landen worden verschillende aspecten tegen elkaar afgewogen. Deze aspecten zijn met name de kans op consanguïniteit, de kans op het wijd verspreiden van een genetische aandoening en het belang van het kind.
Kunt u deze vragen apart beantwoorden?
Ja.
Polio in Bilthoven |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Hoe vaak zijn er poliobestanddelen aangetroffen in de gemeente Bilthoven de afgelopen tien jaar?1
De voormalige Minister voor Medische Zorg en Sport heeft u eerder geïnformeerd over incidenten met poliovirus bij een faciliteit in Bilthoven in 2017 (Kamerstuk 25 295, nr. 39) en in 2018 (Kamerstuk 25 295, nr. 47). Sinds januari 2020 wordt het rioolwater op het bedrijventerrein in Bilthoven gemonitord op de aanwezigheid van poliovirus. In deze surveillance is zes keer infectieus poliovirus aangetroffen in het rioolwater van het bedrijventerrein in Bilthoven. Daarbij ging het twee keer om een meldingsplichtig (potentieel ziekteverwekkend) wildtype poliovirus en vier keer om een niet-meldingsplichtige stam uit het levend orale poliovaccin. Op 6 april jl. heeft de Minister voor Medische Zorg en Sport uw Kamer geïnformeerd over het onderzoek naar vondsten in juli 2020 en februari 2021 (Kamerstuk 25 295, nr. 1101). De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) voert momenteel nog onderzoek uit naar de herkomst van de twee vondsten in oktober dit jaar. Zodra de resultaten van dit onderzoek bekend zijn, informeer ik uw Kamer hierover.
Is het poliovirus ook in andere gemeenten aangetroffen de afgelopen tien jaar?
Sinds 2011 heeft het RIVM vier keer poliovirus gevonden in de specifieke rioolwatersurveillance bij opvanglocaties van asielzoekers. In alle gevallen betrof het niet-meldingsplichtige en niet-pathogene stammen. Het RIVM heeft drie keer poliovirus aangetroffen in het rioolwater stroomafwaarts van de woning van de besmette medewerker na de laboratoriuminfectie in Bilthoven in 2017. In de routine rioolwatersurveillance in de bijbelgordel is voor het laatst in 2006 en 2008 poliovirus gevonden (beide keren niet-meldingsplichtige en niet-pathogene stammen).
Welke maatregelen heeft het Ministerie van VWS getroffen om dit soort incidenten te voorkomen?
Nederland verricht sinds januari 2020 rioolwatersurveillance bij poliovirusfaciliteiten, als enige land ter wereld. Na de vondsten in 2020 is de frequentie van de bemonstering verdubbeld naar elke drie weken. Deze hoge frequentie wordt nog steeds gehandhaafd. Bij iedere vondst moeten faciliteiten zelf onderzoek doen naar de mogelijke bron, dit gebeurt in opdracht van de IGJ. Eventuele verbeterpunten voeren de faciliteiten door.
De WHO heeft een resolutie opgesteld teneinde een poliovrije wereld te bewerkstelligen. Nederland heeft deze resolutie ondertekend. Onderdeel van de resolutie zijn strengere eisen waaraan faciliteiten, zoals vaccinproducenten en onderzoekslaboratoria, moeten voldoen. De WHO geeft certificaten uit aan faciliteiten die voldoen aan deze strengere eisen. In dat verband heb ik de IGJ aangewezen als Nationale Autoriteit Containment (NAC).
Om de IGJ de bevoegdheden te geven om bij de faciliteiten audits uit te kunnen voeren ten behoeve van het verkrijgen van een dergelijk WHO-certificaat, is een wijziging nodig van de Gezondheidswet, waarin de taken van de IGJ zijn vastgelegd. Daarnaast ben ik voornemens om de Wet publieke gezondheid (Wpg) te wijzigen om te borgen dat alleen poliofaciliteiten met een certificaat in Nederland handelingen met bepaald type poliovirusmateriaal kunnen verrichten. Een voorstel tot wijziging van beide wetten is recent geconsulteerd (Overheid.nl | Consultatie Wijziging Wet publieke gezondheid vanwege invoering vergunning- en meldplicht (internetconsultatie.nl). De ontvangen reacties worden nu bestudeerd. Het wetsvoorstel zal volgend jaar bij uw Kamer worden ingediend.
In Nederland beschikken momenteel nog zes faciliteiten over poliovirusmateriaal. Twee faciliteiten die nu nog poliovirusmateriaal in het bezit hebben, hebben aangegeven dit materiaal te vernietigen zodra de voorgenomen wetswijziging van kracht is. De overige vier hebben voorbereidingen getroffen om te voldoen aan de WHO-eisen.
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de voorgenomen wetswijziging, is de polioverwerkende faciliteiten aangeboden om in een convenant in lijn met de voorgenomen wetswijziging afspraken vast te leggen over onder andere inspectie door de IGJ ten behoeve van verkrijging van het WHO-certificaat. De voornaamste reden hiervan is om in afwachting van het wetstraject reeds zoveel mogelijk te borgen dat de faciliteiten aan strengere eisen voldoen. Twee van de vier faciliteiten hebben het convenant ondertekend. Met één faciliteit hebben de gesprekken niet tot ondertekening van het convenant geleid en met één faciliteit lopen de gesprekken nog.
Wat is de rol van de waterschappen in het opsporen en voorkomen van dit soort incidenten?
De putten die worden gebruikt voor monstername nabij poliovirusfaciliteiten liggen in het geval van Bilthoven op het terrein van de faciliteiten, en vallen onder het beheer van de terreinbeheerder. De putten bij de andere twee poliovirusfaciliteiten liggen op het terrein van de betreffende gemeenten. De waterschappen spelen geen rol in de bemonstering, omdat de monsters niet worden genomen in hun rioolwaterzuiveringsinstallaties.
Kunnen de waterschappen extra bevoegdheden krijgen om toezicht te houden en hand te haven op de rioolwaterkwaliteit? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Momenteel wordt bemonsterd op de putten die het dichtst bij de faciliteiten liggen. De waterschappen beheren voornamelijk rioolwaterzuiveringsinstallaties die een groter gebied beslaan. De kans op het detecteren van het poliovirus door het waterschap en de mogelijkheid om het vervolgens terug te leiden naar een mogelijke bron, is daarmee te klein. Ik zie dan ook geen toegevoegde waarde van extra bevoegdheden voor de waterschappen.
Kunnen gemeenten extra toezichthoudende en handhavende bevoegdheden krijgen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De Wpg voorziet in een aantal bevoegdheden van de gemeente. Een arts die polio bij een persoon vaststelt of vermoedt, moet dit aan de GGD melden. Ditzelfde geldt voor het hoofd van het laboratorium die bij onderzoek poliovirus vindt. Ingeval van een vermoede of vastgestelde infectie bij een persoon stelt de GGD de voorzitter van de veiligheidsregio en de burgemeester van de gemeente waarin de betrokken persoon zijn woon- of verblijfplaats heeft op de hoogte. De GGD kan het hoofd van het laboratorium verzoeken om nader onderzoek te doen naar de ziekteverwekker en hem op de hoogte stellen van het resultaat van dat onderzoek. De burgemeester dan wel voorzitter van de veiligheidsregio kan nadere medische en epidemiologische gegevens ontvangen die noodzakelijk zijn om de aard en omvang van het gevaar van verspreiding van de infectieziekte vast te stellen.
Op basis van de geneesmiddelenwet houdt de IGJ toezicht op de productie van geneesmiddelen.
Heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) bij eerdere incidenten maatregelen genomen om incidenten te voorkomen? Zo ja, welke en hoe zijn die opgevolgd? Zo nee, waarom niet?
Wanneer de IGJ melding ontvangt van actief poliovirus in het riool, wordt een inventarisatie gedaan welke faciliteiten met het aangetroffen type virus hebben gewerkt. De faciliteiten die ermee gewerkt hebben wordt gevraagd onderzoek te doen naar mogelijke oorzaken in geval dat het aangetroffen virustype van de betreffende faciliteit afkomstig is én op de uitkomsten van dit onderzoek verbetermaatregelen te nemen. Tot de inwerkingtreding van de voorgenomen wetswijziging is medewerking aan de inventarisatie, het rapporteren over eigen onderzoek én het opvolgen van maatregelen op basis van vrijwillige medewerking van de faciliteit.
Het afnemen van het aantal restitutiepolissen |
|
Corinne Ellemeet (GL), Lisa Westerveld (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Hoeveel verzekeraars bieden in 2022 een restitutiepolis aan? Hoeveel restitutiepolissen zijn er beschikbaar in 2022? Klopt het dat het aantal restitutiepolissen daalt?
In 2022 bieden 11 verzekeraars een restitutiepolis aan en zijn 11 restitutiepolissen beschikbaar.
Het klopt dat het aantal restitutiepolissen daalt. In 2020 waren er 17 restitutiepolissen, in 2021 waren dat er 14.
Wat is het aantal beschikbare natura- en combinatiepolissen in 2022?
In 2022 zijn er 37 naturapolissen beschikbaar en 12 combinatiepolissen.
Wat is de gemiddelde premie van de restitutie-, combinatie- en naturapolis?
De gemiddelde premie voor een restitutiepolis is in 2022 per jaar € 1.648,–, voor een combinatiepolis is dat € 1.533,– en voor een naturapolis € 1.503,–.
Deze gemiddelde premies zijn inschattingen op basis van het aantal verzekerden dat op dit moment een restitutie-, combinatie- of naturapolis heeft. In het voorjaar kan ik uw Kamer informeren over de definitieve cijfers voor 2022.
Hoeveel restitutiepolissen zijn er voor 2022 omgezet in een natura- of combinatiepolis? Om hoeveel verzekerden gaat het hier?
In 2022 zijn 3 restitutiepolissen omgezet in combinatiepolissen. In totaal hadden 785.000 verzekerden in 2021 een restitutiepolis die per 2022 wordt omgezet naar een combinatiepolis.
Bij twee van de drie omgezette polissen heeft de betreffende verzekeraar haar verzekerden medio september over deze wijziging geïnformeerd door middel van een (digitale) brief. Verzekerden die voor digitale communicatie hebben gekozen en waarbij de omzetting vermoedelijk daadwerkelijk een verandering betekent omdat zij gebruik maken van zorg bij een niet-gecontracteerde zorgverlener, hebben tevens een fysieke brief ontvangen. Bij de derde omgezette polis heeft de verzekeraar op 12 november alle verzekerden met een brief en een wijzigingsfolder geïnformeerd.
Hoeveel mensen sloten geen zorgverzekering af in de afgelopen jaren? Kunt u de ontwikkeling vanaf de invoering van de zorgverzekering schetsen, uitgesplist in verschillende type verzekeringen?
Ik ga ervan uit dat u met type zorgverzekering bedoelt de «basiszorgverzekering» en «aanvullende zorgverzekering». Voor wat betreft de basiszorgverzekering is er onderscheid te maken tussen de periode voor en na 2011. In het jaar 2011 is de wet onverzekerden zorgverzekering (Wet Ovoz) in werking getreden. De Wet Ovoz heeft tot doel om mensen die verzekeringsplichtig zijn, maar zich niet verzekerd hebben, op te sporen en met behulp van vervolgacties het aantal onverzekerden terug te dringen.
2006
2007
2008
2009
2010
172.800
150.710
152.810
152.240
136.450
Bron: StatLine – Onverzekerden tegen ziektekosten; provincie, 2006–2010 (cbs.nl)
In de Verzekerdenmonitor wordt jaarlijks in beeld gebracht hoeveel verzekeringsplichtigen zijn opgespoord die geen zorgverzekering hebben gesloten en ambtshalve in verzekering zijn gebracht. Dit betreft alleen mensen die ingeschreven zijn in administratieve systemen, zoals de Basisregistratie Personen en de polis administratie van het UWV. Onbekend is om hoeveel mensen het gaat die zijn uitgeschreven, zoals dak- en thuisloze mensen.
In de onderstaande tabel staan de aantallen per jaar van verzekeringsplichtigen die zijn opgespoord die geen zorgverzekering hadden gesloten en van de aantallen die niet meer onverzekerd zijn.
2011
2012
2013
2014
2015
164.388
69.744
69.382
71.726
47.458
106.423
96.028
72.323
71.012
54.480
2017
2018
2019
2020
58.914
67.444
84.992
62.553
64.450
60.663
84.327
67.163
Het aantal verzekerden dat een aanvullende verzekering afsluit is al jaren vrij stabiel.
2018
2019
2020
2021
83,7%
83,8%
83,3%
83,9%
Op welke gebieden wordt er zorg in natura geleverd door verzekeraars als wordt gekozen voor een combinatiepolis?
Vier combinatiepolissen leveren geen zorg in natura maar alleen restitutie, waarbij wel een beperking geldt bij de vergoeding voor bepaalde vormen van niet-gecontracteerde zorg. Drie combinatiepolissen leveren voor maar een paar zorgvormen de zorg in natura; bij een polis gaat het om fysiotherapie, geestelijke gezondheidszorg (ggz) en wijkverpleging en bij de andere twee om ggz en wijkverpleging. Vijf combinatiepolissen leveren bijna alle zorgvormen in natura, met uitzondering van een paar vormen van zorg: bij een polis niet voor ggz, wijkverpleging en mondzorg, bij een polis niet voor ggz en mondzorg, bij een polis niet voor huisartsenzorg, geneesmiddelen en mondzorg, bij een polis niet voor fysiotherapie, ergotherapie en logopedie en bij een polis niet voor mondzorg en paramedie.
Mag een verzekeraar binnen een restitutiepolis in de wijkverpleging of GGZ alsnog minder dan het NZa-tarief vergoeden?
Op basis van het Besluit Zvw dient de zorgverzekeraar aan de verzekerde de kosten te vergoeden die gemaakt zijn uit hoofde van een restitutieverzekering, maar niet de kosten die hoger zijn dan in de Nederlandse marktomstandigheden in redelijkheid passend zijn te achten. Als er een maximumtarief is vastgesteld, geldt dat maximumtarief als invulling van het begrip marktconform en dient de restitutieverzekeraar het maximumtarief te vergoeden bij niet-gecontracteerde zorg.
Mag een verzekeraar een restitutiepolis eigenstandig omzetten in een natura- of combinatiepolis? Zo ja, hoe dient de verzekeraar de verzekerde daarover te informeren? Welke consequenties zijn er voor een verzekeraar als de verzekerden niet goed worden geïnformeerd?
Een verzekeraar bepaalt welke polissen hij aanbiedt. Als de inhoud van een polis verandert, dat moet de zorgverzekeraar de verzekerden daarover goed informeren, zoals ook bepaald is in de Nederlandse Zorgautoriteit Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten – TH/NR-017.
Welke stappen neemt u om te garanderen dat de restitutiepolis voor iedereen beschikbaar blijft, onafhankelijk van de financiële positie van de verzekerde?
Een restitutiepolis is gemiddeld duurder dan een naturapolis. Verzekerden kunnen zelf een keuze maken welke polis het beste bij hen past. De betaalbaarheid van de premie en het verplichte eigen risico is voor lagere inkomens geborgd via de zorgtoeslag.
Klopt het dat er verschil in voorwaarden zit tussen hulp bij fysieke klachten en hulp bij mentale klachten?Klopt het dat de verzekeraar met name de voorwaarden wijzigen voor hulpverleners die mentale hulp aanbieden? Zo ja, waarom is dit zo? Bent u bereid hier heldere afspraken over te maken?
Deze vraag is zo geïnterpreteerd dat gedoeld wordt op combinatiepolissen. Bij combinatiepolissen zit het verschil zowel bij voorwaarden voor de ggz als bij de somatische zorg (bijvoorbeeld wijkverpleging, paramedie en mondzorg). Het is aan de zorgverzekeraar om te bepalen welke polissen met welke voorwaarden hij aanbiedt.
Bent u het eens dat het pijnlijk is en schadelijk kan zijn als mensen hun vaste hulpverlener – die ze soms al jaren hebben en dus vertrouwen – kwijtraken doordat verzekeraars de voorwaarden veranderen? Zo ja, wat gaat u doen om te zorgen dat mensen hun vaste behandelaar kunnen behouden?
Zorgverzekeraars moeten transparant zijn over welke zorgverleners gecontracteerd zijn en welke (nog) niet. Zorgverzekeraars moeten ook transparant zijn over hoe zij omgaan met het vergoeden van zorg door (nog) niet gecontracteerde zorgaanbieders. Verzekerden kunnen ieder jaar overstappen van verzekering en verzekeraar als de huidige verzekering een gewenste zorgverlener niet contracteert en een andere wel. Ook kan een verzekerde kiezen voor een restitutiepolis.
Het is van belang dat verzekeraars selectief kunnen contracteren omdat zij zo in het belang van hun verzekerden kunnen sturen op passendere zorg; daardoor kunnen zij er ook voor te kiezen om bepaalde zorgaanbieders niet te contracteren als deze zorg leveren die van relatief mindere kwaliteit is en/of relatief duur is.
Het basispakket van Pro Life |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met de basispolis van Pro Life en het feit dat zij zeggen geen abortus, euthanasie, kunstmatige inseminatie met donorsperma (KID) en in vitro fertilisatie (IVF) voor homoparen te vergoeden?1
Ja, ik ben hiermee bekend.
Hoe beoordeelt u een verzekeraar die zegt een aantal zaken niet te vergoeden die sowieso niet via de basisverzekering gaan (abortus, KID etc)?
Het artikel op basis waarvan een zorgverzekeraar controversiële prestaties buiten de dekking van de zorgverzekering houdt (artikel 11 lid 5 Zorgverzekeringswet (Zvw)), heeft betrekking op verzekerde prestaties. Dit gaat dus om zaken die op basis van de Zvw onderdeel uitmaken van het basispakket. Wanneer een behandeling gericht op het afbreken van een zwangerschap plaatsvindt in een abortuskliniek, vindt de vergoeding plaats via de Subsidieregeling abortusklinieken. In 2019 ging dit om 90% van alle zwangerschapsafbrekingen, de overige 10% van de zwangerschapsafbrekingen vond plaats in een ziekenhuis.2 Vindt de behandeling gericht op het afbreken van een zwangerschap in een ziekenhuis plaats, bijvoorbeeld omdat er sprake is van een medische indicatie, dan valt de behandeling onder medisch-specialistische zorg en is die onderdeel van het basispakket.
Een KID-behandeling (kunstmatige inseminatie met donorzaad) wordt vergoed vanuit de basisverzekering, indien er sprake is van een medische indicatie. Er is echter ook een Subsidieregeling kunstmatige inseminatie met donorzaad, bedoeld voor vrouwen zonder mannelijke partner. Bij hen is er, door het ontbreken van een mannelijke partner, geen sprake van een medische indicatie.
Als Pro Life aangeeft in bepaalde gevallen geen abortus en geen KID-behandeling te vergoeden, is er dus sprake van correcte informatie, omdat beide behandelingen in bepaalde gevallen via de basisverzekering vergoed kunnen worden.
Erkent u dat het niet vergoeden van bepaalde behandelingen die in Nederland voor iedereen in het basispakket zouden moeten zitten, stigmatiserend kan werken op thema’s als abortus, euthanasie, IVF en transgenderzorg?
Iedere verzekerde heeft de mogelijkheid om een zorgverzekeraar en zorgverzekering te kiezen die het beste aansluit bij zijn of haar voorkeuren. Artikel 11 lid 5 Zvw biedt Pro Life de mogelijkheid om op grond van een bepaalde ethische of levensbeschouwelijke redenen controversiële prestaties buiten de basisverzekering te laten. Daarmee kan een verzekeraar met een aangepaste basisverzekering keuzevrijheid bieden voor mensen die bepaalde behandelingen in strijd vinden met hun levensovertuiging.
Ziet u ook het risico dat informatie vanuit de polis dat verzekerden sommige zorg niet vergoed krijgen, misleidend kan werken omdat verzekerden (of kinderen die zijn meeverzekerd) denken dat ze deze zorg nu niet kunnen krijgen? Zo nee, hoe worden deze verzekerden dan wel juist geïnformeerd?
Zorgverzekeraars moeten bij hun informatieverstrekking de «Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten» (TH/NR-017) naleven. De NZa ziet hierop toe. Van onjuiste informatie lijkt hier geen sprake te zijn, omdat Pro Life op haar website en in de polisvoorwaarden toelicht welke keuzes zij op basis van een bepaalde levensovertuiging gemaakt heeft ten aanzien van de vergoeding van zorg. Per vergoeding wordt hierbij aangegeven wat dit betekent voor de verzekerde.
Pro Life heeft mij laten weten dat zij haar website zal aanpassen, zodat het voor verzekerden duidelijker wordt dat wanneer een behandeling gericht op het afbreken van een zwangerschap plaatsvindt in een abortuskliniek de vergoeding – ook voor verzekerden van Pro Life – via de Subsidieregeling abortusklinieken loopt.
Waar ligt de grens van wat door een verzekeraar via een modelovereenkomst wel en niet mag worden uitgesloten van de basisverzekering?
Het staat zorgverzekeraars vrij om bepaalde prestaties buiten de dekking van de polis te houden. Deze mogelijkheid is – naar aanleiding van een amendement van de leden Van der Vlies en Rouvoet (zie Kamerstuk 29 763 nr. 57) – opgenomen in artikel 11 lid 5 Zvw. Zorgverzekeraars mogen modelovereenkomsten aanbieden waarin, in geringe afwijking van het bepaalde bij of krachtens het eerste en derde lid, bepaalde om ethische of levensbeschouwelijke redenen controversiële prestaties buiten de dekking van de zorgverzekering blijven. In de toelichting bij het amendement zijn hierbij onder ander genoemd: abortus provocatus, uitgezonderd vitale indicatie, opzettelijk levensbeëindigend handelen en kunstmatige voortplantingstechnieken, waarbij embryo's in vitro tot stand worden gebracht en/of waarbij geslachtscellen van anderen dan de partner worden gebruikt. Het was dus de bedoeling van de indieners van het amendement om deze en nog enkele handelingen buiten de dekking van de polis te kunnen houden. Of er in een concreet geval sprake is van «geringe aanpassingen» en hiermee wordt gehandeld binnen de grenzen van de Zvw, is ter beoordeling aan de NZa. De NZa bepaalt dus in concrete gevallen of met bepaalde polissen die uitsluitingen bevatten wordt voldaan aan de Zvw.
Valt uitsluiten van abortus, euthanasie, IVF waarbij geslachtscellen worden gebruikt die niet van de wettelijke partner zijn, IVF met restembryo’s, KID, hormoonbehandeling, genetisch onderzoek bij foetussen en anticonceptie nog wel onder «geringe aanpassingen» zoals is beschreven en bedoeld in artikel 11, lid 5 van de Zorgverzekeringswet?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn er andere basispolissen waarbij een van bovenstaande behandelingen ook niet worden vergoed (voor zover deze onder het basispakket vallen)? Zo ja, welke?
Sinds de introductie van de Zvw zijn er jaarlijks enkele (2 à 3) polissen op de markt die gebruik maken van de mogelijkheid die artikel 11 lid 5 Zvw biedt. Zo biedt bijvoorbeeld EUCARE ook een basispolis aan die geen medische handelingen vergoedt die het leven beëindigen of ingrijpend veranderen.
Zijn er sinds de Zorgverzekeringswet is ingevoerd eerder basispolissen geweest waarbinnen geen vergoeding was voor euthanasie, IVF, abortus, transgenderzorg? Zo ja, in welke jaren en bij welke polissen?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat IVF waarbij geslachtscellen worden gebruikt die niet van de wettelijke partner zijn, in feite betekent dat homoparen geen IVF-behandeling vergoed krijgen? Deelt u de mening dat dit discriminatie is, omdat homostellen en heterostellen nu niet in dezelfde gevallen hetzelfde worden behandeld? Zo nee, waarom niet?
IVF-behandelingen worden alleen vergoed vanuit de Zvw, als er sprake is van een medische indicatie. Bij homoparen is er geen sprake van een medische indicatie, aangezien zij afhankelijk zijn van een draagmoeder en eventueel een eiceldonor voor een IVF-behandeling. Bij lesbische stellen kan wel sprake zijn van een medische indicatie, maar zij zijn afhankelijk van een zaaddonor.
De bepaling dat Pro Life geen IVF-behandelingen vergoedt waarbij geslachtscellen worden gebruikt die niet van de wettelijke partner zijn, is ingegeven door het feit dat voor sommige mensen het gebruik van zaad- (of eicel)donoren in strijd is met hun levensovertuiging. Dit heeft dus niets te maken met discriminatie van homostellen. Ook heterostellen die (vanwege een medische indicatie) gebruik willen maken van geslachtscellen van derden krijgen hun behandeling niet vergoed bij Pro Life.
Kan hormoonbehandeling bij transseksualiteit wel worden uitgesloten, aangezien dit niet wordt benoemd in het amendement Van der Vlies-Rouvoet?2
In de toelichting bij het amendement van de leden Van der Vlies en Rouvoet (zie Kamerstuk 29 763, nr. 57) worden enkele voorbeelden genoemd van zaken die, volgens de opstellers van het amendement, zouden moeten vallen onder de uitzondering die is opgenomen onder artikel 11 lid 5 Zvw. In deze toelichting zijn geslachtsveranderende ingrepen als één van de prestaties die buiten de dekking van de zorgverzekering mogen blijven, genoemd. Of een polis in een concreet geval voldoet aan artikel 11 lid 5 Zvw, is ter beoordeling aan de NZa.
Hoeveel volwassenen en kinderen zijn er verzekerd bij Pro Life? Hoeveel pubers hebben daardoor nu geen toegang tot transzorg?
In totaal zijn er circa 115.000 mensen verzekerd bij Pro Life, van wie circa 11.000 verzekerden in de leeftijd van 12 t/m 17 jaar. Indien transgenderzorg aan de orde is die niet vanuit de verzekering van Pro Life wordt vergoed, biedt Zilveren Kruis de mogelijkheid om tussentijds over te stappen naar één van haar verzekeringen die deze zorg wel vergoed. Daarnaast hebben verzekerden aan het einde van het jaar de mogelijkheid om over te stappen naar een andere zorgverzekeraar.
Wat zijn de effecten van het niet vergoeden van euthanasie voor mensen die ondraaglijk en uitzichtloos lijden? Wat gebeurt er als het lijden dusdanig is dat palliatieve sedatie niet voldoende is?
In de palliatieve fase is de zorg gericht op het voorkomen en verlichten van lijden, door middel van vroegtijdige signalering en zorgvuldige beoordeling en behandeling van problemen van fysieke, psychische, sociale en spirituele aard, zoveel mogelijk aangesloten bij de wensen van de patiënt. Het is aannemelijk dat patiënten die kiezen voor een polis bij Pro Life überhaupt geen euthanasie zouden willen. Desalniettemin blijft euthanasie voor hen een mogelijkheid, mits voldaan is aan de eisen van de euthanasiewetgeving. Als euthanasie is uitgesloten uit een zorgpolis, wordt deze alleen niet vergoed. In dat geval zullen de zorgkosten in rekening worden gebracht bij de (nalatenschap van de) patiënt.
Ander handelen door een arts met als doel het leven te beëindigen is niet toegestaan. Voor patiënten die ondraaglijk en uitzichtloos lijden is diepe, continue palliatieve sedatie soms een mogelijkheid om het lijden te verlichten tot het moment van overlijden. Dit mag echter alleen als wordt verwacht dat de patiënt binnen twee weken overlijdt. Als hier geen sprake van is, kan een patiënt zelf besluiten om te stoppen met eten en drinken. Dit kan worden vergeleken met het weigeren van een behandeling waardoor het overlijden volgt. De arts heeft de professionele plicht om het gesprek hierover aan te gaan, wanneer de patiënt het stoppen met eten en drinken ter sprake brengt. Als de patiënt eenmaal hiervoor heeft gekozen, heeft de arts ook de professionele plicht om zorg te verlenen om het lijden te verlichten.
Bij gewetensbezwaren dient de arts de patiënt over te dragen aan een andere arts en zorg te verlenen tot het moment van overdracht.
Welke stappen gaat u zetten Pro Life te dwingen om juist te informeren over de vergoedingen van abortus, KID en andere zaken die helemaal niet via de basisverzekering worden betaald en Pro Life te bewegen tot een volledig basispakket?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, is er geen sprake van onjuiste informatie. Daarnaast heeft Pro Life aangegeven haar informatieverstrekking op de website rondom de vergoeding van behandelingen gericht op het afbreken van een zwangerschap te verduidelijken (zie ook het antwoord op vraag 4). Verdere stappen acht ik daarom niet nodig.
Ik ben niet van plan een wetswijziging voor te bereiden. Iedere verzekerde heeft in Nederland de mogelijkheid om de basispolis te kiezen die het beste aansluit bij zijn of haar voorkeuren. De Pro Life polis biedt mensen de keuze voor een polis die aansluit op een bepaalde levensovertuiging. In het geval dat een verzekerde van Pro Life toch kiest voor een specifieke behandeling die is uitgesloten van vergoeding, biedt de verzekeraar op basis van coulance de mogelijkheid om tussentijds over te stappen naar een verzekering van Zilveren Kruis die die specifieke behandeling wel vergoedt. Zo een overstap is in de afgelopen 3 jaar 1 keer gebeurd. Daarnaast hebben verzekerden de mogelijkheid om aan het einde van het jaar over te stappen naar een andere zorgverzekeraar.
Bent u bereid om een wetswijziging voor te bereiden zodat iedereen in Nederland hetzelfde basispakket krijgt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Het moedwillig fout informeren van jongeren over abortus |
|
Habtamu de Hoop (PvdA), Corinne Ellemeet (GL), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van de foutieve informatie die wordt verstrekt aan jongeren op sommige scholen ten aanzien van abortus, bijvoorbeeld over het zogenaamd wegkruipen van een foetus van 12 weken van een abortustang?1
Ik heb kennisgenomen van het NOS-artikel d.d. 3 november 2021: «Roep om strengere regels over abortus-gastlessen op middelbare scholen».
Deelt u de mening dat deze opzettelijk kwetsende, doelbewust onjuiste informatie onwenselijk is, zeker gezien de kwetsbare positie van jongeren?
Het is van belang dat elk meisje en elke vrouw zich vrij en veilig voelt om zelf keuzes te maken over haar zwangerschap. Het raakt aan een fundamenteel recht dat is verankerd in onze Grondwet. Ik besef dat jongeren bij zwangerschap voor lastige en emotioneel beladen beslissingen kunnen komen te staan die bepalend zijn voor de rest van hun leven. Daarom is het belangrijk dat jongeren goed geïnformeerd worden over onderwerpen als seksualiteit, het menselijk lichaam, zwangerschap, abortus en de rechten, verantwoordelijkheden en vrijheden die hierbij horen. Gedegen en correcte informatie stelt hen in staat weloverwogen en geïnformeerde keuzes te maken aangaande seksualiteit en alle ingewikkelde vraagstukken die daar bij kunnen komen kijken. De verantwoordelijkheid om jongeren te informeren ligt primair bij ouders en verzorgers, maar ook het onderwijs kan hierin een belangrijke rol vervullen. Seksualiteit en seksuele diversiteit zijn dan ook onderdeel van het curriculum en de kerndoelen op dit gebied worden momenteel aangescherpt.
Deelt u tevens de mening dat jongeren adequaat geïnformeerd dienen te worden over hoe veilig te vrijen en welke opties er zijn in geval van bijvoorbeeld een seksueel overdraagbare aandoening of een ongewenste zwangerschap?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunt u aangeven hoe wijdverbreid deze abjecte «voorlichtingen» zijn?
Ik heb navraag gedaan bij de Inspectie van het Onderwijs (hierna inspectie) over de betreffende gastlessen. De inspectie houdt toezicht op naleving van wet- en regelgeving en registreert niet hoe scholen invulling geven aan specifieke onderwerpen binnen een leerdomein. Er is dan ook geen overzicht beschikbaar van welke voorlichting, in welke frequentie, door welke school gegeven wordt.
Vindt u dat, ondanks de vrijheid van onderwijs, scholen de verantwoordelijkheid hebben hun leerlingen niet te schaden, fysiek dan wel psychologisch?
Het is evident dat scholen hier een grote verantwoordelijkheid hebben en moeten zorgdragen voor de fysieke en psychologische veiligheid van hun leerlingen. Deze verantwoordelijkheid is wettelijk verankerd in een aantal bepalingen in de sectorwetten over (sociale) veiligheid en burgerschap. Dit staat los van de vrijheid van onderwijs.
Erkent u dat het verstrekkende gevolgen kan hebben voor een individueel leven wanneer jongens en meisjes verkeerd worden geïnformeerd over veilig vrijen en abortus?
Zie het antwoord op vraag 2. Daarbij merk ik op dat scholen veel vrijheid hebben bij het inrichten van hun onderwijs en hun grondslag en overtuigingen kunnen daarvoor een belangrijke basis vormen. Deze vrijheid wordt ingekaderd door wet- en regelgeving. Dit betekent in de praktijk dat het een school vrijstaat de waarde van het leven te benadrukken en hun visie op bijvoorbeeld seksualiteit te delen. Dit dient te gebeuren in een veilige omgeving waarin de autonomie van de leerling wordt gerespecteerd en op een wijze die in lijn is met de kerndoelen. Zo moet worden overgebracht dat in Nederland het recht op abortus bestaat en lichamelijke onaantastbaarheid een grondrecht is.
Verdienen jongeren het volgens u om correct en volledig geïnformeerd te worden over hun eigen lichamen en de keuzes die hen daarin vrij staan volgens de Nederlandse wet?
Zie de antwoorden op de vragen 2, 6 en 8.
Welke opties ziet u om deze schadelijke praktijken te beëindigen dan wel te ontmoedigen binnen de vrijheid van onderwijs maar met oog voor de grote verantwoordelijkheid die scholen dragen over het welzijn van hun leerlingen?
Scholen hebben een belangrijke verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor een veilig schoolklimaat en het welzijn van hun leerlingen. Het beoordelen van de vorm en inhoud van specifieke gastlessen kan onderdeel zijn van (signaalgericht) toezicht. Signalen zoals beschreven in het desbetreffende NOS-artikel neemt de inspectie mee in haar toezicht en kunnen worden besproken met betreffende schoolbesturen in de reguliere gesprekken of aanleiding vormen voor gericht vervolgonderzoek. Als scholen hun verantwoordelijkheid niet nemen ten aanzien van het zorgdragen voor een veilig schoolklimaat en het welzijn van hun leerlingen, zal worden opgetreden conform het handhavingsinstrumentarium.
Welke concrete stappen gaat u zetten en wanneer kan de Kamer verwachten hierover geïnformeerd te worden?
Zie het antwoord op vraag 8. Indien de inspectie overgaat tot het geven van herstelopdrachten of onderzoeken heeft afgerond betreft dit openbare informatie die te vinden is op haar website.
Abortus voor ongedocumenteerden |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met de column in de Volkskrant van 29 oktober 2021 over abortus voor ongedocumenteerde vrouwen?1
Ja, ik ben bekend met dat artikel.
Deelt u mijn opvatting dat abortus voor alle vrouwen in Nederland toegankelijk moet zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het inderdaad van groot belang dat abortuszorg voor alle vrouwen in Nederland toegankelijk is. Voor de bekostiging daarvan is het van belang of een vrouw verzekerd is op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Als zij Wlz verzekerd is wordt de abortuszorg bekostigd aan klinieken op grond van de Subsidieregeling abortusklinieken. Wanneer een vrouw niet Wlz-verzekerd is, zal zij in principe zelf zorg dienen te dragen voor de bekostiging. Overigens verlenen ook ziekenhuizen abortushulpverlening indien daartoe een medische noodzakelijkheid bestaat. Deze vorm van abortuszorg wordt bekostigd op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Hoe denkt u dat mensen zonder verblijfsvergunning, seizoenarbeiders en dak- en thuislozen zelf genoeg geld, zo rond de 700 euro, bij elkaar kunnen leggen voor een abortus?
Ik kan me goed voorstellen dat de situatie waar deze groep vrouwen zich in bevindt bijzonder lastig is, en dat de potentiële gevolgen daarvan groot zijn. Ik acht het daarom van groot belang dat hulpverlening en abortuszorg in Nederland voldoende financieel toegankelijk zijn.
Voor een deel van de mensen uit de groepen die u noemt geldt dat zij Wlz-verzekerd kunnen zijn. Wlz-verzekerd is iemand die ingezetene is, of, wanneer zij geen ingezetene is, vanwege in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Als iemand woont of werkt in Nederland is die persoon dus meestal verzekerd voor de Wlz, en dan is de toegang tot abortuszorg voor die vrouw kosteloos. Het hebben van een zorgverzekering is geen criterium.
Zoals ik eerder heb geantwoord in Kamervragen over de toegang tot seksuele en reproductieve zorg voor ongedocumenteerde vrouwen2, heeft de NZa maximumtarieven vastgesteld voor abortuszorg voor vrouwen die niet Wlz-verzekerd zijn. Met de invoering van een maximumtarief voor abortuszorg aan niet Wlz-verzekerden kregen abortusklinieken de mogelijkheid om op flexibele wijze een lager tarief te kunnen vragen aan een vrouw. Ook heb ik toen aangegeven dat klinieken de uit gesubsidieerde abortuszorg opgebouwde financiële buffers kunnen toewenden voor investeringen in de abortuszorg, bijvoorbeeld door de behandelingen voor vrouwen te bekostigen die dit zelf niet kunnen opbrengen.
Naar mijn mening biedt de flexibiliteit voor abortusklinieken om voor specifieke niet Wlz-verzekerde vrouwen abortuszorg (deels) te bekostigen, genoeg ruimte om abortuszorg voor deze vrouwen financieel toegankelijk te houden.
Wat denkt u dat de gevolgen zijn voor vrouwen die hier geen abortus kunnen krijgen, als ze die niet kunnen betalen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om bij abortusklinieken en artsen die zich inzetten voor deze groepen, zoals Dokters van de Wereld, uit te vragen hoe vaak zij verzoeken tot een abortus krijgen van mensen uit bovengenoemde groepen, zodat een schatting kan worden gemaakt van het totale probleem? Indien dit niet bekend is, bent u dan dit te onderzoeken?
Ik heb een dergelijke uitvraag in 2019 gedaan onder de bestuurders van abortusklinieken. Ik heb daar in de beantwoording van eerdere Kamervragen over gerapporteerd3, evenals in een commissiebrief in reactie op een petitie «Seksuele en reproductieve zorg voor kwetsbare groepen»4. Uit de uitvraag bleek dat abortusklinieken beperkte ervaring met ongedocumenteerde vrouwen hebben, van af en toe en heel soms tot sporadisch of niet. Eén kliniek gaf aan waarschijnlijk vaker met ongedocumenteerde vrouwen te maken te hebben dan terug te vinden is in de registratie. Vrouwen die uiteindelijk geen behandeling ondergaan omdat niet voorzien kan worden in de financiering worden namelijk niet geregistreerd door de kliniek. Het is om deze reden lastig om een preciezere schatting te maken van de grootte van de groep.
Van organisaties zoals Dokters van de Wereld heb ik sinds 2019 enkele malen signalen ontvangen dat zij hulp boden aan ongedocumenteerde vrouwen die moeite hadden om (tijdig) toegang tot abortuszorg te krijgen.
Ik ben bereid abortusklinieken te verzoeken om bij te houden of, en zo ja, hoe vaak, zij te maken krijgen met ongedocumenteerde vrouwen die financieel niet in staat zijn abortuszorg te bekostigen.
Bent u bereid om de bestaande CAK-subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden uit te breiden, zodat ook abortus daaronder valt? Zo nee, waarom niet?
Er zijn twee relevante CAK-regelingen in dit verband. Voor ongedocumenteerden is er de «regeling inzake financiering van medisch noodzakelijke zorg aan illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen». Dit is een wettelijke regeling, die is opgenomen in artikel 122a van de Zvw. Voor rechtmatig verblijvende onverzekerde personen, zoals dak- en thuisloze mensen is er de «Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden». Deze subsidieregeling is niet bedoeld voor ongedocumenteerden.
Als een zorgverlener zorgkosten heeft gemaakt voor zorg aan ongedocumenteerde vrouwen, kan een bijdrage worden gevraagd aan het CAK op grond van de eerstgenoemde regeling. Ingevolge deze regeling is een onverzekerbare vreemdeling een persoon die illegaal in Nederland verblijft, een aanvraag voor een verblijfsvergunning heeft ingediend, of bezwaar of beroep heeft ingesteld tegen een afwijzende beslissing op een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning.
De CAK regeling onverzekerbare vreemdelingen geldt niet voor asielzoekers die onder de Regeling Medische zorg Asielzoekers (RMA) vallen. De RMA is voor medisch noodzakelijke zorg bij asielzoekers, die al dan niet in een asielzoekerscentrum verblijven. De RMA volgt in grote lijnen het aansprakenpakket van de Zvw maar eveneens aanvullende zorg, Wlz, Wmo, en ook abortuszorg wordt vergoed onder de RMA.
Binnen de CAK regeling onverzekerbare vreemdelingen wordt alleen zorg vergoed die is opgenomen in het wettelijk aansprakenpakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz). Abortuszorg valt daar niet onder omdat abortuszorg niet in het aansprakenpakket van Zvw of Wlz zit. Ofwel het aansprakenpakket ófwel artikel 122a zou moeten worden aangepast om vergoeding van abortuszorg mogelijk te maken. Beide opties zijn verstrekkend omdat het om politiek gevoelige wetsaanpassingen gaat. Openstelling van de genoemde regeling brengt bovendien een risico op misbruik met zich. Het valt voor abortusklinieken immers niet of nauwelijks te controleren of vrouwen tot de doelgroep van de regeling behoren. Dit heeft dus niet mijn voorkeur.
Bent u bereid, op basis van een schatting van het aantal gevallen, de subsidieregeling voor abortusklinieken uit te breiden, zodat er ook budget is voor abortus bij ongedocumenteerden? Zo nee, waarom niet?
De Subsidieregeling abortusklinieken voorziet momenteel in de vergoeding van abortusbehandelingen aan klinieken voor Wlz-verzekerden. De mogelijkheid bestaat om een artikel toe te voegen aan de subsidieregeling waarmee klinieken de mogelijkheid krijgen om de kosten van behandelingen van ongedocumenteerde vrouwen vergoed te krijgen. Het is echter moeilijk te beargumenteren waarom abortuszorg wel vergoed zou moeten worden voor ongedocumenteerde vrouwen maar niet voor andere niet Wlz-verzekerden, zoals buitenlandse vrouwen die voor een abortus naar Nederland komen of buitenlandse studenten die niet Wlz-verzekerd zijn. Vanuit juridisch oogpunt ontbreekt hier een objectief criterium voor de afbakening van de doelgroep. Dit levert dus ook een risico op misbruik van deze vergoedingsmogelijkheid op.
Bent u bereid abortus bij ongedocumenteerde vrouwen te financieren als zij naar abortusklinieken verwezen worden door organisaties die zich inzetten voor zorg voor ongedocumenteerden? Zo ja, onder welke voorwaarden en zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Indien u op de vorige drie vragen afwijzend heeft geantwoord, welke oplossingen ziet u om deze vrouwen te kunnen helpen?
Ik ben bereid nogmaals een oproep aan abortusklinieken te doen om in voorkomende gevallen gebruik te maken van de mogelijkheid om een flexibel tarief voor abortuszorg te hanteren, zodat de financiële toegang voor deze kleine maar kwetsbare groep vrouwen voldoende is. Ik ben van mening dat de tarieven voor abortuszorg de afgelopen jaren hoog genoeg zijn gebleken, en dat overschotten op deze financiële middelen (mede) ingezet kunnen worden voor de incidentele zorg voor ongedocumenteerde vrouwen.
Het bericht over mogelijke push back van een groep van 27 vluchtelingen op het Griekse eiland Lesbos |
|
Jasper van Dijk , Christine Teunissen (PvdD), Sylvana Simons (BIJ1), Kati Piri (PvdA), Don Ceder (CU), Corinne Ellemeet (GL), Marieke Koekkoek (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het het bericht van Aegean Boat Report ABR van dinsdag 12 oktober 2021 over een groep van 27 vluchtelingen, waaronder een groot aantal minderjarigen en een hoogzwangere vrouw, die zich, opgesplitst in drie groepjes, schuilhield in de bossen en bergen op Lesbos uit angst om teruggestuurd te worden (pushback) door de Griekse autoriteiten?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van de Nederlandse kunstenaar Katinka Simonse (Tinkebell) in de radiouitzending van De Nieuws BV van 19 oktober jl. waarin zij zegt bewijs in handen te hebben waaruit blijkt dat tenminste één minderjarige jongen uit de hierboven genoemde groep die aantoonbaar reeds op Lesbos was aangekomen, alsnog door de Griekse autoriteiten terug op zee is gezet en nu weer in Turkije is? Bent u van plan hier opheldering over te vragen aan uw Griekse collega?
Van deze uitspraken heb ik kennisgenomen. Het standpunt van het kabinet ten aanzien van pushbacks is uw Kamer bekend. De Griekse regering is van mening dat, naast de openbaar aanklager, ook nationale instanties als de Ombudsman, de Nationale Transparantie-autoriteit en de interne opsporings- en vervolgingsautoriteit van de Griekse politie en kustwacht (SIASC) een rol kunnen vervullen bij het onderzoeken van vermeende pushbacks. Bij het ontbreken van eigenstandige informatie wacht ik de resultaten van dergelijke onderzoeken af. Daarnaast zet het kabinet zich actief in voor een onafhankelijk EU monitoringsmechanisme. Ik verwijs verder naar antwoord 8.
Kunt u nagaan bij de Griekse autoriteiten of de 13 leden van de groep van 27 vluchtelingen die niet in het vluchtelingenkamp zijn aangekomen de gelegenheid hebben gekregen asiel aan te vragen en opvang hebben gekregen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dan wel ontkrachten dat hier sprake was van een pushback op zee door de Griekse autoriteiten van tenminste één persoon die al op Grieks grondgebied was? En bent u het er mee eens dat als dit inderdaad heeft plaatsgevonden, dit mensen in levensgevaar heeft gebracht?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u navragen bij de Griekse autoriteiten waarom de Nederlandse kunstenaar Katinka Simonse samen met enkele anderen korte tijd is vastgehouden door de Griekse autoriteiten? Zo nee, waarom niet?2 Bent u van plan opheldering te vragen bij de Griekse autoriteiten over de verklaringen van Simonse dat haar en een andere vrouwelijke metgezel werd opgedragen zich naakt uit te kleden en een optische genitale inspectie te ondergaan, terwijl hun mannelijke metgezel daartoe niet gedwongen werd, en dat dit bovendien onrechtmatig gebeurde omdat er géén sprake was van een formele arrestatie noch van een officiële tenlastelegging van een strafbaar feit? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse ambassade is op de hoogte gesteld van het incident, maar er is geen formele hulpvraag ontvangen van Katinka Simonse. Het staat betrokkenen vrij om naar aanleiding van het incident via hun advocaat een klacht in te dienen.
Klopt het dat recente Griekse wetgeving het helpen – onderdak verlenen, vervoer, het geven van kleren, eten en drinken – van nieuw aangekomen vluchtelingen die nog niet geregistreerd zijn, strafbaar stelt? Klopt het ook dat door de meest recente wetgeving van september vluchtelingen het recht is ontnomen een vertaler te krijgen? Bent u het met ons eens dat het geven van hulp zoals eten en drinken aan vluchtelingen nergens in de Europese Unie strafbaar zou mogen zijn? Zo nee, waarom niet?
De Griekse wet verbiedt het faciliteren van de irreguliere aankomst van onderdanen van derde landen op het Griekse territorium en het faciliteren van hun illegale verblijf. Verder verbiedt de wet het verhuren van eigendom aan onderdanen van derde landen die geen reisdocument hebben met een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning. Het is mij niet bekend dat er restricties zijn opgenomen ten aanzien van het recht op een vertaler. Wat het kabinet betreft is het van belang dat asielzoekers toegang hebben tot basisvoorzieningen zoals ook is vastgelegd in het Unierecht. Het is aan de Europese Commissie, als hoedster van de verdragen, om erop toe te zien dat de Griekse wetgeving verenigbaar is met het Unierecht.
Klopt het dat Griekse lokale advocaten en buitenlandse advocaten die op de eilanden voor juridische niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) met vluchtelingen werken, nu strafbaar zijn wanneer ze contact hebben met nieuw aangekomen vluchtelingen, al is het telefonisch, en daardoor hun licentie kunnen verliezen? Bent u het met ons eens dat dit het werk van advocaten met nieuw aangekomen vluchtelingen onmogelijk maakt en de rechtspositie van vluchtelingen in gevaar brengt, net zoals het feit dat ze nu niet meer door een vertaler mogen worden bijgestaan? Gaat u dit bij uw Europese collega’s aankaarten en met welke reactie zult u pas tevreden zijn?
De recent aangenomen wetswijziging vereist van leden of werknemers van Griekse of internationale vrijwilligersorganisaties, maatschappelijke organisaties en non-gouvernementele organisaties (ngo’s) dat zij zich registeren in de «Registry of Greek and Foreign Non-Governmental Organizations» van het Ministerie van Migratie. Zonder registratie mogen zij niet actief zijn op het terrein van migratie en asiel. Een recente wetswijziging voegt daar aan toe dat dit ook geldt voor ngo’s die opereren ten aanzien van thematiek vallend onder «de bevoegdheid van de kustwacht». Advocaten actief voor dergelijke ngo’s vallen hier volgens de letter van deze wet ook onder. Tegelijkertijd echter genieten Griekse advocaten ook bescherming onder de algemene Griekse advocatenwetgeving. De ambassade is niet bekend met gevallen van vervolging van advocaten op basis van de bovengenoemde ngo-wetgeving.
Ik heb vernomen dat bij de Griekse Raad van State een rechtszaak loopt tegen deze wetgeving. Als het vermoeden bestaat dat Griekenland in strijd met het Unierecht handelt is het in de eerste plaats aan de Europese Commissie om eventuele verdere stappen te zetten.
Waarom heeft u tijdens het commisiedebat over de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 6 oktober jl. de Kamer gezegd dat de Griekse regering het onafhankelijke EU-monitoring mechanism dat moet toezien op het respecteren van mensenrechten aan de EU-grenzen zal accepteren en opzetten, en dat allang geleden heeft toegezegd, terwijl de Griekse Minister van Asiel en Migratie precies een week daarvoor, op 29 september, zelf heeft ontkend dat Griekenland dat ooit heeft toegezegd en het, aangezien er volgens Griekenland geen pushbacks plaatshebben, niet zal accepteren?3 Hoe gaat u uw Griekse collega daar op aanspreken en wat gaat u doen als hij dat blijft weigeren?
Mijn uitspraken zijn gebaseerd op die van de Europese Commissie. In het voortgangsrapport op het gebied van asiel en migratie dat de Commissie op 29 september jl. publiceerde en waarover uw Kamer via het verslag van de JBZ-raad van 8 en 9 oktober jl. is geïnformeerd4, stelt de Commissie dat het met verschillende lidstaten waaronder Griekenland in gesprek is over de ontwikkeling en implementatie van een onafhankelijk en geloofwaardig monitoringsmechanisme.
Ik heb vernomen dat de Europese Commissie nog steeds in gesprek is met de Griekse regering over het opzetten van een onafhankelijk EU monitoringsmechanisme. In mijn contacten met mijn Griekse collega benadruk ik het belang van een dergelijk mechanisme. Hierbij merk ik overigens wel op dat het primair aan de Europese Commissie is om eventueel verdere stappen te zetten in het geval dat er sprake is van een eventuele schending van het Europese acquis.
Bent u bekend met het feit dat de Griekse ombudsman, die volgens u de pushbacks allang onderzoekt, zelf klaagt over het feit dat hij niet in staat is de pushbacks grondig te kunnen en mogen onderzoeken omdat de huidige regering hem niet voldoende mandaat daarvoor geeft waardoor hij eigenlijk niets mag en kan onderzoeken?4 Bent u het met ons eens dat dit onderzoek, waarbij de Griekse Ombudsman alleen «klachten over pushbacks die de politie en kustwacht heeft aangenomen», mag onderzoeken en die bovendien dateren van voor 2019, geen accuraat beeld van de huidige situatie op gaat leveren?
Op verschillende momenten heb ik uw Kamer geïnformeerd over de onderzoeken die zowel in Griekenland als in Europa hebben plaatsgevonden of nog lopen naar aanleiding van de berichtgeving over pushbacks. Daarbij heb ik gewezen op een onderzoek van de Europese ombudsman in relatie tot de vermeende betrokkenheid van Frontex. Ik hecht eraan dat dergelijk onafhankelijk onderzoek plaatsvindt. In het geval van lopende Griekse onderzoeken, heb ik uw Kamer o.a. geïnformeerd over het onderzoek naar 177 vermeende incidenten waartoe de aanklager van het Griekse Hoger Gerechtshof de openbare aanklagers in verschillende regio’s heeft opgedragen.6 Ook aan het uitvoeren van de onderzoeken van de Griekse ombudsman hecht ik waarde. Bij het ontbreken van eigenstandige informatie wacht ik de resultaten van deze onderzoeken af.
Bent u het eens met Europees Commissaris Johansson die zegt niet te zullen accepteren dat de Grieken depush backs niet gaan onderzoeken?5 Hoe lang bent u nog bereid te wachten op onderzoek dat hierover uitsluitsel geeft? Staat u, in het licht hiervan en van de hierboven genoemde ontkenning van uw Griekse Minister, nog steeds achter uw uitspraak tijdens het commissiedebat van 6 oktober over de JBZ-raad waarin u zei dat de Grieken de hier serieus naar kijken? Zo ja, waarom?
Ik steun de oproep van Commissaris Johansson. De uitvoering van het onderzoek naar de meest recente meldingen van pushbacks staat voorop. Lidstaten zijn primair verantwoordelijk voor de uitvoering van grenstoezicht. Hoewel voor lidstaten met een buitengrens dit niet altijd eenvoudig is, staat voorop dat optreden aan de grens altijd in lijn moet zijn met Europees en internationaal recht. Het is uw Kamer bekend dat ik, samen met andere leden van het kabinet, actief en mede op verzoek van leden van uw Kamer in Europese overleggen en bilaterale contacten het belang van het respecteren van fundamentele rechten aan de buitengrenzen onderstreep.
Net als uw Kamer, neem ik ook kennis van de aanhoudende berichtgeving over vermeende pushbacks. De stelling dat door de aanhoudende berichtgeving sprake is van een gebruikelijke, gangbare praktijk deel ik echter niet. Zowel de Europese Commissie, als andere lidstaten waaronder Nederland, blijven benadrukken dat dit niet in lijn is met de Europese standaarden. Het zetten van eventuele vervolgstappen is primair aan de Europese Commissie, als hoedster van de verdragen.
Kent u de berichten van de Noorse NGO Aegean Boat Report (ABR) over de door de Griekse kustwacht uitgevoerde pushbacks op de Middellandse Zee die inmiddels gebruikelijke praktijk zouden zijn?6 Wat is uw reactie hierop? Deelt u de conclusie die op basis van de verschillende onderzoeken die inmiddels in de media zijn gepubliceerd7, dat pushbacks inmiddels geen incidenten maar gangbare praktijk zijn? Zo nee, hoe komt u tot een andere conclusie? Hoe gaat u bijdragen aan het beëindigen van deze praktijk?
Zie antwoord vraag 10.
Het gebrek aan daadkracht om fatsoenlijke noodopvang voor asielzoekers in te richten |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «750 vluchtelingen brengen nacht door in Ter Apel, terwijl plek was voor 275»?1
Ja.
Wat heeft u sinds de brief die u op 25 augustus 2021 verstuurde, waarin u aangaf het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) te hebben gevraagd in overleg met gemeenten noodopvang in te richten, ondernomen om de druk in Ter Apel te verlichten en te zorgen dat asielzoekers ten allen tijde fatsoenlijk worden opgevangen? Kunt u dit in een korte tijdlijn omschrijven?2
Na het versturen van de brief op 25 augustus jl. hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ondergetekende op 30 augustus 2021 overleg gehad met de commissarissen van de Koning in hun rol als Rijksheer over de opvangproblematiek bij het COA en de achterstanden bij het uitplaatsen van vergunninghouders. Dit overleg vindt sindsdien ongeveer elke drie weken plaats om de stand van zaken, voorgang en de acties te bespreken ten aanzien van de opgaven rondom het creëren van extra opvangplekken en het versnellen van huisvesting van vergunninghouders in gemeenten.
Op 18 oktober jl. is de acute opvangproblematiek ook besproken in het Veiligheidsberaad. In het antwoord op vraag 3 wordt nader ingegaan op hetgeen tijdens dit beraad is besproken.
Op 20 oktober jl. heeft de voorzitter van de veiligheidsregio Groningen een bijstandsverzoek gedaan op grond van artikel 51 Wet veiligheidsregio’s. In reactie hierop heeft het kabinet de commissarissen van de Koning op 22 oktober jl. verzocht om op korte termijn per provincie 100 extra opvangplekken te realiseren en exploiteren om Ter Apel te ontlasten. In het antwoord op vraag 4 wordt nader ingegaan op de acties die naar aanleiding van dit bijstandsverzoek zijn ingezet.
Daarnaast hebben leden van het Kabinet, het COA, medewerkers vanuit de Ministeries van Justitie en Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en ikzelf in de afgelopen periode veel bilaterale contacten gehad met provincies, gemeenten en andere betrokken partijen, zoals Defensie en woningcorporaties, om extra opvangplekken te realiseren en de huisvesting van vergunninghouders naar gemeenten te versnellen. Dit heeft tot nu toe geleid tot de realisatie van 6.500 extra, veelal tijdelijke, opvangplekken en worden er verschillende defensielocaties ingezet voor de opvang van (Afghaanse) asielzoekers. Daarnaast zijn er tussen 1 juli en 1 november van dit jaar ruim 7.500 vergunninghouders gehuisvest in gemeenten. Ook ondersteunen het Ministerie van BZK en het RVB gemeenten bij het beschikbaar maken van grond of woningen voor bewoning van vergunninghouders. Echter, heeft dit wat langer de tijd nodig om te renderen. Tot slot, wordt ingezet op het tijdelijk bieden van onderdak aan vergunninghouders via de hotel- en accommodatieregeling. Deze regeling, die per 5 november jl. operationeel is, geeft gemeenten de mogelijkheid de aan hen gekoppelde vergunninghouders tijdelijk onderdak aan te bieden in hotels en andersoortige accommodaties binnen de gemeentegrenzen, terwijl zij verder werken aan het vinden van (definitieve of tijdelijke) huisvesting.
Klopt het, dat in het Veiligheidsberaad van maandag 18 oktober 2021 is besloten, dat op korte termijn tussen de 800 en 1500 slaapplekken bij moesten komen? Zo ja, welke acties zijn na afloop van dat beraad in gang gezet om die doelstelling te realiseren, en waarom heeft dit niet kunnen voorkomen dat in Ter Apel honderden mensen boven de maximale capaciteit verblijven?
Tijdens het Veiligheidsberaad op 18 oktober jl. is de veiligheidsregio’s verzocht om opties aan te leveren om op korte termijn 1.500 extra opvangplekken te kunnen realiseren. In het Veiligheidsberaad is hierop door een aantal regio’s de bereidheid uitgesproken hiermee aan de slag te gaan. Dit heeft tot een aantal nieuwe mogelijke opties geleid om opvanglocaties te realiseren die door het COA zijn onderzocht. De door de veiligheidsregio’s aangedragen opties zijn echter niet van dien aard dat hier op korte termijn extra opvangplekken gerealiseerd kunnen worden.
Heeft u overwogen een crisismaatregel te treffen voor het inrichten van extra slaapplekken om de overbezetting in Ter Apel direct te verhelpen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft dit niet tot resultaat geleid?
Op 20 oktober jl. heeft de voorzitter van de veiligheidsregio Groningen een bijstandsverzoek gedaan op grond van artikel 51 Wet veiligheidsregio’s. In reactie hierop heeft het kabinet de commissarissen van de Koning op 22 oktober jl. verzocht om op korte termijn per provincie 100 extra opvangplekken te realiseren en exploiteren om Ter Apel te ontlasten. Dit verzoek heeft geresulteerd in bijna 700 extra opvangplekken. Vanuit het kabinet is veel waardering voor de provincies die aan deze oproep gehoor hebben gegeven.
Op 26 oktober jl. is met de commissarissen van de Koning in hun rol als Rijksheer geconcludeerd dat, ondanks dat de problematiek niet volledig is opgelost, de reguliere governance van Landelijke en Provinciale Regietafels weer aan zet is om deze opgave aan te pakken. Dit is tijdens de Landelijke Regietafel van 3 november jl. bevestigd. Daarmee is in gezamenlijkheid besloten dat het bijstandsverzoek van 20 oktober jl. afgehandeld. Wel blijft de situatie ten aanzien van de asielopvang in het algemeen, en Ter Apel in het bijzonder, grote aandacht van het kabinet behouden. Door veel partijen wordt hard gewerkt om de opvangproblematiek het hoofd te bieden en de situatie ten aanzien van aanmeldcentrum Ter Apel structureel te verbeteren.
Ontkent u dat door te strakke budgettering en het daarmee gepaard gaande snelle afschalen van de asielopvang na 2016 een wezenlijke factor zijn in de noodsituatie die nu is ontstaan? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid te kijken naar de optie in de toekomst een grotere buffercapaciteit aan opvangcapaciteit aan te houden?
De huidige opvangproblematiek heeft andere oorzaken dan die in 2015/2016. In 2015/2016 werd de problematiek veroorzaakt door een hoge asielinstroom. Op dit moment speelt naast een hogere asielinstroom dan verwacht ook een achterstand in het uitplaatsen van vergunninghouders naar gemeenten mee en zijn er, als gevolg van het opheffen van COVID-beperkende maatregelen, in korte tijd veel nareizigers in het kader van gezinshereniging Nederland binnengekomen. Het oplossen van deze problematiek ligt daarmee niet enkel in het vergroten van de opvangcapaciteit, maar ook in het versnellen van het huisvesten van vergunninghouders in gemeenten.
Daarnaast heeft het COA de afgelopen jaren doorlopend geprobeerd om het aantal beschikbare opvangplekken aan te laten sluiten bij de capaciteitsprognose. Met dat doel zijn de leden van de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (LRT) in november 2019 al gevraagd om extra opvanglocaties en het verlengen van aflopende locaties. Dit laatste is goed gelukt, het eerste niet.
Sinds dit jaar zijn er middelen beschikbaar om reservecapaciteit aan te houden. Op de langere termijn gaat het om ongeveer 2.000 opvangplekken. Voor een geleidelijke toename van het aantal asielzoekers in de opvang kan reservecapaciteit helpen om de groei op te vangen. Ook bij een afname van het aantal asielzoekers kunnen middelen ten behoeve van reservecapaciteit helpen om locaties niet meteen af te stoten, maar aan te houden als reservecapaciteit.
Vanaf wanneer was u bekend en duidelijk dat het stokken van de doorstroom van statushouders naar huisvesting in gemeenten dit najaar een aanzienlijke extra druk op de opvangcapaciteit zou leggen?
Gemeenten hebben al langer moeite met het volledig realiseren van de taakstelling vergunninghouders. Bij gemeenten en provincies vraag ik dan al langere tijd aandacht voor dit onderwerp, omdat het langer dan de overeengekomen veertien weken verblijven in de asielopvang van vergunninghouders capaciteitsdruk oplevert bij het COA.
Met het toenemen van de asielinstroom en het grotere aantal nereizigers dat naar Nederland kwam en het achterblijven van de uitstroom van vergunninghouders naar gemeenten, nam de bezetting in de COA-opvang vanaf mei 2021 geleidelijk toe. In de zomer werd duidelijk dat op korte termijn extra inzet nodig was. Zeker in combinatie met de komst van de Afghaanse evacués. Hierop heb ik, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op 24 augustus jl. een brief gestuurd aan de commissarissen van de Koning, gedeputeerden, burgemeesters en wethouders om aandacht te vragen voor de nijpende situatie bij het COA en op te roepen om extra opvangplekken te realiseren of om huisvesting van vergunninghouders in gemeenten te versnellen.
Vanaf wanneer was u bekend en duidelijk dat de crisis in Afghanistan en de nareis aan de hand van de door de IND-taskforce afgehandelde vertraagde zaken dit najaar een aanzienlijke extra druk op de opvangcapaciteit zou leggen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u de beslisnotities en/of andere achterliggende stukken die zijn gebruikt voor het opstellen van de Meerjarige Productie Prognose (MPP) en het daaraan gekoppelde capaciteitsbesluit van voorjaar 2021 aan de Kamer zenden? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik ook in de beleidsreactie op de WODC-rapportage «Governance Meerjaren Productie Prognose» van 12 juli jl. heb aangegeven vergroot het openbaar stellen van de MPP niet alleen de onderlinge kennisuitwisseling van de betrokken partners van de migratieketen, maar maakt het de MPP ook toegankelijker voor externe partijen. In het jaar 2022 worden de mogelijkheden voor openbaarstelling in kaart gebracht en een besluit gemaakt.
Het capaciteitsbesluit van het COA wordt reeds gepubliceerd op de website van het COA.
Welke maatregelen neemt u op korte termijn om te kunnen garanderen dat in de u resterende ambtstermijn geen asielzoeker meer op een stoel of een stuk karton hoeft te slapen?
Zoals in het antwoord op vraag 2 ook al aangegeven zijn het COA, het Ministerie BZK, het RVB en ikzelf doorlopend in gesprek met provincies, gemeenten en andere betrokken partijen over het realiseren van extra opvangplekken en het versnellen van het huisvesten van vergunninghouders in gemeenten. Daarnaast worden verschillende defensielocaties ingezet om (Afghaanse) asielzoekers op te vangen. Dit om te borgen dat asielzoekers die naar Nederland komen op een adequate manier kunnen worden opgevangen.
Hoeveel alleenstaande kinderen verblijven momenteel in de noodopvang of de crisisnoodopvang?
In principe verblijven er geen alleenstaande kinderen in noodopvanglocaties tussen volwassenen. Er is nu geen sprake van crisisnoodopvang.
Hoeveel alleenstaande kinderen hebben momenteel geen voogd toegewezen gekregen, geen toegang tot onderwijs en/of geen toegang tot adequate zorg?
Alle amv’s krijgen een voogd toegewezen. Binnen drie maanden na aankomst in Nederland hebben kinderen recht op onderwijs. Dit recht is ook voor amv’s geborgd. Daarnaast hebben alle amv’s toegang tot de adequate zorg.
Zorg is voor Nidos wel de begeleide amv’s (Bama’s). Deze jongeren komen met volwassen familieleden of bekenden Nederland binnen en worden met deze volwassenen doorgeplaatst naar noodopvangvoorzieningen. Zij zijn via Ter Apel niet direct in beeld bij Nidos. Ook voor hen moet er in de voogdij worden voorzien aangezien zij zonder ouders Nederland zijn binnengekomen.
Welke maatregelen neemt u om te garanderen dat de capaciteit voor opvang van alleenstaande kinderen op zeer korte termijn dusdanig wordt vergroot, dat geen alleenstaande kinderen meer in (crisis)noodopvang hoeven te worden geplaatst?
Sinds eind augustus zoeken zowel Nidos als COA via alle beschikbare kanalen naar uitbreiding van opvangplekken voor amv’s. Er zijn oproepen gedaan aan gemeenten, provincies en woningbouwcorporaties. Daarnaast hebben COA en Nidos (jeugd)zorginstellingen benaderd middels een schriftelijke oproep via Jeugdzorg Nederland en andere brancheorganisaties. Deze acties hebben vooralsnog helaas tot onvoldoende nieuwe opvangplekken geleid, zowel voor het COA als Nidos.
Het COA heeft momenteel onvoldoende plekken binnen de specifieke amv-opvang. Via een aantal maatregelen is er binnen de reguliere opvang toch aparte tijdelijke opvang voor amv’s gecreëerd. Daarnaast is aan gemeenten en provincies dringend hulp gevraagd bij het realiseren van extra opvangplekken. Die gevraagde opvangplekken zijn er op dit moment echter nog niet en dit leidt tot een acuut tekort, dat in het bijzonder drukt op de Centrale opvanglocatie voor amv’s in Ter Apel. Omdat deze druk raakt aan de veiligheid en leefbaarheid op deze locatie, heb ik in overleg met COA en Nidos besloten eenmalig alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) die de leeftijd van 17,5 jaar hebben bereikt en op peildatum 1 november door het COA worden opgevangen versneld door te laten stromen naar reguliere opvanglocaties voor meerderjarigen. Ik heb begrip voor de zorg die Nidos nadrukkelijk heeft uitgesproken vanuit haar taak als wettelijk vertegenwoordiger over de gevolgen die deze stap heeft voor de betreffende groep amv’s. Echter ook voor Nidos is het duidelijk dat er op dit moment geen andere optie voorhanden is. Voor de komende periode zal gefaseerd gekeken worden of de noodzaak tot uitvoering van dit besluit er voor de gehele groep nog steeds is. Dit is uiteraard afhankelijk van de beschikbare opvang.
Kunt u aangeven op welke wijze u de mogelijke inrichting van opvang voor Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen (AMV) in een voormalige gevangenis in Zoetermeer kindvriendelijk denkt te kunnen realiseren?
Het is op dit moment is de inzet van de voormalige gevangenis in Zoetermeer niet concreet uitgewerkt.
Kunt u deze vragen, gelet op de noodsituatie in de opvang momenteel, uiterlijk vrijdag 29 oktober beantwoorden?
Gezien de grote dynamiek op dit onderwerp is het helaas niet gelukt om deze vragen voor 29 oktober 2021 te beantwoorden.
Hoe wordt de wijziging in de procedure tot nu toe ervaren? Wat gaat er goed? Wat gaat er minder goed en wat wordt daar aan gedaan? Wordt de tijdswinst die verwacht werd ook daadwerkelijk gerealiseerd? Zo nee, hoe komt dat?
De wijziging van het Vreemdelingenbesluit is 26 juni 2021 ingegaan. Gelet op het korte tijdsbestek kan nog weinig gezegd worden gedaan over de ervaringen. De IND ziet het echter als een groot voordeel dat gedurende de aanmeldfase nu een globaal beeld kan worden verkregen van de reden van de asielaanvraag. Dit maakt het mogelijk om al in een vroeg stadium de inschatting te maken of sprake is van een asielmotief dat extra aandacht en tijd nodig heeft. Doordat het eerste gehoor is samengevoegd met het aanmeldgehoor is de procedure bovendien efficiënter geworden. De IND-medewerkers die destijds werden ingezet op eerste gehoren, kunnen nu worden ingezet op andere onderdelen van de asielprocedure.
Kunt u ingaan op de kritiek van de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) over het ontbreken van waarborgen voor de vreemdeling in de nieuwe aanmeldfase zoals een medische check, juridische bijstand en onafhankelijke voorlichting?
Het kabinet is van oordeel dat de korte uitvraag van asielmotieven verantwoord kan zonder dat al aan de door de Afdeling genoemde waarborgen is voldaan. De redenen waarom het kabinet op dit punt van mening verschilt met de Afdeling advisering zijn uitgebreid uiteengezet in het nader rapport bij het besluit waardoor de asielprocedure is gewijzigd. Om herhalingen te voorkomen wordt verwezen naar dit stuk (Stcrt. 2021, 33182).
Hoe wordt gegarandeerd dat de verklaringen gedaan in het nieuwe aanmeldgehoor, de algehele geloofwaardigheidsbeoordeling van de vreemdeling niet negatief zullen beïnvloeden?
In artikel 3.108d, vijfde lid van het Vreemdelingenbesluit is neergelegd dat de door de vreemdeling tijdens de aanmeldfase afgelegde verklaringen omtrent de asielmotieven niet worden betrokken bij de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag, tenzij deze betrekking hebben op daden als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, andere zware strafbare feiten of relevant zijn in het kader van de bescherming van de nationale veiligheid. Dit uitgangspunt is eveneens vastgelegd in paragraaf C1/2.1 van de Vreemdelingencirculaire en de openbare werkinstructie 2021/8.
Waarom is er niet voor gekozen om de Rust- en Voorbereidingstijd (hierna: RVT) of een deel daarvan (bijvoorbeeld de juridische bijstand) plaats te laten vinden vóór het nieuwe aanmeldgehoor, zoals ook bepleit door onder andere de Afdeling, de Kinderombudsman, de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) en UNHCR en in lijn zou zijn met de Onderzoekscommissie-van Zwol, die het belang benadrukt van rechtsbijstand en onpartijdige informatievoorziening zo vroeg mogelijk in de procedure?1
Zoals in paragraaf 5 (in het bijzonder paragraaf 5.2) van de nota van toelichting bij het besluit waardoor de asielprocedure wordt gewijzigd (Stb. 2001, nr. 250) in reactie op de genoemde adviezen is aangegeven, is het zowel in het belang van de vreemdeling als van de IND dat relevante informatie zo vroeg mogelijk in het proces wordt vastgelegd. Inderdaad heeft op het moment dat het aanmeldgehoor plaatsvindt nog geen contact met een rechtsbijstandverlener plaatsgevonden. Daargelaten dat de Procedurerichtlijn niet voorziet in verplichte rechtsbijstandsverlening gedurende de aanvraagfase, ziet de tijdens het aanmeldgehoor gevraagde informatie slechts op basale informatie over de vreemdeling. Zoals uitgebreid is toegelicht in de genoemde paragraaf van de nota van toelichting is er geen enkele reden om aan te nemen dat de vreemdeling zonder rechtsbijstandverlener niet in staat zal zijn deze informatie te verstrekken en is er evenmin reden om aan te nemen dat een zorgvuldig vervolg van de procedure hierdoor in het gedrang zal komen. In het antwoord op de eerste vraag in het genoemde nader rapport wordt hier eveneens op ingegaan. Toegelicht is dat de vraag naar een korte opgave van de asielmotieven tijdens het aanmeldgehoor niet meer inhoudt dan een eerste uitvraag naar die motieven en dat daarbij geen hoge eisen worden gesteld aan het vermogen van de vreemdeling om daarover te verklaren.
Hoe wordt in de nieuwe situatie om gegaan met asielmotieven die niet worden gemeld in het nieuwe aanmeldgehoor maar wel worden aangedragen in het nader gehoor? Hoe wordt voorkomen dat tegenstrijdigheden of onvolledigheden op dit punt de algehele geloofwaardigheidsbeoordeling van de verklaring van de vreemdeling negatief beïnvloeden?
Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 3, worden in het aanmeldformulier of tijdens het aanmeldgehoor opgegeven asielmotieven niet betrokken bij de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag. Wanneer tijdens het nader gehoor nieuwe of tegenstrijdige asielmotieven worden aangedragen ten opzichte van de opgave in het aanmeldformulier of tijdens het aanmeldgehoor, wordt dit niet aan de vreemdeling tegengeworpen. Dit gebeurt alleen wanneer de afgelegde verklaringen betrekking hebben op daden als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, andere zware strafbare feiten of indien de bescherming van de nationale veiligheid dit vereist.
Wat voor verklaringen, afgelegd tijdens het nieuwe aanmeldgehoor, kunnen worden meegewogen in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling en inwilligbaarheid ten behoeve van de asielaanvraag? Hoe wordt hierbij meegewogen wat de medische toestand van een vreemdeling is, gelet op het feit dat de medische check voortaan pas na het aanmeldgehoor plaatsvindt in de nieuwe procedure? En hoe wordt geborgd dat hier niet onbedoeld ook asielmotieven worden meegewogen?
Verklaringen tijdens de aanmeldfase die niet zien op de asielmotieven, kunnen worden meegewogen in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Denk hierbij onder meer aan verklaringen over identiteit, nationaliteit, gezinssamenstelling, opleiding, werkzaamheden, woonomgeving en landen waar de vreemdeling voorafgaand aan de komst naar Nederland heeft verbleven.
Het medisch advies vindt ook tijdens de nieuwe asielprocedure plaats voorafgaand aan het nader gehoor en wel tijdens de rust- en voorbereidingstermijn. De IND houdt tijdens het nader gehoor, de verdere procedure en bij de besluitvorming rekening met het medische advies en eventuele psychische en/of medische problemen die zijn geconstateerd. Dit geldt ook bij het eventueel tegenwerpen van bepaalde verklaringen die tijdens de aanmeldfase zijn afgelegd. De werkinstructies WI 2021/12 Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure – Immigratie- en Naturalisatiedienst (pucoverheid.nl)2 en WI 2021/9 Bijzondere procedurele waarborgen – Immigratie- en Naturalisatiedienst (pucoverheid.nl)3 geven hiertoe handvatten aan de IND medewerkers. De rechter kan aan de hand van de besluitvorming toetsen of de IND heeft gehandeld in overeenstemming met artikel 3.108d, vijfde lid van het Vreemdelingenbesluit.
Hoe verzekert u, dat waar wordt geschreven in de reactie op de Afdeling dat «rekening gehoudenkan worden met de kwetsbaarheid van de vreemdeling in de behandeling van de asielaanvraag», dit ook daadwerkelijk gebeurt?
De IND houdt gedurende de asielprocedure altijd rekening met een eventuele kwetsbaarheid van een vreemdeling zowel tijdens de gehoren als tijdens de besluitvorming en deed dit ook voor de wijziging van de procedure. In dit verband verwijs ik naar de bovengenoemde werkinstructie inzake procedurele waarborgen. Een vreemdeling die meent dat onvoldoende rekening is gehouden met kwetsbaarheden, kan dat bij de rechter aan de orde stellen.
Hoe wordt rekening gehouden met inconsistenties tussen het aanmeldgehoor en het nader gehoor indien in de RVT blijkt dat iemand geestelijke of andere medische problematiek ervaart? Op welke wijze wordt de inbreng in het aanmeldgehoor dan (anders) gewogen?
Dit hangt af van de individuele zaak, zoals ook is opgenomen in paragraaf 6 van WI 2021/12 Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure – Immigratie- en Naturalisatiedienst (pucoverheid.nl).4 Bij de geloofwaardigheidsbeoordeling houdt de IND rekening met de persoon van de vreemdeling en diens achtergrond. Onder andere de (mentale, fysieke, intellectuele etc.) toestand van de vreemdeling speelt een rol tijdens het proces van besluitvorming. Er moet rekening worden gehouden met «verschonende omstandigheden», die gebreken in de afgelegde verklaringen zouden kunnen verklaren (waaronder trauma en gezondheidsproblemen). De ernst van het gebrek moet vanzelfsprekend in verhouding zijn met de aard van de verschonende omstandigheid om het gebrek niet toerekenbaar te achten. De beoordeling is steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Waarom is ondanks de kan-bepaling in artikel 3.3 van de memorie van toelichting om minderjarigen apart te horen, er geen gebruik van gemaakt om dit verder bij ministeriele regeling uit te werken? Hoe is verzekerd dat alleenstaande minderjarige asielzoekers voorafgaand aan het nieuwe aanmeldgehoor voldoende rust en voorbereidingstijd krijgen? Krijgen zij van te voren wel juridische bijstand?
Aangenomen wordt dat de vraagstellers doelen op het door meergenoemd besluit aan artikel 3.109a van het Vreemdelingenbesluit 2000 toegevoegde vijfde lid. Hieraan is uitwerking gegeven in artikel 3.45a van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stcrt. 2021, 32590).
(...)
Ook alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) krijgen in de nieuwe procedure geen juridische bijstand voorafgaand aan het aanmeldgehoor. Wel krijgen amv aan het begin van de asielprocedure een voogd van Nidos toegewezen. Met Nidos is ook de afspraak gemaakt dat amv na de aanmeldfase een rust- en voorbereidingstermijn van tenminste drie weken krijgen.
Ik wil tevens benadrukken dat een amv een aanmeldgehoor krijgt dat speciaal is ontwikkeld voor minderjarigen en alleen speciaal daartoe opgeleide medewerkers deze gehoren mogen afnemen. Er wordt ook meer tijd voor een amv aanmeldgehoor ingeruimd dan voor een gehoor met een volwassenen waarbij nadrukkelijk meer aandacht is voor uitleg van de strekking van het gehoor. Nidos woont zo mogelijk het aanmeldgehoor van een amv bij. Ook vind ik het goed te melden amv met voorrang worden ingepland in de Algemene Asielprocedure.
Waarom kiest u ervoor het besluit door te voeren terwijl de Afdeling adviseert het besluit niet te nemen, tenzij het wordt aangepast?
De redenen hiervoor zijn uiteengezet in het genoemde nader rapport.
Vindt er een evaluatie plaats van de wijziging van dit besluit? Zo nee, waarom niet? Kunt u alsnog toezeggen dat de wijziging na een jaar wordt geëvalueerd, of de doelen daadwerkelijk worden behaald en in hoeverre het mogelijk blijkt de nieuwe invulling van de procedure van alle noodzakelijke waarborgen te voorzien?
Medio 2022 zal een evaluatie van de gewijzigde procedure worden uitgevoerd die ik met uw Kamer zal delen. De evaluatie zal ingaan op het behalen van de doelen en het voldoen aan de benodigde procedurele waarborgen.
Kunt u deze vragen individueel beantwoorden?
Het faciliteren van illegale pushbacks |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Marechaussee helpt grensbewaking Litouwen tegen «illegale migratie»»?1
Ja.
Klopt het dat Nederland in augustus zes marechaussees heeft geleverd aan Frontex voor de grensbewaking in Litouwen? Zijn sindsdien nog extra grenswachten of andere vormen van support aan grensbewaking geleverd aan Litouwen of andere grenslanden met Belarus?
Nederland heeft zes personen geleverd aan Frontex in het kader van de snelle grensinterventie in Litouwen in juli jl. Het betreft vier personen in dienst van de Koninklijke Marechaussee (KMar) en twee personen van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O). Sindsdien zijn er nog twee grenswachters van het permanente korps van Frontex ingezet in Litouwen.
Bent u bekend met signalen dat Afghaanse asielzoekers aan de Litouwse grens zijn teruggeduwd en geen recht hebben gekregen op een asielprocedure? Wat is uw reactie hierop?2
Het kabinet is bekend met de berichtgeving hierover. Het kabinet heeft grote zorgen over de wijze waarop Belarussische autoriteiten irreguliere migratie faciliteren voor politieke doeleinden. Daarmee worden mensen op onacceptabele wijze misbruikt. Zij worden bovendien op deze wijze in gevaar gebracht en onderweg regelmatig financieel uitgebuit door smokkelaars. Dat moet stoppen.
Het kabinet heeft begrip voor de complexe omstandigheden waar lidstaten als Polen, Litouwen en Letland zich in bevinden. Deze situatie heeft gevolgen voor de gehele EU en daarom is er ook financiële en operationele steun beschikbaar gesteld voor grensbewaking, het opvangen van migranten en het verwerken van asielaanvragen. Litouwen en Letland hebben hier gebruik van gemaakt.
Vanzelfsprekend is het essentieel dat hierbij Europees en internationaal recht wordt nageleefd. Overigens zij opgemerkt dat Belarus is aangesloten bij het VN-Vluchtelingenverdrag en dus gehouden is dienovereenkomstig te handelen.
Wanneer een EU-lidstaat zich niet houdt aan haar verplichtingen onder het EU-recht is het aan de Europese Commissie, als hoeder van de verdragen, om hier actie op te ondernemen. De Commissie doet dit ook, getuige bijvoorbeeld de bezoeken van Eurocommissaris Johansson aan Litouwen en recent (op 30 september jl.) aan Warschau.
Bent u bekend met de uitspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) van 5 september jl., welke Litouwen opdroeg vijf Afghaanse asielzoekers niet terug te duwen maar toegang te geven tot een asielprocedure op haar eigen territorium?3
Bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is inderdaad een zaak aanhangig tegen Litouwen over deze situatie.4 In deze zaak is echter nog geen uitspraak gedaan. Wel heeft het Hof op 8 september jl. een voorlopige voorziening getroffen en bepaald dat deze mensen, in afwachting van de uitspraak, niet mogen worden teruggestuurd naar Belarus. Op 29 september jl. besloot het Hof dat deze voorlopige voorziening niet werd verlengd, omdat deze personen zich inmiddels op Litouws grondgebied bevinden en Litouwen het Hof heeft verzekerd dat zij niet zullen worden uitgezet voordat hun asielverzoeken zijn behandeld.
Klopt het dat het doel van de Frontex-inzet in Litouwen is gericht op het tegenhouden van illegale grensoverstekingen vanuit Belarus?
In juli 2021 heeft Frontex een zogeheten snelle grensinterventie gestart in Litouwen in reactie op de sterk toegenomen toestroom van irreguliere migranten uit Belarus. Frontex assisteert Litouwen bij grenscontrole en grenssurveillance. Tevens heeft Frontex Litouwen voorzien van deskundigen die de nationale autoriteiten helpen bij het verzamelen van gegevens over irreguliere grensoverschrijdingen en de uitwisseling van operationele informatie.
Hoe kan Frontex concluderen dat het om illegale grensoverstekingen gaat wanneer mensen niet in staat zijn gesteld een asielaanvraag te doen en deze aanvraag nog niet is beoordeeld? Is het oversteken van de grens door een vluchteling niet per definitie legaal op basis van het VN-vluchtelingenverdrag?
In het EU-recht, meer in het bijzonder de Schengengrenscode5, is neergelegd onder welke voorwaarden een onderdaan van een derde land toegang tot de Europese Unie moet worden verschaft en wanneer deze toegang kan worden geweigerd. Hierin is tevens bepaald dat de buitengrenzen slechts via de grensdoorlaatposten en gedurende de vastgestelde openingstijden mogen worden overschreden. Wanneer een migrant in strijd met deze regels een grens overschrijdt is er sprake van een irreguliere grensoverschrijding. Het VN-Vluchtelingenverdrag bepaalt niet dat het oversteken van een grens door een vluchteling of persoon die om internationale bescherming verzoekt per definitie legaal is.
Een persoon die illegaal een grens heeft overschreden en niet het recht heeft op het grondgebied van de betrokken lidstaat te verblijven, dient op grond van de Schengengrenscode te worden aangehouden en onderworpen aan procedures in overeenstemming met de Terugkeerrichtlijn6.
Vanzelfsprekend geldt dat de Europese lidstaten zich bij de bewaking van de EU-buitengrenzen dienen te houden aan de Europese wet- en regelgeving en de fundamentele rechten uit internationale verdragen dienen te waarborgen, zoals het non-refoulement beginsel. Dat betekent bijvoorbeeld dat een betrokken persoon die aangeeft een verzoek om internationale bescherming te willen doen, hiertoe de gelegenheid dient te worden geboden. Gedurende deze procedure hoeft hem echter juridisch geen toegang tot het grondgebied te worden verschaft, bijvoorbeeld door het gebruik van een versnelde grensprocedure, waarbij de opvang- en procedurerichtlijn van toepassing zijn.
Kunt u garanderen dat Frontex, en in het bijzonder de Nederlandse marechaussee, nooit heeft meegewerkt of zal meewerken, direct of indirect, aan het tegenhouden en terugsturen van migranten, zonder dat hen de gelegenheid wordt geboden een asielaanvraag in te dienen?
Het is aan de Commissie om erop toe te zien dat de grensbewaking in lidstaten wordt uitgevoerd conform de geldende Europese wet- en regelgeving en aan Frontex om erop toe te zien dat de fundamentele rechten tijdens Frontex operaties worden gewaarborgd. Frontex heeft hiervoor ook (recent) de bestaande rapportage- en monitoringsmechanismen versterkt, naar aanleiding van de aanbevelingen van diverse onderzoeken inzake Frontex. Hierover is uw Kamer eerder geïnformeerd.7 Door het agentschap zijn inmiddels stappen gezet om de aanbevelingen op te volgen. De voortgang hierop wordt tijdens de vergaderingen van de Frontex Management Board besproken. Het kabinet zal de voortgang van de opvolging van de aanbevelingen verder monitoren en op verbeteringen aandringen indien nodig.
De Nederlandse experts die worden ingezet onder de vlag van Frontex werken binnen de kaders en het mandaat van het operationeel plan. Deze kaders komen overeen met het internationaal en Europees recht.
Op welke wijze ziet u, gezien de betrokkenheid van de Nederlandse marechaussee, toe op de monitoring van de legaliteit van grensbewaking in Litouwen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bekend met het rapport van Amnesty International welke laat zien dat er de afgelopen zes weken meer dan 30 Afghaanse vluchtelingen vastzaten in het grensgebied van Polen en Belarus, zonder basisbehoeften als eten, medische zorg en onderdak en dat deze asielzoekers hierna zijn teruggeduwd naar Belarus?4 Wat is hierop uw reactie?
Voorop staat dat het beheer van grenzen nooit mag leiden tot het verlies van mensenlevens. De inzet van het kabinet is erop gericht om dit te allen tijde te voorkomen. Het kabinet benadrukt dat het beheer van de EU-buitengrenzen dient plaats te vinden binnen de geldende Europese en internationale kaders in relevante gremia, in bilaterale contacten en in contacten met de Europese Commissie.
De berichten over migranten die zich in het gebied rondom de grens tussen Belarus en Polen bevinden zijn zorgelijk. De personen dienen toegang te krijgen tot de humanitaire assistentie die zij nodig hebben. Ook Belarus heeft hier een verantwoordelijkheid in.
Zoals uw Kamer bekend beschikt het kabinet niet over eigenstandige informatie over de situatie. Door de noodtoestand in het grensgebied wordt geen toegang tot het gebied verschaft, ook niet voor VN-organisaties. Het is daarom op dit moment niet op basis van betrouwbare cijfers vast te stellen hoeveel migranten er precies in het betreffende grensgebied aanwezig zijn.
Zie verder het antwoord op vraag 11.
Bent u bekend met het bericht dat de afgelopen weken minstens vijf asielzoekers zijn overleden aan de grens met Polen en Belarus, door o.a. onderkoeling en uitdroging?5
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid deze grove schending van mensenrechten aan te kaarten bij uw Poolse collega-Ministers?
In lijn met de motie van de leden Van Dijk en Podt10 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tijdens de JBZ-Raad van 7 en 8 oktober gesproken met haar Poolse collega. Tijdens dit gesprek heeft zij het naleven van fundamentele rechten aan de grens benadrukt, en haar collega opgeroepen om hulp toe te laten tot het grensgebied. Hierover is uw Kamer ook in het verslag van de JBZ-Raad van 7 en 8 oktober geïnformeerd. Nederland heeft deze boodschap ook in andere bilaterale contacten uitdragen en blijft dat doen.
Bent u het eens dat geopolitieke conflicten nooit een reden mogen zijn om personen op zoek naar internationale bescherming het recht te ontzeggen op een asielprocedure en/of hen in onmenselijke omstandigheden vast te houden?
Zie het antwoord op vraag 3.
Welke waarborgen zijn er in Litouwen tegen illegale pushbacks die er niet zijn in Polen, Kroatië en Griekenland, waar reeds illegale pushbacks zijn gedocumenteerd?
De primaire verantwoordelijkheid van de bewaking van de grenzen blijft bij de EU-lidstaten. Iedere EU-lidstaat is daarbij gehouden aan EU-wet- en regelgeving. De Commissie ziet als hoeder van de verdragen toe op de naleving daarvan. Zo heeft de Commissie geassisteerd bij het opzetten van onafhankelijke monitoringsmechanismen in Griekenland en Kroatië.
Naast de nationale controle- en kwaliteitsmechanismen in de lidstaten, zijn er ook binnen de Frontex activiteiten monitoringsmechanismen die hierop toezien, zoals benoemd bij het antwoord op vraag 7 en 9. Een voorbeeld hiervan is de inzet van de grondrechtenfunctionaris en grondrechtenmonitors in het operationele gebied. Tevens vinden er periodiek, een keer in de vijf jaar, in alle lidstaten evaluaties plaats conform de Verordening voor het Schengenevaluatie- en monitoringsmechanisme. Aanvullend kunnen deze evaluaties ook onaangekondigd plaatsvinden, naast de periodieke evaluaties. Indien er tekortkomingen worden geconstateerd tijdens de Schengenevaluatie, volgen er aanbevelingen van de Commissie. Daarna dient door de lidstaat een actieplan te worden opgesteld welke deze tekortkomingen adresseert.
In het recente voorstel tot herziening van deze Verordening11 wordt het onderdeel met betrekking tot grondrechten versterkt. Hierbij is ook een rol voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voorzien. Het kabinet steunt het voorstel om de evaluatie van grondrechten in het Schengenaquis te versterken.
Klopt het dat illegale pushbacks in Kroatië, het letterlijk de grens overslaan van migranten door anonieme mannen in bivakmutsen, wordt medegefinancierd via het Fonds voor Interne Veiligheid van de EU?6 Zo ja, wat bent u voornemens hiertegen te ondernemen?
De vaste commissie van Justitie en Veiligheid van uw Kamer heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 oktober jl. verzocht om te reageren op «de push-backs in Kroatië in het licht van het onderzoek van Lighthouse Report» van 6 oktober 2021. Deze reactie komt uw Kamer separaat toe.
Bent u het voorts eens dat EU-fondsen welke voor migratiedoeleinden worden ingezet nooit mogen worden besteed aan activiteiten die indirect bijdragen aan mensenrechtenschendingen?
Zie antwoord vraag 14.
Heeft u er vertrouwen in dat een onderzoek door de Kroatische grenspolitie zelf naar de in vraag 12 genoemde illegale pushbacks een onafhankelijk en betrouwbaar resultaat zullen opleveren? Zo ja, waarop baseert u dat vertrouwen?
Zie antwoord vraag 14.
De daadwerkelijke inwerkingtreding van de Wet kansspelen op afstand en het bericht ‘Consumentenbond torpedeert reclamecode voor online gokken’ |
|
Anne Kuik (CDA), Michiel van Nispen , Nicki Pouw-Verweij (JA21), Barbara Kathmann (PvdA), Eva van Esch (PvdD), Kees van der Staaij (SGP), Nilüfer Gündoğan (Volt), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Mirjam Bikker (CU), Corinne Ellemeet (GL) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Consumentenbond torpedeert reclamecode voor online gokken»?1
Ja.
Bent u het met ons eens dat het van belang is kinderen, jongeren en andere kwetsbare groepen zoals mensen met een verstandelijke beperking, te beschermen tegen op hen gerichte reclame-uitingen?
Ja.
Deelt u de mening dat de artikel 2 lid 3 en 4 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen, kansspelaanbieders verplicht wervings- en reclameactiviteiten niet te richten op jongeren en andere kwetsbare groepen?
Ja.
Wat vindt u ervan dat marktpartijen het verbod op reclame gericht op jongeren zo interpreteren, dat jonge mensen (tot 24 jaar) niet meer dan 30% van het publiek mogen uitmaken? Hoe verhoudt dit zich tot het feit dat jongeren überhaupt maar 28% van de bevolking uitmaken?
Voorop staat dat wet- en regelgeving leidend is. Daarin staat dat reclame voor kansspelen niet gericht mag zijn op maatschappelijk kwetsbare groepen, zoals minderjarigen. Vergunninghouders van kansspelen op afstand, speelcasino’s of speelautomatenhallen mogen hun reclame ook niet richten op jongvolwassenen.2 Dit verbod is absoluut en vergt vergaande inspanningen van vergunninghouders. De Kansspelautoriteit (Ksa) houdt toezicht op de naleving van reclamebeperkende maatregelen die zijn neergelegd in wet- en regelgeving. De Ksa heeft hier onlangs nog expliciet aandacht aan besteed door vergunninghouders op deze verplichting te wijzen. Op haar website licht de autoriteit toe hoe vergunninghouders aan deze inspanningsplicht kunnen voldoen.3 Het is aan de Ksa als toezichthouder om te bepalen welke elementen in welke mate relevant zijn om te oordelen of reclame zich richt op kwetsbare groepen.
Deelt u de mening dat meer mag én moet worden gevraagd van kansspelaanbieders om te voorkomen dat hun reclameactiviteiten zich richten op jonge mensen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe gaat handhaving op genoemde artikelen plaatsvinden, nu niet tot een reclamecode is gekomen?
Handhaving van de artikelen in het Besluit en de Regeling Reclame, werving en verslavingspreventie Kansspelen valt (evenals handhaving van alle kansspelwet- en regelgeving) onder de bevoegdheid van de Ksa. De Reclamecode Online Kansspelen betreft zelfregulering en is een initiatief van verschillende kansspelaanbieders in aanvulling op deze wet- en regelgeving. De Reclame Code Commissie ziet toe op naleving van zelfregulering, niet de Kansspelautoriteit. Handhaving op de naleving van de wet- en regelgeving gebeurt door de Ksa.
Is vanuit het ministerie overleg geweest met de Vergunde Nederlandse Online Kansspelaanbieders (VNLOK) over de reclamecode of wervings- en reclameactiviteiten in algemene zin? Zo ja, wanneer heeft dit plaatsgevonden, op welke wijze en welke invloed heeft dit gehad op de uiteindelijke reclamecode die voorlag?
De branchevereniging Vergunde Nederlandse Online Kansspelaanbieders (VNLOK) is begin september 2021 gelanceerd. Op 14 oktober jl. heeft een algemeen kennismakingsgesprek tussen ambtenaren van mijn ministerie en VNLOK plaatsgevonden. Daarnaast is in eerdere contacten met enkele van de bij VNLOK aangesloten aanbieders het onderwerp reclame(code) aan de orde gekomen. Daarbij is vanuit het ministerie gewezen op de wettelijke kaders en in overweging gegeven de toelichting op de beoogde code op punten aan te vullen. Welke invloed dit heeft gehad op de uiteindelijke reclamecode zoals die voorlag, is mij niet bekend.
Waarom heeft de regering de motie Vos c.s. (Kamerstuk 33 996, nr. 57) nooit uitgevoerd voor wat betreft het afdwingen van een tijdslot voor onlinereclame?
De regering onderschrijft het doel van de motie, namelijk het voorkomen dat jongeren door online reclame aangezet worden tot gokken. Om dit doel te bereiken is inmiddels ook een groot aantal maatregelen getroffen. Ik vind het belangrijk om nu eerst die maatregelen volledig te implementeren en vervolgens te bezien welke effecten deze hebben. Dit wordt gemonitord en waar nodig bijgestuurd zoals ook eerder aan uw Kamer gemeld.4 Het instellen van een tijdslot is nu geen onderdeel van de maatregelen, omdat dit in de praktijk nauwelijks uitvoerbaar is. Tevens is het handhaven van een tijdslot kostbaar en waarschijnlijk onvoldoende effectief. Hierover heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd.5 Indien de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid in de toekomst verbeteren en er is een noodzaak gebleken voor aanvullende maatregelen, zou een tijdslot heroverwogen kunnen worden.
Reclame voor kansspelen mag sowieso niet gericht zijn op maatschappelijk kwetsbare groepen van personen, zoals minderjarigen. Vergunninghouders van kansspelen op afstand, speelcasino’s of speelautomatenhallen mogen hun reclame ook niet richten op jongvolwassenen. Bovendien mogen hun reclameactiviteiten niet aanzetten tot onmatige deelname aan kansspelen. Deze regels gelden ongeacht het medium. Naast reclame op televisie of in geprinte media, geldt dit ook voor online reclame en reclame via social media.
Met de inwerkingtreding van de Wet kansspelen op afstand is daarbovenop een stevig pakket aan maatregelen geïntroduceerd ter voorkoming van kansspelverslaving, vooral ook ter bescherming van specifiek kwetsbare groepen. Onderdeel daarvan is aanscherping van het reclamebeleid. Deze regels gelden ongeacht het medium.6
Wanneer gaat u hier toe over? Welke maatregelen worden er nog meer genomen om jongeren en andere kwetsbare groepen te beschermen tegen online reclame-uitingen?
Zie antwoord vraag 8.
Welke prioriteit heeft dit in handhaving door de Kansspelautoriteit en waaruit blijkt dit?
De bescherming van maatschappelijk kwetsbare groepen, waaronder minderjarigen en jongvolwassenen, heeft hoge prioriteit in de handhaving door de Kansspelautoriteit. Dit blijkt onder meer uit de recente aanpak van een kansspelaanbieder die beroepssporters inzette in kansspelreclame7, de invordering van een last onder dwangsom bij een vergunninghouder die reclame richtte op minderjarigen8, het aanpakken van illegale praktijken op sociale media die populair zijn onder jongeren9, het onlangs opgestelde samenwerkingsprotocol met het Commissariaat voor de media (CvdM) dat mede tot doel heeft om gezamenlijk de veiligheid van het media-aanbod en bescherming van kwetsbare groepen te waarborgen10 en de nadere uitleg van reclameregels die tot doel hebben kwetsbare groepen, zoals jongvolwassenen, te beschermen door de Kansspelautoriteit.11
Ook én juist de komende periode, nu de markt van kansspelen op afstand is geopend, zal de Kansspelautoriteit bijzondere nadruk leggen op het optreden tegen onrechtmatige reclamepraktijken van legale én illegale kansspelaanbieders om zo maatschappelijk kwetsbare groepen van personen te beschermen. In dat kader monitort de Kansspelautoriteit op basis van gegevens uit de controledatabank in hoeverre aanbieders de op hen rustende zorgplicht om kansspelverslaving te voorkomen in acht nemen.
Op welke wijze wordt uitvoering gegeven aan het amendement Vos (Kamerstuk 33 996, nr. 23)? Had dit amendement niet al vanaf 1 april tot een duidelijkere waarschuwing bij advertenties moeten leiden?
Het amendement-Vos geeft kaders mee waarbinnen een nieuwe waarschuwende tekst moet worden vastgesteld.12 Ik heb een subsidie toegekend aan het Trimbos-instituut, dat een proces heeft opgezet en gefaciliteerd ter vaststelling van een nieuwe tekst. Over het verloop en de uitkomst van dit proces heb ik uw Kamer geïnformeerd middels een separate brief.