Wapenhandel naar ontwikkelingslanden |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het rapport «Armed robbery – How the poorly regulated arms trade is paralyzing development»?1
Ja.
Is het waar dat ongereguleerde wapenhandel ervoor zorgt dat gewapende conflicten blijven voortduren en dat financiële middelen niet worden ingezet voor sociale en economische ontwikkeling maar voor de aanschaf van wapens en dat corruptie wordt versterkt? Kunt u dit toelichten?
Illegale wapenhandel kan gewapende conflicten verergeren en de sociale en economische ontwikkeling van landen hinderen.
Is het waar dat, zoals blijkt uit data van de Wereldbank en OESO-DAC, ontwikkelingsgelden naar fragiele staten en conflictgebieden tussen 2009 en 2010 zijn toegenomen met 9 procent, maar dat tegelijkertijd de militaire uitgaven van die landen gemiddeld zijn gestegen met 15 procent? Kunt u dit toelichten?
Er is contact opgenomen met OESO-DAC. Vanuit deze organisatie kunnen de berekeningen die Oxfam in zijn onderzoek heeft uitgevoerd op basis van cijfers van OESO-DAC niet worden bevestigd.
Deelt u de mening dat voor coherentie van beleid en de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking het van belang is om in een wapenhandelsverdrag criteria op te nemen over de sociaal-economische ontwikkeling van landen? Deelt u de mening dat via regulering staten zich de vraag moeten stellen of een voorgestelde wapenexport ernstig afbreuk doet aan de duurzame ontwikkeling van het ontvangende land en de hoogte van de militaire uitgaven te beoordelen van het ontvangende land ten opzichte van de sociale uitgaven? Zo neen, waarom niet?
Mede vanuit het oogpunt van beleidscoherentie voor ontwikkelingssamenwerking past Nederland – evenals de overige EU-lidstaten – de toets aan het criterium voor sociaaleconomische ontwikkeling (criterium 8) uit het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport toe op relevante exportaanvragen. Een dergelijk criterium past een toekomstig VN-wapenhandelsverdrag.
Is het waar dat de Nederlandse regering zich jarenlang zowel in EU als VN-verband actief heeft ingezet voor een dergelijk ontwikkelingscriterium? Zo ja, waarom ontbreekt dit in uw brief over voorbereidingen op ATT conferentie?2
Nederland spant zich in EU-verband in voor uniforme toepassing van criterium 8 van het EU Gemeenschappelijk Standpunt, onder andere door middel van een seminar in Brussel en een voortrekkersrol in de discussie over criterium 8 bij de herziening van het EU Gemeenschappelijk Standpunt.
In VN-verband bepleit Nederland, met andere EU-partners, de opname van een ontwikkelingscriterium in het beoogde wapenhandelsverdrag (ATT). De Kamerbrief bevatte de Nederlandse inzet voor de diplomatieke conferentie over het ATT op hoofdlijnen.
Bent u bereid zich alsnog in te zetten voor het opnemen van het belang van een ontwikkelingscriterium in het wapenhandelsverdrag? Kunt u aangeven welke stappen Nederland hiervoor in de aanloop naar de VN Conferentie over het Wapenhandelsverdrag van 2 tot 27 juli 2012 kan nemen?
Zie antwoord op vraag 5.
Kunt u deze vragen voor het algemeen overleg Wapenexport van 5 juli 2012 beantwoorden?
Ja.
Online privacy |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich eerdere vragen over online privacy1 die u onbeantwoord laat met een beroep op het belang van de staat ex artikel 68 van de Grondwet? Zo ja, wanneer heeft u, conform de aanwijzing van de minister-president van 23 oktober 19852, uw voornemen om een beroep te doen op deze verschoningsgrond in de ministerraad aan de orde gesteld? Was hierop uw reactie?
Bent u van mening dat de door u gegeven reden om de informatie te weigeren, valt binnen de invulling van het begrip «belang van de staat,» zoals die is gegeven in de door u aangehaalde van brief van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties3? Op welk onderdeel?
Zou u alsnog willen aangeven of u van mening bent dat voor het aftappen van telefoons en sociale media door opsporingsautoriteiten dezelfde juridische en democratische controlemechanismen moeten gelden?
Bent u bekend met het bericht «Politie tegenstrijdig over opvragingen bij sociale netwerken,»4 waaruit blijkt dat het politiekorps Limburg-Zuid wel gegevens heeft verstrekt over het opvragen van informatie bij sociale media?
Bent u van mening dat het politiekorps Limburg-Zuid door het verstrekken van de gegevens heeft gehandeld in strijd met het belang van de staat?
Het bericht 'Helft ontwikkelingskredieten gaat naar Westerse bedrijven' |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Knapen (CDA) |
|
Kent u het bericht «Helft ontwikkelingskredieten gaat naar Westerse bedrijven»1 en het rapport «Private profit for public good? Can investing in private companies deliver for the poor?» van Eurodad?2
Ja.
Klopt het dat financiële middelen van ontwikkelingsbanken, zoals het Internationale Financieringsbedrijf van de Wereldbank, de Europese Investeringsbank en nationale ontwikkelingsbanken, slechts gedeeltelijk terecht komen bij bedrijven in de armste landen en dat het meeste uiteindelijk terecht komt bij beursgenoteerde bedrijven of banken, vaak in een belastingparadijs? Wat is uw mening hierover?
Ontwikkelingsbanken zijn gericht op het bevorderen van economische groei en armoedebestrijding. Hiervoor is soms expertise en kapitaal nodig van grotere bedrijven die niet gevestigd zijn in de armste landen. Als ontwikkelingsbanken hun activiteiten zouden beperken tot het financieren van bedrijven in de armste landen, dan komen veel ontwikkelingsrelevante projecten niet tot stand. Het kan voorkomen dat een ontwikkelingsbank een project financiert waarvoor het bedrijf op de (lokale) beurs geen kapitaal kan krijgen terwijl vanuit sociaal-economisch perspectief het een waardevol project betreft.
De bedrijven waar ontwikkelingsbanken in investeren maken in sommige gevallen gebruik van structuren om belastingdruk te verminderen. Ontwikkelingsbanken kennen echter strakke regels die erop toezien dat deze structuren niet worden gebruikt om belasting te ontduiken en dat de structuren niet via jurisdicties lopen die niet voldoen aan de internationale vereisten op het gebied van transparantie, zoals opgesteld door het OESO Global Forum on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes. Nederland ziet er nadrukkelijk op toe dat deze regels worden nageleefd.
Is het waar dat slechts een vierde van alle gesteunde bedrijven gevestigd blijkt te zijn in lage-inkomenslanden? En klopt het dat een kwart van alle investeringen van de Europese Ontwikkelingsbank is gegaan naar bedrijven die zijn gevestigd in een land met een vorm van bankgeheim? Wat is uw mening hierover?
Voor de beantwoording van deze vraag wordt er vanuit gegaan dat met de Europese Ontwikkelingsbank de Europese Investeringsbank (EIB) bedoeld wordt. Slechts een relatief klein aandeel van de leningen van de EIB gaat naar bedrijven gevestigd in lage-inkomenslanden. Dit komt omdat de EIB een investeringsbank is die voor 90% binnen de EU zelf opereert. Daarbuiten opereert de EIB ook in EU
Pre-Accessie landen, de Nabuurschapsregio en opkomende economieën. De EIB kan zelf geen subsidies verlenen en niet concessioneel uitlenen. Flankerende subsidiemiddelen zijn schaars en komen enkel uit het EU budget of uit bilaterale donorfondsen. De EIB financiert daarom maximaal 50% van een project en stelt, naast sociaaleconomische kaders, financiële eisen aan projecten en financieringspartijen, ook in haar extern beleid.
De EIB investeert in zowel publieke als private en in zowel nationale als regionale partijen. Het komt soms voor dat een buitenlandse partij een lening ontvangt, maar dat deze lening ten goede komt aan activiteiten in het partnerland. Dat een kwart van de investeringen naar bedrijven zou gaan in een land met een vorm van bankgeheim kan uit het Eurodad-rapport niet opgemaakt worden en is mij ook niet bekend. Feit is dat de EIB als EU instelling project specifieke goedkeuring ontvangt van de Europese Commissie en daarbij gebonden is aan EU regels en richtlijnen, ook wat betreft het grondig toetsen van de (belasting)jurisdicties van lening nemers.
Deelt u de mening dat deze banken veel meer gericht moeten zijn op bedrijven in landen die het het hardst nodig hebben? Zo neen, waarom niet?
Ontwikkelingsbanken richten zich op economische groei en armoedebestrijding in arme landen. Het volume van rechtstreekse investeringen in bedrijven in lage inkomenslanden is sterk toegenomen, zoals het Eurodad rapport ook aangeeft. Echter, de bedrijven in lage inkomenslanden zijn niet altijd in staat om te voldoen aan de financieringsvereisten die door ontwikkelingsbanken vanuit risico optiek worden gesteld. Dit beperkt de groeimogelijkheden. Verschillende ontwikkelingsbanken ondersteunen daarom ontwikkelingslanden door het wegnemen van obstakels die de ontwikkeling van de private sector belemmeren. Ze verbeteren bijvoorbeeld de toegang tot (internationaal) kapitaal en dat is cruciaal voor het ontwikkelen van een gezonde financiële sector. Obstakels kunnen ook liggen in wetgeving of kennis en kunde binnen bedrijven.
Er is echter ook een aantal goede argumenten voor ontwikkelingsbanken om actief te zijn in de wat rijkere landen. In de eerste plaats is het aantal landen dat als laaginkomensland kwalificeert in de afgelopen vijf jaar afgenomen van 54 naar 35. Ontwikkelingsbanken kunnen zich met het oog op een evenwichtige investeringsportefeuille niet exclusief richten op een relatief kleine groep landen. In de tweede plaats kunnen de ontwikkelingsbanken ook in middeninkomenslanden een belangrijke bijdrage leveren aan armoedebestrijding aangezien twee derde van de armen in de wereld in deze landen woont. Tot slot bevordert de grotere nadruk op duurzaamheid juist investeringen in middeninkomenslanden, omdat daar in dit opzicht meer relevante projecten aanwezig zijn.
Deelt u de mening van Eurodad dat deze banken te veel gericht zijn op de financiële sector in plaats op het midden- en kleinbedrijf, zoals kleine boeren en coöperaties in ontwikkelingslanden? Zo neen, waarom niet?
Nee. Ontwikkelingsbanken werken vanuit het oogpunt van efficiëntie bewust met financiële intermediairs zoals fondsen, banken of microkrediet instellingen. De intermediairs financieren vervolgens kleinere bedrijven, zoals boeren en coöperaties in ontwikkelingslanden. Er is dus sprake van een keten. Investeringen die via de financiële sector lopen, vloeien verder naar andere bedrijven.
Daarnaast zet Nederland via andere instrumenten in op rechtstreekse financiering van boeren en midden- en kleinbedrijf (MKB), zoals via medefinancieringsorganisaties, PSI, Africa Enterprise Challenge Fund, Programma Ondersteuning Producentenorganisaties.
Deelt u de mening van Eurodad dat ontwikkelingsbanken te veel gericht zijn op groei in plaats van duurzame economische ontwikkeling? Zo neen, waarom niet?
Nee. De meeste ontwikkelingsbanken hebben een uitdrukkelijk mandaat voor evenwichtige, «inclusieve» groei. Dit betekent dat ze tot doel hebben een bijdrage te leveren aan economische groei die het sociaal economisch evenwicht verbetert, armen uit de poverty trap haalt, en die ook in milieutermen duurzaam is.
Deelt u de mening dat de transparantie over geldstromen van ontwikkelingsbanken moet worden verbeterd? Zo neen, waarom niet?
Nederland zet zich nadrukkelijk in om transparantie waar nodig en mogelijk te bevorderen. Ontwikkelingsbanken hebben een goed systeem van sociale en milieu safeguards en accountabilityregels, waarin transparantie en inzichtelijkheid in financiële stromen een belangrijke rol spelen. Deze richtlijnen worden regelmatig geëvalueerd en aangepast. Mij zijn geen zaken bekend van onjuist gebruik van geldstromen door financiële intermediairs, ik zie dan op dit moment ook geen aanleiding om de richtlijnen aan te passen.
Hoe en op welke wijze beoordeelt u Nederlandse financiële steun aan multilaterale, regionale en nationale ontwikkelingsbanken? Welke kwaliteitseisen stelt u aan financiële steun? Kunt u dit toelichten?
Het functioneren van multilaterale organisaties wordt jaarlijks getoetst met behulp van een scorekaart. De scorekaart beoordeelt de organisatie op de relevantie en realisatie van de doelstelling (en in hoeverre de bank aansluit bij Nederlands beleid) en institutionele aspecten en functioneren (zoals de kwaliteit van beheersprocessen; Human Resources Management, kwaliteit van bestuurs- en beheersorganen, anti-corruptiebeleid en de kwaliteit van de landenkantoren).
Met alle ontwikkelingsbanken vindt daarnaast regelmatig beleidsoverleg plaats. Het beleid van de banken op het terrein van safeguards policies en accountability policies, wordt systematisch gemonitord en regelmatig herzien en aangescherpt door de raden van bewindvoerders.
Het functioneren van FMO en de aansluiting bij Nederlands beleid wordt onder andere gecontroleerd door de Staat in haar hoedanigheid als meerderheidsaandeelhouder, op basis van de overeenkomst tussen FMO en de Staat uit 1998 en door middel van het halfjaarlijks beleidsoverleg met de directie van FMO.
Op welke wijze waarborgt u dat de Nederlandse bijdrage aan deze ontwikkelingskredieten coherentie van beleid bevordert in plaats van negatief beïnvloedt? Kunt u dit toelichten?
De werkzaamheden van de ontwikkelingsbanken, waaronder kredietverlening, zijn coherent met het Nederlands beleid. Het Nederlands beleid is gericht op duurzame en evenwichtige economische groei, net als het beleid van de ontwikkelingsbanken.
Kunt u deze vragen vóór 2 juli a.s. beantwoorden in verband met het algemeen overleg over het bedrijfsleveninstrumentarium op die datum?
Ja.
De uitspraak van premier Erdogan van Turkije dat abortus moord is |
|
Arjan El Fassed (GL), Mariko Peters (GL) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken over abortus van premier Erdogan van Turkije, die hij heeft gedaan tijdens Internationale Conferentie van Parlementariërs?1
Ja.
Wat is uw reactie op deze uitspraken van de Turkse premier, die abortus beschouwt als moord en ook tegen de keizersnede is?
Ik verwijs naar de vigerende Nederlandse wetgeving op dit gebied die abortus onder voorwaarden toestaat. De visie die daaraan ten grondslag ligt is wezenlijk anders dan die van de Turkse premier.
Bent u bereid deze uitspraken aan de orde te stellen tijdens het bezoek dat u met de Koningin van 13 tot en met 15 juni 2012 aan Turkije brengt in het kader van 400 jaar diplomatieke betrekkingen? Bent bereid daarbij het recht op abortus voor iedere vrouw te verdedigen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de Kamer te informeren over de uitkomsten van de gesprekken hierover?
Bent u bereid deze vragen voor uw vertrek naar Turkije op 13 juni te beantwoorden?
Het aannemen door de lidstaten van de Voedsel- en landbouworganisatie FAO van de internationale richtlijnen voor landrechten |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Knapen (CDA) |
|
Hoe beoordeelt u het aannemen van de internationale richtlijnen voor landrechten in mei jl. door de lidstaten van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO)?1 Deelt u de mening dat dit een belangrijke stap is naar betere bescherming van kleine boeren tegen landroof?
Ik ben verheugd dat de leden van de Committee on World Food Security (CFS) op 11 mei jl. na een lang en af en toe moeizaam proces de Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tenure of Land, Fisheries and Forests in the Context of Food Security hebben aangenomen. Ik ben met u van mening dat dit een belangrijke stap is in het bevorderen van land governanceop globaal, regionaal, nationaal en sub-nationaal niveau, niet in de laatste plaats omdat in de CFS naast lidstaten (het CFS staat open voor alle lidstaten van FAO, IFAD en andere VN organisaties of programma’s) ook vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en maatschappelijke middenveld meepraten én meebeslissen. Onze inzet in de EU Working Group on Land Issues en de deelname aan de onderhandelingen in Rome in juli 2011, oktober 2011 en maart 2012 hebben duidelijk resultaat gehad. Hiervan kunnen kleinschalige boeren en boerinnen nu daadwerkelijk en eerlijker profiteren. Niet alleen omdat hun rechtszekerheid toe kan nemen, maar ook omdat andere actoren, betrokken bij landverwerving en landgebruik, nu gewezen kunnen worden op het feit dat er wereldwijde consensus is inzake richtlijnen over hoe op een eerlijke en duurzame wijze om te gaan met landrechten.
Op welke wijze bent u voornemens om deze richtlijnen, die nationale regeringen oproepen om de landrechten van hun bevolking beter te beschermen, maar tegelijkertijd ook wijzen op de verantwoordelijkheid van andere landen en hun bedrijven, toe te passen in het Nederlands beleid?
Ik ben van plan om de Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tenure of Land, Fisheries and Forests in the Context of Food Securityactief bekend te stellen bij een breed publiek en het gebruik daarvan samen met Nederlandse actoren (LANDac, Universiteiten, Kadaster, NGO’s, bedrijven) en internationale partners (EU (-lidstaten), FAO, IFAD, Wereldbank, UN-Habitat, International Land Coalition, LPI etc) te promoten en ondersteunen. Daarbij betrek ik niet alleen Nederlandse ambassades maar ook uitvoeringsorganisaties als FMO, NUFFIC en Agentschap NL. Op die manier wil ik alle betrokkenen – zowel in Nederland als in onze partnerlanden – aansporen om gezamenlijk te werken aan het bevorderen van betere land governance in lijn met de recent aangenomen internationale richtlijnen voor landrechten.
Deelt u de mening dat in het kader van coherentie van beleid het van belang is dat deze richtlijnen ook hun beslag krijgen in nationale wetgeving? Zo neen, waarom niet?
De Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tenure of Land, Fisheries and Forests in the Context of Food Security gelden net zo goed voor Nederland als voor alle andere CFS leden. Dit houdt in dat de Nederlandse regering zich niet alleen actief zal inzetten op het versterken van betere land governancein partnerlanden maar ook zal inzetten op het aansporen en aanspreken van zoveel mogelijk betrokken Nederlandse actoren om de internationale richtlijnen voor landrechten als leidraad en ijkpunt te gebruiken en de toepassing daarvan daadwerkelijk te bevorderen.
Deelt u de mening dat deze richtlijnen ook van toepassing moeten worden op het bedrijfsleveninstrumentarium, aangezien de verantwoordelijkheid van bedrijven ook een belangrijk onderdeel is van de richtlijnen? Zo neen, waarom niet?
De Tweede Kamer is al eerder geïnformeerd over het feit dat ik bedrijven graag zie als een deel van de oplossing en niet als een deel van het probleem. In betreffende brief DDE-168/2012 van 1 mei 2012 wordt ook aangegeven dat het hanteren van de OESO richtlijnen voor IMVO en de resultaatmetingen voor armoede zeer belangrijk is. Daartoe zijn met uitvoeringsorganisaties als Agentschap NL en FMO afspraken gemaakt om de risico’s voor het ondernemen in ontwikkelingslanden in kaart te brengen. Eén van die risico’s is landrechten. De recent aangenomen Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tenure of Land, Fisheries and Forests in the Context of Food Security vormen een goed referentiepunt hierbij en versterken mijn beleid in deze.
Is het waar dat ook Nederlandse banken betrokken kunnen zijn bij de financiering of investeringen in bedrijven die betrokken zijn bij landroof? Kent u daar voorbeelden van? Kunt u dit toelichten? Als u geen voorbeelden kent, bent u dan bereid te onderzoeken welke banken op enigerlei wijze betrokken zijn bij landroof? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen aanwijzingen dat Nederlandse banken betrokken zijn (geweest) bij de financiering of investeringen in bedrijven die in verband zijn of worden gebracht met oneerlijke of niet duurzame land deals. De regering ziet daarom op dit moment geen meerwaarde in verder onderzoek. Wel wordt ingezet op het bevorderen en blijvend versterken van zoveel mogelijk transparantie, duurzaamheid, en naleving van mensenrechten rond allerhande – internationale en lokale – land deals. Daarom worden internationale organisaties als GRAIN en de International Land Coalition ondersteund en wordt Nederlands en internationaal onderzoek naar succes- en faalfactoren van landtransacties en landbeheer bevorderd. Deze aanpak is naar mijn mening effectiever: de kans dat slechte deals niet alleen gesignaleerd worden maar ook in opspraak komen, is groter en goede deals kunnen beter voor het voetlicht gebracht worden.
Deelt u de mening dat de internationale richtlijnen voor landrechten ook van toepassing moeten zijn op investeringen in bedrijven door financiële instellingen en banken met staatssteun? Zo neen, waarom niet?
Uit mijn antwoorden op voorgaande vragen kunt u opmaken dat Nederland zich actief wil inzetten om het gebruik en het belang van de Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tenure of Land, Fisheries and Forests in the Context of Food Security zo breed mogelijk te bevorderen en te verankeren. Zowel in Nederland als daarbuiten. Onderscheid maken tussen financiële instellingen en bedrijven die wel of geen staatssteun ontvangen acht ik daarbij niet zinvol.
Bent u bereid middels een brief aan de Kamer, uiteen te zetten op welke wijze u de internationale richtlijnen gaat toepassen in uw beleid? Zo neen, waarom niet?
In de aan de Tweede Kamer toegezegde voortgangsrapportage rond de speerpunten zal – voor zover van toepassing – expliciet aandacht worden besteed aan resultaten die van belang zijn in de context van de Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tenure of Land, Fisheries and Forests in the Context of Food Security. Ik ben van mening dat de inzet op het bevorderen van land governance niet op zichzelf staat en vindt de relatie tussen de inzet hierop en die op aanpalende onderwerpen binnen de voedselzekerheids-, water- en stabiliteitsagenda’s zeker zo belangrijk.
Het opnemen van verzekeringen voor wapentransporten in de sancties tegen Syrië |
|
Mariko Peters (GL), Arjan El Fassed (GL) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Deelt u de mening dat de sancties tegen Iran, die ook Europese verzekeraars verbieden Iraanse olietransporten te verzekeren, de Iraanse oliehandel zo goed als wereldwijd stilgelegd hebben?
De aankondiging van een verbod per 1 juli a.s. om transporten van Iraanse olie te verzekeren in Europa heeft bijgedragen aan een significante wereldwijde daling van de handel in Iraanse olie. Naar verwachting zal deze daling zich voortzetten wanneer het verbod ingaat.
Is het waar dat verzekeringen op wapentransporten naar Syrië niet zijn opgenomen in de Europese sancties tegen Syrië? Zo ja, deelt u de mening dat dit wenselijk is, om zodoende de wapenhandel met Syrië verder stil te leggen? Bent u bereid u hiervoor in te zetten en daarmee de Europese sancties tegen Syrië aan te scherpen naar voorbeeld van de sancties tegen Iran? Indien verzekeringen op wapentransporten naar Syrië wel zijn opgenomen in de Europese sancties tegen Syrië, op welke wijze wordt hierop gecontroleerd door de regering? Zijn de Europese en Nederlandse financiële en assurantiesectoren er voldoende van op de hoogte dat de sancties tegen Syrië ook op hen van toepassing zijn? Leidt dit in de praktijk ook tot belemmering van wapentransporten naar Syrië vanuit landen die geen wapenembargo hanteren? Zo nee, waarom niet?
Krachtens de Europese sancties tegen Syrië geldt een verbod op verzekering van vracht voor zover bestaande uit wapens bestemd voor Syrië. De lidstaten handhaven zelf de bepalingen van de Verordening. Het toezicht op de naleving van Europese sancties is in Nederland belegd bij het team POSS (precursoren, sancties en strategische goederen) van de Douane. Het ministerie van EL&I, het ministerie van Financiën en de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer berichten via nieuwsbrieven, websites, e.d. actief over zaken aangaande sancties. Het team POSS besteedt hier aandacht aan bij bedrijfsbezoeken. Gezien het belang van deze materie zullen genoemde diensten de informatie over de sancties tegen Syrië nogmaals actief onder de aandacht van het Nederlandse bedrijfsleven brengen.
De praktijk heeft bewezen dat het verbod wel degelijk kan leiden tot belemmering van wapentransporten naar Syrië vanuit landen die geen wapenembargo hanteren. Er is ten minste één geval bekend van een schip dat mogelijk wapens naar Syrië vervoerde en na intrekking van de verzekering is teruggevaren richting de thuishaven. Wel is het zo dat wegens de in verhouding tot olietransporten vaak lagere verzekerde bedragen wapentransporten bij vele verzekeraars verzekerd kunnen worden, ook buiten de EU. Daarnaast is het mogelijk dat wapentransporten niet verzekerd worden, bijvoorbeeld wanneer overheden zelf garant staan. Ten slotte zal een verzekeraar niet altijd kunnen controleren of de vracht ook daadwerkelijk naar de opgegeven bestemming wordt vervoerd.
Wapentransport naar Syrië |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Russian arms shipment en route to Syria»?1
Ja.
Is het waar dat een Russisch vrachtschip met wapens op 6 mei is vertrokken naar de Syrische stad Tartus en daar op 26 mei zou arriveren?
Dit kan ik niet bevestigen.
Is het waar dat de secretaris-generaal van de Verenigde Naties Ban Ki-moon aan de VN-Veiligheidsraad heeft geschreven dat hij rapporten heeft gezien waarin landen worden genoemd die wapens exporteren naar het regime en gewapende groepen in Syrië? Zo ja, welke landen betreft het?
In een brief van de SGVN aan de Veiligheidsraad van 25 mei jl. staat dat de Syrische regering, naar verluidt, militair materieel en ammunitie blijft ontvangen uit andere landen en dat er ook berichten zijn over wapens die worden gestuurd naar troepen van de oppositie. Er worden geen landen genoemd.
Deelt u de mening dat een effectief VN-wapenembargo tegen Syrië vereist is?
Nederland bepleit dit in internationaal verband.
Deelt u de mening dat effectieve naleving van wapenembargo's ernstig te kort schiet? Kunt u dit toelichten?
Huidige EU en VN wapenembargo’s worden in het algemeen goed nageleefd. Waar geconstateerd wordt dat dat niet het geval is worden landen aangesproken op hun verantwoordelijkheden. Bovendien aarzelt de Nederlandse regering niet om, zo nodig en mogelijk, actie te ondernemen om effectieve naleving van wapenembargo’s zeker te stellen.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen waarin u stelde dat u geen juridische, diplomatieke of andere middelen ter beschikking heeft om dergelijk vervoer van wapens tegen te houden?2
Ja.
Hoe zorgt u in Europees verband voor effectieve naleving van het Europese wapenembargo tegen Syrië? Kunt u dit toelichten?
Het EU-wapenembargo tegen Syrië is breed en omvat naast een verbod op het verkopen en vervoeren van wapens ook een verbod op doorvoer, verzekering, herverzekering en alle mogelijke financiële steun m.b.t. wapentransporten naar Syrië. Het raakt daarom niet alleen bedrijven die wapens zouden willen exporteren naar Syrië, maar o.a. vervoerders en andere bedrijven zoals financiële instellingen en verzekeringsmaatschappijen. Nederlandse ondernemingen worden actief gewezen op het wapenembargo tegen Syrië. Nederland benadrukt in EU-verband het belang van effectieve naleving van het wapenembargo. Wanneer er aanwijzingen over concrete schendingen of ondermijning zijn, wordt actief samengewerkt met EU- en internationale partners om deze te verhinderen of te beëindigen verwijs ik u naar de brief die uw Kamer heden heeft ontvangen (BPZ-152/12).
Bent u bereid in Europees verband maatregelen te nemen tegen vervoerders van wapens naar landen waarop een Europees of VN-wapenembargo van toepassing is? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Is Nederland bereid Malta (en Cyprus) om opheldering te vragen en in EU-verband de rol van transporteurs in relatie tot wapenembargo's aan de orde te stellen? Zo neen, waarom niet?
Nederland vraagt in EU-verband aandacht voor de rol van transporteurs en vervoerders in de naleving van wapenembargo’s en EU partners opgeroepen om in hun contacten met vervoerders dit te benadrukken.
Zou voor een Nederlandse transporteur een dergelijke vracht zonder sancties blijven of zou die transporteur onder sanctiewetgeving schuldig zijn vanwege het niet naleven van een wapenembargo? Kunt u dit toelichten?
In artikel 3 van de Sanctieregeling Syrië 2012 is het Europese wapenembargo jegens Syrië nationaal verankerd. Deze bepaling heeft op grond van de Sanctiewet 1977 werking voor alle Nederlanders, ongeacht waar zij zich bevinden. Dat betekent dat niet slechts overtreding van deze bepaling in Nederland strafrechtelijk vervolgd kan worden, maar dat ook overtreding van dit voorschrift door Nederlanders en Nederlandse ondernemingen in het buitenland strafbaar is.
Bent u op de hoogte van het feit dat 18,4 miljoen mensen in de Sahel volgens VN-noodhulporganisatie OCHA (Office for the Coordination of Humanitarian Affairs) bedreigd worden door een groeiende voedselcrisis en dat deze crisis de komende maanden kan uitlopen op een ernstige humanitaire ramp? Onderschrijft u de urgentie van de situatie?
De situatie in de Sahel wordt nauwlettend gevolgd. Er is inderdaad sprake van een zeer ernstige situatie. Volgens actuele schattingen van VN-OCHA zijn meer dan 18 mln. mensen getroffen door een ernstige voedselcrisis. Om deze reden heeft VN-OCHA de afgelopen maanden de financiële behoeftes om de crisis te bestrijden verhoogd van USD 724 miljoen naar USD 1,06 miljard.
Kunt u een overzicht geven van datgene wat er tot nu toe en gedurende de laatste decennia gedaan is in deze droogtegevoelige regio om rampen zoals deze te voorkomen? Kunt u daarnaast aangeven waarom het niet gelukt is de dreiging van een nieuwe droogte te voorkomen?
Zowel de overheid van Mali als van Burkina Faso heeft de afgelopen jaren met steun van donoren, waaronder Nederland, African Development Bank, Wereldbank, Frankrijk en Duitsland, maatregelen genomen om voedselzekerheid in droge periodes te verbeteren door het aanleggen van strategische voedselvoorraden. Het Comité International de la Lutte contre la Sécheresse du Sahel (CILSS) werkt samen met OESO-Club du Sahel aan een project voor het opzetten van een regionaal netwerk voor beheer van strategische nationale voedselvoorraden. Het CILSS steunt ook overheden in de Sahel-regio bij verbetering van landbouwmethoden. Zeventien landen in West-Afrika hebben in maart 2012 een samenwerkingskader getekend voor het opzetten van een netwerk voor het beheer van nationale strategische voedselvoorraden. Dit regionale solidariteitsmechanisme is één van de belangrijkste onderdelen van een regionale voedselzekerheidsstrategie (zoals de regionale voedselreserve van ECOWAS).
Vanaf eind jaren 70, begin jaren 80 is zowel in Mali als Burkina Faso door Nederland ingezet op grote ontwikkelingsprojecten, met name gericht op water en landbouw. In Burkina Faso bestond de hoofdmoot van het OS-programma tot 2002 uit een viertal grote streekontwikkelingsprojecten in vier provincies. Focus was daarbij verbetering van de landbouw, steun aan boerenorganisaties, alfabetisering en gezondheidszorg.
In Mali is sinds de late jaren 70 ingezet op landbouw en irrigatie ter verbetering van de voedselzekerheid. Het «Office du Niger» ontving tussen 1978 en 1998 omgerekend EUR 70 miljoen aan Nederlandse steun en tussen 1998 en 2006 nog eens EUR 20 miljoen. De totale rijstproductie steeg van 60 000 ton in 1982 naar 500 000 ton in 2008. Niet alleen het geïrrigeerde areaal werd uitgebreid, ook de opbrengsten per ha stegen van 1,5 ton in de beginjaren naar ruim 5 ton per ha in deze eeuw. Sinds 2010 worden ook in de binnendelta ten noorden van het Office du Niger kleinschalige irrigatiegebieden ontwikkeld. Dit gebied is zeer kwetsbaar voor droogte en verwoestijning.
Droogte is niet te voorkomen. Echter, door in te zetten op verbetering van het waterbeheer, de verdere ontwikkeling van de geïrrigeerde akkerbouw en maatregelen om de veerkracht van veehouders te verbeteren hoopt Nederland de kwetsbaarheid voor onregelmatige en onevenredig verdeelde regen waarmee Mali steeds vaker te kampen heeft, te mitigeren.
Ook het «Office du Niger» had door het uitblijven van regen in het gebied waar de Nigerrivier ontspringt in 2011 een 30 à 40% lagere oogst; door volledig gecontroleerde irrigatie wordt echter nog altijd veel voedsel geproduceerd. Daarnaast is er steeds meer aandacht voor sustainable land use planningmet de beschikbare hoeveelheid water als criterium voor de keuze van gewassen en productiesystemen.
De huidige omstandigheden gaan de veerkracht van de bevolking te boven, mede omdat deze de vorige droogteperiode nog niet te boven was.
Gezien het feit dat OCHA verwacht dat de behoefte aan extra internationale steun zal oplopen tot 1,17 miljard euro en er momenteel ongeveer 470 miljoen euro (600 miljoen dollar) is toegezegd, bent u bereid de huidige extra bijdrage van 4 miljoen te verhogen? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft op 24 mei jl. EUR 0,9 miljoen extra beschikbaar gesteld via de Internationale Federatie van het Rode Kruis en Rode Halve Maan voor de getroffen bevolking van Burkina Faso en Tsjaad. Nederland heeft al eerder in 2012 EUR 2 miljoen aan Niger en EUR 2 miljoen aan Tsjaad bijgedragen. Indirect draagt Nederland daarnaast bij via de ongeoormerkte bijdrage aan het VN noodhulpfonds CERF (EUR 40 miljoen). CERF stelde tot nu toe USD 82 miljoen beschikbaar voor de Sahel. De Europese Commissie draagt EUR 287 miljoen bij om de humanitaire crisis in de Sahel te bestrijden, waarvan EUR 123,5 miljoen naar noodhulp gaat. Het Nederlandse aandeel in de EU-hulp bedraagt 5% oftewel bijna 15 miljoen EUR.
Daarnaast zal, zodra de VN en de Malinese autoriteiten een formeel noodhulpverzoek uitdoen, welke zeer binnenkort verwacht wordt, worden bekeken of een extra bijdrage aan Mali opportuun is op basis van de behoeften en van de bijdragen van andere donoren. Getracht wordt daar bij te springen waar de noden het hoogst zijn. Ook wordt geprobeerd versnippering te voorkomen.
De humanitaire hulp door de internationale gemeenschap is gaande: de VS hebben USD 284 miljoen bijgedragen, Duitsland USD 22 miljoen en het VK USD 15 miljoen.
Deelt u de overtuiging dat het van belang is om, mede gezien de toenemende frequentie van droogteperiodes en voedselcrises in de regio, meer in te zetten op programma’s voor Disaster Risk Reduction (DRR)?
Ja. De versterkte inzet op DRR komt naar voren in het beleidskader Humanitaire Hulp dat met uw Kamer besproken werd op 28 maart jl. Een van de vier beleidsprioriteiten is de inzet op zelfredzaamheid en veerkracht. Onderdeel hiervan is een versterkte inzet op rampenrisicovermindering (Disaster Risk Reduction). Deze inzet gaat het werk van humanitaire hulp te boven en komt vooral tot uiting in mijn speerpunten water en voedselzekerheid.
Is het waar dat van het budget van 140 miljoen euro voor humanitaire hulp in 2012 dat beschikbaar is buiten de ongeoormerkte bijdragen aan multilaterale instellingen, er 2% beschikbaar is voor DRR? Bent u bereid het percentage te verhogen? Zo nee, waarom niet?
Voor 2012 is geen exact bedrag vastgesteld voor Disaster Risk Reduction (DRR) uitgaven binnen het humanitaire budget. Vooralsnog is EUR 3 miljoen vrijgemaakt voor bijdragen aan de Internationale Strategie voor Disaster Risk Reduction van de VN (UNISDR) en de Global Facility voor Disaster Reduction and Recovery (GFDRR) van de Wereldbank in 2012. UNISDR en GFDRR zijn de twee grootste multilaterale organisaties die zich exclusief richten op DRR. Nederland is van november 2011 tot november 2012 voorzitter van de Consultative Group van GFDRR. Daarnaast wordt binnen lopende noodhulpactiviteiten aandacht besteed aan «preparedness» en transitie, zonder exacte cijfermatige toekenning. Ook via MSFII wordt aandacht besteed aan DRR middels het ondersteunen van het Partnership for Resilience dat ook in Mali actief is.
Verder is Nederland nauw betrokken bij de vormgeving van DRR beleid van de EU door deelname in de recent opgerichte DRR Steering Committee en input te leveren aan EU-SHARE (Supporting the Horn of Africa’s Resilience). Op termijn streeft Nederland naar een besteding van 10 procent van het budget voor humanitaire hulp en ten minste 1 procent van de Nederlandse ODA voor DRR.
Kunt u toelichten op welke manier en in welke mate (d.w.z. met hoeveel middelen) de internationale gemeenschap zich inzet voor DRR in de Sahel?
Op dit moment is het zogenoemde «aid tracking» van DRR activiteiten, het labellen van de DRR-dimensie van OS activiteiten, nog niet mogelijk. In internationaal verband, bijvoorbeeld binnen OESO/DAC, wordt gekeken naar de mogelijkheid van uniforme registratie. Ook zonder exacte toekenning hebben programma’s in uitvoering vrijwel altijd DRR elementen. De inzet van veel humanitaire en OS-bijdragen is evenzeer gericht op het voorkomen van noodsituaties in de toekomst en het doorbreken van de vicieuze cirkel van elkaar opvolgende humanitaire crises.
Het World Food Programme (WFP) wil haar operaties in de Sahel opvoeren om in totaal 9,6 miljoen mensen te kunnen bereiken. Daarvoor heeft WFP nog USD 360 miljoen nodig. Het WFP heeft als hoofddoelstelling het verstrekken van voedsel in noodsituaties, zoals bijv. de huidige natuurramp in de Sahel. Sinds een jaar is het WFP bezig met de overgang van «food aid» naar «food assistance», een goede stap richting meer langere termijn ontwikkeling en bevorderen van zelfredzaamheid van de bevolking. Daarbij spelen «cash transfers» een belangrijke rol.
Sinds 2010 heeft de Food and Agricultural Organization (FAO) USD 25,4 miljoen aan de Sahel regio bijgedragen. Voor de huidige crisis is USD 73,8 miljoen nodig, aldus de FAO, waarvan op dit moment USD 4,4 miljoen ontvangen is.
De FAO heeft een «emergency response» taak: als WFP het voedsel heeft uitgedeeld, komt FAO in actie om te voorkomen dat de eerstvolgende oogst (weer) zal mislukken, bijvoorbeeld door het gebrek aan inputs. Daarmee wordt de zgn. «resilience» van de betrokken bevolking verhoogd. Omdat uit ervaring is gebleken dat de opzet van de initiële «emergency response» (WFP) cruciaal is voor de vervolgfase van «resilience building» (FAO), wordt FAO tegenwoordig al vroeg betrokken bij deze eerste humanitaire respons.
Er wordt goed samengewerkt tussen deze beide instellingen waarbij WFP qua taken dichter naar de FAO schuift en de FAO dichter naar WFP, en er in de praktijk een beter geïntegreerde humanitaire respons plaatsvindt, die soepeler kan overgaan in «resilience building».
Kunt u toelichten op welke manier en in welke mate (d.w.z. met hoeveel middelen) Nederland zich inzet voor DRR-programma’s in de Sahel? Kunt u eventuele extra middelen voor de Sahel deels oormerken voor DRR-activiteiten, bijvoorbeeld voor voedselreserves of sociale zekerheidsprogramma’s?
Zie antwoord vraag 6 en 8.
Met hoeveel middelen en op welke manier zet de regering zich in de Sahel-landen, via bilaterale en multilaterale hulp, in voor het versterken van de positie en zelfredzaamheid van kleinschalige boeren en veehouders?
Onder DRR vallen het voorkomen van rampen (preventie), het beperken van de effecten van rampen (mitigatie) en het voorbereid zijn op rampen. Preventie en mitigatie zijn in hoge mate verbonden met in de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking (maart 2011) genoemde speerpunten water en voedselzekerheid.
In Mali is het bilaterale programma gericht op een geïntegreerde benadering van voedselzekerheid en water. Nu de relatie met de overheid sinds de staatsgreep van 22 maart is stopgezet, verloopt de hulp van de ambassade via NGO’s. Voor 2012 gaat het om een bedrag van ongeveer 11 miljoen EUR. Voor de periode 2012–2015 is een bedrag voorzien van ongeveer 80 miljoen EUR, te besteden aan efficiënt watergebruik, hogere landbouwproductiviteit en meer toegevoegde waarde in agrarische ketens. Deze activiteiten dragen bij aan meer zelfredzaamheid van arme boeren en boerinnen en verminderen de afhankelijkheid van de bevolking van humanitaire hulp en het risico op rampen in de toekomst. In andere Sahellanden worden geen programma’s op dit terrein meer uitgevoerd.
Er zijn multilaterale programma’s van onder meer IFAD, FAO, WFP, AfDB en EU, die met Nederlands geld regionale en/of landenspecifieke programma’s uitvoeren die voedselzekerheid op verschillende manieren stimuleren, bijvoorbeeld via de versterking van waardeketens waar kleinschalige boeren en veehouders deel van uitmaken.
Tenslotte zet de regering in op een sterkere positie en zelfredzaamheid van boeren en veehouders via programma’s van ondermeer AgentschapNL, IFDC, Agriterra, AgriProFocus, Wereldbank en MFS organisaties (bv. Oxfam/Novib).
Door verschillen in gehanteerde definities v.w.b. de afbakening van de Sahel is het niet mogelijk de hoeveelheid door de regering ingezette middelen exact aan te geven; via een ruwe schatting kom ik op een bedrag van 15 mln. EUR.
Voornoemde programma’s dragen in hoge mate bij aan het verbeteren van voedselzekerheid en derhalve aan het verminderen van het risico op een voedselcrisis.
Bent u bereid de komende jaren meer in te zetten op structurele oplossingen door de structurele jaarlijkse bijdrage aan de VN Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) te verhogen?
De algemene vrijwillige bijdrage van Nederland aan FAO bedroeg in 2010 en 2011 EUR 2,5 miljoen per jaar. In 2012 geeft Nederland geen algemene vrijwillige bijdrage, omdat de FAO op institutioneel en operationeel gebied niet afdoende positief werd beoordeeld. Per 1 januari jl. is er een nieuwe Directeur-Generaal bij FAO aangetreden, die met een grondige reorganisatie begonnen is, gebaseerd op een nieuwe strategische visie met betrekking tot de organisatie. Zijn plannen worden binnenkort in de FAO Raad besproken. In dat licht zal Nederland bezien of in 2013 weer een algemene vrijwillige bijdrage aan de FAO zal worden gegeven.
Daarnaast worden in samenwerking met IFAD (International Fund for Agricultural Development) mogelijkheden tot activiteiten in de Sahel, gericht op een structureel verbeterde voedselproductie, waterbeheer en bodemvruchtbaarheid bekeken. Hierbij moet klimaatrobuustheid van de interventies worden geborgd. Economische ontwikkeling en zelfredzaamheid worden hierdoor bevorderd en de afhankelijkheid van noodhulp en het risico op rampen in de toekomst verminderd.
Gezien het feit dat Nederland een belangrijke donor is van het Central Emergency Response Fund (CERF), wil Nederland bij het CERF pleiten voor meer flexibiliteit, zodat op termijn ook «vroege actie» en DRR-programma’s uit dit fonds gefinancierd kunnen worden? Zo ja, hoe gaat Nederland dit aanpakken?
Nederland zal daar niet voor pleiten. Kracht van CERF is snelle actie. CERF is gespecialiseerd in snelle humanitaire financiering van levensreddende activiteiten bij acute crises, chronische crises en de zogeheten « vergeten» crises. Vroege actie en Disaster Risk Reduction programma’s betreffen voor het overgrote deel preventie en rampenrisicovermindering in het kader van structurele ontwikkelingsactiviteiten. Nederland acht financiering via activiteiten van ontwikkelingsorganisaties als Wereldbank, UNDP en FAO daarvoor beter geschikt. CERF en ontwikkelingsorganisaties werken complementair aan elkaar.
Kunt u de vragen binnen één week beantwoorden gezien de urgentie van de situatie in de Sahel?
Helaas is dit niet gelukt.
De Eurowob en open data |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Knapen (CDA) |
|
Kent u het bericht «No compromise in sight on EU document secrecy»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de impasse in de onderhandelingen over de «Eurowob» tussen Europees Parlement en Europese Raad? Denkt u dat er op korte termijn overeenstemming bereikt kan worden?
Ik verwacht niet dat er op korte termijn overeenstemming wordt bereikt. De posities van de instellingen blijken nog teveel uiteen te lopen. Bovendien is tijdens de besprekingen in de raadswerkgroep op 8 juni jl. duidelijk geworden dat lidstaten het niet eens konden worden over een nieuw onderhandelingsmandaat voor het voorzitterschap voor de besprekingen met het EP. Nederland kon niet instemmen met dit mandaat omdat de tekst, net als het eerdere onderhandelingsmandaat, zou leiden tot minder transparantie en een stap terug zou betekenen ten opzichte van de huidige Eurowob. Het voorzitterschap beraadt zich nu op de vraag hoe nu verder.
Deelt u het standpunt dat de voorgestelde definitie van document te veel ruimte laat aan ambtenaren en Eurocommissarissen?
Het kabinet is geen voorstander van de door de Commissie voorgestelde definitie van het begrip document, omdat deze in feite een inperking zou betekenen van de reikwijdte van de Eurowob ten opzichte van de huidige praktijk. Nederland heeft in de raadswerkgroep juist gepleit voor het behoud van de brede definitie van document uit de huidige Eurowob.
Deelt u de mening dat slechts toegang tot documenten een beperking is van het vrije recht op informatie? Kunt u dit toelichten?
Ik ben het met u eens dat de EU-instellingen niet alleen de taak hebben om op verzoek informatie te verstrekken in de vorm van documenten, maar ook de taak hebben het publiek op andere manieren proactief te informeren over hun beleid, wetgeving en hun werkzaamheden, bijvoorbeeld via hun websites.
Deelt u de mening dat het overgrote deel van besluiten door de Europese Raad en door de Europese Commissie op enig moment van juridisch advies worden voorzien? Is het waar dat zonder toegang tot deze juridische adviezen het lastig is om een open debat te voeren over de juistheid van besluiten vanuit juridisch perspectief en dat daarmee verantwoording wordt afgezwakt? Kunt u dit toelichten?
Ik deel uw mening dat juridische adviezen een belangrijke rol spelen bij het interne besluitvormingsproces van de instellingen. Ik ben geen voorstander van een algemene aanname dat deze adviezen beschermd zouden moeten worden. Van een dergelijke aanname was sprake in het onderhandelingsmandaat waarmee de Raad het voorzitterschap op pad heeft gestuurd. Naar mijn mening moet de toegang tot juridische adviezen per geval worden beoordeeld. Het gaat erom een goede balans te vinden tussen enerzijds het belang van openbaarheid van juridische adviezen en anderzijds de mogelijkheid van instellingen om zich een mening te vormen over een lopend wetgevingsdossier in het kader van efficiënte besluitvorming. De bescherming van juridische adviezen is een van uitzonderingsgronden van de Eurowob. In lijn met de rechtspraak, is een beroep op deze uitzonderingsgrond alleen mogelijk als openbaarmaking zou leiden tot een concrete en daadwerkelijke ondermijning van het belang van een instelling om eerlijke en objectieve juridische adviezen te vragen en te ontvangen, waarbij die ondermijning redelijkerwijs voorzienbaar en niet louter hypothetisch dient te zijn.
Behoort Nederland tot de groep landen die tegen het huidige conceptakkoord is? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot uw uitspraken tijdens het algemeen overleg van 17 mei jongstleden dat de transparantie binnen de Europese instellingen hetzelfde niveau zou moeten kennen als in Nederland?
Ja. Nederland behoort ook tot de groep landen die niet kon instemmen met het nieuwe onderhandelingsmandaat voor het voorzitterschap, zoals gepresenteerd tijdens de raadswerkgroep op 8 juni jl., omdat deze tekst in de praktijk eveneens een achteruitgang zou betekenen ten opzichte van de huidige Eurowob.
Hoe beoordeelt u de brief van de Zweedse minister van Justitie Beatrice Ask waarin zij stelt dat het huidige conceptcompromis tot minder transparantie leidt?
Ik deel deze conclusie.
Hoe verhoudt zich deze trend naar minder transparantie met het open data beleid van de Europese Commissie? Kunt u dit toelichten?
Open data beleid gaat over het beschikbaar stellen van openbare overheidsinformatie. Bij open data gaat het dus alleen om openbare gegevens en dus niet om de vraag wat wel en niet openbaar is.
De export van censuur technologie |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het artikel «Containing Weapons of Mass Surveillance»?1
Ja.
Is het waar dat Amerikaanse en Europese bedrijven nog steeds censuur technologie exporteren naar landen waar mensenrechten, inclusief de vrijheid van meningsuiting en de toegang tot informatie, dagelijks worden geschonden?
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft uw Kamer hierover geïnformeerd op 16 januari 2012 in antwoord op uw vragen (kenmerk 2011Z20447). Het is niet mogelijk vast te stellen of bedrijven uit Europese landen en de Verenigde Staten censuurtechnologie exporteren naar landen waar mensenrechten worden geschonden. Datzelfde geldt voor landen die lid zijn van de coalitie Freedom Online.
Bestaat er een lijst van bedrijven die nog steeds dit soort technologie exporteren naar landen waar mensenrechten worden geschonden? Zo ja, kunt u die openbaar maken? Zo neen, kunt u die ofwel zelf ofwel in Europees verband opstellen en vervolgens openbaar maken?
Er bestaat geen lijst van bedrijven die censuurtechnologie exporteren naar landen waar mensenrechten worden geschonden. Omdat bedrijven in deze branche veelal technologie exporteren die breed kan worden ingezet – bijvoorbeeld ook voor lawful interception, is het niet wenselijk een dergelijke lijst van bedrijven op te stellen. Nederland heeft er bij de Europese Commissie voor gepleit ook censuur- en filtertechnologie onder de reikwijdte van de EU dual use verordening te brengen. De Commissie komt naar verwachting eind 2012 met een voorstel hierover.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-El Fassed/Nicolai over vrije nieuwsgaring?2 Kunt u dit toelichten?
Nederland heeft de speciaal rapporteur voor vrijheid van meningsuiting van de VN, Frank la Rue, ondersteund in het aandacht vragen voor zijn rapport van 16 mei 2011 over bescherming van vrijheid van meningsuiting online. In het rapport wordt onder andere aandacht besteed aan de grenzen die internationale verdragen stellen aan de beperking van vrijheid van meningsuiting online en aan toegang tot internet. Nederland heeft de speciaal rapporteur eveneens gesteund in het uitdragen van de conclusies van dit rapport en het aangaan van discussie daarover, onder andere tijdens een speciaal panel over internetvrijheid gehouden tijdens de 19e Mensenrechtenraad in maart 2012.
Handhaving van vrije nieuwsvergaring is binnen VN-kader voor veel landen een nog onbekend onderwerp. Nederland speelt – samen met andere leden van de Freedom Online coalitie als Zweden en de Verenigde Staten – een leidende rol bij bewustwording hierover, onder meer door ondertekening van een interregionale verklaring over internetvrijheid in de 17e Mensenrechtenraad.
Bestaat er een index van landen die door middel van censuur technologieën de vrije meningsuiting en nieuwsgaring schenden? Acht u een dergelijke lijst wenselijk? Zo neen, waarom niet?
Internationale NGO’s zoals Freedom House en Reporters without Borders rapporteren jaarlijks over internetvrijheid in landen wereldwijd, waarbij ook de inzet van dergelijke technologie in kaart wordt gebracht. Deze informatie wordt door het ministerie nauwlettend gevolgd.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-El Fassed c.s. over een internationaal wapenhandelverdrag?3 Kunt u dit toelichten?
Nederland heeft tijdens de laatste zitting van het voorbereidend comité van het VN-wapenhandelsverdrag gepleit voor een brede reikwijdte van dat verdrag, inclusief dual-use goederen gerelateerd aan conventionele wapens en «riot control» wapens (waaronder traangas). Dit standpunt is tevens opgenomen in de nationale inbreng van Nederland over elementen voor het wapenhandelsverdrag dat in maart 2012 naar de Secretaris-Generaal van de VN is verstuurd. Ten slotte heeft Nederland getracht deze categorieën tevens deel te laten uitmaken van de collectieve inzet van de EU.
Nederland heeft de leden van de Freedom Online coalitie geïnformeerd over zijn standpunt t.o.v. uitbreiding van de dual-use verordening in de EU. Daarnaast staat in de oprichtingsverklaring van de coalitie dat de leden zich zullen inzetten om bedrijven aan te sporen in hun bedrijfsvoering de export en misbruik van dergelijke technologie tegen te gaan.
Aangezien het verdrag zich dient te richten op regulering van de handel in militaire goederen bestaat er zowel binnen als buiten de EU geen steun voor het onder de reikwijdte van het wapenhandelsverdrag brengen van dual-use goederen en «riot control» wapens. Internetfilterapparatuur valt volgens alle partners die hierover zijn benaderd niet onder de doelstellingen van dit verdrag.
Is het waar dat landen die lid zijn van de Coalition Freedom Online, doe door u in 2011 is opgericht, nog steeds de export van censuur technologie toestaan? Zo ja, in welke landen is dat nog steeds het geval?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze maakt u gebruikt van deze internationale coalitie om de export van censuurtechnologie als produkten voor tweeërlei gebruik middels de onderhandelingen voor een wapenhandelsverdrag te reguleren? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u deze vragen voor 14 juni 2012 beantwoorden?
Ik heb er naar gestreefd deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Homofobie in Oekraïne |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Gay Parade Kiev afgelast wegens geweld»?1
Ja.
Is het waar dat de politie niet in staat was de veiligheid van deelnemers te garanderen, dat bij de persconferentie van de organisatie van de Kiev Pride, waar bekend werd gemaakt dat het evenement werd afgeblazen, sprekers het zwijgen is opgelegd en dat deelnemers zijn mishandeld? Kunt u dit toelichten?
De eerste Kyiv Pride Parade, gepland voor zondag 20 mei jl., heeft geen doorgang kunnen vinden omdat er onvoldoende garantie bestond over de veiligheid van de deelnemers, ondanks afspraken met Gemeente Kiev en politie, en overleg met de Gay Alliance, die optrad namens diverse LGBT-organisaties. Tot het laatste moment is de locatie waar de parade zou plaatsvinden geheim gehouden. Toen duidelijk werd dat anti-homodemonstranten op de hoogte waren van de locatie en zich opmaakten voor een hardhandige confrontatie, hebben de organisatoren besloten de Kyiv Pride Parade af te blazen. Later op de dag heeft een persconferentie plaatsgevonden, waarop door de organisatoren de afgelasting van de Kyiv Pride Parade is toegelicht. Aan sprekers bij deze persconferentie is geen spreekverbod opgelegd. De gewelddadige mishandeling van twee deelnemers vond plaats na afloop van de persconferentie, toen zij op een taxi stonden te wachten.
Hoe beoordeelt u het handelen van de Oekraïense overheid? Kunt u dit toelichten?
Ik acht het handelen van de Oekraïense autoriteiten ontoereikend om een vreedzaam verloop van de manifestatie te garanderen.
Deelt u de mening dat de gebeurtenissen rond het aflasten van de Kiev Pride en de concept wetsvoorstellen die informatie over homoseksualiteit verbieden in Oekraïne in tegenspraak zijn met de afspraken over discriminatiebestrijding in het visaliberalisatieproces? Kunt u dit toelichten?
Op grond van het door de EU en Oekraïne gezamenlijk overeengekomen Actieplan voor Visumliberalisatie is Oekraïne verplicht om alomvattende anti-discriminatiewetgeving aan te nemen, conform aanbevelingen van de VN, de Raad van Europa, en de OVSE. Aanvaarding van voorgestelde wetgeving die uiting van en publicatie over homoseksueel gedrag zou verbieden acht ik hiermee in strijd.
Bent u bereid om in Europees verband de druk op de Oekraïense regering op te voeren om de wetsvoorstellen in te trekken of daar een veto over uit te spreken en om een goede anti-discriminatie wet in te voeren, inclusief seksuele oriëntatie, voordat verdere stappen in dit proces gezet kunnen worden? Kunt u dit toelichten?
Tijdens haar bezoek aan Oekraïne op 9 juni jl. in het kader van EK Voetbal, heeft minister Schippers gesproken met LGBT-organisaties in Kharkiv, die de minister hebben geïnformeerd over wijdverbreide intolerantie jegens LGBT in Oekraïne. Voor details van de gevoerde gesprekken verwijs ik naar het verslag van minister Schippers dat zij naar uw Kamer heeft gestuurd. In het EU-Oekraïne Subcomité voor Recht, Vrijheid en Veiligheid, dat op 31 mei en 1 juni jl. in Kiev plaatsvond, zijn de Oekraïense autoriteiten op Nederlandse instigatie uitdrukkelijk aangesproken op de voorgestelde wetgeving en de gebeurtenissen rond de afgelasting van de Kyiv Pride Parade. Ook bij andere gelegenheden wordt in Europees verband bij de Oekraïense autoriteiten aangedrongen op aanpassing van de voorgestelde wetgeving.
Welke overige stappen bent u bereid in Europees verband te nemen om er voor te zorgen dat homofobie wordt bestreden en de rechten van homo’s en lesbiennes worden gewaarborgd? Kunt u dit toelichten?
Zoals aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1155), is door mij en andere collega’s van EU-lidstaten in de Raad Buitenlandse Zaken van 14 mei jl. onderstreept dat van ondertekening van het Associatieakkoord met Oekraïne geen sprake kan zijn zolang geen zichtbare verbeteringen zijn opgetreden op het gebied van mensenrechten en rechtsstaat. Ook wordt Oekraïne er in het kader van de EU-Oekraïne-visumdialoog op gewezen, dat aanvaarding van een alomvattende anti-discriminatiewetgeving, conform aanbevelingen van de VN, de Raad van Europa, en de OVSE, een noodzakelijke voorwaarde is voor visumliberalisatie.
Online privacy |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen, waarin u stelt dat het niet in het belang is van de opsporing om inzicht te verschaffen in de mate waarin sociale media door de opsporingsautoriteiten gevolgd worden?1
Ja.
Is het waar dat informatie over het aftappen van telefoonverkeer door opsporingsdiensten wel openbaar wordt gemaakt? Bent u van mening dat het vrijgeven van deze informatie het risico met zich mee brengt dat personen hun gedrag daarop gaan afstemmen?
De jaarlijkse tapstatistieken maken deel uit van het departementaal jaarverslag. De cijfers over het jaar 2011 heeft uw Kamer onlangs ontvangen (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 33 240 VI, nr. 1). Deze statistieken omvatten zowel telefoontaps als IP-taps, alsook het aantal vorderingen van verkeers- en identificerende gegevens. Het risico dat personen hun gedrag afstemmen op basis van deze informatie acht ik aanvaardbaar, maar dit risico neemt toe naarmate de cijfers verder uitgeplitst worden.
Bent u van mening dat voor het aftappen van telefoons en sociale media door opsporingsautoriteiten dezelfde juridische en democratische controlemechanismen moeten gelden?
De inlichtingenplicht van bewindspersonen tegenover de Staten-Generaal, zoals vastgelegd in artikel 68 van de Grondwet, is een uitermate belangrijk staatsrechtelijk beginsel. Het parlement kan zijn controletaak niet goed uitvoeren indien het niet over de daarvoor noodzakelijke informatie beschikt. Zoals de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitvoerig uiteen heeft gezet in een brief over de reikwijdte van artikel 68 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 28 362, nr. 2) stelt dit artikel evenwel ook een grens aan de inlichtingenplicht, namelijk bij gevallen waarin het verstrekken van de gevraagde informatie in strijd is met het belang van de staat. Hiervan is naar mijn oordeel in dit geval sprake.
Zou u alsnog inzicht willen geven in de mate waarin sociale media door de opsporingsautoriteiten gevolgd wordt? Zo nee, zou u deze weigering dan willen toelichten in het licht van artikel 68 van de Grondwet?
Zie antwoord vraag 3.
Houtkap en landroof in Tanzania voor biobrandstoffen |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Knapen (CDA) |
|
Kent u het bericht «Tanzania: EU to Review Renewable Energy Policy»1 en het rapport «Fuel for Thought» van ActionAid International?2
Ja.
Is het waar dat Europese bedrijven, waaronder een Nederlands bedrijf, bijdragen aan landonteigening en schending van mensenrechten in een aantal Afrikaanse landen?
Ik beschik niet over concrete aanwijzingen dat dit zou gebeuren. De Nederlandse regering zet zich ervoor in dat investeringen in landen niet ten koste gaan van de lokale bevolking. Verder worden bedrijven en investeerders geacht de OESO-Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen te implementeren.
Nationale overheden dragen de eerste verantwoordelijkheid voor transparante en inclusieve landovereenkomsten, aangezien ruimtelijke ordening en landrechten tot de soevereiniteit van landen zelf behoren. De recentelijk door de Committee on World Food Security van de FAO aangenomen Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tenure of Land, Fisheries and Forests in the Context of National Food Security bieden een goede houvast voor overheden om deze verantwoordelijkheid op een goede manier in te vullen. Nederland spant zich ervoor in om deze vrijwillige richtlijnen tot een succes te maken.
Deelt u de mening dat veel eerste generatie biobrandstoffen milieu- en klimaatschade tot gevolg hebben en een directe bedreiging vormen voor voedselzekerheid in Afrika? Zo neen, waarom niet?
Voor alle geïmporteerde biobrandstoffen geldt dat zij aan de EU Richtlijn voor Hernieuwbare Energie moeten voldoen en daarmee geen aantasting van biodiversiteit, bossen- en veengebieden mogen vormen en een bijdrage moeten leveren aan broeikasgasreductie.
Als land wordt vrijgemaakt voor biobrandstoffen, bestaat een risico op milieu- en klimaatschade. Vooral de omzetting van oerbos of veengebieden tot landbouwgrond kan leiden tot toename van de uitstoot van CO2 en schade aan ecosystemen. Vandaar dat bovengenoemde criteria in deze Richtlijn staan.
Is het waar dat in Tanzania lokale gemeenschappen zeer nadelige gevolgen, zoals de onteigening van land van kleine boeren, ondervinden door de praktijken van dit soort bedrijven? Is het waar dat passende compensatie in veel gevallen uitblijft?
Zoals vermeld in mijn antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Ferrier en Dikkers over het rapport «Land Rights and the Rush for Land» van de International Land Coalition (ingezonden op 16 en 21 december 2011 met kenmerk 2011Z26511 & 2011Z27059) onderken ik dat de mondiale strijd om vruchtbare landbouwgrond en de groeiende wereldwijde handel daarin ten koste kunnen gaan van de arme lokale bevolking.
Landconflicten zijn niet nieuw in Tanzania. De economische liberalisering, de landhervormingen en het formaliseren van landeigendommen kunnen bestaande conflicten intensiveren en leiden tot nieuwe landconflicten tussen investeerders en landgebruikers en -eigenaren, ook al waren de landhervormingen juist bedoeld om landconflicten te beperken en de bevolking in de dorpen meer zekerheid te geven over hun land.
Hoe beoordeelt u de conclusie van het rapport «Food for Thought» dat de norm voor hernieuwbare energie in de vervoersector, bijna volledig behaald met biobrandstoffen die geproduceerd zijn uit voedselgewassen, wordt behaald?
Zoals vermeld in de jaarlijkse rapportage van de Nederlandse Emissieautoriteit was in 2010 een aanzienlijk deel van de in Nederland gebruikte biobrandstoffen, vooral wat betreft biodiesel, afkomstig uit afval- en reststromen, zoals gebruikt frituurvet. Productie van biobrandstof uit deze grondstoffen vormt dus geen bedreiging voor de voedselzekerheid. De EU richtlijn voor Hernieuwbare energie stelt naast milieueisen ook sociale rapportages verplicht, waaronder die voor voedselzekerheid.
Wanneer verwacht u het onderzoek van de Europese Commissie over de sociale gevolgen van het energiebeleid? Welke maatregelen treft u jegens Nederlandse bedrijven die zich schuldig maken aan grootschalige landroof en mensenrechtenschendingen in het kader van biobrandstoffen?
Ik wil niet vooruitlopen op het verslag van de Europese Commissie over de sociale gevolgen van het biobrandstoffenbeleid van de Europese Unie eind 2012.
Op welke wijze onderzoekt Nederland zelf de sociale effecten van het Europees beleid met betrekking tot biobrandstoffen? Bent u bereid het voortouw te nemen in bindende nationale en Europese sociale duurzaamheidscriteria voor de productie en import van biobrandstoffen om zo zorg te dragen voor coherentie van beleid? Kunt u dit toelichten?
Het Kabinet heeft de Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa (Commissie Corbey) ingesteld met een mandaat om te kijken naar de sociale effecten van het beleid op het terrein van biobrandstoffen. Binnenkort brengt deze commissie advies uit op basis waarvan Nederland aan zal geven hoe de sociale criteria het beste in de Europese regelgeving ingepast kunnen worden.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Van den Berge c.s.3 over duurzaamheidscriteria voor biomassa voor energietoepassingen? Kunt u dit toelichten?
Op dit moment bestaan er al wettelijke duurzaamheidseisen voor biobrandstoffen op basis van de Richtlijn Hernieuwbare Energie, die in nationale wetgeving zijn geïmplementeerd. Nederland streeft naar soortgelijke duurzaamheidseisen voor vaste en gasvormige biomassa.
Ook pleit Nederland in Brussel er voor om de indirecte effecten van landgebruik (ILUC) in de duurzaamheidseisen van biobrandstoffen op te nemen, naast de aandacht voor sociale aspecten, zoals aangegeven in vraag 7.
Bovendien stimuleert Nederland het invoeren van duurzaamheidscriteria via normeringsinstanties en stimuleert het de toepassing hiervan via het Global Bio Energy Partnership.
Op welke wijze zorgt de regering ervoor dat de voedselzekerheid van Afrika niet verder lijdt onder de te lage voorwaarden die worden gesteld aan biobrandstoffen door de EU? Kunt u dit toelichten?
Uw aanname dat de voorwaarden voor biobrandstoffen te laag zijn, kan pas worden getoetst op het moment dat de rapportage van de EU beschikbaar is. Binnen Nederland stimuleert het kabinet het gebruik van afval en reststromen als basis voor biobrandstoffen via de dubbeltellingsregeling.
Het voedselzekerheidsbeleid van de regering is erop gericht om de zelfredzaamheid van onze partnerlanden te vergroten. Door alle betrokken partijen bij landverwervingen bewust te maken van hun rechten en verantwoordelijkheden kunnen negatieve effecten zoveel mogelijk voorkomen worden.
De door Nederland en EU gefinancierde projecten die het Israëlische leger heeft vernietigd of beschadigd |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Knapen (CDA) |
|
Kent u het rapport «Protection of Civilians Weekly Report 2–8 May» van het Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA) van de Verenigde Naties?1
Ja.
Is het waar dat tientallen Palestijnse huizen, watertanks en boerderijen die met Europees geld waren gebouwd, zijn vernietigd door Israël?
Er hebben vernielingen van projecten, gefinancierd met Europees geld, plaatsgevonden. Dit betreft geen huizen en boerderijen; die projecten worden in de regel niet door Europese donoren gefinancierd.
Is het waar dat in 2011 62 gebouwen en objecten op de Westelijke Jordaanoever zijn gesloopt en dat nog eens 110 andere projecten datzelfde risico lopen?
Ik ben niet bekend met deze cijfers.
Gaat het hier ook om projecten die zijn gefinancierd door Nederland en de Europese Commissie? Zo neen, welke Europese donors hebben middelen geïnvesteerd in deze projecten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met de lijst die de Europese Commissie heeft vrijgegeven in antwoord op vragen van Europarlementariër Chris Davies over door de EU gefinancierde projecten die het Israëlische leger tussen mei 2001 en oktober 2011 heeft vernietigd of beschadigd?2
Ja.
Is het waar dat daarin 82 incidenten worden vermeld met een totaal verlies van 49,2 miljoen euro, waarvan 30 miljoen rechtstreeks van Europese hulp afkomstig is?
De genoemde bedragen zijn schattingen van de Europese Commissie. In het verleden is geen database bijgehouden waarin schade werd geregistreerd.
Heeft u een lijst met door Nederland direct of indirect gefinancierde projecten die beschadigd of vernield zijn door het Israëlische leger? Zo ja, kunt u die vrijgeven? Zo neen, waarom niet?
Van lopende bilaterale activiteiten is bekend dat schade is toegebracht aan het OS-project Land Development Programme dat zich richt op het herstel en de ontwikkeling van landbouwgrond op de Westelijke Jordaanoever. Het gaat om schade aan waterbakken, omheiningen en olijfbomen. Daarnaast zijn materialen en machines in beslag genomen.
Welke maatregelen neemt u als u bekend is dat door Nederland direct of indirect gefinancierde projecten zijn beschadigd of vernield? Wat heeft Nederland specifiek gedaan bij het bekend worden van de schade aan projecten die Nederland of de Europese Commissie heeft gefinancierd en door het Israëlische leger zijn beschadigd of vernield?
Schade aan Nederlandse lopende activiteiten wordt in alle gevallen opgenomen met de Israëlische autoriteiten. De Nederlandse ambassadeur in Tel Aviv en de Nederlandse vertegenwoordiger in Ramallah hebben verschillende gesprekken gevoerd met de Coordinator of Government Activities in the Territories (COGAT – onderdeel van het Israëlische ministerie van Defensie) en opgeroepen vernieling van het bovengenoemde project te stoppen en geen nieuwe sloopbevelen uit te vaardigen. Eenzelfde boodschap heeft de minister van Buitenlandse Zaken overgebracht tijdens het bezoek van COGAT aan Nederland op 19 maart jl. en tijdens zijn bezoek aan Israël op 7 juni jl.
Wat is de financiële waarde van de schade die door het Israëlische leger is veroorzaakt aan door Nederland direct of indirect gefinancierde projecten?
De schade aan het Land Development Programme bedraagt € 65 000.
Wat is de schade die veroorzaakt is door het Israëlische leger in de periode mei 2001 en oktober 2011 aan projecten die worden gefinancierd door organisaties in het Medefinancieringsstelsel (MFSII)?
De omvang van de schade is mij niet bekend.
Op welke wijze voorkomt u dat door Nederland direct of indirect gefinancierde projecten worden beschadigd of vernield?
Door de opgelopen schade aan de orde te stellen wordt getracht om herhaling te voorkomen.
Bent u bereid om compensatie te eisen van de Israëlische regering voor de schade die is toegebracht aan door de EU of Nederland gefinancierde projecten? Bent u bereid dit zowel bilateraal als in Europees verband aan de orde te stellen op de eerstvolgende bijeenkomst van ministers voor ontwikkelingssamenwerking?
Tot nu toe hebben EU-lidstaten de schade toegebracht aan bilaterale projecten rechtstreeks opgenomen met de Israëlische autoriteiten. De kwestie heeft ook de aandacht van de EU. In de Raadsconclusies van 14 mei jl. roept de EU de Israëlische regering op gezamenlijk tot een verbeterd mechanisme te komen voor de uitvoering van projecten ten behoeve van de Palestijnse bevolking in area C.
De communicatiemogelijkheden van gedetineerde vreemdelingen |
|
Tofik Dibi (GL), Arjan El Fassed (GL) |
|
Leers , Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt de bevinding in het rapport van de Inspectie Sanctietoepassing van januari 2012 dat vreemdelingen in detentie slechts in een aantal locaties toegang hebben tot internet? Zo ja, in welke locaties is geen toegang tot internet?
In mijn brief van 29 juni 2010 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 19 637, nr. 1353) heb ik gemeld een pilot uit te voeren waarbij op een tweetal locaties in bewaring gestelde vreemdelingen beperkt en met veiligheidsmaatregelen omgeven toegang tot internet wordt geboden. Doelstelling van de pilot is het verruimen van de mogelijkheden van vreemdelingen om zelfstandig invulling te kunnen geven aan de op hen rustende plicht Nederland te verlaten. Met behulp van internet kunnen de vreemdelingen zich een actueel beeld vormen van de ontwikkelingen in hun herkomstland en van hun toekomst daar en krijgen zij eigen regelmogelijkheden. Daarnaast kan internettoegang, als tijdsbesteding, een bijdrage leveren aan een zinvolle invulling van het dagprogramma en de kennis en vaardigheden vergroten die nodig zijn voor een zinvol gebruik van digitale middelen en informatie.
De pilot is uitgevoerd in de periode van november 2011 tot en met januari 2012 in de detentiecentra Rotterdam en Zeist.
Het doel van deze pilot was om te beoordelen of het gebruik van internet door ingeslotenen op een functionele en veilige wijze kan worden ingericht. De pilot is recentelijk geëvalueerd. Uit deze evaluatie is gebleken dat de voorzieningen die getroffen zijn een veilig en op de doelgroep toegespitst beperkt gebruik van internet mogelijk maken.
Hoe verhoudt het beperken van het gebruik van email en sociale media zich met het feit dat een sterk sociaal netwerk in het land van herkomst een zeer belangrijke factor in het succes van terugkeer en herintegratie kan vormen?
De pilot had als doel de vreemdeling een veilig platform te bieden waarop hij zich een beeld van de actuele ontwikkelingen in zijn herkomstland kan vormen. Door middel van een zogeheten «white list» is toegang mogelijk tot een aantal vooraf goedgekeurde websites. Gedurende de pilot is, mede in overleg met de ingeslotenen het aantal benaderbare domeinen uitgebreid. Om het risico van ongecontroleerde en ongewenste communicatie van ingeslotenen met de buitenwereld te beheersen is in het kader van de pilot geen toegang tot e-mail en sociale media gegeven.
Onderschrijft u de gedachte dat vrije toegang tot internet slechts in zeer uitzonderlijke gevallen dient te worden beperkt? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat het gebruik van internet kan bijdragen aan de doelstellingen die met vreemdelingenbewaring worden beoogd. Onbeperkte toegang tot internet draagt echter niet noodzakelijkerwijs bij aan het bereiken van deze doelen en ongecontroleerde communicatie met de buitenwereld kan eveneens uit veiligheidsoverwegingen ongewenst zijn. De onbeperkte toegang wordt dan ook beperkt.
Deelt u de mening dat het voor de voorbereiding op terugkeer belangrijk is dat er in alle detentielocaties toegang tot internet moet zijn? Zo ja, bent u bereid daar stappen toe te zetten? Nee, waarom niet?
Naar aanleiding van de positieve uitkomsten van de evaluatie van de pilot zal de internetfaciliteit voor ingeslotenen verder ontwikkeld worden, waarna besluitvorming over voortzetting plaats zal vinden.
Is het waar dat in locaties waar wel internettoegang is, beperkingen van toepassing zijn waardoor vreemdelingen geen gebruik kunnen maken van email en sociale media, en dat slechts geselecteerde websites kunnen worden bezocht?
Ja. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Ziet u landen als het Verenigd Koninkrijk en Australië – waar wel toegang wordt geboden tot email en sociale media – als voorbeeld voor Nederland?
Uitgangspunt voor mij bij de verdere ontwikkeling van internetfaciliteiten voor ingesloten vreemdelingen is dat deze faciliteiten een bruikbaar, veilig en goed te onderhouden platform bieden dat bijdraagt aan de voorbereiding op het vertrek uit Nederland.
Het bericht dat de RET gesprekken in trams afluistert |
|
Ineke van Gent (GL), Arjan El Fassed (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Rotterdamse RET luistert gesprekken af in trams»?1
Ja.
Is het waar dat bewakingscamera’s in de regel ook geluid (kunnen) registreren en worden ingezet om onrust of lawaai in bussen en trams te signaleren? Klopt het dat camera’s technisch ook gesprekken kunnen registreren?
De RET heeft mij bevestigd dat een deel van de door hen gebruikte beveiligingscamera’s naast beelden ook geluiden registreren. Het gaat om de camera’s in de nieuwste trams en om de camera in de bus die bij de chauffeur hangt. Deze beelden en de bijbehorende geluidsfragmenten kunnen alleen achteraf worden uitgekeken of uitgeluisterd. De RET heeft mij gemeld dat er niet wordt ingezoomd op individuele gesprekken, noch in de beeld- noch in de geluidsopnames. Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft contact gehad met de RET naar aanleiding van de berichtgeving, en heeft mij laten weten vooralsnog geen aanleiding te zien om verder onderzoek te doen.
Kunt u bevestigen dat de RET (telefoongesprekken van) passagiers afluistert? Zo ja, hoe gaat dat precies in zijn werk? Zo nee, bent u bereid een onderzoek in te stellen of deze afluisterpraktijken daadwerkelijk voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Is er een wettelijke basis voor het afluisteren van mensen in de openbare ruimte in het algemeen en het openbaar vervoer in het bijzonder? Zo ja, vindt u het legitiem en proportioneel dat de RET passagiers afluistert?
In zijn algemeenheid is het maken van beeld- en geluidsopnames ter beveiliging van passagiers en materiaal geoorloofd. Het oordeel over de legitimiteit en proportionaliteit van registraties zoals de onderhavige komt niet aan mij toe maar aan het CBP. Zoals in antwoord op vragen 2 en 3 vermeld ziet het CBP vooralsnog geen aanleiding voor nader onderzoek.
Beschouwt u geluidsopnames als deze als verwerking van persoonsgegevens, die moet worden aangemeld bij het College bescherming persoonsgegevens? Worden de opnames na 24 uur verwijderd?
Geluidsopnames waarop stemmen van personen herkenbaar zijn vallen onder de Wet bescherming persoonsgegevens, en het bewaren hiervan moet dus worden aangemeld bij het CBP. De RET heeft mij gemeld dat de beeld- en geluidsopnames 48 tot 72 uur worden bewaard, afhankelijk van het type voertuig.
Bent u bereid te onderzoeken hoe andere openbaar vervoersbedrijven omgaan met geluidsregistratie in voertuigen?
Een dergelijk onderzoek ligt niet op mijn weg, maar op die van het CBP. Zoals gemeld in antwoord op vragen 2 en 3 ziet het CBP vooralsnog geen aanleiding voor een dergelijk onderzoek.
Het bericht dat Apple belasting ontwijkt via Nederland |
|
Bruno Braakhuis (GL), Arjan El Fassed (GL) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «how Apple dodges billions in taxes 2012»?1
Ja.
Bent u bekend met de belastingontwijkroute die «Double Irish With A Dutch Sandwich» genoemd wordt? Zo ja, kunt u uitleggen hoe deze route werkt? Zo nee, bent u bereid te onderzoeken hoe deze kennelijk bekende belastingontwijkroute werkt en de uitkomsten van het onderzoek aan de Kamer toe te sturen?
Zoals ik in december 2011 in antwoord op Kamervragen van het lid Braakhuis al schreef is de term »Dutch sandwich» geen nauwkeurig omschreven term en bestaat er geen juridische definitie van. Hetzelfde geldt voor de «Double Irish with a Dutch sandwich». Dat blijkt ook wel uit het feit dat in het genoemde artikel in de New York Times de structuur in tweede instantie gewoon «Double Irish» wordt genoemd en dat het artikel niet duidelijk maakt op welke plaats een eventuele Nederlandse vennootschap een rol speelt in de structuur.
Uit de verschillende publicaties wordt wel duidelijk wat de functie van Nederlandse vennootschappen in dergelijke structuren zou kunnen zijn. Die functie lijkt vooral te bestaan uit het beheren van een sublicentie, het ontvangen van royalty’s uit de exploitatie van die sublicentie en het betalen van een vergoeding voor het gebruik van die sublicentie aan een Ierse vennootschap die, zo interpreteer ik het artikel in de New York Times, een immaterieel activum van een verbonden vennootschap in de Verenigde Staten heeft overgenomen.
Nederland is een aantrekkelijk vestigingsland voor dit soort werkzaamheden omdat Nederland met veel landen een belastingverdrag heeft afgesloten waarin de bronheffing op royalty is beperkt en omdat Nederland zelf geen bronbelasting heft op uitbetaalde royalty’s. Dit effect wordt overigens binnen de Europese Unie al bereikt door de werking van de Interest- en Royalty Richtlijn.
Ik merk hierbij op dat de marge tussen in Nederland ontvangen en betaalde royalty gewoon met vennootschapsbelasting belast is en dat de hoogte van die marge in overeenstemming moet zijn met de in Nederland verrichte werkzaamheden.
Is het waar dat er honderden bedrijven zijn die de genoemde belastingontwijkroute gebruiken? Is het waar, zoals in het artikel gesteld wordt, dat winsten door Nederland sluizen praktisch belastingvrij kan?
Zoals ik bij het antwoord op vraag 2 heb geschreven gaat het in dit soort gevallen niet om het door Nederland sluizen van winsten en al helemaal niet belastingvrij. Dat in relatie tussen andere landen wellicht wel een bronbelasting op royalty’s verschuldigd zou zijn is nog geen reden om aan het gebruik van Nederland een negatieve kwalificatie te geven. In de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid heb ik uiteengezet waarom bronheffingen op, onder andere, royalty’s naar mijn mening ongewenst zijn.
Zoals ik in mijn antwoord op vragen van het lid Braakhuis over de «Dutch Pita» schreef is er geen aanleiding te veronderstellen dat door het gebruik van Nederlandse vennootschappen winstbelasting wordt ontgaan in het land waar de omzet wordt gerealiseerd. Ook het feit dat een waardevol immaterieel activum aan een Ierse vennootschap wordt overgedragen zonder dat daarbij, zo begrijp ik het artikel in de New York Times, over de werkelijke waarde wordt afgerekend, heeft niets te maken met het gebruik van Nederlandse vennootschappen in de structuur.
Het aantal bedrijven dat in zijn internationale structuur gebruik maakt van Nederlandse vennootschappen is daarom naar mijn mening niet relevant.
Wat vindt u ervan dat Nederland bekend staat als een land dat gemakkelijk gebruikt kan worden om belasting te ontwijken?
Uit mijn antwoord op de vragen 2 en 3 mag u afleiden dat ik het onterecht zou vinden als Nederland bekend zou staan als een land dat makkelijk gebruikt kan worden om belasting te ontwijken.
In mijn brief aan uw Kamer van 3 november 20112 heb ik daaromtrent al geschreven dat de Nederlandse regering, net als die in andere landen, bij het maken van fiscaal beleid naar een balans zoekt tussen enerzijds de wil een fiscaal aantrekkelijk vestigingsklimaat te behouden en anderzijds het belang van een fiscaal onkreukbaar imago. Zoals ik toen al schreef meen ik dat het kabinet daarin een juiste balans heeft gevonden.
Bent u bereid om u in te zetten om de reputatie van Nederland op dit gebied te verbeteren, door het onmogelijk maken van dit soort routes?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid de bevindingen van het gevraagde onderzoek tevens te betrekken in het lopende onderzoek «substance brievenbusmaatschappijen»?
Er is naar mijn mening geen reden in het onderzoek naar de Nederlandse substance eisen expliciet in te gaan op de suggesties in het artikel in de New York Times. Uiteraard zullen een aantal aspecten die in deze antwoorden aan de orde zijn gekomen ook te vinden zijn in de rapportage van het bedoelde substance onderzoek, waarvan ik nog steeds verwacht dit in juni aan uw Kamer te kunnen zenden.
Digitale onveiligheid van de site meermetminder.nl |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat via de website meermetminder.nl informatie wordt gevraagd (waaronder het burgerservicenummer en bankgegevens) van degenen die in aanmerking willen komen voor een subsidie voor energiebesparende maatregelen?1
Ja. Rechtmatigheid van de subsidieverstrekking is een absolute voorwaarde. Met behulp van het burgerservicenummer wordt eenduidig vastgesteld dat de subsidie aan de juiste en rechthebbende persoon wordt verstrekt. Het bankrekeningnummer is nodig om het rechtmatige subsidiebedrag over te maken.
Bent u zich bewust van de consequenties van identiteitsfraude als deze gegevens in verkeerde handen vallen? Zo ja, kunt u aangeven welk beveiligingsniveau voor deze site is gekozen en of dit niveau volstaat?
Ja. Uit de door de Stichting Meer Met Minder verstrekte informatie blijkt dat er is gekozen voor het benodigde beveiligingsniveau dat wordt geborgd door de volgende systeemkeuzes:
Gezien het bovenstaande, ben ik van mening dat het beveiligingsniveau van het deel van de website www.meermetminder.nl dat wordt ingezet voor de Rijkspremieregeling Meer Met Minder proportioneel gekozen is en een «passend beschermingsniveau» en bijbehorende maatregelen omvat (zie ook het antwoord op vraag 5).
Is tot nu toe al eens een poging tot ongeoorloofde toegang ondernomen? Zo ja, hoe vaak en had dit succes?
De Stichting Meer Met Minder heeft tot nu toe geen ongeoorloofde toegang of poging daartoe geconstateerd. Het deel van de website www.meermetminder.nl dat wordt ingezet voor de Rijkspremieregeling Meer Met Minder functioneert sinds april 2010, zonder enige melding dat persoonsgegevens ongeoorloofd van de website of uit de database zijn gehaald.
Deelt u de mening dat kwetsbare, persoonsvertrouwelijke gegevens, zoals bijvoorbeeld het burgerservicenummer, met uiterste terughoudendheid gebruikt dient te worden? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik verwijs hierbij naar de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Wabb) die de toekenning, het beheer en het gebruik van het burgerservicenummer bepaalt.
Welke maatregelen stelt u zich voor om de veiligheid te garanderen bij het uitwisselen van vertrouwelijke informatie via internet?
Bij het verwerken van persoonsgegevens dient men te voldoen aan de geldende nationale privacy wet- en regelgeving, die op haar beurt moet voldoen aan de Europese Privacyrichtlijn. Daarin staat dat een «passend beschermingsniveau» moet worden gekozen. In de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) is dit verder uitgewerkt in artikel 13. Artikel 13 Wbp luidt: «De verantwoordelijke legt passende technische en organisatorische maatregelen ten uitvoer om persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking. Deze maatregelen garanderen, rekening houdend met de stand van de techniek en de kosten van de tenuitvoerlegging, een passend beveiligingsniveau gelet op de risico's die de verwerking en de aard van te beschermen gegevens met zich meebrengen. De maatregelen zijn er mede op gericht onnodige verzameling en verdere verwerking van persoonsgegevens te voorkomen.»
Open data en ontwikkelingssamenwerking |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Knapen (CDA) |
|
Kent u het rapport van Civicus «2011 Status of Civil Society Rapport» en het commentaar van de directeur van Publish What You Fund, Karin Christiansen, over wat open data betekenen voor de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking?
Ja.
Deelt u de mening dat, als belangrijke donoren gezamenlijk streven naar transparantie over ontwikkelingshulp, dit bijdraagt aan de effectiviteit?
Ja, het beschikbaar stellen en toegankelijk maken van actuele OS-gegevens stelt overheden in partnerlanden in staat om beter te plannen en te sturen. Hoe meer donoren hiertoe overgaan, hoe effectiever gestuurd kan worden door overheden van partnerlanden.
Wat is de voortgang op het gebied van de implementatie van de IATI standaard in Denemarken, Duitsland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk?1
Op basis van de laatste implementatieplannen van de verschillende organisaties die door IATI gepubliceerd worden ziet de voortgang voor de genoemde landen er als volgt uit: Denemarken zal in 2013 overgaan tot het publiceren van OS-gegevens binnen de IATI standaard, Duitsland heeft nog geen datum aangegeven; Spanje heeft in oktober 2011 data gepubliceerd en het Verenigd Koninkrijk in januari 2011. Eind mei wordt een actualisering van de verschillende implementatieplannen verwacht.
Deelt u mijn mening dat planning en sturing vanuit partnerlanden gebaat is wanneer zoveel mogelijk donoren, waaronder Europese donoren, ontwikkelingsdata openbaar maken en voldoen aan de IATI standaard?
Ja, zie verder antwoord vraag 2.
Is het waar dat een aantal landen die zich gecommitteerd hebben aan het «Framework for Implementation» stil staan en nog geen maatregelen hebben genomen?
Ja, dit is het geval voor o.a. Duitsland, Noorwegen en Nieuw Zeeland.
Is het waar dat bijvoorbeeld Duitsland IATI nog niet toepast? Zo ja, waarom niet. Zo neen, is Duitsland net zo ver op dit gebied als Nederland?
Het klopt dat Duitsland een van de ondertekenaars is van het IATI maar nog niet zover is dat ze de OS-data hebben gepubliceerd. Over de achterliggende redenen kan ik niet oordelen aangezien ik daar geen informatie over heb. Feit is wel dat de wijze waarop de Duitse ontwikkelingssamenwerking – in vergelijking met Nederland – georganiseerd is de uitrol van IATI bemoeilijkt.
Daar in 2011 Nederland en Duitsland zijn overeengekomen nauw samen te werken op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, welke maatregelen op het gebied van de toepassing van IATI standaarden zijn daarbij afgesproken?
Het toepassen van de IATI standaard is geen onderwerp van bilaterale afspraken tussen twee donoren maar is een internationale afspraak die gemaakt is tijdens de Accra High Level Forum on Aid Effectiveness (2008) en herbevestigd tijdens de 4th High Level Forum on Aid Effectiveness in Busan (2011). Op dit moment zijn er 29 organisaties die IATI onderschreven hebben, waarvan er 14 ook daadwerkelijk OS-gegevens in de standaard publiceren. Daarnaast zijn er 11 organisaties die IATI niet formeel onderschreven hebben maar wel in de standaard publiceren. De ondertekenaars vertegenwoordigen 75% van de gerapporteerde ODA aan de DAC, voor wat betreft de donoren die daadwerkelijk publiceren is dit 43% van de gerapporteerde ODA.
Bent u bereid op de volgende bijeenkomst van de IATI Steering Committee op 24 april 2012, deelnemende landen die achterblijven op het gebied van transparantie over ontwikkelingshulp en de toepassing van de IATI standaarden aan te spreken? Zo neen, waarom niet?
Bij ontvangst van deze kamervragen heeft genoemde bijeenkomst al plaatsgevonden. Echter, in zijn algemeenheid benadrukt Nederland het belang van toepassing van de IATI standaard en moedigt collega donoren daar ook toe aan.
Bent u bereid met deze landen nadere afspraken te maken over de implementatie en daarbij deadlines te stellen? Zo neen, waarom niet?
Nee, dit is niet noodzakelijk. Er zijn al duidelijke afspraken gemaakt over de vervolgstappen voor verdere implementatie van de IATI standaard, zowel binnen IATI zelf als in het Busan Partnership for Effective Development Co-operation. Eind mei 2012 zullen alle ondertekenaars van IATI een eerste of een geactualiseerd implementatieplan publiceren. Eind 2012 dienen alle ondertekenaars een eerste set aan OS-gegevens te publiceren. In december 2015 dienen alle ondertekenaars van het Busan Partnership document volledige uitvoering te geven aan de overeengekomen standaard.
Hoe heeft u tot nu toe uitvoering gegeven aan de motie-El Fassed/De Caluwé over het publiceren van actuele gegevens?2
Vanuit het perspectief van het vergroten van de effectiviteit en kwaliteit van de hulp staat ook bij verschillende Nederlandse NGO’s het openbaar maken van gegevens in de IATI standaard hoog op de agenda. Hierbij nemen deze organisaties meer en meer hun eigen verantwoordelijkheid. Begin maart 2012 publiceerde SPARK als eerste Nederlandse NGO haar gegevens binnen de IATI standaard. Ook andere NGO’s zijn bezig concrete stappen op dit terrein te zetten. Daar waar mogelijk stimuleert het Ministerie deze inspanningen o.a. door het delen van de eigen ervaringen met het implementeren van de standaard.
Deelt u de mening dat de implementatie van de IATI standaard op termijn kan leiden tot vermindering van administratieve lastendruk, zowel aan de kant van het ministerie van Buitenlandse Zaken als aan de kant van organisaties, bedrijven en kennisinstellingen die subsidies krijgen voor ontwikkelingssamenwerking door een afname van huidige rapportageverplichtingen? Zo neen, waarom niet?
Ja, het publiceren van gegevens binnen een gemeenschappelijke standaard kan de administratieve lastendruk voor alle betrokken partijen verminderen omdat iedereen op een eenduidige manier met elkaar communiceert en hergebruik van de gegevens wordt vereenvoudigd. Publicatie van gegevens in de IATI standaard kan ook een deel van de rapportagedruk verlichten.
Het bericht dat het UMC St. radboud patiënten door middel van DigiD toegang geeft tot het patiëntendossier |
|
Arjan El Fassed (GL), Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het initiatief van het UMC St. Radboud om patiënten door middel van het DigiD toegang te geven tot hun patiëntendossier?1
Ja. Het Radboud gebruikt DigiD niveau Midden (extra controle via sms-code). UMC Radboud voegt daar nog een eigen beveiligingsmaatregel aan toe om toegang tot medische gegevens mogelijk te maken: mensen moeten zich (eenmalig) face-to-face hebben geïdentificeerd aan een balie van het ziekenhuis.
Klopt onze veronderstelling dat het DigiD alleen ingezet kan worden voor toegang tot websites van de overheid? Zijn er niet-overheidsinstellingen die gebruik maken van de systematiek van het DigiD?
DigiD mag gebruikt worden door zowel overheidsorganen als andere organisaties die het burger service nummer (BSN) gebruiken. Bijvoorbeeld in de zorg, zoals zorgverzekeraars en ziekenhuizen. Aangezien DigiD werkt met het BSN, is het gebruik beperkt tot organisaties die het BSN mogen verwerken, en tot het doel waarvoor ze het BSN mogen verwerken. Er zijn private organisaties die het BSN verwerken, omdat ze daarvoor een expliciete wettelijke grondslag hebben. Zo zijn er verschillende zorginstellingen en zorgverzekeraars op DigiD aangesloten.
Bent u betrokken geweest bij de uitwerking van de plannen van het UMC St. Radboud?
Nee.
Op welke manier wordt toezicht gehouden dat de betrouwbaarheid en veiligheid van het systeem van het UMC St. Radboud en het gebruik van het DigiD? Op welke manier wordt misbruik of privacylek voorkomen?
Het UMC St. Radboud is gehouden aan de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP). Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) houdt hier toezicht op. Het UMC St. Radboud dient voor dit systeem conform deze wettelijke vereisten passende waarborgen te treffen om (privacygevoelige) data te beschermen.
Voor wat betreft het gebruik van DigiD dient het UMC St. Radboud zich – net als alle andere afnemers van DigiD – te houden aan de aansluitvoorwaarden van DigiD. Beveiligingseisen vormen een onderdeel van die aansluitvoorwaarden, inclusief de eis om deze jaarlijks te laten toetsen middels een ICT-beveiligingsassessment.
Deelt u de mening dat de toepassing van verificatie via DigiD buiten het overheidsdomein uitgesloten zou moeten zijn, omdat DigiD daar helemaal niet voor bedoeld is en omdat de overheid niets te maken heeft met gegevensuitwisseling die buiten het overheidsdomein vallen? Zo nee, waarom niet?
DigiD is bedoeld om betere elektronische dienstverlening mogelijk te maken, op een betrouwbare èn gebruiksvriendelijke wijze. DigiD mag gebruikt worden door zowel overheidsorganen als andere organisaties die het BSN gebruiken, zoals zorgverzekeraars en ziekenhuizen.
Overigens hecht ik er aan te benadrukken dat de inhoud van de gegevensuitwisseling nooit bij DigiD bekend is. DigiD regelt uitsluitend de authenticatie van de persoon die inlogt, niet wat iemand daarna mag doen of welke gegevens hij mag zien.
Kunt u deze vragen voor het op 25 april a.s. geplande algemeen overleg over het Elektronisch Patiëntendossier/Landelijk Schakelpunt beantwoorden?
Dat is mijn streven.