Turkse kritiek op het Nederlandse immigratie- en integratiebeleid |
|
Han ten Broeke (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Turkije bekritiseert hard Nederlands immigratiebeleid»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de constante inmenging van de Turkse regering, nu bij monde van minister Celik, een negatieve invloed heeft op de integratiekansen van Turkse Nederlanders? Bent u van plan de Turkse regering ervan op de hoogte te brengen dat ook in de Turkse gemeenschap in Nederland zelf er grote zorgen zijn over de integratie, getuige de open brief van Turks-Nederlandse professionals in de Volkskrant van 10 januari 2010, een feit dat door de Turkse regering stelselmatig wordt verworpen en genegeerd?
Het kabinet is het niet eens met genoemde uitspraken van Minister Çelik. Nederland bepaalt zelf de integratievoorwaarden voor migranten. Daarbij is het aan Turkse Nederlanders om invulling te geven aan de mate waarin zij contacten met de Turkse regering wensen te onderhouden. Contacten tussen een vreemde mogendheid en haar (voormalige) onderdanen in Nederland mogen louter op basis van vrijwilligheid plaatsvinden. De inhoud van de open brief van Turks-Nederlandse professionals is, gezien de reactie van de Turkse minister, bekend bij de Turkse autoriteiten.
Kunt u, naar aanleiding van de opmerkingen van de Turkse minister, aan de Turkse regering vragen wat Nederland kan leren van Turkije op het gebied van integratie van minderheden, jeugdbeleid en de aanpak van ontspoorde jongeren? Kunt u uw Turkse collega ministers hierbij wellicht uitnodigen de Turkse visie en aanpak in Den Haag te komen toelichten?
In de voorbije periode is met de Turkse overheid geregeld gesproken over elkaars standpunten inzake integratie. Zo heeft de Minister van Buitenlandse Zaken op 2 februari jl. nadrukkelijk het Nederlandse integratiebeleid in Ankara uiteengezet. Dit kabinetsbeleid zal voortdurend in contacten met de Turkse overheid aan de orde blijven komen.
Deelt u de mening dat juist de sterke band met Turkije en Turks georiënteerde organisaties een rem is op de integratie van Turkse Nederlanders, zoals ook gesteld door Zihni Ozdil in de Volkskrant van 12 januari 2011?2
Turkse Nederlanders dienen hun individuele keuzevrijheid te behouden, gericht op participatie in de Nederlandse samenleving. Vrijwilligheid moet het uitgangspunt blijven in contacten met de Turkse overheid.
Kunt u, gezien het feit dat minister Verhagen op 4 oktober 2010 aangaf dat de kosten voor een verblijfsvergunning voor Turkse onderdanen die rechten ontlenen aan het associatieverdrag EU-Turkije juist zijn verlaagd, in tegenstelling tot de hernieuwde aantijging die minister Celik uit, aangeven of de Turkse regering de hoge kosten voor een verblijfsvergunning voor Nederlanders inmiddels zelf ook verlaagd heeft? Zo nee, zult u er werk van maken dat dit zo snel mogelijk gebeurt?
De verlaging van de kosten voor een verblijfsvergunning voor Turkse onderdanen, die toegang hebben tot de Nederlandse arbeidsmarkt, is inmiddels geëffectueerd. Dit verlaagde tarief geldt ook voor de gezinsleden van deze Turkse onderdanen. Nederland heeft in contacten met de Turkse autoriteiten de hoogte van de Turkse leges aan de orde gesteld. Het kabinet verwacht dat Turkije op zijn beurt, vanuit het oogpunt van reciprociteit, zijn tarieven zal verlagen.
Kunt u bij de Turkse regering onze zorgen uiten over de bescherming van minderheden als Alevieten, Koerden en Armeniërs in Turkije en het restrictieve beleid van de Turkse regering ten opzichte van de rechten van minderheden, zoals ook werd weergegeven in de Voortgangsrapportage Turkije 2010 van de Europese Commissie?3
Zoals aangegeven in de kabinetsappreciatie van het laatste EU-uitbreidingspakket, deelt het kabinet de conclusie van de Europese Commissie dat nog een flinke inspanning vereist is ten aanzien van de rechten van minderheden in Turkije. In de contacten met Turkse autoriteiten is de bescherming van etnische en religieuze minderheden een belangrijk gespreksonderwerp. Het kabinet vraagt hier consequent aandacht voor, zowel in EU-verband als in contacten met de Turkse overheid.
Zult u ook, naar aanleiding van de Duitse en Oostenrijkse ervaringen in 2010 met Turkse integratiebemoeienis, onze zorgen over de aanhoudende inmenging van de Turkse regering met de integratie van in Nederland wonende minderheden delen met uw collega EU-ministers, waarvan een aantal immers dezelfde problemen ervaart? Zult u dit een rol laten spelen bij de onderhandelingen over Turkse toetreding tot de EU?
Nederland beschouwt dit vooraleerst als een bilaterale aangelegenheid. Daarbij geldt dat het kabinet in zijn contacten met Turkije het Nederlandse standpunt over het voetlicht zal blijven brengen. Bij de toetredingsonderhandelingen met Turkije richt de EU zich op de vastgestelde criteria die betrekking hebben op overname van de politieke en economische Kopenhagencriteria en de Europese wet- en regelgeving (acquiscommunautaire). Hier blijft het kabinet kritisch op toezien.
Het feit dat in de kalender van de Europese Commissie de christelijke feestdagen worden verdonkeremaand |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving dat in een zeer breed verspreide kalender van de Europese Commissie de christelijke feestdagen zijn weggelaten, terwijl de belangrijkste dagen van alle andere godsdiensten wel expliciet worden vermeld? Klopt dit bericht?1
Ja. Het gaat om editie 2010/2011 van de Europese Schoolagenda. De agenda is een jaarlijkse publicatie van de Europese Commissie en geeft informatie over activiteiten van de EU aan leraren en scholieren. Onderaan elke wekelijkse pagina van de agenda is een voetnoot opgenomen waarin vragen of feiten staan waarvan jongeren zich misschien niet bewust zijn. In enkele voetnoten worden feestdagen van niet-christelijke religies genoemd. In de voetnoten ontbreken de christelijke feestdagen.
Hoe beoordeelt u deze kalender en de – blijkbaar bewuste – weglating van christelijke feestdagen?
Ik betreur de omissie ten zeerste, en heb dat de Europese Commissie laten weten. Inmiddels heeft de Europese Commissie laten weten dat het om een fout gaat, die ook zij betreurt. Er is geen sprake van een opzettelijke weglating en het is niet de bedoeling geweest de christelijke religie in deze publicatie te discrimineren ten opzichte van andere religies.
Hoe valt te verklaren dat de christelijke feestdagen worden verdonkeremaand? Welke achtergrond heeft dit?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het bericht dat deze kalenders vijf miljoen euro belastinggeld hebben gekost?
Het jaarlijkse budget voor de publicatie van de Europese Schoolagenda is circa EUR 5,2 miljoen, inclusief de kosten voor de ontwikkeling, het printen en de verspreiding van 3,2 miljoen exemplaren aan scholen in de EU. De kosten per agenda komen hiermee op ongeveer EUR 1,60.
Zijn deze kalenders ook in Nederland verspreid?
Op verzoek van leraren zijn in Nederland 73 075 exemplaren van de agenda verspreid aan in totaal 404 middelbare scholen.
Bent u bereid de Europese Commissie hierop kritisch aan te spreken en te bevorderen dat bij toekomstige, vergelijkbare projecten de christelijke feestdagen voluit hun rechtmatige plaats krijgen?
Toen ik hiervan hoorde heb ik contact gezocht met de Europese Commissie en om opheldering gevraagd. De Europese Commissie heeft mij laten weten dat het gaat om een betreurenswaardige fout die zo snel mogelijk wordt rechtgezet. De Commissie betreurt het hierdoor onbedoeld Europese burgers te hebben beledigd. Om deze fout te herstellen zal de Commissie een rectificatie sturen aan alle scholen die de agenda hebben ontvangen. Deze rectificatie zal tevens een overzicht van alle officiële feestdagen bevatten in het betreffende land. Deze feestdagen zullen ook worden opgenomen in de volgende editie van de schoolagenda.
Arrestaties van christenen in Iran |
|
Joël Voordewind (CU), Wim Kortenoeven (PVV), Kees van der Staaij (SGP) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Iran rounds up Christians in crackdown»?1
Ja.
Kunt u het bericht bevestigen dat er afgelopen Kerstmis rond de 70 christenen zijn opgepakt? Zo ja, bevinden zich er onder deze groep ook EU-burgers? Kunt u tevens berichten bevestigen dat deze groep wordt vastgehouden in de Evin gevangenis te Teheran, waar ze mogelijk gemarteld worden met de bedoeling om het christelijk geloof af te zweren?
In december 2010 zijn enkele tientallen bezoekers van huiskerken zijn opgepakt. Verschillende Iraanse autoriteiten hebben verklaringen over deze arrestatie afgelegd, waaronder de Opperste Leider en de gouverneur van de provincie Teheran. Ik heb geen informatie over de gearresteerde personen. De oorzaak van deze politieactie wordt gezocht in de evangeliserende aard van de huiskerken.
Deelt u de analyse dat de godsdienstvrijheid in Iran voor christenen steeds ernstiger beperkt wordt, zeker wanneer het gaat om samenkomsten in huiskerken?
In Iran houdt beperking van de geloofsvrijheid vooral verband met evangelisering. Aan het belijden van de christelijke geloofsovertuiging stelt Iran grenzen: (1) het niet ontplooien van bekeringsactiviteiten onder shiitische moslims, en (2) het niet actief naar buiten treden met de christelijke geloofsovertuiging. Zolang men binnen deze grenzen opereert lijkt er geen sprake van actieve vervolging door de Iraanse autoriteiten.
De traditionele christelijke kerken in Iran, met name de Armeens orthodoxe en Assyrische kerk, zijn sterk etnisch georiënteerd. Deze kerken treden niet naar buiten en evangeliseren niet buiten de eigen etnische groep. Het ligt in de verwachting dat de huiskerken, die wél evangeliserend van aard zijn en wel naar buiten treden, onder strenger toezicht van de Iraanse autoriteiten staan.
Zijn er reeds stappen ondernomen om deze groep christenen vrij te krijgen? Zo nee, bent u alsnog bereid bij de Iraanse autoriteiten aan te dringen op de onmiddelijke vrijlating van deze groep christenen en uw zorgen te uiten over de toenemende christenvervolging?
Ik beschik nog niet over informatie over de gearresteerde personen. Door het ongestructureerde karakter van de huiskerken en het gebrek aan contacten met de traditionele kerkgenootschappen is het bijzonder moeilijk informatie te verkrijgen over de situatie van deze christenen.
Ziet u een verband tussen de toenemende christenvervolging in overwegend islamitische landen als Iran, Irak, Afghanistan en Egypte? Zo ja, welke stappen denkt u te nemen om dit in EU- en in VN-verband aan te kaarten? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat verband leg ik niet. In een aantal van de genoemde landen doen zich al geruime tijd plaatselijk spanningen voor tussen verschillende religieuze groeperingen. In Iran is er sprake van directe discriminatie van religieuze minderheden door de autoriteiten.
Nederland uit zowel bilateraal als in EU-verband kritiek op de mensenrechtensituatie in Iran. In contacten met de Iraanse autoriteiten wordt gewezen op het belang van het waarborgen van de veiligheid en de mensenrechten van religieuze minderheden.
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 21 februari jl. heb ik samen met andere Europese ministers van Buitenlandse Zaken zorg uitgesproken over de toename van religieuze onverdraagzaamheid en discriminatie tegen o.a. christenen. Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging beschouwen wij als een universeel mensenrecht, dat overal en voor iedereen moet worden gegarandeerd. Het is de primaire verantwoordelijkheid van staten om hun burgers te beschermen, inclusief de religieuze minderheden. Hiertoe roept de EU dan ook steeds op. Naar aanleiding van de incidenten in Irak en Egypte zal de Nederlandse ambassade in Caïro er bij de Arabische Liga op aandringen dat de situatie van christenen tijdens één van de Arabische Liga-vergaderingen aan de orde wordt gesteld. De Arabische Liga heeft nog niet gereageerd op het Nederlandse verzoek om een gesprek over dit onderwerp.
Het bericht dat in de, onder scholieren verspreidde, EU-agenda de christelijk feestdagen zijn vergeten |
|
André Rouvoet (CU), Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
![]() |
Klopt het dat in september 2010 een EU-agenda onder Europese scholieren is verspreid, waarin allerlei religieuze en culturele feestdagen zijn opgenomen, behalve de christelijke?1 Zo ja, wat is hierover uw mening?
Ja. Het gaat om editie 2010/2011 van de Europese Schoolagenda. De agenda is een jaarlijkse publicatie van de Europese Commissie en geeft informatie over activiteiten van de EU aan leraren en scholieren. Onderaan elke wekelijkse pagina van de agenda is een voetnoot opgenomen waarin vragen of feiten staan waarvan jongeren zich misschien niet bewust zijn. In enkele voetnoten worden ook feestdagen van niet-christelijke religies genoemd. In de voetnoten ontbreken de christelijke feestdagen. Ik betreur deze omissie zeer.
Is de desbetreffende agenda ook onder Nederlandse scholieren verspreid?
Ja. Op verzoek van leraren zijn in Nederland 73 075 exemplaren van de agenda verspreid aan in totaal 404 middelbare scholen.
Klopt het dat de Franse minister van Europese Zaken hierover zijn ongenoegen heeft laten blijken richting de Europese Commissie?
Ja.
Heeft de Nederlandse regering ook reeds zijn beklag gedaan bij de Europese Commissie? Zo ja, wanneer en op welke wijze? Zo nee, bent u van plan dit alsnog te doen?
Toen ik hiervan hoorde heb ik contact gezocht met de Europese Commissie en om opheldering gevraagd. De Europese Commissie heeft mij laten weten dat het gaat om een onopzettelijke fout die zo snel mogelijk wordt rechtgezet. De Commissie betreurt het hierdoor onbedoeld Europese burgers te hebben beledigd. Om deze fout te herstellen zal de Commissie een rectificatie sturen aan alle scholen die de agenda hebben ontvangen. Deze rectificatie zal tevens een overzicht van alle officiële feestdagen bevatten in het betreffende land. Deze feestdagen zullen ook worden opgenomen in de volgende editie van de schoolagenda. Ik heb de Commissie laten weten dat ik de omissie betreur.
De rol van marktsturing in het besluit de afdeling klinische kraamzorg in Almelo te schrappen |
|
Henk van Gerven , Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de bestuursvoorzitter van het Medisch Spectrum Twente (MST), de heer Kingma, dat de plannen voor concentratie van de afdeling klinische kraamzorg van het ZGT-ziekenhuis alleen te verklaren is uit concurrentie- en marktoverwegingen?1 Deelt u die visie? Zo nee, waarom niet?
ZGT heeft aangegeven uit kwaliteitsoverwegingen te kijken naar de wijze waarop zij de klinische verloskundige zorg in de regio toekomstbestendig kan organiseren om zo de continuïteit van de verloskundige zorg in de regio voor de toekomst zeker te stellen. Uit het haalbaarheidsonderzoek dat ZGT momenteel uitvoert, moet blijken welke overwegingen de doorslag geven voor een eventuele concentratie.
Vindt u het een wenselijke situatie als de Ziekenhuisgroep Twente (ZGT) inderdaad blijkt te hebben gekozen voor het concentreren van de afdeling klinische kraamzorg in Hengelo uit marktoverwegingen? Bent u van mening dat een goede bereikbaarheid niet een belangrijker criterium moet zijn? Zo ja, hoe gaat u er voor zorgen dat het ZGT-ziekenhuis dit criterium ook toepast?
Nee, ik vind het geen wenselijke situatie als ZGT uit marktoverwegingen kiest voor concentratie. Ik ben geen voorstander van concentratie om de concentratie. Zorg moet in beginsel zo dicht mogelijk bij de mensen aangeboden worden. Ik vind het goed dat ziekenhuizen proactief aan de slag gaan met het nadenken over de wijze waarop zij de verloskundige zorg kunnen verbeteren door aan de gestelde kwaliteitseisen te voldoen. Dit kan betekenen dat het ziekenhuis noodzakelijkerwijs over moet gaan tot concentratie van de zorg. Als blijkt dat voor bepaalde ziekenhuizen de kwaliteitsnormen niet haalbaar zijn, kunnen zij geen veilige acute verloskundige zorg aanbieden. In dergelijke situaties zal ik de lokale partijen aanspreken op hun verantwoordelijkheid met alternatieve vormen van zorg te komen zodat de mensen in de buurt nog voldoende mogelijkheden hebben om uit te kiezen.
Bent u het eens met de stuurgroep «Zwangerschap en geboorte», die in een rapport pleit voor het kunnen starten van een noodzakelijke behandeling binnen 15 minuten?2
Zoals ik uw kamer reeds bij brief van 14 december 2010 heb laten weten, vind ik de 15 minuten norm van cruciaal belang voor het verbeteren van de kwaliteit van de verloskundige zorg. Ik zal er bij de ziekenhuizen op aandringen dat zij in hun plan van aanpak afspraken maken over de beschikbaarheid van relevante professionals en hun onderlinge samenwerking om deze 15 minutennorm te halen.
Is het waar dat in de zomer van 2010, bij een tijdelijke sluiting van de afdeling klinische kraamzorg in Hengelo, ouders eerder uitweken naar het MST in Enschede dan naar het ZGT-ziekenhuis in Almelo?1 Hoeveel mensen weken uit naar andere ziekenhuizen toen de afdeling in Almelo tijdelijk was gesloten? Kunt u deze bevindingen ook meenemen bij het beantwoorden van vraag 6 van eerdere vragen terzake?
Uit onderzoek dat het ziekenhuis na de zomerperiode heeft gedaan, blijkt dat in beide concentratieperiodes patiënten naar omliggende ziekenhuizen zijn uitgeweken. Over het exacte aantal patiënten kon het ziekenhuis geen uitspraak doen.
Heeft de directie van het ZGT-ziekenhuis overleg gehad met de directie van MST over het voornemen de afdeling klinische kraamzorg in Almelo te sluiten? Is er overleg geweest met de verloskundigenvereniging KNOV? Is er overleg geweest met verloskundigen in de omgeving? Was niet een van de belangrijkste conclusies van de stuurgroep dat de verloskunde gebaat is bij overleg tussen de verschillende ziekenhuizen en verloskundigen?
ZGT is nu gestart met een haalbaarheidsonderzoek en heeft hierover overleg met het Medisch Spectrum Twente (MST), de verloskundigen in de regio, de lokale politiek, huisartsen en andere relevante regionale partijen.
De strafoplegging door rechters in rechtszaken naar aanleiding van de jaarwisseling |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Rechters ongevoelig voor hogere eisen»?1
Ja.
Klopt het dat rechters in een aantal gevallen tijdens de berechting van verdachten in zogenoemde supersnelrecht- en snelrechtzittingen naar aanleiding van overtredingen en misdrijven die werden begaan tijdens de jaarwisseling de hogere strafeisen van het Openbaar Ministerie (OM) niet hebben gevolgd?
Het klopt dat de rechter in een aantal van de aangeduide zaken een lagere straf heeft opgelegd dan door de officier was geëist. Het aantal zaken van de afgelopen jaarwisseling dat is afgehandeld via supersnelrecht is echter te beperkt en te divers om op basis daarvan algemene conclusies te trekken over de vraag of rechters de per 31 december 2010 verhoogde strafeisen volgen. Ik verwijs wat dit betreft naar hetgeen de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie hierover heeft gezegd tijdens het debat van 20 januari 2011, en naar het onderzoeksrapport van de Universiteit Tilburg dat ik uw Kamer op 19 november 2010 heb gestuurd over de hoogte van de door de rechter opgelegde straffen in zaken van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 28 684, nr. 293). Uit dit onderzoek van 274 zaken waarin in 2010 een onherroepelijk vonnis is uitgesproken bleek dat rechters gemiddeld 93% van de strafeis van het OM volgen.
Hoe motiveren rechters in hun vonnissen de afwijking van de strafeis van het OM?
In onderhavige zaken gaat het om politierechterzittingen waarin mondeling uitspraak is gedaan. Mede om die reden is het lastig om een overzicht te geven van de motiveringen die de rechters hebben gegeven in deze zaken.
Deelt u de opvatting dat het vooral bij geweld tegen gezagsdragers van belang is dat zwaarder wordt gestraft?
Ja. Om deze reden heeft het OM op mijn instigatie bij de afgelopen jaarwisseling de strafeis voor deze categorie misdrijven verder verhoogd (van 150% naar 200%).
Klopt het bericht dat vijf landelijke partijen in de zorg hebben afgesproken dat ouderen na veertien dagen ziekenhuisopname hun kamer in hun verpleeghuis kwijt kunnen raken en dat Actiz en de consumentenfederaties hiermee ingestemd hebben?1
Cliëntenorganisaties en brancheorganisaties hebben met elkaar algemene leveringsvoorwaarden opgesteld. In deze leveringsvoorwaarden is opgenomen dat het verpleeghuis de kamer van een in het ziekenhuis opgenomen cliënt, minimaal veertien dagen vrij moet houden.
Deze voorwaarde is opgenomen aangezien het verpleeghuis geen financiering ontvangt voor een kamer als de cliënt is opgenomen in het ziekenhuis. In theorie is het dus mogelijk dat het verpleeghuis de kamer aan een andere cliënt kan aanbieden. In de praktijk echter wordt een situatie als deze altijd besproken met cliënt en eventueel familie, ziekenhuis en soms zorgkantoor.
ActiZ en de cliëntenorganisaties hebben met elkaar de afspraak gemaakt om een eenduidige afspraak over de termijn van het leeg houden van de kamer te realiseren.
Was u hiervan op de hoogte? Deelt u de mening dat dit waanzin is en stemt u daarmee in?
Ja, ik ben er van op de hoogte dat de branche- en cliëntenorganisaties algemene leveringsvoorwaarden hebben opgesteld. Hierin is meegenomen om bij ziekenhuisopname de kamer in het verpleeghuis minimaal veertien dagen vast te houden voor de cliënt. Ik vind het een goed initiatief, dat de organisaties problemen bespreken en zelf oplossingen realiseren, waar iedereen achter staat. De organisaties hebben dit gedaan in het belang van de cliënt, om extra onrust en onzekerheid over een eventueel verlies van de kamer weg te nemen.
Daarnaast is de NZa momenteel bezig om de knelpunten te onderzoeken die de huidige afwezigheidsregels opleveren. Ik wil de resultaten van dit onderzoek afwachten om daarna te kijken naar een mogelijke oplossing.
Hoe groot is de wachtlijst voor verblijf in een verpleeghuis? Per wanneer zijn deze capaciteitsproblemen opgelost?
De wachtlijst concentreert zich voornamelijk op dementerende ouderen. In de brief van 2 juli 2010 is uw Kamer geïnformeerd over de toegankelijkheid van de AWBZ (TK 2009–2010, 30 597, nr. 147). In deze brief zijn maatregelen aangegeven, die aan een oplossing voor de wachtlijsten bijdragen.
Wat is er met de twee miljard euro gebeurd die het vorige kabinet meent uitgetrokken te hebben voor de bouw van nieuwe zorginstellingen met eenpersoonskamers?
Voor de invoering van het bouwprogramma voor de langdurige zorg, dit geldt voor alle sectoren, is er twee miljard euro beschikbaar gesteld (TK 2007–2008, 31 200 XVI en 27 659, nr. 167). Zorginstellingen hebben daarvoor initiatieven ontwikkeld, die passen binnen het financiële kader en voldoen aan de in de beleidregels WTZi neergelegd prioriteringscriteria. De zorginstellingen die geprioriteerd zijn hebben financiering ontvangen om de huisvesting te vernieuwen en afbouw van de meerbedskamers te realiseren. De twee miljard is dus niet alleen ingezet voor de bouw van nieuwe zorginstellingen binnen de verpleging en verzorging sector, maar gebruikt voor de gehele sector voor capaciteitsvernieuwing en -verbetering.
Deelt u de mening dat deze zotheid die per 1 januari 2011 is ingevoerd per direct teruggedraaid moet worden?
Ik wil nogmaals benadrukken dat ik het initiatief van het veld om eenduidige afspraken te maken met elkaar, positief vind en ook deze afspraak niet terug zal draaien. Het is een afspraak die gemaakt is door de veldpartijen. Wel zal ik naar aanleiding van het eerder genoemde NZa onderzoek beoordelen of er aanpassingen nodig zijn.
Deelt u de mening dat in ons land uitgeprocedeerde asielzoekers beter worden behandeld dan ouderen in het verpleeghuis?
Ik deel deze mening niet en ik vind het afdoen aan de persoonlijke aandacht en inzet van de medewerkers in de ouderenzorg.
Als deze regeling zogenaamd in het leven geroepen is wegens wachtlijsten, hoe is het dan mogelijk dat een oudere tegen betaling van 33 euro per dag de kamer ineens wel kan behouden?
Ik vind het belangrijk dat er doelmatig gebruik wordt gemaakt van de AWBZ. Dit kan betekenen dat een leegstaande kamer in het verpleeghuis (tijdelijk) gebruikt wordt voor een andere cliënt. Van groot belang hierin is het overleg tussen het verpleeghuis en de cliënt. De cliënt moet wel het perspectief hebben dat hij/zij kan terugkeren naar het verpleeghuis. De basisafspraak in de algemene leveringsvoorwaarden is, dat de kamer minimaal veertien dagen wordt vastgehouden. Als een zorginstelling extra geld vraagt voor het vasthouden van de kamer, is dat hun eigen instellingsbeleid.
Zoals u weet krijgt het verpleeghuis een dagvergoeding per bewoner die niet zomaar doorloopt bij verblijf elders. Er wordt momenteel nog onderzoek gedaan naar de consequenties van het scheiden van wonen en zorg. Ik zal deze probleemstelling hierin meenemen. Het komt mij immers voor dat bij volledige scheiding van wonen en zorg dit vraagstuk zich niet voordoet.
Bent u bereid het «Recht op behoud van de eigen kamer bij ziekenhuisopname» op te nemen in de aangekondigde Zorginstellingenbeginselenwet?
In de houtskoolschets (TK 2011, 32 604, nr. 1) heb ik mijn ambitie kenbaar gemaakt, dat iedere bewoner recht heeft op een eigen kamer of op een kamer met partner als dat de wens is.
De algemene leveringsvoorwaarden voor zorg met verblijf, die in de sector verpleging en verzorging door branche- en cliëntenorganisaties zijn opgesteld, geven een kader voor behoud van de eigen kamer bij ziekenhuisopname. Met deze afspraken behoudt de bewoner in ieder geval voor minimaal veertien dagen de eigen kamer. Omdat het een minimumregeling is, is het altijd mogelijk dat de cliëntenraad er aanvullende afspraken over maakt met het bestuur van de zorginstelling. Tenslotte is in het overleg tussen cliënt of familie en de zorgaanbieder over de periode na de twee weken waarop het recht op behoud van de eigen kamer nu is ontstaan, de redelijkheid en billijkheid een belangrijke factor.
Het bericht dat de staatssecretaris kleinere cellen beter vindt |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de artikelen «Kleinere cel is beter»1 en «Staatssecretaris ziet heil in private gevangenissen»2?
Ja.
Deelt u de mening dat het topprioriteit heeft om recidive van gedetineerden terug te dringen? Op welke manier draagt privatisering daaraan bij? Waarom kan de markt dat beter dan de overheid?
Het terugdringen van de recidive is voor dit Kabinet een belangrijke prioriteit. Het draagt bij aan de veiligheid van de maatschappij en beperkt de kosten van het strafrechtsproces. Het WODC zal een onderzoek uitvoeren naar de voor- en nadelen van privatisering. Het WODC zal hierbij onder meer aandacht besteden aan de prestaties op het gebied van het terugdringen van de recidive van publieke en private gevangenissen.
Deelt u de mening dat terugdringen van de recidive bijdraagt aan een veiliger Nederland en ook nog kosten bespaart en dat het daarom verstandig is dit als topprioriteit aan te wijzen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel kan worden bespaard door het gevangeniswezen te privatiseren? Waarom kan de overheid niet goedkoper gedetineerden huisvesten en de markt straks wel?
De financiële middelen van de overheid dienen zo efficiënt mogelijk te worden benut. Ook voor het gevangeniswezen geldt dat telkens een afweging moet worden gemaakt op welke wijze de taken het meest kosteneffectief kunnen worden uitgevoerd. In dit licht moet bijvoorbeeld het voornemen worden gezien om de privatisering van voor het gevangeniswezen relevante taken voor te bereiden. In het Verenigd Koninkrijk is een markt ontstaan van een vragende overheid en private aanbieders die met elkaar concurreren. De concurrentie tussen marktpartijen heeft in het Verenigd Koninkrijk niet alleen geleid tot kostenreducties, maar ook tot een hogere effectiviteit. Er zijn echter ook evaluatierapporten bekend die minder positief zijn over de gevolgen van privatisering. Vandaar het eerder in het antwoord op vraag 2 en 3 vermelde besluit om het WODC een onderzoek te laten verrichten naar de voor- en nadelen van privatisering.
Welke markt betreft het hier? Is dit een «markt» vergelijkbaar met een «markt» waar sprake is van vraag en aanbod?
Zie antwoord vraag 4.
Wat doet u met de waarschuwing van Britse deskundigen dat geprivatiseerde gevangenissen in Engeland onder de maat presteren? Heeft u daar onderzoek naar gedaan of gaat u daar onderzoek naar doen?
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat er gevaar bestaat dat de veiligheid in het geding is als de gevangenissen worden geprivatiseerd zoals de deskundigen in Engeland opmerken? Betreft het hier de veiligheid van de gedetineerden of van het personeel?
In het onderzoek van het WODC zal aandacht worden besteed aan de wijze waarop de veiligheid in al haar facetten bij private gevangenissen gewaarborgd wordt en hoe daarover door de verschillende deskundigen wordt gedacht.
Bent u van mening dat de bewakers die nu in gevangenissen werken te veel verdienen? Zo nee, klopt de berichtgeving dat u gezegd zou hebben dat vakbonden verlaging van lonen niet zouden toestaan en dat daarom de vakbonden minder macht moeten hebben? Als de beloning van bewakers wordt verlaagd, hoe schat u de kans in dat goedgekwalificeerd personeel zich aanmeldt voor een baan in de gevangenis?
Medewerkers van DJI vallen net als alle ambtenaren onder de CAO-Rijk en het ARAR. De functies bij DJI zijn gewaardeerd conform de rijksbrede functiewaarderingssystematiek (FUWASYS). Het inkomen van de medewerkers Beveiliging wordt mede bepaald door de toelages waarvoor zij (conform de CAO-Rijk) in aanmerking komen voor bijvoorbeeld onregelmatige diensten, het werken als bedrijfshulpverlener en de inzet in Interne Bijstand Teams.
De financiële aantrekkelijkheid van een baan bij het gevangeniswezen hangt in belangrijke mate af van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en zal verschillen per regio. Bij het aantrekken van de economie zou het werven van medewerkers beveiliging binnen sommige regio’s met een krappe arbeidsmarkt kritisch kunnen worden.
Mijn opmerking tijdens een werkbezoek in het Verenigd Koninkrijk over de macht van de vakbonden, dient in de historische context aldaar te worden geplaatst. Naar ik heb begrepen heeft dit punt in het Verenigd Koninkrijk meegespeeld in het proces dat uiteindelijk heeft geleid tot het besluit een aantal gevangenissen te privatiseren.
Wat onderzoekt het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)? Welke onderzoeksvragen heeft u het WODC meegegeven?
De hoofdvraag voor het WODC betreft het in beeld brengen van de ervaringen in het buitenland met privatisering van gevangenissen en wat hieruit kan worden geconcludeerd voor het voornemen om taken van het gevangeniswezen in Nederland te privatiseren. Onderzocht zal worden welke vormen van privatisering in de praktijk worden toegepast. Soms gaat het om het privatiseren van hele gevangenissen, soms over het uitbesteden van taken. Een belangrijk onderdeel van de vraagstelling vormt het in beeld brengen van de potentiële kosten en baten van privatisering. Ook de neveneffecten dienen in kaart te worden gebracht. Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op de vragen 5, 6 en 7 zal het WODC aandacht besteden aan de wijze waarop de veiligheid bij private gevangenissen gewaarborgd wordt. De prestaties op het gebied van het terugdringen van de recidive vormen eveneens een belangrijk aandachtspunt.
Wat is de omvang van de cellen in Nederland en wat is de omvang van de cellen in Engeland?
De omvang van cellen in Nederland varieert van ca. 10 m2 in koepelgevangenissen tot 12 – 14 m2 in justitiële inrichtingen van recenter datum. In Engeland varieert de omvang van de cellen. Recent in Engeland gebouwde cellen hebben een omvang van ca. 9,5 m2.
Hoeveel gedetineerden zitten op de cellen in Nederland en hoeveel zitten op de cellen in Engeland?
Binnen het gevangeniswezen bestaan standaard eenpersoonscellen en tweepersoonscellen. Uitzondering vormen de locaties Westlinge en Detentie concept Lelystad. Hier is sprake van 8 respectievelijk 6 persoonscellen. Ook in Engeland is sprake van eenpersoonscellen en meerpersoonscellen.
Hoeveel vierkante meter heeft een gedetineerde in Nederland tot zijn beschikking en hoeveel heeft een gedetineerde in Engeland tot zijn beschikking? Gelden deze cijfers ook voor gedetineerden die met meerdere mensen op een cel zitten? Zo nee, hoeveel vierkante meter heeft een gedetineerde tot zijn beschikking die met meerder mensen op een cel zit?
Het aantal vierkante meters dat een justitiabele tot zijn beschikking heeft varieert. Binnen het Gevangeniswezen geldt 30 – 40 m2 per gedetineerde inclusief de cel, binnen een Jeugdinrichting geldt 50 – 60 m2 per jeugdige inclusief de cel, binnen de Directie Forensische Zorg geldt 45 – 55 m2 per patiënt inclusief de cel. Deze cijfers gelden ook voor de meerpersoonscellen. Navraag in Engeland leert dat men in Engeland niet standaard bijhoudt hoeveel vierkante meter een gedetineerde tot zijn beschikking heeft.
Wat houdt de versobering in die u voor ogen heeft?
Dit kabinet spreekt de burger aan op diens eigen verantwoordelijkheid, dat geldt zeker voor gedetineerden. Gedetineerden die niet gemotiveerd zijn en/of bij wie sprake is van herhaalde recidive, komen in de toekomst niet zonder meer in aanmerking voor activiteiten gericht op re-integratie. Ik acht het niet verantwoord te blijven investeren in gedetineerden bij wie is vast komen te staan dat dat geen toegevoegde waarde heeft.
Het bericht dat een vrouw weken dood in huis heeft gelegen door tekortschietende zorg |
|
Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een vrouw acht weken dood in huis heeft gelegen nadat een verpleeghuis haar zonder adequate nazorg heeft ontslagen?1
Ik betreur dat dit is gebeurd.
Wordt deze ernstige zaak onderzocht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Zo nee, wilt u de IGZ verzoeken dit onderzoek alsnog te starten? Zo nee, waarom niet?
Het overlijden is gemeld aan de IGZ als calamiteit en de inspectie heeft de zaak conform de Leidraad Meldingen in behandeling genomen.
Welke zorgverleners en andere organisaties waren in deze zaak precies betrokken en welke verantwoordelijkheden hadden deze instanties?
In deze zaak zijn een verpleeghuis, een RIBW, een psychiatrische instelling en een huisarts betrokken. De gezamenlijke verantwoordelijkheid van deze instellingen was om na het ontslag te zorgen voor adequate begeleiding van patiënte en terugval te voorkomen.
Hoe oordeelt u over de verwarring bij de verschillende zorginstanties over de al dan niet geregelde nazorg van deze mevrouw? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gang van zaken tussen het ontslag en het overlijden wordt in opdracht van de IGZ onderzocht. Bij dit onderzoek worden alle onder vraag 3 genoemde instanties betrokken. Een belangrijke vraag daarbij is of er tekortkomingen zijn geweest met betrekking tot de nazorg, zo ja, welke en wat de betrokken partijen mogelijk op dit punt structureel kunnen verbeteren. De inspectie verwacht de uitkomst van het onderzoek in februari.
Welke rol heeft het zorgkantoor, de zorgverzekeraar en de huisarts gespeeld bij de zorg voor deze mevrouw? Waren zij op de hoogte van het ontslag en gemaakte afspraken? Zo nee, bent u van mening dat dit wel het geval dient te zijn?
Mogelijk zal de uitkomst van het onderzoek tot het antwoord op deze vraag kunnen leiden. De huisarts geldt in de gezondheidszorg als een belangrijke centrale zorgfunctionaris die over een ontslag uit een verpleeghuis geïnformeerd zal moeten zijn.
Erkent u dat de zorg ernstig versnipperd is geraakt? Zo ja, wat is uw oordeel hierover en wat gaat u doen om de versnippering aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
Tussen diverse partijen moet goed worden samengewerkt en moeten ook duidelijk de verantwoordelijkheden worden vastgelegd. Juist bij goede samenwerking tussen zorgaanbieders en ketenzorg zijn cliënten zeer gebaat.
Hoe verklaart u dat zoveel zorginstellingen in één regio zo langs elkaar heen werken dat dit heeft kunnen gebeuren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Alvorens mijn oordeel te vormen, wacht ik de uitkomsten van het onderzoek af.
Hoeveel mensen sterven er jaarlijks als gevolg van verwaarlozing en hoeveel mensen lopen door verwaarlozing gezondheidsschade op? In hoeveel van deze gevallen gaat het om «zorgmijders»? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u bereid hier onderzoek naar te doen? Zo nee, waarom niet?
Over de combinatie van «gezondheidsschade en/of overlijden als gevolg van verwaarlozing» en «zorgmijders» zijn mij geen betrouwbare gegevens bekend.
Voor zorgaanbieders en hulpverleners is het erg lastig zo niet ondoenlijk om echte zorgmijders op het spoor te komen en hen de benodigde hulp en/of ondersteuning te verlenen. In het onderhavige geval was er echter sprake van een zorgrelatie. Ik wil niet vooruitlopen op het hierboven genoemde lopende onderzoek. Maar ik hecht groot belang aan samenwerking en goede ketenzorg. Als dit goed geregeld is, wordt het risico dat cliënten verstoken blijven van juiste zorg aanzienlijk verkleind. En daarmee ook de kans op gezondheidsschade.
Daarnaast zijn zorgaanbieders verplicht om incidenten, waarbij (ernstige) gezondheidsschade optreedt of sprake is van overlijden, te melden bij de inspectie. Aan de incidenten die bij de inspectie worden gemeld, kan niet automatisch het label «verwaarlozing» geplakt worden. De inspectie onderzoekt of er bij deze incidenten sprake is van een tekortkoming in de zorgverlening. Indien daar sprake van is, moet de zorgaanbieder passende maatregelen nemen ter voorkoming van herhaling.
De dagvaarding van het bedrijf Twitter door Amerikaanse autoriteiten over gegevens van Nederlandse en Europese staatsburgers |
|
Arjan El Fassed (GL), Tofik Dibi (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat Amerikaanse autoriteiten het bedrijf Twitter hebben gedagvaard om gegevens van gebruikers te verschaffen?1
Ja.
Hoe oordeelt u over dit verzoek van de Amerikaanse autoriteiten?2
Het verzoek betreft een interne Amerikaanse aangelegenheid die dan ook door de Amerikaanse autoriteiten moet worden beoordeeld.
Is het waar dat met een dergelijk verzoek het niet alleen gaat over privégegevens van de gebruikers genoemd in sectie 2b van de dagvaarding, in dit geval een Nederlands staatsburger en een parlementslid uit IJsland, maar ook om privégegevens van gebruikers die deze accounts volgen?
De gegevens zoals bedoeld in sectie B van bijlage A kunnen worden beschouwd als gebruikers- en verkeersgegevens3. De Amerikaanse autoriteiten vragen bij Twitter deze gebruikers- en verkeersgegevens op – en dus niet de inhoud – die bij betreffende accounts zijn achtergelaten. Er wordt in onderdeel B van de dagvaarding ook nog uitdrukkelijk van «non-content related» gesproken, zodat deze dagvaarding in ieder geval niet de inhoud van de berichtgeving, maar alleen de gebruikers- en verkeersgegevens betreft. Dit is op 15 februari 2011 bevestigd door de openbare aanklager in deze zaak tijdens een hoorzitting voor de federale rechtbank te Alexandria, Virginia.
Bent u van mening dat persoonsgegevens van inwoners van Nederland en de Europese Unie (EU) op dit moment voldoende bescherming genieten bij opslag buiten Nederland en de EU? Kunt u dat toelichten?
Wanneer de Europese Commissie ten aanzien van het desbetreffende land verklaart dat daar een passend niveau van gegevensbescherming bestaat, volg ik dit oordeel. Indien een dergelijke verklaring niet is afgegeven, brengt dit niet als vanzelfsprekend met zich dat de persoonsgegevens van de inwoners van Nederland of andere lidstaten van Europese Unie onvoldoende worden beschermd. Dit moet van geval tot geval worden beoordeeld. De verantwoordelijkheid daarvoor heeft de wetgever primair bij de verantwoordelijke voor de verwerking van de betreffende gegevens gelegd.
Bent u bekend met gelijksoortige dagvaardingen van andere bedrijven, zoals Facebook en Google, door Amerikaanse autoriteiten?
Nee.
Wat is de juridische status van de gegevens van de personen die zijn opgeslagen op de servers van het Amerikaanse bedrijf Twitter Inc.? In hoeverre wordt de bescherming van deze gegevens genormeerd door de Safe Harbor Framework?
De gegevens van personen die worden verwerkt door Twitter Inc. worden, in ieder geval wanneer deze verwerking plaatsvindt in de Verenigde Staten, beheerst door het Amerikaans gegevensbeschermingsrecht. De bescherming die het Amerikaanse recht biedt, doet overigens niet af aan de bevoegdheden die de autoriteiten (met inbegrip van de rechter) ten aanzien van die gegevens kunnen uitoefenen4. Dat is in Nederland niet anders. Of deze gegevens mede worden beschermd door de afspraken die de Europese Unie en de Verenigde Staten hebben gemaakt in de Safe Harbor beschikking van de Europese Commissie van 26 juli 2000 (nr. 2000/520/EG) is afhankelijk van de vraag of Twitter Inc. zich bij het Amerikaanse Department of Commerce of de Federal Trade Commisssion heeft aangemeld als bedrijf dat vrijwillig verklaart deze regels te zullen toepassen. Voor zover ik heb kunnen nagaan is dat niet het geval.
Welke bescherming biedt Nederlandse en Europese wetgeving gebruikers van deze diensten en hun gegevens? Kunt u uw antwoord toelichten?
De toepassing van Nederlands en Europees gegevensbeschermingsrecht op diensten als Twitter is primair afhankelijk van de vraag of de verantwoordelijke voor de gegevensverwerking aan dat recht is onderworpen. Dat zal doorgaans het geval zijn wanneer de verantwoordelijke is gevestigd in Nederland of een andere lidstaat van Europese Unie en aldaar ook het doel en de middelen voor de gegevensverwerking vaststelt. Wat Twitter Inc. betreft, moet worden vastgesteld dat dit bedrijf niet is gevestigd in Nederland of elders in de Europese Unie, maar in de Verenigde Staten. Er moet daarom van worden uitgegaan dat de gebruikers van de diensten van Twitter Inc. een beroep op Amerikaans gegevensbeschermingsrecht moeten doen voor de bescherming van hun gegevens.
De plannen voor het ontwikkelen van zorgvoorzieningen in Hilvarenbeek |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de plannen voor het ontwikkelen van zorgvoorzieningen in Hilvarenbeek, genaamd Hilverhoeve?1
Ja.
Staat u positief ten opzichte van initiatieven voor woon-zorgcomplexen, al dan niet privaat? Zo nee, waarom niet?
Ja, omdat daarmee de keuzemogelijkheden voor burgers op het terrein van wonen, welzijn en zorg worden vergroot.
Bent u bekend met de afweging die in gemeenteraden waar dit soort projecten een mogelijkheid is ten aanzien van de budgetten Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)? Zo ja, weet u of dit ook in andere gemeenten speelt dan alleen in Hilvarenbeek?
Gemeenten maken beleid op het terrein van wonen, welzijn en zorg. Dat doen zij in de regel samen met andere partijen: corporaties, zorg- en welzijnsinstellingen, Wmo-raad etc. Waar het gaat om (private) initiatieven zal de gemeente tal van afwegingen moeten maken en die betreffen niet alleen het beslag op het Wmo-budget, maar ook de relatie met de plannen van de gemeente op het terrein van wonen, welzijn en zorg, de ruimtelijke ordening etc.
Ik ken geen voorbeeld van een project dat om deze reden niet door is gegaan, maar uiteraard is niet uit te sluiten dat er voorbeelden zijn.
Ik heb geen overzicht over het resultaat van de afwegingen die in de verschillende gemeenten worden gemaakt, maar ik heb geen signalen ontvangen dat er daadwerkelijk een structureel probleem speelt bij de realisatie van woonzorgcomplexen in relatie tot het beslag op het Wmo-budget.
In het concrete geval Hilvarenbeek speelden eveneens meerdere factoren, waaronder de schaal, de plannen rond wonen, welzijn en zorg in andere kernen etc. Ik heb inmiddels vernomen dat in de casus Hilvarenbeek een oplossing lijkt te zijn gevonden.
Deelt u de mening dat er een leemte is in de wet- en regelgeving als het gaat om het risico ten aanzien van het lokale Wmo-budget inzake deze ontwikkelingen daar met deze gewenste ontwikkeling de kans neemt toe dat de aanvragen op het Wmo-budget van de gemeente onevenredig fors stijgen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, kunt u bijdragen aan de afweging die gemeenteraden maken door het geven van voorlichting vanuit uw ministerie?
Of de vestiging van een woonzorgcomplex in een gemeente per saldo voor- of nadelen oplevert voor het Wmo-budget hangt van meerdere factoren af. Zo is de hoogte van het budget voor een gemeente onder meer afhankelijk van een aantal verdeelmaatstaven: het aantal inwoners, het medicijngebruik en leeftijdsopbouw. Een nieuw woonzorgcomplex kan een aanzuigende werking hebben op oudere burgers uit andere gemeenten. Deze kunnen afhankelijk van – de ontwikkeling van – hun ondersteuningsbehoefte een extra beroep doen op het Wmo-budget. Het verdeelmodel voorziet erin dat aan de hand van de verdeelmaatstaven het Wmo-budget voor de betreffende gemeente wordt aangepast. Het gaat hier dus om een mogelijke verschuiving van kosten van ondersteuning van de ene gemeente naar een andere gemeente. De vraag of hier een leemte in de wet is, is dus vooral een vraag over de werking van het verdeelmodel.
In het Periodiek Onderhoudsrapport wordt jaarlijks gemonitord of het verdeelmodel nog in overeenstemming is met de feitelijke uitgaven. Indien de uitkomsten van het Periodiek Onderhoudsrapport grote verschillen laten zien, is dit aanleiding tot een verdiepend onderzoek naar de oorzaken en eventuele aanpassing van het verdeelstelsel (c.q. bovengenoemde verdeelmaatstaven en hun weging).
Een verdeelmodel dat uit zou gaan van de feitelijke zorgbehoefte van de inwoners van een bepaalde gemeente, is onuitvoerbaar. Gelet op bovenstaande zie ik geen aanleiding voor maatregelen c.q. het geven van voorlichting vanuit het ministerie.
Overigens ben ik aan het bekijken hoe ik ervoor kan zorgen dat zwaardere vormen van zorg kunnen worden voorkomen en mensen langer thuis kunnen blijven wonen. Hiertoe onderzoek ik onder meer samen met de Minister van Binnenlandse Zaken of het mogelijk is om in het financieel arrangement voor de Wmo de juiste financiële prikkels in te bouwen. Deze onderzoeksvraag maakt deel uit van een breder onderzoek naar de omvang en de verdeling van het Gemeentefonds, waarvan de eerste resultaten in het voorjaar worden verwacht.
In dit kader merk ik op dat ik verwacht dat de voorgenomen overheveling van begeleiding naar gemeenten een stimulans zal zijn voor extramuralisering.
Zijn er projecten bij u bekend die door deze afweging niet zijn door gegaan? Zo ja, om hoeveel zorgplaatsen gaat het? Bent u van plan hier maatregelen op te nemen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 3.
Wat kunt u doen aan het gegeven dat gemeenten die willen meewerken aan deze maatschappelijk gewenste voorzieningen eigenlijk gestraft worden voor goed gedrag daar zij immers een onevenredig grote claim op de Wmo-budgetten kunnen verwachten, anders dan als zij geen medewerking verlenen aan woonzorgcomplexen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u ervan op de hoogte dat dit soort projecten ook de ontwikkeling van de zorgservicecontracten speelt en dat veel gemeenten er mee worstelen in hoeverre zij de inhoud daarvan mede kunnen bepalen? Zijn problemen als de juridische houdbaarheid en de vraag in hoeverre een gemeente zich er op kan beroepen bij u bekend en zo ja, kunt u gemeenten hier een handreiking voor leveren?
Woonzorgcomplexen sluiten vaak zorgservicecontracten af met hun bewoners. Zorgservicecontracten betreffen overeenkomsten tussen burgers enerzijds en aanbieders van wonen, zorg en diensten anderzijds. Gemeenten hebben daar in beginsel geen rol in. Een handreiking voor gemeenten acht ik dan ook niet zinvol.
De fiscale aftrekbaarheid van schikkingen in fraudezaken |
|
Farshad Bashir , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
![]() |
Waarom zijn er weer transacties gesloten in het vastgoedfraudezaak Klimop? Op welk moment precies en op basis van welke argumenten heeft u hier mee ingestemd?
Ik verwijs naar het antwoord op vragen van het lid Gesthuizen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 3362) en naar het verslag van het spoeddebat van 30 juni 2010 over schikkingen in vastgoedfraudezaken (Kamerstukken II, 2009–2010, 93–7698 – 93–7704).
Ik heb op 24 december 2010 ingestemd met deze transacties op grond van de volgende argumenten. De strafbare feiten zijn terug te brengen tot één feitencomplex waarin de verschillende verdachten een rol hebben gespeeld. De natuurlijke persoon waarmee getransigeerd is had daarin een ondergeschikte rol. De verdachte met een leidende rol in dit feitencomplex wordt gedagvaard. Verder was aan de door het Openbaar Ministerie (OM) voor transigeren gestelde voorwaarde voldaan dat de verdachten tot een regeling met de benadeelde partijen zouden komen waarin het in de strafzaak berekende wederrechtelijk verkregen voordeel in ieder geval volledig zou zijn verwerkt. Daardoor zijn deze benadeelde partijen vroegtijdig schadeloos gesteld. Verder heb ik de transacties afgezet tegen de afdoening van het totale feitencomplex binnen het Klimop-onderzoek. Uit het feit dat ik op grond van deze argumenten met de transacties heb ingestemd kunt u afleiden dat ik van mening ben dat ze een doelmatige afdoening vormen van een deel van de Klimop-strafzaak, waarmee een effectieve en passende strafrechtelijke reactie wordt gegeven op de strafbare feiten. Overigens gaat het bij drie van de vier transacties om rechtspersonen, waartegen ook bij een dagvaarding geen taakstraf (of gevangenisstraf) kan worden geëist.
In dit omvangrijke onderzoek wordt ernaar gestreefd met de beschikbare capaciteit bij de opsporingsdiensten, het OM en de zittende magistratuur (ZM) een maximaal effect te bereiken door een aanpak waarbij aan zoveel mogelijk verdachten een sanctie kan worden opgelegd en maximaal herstel van de schade voor de benadeelde partijen wordt behaald. Dat heeft geleid tot een gedifferentieerde afdoening waarbij voor de openbare terechtzitting is geconcentreerd op de natuurlijke personen die als hoofdverdachte kunnen worden gekwalificeerd vanwege hun actief sturende rol en de omvang van het genoten voordeel. Dit is wat er in het persbericht van het OM (10 januari 2011, www.om.nl)bedoeld wordt met een passende, evenwichtige en doelmatige afdoening van de omvangrijke Klimop-strafzaak als geheel.
Wat wordt precies bedoeld met de zin in het persbericht van het Openbaar Ministerie (OM) dat met het afdoen van zaken van verdachten met een transactie een passende, evenwichtige en doelmatige afdoening wordt bereikt van deze omvangrijke strafzaak?1 Wat is er precies passend en evenwichtig aan deze schikking?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat deze vastgoedfraudezaak zo ingewikkeld en grootschalig is dat deze zaak met de huidige capaciteit van het OM, FIOD-ECD en rechterlijke macht onmogelijk volledig kan worden onderzocht en niet in het geheel voorgelegd kan worden aan de strafrechter? Zo ja, hoe beoordeelt u dit feit?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u het feit dat verdachten van miljoenenfraude in het kader van de transactie weg kunnen komen met een boete en maximaal 120 uur taakstraf?
Zie antwoord vraag 1.
Op basis waarvan wordt beoordeeld aan of verdachten een transactie wordt aangeboden dan wel voor de strafrechter worden gebracht?
Ik verwijs naar het antwoord op vragen van het lid Gesthuizen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 3362).
Waarom is bij deze schikkingen geen openheid gegeven over de hoogte van de regelingen met benadeelde partijen en de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel?
In het persbericht is hoogte van de regeling tussen de benadeelde partijen en de verdachten niet weergegeven, omdat de partijen naast overeenstemming over het wederrechtelijk verkregen voordeel ook overeenstemming bereikt over schadeclaims en reële vorderingen en schulden uit werkzaamheden. Het onderscheid daartussen viel niet altijd eenduidig vast te stellen. Bij andere transacties in het onderzoek Klimop speelde deze complexe situatie niet.
Is het waar dat schikkingen in strafzaken, zoals in deze grootschalige vastgoedfraudezaak deels fiscaal aftrekbaar zijn, waardoor de schikking netto veel lager uit kan vallen?2 Hoe is dit mogelijk?
Ik verwijs naar de antwoorden op vragen van het lid Koolmees van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1386) en naar het antwoord op vraag 6 van het lid Recourt van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1423).
Deelt u de mening dat het volstrekt onaanvaardbaar is dat de belastingbetaler op deze manier meebetaalt aan schikkingen in strafzaken? Welke maatregelen gaat u nemen om er zo snel mogelijk voor te zorgen dat dit voorkomen wordt?
Zie antwoord vraag 7.
Sociale protesten in Tunesië |
|
Harry van Bommel |
|
|
|
Kent u de berichten over het gewelddadig neerslaan van vreedzame demonstraties in Tunesië? Wat is volgens u de actuele stand van zaken met betrekking tot het aantal gedode en aangehouden demonstranten?
Deelt u de opvatting dat onmiddellijke vrijlating moet worden geëist van gevangenen die vreedzaam hebben gedemonstreerd de afgelopen dagen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe zorgt u voor meer druk op Tunesië?
Deelt u de opvatting dat onderhandelingen tussen de EU en Tunesië over nauwere economische banden moeten worden opgeschort indien er geen verbetering optreedt in de mensenrechten en fundamentele vrijheden in Tunesië? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u dat bepleiten in EU-verband?
De alarmerende stijging van identiteitsfraude |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Alarmerende stijging van identiteitsfraude»?1
De precieze omvang van het verschijnsel identiteitsfraude is niet bekend. Naast de meldingen die het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude (CMI) ontvangt, komen aangiften en meldingen binnen bij de politie en bij bijvoorbeeld banken. Mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties laat onderzoek doen naar de omvang van identiteitsfraude op basis van bestaande bronnen. Naar verwachting is dit onderzoek medio 2011 gereed.
Denkt u, net als de genoemde deskundigen, dat het aantal van 166 meldingen van identiteitsfraude sinds 1 maart 2010 slechts het topje van de ijsberg is? Heeft u enig idee van de werkelijke omvang van dit (vermoedelijk groeiende) probleem? Zo nee, ziet u aanleiding onderzoek te laten verrichten naar de werkelijke omvang van dit probleem?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op het verwijt dat justitie laks te werk gaat ten aanzien van identiteitsfraude?
Ik deel deze mening niet. Zo heeft mijn departement in samenwerking met de politie en de Koninklijke marechaussee in 2010 een handreiking identiteitsfraude voor de politie gemaakt (www.overheid.nl/identiteitsfraude/informatie-voor-de-politie). Dit is gebeurd omdat het belang wordt erkend dat de verschillende vormen van identiteitsfraude als strafbare handelingen herkend worden. Het doel van de handreiking is politiefunctionarissen te helpen bij het benutten van de bestaande wettelijke instrumenten bij het opnemen van de aangifte.
Waar op basis van opportuniteits- en prioriteitsafwegingen mogelijk worden zaken door het Openbaar Ministerie opgepakt.
Verder is het CMI ingesteld om ondermeer zoveel mogelijk te voorkomen dat slachtoffers van identiteitsfraude klem komen te zitten tussen overheidsinstanties, fouten niet hersteld worden en slachtoffers geconfronteerd blijven worden met de ongewenste gevolgen van identiteitsfraude (ik verwijs naar het antwoord op vragen van het lid Gesthuizen van uw Kamer, Kamerstukken II, 2010–2011, Aanhangsel Handelingen, nr. 18).
Welke artikelen uit het Wetboek van Strafrecht kunnen een rol spelen bij de diverse vormen van identiteitsfraude? Volstaan deze artikelen naar uw mening om alle vormen van identiteitsfraude effectief aan te kunnen pakken? Zo nee, bent u bereid zo nodig aanvullende strafbepalingen voor te stellen?
Uiteenlopende artikelen van valsheid in geschrift tot witwassen kunnen van toepassing zijn. Voor een overzicht van relevante strafbepalingen verwijs ik naar de hiervoor genoemde handreiking voor de politie. Deze strafbepalingen zijn toereikend voor het bestrijden van identiteitsfraude, op enkele punten na. Die lacunes worden aangevuld. Op zeer korte termijn zal ik met het oog daarop een conceptwetsvoorstel, dat tot doel heeft fraude met identiteitsbewijzen strafrechtelijk beter te kunnen aanpakken, voor consultatie voorleggen aan onder meer de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en het College van procureurs-generaal.
Welke maatregelen gaat u nemen om het groeiende probleem van identiteitsfraude beter aan te kunnen pakken?
Aangezien op dit moment niet bevestigd kan worden dat sprake is van een groei in het aantal gevallen van identiteitsfraude, bestaat er voor mij geen aanleiding om aanvullende maatregelen te nemen.
Het verzet tegen afschaffen van de bonnenquota |
|
Ronald van Raak |
|
Deelt u de verontwaardiging over de brief van korpsbeheerder van de politie Zuid-Holland-Zuid, die u oproept uw beslissing over bonnenquota te nuanceren?1 Zo nee, waarom niet?
Op 23 december 2010 ontving ik een brief van de korpsbeheerder van de politieregio Zuid-Holland-Zuid over de werkwijze in zijn korps. Ik heb geantwoord dat deze werkwijze sturing op bonnenquota bevat en daarvan geen sprake meer kan zijn. Op 17 januari heeft de korpsbeheerder mij geantwoord dat hij hierover niet met mij van mening verschilt. Alle medewerkers van de regiopolitie Zuid-Holland-Zuid zijn door de korpsbeheerder inmiddels verzocht het werken met de bonnenquota te beëindigen.
Zijn er meer korpsbeheerders en korpschefs die u met een soortgelijke boodschap hebben benaderd?
Nee. Wel heb ik naar aanleiding van signalen uit korpsen en in de media die erop wijzen dat het stopzetten van bonnenquota nog steeds niet overal lijkt te zijn gebeurd actie ondernomen. Hierover heb ik u geïnformeerd in mijn brief van 18 januari jl.
Wat betekent deze opstelling van de politieleiding voor de plannen voor een nationale politie, waarin u zelf meer leiding zult moeten nemen?
In de nationale politie zoals die het kabinet voor ogen staat, is de korpschef belast met de leiding en het beheer van de politie. De korpschef opereert onder verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie, die beschikt over de sturingsinstrumenten om zijn ministeriële verantwoordelijkheid volledig te kunnen waarmaken. Een concept-wetsvoorstel dat hierin voorziet, is op 14 december jl. ter consultatie verzonden.
Wat vindt u van het feit dat korpsbeheerders en korpschefs uitspraken van de Tweede Kamer niet serieus lijken te nemen?
Zoals ik in mijn brief aan de Kamer van 18 januari jl. heb aangegeven zullen korpsbeheerders en korpschefs uitvoering geven aan het besluit de bonnenquota stop te zetten. De voorzitters van het korpsbeheerdersberaad en van de Raad van korpschefs hebben dat ook tegenover mij bevestigd.
Hoe gaat u de korpsbeheerders en korpschefs duidelijk maken dat besluiten van de Tweede Kamer niet optioneel zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Koperdieven die anoniem hun koper kunnen verkopen |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Eénvandaag van maandag 10 januari 2011 en het artikel in de Volkskrant van zaterdag 8 januari 2011 over koperdiefstal?
Ja.
Hoe groot is de (immateriële) schade die de maatschappij jaarlijks lijdt als gevolg van koperdiefstal?
Ik heb geen zicht op de totale omvang van de schade die jaarlijks wordt geleden als gevolg van koperdiefstal. Volgens ProRail bedragen de directe schade en kosten van het herstel van schade, als het gevolg is van koperknippen op het spoor, circa twee miljoen euro per jaar, de kosten van preventieve maatregelen circa één miljoen euro per jaar en de maatschappelijke schade door vertraging van reizigers en goederenvervoer bijna 4 miljoen euro per jaar.
Deelt u de mening dat koperdiefstal dusdanig omvangrijk is dat op zeer korte termijn actie ondernomen moet worden om de maatschappelijke gevolgen van koperdiefstal terug te dringen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u de mening dat het invoeren van een legitimatieplicht voor verkopers van koper, analoog aan de regeling van pandjeshuizen, een goed begin is om koperdiefstal te bestrijden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u voornemens om een legitimatieplicht voor verkopers van koper op een zo kort mogelijke termijn in te voeren?
Hoewel de exacte omvang van de schade onbekend is, blijkt alleen al uit het incident met de trein in Zevenaar dat de gevolgen van koperdiefstal niet onderschat mogen worden. In overleg met de betrokken partijen ben ik gestart met het inventariseren van mogelijkheden om koperdiefstal preventief en repressief beter te bestrijden. Ook de in artikel 437, eerste lid, sub b, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen verplichting voor opkopers die zich toeleggen op de handel in ongeregelde en gebruikte goederen om een opkoperregister bij te houden en identiteitsgegevens op te vragen, wordt hierbij betrokken. De genoemde verplichting geldt ook voor handelaren in tweedehands metalen. Ik zal uw Kamer zo snel mogelijk over te nemen maatregelen informeren, naar verwachting halverwege dit jaar.
Op welke manier kan worden gerealiseerd dat alle opkopers van koper en andere niet edele metalen onder deze plicht vallen?
Zie antwoord vraag 3.
Wat zou nog meer moeten gebeuren om te voorkomen dat koper gestolen wordt?
Ten einde de risico’s van koperdiefstal bij het treinspoor zoveel mogelijk te beperken, heeft ProRail reeds een pakket aan maatregelen genomen. Er is onder meer fors geïnvesteerd in betere afscherming van de spoorbaan, bewaking en surveillance, regelmatiger inspecties waardoor weggeknipte kabels eerder worden opgemerkt, toepassing van diefstalbeperkende kabelklemmen en gebruik van alternatieve materialen voor koper. Op eventuele aanvullende maatregelen kom ik terug in de hierboven toegezegde brief over de aanpak van koperdiefstal.
De mediazuil in de isoleercel |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «TV kijken in de isoleercel»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de isoleercel in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) er primair op gericht moet zijn, mensen daar zo snel mogelijk weer uit te krijgen? Heeft de plaatsing van een mediazuil gevolgen voor de duur van het verblijf in de isoleercel? Wanneer een dergelijke mediazuil leidt tot een langer verblijf in de isoleercel, deelt u de mening dat deze mediazuil zo snel mogelijk verwijderd moet worden?
Ja ik deel uw mening dat een verblijf in de separeer in de GGZ tot het minimale moet worden beperkt. Vooralsnog is niet bekend of de mediazuil gevolgen heeft voor de duur van het verblijf in de separeer. De verwachting is dat de mediazuil bij kan dragen aan kortere separaties en deze minder traumatisch maken. Dit punt wordt bij de evaluatie van de effecten van de mediazuil betrokken.
Leidt het kijken van televisie in een isoleercel op zich al niet tot ongewenste prikkels? Hoe wordt ervoor gezorgd dat de bekeken programma's geen nadelige invloed hebben op de gemoedstoestand van de patiënt, die toch niet voor niets in de isoleercel zit?
De toepassing van de mediazuil dient gezien te worden in het licht van kwaliteitsverbetering van de toepassing van dwangmaatregelen.
Bij sommige cliënten zou het zo kunnen zijn dat televisie kijken leidt tot extra prikkels, anderen zullen er juist rustiger van worden. De cliënten die in de separeer zitten, dienen op basis van een separeerprotocol intensief geobserveerd te worden, waarbij vanzelfsprekend ook gelet wordt op de reactie van cliënten op televisieprogramma’s. Veel mensen worden onrustig van te weinig prikkels; dat kan leiden tot frustratie en agressie. De mediazuil kan door de medewerkers in- en uitgeschakeld worden. Als er sprake is van contra-indicaties voor het gebruik ervan, zal de mediazuil niet aangezet worden. Voor alle andere gevallen zal de mediazuil beschikbaar zijn.
Hoe verhoudt deze zaak zich tot de brief van uw ambtsvoorganger d.d. 10 maart 20102 over het onderzoek naar de problematiek van sanitaire voorzieningen in een isoleercel? Welke gevolgen heeft het plaatsen van een mediazuil op de beschikbaarheid van het personeel? Deelt u de mening dat de oplossing van de sanitaire problematiek voorrang heeft boven van het plaatsen van een mediazuil in psychiatrische instellingen?
De plaatsing van de mediazuil staat los van personeelsbezetting; het is een kwaliteitsinstrument. Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
Wat betreft het laatste deel van de vraag: deze zaken zijn niet goed met elkaar te vergelijken en zouden ook niet moeten wedijveren met elkaar. Zowel goede sanitaire voorzieningen als het tegengaan van deprivatie (gemis aan bepaalde zintuiglijke ervaringen of aan slaap), verveling en gevoelens van eenzaamheid en angst bij gesepareerde cliënten, verdienen beide een hoge prioritering.
Wat is uw mening over de constructie waarbij de instelling de mediazuilen tegen een kleine vergoeding van de fabrikant krijgt? Heeft de fabrikant ook voor de overige psychiatrische instellingen de mediazuil tegen een kleine vergoeding ter beschikking gesteld?3 Is het normaal gebruik binnen de psychiatrische instellingen dat fabrikanten dergelijke voorzieningen tegen een zacht prijsje ter beschikking stellen?
Mij zijn geen andere initiatieven bekend dat ook andere instellingen een mediazuil hebben geplaatst (tegen welke vergoeding dan ook). Het is de eigen verantwoordelijkheid van instellingen om instrumenten en andere producten tegen een voor hen gunstige prijs in te kopen.
Verspreiding privégegevens via het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) |
|
|
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Privégegevens gastouders op straat»?1
Ja.
Waarom worden privéadressen en telefoonnummers van gastouders gepubliceerd via het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) terwijl sommige gastouders dit niet willen?
Het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) heeft als belangrijk doel het registreren en tevens openbaar zichtbaar maken van alle kinderopvang die voldoet aan de wettelijk vastgestelde kwaliteitsnormen. Vraagouders kunnen, door het LRK te raadplegen, zelf met zekerheid vaststellen of hun kinderopvangorganisatie of gastouder aan de eisen voldoet en of zij derhalve recht hebben op een kinderopvangtoeslag. Zij kunnen bovendien de gegevens uit het LRK gebruiken voor het aanvragen van die toeslag.
Gastouderopvang wordt pas in het LRK opgenomen als zowel de gastouder zelf als de opvanglocatie aan de eisen voldoet. Omdat gastouders op meer lokaties werkzaam kunnen zijn, biedt alleen het tonen van de opvanglokatie aan vraagouders zekerheid over het «goedgekeurd zijn» van hun gastouderopvang en over het daaraan gekoppelde recht op een kinderopvangtoeslag.
Doordat gastouders in de meeste gevallen op het eigen woonadres opvang verzorgen, staat dat eigen woonadres vaak als opvanglokatie in het LRK vermeld.
In het Besluit registratie kinderopvang is geregeld dat gastouders en hun opvanglocaties die in het LRK zijn geregistreerd, zichtbaar zijn via internet.
Deze wetgeving is in juni 2009 voorgelegd aan het College Bescherming Persoongegevens, die tegen de openbaarheid van deze gegevens geen bezwaar maakte.
In het LRK worden naast de naam van de gastouder en de opvanglokatie ook de contactgegevens van het gastouderbureau getoond, waaronder het telefononnummer van het gastouderbureau. In een aantal gevallen heeft de gemeente – die de gegevens in het LRK invoert – hier abusievelijk het telefoonnummer van de gastouder zelf ingevoerd, in plaats van dat van het gastouderbureau. Gastouders die dit vaststellen kunnen dit via hun gastouderbureau door de gemeente laten herstellen.
Kunt u ervoor zorgen dat de privégegevens van gastouders in principe niet worden verspreid via het LRK tenzij de betrokkene hier expliciet toestemming voor heeft gegeven?
In mijn antwoord op vraag 2 heb ik beschreven wat de achtergrond is van het tonen van het opvangadres in het LRK. Op het moment dat een gastouder zich laat registeren in het LRK en zich derhalve op een professionele manier met kinderopvang gaat bezighouden, is de consequentie dat de opvanglocatie in het LRK getoond wordt. Door een aanvraag tot registratie in te dienen gaat de gastouder impliciet akkoord met die vermelding. Gezien het doel van het LRK kan ik de gastouder hierin geen keuze bieden.
Kunt u de privégegevens op korte termijn verwijderen van het LRK?
In mijn antwoord op vraag 2 heb ik uitgelegd wat het doel is van het tonen van de opvanglokatie in het LRK. Ik wil vasthouden aan de huidige opzet van het LRK, waarin van iedere gastouder de opvanglocatie wordt getoond. In mijn antwoord op vraag 2 heb ik tevens aangegeven dat gastouders hun telefoonnummer wel kunnen laten verwijderen, indien dat abusievelijk door de gemeente in de contactgegevens is opgenomen. Het gastouderbureau dient hiertoe een mutatieformulier in bij de gemeente.
De plannen voor privatisering van het gevangeniswezen en het bericht 'kleinere cel is beter' |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat u van mening bent dat de gevangenissen soberder moeten en Nederlandse cellen wel wat kleiner kunnen?1 Wanneer kan de Kamer een gemotiveerde onderbouwing van deze standpunten, inclusief uitgewerkte plannen voor het gevangeniswezen, verwachten?
Ook voor het gevangeniswezen geldt dat telkens een afweging moet worden gemaakt op welke wijze de taken het meest kosteneffectief kunnen worden uitgevoerd. Tijdens een recent werkbezoek in het Verenigd Koninkrijk heb ik een (private) gevangenis bezocht. Ik heb daar kunnen vaststellen dat het kennelijk ook mogelijk is om op een adequate wijze invulling te geven aan de detentietaak in cellen die kleiner zijn dan in Nederland. Daarmee heb ik niet willen aangeven dat ik een voorstander ben van kleinere cellen in Nederland. Ik heb dan ook geen concrete voornemens op dit punt, zeker niet wat betreft het aanpassen van de huidige gevangenissen.
Blijft u nog steeds van mening dat de uitgangspunten van het programma «Modernisering Gevangeniswezen» overeind staan?
De persoonsgerichte aanpak vormt het hart van het programma Modernisering Gevangeniswezen (MGW). Met deze aanpak worden bemoedigende resultaten geboekt en het kabinet zet deze aanpak dan ook voort. Er is wel sprake van een belangrijk accentverschil: de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde staat meer voorop. Gedetineerden die geen gebruik maken van de mogelijkheden die hun worden geboden en niet serieus werken aan hun eigen toekomst en bij herhaling recidiveren, kunnen rekenen op een soberder aanpak. Ik acht het niet verantwoord te blijven investeren in gedetineerden bij wie is vast komen te staan dat dat geen toegevoegde waarde heeft.
Bent u bereid een volledig overzicht te geven van de kosten voor het huisvesten van gedetineerden, uitgesplitst naar beveiliging, dagprogramma, kosten gebouwen, etc?
Het gevangeniswezen kent verschillende bestemmingen met een eigen dagprijs. De hoogte van de dagprijs is onder meer afhankelijk van het van toepassing zijnde dagprogramma en de benodigde mate van beveiliging en zorg (inclusief psycho-medische zorg). In de begroting 2011 is een gemiddelde dagprijs per cel voor het gevangeniswezen opgenomen van € 231. Dit bedrag is inclusief de toeslagen voor de landelijke diensten (waaronder de Dienst Vervoer en Ondersteuning en de shared service centra) en de centrale overhead, waaronder de kosten voor het hoofdkantoor. De kosten voor het dagprogramma bedragen gemiddeld genomen ca. 25% van het totaal. Ditzelfde percentage van 25% geldt ook voor zowel de beveiligingskosten als de huisvestingskosten. De resterende 25% bestaat met name uit verzorgingskosten en trajectkosten.
Hoeveel denkt u de komende tijd extra te kunnen besparen op de gevangenissen? Ten koste van welke in de vorige vraag genoemde aspecten zal dit gaan?
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, kunnen gedetineerden die geen gebruik maken van de mogelijkheden die hun worden geboden en niet serieus werken aan hun eigen toekomst en bij herhaling recidiveren, voortaan rekenen op een soberder aanpak. Uw Kamer kan nog dit jaar een uitwerking verwachten van deze nieuwe aanpak.
Hoeveel is er de laatste jaren reeds bezuinigd op het gevangeniswezen, inclusief (nog niet gerealiseerde) «taakstellingen»?
Het gevangeniswezen is onderdeel van het agentschap Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Aan DJI opgelegde algemene kortingen (bijvoorbeeld het niet uitkeren van de loonbijstelling) en taakstellingen (bijvoorbeeld de algemene doelmatigheidskorting) worden naar rato toebedeeld aan de onder DJI ressorterende sectoren, waaronder het gevangeniswezen. De afgelopen jaren zijn aan het gevangeniswezen taakstellingen en kortingen opgelegd die oplopen tot een bedrag van ca. € 220 miljoen op jaarbasis. Ongeveer de helft hiervan betreft capaciteitsgerelateerde taakstellingen en kortingen. De andere helft heeft met name betrekking op efficiencykortingen, niet uitkeren van loon- en prijsbijstellingen en arbeidsvoorwaarden, alsmede het beperken van de kosten voor externen. Deze taakstellingen en kortingen hebben een structureel karakter.
Op welke wijze denkt u de gevangenissen verder te kunnen versoberen?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze gaat u de cellen verkleinen? Geldt dit alleen voor nieuwbouw of gaan er ook grootschalige verbouwingen plaatsvinden? Welke minimum afmetingen van de cellen heeft u hierbij in gedachten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn nu precies uw plannen met betrekking tot de privatisering van het gevangeniswezen? Voor welke taken denkt u dat privatisering in optie kan zijn? En voor welke taken sluit u privatisering uit? Bent u bereid privatisering van het zogeheten «primaire proces» (het werken met gedetineerden) uit te sluiten van privatisering omdat dit een publieke taak is en bezuinigingen hierop als gevolg van commerciële doelstellingen rechtstreeks de veiligheid van de maatschappij raken? Zo nee, waarom niet?
In het Regeerakkoord staat het voornemen om de privatisering van voor het gevangeniswezen relevante taken voor te bereiden. Alvorens een besluit te nemen laat ik een onderzoek uitvoeren door het WODC naar de ervaringen met private gevangenissen in verschillende landen en de mogelijkheden voor Nederland. Een grondig onderzoek is nodig, omdat het hier gaat om een complexe materie die een zorgvuldige besluitvorming vereist. Ik verwacht de uitkomsten van het onderzoek deze zomer, waarna ik uw Kamer na het zomerreces nader zal informeren.
Er zijn in het Verenigd Koninkrijk en ook daarbuiten goede ervaringen opgedaan met de privatisering van gevangenissen. Door de komst van private gevangenissen in het Verenigd Koninkrijk is het publieke monopolie doorbroken en de concurrentie die als gevolg hiervan is ontstaan heeft niet alleen geleid tot kostenreducties, maar ook tot een hogere effectiviteit. Ook bij publieke gevangenissen heeft dit geleid tot verbeteringen, omdat zij geleerd hebben van de technieken die door de marktpartijen zijn toegepast. Tot nu toe ging het in het Verenigd Koninkrijk om nieuwe gevangenissen. Er zijn echter ook evaluatierapporten bekend die minder positief zijn over de gevolgen van privatisering. Vandaar het besluit om het WODC een grondig literatuuronderzoek te laten verrichten en de voor- en nadelen van privatisering op een rij te laten zetten. Op voorhand sluit ik geen activiteiten uit van privatisering. Het onderzoek van het WODC moet er juist meer duidelijkheid in brengen welke mogelijkheden er zijn en aan welke voorwaarden moet worden voldaan. Het garanderen van de veiligheid van de maatschappij is en blijft uiteraard ook wat betreft het kabinet een eerste vereiste.
Hoeveel mensen die dagelijks werkzaam zijn in de Nederlandse gevangenissen heeft u sinds uw aantreden als staatssecretaris gesproken?
Sinds het aantreden van dit kabinet heb ik aan drie penitentiaire inrichtingen, twee justitiële jeugdinrichtingen en een detentiecentrum een werkbezoek gebracht. Tijdens deze bezoeken heb ik met tal van medewerkers gesproken uit de betreffende inrichtingen. In de komende periode heb ik het voornemen om alle justitiële inrichtingen te bezoeken.
Klopt het dat u van mening dat de macht van de vakbonden doorbroken moet worden om veranderingen in het gevangeniswezen te bewerkstelligen? Zo ja, hoe komt u hierbij? Bent u bereid om er voor te zorgen dat het personeel niet minder maar juist meer te zeggen moet krijgen over werk dat zij doen?
Het gevangeniswezen maakt een groot veranderingsproces door als gevolg van de implementatie van het programma MGW. MGW is een participatief proces, waarbij vanaf de ontwikkeling van de visie en het strategisch kader vertegenwoordigers van alle functiegroepen binnen het gevangeniswezen betrokken zijn geweest. Ook de medezeggenschap en de bonden zijn op alle daarvoor bestemde momenten in het proces betrokken. Mijn opmerking tijdens een werkbezoek in het Verenigd Koninkrijk over de macht van de vakbonden, dient in de historische context aldaar te worden geplaatst. Naar ik heb begrepen heeft dit punt in het Verenigd Koninkrijk wel meegespeeld in het proces dat uiteindelijk heeft geleid tot het besluit een aantal gevangenissen te privatiseren.
Hoe gaat u de veiligheid van het personeel waarborgen wanneer er, al dan niet als gevolg van privatisering, verder bezuinigd gaat worden op de gevangenissen?
Zoals ik reeds heb aangegeven in het antwoord op vraag 8 blijft het garanderen van de veiligheid van de maatschappij een eerste vereiste. Dat geldt evenzeer voor het garanderen van de veiligheid van het personeel en de gedetineerden. Zie overigens ook het antwoord op de vragen 9 en 10.
Bent u bereid de veiligheid van het personeel op de eerste plaats te zetten, hieraan nooit of te nimmer concessies te doen en vooral goed te luisteren naar de mensen zelf die dit belangrijke werk doen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Zie antwoord vraag 11.
De uitspraak van de Raad van State over de vreemdelingenbewaring van Irakezen |
|
Joël Voordewind (CU), Hans Spekman (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 januari 2011 over de vreemdelingenbewaring van een Irakese vreemdeling?
Ja.
Wat is uw verklaring voor het feit dat deze Irakese vreemdeling onrechtmatig in vreemdelingenbewaring is gehouden, terwijl het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in een brief van 3 november 2010 duidelijk had aangegeven dat uitzettingen naar Irak in elk geval tot en met 24 november 2010 moesten worden opgeschort? Bent u zich ervan bewust dat rechtmatige vreemdelingenbewaring slechts kan bestaan als er zicht is op uitzetting van de vreemdeling naar het land van herkomst?
Bij brief van 3 november 2010 is door het EHRM aangeven dat er voor 24 november 2010 een nader oordeel zou worden gegeven over de vraag of de algemene situatie in Irak rechtvaardigde dat verzoeken om interim measures zonder meer dienden te worden toegewezen. Tot 24 november 2010 zijn, zoals uw kamer op 4 november 2010 gemeld, geen uitzettingen verricht. Het is juist dat er in de periode van 3 november 2010 tot 24 november 2010 een uitzettingsbeletsel bestond. Echter, nu dit uitzettingsbeletsel in de tijd beperkt was, kon de maatregel van vreemdelingen bewaring in lijn met staande jurisprudentie van de Afdeling voortduren, nu het zeer wel mogelijk was dat de uitzetting na 24 november 2010 wederom ter hand kon worden genomen. Het EHRM heeft op 23 november 2010 aangegeven dat verzoeken om een interim measure te treffen vanaf dat moment wederom op individuele merites zouden worden beoordeeld en niet zonder meer zouden worden toegewezen. De maatregelen van vreemdelingenbewaring zijn voortgezet en de voorbereiding van de daadwerkelijke uitzetting is wederom ter hand genomen, behoudens die gevallen, waarin een maatregel niet kon worden voorgezet omdat een in het individuele geval getroffen interim measure na 24 november 2010 werd verlengd. Dit betrof ongeveer zes gevallen. In vier gevallen werd niet voldoende tijdig onderkend dat deze interim measures een duidelijke einddatum kenden en deze maatregelen zijn abusievelijk op of omstreeks 3 november 2010 beëindigd.
Er is in de periode tot 24 november 2010 en daarna steeds – voldoende – zicht op uitzetting geweest om de voortduring van de vreemdelingenbewaring van Irakese vreemdelingen te rechtvaardigen.
Deelt u de mening dat de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betekent dat alle Irakese vreemdelingen die tussen 3 en 24 november 2010 in bewaring zaten, onrechtmatig in detentie zaten en recht hebben op een schadevergoeding? Kunt u dit toelichten?
Ik deel die mening niet. De Afdeling heeft uitspraak gedaan op basis van de feiten die voorlagen in het individuele dossier. Mij is gebleken dat het beeld van de gang van zaken in andere procedures dat ter zitting is ontstaan, niet strookt met de werkelijke gang van zaken, zoals beschreven in antwoord op vraag 2. Door hetgeen tijdens de zitting aan de Afdeling door beide partijen is gepresenteerd, heeft de Afdeling de indruk gekregen dat de minister de vreemdelingenbewaring van alle Irakese vreemdelingen heeft beëindigd, met uitzondering van die zaak welke voor de Afdeling werd gebracht. Tegen deze achtergrond heeft de Afdeling haar uitspraak gedaan. Ik heb de vreemdeling op wie de uitspraak betrekking heeft uiteraard in vrijheid gesteld. De context van de zaak maakt evenwel dat ik van mening ben dat deze uitspraak zich niet leent voor het trekken van verderstrekkende conclusies ten aanzien van andere zaken.
Bent u tevens van mening dat de vreemdelingbewaring van alle Irakese vreemdelingen die tussen 3 en 24 november 2010 vastzaten, moet worden opgeheven? Is dit inmiddels gebeurd? Kunt u beide antwoorden toelichten?
Op beide deelvragen is het antwoord ontkennend. Zoals uit de antwoorden 2 en 3 volgt, ben ik van mening dat de gekozen handelswijze niet onrechtmatig is.
Hoeveel Irakezen bevonden zich op 3 november 2010 in vreemdelingenbewaring? Hoeveel van hen zijn er in de periode van 3 november 2010 tot en met 24 november 2010 vastgehouden en hoeveel zijn er vrijgelaten? Hoelang hebben zij die niet zijn vrijgelaten uiteindelijk onrechtmatig in vreemdelingenbewaring gezeten?
Op 3 november 2010 bevonden zich ongeveer 160 Irakezen in vreemdelingenbewaring. Van die groep is de vreemdelingenbewaring van ongeveer 40 vreemdelingen om uiteenlopende redenen opgeheven in de periode tussen 3 en 24 november 2010. De andere Irakezen zijn in bewaring gebleven. Aangezien het een tijdelijk uitzettingsbeletsel betrof en het zeer wel mogelijk was dat de verwijdering na 24 november 2010 wederom ter hand kon worden genomen, is, zoals ik reeds uiteengezet heb, geen sprake van onrechtmatige vreemdelingenbewaring.
Welk beleid is door u in die periode toegepast met betrekking tot het al dan niet vrijlaten van Irakezen in vreemdelingenbewaring? Hoe kan het dat uw procesvertegenwoordiger ter zitting bij de Raad van State, waar hij uw beleid daaromtrent in een individuele zaak moest verdedigen, niet met zekerheid kon zeggen in welke gevallen de bewaring wel was opgeheven en in welke niet? Wat is uw oordeel daarover en over het feit dat het beleid blijkbaar niet eenduidig was, mede gelet op de kwetsbare positie en rechtszekerheid van Irakezen in vreemdelingenbewaring?
Mijn beleid heb ik in het antwoord op vraag 2 uiteengezet. De procesvertegenwoordiger heeft zich in die zaak voorbereid op de feiten en omstandigheden van het individuele dossier. De betreffende vraag van de Afdeling over de gang van zaken in andere dossiers, was niet voorbereid. De procesvertegenwoordiger beschikte niet over de feitelijke informatie om ter zitting de stellingen van de advocaat van de vreemdeling te weerleggen. Deze gang van zaken is geen reden om ten aanzien van de groep als geheel een ander standpunt in te nemen.
Deelt u de mening dat deze gang van zaken eens temeer bewijst dat u uitspraken van het EHRM adequaat moet opvolgen en dat het in vreemdelingenbewaring houden van mensen die niet kunnen worden uitgezet geen enkel doel dient en altijd moet worden voorkomen? Deelt u de mening dat voor deze Irakese vreemdelingen in deze situatie een lichter middel dan vreemdelingenbewaring had kunnen worden ingezet? Kan dit voor toekomstige Irakese vreemdelingen (voor wie een bewaringsgrond bestaat) alsnog, nu de terugkeer naar Irak nog steeds slechts zeer sporadisch mogelijk is? Kunt u deze antwoorden toelichten?
Vreemdelingenbewaring is een laatste middel dat eerst wordt toegepast als niet met een lichter middel kan worden volstaan. Indien voldoende blijkt dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken, kan de maatregel van vreemdelingenbewaring worden toegepast. Er is voldoende zicht op uitzetting om vreemdelingenbewaring van Irakese vreemdelingen in zijn algemeenheid te rechtvaardigen. Of de bewaring in het individuele geval gezien de feiten en omstandigheden moet voortduren, zal in dat dossier worden beoordeeld en kan door de rechter worden getoetst. Ik ben van oordeel dat ik in onderhavige casuïstiek de uitspraken adequaat zijn opgevolgd, zoals dat ook te doen gebruikelijk is.
Heeft deze uitspraak tevens tot gevolg dat in toekomstige situaties waarbij door het EHRM een soortgelijke gemotiveerde interim measure wordt afgegeven, de vreemdelingenbewaring van allen waarop die betrekking heeft, zal moeten worden opgeheven?
Deze uitspraak heeft dat gevolg niet. In mijn beantwoording van de vragen 2 en 3 heb ik uiteengezet waarom deze uitspraak zich niet leent voor het trekken van verderstrekkende conclusies ten aanzien van andere zaken. Dit zal per geval moeten worden beoordeeld en is afhankelijk van de aard en inhoud van de getroffen interim measure.