Het bericht 'Meer incidenten met asielzoekers in trein Emmen-Zwolle, personeel ziek thuis' |
|
Fahid Minhas (VVD), Peter Valstar (VVD) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Barbara Visser (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Meer incidenten met asielzoekers in trein Emmen-Zwolle, personeel ziek thuis»1?
Ja.
Klopt het dat het aantal incidenten op de desbetreffende treinlijn het afgelopen kwartaal met 8% is toegenomen naar 107 incidenten en het aantal A-incidenten zelfs met 62%? Zo ja, bent u het eens dat dit vraagt om extra maatregelen?
Vervoerder Arriva bevestigt de genoemde cijfers. Het aantal incidenten op de Vechtdallijn is in het afgelopen kwartaal inderdaad toegenomen en ik betreur dat zeer. Ov-personeel moet zich veilig voelen op het werk en agressie of geweld tegen ov-personeel is onacceptabel en dient (waar mogelijk strafrechtelijk) te worden aangepakt. In het geval van de Vechtdallijn heeft de vervoerder verschillende maatregelen getroffen om de veiligheid van de reizigers en personeel te waarborgen. Arriva zet toezichthoudende medewerkers in als duo’s en deze medewerkers zijn voorzien van bodycams. Ook is er extra toezichthoudend personeel ingezet voor de toegangscontroles op de perrons in Zwolle en Emmen. Daarnaast zijn er camera’s geplaatst op station Zwolle. Onlangs is aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid toestemming gevraagd om een deel van de toezichthoudende medewerkers beperkte geweldsbevoegdheid te geven. Dit verzoek is inmiddels door het Ministerie van Justitie en Veiligheid toegekend en wordt nu verder uitgewerkt.
Voor de aanpak van de groep overlastgevende en criminele asielzoekers is een specifiek palet aan maatregelen beschikbaar gesteld door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Hierbij valt te denken aan overplaatsing door het COA naar de Handhaving- en Toezichtlocatie (htl), waar een gebiedsbeperking wordt opgelegd. Afhankelijk van de aard en ernst van de overlast kunnen asielzoekers die overlast veroorzaken in het openbaar vervoer met htl-plaatsing te maken krijgen, omdat dit in naar behoren te motiveren gevallen door het COA kan worden meegewogen in het besluit om iemand in de htl te plaatsen. Hierover heb ik uw Kamer bij brief op 8 november 2021 geïnformeerd.2
Middels de landelijke Top-X lijst wordt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid maandelijks in kaart gebracht wie de meest hardnekkige overlastgevende en criminele asielzoekers zijn. Zij kunnen rekenen op een individuele aanpak en staan onder verscherpt toezicht van betrokken partijen.
De komende tijd wordt met betrokken partijen besproken welke maatregelen er extra nodig zijn om overlast op de Vechtdallijn aan te pakken.
Bent u het ook eens dat daarmee gemiddeld minimaal 1 incident per dag plaatsvindt en dat dat te hoog is?
Zeker. Elk incident is er een teveel en heeft impact op alle betrokkenen en collega’s. De ingezette maatregelen in het ov hebben effect, maar zullen helaas nooit alle incidenten kunnen voorkomen.
Hoeveel incidenten hebben zich daar bovenop voorgedaan op de Q-Buzz lijnen 72 en 73 en de pendeldienst tussen Emmen en Ter Apel?
Qbuzz laat weten dat het gaat om gemiddeld 5 meldingen per week. Dit is gelijk aan het aantal incidenten in de voorgaande maanden. In 2017 en 2018 lag het aantal incidenten per week veel hoger met als dieptepunt eind 2018. Toen vonden er gemiddeld meer dan 50 incidenten per week plaats. Vanaf 2019 is door de vele maatregelen het aantal incidenten op de buslijnen tussen Emmen en Ter Apel fors afgenomen. Deze maatregelen betreffen de continue inzet van de ov-stewards op buslijn 73 en de inzet van een pendelbus.
Kunt u aangeven hoeveel van de incidenten uit vraag 2 en 3 worden veroorzaakt door veiligelanders? Zo nee, wanneer gaat u dit registreren om de aard van de problemen in beeld te krijgen en gericht maatregelen te kunnen nemen?
De politie en vervoerders registreren niet op verblijfsstatus van personen die betrokken zijn bij incidenten. Er valt dan ook niet te zeggen of de personen die betrokken zijn geweest bij de incidenten op de Vechtdallijn asielzoekers uit veilige landen van herkomst zijn.
Hoeveel van deze incidenten leiden uiteindelijk tot aanhoudingen of het opleggen van reisverboden?
Het is aan de vervoerder om te zorgen voor de veiligheid van haar reizigers en personeel. Ze hebben daarvoor verschillende maatregelen tot hun beschikking, waaronder het reisverbod. Op de Vechtdallijn heeft vervoerder Arriva ervoor gekozen om het reisverbod niet in te zetten. De reden hiervoor is dat op de trein met één steward wordt gewerkt. Deze steward zou de overtreder van een reisverbod bij het aantreffen de trein moeten uitzetten en samen wachten op de politie. Dit wordt door Arriva als onwenselijk beschouwd vanuit het oogpunt van de veiligheid van de steward. Bij het zwartrijden wordt door Arriva een uitstel van betaling (boete) uitgeschreven. In het geval de boete niet wordt betaald, wordt aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie. Bij ongeregeldheden in de trein kan de steward een melding doen bij de verkeersleiding, zodat de politie bij de volgende stop ter plaatse kan komen. Om de veiligheid van haar reizigers en personeel te borgen zet Arriva ook extra maatregelen in, zoals toezichthoudend personeel op de stations die zijn voorzien van bodycams, extra toegangscontroles op de perrons Zwolle en Emmen en de inzet van camera’s.
Welk effect heeft de overlast door asielzoekers in het openbaar vervoer (OV) rondom Ter Apel op andere reizigers? Ziet u een afname in gebruik door andere reizigers sinds de overlast is toegenomen?
Het aantal reizigers is in lijn met de landelijke trend en is na de zomer verder toegenomen. De impact van het coronavirus en de diverse maatregelen die zijn genomen als gevolg daarvan maken dat er geen consistent beeld is met betrekking tot de reizigersaantallen op de verschillende lijnen. Vervoerders geven aan dat het daarom niet mogelijk is om onderbouwde analyses te maken waarbij er een relatie wordt gelegd tussen genoemde incidenten en de reizigersaantallen.
Klopt het dat een machinist tegen zijn hoofd is geschopt en dat twee personeelsleden ziek thuis zitten omdat zij zich niet veilig genoeg meer voelen om naar werk te gaan? Wat vindt u ervan dat machinisten, buschauffeurs en stewards zich niet veilig voelen bij het uitoefenen van hun werk?
OV-personeel moet zich veilig voelen op het werk. Agressie of geweld, door wie dan ook, tegen ov-personeel is dan ook volstrekt onacceptabel. Het is triest om te horen dat medewerkers zich niet veilig voelen om hun werk uit te oefenen. Arriva geeft aan dat bij (gewelds)incidenten altijd aangifte wordt gedaan, mits de medewerker dat zelf ook wil. In het geval van de machinist is dan ook aangifte gedaan.
Heeft u de dader(s) van dit geweld in beeld en gaat het hier om veiligelanders? Zo ja, is het openbaar ministerie (OM) vervolging gestart en zijn deze veiligelanders inmiddels in de Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) geplaatst?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 5 is op basis van incidentregistraties niet te achterhalen of de daders van het geweld asielzoekers uit veilige landen van herkomst zijn. Zoals u bekend kan ik niet ingaan op individuele zaken.
Zoals aangehaald in de beantwoording van vraag 2 kunnen overlastgevers in het openbaar vervoer wanneer zij asielzoeker zijn in het algemeen – afhankelijk van de aard en ernst van de overlast – met htl-plaatsing te maken krijgen.
Wat doet u momenteel om geweld in het openbaar vervoer in deze specifieke regio tegen te gaan en ervoor te zorgen dat het personeel en reizigers zich weer veilig voelen? Welke maatregelen uit de toolbox zijn hiervoor ingezet en hoe vaak, wie draagt hiervan de financiële lasten?
Vervoerders zetten verschillende maatregelen in uit de Toolbox, zoals extra inzet van toezichthoudend personeel voorzien van bodycams, extra toegangscontrole op perrons en cameratoezicht op stations en in de voertuigen. Het is aan de vervoerders om een eigen afweging te maken omtrent de inzet van maatregelen. De gelden ten aanzien van sociale veiligheid in het openbaar vervoer zijn onderdeel van de verleende concessies. Voor het streekvervoer geldt dat de provincie de concessieverlener is die middelen ter beschikking stelt voor onder andere sociale veiligheid.
Voor de aanpak van overlastgevende asielzoekers is vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid in 2021 in de vorm van een specifieke uitkering (SPUK) een budget van 1 miljoen euro beschikbaar gesteld waarmee gemeenten lokaal maatregelen kunnen inzetten tegen overlastgevende asielzoekers. Gemeenten konden tot 1 oktober een aanvraag indienen om onder meer maatregelen te treffen tegen overlast veroorzaakt door asielzoekers in het openbaar vervoer. Gemeenten gebruiken de regeling onder meer voor (gedeeltelijke) financiering van de pendelbus tussen station Emmen en azc Ter Apel en de inzet van BOA’s op stations.
In Ter Apel is het Ministerie van Justitie en Veiligheid in 2019 gestart met de financiering van de pendelbus ter ontlasting van buslijn 73. In overleg met de betrokken partijen is besloten om de pendelbus ook in 2022 voort te zetten. Hiervoor heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid een bijdrage van € 250.000,– beschikbaar gesteld. Voor de periode van 2021–2022 heeft de gemeente Westerwolde, waar Ter Apel onder valt, een bedrag van 150.000 euro uit de SPUK-regeling ontvangen. Dit moet bijdragen aan financiering van de pendelbus.
Als gevolg van de hoge instroom is een toename aan reizigers ontstaan die via het traject Emmen-Zwolle naar het aanmeldcentrum in Ter Apel reizen. Het Ministerie van JenV heeft bij wijze van ondersteuning eenmalig 50.000 euro beschikbaar gesteld om lokaal maatregelen in te zetten om de veiligheid n.a.v. de toegenomen drukte op dit traject te borgen.
Daarnaast ontvangen alle gemeenten met een AZC een bedrag per aantal COA-bewoners vanuit het zogenaamde faciliteitenbesluit, wat zij ook vrij kunnen inzetten waaronder voor het openbaar vervoer.
Herinnert u zich uw antwoord op vragen van de leden Wiersma en Minhas2, dat na deze zomer gestart wordt met het opleggen van reisverboden?
Ja. De pilot regionaal reisverbod is bedoeld om inzicht te bieden in de juridische en organisatorische mogelijkheden van het opleggen en handhaven van een regionaal reisverbod door meerdere vervoerders bij geweldsmisdrijven. In het geval van de Vechtdallijn is er geen sprake van samenloop en zou de vervoerder er zelf voor kunnen kiezen een reisverbod in te zetten. Arriva heeft hier vooralsnog niet voor gekozen. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Hoeveel reisverboden zijn sinds de start met de pilot opgelegd aan asielzoekers omdat zij zich (herhaaldelijk) hebben misdragen in het OV?
Arriva heeft nog geen reisverboden opgelegd. Zie ook de beantwoording van vraag 6 en 11.
Klopt het dat het aantal boa’s en toezichthouders op de Q-Buzz lijnen 72 en 73 is afgeschaald? Zo ja, waarom?
Tot februari 2020 had lijn 73 inderdaad toezichthouders die meereden op de bus. Na diverse overleggen met de verschillende partijen, is besloten om het toezicht te concentreren op het station Emmen, omdat er vooral bij de instap op zowel lijn 73 als op de pendelbus incidenten plaatsvinden. Het betreft bijna altijd incidenten naar aanleiding van betalingsproblemen. In de bussen doen zich geen incidenten voor tijdens de rit zelf. Aan de kant van Ter Apel begeleidt het beveiligingsbedrijf Trigion bij de instap op de pendelbus en de gemeente Westerwolde bemenst de halte van lijn 73 (een km vanaf het AZC) met eigen BOA’s.
Bent u bereid de stewards, machinisten en buschauffeurs, bij wijze van proef, uit te rusten met bodycams? Zo nee, bent u bereid boa’s in te zetten op de trein en perrons tussen Emmen-Zwolle?
Vervoerders hebben verschillende middelen tot hun beschikking om de veiligheid te waarborgen, zoals het inzetten van bodycams of inzetten van extra toezichthoudend personeel. Het is aan de vervoerder om te besluiten welke maatregelen ze hiervoor inzetten. Bij Arriva wordt sinds 2000 met bodycams gewerkt. Ook het toezichthoudend personeel bij Qbuzz is voorzien van bodycams. Op station Emmen en Zwolle is cameratoezicht, elke bus van lijn 72 en 73 is voorzien van camera’s en op dit moment worden ook op de pendelbus camera’s geplaatst.
Op welke wijze worden gemeenten, en met name waar grote opvang- c.q. aanmeldlocatie(s) zijn, gecompenseerd of geholpen met capaciteit voor handhaving? Bent u het eens dat hieraan bijdragen door het Rijk helpt om draagvlak te behouden voor de noodzakelijke asielopvang? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel extra capaciteit is nodig en bent u in staat dit ook te bieden aan gemeenten die te maken hebben met overlast?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 10 ontvangen gemeenten met een AZC een bedrag per aantal COA-bewoners (faciliteitenbesluit). Daarnaast heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid in 2021 een specifieke uitkering (SPUK-regeling) beschikbaar gesteld waarmee gemeenten lokaal en naar eigen inzicht maatregelen kunnen inzetten in de aanpak van overlast. Naast andere voordelen die een AZC met zich meebrengen, zoals werkgelegenheid, maken deze regelingen het voor gemeenten aantrekkelijker om een AZC te openen en het draagvlak te behouden voor het behoud van bestaande AZC’s. Handhaving en toezicht is primair een verantwoordelijkheid van de lokale gezagsdriehoek. Met het faciliteitenbesluit en de SPUK-regeling kunnen gemeenten desgewenst extra handhaving en toezicht inzetten. Op dit moment zie ik geen reden om extra middelen aan te bieden.
Klopt het dat de pendeldienst tussen Emmen en Ter Apel ook in 2022 blijft rijden en dat dit voor rekening komt van het Rijk?
Tijdens overleg tussen J&V, Qbuzz, gemeente Westerwolde en de provincies is de wens uitgesproken dat de pendelbus in 2022 zal blijven rijden. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft toegezegd € 250.000,– hieraan bij te dragen.
Kunt u deze vragen voor de begrotingsbehandeling van Justitie & Veiligheid, en één voor één, beantwoorden?
Met het oog op de zorgvuldigheid en de noodzaak tot afstemming met alle betrokken partijen, is het helaas niet gelukt om de vragen voor de begrotingsbehandeling te beantwoorden.
Interactie asiel- en migratiebeleid en evacuaties Afghanistan |
|
Marieke Koekkoek (D66), Laurens Dassen (Volt) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u aangeven wanneer de Kamer de correspondentie over de evacuatie tussen de Ministeries van Justitie en Veiligheid, Buitenlandse Zaken en Defensie zal ontvangen?
Ik ga ervan uit dat u hiermee verwijst naar het verzoek dat is gedaan tijdens het commissiedebat op 13 oktober jl. over Afghanistan. Hierbij is gevraagd om alle correspondentie tussen de betrokken departementen te delen met betrekking tot een mogelijke relatie tussen het asielbeleid en de evacuaties.
In reactie op het eerder genoemde verzoek, heb ik aangegeven dat het hierbij gaat om de correspondentie die tot het publieke domein behoort. Ik heb niet geweigerd om de correspondentie met uw Kamer te delen.
Bij de verschillende departementen zijn ten aanzien van Afghanistan verschillende WOB-verzoeken binnengekomen. Deze gaan over de periode waar in het verzoek over wordt gesproken. In deze periode is er tussen de medewerkers van de betrokken departementen veel communicatie geweest over de situatie in Afghanistan. Het gaat hierbij naar verwachting om vele duizenden stukken die bekeken zullen moeten worden om te bepalen in hoeverre deze informatie betrekking heeft op het gedane verzoek. Dit vergt veel werk en tijd. De informatie die in het kader van de WOB-verzoeken wordt verstrekt wordt openbaar. Die op dat moment openbaar gemaakte informatie sluit aan op het verzoek van uw Kamer. Uw Kamer zal dan ook een overzicht van de in dit kader geopenbaarde informatie ontvangen bij of onmiddellijk na de openbaarmaking. Gelet op de grote hoeveelheid werk die dit met zich meebrengt, kan niet eenvoudig een termijn gegeven worden waarop dit gereed is. Vanzelfsprekend stellen de betrokken departementen alles in het werk de informatie zo snel als zorgvuldig mogelijk te openbaren.
Waarom weigerde de Staatssecretaris de volledige correspondentie tussen de Ministeries van Justitie en Veiligheid, Buitenlandse Zaken en Defensie over de evacuatie – al dan niet in besloten vorm – aan de Kamer te doen toekomen?
Zie antwoord vraag 1.
Was een vertegenwoordiger van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aanwezig bij het crisisberaad en pre-crisisberaad over Afghanistan? Was er een vertegenwoordiger van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aanwezig bij deze crisisberaden?
In de verschillende overleggen die zijn gevoerd over Afghanistan waren zowel medewerkers van de IND als van het kerndepartement aanwezig. Dit gold ook voor het crisisberaad dat met het oog op de evacuatie door het Ministerie van Buitenlandse Zaken was opgezet.
Gezien het feit dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aangaf dat het Nederlandse asiel- en migratiebeleid niet interfereert met de evacuaties, terwijl voormalig Minister van Buitenlandse Zaken Sigrid Kaag in een eerder debat aangaf dat Nederland nu eenmaal een ander asiel- en migratiebeleid had dan andere landen en daarom anders om is gegaan met de crisis en evacuaties in Afghanistan, kan de Staatssecretaris aangeven waar haar collega op doelde?
Het kabinet ziet deze uitspraken niet als tegenstrijdig. Het kabinet bevestigt de lezing dat het Nederlandse asiel- en migratiebeleid niet geïnterfereerd heeft met de evacuaties. Dat staat los van de Nederlandse benadering van de crisissituatie en de uitvoering van de evacuaties in vergelijking tot andere landen.
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het tijdig evacueren van Afghanen gerijmd kan worden met de door de Staatssecretaris ondertekende aanvraag aan de Europese Commissie voor het terugsturen van uitgeprocedeerde Afghanen zes dagen voor de val van Kabul?
In de verschillende debatten (onder andere op 17 augustus en 15 september jl.) die er zijn gevoerd over Afghanistan, is hier uitgebreid met uw Kamer over gesproken. Kortheidshalve wordt u verwezen naar de verslagen van deze overleggen.
Kan de Staatssecretaris aangeven welke rol de IND heeft gespeeld in de evacuaties? Welke rol heeft de IND gespeeld in de bepaling van individuele procedures? In hoeverre had de IND contact met de ambassade in Kabul met betrekking tot evacuaties? Was er staf van de IND aanwezig in Kabul?
Ervan uitgaande dat u met de evacuaties doelt op de periode na 15 augustus dan heeft de IND geen actieve rol gespeeld bij de evacuatie in Afghanistan ter plekke. Er waren ook geen medewerkers van de IND aanwezig in Kabul. Wel heeft de IND ondersteuning geboden in Islamabad en Tbilisi. De hulp bestond uit het bieden van ondersteuning aan de evacués bij de doorreis naar Nederland om zo het proces in Tbilisi en Islamabad zo soepel mogelijk te laten verlopen. Daarnaast was de IND aanspreekpunt voor Defensie, Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid voor vragen over mee te evacueren familieleden. Verder had de IND een rol in het verwerven van informatie omtrent de personen die reeds uit Afghanistan waren geëvacueerd ten behoeve van het verdere proces bij aankomst in Nederland.
Klopt het dat overleg met en/of in de IND een vereiste was voor het opstellen voor de lijsten van de personen die in aanmerking zouden komen voor evacuatie? In hoeverre is het oordeel van de IND doorslaggevend geweest in het opstellen van de lijsten?
Nee dat klopt niet. In de periode van 15 tot 26 augustus, toen de daadwerkelijke evacuatie plaatsvond, heeft de IND hierin geen doorslaggevende rol gehad. Wel kreeg de IND vragen over wie er tot het kerngezin behoorde.
Wat was de procedure die de ambassade hanteerde om uit te maken of personen onder de criteria vielen voor de evacuatielijsten? Wie heeft deze procedure opgesteld?
De ambassade is niet betrokken geweest bij het opstellen van de evacuatielijsten. De verzoeken die hiervoor binnenkwamen zijn op het Ministerie van Buitenlandse Zaken door Buitenlandse Zaken en Defensie bekeken. Hierbij was met name de band met Nederland van belang; betroffen het Nederlandse burgers, Afghanen met een Nederlandse verblijfsvergunning, tolken, lokaal personeel of viel men onder de motie Belhaj?
Medewerkers van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de IND, als ook van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) participeerden in de crisisoverleggen. Dit om goed geïnformeerd te zijn over de stand van zaken van de evacuatie om zo het proces in Nederland op een zo goed mogelijke wijze in te richten. De medewerkers van IND en COA hebben daarin de noodzaak van het tijdig verstrekken van informatie benadrukt; hoeveel personen betreft het, wat is de samenstelling, gaat het om Nederlandse burgers, hebben de personen eindbestemming Nederland, etc? Verder is er tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid en Defensie overleg geweest over de verschillende opvanglocaties en over de inzet van de KMar, zowel op Schiphol als ten behoeve van het identificatie- en registratieproces. Met Buitenlandse Zaken is verder nog gesproken over de opvang van het lokale ambassadepersoneel in Nederland en de toegang van Buitenlandse Zaken tot dit personeel en de mogelijkheid om de groep zoveel mogelijk op één locatie op te vangen.
Kan de Staatssecretaris aangeven wat het protocol was bij het opstellen van de lijsten voor evacuaties? Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van de interactie tussen de Ministeries van Justitie en Veiligheid, Buitenlandse Zaken en Defensie en de uitvoeringsorganisaties met betrekking tot het proces van het opstellen van de lijsten en het organiseren van de evacuatie?
Zie antwoord vraag 8.
Kan de Staatssecretaris aangeven in welke mate het Nederlandse asiel- en migratiebeleid ruimte biedt aan specifieke (crisis)situaties? Zijn hiervoor protocollen voorzien die gebruikt kunnen worden in dergelijke situaties?
Het Nederlandse asielbeleid is er op gericht om personen die daarvoor in aanmerking komen bescherming te bieden wanneer zij in Nederland bescherming vragen. In veel gevallen wordt deze bescherming gevraagd in verband met een crisissituatie, denk hierbij naast Afghanistan bijvoorbeeld ook aan de situaties in Syrië en Jemen. Daarnaast neemt Nederland via het hervestigingsbeleid op verzoek van UNHCR vluchtelingen op die hun land zijn ontvlucht en in de regio worden opgevangen door UNHCR. Ingevolge het gezinsherenigingsbeleid kunnen gezinsleden van personen die hun land zijn ontvlucht en in Nederland asiel hebben gekregen door middel van nareis aanspraak maken op verblijf in Nederland.
In welke mate voorziet het Ministerie van Justitie en Veiligheid of de beleidsafdeling van de IND, de directie Strategie en Uitvoeringsadvies (SUA), in het analyseren van en inzicht geven in migratiestromen en de uitvoering van het toelatingsbeleid in specifieke situaties, zoals in het geval van Afghanistan?
Binnen Justitie en Veiligheid worden door middel van verschillende bronnen de migratiestromen gemonitord. Dit resulteert in rapportages als asylum trends, factsheets en dashboards. De IND stelt per tertaal ook in samenwerking met de ketenpartners de Migratieradar op. De Migratieradar is een kwalitatief en kwantitatief analyseproduct. Het analyseert asiel-gerelateerde migratie naar en binnen de Europese Unie. De Migratieradar voorziet de migratieketen van een analyse ter ondersteuning van beleid en uitvoering. Een samenvatting van de Migratieradar wordt gepubliceerd op de website van de IND.
Het Nederlandse landgebonden asielbeleid wordt door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vastgesteld en is in de regel gebaseerd op de informatie uit het ambtsbericht van Buitenlandse Zaken over het betreffende land van herkomst. Daarnaast verzamelt de IND informatie uit uiteenlopende bronnen, zoals rapporten van gouvernementele organisaties, rapporten van EASO en de Europese Commissie, UNHCR en andere VN-organisaties, en informatie van ngo’s zoals Amnesty International en Human Rights Watch. Op basis van genoemde actuele informatie uit hiervoor genoemde bronnen, afgezet tegen de algemene asielkaders, (indien beschikbaar) het landgebonden asielbeleid en het persoonlijk asielrelaas van de vreemdeling, wordt door de IND in een zorgvuldige asielprocedure een besluit genomen op de individuele asielaanvraag. Elke aanvraag wordt op zijn eigen merites beoordeeld.
In hoeverre is het advies van de SUA-IND bepalend voor het schrijven van werkinstructies voor «nieuwe» groepen vluchtelingen? Zijn deze tijdelijke werkinstructies in te zien?
Het landgebonden asielbeleid komt tot stand in samenspraak tussen de Directie Migratiebeleid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de IND. Daarin wordt ook bepaald of er specifieke groepen zijn die aangemerkt moeten worden als risicogroep, systematisch vervolgde groep of kwetsbare minderheidsgroep. Het landgebonden asielbeleid wordt gepubliceerd in deel C van de Vreemdelingencirculaire. De werkinstructies worden door de IND zelf opgesteld. Deze instructies zijn bedoeld ter ondersteuning van de beslispraktijk en zijn veelal openbaar.
Is de Staatssecretaris bereid om de communicatie tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de IND over de evacuaties in Afghanistan te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn zal zij dit doen?
Zie antwoord vraag 1.
De toename van incidenten met asielzoekers in de Nederlandse treinen. |
|
Barry Madlener (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Steven van Weyenberg (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Treinpersoneel schrijft brandbrief na toename incidenten met asielzoekers: «Er wordt naar ze gespuugd»»?1
Ja.
Wat gaat u doen om het treinpersoneel, nu en in de toekomst, te beschermen tegen criminele asielzoekers?
De veiligheid van reizigers en personeel moet te allen tijde geborgd worden. Overlastgevend of gewelddadig gedrag, door wie dan ook, is dan ook volstrekt onacceptabel. In alle gevallen van overlast kan aangifte worden gedaan die kan leiden tot strafrechtelijke maatregelen, ongeacht of de overlastgever een Nederlander of asielzoeker is, ofwel op andere titel in Nederland verblijft. Vervoerders geven aan dat in principe altijd aangifte wordt gedaan, maar de werknemer moet het wel zelf willen. In het specifieke geval van de Vechtdallijn zijn door de vervoerder extra maatregelen genomen voor de veiligheid van de reizigers en personeel. Arriva zet extra toezichthoudende medewerkers in als duo’s. Deze medewerkers zijn voorzien van bodycams. Ook is er toezichthoudend personeel ingezet voor de toegangscontroles op de perrons in Zwolle en Emmen en zijn er camera’s geplaatst op station Zwolle. Onlangs is door Arriva bij het ministerie Justitie en Veiligheid toestemming aangevraagd om een deel van de toezichthoudende medewerkers beperkte geweldsbevoegdheid te geven. Dit verzoek is inmiddels door Justitie en Veiligheid toegekend en wordt nu verder uitgewerkt. Het is aan de vervoerder om ervoor te kiezen de maatregelen voor veiligheid van reizigers en personeel verder uit te breiden, bijvoorbeeld door veiligheidsteams en/of boa’s mee te laten reizen op de treinen.
Wanneer gaat u de treinen bemannen met bijvoorbeeld veiligheidsteams, boa’s en/of politie om de veiligheid van het treinpersoneel maar ook de reiziger te kunnen garanderen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u inmiddels met de vervoerder in gesprek om de situatie veiliger te maken? Zo nee, waarom niet?
Ja, met alle betrokken partijen wordt gesproken over welke maatregelen nog extra ingezet kunnen worden. Al zullen nooit alle incidenten kunnen worden voorkomen.
Bent u bereid om dit asieltuig linea recta naar het land van herkomst te sturen? Zo nee, waarom niet?
Zoals vermeld in de beantwoording van eerdere vragen van uw Kamer, biedt het veroorzaken van overlast in het openbaar vervoer wettelijk gezien onvoldoende grond om over te gaan tot afwijzing van een asielaanvraag en tot directe uitzetting. Deze wettelijke regels en de daarin opgenomen normen vloeien voort uit Europese richtlijnen. Indien sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf en een strafrechtelijke veroordeling daarvoor, dan wordt dit wel meegenomen in de beoordeling van de asielaanvraag.2
Wanneer gaat u de Nederlandse inwoner beschermen en de grenzen sluiten voor asielzoekers?
Zoals eerder aangegeven is het kabinet van mening dat het sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk.3 Dat laat onverlet dat elke vorm van overlast en criminaliteit volstrekt onacceptabel is. Samen met onder meer het COA, de DT&V, de IND, de politie, het Openbaar Ministerie en gemeenten zet het Ministerie van Justitie en Veiligheid in op een harde aanpak. Zie hiervoor ook de toolbox met maatregelen die op 10 november 2020 met uw Kamer is gedeeld.4 In het kader van de aanpak van overlastgevende asielzoekers zijn vier ketenmariniers aangesteld. Zij hebben de taak aan te sturen op een gezamenlijkezero-toleranceaanpak van overlastgevende en criminele asielzoekers en een goede samenwerking tussen alle betrokken partijen. Dit geldt ook voor de aanpak van overlast in het ov.
De situatie op de Griekse vluchtelingekampen |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel «In het nieuwe vluchtelingenkamp op Samos blijft de poort 's avonds dicht»?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Klopt het dat deze kampen afgesloten zijn, dat mensen alleen met pasjes toegang hebben en dat de poorten ’s avonds en ’s nachts gesloten blijven? Zo nee, hoe zit het dan wel?
Bij de ontwikkeling van deze nieuwe centra, die mede met hulp van de Europese Commissie zijn ontwikkeld, zijn nieuwe middelen in gebruik genomen om beter zicht te hebben op de toegang tot de centra. Het gebruik van biometrische pasjes maakt daar onderdeel van uit. Met deze pasjes kunnen bewoners en medewerkers tussen 08.00 en 21.00 uur het centrum vrij in- en uitlopen.
Welke consequenties hebben deze maatregelen voor de ngo’s die in de kampen actief zijn en voor de bewegingsvrijheid van de bewoners van de kampen? Bent u het eens dat non-gouvernementele organisaties (ngo’s) altijd toegang moeten hebben tot deze kampen?
De Griekse overheid heeft de afgelopen periode meer verantwoordelijkheid op zich genomen ten aanzien van de opvang van vluchtelingen en migranten. Waar in het verleden diensten veelal door non-gouvernementele organisaties (ngo’s) werden aangeboden in deze centra, worden deze nu of in de toekomst door de Griekse overheid verstrekt. Daarmee is vanuit de optiek van de Griekse overheid de reden komen te vervallen om sommige organisaties nog toegang te verlenen. Ook hebben enkele organisaties, zoals in het artikel wordt aangehaald, aangegeven hun activiteiten stop te zetten omdat zij het niet eens zijn met de mate van controle die nu wordt toegepast.
Met uw Kamer onderschrijf ik het uitgangspunt dat maatschappelijke organisaties zo veel mogelijk toegang moeten hebben tot locaties waar asielzoekers worden opgevangen, maar dit hoeft geen automatisme te zijn. Toegang dient in goed overleg vorm te worden gegeven. Daarbij zij opgemerkt dat ook in Nederland niet elke organisatie zonder meer toegang heeft tot de verschillende COA locaties waar asielzoekers worden opgevangen, of DJI locaties waar vreemdelingenbewaring wordt toegepast.
Hoe kijkt u naar het restrictieve toegangsbeleid dat de Griekse regering nastreeft, in relatie tot de Europese Opvangrichtlijn die aangeeft dat asielzoekers, die geen strafbare feiten hebben gepleegd, niet zomaar in detentie geplaatst mogen worden?
De locatie op Samos is één van de vijf nieuwe centra die in nauwe samenwerking met de Europese Commissie wordt gebouwd. De Europese Commissie zal, als hoedster van de Europese verdragen en het acquis, er nadrukkelijk op toezien dat deze centra en de wijze van opvang in lijn zijn met geldende Europese regelgeving, inclusief de Opvangrichtlijn. Vooralsnog heeft de Commissie niet geoordeeld dat er sprake is van het detineren van asielzoekers, zoals in de vraag wordt gesuggereerd. Wel is het zo dat in het centrum een apart detentiecentrum wordt gehuisvest. Het feit dat bewoners in principe op gezette tijden het centrum vrij in en uit kunnen lopen impliceert ook dat er geen sprake is van een centrum waar mensen in detentie worden geplaatst.
Deelt u de mening dat Nederland kritisch moet zijn op deze kampen die gebouwd zijn met EU-geld, maar niet overeenkomen met Europese richtlijnen?
Nederland volgt de ontwikkeling van de bouw van deze centra en de verdere ondersteuning die de Europese Unie aan Griekenland geeft kritisch. De mening dat deze centra niet overeen zouden komen met Europese richtlijnen, deel ik echter niet. Zoals in de beantwoording van voorgaande vragen, waaronder vraag 4, is toegelicht, is de Europese Commissie nauw bij de ontwikkeling van deze centra betrokken, en ziet zij er op toe dat deze locaties voldoen aan het EU-acquis.
Kunt u een actuele stand van zaken geven met betrekking tot de bezetting van de vluchtelingenkampen op de vijf Griekse Eilanden Samos, Leros, Lesbos, Kos en Chios wat betreft het aantal asielzoekers, waaronder alleenstaande minderjarigen, de conditie van het kamp, de toegang tot medische en juridische hulp en de basale voorzieningen zoals warm water? Kunt u hier in het bijzonder ingaan op het kamp Mavrouvouni op Lesbos?
Het is niet mogelijk om een uitgesplitst overzicht te bieden voor wat betreft de opvangcapaciteit en bezetting per eiland. De totale capaciteit op de eilanden biedt ruimte voor de opvang van ruim 12.000 personen. Volgens de cijfers van het Griekse nationale centrum voor sociale solidariteit, E.K.K.A., stonden op 15 oktober 2021 in heel Griekenland 2.159 personen als alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) geregistreerd. De samenstelling van deze groep bestaat uit 92% jongens waarvan 90,9% 14 jaar of ouder is. Het overgrote deel van deze amv’s wordt opgevangen op het Griekse vasteland. Het is immers staand beleid van de Griekse overheid om kwetsbare groepen, waaronder amv’s, zo snel mogelijk van de eilanden over te brengen naar opvang op het vaste land.
Via de Europese agentschappen wordt Griekenland ondersteund in het beheer en het doorvoeren van verbeteringen ten aanzien van de opvangcentra op de Griekse eilanden. Het nieuwe centrum op Samos is daar een voorbeeld van. De voorzieningen in de opvangkampen zijn over het algemeen verbeterd met onder meer medische voorzieningen voor de bewoners.
De situatie in het opvangkamp Mavrovouni wordt steeds meer vergelijkbaar met een permanente opvang. Desondanks blijven Griekenland en de Europese Commissie inzetten op een geheel nieuwe opvangfaciliteit. De medische en juridische hulp in het opvangkamp worden primair aangeboden door de Griekse autoriteiten. Diverse ngo’s verlenen daarbij ondersteuning. Zo is er een door de Europese Commissie gefinancierd project van UNICEF dat zich richt op spoedeisende hulp. Het kamp beschikt vanaf medio november over stromend warm water dat is aangesloten op het lokale riool.
Op welke wijze worden de kampen op de eilanden winterklaar gemaakt? In hoeverre draagt Nederland hieraan nog bij en zo ja op welke wijze?
Zoals beschreven in de vorige vraag wordt Griekenland via de Europese agentschappen ondersteund in het beheer en het doorvoeren van verbeteringen ten aanzien van de opvangcentra op de Griekse eilanden. Via detacheringen worden verschillende experts van de IND, COA en de Koninklijke Marechaussee ingezet als hotspot adviseur op Chios en Samos en bij de Taskforce Migratiemanagement van de Europese Commissie die sinds vorig jaar Griekenland ondersteunt in het verbeteren van de opvang op de Grieks eilanden. Het winterklaar maken is nu de grote prioriteit in alle opvangkampen. Veel werk is reeds verzet. De tenten zijn reeds of worden nog vervangen door refugee housing units, oftewel wooncontainers. Daarnaast helpen ngo’s, zoals Eurorelief, met het aanbrengen van isolatiemateriaal. Ten slotte zijn zogenaamde storm drains aangelegd om hevige regen aan te kunnen.
In hoeverre worden de kampen voorbereid op de hogere instroom uit bijvoorbeeld Afghanistan? In hoeverre draagt Nederland hieraan nog bij en zo ja op welke wijze?
Tijdens de ingelaste JBZ-raad van 31 augustus jl. heeft de JBZ-raad in een aangenomen verklaring de Commissies en lidstaten opgeroepen maatregelen te treffen in reactie op een mogelijke en te verwachten toename van met name Afghaanse vluchtelingen.2 Deze situatie wordt door de Commissie en de Raad zeer nauwlettend gevolgd. Op dit moment ligt er geen specifiek verzoek van de Griekse overheid om aanvullende steun bij het treffen van dergelijke voorbereidingen.
Dit hangt mogelijk samen met het feit dat de huidige opvangcapaciteit op de Grieks eilanden groter is dan het aantal vluchtelingen en irreguliere migranten dat daar wordt opgevangen. Tot 24 oktober jl. werden volgens gegevens van de Europese Commissie 4.390 personen in de centra op de eilanden opgevangen, terwijl dat in dezelfde periode in 2020 bijna 20.000 was. Deze daling is onder andere het gevolg van het grote aantal transfers naar het vasteland (ca. 31.755 in 2020 en 12.325 in 2021 tot nu toe) en de daling in het aantal irreguliere aankomsten. In 2021 zijn tot 24 oktober jl. ca. 78% minder irreguliere aankomsten op de Griekse eilanden geregistreerd dan in dezelfde periode in 2020. Ook de ontscheping van een groep van ca. 400 voornamelijk Afghaanse vluchtelingen die aan boord zaten van een Turks schip dat voor de kust van Kos is onderschept3 heeft vooralsnog niet tot een dergelijk verzoek geleid.
Het bericht ‘Undercover naar de moskee: geheim onderzoek naar islamitische organisaties’. |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het nieuwsbericht «Undercover naar de moskee: geheim onderzoek naar islamitische organisaties» van de NRC1?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat in zeker tien gemeenten aan een privaat onderzoeksbureau de opdracht is gegeven moskeeën en andere islamitische organisaties in de stad heimelijk door te lichten?
Ik ben bekend met de onderzoeken, zogenoemde krachtenveldanalyses, die gedaan zijn door het onderzoeksbureau (Nuance door Training en Advies, NTA). Omdat de precieze afspraken over de uitvoering en oplevering van de krachtenveldanalyses gemaakt zijn tussen gemeenten en NTA, kan ik geen uitspraken doen over de vraag of er onrechtmatige onderzoeksmethodieken hebben plaatsgevonden. Ik verwijs u daarbij ook naar mijn brief van 26 oktober jl2.
Wat vindt u van het feit dat onderzoekers in verschillende gemeenten zich voordeden als bezoekers en de overheid rapporteerden tot in detail over de gang van zaken binnen gebedshuizen en andere islamitische organisaties? Kunt u dit toelichten?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2.
Wat vindt u van het feit dat de onderzoekers van Nuance door Training & Advies (NTA), in opdracht van de gemeenten, naar islamitische organisaties zijn gegaan om daar gevoelige informatie te verzamelen zonder zichzelf kenbaar te maken? Kunt u dit toelichten?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2.
Erkent u, net als de privacy-toezichthouder Autoriteit Persoonsgegevens (AP), dat alleen in uitzonderlijke gevallen en onder strikte voorwaarden gemeenten iemand mogen volgen of een profiel mogen opstellen over een inwoner, net als dat gemeenten gegevens als godsdienst en afkomst niet zomaar mogen verwerken in een rapport? Zo nee, waarom niet?
Ja, het kabinet hecht sterk aan een zorgvuldige en doeltreffende bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer. Een inbreuk op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is op grond van artikel 8 EVRM en jurisprudentie van het EHRM alleen onder strenge voorwaarden geoorloofd waaronder invulling van het criterium dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer «noodzakelijk moet zijn in een democratische samenleving».
Erkent u dat de Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) de gemeenten in contact bracht met NTA, het bedrijf dat undercover onderzoek uitvoerde? Zo nee, wie heeft de gemeenten in contact gebracht met de NTA?
NTA is één van de partijen die door de NCTV is aangedragen om de inhoudelijke kennis van lokale partners te verbeteren. NTA beschikt over specialistische kennis die binnen (maar ook buiten) de Nederlandse overheid schaars is, maar wel noodzakelijk in het kader van de preventie radicalisering.
Deelt u de mening dat het niet ethisch correct is als overheidsinstantie een particulier bureau in te schakelen voor het uitbesteden van overheidstaken, die onrechtmatig gegevens verwerkt en burgerrechten schendt? Zo nee, waarom niet?
Over de rechtmatigheid van de uitgevoerde onderzoeken kan ik geen uitspraken doen omdat precieze afspraken over de uitvoering van krachtenveldanalyses door NTA zijn gemaakt tussen gemeenten en NTA.
Ik constateer in algemene zin dat er situaties zijn waarin overheidstaken uitbesteed worden aan private partijen en dat uitvoering van die taken altijd conform wet- en regelgeving hoort plaats te vinden.
Erkent u dat deze gemeenten onrechtmatige gegevens hebben verwerkt en daarmee burgerrechten hebben geschonden? Zo nee, waarom niet?
De Autoriteit Persoonsgegevens is aangewezen als toezichthouder op de AVG en de uitvoeringswet AVG (UAVG). De beoordeling van de rechtmatigheid van verwerking van persoonsgegevens door gemeenten is aan deze toezichtshouder.
Ik verwijs hierbij ook naar het antwoord op vraag 2.
Hoe heeft de NTA privégegevens van islamitische inwoners van een gemeente verzameld? Heeft de NTA gebruik gemaakt van burgerinfiltranten om onderzoek uit te voeren? Zo ja, bent u bekend met het feit dat bij gebruik van burgerinfiltranten voldaan moet zijn aan de vereisten in artikel 126w van het wetboek van Strafvordering? Zo ja, erkent u dat hieraan niet voldaan is?
Ik ben bekend met artikel 126w van het wetboek van Sv en de daarin genoemde vereisten. De toetsing van de werkwijze van NTA is aan de opdrachtgever en aan de Autoriteit Persoonsgegevens als toezichthouder op de AVG en de uitvoeringswet AVG (UAVG). Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 2.
Heeft u afgelopen jaren signalen opgevangen of doorgekregen die doen vermoeden dat sprake is van een heimelijk onderzoek door gemeenten naar moskeeën? Zo ja, waarom heeft u niet aan de bel getrokken?
Uit naslag is niet gebleken van signalen over heimelijke onderzoeken door gemeenten. De NCTV heeft mij na het verschijnen van het artikel over twee nota’s geïnformeerd die openbaar zijn gemaakt bij het versturen van een brief over het NRC-artikel aan uw Kamer4. Deze nota’s uit 2017 gaan over de inhuur van externe expertise ten behoeve van de aanpak van radicalisering en extremisme. Hierbij zijn mogelijke risico’s geïnventariseerd op het gebied van aanbestedingsregels, privacywetgeving en gehanteerde methodieken en zijn voorstellen gedaan voor mitigerende maatregelen. Deze nota’s zijn binnen de NCTV besproken. Ik heb geconstateerd dat de gemeenten nadrukkelijker gewezen hadden kunnen worden op de vragen die binnen de NCTV leefden over gehanteerde werkwijze door externe partijen, evenals op de beperkingen volgend uit de privacywetgeving voor lokale opdrachten voor analyses. Daar doet niet aan af dat de gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor de besteding van de gelden, en dat er duidelijke bepalingen werden opgenomen over het werken conform wet- en regelgeving.
Bent u bekend met het feit dat de NCTV al sinds 2017 weet, dat gemeenten particuliere onderzoekers de moskee insturen om daar heimelijk informatie in te winnen en dat hier grote risico’s aan kleven?2
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bekend met het feit dat de NCTV vreesde voor «radicalisering of anti-overheidssentimenten» als de onderzoeksmethode bekend zou worden? Zo ja, wat vind u hier van?
U refereert hiermee aan een interne nota van de NCTV waaruit blijkt dat in 2017 vragen bestonden over de rechtmatigheid van de gebruikte onderzoeksmethoden, mogelijke overtreding van de privacywetgeving maar ook over eventuele negatieve gevolgen van het gebruik van deze methoden. Er zijn voorstellen gedaan voor mitigerende maatregelen. In die periode was de inhuur van externe expertise voor dit beleidsdomein voor de NCTV en gemeenten relatief nieuw hetgeen nadere reflectie vergde. Ook de voorbereidingen op de juridische wijzigingen door de komst van de AVG in 2018 maakte dat er behoefte was aan reflectie. De NCTV heeft mij na het verschijnen van het NRC artikel over de inhoud van de interne nota’s geïnformeerd zoals ik nader heb toegelicht in mijn brief van 26 oktober jl.
Ik begrijp de onrust die is ontstaan binnen de islamitische gemeenschap na het verschijnen van de NRC-berichtgeving. Het heeft voor mij prioriteit om te blijven investeren in de opgebouwde relatie met de islamitische gemeenschappen en de vertrouwensband te herstellen. Hiertoe heb ik samen met SZW een goed gesprek gehad met het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO). Ik zal midden december een vervolggesprek hebben waarbij ook meer islamitische organisaties aansluiten. Daarnaast ben ik voornemens om een bijeenkomst met jongeren te organiseren. Deze bijeenkomsten zal ik samen met de Minister van SZW bijwonen.
Kunt u uitleggen wat de algemene aanleiding is geweest dat alle gemeenten massaal zijn overgegaan tot het onwettelijk en heimelijk uitvoeren van onderzoeken in moskeeën?
De precieze afspraken over de uitvoering en oplevering van de krachtenveldanalyses zijn gemaakt tussen gemeenten en NTA. Het was en is voor die gemeenten waar de problematiek het meest prangend is, belangrijk om de bredere context van radicalisering in beeld te hebben teneinde beter te kunnen onderscheiden welke personen radicaliseren en wie vatbaar zijn. Daarnaast is het wenselijk om de omgeving in beeld te hebben om die te kunnen betrekken bij interventies gericht tegen radicalisering of het stimuleren van de weerbaarheid daartegen. Samenwerking met de islamitische gemeenschappen is dan ook van groot belang. Daarbij is het nodig dat overheden samenwerken met betrouwbare partners uit de gemeenschappen. Ik heb begrepen dat de analyses van NTA waar in de berichtgeving naar wordt verwezen, dienen als vertrekpunt voor het opbouwen van netwerken en duurzame samenwerkingsrelaties met de islamitische gemeenschap, het identificeren van betrouwbare samenwerkingspartners en het herkennen van risico’s en signalen van radicalisering in die gemeenten waar de problematiek speelt. De krachtenveldanalyses hebben nadrukkelijk nooit het doel gehad om gemeenschappen te controleren en zijn ook niet opgesteld vanuit wantrouwen jegens de moslimgemeenschap als geheel.
Kunt u aangeven wie de centrale opdrachtgever is geweest om heimelijk onderzoek uit te voeren in islamitische organisaties? Welke gemeente heeft hier het voortouw in genomen? Waar kwam dit initiatief oorspronkelijk vandaan?
Er is geen sprake van een centrale opdrachtgever. Elke gemeente heeft onafhankelijk van elkaar bepaald of zij een krachtenveldanalyse uit wilde voeren. De concrete aanleiding voor en doel van de analyses kunnen verschillen per gemeente. Op de vraag of er sprake is geweest van heimelijke onderzoeken verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Hoeveel en welke gemeenten hebben in de afgelopen jaren de NTA ingehuurd om islamitische organisaties te onderzoeken, onder uw verantwoordelijkheid?
De krachtenveldanalyses zijn gemaakt onder verantwoordelijkheid van de gemeenten die daartoe opdracht hebben gegeven. Wel is er sprake van financiering van deze krachtenveldanalyses middels de Versterkingsgelden. Sinds 2016 stelt het kabinet jaarlijks ongeveer 7,5 miljoen Versterkingsgelden beschikbaar voor gemeenten ten behoeve van de lokale aanpak. Deze gelden maken deel uit van een brede versterking van de contraterrorisme partners zoals aangekondigd in 2015.5 Deze Versterkingsgelden hebben als doel de gemeenten te ondersteunen in het bestrijden en verzwakken van extremistische bewegingen in Nederland, het voorkomen van nieuwe aanwas en het tegengaan van radicalisering. Binnen de lokale integrale aanpak hebben gemeenten een regierol en leggen daarvoor verantwoording af aan hun eigen gemeenteraden.
Uit een nadere zoekslag is gebleken dat tussen 2016 en 2021 vanuit de Versterkingsgelden 12 aanvragen door gemeenten voor het uitvoeren van krachtenveldanalyses zijn toegekend voor tenminste 421.085 euro. Ik verwijs u hierbij ook naar mijn brief aan uw Kamer van vandaag.
Omdat de precieze afspraken over de uitvoering en oplevering van de krachtenveldanalyses gemaakt zijn tussen gemeenten en NTA, kan ik geen uitspraken doen over de gebruikte onderzoeksmethodieken of een uitsplitsing geven per gemeente. Burgemeesters in de verschillende gemeenten hebben hierover hun raden geïnformeerd.
Over een periode van hoeveel jaar is per gemeente gespioneerd in de moskeeën?
Zie antwoord vraag 15.
Kunt u een overzicht geven welke moskeeën zijn bespioneerd?
Zoals opgemerkt in het antwoord op vraag 2 ben ik niet op de hoogte van de afspraken die zijn gemaakt tussen gemeenten en NTA. Over wat mij daarover is verteld verwijs ik naar mijn brief van 26 oktober jl.6 Voor het aantal aanvragen dat door gemeenten is gedaan voor de versterking van inhoudelijke expertise waar de krachtenveldanalyse een onderdeel van uitmaken, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 15.
Kunt u een overzicht geven welke andere islamitische organisaties zijn bespioneerd?
Zie antwoord vraag 17.
Kunt u uitleggen op basis van welke gronden, bij elke moskee of islamitische organisatie, is besloten tot een heimelijk onderzoek over te gaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13 en 14.
Kunt u uitleggen waarom onderzoek werd gedaan naar de privélevens en achtergronden van de leden van islamitische instellingen?
Mij is verteld dat in algemene zin de analyses van NTA waar in de berichtgeving naar wordt verwezen dienen als vertrekpunt voor het opbouwen van netwerken en duurzame samenwerkingsrelaties met de islamitische gemeenschap, het identificeren van betrouwbare samenwerkingspartners en het herkennen van risico’s en signalen van radicalisering in die gemeenten waar de problematiek speelt. De krachtenveldanalyses hebben nadrukkelijk nooit het doel gehad om gemeenschappen te controleren en zijn ook niet opgesteld vanuit wantrouwen jegens de moslimgemeenschap als geheel.
Kunt u uitleggen waarom het relevant is te rapporteren wat de betrokken bestuurders, imams en docenten studeerden, wie van wie familie is en met wie ze ruzie hebben? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 20.
Kunt u uitleggen waarom sommige gemeenten onderzoek hebben laten uitvoeren naar islamitische inwoners in die gemeente? In hoeveel gemeenten is dit gebeurd?
Zie antwoord vraag 7, 13 en 15
Is de grootschalige verzameling van data van islamitische organisaties door de NTA een manier om toezicht op het gebruik van gegevens, zoals vastgelegd in de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, te omzeilen door gemeenten?
Ten eerste is het niet aan mij om te oordelen over het toepassingsbereik van de Wiv. Daarnaast kan ik ook geen uitspraken doen over de vraag of er onrechtmatige onderzoeksmethodieken hebben plaatsgevonden. Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 2.
Hoeveel rapporten zijn toegestuurd naar de NCTV, naar aanleiding van het onderzoek naar islamitische organisaties?
De NCTV heeft de afgelopen jaren niet standaard krachtenveldanalyses ontvangen die in opdracht van gemeenten zijn uitgevoerd. Uit naslag naar aanleiding van de recente berichtgeving blijkt dat medewerkers van de NCTV de afgelopen jaren in ieder geval acht krachtenveldanalyses en enkele vergelijkbare analyses hebben ontvangen, zoals ook toegelicht in mijn brief van 26 oktober jl.7
Deelt u de mening dat de NCTV een zorgwekkend verleden heeft van inbreuken op grondrechten? Is de NCTV toe aan een herijking van taken, betere controle en betere juridische fundering? Zo nee, waarom niet?
De NCTV verwerkt op basis van specifieke wetgeving persoonsgegevens voor een aantal taken, zoals taken inzake bewaken en beveiligen in de Politiewet en het opleggen van maatregelen op grond van de Tijdelijke Wet Bestuurlijke Maatregelen Terrorismebestrijding. Andere taken zijn onder meer terug te vinden in de Luchtvaartwet of Paspoortwet. Daarbij is de NCTV namens de Minister van JenV belast met de uitvoering van deze wettelijke bevoegdheden.
Wel is het zo dat de NCTV in 2020 is gaan kijken of de tot dan toe gehanteerde juridische grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens verstevigd zou moeten worden door de introductie van een grondslag in een formele wet. De NCTV is met de start van het project Taken en Grondslagen in februari 2020 een weg ingeslagen die ik nog steeds onderschrijf: de organisatie toekomstbestendig maken en de taken en grondslagen juridisch beter verankeren en versterken. Mede gelet op de aangenomen motie van het lid Michon-Derkzen tijdens het debat van 15 juni 2021 om met spoed met een bijzondere wettelijke grondslag te komen voor de NCTV om persoonsgegevens te verwerken voor de uitvoering van zijn bestaande analyse- en coördinatietaken, heb ik de hoogste prioriteit gegeven aan het aangekondigde voorstel voor een Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid. Dit wetsvoorstel is inmiddels naar uw Kamer gestuurd. De taken opgenomen in dit wetsvoorstel en de daarmee gepaard gaande verwerking van (bijzondere) persoonsgegevens zien enerzijds op het coördineren van de (uitvoering van) het beleid en de daarbij te nemen maatregelen op het terrein van terrorismebestrijding en nationale veiligheid en anderzijds op de taak om zogeheten fenomeenanalyses te maken en te delen met de daartoe geautoriseerde partijen. Beide taken vinden plaats in het kader van het verhogen van de weerbaarheid ten aanzien van terrorismebestrijding en de bescherming van de nationale veiligheid. De behandeling van het wetsvoorstel betekent dat ik met uw Kamer daarover in alle openheid het debat kan voeren. Inmiddels heeft uw Kamer het wetsvoorstel controversieel verklaard.
Zijn ook andere religieuze organisaties, buiten de moskeeën om, onderworpen aan spionage door de gemeenten? Zo ja, welke?
Deze vragen kan ik niet beantwoorden omdat gemeenten opdrachtgever zijn van de krachtenveldanalyses en afspraken over focus en onderzoeksmethoden tussen opdrachtgever en opdrachtnemer worden gemaakt.
Waarom is gekozen voor de NTA, voor het uitvoeren van deze heimelijke onderzoeken naar islamitische organisaties?
De precieze afspraken over de uitvoering en oplevering van de krachtenveldanalyses zijn gemaakt zijn tussen gemeenten en NTA.
NTA is een particulier advies- en onderzoekbureau dat opdrachten uitvoert voor verschillende partners in het sociale en veiligheidsdomein. Het is één van de partijen die door de NCTV is aangedragen om de inhoudelijke kennis van lokale partners te verbeteren. NTA beschikt over specialistische kennis die nodig en schaars is binnen (maar ook buiten) de Nederlandse overheid.
Welke andere organisaties zijn benaderd voor het uitvoeren van onderzoeken naar islamitische organisaties?
Gemeenten zijn opdrachtgever van de krachtenveldanalyses en deze vraag kan ik daarom niet beantwoorden.
Zijn ook andere islamitische organisaties, bijvoorbeeld islamitische scholen of verenigingen, onderworpen aan spionageactiviteiten door de gemeenten? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 28.
Kunt u toelichten hoeveel belastinggeld in totaal is gemoeid met de inzet van spionageactiviteiten binnen de moskeeën? Uit welk budget uit de begroting is dit gehaald? Kunt u de kosten ook uitsplitsen naar gemeente?
Ervan uitgaande dat de AVG van toepassing is op zowel NTA als gemeenten en niet een andere wettelijke regeling voor de bescherming van persoonsgegevens geldend is, is de AP de onafhankelijke toezichthouder in Nederland die toezicht houdt op de naleving van de AVG. De binnen een gemeente aangestelde functionaris gegevensbescherming (FG) ziet intern bij de gemeente toe op het beheer van de persoonsgegevens en heeft in voorkomende gevallen contact met het AP.
Wie is verantwoordelijk voor het toezicht op de verzamelde data door de NTA? Wie is verantwoordelijk voor het toezicht houden op de gemeenten, in het kader van het uitvoeren van onderzoek in islamitische organisaties?
Zie antwoord vraag 30.
Zijn andere partijen betrokken bij dit spionage schandaal buiten NTA, NCTV en de gemeenten? Zo ja, welke?
Omdat gemeenten opdrachtgever zijn van de krachtenveldanalyses heb ik geen informatie over de eventuele betrokkenheid van andere partijen.
Met wie is de onwettig opgehaalde informatie, over de betreffende moskeeën en moskeebestuurders, gedeeld?
Gemeenten zijn de opdrachtgever en NTA is opdrachtnemer van de krachtenveldanalyses en zij bepalen met wie zij informatie delen. Zie ook antwoord vraag 17, 18 en 24.
Hoeveel ambtenaren hebben toegang gekregen tot de gegevens, verkregen uit het onderzoek naar islamitische organisaties?
Gemeenten zijn de opdrachtgever en NTA de opdrachtnemer van de krachtenveldanalyses en zij bepalen met wie zij informatie delen. Uit naslag naar aanleiding van de recente berichtgeving blijkt dat medewerkers van de NCTV de afgelopen jaren in ieder geval acht krachtenveldanalyses en enkele vergelijkbare analyses hebben ontvangen.8
Hoe is gewaarborgd dat de heimelijk opgehaalde informatie niet voor oneigenlijke doeleinden is of wordt ingezet?
Gemeenten dragen er zelf zorg voor dat opdrachtverstrekking en de besteding van de Versterkingsgelden conform wet- en regelgeving plaatsvindt. Dit wordt ook uitdrukkelijk als voorwaarde gesteld bij de toekenning van Versterkingsgelden. Gemeenten zullen hier bij de toekenning van Versterkingsgelden voor 2022 extra op worden geattendeerd.
Ik beschik niet over informatie wat gemeenten specifiek met de informatie uit de krachtenveldanalyses hebben gedaan. In algemene zin hebben gemeenten de analyses van NTA waar in de berichtgeving naar wordt verwezen gebruikt als vertrekpunt voor het opbouwen van netwerken en duurzame samenwerkingsrelaties met de islamitische gemeenschap, het identificeren van betrouwbare samenwerkingspartners en het herkennen van risico’s en signalen van radicalisering in die gemeenten waar de problematiek speelt. De krachtenveldanalyses hebben nadrukkelijk nooit het doel gehad om gemeenschappen te controleren en zijn ook niet opgesteld vanuit wantrouwen jegens de moslimgemeenschap als geheel.
Waar het gaat om de acht krachtenveldanalyses en enkele vergelijkbare analyses die een beperkt aantal medewerkers van de NCTV de afgelopen jaren heeft ontvangen geldt dat deze analyses enkel gebruikt zijn voor beleidsmatige ondersteuning bij de verdere lokale aanpak in de betreffende gemeente. De krachtenveldanalyses zijn, voor zover thans uit grondig onderzoek naar voren komt, niet gebruikt ten behoeve van het opstellen van analyseproducten van de NTCV.
Kunt u garanderen dat de informatie niet met derden, zoals de politie of de belastingdienst, is gedeeld? Zo nee, waarom niet?
De informatie die door de NCTV is ontvangen is voor zover bekend niet gedeeld met derden. De NCTV is daarbij geen eigenaar van deze informatie en beschikt niet over een grondslag op basis waarvan deze informatie gedeeld mag worden.
Voor zover het gaat om het delen van informatie door gemeenten en NTA heb ik hier geen zicht op. Gemeenten zijn de opdrachtgever van de krachtenveldanalyses en NTA is de opsteller van de analyse. Gemeenten en NTA bepalen of en zo ja, met welke partijen zij de informatie die voortkomt uit de krachtenveldanalyses delen.
Is nog steeds sprake van het verzamelen van data van islamitische organisaties door de NTA of door andere onderdelen van Justitie en Veiligheid? Is het programma nu definitief stopgezet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit aantonen?
NTA is geen onderdeel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Er zijn geen onderdelen van het ministerie die structureel en heimelijk data verzamelen over islamitische organisaties. Als u met uw vraag doelt op de werkzaamheden van de NCTV, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 25.
Er is geen sprake van een programma, maar van gemeenten die een aanvraag doen binnen de Versterkingsgelden voor het uitvoeren van een krachtenveldanalyse. Hiervoor verwijs ik u naar mijn brief van 26 oktober jl. In de toekenningsbrief van de Versterkingsgelden aan gemeenten staat opgenomen dat bij het inhuren van en samenwerken met externe partijen deze partijen hun werkzaamheden conform geldende wet- en regelgeving dienen uit te voeren.
Deelt u de mening dat alle data die inmiddels verzameld is ogenblikkelijk vernietigd moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Indien er sprake is van onrechtmatige verzamelde data, of methodes die in strijd zijn met wet- en regelgeving dient deze data inderdaad zo snel mogelijk vernietigd te worden. De krachtenveldanalyses die door de NCTV zijn ontvangen zijn verwijderd uit het primaire proces, mede in het licht van het lopende traject van de grondslagen van de verwerking van persoonsgegevens door de NCTV.
De binnen een gemeente aangestelde functionaris gegevensbescherming (FG) ziet intern bij de gemeente toe op het beheer van de persoonsgegevens en de naleving van de AVG en heeft in voorkomende gevallen contact met het AP. Het is niet aan mij om hier een oordeel over te geven, de AP is de onafhankelijke toezichthouder in Nederland die toezicht houdt op de naleving van de AVG.
Deelt u de mening dat de overheid en de gemeenten door de kwestie een vertrouwensschuld hebben in te lossen naar de imams en moskeebesturen en dat dus alles in het werk gesteld moet worden de vertrouwensbreuk te herstellen? Zo nee, waarom niet?
Sinds 2014 is door verschillende ministeries en maatschappelijke partners zoals moskeebesturen en koepelorganisaties nauw samengewerkt met gemeenten bij het opzetten van een stevige en brede aanpak in het tegengaan van radicalisering, extremisme en terrorisme. Ik begrijp dat de berichtgeving heeft gezorgd voor onrust binnen de islamitische gemeenschappen.
Er is de afgelopen jaren sprake geweest van goede betrokkenheid vanuit de islamitische gemeenschappen. Ik vind het belangrijk dat die samenwerking wordt gecontinueerd. Het is zaak de komende jaren voort te bouwen op deze fundamenten. De basis moet op orde blijven en een consistente aanpak geborgd. Waakzaamheid blijft geboden en onze onverminderde inzet blijft van essentieel belang. Ik heb een goed gesprek gehad met het CMO en zal midden december een vervolggesprek hebben waarbij ook meer islamitische organisaties aansluiten. Daarnaast ben ik voornemens om een bijeenkomst met jongeren te organiseren.
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal tevens bezien welke lessen getrokken kunnen worden uit de gehanteerde werkwijze en suggesties doen in samenwerking met maatschappelijke partners. Hierover is SZW met vertegenwoordigers van islamitische organisaties in gesprek.
Betrokkenheid van de islamitische gemeenschap blijft onmisbaar in dit kader. Ik hoop de komende tijd het vertrouwen van deze gemeenschap te herstellen zodat de nauwe samenwerking met hen, die zo cruciaal is in de uitvoering van de aanpak, kan worden voortgezet. De Nederlandse overheid en de moslimgemeenschap hebben immers een gedeeld belang: het tegenaan van radicalisme, extremisme en terrorisme, ongeacht de ideologische of religieuze achtergrond van deze verschijnselen.
Bent u bereid onmiddellijk excuses aan te bieden aan de desbetreffende organisaties die onrechtmatige onderzocht zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp de onrust die is ontstaan naar aanleiding van de berichtgeving. In bijna alle betrokken gemeenten heeft de burgemeester een debat gevoerd met de Gemeenteraad over deze kwestie. Daarnaast hebben er in de gemeenten indringende gesprekken plaatsgevonden met de islamitische gemeenschappen. Ook ik zal mij inzetten om het vertrouwen te herstellen. Zoals aangegeven in vraag 39 heb ik hierover een goed gesprek gehad met het CMO en zal ik midden december een vervolggesprek hebben waarbij ook meer islamitische organisaties aansluiten. Daarnaast ben ik voornemens om een bijeenkomst met jongeren te organiseren.
Bent u bereid de islamitische organisaties, die hierdoor zijn geraakt en waarvan de burgerrechten zijn geschonden, te compenseren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?
Zie antwoord vraag 40.
Bent u bereid met onmiddellijke ingang straffend op te treden in het geval gemeenten doorgaan met deze onrechtmatige gang van zaken? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij om straffend op te treden, de AP is de onafhankelijke toezichthouder in Nederland die toezicht houdt op de naleving van de AVG.
Welke beleidsmatige inspanningen wilt u doen om spionageactiviteiten van gemeenten in de toekomst te voorkomen?
Ofschoon de verantwoordelijkheid voor de besteding van de Versterkingsgelden bij de gemeenten ligt, heb ik in mijn brief van 26 oktober jl. geconstateerd dat de gemeenten nadrukkelijker gewezen hadden kunnen worden op de vragen die binnen de NCTV leefden over gehanteerde werkwijze door externe partijen, evenals op de beperkingen volgend uit de privacywetgeving voor lokale opdrachten voor analyses. De NCTV zal in de advisering naar gemeenten de wettelijke kaders nadrukkelijker onderwerp maken van gesprek. Het proces van de toekenning van de Versterkingsgelden voor 2022 is hierop aangescherpt.
Bent u bereid alle rapporten, die zijn voortgevloeid uit de onderzoeken naar islamitische organisaties, te openbaren? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten zijn de opdrachtgever van de krachtenveldanalyses en NTA is de opsteller van de analyses. Het is niet aan mij om de rapporten te openbaren. Er is bij een aantal gemeenten en de NCTV een WOB-verzoek ingediend. Ik kan niet vooruitlopen op de beschikking hierop.
Bent u bekend met het feit dat de werkgroep van de NCTV in 2017 advies heeft gegeven aan gemeenten over de risico’s van het inzetten van externe adviesbureaus (NTA) door gemeenten? Kunt u toelichten welk advies de NCTV heeft gegeven met betrekking tot het inzetten van de externe adviesbureaus (NTA)?
Zoals u kunt lezen in de nota’s die openbaar zijn gemaakt bij het versturen van de brief aan de Kamer over de berichtgeving in de NRC, is besloten om NCTV medewerkers te instrueren niet langer bepaalde experts (waaronder NTA) aan te raden aan gemeenten, omdat het onwenselijk werd geacht dat er een exclusieve partner van de overheid zou bestaan (geen zogenaamde «preferred partner»). Voorts werd besloten om bij de toekenning van de Versterkingsgelden de navolgende uitdrukkelijke voorwaarde te stellen: «Bij het inhuren van en samenwerken met externe partijen dienen deze partijen hun werkzaamheden conform geldende wet- en regelgeving uit te voeren».
Bent u bekend met het feit dat gemeenten ontkenden dat de NTA voor hen undercover onderzoek heeft gedaan in de islamitische gemeenschappen in hun stad? Zo nee, wat vindt u hiervan?
Ja, hier ben ik bekend mee. Omdat de precieze afspraken over de uitvoering en oplevering van de krachtenveldanalyses gemaakt zijn tussen gemeenten en NTA, kan ik geen uitspraken doen over de vraag of er onrechtmatige onderzoeksmethodieken hebben plaatsgevonden.
Kunt u een overzicht geven hoeveel medewerkers van de NTA in welke gemeenten actief onderzoek aan het uitvoeren waren in de islamitische gemeenschap?
Omdat de precieze afspraken over de uitvoering en oplevering van de krachtenveldanalyses gemaakt zijn tussen gemeenten en NTA, kan ik geen uitspraken doen over de vraag hoeveel medewerkers er zijn ingezet.
Voor welke andere doeleinden wordt het onderzoeksbureau NTA ingezet bij gemeenten? Kunt u hiervan een overzicht geven?
Gemeenten hebben NTA ingehuurd voor bijvoorbeeld trainingen, advies of analyses. NTA is een particulier advies- en onderzoekbureau dat opdrachten uitvoert voor verschillende partners in het sociale en veiligheidsdomein. NTA beschikt over specialistische kennis die nodig en schaars is.
Bij hoeveel en welke andere gemeenten is de NTA momenteel in opdracht voor undercover onderzoek?
De precieze afspraken over de uitvoering en oplevering van de krachtenveldanalyses zijn gemaakt zijn tussen gemeenten en NTA.
In het kader van de versterkingsgelden die in 2020 door gemeenten zijn aangevraagd voor het jaar 2021 kan ik mededelen dat er vier aanvragen gehonoreerd zijn voor de uitvoering van krachtenveldanalyses. In de toekenningsbrief van deze gelden aan gemeenten die eind 2020 verstuurd zijn, staat opgenomen dat bij het inhuren van en samenwerken met externe partijen deze partijen hun werkzaamheden conform geldende wet- en regelgeving dienen uit te voeren.
Bent u bekend of andere gemeenten, naast Utrecht, bewust hebben aangegeven niet met het onderzoek van de NTA mee te werken omdat het boven de bevoegdheid van de burgermeester staat?
Nee, daar ben ik niet bekend mee.
Waarom zijn de rapporten naar aanleiding van de onderzoeken naar de islamitische gemeenschap in opdracht van de gemeente bij de NTA, doorgestuurd naar de NCTV?
De NCTV heeft de afgelopen jaren niet standaard krachtenveldanalyses ontvangen die in opdracht van gemeenten zijn uitgevoerd. Zoals toegelicht in mijn brief van 26 oktober jl. blijkt uit naslag naar aanleiding van de recente berichtgeving dat medewerkers van de NCTV de afgelopen jaren in ieder geval acht krachtenveldanalyses en enkele vergelijkbare analyses hebben ontvangen.9 De naslag levert op dat deze analyses enkel gebruikt zijn voor beleidsmatige ondersteuning bij de verdere lokale aanpak in de betreffende gemeente. De krachtenveldanalyses zijn, voor zover thans uit grondig onderzoek naar voren komt, niet gebruikt ten behoeve van het opstellen van analyseproducten van de NTCV. Deze krachtenveldanalyses zijn verwijderd uit het primaire proces, mede in het licht van het lopende traject van de grondslagen van de verwerking van persoonsgegevens door de NCTV.
Het bericht dat met levens van onschuldige kinderen wordt gespeeld |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Juriste start petitie om Milena (14) in Nederland te houden: «wordt met levens van onschuldige kinderen gespeeld»»1
Ik heb kennisgenomen van het artikel en ik ben bekend met de zaak. Omdat het artikel over een individuele zaak gaat kan ik niet op de inhoud reageren.
Hoe kan het dat de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) een Jezidisch gezin uitzet naar Armenië terwijl de familie van het gezin daar is afgeslacht? Dit zijn toch precies de mensen die hier bescherming verdienen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De vraag of een persoon internationale bescherming behoeft wordt op individuele basis getoetst door de IND. Daarvoor dient aannemelijk gemaakt te worden dat een persoon een gegronde vrees voor vervolging heeft of een risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar het land van herkomst. Een situatie zoals in uw vraag geschetst zou aanleiding kunnen zijn voor het verlenen van internationale bescherming. Of deze situatie ook overeenkomt met de feiten uit de onderhavige zaak en op welke motivering het besluit in deze zaak gestoeld is, kan ik zoals reeds aangegeven niet met uw Kamer delen.
Hoe kan het dat een asielaanvraag zoveel tijd in beslag moet nemen dat één van de kinderen inmiddels al meer dan tien jaar in Nederland woont, maar dat zij vervolgens wel dreigt te worden uitgezet?
Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een asielaanvraag langer duurt dan de beslistermijn van een half jaar. Dit kan bijvoorbeeld in verband staan met de complexiteit van de zaak waardoor een zaak in de verlengde asielprocedure terecht komt en de beslistermijn is verlengd. Daarnaast kan het ook zo zijn dat er reeds een beslissing is genomen op de asielaanvraag maar dat de zaak lang in de (hoger) beroepsprocedure in behandeling is. Ook is het mogelijk dat een vreemdeling zijn of haar asielaanvraag als aaneengesloten in behandeling beschouwt, terwijl in werkelijkheid sprake is van een reeks achtereenvolgende, al dan niet asielgerelateerde, verblijfsaanvragen die niet resulteren in een verblijfsvergunning. Omdat dit een individuele zaak betreft kan ik niet ingaan op de specifieke redenen voor eventuele vertraging in deze zaak.
Hoe kan het dat de bewijslast zo hoog ligt dat bedreigingen niet of nauwelijks meetellen voor de beoordeling?
Bij elk asielgehoor wordt de vreemdeling verzocht in zijn eigen woorden te vertellen om welke reden hij zijn land heeft verlaten en internationale bescherming nodig heeft. In alle gevallen krijgt de vreemdeling derhalve de gelegenheid zijn asielrelaas naar voren te brengen en worden daarover uitgebreid vragen gesteld. Indien het asielrelaas geloofwaardig is dan wordt gekeken welk risico de vreemdeling loopt bij terugkeer. Bij deze risico inschatting kunnen verklaringen over geloofwaardig geachte bedreigingen ook een rol spelen. Er geldt geen aparte (hogere) bewijslast voor bedreigingen. Welke waarde uiteindelijk aan de verklaringen over bedreigingen wordt gehecht hangt uiteraard af van de casus. In het besluit op de asielaanvraag wordt altijd gemotiveerd waarom eventuele bedreigingen niet tot de conclusie leiden dat een asielvergunning verleend moet worden. De wijze waarop de geloofwaardigheid en zwaarwegendheid van deze verklaringen wordt beoordeeld is uiteengezet in de openbare werkinstructie 2014/10. De rechter kan vervolgens toetsen of het besluit voldoende gemotiveerd is en zorgvuldig tot stand is gekomen.
Hoe verhoudt het uitzetten van minderjarigen die zich al geruime tijd in Nederland bevinden zich tot artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)? Deelt u de mening dat dit strijdig is met elkaar?
Ik deel uw mening niet. In de beoordeling onder artikel 8 EVRM dient vastgesteld te worden of er sprake is van een schending van het recht op familie- of gezinsleven, of het recht op privéleven. Indien er wordt geconcludeerd dat er sprake is van familie- of gezinsleven dan wel privéleven betekent dat niet zonder meer dat weigering van verblijf een schending van artikel 8 EVRM oplevert. Als onderdeel van deze beoordeling vindt er indien het familie- of gezinsleven dan wel privéleven is vastgesteld namelijk een volledige belangenafweging plaats, waarin de belangen van de Staat worden afgezet tegen die van de vreemdeling.
Zoals ook in eerdere beantwoording van vragen aan uw Kamer is medegedeeld, is het niet zo dat er een vaste periode is waarna het belang van in Nederland opgroeiende kinderen zwaarder weegt dan het belang van de Staat. In de belangenafweging worden alle aangevoerd individuele omstandigheden meegenomen. Per individuele casus kan de belangenafweging dan ook anders uitvallen. In de belangenafweging wordt de duur van het verblijf meegenomen, maar bijvoorbeeld ook of een deel van het verblijf legaal was, in welke andere omstandigheden het individu zich bevindt en de opvoedingsmogelijkheden van de ouders. Ook is van belang dat er geen sprake is van (biologische) ouders die zich illegaal in Nederland bevinden, omdat hiermee alsnog de kans op misbruik van het verblijfsrecht van het kind zal kunnen voordoen. Indien dit het geval is, wordt dit in het nadeel van de vreemdeling in de belangenafweging betrokken. De wijze waarop de belangenafweging wordt uitgevoerd is uiteengezet in de openbare werkinstructie 2020/16.
Bent u bereid deze zaak nogmaals grondig te bekijken? Zo nee, waarom niet?
Uit het artikel waar u naar verwijst in uw eerste vraag blijkt reeds dat de juriste van de betrokkenen bezwaar heeft aangetekend. De IND heeft in dit artikel aangegeven dat dit bezwaar in behandeling wordt genomen en dat alle aangedragen argumenten in overweging zullen worden genomen.
Het rapport 'Transcript from the margins' over de behandeling van trans personen uit Latijns-Amerika en de Cariben in Nederlandse asielprocedures |
|
Sylvana Simons (BIJ1), Marieke Koekkoek (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het onderzoek «Transcript from the margins: Looking into the way circumstances and experiences of trangender persons coming from the Latin American Caribbean region are represented and considered in Dutch asylum procedures» van Willemijn van Kempen en Alejandra Ortiz?
Ja.
Bent u bekend met het NRC-artikel «Trans vluchtelingen vragen eigen benadering in de asielprocedure»?
Ja.
Herkent u zich in de bevindingen c.q. conclusies van het onderzoek? In welke bevindingen kunt u zich niet herkennen? Waarom niet?
Ik kan mij deels zeker vinden in de conclusies van het onderzoek. Zo schrijven de onderzoekers dat de IND consistent de juiste voornaamwoorden moet gebruiken bij het aanspreken van de trans persoon. De LHBTI-coördinatoren van de IND geven aan dat de asielzoeker in het asielgehoor aangesproken wordt naar wens van de asielzoeker. Bij het registreren van de persoonsgegevens in de BRP is de IND echter gebonden aan de informatie die in het paspoort van de asielzoeker staat. De insteek van de IND is om de asielzoeker altijd naar wens van de asielzoeker aan te spreken, ongeacht de informatie in het paspoort.
Daarnaast kan ik mij vinden in de conclusie dat de omstandigheden waarin transgender asielzoekers verkeren in het land van herkomst nog beter gewogen kunnen worden tijdens de asielprocedure. Dit heeft te maken met deskundigheidsbevordering. De LHBTI-coördinatoren van de IND spelen hierin een rol door workshops en trainingen te (blijven) geven op locaties zodat medewerkers de omstandigheden van transgender asielzoekers beter kunnen wegen en interpreteren.
Hoe beoordeelt u de bewering dat onder transgender-asielzoekers in Nederland veel wantrouwen bestaat richting de overheid en de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND)? Wat doet u eraan dit te verbeteren?
Allereerst stemt het mij droevig om te horen dat uit dit onderzoek blijkt dat er transgender asielzoekers zijn die de Nederlandse overheid en de IND wantrouwen. Daarbij wil ik wel opmerken dat ik het moeilijk vind om deze bewering uit het onderzoek goed te wegen. Het geringe aantal respondenten van het onderzoek maakt het moeilijk om algemene conclusies te trekken. Desalniettemin zet de IND zich door middel van de gehanteerde open benadering en de deskundigheidsbevordering van de hoor- en beslismedewerkers in om het wantrouwen bij transgender asielzoekers weg te nemen.
Erkent u het feit dat genderidentiteit en genderexpressie belangrijke factoren zijn in de vormgeving en uitvoering van de asielprocedure, waaronder het bepalen van de meest optimale vorm van opvang?
Ja.
Zo ja, ziet u dat Lesbiennes, Homoseksuelen, Biseksuelen, Transgenders en Intersekse personen (LHBTI)-asielzoekers in veel gevallen een andere beoordeling van de asielaanvraag en vaak een naar risico-indicatie aangepaste vorm van opvang behoeven dan niet-LHBTI-asielzoekers?
De plaatsing van asielzoekers in de opvang is een proces waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met eenieders achtergrond. In plaats van aparte opvang te bieden voor LHBTI-asielzoekers biedt het COA daarom maatwerk om de veiligheid van deze doelgroep en andere kwetsbare groepen te waarborgen. Indien vereist en gewenst kan het COA bijvoorbeeld zorgdragen voor een verplaatsing binnen een opvanglocatie. Daarnaast wordt in de begeleiding rekening gehouden met eventuele benodigde aanpassingen en eventuele aanvullende begeleiding of verzorging vanuit andere organisaties. Waar mogelijk kijkt het COA, indien asielzoekers daar behoefte aan hebben, of asielzoekers bij elkaar geplaatst kunnen worden. Zo kan het, als dat gewenst en ook mogelijk is op de locatie, dat LHBTI-asielzoekers binnen bepaalde opvanglocaties in een vleugel samenwonen. Dit zijn echter geen aparte units die specifiek bedoeld zijn voor LHBTI-asielzoekers.
Asielaanvragen worden individueel in behandeling genomen, onder meer omdat de ervaringen van asielzoekers en de omstandigheden waarin zij leefden in het land van herkomst uiteenlopen. Ik herken ook dat de ervaringen van lesbische-, homoseksuele- biseksuele-, transgender en intersekse asielzoekers kunnen verschillen. Belangrijk om te noemen is dat er ook verschillen onderling bestaan. De ervaringen en behoeften van de ene trans persoon hoeven niet identiek te zijn aan de ervaringen en behoeften van de andere trans persoon. Daarom wordt tijdens de asielprocedure de asielaanvraag individueel behandeld. Deze individuele behandeling werkt idealiter ook door in de opvang en begeleiding, waar zoveel mogelijk maatwerk wordt geleverd.
Ziet u in dat de ervaringen van LHB-asielzoekers in het land van herkomst en de behoeften rondom de asielaanvraag in Nederland in veel gevallen afwijken van de ervaringen en behoeften van transgender asielzoekers?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe beoordeelt u de bevinding dat het onderzoek nauwelijks tot geen aanwezigheid van bewuste en geïnformeerde inclusie van transgender gerelateerde thema’s in de asielprocedure heeft kunnen ontdekken?
In het huidige asielbeleid is er ruimte om specifiek beleid te maken voor LHBTI’s als groep of voor trans personen afzonderlijk. In het landgebonden asielbeleid kunnen trans personen worden aangemerkt als risicogroep of als kwetsbare personen die geen bescherming van de autoriteiten en/of internationale organisatie kunnen krijgen. Indien uit het algemeen ambtsbericht blijkt dat specifiek transgender personen worden gediscrimineerd door de autoriteiten en door medeburgers, waardoor de bestaansmogelijkheden dusdanig worden beperkt dat zij niet op maatschappelijk en sociaal gebied kunnen functioneren, zal in het landgebonden asielbeleid worden opgenomen dat transgenders uit het desbetreffende land een specifieke benadering horen te krijgen. Zo zijn transgenders na het laatste algemeen ambtsbericht over Venezuela aangemerkt als risicogroep. Echter, ook indien transgenders niet zijn opgenomen in het landgebonden asielbeleid of er geen landgebonden asielbeleid is, dient de IND bij de behandeling van de aanvraag zich te vergewissen van beschikbare landeninformatie over deze specifieke groep. Dit houdt in dat de IND-medewerker landeninformatie kan opvragen over de specifieke positie van trans personen in het land van herkomst van de vreemdeling, bij de eigen landenexperts van de afdeling TOELT. Deze informatie wordt betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag. Ik herken dan ook niet dat er geen aandacht bestaat voor de ervaringen van transgender asielzoekers in de asielprocedure.
Zo ja, hoe verklaart u het verschil tussen uw eigen oordeel en de bevindingen uit het onderzoek die wijzen op het tegenovergestelde, namelijk dat hier nauwelijks tot geen aandacht voor bestaat in de huidige vormgeving van de asielprocedure?
Zie antwoord vraag 8.
Zo nee, bent u zich bereid zich hier alsnog hard voor te maken richting de IND? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Wat is uw oordeel van de eerste aanbeveling uit het rapport, waarin nationale en internationale stakeholders opgeroepen worden om transgender specifieke aanpakken te formuleren in het nagaan van de omstandigheden waaronder de betreffende transgender asielzoekers in het land van herkomst geleefd hebben? Bent u bereid zich hiervoor in te zetten? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Ik erken dat het goed is om meer bewustwording over transgender-gerelateerde zaken te creëren en de deskundigheid over de ervaringen en behoeften van transgender asielzoekers verder te bevorderen. Bij de IND is met het aanstellen van LHBTI-coördinatoren al meer aandacht voor het verspreiden van kennis en kunde over LHBTI-zaken, waaronder ook transgender gerelateerde zaken. De coördinatoren gaan specifieke uitleg geven over deze doelgroep en zullen dat ook blijven doen. Naar aanleiding van dit rapport heeft de IND ook een uitnodiging verstrekt aan het Transgender Netwerk Nederland om in gesprek te treden met de LHBTI-coördinatoren over de specificiteit van de situatie van transgenderasielzoekers te belichten.
Hoe beoordeelt u de tweede en zesde aanbeveling uit het onderzoek, waarin respectievelijk de IND wordt opgeroepen een transgender specifieke aanpak te formuleren voor de asielprocedure van trans asielzoekers en waarin u wordt opgeroepen tot het inspannen voor fundamentele verbeteringen van de asielprocedure voor trans personen? Bent u bereid zich hiervoor in te zetten? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u het belang van intersectionaliteit van contextuele factoren voor de beoordeling van de asielaanvraag van transgender asielzoekers, zoals sociaaleconomische of geografische achtergrond, etnische achtergrond, medische status (specifiek hiv-positiviteit) of professionele achtergrond (specifiek werk in de prostitutie)?
Ja. Iedere asielaanvraag wordt individueel behandeld, bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van LHBTI-asielzoekers wordt er gekeken naar het authentieke verhaal van de asielzoeker. De asielaanvraag wordt beoordeeld aan de hand van het algehele referentiekader van de asielzoeker. Tijdens de individuele behandeling van een asielaanvraag wordt er nooit uitsluitend gekeken naar bijvoorbeeld etnische achtergrond alleen. Er zal altijd een analyse van verschillende samenhangende contextuele factoren worden gemaakt. Dit geldt overigens ook voor asielzoekers met een niet-LHBTI-asielmotief.
Bent u bereid met Transgender Netwerk Nederland, LGBT Asylum Support en/of de onderzoekers van dit rapport in gesprek te gaan om een dergelijke aanpak te formuleren? Zo ja, op welke termijn en met welk doel? Zo nee, waarom niet?
Ja. Op ambtelijk niveau is er recent contact geweest met Transgender Netwerk Nederland. Dit is een constructief overleg geweest waarbij de bevindingen van Transgender Netwerk Nederland zijn gedeeld met beleidsmedewerkers van IND en de Directie Migratie Beleid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Bovendien heeft de IND, zoals aangegeven bij mijn antwoord op vraag 11, Transgender Netwerk Nederland uitgenodigd om op korte termijn in gesprek te treden met de LHBTI-coördinatoren.
Bent u bereid zich in Europees verband, waaronder richting de European Asylum Support Office, in te zetten tot een betere transgender specifieke aanpak te komen voor de inrichting en uitvoer van asielprocedures? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet? Bent u van mening dat aan dit aspect van intersectionaliteit voldoende aandacht wordt besteed in de asielprocedure rondom transgender asielzoekers?
EASO ontwikkelt onder andere trainingen voor asielmedewerkers. De IND maakt gebruik van deze trainingen. De EASO trainingsmodule Gender en SOGI1 wordt bijvoorbeeld aangeboden aan medewerkers ter bevordering van de deskundigheid van de hoor- en beslismedewerker en er bestaat geen aanleiding deze EASO training onvoldoende te achten. Ik erken wel, en dat blijkt ook uit een recent WODC-rapport2, dat de IND nog stappen kan zetten in het bevorderen van de deskundigheid onder medewerkers. Echter, in de beleidsreactie3 op het WODC-onderzoek heb ik ook gewezen op de uitzonderlijke drukke periode voor de IND. In de afgelopen jaren zijn veel nieuwe medewerkers opgeleid. Er hebben ook in deze periode in verschillende teams lezingen plaatsgevonden over LHBTI zaken. Verder hebben de LHBTI-coördinatoren elke dag een belangrijke rol in het verspreiden van kennis en kunde over LHBTI-zaken. Daarnaast volgen nieuwe medewerkers van de IND nu de Basisopleiding Asiel waarin het beoordelen van asielaanvragen met een LHBTI-motief ook wordt behandeld.
Herkent u zich in de onderzoeksbevinding dat transgender asielzoekers nog te vaak zogenaamd gemisgendered worden in officiële documentatie en door de IND? Zo nee, hoe verklaart u deze onderzoeksbevinding dan? Zo ja, bent u bereid zich in te zetten dit niet meer voor te laten komen en hoe?
Ik herken de onderzoeksbevinding dat transgender asielzoekers worden gemisgendered in de asielprocedure niet. De LHBTI-coördinatoren van de IND geven aan dat de asielzoeker in het asielgehoor aangesproken wordt naar wens van de asielzoeker. Het is mogelijk dat een enkele keer een asielzoeker is gemisgendered tijdens het asielgehoor maar dit is niet het beeld wanneer wordt gekeken naar het grotere geheel. De insteek van de IND is om de asielzoeker altijd naar wens van de asielzoeker aan te spreken, ongeacht de informatie in het paspoort.
Bij het registreren van de persoonsgegevens in de BRP is de IND echter gebonden aan de informatie die in het paspoort van de asielzoeker staat. Het kan daarom voorkomen dat in de aanhef en adressering van officiële brieven, die veelal geautomatiseerd worden opgesteld, niet de preferente naam of het preferente geslacht wordt gebruikt.
Erkent u dat het ontbreken van anti-transgender wetgeving in landen in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied trans personen niet voldoende zekerheid biedt om te ontkomen aan discriminatie, uitsluiting en geweld? Erkent u dat trans personen gevaar lopen wanneer beschermende transgender specifieke wetgeving ontbreekt?
Het ontbreken van specifieke anti-transgender wetgeving in landen in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied is tot nu toe geen aanleiding geweest om thematische ambtsberichten over deze landen op te vragen. Dit neemt niet weg dat de landenexperts van de IND samen met de ambtenaar die het asielverzoek behandelt gericht informatie kunnen zoeken in openbare bronnen over trans personen en hun positie in een bepaald land. Hierbij zal vooral de vraag relevant zijn of een transgender persoon in geval van dreigende vervolging in het land van herkomst voldoende beschermd kan worden tegen deze vervolging. De aanwezigheid dan wel het ontbreken van (anti-) transgenderwetgeving kan onderdeel uitmaken bij het beantwoorden van deze vraag. Deze informatie wordt betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag. Ik ben echter niet van mening dat het ontbreken van transgenderwetgeving in Latijns-Amerikaanse landen er per definitie voor zorgt dat trans personen een risico lopen op vervolging.
Zo ja, herkent u zich in de onderzoeksbevinding dat bovenstaande niet tot nauwelijks herkend en erkend wordt in de asielprocedure? Zo nee, hoe verklaart u de discrepantie tussen uw oordeel en deze bevinding?
Zie antwoord vraag 17.
Kunt u zich vinden in de onderzoeksbevinding dat veelvoorkomende ervaringen van discriminatie, uitsluiting en geweld onder trans asielzoekers uit Latijns-Amerika en de Cariben niet voldoende als veelvoorkomend of structureel behandelt?
Zoals uw Kamer uit mijn antwoord op uw vragen 8, 9 en 10 kan opmaken worden asielaanvragen individueel in behandeling genomen. Dit betekent dat de individuele ervaringen van transgender asielzoekers, zoals discriminatie, uitsluiting en geweld worden meegenomen in de asielprocedure.
Erkent u dat verplichte sterilisatie of verplichte medische transitie voor transgender personen ernstige mensenrechtenvergrijpen zijn?
Ja, dit erken ik.
Zo ja, waarom is in de specifieke asielprocedures van trans personen uit Latijns-Amerika en de Cariben nauwelijks tot geen aandacht voor deze ervaringen als zijnde ernstige mensenrechtenschendingen? Bent u bereid de ernst hiervan te benadrukken richting de IND?
Indien een trans persoon vreest voor verplichte sterilisatie of verplichte medische transitie, en deze vrees wordt aannemelijk geacht of gevolgd door de IND dan komt deze transgender asielzoeker in beginsel in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel in Nederland.
Erkent u dat het vóórkomen van politiegeweld jegens trans personen in Latijns-Amerika en de Cariben niet incidenteel is, maar juist een structureel probleem? Zo nee, op welke informatie baseert u zich?
De situatie van politiegeweld jegens trans personen verschilt per land en per situatie. Ik kan daarom niet zonder meer meegaan met de bewering dat politiegeweld jegens trans personen in heel Latijns-Amerika en de Cariben structureel van aard is.
Omdat de situatie van politiegeweld jegens trans personen verschilt per land en per situatie wordt er met de behandeling van een asielaanvraag van een trans persoon gekeken of in een individuele zaak het politiegeweld tegen trans personen aannemelijk wordt gemaakt. Indien nodig wordt daarbij informatie op gevraagd bij de landenexperts van de afdeling TOELT van de IND. Ik herken dan ook niet dat de ervaringen van transgender asielzoekers met politiegeweld niet worden meegenomen in de behandeling door de IND.
Hoe beoordeelt u de bewering uit het onderzoek dat het ontbreken van officiële informatie over het politiegeweld jegens trans personen in Latijns-Amerikaanse landen en de Cariben kan duiden op de genderidentiteit van trans personen als voornaamste reden voor het plegen van geweld door de politie?
Zie antwoord vraag 22.
Herkent u zich in de onderzoeksbevinding dat bovenstaand aspect volledig ontbreekt in de behandelwijze vanuit de IND richting transgender asielzoekers uit Latijns-Amerika en de Cariben?
Zie antwoord vraag 22.
Klopt het dat voor Venezuela sinds kort transgender personen als specifieke risicogroep aangemerkt worden in het ambtsbericht? Bent u bereid de passage over lhbti’s als risicogroep in het ambtsbericht voor meer landen in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied te laten aanpassen en te specificeren voor trans personen, zoals voor Chili, Peru, Colombia of Cuba? Zo nee, waarom niet?
Dit klopt inderdaad, uit het meest recent gepubliceerde algemeen ambtsbericht over Venezuela blijkt dat trans personen als risicogroep moeten worden aangemerkt. Ik heb uw Kamer per brief4 geïnformeerd over deze wijziging in het landgebonden asielbeleid van Venezuela. Het landgebonden asielbeleid wordt regelmatig herzien aan de hand van de beschikbare informatie uit het Algemeen Ambtsbericht. Echter, voor veel door u genoemde landen zijn geen recente ambtsberichten beschikbaar omdat de situatie in deze landen niet vraagt om specifiek landgebonden asielbeleid. Dit betekent echter niet dat in de behandeling van de asielaanvragen van transgenders afkomstig uit deze landen geen aandacht bestaat voor hun unieke situatie en de algemene situatie voor transgenders in hun land van herkomst.
Het bericht ‘Enquête: klant moet sekswerker vragen naar de leeftijd’. |
|
Anne Kuik (CDA), Mirjam Bikker (CU) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Enquête: klant moet sekswerker vragen naar de leeftijd»?1 Heeft u tevens kennisgenomen van de enquête zelf?
Ja. Ook van de uitkomsten van de enquête heb ik kennisgenomen.
Herinnert u zich de motie Kuik c.s. over de noodzaak van een pakket van maatregelen om de klant die seks koopt van minderjarigen te ontmoedigen? Kunt u aangeven of u binnen de uitvoering van deze motie ook werkt aan een vereiste dat «klanten» altijd om een legitimatiebewijs moeten vragen om te voorkomen dat zij te maken hebben met een minderjarig slachtoffer, zoals ook 90% van de ondervraagden in de enquête aangeven? Hoe duidt u het resultaat dat maar liefst 94% aangeeft dat indien er geen legitimatiebewijs wordt getoond er afgezien moet worden van betaalde seks?
Over het definitieve pakket van maatregelen om de klant die seks koopt van minderjarigen te ontmoedigen wordt u met de voortgangsbrief van Samen tegen mensenhandel, op korte termijn geïnformeerd. Onderdeel van het pakket is een campagne gericht op verantwoord klantengedrag. Het vragen naar een legitimatiebewijs is één van de vormen van verantwoord klantengedrag. Bij twijfels over- of wetenschap van misstanden wordt van de klant verwacht af te zien van de seks tegen betaling. Ik constateer dat de ondervraagden in de enquête een zelfde opvatting zijn toegedaan.
Herinnert u zich de motie Kuik/Van der Graaf over wettelijk regelen dat betaalde seks met 16-minners strafverzwarend is? Bent u met ons van mening dat de «klant» een van de kernoorzaken vormt van mensenhandel, zoals ook is neergelegd in artikel 6b van het mensenhandelverdrag van de Raad van Europa? Kunt u aangeven hoe u uitvoering geeft aan alle elementen van dit artikel? Kunt u tevens toezeggen dat u in de uitvoering van de genoemde motie ook duidelijk zal maken dat de klant «een van de kernoorzaken» vormt van mensenhandel?
Ik geef op verschillende manieren invulling aan artikel 6b2, waarin gesteld wordt dat de «vraag als een van de kernoorzaken van mensenhandel» moet worden gezien. In de Kamerbrief van 18 november 2020 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 728) heb ik uw Kamer toegezegd dit onderdeel bij de wet Seksuele Misdrijven te betrekken. Om een krachtig signaal af te geven dat betaalde seks met jonge kinderen extra strafwaardig is, bevat het wetsvoorstel seksuele misdrijven, waarover dit voorjaar consultatie heeft plaatsgevonden, een bepaling waarin het verrichten van seksuele handelingen met een kind tegen betaling als strafverzwarend wordt aangemerkt. In dezelfde Kamerbrief stel ik dat klanten die producten of diensten kopen waarbij er sprake is van mensenhandel, ook een rol hebben bij het in stand houden van mensenhandel. In de meest recente voortgangsbrief, waarover u op korte termijn wordt geïnformeerd, herhaal ik deze boodschap en formuleer ik een heldere norm voor klanten die gebruik maken van betaalde seks.
Ik vind het belangrijk dat onder andere het CKM zich hard maakt voor meer bewustzijn over de rol van de klant als een van de kernoorzaken van mensenhandel en hier aandacht voor vraagt in de media. Daarom werk ik ook samen met deze NGO in de uitvoering van de Motie Kuik c.s.3
Hoe reageert u op de uitkomst dat driekwart van de ondervraagden aangeeft dat er te weinig aandacht is geweest voor de aanpak van deze «klant»? Bent u van mening dat er in de laatste jaren sprake is van een inhaalslag op dit punt? Zo ja, waarom? Zo nee, wat er voor nodig om hier alsnog een trendbreuk te bewerkstelligen?
Ik kan mij voorstellen dat bij het brede publiek dit beeld bestaat. Juist om meer aandacht te vragen voor de rol van klanten bij het in standhouden van seksuele uitbuiting zal eind dit jaar een communicatie campagne van start gaan die gaat over verantwoord klantgedrag.
Tegelijkertijd wil ik het geschetste beeld wel nuanceren. Politie en OM zetten zich al geruime tijd in om klanten die betaalde seks afnemen bij minderjarigen aan te pakken. De cijfers tussen 2000 en 2020 laten gemiddeld genomen een lichte stijging zien van het aantal verdachten dat bij OM aangeboden wordt op grond van artikel 248b Wetboek van Strafrecht.
Bovendien is het afgelopen najaar de initiatiefwet misbruik prostitué(e)s die slachtoffer zijn van mensenhandel in de Eerste Kamer aangenomen. Deze wet zal per 1 januari 2022 in werking treden. Kortom, er is de afgelopen jaren zeker oog geweest voor de rol van klanten bij het in stand houden van seksuele uitbuiting.
Tegelijkertijd is er nog een aantal stappen te zetten. Aangemoedigd door de motie Kuik c.s. wordt door het kabinet gewerkt aan de uitvoering van het pakket aan maatregelen dat zich specifiek richt op de klant.4 Ik zou daarom ook niet willen spreken van een inhaalslag of trendbreuk. Wel ben ik van mening dat de rol van klanten onze blijvende aandacht verdient.
Herinnert u zich de motie Kuik/Van der Graaf welke vraagt om een actieplan om de grootste en meest onzichtbare groep slachtoffers mensenhandel in beeld te krijgen en te helpen? Bent u met ons van mening dat zonder een effectieve aanpak van de «klant» het onmogelijk is om deze groep van 1300 minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting zichtbaar te maken en te helpen? Deelt u wat dat betreft de overtuiging van 90% van de ondervraagden dat de «klant» hard moet worden aangepakt? Zo ja, hoe geeft u hier uitvoering aan?
Inderdaad kan de klant een belangrijke rol spelen bij het zichtbaar maken van onzichtbare slachtoffers. De klant kan bijvoorbeeld melding maken van (mogelijke) misstanden. De eerder genoemde communicatiecampagne bevat daarom ook informatie over waar klanten signalen van misstanden kunnen doorgeven. Daarnaast zal de campagne vooral ook duidelijk maken wanneer een klant strafbaar is.
Parallel aan het pakket maatregelen gericht op klanten, werkt het kabinet aan een plan van aanpak gericht op jongeren. Over de stand van zaken van dit plan wordt uw Kamer door middel van de voortgangsbrief over het programma Samen tegen mensenhandel geïnformeerd.
Wat is uw reactie op het feit dat 84% aangeeft dat de opgelegde straffen in de Valkenburgse Zedenzaak die neerkwam op 1 dag cel in combinatie met een taakstraf, lager is dan verwacht? Bent u van mening dat het wetsvoorstel seksuele misdrijven hier een verandering in teweeg zal brengen? Bent u met mij van mening dat het expliciet opnemen dat de «klant» een van de kernoorzaken vormt van mensenhandel hier aan bijdrage aan zal leveren? Bent u bereid hierover in gesprek te treden met de Raad voor de Rechtspraak en hierbij de bovengenoemde enquête en het reeds aangekondigde onderzoek van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (CKM) naar de strafdossiers van deze klanten hierbij te betrekken?
Ik hecht sterk aan de scheiding der machten en acht het vanuit mijn functie als de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet passend over individuele uitspraken van de rechter een oordeel te geven. Ik zal daarom ook niet in gesprek treden met de Raad voor de Rechtspraak. Er geldt een ruime straftoemetingsvrijheid voor de rechter, zodat er steeds per individueel geval maatwerk geleverd kan worden en er een passende straf opgelegd kan worden.
Het is moeilijk te voorspellen wat het precieze effect gaat zijn van het wetsvoorstel seksuele misdrijven. Uiteraard is het de inzet van het kabinet dat daarmee klant-daders beter aangepakt kunnen worden.
Het bericht over mogelijke push back van een groep van 27 vluchtelingen op het Griekse eiland Lesbos |
|
Jasper van Dijk , Christine Teunissen (PvdD), Sylvana Simons (BIJ1), Kati Piri (PvdA), Don Ceder (CU), Corinne Ellemeet (GL), Marieke Koekkoek (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het het bericht van Aegean Boat Report ABR van dinsdag 12 oktober 2021 over een groep van 27 vluchtelingen, waaronder een groot aantal minderjarigen en een hoogzwangere vrouw, die zich, opgesplitst in drie groepjes, schuilhield in de bossen en bergen op Lesbos uit angst om teruggestuurd te worden (pushback) door de Griekse autoriteiten?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van de Nederlandse kunstenaar Katinka Simonse (Tinkebell) in de radiouitzending van De Nieuws BV van 19 oktober jl. waarin zij zegt bewijs in handen te hebben waaruit blijkt dat tenminste één minderjarige jongen uit de hierboven genoemde groep die aantoonbaar reeds op Lesbos was aangekomen, alsnog door de Griekse autoriteiten terug op zee is gezet en nu weer in Turkije is? Bent u van plan hier opheldering over te vragen aan uw Griekse collega?
Van deze uitspraken heb ik kennisgenomen. Het standpunt van het kabinet ten aanzien van pushbacks is uw Kamer bekend. De Griekse regering is van mening dat, naast de openbaar aanklager, ook nationale instanties als de Ombudsman, de Nationale Transparantie-autoriteit en de interne opsporings- en vervolgingsautoriteit van de Griekse politie en kustwacht (SIASC) een rol kunnen vervullen bij het onderzoeken van vermeende pushbacks. Bij het ontbreken van eigenstandige informatie wacht ik de resultaten van dergelijke onderzoeken af. Daarnaast zet het kabinet zich actief in voor een onafhankelijk EU monitoringsmechanisme. Ik verwijs verder naar antwoord 8.
Kunt u nagaan bij de Griekse autoriteiten of de 13 leden van de groep van 27 vluchtelingen die niet in het vluchtelingenkamp zijn aangekomen de gelegenheid hebben gekregen asiel aan te vragen en opvang hebben gekregen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dan wel ontkrachten dat hier sprake was van een pushback op zee door de Griekse autoriteiten van tenminste één persoon die al op Grieks grondgebied was? En bent u het er mee eens dat als dit inderdaad heeft plaatsgevonden, dit mensen in levensgevaar heeft gebracht?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u navragen bij de Griekse autoriteiten waarom de Nederlandse kunstenaar Katinka Simonse samen met enkele anderen korte tijd is vastgehouden door de Griekse autoriteiten? Zo nee, waarom niet?2 Bent u van plan opheldering te vragen bij de Griekse autoriteiten over de verklaringen van Simonse dat haar en een andere vrouwelijke metgezel werd opgedragen zich naakt uit te kleden en een optische genitale inspectie te ondergaan, terwijl hun mannelijke metgezel daartoe niet gedwongen werd, en dat dit bovendien onrechtmatig gebeurde omdat er géén sprake was van een formele arrestatie noch van een officiële tenlastelegging van een strafbaar feit? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse ambassade is op de hoogte gesteld van het incident, maar er is geen formele hulpvraag ontvangen van Katinka Simonse. Het staat betrokkenen vrij om naar aanleiding van het incident via hun advocaat een klacht in te dienen.
Klopt het dat recente Griekse wetgeving het helpen – onderdak verlenen, vervoer, het geven van kleren, eten en drinken – van nieuw aangekomen vluchtelingen die nog niet geregistreerd zijn, strafbaar stelt? Klopt het ook dat door de meest recente wetgeving van september vluchtelingen het recht is ontnomen een vertaler te krijgen? Bent u het met ons eens dat het geven van hulp zoals eten en drinken aan vluchtelingen nergens in de Europese Unie strafbaar zou mogen zijn? Zo nee, waarom niet?
De Griekse wet verbiedt het faciliteren van de irreguliere aankomst van onderdanen van derde landen op het Griekse territorium en het faciliteren van hun illegale verblijf. Verder verbiedt de wet het verhuren van eigendom aan onderdanen van derde landen die geen reisdocument hebben met een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning. Het is mij niet bekend dat er restricties zijn opgenomen ten aanzien van het recht op een vertaler. Wat het kabinet betreft is het van belang dat asielzoekers toegang hebben tot basisvoorzieningen zoals ook is vastgelegd in het Unierecht. Het is aan de Europese Commissie, als hoedster van de verdragen, om erop toe te zien dat de Griekse wetgeving verenigbaar is met het Unierecht.
Klopt het dat Griekse lokale advocaten en buitenlandse advocaten die op de eilanden voor juridische niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) met vluchtelingen werken, nu strafbaar zijn wanneer ze contact hebben met nieuw aangekomen vluchtelingen, al is het telefonisch, en daardoor hun licentie kunnen verliezen? Bent u het met ons eens dat dit het werk van advocaten met nieuw aangekomen vluchtelingen onmogelijk maakt en de rechtspositie van vluchtelingen in gevaar brengt, net zoals het feit dat ze nu niet meer door een vertaler mogen worden bijgestaan? Gaat u dit bij uw Europese collega’s aankaarten en met welke reactie zult u pas tevreden zijn?
De recent aangenomen wetswijziging vereist van leden of werknemers van Griekse of internationale vrijwilligersorganisaties, maatschappelijke organisaties en non-gouvernementele organisaties (ngo’s) dat zij zich registeren in de «Registry of Greek and Foreign Non-Governmental Organizations» van het Ministerie van Migratie. Zonder registratie mogen zij niet actief zijn op het terrein van migratie en asiel. Een recente wetswijziging voegt daar aan toe dat dit ook geldt voor ngo’s die opereren ten aanzien van thematiek vallend onder «de bevoegdheid van de kustwacht». Advocaten actief voor dergelijke ngo’s vallen hier volgens de letter van deze wet ook onder. Tegelijkertijd echter genieten Griekse advocaten ook bescherming onder de algemene Griekse advocatenwetgeving. De ambassade is niet bekend met gevallen van vervolging van advocaten op basis van de bovengenoemde ngo-wetgeving.
Ik heb vernomen dat bij de Griekse Raad van State een rechtszaak loopt tegen deze wetgeving. Als het vermoeden bestaat dat Griekenland in strijd met het Unierecht handelt is het in de eerste plaats aan de Europese Commissie om eventuele verdere stappen te zetten.
Waarom heeft u tijdens het commisiedebat over de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 6 oktober jl. de Kamer gezegd dat de Griekse regering het onafhankelijke EU-monitoring mechanism dat moet toezien op het respecteren van mensenrechten aan de EU-grenzen zal accepteren en opzetten, en dat allang geleden heeft toegezegd, terwijl de Griekse Minister van Asiel en Migratie precies een week daarvoor, op 29 september, zelf heeft ontkend dat Griekenland dat ooit heeft toegezegd en het, aangezien er volgens Griekenland geen pushbacks plaatshebben, niet zal accepteren?3 Hoe gaat u uw Griekse collega daar op aanspreken en wat gaat u doen als hij dat blijft weigeren?
Mijn uitspraken zijn gebaseerd op die van de Europese Commissie. In het voortgangsrapport op het gebied van asiel en migratie dat de Commissie op 29 september jl. publiceerde en waarover uw Kamer via het verslag van de JBZ-raad van 8 en 9 oktober jl. is geïnformeerd4, stelt de Commissie dat het met verschillende lidstaten waaronder Griekenland in gesprek is over de ontwikkeling en implementatie van een onafhankelijk en geloofwaardig monitoringsmechanisme.
Ik heb vernomen dat de Europese Commissie nog steeds in gesprek is met de Griekse regering over het opzetten van een onafhankelijk EU monitoringsmechanisme. In mijn contacten met mijn Griekse collega benadruk ik het belang van een dergelijk mechanisme. Hierbij merk ik overigens wel op dat het primair aan de Europese Commissie is om eventueel verdere stappen te zetten in het geval dat er sprake is van een eventuele schending van het Europese acquis.
Bent u bekend met het feit dat de Griekse ombudsman, die volgens u de pushbacks allang onderzoekt, zelf klaagt over het feit dat hij niet in staat is de pushbacks grondig te kunnen en mogen onderzoeken omdat de huidige regering hem niet voldoende mandaat daarvoor geeft waardoor hij eigenlijk niets mag en kan onderzoeken?4 Bent u het met ons eens dat dit onderzoek, waarbij de Griekse Ombudsman alleen «klachten over pushbacks die de politie en kustwacht heeft aangenomen», mag onderzoeken en die bovendien dateren van voor 2019, geen accuraat beeld van de huidige situatie op gaat leveren?
Op verschillende momenten heb ik uw Kamer geïnformeerd over de onderzoeken die zowel in Griekenland als in Europa hebben plaatsgevonden of nog lopen naar aanleiding van de berichtgeving over pushbacks. Daarbij heb ik gewezen op een onderzoek van de Europese ombudsman in relatie tot de vermeende betrokkenheid van Frontex. Ik hecht eraan dat dergelijk onafhankelijk onderzoek plaatsvindt. In het geval van lopende Griekse onderzoeken, heb ik uw Kamer o.a. geïnformeerd over het onderzoek naar 177 vermeende incidenten waartoe de aanklager van het Griekse Hoger Gerechtshof de openbare aanklagers in verschillende regio’s heeft opgedragen.6 Ook aan het uitvoeren van de onderzoeken van de Griekse ombudsman hecht ik waarde. Bij het ontbreken van eigenstandige informatie wacht ik de resultaten van deze onderzoeken af.
Bent u het eens met Europees Commissaris Johansson die zegt niet te zullen accepteren dat de Grieken depush backs niet gaan onderzoeken?5 Hoe lang bent u nog bereid te wachten op onderzoek dat hierover uitsluitsel geeft? Staat u, in het licht hiervan en van de hierboven genoemde ontkenning van uw Griekse Minister, nog steeds achter uw uitspraak tijdens het commissiedebat van 6 oktober over de JBZ-raad waarin u zei dat de Grieken de hier serieus naar kijken? Zo ja, waarom?
Ik steun de oproep van Commissaris Johansson. De uitvoering van het onderzoek naar de meest recente meldingen van pushbacks staat voorop. Lidstaten zijn primair verantwoordelijk voor de uitvoering van grenstoezicht. Hoewel voor lidstaten met een buitengrens dit niet altijd eenvoudig is, staat voorop dat optreden aan de grens altijd in lijn moet zijn met Europees en internationaal recht. Het is uw Kamer bekend dat ik, samen met andere leden van het kabinet, actief en mede op verzoek van leden van uw Kamer in Europese overleggen en bilaterale contacten het belang van het respecteren van fundamentele rechten aan de buitengrenzen onderstreep.
Net als uw Kamer, neem ik ook kennis van de aanhoudende berichtgeving over vermeende pushbacks. De stelling dat door de aanhoudende berichtgeving sprake is van een gebruikelijke, gangbare praktijk deel ik echter niet. Zowel de Europese Commissie, als andere lidstaten waaronder Nederland, blijven benadrukken dat dit niet in lijn is met de Europese standaarden. Het zetten van eventuele vervolgstappen is primair aan de Europese Commissie, als hoedster van de verdragen.
Kent u de berichten van de Noorse NGO Aegean Boat Report (ABR) over de door de Griekse kustwacht uitgevoerde pushbacks op de Middellandse Zee die inmiddels gebruikelijke praktijk zouden zijn?6 Wat is uw reactie hierop? Deelt u de conclusie die op basis van de verschillende onderzoeken die inmiddels in de media zijn gepubliceerd7, dat pushbacks inmiddels geen incidenten maar gangbare praktijk zijn? Zo nee, hoe komt u tot een andere conclusie? Hoe gaat u bijdragen aan het beëindigen van deze praktijk?
Zie antwoord vraag 10.
Het gebrek aan daadkracht om fatsoenlijke noodopvang voor asielzoekers in te richten |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «750 vluchtelingen brengen nacht door in Ter Apel, terwijl plek was voor 275»?1
Ja.
Wat heeft u sinds de brief die u op 25 augustus 2021 verstuurde, waarin u aangaf het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) te hebben gevraagd in overleg met gemeenten noodopvang in te richten, ondernomen om de druk in Ter Apel te verlichten en te zorgen dat asielzoekers ten allen tijde fatsoenlijk worden opgevangen? Kunt u dit in een korte tijdlijn omschrijven?2
Na het versturen van de brief op 25 augustus jl. hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ondergetekende op 30 augustus 2021 overleg gehad met de commissarissen van de Koning in hun rol als Rijksheer over de opvangproblematiek bij het COA en de achterstanden bij het uitplaatsen van vergunninghouders. Dit overleg vindt sindsdien ongeveer elke drie weken plaats om de stand van zaken, voorgang en de acties te bespreken ten aanzien van de opgaven rondom het creëren van extra opvangplekken en het versnellen van huisvesting van vergunninghouders in gemeenten.
Op 18 oktober jl. is de acute opvangproblematiek ook besproken in het Veiligheidsberaad. In het antwoord op vraag 3 wordt nader ingegaan op hetgeen tijdens dit beraad is besproken.
Op 20 oktober jl. heeft de voorzitter van de veiligheidsregio Groningen een bijstandsverzoek gedaan op grond van artikel 51 Wet veiligheidsregio’s. In reactie hierop heeft het kabinet de commissarissen van de Koning op 22 oktober jl. verzocht om op korte termijn per provincie 100 extra opvangplekken te realiseren en exploiteren om Ter Apel te ontlasten. In het antwoord op vraag 4 wordt nader ingegaan op de acties die naar aanleiding van dit bijstandsverzoek zijn ingezet.
Daarnaast hebben leden van het Kabinet, het COA, medewerkers vanuit de Ministeries van Justitie en Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en ikzelf in de afgelopen periode veel bilaterale contacten gehad met provincies, gemeenten en andere betrokken partijen, zoals Defensie en woningcorporaties, om extra opvangplekken te realiseren en de huisvesting van vergunninghouders naar gemeenten te versnellen. Dit heeft tot nu toe geleid tot de realisatie van 6.500 extra, veelal tijdelijke, opvangplekken en worden er verschillende defensielocaties ingezet voor de opvang van (Afghaanse) asielzoekers. Daarnaast zijn er tussen 1 juli en 1 november van dit jaar ruim 7.500 vergunninghouders gehuisvest in gemeenten. Ook ondersteunen het Ministerie van BZK en het RVB gemeenten bij het beschikbaar maken van grond of woningen voor bewoning van vergunninghouders. Echter, heeft dit wat langer de tijd nodig om te renderen. Tot slot, wordt ingezet op het tijdelijk bieden van onderdak aan vergunninghouders via de hotel- en accommodatieregeling. Deze regeling, die per 5 november jl. operationeel is, geeft gemeenten de mogelijkheid de aan hen gekoppelde vergunninghouders tijdelijk onderdak aan te bieden in hotels en andersoortige accommodaties binnen de gemeentegrenzen, terwijl zij verder werken aan het vinden van (definitieve of tijdelijke) huisvesting.
Klopt het, dat in het Veiligheidsberaad van maandag 18 oktober 2021 is besloten, dat op korte termijn tussen de 800 en 1500 slaapplekken bij moesten komen? Zo ja, welke acties zijn na afloop van dat beraad in gang gezet om die doelstelling te realiseren, en waarom heeft dit niet kunnen voorkomen dat in Ter Apel honderden mensen boven de maximale capaciteit verblijven?
Tijdens het Veiligheidsberaad op 18 oktober jl. is de veiligheidsregio’s verzocht om opties aan te leveren om op korte termijn 1.500 extra opvangplekken te kunnen realiseren. In het Veiligheidsberaad is hierop door een aantal regio’s de bereidheid uitgesproken hiermee aan de slag te gaan. Dit heeft tot een aantal nieuwe mogelijke opties geleid om opvanglocaties te realiseren die door het COA zijn onderzocht. De door de veiligheidsregio’s aangedragen opties zijn echter niet van dien aard dat hier op korte termijn extra opvangplekken gerealiseerd kunnen worden.
Heeft u overwogen een crisismaatregel te treffen voor het inrichten van extra slaapplekken om de overbezetting in Ter Apel direct te verhelpen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft dit niet tot resultaat geleid?
Op 20 oktober jl. heeft de voorzitter van de veiligheidsregio Groningen een bijstandsverzoek gedaan op grond van artikel 51 Wet veiligheidsregio’s. In reactie hierop heeft het kabinet de commissarissen van de Koning op 22 oktober jl. verzocht om op korte termijn per provincie 100 extra opvangplekken te realiseren en exploiteren om Ter Apel te ontlasten. Dit verzoek heeft geresulteerd in bijna 700 extra opvangplekken. Vanuit het kabinet is veel waardering voor de provincies die aan deze oproep gehoor hebben gegeven.
Op 26 oktober jl. is met de commissarissen van de Koning in hun rol als Rijksheer geconcludeerd dat, ondanks dat de problematiek niet volledig is opgelost, de reguliere governance van Landelijke en Provinciale Regietafels weer aan zet is om deze opgave aan te pakken. Dit is tijdens de Landelijke Regietafel van 3 november jl. bevestigd. Daarmee is in gezamenlijkheid besloten dat het bijstandsverzoek van 20 oktober jl. afgehandeld. Wel blijft de situatie ten aanzien van de asielopvang in het algemeen, en Ter Apel in het bijzonder, grote aandacht van het kabinet behouden. Door veel partijen wordt hard gewerkt om de opvangproblematiek het hoofd te bieden en de situatie ten aanzien van aanmeldcentrum Ter Apel structureel te verbeteren.
Ontkent u dat door te strakke budgettering en het daarmee gepaard gaande snelle afschalen van de asielopvang na 2016 een wezenlijke factor zijn in de noodsituatie die nu is ontstaan? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid te kijken naar de optie in de toekomst een grotere buffercapaciteit aan opvangcapaciteit aan te houden?
De huidige opvangproblematiek heeft andere oorzaken dan die in 2015/2016. In 2015/2016 werd de problematiek veroorzaakt door een hoge asielinstroom. Op dit moment speelt naast een hogere asielinstroom dan verwacht ook een achterstand in het uitplaatsen van vergunninghouders naar gemeenten mee en zijn er, als gevolg van het opheffen van COVID-beperkende maatregelen, in korte tijd veel nareizigers in het kader van gezinshereniging Nederland binnengekomen. Het oplossen van deze problematiek ligt daarmee niet enkel in het vergroten van de opvangcapaciteit, maar ook in het versnellen van het huisvesten van vergunninghouders in gemeenten.
Daarnaast heeft het COA de afgelopen jaren doorlopend geprobeerd om het aantal beschikbare opvangplekken aan te laten sluiten bij de capaciteitsprognose. Met dat doel zijn de leden van de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (LRT) in november 2019 al gevraagd om extra opvanglocaties en het verlengen van aflopende locaties. Dit laatste is goed gelukt, het eerste niet.
Sinds dit jaar zijn er middelen beschikbaar om reservecapaciteit aan te houden. Op de langere termijn gaat het om ongeveer 2.000 opvangplekken. Voor een geleidelijke toename van het aantal asielzoekers in de opvang kan reservecapaciteit helpen om de groei op te vangen. Ook bij een afname van het aantal asielzoekers kunnen middelen ten behoeve van reservecapaciteit helpen om locaties niet meteen af te stoten, maar aan te houden als reservecapaciteit.
Vanaf wanneer was u bekend en duidelijk dat het stokken van de doorstroom van statushouders naar huisvesting in gemeenten dit najaar een aanzienlijke extra druk op de opvangcapaciteit zou leggen?
Gemeenten hebben al langer moeite met het volledig realiseren van de taakstelling vergunninghouders. Bij gemeenten en provincies vraag ik dan al langere tijd aandacht voor dit onderwerp, omdat het langer dan de overeengekomen veertien weken verblijven in de asielopvang van vergunninghouders capaciteitsdruk oplevert bij het COA.
Met het toenemen van de asielinstroom en het grotere aantal nereizigers dat naar Nederland kwam en het achterblijven van de uitstroom van vergunninghouders naar gemeenten, nam de bezetting in de COA-opvang vanaf mei 2021 geleidelijk toe. In de zomer werd duidelijk dat op korte termijn extra inzet nodig was. Zeker in combinatie met de komst van de Afghaanse evacués. Hierop heb ik, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op 24 augustus jl. een brief gestuurd aan de commissarissen van de Koning, gedeputeerden, burgemeesters en wethouders om aandacht te vragen voor de nijpende situatie bij het COA en op te roepen om extra opvangplekken te realiseren of om huisvesting van vergunninghouders in gemeenten te versnellen.
Vanaf wanneer was u bekend en duidelijk dat de crisis in Afghanistan en de nareis aan de hand van de door de IND-taskforce afgehandelde vertraagde zaken dit najaar een aanzienlijke extra druk op de opvangcapaciteit zou leggen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u de beslisnotities en/of andere achterliggende stukken die zijn gebruikt voor het opstellen van de Meerjarige Productie Prognose (MPP) en het daaraan gekoppelde capaciteitsbesluit van voorjaar 2021 aan de Kamer zenden? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik ook in de beleidsreactie op de WODC-rapportage «Governance Meerjaren Productie Prognose» van 12 juli jl. heb aangegeven vergroot het openbaar stellen van de MPP niet alleen de onderlinge kennisuitwisseling van de betrokken partners van de migratieketen, maar maakt het de MPP ook toegankelijker voor externe partijen. In het jaar 2022 worden de mogelijkheden voor openbaarstelling in kaart gebracht en een besluit gemaakt.
Het capaciteitsbesluit van het COA wordt reeds gepubliceerd op de website van het COA.
Welke maatregelen neemt u op korte termijn om te kunnen garanderen dat in de u resterende ambtstermijn geen asielzoeker meer op een stoel of een stuk karton hoeft te slapen?
Zoals in het antwoord op vraag 2 ook al aangegeven zijn het COA, het Ministerie BZK, het RVB en ikzelf doorlopend in gesprek met provincies, gemeenten en andere betrokken partijen over het realiseren van extra opvangplekken en het versnellen van het huisvesten van vergunninghouders in gemeenten. Daarnaast worden verschillende defensielocaties ingezet om (Afghaanse) asielzoekers op te vangen. Dit om te borgen dat asielzoekers die naar Nederland komen op een adequate manier kunnen worden opgevangen.
Hoeveel alleenstaande kinderen verblijven momenteel in de noodopvang of de crisisnoodopvang?
In principe verblijven er geen alleenstaande kinderen in noodopvanglocaties tussen volwassenen. Er is nu geen sprake van crisisnoodopvang.
Hoeveel alleenstaande kinderen hebben momenteel geen voogd toegewezen gekregen, geen toegang tot onderwijs en/of geen toegang tot adequate zorg?
Alle amv’s krijgen een voogd toegewezen. Binnen drie maanden na aankomst in Nederland hebben kinderen recht op onderwijs. Dit recht is ook voor amv’s geborgd. Daarnaast hebben alle amv’s toegang tot de adequate zorg.
Zorg is voor Nidos wel de begeleide amv’s (Bama’s). Deze jongeren komen met volwassen familieleden of bekenden Nederland binnen en worden met deze volwassenen doorgeplaatst naar noodopvangvoorzieningen. Zij zijn via Ter Apel niet direct in beeld bij Nidos. Ook voor hen moet er in de voogdij worden voorzien aangezien zij zonder ouders Nederland zijn binnengekomen.
Welke maatregelen neemt u om te garanderen dat de capaciteit voor opvang van alleenstaande kinderen op zeer korte termijn dusdanig wordt vergroot, dat geen alleenstaande kinderen meer in (crisis)noodopvang hoeven te worden geplaatst?
Sinds eind augustus zoeken zowel Nidos als COA via alle beschikbare kanalen naar uitbreiding van opvangplekken voor amv’s. Er zijn oproepen gedaan aan gemeenten, provincies en woningbouwcorporaties. Daarnaast hebben COA en Nidos (jeugd)zorginstellingen benaderd middels een schriftelijke oproep via Jeugdzorg Nederland en andere brancheorganisaties. Deze acties hebben vooralsnog helaas tot onvoldoende nieuwe opvangplekken geleid, zowel voor het COA als Nidos.
Het COA heeft momenteel onvoldoende plekken binnen de specifieke amv-opvang. Via een aantal maatregelen is er binnen de reguliere opvang toch aparte tijdelijke opvang voor amv’s gecreëerd. Daarnaast is aan gemeenten en provincies dringend hulp gevraagd bij het realiseren van extra opvangplekken. Die gevraagde opvangplekken zijn er op dit moment echter nog niet en dit leidt tot een acuut tekort, dat in het bijzonder drukt op de Centrale opvanglocatie voor amv’s in Ter Apel. Omdat deze druk raakt aan de veiligheid en leefbaarheid op deze locatie, heb ik in overleg met COA en Nidos besloten eenmalig alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) die de leeftijd van 17,5 jaar hebben bereikt en op peildatum 1 november door het COA worden opgevangen versneld door te laten stromen naar reguliere opvanglocaties voor meerderjarigen. Ik heb begrip voor de zorg die Nidos nadrukkelijk heeft uitgesproken vanuit haar taak als wettelijk vertegenwoordiger over de gevolgen die deze stap heeft voor de betreffende groep amv’s. Echter ook voor Nidos is het duidelijk dat er op dit moment geen andere optie voorhanden is. Voor de komende periode zal gefaseerd gekeken worden of de noodzaak tot uitvoering van dit besluit er voor de gehele groep nog steeds is. Dit is uiteraard afhankelijk van de beschikbare opvang.
Kunt u aangeven op welke wijze u de mogelijke inrichting van opvang voor Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen (AMV) in een voormalige gevangenis in Zoetermeer kindvriendelijk denkt te kunnen realiseren?
Het is op dit moment is de inzet van de voormalige gevangenis in Zoetermeer niet concreet uitgewerkt.
Kunt u deze vragen, gelet op de noodsituatie in de opvang momenteel, uiterlijk vrijdag 29 oktober beantwoorden?
Gezien de grote dynamiek op dit onderwerp is het helaas niet gelukt om deze vragen voor 29 oktober 2021 te beantwoorden.
De dreigende uitzetting van een Armeens gezin |
|
Maarten Hijink , Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de dreigende uitzetting van Ljowa en zijn familie?1
Zoals uw Kamer bekend kan ik niet ingaan op individuele zaken. In het algemeen geldt dat aanvragen die worden ingediend op basis van de Afsluitingsregeling Langdurig Verblijvende Kinderen (Afsluitingsregeling) worden getoetst aan de voorwaarden zoals die zijn neergelegd in paragraaf B9/6 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Het al dan niet in Nederland geboren zijn is hierbij geen afzonderlijke voorwaarde. Indien er aan de voorwaarden wordt voldaan en er geen contra-indicaties voor verblijfsaanvaarding bestaan, wordt er een verblijfsvergunning op grond van de Afsluitingsregeling verleend aan de hoofdpersoon en aan zijn of haar gezinsleden. Indien er geen verblijfsrecht kan worden verleend op grond van de Afsluitingsregeling wordt aanvullend getoetst of de verblijfsweigering in strijd is met artikel 8 EVRM. Als dit niet zo is wordt er geen verblijfsvergunning verleend en dient het gezin uit Nederland te vertrekken.
Waarom vindt u, via de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND), dat dit gezin moet worden uitgezet terwijl de kinderen hier zijn geboren en opgegroeid en de familie feitelijk onder het zogenaamde kinderpardon valt?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom kan de IND de procedurele fout niet herstellen en het gezin tegemoetkomen, aangezien zij aantoonbaar onder het kinderpardon vallen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening van Defence for Children die constateert dat sprake is van willekeur? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, ik deel deze mening niet. Ik kan en ga zoals u weet niet in op de individuele zaak. Meer algemeen geldt dat indien een beroep wordt gedaan op een zaak waarin sprake zou zijn van eenzelfde situatie en gelijke omstandigheden en waarin wél een verblijfsvergunning is verleend, dit aanleiding kan zijn om op grond van het gelijkheidsbeginsel eenzelfde beslissing te nemen. Om te beoordelen of er sprake is van een gelijke situatie beoordeelt de IND het volledige dossier. Uit die zorgvuldige beoordeling kan blijken dat er geen sprake is van eenzelfde situatie en gelijke relevante omstandigheden. Een uitzondering hierop geldt in het geval van een ambtelijke misslag, het gelijkheidsbeginsel strekt niet zo ver dat een ambtelijke misslag moet worden herhaald. Overigens kan de rechter ook toetsen of er gehandeld wordt in strijd met het gelijkheidsbeginsel indien dit wordt aangevoerd.
Bent u het eens dat u juist voor dit soort gevallen een discretionaire bevoegdheid zou moeten hebben?
Nee, ik ben het daar niet mee eens. In de Afsluitingsregeling zijn voorwaarden gesteld, een groot deel hiervan was ook al van toepassing in de regelingen die vóór de Afsluitingsregeling van toepassing waren, namelijk de Overgangsregeling en de Definitieve Regeling. Het niet hebben voldaan aan de voorwaarden voor een verblijfsregeling betekent niet direct dat een discretionaire bevoegdheid uitkomst zou bieden. Het is immers inherent aan het stellen van voorwaarden voor verblijf dat er ook aanvragen zullen zijn die niet voldoen.
Het doel van het omvormen van de discretionaire bevoegdheid was het ontmoedigen van (langdurig) verblijf na afwijzing van een verblijfsaanvraag. Hierbij is het van belang om prikkels die verblijf in Nederland verlengen te verminderen. Het destijds ingerichte stelsel leidde ertoe dat een vreemdeling tot het allerlaatste moment nog kon hopen op een verblijfsvergunning. Dit acht ik nog steeds ongewenst.
Bent u bereid de IND opnieuw naar deze zaak te laten kijken? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd kan ik niet ingaan op individuele zaken. In het algemeen geldt dat er in principe niet opnieuw naar zaken wordt gekeken zodra de verblijfsprocedure, inclusief een eventuele bezwaar- en (hoger) beroepsprocedure, is afgerond.
De Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen (mei 2020) en de Voortgang Flexibilisering Asielketen (december 2020) |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
In hoeverre werkt de doelgroepbenadering zoals geschetst in de brieven naar behoren? In hoeverre levert deze benadering winst op in de voortgang van de dossiers en in de doorstroom van asielzoekers?
De IND heeft de doelgroepgerichte benadering de afgelopen jaren meermaals en in nauw overleg met haar ketenpartners, zoals de Raad voor de Rechtspraak, het COA en de DT&V, toegepast. Meer recent vormde het doelgroepgericht werken een belangrijk uitgangspunt bij de afdoening van de zaken in de Taskforce. Met de komst van het vernieuwde identificatie- en registratieproces (I&R) en de wijziging van de asielprocedure per 25 juni 2021 werkt de IND, naar de toekomst toe, nog meer doelgroepgericht.1 Dat wil zeggen dat na een individuele beoordeling van een zaak, direct na de aanmeldfase, het juiste behandelproces voor de voorliggende zaak wordt gekozen. In het aanmeldgehoor wordt bijvoorbeeld gevraagd naar de asielmotieven waardoor aan het begin van de asielprocedure een globaal beeld ontstaat van de reden van de asielaanvraag. Dit maakt het mogelijk om al in een vroeg stadium een inschatting te maken of sprake is van een kansrijke zaak, een kansarme zaak of een asielmotief dat extra aandacht en tijd vraagt. In de behandelteams wordt vervolgens uitvoering geven aan de gemaakte keuze voor een zesdaagse of een negendaagse algemene asielprocedure (AA). Hierdoor voorkomt de IND dat zaken onnodig behandeld worden in de verlengde asielprocedure (VA), bijvoorbeeld omdat alleen extra tijd nodig is voor het afnemen van het gehoor. In de afgelopen periode is een deel van de zaken die als kansrijk is aangemerkt reeds versneld behandeld en ook de aankomende maanden zullen kansrijke zaken zoveel mogelijk versneld worden afgedaan. Uit eerdere ervaringen weet de IND dat de behandelduur (de tijd die een medewerker besteedt aan het horen en beslissen van een zaak) van kansrijke zaken in een meer doelgroepgerichte benadering teruggebracht kan worden met enkele uren tot een dag (afhankelijk van de zaak). De IND blijft zich ook in 2022 inzetten voor een verdere doorontwikkeling van de doelgroepgerichte benadering met het oog op een zorgvuldige, maar snelle beslissing met een kortere behandelduur en een kortere doorlooptijd.
Hoeveel flexibele opvanglocaties zijn sinds 2020 gestart en hoeveel plaatsen zijn hiermee, bij volledige bezetting, gerealiseerd? Waren dit meer of minder plaatsen/locaties dan verwacht? Als het minder waren, waardoor kwam dit? Staan nog nieuwe locaties op de planning om te openen?
Het COA is de afgelopen periode door acute krapte in de opvang met name op zoek geweest naar voldoende opvangplekken die op korte termijn inzetbaar zijn. Deze zoektocht is in 2019 reeds gestart. Hierdoor is minder aandacht besteed aan het realiseren van flexibele opvangplekken. Wel is en wordt aan de Provinciale Regietafels (PRT’s) veelvuldig gesproken over manieren waarop flexibel met groei en krimp van het aantal opvangplekken kan worden omgegaan.
Om (opvang)locaties daadwerkelijk flexibel in te zetten is voldoende opvangcapaciteit nodig. Van op- of afschalen van flexibele opvanglocaties is sinds 2020 dan ook geen sprake geweest. Naast tekorten aan opvangplekken vormen ook zaken als een beperkte beschikbaarheid van de juiste panden en specifieke bouwtechnische vereisten, factoren die de realisatie van flexibele asielopvangvormen tot een uitdaging maken.
Er is op dit moment één locatie die gebruikt wordt voor flexibele opvang. De locatie kent 175 capaciteitsplaatsen die, conform de afspraken met de gemeente, kunnen worden ingezet voor meerdere doelgroepen. Van dit laatste is op dit moment geen sprake gezien het acute tekort aan opvangplekken.
Uw Kamer heeft bij de Voorjaarsnota 2021 middelen voor reservecapaciteit bij het COA ter beschikking gesteld. Deze middelen dragen eraan bij dat het COA een aantal locaties kan aanhouden in rustige tijden om die te kunnen inzetten op momenten dat dat nodig is. Sinds het voorjaar 2021 is de bezetting bij het COA aanzienlijk toegenomen, waardoor alle capaciteit ingezet is en vorming van reservecapaciteit nog niet is gerealiseerd. Wanneer de vraag naar opvangcapaciteit afneemt kan met deze financiële middelen een buffer worden gevormd.
Hoe staat het met de voortgang om van de opvanglocatie in Gilze een Gemeenschappelijke Vreemdelingenlocatie (GVL) te maken? Hoe staat het met de voortgang om een vierde GVL te realiseren?
Het vinden van opvanglocaties die ook als Gemeenschappelijke Vreemdelingenlocatie (GVL) kunnen dienen, is een zorgvuldig proces dat tijd en bovenal bestuurlijk draagvlak vraagt. Door de migratieketen wordt, onder coördinatie van het COA, gezocht naar additionele GVL’s. Dit gebeurt naast de (door)ontwikkeling van het GVL-concept op bestaande locaties.
Voor de locatie Gilze geldt dat het besluitvormingstraject rondom de GVL-vorming onverminderd doorgaat. De huidige renovatie van de locatie wordt uitgebreid om gezamenlijke en langjarige huisvesting van de ketenpartners mogelijk te maken.
Hoeveel satellietlocaties zijn sinds 2020 gerealiseerd om te dienen als «ventiel» voor de GVLs? Is dit aantal conform het geplande aantal? Zo nee, wat is nodig om dit te realiseren?
De provinciale planvorming, onder coördinatie van de PRT’s, is op dit moment nog niet afgerond. De planvorming, die ziet op de middellange termijn (1 januari 2023), wordt doorgezet, maar het tempo wordt beïnvloed doordat gemeenten voor meerdere complexe opgaven staan dan de opvang van asielzoekers alleen. Daarnaast wordt deze planvorming sinds de zomer van 2021 beïnvloed door de acute zoektocht naar opvangplekken en het versneld huisvesten van vergunninghouders in gemeenten hetgeen momenteel alle aandacht vraagt. Als gevolg hiervan zijn nog niet alle plannen opgeleverd. Provincies werken nog aan de plannen, waardoor het nog niet mogelijk is om een beeld te geven van de locaties die een satellietfunctie zullen krijgen.
Met hoeveel gemeenten is, al dan niet via provinciale regietafels, gesproken over de realisatie van flexibele asielopvang? Welke zaken maken de realisatie ingewikkeld? Wat kan hieraan worden gedaan?
Zie antwoord vraag 2.
Hebben alle provinciale regietafels inmiddels een plan van aanpak opgesteld voor de realisatie van de Uitvoeringsagenda? Zo nee, waarom niet? Kunt u een stand van zaken geven over de voortgang van deze plannen van aanpak?
Zie antwoord vraag 4.
Is het kennisloket Flexibele Opvangvormen inmiddels opgezet? Wat zijn de eerste ervaringen hiermee? Wordt hier door provincies/gemeenten veel gebruik van gemaakt?
In het afgelopen anderhalf jaar is aan de PRT’s regelmatig gesproken over flexibele opvang. Kennis, informatie en ervaringen over deze opvangvorm zijn aan de tafels gedeeld. Tevens is een leidraad over flexibele opvangvormen opgesteld. Vragen over flexibele opvangvormen kunnen worden voorgelegd aan de VNG, Aedes, of (de informatielijn van) het COA. Ook vinden er een-op-een gesprekken met gemeenten plaats om toelichting te geven over flexibele opvangvormen. Tot slot, hebben diverse webinars plaatsgevonden waarin het gebruik van flexibele opvangvormen is besproken en toegelicht.
Is de afgelopen maanden, onder invloed van de druk op de asielopvang, sprake geweest van het opschalen van flexibele opvang op een of meer locaties? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is volgens u de oorzaak van het feit dat ondanks dat sinds 2017 wordt gewerkt aan de uitvoering van het Programma Flexibele asielketen, dat juist gericht was op een keten die beter bestand is tegen fluctuaties in de instroom, er nu toch zoveel problemen zijn met het vinden van opvangplekken? Kunt u daarop reflecteren? Welke conclusies trekt u naar aanleiding hiervan over de werking van de uitvoering van de maatregelen uit het Programma? Wat gaat u doen om dit te verbeteren/op te lossen?
Van begin 2018 tot augustus 2020 is binnen het programma Flexibilisering Asielketen gewerkt aan het flexibiliseren van de asielketen, waarna de thema’s voor verdere uitwerking en implementatie zijn overgedragen aan ketenpartners.
Het is goed te benadrukken dat het programma zich naast het flexibiliseren van de opvang ook op andere onderdelen van de asielketen heeft gericht. Zo zijn er ook in de asielprocedure maatregelen ontwikkeld en geïmplementeerd die beogen bij te dragen aan een flexibeler systeem. Voorbeelden hiervan zijn de herinrichting van het proces rondom de herhaalde asielaanvragen, het achterwege laten van een gehoor bij een herhaalde asielaanvraag zonder kans van slagen, het samenvoegen van het aanmeldgehoor met het eerste gehoor, en de flexibele AA. Het programma heeft ook nieuwe concepten opgeleverd zoals het herontwerp van het vernieuwde identificatie- en registratieproces (I&R-proces), een simulatiemodel en een terugkeerspoor. Een deel hiervan dient nog nader te worden uitgewerkt. Dit vindt momenteel plaats en dat betekent dat de gewenste transitie naar een meer flexibele asielketen op onderdelen nog in uitvoering is.
Daarnaast is het van belang op te merken dat in 2015/2016 sprake was van een opvangcrisis enkel door de hoge instroom van asielzoekers. In de huidige problematiek speelt echter ook de krapte op de woningmarkt en de daardoor stagnerende uitstroom van vergunninghouders een rol: momenteel verblijven er ongeveer 36.000 personen in de opvanglocaties van het COA. Hieronder bevinden zich ongeveer 12.000 vergunninghouders, waarvan ongeveer 5.400 personen al langer dan de afgesproken 14 weken wachten op huisvesting in gemeenten.
Ervaringen die zijn opgedaan tijdens de hoge asielinstroom van 2015/2016 hebben geleid tot samenwerkingsstructuren die destijds zijn opgezet en vanuit het programma Flexibilisering Asielketen een meer structurele rol hebben gekregen en ook nu van grote meerwaarde blijken. Het gaat dan bijvoorbeeld om de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie en de PRT’s. Hierdoor weten bestuurders vanuit het Rijk, provincie en gemeenten elkaar te vinden en kan snel worden geschakeld zoals in de afgelopen maanden veelvuldig is gedaan.
Daarnaast is eens te meer gebleken dat opvang van asielzoekers en huisvesting van vergunninghouders communicerende vaten zijn, zoals eerder aan uw Kamer bericht.2 Het is mijn streven de huidige intensieve samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op deze gecombineerde opgave ook in het nieuwe jaar voort te zetten.
In hoeverre spreekt het Rijk ook met gemeenten over flexibele woonoplossingen om de uitstroom te bevorderen, zoals extra subsidies voor begeleiding in gemengd-wonen-projecten en aangepaste regelgeving of garantstellingen om tijdelijke woonvormen te kunnen realiseren? Welke ondersteuning van het Rijk krijgen gemeenten hierbij? Welke mogelijkheden tot verbetering ziet u hier?
De meest effectieve manier om de huidige acute druk op de COA-opvang te verlichten is en blijft het inzetten op de uitstroom van vergunninghouders naar huisvesting in gemeenten. Dit is voor hen bovendien de start van een waardevolle bijdrage aan de Nederlandse samenleving. Als vergunninghouders te lang in de opvang verblijven, belemmert dat immers hun integratie en participatie en zijn zij niet optimaal beschikbaar voor de (lokale) arbeidsmarkt.
Op 19 november jl. is een brief verstuurd aan de commissarissen van de Koning, gedeputeerden, burgemeesters en wethouders waarin is ingegaan op de gezamenlijke opgave opvang en huisvesting. In deze brief hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik uiteengezet hoeveel opvangplekken er nodig zijn om iedereen met een recht op opvang de aankomende periode op te kunnen vangen. Tevens is in de brief ingegaan op de taakstelling en het inlopen van de ontstane achterstanden in het huisvesten van vergunninghouders. In de tweede helft van 2021 moesten daarmee naast de 11.000 vergunninghouders uit de reguliere taakstelling, nog eens 1.500 personen gehuisvest worden. Uw Kamer heeft deze brief in afschrift ontvangen.3
Het kabinet heeft een aantal ondersteuningsmaatregelen ontwikkeld om de mogelijkheden te verbreden.4 Het gaat dan onder meer om een hotel- en accommodatieregeling om met spoed 2.500 vergunninghouders tijdelijk, voor een periode van maximaal zes maanden, onderdak te bieden in de gemeente waarin zij permanent gehuisvest gaan worden. Daarnaast biedt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties diverse regelingen waarvan gebruik kan worden gemaakt bij de realisatie van flexibele woonoplossingen voor tijdelijke bewoning («tussenvoorzieningen»). De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 7 december bekend gemaakt dat zo bijna 1.400 woningen zullen worden gerealiseerd, waaronder 800 voor vergunninghouders.5 Ook kunnen de «RVV Tijdelijke woningen» en de «Financieringsfaciliteit Binnenstedelijke Transformatie» worden ingeroepen. Tot slot zijn er mogelijkheden gebruik te maken van de expertise van diverse partijen met betrekking tot tijdelijke huisvesting, waaronder de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), de Versnellingskamer Flexwonen, en het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Laatstgenoemde zet bijvoorbeeld in samenwerking met gemeenten en provincies in op de ontwikkeling of transformatie van (eigen) grond of vastgoed voor al dan niet tijdelijke bewoning.
Bent u bereid in een brief aan de Kamer uiteen te zetten hoe sinds het beëindigen van de bestaande programmastructuur van het programma Flexibele asielketen en de overdracht van de uitvoering van de maatregelen aan de organisaties in de asielketen de uitvoering van alle maatregelen verloopt? Kunt u daarbij in ieder geval aangeven wat goed verloopt, wat nog nadere aandacht vraagt en welke oplossingen daarvoor beschikbaar zijn?
In mijn brief van 17 december 2020 heb ik de stand van zaken gegeven ten aanzien van de voortgang van de betreffende programmaonderdelen na beëindiging van het programma Flexibilisering Asielketen6. De betreffende onderdelen zijn reeds overgegaan naar de betrokken ketenpartners. Hieronder volgt een weergave van de huidige stand van zaken.
De onderdelen van het vernieuwde I&R-proces worden momenteel gefaseerd uitgevoerd. De regietafels in zowel Ter Apel als Budel zijn al geruime tijd operationeel. De ervaring die is opgedaan wordt benut om het proces verder te verbeteren. Ten behoeve van het nieuwe aanmeldproces in Ter Apel wordt momenteel nieuwe semipermanente huisvesting gerealiseerd ten behoeve van de uitvoer van het I&R-proces door de politie. Wanneer deze huisvesting gereed is, wordt gestart met beide andere onderdelen van het vernieuwde I&R-proces, het Voorportaal en de Frontoffice. De implementatie van het Voorportaal en de Frontoffice zijn voorzien in de eerste helft van 2022. Voor wat betreft de voortgang van de doelgroepgerichte benadering verwijs ik graag naar de beantwoording van vraag 1.
De AA is flexibeler vormgegeven zodat de asielzoeker zo snel mogelijk duidelijkheid krijgt over de uitkomst van de asielaanvraag, de opvangcapaciteit niet langer dan nodig wordt benut en efficiënt wordt omgegaan met de tijd en de capaciteit van medewerkers. Middels een wijziging van het Vreemdelingenbesluit zijn het aanmeldgehoor en het eerste gehoor samengevoegd waardoor de AA is verkort van acht naar zes dagen. Ook wordt tijdens de aanmeldfase een korte uitvraag gedaan naar de asielmotieven van de asielzoeker waardoor de IND gedurende de aanmeldfase een globaal beeld kan verkrijgen van de reden van de asielaanvraag. Dit maakt het mogelijk om al in een vroeg stadium de inschatting te maken of sprake is van een asielmotief dat extra aandacht en tijd nodig heeft. Het is mogelijk gemaakt om de AA met enkele dagen te verlengen, waardoor zaken die iets meer tijd behoeven in de AA afgedaan kunnen worden en niet in de VA terecht komen. Doorverwijzing naar de VA vindt dan vooral plaats bij zaken waarvoor nader onderzoek nodig is. Medio 2022 zal een evaluatie van de gewijzigde procedure worden uitgevoerd die ik met uw Kamer zal delen. De evaluatie zal ingaan op het behalen van de doelen en het voldoen aan de benodigde procedurele waarborgen.
Het wetsvoorstel om de vergunningsduur terug te brengen van vijf naar drie jaar is op 28 december 2020 ingediend bij uw Kamer. Vanwege de demissionaire status van het kabinet is dit wetsvoorstel controversieel verklaard.
De pilot terugkeerspoor is enige tijd onderbroken geweest in verband met de coronapandemie, maar is vervolgens weer herstart. De pilot wordt op dit moment geëvalueerd. Op basis van de evaluatie zal bezien worden in hoeverre de pilotwerkwijze duurzaam geïmplementeerd kan worden en of bredere uitrol in de keten aangewezen is.
In mijn brief van 17 december 2020 heb ik aangegeven dat een eerste versie van het simulatiemodel in gebruik was genomen waarmee de ketenpartners samen met het departement de eerste ervaringen konden opdoen. In deze pilotfase is het model doorontwikkeld, grotendeels gevalideerd, geëvalueerd en bijgesteld. Inmiddels is de pilotfase met goede resultaten afgerond en zal het simulatiemodel in beheer worden genomen. Met dit model kunnen de ketenbrede effecten van bijvoorbeeld fluctuaties in de instroom of voorgenomen beleidskeuzes in kaart worden gebracht.
Voor de overige maatregelen verwijs ik terug naar de beantwoording van bovenstaande vragen.
Bent u bereid deze vragen en de brief genoemd onder vraag 11 uiterlijk één week voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid aan de Kamer te zenden?
Door een samenloop van verschillende prangende omstandigheden en de inzet die daarop gepleegd wordt, is het tot mijn spijt niet gelukt om uw vragen tijdig te beantwoorden.
Kunt u een brief aan de Tweede Kamer sturen over hoe deze motie wordt uitgevoerd?1
De gevraagde brief is op 12 november jl. aan uw Kamer verzonden.2 Daarin is de volgende passage opgenomen over de uitvoering van de motie:
Ik hoop u, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voldoende te hebben geïnformeerd.
Het bericht dat Ter Apel overvol is |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat vindt u van de drukte in Ter Apel waar mensen in tenten op stoelen moeten slapen en vechtpartijen zijn uitgebroken vanwege de toename van het aantal asielzoekers?1
Het tekort aan opvangplekken is vooral zichtbaar aan het begin van het asielproces in Ter Apel. Nieuw binnenkomende asielzoekers kunnen niet meer worden opvangen op andere locaties, waardoor zij de nacht moeten doorbrengen in paviljoens buiten het azc. Dit heeft gevolgen voor de kwaliteit en veiligheid van de opvang en zorgt voor inhumane en onveilige situaties. Ik besef dat het een zeer onwenselijke situatie is, zowel voor nieuw binnenkomende asielzoekers, het betrokken personeel en inwoners van de gemeente Westerwolde. Dat betreur ik zeer. Met de betrokken partijen doe ik er alles aan om deze situatie in de toekomst te voorkomen.
Wat is uw reactie op de noodpreek uit de gemeente Westerwolde?
Op 20 oktober jl. heeft de voorzitter van de veiligheidsregio Groningen een bijstandsverzoek gedaan op grond van artikel 51 Wet veiligheidsregio’s. In reactie hierop heeft het kabinet de commissarissen van de Koning op 22 oktober jl. verzocht om op korte termijn per provincie 100 extra opvangplekken te realiseren en te exploiteren om Ter Apel te ontlasten. Dit verzoek heeft geresulteerd in bijna 700 extra opvangplekken. Vanuit het kabinet is veel waardering voor de provincies die aan deze oproep gehoor hebben gegeven. Dit heeft de druk op Ter Apel al aanzienlijk verminderd. Daarnaast zijn er de afgelopen periode veel nieuwe noodlocaties geopend. De verwachting is dat hierdoor de druk op aanmeldcentrum Ter Apel ook de komende periode zal afnemen.
Op 26 oktober jl. is met de commissarissen van de Koning in hun rol als Rijksheer geconcludeerd dat, ondanks dat de problematiek niet volledig is opgelost, de reguliere governance van Landelijke en Provinciale Regietafels weer aan zet is om deze opgave aan te pakken. Dit is tijdens de Landelijke Regietafel van 3 november jl. bevestigd. Daarmee is het bijstandsverzoek van 20 oktober jl. afgehandeld. Wel blijft de situatie ten aanzien van de asielopvang in het algemeen, en Ter Apel in het bijzonder, grote aandacht van het kabinet behouden, omdat de opvangcapaciteit onder druk blijft staan. Door veel partijen wordt hard gewerkt om de opvangproblematiek het hoofd te bieden en de situatie ten aanzien van aanmeldcentrum Ter Apel structureel te verbeteren.
Wat gaat u op korte termijn doen om de tekorten aan slaapplekken en de bijbehorende onrust weg te nemen?
Het COA heeft sinds eind augustus jl. ruim 6.500 extra opvangplekken in gebruik genomen. Dit zijn met name tijdelijke opvangplekken die voor vier weken tot zes maanden inzetbaar zijn.
Daarnaast worden door de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie en Veiligheid, het COA en het Rijksvastgoedbedrijf verschillen maatregelen genomen om de achterstand op het realiseren van de taakstelling uitplaatsing vergunninghouders in te lopen. Op dit moment is ongeveer een derde van de bewoners van de COA-opvang vergunninghouder. In totaal zijn dat bijna 12.000 vergunninghouders, waarvan meer dan de helft langer dan veertien weken wacht op huisvesting in een gemeente.
Waarom zag u deze piek niet aankomen en heeft u niet de tijd genomen om het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) hierop voor te bereiden?2
Het COA heeft onder andere extra opvangcapaciteit nodig door de stijgende asielinstroom en het toenemende aantal nareizigers dat in het kader van gezinshereniging naar Nederland komt met het afnemen van de reisbeperkingen als gevolg van COVID-19. Ook zijn door de komst van Afghaanse evacués in korte tijd meer opvangplekken nodig. Daarnaast verblijven er nu bijna 12.000 vergunninghouders in de COA-opvang, waarvan ruim de helft langer dan de afgesproken 14 weken na vergunningverlening. Dit komt voor een belangrijk deel door de landelijke krapte op de woningmarkt. Dat deze factoren zich tegelijk in deze mate zouden voortdoen, was niet voorzien. In de eerste helft van 2021 nam de bezetting bij het COA zelfs af.
Het COA heeft de afgelopen jaren veelvuldig geprobeerd om met het aantal beschikbare opvangplekken aan te laten sluiten bij de capaciteitsprognose. Met dat doel zijn de leden van de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (LRT) in november 2019 al gevraagd om extra opvanglocaties en het verlengen van aflopende locaties. Dit laatste is goed gelukt, het eerste niet.
De afgelopen maanden zijn deze gesprekken geïntensiveerd en hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ikzelf provincies en gemeenten met klem gevraagd om op zeer korte termijn locaties aan te dragen voor (tijdelijke) asielopvang of (tijdelijke) huisvesting van vergunninghouders. Naar aanleiding van deze oproep zijn een groot aantal, veelal tijdelijke, (nood)opvanglocaties al geopend.
Hebben het COA en de gemeente wel voldoende middelen om de overlast aan te kunnen pakken?
Onder de groep asielzoekers bevindt zich een kleine groep die binnen en buiten de opvanglocaties overlast veroorzaakt of zich schuldig maakt aan criminaliteit. Het draagvlak voor de opvang van mensen die vluchten voor oorlog, geweld of vervolging wordt hiermee ondermijnd. Ik zet mij er enorm voor in om de overlast daar waar mogelijk te voorkomen en stevig te pakken. Hiertoe is een breed palet aan maatregelen beschikbaar, die gebundeld zijn in de zogenoemde toolbox3. Zo kan het COA haar bewoners op basis van de aard en omvang van de overlast tijdelijk overplaatsen naar een sobere time-outplek of de Handhaving- en Toezichtlocatie in Hoogeveen. In geval van crimineel gedrag wordt aangifte gedaan en kunnen strafrechtelijke maatregelen worden getroffen. Voor de aanpak van overlast buiten de opvanglocatie werk ik samen met de gemeente en de andere partners uit de driehoek.
Ik heb de gemeente Westerwolde dit jaar een specifieke uitkering van 150.000 euro toegekend om overlast buiten de opvanglocatie aan te pakken. Ondanks deze maatregelen zullen incidenten nooit geheel voorkomen kunnen worden. Ik blijf samen met de ketenmariniers en alle betrokken partijen continu kijken welke extra maatregelen ingezet kunnen worden om overlast en criminaliteit van asielzoekers aan te pakken.
Het nieuwsartikel ‘Raad van Europa: Nederlandse rechter normaliseert discriminatie door marechaussee’ |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kunt u aangeven of u bekend bent met de onderstaande artikelen?
Ja, ik ben bekend met de betreffende artikelen.
Klopt het dat u een brief heeft ontvangen van de Raad van Europa waarin de Raad van Europa aangeeft ernstig bezorgd te zijn over etnisch profileren door de Marechaussee? Kunt u een toelichting geven?
Het klopt dat Momodou Malcolm Jallow, de General Rapporteur on Combatting Racism and Intolerance van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, op 5 oktober jl. een brief heeft gestuurd aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De rapporteur vraagt aandacht van het kabinet inzake de uitspraak van de rechtbank van 22 september 2021 over de wijze waarop de Koninklijke Marechaussee (KMar) Mobiel Toezicht Veiligheid-controles uitvoert. Op 8 november 2021 heeft de Minister van BZK uw Kamer geïnformeerd over het juridische toetsingskader dat het College voor de rechten van de mens opstelt ten aanzien van het gebruik van etniciteit in risicoprofielen. Zij zal u na het verschijnen daarvan begin december informeren over dit kader en dit vergezellen van een standpunt van het kabinet met betrekking tot etnisch profileren. Hierin worden ook de gedane toezegging van de Minister van JenV uit het 30-ledendebat over etnisch profileren van 9 september 20214, de brief van de rapporteur van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa inzake de bestrijding van racisme en intolerantie en nog openstaande moties5 op dit onderwerp meegenomen.
Kunt u aangeven op welke wijze bij de Koninklijke Marechaussee aandacht wordt besteed aan het voorkomen van (on)bewuste vooroordelen en etnisch profileren? Kunt u een toelichting geven?
De Koninklijke Marechaussee is een integere organisatie die op een professionele wijze selecteert, controleert, bejegent en reflecteert. Het is daarom belangrijk dat controles op zorgvuldige wijze worden uitgevoerd waarbij voorop staat dat de controle altijd uitgelegd kan worden aan de gecontroleerde persoon. De KMar zet in op het borgen en ontwikkelen van een professionele wijze van controleren en heeft hiervoor een handelingskader opgesteld dat in begin september van dit jaar nog is geactualiseerd.
Dit handelingskader heeft tot doel om elke controle te voorzien van een informatieopdracht die uitlegbaar is. Daarnaast wordt ingezet op bewustwording in de operatie, met name op het gebied van bejegening en predictive profiling (herkenning normafwijkend gedrag). Conform de in het handelingskader beschreven systematiek wordt etniciteit niet afzonderlijk gebruikt als enkele indicator bij de uitvoering van MTV-controles.
Kunt u aangeven of er bij de opleidingen en trainingen bij de Koninklijke Marechaussee aandacht wordt besteed aan het voorkomen van etnisch profileren, en aan de juiste wijze van professioneel controleren, bij het selecteren van reizigers voor extra controle? Kunt u een toelichting geven?
Non-discriminatoir handelen is het uitgangspunt bij alle uitvoeringshandelingen van de KMar. In opleidingen, trainingen en dagelijkse briefings wordt hieraan aandacht besteed. Daarnaast zijn informatie en e-learning modules beschikbaar via de (mobiele) digitale werkplek en worden marechaussees getraind om elkaar aan te spreken op onjuist gedrag. Het voorkomen van etnisch profileren is van belang voor het legitiem optreden van de KMar en het maatschappelijk vertrouwen in het effectief optreden van de KMar. De KMar beschikt tevens over een toegankelijke en transparante klachtenprocedure waarin de onafhankelijke beoordeling van een klacht is geborgd.
Kunt u zich voorstellen dat het feit dat de Marechaussee etnische kenmerken en huidskleur mag meewegen bij het selecteren van reizigers voor extra controle, als discriminatoir ervaren wordt door mensen van kleur? Kunt u een toelichting geven?
Het is zeer begrijpelijk dat reizigers het zeer onaangenaam vinden als zij uit de groep reizigers geselecteerd worden voor een controle en daarbij vermoeden dat hun huidskleur doorslaggevend is geweest. Het is daarom belangrijk dat controles zorgvuldig worden uitgevoerd waarbij altijd kan worden uitgelegd waarom een controle heeft plaatsgevonden. Desondanks kan het voorkomen dat een persoon zich onheus bejegend voelt door de KMar. Dan kan een klacht worden ingediend. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk. Een klacht wordt binnen de KMar conform de Klachtenregeling Politietaken Koninklijke Marechaussee afgehandeld. Indien een persoon uiteindelijk ontevreden blijft over de afhandeling van de klacht, kan er contact opgenomen worden met de Nationale ombudsman.
Bent u bereid om de brief van de Raad van Europa te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Ja, de brief van de rapporteur doe ik u als bijlage bij deze beantwoording toekomen.
Bent u tevens bereid om op korte termijn een inhoudelijke reactie te sturen aan de Raad van Europa en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Er zal een reactie worden opgesteld naar aanleiding van de brief van de rapporteur. Ik zal uw Kamer een afschrift doen toekomen van deze reactie.
Kunt u reageren op het feit dat Momodou Malcolm Jallow, rapporteur van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa, in zijn brief aan u niet alleen schrijft dat de recente uitspraak aantoont dat etnisch profileren nog steeds gebeurt in Nederland, maar ook dat deze laat zien dat het rechtssysteem het ondersteunt en rechtvaardigt? Kunt u een toelichting geven?
In het kabinetsstandpunt over het gebruik van etniciteit in risicoprofielen zal op de brief van de heer Momodou Malcolm Jallow nader worden ingegaan. Daarbij moet wel worden aangetekend dat de rechtszaak die aanleiding gaf tot de kritiek van de rapporteur van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa expliciet ziet op het Mobiel Toezicht Veiligheidscontroles (MTV). Een ruimere reikwijdte heeft het vonnis van de rechtbank niet. Uit de uitspraak van de rechtbank blijkt dat er in het kader van het MTV geen sprake is van etnisch profileren. Tegen deze uitspraak is hoger beroep aangekondigd.
Bent u het met mij en de rapporteur van de Raad van Europa eens dat de recente uitspraak problematisch is, aangezien een duidelijke uiting van discriminatie op grond van etniciteit en/of huidskleur genormaliseerd wordt? Zo nee, waarom niet? Kunt u een toelichting geven?
Allereerst hecht ik eraan te benadrukken dat het kabinet pal achter het discriminatieverbod staat en actief uitdraagt dat alle mensen in alle gevallen gelijk worden behandeld. Een verschil in behandeling levert discriminatie op als daarvoor geen objectieve en redelijke rechtvaardiging aanwezig is. Die rechtvaardiging is er niet wanneer met het onderscheid geen legitiem doel is gediend, dan wel indien het een niet met dat doel evenredig middel is.
Zoals in de beantwoording van de voorgaande vraag is aangegeven, heeft de rechtbank aangegeven dat het vonnis expliciet ziet op het MTV. Het vonnis is dan ook alleen daartoe beperkt.
Het doel van het MTV is de bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding waarbij personen staande kunnen worden gehouden ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Hierbij is onderscheid naar nationaliteit (en verblijfsrecht) inherent aan het doel van het MTV. De rechtbank heeft geoordeeld dat etniciteit onder omstandigheden een rol mag spelen in profielen en selectiebeslissingen bij het uitvoeren van het MTV. Dat onder omstandigheden naast andere indicatoren, ook etniciteit een rol mag spelen in selectiebeslissingen, betekent volgens de rechtbank niet dat er sprake is van ongeoorloofd «onderscheid naar etniciteit» ofwel van discriminatie.
Kunt u aangeven wat uw zienswijze is op het feit dat dit de eerste keer sinds zijn aantreden twee jaar geleden is, dat rapporteur Malcolm Jallow zich direct wendt tot een regering van een lidstaat? Kunt u een toelichting geven?
Etnisch profileren heeft een grote impact op het leven van mensen. Het is een onderwerp dat terecht de aandacht heeft van velen, waaronder de Raad van Europa. Het kabinet acht het van belang helderheid te bieden over de juridische kaders die van toepassing zijn en in Nederland worden toegepast ten aanzien van het gebruik van etniciteit en nationaliteit in risicomodellen. Dit zal na het verschijnen van het toetsingskader van het College voor de rechten van de mens gebeuren, zoals toegezegd in de brief van de Minister van BZK van 8 november 2021.
Kunt aangeven hoe volgens u een Nederlander anno 2021 eruitziet? Bent u het ermee eens dat Nederland inmiddels een superdiverse maatschappij is? Kunt u een toelichting geven?
Ja. Daar ben ik het mee eens. Volgens de bevolkingsteller van het CBS telt Nederland 17.582150 inwoners. Op 1 oktober 2021 had 25,1 procent van de bevolking een migratieachtergrond.6
Bent u het eens met rapporteur Malcolm Jallow dat de Nederlandse regering verplicht is personen te beschermen tegen discriminatie? Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
Ja. Internationale mensenrechtenverdragen, Europese wet- en regelgeving en nationale wet- en regelgeving, waaronder artikel 1 van de Grondwet, bepalen dat discriminatie verboden is. Deze normen verplichten het kabinet tot bescherming daarvan.
Bent u het met de Raad van Europa eens dat etnisch profileren in al z’n vormen moet worden bestreden? Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
Ja.
Bent u het ermee eens dat huidskleur en etnische kenmerken niet thuis horen in risicoprofielen die de Marechaussee gebruikt? Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
Zie antwoord 8. Daarnaast zal de Minister van BZK voor het einde van het jaar in reactie op het toetsingskader van het College voor de rechten van de mens ingaan op de (on)rechtmatigheid van het gebruik van etniciteit (waaronder huidskleur) en nationaliteit in risicoprofielen.
Bent u bereid om een verbod in te stellen op het opstellen van, en het gebruik van huidskleur en etnische kenmerken in, risicoprofielen? Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
In het kabinetsstandpunt dat de Minister van BZK heeft aangekondigd en waarnaar verwezen wordt in het antwoord op vraag 2 en 14, zal worden ingegaan op de juridische kaders voor het gebruik van etniciteit (waaronder huidskleur) en nationaliteit.
Begrijpt u dat rapporteur Malcolm Jallow zijn pijlen naar eigen zeggen niet richt op de Nederlandse rechtsgang, maar op de regering? Bent u het met de rapporteur eens dat etnisch profileren bestaat in Europa, en Nederland geen uitzondering is? Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
De regering is gehouden aan de naleving van internationale mensenrechtenverdragen en Europese wet- en regelgeving, zoals het EVRM. Gelet hierop is het passend dat de rapporteur Malcolm Jallow zich richt tot het kabinet. Op de inhoudelijke kritiek van de heer Jallow zal ingegaan worden in het kabinetsstandpunt over het gebruik van etniciteit en nationaliteit in risicoprofielen, voor zover mogelijk vanwege de lopende rechtsgang, zoals genoemd onder vraag 2.
Bent u het eens met rapporteur Malcolm Jallow dat elk land de taak heeft ervoor te zorgen dat iedereen zich vrijelijk kan bewegen? Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
Een staat moet inderdaad het recht eerbiedigen van een ieder, die wettig op het grondgebied van die staat verblijft, zich vrijelijk te verplaatsen en vrijelijk verblijfplaats te kiezen. Daaraan kunnen onder voorwaarden beperkingen worden gesteld. Voorwaarde is onder meer dat beperkingen worden gerechtvaardigd door het algemeen belang in een democratische samenleving en dat beperkingen evenredig zijn. Personen die de nationaliteit hebben van een lidstaat (Unieburgers) hebben daarnaast het recht om zich vrijelijk te verplaatsen op het grondgebied van alle lidstaten en daar te verblijven. Nadere regulering van dit recht is met name opgenomen in Richtlijn 2004/38/EG.
Kunt u zich voorstellen wat het met een individu doet, als hij op basis van zijn kleur of etniciteit uit een rij wordt gepikt en onderworpen wordt aan een extra controle? Begrijpt u dat dit vernederend kan zijn? Begrijpt u dat het voor een Nederlandse staatsburger extra pijnlijk is als hij vanwege zijn huidskleur, dan wel etniciteit, ten onrechte wordt aangezien voor een «Nigeriaanse geldsmokkelaar»?4 Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
Het is zeer begrijpelijk dat reizigers het zeer onaangenaam vinden als zij uit de groep reizigers geselecteerd worden voor een controle en daarbij vermoeden dat hun huidskleur of etniciteit daarbij doorslaggevend is geweest.
Bent u, gelet op de kritiek van de Raad van Europa, Sinan Cankaya (assistent professor aan de VU) en Ashley Terlouw (hoogleraar rechtssociologie van de Radboud Universiteit) bereid om «predictive profiling» door de Marechaussee opnieuw tegen het licht te houden? Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
Predictive profiling is onderdeel van de basisopleiding van de KMar, waarmee medewerkers worden opgeleid om afwijkend gedrag te detecteren binnen de verschillende taken en werkprocessen. De methode wordt onder andere geoefend door middel van rollenspellen. Hierbij wordt voortdurend aandacht besteed dat non-discriminatoir handelen altijd het uitgangspunt is.
Kunt u uw zienswijze geven op het feit dat Sinan Cankaya, assistent professor aan de VU en voormalig onderzoeker van etnisch profileren bij de politie Amsterdam, stelt dat de rechter ten onrechte Nederlanderschap aan witheid koppelt? Kunt u een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
Discriminatie op grond van huidskleur valt onder discriminatie op grond van ras en is verboden en ontoelaatbaar. De toelaatbaarheid van het gebruik van etniciteit en nationaliteit bij risicoprofielen zal, in reactie op het juridische toetsingskader van het College voor de rechten van de mens, worden meegenomen in het eerder genoemde kabinetsstandpunt waarnaar verwezen wordt in het antwoord op vraag 2.l
Kunt u uw zienswijze en reactie geven op de volgende uitspraak van Sinan Cankaya: Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
Zie antwoord op vraag 8 en 9.
Begrijpt u dat Sinan Cankaya stelt dat de uitspraak van de rechter de facto een vrijbrief geeft aan nog troebelere vormen van etnisch profileren? Bent u het ermee eens dat we dit dienen te voorkomen? Kunt een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 8 en 9.
Bent u het met mij en hoogleraar rechtssociologie Ashley Terlouw van de Radboud Universiteit eens dat Europese rechters niet snel van mening zijn dat er voor rassendiscriminatie een objectieve rechtvaardiging bestaat?
Ja. Hierop zal ik nader ingaan in het kabinetsstandpunt over het gebruik van etniciteit en nationaliteit bij risicoprofielen, in reactie op het juridische toetsingskader van het College voor de rechten van de mens.
Bent u het met mij en hoogleraar rechtssociologie Ashley Terlouw van de Radboud Universiteit eens dat het niet rechtvaardig is om structureel donkere mensen uit de rij te halen, mede gelet op het feit dat er heel veel EU-burgers zijn met een donkere huid? Kunt een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
In de MTV-controles worden niet structureel personen met een donkere huidskleur uit de rij gehaald. Zoals in vraag 9 is aangegeven levert een verschil in behandeling alleen discriminatie op als daarvoor geen objectieve en redelijke rechtvaardiging aanwezig is. Die rechtvaardiging is er niet wanneer met het onderscheid geen legitiem doel is gediend, dan wel indien het een niet met dat doel evenredig middel is. De rechter toetst dit in individuele gevallen, zoals momenteel het MTV wordt getoetst.
Zoals in de beantwoording van de voorgaande vraag 8 en 9 is aangegeven is het doel van het MTV de bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding waarbij personen staande kunnen worden gehouden ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Dit doel kan alleen worden bereikt op een wijze die geen discriminatoir effect heeft. Daar is nadrukkelijk aandacht voor.
Bent u het met hoogleraar rechtssociologie Ashley Terlouw van de Radboud Universiteit eens dat de werkwijze van de Marechaussee stigmatiserend werkt op mensen met een donkere huidskleur? Kunt een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Begrijpt u de zorgen van hoogleraar rechtssociologie Ashley Terlouw van de Radboud Universiteit over de effectiviteit van de huidige werkwijze en begrijpt u de zorg dat mensen met een niet-donkere huidskleur die over onjuiste papieren beschikken, er nu mogelijk makkelijker doorheen glippen? Kunt een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp het standpunt van hoogleraar Terlouw waarmee ze haar zorgen naar voren brengt. Het voorkomen van discriminatie waaronder etnisch profileren is prioriteit van het kabinet. Zoals aangegeven verschijnt hierover voor het einde van het jaar een kabinetsstandpunt. Het is van groot belang dat de rechtmatigheid van gemaakt onderscheid wordt gewaarborgd terwijl tegelijkertijd het doel en de taken van opsporingsdiensten gerealiseerd kunnen worden. Maar nooit op discriminatoire wijze. MTV heeft als doel illegaal verblijf, migratiecriminaliteit en grensoverschrijdende criminaliteit in een zo vroeg mogelijk stadium tegen te gaan. Bij de selectiebeslissingen in MTV-controles worden verschillende selectie indicatoren gebruikt zoals modus operandi en routes van personen met valse of vervalste documenten.
Kunt u een overzicht aan de Kamer sturen van alle overheidsdiensten die selectie-indicatoren etniciteit dan wel huidskleur hanteren als selectiecriterium? Zo nee, waarom niet?
In het debat van 19 januari 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 45, item 4) over het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire Ondervragings-commissie Kinderopvangtoeslag is bij motie van het lid Marijnissen (SP) c.s. verzocht om «voor 1 maart een voorstel te doen hoe overal binnen overheidsinstellingen vervuilde data, risicomodellen en het gebruik van nationaliteit worden opgeruimd».9 Uitvoering van deze motie vindt plaats met inachtneming van het verzoek van lid Klaver (GroenLinks) c.s. om hierbij niet alleen te kijken naar nationaliteit, maar ook naar etniciteit en geboorteplaats.10 Alle bewindspersonen zijn voor hun beleidsterreinen gestart met het voorbereiden van onderzoeken naar het onrechtmatig of oneigenlijk gebruik van afkomst gerelateerde indicatoren in risicomodellen. Hierbij wordt nadrukkelijk breder gekeken dan alleen naar de drie in de moties genoemde indicatoren. In 2021 heeft de Minister van SZW zijn eindrapportage reeds aan uw Kamer gestuurd (Handelingen II 2020/21, Kamerstuk 26 448, nr. 653). Eind van dit jaar zal de Staatssecretaris van BZK uw Kamer informeren over de plannen van aanpak van de departementen en hun planningen.
Begrijpt u waarom eisende partijen in de rechtszaak aangeven dat het hanteren van etniciteit als selectiecriterium in strijd is met artikel 1 van de Grondwet en het discriminatieverbod? Kunt een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
Op deze juridische vraag zal de Minister van BZK nader ingaan in het kabinetsstandpunt over het gebruik van etniciteit en nationaliteit in risicoprofielen. Daarbij moet aangetekend worden dat in deze vraag wordt verzocht om een oordeel over een zaak die momenteel nog onder de rechter is. In een dergelijk geval is terughoudendheid bij een reactie vanuit het kabinet geboden.
Vindt u dat etniciteit, ondanks andere selectiecriteria, de doorslag mag geven bij het kiezen van iemand voor een controle? Kunt een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
Het is wenselijk om het juridische toetsingskader in z’n geheel te bezien. Dit zal het College voor de rechten van de mens begin december doen. Het kabinet zal hierop reageren.
Bent u het ermee eens dat etniciteit en huidskleur structureel meewegen, in strijd is met het VN-verdrag tegen rassendiscriminatie en alle daaruit voortvloeiende wetgeving en jurisprudentie? Kunt een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
Het College voor de rechten van de mens zal alle relevante internationale mensenrechtenverdragen meenemen in het juridisch toetsingskader over het gebruik van etniciteit en nationaliteit in risicoprofielen.
Bent u bereid om een verbod in te stellen op het gebruik van etniciteit dan wel huidskleur als indicator in risicoprofielen voor alle overheidsinstanties?
De Minister van BZK zal uw Kamer informeren over het juridische toetsingskader en dit doen vergezellen van een standpunt van het kabinet met betrekking tot etnisch profileren. Hierin zal ik ook de gedane toezegging van de Minister van JenV uit het 30-ledendebat over etnisch profileren van 9 september 202111, de brief van de rapporteur van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa inzake de bestrijding van racisme en intolerantie en nog openstaande moties op dit onderwerp meenemen, zoals de motie Belhaj12 die vraagt om een verbod op het gebruik van etniciteit bij de fraudebestrijding.
Bent u het ermee eens dat «wit» en «zwart» geen objectieve in het lichaam gegraveerde gegevens zijn? Hoe zwart moet iemands huidskleur zijn om zwart te zijn? Hoe wit moet iemands huidskleur zijn om wit te zijn?
Ja. Discriminatie op grond van huidskleur valt onder discriminatie op grond van ras en is verboden en ontoelaatbaar.
Kunt u uitsluiten dat burgers door de Marechaussee niet geselecteerd worden op basis van indicatoren, maar op basis van onderbuikgevoelens? Kunt u aangeven of hier toezicht op wordt gehouden en, zo ja, door wie?
Ja. Zie antwoord 5, 6, 8 en 9.
Kunt u toelichten waarom de Marechaussee stelt dat etniciteit geen rol speelt in algemene risicoprofielen?
Zie antwoord 8 en 9.
Begrijpt u dat de profielindicatoren die gebruikt worden vaak ook geracialiseerd zijn en geen neutrale begrippen zijn? Bent u het ermee eens dat de selectiecriteria los van elkaar ogenschijnlijk neutraal lijken, maar opgeteld bedoeld en onbedoeld kunnen verwijzen naar een ras of etniciteit?
De profielen die de KMar op dit moment gebruikt, zijn samengesteld op basis van cijfers, informatie, inlichtingen en indicatoren. Onder indicatoren wordt bijvoorbeeld verstaan de afgelegde reisroute en de samenstelling van het reisgezelschap maar ook etniciteit kan een selectie -indicator zijn. Op basis van de indicatoren wordt onder andere bepaald wie wordt gecontroleerd. De selectiebeslissing voor de MTV-controle is daarmee gebaseerd op objectiveerbare criteria zoals cijfers en trends, modus operandi, ervaringsgegevens en informatie van (inter)nationale partners. Ook wordt gekeken naar afwijkingen van het normaal beeld, risico-indicatoren en specifieke signaleringen van personen. Etniciteit kan hier onderdeel van uitmaken, maar altijd in combinatie met andere objectiveerbare indicatoren of informatie ten behoeve van de selectiebeslissingen zoals hierboven genoemd.
Bent u het ermee eens dat de huidige techniek van werken, met selectiecriteria, niet per se neutraal of kleurenblind is? Zo nee, waarom niet? Kunt u een toelichting geven?
Zie antwoord, 5,6 8 en 9.
Bent u het ermee eens dat het argument dat er nu sprake is van een effectief toezicht op vreemdelingen een onbewezen claim is? Zo nee, waarom niet? Kunt u een toelichting geven?
Het is onduidelijk wat precies met deze vraag wordt bedoeld. In het algemeen geldt dat -discriminatoir handelen verboden en ontoelaatbaar is, ook bij de uitvoering van het toezicht op vreemdelingen.
Bent u ermee eens dat het argument dat er nu sprake is van een effectief toezicht op vreemdelingen niet zwaarder mag wegen dan de principes van non-discriminatie? Zo nee, waarom niet? Kunt u een toelichting geven?
Discriminatoir handelen is altijd verboden en ontoelaatbaar, ook bij de uitvoering van het toezicht op vreemdelingen.
Kunt u aangeven welke lessen u heeft getrokken uit de toeslagenaffaire en het recente rapport van de Raad van Rechtspraak dat ook rechters fouten kunnen maken door te veel te kijken naar de letter van de wet?6
Voor de algemene lessen die het kabinet getrokken heeft uit de toeslagenaffaire verwijs ik naar de diverse aan uw Kamer gezonden brieven en de daarover sindsdien met uw Kamer gevoerde debatten.
Ik ben blij dat ook de verschillende geledingen binnen de bestuursrechtspraak, die toeslagen zaken behandeld hebben – rechtbanken en de afdeling bestuursrechtspraak bij de Raad van State – indringend zelf in de spiegel kijken en de eigen werkwijzen daarbij analyseren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft een programma van reflectie opgezet. Het doel van het programma is te leren van het verleden, daaruit lessen te trekken en aanbevelingen te doen voor de toekomst. Het programma is gestart in februari 2021. Het eindrapport met aanbevelingen van de Raad van State is op 19 november jl. gepubliceerd.
Bestuursrechters in de rechtbanken hebben met het rapport «Recht vinden bij de Rechtbank», al verslag gedaan van hun zelfreflectie. Voor de openheid en eerlijkheid, die uit het rapport spreekt heb ik veel respect en waardering. Ik sluit me aan bij de woorden van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak die in zijn reactie op het rapport, stelde: «Een eerlijke kijk naar het eigen handelen maakt het onrecht niet ongedaan, maar kan het mogelijk wel in de toekomst voorkomen». Met de conclusies uit het rapport gaat in de eerste plaats de rechtspraak zelf aan de slag. De inhoud van het rechterlijk werk is immers de verantwoordelijkheid van de onafhankelijke rechter zelf. Ik ga daar niet over. Daarom is het zo belangrijk dat de Raad voor de rechtspraak de verbeterpunten ondersteunt door in de toekomst meer rechterlijke uitspraken online te publiceren en in gesprek te treden met andere staatsmachten als sprake is van onwenselijke of onrechtvaardige uitwerking van wetgeving of beleid.
Bent u het met de Raad voor de rechtspraak eens dat het belang van rechtsbescherming voor het individu zwaarder moet wegen dan de vaste lijn van jurisprudentie?7
Zie antwoord vraag 39.
Kunt u aangeven of huidskleur dan wel etniciteit een rol spelen in de algoritmische risicoanalyses die de Marachaussee gebruikt bij het toezicht houden op vreemdelingen bij grenscontroles?
Op basis van de Schengengrenscode wordt een ieder die de buitengrens van Nederland passeert onderworpen aan een grenscontrole. Bij deze grenscontrole, niet zijnde een MTV controle wordt gecheckt of een persoon geen gevaar is voor de openbare orde, nationale veiligheid of volksgezondheid.
Bent u bereid iedere vraag separaat te beantwoorden en te voorzien van een toelichting, en in geen enkel geval de beantwoording te bundelen?
De vragen zijn zoveel en waar mogelijk separaat beantwoord.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor de begrotingsdebatten Binnenlandse Zaken en Justitie & Veiligheid?
De uitkomst van de JBZ-Raad |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de «Joint letter on the Adaptation of the EU legal framework to new realities» waarin twaalf lidstaten oproepen EU-fondsen te gebruiken om barrières aan de grenzen op te werpen? Wat is uw visie op de brief en de inhoud van de brief?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de brief. In algemene zin heeft het kabinet grote zorgen over de sterk toegenomen toestroom van irreguliere migranten die via Belarus proberen de EU te bereiken. Het kabinet is het dan ook met de ondertekenaars eens dat de EU als geheel maatregelen dient te treffen in het geval er sprake is van het instrumentaliseren van migratie, zoals nu gedaan wordt door Belarus. Daar heb ik ook afgelopen zomer, samen met onder andere mijn Griekse en Litouwse collega’s in een eerste brief aan Commissaris Johansson en vice-President Schinas toe opgeroepen.
Het gebruik van EU-fondsen wordt vormgegeven via verschillende Europese verordeningen. In het geval van grensbeheer betreft dat de Verordening tot oprichting van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer (BMVI). Deze is recent aangenomen als onderdeel van het nieuwe meerjarig financieel kader voor de periode 2021–2027, en zal de lidstaten extra steun bieden voor de beveiliging van de gemeenschappelijke buitengrenzen van de Unie. EU-fondsen versterken o.a. grenstoezichtcapaciteiten van de lidstaten door medefinanciering van infrastructuur, gebouwen, systemen en diensten die aan de EU-buitengrenzen nodig zijn voor grenstoezicht, zoals controles aan grensdoorlaatposten en bewaking tussen grensdoorlaatposten, in overeenstemming met het Europees geïntegreerd grensbeheer en de Schengengrenscode.
Voor effectief Europees buitengrensbeheer acht het kabinet een integraal pakket aan grensbeheermaatregelen noodzakelijk, waar grenssurveillance, grenscontrole, innovatieve technieken, gebruik van informatie en risicoanalyse, en fysieke grensmaatregelen onderdeel van kunnen zijn. Vanzelfsprekend dient het, in geval van fysieke grensmaatregelen, mogelijk te blijven om conform het Vluchtelingenverdrag en het EU-recht een verzoek tot internationale bescherming te doen.
Tegelijkertijd merkt het kabinet op dat er op dit moment geen concreet voorstel ligt om dit fonds, dan wel andere EU-fondsen, specifiek aan te wenden voor de financiering van dergelijke barrières aan de EU-buitengrenzen. Een eventueel voorstel zal het kabinet op zijn merites beoordelen. De Commissie heeft laten weten van mening te zijn dat fysieke barrières zoals hekken of prikkeldraad niet uit EU-fondsen moeten worden gefinancierd.
Wat is de Nederlandse positie met betrekking tot het gebruik van EU-fondsen voor het opwerpen van barrières aan de buitengrenzen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de Nederlandse positie met betrekking tot het opwerpen van barrières aan de buitengrenzen om vluchtelingen en migranten tegen te houden?
De primaire verantwoordelijkheid voor de bewaking van de EU-buitengrenzen ligt bij de EU-lidstaten. Op grond van de Schengengrenscode moeten de lidstaten ongeoorloofde grensoverschrijdingen voorkomen en ontmoedigen. De Schengengrenscode regelt niet welke instrumenten daarvoor mogen worden gebruikt. Dit is aan de lidstaten zelf. Een aantal lidstaten maken op delen van hun grenzen al geruime tijd gebruik van fysieke grensbarrières.
Het kabinet heeft begrip voor de positie van lidstaten met lange, lastig te controleren buitengrenzen om in voorkomende gevallen op delen van hun buitengrenzen gebruik te maken van (statische) grensbarrières. Zoals in antwoord op vraag 1 en 2 gesteld, acht het kabinet een integraal pakket aan diverse grensbeheermaatregelen noodzakelijk. Het kabinet is van mening dat grensbeheer aan de EU-buitengrenzen in lijn dient te zijn met EU-recht en het internationaal recht, inclusief het beginsel van non-refoulement.
Wat was de Nederlandse inbreng met betrekking tot het voorstel in de JBZ-Raad?
De brief en de daarin genoemde voorstellen stonden niet op de agenda van de JBZ-Raad. Voor een terugkoppeling van de Nederlandse inbreng tijdens de JBZ-Raad verwijst het kabinet u naar het verslag van de JBZ-Raad van 7 en 8 oktober dat uw Kamer recent is toegekomen.1
Wat vindt u van de uitspraak van de Eurocommissaris Ylva Johanson dat barrières niet nodig zijn, als het EU Pact voor Asiel en Migratie aangenomen is?
Het kabinetsstandpunt ten aanzien van barrières aan de buitengrenzen is in antwoord op vraag 3 toegelicht. Het kabinet is het met Eurocommissaris Johansson eens dat voortgang moet worden gemaakt met het migratiepact. Zoals aan uw Kamer gemeld in het verslag van de JBZ-Raad heeft Nederland de oproep van de Commissie gesteund dat een versterkt Eurodac – zeker in combinatie met een screeningsprocedure – een belangrijke bijdrage zal leveren aan verstevigde buitengrenzen. Daarnaast is ook intensievere samenwerking met derde landen van belang opdat er meer grip komt op irreguliere migratie richting de EU.
Statushouders die niet kunnen naturaliseren |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Al twintig jaar in Nederland, maar geen paspoort: «Ik ben hier geboren»»?1
Van het bericht heb ik met aandacht kennisgenomen. Indien aan de voorwaarden wordt voldaan komt een rechtmatig verblijvende vreemdeling in aanmerking voor verkrijging van het Nederlanderschap. Deze voorwaarden gelden ook voor personen die in Nederland zijn geboren en gelden ongeacht de duur van het verblijf.
Erkent u dat deze voormalige asielzoekers en hun kinderen, die een vergunning wegens humanitaire of schrijnende redenen hebben gekregen, te maken hebben met tegenwerking van de autoriteiten van het land van herkomst waardoor zij in de praktijk geen documenten kunnen overleggen?
Als iemand met een reguliere verblijfsvergunning door optie- of naturalisatie Nederlander wil worden, dan geldt in beginsel de voorwaarde dat buitenlandse, identiteits- en nationaliteitsdocumenten moeten worden overgelegd. In een individueel geval is het mogelijk deze voorwaarde niet te stellen aan de vreemdeling die in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning. Het is aan betrokkenen om daarvoor reden(en) naar voren te brengen in hun verzoek om Nederlander te worden.
Wat vindt u ervan dat deze statushouders en hun kinderen die hier reeds jarenlang verblijven in allerlei zaken belemmerd worden in hun functioneren (niet stemmen, geen hypotheek, niet trouwen, niet naar het buitenland etc)?
Het bezit van de Nederlandse nationaliteit is geen noodzakelijke voorwaarde voor het kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving. De suggestie dat een niet-Nederlander niet kan stemmen op gemeentelijk niveau, geen hypotheek kan krijgen, niet kan huwen en ook niet naar het buitenland kan reizen (en vervolgens rechtmatig weer kan inreizen) is onjuist.
Erkent u dat naturalisatie voor iedereen beter is alsmede voor de integratie van statushouders? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uitleggen wat het verschil is tussen de houders van een RANOV-vergunning (en hun kinderen) en deze voormalige asielzoekers die om humanitaire of schrijnende redenen een vergunning hebben gekregen, met betrekking tot het kunnen voldoen aan de documenteis bij naturalisatie?
Als een asielverzoek wordt afgewezen en de vreemdeling wel in het bezit wordt gesteld van een reguliere verblijfsvergunning geldt de voorwaarde buitenlandse documenten te overleggen bij de aanvraag van het Nederlanderschap.
Bij de houders van een Ranov-vergunning is meermaals onderzoek gedaan, waaruit naar voren is gekomen dat er zeer beperkt perspectief is om te voldoen aan de documentseis. Er is geen reden om aan te nemen dat sprake is van onmogelijkheid om buitenlandse documenten te overleggen bij een ieder die na een aanvraag daartoe niet in het bezit is gesteld van een asielvergunning, maar later een reguliere verblijfsvergunning heeft gekregen. Ten aanzien van de uitzondering voor Ranov-vergunninghouders verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer d.d. 7 juli 20212, waarin ik gewezen heb op de uitzonderlijke en specifieke omstandigheden van deze groep.
Bent u bereid deze statushouders en hun kinderen, waarvan een groot deel nooit kan naturaliseren, omdat door tegenwerking of angst voor de autoriteiten van het land van herkomst zij geen paspoort of geboorteakte kunnen overleggen, vrij te stellen van deze eis? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet bereid een categoriale vrijstelling te creëren. In individuele gevallen is het mogelijk dat aannemelijk wordt gemaakt waarom het overleggen van het gevraagde buitenlandse document niet mogelijk is. Dan geldt dat maatwerk mogelijk is en het betreffende document niet hoeft te worden overgelegd.
Hoe wordt de wijziging in de procedure tot nu toe ervaren? Wat gaat er goed? Wat gaat er minder goed en wat wordt daar aan gedaan? Wordt de tijdswinst die verwacht werd ook daadwerkelijk gerealiseerd? Zo nee, hoe komt dat?
De wijziging van het Vreemdelingenbesluit is 26 juni 2021 ingegaan. Gelet op het korte tijdsbestek kan nog weinig gezegd worden gedaan over de ervaringen. De IND ziet het echter als een groot voordeel dat gedurende de aanmeldfase nu een globaal beeld kan worden verkregen van de reden van de asielaanvraag. Dit maakt het mogelijk om al in een vroeg stadium de inschatting te maken of sprake is van een asielmotief dat extra aandacht en tijd nodig heeft. Doordat het eerste gehoor is samengevoegd met het aanmeldgehoor is de procedure bovendien efficiënter geworden. De IND-medewerkers die destijds werden ingezet op eerste gehoren, kunnen nu worden ingezet op andere onderdelen van de asielprocedure.
Kunt u ingaan op de kritiek van de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) over het ontbreken van waarborgen voor de vreemdeling in de nieuwe aanmeldfase zoals een medische check, juridische bijstand en onafhankelijke voorlichting?
Het kabinet is van oordeel dat de korte uitvraag van asielmotieven verantwoord kan zonder dat al aan de door de Afdeling genoemde waarborgen is voldaan. De redenen waarom het kabinet op dit punt van mening verschilt met de Afdeling advisering zijn uitgebreid uiteengezet in het nader rapport bij het besluit waardoor de asielprocedure is gewijzigd. Om herhalingen te voorkomen wordt verwezen naar dit stuk (Stcrt. 2021, 33182).
Hoe wordt gegarandeerd dat de verklaringen gedaan in het nieuwe aanmeldgehoor, de algehele geloofwaardigheidsbeoordeling van de vreemdeling niet negatief zullen beïnvloeden?
In artikel 3.108d, vijfde lid van het Vreemdelingenbesluit is neergelegd dat de door de vreemdeling tijdens de aanmeldfase afgelegde verklaringen omtrent de asielmotieven niet worden betrokken bij de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag, tenzij deze betrekking hebben op daden als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, andere zware strafbare feiten of relevant zijn in het kader van de bescherming van de nationale veiligheid. Dit uitgangspunt is eveneens vastgelegd in paragraaf C1/2.1 van de Vreemdelingencirculaire en de openbare werkinstructie 2021/8.
Waarom is er niet voor gekozen om de Rust- en Voorbereidingstijd (hierna: RVT) of een deel daarvan (bijvoorbeeld de juridische bijstand) plaats te laten vinden vóór het nieuwe aanmeldgehoor, zoals ook bepleit door onder andere de Afdeling, de Kinderombudsman, de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) en UNHCR en in lijn zou zijn met de Onderzoekscommissie-van Zwol, die het belang benadrukt van rechtsbijstand en onpartijdige informatievoorziening zo vroeg mogelijk in de procedure?1
Zoals in paragraaf 5 (in het bijzonder paragraaf 5.2) van de nota van toelichting bij het besluit waardoor de asielprocedure wordt gewijzigd (Stb. 2001, nr. 250) in reactie op de genoemde adviezen is aangegeven, is het zowel in het belang van de vreemdeling als van de IND dat relevante informatie zo vroeg mogelijk in het proces wordt vastgelegd. Inderdaad heeft op het moment dat het aanmeldgehoor plaatsvindt nog geen contact met een rechtsbijstandverlener plaatsgevonden. Daargelaten dat de Procedurerichtlijn niet voorziet in verplichte rechtsbijstandsverlening gedurende de aanvraagfase, ziet de tijdens het aanmeldgehoor gevraagde informatie slechts op basale informatie over de vreemdeling. Zoals uitgebreid is toegelicht in de genoemde paragraaf van de nota van toelichting is er geen enkele reden om aan te nemen dat de vreemdeling zonder rechtsbijstandverlener niet in staat zal zijn deze informatie te verstrekken en is er evenmin reden om aan te nemen dat een zorgvuldig vervolg van de procedure hierdoor in het gedrang zal komen. In het antwoord op de eerste vraag in het genoemde nader rapport wordt hier eveneens op ingegaan. Toegelicht is dat de vraag naar een korte opgave van de asielmotieven tijdens het aanmeldgehoor niet meer inhoudt dan een eerste uitvraag naar die motieven en dat daarbij geen hoge eisen worden gesteld aan het vermogen van de vreemdeling om daarover te verklaren.
Hoe wordt in de nieuwe situatie om gegaan met asielmotieven die niet worden gemeld in het nieuwe aanmeldgehoor maar wel worden aangedragen in het nader gehoor? Hoe wordt voorkomen dat tegenstrijdigheden of onvolledigheden op dit punt de algehele geloofwaardigheidsbeoordeling van de verklaring van de vreemdeling negatief beïnvloeden?
Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 3, worden in het aanmeldformulier of tijdens het aanmeldgehoor opgegeven asielmotieven niet betrokken bij de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag. Wanneer tijdens het nader gehoor nieuwe of tegenstrijdige asielmotieven worden aangedragen ten opzichte van de opgave in het aanmeldformulier of tijdens het aanmeldgehoor, wordt dit niet aan de vreemdeling tegengeworpen. Dit gebeurt alleen wanneer de afgelegde verklaringen betrekking hebben op daden als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, andere zware strafbare feiten of indien de bescherming van de nationale veiligheid dit vereist.
Wat voor verklaringen, afgelegd tijdens het nieuwe aanmeldgehoor, kunnen worden meegewogen in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling en inwilligbaarheid ten behoeve van de asielaanvraag? Hoe wordt hierbij meegewogen wat de medische toestand van een vreemdeling is, gelet op het feit dat de medische check voortaan pas na het aanmeldgehoor plaatsvindt in de nieuwe procedure? En hoe wordt geborgd dat hier niet onbedoeld ook asielmotieven worden meegewogen?
Verklaringen tijdens de aanmeldfase die niet zien op de asielmotieven, kunnen worden meegewogen in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Denk hierbij onder meer aan verklaringen over identiteit, nationaliteit, gezinssamenstelling, opleiding, werkzaamheden, woonomgeving en landen waar de vreemdeling voorafgaand aan de komst naar Nederland heeft verbleven.
Het medisch advies vindt ook tijdens de nieuwe asielprocedure plaats voorafgaand aan het nader gehoor en wel tijdens de rust- en voorbereidingstermijn. De IND houdt tijdens het nader gehoor, de verdere procedure en bij de besluitvorming rekening met het medische advies en eventuele psychische en/of medische problemen die zijn geconstateerd. Dit geldt ook bij het eventueel tegenwerpen van bepaalde verklaringen die tijdens de aanmeldfase zijn afgelegd. De werkinstructies WI 2021/12 Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure – Immigratie- en Naturalisatiedienst (pucoverheid.nl)2 en WI 2021/9 Bijzondere procedurele waarborgen – Immigratie- en Naturalisatiedienst (pucoverheid.nl)3 geven hiertoe handvatten aan de IND medewerkers. De rechter kan aan de hand van de besluitvorming toetsen of de IND heeft gehandeld in overeenstemming met artikel 3.108d, vijfde lid van het Vreemdelingenbesluit.
Hoe verzekert u, dat waar wordt geschreven in de reactie op de Afdeling dat «rekening gehoudenkan worden met de kwetsbaarheid van de vreemdeling in de behandeling van de asielaanvraag», dit ook daadwerkelijk gebeurt?
De IND houdt gedurende de asielprocedure altijd rekening met een eventuele kwetsbaarheid van een vreemdeling zowel tijdens de gehoren als tijdens de besluitvorming en deed dit ook voor de wijziging van de procedure. In dit verband verwijs ik naar de bovengenoemde werkinstructie inzake procedurele waarborgen. Een vreemdeling die meent dat onvoldoende rekening is gehouden met kwetsbaarheden, kan dat bij de rechter aan de orde stellen.
Hoe wordt rekening gehouden met inconsistenties tussen het aanmeldgehoor en het nader gehoor indien in de RVT blijkt dat iemand geestelijke of andere medische problematiek ervaart? Op welke wijze wordt de inbreng in het aanmeldgehoor dan (anders) gewogen?
Dit hangt af van de individuele zaak, zoals ook is opgenomen in paragraaf 6 van WI 2021/12 Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure – Immigratie- en Naturalisatiedienst (pucoverheid.nl).4 Bij de geloofwaardigheidsbeoordeling houdt de IND rekening met de persoon van de vreemdeling en diens achtergrond. Onder andere de (mentale, fysieke, intellectuele etc.) toestand van de vreemdeling speelt een rol tijdens het proces van besluitvorming. Er moet rekening worden gehouden met «verschonende omstandigheden», die gebreken in de afgelegde verklaringen zouden kunnen verklaren (waaronder trauma en gezondheidsproblemen). De ernst van het gebrek moet vanzelfsprekend in verhouding zijn met de aard van de verschonende omstandigheid om het gebrek niet toerekenbaar te achten. De beoordeling is steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Waarom is ondanks de kan-bepaling in artikel 3.3 van de memorie van toelichting om minderjarigen apart te horen, er geen gebruik van gemaakt om dit verder bij ministeriele regeling uit te werken? Hoe is verzekerd dat alleenstaande minderjarige asielzoekers voorafgaand aan het nieuwe aanmeldgehoor voldoende rust en voorbereidingstijd krijgen? Krijgen zij van te voren wel juridische bijstand?
Aangenomen wordt dat de vraagstellers doelen op het door meergenoemd besluit aan artikel 3.109a van het Vreemdelingenbesluit 2000 toegevoegde vijfde lid. Hieraan is uitwerking gegeven in artikel 3.45a van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stcrt. 2021, 32590).
(...)
Ook alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) krijgen in de nieuwe procedure geen juridische bijstand voorafgaand aan het aanmeldgehoor. Wel krijgen amv aan het begin van de asielprocedure een voogd van Nidos toegewezen. Met Nidos is ook de afspraak gemaakt dat amv na de aanmeldfase een rust- en voorbereidingstermijn van tenminste drie weken krijgen.
Ik wil tevens benadrukken dat een amv een aanmeldgehoor krijgt dat speciaal is ontwikkeld voor minderjarigen en alleen speciaal daartoe opgeleide medewerkers deze gehoren mogen afnemen. Er wordt ook meer tijd voor een amv aanmeldgehoor ingeruimd dan voor een gehoor met een volwassenen waarbij nadrukkelijk meer aandacht is voor uitleg van de strekking van het gehoor. Nidos woont zo mogelijk het aanmeldgehoor van een amv bij. Ook vind ik het goed te melden amv met voorrang worden ingepland in de Algemene Asielprocedure.
Waarom kiest u ervoor het besluit door te voeren terwijl de Afdeling adviseert het besluit niet te nemen, tenzij het wordt aangepast?
De redenen hiervoor zijn uiteengezet in het genoemde nader rapport.
Vindt er een evaluatie plaats van de wijziging van dit besluit? Zo nee, waarom niet? Kunt u alsnog toezeggen dat de wijziging na een jaar wordt geëvalueerd, of de doelen daadwerkelijk worden behaald en in hoeverre het mogelijk blijkt de nieuwe invulling van de procedure van alle noodzakelijke waarborgen te voorzien?
Medio 2022 zal een evaluatie van de gewijzigde procedure worden uitgevoerd die ik met uw Kamer zal delen. De evaluatie zal ingaan op het behalen van de doelen en het voldoen aan de benodigde procedurele waarborgen.
Kunt u deze vragen individueel beantwoorden?
Het faciliteren van illegale pushbacks |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Marechaussee helpt grensbewaking Litouwen tegen «illegale migratie»»?1
Ja.
Klopt het dat Nederland in augustus zes marechaussees heeft geleverd aan Frontex voor de grensbewaking in Litouwen? Zijn sindsdien nog extra grenswachten of andere vormen van support aan grensbewaking geleverd aan Litouwen of andere grenslanden met Belarus?
Nederland heeft zes personen geleverd aan Frontex in het kader van de snelle grensinterventie in Litouwen in juli jl. Het betreft vier personen in dienst van de Koninklijke Marechaussee (KMar) en twee personen van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O). Sindsdien zijn er nog twee grenswachters van het permanente korps van Frontex ingezet in Litouwen.
Bent u bekend met signalen dat Afghaanse asielzoekers aan de Litouwse grens zijn teruggeduwd en geen recht hebben gekregen op een asielprocedure? Wat is uw reactie hierop?2
Het kabinet is bekend met de berichtgeving hierover. Het kabinet heeft grote zorgen over de wijze waarop Belarussische autoriteiten irreguliere migratie faciliteren voor politieke doeleinden. Daarmee worden mensen op onacceptabele wijze misbruikt. Zij worden bovendien op deze wijze in gevaar gebracht en onderweg regelmatig financieel uitgebuit door smokkelaars. Dat moet stoppen.
Het kabinet heeft begrip voor de complexe omstandigheden waar lidstaten als Polen, Litouwen en Letland zich in bevinden. Deze situatie heeft gevolgen voor de gehele EU en daarom is er ook financiële en operationele steun beschikbaar gesteld voor grensbewaking, het opvangen van migranten en het verwerken van asielaanvragen. Litouwen en Letland hebben hier gebruik van gemaakt.
Vanzelfsprekend is het essentieel dat hierbij Europees en internationaal recht wordt nageleefd. Overigens zij opgemerkt dat Belarus is aangesloten bij het VN-Vluchtelingenverdrag en dus gehouden is dienovereenkomstig te handelen.
Wanneer een EU-lidstaat zich niet houdt aan haar verplichtingen onder het EU-recht is het aan de Europese Commissie, als hoeder van de verdragen, om hier actie op te ondernemen. De Commissie doet dit ook, getuige bijvoorbeeld de bezoeken van Eurocommissaris Johansson aan Litouwen en recent (op 30 september jl.) aan Warschau.
Bent u bekend met de uitspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) van 5 september jl., welke Litouwen opdroeg vijf Afghaanse asielzoekers niet terug te duwen maar toegang te geven tot een asielprocedure op haar eigen territorium?3
Bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is inderdaad een zaak aanhangig tegen Litouwen over deze situatie.4 In deze zaak is echter nog geen uitspraak gedaan. Wel heeft het Hof op 8 september jl. een voorlopige voorziening getroffen en bepaald dat deze mensen, in afwachting van de uitspraak, niet mogen worden teruggestuurd naar Belarus. Op 29 september jl. besloot het Hof dat deze voorlopige voorziening niet werd verlengd, omdat deze personen zich inmiddels op Litouws grondgebied bevinden en Litouwen het Hof heeft verzekerd dat zij niet zullen worden uitgezet voordat hun asielverzoeken zijn behandeld.
Klopt het dat het doel van de Frontex-inzet in Litouwen is gericht op het tegenhouden van illegale grensoverstekingen vanuit Belarus?
In juli 2021 heeft Frontex een zogeheten snelle grensinterventie gestart in Litouwen in reactie op de sterk toegenomen toestroom van irreguliere migranten uit Belarus. Frontex assisteert Litouwen bij grenscontrole en grenssurveillance. Tevens heeft Frontex Litouwen voorzien van deskundigen die de nationale autoriteiten helpen bij het verzamelen van gegevens over irreguliere grensoverschrijdingen en de uitwisseling van operationele informatie.
Hoe kan Frontex concluderen dat het om illegale grensoverstekingen gaat wanneer mensen niet in staat zijn gesteld een asielaanvraag te doen en deze aanvraag nog niet is beoordeeld? Is het oversteken van de grens door een vluchteling niet per definitie legaal op basis van het VN-vluchtelingenverdrag?
In het EU-recht, meer in het bijzonder de Schengengrenscode5, is neergelegd onder welke voorwaarden een onderdaan van een derde land toegang tot de Europese Unie moet worden verschaft en wanneer deze toegang kan worden geweigerd. Hierin is tevens bepaald dat de buitengrenzen slechts via de grensdoorlaatposten en gedurende de vastgestelde openingstijden mogen worden overschreden. Wanneer een migrant in strijd met deze regels een grens overschrijdt is er sprake van een irreguliere grensoverschrijding. Het VN-Vluchtelingenverdrag bepaalt niet dat het oversteken van een grens door een vluchteling of persoon die om internationale bescherming verzoekt per definitie legaal is.
Een persoon die illegaal een grens heeft overschreden en niet het recht heeft op het grondgebied van de betrokken lidstaat te verblijven, dient op grond van de Schengengrenscode te worden aangehouden en onderworpen aan procedures in overeenstemming met de Terugkeerrichtlijn6.
Vanzelfsprekend geldt dat de Europese lidstaten zich bij de bewaking van de EU-buitengrenzen dienen te houden aan de Europese wet- en regelgeving en de fundamentele rechten uit internationale verdragen dienen te waarborgen, zoals het non-refoulement beginsel. Dat betekent bijvoorbeeld dat een betrokken persoon die aangeeft een verzoek om internationale bescherming te willen doen, hiertoe de gelegenheid dient te worden geboden. Gedurende deze procedure hoeft hem echter juridisch geen toegang tot het grondgebied te worden verschaft, bijvoorbeeld door het gebruik van een versnelde grensprocedure, waarbij de opvang- en procedurerichtlijn van toepassing zijn.
Kunt u garanderen dat Frontex, en in het bijzonder de Nederlandse marechaussee, nooit heeft meegewerkt of zal meewerken, direct of indirect, aan het tegenhouden en terugsturen van migranten, zonder dat hen de gelegenheid wordt geboden een asielaanvraag in te dienen?
Het is aan de Commissie om erop toe te zien dat de grensbewaking in lidstaten wordt uitgevoerd conform de geldende Europese wet- en regelgeving en aan Frontex om erop toe te zien dat de fundamentele rechten tijdens Frontex operaties worden gewaarborgd. Frontex heeft hiervoor ook (recent) de bestaande rapportage- en monitoringsmechanismen versterkt, naar aanleiding van de aanbevelingen van diverse onderzoeken inzake Frontex. Hierover is uw Kamer eerder geïnformeerd.7 Door het agentschap zijn inmiddels stappen gezet om de aanbevelingen op te volgen. De voortgang hierop wordt tijdens de vergaderingen van de Frontex Management Board besproken. Het kabinet zal de voortgang van de opvolging van de aanbevelingen verder monitoren en op verbeteringen aandringen indien nodig.
De Nederlandse experts die worden ingezet onder de vlag van Frontex werken binnen de kaders en het mandaat van het operationeel plan. Deze kaders komen overeen met het internationaal en Europees recht.
Op welke wijze ziet u, gezien de betrokkenheid van de Nederlandse marechaussee, toe op de monitoring van de legaliteit van grensbewaking in Litouwen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bekend met het rapport van Amnesty International welke laat zien dat er de afgelopen zes weken meer dan 30 Afghaanse vluchtelingen vastzaten in het grensgebied van Polen en Belarus, zonder basisbehoeften als eten, medische zorg en onderdak en dat deze asielzoekers hierna zijn teruggeduwd naar Belarus?4 Wat is hierop uw reactie?
Voorop staat dat het beheer van grenzen nooit mag leiden tot het verlies van mensenlevens. De inzet van het kabinet is erop gericht om dit te allen tijde te voorkomen. Het kabinet benadrukt dat het beheer van de EU-buitengrenzen dient plaats te vinden binnen de geldende Europese en internationale kaders in relevante gremia, in bilaterale contacten en in contacten met de Europese Commissie.
De berichten over migranten die zich in het gebied rondom de grens tussen Belarus en Polen bevinden zijn zorgelijk. De personen dienen toegang te krijgen tot de humanitaire assistentie die zij nodig hebben. Ook Belarus heeft hier een verantwoordelijkheid in.
Zoals uw Kamer bekend beschikt het kabinet niet over eigenstandige informatie over de situatie. Door de noodtoestand in het grensgebied wordt geen toegang tot het gebied verschaft, ook niet voor VN-organisaties. Het is daarom op dit moment niet op basis van betrouwbare cijfers vast te stellen hoeveel migranten er precies in het betreffende grensgebied aanwezig zijn.
Zie verder het antwoord op vraag 11.
Bent u bekend met het bericht dat de afgelopen weken minstens vijf asielzoekers zijn overleden aan de grens met Polen en Belarus, door o.a. onderkoeling en uitdroging?5
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid deze grove schending van mensenrechten aan te kaarten bij uw Poolse collega-Ministers?
In lijn met de motie van de leden Van Dijk en Podt10 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tijdens de JBZ-Raad van 7 en 8 oktober gesproken met haar Poolse collega. Tijdens dit gesprek heeft zij het naleven van fundamentele rechten aan de grens benadrukt, en haar collega opgeroepen om hulp toe te laten tot het grensgebied. Hierover is uw Kamer ook in het verslag van de JBZ-Raad van 7 en 8 oktober geïnformeerd. Nederland heeft deze boodschap ook in andere bilaterale contacten uitdragen en blijft dat doen.
Bent u het eens dat geopolitieke conflicten nooit een reden mogen zijn om personen op zoek naar internationale bescherming het recht te ontzeggen op een asielprocedure en/of hen in onmenselijke omstandigheden vast te houden?
Zie het antwoord op vraag 3.
Welke waarborgen zijn er in Litouwen tegen illegale pushbacks die er niet zijn in Polen, Kroatië en Griekenland, waar reeds illegale pushbacks zijn gedocumenteerd?
De primaire verantwoordelijkheid van de bewaking van de grenzen blijft bij de EU-lidstaten. Iedere EU-lidstaat is daarbij gehouden aan EU-wet- en regelgeving. De Commissie ziet als hoeder van de verdragen toe op de naleving daarvan. Zo heeft de Commissie geassisteerd bij het opzetten van onafhankelijke monitoringsmechanismen in Griekenland en Kroatië.
Naast de nationale controle- en kwaliteitsmechanismen in de lidstaten, zijn er ook binnen de Frontex activiteiten monitoringsmechanismen die hierop toezien, zoals benoemd bij het antwoord op vraag 7 en 9. Een voorbeeld hiervan is de inzet van de grondrechtenfunctionaris en grondrechtenmonitors in het operationele gebied. Tevens vinden er periodiek, een keer in de vijf jaar, in alle lidstaten evaluaties plaats conform de Verordening voor het Schengenevaluatie- en monitoringsmechanisme. Aanvullend kunnen deze evaluaties ook onaangekondigd plaatsvinden, naast de periodieke evaluaties. Indien er tekortkomingen worden geconstateerd tijdens de Schengenevaluatie, volgen er aanbevelingen van de Commissie. Daarna dient door de lidstaat een actieplan te worden opgesteld welke deze tekortkomingen adresseert.
In het recente voorstel tot herziening van deze Verordening11 wordt het onderdeel met betrekking tot grondrechten versterkt. Hierbij is ook een rol voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voorzien. Het kabinet steunt het voorstel om de evaluatie van grondrechten in het Schengenaquis te versterken.
Klopt het dat illegale pushbacks in Kroatië, het letterlijk de grens overslaan van migranten door anonieme mannen in bivakmutsen, wordt medegefinancierd via het Fonds voor Interne Veiligheid van de EU?6 Zo ja, wat bent u voornemens hiertegen te ondernemen?
De vaste commissie van Justitie en Veiligheid van uw Kamer heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 oktober jl. verzocht om te reageren op «de push-backs in Kroatië in het licht van het onderzoek van Lighthouse Report» van 6 oktober 2021. Deze reactie komt uw Kamer separaat toe.
Bent u het voorts eens dat EU-fondsen welke voor migratiedoeleinden worden ingezet nooit mogen worden besteed aan activiteiten die indirect bijdragen aan mensenrechtenschendingen?
Zie antwoord vraag 14.
Heeft u er vertrouwen in dat een onderzoek door de Kroatische grenspolitie zelf naar de in vraag 12 genoemde illegale pushbacks een onafhankelijk en betrouwbaar resultaat zullen opleveren? Zo ja, waarop baseert u dat vertrouwen?
Zie antwoord vraag 14.
De asielinstroom en de uitspraken van staatssecretaris Broekers-Knol |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «COA slaat alarm: asielzoekerscentra zitten vol, we zitten tegen de crisisnoodopvang aan»1?
Ja.
Erkent u dat het feit dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) zich voor het eerst sinds 2015 genoodzaakt ziet het crisisdraaiboek uit de kast te halen en een instroom van bijna 6.000 asielzoekers in september aantonen dat we ons in een asielcrisis bevinden? Zo nee, waarom niet?
Ik wil niet spreken van een asielcrisis, wel is er om verschillende redenen sprake van een tekort aan opvangplekken.
Anders dan in 2015, wordt het COA momenteel geconfronteerd met meerdere omstandigheden die maken dat de reguliere opvangcapaciteit onvoldoende toereikend is. De reisrestricties rondom het voorkomen van de verspreiding van COVID-19 zijn deels verlicht. Dit heeft als resultaat dat niet alleen de asielinstroom wederom opgestart is, dan wel toeneemt, maar ook dat familieleden van vergunninghouders die in het kader van nareis naar Nederland zouden komen nu kunnen inreizen. Ook hebben de evacuaties uit Afghanistan en daarop volgende asielaanvragen, veelal ingediend in september, eraan bijgedragen dat 2.000 opvangplekken moesten worden georganiseerd in een kort tijdsbestek. Verder verblijven ruim 11.000 vergunninghouders in de opvang, waarvan meer dan de helft langer dan de afgesproken veertien weken na vergunningverlening, vanwege achterblijvende uitstroom naar de gemeente. Ten slotte is (gedwongen) vertrek door geldende COVID-maatregelen in derde landen nu ook lastiger te realiseren. Er is nu dus niet alleen sprake van een verhoogde asielinstroom maar ook van een beperkte uitstroom uit de COA-opvang.
De inzet van gemeenten, provincies en Rijk op het uitbreiden van de opvangcapaciteit en het huisvesten van vergunninghouders heeft voor de korte termijn op dit moment voldoende tijdelijk inzetbare plekken opgeleverd om iedereen die daar recht op heeft een opvangplek te bieden. Om iedereen daarin te kunnen blijven voorzien wordt de zoektocht naar extra opvangplekken richting het einde van het jaar voortgezet. Daarnaast worden gemeenten ondersteund om vergunninghouders sneller in de gemeente te kunnen huisvesten.
Ziet u in dat het voortzetten van de huidige asielinstroom de situatie iedere dag onbeheersbaarder maakt? Zo nee, hoe kunt u dat ontkennen gelet op het bovenstaande?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is concreet het verschil tussen een noodsituatie, waarover u spreekt in het Algemeen Dagblad van 2 oktober, en een crisissituatie?
In het Algemeen Dagblad van 2 oktober jl. heb ik aangegeven dat we ons momenteel in een noodsituatie bevinden, nu het COA is overgegaan tot het organiseren van zogeheten noodopvang omdat de reguliere opvangcapaciteit onvoldoende toereikend is. Het gaat daarbij om opvang in bijvoorbeeld evenementenhallen, zoals nu op verschillende locaties in Nederland is georganiseerd. In hetzelfde artikel heb ik eveneens aangegeven dat mijn schrikbeeld het in moeten zetten van crisisnoodopvang betreft. Crisisnoodopvang moet worden ingezet nadat ook het organiseren van noodopvanglocaties niet langer toereikend is om diegene met het recht daarop een opvangplek aan te kunnen bieden. Het gaat dan, zoals in 2015 en 2016, om het organiseren van kortstondige opvang (van 72 uur) in bijvoorbeeld lokale sporthallen onder coördinatie van de Veiligheidsregio’s. Zoals in mijn antwoord op vragen 2 en 3 beschreven, zetten alle overheden zich momenteel in om de crisisnoodopvang te voorkomen.
Wat is uw inschatting van de totale instroom die Nederland in 2021 te verwerken zal krijgen?
Op basis van gemaakte prognoses is de verwachting dat de totale asielinstroom2 in Nederland voor het jaar 2021 tussen de 29.350 en 37.350 ligt. Hierbij is een brede bandbreedte gehanteerd, passend bij de hoge mate van onzekerheid rondom de ontwikkelingen rondom o.a. de COVID-19 pandemie en de situatie in Afghanistan.
Deelt u de mening dat nieuwe Asielzoekerscentra (AZC’s) en noodopvanglocaties symptoombestrijding zijn, aangezien niet het beschikbare aantal bedden, maar het absorptievermogen van de Nederlandse samenleving de kern van dit vraagstuk is? Zo nee, waarom niet?
In antwoord op de vragen 2 en 3 heb ik de redenen genoemd die ten grondslag liggen aan het huidig tekort aan opvangplekken.
Door middel van een integrale benadering van het migratievraagstuk streeft het kabinet na dat migratiebewegingen aansluiten op de draagkracht en behoefte van de Nederlandse samenleving. Ik acht het van belang om nader te onderzoeken hoe, indachtig dit streven, het migratiebeleid kan worden vormgegeven. Uitgangspunt van het Nederlandse migratiebeleid is en blijft dat Nederland veiligheid en bescherming biedt aan mensen die vluchten voor oorlog, vervolging en geweld.
Ik heb de ACVZ gevraagd om breed in kaart te brengen welke mogelijkheden bestaan voor het gebruik van beleidsmatige richtgetallen bij sturing van verschillende vormen van migratie, die zowel aan efficiëntie als draagvlak kunnen bijdragen. Hierbij zal ik in het bijzonder aandacht vragen voor het incorporatievermogen van de samenleving. Ik verwijs naar de brief «Adviesvraag ACVZ beleidsmatige richtgetallen» aan uw Kamer van 8 november jl.3
Deelt u de mening dat de grens van wat Nederland qua asiel aankan bereikt is? Zo nee, waar ligt voor u concreet de grens?
Het kabinet respecteert de internationale verdragen en afspraken waaraan Nederland zich heeft verbonden. Mensen die vluchten voor oorlog, vervolging en geweld hebben recht op bescherming. Dat betekent dat personen die in Nederland om asielbescherming verzoeken in dat licht worden opgevangen en de asielaanvragen in behandeling worden genomen. Een absolute bovengrens op het aantal asielzoekers dat in Nederland kan worden opgevangen past niet bij dit uitgangspunt. Het zou op meerdere vlakken indruisen tegen internationale en Europese wet- en regelgeving. Daarnaast stuit een dergelijke bovengrens op grote praktische bezwaren.
Hoe staat het in dat kader met de voortgang van de aangenomen motie-Stoffer/Eerdmans (Kamerstuk 32 824, nr. 330) over een onderzoek naar het instellen van een migratiequotum met asiel als prioriteit?
De mogelijkheid, de verschillende varianten en voor- en nadelen van een migratiequotum heb ik betrokken in mijn verzoek aan de ACVZ. Ik verwijs naar vorengenoemde brief van 8 november jl. aan uw Kamer.
Op welke termijn kunnen aanvullende maatregelen worden verwacht om de druk op te voeren op tegenwerkende veilige herkomstlanden, waaronder Marokko, naar aanleiding van de aangenomen motie-Eerdmans (Kamerstuk 35 925, nr. 44)?
Bij brief van 16 november jl. is uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van motie Eerdmans.
Kunt u toelichten wat u bedoelt met uw opmerking in het AD van 2 oktober jl. dat u gemeenten gaat verplichten asielzoekers op te nemen «wanneer er morgen ineens 10.000 mensen de grens overkomen»? Betekent dit dat het kabinet zelfs zal doorgaan met het toelaten van asielzoekers wanneer de instroom nog veel grotere proporties aanneemt?
Met deze opmerking in het AD van 2 oktober jl. wilde ik uitleggen dat in de situatie waarin zich plotseling in één keer 10.000 mensen met een recht op opvang melden bij het COA, er onvoldoende opvangcapaciteit bestaat om die opvang te bieden. In dat geval zal ik binnen de bestaande structuren een acute oproep doen aan gemeenten om die capaciteit te leveren. Overigens hebben de inspanningen van de achterliggende weken laten zien dat veel gemeenten in zo’n situatie veelal bereid zijn opvangplekken te realiseren. Voor het tweede gedeelte van de vraag verwijs ik naar het vorengenoemde antwoord op de vragen 7 en 18.
Klopt het dat het aantal van 100.000 Afghaanse asielzoekers en nareizigers als gevolg van de 23.000 mails met betrekking tot de motie-Belhaj (Kamerstuk 27 925, nr. 788) een hypothetisch aantal is, zoals u aangaf in de schriftelijke verklaring in reactie op de ophef over het interview in het Algemeen Dagblad?
In zowel het commissiedebat van 6 oktober jl. in het kader de JBZ-raad als tijdens het commissiedebat van 13 oktober jl. over Afghanistan heb ik uitgebreid stilgestaan bij mijn uitspraken in het Algemeen Dagblad van 2 oktober jl. Ik betreur het dat ik mij op een vraag van de journalist heb laten verleiden tot het geven van een alsdan-antwoord. Ik heb aangegeven dat ik dat niet had moeten doen, evenmin had ik de term braindrain in deze context moeten gebruiken.
Indien het totale aantal hypothetisch is, houdt dat in dat u uitsluit dat het aantal Afghaanse asielzoekers en nareizigers rond de 100.000 gaat uitkomen en dat de vervijfvoudiging,waar u naar eigen zeggen altijd van uitgaat bij dergelijke inschattingen, compleet uit de lucht gegrepen is?
Zie antwoord vraag 11.
Hoe is het in dat geval mogelijk dat u nog altijd geen idee heeft van de werkelijke omvang van het aantal Afghanen dat zich naar aanleiding van de motie-Belhaj bij uw ministerie gemeld heeft?
In de brief van het kabinet van 11 oktober jl. is aangegeven dat ongeveer 35.000 e-mails op kabul@minbuza.nl zijn ontvangen die na eerste lezing betrekking bleken te hebben op de motie-Belhaj c.s. Teruggebracht naar unieke e-mailadressen gaat het om circa 20.000 adressen. Veel e-mails hebben betrekking op meerdere personen, vaak gaat het om gezinnen. De informatie in de e-mails is in veel gevallen dermate onvolledig dat het onmogelijk is het hulpverzoek op zijn merites te beoordelen of zelfs maar de identiteit van de afzender vast te stellen.
Voor de afwikkeling van de motie-Belhaj cs. verwijs ik u kortheidshalve verder naar de genoemde brief van 11 oktober jl. en de brief inzake Afghanistan die ik uw Kamer op 16 november jl. heb verstuurd.
Hoeveel gezinsleden liet de gemiddelde Afghaanse asielzoeker de afgelopen tien jaar overkomen?
De vraag ziet op het aantal gezinsleden dat per Afghaanse of Syrische ingewilligde asielzoeker is overgekomen. Dat kan betekenen in het kader van zowel nareis als in de reguliere procedure voor gezinshereniging en gezinsvorming. Voor een nareisaanvraag geldt dat deze door de vreemdeling moet worden ingediend binnen drie maanden na verlening van diens verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Daarna komt het recht op nareis te vervallen. Wel kan de asielstatushouder later nog een reguliere procedure voor gezinshereniging of gezinsvorming starten. Dit kan ook na enige jaren nog plaatsvinden nadat een vreemdeling een status voor (on)bepaalde tijd heeft gekregen of de Nederlandse nationaliteit. Vanwege de complexiteit kunnen hierover geen betrouwbare cijfers worden geleverd.
Wel kan een jaargemiddelde geleverd worden voor het aantal ingediende nareisaanvragen per asielstatushouder met de Afghaanse nationaliteit.4 5
0,7
1,0
1,1
1,3
0,8
0,7
0,6
2,3
1,9
0,7
0,1
Gemiddeld aantal ingediende nareisaanvragen per asielstatushouder met de Syrische nationaliteit.
1,5
0,3
0,8
1,0
1,4
1,4
1,1
1,6
1,6
1,4
2,3
Hoeveel gezinsleden liet de gemiddelde Syrische asielzoeker de afgelopen tien jaar overkomen?
Zie antwoord vraag 14.
Indien het aantal van 100.000 niet volledig hypothetisch is, erkent u daarmee dan dat het aantal Afghaanse asielzoekers en nareizigers rond de 100.000 kan uitkomen?
Zie antwoord vraag 11.
Waarom vindt u dat u het hypothetische aantal van 100.000 niet had moeten noemen?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u voornemens om, ongeacht het aantal, alle Afghaanse asielzoekers die asiel aanvragen in Nederland daadwerkelijk in Nederland op te vangen?
Zie antwoord vraag 7.
Betreurt u uw uitspraken over het aantal van 100.000 Afghaanse asielzoekers en de «braindrain» uitsluitend vanwege de context waarbinnen deze gedaan zijn? Of meende u de uitspraken ook inhoudelijk niet?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid per direct, in navolging van onder andere de Oostenrijkse bondskanselier Kurz, af te kondigen dat Nederland vanaf nu geen Afghaanse asielzoekers meer opvangt en dat opvang in de regio dient plaats te vinden?
Het heeft de voorkeur van het kabinet om vluchtelingen bescherming te bieden in de regio van het thuis dat men noodgedwongen moet ontvluchten. Tegelijk respecteert het kabinet de internationale verdragen en afspraken waaraan Nederland zich heeft verbonden. Personen die in Nederland een asielvergunning aanvragen worden in Nederland opgevangen in afwachting van een beslissing op de asielaanvraag.
In de brieven van 11 oktober jl. en 16 november jl. inzake Afghanistan is uitgebreid ingegaan op de verdere uitvoering van de motie Belhaj c.s. Kortheidshalve verwijs ik u voor verdere informatie hiernaar.
Zo nee, waarom blijft u vasthouden aan een koers die, gelet op de ruim 23.000 mails met asielverzoeken die betrekking hebben op de motie-Belhaj, onvermijdelijk gaat leiden tot een ongecontroleerde stroom van Afghaanse asielzoekers naar Nederland waarvoor u nota bene zelf waarschuwde?
Zie antwoord vraag 20.
Vindt u de motie-Belhaj uitvoerbaar? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 20.
Bent u, gelet op het onhoudbare karakter van de instroomcijfers voor de Nederlandse samenleving, bereid gebruik te maken van de mogelijkheden die onder andere de artikelen 25 t/m 35 van het Schengenverdrag u bieden om de grens te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Zoals u bekend is, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de
Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke
oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het vrije verkeer van personen is een groot goed in Europa en de inzet is dat te behouden. Het kabinet is voorstander van een versterkt Schengen. De Nederlandse inzet is gericht op de versterking van de buitengrenzen en een effectiever Europees asiel en migratie managementsysteem en de screening- en grensprocedure. Het kabinet kiest ervoor met een groot pakket aan realistische maatregelen, risico’s zo veel mogelijk te beperken en de veiligheid te bevorderen, waarbij tevens bescherming wordt geboden aan die asielzoekers die bescherming behoeven.
Gaat u verder maatregelen treffen de asielstroom naar Nederland in te dammen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Alhoewel ik de term indammen in dit kader niet passend vind, kan ik wel aangeven dat het beheersen van de migratiestromen een belangrijk onderdeel is van de migratieagenda van dit kabinet. Deze kan uw Kamer terugvinden in de integrale migratieagenda (en de verschillende voortgangsrapportages daarbij) waarin de beleidsvoornemens op migratieterrein aan elkaar verbonden zijn in een agenda met zes pijlers. Die pijlers zijn onder meer het voorkomen van irreguliere migratie, versterking van opvang in de regio, het tegengaan van illegaliteit en meer terugkeer. Tegelijkertijd kunnen vreemdelingen die naar Nederland vluchten voor oorlog, vervolging en geweld en hier een aanvraag indienen in aanmerking komen voor bescherming in Nederland. Daarbij is het goed te benoemen dat de nationale asielprocedure zo is ingericht dat kansarme asielaanvragen versneld worden behandeld en de betreffende personen in sobere opvang verblijven gedurende hun procedure.
Wilt u iedere vraag afzonderlijk beantwoorden?
Daar is zoveel mogelijk rekening mee gehouden. Vanwege de leesbaarheid en gelet op de samenhang is er voor gekozen de beantwoording op meerdere vragen samen te pakken.