De uitlatingen van de Turkse consul-generaal te Rotterdam over de Hizmet/Gülen-beweging en de invloed die Turkije uitoefent op burgers in Nederland |
|
Michel Rog (CDA), Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Hoeveel aangiftes zijn er gedaan in Nederland over onder andere bedreiging in de Turks-Nederlandse gemeenschap naar aanleiding van de oproep van de Minister van Buitenlandse Zaken om aangifte te doen?1
Er zijn ongeveer 175 aangiftes gedaan terzake onder meer bedreiging, belediging en smaad(schrift).
Hebben die aangiftes al geleid tot enige actie zoals formele aanklachten? Zo ja, kunt u dan precies aangeven hoeveel mensen formeel zijn aangeklaagd en hoeveel mensen een straf gehad hebben (via het OM of de rechter)?
Er lopen inmiddels verschillende strafrechtelijke onderzoeken, twee verdachten zijn aangehouden vanwege bedreiging. Door deze aanhoudingen zijn meerdere aangiften opgevolgd. Het is niet uitgesloten dat er meer aanhoudingen zullen volgen. Gezien de grote concentratie van aangiften in de eenheid Rotterdam heeft het lokaal gezag besloten daar tijdelijk een speciaal team in het leven te roepen bij de politie.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de Turkse Minister van Economie Nihat Zeybekci: «Niet alleen de doodstraf. Wij gaan ze op zo’n manier straffen dat ze ons zullen smeken om gedood te worden om aan hun lijden een einde te maken»?2
De uitspraken van de Turkse Minister zijn voor zijn rekening. Het kabinet heeft van meet af aan de couppoging in krachtige termen veroordeeld, en tegelijkertijd bij de Turkse autoriteiten erop aangedrongen te allen tijde binnen de kaders van de rechtsstaat te opereren. Het kabinet heeft meermaals de grote zorgen overgebracht over de effecten van de coup en de nasleep ervan in Turkije.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Turkse consul-generaal in Rotterdam vindt dat hij aanhangers van Gülen in Rotterdam wel terroristen kan noemen?3
De Turkse regering acht de Gülenbeweging verantwoordelijk voor de coup die gepleegd is op 15 juli jl. Een aantal maanden voor de coup plaatsvond heeft president Erdoğan de Gülenbeweging aangemerkt als een terroristische organisatie. Dit heeft voor de Turkse regering de consequentie dat aanhangers van deze beweging aangemerkt worden als terroristen. Dit strookt niet met het kabinetsbeleid aangezien de Gülenbeweging niet door de Europese Unie of door Nederland is aangemerkt als een terroristische organisatie. Daaraan gelieerde organisaties en/ of individuen worden dan ook niet gezien als terroristen.
Hoe beoordeelt u het feit dat dezelfde consul-generaal Nederlands-Turkse bedrijven oproept om Hizmet aanhangers te boycotten en zuiveringen van Hizmet-aanhangers uit openbare functies goedpraat?4
Nederlandse burgers moeten in vrijheid eigen keuzes kunnen maken. Het is onacceptabel dat buitenlandse overheden die keuzes openlijk proberen te beïnvloeden. De Turkse autoriteiten dienen zich zich niet te bemoeien met de keuzes die Nederlandse burgers maken. Het kabinet stelt dit consequent en in kritische bewoordingen bij de Turkse autoriteiten aan de orde. Het Kabinet maakt zich zorgen over de situatie in de Turkse gemeenschap in Nederland en keurt elke vorm van intimidatie af. De uitspraak van de Turkse consul-generaal over de situatie in Turkije is voor zijn eigen rekening.
Herinnert u zich dat u de Turkse ambassadeur vlak na de mislukte staatsgreep gewezen heeft op uw zorgen over de effecten van de coup en de nasleep ervan in Turkije zelf, en in Nederland?5
De Turkse autoriteiten zijn meermaals gewezen op onze zorgen over de effecten van de coup en de nasleep ervan in Turkije zelf en in Nederland. Het kabinet heeft er in deze contacten sterk op aangedrongen ervoor te zorgen dat spanningen uit Turkije niet naar Nederland worden geexporteerd. In het geval van het meldpunt is onmiddellijk bezwaar aangetekend. Dit heeft ertoe geleid dat het meldpunt een dag nadat het werd ingesteld weer is ingetrokken.
Herinnert u zich dat vanuit hetzelfde consulaat-generaal volgens meerdere berichten de demonstratie in Almelo tegen de Armeense genocide is georganiseerd, waar schandelijke uitspraken zijn gedaan en waartegen aangifte gedaan is? Herinnert u zich dat vanuit datzelfde consulaat dit jaar «per ongeluk» een meldpunt is ingesteld waar beledigingen van de Turkse president Erdogan gemeld konden worden?6
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat de uitlatingen deze week van de Turkse consul-generaal de spanningen in Nederland verhogen?
Zie antwoord vraag 6.
Ziet u een rechtstreekse relatie tussen de oproepen en uitlatingen van vertegenwoordigers van of namens de Turkse regering en de recente molestatie van een Erdogan-criticus in Amsterdam?7
Over lopende onderzoeken kan ik thans geen mededelingen doen.
Hoe beoordeelt u de kritiek van de aangevallen Nederlander die zegt al geruime tijd geleden aangifte te hebben gedaan van bedreiging en van mening is dat de politie dit had kunnen voorkomen?
Omdat het een lopend strafrechtelijk onderzoek betreft, kan ik daarover thans geen mededelingen doen.
Heeft u de Turkse consul-generaal aangesproken of bent u voornemens dat te doen?
U mag erop vertrouwen dat het kabinet de Turkse autoriteiten consequent aanspreekt bij gevallen waarvan wij vinden dat grenzen overschreden worden.
Heeft de Turkse overheid al verzoeken aan Nederland gedaan om mensen uit te leveren die sympathisant zouden zijn van Hizmet, Gulen en/of betrokken bij de poging tot een staatsgreep in Turkije? Zo ja kunt u dan details geven?
Er is tot op heden één uitleveringsverzoek ingediend waarin de Turkse autoriteiten melding maken van lidmaatschap van Gülen. Dit verzoek, dat betrekking heeft op feiten die plaatsvonden voor de couppoging, wordt thans bestudeerd. Op individuele uitleveringsverzoeken kan ik niet ingaan.
Het kabinet schreef dat het bereid is de Europese Commissie te vragen of het mogelijk is de evaluatie van de pre-toetredingssteun een jaar eerder te doen plaatsvinden; wanneer heeft het kabinet dit aan de Commissie gevraagd en wat was het antwoord van de Europese Commissie?8
De eerstvolgende bijeenkomst van het comité voor pre-accessiesteun staat gepland voor 14 september. Dat zal het geschikte moment zijn om de situatie in Turkije en de eventuele gevolgen hiervan voor pre-accessiesteun te bespreken.
Wanneer heeft het kabinet in Raad van Europa-verband een oproep aan het European Committee for the Prevention of Torture gedaan om een bezoek te brengen aan Turkije? Heeft Nederland bijval gehad en is er al een CPT-team bezig met onderzoek in Turkije?
Het kabinet heeft in de weken na de mislukte couppoging nadrukkelijk en herhaaldelijk opgeroepen tot een bezoek van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) aan Turkije. Hier is inmiddels gehoor aan gegeven. Het CPT bezocht Turkije van 29 augustus t/m 6 september 2016.
Hoeveel mensen zijn er in Turkije gearresteerd, geschorst en ontslagen sinds de mislukte couppoging?
Volgens officiele bronnen waren 8651 militairen betrokken bij de coup (stand van zaken op 9 september 2016). Het merendeel is gearresteerd en wordt nog steeds vastgehouden in afwachting van berechting. In totaal zijn voor zover ons bekend ruim 40.000 personen gearresteerd, waarvan er naar schatting nog zeker 21.000 in voorarrest zitten. Daarnaast zijn op grond van hun banden met de Gülen-bewegingruim 62.000 ambtenaren ontslagen. Nadat in eerste instantie bijna 80.000 ambtenaren werden geschorst vaardigde de Turkse regering op 1 september drie nieuwe decreten uit (672, 673 en 674) waarin het ontslag van bijna 50.000 ambtenaren werd aangekondigd.
Bent u bekend met het feit dat de Erasmus Universiteit een meldpunt ingesteld heeft naar aanleiding van druk op Turkse studenten en wetenschappers?9 Hoeveel Turkse wetenschappers en studenten in Nederland zijn na de oproep van de Turkse autoriteiten teruggekeerd naar Turkije?
De Erasmus Universiteit heeft een informatiepunt ingesteld in hun Central International Office, bedoeld voor vragen van hun medewerkers en studenten. Ook Nederlandse studenten die vragen hebben over hun voorgenomen stage of uitwisseling aan een Turkse universiteit kunnen hier terecht. Overigens hebben alle universiteiten een soortgelijk informatiepunt ingesteld. Volgens de laatste stand van zaken zijn bij OCW geen zaken bekend waarbij Turkse wetenschappers en studenten na de oproep van de Turkse autoriteiten zijn teruggekeerd.
Deelt u de zorg dat na de zomervakantie op sommige scholen grote spanningen zullen ontstaan tussen Erdogan/AKP-aanhangers en Hizmet/Gülen-aanhangers en dat leerkrachten en leerlingen wellicht gediscrimineerd, weggepest of ontslagen zullen worden vanwege (vermeende) voorkeuren van henzelf of hun ouders?
Ja, die zorg delen we. Het kabinet vindt het onacceptabel dat het onderwijs aan kinderen lijdt onder de gevolgen van spanningen in Turkije. In de weken voorafgaand aan het nieuwe schooljaar is daarom een taskforce opgericht, die er samen met schoolbesturen, ouders en gemeenten alles aan heeft gedaan om te zorgen dat alle leerlingen bij de start van het nieuwe schooljaar veilig naar school konden gaan.
Welke acties neemt de Nederlandse regering om ervoor te zorgen dat er geen conflicten uitbreken op Nederlandse scholen en dat slachtoffers daarvan onmiddellijk beschermd zullen worden en daders gestraft?
Het is onacceptabel dat spanningen na de mislukte staatsgreep in Turkije in Nederland leiden tot intimidatie en geweld. Als scholen daarmee te maken hebben, is het van belang dat ze aangifte doen. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap houdt nauw contact met gemeenten en schoolbesturen en heeft een Taskforce opgericht. In de eerste schoolweken na de zomervakantie hebben gemeenten en scholen waar dit zou kunnen spelen extra maatregelen genomen om de veiligheid te garanderen. De politie was geïnformeerd en betrokken. Op sommige scholen waren particuliere beveiligers aanwezig. Inmiddels is de beveiliging op deze scholen afgebouwd. De spanningen waren en zijn sterk voelbaar op sommige scholen. De start van het schooljaar is zonder grote incidenten verlopen.
Los daarvan zien we dat op scholen de spanningen hoog kunnen oplopen. In opdracht van OCW adviseert de Stichting School en Veiligheid de schoolbesturen hoe met de spanningen om te gaan. Tijdens de zomer heeft de Stichting School en Veiligheid (SSV) specifieke informatie op de website gezet en advies op maat gegeven aan scholen die daar behoefte aan hadden. Ook de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft voor de start van het schooljaar informatie, adviezen en goede voorbeelden over het omgaan met deze spanningen verzameld en verspreid onder gemeenten en scholen. De ESS heeft samen met de SSV de factsheet «Maatschappelijke en politieke spanning in Turkije» opgesteld.
Is er sprake van een lange arm van Ankara in Nederland, zoals bijvoorbeeld GroenLinks-raadslid Tekir beweert?10
Nederland kent een grote Turks-Nederlandse gemeenschap. Het spreekt vanzelf dat er banden bestaan tussen deze gemeenschap en Turkije. Turkije heeft al sinds jaar en dag openlijk een actief beleid richting de Turkse diaspora, ook in Nederland. Sinds de couppoging is dit beleid actiever en zichtbaarder geworden. De Turkse autoriteiten dienen zich echter niet te bemoeien met de keuzes die Nederlandse burgers maken. Het kabinet stelt dit consequent en in kritische bewoordingen aan de orde bij de Turkse autoriteiten, zoals ook is gebeurd in het geval van het hogergenoemd meldpunt.
Is het kabinet voornemens om na de grootschalige zuivering binnen het onderwijs en de academische wereld in Turkije de toegang tot subsidiemogelijkheden en onderzoeksbeurzen te heroverwegen?
Het kabinet volgt nauwgezet de ontwikkelingen in het Turkse onderwijs en de academische wereld. Op dit moment is er geen aanleiding voor het kabinet om de toegang tot subsidiemogelijkheden en onderzoeksbeurzen te heroverwegen.
Kunt u deze vragen één voor één en voor aanvang van het nieuwe schooljaar beantwoorden?
De vragen zijn zoveel mogelijk één voor één beantwoord. Gezien de complexiteit van de vragen is het helaas niet gelukt de antwoorden hierop voor de aanvang van het nieuwe schooljaar in te dienen.
Het bericht dat Golfstaten Nederland informatie over financiële steun aan religieuze instellingen verstrekken |
|
Sadet Karabulut , Raymond Knops (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u de berichten «Kabinet weigert lijst moskeeën bekend te maken»1 en «Golfstaten geven Nederland vertrouwelijke info over salafistische moskeeën»?2
Sinds wanneer consulteren Saoedi-Arabië en Koeweit de Nederlandse regering, zoals u stelt in uw brief van 5 juli jl., over particuliere organisaties die in deze landen verzoeken ontvangen om religieuze instellingen in Nederland te financieren?
Sinds wanneer zijn er, zoals u stelt in uw brief van 5 juli jl., afspraken gemaakt om de informatie die het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Saoedi-Arabië en Koeweit ontvangt over de financiering van religieuze instellingen in Nederland ook te delen met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid? Wanneer was u op de hoogte van deze afspraken?
Hoe verhoudt uw brief van 5 juli jl., waarin u stelt dat Saoedi-Arabië en Koeweit Nederland consulteren over particuliere organisaties die in deze landen verzoeken ontvangen om religieuze instellingen in Nederland te financieren, zich tot uw uitspraak tijdens het debat over de invloed van ultraorthodoxe moslims in moskeeën op 25 mei jl., dat u niet door Saoedi-Arabië op de hoogte wordt gehouden van religieuze investeringen?
Kunt u aangeven welke resultaten gesprekken opleveren die, zoals u stelt in uw brief van 25 februari jl., Nederlandse ambassades voeren met financiële autoriteiten en particuliere donororganisaties in onder meer Saoedi-Arabië en Koeweit, met als doel meer duidelijkheid te krijgen over herkomst en doel van financieringsstromen aan Nederlandse gebedshuizen? Sinds wanneer worden deze gesprekken gevoerd? Op welke wijze worden de uitkomsten van deze gesprekken gedocumenteerd?
Klopt het dat de regering sinds 2013 beschikt over een lijst van instellingen die (mogelijk) gefinancierd worden vanuit Saoedi-Arabië of daartoe verzoeken hebben gedaan? Sinds wanneer is deze lijst in het bezit van het Ministerie van Buitenlandse Zaken? Sinds wanneer is deze lijst in het bezit van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid?
Indien deze lijst van instellingen die (mogelijk) gefinancierd worden vanuit Saoedi-Arabië of daartoe verzoeken hebben gedaan sinds 2013 bestaat, hoe verhoudt zich dit tot de aangenomen motie-Sjoerdsma (Kamerstuk 29 614, nr. 42) die de regering verzoekt de Kamer te informeren over de herkomst van financiering van religieuze instellingen? Waarom heeft u deze lijst niet eerder aan de Kamer verstrekt?
Klopt het dat het niet openbaar maken van de betreffende lijst van instellingen die (mogelijk) gefinancierd worden vanuit Saoedi-Arabië of daartoe verzoeken hebben gedaan, te maken heeft met afspraken tussen de Saoedische ambassade in Nederland en de Nederlandse regering? Welke afspraken zijn hierover gemaakt?
Hoe vaak zijn er maatregelen genomen – ter uitvoering van de aangenomen motie-Karabulut/Potters (Kamerstuk 29 754, nr. 343) over het niet langer financieren van Nederlandse gebedshuizen vanuit Saoedi-Arabië, Koeweit en Qatar – aan de hand van de lijst als bedoeld in de voorgaande vragen, of andere informatie die u bezit over financieringsstromen vanuit deze landen aan Nederlandse gebedshuizen?
Waarop baseert u uw uitspraak in uw brief van 25 februari jl., dat gemeenten doorlopend gesprekken voeren met salafistische gemeenschappen om de transparantie over en herkomst en doelstellingen van (private en publieke) financiering vanuit het buitenland te vergroten?3 Hoe verhoudt zich dit tot de berichtgeving van Nieuwsuur op 1 juli jl., waaruit bleek dat negen van de tien gemeenten waar salafistische organisaties bestaan geen gesprekken over financiering voeren?
De verhuizing van het Financieel Service Centrum Defensie van Limburg naar Utrecht |
|
Erik Ronnes (CDA), Raymond Knops (CDA), Manon Fokke (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw uitspraak in het debat over de door u besloten «definitieve» sluiting van het complex Eygelshoven: «Wij houden oog voor Limburg, ook vanuit Defensie. Het archief en FABK (Financieel Administratie en Beheerkantoor) blijven in Limburg.»?1
Ja.
Herinnert u zich uw uitspraak «Het zou heel gemakkelijk zijn geweest om FABK in zijn geheel naar de Kromhoutkazerne over te plaatsen, maar wij hebben er juist bewust voor gekozen om die natuurlijke knip te maken. Met name de taken die geen fysieke klantcontacten vergen, blijven in Eygelshoven of in de nabije omgeving.»?2
Ja.
Herinnert u zich bovendien uw uitspraak: «Ik kan geen garanties geven voor de 50 mensen die nu voor FABK op Eygelshoven zitten, maar ik heb er op dit moment geen belang bij om deze mensen door te verwijzen naar Utrecht. Ze hebben al een heleboel onrust meegemaakt, dus we moeten goed bekijken hoe we met hen omgaan. Er is echt oog voor de mens achter de functie (…)»?3
Ja.
Hoe verhouden bovengenoemde uitspraken zich tot uw voornemen om het Financieel Service Centrum (FSC) van Eygelshoven naar de Kromhoutkazerne in Utrecht te verhuizen?
Met de oprichting van het FABK in 2013 zijn de financiële administratie en het financieel beheer van Defensie gecentraliseerd. Er is toen inderdaad een knip gemaakt waarbij het FSC, alwaar het betaalproces van Defensie wordt uitgevoerd, in Eygelshoven is gevestigd, en de overige vier afdelingen in Utrecht. Hiervoor is gekozen om het verlies aan werkgelegenheid in de regio na het sluiten van de POMS-site te compenseren. Na een jaar zou het functioneren van het FABK worden geëvalueerd. Uit deze evaluatie die in 2015 beschikbaar is gekomen, bleek dat de gemaakte knip niet zo «natuurlijk» is als destijds werd vermoed. Bij zowel de defensieonderdelen als de afdelingen van het FABK in Utrecht bestaat de nadrukkelijke wens om meer fysiek klantcontact te hebben. Dit is door de afstand vaak niet mogelijk. Tevens worden de mogelijkheden voor functieroulatie en het opvangen van piekbelastingen door het werken op twee locaties beperkt. Door de toenemende digitalisering en de daarmee samenhangende veranderende werkzaamheden ontstaat voorts steeds meer behoefte aan het flexibel kunnen inzetten van personeel. Als gevolg van de toenemende digitalisering is het aantal functies bij het FSC al fors afgenomen. De instandhouding van de ondersteunende dienstverlening in Eygelshoven (IT-ondersteuning, catering, beveiliging, etc.) wordt daarmee relatief duurder. Inmiddels is duidelijk dat de Amerikaanse krijgsmacht opnieuw gebruik gaat maken van Eygelshoven. De onderhoudswerkzaamheden die dan op de locatie zullen worden uitgevoerd, maken de locatie minder geschikt als kantooromgeving. Deze ontwikkelingen zijn doorslaggevend geweest om het eerder genomen besluit te herzien.
Hoe beoordeelt u het bericht dat vakbond VBM «woedend» is over de verhuizing van het FSC en «perplex» is over de hele gang van zaken rondom het FSC-personeel? Deelt u de opvatting dat het personeel van het FSC speelbal is van de politiek?4
Nee, die opvatting deel ik niet. Uiteraard realiseer ik me dat de verhuizing gevolgen heeft voor het personeel in Eygelshoven (34 burgers en 16 militairen vanaf 1 januari 2017). Het voorgenomen besluit tot verhuizing van het FSC van Eygelshoven naar Utrecht is echter weloverwogen genomen en komt voort uit de conclusies van de evaluatie van het FABK. Ook is een business case opgesteld om de wenselijkheid van een verhuizing te onderzoeken. De uitkomsten hiervan bevestigen de conclusies van de evaluatie. Gedurende dit proces is de medezeggenschap FABK (MC) betrokken. Met de MC FABK wordt gesproken over de wijze waarop de verhuizing wordt uitgevoerd. Hierover zullen goede afspraken worden gemaakt.
Bent u bereid terug te komen op uw voornemen als de medezeggenschapscommissie en de centrales voor overheidspersoneel zich uitspreken tegen uw voornemen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Met de MC FABK wordt gesproken over de wijze waarop de verhuizing wordt uitgevoerd.
Waarom voert u de onderhoudswerkzaamheden die de Amerikanen willen gaan uitvoeren op het terrein in Eygelshoven en de daarmee gepaard gaande overlast, aan als argument voor permanente verplaatsing van het FSC naar de Kromhoutkazerne? De door u genoemde overlast zal toch slechts tijdelijk zijn en het is toch ook mogelijk om het FSC tijdelijk op een andere locatie in Limburg onder te brengen?
De beslissing is primair genomen op grond van de uitkomsten van de evaluatie van het functioneren van het FABK. De komst van de Amerikanen vormt een extra argument om te verhuizen. De Amerikanen gaan op het terrein in Eygelshoven onderhoudswerkzaamheden uitvoeren aan voertuigen. Dit betreft geen tijdelijke werkzaamheden omdat deze doorgaan zo lang de Amerikanen gebruik maken van het terrein. Daarnaast zal de spoorverbinding op het terrein in verband met de aanvoer van het materieel weer in gebruik worden genomen. De onderhoudswerkzaamheden en de aanvoer van het materieel zullen gepaard gaan met overlast. Dit maakt de locatie voor het FSC, dat midden op het terrein ligt, minder geschikt als kantoorlocatie.
Waarom kiest u niet voor een locatie dichter bij Eygelshoven, zoals het gebouw waarin het Bureau Registratie en Informatie Ontslagen Personeel in Kerkrade is gehuisvest?
De voorgenomen verhuizing is juist bedoeld om de problemen op te lossen die voortkomen uit de afstand tussen de twee locaties. Door te kiezen voor een locatie dichter bij Eygelshoven worden deze problemen niet opgelost. Eerder is het Bureau Registratie en Informatie Ontslagen Personeel als locatie voor het FSC overwogen, maar niet geschikt bevonden. Bovendien is er op de Kromhoutkazerne kantoorruimte voor het FSC beschikbaar waarvoor Defensie al betaalt.
Hoe ernstig is de financiële situatie bij Defensie als u zelf aangeeft dat samenvoeging van het FSC met de rest van FABK op de Kromhoutkazerne «een gering financieel voordeel» oplevert? In hoeverre is uw voornemen ingegeven door financiële overwegingen?5
Financiële overwegingen hebben bij het voorgenomen besluit geen doorslaggevende rol gespeeld. Wel vormen financiën een vast onderdeel van een business case. Om een volledig beeld te schetsen, heb ik het in mijn brief benoemd.
Herinnert u zich het eerdere verlies van 75 banen in Zuid-Limburg als gevolg van de reorganisatie van het toenmalige Financieel Diensten Centrum, waarbij veel functies belegd werden op de Kromhoutkazerne en slechts twee van de vijf hoofdprocessen van het FABK voor Limburg behouden bleven?
Met de oprichting van het Financieel Dienstencentrum (FDC) in 2008 is een aantal functionaliteiten van het Centraal Betaalkantoor Defensie verplaatst naar Eygelshoven. Het FDC bestond daarmee uit zes locaties. Met de oprichting van het FABK in 2013 zijn de zes betaalkantoren samengevoegd in één betaalkantoor in het FSC Eygelshoven. Door dat besluit zijn verschillende regio’s getroffen ten gunste van Limburg. Met de oprichting van het FABK zijn zo’n 250 arbeidsplaatsen komen te vervallen. Dit betrof logischerwijs ook functies in Limburg. Bij de oprichting van het FABK zijn de staf van het FDC en enkele andere functies van Eygelshoven naar Utrecht verplaatst. Dit betrof zo’n 20 vte’n. Anders dan de vraag suggereert, zijn de andere afdelingen niet eerder in Eygelshoven gevestigd geweest.
Waarom verbreekt u uw beloften en verplaatst u opnieuw Defensiebanen uit Limburg, na eerder ook al de Koninklijke Militaire School (KMS) in Weert gesloten te hebben?
Ook Defensie dient doelmatig en doeltreffend om te gaan met geld dat wordt opgebracht door de belastingplichtigen. Door nieuwe ontwikkelingen kunnen eerder genomen besluiten in bepaalde gevallen worden herzien. Zo ook in het geval van Eygelshoven. Ik wijs u nogmaals op het feit dat de komst van de Amerikaanse krijgsmacht tot extra werkgelegenheid zal leiden.
Hoeveel Defensiebanen heeft u sinds uw aantreden in Limburg opgeheven en/of uit Limburg verplaatst?
Sinds het aantreden van het kabinet heeft Defensie 378 functies opgeheven in of verplaatst uit Limburg: van de 2028 vte’n zijn er nu nog 1650 over. Deze 387 vte’n betreffen voornamelijk functies die met de Koninklijke Militaire School (KMS) van Weert naar Ermelo zijn verplaatst en functies die bij het FSC zijn opgeheven, als uitvloeisel van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie, waarover de Kamer is geïnformeerd in de brieven van mijn ambtsvoorganger van 31 augustus en 27 oktober 2011 (Kamerstuk 32 733, nrs. 44 en 47. Door de komst van de Amerikaanse krijgsmacht naar Eygelshoven zullen er, zoals gezegd, echter nieuwe banen in de regio bij komen.
Daarnaast heeft de Minister voor Wonen en Rijksdienst de Kamer op 4 maart 2016 (Kamerstuk 31 490, nr. 195) geïnformeerd over de rijkswerkgelegenheid per provincie. In deze brief is gemeld dat de daling van de rijkswerkgelegenheid in Limburg zo goed als gelijk is aan de gemiddelde daling in heel Nederland.
In mijn brief van 30 januari 2013 heb ik u reeds geïnformeerd over defensiegerelateerde werkgelegenheid in Limburg (Kamerstuk 32 733, nr. 106).
Hoe verhoudt zich uw beleid richting Limburg tot de motie Albert de Vries c.s. die de regering oproept bij de vernieuwing van de rijksdienst te voorkomen dat de provincies Friesland, Groningen, Drenthe, Zeeland en Limburg per saldo onevenredig hard worden getroffen?6
In het strategisch vastgoedbeleid van Defensie is opgenomen dat Defensie bij besluitvorming over de vastgoedportefeuille rekening houdt met krimpproblematiek en de motie-De Vries alsmede maatschappelijke overwegingen, zoals het behoud van regionale werkgelegenheid. Het is echter ook beleid dat operationele overwegingen voorop staan, gevolgd door financiële.
Bent u bereid terug te komen op uw voornemen om het FSC uit Zuid-Limburg te verplaatsen en in plaats daarvan de banen voor de regio te behouden?
In de antwoorden hierboven heb ik uitgelegd waarom dit besluit is genomen. Daarnaast zullen door de komst van de Amerikaanse krijgsmacht banen voor de regio behouden blijven.
De bijdrage van Nederland aan politietrainingen op Papua |
|
Harry van Bommel , Raymond de Roon (PVV), Michiel Servaes (PvdA), Raymond Knops (CDA), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de radiouitzending «Nederlandse politietraining in Papua»?1
Ja.
Waarom wordt er in de beantwoording van Kamervragen eerdere vragen over Papua’s van 26 april 20162 in het antwoord op vraag 4 niet over de politietraining gesproken, maar in de Kamervragen antwoorden op vragen van 10 december 2014 wel?3
In de brief van april 2016 wordt ingegaan op de vraag op welke wijze Nederland de situatie van de Papoea’s onder de aandacht heeft gebracht van de Indonesische autoriteiten, terwijl in de brief van december 2014 wordt ingegaan op de vraag of het Kabinet nieuwe mogelijkheden ziet waarmee Nederland kan bijdragen aan het verbeteren van de situatie. Daarom gaat de brief van december 2014 in op het programma dat Nederland ondersteunt, en de brief van april 2016 op de gesprekken in bilateraal en multilateraal verband waar de Nederlandse autoriteiten deze situatie aan de orde hebben gesteld.
Kunt u de externe evaluatie, waarover wordt gesproken in de schriftelijke verklaring van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in de radiouitzending van 12 mei, naar de Kamer sturen? Zo niet, kunt u de Kamer dan een overzicht sturen van de methode en resultaten van de politietraining tot nu toe?
De Nederlandse ambassade in Jakarta heeft op 12 juli jl. een Mid Term Evaluation rapport ontvangen van het Community Policing Programme. Een volledig evaluatierapport zal later worden afgerond. Het programma wordt uitgevoerd door de International Organisation of Migration (IOM). In de bijgevoegde infographic heeft IOM op basis van de Mid Term Evaluation een overzicht gemaakt van de gebruikte methoden en de belangrijkste resultaten van het programma4. Uit de resultaten kan een aantal conclusies worden getrokken. Het programma heeft als uitgangspunt dat politie, gemeenschap en lokale overheid gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de lokale veiligheid. Het beoogt door training en consultatie deze gedeelde verantwoordelijkheid te stimuleren. Voor een langdurig resultaat is niettemin een cultuuromslag nodig, en dat vergt tijd. Dat werd ook bevestigd in de Mid Term Evaluation. Het programma heeft tot dusver diverse positieve resultaten geboekt op het terrein van training voor politiefunctionarissen, zowel op nationaal als op provinciaal niveau. In de evaluatie kwam naar voren dat lokale gemeenschappen hen nu zelf ook vaker betrekt bij problemen. Politie en gemeenschap lijken problemen meer gezamenlijk ter hand te nemen, ook al stellen lokale gemeenschappen dat nog niet bij alle agenten sprake is van een verandering in gedrag. Een speciaal ontworpen mensenrechtenmodule is inmiddels een vast onderdeel geworden van het curriculum van de training die ook toekomstige politiefunctionarissen zullen volgen. Om de gemeenschap op provincie-, district-, sub-district- en dorpsniveau te betrekken zijn daarnaast Community Policing Forums (CPFs) opgericht. Hierbij komen vertegenwoordigers van NGO’s, lokale gemeenschappen en de politie regelmatig bijeen om ontwikkelingen in de buurt te bespreken. Doel is om vertrouwen te scheppen en de relatie tussen de politie en de gemeenschap te verbeteren. Hierdoor kan gezamenlijk worden geanticipeerd op mogelijke spanningen en incidenten zodat de lokale veiligheid wordt versterkt. Omdat de CPFs in de laatste fase van het programma zijn ingesteld, is verdere implementatie nodig en zijn hier nog geen concrete resultaten van bekend. Er is meer tijd nodig om deze activiteiten te voltooien, de impact hiervan te vergroten en toekomstige financiering zeker te stellen. Op dit moment wordt daarom bekeken hoe het programma kan worden verlengd met een beperkte tijd.
Op welke manier kan Nederland monitoren wat de Indonesische veiligheidsdiensten in Papua doen?
Medewerkers van de Nederlandse ambassade in Jakarta bezoeken de provincie regelmatig. Door middel van gesprekken met vertegenwoordigers van lokale overheid, politie, mensenrechtenactivisten, NGOs en religieuze organisaties krijgen zij inzicht in de huidige situatie in Papoea, inclusief het optreden van leden van het veiligheidsapparaat. Deze gesprekken gebruikt Nederland ook om misstanden aan de orde te stellen en het belang te benadrukken van het investeren in de relatie met de burgerbevolking.
Op welke manier kan Nederland garanderen dat Indonesische politieagenten die door dit programma zijn getraind, niet actief zijn geweest in de schendingen van mensenrechten door de Indonesische politie in de afgelopen jaren?
In totaal zijn 3.687 politieagenten in de provincies Papua en West Papua getraind binnen het Community Policing Pogramme. Er kan geen garantie worden gegeven dat getrainde agenten niet hebben deelgenomen aan het schenden van mensenrechten. Het gaat om een lange termijn inzet waarbij een cultuuromslag noodzakelijk is zoals ook in de Mid Term Evaluation wordt gesteld. De leiding van de provinciale politie in Papua heeft bij diverse gelegenheden gesteld het belang te erkennen van het winnen van het vertrouwen van de lokale gemeenschappen om lokale spanningen en incidenten te verminderen en daarmee de veiligheidssituatie te verbeteren.
Welke andere organisaties zijn bij de politietraining betrokken naast de Organisation for Migration?4 Wat is of was de rol van de Universiteit van Maastricht?5
De politietraining is door IOM samen met de Indonesische Nationale Politie en Japan International Cooperation Agency (JICA) opgezet. De Universiteit Maastricht speelt in deze trainingen geen rol.
Bij het tot stand brengen van en participatie in de Community Policing Forums (CPFs) zijn tevens lokale groeperingen, zoals religieuze en culturele organisaties, betrokken.
Heeft u in het besluit deze training destijds te starten de conclusies meegenomen van de autoriteiten van Nieuw-Zeeland, die hun politietraining daar in 2010 juist is hebben gestopt?
Het Nederlandse trainingsprogramma heeft een andere insteek dan het tot 2010 door Nieuw-Zeeland gesteunde programma. Het Nieuw-Zeelandse programma richtte zich op het strategische niveau met de detachering van twee senior expat politie staf. Het Nederlandse programma richt zich op het trainen van Community Policing Officers door nationaal gerekruteerde politietrainers en het opzetten van CPFs waarin wordt ingezet op de verbetering van de relatie tussen politie en lokale gemeenschappen en beoogt daarmee een meer duurzaam en lokaal gedragen resultaat te bereiken.
Wat is uw reactie op de uitspraak van het Nieuw-Zeelandse Kamerlid parlementslid Catherina Delahunty die stelt dat zolang het politieke regime niet verandert, het geven van politietrainingen voor de mensenrechtensituatie niets zal opleveren?
Om tot een duurzame oplossing te komen is het belangrijk dat de centrale autoriteiten en de lokale bevolking gezamenlijk de problemen ter hand nemen en ontwikkeling in de provincies bevorderen. Het Community Policing Pogramme draagt bij aan de dialoog tussen lokale autoriteiten en de burgerbevolking. Door het programma heeft de lokale politie beter inzicht in wat er binnen de gemeenschap speelt en wordt het getraind in een andere benadering van burgers. Ook zien zowel politie, provinciale- als lokale overheden beter het belang van de preventie van lokale onlusten zoals het oplaaien van spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen. Voor een goed functionerende rechtsstaat is het van belang dat burgers vertrouwen hebben in handhavingsmaatregelen en diensten. Met de financiering van het programma zet het kabinet in op een bijdrage aan het verbeteren van deze situatie in Papoea.
Heeft u tijdens uw ambtsbezoek aan Indonesië in maart deze politietraining bezocht?
Mijn bezoek aan Indonesië in maart bestond uit een programma op Bali en Java. Een bezoek aan het Community Policing Programme op Papoea maakte dan ook geen onderdeel uit van de reis.
Wat vonden de Minister van Buitenlandse Zaken Retno Marsudi en coördinerend Minister voor Politieke, Juridische en Veiligheidszaken Luhu Panjaitan van de Nederlandse politietrainingen, toen u hen sprak over de mensenrechtensituatie in Papoea tijdens uw bezoek in maart?6
Gedurende mijn bezoek aan Indonesië in maart heb ik met de Minister van Buitenlandse Zaken Retno Marsudi en toenmalig coördinerend Minister voor Politieke, Juridische en Veiligheidszaken Luhut Panjaitan de mensenrechtensituatie, waaronder de situatie in Papoea, besproken. Het Community Policing Pogramme is tijdens deze gesprekken niet specifiek aan de orde gekomen.
Het wereldwijd toegenomen geweld tegen Joden |
|
Kees van der Staaij (SGP), Raymond Knops (CDA), Joël Voordewind (CU), Han ten Broeke (VVD), Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Geweld tegen Joden neemt wereldwijd toe»?1
Ja.
Hoe duidt u de in dit artikel genoemde bevindingen van het Amerikaanse onderzoeksbureau Pew Research dat het aantal landen waar geweld tegen Joden plaatsvindt is toegenomen van 51 in 2007 naar 81 in 2014?2
Deze bevindingen van Pew Research zijn zeer zorgelijk. Pew Research spreekt over «harassment», waaronder fysieke of verbale aanvallen, ontheiliging van heilige plaatsen, en discriminatie op de arbeidsmarkt, de woningmarkt en in het onderwijs vallen.
Het is daarom van groot belang om onze inzet voor het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging voort te zetten.
Kunt u aangeven wat de belangrijkste achterliggende oorzaken zijn van dit toegenomen geweld tegen Joden?
Het rapport geeft aan dat het aantal landen waarin «harassment» van joden plaatsvindt, is gestegen. De term «harrassment» omvat zowel geweld, discriminatie als intimidatie. Het rapport zelf gaat niet in op de oorzaken van deze toegenomen «harassment». De oorzaken voor dergelijk «harassment» zijn vaak complex en afhankelijk van de specifieke lokale context.
In welke landen en regio’s vindt geweld tegen Joden met name plaats? Welke overheden en/of organisaties spelen hierbij een rol?
Het rapport vermeldt enkel het aantal landen waarin discriminatie, intimidatie en geweld tegen specifieke religieuze groepen plaatsvinden. De wijze waarop en mate waarin van »harassment» sprake is, wordt verder niet gepreciseerd. Uiteraard hebben alle vormen van discriminatie, intimidatie en geweld een negatief effect op de veiligheid van Joden en Joodse minderheden.
Op welke manieren uit zich dit geweld, en welke effecten heeft het op de veiligheid en godsdienstvrijheid van Joden en Joodse minderheden wereldwijd?
Zie antwoord vraag 4.
Spelen direct of indirect door Nederland gefinancierde BDS-organisaties een rol in het plegen dan wel gedogen van geweld tegen Joden? Indien ja, wat gaat u hieraan doen?
Uitlatingen en bijeenkomsten van de BDS-beweging worden beschermd door de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering. Deze vrijheden zijn onder meer vervat in de Nederlandse Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Vanzelfsprekend mogen ontvangers van financiering zich niet schuldig maken aan discriminatie of aanzetten tot haat en/of geweld.
Op welke manier kan Nederland het geweld tegen Joden helpen monitoren?
De Nederlandse inzet op het gebied van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging – één van de Nederlandse mensenrechtenprioriteiten – betreft ook leden van Joodse gemeenschappen wereldwijd. Monitoring vindt op verschillende manieren plaats, onder meer door het Amerikaanse onderzoeksbureau Pew Research. Het kabinet zet vooral in op het (proactief) bespreken van de mensenrechtensituatie met de autoriteiten in landen waar vrijheid van godsdienst en levensovertuiging niet vanzelfsprekend is of het recht hierop wordt geschonden. Ambassades volgen de ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten, inclusief vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Vanuit het Mensenrechtenfonds worden mensenrechtenorganisaties gesteund die bijdragen aan de bevordering van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Door de ambassade in Tel Aviv wordt bijvoorbeeld het Israel Palestine Center for Research and Information (IPCRI) gesteund, dat maandelijks een open forum organiseert voor (met name joodse) Israëli’s en (vooral islamitische) Palestijnen, waar zij discussiëren over actuele zaken in relatie tot het vredesproces.
Ook in multilateraal verband zet Nederland zich in voor het tegengaan van geweld tegen Joden en andere religieuze minderheden. Deze inzet vindt plaats in VN- (m.n. Mensenrechtenraad en Derde Commissie AVVN) en in EU-verband. Hierbij worden de EU-richtsnoeren (EU-Guidelines on the promotion and protection of freedom of religion or belief) gevolgd en worden specifieke acties zoals demarches en verklaringen uitgevoerd2.
Op welke manier kan Nederland bijdragen aan het tegengaan van geweld tegen Joden?
Zie antwoord vraag 7.
Welke actie heeft u ondernomen in het kader van de uitvoering van de motie-Bisschop c.s. met betrekking tot het tegengaan van antisemitisme (Kamerstuk 34 166, nr. 17)? Wat is het effect van deze actie, en welke aanvullende maatregelen zijn nodig om antisemitisme effectief te bestrijden?
Het kabinet spant zich blijvend in om alle vormen van discriminatie, inclusief antisemitisme, hoog op de Europese agenda te houden. Het is noodzakelijk de gemeenschappelijke waarden van de Unie, waaronder non-discriminatie, gelijkheid en solidariteit, actief te promoten en te beschermen.
Tijdens het EU-voorzitterschap heeft Nederland prominent aandacht gevraagd voor het tegengaan van discriminatie, waaronder antisemitisme, via verschillende kanalen. De Raad Justitie en Binnenlandse Zaken heeft in juni conclusies aangenomen over de bescherming van fundamentele rechten, met specifieke aandacht voor non-discriminatie en de noodzaak inclusieve samenlevingen en tolerantie te bevorderen. In de conclusies wordt o.a. gerefereerd aan de bijeenkomst van de werkgroep tegen haatcriminaliteit, die in april plaatsvond en gericht is op het verbeteren van meldingen en aangiftes van discriminatie en de afhandeling hiervan. Onderdeel van het programma van deze werkgroep was een bezoek aan het Anne Frank Huis.
Ook heeft Nederland tijdens het EU-voorzitterschap een bijeenkomst georganiseerd met de twee coördinatoren van de Commissie voor antisemitisme en moslimhaat en Nederlandse Joodse en Islamitische maatschappelijke organisaties. Deze coördinatoren zijn aangesteld n.a.v. het Commissie Colloquium over «tolerantie en respect» op 1 en 2 oktober 2015, waar de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aandacht heeft gevraagd voor toenemend antisemitisch geweld en moslimdiscriminatie en de Commissie heeft opgeroepen om via een uitwisseling van ervaringen deze discussie verder te brengen.
Tevens kwam de High-Level Group on non-discrimination, equality and diversity op 7-8 juni bijeen om te spreken over discriminatie o.b.v. religie, met expliciete aandacht voor antisemitisme en moslimdiscriminatie.
Ook is de tijdens de eerste bijeenkomst van de High-Level Group on combating racism, xenophobia, and other forms of intolerance, opgericht tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap, antisemitisme en moslimdiscriminatie besproken met Commissaris Jourova en tal van maatschappelijke en internationale organisaties. De Commissie heeft een duidelijk signaal afgegeven dat de aanpak van racisme en antisemitisme binnen de EU meer prioriteit moet krijgen. De Commissie heeft op verzoek van het Nederlands voorzitterschap toegezegd een inventarisatie te maken van de nationale strategieën en actieplannen van de lidstaten.
De arrestatie van een Nederlandse vrouw in Qatar |
|
Rik Grashoff (GL), Harry van Bommel , Joël Voordewind (CU), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Michiel Servaes (PvdA), Raymond Knops (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse vrouw al maanden vast in Qatar»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de vrouw in kwestie is opgepakt nadat zij aangifte deed van verkrachting?
Ik kan de arrestatie bevestigen. In aanvulling daarop kan ik melden dat op 13 juni 2016 de Qatarese rechter betrokkene heeft veroordeeld tot een voorwaardelijke straf en een boete van omgerekend circa 750 euro voor openbare dronkenschap en overspel. Zij is overgebracht naar een uitzetcentrum en kan over enkele dagen Qatar verlaten. De rechter heeft de medeverdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar en een lijfstraf opgelegd.
Kunt u aangeven wat de regering tot nu toe heeft ondernomen om de vrouw in kwestie vrij te krijgen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verleent consulaire bijstand aan in het buitenland gedetineerde Nederlanders indien zij dat wensen. Ook aan de persoon in onderhavige zaak heeft het ministerie vanaf het bekend worden van de arrestatie consulaire bijstand verleend. Een medewerker van de ambassade in Doha heeft betrokkene meermaals in de gevangenis bezocht en wekelijks telefonisch contact onderhouden. Verder hebben ambassademedewerkers rechtszittingen bijgewoond om de rechtsgang van betrokkene te volgen. Tot slot heeft de ambassade over deze zaak actief contact onderhouden met de Qatarese autoriteiten. Al deze activiteiten vonden plaats in het kader van het verlenen van consulaire bijstand aan de gedetineerde.
Hoe verloopt het contact met de naasten? Is de ambassade in Doha voldoende geëquipeerd om zowel de vrouw als de naasten voldoende bij te staan?
Een Nederlander die in het buitenland is gedetineerd en aangeeft consulaire bijstand te willen ontvangen, kan één contactpersoon voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken aanwijzen. Deze contactpersoon wordt door het departement op de hoogte gehouden van de situatie van de gedetineerde. Om privacyredenen en om misverstanden tegen te gaan, verstrekt het ministerie zonder toestemming van betrokkene geen informatie aan andere personen, inclusief (naaste) familieleden. Ook betrokkene in deze zaak had een contactpersoon aangewezen.
Kunt u bevestigen dat de ambassade de meest recente zitting zou bijwonen maar zonder opgaaf van redenen verstek heeft laten gaan?
Zie ook antwoord op vraag 3 over het bijwonen van zittingen. Op één zitting na heeft de ambassade alle rechtszittingen bijgewoond. In totaal heeft de ambassade vijf rechtszittingen bijgewoond, waaronder de laatste zitting op 13 juni 2016. Bij één van deze vijf rechtszittingen was betrokkene zelf niet aanwezig.
Kunt u bevestigen dat de ambassade betrokkene pas na drie weken bezocht?
Nee. Betrokkene is op 20 maart 2016, vier dagen na de arrestatiemelding bij de ambassade c.q. een week na haar arrestatie bezocht.
Heeft de vrouw in kwestie inmiddels gezondheidsgerelateerde en geestelijke bijstand gekregen?
Zoals aangeven in het antwoord op vraag 3 hebben ambassademedewerkers betrokkene in de gevangenis meermaals bezocht. Ook is betrokkene medisch onderzocht. Betrokkene heeft geen bezoek ontvangen van een vrijwilliger van één van de Nederlandse organisaties voor sociale, maatschappelijke of geestelijke zorg.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden en in elk geval zodra er ook juridische duidelijkheid is over de aanklacht die maandag in zitting wordt geformuleerd?
Het beeld Terrorismebestrijding Turkije: ISIS door draaideur, academici in de cel |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Hoe beoordeelt u de berichtgeving1 dat Turkije zeven verdachte ISIS-terroristen heeft vrijgelaten, onder wie de vermoedelijk leider van ISIS in Turkije, Halis Bayancuk?
Het kabinet is bekend met de berichtgeving en de aanklachten. Aangezien het kabinet geen inzage heeft in de onderzoeksdossiers is het niet mogelijk een oordeel te vellen over de Turkse rechtsgang in deze zaken.
Klopt het dat daarmee in totaal alle 94 verdachte ISIS-terroristen in Turkije op vrije voeten zijn, hangende de strafzaak tegen hen? Zo ja, hoe beoordeelt u dit, ook in het licht van de ernstige aanklachten van het Turkse openbaar ministerie, die onderbouwd zouden zijn met concrete bewijzen?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de vermeende leider van ISIS in Turkije al vier keer gearresteerd is2 en nu dus voor de vierde keer weer vrijgelaten? Hoe beoordeelt u dit, ook in het licht van eerdere aanklachten tegen hem, zoals onthoofding van een priester in Syrië, het kidnappen van een Turkse journalist en het beramen van een aanslag op de Amerikaanse president Obama?3
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de documentaire4 van de Duitse omroep ARD over slavenhandel door ISIS via een kantoor in de provincie Gaziantep in Turkije?
Uit deze documentaire blijkt dat Turkije nog altijd serieuze problemen heeft met de activiteiten van ISIS op Turks grondgebied, zoals de afgelopen maanden ook is gebleken uit meerdere door ISIS gepleegde aanslagen in Turkije.
Is het waar dat alle verdachten in de strafzaak die volgde na één rechtszitting zijn vrijgelaten, wegens «gebrek aan bewijs»? Hoe beoordeelt u dit en de geschokte reactie van de Association of Progressive Women (IKD)5 op deze vrijlating?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel onvoorwaardelijke gevangenisstraffen zijn er de afgelopen jaren, sinds 2014, opgelegd en ten uitvoer gebracht in Turkije aan leden van ISIS? Klopt het dat veel terroristen de «draaideur» doorgaan, wegens gebrek aan bewijs worden vrijgelaten of vrijgesproken? Hoe beoordeelt u dit?
Het zou gaan om meerdere onvoorwaardelijke gevangenisstraffen; het kabinet heeft niet de beschikking over de exacte aantallen. Net als in Nederland verplicht de Turkse rechtsgang om verdachten waar onvoldoende bewijs tegen bestaat vrij te laten dan wel vrij te spreken.
Wat vindt u ervan dat Turkije terrorisme-wetgeving niet of nauwelijks inzet tegen terroristen, maar wel, in toenemende mate, tegen kritische journalisten, advocaten, gewone burgers en zelfs academici die oproepen tot vrede met de Koerden?
De Turkse terrorisme-wetgeving wordt actief ingezet tegen terroristische organisaties zoals de PKK, TAK, DHKP/C, ISIS en Al Qaida.
Het kabinet heeft al eerder zijn zorgen uitgesproken over de situatie rondom persvrijheid en vrijheid van meningsuiting in Turkije. Nederland blijft Turkije hier op aanspreken. Tijdens mijn gesprek met de Turkse Minister van Europese Zaken op 10 juni jl. heb ik dit punt wederom nadrukkelijk aan de orde gesteld. Hetzelfde geldt voor de EU: de Commissie heeft onomwonden aangegeven dat de reikwijdte van de terrorismewetgeving zal moeten worden ingeperkt om te voldoen aan benchmark 65 van de Roadmap visumliberalisatie. Het kabinet onderschrijft dit standpunt van de Commissie.
Hoe beoordeelt u de beschuldigingen van de Koning van Jordanië (http://www.middleeasteye.net/news/jordans-king-accuses-turkey-sending-terrorists-europe-1687591648) dat Turkije – terroristen richting Europa exporteert – gelooft in een radicaal-islamitische oplossing voor de regio – strategisch niet aan onze kant staat in de strijd tegen ISIS – jihadistische groeperingen steunt in Syrië, Libië en Somalië en – buitenlandse jihadisten richting Syrië laat reizen? Bent u bereid de vele beschuldigingen en bewijzen over de dubieuze rol van Turkije eindelijk eens serieus te nemen? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, is het kabinet bekend met de verschillende berichten over vermeende Turkse steun, op verschillende manieren, aan jihadistische organisaties. Zoals eveneens eerder meegedeeld, is de situatie aan de Turkse grens uitermate complex. De samenstelling van gewapende groeperingen is fluïde en verandert continu. Het valt in dit diffuse beeld niet uit te sluiten dat vanuit Turks grondgebied steun wordt verleend aan groeperingen die jihadistische uitgangspunten of -wortels hebben.
Het kabinet blijft op dit punt bij het standpunt zoals vervat in eerdere antwoorden op vragen hierover. Turkije is net als Nederland actief in de anti-ISIS coalitie en heeft de organisaties Jabhat al-Nusra en ISIS al geruime tijd op de nationale terrorismelijst staan. Tevens worden vaker dan voorheen bij binnenkomst in Turkije personen, waaronder uit Nederland, tegengehouden die voornemens zijn zich aan te sluiten bij terroristische groeperingen in Syrië.
Turkije maakt zich al langere tijd zorgen over mogelijke terroristische activiteiten op eigen grondgebied. De herhaalde aanslagen in onder andere Suruç, Ankara en Istanbul hebben deze zorgen bevestigd. Turkije werkt in dit verband aan een verdere versterking van de grens: zo is Turkije overgegaan tot het beter bewaken van een deel van de zuidgrens door hekken en een betonnen muur te plaatsen en door intensief te patrouilleren, zowel fysiek als met technologische middelen. Het kabinet tekent daarbij aan dat verdere versterking van Turkse inspanningen in de strijd tegen ISIS gewenst blijft.
Klopt het dat de Turkse geheime dienst MIT volgens de Turkse wet samen mag werken met terroristische organisaties? Wat vindt u daarvan, ook in het licht van de vele aanwijzingen voor steun van Turkije aan ISIS en andere jihadistische groeperingen?
De wetgeving van Turkije die in 2014 is aangenomen is aangepast naar aanleiding van andere dreigingen dan toen de oude wet van kracht werd in 1983. Door deze herziene wet beschikt de MIT over ruimere bevoegdheden op het terrein van buitenlandse veiligheid, terrorismebestrijding en de nationale veiligheid. Herziening was volgens de Turkse regering noodzakelijk om een rechtsbasis te bieden voor het stoppen van de terroristische organisatie PKK. De MIT kan dan ook met hen contact onderhouden, op uitdrukkelijke voorwaarde dat dit noodzakelijk is voor het beschermen van de nationale veiligheid. Wat betreft uw vraag over steun van Turkije aan ISIS en andere jihadistische groeperingen wordt u verwezen naar het antwoord op vraag 8.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving6 dat de MIT bij wet de bevoegdheid zou krijgen om clandestien wapens het land in en uit te voeren? Worden hiermee dus ook wettelijk clandestiene wapenleveranties naar terroristische groeperingen mogelijk gemaakt?
Op 24 mei jl. is de Turkse wetgeving aangepast waardoor het niet langer in alle gevallen verplicht is dat de MIT roerende goederen registreert. Het hoofd van de MIT is aangewezen als persoon om per geval nader te bepalen of het niet-registreren van dergelijke goederen in openbare lijsten van belang is voor het beschermen van de nationale veiligheid. Wat betreft uw vraag over wapenleveranties aan terroristische groeperingen wordt u verwezen naar het antwoord op vraag 8.
Hoe beoordeelt u de weigering van de Turkse president Erdogan7 om de terrorisme-wetgeving aan te passen conform de eisen van de EU om in aanmerking te komen voor visumliberalisering?
Het gesprek over aanpassing van de Turkse terrorismewetgeving tussen Turkije en de Commissie is nog gaande. Het feit dat beide partijen samen werken aan een oplossing stemt het kabinet positief.
Turkije heeft serieuze en legitieme veiligheidszorgen getuige de vele terroristische aanslagen van het afgelopen jaar en het feit dat het land grenst aan conflictgebied in Irak en Syrië. Tegelijkertijd is het zo dat het visumliberalisatieproces strikte voorwaarden kent in de vorm van benchmarks in de Roadmap visumliberalisatie. Deze voorwaarden zijn helder aan Turkije gecommuniceerd bij de formele start van het visumliberalisatieproces in december 2013. Turkije zal dus ook aan benchmark 65 moeten voldoen wil het voor visumliberalisatie in aanmerking komen.
Acht u de eisen van de EU op het gebied van terrorisme een zeer gewichtige kwestie waar onder geen enkele voorwaarde mee gemarchandeerd mag worden als het gaat om visumliberalisering?
Ja.
Hoe beoordeelt u de «vorderingen» die Turkije maakt om zijn wettelijk kader inzake de bestrijding van terrorisme en georganiseerde misdaad beter in lijn brengen met Europese standaarden? Deelt u de opvatting dat Turkije terrorismebestrijding gebruikt als alibi om de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging en vergadering te beperken?
Zie het antwoord op vraag 7.
Acht u het gezien alle bovengenoemde ontwikkelingen denkbaar dat de EU, met uw steun, binnen afzienbare tijd overgaat tot visumliberalisering voor Turkije?
Conform de afspraken uit de Roadmap visumliberalisatie zal Turkije aan alle 72 criteria – inclusief de benchmark over terrorismewetgeving – moeten voldoen voordat tot visumliberalisatie kan worden overgegaan. De Commissie oordeelde in haar voortgangsrapportage van 15 juni jl. over de uitvoering van de EU-Turkije Verklaring dat hier nog geen sprake van is. Daarmee is visumliberalisatie voor Turkije op dit moment niet aan de orde.
De Commissie zal een rapport uitbrengen zodra Turkije alle benchmarks heeft vervuld. Het kabinet wacht dit oordeel van de Commissie af. Besluitvorming hierover in de Raad en het Europese parlement is pas aan de orde zodra dit positieve oordeel op tafel ligt.
Bent u bereid deze vragen uiterlijk 20 juni a.s. te beantwoorden?
De vragen zijn z.s.m. beantwoord.
De vernietiging van Palestijnse waterbronnen door Israël |
|
Harry van Bommel , Raymond Knops (CDA), Michiel Servaes (PvdA), Rik Grashoff (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Palestine PMO: Israel’s destruction of Palestinian water infrastructure is atrocious»?1
Het betreft stop-work orders voor cisternen bij Kusra, waarmee Palestijnse boeren regenwater opvangen voor irrigatie van hun landbouwgrond in het droge seizoen.
De omgeving van Kusra is een gevoelig gebied, vanwege de nabijheid van nederzettingen. In de afgelopen jaren is het regelmatig onrustig geweest door aanvaringen tussen kolonisten en Palestijnse bewoners en door interventies van het Israëlische leger. In deze situatie probeert Nederland voor kwetsbare groepen op de Westelijke Jordaanoever economische ontwikkeling op gang te brengen. Dit gaat soms gepaard met risico’s, waarvan de recente Israëlische stop-work-orders een voorbeeld zijn.
Israël heeft als bezettende mogendheid op basis van het bezettingsrecht specifieke verplichtingen jegens de Palestijnse bevolking. Israël is onder meer verplicht zo min mogelijk in te grijpen in het openbare leven.
Nederland en de EU dringen bij Israël aan op transformatieve stappen waaronder het ontwikkelen van Area C ten behoeve van de Palestijnse bevolking. Het verbieden van de aanleg van cisternen staat daar haaks op.
Klopt het dat Israël voornemens is om waterbronnen in het dorp Kusra te vernietigen? Zo ja, hoe beoordeelt u dat?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat deze waterbronnen zijn gebouwd met behulp van financiële steun vanuit Nederland? Zo ja, kunt u aangeven om hoeveel geld het gaat?
De cisternen zijn inderdaad gebouwd met Nederlandse financiering, via het «Land and Water Resource Management». De eigenaren hebben protest aangetekend tegen deze orders. Dit betekent dat er een juridische procedure wordt gestart die vaak lange tijd kan duren. In de praktijk kunnen de eigenaren over het algemeen blijven werken op hun land en gebruik blijven maken van de voorzieningen. De Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah heeft de dialoog met de verantwoordelijke Israëlische militaire autoriteiten over het «Land and Water Resource Management» geïntensiveerd, teneinde dergelijke stop-work orders en slooporders te voorkomen. In dit kader heeft de Vertegenwoordiging protest aangetekend tegen de laatste stop-work-orders en zal het de juridische ontwikkelingen zeer actief blijven volgen. Er is nog geen sprake van vernietiging, dus schadevergoeding is in dit stadium niet aan de orde.
Bent u bereid na te gaan of u de schade kunt verhalen op de Israëlische autoriteiten en het Nederlandse geld kunt terug claimen indien de waterbronnen inderdaad worden vernietigd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u deze vragen beantwoorden voordat het plenair debat naar aanleiding van het verslag van het Algemeen overleg (VAO) Midden-Oosten Vredespolitiek plaatsvindt?
Ja.
Het bericht 'Abbas confirms PA still paying terrorists’ salaries' |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Raymond Knops (CDA), Raymond de Roon (PVV), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het volgende bericht van de Times of Israel «Abbas confirms PA still paying terrorists» salaries’ en het rapport hierover van de Palestinian Media Watch?
Ja.
Wat is uw reactie op de beschuldiging dat de wijziging van betaling van salarissen aan Palestijnse terroristen, van de Palestijnse Autoriteit (PA) naar de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) alleen een cosmetische is en nog steeds betaald wordt door de fondsen van de PA waar de EU en Nederland aan mee betalen?
Het kabinet heeft in beginsel geen bezwaar tegen financiële ondersteuning van Palestijnse gevangenen en hun families, mits deze tegemoet komt aan een reële behoefte, proportioneel is en op transparante wijze wordt toegekend.
De betalingen hangen echter nog steeds af van de duur van de detentie, en niet de sociaaleconomische omstandigheden van de gedetineerde en zijn of haar familie. Door het verbinden van de lengte van de detentie aan de hoogte van de uitkering van alleen de «politieke» gevangenen wordt de indruk gewekt dat de gewelddadige acties richting Israël worden ondersteund of beloond. Het genoemde rapport onderschrijft het beeld dat de transparantie van de betalingen aan Palestijnse gevangenen nog onvoldoende is. Het rapport bevestigt daarnaast de brede steun van de Palestijnse politiek voor het huidige systeem, dat ook op breed draagvlak binnen de Palestijnse samenleving kan rekenen.
De verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van Palestijnen in Israëlische detentie is in 2014 overgegaan naar de PLO. Het kabinet heeft geen inzage in de totale inkomsten of uitgaven van de PLO.
Zoals uiteengezet in antwoorden op vragen gesteld op 27 januari 2016 (Aanhangsel Handelingen vergaderjaar 2015 – 2016, Aanhangsel nr. 1841, gedateerd 10 maart 2016) en bij het Algemeen Overleg over de Raad Buitenlandse Zaken van 9 maart (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1598) ligt binnen de EU de focus vooral op het voorkomen dat donorgeld naar de betalingen aan Palestijnse gedetineerden gaat. Net als in Nederland, wordt binnen de EU gehecht aan goede waarborgen op de betalingen aan de Palestijnse Autoriteit uit bilaterale programma’s en van programma’s van de EU. De Nederlandse of Europese bijdragen aan de PA kunnen niet worden gebruikt voor betalingen aan de PLO of betalingen aan gevangenen.
De Nederlandse bijdrage aan Pegase vormt de enige vorm van directe financiering van Nederland aan de Palestijnse Autoriteit (PA). Pegase is een specifiek fonds dat salarissen en uitkeringen betaalt aan Palestijnse ambtenaren. Pegase draagt niet bij aan de financiële ondersteuning van Palestijnse (ex-) gevangenen of hun familieleden. Aan Pegase ligt een financieringsovereenkomst ten grondslag waarin bepalingen zijn opgenomen over het doel van de steun en de verificatiemechanismes die gelden bij de uitbetaling ervan. De Europese Rekenkamer heeft geoordeeld dat deze mechanismes «robuust» zijn en dat deze goed worden toegepast.
Deel u de mening dat deze salarissen niet betaald zouden mogen worden met fondsen van de PA aangezien de PA haar fondsen grotendeels krijgt van internationale donoren waaronder de EU en Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid in navolging van uw Noorse collega bezwaar te maken tegen deze cosmetische wijzing en aan te dringen op het stopzetten van betalingen van de PA aan de PLO voor deze betalingen, ook in navolging van de moties Voordewind/Van der Staaij en Voordewind c.s.?1
Het kabinet blijft, met een aantal gelijkgezinde landen, het beleid van de PLO, mede conform het verzoek van de Tweede Kamer, aankaarten in bilaterale gesprekken met de PA en PLO.
Geweld tegen christenen door extremistische hindoes in India |
|
Raymond Knops (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV), Han ten Broeke (VVD), Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Extremistische Hindoes vallen kerk aan in India»?1
Ja.
Hoe duidt u de achtergronden van de aanvallen op kerken en christenen in India? Hoe duidt u de zorgelijke toename van dergelijke aanslagen door extremistische hindoes tegen christenen en andere minderheden?
Er lijkt inderdaad sprake van toenemende spanningen. Het Jaarrapport 2015 van de US Commission on International Religious Freedom (USCIRF) beschrijft dat religieus geïnspireerde incidenten en geweld in India zijn toegenomen gedurende de afgelopen drie jaar. Het gaat hierbij om geweld jegens de religieuze minderheden Moslims, Christenen en Sikhs. Het rapport baseert zich vooral op waarnemingen door lokale organisaties. De door USCIRF beschreven toename van religieus geïnspireerde incidenten in de afgelopen jaren baart het kabinet zorgen. Spanningen tussen Christenen, Hindoes, Moslims en Sikhs komen al sinds de oprichting van India regelmatig voor. Deze zijn deels geloofsgebonden, en worden tevens ingegeven door sociaaleconomische omstandigheden en spanningen op lokaal niveau, bijvoorbeeld over landbezit of andere materiële zaken. Deze kunnen in voorkomende gevallen tot religieuze polarisatie leiden.
Klopt het dat volgens ooggetuigen de Indiase politie niet ingreep tegen het geweld? In hoeverre bent u van mening dat door de Indiase overheid voldoende bescherming geboden wordt aan religieuze minderheden?
De politie heeft zes verdachten aangehouden, waarvan drie vermoedelijke leden van extreemrechtse groeperingen. Of de Indiase overheid in alle gevallen voldoende bescherming biedt, is moeilijk te beoordelen. Wel is het zo dat er in toenemende mate aandacht is voor de bescherming van alle burgers, inclusief minderheden. Belangrijk is dat vooral wordt ingezet op voorkomen van geweld en verminderen van spanningen. Het vervolgen van daders van geweld zal daar een bijdrage aan leveren.
Wat doet u, of wat gaat u doen, om ook in internationaal verband de Indiase overheid erop aan te spreken de geweldsuitbarstingen van extremistische hindoes effectiever tegen te gaan?
De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is een prioriteit in het
Nederlands mensenrechtenbeleid. De situatie in onder andere India laat zien dat deze inzet hard nodig is.
Het kabinet maakt van verschillende mogelijkheden gebruik om mensenrechten – en daarbinnen vrijheid van godsdienst en levensovertuiging – in India aan de orde te stellen, onder andere tijdens de jaarlijkse bilaterale consultaties. Waar mogelijk wordt dit onderwerp ook in bilaterale gesprekken van de ambassade opgebracht, in contacten met religieuze leiders van minderheidsgroeperingen en in gesprekken met het betrokken maatschappelijk middenveld.
Op het gebied van mensenrechten zijn verschillende activiteiten in India uitgevoerd, door de ambassade en vanuit het mensenrechtenfonds. Zo steunt Nederland het project van Mensen met een Missie «Strengthening voices, sensitizing voices, connecting voices», gericht op het vergroten van religieuze tolerantie.
Daarnaast benut het kabinet ook andere fora zoals de EU en VN om mensenrechten aan te kaarten, zoals het Universal Periodic Review (UPR) proces van de VN. Ook maakten mensenrechten onderdeel uit van de besprekingen op de EU-India Top van 30 maart jl.
De zaak Saban B. in Turkije |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Mona Keijzer (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de voortgangsrapportage van de «road map visum liberalisatie Turkije», die de Europese Commissie op 4 mei gepresenteerd heeft?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van voorwaarde 47, waaraan Turkije nog niet voldoet, namelijk «Provide effective judicial cooperation in criminal matters, including in extradition matters, to all EU Member States»?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat Saban B, die in Nederland veroordeeld is tot 7 jaar en 9 maanden celstraf voor onder andere mensenhandel, mensensmokkel en mishandeling, nog steeds op vrije voeten is in Turkije en dat dit inmiddels meer dan 3 jaar is nadat Nederland het hele dossier aan Turkije heeft opgestuurd met het verzoek om het onherroepelijke Nederlandse vonnis tegen betrokkene over te nemen en ten uitvoer te leggen?
Ja.
Herinnert u zich dat de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie de Kamer op 10 oktober 2014 geschreven heeft: «Ik deel ten volle de maatschappelijke verontwaardiging dat Saban B. nog altijd op vrije voeten is. Het leed dat Saban B. zijn slachtoffers heeft berokkend, zou het onverteerbaar maken als hij erin slaagt de hem opgelegde straf te ontlopen.»; en: «Ik hoop dat dit op korte termijn zal resulteren in een aanhouding van Saban B. Een en ander laat onverlet dat het voor zijn slachtoffers buitengewoon hard is dat Saban B. op het moment niet gedetineerd is. Ik verzeker hen en uw Kamer van een blijvende inzet om dit laatste gedaan te krijgen.»?2
Ja.
Welke inzet is er sindsdien gepleegd?
Op 20 december 2010 is Saban B., nadat hij eerder vanuit Nederland naar Turkije was gevlucht, door het hof in Arnhem bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar en 9 maanden en een geldboete van € 150.000,-. Het arrest is op 11 september 2012 door de Hoge Raad bevestigd. Op 14 februari 2013 heb ik de Turkse autoriteiten verzocht de tenuitvoerlegging van eerdergenoemd strafvonnis over te nemen. Bij vonnis van 27 februari 2015 heeft de rechtbank in Turkije Saban B. in het kader van de omzetting van de uitspraak van 20 december 2010 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar en 9 maanden en een justitiële boete van 100 Turkse Lira. Saban B. heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De behandeling van het hoger beroep in Turkije heeft echter nog niet plaatsgevonden en er is nog geen aanhoudingsbevel afgegeven, aldus de Turkse autoriteiten.
De voorzitter van het College van procureurs-generaal en de landelijk officier mensenhandel hebben in mei 2015 in Turkije aandacht gevraagd voor de zaak en het belang van de zaak voor Nederland toegelicht.
Voorts zijn de Turkse autoriteiten in een zaak die verband houdt met bovenvermelde zaak bij brief van 10 november 2015 namens mij verzocht in te stemmen met de overname van de tenuitvoerlegging van de aan Saban B. in Nederland opgelegde (in april 2015 onherroepelijk geworden) gevangenisstraf van 2 jaar en 8 maanden. Over dit verzoek staat mijn ministerie in contact met de Turkse autoriteiten.
Herinnert u zich dat de Nederlandse en Turkse regering gezamenlijk aan de Raad van Europa schreven over een vruchtbare justitiële samenwerking tussen Turkije en Nederland in het algemeen en dat deze zaak daarop geen uitzondering vormde?3
Ja.
Is de samenwerking op dit dossiers en andere dossiers waarop Nederland tenuitvoerlegging van straffen vraagt, nog steeds vruchtbaar?
Tussen Turkije en Nederland worden op jaarbasis vele honderden rechtshulpverzoeken behandeld. Deze hebben betrekking op een veelheid aan onderzoeken en procedures. De zaken die een overdracht van de tenuitvoerlegging van strafvonnissen aan de Turkse autoriteiten betreffen, vormen daarvan een klein deel. Dit zijn er circa vier per jaar. De Turkse autoriteiten verzoeken op hun beurt circa zes keer per jaar aan Nederland om overdracht van de tenuitvoerlegging van een strafvonnis. In zijn algemeenheid is de samenwerking met Turkije vruchtbaar. Op het vlak van de overdracht van de tenuitvoerlegging van strafvonnissen is echter verbetering mogelijk. Hierbij is van belang dat de justitiële samenwerking tussen Nederland en Turkije in brede zin onderwerp is van een ambtelijke werkgroep tussen Turkije en Nederland die recent in het leven geroepen is, waarvan de resultaten uiteindelijk moeten uitmonden in een door beide landen getekende Memorandum of Understanding (MoU). Hierover heb ik uw Kamer bij brief van 5 april jl. geïnformeerd.4 Nederland zal voorstellen om de afhandeling van verzoeken tot overdracht van strafvonnissen onderdeel te laten uitmaken van het MoU.
Klopt het dat Turkije geen mensen met een Turkse nationaliteit uitlevert aan landen van de Europese Unie?
Het is juist dat de Turkse wetgeving de uitlevering van eigen onderdanen niet toestaat, ook niet aan de lidstaten van de Europese Unie.
Hoeveel mensen, die (ook) de Turkse nationaliteit hebben, zijn in Nederland veroordeeld, maar ontlopen op dit moment hun gevangenisstraf?
Blijkens informatie van het openbaar ministerie zijn bij het Landelijk Parket 88 zaken in behandeling van personen met (onder andere) een Turkse nationaliteit die een gevangenisstraf van meer dan 120 dagen opgelegd hebben gekregen, niet over een bekend adres in Nederland beschikken en nog voortvluchtig zijn.
Hoeveel mensen, die (ook) de Turkse nationaliteit hebben en in Nederland veroordeeld zijn voor een gevangenisstraf, ontlopen op dit moment hun straf omdat zij (vermoedelijk) in Turkije zijn?
Van 18 personen is bekend dat zij momenteel in Turkije verblijven of hebben verbleven. Ten aanzien van deze personen, waaronder Saban B., zijn er op grond van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (Wots) gerechtelijke procedures aanhangig gemaakt om te bewerkstelligen dat de veroordeelden hun straf in Turkije uitzitten. Ten aanzien van tien andere personen bestaan opsporingsindicaties dat zij hoogstwaarschijnlijk in Turkije verblijven.
Voor hoeveel mensen heeft Nederland aan Turkije verzocht om het Nederlandse vonnis over te nemen en ten uitvoer te leggen in Turkije sinds 2010? Kunt u een lijst geven van de verzoeken?
In het kader van bescherming van de privacy van de betrokken personen, kan ik u slechts mededelen dat Nederland vanaf 2010 op grond van de Wots ten aanzien van 23 personen aan Turkije de wens kenbaar heeft gemaakt de tenuitvoerlegging van een Nederlands vonnis aan Turkije over te dragen.
Kunt u aangeven voor hoeveel mensen Turkije die straf ook uiteindelijk ten uitvoer gebracht heeft sinds 2010 en kunt u een lijst geven van deze zaken?
In het kader van bescherming van de privacy van de betrokken personen, kan ik u slechts mededelen dat vanaf 2010 ten aanzien van in ieder geval 6 personen het Nederlandse verzoek tot strafovername is toegewezen. Voor de resterende personen – waaronder ook het in het antwoord van de vragen 4 en 5 opgenomen verzoek van 10 november 2015 ten aanzien van Saban B. – duren de procedures nog voort.
Kunt u aangeven voor hoeveel mensen die in een EU-lidstaat gestraft zijn met een gevangenisstraf van tenminste een jaar en niet uitgeleverd kunnen worden, Turkije uiteindelijk de straf ten uitvoer legt, dan wel via een definitieve Turkse veroordeling deze mensen alsnog straft (alle gevallen sinds 2010)?
Ik beschik niet over deze informatie.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen een week beantwoorden, zodat de antwoorden gebruikt kunnen worden bij het debat over de voortgangsrapportage tussen de EU en Turkije over visumliberalisatie?
Helaas stond de aard van de informatieverzoeken beantwoording binnen een week in de weg.
Een eventueel gratieverzoek voor een in Egypte veroordeelde Nederlandse journaliste |
|
Harry van Bommel , Han ten Broeke (VVD), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Michiel Servaes (PvdA), Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het feit dat in september 2015 twee journalisten die zijn veroordeeld in Egypte, gratie hebben gekregen?1
Ja.
Kunt u zich herinneren dat u met betrekking tot de veroordeling van een Nederlandse journaliste die voorheen werkzaam was in Egypte, Rena Netjes, in juni 2014 de volgende uitspraken heeft gedaan: Het Nederlandse kabinet is van mening dat mevrouw Netjes geen eerlijk proces heeft gehad. (...) Het Nederlandse kabinet concludeert daarom dat aan de minimumvereisten voor een eerlijke rechtsgang niet is voldaan en ziet de gang van zaken als strijdig met het Internationaal Verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten (BUPO-verdrag) waarbij Egypte partij is.2 Nederland heeft de Egyptische autoriteiten geïnformeerd dat het zeer betreurt dat mevrouw Netjes door de gang van zaken in Egypte de mogelijkheid wordt ontzegd om veilig te kunnen terugkeren en ter plaatse haar werk te kunnen doen. Deze uitkomst staat haaks op de verwachtingen die bilateraal zijn uitgesproken op 6 februari 20143? Welke acties heeft u, in lijn met deze uitspraken, ondernomen om het vonnis tegen mevrouw Netjes ongedaan te maken?
Volgens informatie ingewonnen door de Nederlandse ambassade in Cairo is het op basis van Egyptisch recht noodzakelijk dat mevrouw Netjes naar Egypte reist om daar een nieuw proces aan te vragen en dit in persoon bij te wonen om kans te maken op een vernietiging van het vonnis. Begrijpelijkerwijs heeft mevrouw Netjes aangegeven hiertoe niet bereid te zijn. De Nederlandse inzet is daarom gericht op het ondersteunen van een gratietoekenning, waarbij de opgelegde straf wordt kwijtgescholden.
Bent u er zich van bewust dat landen als Australië, de Verenigde Staten, en het Verenigd Koninkrijk (succesvol) voor een pardon hebben gepleit voor journalisten die zijn veroordeeld in Egypte? Kunt u toelichten waarom u zich niet heeft aangesloten bij dergelijke gratieverzoeken?
De andere niet-Egyptische journalisten (de Britten Dominic Kane en Sue Turton en de Australiër Peter Greste), die net als Rena Netjes in de Al Jazeera-zaak bij verstek zijn veroordeeld, hebben via een Egyptisch advocatenkantoor in het najaar van 2015 gratieverzoeken ingediend. Het Verenigd Koninkrijk en Australië hebben deze gratieverzoeken vervolgens gesteund. Dit heeft echter vooralsnog geen concreet resultaat opgeleverd. Peter Greste kon in februari 2015 op grond van een presidentieel decreet wel overgedragen worden aan Australië onder de formele voorwaarde dat hij daar zijn straf zou uitzitten. Nadien is hij echter opnieuw in een re-trial van de Al Jazeera-zaak veroordeeld, ditmaal in absentia. Hierdoor was hij genoodzaakt om in het najaar van 2015 een gratieverzoek in te dienen, vooralsnog zonder resultaat.
Navraag van de Nederlandse ambassade in Cairo heeft uitgewezen dat de advocaat van de Britse en Australische journalisten bereid is ook een gratieverzoek namens mevrouw Netjes in te dienen. De advocaat rekent, net als bij de andere gratieverzoeken in de Al Jazeera-zaak, een vergoeding van ongeveer USD 5.000 voor het indienen en het opvolgen van het gratieverzoek. Na indiening door mevrouw Netjes, kan Nederland het gratieverzoek steunen. Op 3 februari jl. gaf mevrouw Netjes bij BZ [het Ministerie van Buitenlandse Zaken] aan vooralsnog af te zien van het indienen van een gratieverzoek.
De Egyptische-Amerikaan Mohamed Soltan is op 11 april 2015 tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld in de zaak die bekend staat als «Rabaa Operations Room». Na afstand te hebben gedaan van zijn Egyptische nationaliteit is hij op 30 mei 2015 overgedragen aan de Verenigde Staten op basis van een presidentieel decreet. Zijn vonnis is derhalve niet vernietigd. Ook is aan hem geen gratie verleend.
Bent u er zich van bewust dat de Egyptische president al-Sisi reeds in juli 2014 te kennen heeft gegeven het oppakken en veroordelen van journalisten te betreuren?4
Ja.
Herinnert u zich de volgende uitspraak van 12 oktober jongstleden.: «Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is in contact met Rena Netjes over de opportuniteit van een verzoek om een pardon, het eventuele moment en vorm daarvan. Omwille van de effectiviteit van eventuele vervolgstappen is het niet opportuun details bekend te maken»? Kunt u toelichten wat er in de afgelopen drie maanden is gebeurd om een dergelijk pardon te bepleiten? Welke concrete stappen heeft u daartoe gezet?
De ambassade heeft in de periode van januari 2015 tot en met januari 2016 uitvoerig gesprekken in Cairo gevoerd om duidelijkheid te krijgen over de mogelijkheden rondom een gratieverzoek. Er is onder andere gesproken met de Egyptische Minister van Justitie, wijlen Egyptische procureur-generaal Barakat, het hoofd en rechters van de directie Internationale Samenwerking van het Egyptische Ministerie van Justitie en de advocaat die namens de Britse en Australische journalisten een gratieverzoek heeft ingediend. Ook is er frequent contact met de Britse en Australische ambassades en in het begin ook met de Canadese ambassade om een vinger aan de pols te houden over de laatste ontwikkelingen met betrekking tot de ingediende gratieverzoeken. Mevrouw Netjes is tussentijds meerdere keren geïnformeerd over de uitkomsten van verschillende gesprekken en de bereidheid van BZ [het Ministerie van Buitenlandse Zaken] om een gratieverzoek te steunen.
Uit de gesprekken van de ambassade is het eenduidige beeld naar voren gekomen dat een gratieverzoek alleen door mevrouw Netjes kan worden ingediend en vervolgens door Nederland kan worden gesteund. Indien mevrouw Netjes alsnog tot indiening besluit, is Nederland bereid haar gratieverzoek te steunen.
Afgelopen februari heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken mevrouw Netjes ook aangeboden om te bemiddelen bij een andere Egyptische advocaat. Van dit aanbod heeft mevrouw Netjes (nog) geen gebruik gemaakt. Verder is mevrouw Netjes gewezen op de mogelijkheid om via een extern fonds financiering te krijgen voor de advocaatkosten om een gratieverzoek in te dienen en op te volgen. In afwachting van een herziening van het besluit van mevrouw Netjes om al dan niet een gratieverzoek in te dienen, heeft de directeur-generaal Politieke Zaken tijdens bilaterale consultaties in februari bij Egypte aangegeven dat Nederland een gratieverzoek van mevrouw Netjes zal steunen.
Klopt het dat u mevrouw Netjes het volgende heeft beloofd: «Indien er een manier blijkt te zijn waarop een gratieverzoek kan worden ingediend dan is BZ [het Ministerie van Buitenlandse Zaken] bereid dit verzoek te steunen.»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u aangeven waarom u niet in actie bent gekomen na de uitspraken van al-Sisi?
Zie antwoord vraag 5.
Herinnert u zich de toezegging van het kabinet tijdens het mondeling vragenuur op 17 november jongstleden om de Kamer schriftelijk te informeren over de stand van zaken met betrekking tot het gratieverzoek van mevrouw Netjes? Bent u bereid deze toezegging alsnog gestand te doen?5
Met de beantwoording van deze Kamervragen doet het kabinet de toezegging gestand om de Kamer nader te informeren over de inzet voor de zaak-Netjes.
Bent u bereid journalisten die in het buitenland worden opgepakt financieel te ondersteunen bij het verkrijgen van juridische bijstand? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken ondersteunt persvrijheid en journalisten wereldwijd op alle mogelijke manieren. Door individuele zaken op te brengen in EU- en bilaterale gesprekken, processen tegen journalisten bij te wonen en door financiële ondersteuning aan organisaties die opkomen voor persvrijheid en journalisten in nood.
Via het Mensenrechtenfonds wordt steun verleend aan organisaties die zich inzetten voor de vrijheid van meningsuiting, inclusief bescherming van journalisten. Momenteel wordt uit het Mensenrechtenfonds het Digital Defenders Partnership gefinancierd. Via dit project kunnen online journalisten die in de problemen zijn geraakt ook juridische bijstand krijgen.
Nederland financiert ook Free Press Unlimited (FPU) via Samenspraak en Tegenspraak. In dit programma staan persvrijheid en bescherming van journalisten centraal. FPU heeft ook een noodfonds voor journalisten: Reporters Respond. Dit fonds is erop gericht om journalisten die te maken hebben met vernielingen of intimidaties, zo snel mogelijk weer aan de slag te helpen. Journalisten kunnen ook juridische bijstand krijgen via dit fonds. FPU heeft vorig jaar 91 aanvragen tot steun van journalisten gekregen. Op dit moment heeft FPU via Reporters Respond voldoende geld beschikbaar.
Voor zowel de kleinschalige steun van DDP als van FPU kunnen journalisten een aanvraag indienen via de websites van betrokken organisaties.
Het confisqueren van kerken en vernielen van cultureel erfgoed door Turkije |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat de Turkse staat beslag gelegd zou hebben op vijf kerken in de stad Diyarbakir en in totaal 6300 gebouwen en stukken grond in het centrum nationaliseert om haar greep op de stad te vergroten?1
Op 21 maart heeft de Turkse ministerraad, onder verwijzing naar Expropriation Law no. 2942, artikel 27, besloten 6.292 percelen in het historische centrum van Diyarbakir van het district Sur te onteigenen, waaronder een aantal kerken en ook moskeeën. Onder Turkse wetgeving is onteigening mogelijk op grond van «nationale veiligheid of andere uitzonderlijke condities» mits gedupeerden worden gecompenseerd voor een bedrag dat door de rechtbank wordt bepaald. Betroffenen kunnen verder beroep aantekenen tegen onteigening.
Deze onteigening beoogt restauratie mogelijk te maken van dit centrum, dat zwaar beschadigd raakte tijdens de gevechten tussen veiligheidstroepen en PKK. Op 14 april werden de restauratievoornemens in het parlement goedgekeurd.
De genoemde kerken komen na restauratie weer in handen van hun respectieve stichtingen en kunnen dan weer voor kerkelijke en culturele doeleinden in gebruik worden genomen. De stichting die Surp Girago beheert heeft voorbereidingen getroffen voor een rechtszaak mocht het tot permanente onteigening komen, maar verwacht niet dat dit zal gebeuren.
Klopt het dat de Turkse overheid alle kerken met bijbehorende gronden in het historische centrum geconfisqueerd heeft, waaronder de Sint Giragoskerk, een protestantse kerk, een Chaldeeuwse, een Syrisch Orthodoxe en een Armeense kerk, met als gevolg dat er momenteel geen enkele kerk meer geopend is in Diyarbakir?
Zie antwoord vraag 1.
Is deze maatregel genomen tegen de wil van de lokale autoriteiten van Diyarbakir in? Klopt het dat zowel de lokale overheid als de kerkelijke verantwoordelijken de maatregel juridisch willen aanvechten?2
De maatregel is genomen tegen de wil van de lokale autoriteiten. 310 lokale pro-Koerdische organisaties, waaronder de gemeente Diyarbakir, kamers van koophandel en NGO’s hebben aangekondigd de maatregel aan te zullen vechten.
Deelt u de opvatting dat het confisqueren van deze kerken in strijd is met de mensenrechten? Bent u bereid opheldering te vragen bij Turkije over gronden voor en de duur van deze maatregel?
Zie het antwoord onder 1 en 2.
Klopt het dat een groot deel van het historische district Sur in puin ligt als gevolg van beschietingen door het Turkse leger, in de strijd tegen Koerdische militanten? Hoe beoordeelt u de uitspraken3 van Nevin Soyukaya, hoofd van het departement Cultureel Erfgoed en Toerisme van het gemeentebestuur van Diyarbakir, dat de vernieling en de ontvolking van Sur «catastrofaal» zijn?
De verwoestingen in Sur zijn het gevolg van hevige gevechten tussen Turkse veiligheidstroepen en PKK-militanten die barricades hadden opgeworpen en loopgraven aangelegd. Beide partijen hebben zware wapens, waaronder tanks, gebruikt. Het oude centrum is fors beschadigd, maar niet compleet vernietigd. Herstel zal aanzienlijke inspanningen vergen.
Is er met tanks en andere zware wapens geschoten op historische gebouwen en kerken? Zo ja, hoe beoordeelt u dit, ook in het licht van het humanitair oorlogsrecht en het feit dat de muren van Diyarbakir en het gebied daarbinnen door UNESCO als Werelderfgoed beschouwd worden?4 Bent u bereid te pleiten voor onafhankelijk onderzoek naar het optreden van de Turkse veiligheidstroepen?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de vrees voor vernieling van de architecturale structuur van Sur bij herbouw en bevolkingsvervanging, en daarmee de teloorgang van gedeeld collectief geheugen in Sur van Koerden, Armeniërs, Assyriërs, Arameeërs en vele anderen?
Turkse autoriteiten zeggen de architectonische structuur te respecteren en Sur conform te herbouwen.
Hoe ernstig is de schade aan de geconfisqueerde kerken, in het bijzonder de Armeense katholieke kerk, de Surp Giragos kerk en de 1.700 jaar oude Syrisch Orthodoxe Heilige Maagd Mariakerk? Bent u bereid hierover opheldering te vragen bij Turkije?
De schade aan de Surp Giragos kerk is beperkt gebleven. De medaille die gepaard gaat met het winnen van de EU-prijs zal op 5 mei overhandigd worden. De schade aan de er vlak naast gelegen Chaldese kerk is ook beperkt, aldus Ergun Ayik, president van de Diyarbakir Armenian Surp Small Church Hidir Ilyas Surp Gregos Church Foundation, die de kerk beheert. Wel is een aantal historische winkels rond beide kerken zwaar beschadigd, net als de Armeense katholieke kerk, de historische Kursunlu moskee en de Sheikh Muhattar moskee.
Hoe beoordeelt u in het licht van het bovenstaande het feit dat de Surp Giragos kerk, de grootste Armeense kerk van het Midden-Oosten, vorig jaar nog een EU-prijs voor cultureel erfgoed gewonnen heeft en dat de jury over de restauratie van de kerk oordeelde dat deze, na de verdrijving en vlucht van de Armeniërs uit Diyarbakir «op immense wijze heeft bijgedragen aan vrede, verzoening en verbeterde sociale integratie van de Armeense gemeenschap»?5
Zie antwoord vraag 8.
Hoe beoordeelt u de foto die via social media verspreid is van een vermoedelijke Turkse politiefunctionaris in de beschadigde Surp Giragos kerk, die het gebaar maakt van de Grijze Wolven, met de boodschap «Sultan Alparslan’s kleinkinderen brengen de ongelovigen van kerken tot het geloof»?6
De foto toont aan dat er nog vooroordelen tegen minderheden bestaan in Turkije. Ik begrijp de opvatting hierover van de HDP.
Deelt u de opvatting van de Turkse oppositiepartij HDP dat de Turkse politie hiermee «de christenen van Surp Giragos vernederd heeft»?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bereid scherp protest aan te tekenen bij Turkije tegen het confisqueren van de kerken en bijbehorende gronden? Bent u tevens bereid deze kwestie te adresseren binnen de EU, de Raad van Europa en andere fora? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar de antwoorden op de vragen 1, 2, 4. Ik ben van plan deze situatie nauwgezet te blijven volgen.
Bent u bereid opheldering te vragen aan Turkse autoriteiten en aan de Tweede Kamer mee te delen wat zij vertellen wat er gebeurd is?
Zie antwoord vraag 12.
Zijn u andere gevallen bekend van het vernielen en/of confisqueren van kerken door de Turkse autoriteiten?
Nee.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat de laatste christen de antieke Turkse stad Nusaybin ontvlucht is wegens gevechten tussen het leger en Koerdische militanten, te weten de koster van de Jacobuskerk uit de derde eeuw?7
Vanwege de zware gevechten in Nusaybin aan de Syrische grens is het merendeel van de burgers deze stad ontvlucht.
Bent u bereid aan te dringen bij Turkije op het naleven van het humanitair oorlogsrecht en de vroegchristelijke Jacobuskerk, die voorgedragen is voor de Werelderfgoedlijst van de UNESCO, niet te beschadigen of te confisqueren?
Nederland dringt bilateraal en in EU-verband aan op het staken van het geweld door beide partijen en tot het hervatten van onderhandelingen tussen de Turkse autoriteiten en PKK. Ook in recente rapporten van het Europese parlement, State Department (Turkey 2015 Human Rights Report) en het aangekondigde rapport van mensenrechtencommissaris Muiznieks van de Raad van Europa wordt bij Turkije op naleving van humanitair oorlogsrecht aangedrongen. Ook UNESCO volgt de ontwikkelingen rondom (toekomstige) werelderfgoedsites.
Bent u bereid het buitenproportionele geweld van de Turkse veiligheidstroepen in de strijd tegen de Koerdische militanten te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Bent u bekend met het bericht «Christenen Pakistan in angst»?1
Ja.
Hoe duidt u de achtergronden van deze terreuraanslag op Eerste Paasdag? Komt het vaker voor dat christenen expliciet doelwit zijn van dergelijke aanslagen?
De aanslag op Eerste Paasdag is opgeëist door de soennitische extremistische organisatie Jamaat-ul-Ahrar, een groepering die sinds twee jaar een afsplitsing vormt van de Pakistaanse Taliban. De organisatie claimt dat de aanval gericht was tegen christenen. Bij de aanslag vielen 72 doden, voornamelijk vrouwen en kinderen en in meerderheid moslim.
Naast het religieuze motief, zou de aanslag ook een vergelding kunnen zijn voor militaire operaties die Pakistan al langere tijd uitvoert in het grensgebied met Afghanistan en voor de politie operaties die de laatste maanden in Punjab plaatsvinden. Deze operaties zijn gericht tegen aan de Taliban gerelateerde groeperingen.
Aanslagen komen met regelmaat voor in Pakistan. In 2015 kwamen meer dan 4000 mensen bij aanslagen om het leven. Ook christenen zijn het doelwit, zoals in mei vorig jaar, toen dezelfde organisatie een aanslag pleegde op twee kerken in Lahore.
In hoeverre bent u, gezien het feit dat Pakistan momenteel zesde staat op de ranglijst christenvervolging van Open Doors, kerken zwaar beveiligd moeten worden en christenen worden gezien als tweederangs burgers, van mening dat door de Pakistaanse overheid voldoende bescherming geboden wordt aan religieuze minderheden? Deelt u de mening dat naast de bescherming van de rechten van religieuze minderheden ook serieus werk moet worden gemaakt van de sociale en economische ontwikkeling van de meest kwetsbare groepen in de Pakistaanse samenleving?
Het kabinet deelt uw mening betreffende het belang van de bescherming van religieuze minderheden. Nederland wijst daarom in bilateraal en multilateraal verband voortdurend op de verantwoordelijkheid van de Pakistaanse autoriteiten om minderheden te beschermen. Zo is dit opgebracht tijdens een ontmoeting met mijn Pakistaanse collega in november jl., tijdens de ASEM ministeriële bijeenkomst. De Nederlandse ambassadeur in Islamabad stelt het onderwerp ook regelmatig aan de orde, zoals onlangs in een gesprek met Khalil Tahir Sandhude, Minister van Mensenrechten en Minderhedenzaken van Punjab.
Pakistan kent grote uitdagingen op het gebied van rechtsorde, waaronder toegang tot rechtspraak en toepassing van het recht, en op het gebied van sociaaleconomische ontwikkelingen inclusief snelle bevolkingsgroei en werkeloosheid. Deze uitdagingen komen onder meer tot uiting door een zorgelijke veiligheidssituatie, sektarisch geweld, ontheemding en migratie. Nederland is daarom voornemens om vanaf dit najaar via het Addressing Root Causes fonds ngo-programma’s in Pakistan te steunen om de toegang tot rechtspraak te verbeteren en de werkgelegenheid voor jongeren uit kwetsbare groepen te vergroten.
Ook via de Strategische Partnerschappen voor Samenspraak en Tegenspraak, de Partnerschappen voor Seksuele Reproductieve Gezondheid en Rechten en het Accountability Fund zal Nederland zich inzetten voor kwetsbare groepen in Pakistan.
Wat doet u, of wat gaat u doen, om ook in Europees verband de Pakistaanse overheid erop aan te spreken dat zij aan de Taliban gelieerde groeperingen effectief bestrijdt? Op welke wijze kan de internationale gemeenschap de Pakistaanse overheid daarbij concreet assistentie verlenen?
De veiligheid en stabiliteit in de regio komen zowel in bilateraal als multilateraal verband regelmatig aan de orde in gesprekken met de Pakistaanse autoriteiten. Sinds de aanslag op een militaire school in Peshawar op 16 december 2014 lijkt de Pakistaanse regering de noodzaak van effectievere bestrijding van terrorisme in te zien. Pakistan heeft een nationaal actieplan tegen terrorisme opgesteld, verschillende maatregelen genomen en een aantal militaire operaties uitgevoerd. In EU verband zal binnenkort met Pakistan worden gesproken over verdere mogelijkheden tot samenwerking, onder andere op het gebied van contraterrorisme. Daarnaast is Pakistan lid van het Global Counterterrorism Forum (GCTF), waar Nederland covoorzitter van is. Het voorkomen van radicalisering en gewelddadig extremisme staan binnen dit forum hoog op de agenda.
Salafisme onverenigbaar met waarden Defensie |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u de berichtgeving1 dat het aantal radicale islamisten in Frankrijk in een jaar tijd met 50% gestegen is en dat een deel hiervan de politie en de krijgsmacht infiltreert?
In de berichtgeving wordt melding gemaakt van een toename met meer dan vijftig procent in een jaar van het aantal personen in Frankrijk dat op enige wijze met radicalisering in verband wordt gebracht. Uit het artikel wordt echter niet duidelijk of er sprake is van een algemene toename van het aantal personen dat radicaliseert, of van toename van (door opsporingsautoriteiten) gesignaleerde gevallen. Hoe dan ook is het beeld van infiltratie door gesignaleerde individuen zorgelijk.
Hoe beoordeelt u de genoemde voorbeelden van radicalisering onder Franse militairen en veteranen, zoals desertie en het zich aansluiten bij ISIS, diefstal van ontstekingsmechanismen en explosieven en een verijdelde aanslag op een militaire basis?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre is ook in Nederland sprake van een toename in radicalisering onder moslims binnen Defensie? Bent u bereid de Kamer te informeren over de uitkomsten van het onderzoek van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD)?2
Over uitkomsten van onderzoeken van de MIVD informeer ik de Tweede Kamer via de daartoe geëigende kanalen.
Hoe beoordeelt u het feit dat bij de huiszoeking op 15 maart jl. in de Brusselse gemeente Vorst, die ontaardde in een hevige schietpartij met terroristen, een kalashnikov, een ISIS-vlag en een boek over het salafisme gevonden is?3 Ziet u in dat het salafisme de ideologie is van de jihadisten?
Ik verwijs u naar de antwoorden van de Minister van Veiligheid en Justitie op vragen van uw Kamer over de daders van de aanslagen in Brussel (29 754, nr. 370, 5 april 2016).
Zie ook het antwoord op de vragen 6 en 7.
Kunt u nader toelichten wat u bedoelt met het belang van tijdige onderkenning door de MIVD van personen of groepen binnen de Defensieorganisatie die het rechts-extremistische gedachtegoed aanhangen, dan wel (actief) steun verlenen aan rechts-extremistische partijen en organisaties?4 Is het enkel aanhangen van extreemrechts gedachtengoed reeds voldoende grond voor het intrekken of weigeren van een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) en/of ontslag? Zo ja, waarom hanteert u deze lijn niet ook bij het salafisme? Waarom blijft u stellen dat het altijd moet gaan om feitelijke gedragingen en omstandigheden en dat het aanhangen van het salafisme op zichzelf onvoldoende is voor het intrekken (of weigeren) van de VGB?5
In Nederland zijn de feitelijke gedragingen altijd leidend bij besluitvorming omtrent het verstrekken, weigeren of intrekken van de Verklaring van Geen Bezwaar en mogelijke rechtspositionele consequenties. Over de verstrekking, weigering of intrekking van de Verklaring van Geen Bezwaar in relatie tot feitelijke gedragingen, verwijs is u naar mijn brief van 27 november 2015 (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 704) en naar de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Veiligheid en Justitie van 25 februari 2016 (Kamerstuk 29 614, nr. 39).
Klopt het dat het salafisme in alle stromingen dezelfde ideologische doelen nastreeft, zoals invoering van de sharia, en dat de verschillen vooral gelegen zijn in de methoden hoe deze doelen te bereiken?
Ik verwijs u naar mijn antwoorden op schriftelijke vragen van 27 november 2015 (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 704), naar de brieven van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Veiligheid en Justitie van 25 februari 2016 over de beleidsreactie op de notitie «Salafisme in Nederland: diversiteit en dynamiek» (Kamerstuk 29 614, nr. 39) en over de concretisering van de beleidsaanpak salafisme van 23 september 2015 (Kamerstuk 29 614, nr. 38) naar de nota «Salafisme in Nederland: diversiteit en dynamiek» van NCTV en AIVD (2015D35150, 23 september 2015).
Bent u bereid het salafisme te beschouwen als een totalitaire anti-Westerse ideologie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het salafisme respectvol naar vrouwen, andersdenkenden, andersgelovigen en homoseksuelen? Hoe verhoudt het salafisme zich tot de Gedragscode Defensie?6
Bij Defensie is iedereen, ongeacht religieuze achtergrond, gehouden aan de interne gedragsregels die beogen dat medewerkers respectvol met elkaar omgaan en elkaars waardigheid intact laten. Defensiemedewerkers worden geacht elkaar aan te spreken op het op welke wijze dan ook niet naleven van de interne gedragsregels.
Hoe gaat u om met salafisten binnen Defensie die weigeren vrouwen een hand te geven?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe verhoudt het salafisme zich tot uw boodschap dat Defensie beschermt wat ons dierbaar is, dat de krijgsmacht er is om de vrijheid en de waarden van Nederland te beschermen in de breedste zin en dat militairen «pal staan voor onze vrijheid en onze waarden»?7
Aan deze boodschap en de invulling daarvan wordt niet getornd. De boodschap staat en blijft staan.
Bent u bereid terug te keren naar uw eerdere standpunt en de motie-Knops niet naast u neer te leggen, maar uit te voeren? Zo nee, waarom niet?8 9
Voor een uitgebreide reactie op de motie-Knops in samenhang met het kabinetsbrede beleid inzake salafisme verwijs ik u naar de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Veiligheid en Justitie van 25 februari 2016 over de concretisering van de beleidsaanpak salafisme (Kamerstuk 29 614, nr. 39).
De situatie in West-Papua |
|
Harry van Bommel , Michiel Servaes (PvdA), Raymond Knops (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Han ten Broeke (VVD), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Indonesië bezig met genocide Papoea’s»?1
Ja
Wat is uw reactie op de conclusie van de twee Australische onderzoekers die stellen dat het onderdrukkende bewind van de Indonesische regering jegens de Papoea’s in feite neerkomt op een vorm van «slow Genocide»?
Het onderzoeksrapport waar het Nederlands Dagblad over spreekt is nog niet openbaar. Alvorens in te gaan op de conclusie van het rapport is het belangrijk om eerst de publicatie van het volledige rapport af te wachten.
Deelt u de conclusie van de onderzoekers dat de (mensenrechten)situatie van de Papoea’s de afgelopen jaren enkel is verslechterd? Bent u tevens van mening dat de internationale druk, vaak via stille diplomatie, grotendeels geen resultaat heeft gehad?
De situatie in de Indonesische provincies Papoea en West Papoea (hierna Papoea) kent diverse zorgpunten, zoals geweldsincidenten tegen burgers, maar ook de vrijheid van meningsuiting en de positie van (lokale) journalisten en mensenrechtenverdedigers. Daarnaast nemen door de toename van migranten uit andere delen van Indonesië de spanningen tussen nieuwkomers en inheemse Papoea’s verder toe.
Tegelijkertijd is door de Indonesische regering een aantal bemoedigende stappen gezet in het afgelopen jaar. President Joko Widodo verleende gratie aan een aantal politieke gevangenen in Papoea, inclusief Filep Karma, en kondigde aan dat buitenlandse journalisten voortaan Papoea konden bezoeken zonder beperkingen. Ook gaf president Joko Widodo aan werk te willen maken van een meer structurele dialoog, zoals eerder aanbevolen in de Papoea Road Map van het Indonesische wetenschapsinstituut LIPI. Ten slotte zet president Joko Widodo in op verdere sociaaleconomische ontwikkeling van de provincies. Zo werd begin deze maand een nieuwe haven geopend.
Op welke wijze heeft Nederland de situatie van de Papoea’s onder de aandacht gebracht van de Indonesische autoriteiten? Op welk wijze heeft Nederland dit gedaan binnen de Europese Unie en binnen andere gremia waaronder de Verenigde Naties? Welke aanvullende mogelijkheden heeft u om u hiervoor extra in te zetten?
De mensenrechtensituatie in Indonesië is onderdeel van de structurele dialoog tussen Nederland en Indonesië. Binnen deze dialoog wordt ook altijd aandacht gegeven aan de situatie in Papoea.
De Nederlandse ambassade in Jakarta bespreekt de situatie in Papoea met bewindslieden en andere vertegenwoordigers van de Indonesische autoriteiten. Ook bezoeken medewerkers van de ambassade de provincie regelmatig om te spreken met vertegenwoordigers van lokale overheid, politie, mensenrechtenactivisten, NGOs en religieuze organisaties. De situatie in Papoea wordt daarnaast besproken tijdens de jaarlijkse politieke hoogambtelijke consultaties tussen beide landen. Ten slotte brengt de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens gesprekken met Indonesische bewindspersonen regelmatig de zorgen over de situatie in Papoea ter sprake.
Binnen de Europese Unie wordt de mensenrechtensituatie in Papoea in de jaarlijkse EU-Indonesië Mensenrechtendialoog besproken, waar in de meest recente dialoog werd aangedrongen op het bevorderen van vrijheid van meningsuiting en vrije toegang voor (internationale) journalisten en NGOs.
De VN-Mensenrechtenraad bespreekt de mensenrechtensituatie in Indonesië door middel van de Universal Periodic Review (UPR), die in 2017 weer zal plaatsvinden.
Deelt u de overtuiging dat, gezien de historische rol van Nederland, zoals ook is verwoord in het Drooglever-rapport, de regering een bijzondere verantwoordelijkheid heeft om zich in te zetten voor het lot van de Papoea’s? In hoeverre zijn de bevindingen van het Drooglever-rapport voor u leidend in de relatie van Nederland ten opzichte van de Papoea’s?
Zoals in Kamerbrief van 22 november 2005, stuk 30 300V is toegelicht vormt het academische onderzoek van professor Drooglever een nadere bijdrage aan de beschrijving van de eigen geschiedenis van Papoea en het verloop van de gebeurtenissen rond de «Act of Free Choice». Papoea is nu een onderdeel van de Republiek Indonesië en de Nederlandse regering respecteert de territoriale integriteit van Indonesië volledig. Sinds ruim tien jaar heeft Papoea een speciale autonomie status waarbij diverse bevoegdheden zijn gedecentraliseerd naar de provincies Papoea en West Papoea en ook sprake is van meer lokale inspraak in de besteding van financiële middelen. De implementatie gaat niet geheel zonder problemen en er zijn diverse zorgpunten op het gebied van mensenrechten zoals bij vraag 3 wordt geconstateerd. Niettemin benadrukt de Indonesische president Widodo het belang dat hij hecht in verdere ontwikkeling van de provincies.
Het lot van de Papoea's gaat het kabinet zeker ter harte en de situatie in Papoea is dan ook onderdeel van de structurele dialoog tussen Nederland en Indonesië. Om tot een duurzame oplossing te komen is het belangrijk dat de centrale autoriteiten en de lokale bevolking gezamenlijk de problemen ter hand nemen en ontwikkeling in de provincies bevorderen.
Bent u bereid om zodra het rapport van de bovengenoemde onderzoekers bekend is gemaakt de Kamer per brief te informeren over de reactie van het kabinet op het rapport?
Ja. Wanneer de Catholic Justice and Peace Commission in Brisbane het rapport openbaar maakt zal ik dit rapport bestuderen.
Kunt u specifiek dit onderwerp, tijdens uw bezoek aan Indonesië deze week, bespreken met uw ambtsgenoot?
Tijdens mijn recente bezoek aan Indonesië heb ik de mensenrechtensituatie, waaronder de situatie in Papoea, besproken met Minister van Buitenlandse Zaken Retno Marsudi en coördinerend Minister voor Politieke, Juridische en Veiligheidszaken Luhut Panjaitan van de Indonesische regering.
Coördinerend Minister Panjaitan verwees naar de inzet van de president om de sociaaleconomische ontwikkeling in de provincies te verbeteren en gaf aan dat hij recent alle betrokken instanties (politie, Openbaar Ministerie, strijdkrachten en Nationale Mensenrechtencommissie) in Papoea had verzocht klachten over vermeende mensenrechtenschendingen serieus te onderzoeken en strafrechtelijke vervolging in te stellen indien daarvoor voldoende grond bestaat.
Ik heb in mijn gesprekken benadrukt dat, om tot een duurzame oplossing te komen, het belangrijk is om meer aandacht te geven aan het voorkomen van geweld en het verbeteren van begrip voor specifieke culturele achtergronden en de verbetering van de relaties tussen de inheemse bevolking van Papoea en migranten afkomstig uit andere delen van Indonesië.
Het onderzoeksrapport over christenvervolging door Boko Haram in Nigeria |
|
Raymond Knops (CDA), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Open Doors: In tien jaar tijd 11.500 christenen vermoord in Nigeria»1 over het door Open Doors gepubliceerde onderzoeksrapport «Crushed but not defeated»?2
Ja.
Wat is uw oordeel over de analyse in het genoemde onderzoeksrapport, dat in Nigeria in tien jaar tijd, mede als gevolg van geweld door de islamitische terreurorganisatie Boko Haram en als gevolg van de invoering van sharia-wetgeving in de twaalf noordelijkste provincies, 9.000 tot 11.500 christenen zijn gedood, 13.000 kerken gesloten of verwoest, en 1,3 miljoen christenen op de vlucht zijn geslagen? In hoeverre verwacht u dat de trend van toenemende christenvervolging en maatschappelijke verwijdering tussen moslims en christenen in Nigeria zich in de komende jaren zal voortzetten?
De gruwelijkheden gepleegd door Boko Haram in Noordoost Nigeria zijn bijzonder zorgelijk. Vele christenen zijn vermoord en op de vlucht gejaagd. Het geweld van Boko Haram heeft sinds 2009 minstens 20.000 mensen het leven gekost en meer dan twee miljoen mensen op de vlucht gejaagd. De terreur treft zowel christenen als moslims in de regio en zet reeds bestaande spanningen tussen christenen en moslims verder op scherp.
Centraal Nigeria kampt al decennialang met geweldsuitbarstingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen (zoals vermeld in beantwoording Kamervragen 28 sept, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 456). Bijna dagelijks vinden er conflicten tussen de voornamelijk islamitische Fulani en Hausa herders en inheemse christelijke Berom boeren plaats. Sinds 2001 zijn er door deze conflicten alleen al in de stad Jos meer dan 4000 mensen vermoord. Etnische en religieuze factoren spelen bij dit geweld zeker een rol, maar de grondoorzaken van het geweld in de regio zijn grotendeels economisch. Veelal gaat het, naast veeroof, om conflicten over verleende privileges aan de inheemse bevolking, grondgebruik en toegang tot water. Zowel onder de christelijke Berom als onder de islamitische Fulani en Hausa bestaan gewelddadige groepen die aanvallen uitvoeren op burgers. De roep om wraak die daarop volgt leidt tot een moeilijk doorbreekbare vicieuze cirkel van vergeldingsacties tussen de betrokken groepen. Deze gemeenschappen hebben dan ook zwaar te lijden onder de terreur in de regio.
Het ontoereikende nationale en lokale beleid ten aanzien van de Fulani en Hausa, die door de overheid minder rechten en privileges krijgen toebedeeld dan de Berom, verergert spanningen en wakkert etnische en religieuze sentimenten aan. Criminele bendes die in de regio actief zijn maken daarnaast gebruik van de ontstane instabiliteit voor veeroof en het plegen van andere misdrijven. Bovendien lijken spanningen toe te nemen door landconflicten, als gevolg van onder andere klimaatverandering en een toestroom van vluchtelingen uit het Noordoosten.
De voortdurende gewelddadigheden tegen de burgerbevolking maken duidelijk dat de Nigeriaanse autoriteiten tot dusver onvoldoende bescherming hebben kunnen bieden. Wel heeft het Nigeriaanse leger het laatste jaar enkele successen geboekt tegen Boko Haram, met als gevolg dat Boko Haram niet meer in staat is een omvangrijk territorium te controleren. Ook heeft de Nigeriaanse overheid onlangs aangekondigd weidegronden in kaart te brengen om op deze manier een oplossing te vinden voor het landconflict tussen de christelijke boeren en islamitische herders in Centraal Nigeria. Tegelijkertijd moeten we constateren dat de oorzaken van het geweld voortkomen uit een complexe combinatie van economische, culturele en religieuze spanningen tussen bevolkingsgroepen. Het zal tijd kosten om die oorzaken effectief aan te pakken en de ernstige gewelddadigheden die daar soms het gevolg van zijn te voorkomen.
Hoe verhouden de inspanningen van de Nederlandse regering om christenvervolging te voorkomen of te bestrijden3, zich tegenover de toegenomen christenvervolging in Nigeria?
De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is sinds 2007 een prioriteit in het Nederlands mensenrechtenbeleid. De situatie in Nigeria laat zien dat deze inzet nog steeds hard nodig is. Het kabinet maakt zich ernstige zorgen over religieuze minderheden die niet in vrijheid hun geloof kunnen belijden, zoals christenen in door Boko Haram gecontroleerde gebieden.
Nederland zet zich op verschillende manieren in voor religieuze minderheden, zoals beschreven in de beleidsbrief «Respect en recht voor ieder mens» (Kamerstuk 32 735, nr. 78). De Nederlandse ambassade in Nigeria agendeert vrijheid van godsdienst en de strijd tegen Boko Haram regelmatig in besprekingen met de overheid en het maatschappelijk middenveld. Daarbij wijst Nederland de Nigeriaanse overheid op de verantwoordelijkheid voor de bescherming van de burgerbevolking (zie beantwoording Kamervragen 28 sept, ref. 2015.564116). Deze inzet coördineert Nederland met de internationale gemeenschap, voornamelijk via de EU. De prioriteit die de EU toekent aan de strijd tegen Boko Haram komt tot uiting in het feit dat hiervoor een relatief nieuw instrument voor een meer geintegreerde crisisbeheersing wordt ingezet, resulterend in het Political Framework for Crisis Approach Boko Haram. Hieronder vallen onder andere de politieke dialoog, deradicaliseringsprogramma’s en ontwikkelingsprojecten.
Om religieus geweld te voorkomen zijn ruimte voor dialoog tussen de verschillende bevolkingsgroepen en een kritisch denkende jeugd van cruciaal belang. Daarom steunt Nederland meerdere internationale ngo’s die zich in Nigeria inzetten op het gebied van de bevordering van godsdienstvrijheid, de dialoog tussen de verschillende bevolkingsgroepen en een kritisch denkende jeugd. Nederland steunt in dit kader het Centre for Humanitarian Dialogue (CHD), die sinds 2013 in Centraal Nigeria dialoog bevordert tussen bevolkingsgroepen. Ook steunt Nederland onderwijsprojecten van het Institute of War and Peace Reporting (IWPR), gericht op Noord Nigeriaanse jeugd die het risico loopt geradicaliseerd te worden. Deze projecten hebben als doel om polarisatie tegen te gaan en kinderen in Noord Nigeria te wapenen tegen extremistische ideeën door ze te stimuleren om zelf te denken.
Verder steunt Nederland via de EU de regionale troepenmacht Multinational Joint Task Force (MNJTF) in de strijd tegen Boko Haram, bestaande uit troepen uit Nigeria, Niger, Tsjaad, Kameroen en Benin. De EU heeft EUR 50 miljoen toegezegd. De MNJTF is met de financiële steun van donoren nu zo goed als operationeel.
Erkent u dat, zoals ook uw ambtsvoorganger Minister Timmermans aangaf, juist christenen in Afrika en het Midden-Oosten bijzonder groot gevaar lopen? Erkent u daarom dat het bagatelliseren hiervan, gegeven genoemde berichtgeving, niet langer houdbaar is? Erkent u voorts dat deze christelijke gemeenschappen daarom bijzondere bescherming verdienen?
Nederland zet zich wereldwijd actief in voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging voor iedereen. De situatie waarin christelijke minderheidsgroepen zich bevinden in het Midden-Oosten, maar ook in sommige delen van Afrika, waaronder Nigeria, is inderdaad zeer verontrustend. Deze groepen vragen onze bijzondere aandacht, die wij als kabinet dan ook zoveel mogelijk geven via de bilaterale en multilaterale kanalen die ons als overheid ter beschikking staan.
Welke concrete acties kan en moet Nederland ondernemen teneinde de falende Nigeriaanse overheid, zoals is vastgesteld door Open Doors en de Christian Association of Nigeria (CAN), effectiever te ondersteunen bij het bestrijden van het geweld van Boko Haram en het verzekeren van de vrijheid en veiligheid van alle Nigeriaanse burgers?
Zie antwoord vraag 3.
De bijstand die verleend wordt aan Romano van der Dussen, die net is vrijgelaten |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat Romano van der Dussen op 11 februari vrijgelaten is uit de gevangenis in Spanje, alwaar hij is opgevangen door een medewerkster van de Nederlandse ambassade?
Ja.
Welke hulp en begeleiding zijn er voor iemand die 12 jaar in een Nederlandse cel gezeten heeft?
Bij binnenkomst in een penitentiaire inrichting (PI) wordt de gedetineerde gescreend op de vijf basisvoorwaarden: onderdak, inkomen uit werk of uitkering, schulden, zorg en in het bezit zijn van een identiteitsbewijs. De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) stelt samen met de gedetineerde een op de persoon gericht detentie en re-integratieplan op. Een gedetineerde is primair zelf verantwoordelijk voor zijn re-integratie. In de PI wordt hij daarbij ondersteund door onder meer een mentor en een casemanager. Daarnaast kan elke gedetineerde gebruik maken van een (in elke PI aanwezig) re-integratiecentrum waar hij praktische zaken kan regelen die belangrijk zijn voor een succesvolle re-integratie, zoals het vinden van een baan.
In Nederland geldt als uitgangspunt dat een gedetineerde die is veroordeeld tot een tijdelijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan twee jaar, voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld wanneer hij tweederde deel daarvan heeft ondergaan. Gedurende de periode van de voorwaardelijke invrijheidsstelling (vi) staat de gedetineerde onder toezicht van de reclassering en kan betrokkene worden begeleid door zijn toezichthouder. De reclassering controleert of de gedetineerde de voorwaarden, die aan de vi zijn gekoppeld, naleeft. Deze voorwaarden kunnen inhouden dat een gedetineerde zich laat opnemen in een kliniek, zich onder behandeling laat stellen of moet verblijven in een instelling voor beschermd wonen.
Na afloop van de detentie kan – nu de strafrechtelijke titel is komen te vervallen – de ex-gedetineerde niet langer aanspraak maken op hulp en begeleiding vanuit DJI, maar is hij aangewezen op hulp en begeleiding vanuit bijvoorbeeld gemeentes en maatschappelijke organisaties.
Hoe gaat u er, in overleg met de Spaanse autoriteiten voor zorgen dat vergelijkbare hulp voor hem beschikbaar is om weer een plek in de Nederlandse of Spaanse samenleving te krijgen? Kunt u dit – zo nodig vertrouwelijk – toelichten?
Met verwijzing naar mijn brieven van 20 juli 2015 (TK 2947), 28 augustus 2015 (TK 3184), 7 oktober 2015 (TK 226), 18 november 2015 (TK 30 010, nr. 25) en 17 februari 2016 (TK 30 010, nr. 26) heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de heer R. van der D tijdens zijn detentie consulaire bijstand verleend en proactief aandacht gevraagd bij de Spaanse autoriteiten voor de rechtsgang van de heer Van der Dussen. Zo voerden medewerkers van de ambassade in Madrid diverse gesprekken met Spaanse overheidsinstanties teneinde de voortgang van de behandeling van de herzieningszaak van de heer R. van der D. te bespoedigen. Zelf intervenieerde ik bij mijn Spaanse ambtgenoot. Dit past binnen de algemene beleidslijn terzake.
Voor zijn verblijf in Spanje in de eerste periode na zijn vrijlating uit de gevangenis op 11 februari jl. heeft de heer R. van der D. van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Reclassering Nederland en lokale Spaanse instanties advies en begeleiding gekregen. Voor het geval dhr. R. van der D. langer in Spanje wenst te blijven, is hem door de ambassade proactief advies gegeven over tot welke Spaanse instanties hij zich kan wenden voor verdere begeleiding en ondersteuning aldaar. Het is uiteraard aan de heer R. van der D. om te beslissen waar hij zich wil vestigen. Indien de heer R. van der D. besluit naar Nederland terug te keren, kan hij terecht bij de betreffende Nederlandse gemeente en maatschappelijke organisaties. De Nederlandse gemeente waar dhr. R. van der D. zich, op eigen aangeven, mogelijk wil vestigen en Reclassering Nederland zijn door het Ministerie van Buitenlandse Zaken op de hoogte gesteld. Beiden zijn op een eventuele terugkeer van dhr. R. van der D. naar Nederland voorbereid. Uiteraard is de heer R. van der D. hierover geïnformeerd.
Biedt de Nederlandse staat enige bijstand aan de heer Van der Dussen om tot een snelle herziening van alle zaken te komen?
Het initiëren en voeren van eventuele verdere procedures die volgen op de herzieningsuitspraak zijn een zaak van dhr. R. van der D. en zijn advocaat, desgewenst in samenwerking met de Nederlandse stichting PrisonLAW. De stichting PrisonLAW ontvangt subsidie van de Nederlandse overheid. De door mij verstrekte subsidie ten behoeve van juridisch advies staat beschreven in mijn brief aan uw Kamer van 10 oktober 2014 (30 010, Nr. 21).
Nu de heer R. van der D. in vrijheid is gesteld, kan hij zijn zaak zonder beperking bespreken met zijn juridisch adviseurs.
Zal de Nederlandse overheid de heer Van der Dussen hulp verlenen en bijstaan in een civiele zaak van hem tegen de Spaanse staat?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u met een precies feitenrelaas aangeven op welk moment en op welke wijze de Nederlandse regering de heer Van der Dussen heeft bijgestaan om zijn onschuld aan te tonen in de afgelopen 12 jaar?
Zie mijn brief aan uw Kamer van 17 februari 2016 (TK 30 010, nr. 26).
Kunt u de vragen die de commissie Buitenlandse Zaken gesteld heeft over de zaken Van der Dussen, Singh en Hoose op 2 december 2015 zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u bevorderen dat de vragen die in juni 2015 aan het comité van ministers van de Raad van Europa gesteld zijn over zijn zaak spoedig beantwoord zullen worden, zodat dit niet zomaar iemand anders overkomt?
De Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de Raad van Europa heeft aangedrongen op spoedige beantwoording van de schriftelijke vragen van 18 juni 2015 (nr. 689).
Kunt u deze vragen spoedig beantwoorden en er in ieder geval voor zorgen dat er spoedig actie en een antwoord op vraag 3 komt, omdat daartoe grote urgentie bestaat?
De antwoorden zijn zo spoedig mogelijk toegezonden.
Het bericht Turkse journalisten bedreigd met levenslang vanwege 'Adana-gate' |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving1 dat het Turkse Openbaar Ministerie levenslange gevangenisstraffen eist tegen twee journalisten vanwege het onthullen van wapentransporten door de Turkse geheime dienst naar jihadisten in Syrië?
Ja. Het kabinet heeft over deze zaak ook al vragen beantwoord van de leden Van Bommel, Maij en Yucel op 9 februari 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 1473 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 1474)
Klopt het dat hoofdredacteur Can Dündar en redacteur Erdem Gül van de krant Cumhuriyet worden vervolgd voor spionage, poging tot omverwerping van de regering en steun aan een terroristische organisatie? Hebben zij kennis kunnen nemen van de aanklachten tegen hen?
Ja.
Klopt het dat beide journalisten, indien veroordeeld, een strenger regime opgelegd krijgen met zwaardere omstandigheden en beperktere vrijetijdsbesteding in de gevangenis?2
Op de aanklachten «spionage» en «omverwerping van de regering» staat volgens het Turkse strafrecht «verzwaard levenslang». Bij dit vonnis hoort een strenger gevangenisregime. Dit zal voor beide journalisten gelden indien zij op deze punten schuldig worden bevonden.
Hoe beoordeelt u het protest van 11 vooraanstaande organisaties3 die opkomen voor de persvrijheid en vrijheid van meningsuiting? Deelt u hun zorgen over de toenemende autoritaire trend in Turkije?
Nederland en de EU hechten aan vrijheid van meningsuiting en persvrijheid in Turkije. Dat is een punt waarop Turkije stevige verbetering moet laten zien. Nederland brengt dit telkens weer op, bilateraal en in EU-verband, in contacten met Turkije. Het kabinet onderstreept dat iedereen het recht heeft op een eerlijk en transparant proces.
De rechter zal zich moeten uitspreken, maar wat het kabinet betreft is dit een buitengewoon forse aanklacht. Beide journalisten worden beschuldigd van het samenzweren tegen de regering, lidmaatschap van een terroristische organisatie en militaire spionage vanwege hun berichtgeving over een rechtszaak betreffende vermeende wapentransporten van de Turkse veiligheidsdienst naar strijdende partijen in Syrië. Voor deze aanklachten hanteert Turkije zijn strenge terrorismewetgeving.
Het kabinet is er verheugd over dat beide journalisten voorlopig vrij zijn gelaten nadat het grondwettelijk hof op 25 februari oordeelde dat hun fundamenteel recht op uitoefening van journalistiek werk en van vrijheid geschonden waren.
Is het waar dat deze organisaties en andere journalisten Can Dündar en Erdem Gül niet mogen bezoeken in de gevangenis? Acht u dit strenge regime in strijd met de mensenrechten?
Volgens artikel 9 van de «by-law» die gevangenisbezoek reguleert, kunnen alleen familieleden en advocaten gevangenen bezoeken. Er is in het geval van beide journalisten wat dit betreft dan ook geen sprake van een strenger regime dan dat geldt voor andere gevangenen.
Deelt u de opvatting van Human Rights dat Can Dündar en Erdem Gül met het publiceren van foto’s van trucks vol wapens en munitie hun werk deden als journalisten, en niets meer dan dat?
Het kabinet onderschrijft het standpunt van Commissaris Hahn over de aanklacht. Zie verder ook het antwoord op vraag 4.
Vindt u de aanklachten proportioneel?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u net als Eurocommissaris voor Uitbreiding Hahn geschokt door deze vervolging?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de opvatting4 dat Can Dündar en Erdem Gül zijn uitgegroeid tot symbolen van de toenemende onderdrukking van de media door de Turkse regering?
Het is niet aan het kabinet om dit te beoordelen.
Hoe beoordeelt u de statements van de Amerikaanse vicepresident Biden bij diens bezoek aan Turkije, waaronder een ontmoeting met de vrouw van Can Dündar, als steunbetuiging aan beide journalisten? Bent u bereid tot een soortgelijk, publiekelijk statement namens Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vragen 6, 7 en 8.
Bent u bereid deze kwestie en de ernstig bedreigde persvrijheid in Turkije in het algemeen te adresseren in de EU en tot actie op te roepen om de journalisten onmiddellijk vrij te laten?
Zie het antwoord op vraag 4
Hoe geloofwaardig vindt u de eerdere uitleg van de Turkse regering over de trucks vol wapens en munitie waarover Cumhuriyet gepubliceerd heeft, namelijk dat deze hulpgoederen zouden vervoeren naar Turkmenen in Syrië? Hoe kan het vervoeren van hulpgoederen een staatsgeheim zijn en tot deze vervolging journalisten leiden?
Het kabinet is bekend met de berichtgeving over mogelijke steun vanuit Turks grondgebied aan jihadisten in Syrië en Irak. Het kabinet is ook bekend met de van het Kamerlid Omtzigt (CDA) ontvangen documenten waaruit zou blijken dat er Turkse trucks begin 2.014 jaar met wapens naar Syrië zijn gereden. Zoals toen ook aan uw Kamer gemeld, kan uit de genoemde documenten geen conclusie worden getrokken ten aanzien van de eindbestemming van de wapens.
Hoe beoordeelt u het dat Turkije in deze zaak, «Adana-gate», niet alleen tegen journalisten optreedt die erover publiceerden, maar ook tegen officieren van justitie en gendarmeries die destijds verantwoordelijk waren voor het aanhouden en doorzoeken van de trucks?
Zie antwoord vraag 12.
Herinnert u zich de geheime documenten over «Adana-gate» die het kabinet eerder uit de Kamer kreeg aangereikt?5 Vindt u het, ook basis van dit bewijsmateriaal, aannemelijk dat Cumhuriyet de waarheid gepubliceerd heeft?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u bereid met dit bewijsmateriaal en de nieuwe, ernstige ontwikkelingen in «Adana-gate» opheldering te vragen bij Turkije en te pleiten voor onafhankelijk internationaal onderzoek naar deze zaak? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet blijft op dit punt bij zijn standpunt zoals vervat in eerdere antwoorden op vragen hiernaar: het kabinet ziet geen noodzaak voor een onafhankelijk internationaal onderzoek.
Aangezien u in uw brief over intensivering van de strijd tegen ISIS d.d. 29 januari jl. openlijk heeft toegegeven dat Turkije de gewapende Syrische oppositie steunt, bent u nu wel voorstander van een onafhankelijk internationaal onderzoek naar deze steun? Zo nee, waarom niet?
De implicatie dat Turkije jihadisten steunt is niet te baseren op de vaststelling in de brief van 29 januari 2016 dat de gewapende Syrische oppositie gesteund wordt door enkele Golfstaten en Turkije en Jordanië.
Vindt u steun aan jihadisten in Syrië passen bij een NAVO-bondgenoot? Waarom wel/niet?
Zie antwoord vraag 16.
De deelname van Arabische landen aan de bombardementen tegen ISIS |
|
Raymond Knops (CDA), Harry van Bommel , Raymond de Roon (PVV), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kunt u bevestigen dat de Verenigde Staten regelmatig berichten over de hoeveelheid bombardementen op ISIS in Irak en Syrië?1
Ja, CENTCOM rapporteert dagelijks op zijn website over het aantal wapeninzetten van de coalitie.
Kunt u tevens bevestigen dat bij deze berichtgeving van de Verenigde Staten exact wordt aangegeven hoeveel bombardementen zijn uitgevoerd door de Verenigde Staten zelf en hoeveel bombardementen door de coalitiepartners?
Het Amerikaanse Ministerie van Defensie werkt wekelijks het totale aantal wapeninzetten van de coalitie bij op zijn website. Het ministerie maakt daarbij onderscheid tussen de Amerikaanse inzet en de totale inzet van coalitiepartners in Irak en Syrië. De website bevat geen details over het precieze aandeel (aantallen luchtaanvallen) van de partners in de luchtcampagne.
Kunt u toelichten waarom u, gezien deze berichtgeving van de Verenigde Staten, in antwoord op eerdere vragen herhaalt en bevestigt dat «in het openbaar geen cijfers kunnen worden gegeven over wie wanneer welke bombardementen heeft uitgevoerd»?2 Bent u bereid deze uitspraak terug te nemen, gezien de berichtgeving door uw coalitiepartner de Verenigde Staten?
Over het precieze aandeel (aantallen luchtaanvallen) van coalitiepartners in de luchtcampagne in de strijd tegen ISIS worden in het openbaar geen mededelingen gedaan.
Kunt u toelichten waarom u in antwoord op de eerdere vragen welke landen bombardementen uitvoeren op ISIS in Irak en Syrië niet Bahrein noemt3, terwijl Bahrein bijvoorbeeld door de Verenigde Staten wél wordt vermeld als een van de coalitiepartners die bombardementen uitvoert?4
In die antwoorden is Bahrein per abuis niet genoemd.
Bent u bereid alsnog inzicht te geven in de hoeveelheid bombardementen door de Arabische landen in de coalitie, te weten Saoedi-Arabië, Bahrein, de Verenigde Arabische Emiraten en Jordanië, op ISIS in Syrië en Irak? Kunt u in uw antwoord het aantal bombardementen per land aangeven?
Bahrein, Jordanië, Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten nemen deel aan de luchtaanvallen van de anti-ISIS coalitie in Irak en Syrië. Deze informatie is beschikbaar op de website van het Amerikaanse Ministerie van Defensie (www.defense.gov). Over het precieze aandeel (aantallen luchtaanvallen) van Arabische bondgenoten in de luchtcampagne in de strijd tegen ISIS worden in het openbaar geen mededelingen gedaan. De Arabische partners blijven zeer actief op de verschillende sporen van de anti-ISIS coalitie.
Bent u tevens bereid alsnog inzicht te geven wanneer de Arabische landen in de coalitie, te weten Saoedi-Arabië, Bahrein, de Verenigde Arabische Emiraten en Jordanië, voor het laatst bombardementen hebben uitgevoerd op ISIS in Irak en Syrië? Kunt u in uw antwoord onderscheid maken naar de verschillende landen?
Zie antwoord vraag 5.