De Beroepsorganisatie kindbehartiger |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de Beroepsorganisatie Kindbehartiger en het profiel van de kindbehartiger?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe het profiel van de kindbehartiger zich volgens u verhoudt tot de positie die de bijzonder curator kan innemen en de proeftuin van de rechtbank Zeeland/West-Brabant waarin gedragsdeskundigen als bijzonder curator worden ingezet?
Een bijzondere curator is een persoon die een minderjarige in en buiten rechte kan vertegenwoordigen in conflicten met zijn of haar ouders of voogd.
Bij de rechtbank Zeeland en West-Brabant, zittingsplaats Breda, loopt een pilot waarbij een gedragsdeskundige, die in de eerste plaats is opgeleid om met en vanuit het kind te werken, als bijzonder curator wordt benoemd.
Uit de door u genoemde website leid ik af dat de «Beroepsorganisatie kindbehartiger» zich onder meer richt op het behartigen van de belangen van kinderen in een scheidingssituatie.
Hoe dit zich verhoudt tot de hierboven omschreven taak van een bijzondere curator en de pilot, kan ik niet beoordelen. Het is in individuele gevallen aan de rechter om te beoordelen of een dergelijke «kindbehartiger» geschikt is om als bijzondere curator te worden benoemd.
Op welke wijze voorziet u op landelijk niveau in een eenduidig, openbaar en helder omschreven profiel van de bijzonder curator? Vindt u het wenselijk dat aanvragen om geregistreerd te worden als bijzonder curator worden afgewezen door rechtbanken zonder dat de overwegingen en criteria kenbaar zijn?
Iedereen kan als bijzondere curator optreden: de wet stelt geen nadere eisen aan de bijzondere curator. Van (een noodzaak tot) registratie als bijzondere curator is geen sprake. De rechter benoemt in individuele zaken een bijzondere curator die hij of zij hiertoe geschikt acht. Op basis van welke overwegingen de rechter dit doet, is aan de rechter. Daar treed ik niet in.
De kosten voor een bijzondere curator kunnen worden vergoed via de gesubsidieerde rechtsbijstand. Om hiervoor in aanmerking te komen, dient de aanvrager een bijzondere curator te kiezen die is ingeschreven in het register van de raad voor rechtsbijstand. In dit register staan advocaten en mediators.
Een landelijke groep waarin beroepsgroepen zoals de advocatuur, psychologen en orthopedagogen alsmede de rechtspraak zijn vertegenwoordigd, werkt op dit moment aan deskundigheidsvereisten voor bijzondere curatoren. Naar verwachting zal de raad voor rechtsbijstand op basis hiervan de eerste helft van 2016 inschrijvingsvoorwaarden opstellen om als bijzondere curator gesubsidieerde rechtsbijstand te kunnen ontvangen, die ter goedkeuring aan mij worden aangeboden. Deze maatregel maakt onderdeel uit van het uitvoeringsplan «Verbeteren situatie kinderen in een «vechtscheiding»».
Kunt u toelichten welke criteria momenteel gehanteerd worden om personen tot bijzonder curator te benoemen? Welke instantie is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van deze criteria?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn in de inschrijvingsvoorwaarden voor advocaten door de Raad voor Rechtsbijstand inmiddels deskundigheidseisen voor bijzondere curatoren opgenomen? Zo nee, hoe komt het dat dit onderdeel is vervallen in het uitvoeringsplan voor kinderen in een vechtscheiding?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het voor het behartigen van de belangen van een kind nodig is dat de belangenbehartiger over zowel juridische-, gedragsdeskundige- en pedagogische expertise beschikt en dat de toegang tot deze functie daarom niet tot een bestaande beroepsgroep beperkt dient te worden? Hoe wordt gewaarborgd dat degenen die momenteel als bijzonder curator benoemd kunnen worden, beschikken over de noodzakelijke expertise?
De rechter benoemt in individuele zaken een bijzondere curator die hij of zij hiertoe geschikt acht. Het is van belang dat de stem van het kind voldoende gehoord wordt in zaken die hem of haar betreffen. De eerder genoemde maatregelen die hiertoe bijdragen ondersteun ik daarom. Voor beantwoording van de vraag welke specifieke competenties benodigd zijn om gesubsidieerde rechtsbijstand te kunnen ontvangen als bijzondere curator en welke rol opleidingen hierin krijgen, wacht ik de uitkomsten van voornoemde landelijke groep alsmede de uitkomsten van de eerder genoemde pilot af.
Welke rol krijgen de opleidingen die met betrekking tot de bijzonder curator binnen verschillende beroepsgroepen worden ontwikkeld bij de erkenning als bijzonder curator? Bent u in overleg met instanties als de Medling Academy over registratie van bijzondere curatoren?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht dat oud-cliënten van Boriz BV onder druk worden gezet hun klachten in te trekken |
|
Renske Leijten , Nine Kooiman |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat Boriz BV haar oud-cliënten onder druk zet om hun klachten in te trekken?1
Vanzelfsprekend vind ik het verkeerd en onwenselijk als een zorgaanbieder cliënten onder druk zet om een klacht in te trekken. In dit specifieke geval is Zorgkantoor Menzis een onderzoek gestart. Menzis gaat daarbij ook in gesprek met de budgethouders die zorg hebben ingekocht bij Boriz. Ik kan in afwachting van de uitkomsten van dat onderzoek geen oordeel geven over deze specifieke zaak.
Vindt u het wenselijk dat een zorgverlener een contractueel conflict met haar cliënten heeft en via verlaging van de (vermeende) schuld probeert klachten ingetrokken te krijgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het wenselijk dat geprobeerd wordt klachten te laten vervallen via het dreigement dat klagers hun woonruimte moeten verlaten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het überhaupt wenselijk dat cliënten van een (jeugd)zorginstelling zowel woonruimte huren als zorgverlening afnemen? Ontstaat hierdoor geen dubbele afhankelijkheid van deze zorginstelling? Ligt het risico van koppelverkoop niet ernstig op de loer?
Het komt vaker voor dat het huren van een woonruimte gekoppeld is aan de keuze voor een zorgaanbieder. Dat is bijvoorbeeld bij pgb-gefinancierde kleinschalig wooninitiatieven het geval. Verzekerden die voor een dergelijke vorm van huisvesting kiezen dienen zich bewust te zijn van de relatie tussen wonen en zorg.
Wat gaat u er aan doen om te zorgen dat geen van deze oud-cliënten tussen wal en schip gaat vallen, omdat zij hun wettelijk recht opeisen bij Boriz?
Verzekerden met een Wlz-indicatie hebben wettelijk een aanspraak op Wlz-zorg. Het zorgkantoor moet er voor zorgen dat de verzekerde zijn recht op zorg kan effectueren. De verzekerden kunnen hun pgb-Wlz gebruiken om zorg bij een andere zorgverlener in te kopen of zij kunnen het zorgkantoor vragen om in zorg in natura te voorzien. Er bestaat overigens geen wettelijk recht om zorg bij een specifieke zorgaanbieder op te eisen.
Wat is uw reactie op de bestuursstructuur van Boriz, waarbij 2 (in 2014 nog 3) afzonderlijke beheer BV’s, op naam van de bestuurders, het bestuur van Boriz BV vormen? Vindt u dit, gelet op de Wet normering topinkomens (WNT), een wenselijke constructie?
Boriz B.V. is een WTZi-instelling en valt daardoor onder de WNT. Voor de toepasbaarheid van de WNT is de rechtsvorm of bestuursstructuur van een WTZi-instelling niet relevant. Topfunctionarissen in de zin van de WNT zijn altijd natuurlijke personen, geen rechtspersonen. Wie dat in het concrete geval zijn, hangt af van de vraag wie feitelijk belast zijn met de leiding van de gehele instelling. De WNT voorziet dus in mogelijkheden om, ongeacht de formele structuur van een instelling, naleving van de WNT af te dwingen.
In de jaarstukken 2014 van Boriz B.V, ontbreekt een WNT-verantwoording. Evenmin is daarvan in de accountantsverklaring melding gemaakt. Omdat Boriz B.V. onder de WNT valt, had dit wel gemoeten. Ik heb het CIBG, als verantwoordelijk toezichthouder, verzocht nader onderzoek uit te voeren. Het CIBG kan handhavend optreden.
Welke mogelijkheden heeft u om bij dit soort bestuursstructuren de WNT af te dwingen? Acht u deze mogelijkheden voldoende?
Zie antwoord vraag 6.
Scheiding van gezinnen vanwege tegenwerping 1F |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU), Linda Voortman (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wordt, indien een uitzetting van een vreemdeling op basis van tegenwerping van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag leidt tot het scheiden van een gezin, de kwestie van de 1F-tegenwerping nogmaals door de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) of andere overheidsinstanties tegen het licht gehouden?
De 1F beoordeling vindt plaats in de asielprocedure en staat geheel los van de vraag of sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM. In het kader van de beoordeling van de asielprocedure zal enkel van belang zijn of er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat de vreemdeling oorlogsmisdrijven of andere ernstige misdrijven heeft gepleegd en of artikel 3 EVRM in de weg staat aan gedwongen terugkeer naar het herkomstland.
Artikel 8 EVRM kan wel een rol spelen bij het nemen van een besluit tot het (tevens) opleggen van een inreisverbod. Dit zal echter niet snel leiden tot schending van artikel 8 EVRM. Artikel 8 EVRM is immers geen absoluut recht en uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vloeit voort dat ernstige bezwaren in het kader van de openbare orde veelal zullen maken dat geen sprake is van schending van artikel 8 EVRM, ook niet indien dit leidt tot een scheiding van het gezin.
Uitzetting komt pas in zicht wanneer de vreemdeling geen rechtmatig verblijf (meer) heeft. Wanneer er sprake is van een gezin waarin een aantal gezinsleden wel een verblijfsstatus heeft, maar één van de ouders niet vanwege de 1F-tegenwerping, zijn er op het moment dat uitzetting aan de orde is vaak al meerdere procedures gevoerd en tot en met de rechter uitgeprocedeerd waarin veelal ook de toets aan artikel 8 EVRM (gezinsleven) aan bod is gekomen (zoals bijvoorbeeld in de procedure ter oplegging van een inreisverbod).
Kunt u de Kamer garanderen dat, indien sprake is van een voor een gezin dusdanig ernstige situatie, met de groots mogelijke zorgvuldigheid wordt onderzocht of de 1F-tegenwerping stand moet houden?
De toepassing van artikel 1F wordt altijd met de grootst mogelijke zorgvuldigheid onderzocht. Indien in de met alle waarborgen omklede procedure tot en met de rechter is vastgesteld dat artikel 1F van toepassing is, dient de 1F’er uit Nederland te vertrekken. Als sprake is van gezinsleden die wel in Nederland mogen blijven, dan is de keuze aan de gezinsleden of zij met de 1F’er uit Nederland vertrekken. Dit is ongetwijfeld een moeilijke keuze, maar niet een die ligt bij de overheid.
In welke landen waaruit zich in Nederland bevindende mensen tegen wie 1F is tegengeworpen, vindt nog vervolging plaats van diegenen die zich mogelijk schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden gedurende conflicten? In hoeverre is een rechterlijke uitspraak uit het land van herkomst en eventuele andere verklaringen van bijvoorbeeld consulaten afdoende bewijs voor een vreemdeling om zijn/haar onschuld te bewijzen in geval van een1F-tegenwerping?
De ratio van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag is dat bescherming er is voor de slachtoffers, niet voor de daders. Het gevolg van toepassing van artikel 1F is alléén dat de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning (of om Nederlander te worden) wordt afgewezen, of dat zijn verblijfsvergunning of Nederlanderschap door de IND wordt ingetrokken en dat hij uit Nederland moet vertrekken. Door 1F’ers uit te sluiten van bescherming, wordt mede beoogd te voorkomen dat 1F’ers het vreemdelingenrecht misbruiken om verantwoording voor hun daden te ontlopen.
Het is aan het herkomstland waar de misdrijven zijn gepleegd op welke wijze het met het eigen verleden omgaat. De geschiedenis leert dat dit gebeurt op uiteenlopende manieren, bijvoorbeeld door middel van strafrechtelijke vervolging (bijv. Rwanda, Chili), waarheidscommissies (Zuid-Afrika) of amnestieregelingen (bijv. Angola) en soms gebeurt ook helemaal niets. De vraag of en hoe een land van herkomst dit doet, staat los van de rechtmatigheid van de tegenwerping van artikel 1F in de Nederlandse verblijfsprocedure en het onthouden van rechtmatig verblijf in Nederland. Het maakt de misdrijven niet ongedaan en daarmee in principe evenmin de daaraan verbonden verblijfsrechtelijke consequenties.
De vraag of 1F’ers strafrechtelijk worden vervolgd, staat dus los van de rechtmatigheid van de tegenwerping van artikel 1F in de verblijfsprocedure. Nederland hecht evenwel ook belang aan het tegengaan van straffeloosheid. Wat betreft Nederland heeft berechting in de landen waar de feiten zijn gepleegd de voorkeur, opdat de slachtoffers kunnen zien dat er recht wordt gesproken. Waar dit niet mogelijk is, beziet Nederland of een 1F’er in Nederland kan worden vervolgd. Dit is in de meeste gevallen echter heel moeilijk en hangt af van talloze juridische en praktische factoren, zoals juridische obstakels bij het doen van onderzoek in de herkomstlanden, beschikbaarheid van getuigen, veiligheid van getuigen, veiligheid van Nederlands politie- en justitiepersoneel etc. In ieder geval informeert de IND het Openbaar Ministerie (OM) altijd als er sprake is van toepassing van artikel 1F in een zaak, en het OM is er blijvend alert op of de feiten en omstandigheden zo zijn (geworden) dat strafrechtelijke vervolging mogelijk wordt.
Voor zover wel strafrechtelijke vervolging van een 1F’er plaatsvindt, in het land van herkomst dan wel in Nederland, en er sprake is van een gerechtelijke uitspraak, geldt dat deze in de procedure wordt betrokken bij de beoordeling of artikel 1F kan worden tegengeworpen dan wel of de tegenwerping stand kan houden.
Is een amnestiewet of regeling in het land van herkomst, dat wil zeggen het land waar de schendingen die hebben geleid tot de 1F-tegenwerping zouden hebben plaatsgevonden, van invloed op de tegenwerping?
Zie antwoord vraag 3.
De psychotherapeute die een relatie heeft met een gedetineerde |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Alarm om relatie psychotherapeute met gedetineerde»?1
Ja.
Klopt het dat het personeel van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) woedend is dat een psychotherapeute al jaren in de kliniek werkt, terwijl ze een relatie heeft gehad met een gedetineerde en zelfs met hem getrouwd is geweest?
Nee, van woede onder het NIFP-personeel is mij niets bekend. Overigens is de persoon in kwestie de afgelopen tien jaar niet als psychotherapeute werkzaam geweest in de psychiatrische observatiekliniek van het NIFP, het Pieter Baan Centrum (PBC). De betreffende psychotherapeute is niet in vaste dienst bij het NIFP. Zij stelt als freelancer pro Justitia rapportages op.
Hoe kan het dat deze psychotherapeute, die als gedragskundige criminelen moet beoordelen op psychische aandoeningen, ieder jaar weer door strenge testen heen komt die moeten bepalen of de persoonlijke leefsituatie van medewerkers een beletsel vormen voor hun functioneren?
Het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) toetst de vakbekwaamheid van de gerechtelijke deskundigen conform de geldende richtlijnen. Psychologen werken tevens volgens de beroepscode van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) waarin onafhankelijkheid en objectiviteit centraal staan. Zij dienen professionele en niet-professionele rollen strikt gescheiden te houden, zodat die elkaar niet kunnen beïnvloeden. Zo wordt geborgd dat zij een professionele afstand tot de betrokkene bewaren en de belangen van de betrokkene niet schaden. De psychotherapeute heeft gehandeld conform de richtlijnen en de beroepscode. Daarom is er voor het NIFP geen aanleiding om haar integriteit ter discussie te stellen.
Deelt u de mening, zeker nu collega’s van de psychotherapeute de noodklok luiden, dat een dergelijke (ex-)relatie invloed kan hebben op de professionaliteit en de mate waarin iemand chantabel is? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. De betrokkene is werkzaam als freelance rapporteur en niet in vaste dienst bij het NIFP. Zij heeft de laatste tien jaar niet meer gewerkt voor het PBC. Van enige onrust of het luiden van een «noodklok» bij het PBC personeel zijn bij mij geen signalen bekend.
Betrokkene heeft de relatie destijds (tien jaar geleden) zelf gemeld, conform de gedragscode van het NRGD. Met haar zijn afspraken gemaakt over het uitvoeren van haar werkzaamheden in verband met deze ex-relatie. Zo is afgesproken dat zij geen pro Justitia rapportages meer verricht in die delen van het land waar haar ex-man verblijft en geen onderzoeken verricht in de PI waar hij zich bevindt. Deze transparantie in combinatie met de genomen voorzorgsmaatregelen bieden voldoende garantie voor haar professionaliteit en integriteit.
Zo ja, is het in dat kader niet vreemd dat er geen gevolgen zijn geweest voor de betreffende psychotherapeute die zelfs haar jawoord gaf in de gevangenis aan de man die haar ex ooit achtervolgde met traangas, stroomstootwapens en 16 maal op haar ex in stak? Zo nee, waarom niet?
Er zijn wel degelijk gevolgen geweest voor betrokkene. Om (de schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen zijn voorzorgsmaatregelen genomen. Er is afgesproken dat zij niet meer ingezet zal worden in die delen van het land waar haar ex-man verblijft en dat ze geen mensen zal onderzoeken die in dezelfde PI verblijven als haar ex-man.
Deelt u de mening dat er geen sprake is van belangenverstrengeling? Zo ja, waar baseert u dat op, gelezen het voorgaande?
Zie de antwoorden op vraag 4 en 5. De professionaliteit van de betreffende psychotherapeute staat volgens het NIFP niet ter discussie en heeft dat ook nooit gestaan.
Zo nee, zijn er maatregelen getroffen om belangenverstrengeling te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Welke maatregelen gaat u nemen om de onrust onder collega’s weg te nemen?
Geen enkele. De betreffende psychotherapeute heeft als freelance rapporteur geen collega’s bij het NIFP. Van onrust zijn zoals reeds gezegd mij geen signalen bekend. Ik zie dan ook geen reden om verdere maatregelen te nemen.
Hoe vaak komen dit soort relaties op het werk voor bij het NIFP, maar ook in de rest van het gevangeniswezen en hoe wordt daar mee om gegaan? Kunt u de Kamer hiervan op de hoogte stellen? Zo nee, waarom niet?
Dergelijke relaties komen incidenteel voor. Relaties tussen Rijkspersoneel en gedetineerden zijn in beginsel niet toegestaan. Zij dienen te allen tijde gemeld te worden. Vervolgens worden passende maatregelen genomen, zoals beschreven in de antwoorden op vraag 4 en 5.
Het bericht over uitzetting van twee kinderen |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Linda Voortman (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het nieuwsbericht op de website van EénVandaag: «Glaucio (13) en Marcia (18) worden uitgezet»?1
Ja.
Wat is de reden dat u dit gezin heeft vastgezet in de gesloten gezinsvoorziening in Zeist, gelet op het feit dat het gezin zich nooit aan het toezicht heeft onttrokken en sinds enkele weken reeds verbleef in een gezinslocatie waar hun vrijheid al werd beperkt?
Zoals bekend, is het gezin in vrijheid gesteld. Voor het overige ga ik niet in op (de afwegingen in) individuele zaken.
Bent u bereid om het gezin in vrijheid te stellen omdat niet is voldaan aan het ultimum-remediumbeginsel (artikel 37 VN-Kinderrechtenverdrag) en er alternatieven voor de inbewaringstelling voor handen zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (zittingsplaats Groningen) van 5 december 2014 over een gezin in een vergelijkbare zaak?2
Ik ben bekend met deze uitspraak.
Klopt het dat gezinnen in gevolge deze uitspraak de hoger beroepsprocedure in Nederland mogen afwachten? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat klopt niet. In algemene zin geldt dat als een door de vreemdeling ingesteld beroep gegrond wordt verklaard de Staat daartegen in hoger beroep kan gaan. De uitkomst daarvan mag in dat geval in beginsel in Nederland worden afgewacht. Dat geldt echter niet wanneer het door de vreemdeling ingestelde beroep niet gegrond is verklaard en de vreemdeling tegen die uitspraak in hoger beroep gaat.
Bent u bereid om ook Márcia en Gláucio hun hogerberoepsprocedure af te laten wachten in Nederland, mede gelet op het feit dat zij een zeer vergelijkbare procedure voeren?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven in hoeveel kinderpardonprocedures er een beroep is gedaan op het tienjarenbeleid voor gezinsleden van 1F-ers? Klopt het dat het slechts om 2 of 3 gezinnen gaat?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven waarom het 10-jarenbeleid voor gezinsleden van 1F-ers niet op het Kinderpardon van toepassing is? Klopt het dat dit nergens expliciet kenbaar is gemaakt?
De regeling langdurig verblijvende kinderen (RLVK) is een begunstigende regeling. Het belang van het kind wordt hierin afgewogen tegen andere maatschappelijke belangen, waaronder het belang van bescherming van de openbare orde. In het Regeerakkoord is in dit kader expliciet verwezen naar 1F’ers en hun gezinsleden: «Geen vergunning op grond van deze regeling wordt verleend aan een vreemdeling die een zwaar delict heeft begaan
of aan wie is tegengeworpen dat hij oorlogsmisdaden heeft begaan en evenmin aan zijn gezinsleden.» Dit is leidend geweest bij de nadere uitwerking van de RLVK.
Overigens is ten aanzien van bijna alle voorwaarden en contra-indicaties van de regeling als uitgangspunt genomen dat deze doorwerken op het hele gezin. Daarmee neemt de regeling de eenheid van het gezin als uitgangspunt.
In de paragraaf in de Vreemdelingencirculaire over de RLVK staat expliciet vermeld dat voor het tegenwerpen van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag geen verjaringstermijn geldt. Daarnaast is uitdrukkelijk vermeld dat de genoemde verjaringstermijn van vijf, respectievelijk tien jaar niet van toepassing is indien er sprake is van ernstige redenen om te veronderstellen dat de vreemdeling (of diens gezinslid) zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Daarmee is helder dat het tienjaren beleid niet van toepassing is, zoals de rechtbank Den Haag (zittingsplaats Arnhem) bevestigt in de uitspraak van 17 februari 2015.
Bent u er mee bekend dat het verstrekken van een vergunning aan Márcia, Gláucio en hun moeder, niet betekent dat u hiermee tevens verblijfsrecht aan vader hoeft te verlenen?3
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de familie van Márcia en Gláucio al bijna vijftien jaar in Nederland woont en gedurende die periode altijd in beeld van de Nederlandse autoriteiten is geweest? Zo ja, hoe beoordeelt u het feit dat de familie lange tijd niet door Nederland is uitgezet en dat dit nu in het zicht van een uitspraak in hun kinderpardonprocedure alsnog met veel haast dreigt te gebeuren?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt deze uitzetting zich tot de in de Jeunesse-zaak geformuleerde criteria dat altijd moet worden beoordeeld of een uitzetting uitvoerbaar, haalbaar en proportioneel is gelet op de belangen van de betrokken kinderen?4
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen beantwoorden voordat tot uitzetting van het betrokken gezin wordt overgegaan (naar verwachting op 4 september a.s.)? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Toenemende onveiligheid door gewelddadige gelukszoekers |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Botsing over azc Ter Apel»?1
Ja.
Deelt u de mening dat diefstallen, intimidaties, steekpartijen, schietpartijen en seksueel misbruik in asielzoekerscentra aantonen dat asielzoekers een gewelddadige cultuur meebrengen die niet past bij Nederlandse normen en waarden? Zo nee, waarom niet?2 3 4 5
Het is ontegenzeggelijk waar dat er incidenten plaatsvinden in asielzoekerscentra, zoals deze ook daarbuiten in de samenleving voorkomen. Uit uw vragen blijkt dat u de conclusie trekt dat de oorzaak van deze incidenten ligt in een door u veronderstelde gewelddadige aard van de mensen die daar opvang genieten. Tevens blijkt uit uw vragen de veronderstelling dat al deze mensen hetzelfde zijn. Mijn ervaring leert dat deze mensen onderling zeer verschillend zijn en als individu op grond van hun handelen beoordeeld dienen te worden. Tussen de asielzoekers en vergunninghouders die nu in Nederland verblijven zitten mensen die een aanwinst zullen blijken en zo zullen er ook mensen zijn die zich zullen misdragen. Dat is overigens niet anders bij mensen die in Nederland geboren zijn.
Mijn diensten zijn uiteraard steeds alert op mogelijke contra-indicaties in elke individuele zaak en betrekken dit bij het handelen en de besluitvorming.
Daarnaast zet het kabinet ook in op de beperking van de instroom. De beïnvloedingsmogelijkheden daarvoor zijn echter beperkt, gelet op de huidige conflicten in verschillende delen van de wereld. Opvang in de regio is voor het kabinet een belangrijk uitgangspunt. Dat is waarom het kabinet in grote mate (financieel) bijdraagt aan de opvang van vluchtelingen in de regio’s van herkomst.
Dit neemt niet weg dat Nederland ook bescherming biedt aan personen die bescherming tegen oorlog, vervolging of onmenselijke behandeling nodig hebben.
Waarom brengt u de Nederlandse bevolking willens en wetens in gevaar?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom gaat u door met het binnenhalen en in de watten leggen van gewelddadige gelukszoekers maar laat u de Nederlanders stikken en moeten zij zelf burgerwachten inzetten om de veiligheid in wijken rond asielzoekerscentra te waarborgen?6
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid alle asielzoekerscentra onmiddellijk te sluiten en de duizenden gelukszoekers desnoods met behulp van het leger uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u nu eindelijk bereid om te stoppen met het importeren van gewelddadige gelukszoekers door de grenzen dicht te gooien? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u iedere vraag afzonderlijk beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Indien de inhoud en aard van de vragen dit mogelijk maakt, geef ik er de voorkeur aan vragen in samenhang te beantwoorden.
De zorgelijke berichten over de zorg van "hulporganisatie" stichting Stoploverboys.nu |
|
Nine Kooiman |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie over de zorgelijke berichten over de zorgverlening van «hulporganisatie» stichting Stoploverboys.nu?1
De stichting Stoploverboys.nu is een particulier initiatief dat hulp en opvang biedt aan slachtoffers van loverboys. De stichting treedt op als particuliere zorgaanbieder. Dat betekent dat deze specifieke stichting geen (jeugd-)hulp verleent op grond van een wettelijk kader. De stichting was voorafgaand aan de Jeugdwet ook geen jeugdzorgaanbieder als bedoeld in de toenmalige Wet op de Jeugdzorg. In 2015 is de stichting ook niet door gemeenten aangemeld als zijnde een nieuwe toetreder.
De kwalificaties van de mensen die bij de stichting werken zijn ons niet bekend.
Wij vinden het zorgelijk als slachtoffers van loverboys/mensenhandel die specialistische opvang en hulp nodig hebben, verstoken blijven van de specialistische zorg die voorhanden is. Ouders en slachtoffers kunnen echter zelf een vrijwillige keuze maken om hulp te zoeken bij stichting Stoploverboys.nu. Zij kunnen ook terecht bij professionele dienstverlening.
De ernst van de problematiek waar slachtoffers van loverboys/mensenhandel mee te maken hebben, vraagt in veel gevallen om professionele hulp en opvang. Zowel door instellingen voor jeugdhulp als in de vrouwenopvang worden deze kwetsbare slachtoffers opgevangen en is specifieke expertise beschikbaar. Samen met de commissie Azough ontwikkelt de jeugdhulpsector momenteel een kwaliteitskader voor deze specifieke opvang en hulp.
Klopt het dat deze particuliere hulporganisatie opvang en hulp biedt aan getraumatiseerde of zeer kwetsbare meisjes die het slachtoffer zijn of zijn geweest van loverboy's? Klopt het dat de mensen die deze meisjes begeleiden hiertoe niet opgeleid en/of gekwalificeerd zijn? Deelt u de mening dat dit een onwenselijke en zeer zorgelijke situatie is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat zorg aan kwetsbare en/of getraumatiseerde kinderen enkel uitgevoerd dient te worden door gecertificeerde jeugdzorgorganisaties?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de gemeente geen subsidierelatie heeft met deze stichting? Wat kan de gemeente zelf ondernemen als die zich zorgen maakt over deze stichting?
Uit navraag blijkt dat er geen subsidierelatie is vanuit de gemeente Alphen aan den Rijn, waar de stichting gevestigd is, met voornoemde stichting. De gemeente heeft de ministeries laten weten dat zij alert is op eventuele signalen en dat de wijkagent contact onderhoudt met de stichting en de slachtoffers.
De stichting geeft op haar website aan dat zij gebruik maakt van giften en donaties.
De opgevangen slachtoffers en/of hun ouders hebben zelf hulp of steun gezocht bij dit particulier initiatief. Hoe ouders en/of slachtoffers bij de stichting terechtkomen is ons niet bekend.
Wij vinden het belangrijk dat ouders en jeugdigen die hulp zoeken weloverwogen kunnen kiezen voor hulp vanuit het publieke domein of voor particuliere hulp. De Wegwijzer Mensenhandel, die op 18 juni 2015 online beschikbaar is gekomen, helpt hen hierbij. De Wegwijzer is het centrale punt waar professionals, slachtoffers en burgers terechtkunnen voor een overzicht van organisaties die hulp verlenen en ondersteuning bieden aan verschillende categorieën slachtoffers van mensenhandel. De keuze is uiteindelijk aan de ouders en slachtoffer zelf.
Hoe wordt stichting stoploverboys.nu gefinancierd, op welke gronden indiceert en verleent zij de zorg? Hoe komen mensen bij deze stichting terecht?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe wordt het personeel voor stichting stoploverboys.nu aangetrokken, en welke opleidingseisen zijn er voor het personeel?
In ons antwoord op de vragen 1,2 en 3 hebben we reeds aangegeven dat de kwalificaties van het personeel ons niet bekend zijn omdat het een stichting betreft die niet als jeugdhulpaanbieder in het zin van de Jeugdwet aangemerkt is.
In hoeverre kloppen de signalen van ouders die soms amper contact konden krijgen met hun dochter die in het opvanghuis verbleef? Wat is er tot op heden met deze en andere signalen van deze ouders en slachtoffers gedaan?
In hoeverre de signalen van ouders kloppen, kunnen wij niet beoordelen.
Gemeente Alphen aan den Rijn heeft ons desgevraagd laten weten dat er in 2012 een melding is geweest die het toenmalige AMK heeft onderzocht. Op basis van de beschikbare informatie was er voor het AMK geen aanleiding om een nader onderzoek te starten. Op regionaal niveau bespreken Veilig Thuis en de ketenpartners hoe om te gaan met deze organisatie met het oog op de veiligheid van de slachtoffers van loverboys bij de stichting.
Klopt het dat het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) eerder al onderzoek en/of meldingen heeft gedaan naar aanleiding van eerdere zorgelijke signalen over deze stichting? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Hoeveel meldingen over deze stichting zijn er al geweest bij de Inspectie Jeugdzorg? In hoeverre hebben zij al eerder deze particuliere stichting geïnspecteerd?
Zoals wij in het antwoord op de vragen 1, 2 en 3 aangaven, treedt stichting Stoploverboys.nu op als particuliere zorgaanbieder die geen (jeugd-) hulp verleent op grond van de Jeugdwet. Daarmee valt deze stichting niet onder het toezicht van de Inspectie Jeugdzorg en zij is ook niet via andere wegen onder het toezicht van de Inspectie Jeugdzorg te scharen. Over de stichting Stoploverboys.nu zijn ook geen meldingen bekend bij de Inspectie Jeugdzorg en zij is ook niet door de Inspectie Jeugdzorg bezocht.
Hoeveel kinderen met een ondertoezichtstelling of voogdij maatregel zijn in het verleden en op dit moment geplaatst bij deze stichting?
Wij hebben navraag gedaan bij de raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instellingen. Voor zover bekend zijn thans noch in het verleden kinderen met een ondertoezichtstelling of een voogdijmaatregel geplaatst bij deze stichting. We hebben Jeugdzorg Nederland gevraagd om een uitvraag te doen onder alle instellingen. Voor het Algemeen Overleg Slachtoffers loverboys op 7 oktober 2015 zullen wij de uitkomsten van deze uitvraag ontvangen.
Hoe houdt de Inspectie Jeugdzorg toezicht op particuliere jeugdzorgorganisaties? Heeft de Inspectie Jeugdzorg al eerder moeten ingrijpen bij particuliere jeugdzorgorganisaties?
Zoals wij reeds eerder hebben aangegeven op uw Kamervragen2, heeft de Inspectie Jeugdzorg geen toezicht op particuliere aanbieders.
Bent u bereid om de Inspectie Jeugdzorg onderzoek te laten doen bij deze organisatie?
Zie antwoord vraag 11.
Wat kan de Inspectie Jeugdzorg ondernemen tegen particuliere jeugdzorgorganisaties die niet functioneren?
Zoals wij hierboven reeds aangaven kan de Inspectie Jeugdzorg op dit moment geen stappen ondernemen tegen particuliere zorgaanbieders, zoals de stichting Stoploverboys.nu.
Met het wetsvoorstel Wet op de jeugdverblijven wordt beoogd om inrichtingen die niet door een Nederlandse overheid of krachtens een wettelijk voorschrift bekostigd worden en waar ten minste vier minderjarigen elk gedurende een half jaar meer dan de helft van de tijd buiten familie- of gezinsverband overnachten of naar verwachting zullen overnachten, onder toezicht van de betreffende gemeenten te brengen.
Wie en wanneer kan een niet functionerende particuliere jeugdzorgorganisatie worden gesloten? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg Decentralisatie Jeugdhulp voorzien op 10 september 2015?
Aangezien het Algemeen Overleg Decentralisatie Jeugdhulp is uitgesteld, beantwoorden wij deze vragen voor het Algemeen Overleg dat thans gepland staat op 6 oktober 2015.
Mogelijk kindermisbruik in een asielzoekerscentrum |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Mogelijk kindermisbruik in asielzoekerscentrum Bellingwolde»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat er vier kinderen seksueel zijn misbruikt in het asielzoekerscentrum in Bellingwolde?
Ik kan u melden dat de politie naar aanleiding van een melding van seksueel misbruik een onderzoek is gestart naar mogelijk strafbare feiten op of rond het AZC Bellingwolde. In het kader van dit lopende onderzoek kunnen hierover geen verdere mededelingen worden gedaan.
Deelt u de mening dat de asielprocedure van de dader gestaakt moet worden en deze persoon de toegang tot ons land permanent moet worden ontzegd? Zo nee, waarom niet?
Indien het vermoeden bestaat dat er sprake is van een strafbaar feit, schakelt het COA altijd de politie in en adviseert het COA betrokkenen aangifte te doen. Opsporing, vervolging en sanctionering vindt bij asielzoekers op gelijke wijze plaats als bij andere in Nederland verblijvende personen. Criminele antecedenten worden door de IND steeds betrokken bij de individuele toelatingsbeslissing en kunnen, onder andere via de toepassing van de uw Kamer bekende glijdende schaal, inderdaad leiden tot een afwijzende toelatingsbeslissing.
Kunt u aangeven hoeveel meldingen van seksueel misbruik van kinderen in asielzoekerscentra er zijn gedaan en welke centra het betreft?
Elke melding over en ieder vermoeden van mogelijk seksueel misbruik van kinderen wordt door het COA doorgeleid naar de politie of het meldpunt Veilig Thuis. Het COA is samen met de politie nagegaan hoeveel meldingen van (vermoedens van) mogelijk seksueel misbruik van kinderen op een opvanglocatie zijn geregistreerd in 2014 en 2015. Hieruit is gebleken dat in 2014 zeven meldingen zijn geregistreerd. In 2015 zijn negen meldingen geregistreerd, inclusief deze melding in Bellingwolde. Op basis van deze cijfers kunnen geen conclusies worden getrokken over de relatieve veiligheid in specifieke opvanglocaties. Ik zie geen aanleiding om in dit verband specifieke locaties te benoemen.
Bent u bereid, zolang het kabinet weigert om te schakelen naar het Australische asielmodel, in ieder geval de procedures van asielzoekers die zich schuldig maken aan intimidatie, bedreiging en geweld (ook seksueel) te beëindigen en deze personen uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hordes gelukszoekers die Nederland overspoelen |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Asielzoekerscentra slibben dicht»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het ongewenst is om van Nederland het Leger des Heils van Afrika te maken? Zo nee, waarom niet?
Ja, wat niet wegneemt dat ik waardering heb voor de diverse initiatieven die het Leger des Heils neemt.
Deelt u de mening dat het krankzinnig is om asielzoekers een gratis huis te geven, waardoor Nederlanders die wachten op een sociale huurwoning worden overgeslagen? Zo nee, waarom niet?
Asielzoekers worden opgevangen in asielzoekerscentra van het COA. Zij krijgen geen eigen woning. Vergunninghouders aan wie asiel verleend wordt, komen in aanmerking voor eigen woonruimte. Ik ben van mening dat dit niet altijd een eigen sociale huurwoning hoeft te zijn. Op dit moment ben ik samen met gemeenten, provincies en woningbouwcorporaties in overleg hoe we deze mensen woonruimte kunnen bieden zonder dat dit leidt tot langere wachttijden voor andere mensen die op de wachtlijst staan voor een sociale huurwoning.
Waarom blijft u maar doorgaan met het eindeloos pamperen van gelukszoekers en laat u de Nederlanders stikken?
U vraagt naar het waarom van een niet correcte stelling.
Bent u van plan asielzoekers in de toekomst weer op vakantieparken te huisvesten, terwijl veel Nederlandse gezinnen door het afbraakbeleid van dit kabinet niet eens op vakantie kunnen?
Voor het huisvesten van asielzoekers maakt het COA gebruik van een breed scala aan modaliteiten. Hieronder bevinden zich paviljoententen waar grote aantallen mensen tegelijk slapen alsook recreatiewoningen, overigens zonder toegang tot de recreatieve voorzieningen.
Heeft u zelf al een paar asielzoekers in huis genomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, noch heb ik daartoe anderen opgeroepen. Over de reden daartoe ben ik u geen verantwoording verschuldigd. Mochten er zich in uw nabije omgeving mensen bevinden die overwegen dit wel te doen, kan daarbij gebruik gemaakt worden van het zelfzorgarrangement dat ik onlangs heb opengesteld.
Deelt u de mening dat ongeletterde Afrikanen geen bijdrage leveren aan de Nederlandse maatschappij? Zo nee, waarom niet?
De mate waarin iemand een bijdrage levert aan de maatschappij en of deze positief dan wel negatief is, kan ik hooguit op individuele basis beoordelen. Afkomst of opleidingsniveau zijn daarbij niet doorslaggevend.
Deelt u de mening dat meer islam in Nederland een ramp is voor onze vrijheid? Zo nee, waarom niet?
De islam kent verschillende stromingen en vormen. De door u naar voren gebrachte mening deel ik dan ook niet aangezien deze te algemeen is gesteld. Radicale vormen van de islam die erop uit zijn onze samenleving te ontwrichten zijn, indien succesvol, wel degelijk een risico voor onze vrijheid. Dit heeft daarom alle aandacht.
Welke concrete stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat Nederland niet meer als luilekkerland wordt aangeduid op reisfolders voor asielzoekers?2
De aanpak en vervolging van mensensmokkelaars en het vernietigen van hun business model is voor ons prioriteit. Door het aanpakken van de smokkelaars, raken we ook hun communicatiemiddelen.
Bent u bereid om de tsunami asielzoekers te stoppen door ze allemaal linea recta terug te sturen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aan uw kamer uiteengezet in de brief aan uw Kamer over de Europese asielproblematiek d.d. 8 september jl. is het kabinet van mening dat bij het aanwezig zijn van voldoende veilige opvang in de regio en onder de voorwaarden zoals in de brief vermeld, asielzoekers uit die regio die alsnog op eigen gelegenheid Nederland bereiken, teruggebracht dienen te worden naar de veilige opvang in de regio.
Bent u nu eindelijk bereid om de Nederlandse grenzen dicht te gooien voor gelukszoekers? Zo nee, waarom niet?
Asielaanvragen worden op individuele basis beoordeeld. Als een asielzoeker geen vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag, maar enkel vanwege economische motieven een asielaanvraag doet, wordt deze afgewezen en verkrijgt men geen verblijfsrecht in Nederland.
Kunt u dit keer het fatsoen opbrengen om elke vraag afzonderlijk te beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Het oordeel over de kwalificatie «fatsoen» laat ik aan u, ook omdat het niet ondenkbaar is dat wij over fatsoen verschillende opvattingen hebben.
De financiering van het verjaardagsfeestje van de VARA door het Vfonds |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Fred Teeven (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van de berichtgeving dat het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg (vfonds) het 90e verjaardagsfeestje van de VARA financiert?1
Ja.
Klopt het dat het vfonds een half miljoen euro aan de VARA geeft voor een vanaf komend najaar uit te zenden televisieserie over geschiedenis van de arbeider? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg (vfonds) is een onafhankelijke stichting, met autonome zeggenschap over haar uitgaven. De directeur van het vfonds heeft namens de Raad van Bestuur desgevraagd bevestigd dat er sprake is van een subsidie voor twee afleveringen van een televisieserie van de VARA. Defensie subsidieert het vfonds niet.
Wat heeft de geschiedenis van de arbeider volgens u te maken met de doelstelling van het vfonds, namelijk inzet voor de erkenning en waardering van geüniformeerden die in dienst zijn van de Nederlandse overheid waar ook ter wereld? Herkent u zich in het geschetste beeld dat deze omvangrijke subsidie in kringen rond Defensie «met argusogen» wordt bezien?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het subsidiebeleid van vfonds ondersteuning van producties in het algemeen en documentaires in het bijzonder uitsluit? Zo ja, hoe kan deze subsidie dan verleend zijn?
De subsidierichtlijnen van het vfonds worden vastgesteld door de Raad van Bestuur. Voor de precieze interpretatie daarvan verwijs ik naar de stichting.
Klopt het dat een subsidieverzoek voor een film over de slag om de Grebbeberg, een initiatief waarvoor de Commandant Landstrijdkrachten al steun toegezegd heeft middels materieel en logistieke hulp, door het vfonds is afgewezen? Staat de film door het uitblijven van steun van het vfonds op losse schroeven?
Voor de afhandeling van dit subsidieverzoek verwijs ik naar het vfonds. De initiatiefnemers van de speelfilm De Grebbeberg hebben laten weten door te gaan met hun initiatief.
Herinnert u zich uw uitspraak: «Daar waar het vfonds herprioriteert en dat eventueel gevolgen heeft voor de financiering van activiteiten of direct zorgtaken raakt, heb ik daar altijd overleg over met het vfonds. Het is dus nadrukkelijk niet zo dat het vfonds geïsoleerd optreedt en dat we straks out of the blue met de gevolgen daarvan worden geconfronteerd.»?2
Ja. Ik heb dat gezegd tijdens het notaoverleg over veteranen van 23 juni 2014, in relatie tot de financiering van veteranenactiviteiten en -zorg door het vfonds.
Heeft u overleg gehad met het vfonds over de financiering van de televisieserie van de VARA? In hoeverre heeft de subsidieverstrekking van een half miljoen euro gevolgen voor andere activiteiten of directe zorgtaken van het vfonds voor veteranen en andere Defensiegerelateerde activiteiten?
Neen, het vfonds is een onafhankelijke stichting en ik heb geen overleg gehad over deze subsidieverstrekking. Deze subsidieverstrekking heeft geen gevolgen voor de financiering van veteranenactiviteiten en -zorg door het vfonds. Er is daarom geen aanleiding voor overleg.
Herinnert u zich uw uitspraak: «Er kan geen sprake van zijn dat het vfonds geïsoleerd opereert en stappen zet zonder dat Defensie daar iets van weet terwijl het eventuele belangrijke taken van ons raakt. Als dat wel zo is, zal ik daar altijd op acteren.»?3
Ja. Ook dit heb ik gezegd tijdens het notaoverleg van 23 juni 2014, in relatie tot activiteiten van en zorg voor veteranen die het vfonds financiert.
Bent u bereid deze uitspraak gestand te doen?
Ja. Zoals vermeld in mijn brief over de financiering van de nuldelijnsondersteuning van veteranen van 26 januari jl. (Kamerstuk 30 139, nr. 143) en in de Veteranennota 2015 (Kamerstuk 30 139, nr. 148), ben ik in goed overleg met het vfonds op het gebied van de financiering van activiteiten inzake erkenning en waardering voor veteranen en inzake veteranenzorg.
Bent u bereid zich te distantiëren van de subsidieverstrekking van het vfonds aan de VARA en hierover tekst en uitleg te vragen? Zo nee, waarom niet?
Het vfonds is een onafhankelijke stichting.
Het bericht dat jeugdzorg niet toegerust is op Syriëgangers |
|
Magda Berndsen (D66), Vera Bergkamp (D66) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kent u de berichten «Kinderbescherming: jeugdzorg niet toegerust op Syriëgangers», en «Ze wilden naar Syrië maar zitten vast. En Nu?»?1 2
Ja.
Wat is uw reactie op het bericht dat jeugdzorginstellingen onvoldoende zijn toegerust om jonge Syriëgangers te behandelen?
Het bericht gaat specifiek over de gesloten jeugdhulp. Een minderjarige kan worden geplaatst in een gesloten accommodatie van een instelling waarvan de gemeente waar de jongere woont capaciteit heeft ingekocht. Op dit moment vinden de opvang en behandeling plaats binnen reguliere programma’s en waar nodig betrekken de instellingen kennis en kunde van buiten, bijvoorbeeld voor geestelijke begeleiding. Doordat de ervaring met deze specifieke risicogroep tot nu toe beperkt is, is de deskundigheid en het inzicht in de effectiviteit van de aanpak nog in ontwikkeling. Samen met betrokken partijen proberen we door uitwisseling van ervaringen al dan niet in ketenverband een versnelling van deskundigheid te faciliteren. Het is in de eerste plaats aan gemeenten samen met de jeugdhulpinstellingen hier inhoud aan te geven. Ik kan hen daarbij zo nodig ondersteunen. Overigens kan er niet van worden uitgegaan dat jeugdhulp – hoe dan ook toegerust – altijd in staat zal zijn jongeren te weerhouden naar oorlogsgebieden af te reizen. Dat is afhankelijk van de individuele situatie.
In hoeverre kunt u zich vinden in de uitspraak van de Raad voor de Kinderbescherming dat het «frustrerend» is dat «geradicaliseerde tieners niet de zorg krijgen die zij nodig hebben», en dat het onduidelijk is in hoeverre het succesvol is om jongeren in een gesloten jeugdzorginstelling te plaatsen? Als u zich hierin kunt vinden, kunt u dan aangeven wat u voornemens bent hieraan te doen?
Indien gesignaleerd wordt dat een minderjarige zodanig dreigt te radicaliseren dat zijn veiligheid in het geding is, wordt nagegaan of jeugdhulp een bijdrage kan leveren aan vermindering van dit risico. Of dat mogelijk is, is afhankelijk van de individuele situatie. In dat geval wordt een aanpak op maat gemaakt met hulpverlening en waar mogelijk met het netwerk van de betreffende minderjarige. Indien de minderjarige zich onttrekt aan het gezag van zijn ouders en aan de hulpverlening, kan een periode van plaatsing in de gesloten jeugdhulp noodzakelijk zijn. In dat geval wordt gestreefd naar het leggen c.q. herstellen van de binding met ouders, netwerk en hulpverlening. Zodra dat het geval is kan de begeleiding buiten de gesloten jeugdhulp worden voortgezet.
Voor zover ons bekend zijn er geen geradicaliseerde minderjarigen na plaatsing en verblijf in de gesloten jeugdhulp naar het Midden-Oosten afgereisd. Er is geen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de huidige werkwijze c.q. het huidige aanbod binnen de gesloten jeugdhulp op het reduceren van de risico’s die samenhangen met radicalisering op de langere termijn.
Zoals hierboven aangegeven streven de betrokken partijen ernaar de deskundigheid en daarmee het zorgaanbod aan geradicaliseerde minderjarigen te vergroten. Daarnaast zijn de Raad voor de Kinderbescherming en een instelling die gesloten jeugdhulp aanbiedt, in gesprek over hun aanbod voor geradicaliseerde minderjarigen. Gemeenten bepalen zelf welke zorg zij bij welke instelling inkopen.
Kunt u aangeven waaruit de behandeling die jongeren in een jeugdzorginstelling krijgen om van hun radicale denkbeelden af te komen bestaat? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven in hoeverre de ouders betrokken worden bij de behandeling?
Met de Raad voor de Kinderbescherming zien wij het als een ernstig risico en bedreiging voor de ontwikkeling van een minderjarige als die zich wil aansluiten bij een terroristische organisatie zoals ISIS, zich wil vestigen in door ISIS gecontroleerd gebied en/of wil afreizen naar een oorlogsgebied. Een gesloten plaatsing kan nodig zijn om dat te voorkomen. Op dit moment vindt de opvang en behandeling plaats binnen reguliere programma’s en waar nodig betrekken de instellingen kennis en kunde van buiten. In beginsel betrekken instellingen voor gesloten jeugdhulp altijd de ouders bij de behandeling van een minderjarige die daar geplaatst wordt. Er zijn ouders die vrijwillig voor hun kind een machtiging gesloten jeugdhulp aanvragen. Zij zijn doorgaans een dragende kracht. Het gaat om het gedrag dat uit radicale denkbeelden voortvloeit.
Voor geradicaliseerde jongeren die een gewelddadig extremistisch gedachtegoed aanhangen, ook wanneer deze zich in een jeugdinstelling bevinden, die openstaan voor een alternatief om te re-integreren in de samenleving buiten het jihadistische netwerk, is vanaf september 2015 een Exit-faciliteit operationeel. De Exit-faciliteit zorgt voor een op maat gemaakt traject dat kan bestaan uit – een combinatie van – individuele mentoring (bijvoorbeeld coaching op relatievaardigheden en zelfreflectie), psychologische of psychiatrische support, counseling, groepsbijeenkomsten (bijvoorbeeld «anger management») en praktische ondersteuning van het individu. Ouders zullen, waar mogelijk, worden betrokken in dit traject.
Om ouders en andere familieleden van radicaliserende of geradicaliseerde individuen te ondersteunen zal daarnaast vanaf eind september 2015 het Familiesteunpunt Radicalisering operationeel zijn. Familieleden kunnen een positieve invloed hebben op radicaliserende personen. Door hun invloed kan iemand gaan twijfelen over de radicale ideologie, een belangrijke stap in het de-radicaliseringsproces. Het Familiesteunpunt zal families handvatten geven over hoe ze met deze moeilijke situatie kunnen omgaan.
Deelt u de mening dat het vastzetten van jongeren in een jeugdzorginstelling alleen succesvol kan zijn als zij ook een geschikte behandeling krijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u aangeven hoe een geschikte behandeling vorm wordt gegeven, en welke criteria hierbij gehanteerd worden? In hoeverre worden hier (wetenschappelijke) experts bij betrokken? Zo ja, welke experts? Kunt u aangeven in hoeverre er momenteel gebruik wordt gemaakt van internationale kennis over adequate behandelingen, zodat we in Nederland gebruik kunnen maken van lessen die geleerd zijn in het buitenland?
Ja, die mening deel ik. Alleen «vastzetten» is zinloos. Of er sprake is van een geschikte behandeling kan echter niet op voorhand worden vastgesteld. Dat is afhankelijk van de individuele situatie. Die zal eerst in kaart moeten worden gebracht. Daarna kan worden vastgesteld of en zo ja welke soort jeugdhulp wenselijk is.
Voor beïnvloeding is nabijheid nodig. Voor bijna geen minderjarige is het radicaliseringproces gelijk. Dat maakt dat er sprake moet zijn van maatwerk waar het betreft het aanbod aan de individuele jongere.
Gemeenten en instellingen kunnen hun kennis over wat een adequate behandeling kan zijn onder andere bij de vorenbedoelde faciliteiten (Familiesteunpunt en Exit faciliteit) halen, zij hebben toegang tot internationale kennis.
Zie ook de antwoorden bij de vragen 2 en 3.
Kunt u aangeven in hoeverre, en op welke manier, pleegouders die een Syriëganger opnemen bijgestaan worden? Kunt u aangeven hoe de behandeling van jeugdigen in een pleeggezin eruit ziet? Zo nee, waarom niet?
Bij bedoelde pleegkinderen gaat het niet om pubers, maar om jonge kinderen van ouders die op het punt stonden om uit te reizen. Die kinderen krijgen geen behandeling maar liefde, verzorging en opvoeding, gedurende de korte tijd dat zij in het pleeggezin verblijven.
Het in de NRC genoemde aantal van 9 pleegkinderen is het totaal aantal jonge kinderen dat korte tijd verbleven heeft binnen een pleeggezin, dat bij de Raad voor de Kinderbescherming bekend is tussen februari 2013 en juni 2015. Momenteel verblijven er – voor zover ons bekend – geen kinderen in een pleeggezin om deze reden.
Deelt u de mening van de Raad voor de Kinderbescherming dat het isoleren van deze jongeren niet bijdraagt aan een succesvolle re-integratie in de maatschappij? Zo ja, kunt u aangeven waarom deze jongeren dan toch vaak apart gezet en behandeld worden in instellingen? Zo nee, waarom niet?
In het interview met de Raad voor de Kinderbescherming zijn anoniem voorbeelden genoemd. Deze kunnen niet worden gegeneraliseerd. Er is op dit moment in de jeugdhulp geen behoefte aan gescheiden opvang voor geradicaliseerde minderjarigen. De aantallen zijn niet groot genoeg voor een aparte groep en de vraag is of een aparte groep gewenst is. Instellingen voor jeugd- en opvoedhulp bieden een pedagogisch leefklimaat. Het is de verantwoordelijkheid van de instellingen om een leefsituatie in de groep te realiseren die gunstig is voor het welbevinden en de ontwikkeling van de opgenomen jongeren. Bepalende aspecten daarvoor zijn de relatie tussen de groepsopvoeder en de jongeren, de opvoeding en verzorging, en de bejegening, behandeling en sfeer in de groep.
Kunt u aangeven hoelang de zeven jongeren waarover gesproken wordt in het artikel al in een jeugdzorginstelling zitten? In hoeverre kunt u toelichten hoelang u het verblijf in deze instelling inschat?
Hier is sprake van een misverstand. De zeven jongeren waarover gesproken wordt zaten niet op eenzelfde moment in de gesloten jeugdhulp. Het is ook niet zo dat ze nu nog in een gesloten accommodatie verblijven.
Het misverstand is mogelijk ontstaan omdat in het krantenartikel is gereflecteerd op een artikel uit oktober 2014 in Ars Aequi, AA20140727. In dat artikel worden zes uitspraken van kinderrechters inzake gesloten jeugdhulp besproken. De duur van het verblijf van de jongeren in jeugdhulpinstellingen verschilt en is zo kort mogelijk. Gedurende het korte verblijf is de insteek niet de-radicaliseren, maar de-engageren. Dit komt neer op het bewerkstelligen dat de minderjarigen uit het ene netwerk wordt losgeweekt en weer onder de beïnvloeding van een stabiel netwerk van familie en vrienden wordt gebracht.
Kunt u aangeven in hoeveel gevallen jongeren in een instelling worden geplaatst waar zij niet behandeld worden? Kunt u voorts aangeven voor welke periode zij daar (gemiddeld) zonder passende behandeling verblijven? Indien u deze cijfers niet heeft, bent u dan bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie bovenstaande antwoorden.
Heeft u zicht op de totale omvang van het aantal jongeren die zijn «vastgezet» in een jeugdzorginstelling of in een pleeggezin, nadat ze zijn tegengehouden gedurende hun reis naar Syrië? Kunt u voor deze aantallen aangeven om hoeveel jongens en/of meisjes het gaat? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit te onderzoeken?
Zoals in mijn antwoord op de vragen van de leden van uw Kamer Van der Burg en Potters (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 3338) reeds is vermeld zijn in de periode februari 2013 tot 24 juni 2015 bij de Raad voor de Kinderbescherming 49 unieke aan jihadisme gerelateerde kindzaken in onderzoek genomen. Het ging om 32 kinderen in gezinsverband en om 17 individuele minderjarige potentiële vertrekkers. Over individuele gevallen of verdere uitsplitsing doe ik geen mededelingen.
In hoeverre heeft u zicht op het gedrag van jongeren, waarbij zij mogelijkerwijs het radicaliserende gedachtegoed verspreiden binnen de jeugdzorginstelling en/of het pleeggezin? Kunt u aangeven welk risico zij vormen voor leeftijdsgenoten in een jeugdzorginstelling of een pleeggezin? Heeft u zicht op de beste methoden om hiermee om te gaan? Zo nee, bent u bereid dit inzicht te vergaren via experts? Zo ja, kunt u toelichten wat deze methoden zijn?
In antwoord op vraag 7 heb ik gemeld dat de instellingen voor jeugd- en opvoedhulp een pedagogisch leefklimaat bieden en dat het de verantwoordelijkheid van de instellingen is om zorg te dragen voor een leefsituatie in de groep die gunstig is voor het welbevinden en de ontwikkeling van de opgenomen jongeren. Bepalende aspecten daarvoor zijn de relatie tussen de groepsopvoeder en de jongere, de opvoeding en verzorging, en de bejegening, behandeling en sfeer in de groep. Het risico van overdracht van radicale denkbeelden bestaat, maar is beheersbaar. Op dit moment vindt de opvang en behandeling plaats binnen reguliere programma’s en waar nodig betrekken de instellingen kennis en kunde van buiten. Zie ook het antwoord op vraag 3 over het bevorderen van deskundigheid. Het verspreiden van gewelddadig extremistisch gedachtegoed door geradicaliseerde jongeren speelt niet binnen de pleegzorg.
In hoeverre kunt u de uitspraak in het artikel dat er «tot nu toe geen van de kinderen naar Syrië is afgereisd na vrijlating» onderschrijven?
Mij is geen informatie bekend dat er minderjarigen naar Syrië zijn afgereisd na hun verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp.
Kunt u aangeven in hoeveel gevallen er niet is gekozen een minderjarige (voorlopig) onder toezicht te stellen of tijdelijk uit huis te plaatsen, dan wel passende maatregelen te treffen, zoals gesteld in het «Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme»?
Er is iedere keer sprake van een aanpak op maat. Binnen gemeenten worden casuïstiekoverleggen gehouden waar met alle betrokkenen gekeken wordt welke aanpak het beste is.
Wat is uw reactie op het antwoord van de heer Bakker van de Raad van de Kinderbescherming dat het niet eenduidig te stellen is of het verblijf in een jeugdzorgtehuis wel zin heeft?
De Raad voor de Kinderbescherming volgt de levensloop van de jongeren niet. Het is dan ook niet mogelijk om onderbouwd een uitspraak te doen over het wel of niet zin gehad hebben van een verblijf in een jeugdhulpinstelling. De Raad vraagt een plaatsing in gesloten jeugdhulp aan als dat naar de mening van de Raad noodzakelijk is. De kinderrechter spreekt de maatregel uit als daartoe de gronden aanwezig zijn.
De omgang met sociale media in (geestelijke gezondheid)zorginstellingen |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe reageert u op de lezerscolumn en het interview van mevrouw P. in Metro?1 2
Ik heb de column van mevrouw P. met belangstelling gelezen en bewonder haar openhartigheid. Ik realiseer me dat een psychische aandoening niet alleen voor de betreffende patiënt een belasting is. Ook voor de omgeving is het soms moeilijk om te leven met iemand – een kind, ouder, familielid, vriend(in) of buurman/-vrouw – die een psychische aandoening heeft. Of het nu gaat om het verlenen van (mantel)zorg, je zorgen maken over iemand of gewoon omdat je ziet dat iemand lijdt, maar daar weinig of niets aan kunt doen.
Herkent u de klacht van deze moeder van een schizofrene vrouw dat de ggz-instelling waar zij verblijft te weinig oog heeft voor de gevaren die gebruik van sociale media kan hebben voor mensen die niet of maar deels beseffen waartoe hun online handelen in de reële wereld kan leiden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mij zijn geen andere soortgelijke signalen bekend over de risico’s van het gebruik van sociale media binnen de ggz. De reacties onder de lezerscolumn maken evenwel duidelijk dat meer mensen zich zorgen maken over dit thema.
Het zelfbeschikkingsrecht van individuen is in ons land een groot goed. Toegang tot het internet en gebruik van sociale media vallen onder die vrijheid. Opname of behandeling in een zorginstelling leiden niet automatisch tot het beperken van het zelfbeschikkingsrecht. De mogelijkheden om iemand tegen zichzelf of zijn omgeving te beschermen worden per individu bepaald. Hierbij is van belang of iemand vrijwillig of gedwongen is opgenomen.
Is een patiënt vrijwillig opgenomen, dan kan (beperking van) het gebruik van sociale media alleen met instemming van de patiënt opgenomen worden in het behandelplan.
Is een patiënt gedwongen opgenomen, dan kunnen zorgaanbieders vrijheidsbeperkingen opleggen aan patiënten. Deze individuele beperkingen zijn echter alleen toegestaan op grond van de voorwaarden in de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz). De bescherming van de gezondheid van de patiënt vormt daarbij het criterium. Dit betekent dat in individuele gevallen, vanuit veiligheidsoverwegingen en met het oog op de stoornis van een patiënt, een instelling kan besluiten dat het gebruik van sociale media een risico vormt voor de betreffende patiënt en dat een beperking van het gebruik in het behandelplan moet worden opgenomen.
Op welke wijze gaat de ggz-sector om met het gebruik van sociale media door (kwetsbare) patiënten? Is dit gebruik standaard onderdeel van behandelplannen?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er juridische beperkingen of mogelijkheden om iemand die in een (ggz-)zorginstelling woont tegen zichzelf te beschermen als het gaat om grensoverschrijdend gedrag op sociale media? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 2.
Welke praktische bezwaren of mogelijkheden – bijvoorbeeld internetinstellingen of het hebben van toegang tot een computer/smartphone – zijn er om (meer) oog te hebben voor het online risicogedrag van iemand?
Het is aan de instelling, de behandelaar en de patiënt om in het behandelplan overeen te komen wat de beste manier is. Dit kan leiden tot het ontzeggen van de toegang tot computer en/of telefoon etc., tot het laten meekijken van een behandelaar of tot controle achteraf.
Hoe reageert u op het verwijt van de moeder, maar ook de herkenning van lezers van de column, dat zij onvoldoende wordt betrokken bij de behandeling van haar dochter? Is dit een «individueel» geval, volgens u, of is er breder een klemmend beroep door naaste familie om meer betrokken te zijn bij de zorg, behandel- en herstelplannen van mensen in de psychiatrie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zowel de wens om betrokken te worden bij de behandeling van een naaste, als de teleurstelling als dat niet gebeurt, kan ik mij goed voorstellen. De roep om bij de behandeling betrokken te worden is niet nieuw. Het betrekken van familie en naastbetrokkenen draagt bij aan het resultaat van de behandeling en het herstel van de cliënt. Het belang van familiebeleid wordt inmiddels dan ook door de hele sector onderkend. In het familiebeleid regelt de instelling hoe wordt omgegaan met familie en naastbetrokkenen van cliënten en de manier waarop zij worden benaderd en betrokken. Het is wel van belang dat aanbieders alert zijn op het doorvertalen van het beleid naar de werkvloer. Ik vind dat ook zorgverzekeraars daar alert op dienen te zijn bij de inkoop- en contractafspraken. Het in de Tweede Kamer aanhangige Wetsvoorstel verplichte ggz versterkt de rechtspositie van de familie op verschillende punten.
Twee ontwikkelingen zullen zorgaanbieders naar mijn idee helpen om familiebeleid verder te implementeren in de dagelijkse praktijk. Ten eerste deelt het Landelijk Platform GGz (LPGGz) sterren voor familiebeleid uit, aan zorgaanbieders die naar oordeel van het LPGGz excelleren op het gebied van organisatie en uitvoering van familiebeleid binnen een instelling. Een lijst met sinds 2012 toegekende sterren is staat online3. Instellingen met één of meer sterren kunnen zo als voorbeelden dienen voor andere instellingen. Voor patiënten en voor zorgverzekeraars ontstaat ook keuzeondersteunende informatie. Ten tweede wordt er een generieke module Ondersteuning familiesysteem en mantelzorg ontwikkeld in opdracht van het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling ggz. Met deze module wordt de positie van familie verstevigt, krijgen zorgverleners onder andere aanbevelingen over hoe familie en mantelzorgers een positieve bijdrage kunnen leveren aan herstel van de cliënt en worden aanwijzingen gegeven voor samenwerking met familieleden en mantelzorgers. De module zal naar verwachting begin 2016 gereed zijn.
Desondanks kunnen er in uitzonderingssituaties gegronde redenen zijn om de familie (tijdelijk) niet te betrekken bij de behandeling. In de situatie dat de patiënt écht niet wil dat er contact is of wordt gelegd met diens familie, moet de hulpverlener de wens van zijn patiënt immers respecteren. Ook hier geldt dat het zelfbeschikkingsrecht van een (meerderjarige) patiënt voorop staat. Wanneer een behandelaar de betrokkenheid van de familie toch wenselijk vindt, zal deze daarover met zijn patiënt in gesprek gaan en proberen het contact tussen patiënt en familie te herstellen.
Verstekelingen die zich verstoppen in vrachtwagens en een werkbezoek aan Calais |
|
Malik Azmani (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de cijfers van brancheorganisaties TLN en EVO, waarin wordt becijferd dat de Nederlandse transportsector inmiddels één miljoen euro schade per dag ondervindt door de situatie bij Calais? Deelt u deze conclusie? Zo nee, wat is dan volgens u de omvang van de schade?
De cijfers van TLN en EVO omtrent de schade die de Nederlandse transportsector ondervindt door de situatie in Calais, zoals verschenen in de pers, zijn mij bekend. Of deze berekeningen exact de schade weergeven kan ik niet bevestigen, maar dat de Nederlandse transportsector schade ondervindt is evident.
Heeft er inmiddels een gesprek plaatsgevonden tussen het Nederlandse kabinet, TLN en de Franse counterparts? Zo ja, wat zijn de uitkomsten? Zo nee, wanneer wordt dit gesprek gepland en wat wordt daarbij de Nederlandse inzet?
Het gesprek tussen de Nederlandse en Franse overheden en TLN stond voor mei van dit jaar gepland maar is vanwege de ontwikkelingen rondom Calais deze zomer, in onderling overleg, verzet naar dit najaar.
In het gesprek zal door Nederland aandacht worden gevraagd voor een betere beveiliging en monitoring van de toegangswegen naar de Eurotunnel in Calais en voor de bestrijding van illegale migratiestromen.
In de brief van 23 juni 20151 is uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen die het kabinet heeft genomen om de verstekelingenproblematiek in Nederland tegen te gaan.
Herkent u het signaal dat de Franse autoriteiten pas sinds de zogenoemde bestorming op 23 juli 2015 daadwerkelijk in actie zijn gekomen op operationeel niveau om de problematiek bij de Eurotunnel aan te pakken? Zo nee, kunt u aangeven welke acties eerder op operationeel niveau zijn genomen?
Dat signaal herken ik niet. Het migrantenprobleem rondom Calais en de Eurotunnel speelt al meerdere jaren. De Franse autoriteiten zijn constant bezig met het beheersbaar houden van de problematiek waarbij er steeds voor wordt gewaakt dat het goederenverkeer geen of minimale hinder ondervindt van acties. De afgelopen maanden is het aantal incidenten met migranten dat poogt om via de Eurotunnel het Verenigd Koninkrijk te bereiken flink toegenomen wat voor de Franse autoriteiten aanleiding was om extra acties te ondernemen.
Is inmiddels al met de diverse nationale inspectiediensten afgesproken en toegezegd dat overtredingen van de rij- en rusttijdenregels door onvoorziene situaties, zoals bij Calais, niet worden beboet?1
Zoals u reeds meegedeeld in de brief van 6 augustus jl. (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2933) biedt de Europese verordening ruimte voor uitzonderlijke situaties, waarbij kan worden afgeweken van de normale rij- en rusttijden. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft hierover contact gehad met haar Engelse en Franse collega. Het is vervolgens aan de betrokken inspectiediensten om te beoordelen of een situatie als uitzonderlijk kan worden aangemerkt in het kader van een specifieke overtreding.
Inmiddels heeft de Engelse overheid de Europese Commissie laten weten in verband met de stakingen in Calais tijdelijk in nader omschreven gevallen soepel met de rij- en rusttijden te zullen omgaan.
Bent u bekend met het feit dat illegale migranten die van plan zijn de overtocht naar Groot-Brittannië te riskeren zich nabij de Eurotunnel in tentenkampen bevinden en ongemoeid worden gelaten door de Franse autoriteiten? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Het is mij bekend dat begin deze zomer het aantal pogingen om via de Eurotunnel het Verenigd Koninkrijk te bereiken was toegenomen. Dankzij de maatregelen (inzet van gendarmerie en politie-eenheden) die Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk onmiddellijk troffen, is het aantal flink gedaald. Inmiddels hebben beide landen een overeenkomst getekend met verdergaande maatregelen om de migrantenproblematiek rondom Calais beter het hoofd te kunnen bieden, onder meer door de inzet van meer capaciteit door de Fransen.3 Ook gaan beide landen meer actie ondernemen om illegale migranten te laten terugkeren naar het land van herkomst.
Bent u bekend met het feit dat wanneer illegalen in vrachtwagens worden aangetroffen door het bedrijf Eurotunnel, de Franse autoriteiten dan wel de Engelse immigratiebeambten in Calais, zij door de Franse autoriteiten gewoon twee kilometer verderop worden vrijgelaten? Zo ja, wat vindt u ervan dat illegale vreemdelingen ongemoeid worden gelaten en daarmee wederom gelegenheid wordt geboden om als verstekeling illegaal de reis te ondernemen?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het meer dan verbijsterend is dat bij de controles in Calais aangehouden illegalen niet door de bevoegde autoriteiten gevraagd wordt naar herkomst of papieren en dat hen geen vingerafdrukken worden afgenomen, waardoor mensen keer op keer zichzelf en anderen in gevaar brengen en/of economische schade veroorzaken? Deelt u de mening dat de Franse autoriteiten illegale vreemdelingen moeten aanhouden en zo mogelijk in vreemdelingendetentie moeten zetten met het oog op uitzetting wanneer zij geen rechtmatig verblijf hebben en geen aanspraak willen maken op asiel in Frankrijk?
Alle EU landen zijn gehouden om de Europese asiel- en immigratiewetgeving te handhaven. Dat betekent onder meer dat de identiteit van vreemdelingen moet worden vastgesteld en moet worden onderzocht of iemand legaal op het grondgebied van de Europese Unie verblijft. Vreemdelingen die niet legaal in de EU verblijven moeten het grondgebied van de EU verlaten.
Zoals in antwoorden 5 en 6 staat aangegeven hebben Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk inmiddels extra maatregelen getroffen.
In mijn gesprek met de Franse autoriteiten dit najaar zal ik aandacht vragen voor de bestrijding van secundaire illegale migratiestromen.
Zijn alle lidstaten van de EU niet gehouden om de Europese asiel- en immigratieregelgeving te handhaven? Deelt u de mening dat het onbestaanbaar is dat Frankrijk haar Europese verplichtingen op het terrein van asiel- en immigratieregelgeving in Calais niet nakomt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Franse autoriteiten hierop te wijzen?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Enkelband huisarrest kan worden gekraakt’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Enkelband huisarrest kan worden gekraakt» en klopt hetgeen hierin vermeld wordt?1
Ik ken het bericht. Het nieuwsbericht gaat over de enkelbanden van GWG International. Ten behoeve van Nederlandse justitiabelen wordt voor elektronische monitoring geen gebruik gemaakt van de diensten van dit bedrijf. Ik kan daarom niet verifiëren of hetgeen hierin vermeld wordt correct is.
Bent u van mening dat het onacceptabel en onverantwoord is indien enkelbanden op welke manier dan ook gekraakt kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Aan de betrouwbaarheid en beveiliging van de enkelbanden die in Nederland worden ingezet worden hoge eisen gesteld.
Daarnaast is elektronische monitoring met behulp van een enkelband een ondersteunend middel binnen het reclasseringstoezicht, dat naast andere middelen wordt ingezet om de naleving van bijzondere voorwaarden te controleren.
Worden de enkelbanden van GWG International ook in Nederland gebruikt? Zo ja, bent u bereid dit gebruik per direct te beëindigen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 wordt in Nederland bij elektronische monitoring van onder toezicht gestelden geen gebruik gemaakt van enkelbanden van GWG International.
Indien u niet weet of enkelbanden van GWG International ook in Nederland worden gebruikt, bent u dan bereid dit per direct te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Indien in Nederland enkelbanden van een andere type gebruikt worden, kunnen deze dan ook gekraakt worden? Zo ja, bent u bereid dit gebruik per direct te beëindigen?
De enkelbanden die in Nederland binnen het reclasseringstoezicht worden gebruikt zijn voorzien van diverse veiligheidsmaatregelen. De veiligheid van de enkelbanden en het achterliggende systeem worden bovendien voortdurend gemonitord om eventueel misbruik vast te stellen. Daaruit is tot op heden niet gebleken dat het systeem in Nederland is gekraakt. Daarnaast worden periodiek hacktesten uitgevoerd om mogelijk zwakke plekken te identificeren. Met deze maatregelen wordt de beveiliging voortdurend op peil gehouden en/of verbeterd. Ik zie dan ook geen aanleiding om het gebruik van enkelbanden als ondersteunend middel te beëindigen.
Indien u niet weet of enkelbanden ook gekraakt kunnen worden, bent u dan bereid dit per direct onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De veiligheid van christelijke asielzoekers op Asielzoekerscentra’s (AZC’s) |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich de beantwoording op de eerder gestelde schriftelijke vragen over dit onderwerp?1
Ja.
Was er bij het desbetreffende incident sprake van intimidatie, discriminatie en bedreiging van een christelijke asielzoeker? Was er bij dit incident sprake van het claimen van een gemeenschappelijke ruimte ten behoeve van het islamitisch gebed, waarbij niet-moslims geen gebruik konden maken van deze ruimte? Was er in casu sprake van een overtreding van de huisregels van het Centrum Opvang Asielzoekers (COA)? Zo nee, op basis waarvan baseert u dit? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit in de toekomst te voorkomen?
De bewoner heeft in gesprek met het COA aangegeven dat hij zich geïntimideerd en bedreigd voelde. Het COA heeft na gesprekken met betrokkenen in dit individuele geval geen harde aanwijzingen gevonden van intimidatie, discriminatie of bedreiging. Dat laat onverlet dat het COA op basis van dit signaal samen met de bewoner en andere betrokkenen op zoek is gegaan naar een oplossing.
Het COA beheert alle beschikbare ruimtes op een opvanglocatie. Het COA bepaalt welke ruimte waarvoor beschikbaar wordt gesteld. Zo stelt het COA ook vast welke ruimtes ter beschikking staan voor welke individuen (bijvoorbeeld de woonplek) en of groepen (bijvoorbeeld de vrouwenkamer). Elk gebruik van de ruimtes dat niet vastgelegd is, wordt in goed overleg met het COA bepaald. Er mogen geen ruimtes eenzijdig worden geclaimd. Mochten er signalen hierover bij het COA worden gemeld dan zullen de medewerkers van de locatie hierop acteren en met de bewoners in gesprek gaan om te zien of de leefbaarheid en veiligheid in het geding is. Het COA heeft mij gemeld dat dit ook zo is gebeurd in het voorbeeld van Gilze.
Ontvangt u signalen, bijvoorbeeld in uw contact met de stichting Gave, dat ook in andere asielzoekerscentra (AZC’s) gemeenschappelijke ruimtes geclaimd worden door bepaalde groepen? In hoeverre is dit in strijd met de huisregels van het COA?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u concreet aangeven welke aanbevelingen van het onderzoek van Deloitte uit 2011 zijn overgenomen en uitgevoerd? In welke mate zijn ze uitgevoerd en welk structureel effect heeft dit opgeleverd? Kunt u aangeven welke aanbevelingen niet zijn overgenomen en uitgevoerd en waarom deze niet zijn overgenomen en uitgevoerd?
Alle asielzoekers die bij het COA worden opgevangen, worden voorgelicht over artikel 1 van de Grondwet, het gelijkheidsbeginsel. Discriminatie van LHBT’s en op basis van geloofsovertuiging wordt expliciet benoemd.
Alle medewerkers van het COA zijn in 2012/2013 voorgelicht over de problematiek van de LHBT asielzoeker en de christenasielzoeker. Er is voor alle medewerkers een reader beschikbaar waarin het COC en stichting Gave achtergrondinformatie hebben gegeven.
In het reglement Onthouding Verstrekkingen, het sanctioneringsbeleid van het COA, staat in de doelstelling opgenomen dat een sanctionering effect heeft op de overige asielzoekers. Bij de maatregel van een tijdelijke onthouding van de opvangplek is de sanctionering zichtbaar. Bij alle de andere maatregelen is dit niet direct zichtbaar. Het COA heeft geen «shaming and blaming» beleid.
In de voorlichting aan medewerkers is opgenomen dat signalen van discriminatie serieus genomen moeten worden. Het aanspreken hierop is daar een onderdeel van.
Toezicht op de fysieke veiligheid op de locaties wordt uitgevoerd door de RI&E. Een systematiek waarbij de risico’s worden beschreven en de maatregelen worden benoemd die de locatie moet nemen. Middels evaluatie hiervan wordt de voortgang en actueel houden van de RI&E gemonitord. Er zijn geen fysieke maatregelen genomen die gericht zijn op de veiligheid van christenen.
Binnen het interne plaatsingsbeleid is ruimte gecreëerd om plaatsingsverzoeken op basis van religieuze motieven te honoreren. Elk verzoek wordt wel apart beoordeeld. Capaciteitsdruk of andere zwaarwegende motieven zijn soms overwegingen waardoor het verzoek afgewezen wordt.
De aanbeveling van het apart opvangen van doelgroepen in speciale opvangvoorzieningen is niet overgenomen. Het COA streeft hierbij naar een zo uitgebalanceerde verdeling van doelgroepen. Dat dit niet altijd mogelijk is door de enorme capaciteitsdruk en de toestroom van grote homogene groepen, is duidelijk.
Het COA heeft aangegeven sinds het rapport van Deloitte meer aandacht te hebben voor de problematiek en dat sensitiever wordt opgetreden als bewoners vertellen over de moeilijkheden die ze ervaren. De rol van de COA-medewerker als contactpersoon heeft meer aandacht gekregen. Ook de doorverwijzing naar belangenverenigingen en het faciliteren van deze contacten is een onderdeel hiervan.
Begrijpen wij uit uw antwoord2 op vraag 7 van 24 juni jl. dat de eerder gemaakte landelijke afspraken momenteel niet op elke opvanglocatie ingevoerd zijn? Welk percentage van de huidige medewerkers en welk percentage van de huidige opvanglocaties zijn meetbaar bereikt met de aangeboden scholing? Kunt u aangeven op hoeveel locaties de maatregelen nog niet zijn ingevoerd en wanneer verwacht u dat de maatregelen wel op alle locaties ingevoerd zijn? Bent u voornemens de door u genoemde afgeslankte werkgroep weer uit te breiden om dit proces te bespoedigen?
De afgeslankte werkgroep is in augustus aangevuld met 2 nieuwe leden. Er is een vervolg plan van aanpak geschreven waarin op basis van de groei die het COA heeft meegemaakt de afgelopen maanden de probleemstelling opnieuw wordt beschreven en waar de plannen in staan voor de komende maanden. De doelstelling hierbij is dat het COA in het najaar het huidige pakket aan richtlijnen heeft aangepast aan de huidige behoefte. Het voorlichten van alle COA-medewerkers is hierin opgenomen.
Deelt u het risico, wat ook staat beschreven in het onderzoek van Deloitte uit 2011, dat de bewoners geen melding durven te maken? Deelt u voorts de mening dat de sindsdien toegenomen homogeniteit van de bevolking van de opvanglocaties, de toegenomen vervolging die de christelijke bewoners in het land van herkomst al hebben doorgemaakt3 en de afgenomen sensitiviteit in de organisatie door de vele nieuwe medewerkers het risico verder vergroot dat er geen meldingen gedaan worden?
COA-medewerkers zijn getraind om signalen op te pakken en hierover in gesprek te gaan. Door de grote toename van het aantal opvanglocaties zijn er veel nieuwe medewerkers aangesteld. In het actualiseren van het plan van aanpak door de werkgroep meldingsbereidheid wordt hier door het COA aandacht aan geschonken, zodat ook voor nieuwe medewerkers wordt geborgd dat het bewustzijn voor dit aspect en specifiek de positie van christenen vergroot zal worden.
Bent u bereid dergelijke incidenten, met een religieuze grondslag, voortaan wel te registreren zodat er een beeld ontstaat hoe groot het probleem is? Deelt u de mening dat het onwenselijk is wanneer het COA afhankelijk is van derden om aan te geven of en wanneer dergelijke problemen zich voordoen?
Het COA legt in zijn registratiesysteem de aard van een incident vast (bijvoorbeeld vandalisme, bedreiging, suïcidepoging etc.) en niet de achtergrond/aanleiding. Ik zie daar ook geen reden voor. De exacte aanleiding is vaak niet eenduidig vast te stellen. De aard van het incident daarentegen wel.
Ik vind het hoofdzakelijk van belang dat meldingen gedaan worden. Hierin heeft de asielzoeker primair een eigen verantwoordelijkheid. Het COA heeft mij gemeld zich maximaal in te spannen om meldingen binnen te krijgen en eventuele drempels weg te nemen.
Het COA geeft aan tevreden te zijn over het samenwerkingsverband met COC en stichting Gave aangezien dat betekent dat meldingen die ondanks alle inspanningen van het COA niet bij het COA binnen komen, maar wel bij COC/stichting Gave, alsnog worden ontvangen.
Hordes gelukszoekers die Nederland overspoelen |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Asielzoekerscentra slippen dicht?»1
In reactie op de vragen verwijs ik naar mijn brief van 17 augustus jl.3 waarmee ik uw Kamer heb geïnformeerd over de verhoogde asielinstroom waarmee Europa geconfronteerd wordt en waar ook Nederland de effecten van merkt. De door mij getroffen maatregelen staan hier uitgebreid in beschreven.
Deelt u de mening dat het ongewenst is om van Nederland het Leger des Heils van Afrika te maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het krankzinnig is om asielzoekers een gratis huis te geven, waardoor Nederlanders die wachten op een sociale huurwoning worden overgeslagen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom blijft u maar doorgaan met het eindeloos pamperen van gelukszoekers en laat u de Nederlanders stikken?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van plan asielzoekers in de toekomst weer op vakantieparken te huisvesten, terwijl veel Nederlandse gezinnen door het afbraakbeleid van dit kabinet niet eens op vakantie kunnen?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u zelf al een paar asielzoekers in huis genomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u voorts de mening dat ongeletterde Afrikanen geen bijdrage leveren aan de Nederlandse maatschappij? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het met mij eens dat meer islam in Nederland een ramp is voor onze vrijheid? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Welke concrete stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat Nederland niet meer als luilekkerland wordt aangeduid op reisfolders voor asielzoekers?2
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om de tsunami asielzoekers te stoppen door ze allemaal linea recta terug te sturen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u nu eindelijk bereid om de Nederlandse grenzen dicht te gooien voor gelukszoekers? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kritiek van de VN op Nederlands toezicht detentie |
|
Marith Volp (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Kritiek VN op Nederlands toezicht detentie»1 en het bericht «Netherlands detention monitoring body needs more political support»2?
Ja.
Welke kritiek heeft de Hoge Commissaris voor Mensenrechten van de VN (OHCHR) op het Nationaal Preventie Mechanisme (NPM)? In hoeverre komt de kritiek van de OHCHR overeen met de kritiek die de Nationale ombudsman eerder had op het NPM en in hoeverre wijkt die kritiek daarvan af?
In september 2010 heeft Nederland het Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen Foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing geratificeerd. Hiermee heeft Nederland ingestemd met internationaal toezicht door het Subcomité van het Comité tegen Foltering (hierna: het Subcomité) en zich daarnaast verplicht om een Nationaal Preventief Mechanisme (NPM) aan te wijzen. Het NPM houdt toezicht op plaatsen van vrijheidsbeneming in Nederland en rapporteert daarover aan het Subcomité. Taak is voorts om de autoriteiten te adviseren over (bestaande en toekomstige) wetgeving. Van 28 juli tot en met 31 juli jongstleden heeft het Subcomité een adviserend bezoek gebracht aan het Nederlandse NPM. Het Subcomité zal haar bevindingen naar aanleiding van het bezoek neerleggen in een rapport dat in november a.s. formeel aan mij zal worden aangeboden. Ik wil niet vooruitlopen op de conclusies en aanbevelingen uit dit rapport. Na overhandiging zal ik het rapport, vergezeld van een beleidsreactie, aan uw Kamer te doen toekomen. In deze beleidsreactie zal ik tevens ingaan op bovenstaande vragen.
Deelt u de mening dat «political support and a solid legal base are required to enable the Dutch National Preventive Mechanism»? Zo ja, waarom en hoe gaat u aan hieraan tegemoet komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de inhoud van het rapport dat de UN Subcommittee on Prevention of Torture (SPT) aan de regering heeft overhandigd? Kunt u dit rapport voorzien van uw reactie en aan de Kamer doen toekomen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de kwaliteit en onafhankelijkheid van het toezicht op detentie boven alle twijfel verheven moet zijn? Zo ja, hoe beziet u dit in het kader van de kritiek die de zowel Nationale 0mbudsman als nu ook de VN hebben? Zo ja, bent u voornemens zich deze kritiek aan te trekken en met welke gevolgtrekkingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat Kosovaren in toenemende mate komen asielshoppen |
|
Peter Oskam (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Kosovaren komen «asielshoppen»?1
Ja
Wanneer hebt u voor het eerst signalen gekregen, dat een toenemend aantal Kosovaren asiel aanvraagt uitsluitend met het oogmerk om in aanmerking te komen voor een terugkeervergoeding?
De instroomcijfers van asielzoekers worden door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) nauwlettend in de gaten gehouden. Bij veranderingen in de instroomcijfers wordt nagegaan wat de oorzaak hiervan is en of het beleid als gevolg daarvan (op onderdelen) moet worden aangepast. Ook om te voorkomen dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de terugkeerondersteuning wordt de instroom en de mate van gebruik van deze terugkeerondersteuning in de gaten gehouden.
De afgelopen jaren was het aantal asielaanvragen van Kosovaren zeer gering. Toen in de achterliggende maanden duidelijk werd dat een aantal EU-lidstaten geconfronteerd werd met een verhoogde asielinstroom van Kosovaren is deze instroom in Nederland nauwgezet gemonitord. In de maanden mei en juni van dit jaar bleek daaruit een aanzienlijke stijging – zeker relatief gezien – van het aantal asielaanvragen van Kosovaren. Dit is voor mijn diensten IND en de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) aanleiding geweest medio juni een onderzoek te starten naar de mogelijke oorzaken daarvan. Hierbij is ook informatie betrokken van andere partijen zoals de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en andere lidstaten.
Hieruit is naar voren gekomen dat het verkrijgen van de terugkeervergoeding waarschijnlijk een belangrijke reden voor Kosovaren is om naar Nederland te komen en hier asiel aan te vragen. Vanzelfsprekend is dit niet de bedoeling van deze terugkeerregeling. Daar waar er aanwijzingen zijn dat op oneigenlijk wijze gebruik wordt gemaakt van de terugkeerondersteuning, worden maatregelen getroffen en kunnen landen worden uitgesloten. In het recente verleden is dit ook gebeurd met bijvoorbeeld Georgiërs en Macedoniërs. Ook hierbij zijn de diensten eerst nagegaan wat de oorzaken waren alvorens de terugkeerondersteuning te beëindigen of te beperken.
De uitkomsten van het genoemde onderzoek hebben er inmiddels toe geleid dat de mogelijkheid voor Kosovaren om financiële en/of in natura terugkeerondersteuning te ontvangen, is beëindigd.
Deelt u de mening dat een terugkeervergoeding niet bedoeld is voor asielzoekers van wie op voorhand duidelijk is dat hun asielverzoek kansloos is? Vindt u het toelaatbaar dat er op deze schaal misbruik wordt gemaakt van de regeling?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom hebt u de mogelijkheid om gebruik te maken van een terugkeervergoeding voor asielzoekers uit bepaalde landen niet eerder beperkt of uitgesloten?
Zie antwoord vraag 2.
Hebt u (regulier) contact met andere landen, zoals Duitsland, over regelingen voor terugkeervergoeding en in dit verband over waterbedeffecten die optreden bij verschillen tussen landen?
Op meerdere deelgebieden van het migratiebeleid is er nauw en veelvuldig contact met andere Europese (lid)staten, zo ook op het gebied van terugkeer. Verder is er onder de vlag van het Europees Migratie Netwerk een Return Expert Group actief waarin de lidstaten informatie delen over terugkeer. Op het gebied van terugkeer en herintegratie vindt verder met Duitsland en enkele andere Europese (lid)staten afstemming plaats en wordt daar waar mogelijk nauw samengewerkt.
Hoe beoordeelt u het systeem dat Zwitserland hanteert dat in geval van kansloze asielaanvragen de afhandeling binnen drie dagen plaatsvindt, zo nodig beslissing op beroep plaatsvindt binnen drie dagen en daarna onverwijld terugkeer zonder vergoeding plaatsvindt?
Ik deel de mening dat zo snel als mogelijk uitsluitsel wordt gegeven over de asielaanvraag. Uitgangspunt hierbij is wel dat de besluitvorming zorgvuldig gebeurt. De op 1 juli 2010 ingevoerde verbeterde asielprocedure zorgt hier ook voor. Weliswaar neemt de algemene asielprocedure iets meer dagen in beslag (acht in plaats van drie) dan in Zwitserland maar dat is naar mijn mening nog steeds snel genoeg om in voorkomende gevallen een helder signaal af te geven.
Bent u bereid, vanwege het feit dat er geen sprake lijkt te zijn incidenteel maar van structureel misbruik, het instrument van de terugkeerregeling over de hele breedte (dus ook voor aanvragen uit vergelijkbare landen) te evalueren en de Kamer hierover te informeren?
De ondersteuning heeft als doel om uitgeprocedeerde asielzoekers te helpen bij het opbouwen van een duurzame toekomst in hun land van herkomst waarmee de ondersteuning bijdraagt aan het bevorderen van zelfstandige terugkeer.
Door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) is vrij recentelijk onderzoek verricht naar de werking van het terugkeerbeleid en het effect van het bieden van (financiële) terugkeerondersteuning. Uit dit onderzoek is gebleken dat het bieden van deze ondersteuning positief bijdraagt aan zelfstandige terugkeer. Uw Kamer is over de uitkomsten van dit onderzoek bij brief van 9 mei 2014 geïnformeerd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 29 344, nr. 120).
Voorts wordt er zoals aangegeven in de antwoorden hiervoor bij signalen of vermoedens van oneigenlijk gebruik van de terugkeerondersteuning telkens onderzoek verricht. Ik acht een grootschalig onderzoek op dit gebied in aanvulling daarop niet nodig.
Het stijgende aantal asiel aanvragen van Kosovaren in Nederland |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichtgeving over het stijgende aantal asielaanvragen van Kosovaren in Nederland?1
Ja.
Is het juist dat de situatie in Kosovo over het algemeen weinig tot geen aanleiding geeft tot het verlenen van asielvergunningen aan Kosovaren?
Het is juist dat de situatie in Kosovo over het algemeen weinig tot geen aanleiding geeft tot het verlenen van asielvergunningen aan Kosovaren. Het aantal eerste asielaanvragen uit Kosovo was in 2014 afgerond 60. Ook in de eerste maanden van 2015 was het aantal eerste asielaanvragen van Kosovo laag. Vanaf mei 2015 is een relatief grote stijging in aantallen waarneembaar. Het aantal eerste asielaanvragen van Kosovaren in mei betrof afgerond 60 vreemdelingen, in juni steeg dit aantal naar afgerond 160 vreemdelingen en daalde in juli naar afgerond 110. Daarmee is er in 2015 inderdaad sprake van een toename van het aantal ingediende asielaanvragen.
Klopt het dat er desondanks een toename is van het aantal asielaanvragen ingediend door Kosovaren?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel asielaanvragen zijn er de afgelopen maanden ingediend door Kosovaren? Hoe verhouden deze aantallen zich tot vorig jaar?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeveel van deze gevallen is gebruik gemaakt van de vrijwillige terugkeerregeling?
Op dit moment heeft de DT&V ongeveer 125 Kosovaren in de caseload. Uit onderzoek van de DT&V blijkt dat een groot deel van de vreemdelingen in de caseload van DT&V kort na binnenkomst in Nederland bezig is met terugkeer via IOM en/of aanvullende terugkeerregelingen. Uit de cijfers van IOM blijkt dat er in 2015 (januari–juli) ongeveer 30 personen zijn vertrokken met terugkeergelden. In 2014 waren dit ongeveer 15 personen. Daarnaast hebben in dezelfde periode in 2015 ongeveer 20 personen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in natura terugkeerondersteuning te ontvangen. Het is overigens mogelijk om verschillende vormen van terugkeerondersteuning, zoals terugkeergelden en in natura ondersteuning, te combineren. De reden dat de aantallen terugkeer ten opzichte van de instroom relatief laag zijn heeft er mee te maken dat enerzijds de afhandeling van de asielprocedure tijd in beslag neemt en anderzijds dat het regelen van het daadwerkelijk vertrek ook enige tijd kost. Naar verwachting zal het zelfstandig vertrek van Kosovaren de komende tijd toenemen.
Waaruit bestaat de vergoeding die een Kosovaar ontvangt in ruil voor intrekking of na afwijzing van zijn asielaanvraag in Nederland?
Uitgeprocedeerde asielzoekers kunnen in aanmerkingen komen voor drie vormen van ondersteuning:
Deze ondersteuning heeft als doel om uitgeprocedeerde asielzoekers te helpen bij het opbouwen van een duurzame toekomst in hun land van herkomst waarmee het bijdraagt aan het bevorderen van zelfstandige terugkeer, wat de voorkeur geniet boven gedwongen terugkeer.
Vermoedt u ook dat hier sprake is van een vorm van misbruik van het systeem waarbij asielaanvragen worden ingediend terwijl de indiener bij voorbaat weet dat hij geen internationale bescherming behoeft?
Naar aanleiding van de sterke stijging van de instroom van Kosovaren sinds mei van dit jaar is er medio juni door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) een onderzoek gestart naar de mogelijke oorzaken daarvan. Uit deze analyse is naar voren gekomen dat het in aanmerking komen voor terugkeergelden waarschijnlijk een belangrijke verklaring is voor de stijging van de asielaanvragen van Kosovaren.
Vanzelfsprekend is dit niet de bedoeling van deze terugkeerregeling en ook niet van de asielprocedure. Daar waar er aanwijzingen zijn dat op oneigenlijke wijze gebruik wordt gemaakt van de terugkeerondersteuning en/of de asielprocedure, worden maatregelen getroffen en kunnen onder andere landen worden uitgesloten of de ondersteuning worden beperkt. In het recente verleden is dit ook gebeurd met bijvoorbeeld Georgiërs en Macedoniërs en per 1 augustus jl. met de Mongoolse Dublinclaimanten.
Deelt u de mening dat het aanbieden van een vergoeding in ruil voor intrekking of na afwijzing van asielaanvragen bij dergelijk misbruik direct stopgezet dient te worden?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid de vrijwillige terugkeerregeling ontoegankelijk te maken voor Kosovaren, in navolging van Macedoniërs in 2011?
De uitkomsten van genoemde onderzoek hebben er toe geleid dat ik de mogelijkheid voor Kosovaren om financiële en in natura terugkeerondersteuning te ontvangen heb beëindigd. De Kosovaren kunnen nog wel gebruik maken van de basisondersteuning uit REAN. Dit om te voorkomen dat praktische belemmeringen hun vertrek in de weg staan.
Zijn er nog andere landen waarvan de onderdanen oneigenlijk gebruik maken van de asielprocedure om zo gebruik te kunnen maken van de vrijwillige terugkeerregeling? Zo ja, bent u bereid ook in die gevallen te bezien of de vrijwillige terugkeerregeling niet langer van toepassing zou moeten zijn?
De asielinstroom wordt nauwlettend in de gaten gehouden. Bij veranderingen daarin wordt nagegaan waardoor deze worden veroorzaakt. Hierbij wordt ook gekeken of er een aanzuigende werking uitgaat van het bieden van terugkeerondersteuning. Daar waar dit aan de orde is, wordt hierop actie ondernomen en worden deze landen uitgesloten van ondersteuning of wordt de ondersteuning beperkt. Per 1 augustus 2015 zijn ook asielzoekers uit Mongolië die op grond van de Dublin III verordening in een andere lidstaat van de Europese Unie zouden moeten worden behandeld uitgesloten.
Bent u tevens bereid om, in samenspraak met uw Europese collega’s, de Kosovaarse regering aan te spreken op haar verantwoordelijkheid om illegale migratie tegen te gaan?
De asielproblematiek staat hoog op de Europese agenda. In Europees verband wordt uitgebreid gesproken over hoe een oplossing kan worden gevonden voor de hoge instroom van asielzoekers. Ook de migratiestromen van Kosovaren naar EU-lidstaten zijn onderwerp van gesprek.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in haar recente contacten met de autoriteiten van Kosovo het besluit om de terugkeerondersteuning aan Kosovaren te beëindigen toegelicht. Kosovo is op de hoogte van de problematiek en neemt deze serieus. Van de zijde van Kosovo zijn diverse initiatieven genomen om Kosovaren via de media en internet zo goed mogelijk voor te lichten over migratie naar Europa. Van de Kosovaarse autoriteiten kan overigens niet worden verlangd de eigen inwoners te beletten Kosovo uit te reizen. Wel is van groot belang dat Kosovo maximaal meewerkt aan vrijwillige en gedwongen terugkeer van eigen onderdanen indien deze geen verblijf kunnen krijgen in Nederland. De samenwerking met Kosovo op dat punt is goed.
De bedreiging en intimidatie in asielzoekerscentra (AZC) door islamitische asielzoekers (vervolgvragen) |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Spanningen tussen christenen en moslims in asielzoekerscentra»?1
Ja.
Hoe verhoudt uw antwoord op eerdere Kamervragen2, dat verschillen in religieuze oorsprong doorgaans niet de reden vormen voor conflicten, zich met de incidenten in Gilze, Budel en Lutelgeest waar de islamitische achtergrond van bepaalde groepen juist wel de reden is van conflicten?
Het woord doorgaans impliceert dat verschillen in religieuze oorsprong wel degelijk de reden kunnen vormen voor conflicten, maar dat aan de meeste conflicten die zich in AZC’s voordoen een andere reden ten grondslag ligt.
Ziet u in dat de politiek-correcte antwoorden die zijn gegeven, totaal voorbij gaan aan onder meer het feit dat de politie in Dronten een einde heeft moeten maken aan een massaal gevecht in het AZC tussen Syrische moslims en Eritrese christenen? Erkent u dat het schreeuwen van «Allahu Akhbar» toch echt lijkt te wijzen op een religieuze component in het conflict? Zo nee, waarom niet?
In mijn feitelijk-correcte antwoord op uw eerdere Kamervragen heb ik aangegeven dat het niet is uitgesloten dat verschil in etnische of religieuze oorsprong tot conflicten tussen bewoners kan leiden. Mijn antwoord gaat derhalve ook niet voorbij aan eventuele religieuze componenten in een conflict.
Ziet u in dat een antwoord als «de meeste spanningen ontstaan tussen twee of meerdere individuen» totaal nietszeggend is en absoluut geen recht doet aan de ervaren bedreiging, intimidatie en discriminatie door de christelijke asielzoekers? Zo nee, waarom niet?
Dat de meeste spanningen ontstaan tussen twee of meerdere individuen en dus niet tussen (etnische of religieuze) groepen blijkt uit de COA-praktijk. Het beeld dat een (meerderheid van een) bepaalde groep een andere groep intimideert, lastigvalt en/of bedreigt herkent het COA niet.
Dat de meldingsbereidheid een punt van aandacht is, onderkent het COA. In het rapport van Deloitte zijn aanbevelingen gedaan om de drempel zoveel mogelijk weg te nemen. Het COA heeft daarop maatregelen getroffen, zoals toegelicht in de beantwoording van eerdere kamervragen. Er is een werkgroep meldingsbereidheid ingesteld die zich hiermee bezig houdt. Tevens is er een samenwerkingsverband met COC en stichting Gave, zodat meldingen van discriminatie die niet bij COA binnen komen maar wel bij COC/stichting Gave alsnog bij het COA terecht komen. Op deze manier wordt er alles aan gedaan om de meldingen toch binnen te krijgen. Dat neemt niet weg dat de asielzoeker hierin een eigen verantwoordelijkheid heeft. Overigens is het niet zo dat er nooit meldingen worden gedaan door asielzoekers. Het beeld dat de leiding van AZC’s nooit geïnformeerd wordt over ervaren bedreiging, intimidatie en/of discriminatie herkent het COA niet.
Hoe oordeelt u over het feit dat de leiding van AZC's blijkbaar niet geïnformeerd wordt door de christelijke slachtoffers van islamitische bedreiging, intimidatie en discriminatie?
Zie antwoord vraag 4.
Welke concrete maatregelen bent u voornemens te treffen teneinde aan deze vreselijke situatie een einde te maken?
Wat het COA in algemene zin doet om intimidatie, bedreiging en/of discriminatie te voorkomen, heb ik laten weten in reactie op uw eerdere Kamervragen. In een AZC gelden Nederlandse waarden, waaronder vrijheid van godsdienst. Het belemmeren van deze vrijheid door medebewoners wordt dan ook niet getolereerd.
In hoeverre bent u bereid de procedures van asielzoekers die zich schuldig maken aan bedreiging, intimidatie en discriminatie stop te zetten?
Zoals aangegeven in de beantwoording van de eerdere Kamervragen kunnen misdragingen consequenties hebben voor de asielprocedure. Of een en ander gevolgen heeft, is afhankelijk van wat er is gebeurd en van de strafmaat die daarop is gesteld.