De nieuwe Hongaarse mediawet |
|
Nebahat Albayrak (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Kent u de mediawet die op 20 december 2010 door het Hongaarse parlement is aangenomen?1
Ja, daar heb ik op hoofdlijnen kennis van kunnen nemen.
Roept deze wet een nieuw mediaorgaan in het leven (NMTA) dat tot doel heeft na te gaan of media wel objectief genoeg zijn? Moeten alle in Hongarije actieve media zich verplicht bij dit orgaan registreren? Deelt u de mening dat dit op zijn minst op gespannen voet staat met de persvrijheid, zeker gelet op het feit dat NMTA gehele gecontroleerd wordt door de politieke meerderheid in het Hongaarse parlement?
De wet roept een nieuw mediaorgaan in het leven dat een toezichthoudende rol heeft. De wet bepaalt onder meer dat uitgevers van gedrukte media, internet providers en alle TV zenders (kanalen) zich officieel dienen te registreren.
De nieuwe Hongaarse Mediawet kan inderdaad strijdig zijn met de persvrijheid.
Het is daarom goed dat de Europese Commissie (EC) deze wet analyseert.
Staan in deze wet bepalingen die journalisten en media verplichten «objectief verslag te doen», waarbij hoge boetes kunnen worden uitgedeeld indien NMTA tot de conclusie komt dat de berichtgeving «niet objectief genoeg» was? Hoe verhoudt deze bepaling zich met de redactionele vrijheid, die als hoeksteen van de persvrijheid kan worden beschouwd?
Het klopt dat de wet journalisten en media verplicht objectief verslag te doen. De nieuwe Hongaarse Mediawet geeft niet het juiste signaal af over het belang van de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid.
Persvrijheid en onafhankelijke media zijn belangrijke verworvenheden en fundamentele mensenrechten in de EU. Ze bevorderen vrijheid van meningsuiting, dragen bij aan het aan de kaak stellen van mensenrechtenschendingen en geven mensen een vrije stem in het democratisch proces.
In een eerste officiële reactie op internationale kritiek op de Mediawet heeft de Hongaarse regering gezegd dat deze beperkingen juridisch gezien in lijn zijn met Europese juridische kaders.
Deelt u de kritiek van de Europese en de Wereldassociatie van krantenuitgevers (ENPA en WAN-IFRA) die van oordeel zijn dat de nieuwe wet een ernstige inbreuk vormt op de persvrijheid in Hongarije?2 Zo ja, bent u dan bereid steun uit te spreken voor de positie van ENPA en WAN-IFRA? Zo nee, waarom niet?
De nieuwe Hongaarse mediawet geeft niet de juiste signalen af. Als blijkt dat de wet inderdaad strijdig is met de Europese regelgeving, normen en waarden (het EU-aquis) en het EVRM, dan hebben naast de Commissie ook de EU-lidstaten een verantwoordelijkheid landen aan te spreken. Nederland zal dat ook doen.
Deelt u de mening dat de nieuwe mediawet een inbreuk is op de persvrijheid en daarmee een inbreuk op Europese verplichtingen die Hongarije bij toetreding tot de Europese Unie (EU) is aangegaan? Zo ja, welke actie gaat u in de EU, Raad van Europa en/of OVSE ondernemen om de kwestie van de persvrijheid in Hongarije aan de orde te stellen? Zo nee, kunt u dan uitleggen in hoeverre de nieuwe mediawet in lijn is met Europese verplichtingen die Hongarije is aangegaan?
Zoals onder 4.
Het verbieden van de vereniging Martijn |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Aangifte tegen pedofielenvereniging Martijn»1 en herinnert u zich de antwoorden van 18 juni 2010 op de schriftelijke vragen van het lid Arib van 27 mei 2010 over de vereniging Martijn?2
Ja.
Wat is de stand van zaken van de afhandeling van de aangifte die op 25 mei 2010 tegen de vereniging Martijn is gedaan? Zijn er nog andere aangiften tegen deze vereniging gedaan, bijvoorbeeld door de in het artikel genoemde vrouw? Is het openbaar ministerie (OM) een strafrechtelijk onderzoek gestart? Zo ja, waar heeft dit onderzoek toe geleid? Is er sprake van een (mogelijk) verbod van de vereniging? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment wordt door het Openbaar Ministerie (OM) een inventarisatie uitgevoerd waarbij alle informatie over (leden van) de vereniging Martijn, de opsporingsmogelijkheden en de juridische mogelijkheden van vervolging van de vereniging, zijn bestuursleden of de beheerder van het forum worden bekeken. De informatie die hierin wordt betrokken betreft onder meer de aangifte van 25 mei 2010 en de melding bij de politie van de in het bericht (De Telegraaf 20 december 2010) genoemde vrouw. Tegen de vereniging Martijn zijn verder geen aangiften ontvangen.
Deze inventarisatie betreft het in kaart brengen van de wettelijke mogelijkheden van opsporing en vervolging en geen strafrechtelijk onderzoek. De resultaten van deze inventarisatie zijn nog niet bekend. Als sprake blijkt te zijn van een concrete verdenking van strafbare feiten gepleegd door of toe te rekenen aan de vereniging, zijn bestuursleden of de beheerder van het forum, kan een strafrechtelijk onderzoek worden ingesteld.
Voor de start van deze inventarisatie zijn geen feiten vastgesteld of vervolgd waarbij sprake was van strijd met de openbare orde vanwege de werkzaamheden of het doel van de vereniging Martijn. Daarom bestaat thans geen grond om op basis van artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek aan de rechter ontbinding van de vereniging te verzoeken.
Bent u gezien uw antwoord op bovengenoemde schriftelijke vragen «reeds het uitdragen ervan [de denkbeelden van de vereniging Martijn] impliceert het vergoelijken van seksuele handelingen met kinderen» van mening dat de vereniging Martijn met die denkbeelden strafbare feiten vergoelijkt? Zo ja, kan het vergoelijken van strafbare feiten op zichzelf een strafbaar feit opleveren? Heeft u concrete voorbeelden van «strafbare vergoelijking»? Zo nee, hoe moet uw antwoord dan wel worden gelezen?
Het vergoeilijken van strafbare feiten is niet zelfstandig strafbaar gesteld.
Als er bij huiszoeking bij (bestuurs)leden van de vereniging Martijn kinderporno wordt aangetroffen, kan dit dan ook strafrechtelijke of andere gevolgen hebben voor de vereniging zelf? Zo ja, welke gevolgen zijn dan mogelijk? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Onder welke voorwaarden kan iemand bij wie kinderporno wordt aangetroffen zich effectief verweren met het argument dat dit materiaal wetenschappelijke doeleinden dient? Kan iemand bij wie thuis wapens of harddrugs worden aangetroffen zich verweren door te stellen dat dit materiaal wetenschappelijke doeleinden dient?
Bij wet van 13 juli 2002 (Kamerstukken II 2001/2002, 27 745, nr. 12 is de bijzondere strafuitsluitingsgrond bij het in voorraad hebben van kinderpornografisch materiaal, bijv. ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek, komen te vervallen.
Het verweer van een verdachte dat bij hem thuis aangetroffen wapens of harddrugs wetenschappelijke doeleinden dienen, houdt een verweer in over de wederrechtelijkheid van het voorhanden hebben. Zoals ieder verweer zal ook dit verweer door het OM en in laatste instantie door de strafrechter worden beoordeeld. In het algemeen lijkt het moeilijk voorstelbaar dat een dergelijk verweer kans van slagen heeft.
Controleert de politie de site van de vereniging Martijn op informatie die mogelijk strafrechtelijke gevolgen kan hebben? Zo ja, hoe vaak gebeurt dit? Heeft dit al geleid tot concrete actie tegen de genoemde vereniging? Zo nee, waarom niet?
De site van de vereniging Martijn wordt regelmatig bekeken door de politie. Hierin is geen bepaalde regelmaat aan te geven. Ook heeft dit tot op heden niet geleid tot een concrete verdenking en een strafrechtelijk onderzoek tegen de vereniging Martijn. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Biedt de vereniging Martijn de mogelijkheid om via een forum op de website te communiceren over pedofilie in het algemeen en verboden seksuele handelingen met kinderen in het bijzonder? Zo ja, draagt de vereniging dan wel de moderator van dat forum dan wel degene die het publiceren van dat forum technisch mogelijk maakt, enige verantwoordelijkheid voor de inhoud van dat forum? Zo ja, tot hoever kan die verantwoordelijkheid gaan, mede in het licht van de vervolgingsuitsluitingsgronden van de artikelen 53, 54 en 54a van het Wetboek van Strafrecht? Zo nee, zijn dan louter degenen die teksten op dat forum plaatsen zelf verantwoordelijk daarvoor?
Zie antwoord vraag 2.
Kan het door een vereniging aanbieden van een internetforum of een ander communicatiemiddel leiden tot het verschaffen van gelegenheid tot het plegen van een strafbaar feit of tot andere vormen van deelneming aan een strafbaar feit? Zo ja, is onderzocht of daar in het geval van de vereniging Martijn sprake van is (geweest)? Wat was de conclusie van dat onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom is de vereniging Martijn (nog) niet verboden op basis van artikel 2:20, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek vanwege strijdigheid met de openbare orde?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u in het licht van hetgeen er sinds de bovengenoemde schriftelijke vragen bij het OM of uzelf over de vereniging Martijn is bekend geworden nog steeds de mening toegedaan dat de wettelijke bepalingen om rechtspersonen die aanzetten tot seksueel geweld tegen kinderen te verbieden, adequaat zijn? Zo ja, bent u van mening dat de vereniging Martijn verboden zou moeten worden? Welke wettelijke maatregel gaat daartoe dienen? Zo nee, welke wettelijke maatregelen gaat u voorbereiden?
Ja. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Hebt u in het kader van uw aanwijzigingsbevoegdheid overwogen het OM op te dragen de vereniging Martijn te vervolgen? Zo ja, gaat u alsnog van deze bevoegdheid gebruik maken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het aanwenden van de aanwijzingsbevoegdheid is niet aan de orde gezien de in het antwoord op vraag 2 genoemde, nog niet afgeronde inventarisatie.
Het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Hans Spekman (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de inhoud van de wijziging van het Besluit vergoeding rechtsbijstand 2000 (hierna: het besluit)?1
Ja.
Hoe hoog is de eigen bijdrage die rechtszoekenden die geen aanspraak meer kunnen maken op bijzondere bijstand moeten betalen?
De eigen bijdragen die rechtzoekenden verschuldigd zijn in het geval van een toevoeging, zijn geregeld in het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van de hoogte van het fiscale inkomen van de rechtzoekende. Rechtzoekenden in de laagste inkomenscategorie (een inkomen niet hoger dan € 17 300,00 voor alleenstaanden en € 24 200,00 voor andere gevallen) betalen op dit moment – derhalve vóór de totstandkoming van de in vraag 1 bedoelde wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr) – een eigen bijdrage van € 101,00 (Stcrt. 21 december 2010, 20432). Met de wijziging van het Bvr wordt hierin in zoverre verandering gebracht, dat rechtzoekenden die langs het juridisch loket gaan alvorens een advocaat in te schakelen, kunnen profiteren van een substantieel lagere eigen bijdrage. In het geval van de laagste inkomenscategorie zou dit neerkomen op een eigen bijdrage van € 75,00 als het tot een toevoeging van een advocaat komt. De verwachting is dat door de gang langs het juridisch loket een groter deel van de juridische problemen al in een vroegtijdig stadium kan worden opgelost zonder betrokkenheid van een advocaat, waardoor rechtzoekenden in het geheel geen eigen bijdrage verschuldigd zijn. De gang langs het juridisch loket is voor de rechtzoekende kosteloos.
Welk gevolg heeft dit besluit voor rechtszoekenden die moeten rondkomen van een bijstandsuitkering en voor hun rechtsbijstand aangewezen zijn op bijzondere bijstand? Deelt u de mening dat dit besluit tot gevolg kan hebben dat rechtszoekenden die onder het oude besluit een beroep zou hebben gedaan op bijzondere bijstand, onder het nieuwe besluit niet in staat zullen zijn om de kosten voor de eigen bijdrage te dragen? Zo ja, betekent dit dat zij daardoor verstoken zullen zijn van toegang tot het recht?
Rechtzoekenden die moeten rondkomen van een bijstandsuitkering zijn noch op dit moment, noch na de bedoelde wijziging van het Bvr voor rechtsbijstand geheel aangewezen op bijzondere bijstand. Zij kunnen in aanmerking komen voor een toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). In dat geval zijn zij in beginsel alleen een eigen bijdrage verschuldigd. Ook dit verandert niet met de wijziging van het Bvr. De wijziging van het Bvr heeft wel tot effect dat de eigen bijdrage niet meer vanuit de bijzondere bijstand kan worden bekostigd. Daar staat tegenover dat, zoals bij de beantwoording van vraag 2 is aangegeven, de eigen bijdrage substantieel omlaag wordt bijgesteld als eerst de gang langs het juridisch loket wordt gemaakt. Het geheel van omstandigheden leidt ertoe dat het systeem van gesubsidieerde rechtsbijstand krachtens de Wrb een «voorliggende voorziening» is zoals bedoeld in de Wet werk en bijstand, die gezien haar aard en doel geacht wordt passend en toereikend te zijn. Mede doordat de weg van het juridisch loket open staat en omdat voor de lagere inkomens de mogelijkheid blijft bestaan om in aanmerking te komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand, is voor deze categorie van rechtzoekenden de toegang tot het recht ook in de toekomst voldoende verzekerd. Dit geldt ook voor rechtzoekenden die via de rechter kinder- en/of partneralimentatie willen afdwingen. Zij dienen in dat geval zelf een eigen bijdrage te betalen, hetgeen past binnen het systeem van gesubsidieerde rechtsbijstand. Er is dan ook geen aanleiding om voor deze groep een uitzondering te maken.
Deelt u de mening dat burgers met een bijstandsuitkering die door de gemeente worden gedwongen via de rechter een kinderalimentatie en/of partneralimentatie af te dwingen kosten voor rechtsbijstand moeten maken die niet meer worden vergoed en die zij misschien niet kunnen dragen? Zo ja, bent u van mening dat voor deze groep rechtszoekenden een uitzondering gemaakt moeten worden?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat in het hierboven genoemde voorbeeld alleen de gemeente voordeel geniet van de wijziging van het Besluit vergoeding rechtsbijstand 2000, omdat de toegekende onderhoudsbijdrage volledig met de bijstandsuitkering wordt verrekend? Zo ja, acht u dit wenselijk en rechtvaardig gezien de armoedige omstandigheden waaronder burgers met een bijstandsuitkering soms leven?
De kennelijke veronderstelling dat de wijziging van het Bvr effect heeft op de verrekening van de onderhoudsbijdrage met de bijstandsuitkering is onjuist. De wijziging heeft, voor zover in casu relevant, uitsluitend tot effect dat de voor gesubsidieerde rechtsbijstand verschuldigde eigen bijdrage niet langer kan worden vergoed vanuit de bijzondere bijstand.
Klopt het dat mensen die onder de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) vallen en dus moeten leven van een bedrag onder het bijstandsniveau nooit meer dan de laagste eigen bijdrage voor gesubsidieerde rechtsbijstand hoeven te betalen? Zo ja, geldt dit ook voor diegene op wiens loon loonbeslag ligt? Zo nee, klopt het dat wanneer beslag op inkomen is gelegd en men dus feitelijk over een inkomen onder bijstandsniveau beschikt een eigen bijdrage verschuldigd is dat is gebaseerd op het inkomen alsof er geen beslag op ligt? Zo ja, acht u dit wenselijk?
De raad voor de rechtsbijstand (de raad) gaat bij bepaling van de draagkracht uit van een fiscaal inkomens- en vermogensbegrip. Verplichtingen die fiscaal niet aftrekbaar zijn, werken niet door in de draagkrachtbepaling. Bewust is dan ook afgezien van een algemene hardheidsclausule. Die zou de wetsuitvoering aanzienlijk compliceren. De raad zou dan namelijk van geval tot geval zelf gaan bepalen welke lasten de draagkracht verminderen. Aangezien er geen algemene hardheidsclausule is opgenomen, wordt met loonbeslag geen rekening gehouden. Uitsluitend als de draagkracht langdurig wordt verminderd nadat de rechtzoekende is toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen, een minnelijk akkoord tot schuldsanering heeft gesloten of failliet is verklaard, wordt de laagste eigen bijdrage opgelegd.
Deelt u de mening dat analoog aan de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB 28 maart 2006, LJN:AV8374), burgers op wiens inkomen loonbeslag ligt en zij dus feitelijk onder het bijstandsniveau komen voor de berekening van de eigen bijdrage uitgegaan moet worden van dit lage inkomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat het juridisch loket meer cliënten doorverwijst naar de sociaal raadslieden dan andersom? Zo ja, waarom krijgen de sociaal raadslieden dan niet eenzelfde filterfunctie als het juridisch loket krijgt op basis van de wijziging van dit besluit?
Het klopt dat het juridisch loket, als een cliënt daarbij meer baat heeft, ondermeer doorverwijst naar sociaal raadslieden en niet naar advocaten. Het juridisch loket krijgt de filterfunctie, omdat alleen deze instantie binnen het bereik van de Wrb valt waar de filterfunctie uit voortvloeit. De raad heeft op grond van artikel 7, tweede lid, van de Wrb tot taak de voorziening die met het juridisch loket wordt geboden in stand te houden. Met de voorliggende wijziging van het Bvr wordt de werking van het juridisch loket als voorportaal van de verlening van toevoegingen door de raad versterkt.
Accountantscontrole bij gemeenten |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Gemeente moet accountant aanbesteden: helft gemeenten gaat nog steeds in de fout en kiest voor handjeklap bij het aanstellen van controleurs»?1
Ja.
Is het waar dat bijvoorbeeld ruim 40% van de gemeenten met meer dan 50 000 inwoners (waaronder drie van de vijf grootste gemeenten) de accountantscontrole niet Europees aanbesteden, terwijl ze daartoe wettelijk verplicht zijn? Zo ja, waarom doen gemeenten dat naar uw inzicht niet?
Ik heb geen aanleiding aan te nemen dat ruim 40% van de gemeenten met meer dan 50 000 inwoners de accountantscontrole niet Europees aanbesteden, terwijl ze daartoe wettelijk verplicht zijn. Uit de Nalevingsmeting Europees aanbesteden die het ministerie van EL&I periodiek uit laat voeren blijkt dat gemeenten met meer dan 50 000 inwoners bij diensten die Europees aanbesteed zouden moeten worden de Europese aanbestedingsregels over het algemeen goed naleven. Wat betreft de aanbesteding van de accountantscontrole is verder van belang dat niet alle relevante aspecten zijn meegenomen bij de algemene conclusie uit het artikel dat te veel gemeenten nog steeds in de fout gaan.
Een gemeente met meer dan 50 000 inwoners is niet per se wettelijk verplicht om de accountantscontrole Europees aan te besteden. Een gemeente kan bijvoorbeeld een eigen gemeentelijke accountantsdienst (GAD) hebben en heeft dan de vrijheid om de controle van de jaarrekening op te dragen aan de eigen GAD. Bij twee van de vijf grootste gemeenten is dit het geval (Den Haag en Amsterdam). Ook komt het voor dat een aantal gemeenten hun accountantscontrole gezamenlijk aanbesteden, zoals bijvoorbeeld bij Netwerkstad Twente (Almelo, Borne, Enschede, Hengelo en Oldenzaal).
De omvang van de accountantscontrole en -kosten bij gemeenten (net als bij elke andere organisatie) is voorts sterk afhankelijk van de kwaliteit van de interne organisatie en eventueel aanwezige (verbijzonderde) interne controle. Naar mij is verteld kan dat er aan bijdragen dat de controle van de jaarrekening (beduidend) minder dan € 1 per inwoner kan kosten.
Tot slot is van belang dat de aanbestedingskalender waarop de auteur van het artikel zijn conclusies baseert niet verplicht is. Niet alle organisaties die (Europees) aanbesteden staan op de aanbestedingskalender. Ook is goed voorstelbaar dat er gemeenten zijn die de accountantscontrole vóór 2006 (Europees) hebben aanbesteed (het contract voorziet bijvoorbeeld in de optie van verlenging) en daarmee buiten het zicht van de auteur van het artikel zijn gebleven.
Behoort de accountant te beoordelen of Europese aanbesteding van de accountantscontrole heeft plaatsgevonden? Kan een accountant die een contract met een gemeente heeft gesloten waarvoor geen Europese aanbesteding heeft plaatsgevonden, dit oordeel naar uw opvatting in onafhankelijkheid vellen?
De regels van het Europees aanbesteden behoren tot het normenkader voor de accountantscontrole. In zijn controleopzet zal de accountant het naleven van deze regels meenemen om op basis van de controlebevindingen in de accountantsverklaring een betrouwbare oordeel over het aspect rechtmatigheid te kunnen geven. Dat wil overigens niet zeggen dat de accountant alle individuele contracten die Europees aanbesteed moeten worden in zijn controle betrekt.
Het is goed denkbaar dat het contract met de accountant in de controle valt. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat de accountant anders met de bevindingen van dit onderdeel van de controle zou omgaan dan met andere bevindingen van de controle. Onafhankelijkheid is het bestaansrecht van elke controlerend accountant. De beroepsgroep hanteert voorschriften die zowel de kwaliteit van de controle als de onafhankelijkheid van de accountant moeten waarborgen.
Deelt u de conclusie dat gemeenten tijd en geld kunnen besparen door de accountantscontrole aan te besteden?
Aanbesteden is een goede manier om opdrachten in de markt te zetten. Door concurrentiestelling optimaliseren aanbestedende gemeenten hun kansen op de beste prijs/kwaliteitverhouding.
Welke maatregelen kunt en gaat u nemen om de kosten van accountantscontrole voor gemeenten terug te brengen?
Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de keuze en de kosten van een accountant. Maatregelen van mijn kant verhouden zich daar niet mee.
Vrouwelijke inburgeraars die leren voor huisvrouw en niet voor een baan |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Inburgeringscursus geen huishoudschool»?1
Ja.
Deelt u de mening dat vrouwelijke migranten gestimuleerd moeten worden om te participeren op de arbeidsmarkt, omdat dat dat ten goede komt aan hun economische zelfstandigheid en dit arbeidspotentieel benut kan worden met het oog op de vergrijzing? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke concrete maatregelen gaat u nemen om dat te bevorderen?
Ja. Het doel van inburgering is om migranten, zowel vrouwen als mannen, economisch en/of maatschappelijk zelfredzaam te maken. Het huidige inburgeringsstelsel, waarin de inburgering vaak wordt gecombineerd met een duaal component, én de vormgeving van het inburgeringsexamen ondersteunt deze doelstelling.
Deelt u de mening dat inburgeringstrajecten mensen zoveel mogelijk moeten toeleiden naar een betaalde baan of het opzetten van een eigen bedrijf? Zo nee, waarom niet?
Inburgering moet mensen zoveel mogelijk toerusten om op de arbeidsmarkt en/of in het maatschappelijk leven zelfstandig te kunnen functioneren. Daartoe kent de inburgering, naast het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving, thans vier profielen: Werk, OGO (Opvoeding, Gezondheid en Onderwijs), Ondernemerschap en Maatschappelijke Participatie.
Bent u het eens met E-Quality (Kenniscentrum voor Emancipatie) en Scala (Expertisecentrum voor Emancipatie en Participatie) dat het inburgeringsprofiel Opvoeding, Gezin en Onderwijs (OGO) vrouwen teveel benadert als huisvrouw of vrijwilliger en niet als vrouwen met arbeidspotentieel die economisch zelfstandig willen zijn? Zo ja, wat gaat daaraan doen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel die mening van E-Quality niet. Ik onderschrijf de stelling dat ook vrouwelijke inburgeraars kennis moeten hebben van de arbeidsmarkt.
In het examenonderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving zitten arbeidsmarkt gerelateerde onderwerpen. Dit onderdeel is verplicht voor iedere inburgeraar, ongeacht het examenprofiel. Daarnaast wordt in ieder inburgeringsprofiel aandacht besteed aan taalhandelingen die betrekking hebben op Werk Zoeken.
In het inburgeringsprofiel OGO wordt specifiek aandacht besteed aan taalhandelingen die gekoppeld zijn aan de domeinen opvoeding, gezondheidszorg en onderwijs. Ouders met opgroeiende kinderen hebben er ook belang bij om zich te kunnen redden in contact met docenten van de school over de voortgang of loopbaankeuze van hun kind. Daarnaast is er aandacht voor taalhandelingen die betrekking hebben op het zoeken naar werk, solliciteren of het voeren van een gesprek over arbeidsvoorwaarden.
Hoeveel mannen en vrouwen volgen het inburgeringsprofiel OGO?
Van de deelnemers aan het examenprofiel OGO is 87% vrouw en 13% man.
Klopt de stelling van E-Quality dat veel vrouwen bij hun intake automatisch in het lesprofiel OGO worden geplaatst? Zo nee, kunt u dat beeld ontkrachten?
Nee. De cijfers over deelname aan het inburgeringsexamen laten een ander beeld zien. Vanaf 2007 tot heden heeft 52% van de vrouwelijke inburgeraars het inburgeringsexamen met het examenprofiel Werk afgelegd.
Het uitvoeren van een intake en het plaatsen van mensen in een inburgeringstraject is overigens een gemeentelijke aangelegenheid. De keuze voor een passend inburgeringstraject en een specifiek examenprofiel wordt in overleg tussen de inburgeraar en de gemeente gemaakt.
Lijkt het u een goed idee om het inburgeringsprofiel OGO op te heffen, zodat alle trajecten zich richten op arbeidsparticipatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat aanpakken en kunt u de Kamer daarover informeren?
De onderwerpen onderwijs, opvoeding, gezondheid en gezondheidszorg maken ook deel uit van het examen Kennis van de Nederlandse Samenleving. Zodoende wordt iedere inburgeraar, ongeacht het inburgeringsprofiel, onderwezen in deze onderwerpen.
Het inburgeringsexamen is zo vormgegeven dat de kandidaat kan aangeven of het accent in het inburgeringsexamen op het domein Werk, OGO, Maatschappelijke Participatie of Ondernemerschap komt te liggen. Iemand leert de taal namelijk sneller indien dit in contextrijk gerichte modules wordt gegeven en de taal praktisch kan worden toegepast in de op dat moment relevante eigen leefomgeving. In alle inburgeringsprofielen ligt het accent op participatie in de samenleving.
In de praktijk blijkt dat er ook een groep inburgeraars is die een grotere afstand tot de arbeidsmarkt heeft maar wel participeert in de samenleving in bijvoorbeeld het maatschappelijk middenveld op school en/of opvoedingssituaties.
De inburgering zorgt ervoor dat deze groep toegerust is om zelfstandig te functioneren in deze maatschappelijke domeinen en tegelijkertijd voorbereid wordt op een intrede op de arbeidsmarkt.
Bij de aanpassing van het stelsel zullen alle onderdelen van het inburgeringsstelsel worden heroverwogen, derhalve ook de vormgeving van het inburgeringsexamen.
Deelt u de mening dat het onderwerp «opvoeding» onderdeel kan worden van alle inburgeringstrajecten, zodat zowel mannen als vrouwen die inburgeren daar kennis van krijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u daarvoor zorgen en kunt u de Kamer daarover informeren? Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg Inburgering op 20 januari 2011?
Zie antwoord vraag 7.
Handmatige acties en controles bij tap -of referentieverzoeken |
|
Ard van der Steur (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Kent u het bericht «Verkeerd faxnummer: tapgegevens op straat»?1
Ja. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het incident waaraan de vragen refereren geen deel uitmaakt van het reguliere proces rond tappen of verstrekken van telecommunicatiegegevens.
Het beschreven incident betrof een op zichzelf staande, uitzonderlijke en handmatige administratieve handeling waarbij een medewerker van het KLPD zijn collega, op een andere locatie, op de hoogte wilde brengen van ondersteunende handelingen die hij had verricht. Bij het handmatig versturen van de desbetreffende fax heeft hij per ongeluk een verkeerd nummer ingetoetst. Deze handeling maakte geen deel uit van het reguliere proces. In overleg met het Openbaar Ministerie en het betrokken regiokorps zijn direct maatregelen getroffen om te voorkomen dat lopende onderzoeken geschaad zouden worden.
Er zijn maatregelen genomen om de kans op een dergelijk incident in de toekomst te verkleinen, onder andere door het aanscherpen van procedures en het instrueren van medewerkers.
Is het waar dat aftapbevelen veelal per fax of fax2email faciliteiten worden verstuurd? Is daardoor sprake van geen of onvoldoende controle op het adres van de ontvanger (autorisatie en authenticatie), en geen automatisch track & tracé mogelijkheid evenals een automatische logging en reporting van de uitgevoerde acties? Op welke wijze wordt het fax- en fax2email-verkeer gemanaged en geborgd in het kader van de wettelijke bewaarplicht? Hoe wordt gewaarborgd dat verstuurde aftapbevelen per fax op de juiste bestemming arriveren?
Ja. In onderdelen van de totale procesgang wotdt gebruik gemaakt van faxen. Daarbij wordt alleen gebruikt gemaakt van voorgeprogrammeerde nummers. Vanaf het moment dat de fax bij het KLPD wordt ontvangen, is het onderdeel van een geautomatiseerd proces. Hierbij is geen sprake van handmatige acties voor het versturen van faxberichten door het KLPD naar derden. Dit is geautomatiseerd. Er vindt controle en monitoring plaats in het geautomatiseerde proces. Borging in het kader van de wettelijke bewaarplicht vindt plaats bij het aanvragende parket en/of politiekorps.
Kunt u aangeven hoe de authenticatie en autorisatie is geregeld in het huidige proces van handmatige registers?
Zoals hiervoor is aangegeven is er geen sprake van een handmatig proces.
Kunt u concreet aangeven hoe een rapportage inzake uitgevaardigde bevelen tot stand komt?
Binnen de geautomatiseerde omgeving vindt logging plaats van alle handelingen en processtappen. Van deze logging kan een rapportage gemaakt worden.
Deelt u de mening dat er, mede met het oog op de bescherming van de privacy, gekeken moet worden naar geautomatiseerde systemen welke een betere en veiligere omgeving kunnen vormen en alwaar autorisatie, authenticatie, verificatie en logging geautomatiseerd geregeld zijn en worden afgehandeld in een beveiligde netwerkomgeving? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen? Zo nee, waarom niet?
Het proces bij het KLPD is reeds geautomatiseerd en vindt er autorisatie, authenticatie, verificatie en logging plaats in een beveiligde netwerkomgeving.
Investeringen in kernwapens |
|
Paul Ulenbelt |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het onderzoeksrapport over de beleggingen van pensioenfondsen in controversiële wapens?1
Profundo heeft een onderzoek uitgevoerd naar de beleggingen van negen grote bedrijfstakpensioenfondsen. Daarbij is gebruik gemaakt van de meest recente overzichten van de aandelen- en obligatiebeleggingen op de websites van de fondsen. Gekeken is naar de beleggingen in bedrijven die volgens Profundo zouden bijdragen aan de productie van (in de meeste gevallen) onderdelen van overbrengingsmiddelen of onderdelen van de volgende wapens: chemische wapens, clustermunitie, fosformunitie, kernwapens, landmijnen en munitie met verarmd uranium. Profundo concludeert dat vijf van de negen onderzochte bedrijfstakpensioenfondsen beleggingen in bedrijven niet uitsluiten die volgens Profundo zouden bijdragen aan de productie van onderdelen van overbrengingsmiddelen en onderdelen van kernwapens. Verder zijn er geen beleggingen gevonden van pensioenfondsen in bedrijven waarvan met zekerheid kan worden vastgesteld dat zij één of meer van de overige genoemde wapens (o.a. clustermunitie) produceren.
Onderzoeken zoals die van Profundo acht ik nuttig, doordat ze een bijdrage kunnen leveren aan de discussie binnen pensioenfondsen over het beleggingsbeleid.
Bent u bereid in overleg te treden met de pensioenfondsen die in kernwapens beleggen, om ze te bewegen deze beleggingen terug te trekken? Zo nee, waarom niet?
De wetgeving schrijft voor dat pensioenfondsen op een prudente wijze dienen te beleggen en dat de beleggingen plaatsvinden in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden. De overheid heeft hier slechts een beperkte rol, gericht op zekerstelling dat de gedane toezeggingen ook kunnen worden nagekomen.
Pensioenfondsen hebben derhalve een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van hun beleggingsbeleid. Omdat fondsen van mening kunnen verschillen over het al dan niet acceptabel zijn van bepaalde beleggingen, kunnen zij hun beleggingsbeleid op verschillende wijze invullen.
Uit de reacties en de beleidslijnen ten aanzien van verantwoord beleggen van enkele van de onderzochte bedrijfstakpensioenfondsen blijkt dat zij er voor hebben gekozen om de nationale wetgeving en internationale verdragsverplichtingen van de Nederlandse overheid als norm te hanteren.
Doordat fondsen met hun beleggingsbeleid binnen de wettelijke kaders blijven, is er geen aanleiding tot enig handhavend of corrigerend optreden door de overheid. Dat neemt niet weg dat er vanuit maatschappelijk oogpunt veel belang wordt gehecht aan verantwoord beleggen. Ook fondsen zijn zich hier steeds meer van bewust. De inventarisatie van de pensioenkoepels VB, OPF en UvB van 21 december 2009 laat zien dat steeds meer fondsen een beleid voor verantwoord beleggen formuleren (Kamerstukken II 2009/10, 30 413, nr. 140). Dat dit nog niet overal gemeengoed is, betekent dat het nuttig is te bevorderen dat het onderwerp van verantwoord beleggen op de agenda van de fondsen blijft staan. Voor de goede orde merk ik daarbij op dat de pensioenkoepels, inmiddels samengegaan in de Pensioenfederatie, hun inventarisatie van het beleggingsbeleid van fondsen in 2012 zullen herhalen. Verder zal ik, zodra ik weer met de Pensioenfederatie spreek, het onderwerp van verantwoord beleggen nogmaals aan de orde stellen.
Wilt u uw positie als overheidswerkgever in het ABP gebruiken om de beleggingen van het ABP in kernwapens te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Het beleggingsbeleid van het ABP blijft binnen de wettelijke kaders waarin beleggingen in bedrijven die volgens Profundo zouden bijdragen aan de productie van (in de meeste gevallen) onderdelen van overbrengingsmiddelen of onderdelen van kernwapens niet verboden zijn (zie antwoord op vraag 2). De minister van BZK, als overheidswerkgever, zal zijn positie dan ook niet gebruiken om de beleggingen van het ABP in de hiervoor genoemde bedrijven te beëindigen. Dat neemt niet weg dat hij regelmatig met het ABP-bestuur overlegt over de duurzaamheid van het beleggingsbeleid. Daarbij zal ook het beleggen in bedrijven die volgens Profundo zouden bijdragen aan de productie van (in de meeste gevallen) onderdelen van overbrengingsmiddelen of onderdelen van kernwapens ter sprake worden gebracht.
De registratie van een tweede nationaliteit in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD), Gerard Schouw (D66) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft Nederland verdragsrechtelijke verplichtingen die er toe strekken dat een tweede nationaliteit automatisch in de GBA geregistreerd dient te worden? Zo ja, welke verdragsbepalingen zijn dit?
Neen.
Hoeveel mensen hebben de afgelopen vijf jaar op basis van het automatisch registeren van de tweede nationaliteit inderdaad een tweede nationaliteit gekregen?
Niemand verkrijgt een tweede nationaliteit door registratie in de GBA. De registratie in de GBA is niet constitutief maar declaratief. Men verkrijgt een nationaliteit slechts op basis van de wettelijke nationaliteitsregels van de desbetreffende staat. De registratie is niets anders dan een weergave van feiten die op basis van andere bronnen (regelgeving, in dit geval buitenlandse) is ontstaan. Evenmin leidt het ontbreken van registratie in de GBA tot verlies van een tweede nationaliteit. Slechts op basis van de wettelijke nationaliteitsregels van de desbetreffende staat kan men een nationaliteit verliezen. Het vraagstuk van landen die het in hun wetgeving onmogelijk maken om afstand te doen van hun nationaliteit is bekend. Nederland bepleit dat het recht om afstand te doen van nationaliteit wordt erkend. Zie het antwoord op vraag 17.
Hoe verhoudt de situatie in Nederland zich tot de registratie van de tweede nationaliteit in andere West-Europese landen als België, Frankrijk en Duitsland?
Duitsland registreert net als Nederland alle nationaliteiten van een persoon. België registreert geen dubbele nationaliteitsgegevens. Frankrijk, die overigens geen bevolkingsadministratie zoals de GBA kent, registreert alleen de Franse nationaliteit net als Denemarken dat alleen de Deense nationaliteit registreert. Ieder land registreert nationaliteitsgegevens naar eigen behoefte. Ook Nederland heeft hierin een vrije keuze. Of een persoonsgegeven wel of niet in de GBA wordt geregistreerd, hangt af van de vraag of de Nederlandse overheid vanwege de uitvoering van Nederlandse wetten en overheidstaken behoefte heeft aan dat gegeven. Bij het gegeven nationaliteit is daar sprake van. In dit verband kom ik daar bij de antwoorden op de vragen 7 en 9 op terug.
Indien zij andere systemen hanteren dan het Nederlandse, ziet u mogelijkheden om van deze systemen te leren en het Nederlandse systeem zodanig aan te passen dat de tweede nationaliteit niet automatisch geregistreerd wordt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
In welke gevallen leidt het niet registeren van de tweede nationaliteit mogelijk tot stateloosheid?
Niet registreren heeft geen gevolg voor het hebben van een nationaliteit en kan dus ook geen staatloosheid tot gevolg hebben. Zoals onder vraag 2 is geantwoord is de registratie slechts een weergave van feiten die op grond van buitenlandse wet- en regelgeving is ontstaan.
Daar waar de Nederlandse overheid geen weet heeft van de andere nationaliteiten die een persoon heeft omdat deze niet geregistreerd worden, kan deze in het geval dat de Nederlandse overheid de Nederlandse nationaliteit wil ontnemen niet eenvoudig zien of een persoon daardoor stateloos zou worden.
Wat is de stand van zaken betreffende het wetsvoorstel Basisregistratie Personen?
Het wetsvoorstel Basisregistratie Personen zal naar verwachting rond de zomer 2011 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
Is het mogelijk om de wet GBA zo in te richten dat enkel de eerste nationaliteit automatisch geregistreerd wordt en de tweede nationaliteit een keuzeoptie is?
Alles ten aanzien van de registratie is mogelijk, maar niet alles is zinvol. Doel van de GBA is om eenduidige informatie te verstrekken welke nodig is met het oog op de toepassing van de wet. De wetgever kan kiezen dat geen gegevens omtrent de nationaliteit worden geregistreerd; dan zal men de gegevens, voorzover nodig, elders moeten opslaan. Dat is dus verplaatsen van het probleem. De wetgever kan ook bepalen dat alleen de Nederlandse nationaliteit wordt geregistreerd, maar dan weten de gebruikers van de GBA slechts dat de geregistreerde die nationaliteit heeft, maar niet welke nationaliteiten hij nog meer heeft. Keuzevrijheid leidt tot dezelfde onduidelijkheid. Daarom is het juister, indien de overheid meent geen behoefte te hebben aan betrouwbare gegevens omtrent een vreemde nationaliteit, om te bepalen dat er dan in het geheel geen gegevens hierover worden geregistreerd, dan gegevens ter keuze van geregistreerde te registreren. De vraag van een Nederlandse overheidsinstantie naar een tweede nationaliteit zal niet langer meer betrouwbaar vanuit de GBA kunnen worden beantwoord. De kwaliteit, een zeer belangrijk aspect bij registratie, van dit gegeven kan dan niet meer gewaarborgd worden en kan dan niet meer zinvol worden gebruikt bij overheidstaken. Bij de behandeling van de Wet GBA is besloten om alle gegevens over de nationaliteit in de GBA te registreren, omdat deze gegevens worden gebruikt bij de uitvoering van wetten en overheidstaken. Dit uitgangspunt is wat het kabinet betreft onveranderd en daarom ziet het kabinet geen reden om voor te stellen de huidige wet op dit punt te wijzigen.
Daarnaast meent het kabinet ook dat de burger niet onnodig geconfronteerd mag worden met gegevens over zijn vreemde nationaliteit. Om die reden is voor gemeenten een uniforme gedragslijn vastgesteld die bepaald dat gemeenten in afschriften van de GBA, die door de burger worden aangevraagd, in beginsel geen gegevens omtrent de nationaliteit(en) vermelden. Dit geldt zowel voor de in de GBA geregistreerde Nederlandse nationaliteit als voor de vreemde nationaliteit(en) van de burger. Daarnaast is in dit verband reeds opdracht gegeven tot het doorvoeren van een technische aanpassing van het logisch ontwerp van de GBA. Door deze technische aanpassing wordt het mogelijk dat het systeem van de GBA onderscheid kan maken tussen het verstrekken van de eerste of Nederlandse nationaliteit en de overige nationaliteiten, zodat niet automatisch alle nationaliteiten van een persoon aan afnemers wordt verstrekt. Gebruikers van de GBA zullen op geautomatiseerde wijze alleen die nationaliteitsgegevens ontvangen, die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun overheidstaken.
Wat zijn de effecten voor het effectief uitvoeren van overheidstaken wanneer de tweede nationaliteit niet langer automatisch geregistreerd wordt?
De gegevens over nationaliteit worden bij de volgende publieke (en wettelijke) taken gebruikt. Op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap gaat het om het controleren van de afstandsplicht van de vreemde nationaliteit ter verkrijging van de Nederlandse nationaliteit (bij naturalisatie of bevestiging van optie) definitief kan worden verleend. Dit heeft te maken met het feit dat het afstand doen van de vreemde nationaliteit volgens de regels van andere nationaliteitsrechtelijke stelsels pas mogelijk is als eerst de nieuwe nationaliteit is verkregen. Het Nederlanderschap wordt dan ingetrokken als men niet voldoet aan de eis afstand te doen van de vreemde nationaliteit. Voor het intrekken van het Nederlanderschap zijn de gegevens over de tweede en overige nationaliteit(en) nodig. Behalve in het geval dat de betrokkene de Nederlandse nationaliteit door bedrog heeft verkregen, kan het Nederlanderschap alleen worden ingetrokken als dit geen stateloosheid tot gevolg heeft. Voor de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland is van belang om de tweede nationaliteit na te gaan in verband met de mate waarin consulaire bijstand aan de burger kan worden verleend, aangezien het bezit van de nationaliteit van het land waarin men verblijft naast de Nederlandse nationaliteit in veel gevallen de mogelijkheden tot effectieve bijstand kan beperken. Voorafgaand aan het toekennen van een uitkering wegens de terugkeer naar het land van herkomst op basis van de Remigratiewet moet worden gecontroleerd of afstand van de Nederlandse nationaliteit is gedaan. Ook hier is controle nodig of de nationaliteit van het land van herkomst daadwerkelijk bestaat om een uitkering toe te kennen en stateloosheid te voorkomen. Daarnaast is de registratie van belang voor het uitvoeren van taken op het gebied van veiligheid en inlichtingen door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, het doen van onderzoek en het uitvoeren van statistieken en het voorkomen dat burgers meerdere keren worden opgeroepen voor de Europese verkiezingen en hierdoor meerdere keren kunnen gaan stemmen. Het effect van het niet langer registreren van de tweede en overige nationaliteit(en) in de GBA is dat de uitvoering van de zojuist genoemde taken wordt bemoeilijkt. De overheid kan niet meer afgaan op de volledigheid en betrouwbaarheid van de gegevens in de GBA over dubbele nationaliteiten en kan deze gegevens om die reden niet meer zinvol gebruiken, zie ook het antwoord op vraag 7. De informatie van de burger wordt in dat geval leidend en betekent een administratieve last voor de burger, omdat hij telkens om een bewijs van zijn tweede of overige nationaliteit kan worden gevraagd. Het onvermijdelijke gevolg hiervan is dat de overheid deze gegevens in andere registraties gaat registreren en dat leidt tot meer werk en kosten; een gevolg dat niet past bij de wens om één basisregistratie voor persoonsgegevens te hebben. Een ander gevolg is dat de overheid bij de uitvoering van taken uitsluitend kan afgaan op de informatieverstrekking die de burger over zijn nationaliteit, anders dan de Nederlandse, verstrekt.
Voor welke taken gaat dit specifiek problemen opleveren? Wat is de aard van deze problemen?
Zie antwoord vraag 8.
Wegen die problemen naar uw mening op tegen de keuzevrijheid van ouders – en hun kinderen – om zelf te bepalen of hun tweede – of volgende – nationaliteit geregistreerd wordt? Zo ja, waarom?
Zoals in antwoord op vraag 7 is aangegeven, maakt keuzevrijheid de gegevens onbetrouwbaar en onbruikbaar. Het weglaten van gegevens betreft dus primair de vraag of de wetgever de uitvoering van wetgeving belangrijk vindt waarbij een tweede of andere nationaliteit een rol speelt. Indien dat gewenst wordt geacht, is het minder zinvol om de gegevens in de GBA te schrappen en elders weer op te slaan.
Hoe gaan overheden die niet automatisch een tweede nationaliteit registeren om met deze problemen?
Het kabinet gaat er vanuit dat de stellers van de vraag met «overheden» andere dan Nederlandse overheden bedoelen. De behoeften van het registreren van gegevens over een tweede nationaliteit verschillen per land, omdat de regels voor het nationaliteitsrecht per land verschillen. Zo eisen bijvoorbeeld niet alle landen dat afstand wordt gedaan van de vreemde nationaliteit voordat de nationaliteit van dat land bij naturalisatie definitief kan worden verleend of verkregen. Voor deze overheden is het dan niet van belang om informatie over de vreemde nationaliteit te hebben.
Welke gevolgen kan het niet langer automatisch registeren van een tweede nationaliteit hebben voor Nederlandse onderdanen in het buitenland?
In de eerste plaats kunnen Nederlandse onderdanen in het buitenland die een verzoek tot consulaire bijstand indienen vertraging ondervinden bij het bepalen van de mate waarin aan hen consulaire bijstand verleend kan worden indien een eventuele tweede nationaliteit niet uit het GBA blijkt. Het vaststellen van de nationaliteit(en) van de hulpbehoevende zal dan op basis van de informatie van andere bronnen handmatig moeten worden vastgesteld. Het bezit van de nationaliteit van het land waarin men verblijft naast het bezit van het Nederlanderschap beperkt in veel gevallen de mogelijkheden tot effectieve bijstand. Indien een dergelijke andere nationaliteit wordt verzwegen kan zelfs een situatie ontstaan waarin bijstand wordt verleend waar deze door het gastland gezien wordt als inmenging in de binnenlandse aangelegenheden.
Ook voor het vaststellen van het bezit van de Nederlandse nationaliteit van paspoortaanvragers op de ambassades en consulaten van Nederland vergemakkelijkt het vermelden van een tweede nationaliteit in de GBA de vaststelling of betrokkene naast het Nederlanderschap inderdaad mag beschikken over een tweede nationaliteit dan wel dat sprake is van een vrijwillige verkrijging van een andere nationaliteit als gevolg waarvan het Nederlanderschap verloren kan zijn gegaan. Een ander gevolg is dat het voor Nederlandse onderdanen moeizamer wordt het bezit van de tweede en overige nationaliteiten te kunnen aantonen. De burger zal elke keer naar een bewijs van het bezit van die nationaliteit worden gevraagd en dit betekent een administratieve last voor de burger. Dergelijk bewijs kan in het buitenland vereist zijn bij het aanvragen bij buitenlandse autoriteiten van een reisdocument, het aangaan van een huwelijk, het aanvragen van een echtscheiding en het opstellen van een testament (de toepassing van internationaal privaatrecht).
Wat zijn de effecten voor de burger, inclusief eventuele volgende generaties, van het niet langer automatisch registeren van de tweede nationaliteit?
Indien deze registratie in de GBA ontbreekt, zal de GBA niet meer ten dienste van de burger staan als hij een beroep op zijn vreemde nationaliteit wil doen. De registratie in de GBA stelt de burger immers in staat het bezit van een vreemde nationaliteit op een eenvoudige wijze aan te tonen. Bij het ontbreken van een registratie in de GBA moet de burger het bezit van een vreemde nationaliteit op een andere wijze aantonen en is hier bovendien zelf volledig verantwoordelijk voor. Dit betekent zowel een extra bewijslast als een administratieve last voor de burger. Het overhandigen van dergelijk bewijs is noodzakelijk indien de burger die in het bezit is van meerdere nationaliteiten een beroep op de Nederlandse overheid wil doen wat betreft het aanvragen van een uitkering op grond van de Remigratiewet, het verlenen van consulaire bijstand in het buitenland of het recht van zijn vreemde nationaliteit in Nederland van toepassing wil laten verklaren bij het opstellen van een testament of het aangaan van een huwelijk volgens regels van het internationaal privaatrecht. Daarnaast zal de burger het bezit van de vreemde nationaliteit eveneens bij een beroep op de overheid van zijn vreemde nationaliteit op een andere wijze moeten aantonen, bijvoorbeeld bij het aanvragen van een reisdocument.
Wat zijn die gevolgen in het licht van de huidige stand van zaken betreffende denaturalisatie? Wat zijn de gevolgen op termijn als de voorgenomen maatregelen in het regeer- en gedoogakkoord hieromtrent geëffectueerd worden?
Intrekking van de Nederlandse nationaliteit is, behalve in het geval dat men die nationaliteit door bedrog heeft verkregen, alleen mogelijk als men daardoor niet stateloos wordt. Als de vreemde nationaliteit niet geregistreerd wordt, kan degene die het betreft beweren dat hij door intrekking stateloos wordt zodat de kans bestaat dat de maatregel niet op hem kan worden toegepast. Denaturalisatie ofwel het intrekken van het Nederlanderschap wordt daardoor dus beperkt. Het regeer- en gedoogakkoord wensen uitbreiding van de mogelijkheden tot intrekking van het Nederlanderschap. Vanuit die optiek is kennis omtrent een tweede of andere nationaliteiten dus noodzakelijk.
Wat zijn de effecten van het niet langer automatisch registeren van de tweede nationaliteit voor de eventuele basisadministratie van het land waar de tweede nationaliteit aan ontleend wordt?
Er zijn geen effecten. De GBA is niet verbonden met registraties in het buitenland.
Kunt u garanderen, zoals eerder door uw voorgangers gesteld, dat buitenlandse overheden op geen enkele wijze inzicht kunnen krijgen in de in de GBA geregistreerde gegevens met betrekking tot een tweede nationaliteit? Indien de tweede nationaliteit niet geregistreerd wordt, op welke wijze kan de overheid van het land waaraan de tweede nationaliteit ontleend wordt dan achterhalen of iemand deze nationaliteit heeft?
De gegevens over nationaliteit in de GBA worden niet aan buitenlandse overheden verstrekt.
Gemeenten mogen de nationaliteitsgegevens uit de GBA niet aan buitenlandse ambassades en consulaten verstrekken. Dergelijke verzoeken dienen te worden afgewezen. Gezien de gevoeligheid die inherent is aan de verstrekking van gegevens van eigen onderdanen aan instanties van een ander land, zal een dergelijke mogelijkheid tot verstrekking altijd expliciet moeten zijn geregeld in verdragsrechtelijke afspraken, of andere internationale overeenkomsten, waarbij het principe van wederkerigheid geldt. Daarentegen zullen de nationaliteitsgegevens in sommige gevallen al op basis van andere internationale afspraken kunnen worden verstrekt en is er geen sprake van verstrekking uit de GBA. Hierbij valt te denken aan gegevensuitwisseling op het terrein van justitie met betrekking tot opsporing en vervolging. Verder kan de burger zelf zijn gegevens aan het land waaraan de tweede nationaliteit wordt ontleend, overhandigen. Daarnaast registreren de buitenlandse overheden in het algemeen zelf de nationaliteit van hun onderdanen. Deze overheden kunnen alleen registreren als zij het bestaan van die onderdanen weten, dus als bijvoorbeeld de geboorte van een kind bij de buitenlandse autoriteiten wordt opgegeven.
Onderhandelt de Europese Unie momenteel met de zeventien landen die het voor hun onderdanen onmogelijk maken hun nationaliteit af te staan om aan dit beleid een einde te maken? Zo ja, wat is de stand van zaken van deze onderhandelingen? Zo nee, bent u bereid om uw collega’s aan te sporen dergelijke onderhandelingen te starten?
Tijdens een bezoek van de Europese Commissaris voor Justitie, Grondrechten en Burgerschap, mevrouw Reding, op 11 juni 2010, heeft de toenmalige minister van Justitie deze kwestie opgebracht. Hij heeft daarbij aangegeven dat Nederland van mening is dat het recht om afstand te doen van een nationaliteit begrepen moet worden onder het recht om van nationaliteit te veranderen, als bedoeld in artikel 15 tweede lid van de Universele verklaring van de Rechten van de Mens. In lijn met de motie van het lid De Krom (VVD), aangenomen op 19 januari 2010 (TK, vergaderjaar 2009–2010, 31 813, nr. 21), heeft hij benadrukt dat het Nederland daarbij gaat om de inzet van de Europese Commissie in haar relatie met derde landen op de keuzevrijheid van onderdanen om hun (dubbele) nationaliteit op te kunnen geven. De Commissaris gaf, conform informatie die bij brief van 3 juli 2008 aan de Kamer is medegedeeld, als reactie dat de Europese Unie het nationaliteitsrecht beschouwt als een bevoegdheid van de lidstaten en dat er over (de beperking van) meervoudige nationaliteit binnen de verschillende lidstaten verschillend wordt gedacht. (TK, vergaderjaar 2007–2008, 30 166, nr. 31). Het onderwerp zal daarom niet in de Europese Raad worden ingebracht. Wel heeft de Commissaris toegezegd deze kwestie op te nemen met de Hoge Vertegenwoordiger. Tot nu toe is niet bekend of dit is gebeurd. Ik of een van mijn collega’s zal bij Commissaris Reding hiernaar informeren.
In het licht van het regeerakkoord wordt overigens een wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap voorbereid die ertoe strekt dat in zoveel mogelijk gevallen bij verlening of verkrijging van de Nederlandse nationaliteit afstand wordt gedaan van de nationaliteit van het land van herkomst.
Het terroriseren van dorpsbewoners in Hemelum |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
|
|
Kent u het bericht «Onmacht tegen dorpsterreur Hemelum»?1
Is het waar dat dorpsbewoners van Hemelum zuchten onder de terreur van twee gezinnen? Zo ja, hoe heeft dit zo ver kunnen komen? Wat gaat u er aan doen om hieraan een einde te maken? Zo nee, hoe zou u situatie dan wel omschrijven?
Zijn er meer dan twee gezinnen verantwoordelijk voor het escaleren van de situatie in Hemelum? Zo ja, hoeveel gezinnen betreft dit in het totaal? Hoeveel overlast veroorzaken deze gezinnen voor de rest van het dorp?
Hoe vaak hebben inwoners van het dorp Hemelum aangifte gedaan tegen leden van twee gezinnen die in het artikel van dorpsterreur worden beschuldigd? Hebben deze aangiften tot vervolging of veroordeling geleid? Zo ja, hoe vaak? Zo nee, waarom niet?
Hebben leden van een van de twee genoemde gezinnen aangifte gedaan tegen andere dorpsbewoners? Zo ja, hoe vaak? Hoe vaak heeft dat tot vervolging of veroordeling geleid? Zo nee, waarom niet?
Hebt u de indruk dat er sprake is van angst onder de bevolking van Hemelum en wel zodanig dat die angst een aantal inwoners van het dorp er van heeft weerhouden aangifte te doen? Zo ja, wat is uw mening hierover? Zo nee, hoe zou u de gevoelens van deze bewoners omschrijven?
Is het waar dat de politie bewoners soms heeft afgeraden aangifte te doen met als argument dat ze niet beschermd kunnen worden tegen de represailles van de verdachten? Zo ja, deelt u de mening dat daardoor het gezag bij de politie wegvalt en feitelijk wordt toegegeven dat er sprake is van een voor de politie niet meer te controleren situatie? Zo nee, wat is dan wel gezegd tegen bewoners om ze van aangifte te weerhouden?
Wat is de bemoeienis van de burgemeester bij de verwikkelingen in Hemelum? Is het waar dat hij zich oprecht ontzet heeft getoond en vond dat er ingegrepen moest worden? Zo ja, wat heeft de burgemeester gedaan om de situatie in het dorp te verbeteren? Waartoe heeft dit concreet geleid? Wat kan het gemeentebestuur doen om de situatie te verbeteren?
Heeft er afstemming plaatsgevonden tussen politie en het openbaar ministerie (OM) enerzijds en het gemeentebestuur anderzijds plaatsgevonden? Zo ja, op welke wijze en met welk resultaat? Zo nee, waarom niet?
Zijn er meer instanties dan politie, OM en gemeente bij de in opspraak zijnde gezinnen in Hemelum betrokken? Zo ja, welke?
Wat is de bemoeienis van het Veiligheidshuis Fryslân bij de verwikkelingen in Hemelum? Wat is de stand van zaken van de behandeling van de pesterijen en treiterijen die bij het Veiligheidshuis Fryslân?
Kunt u zich voorstellen dat bewoners van het dorp teleurgesteld zijn in de politie en de gemeente Nijefurd? Zo ja, wat gaat u doen om die teleurstelling weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Welke wettelijke mogelijkheden bestaan er om structureel overlastgevende burgers uit hun woonhuis te zetten? Is het gebruik van een van die mogelijkheden in Hemelum aan de orde? Zo ja, welke en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zijn die mogelijkheden om een structureel overlastgevende burger of gezin uit huis te zetten in het geval het een huurhuis betreft anders dan wanneer het om een koophuis gaat? Zo ja, wat zijn die verschillen?
Staatsbosbeheer |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Staatsbosbeheer mee doet aan acties tegen het regeringsbeleid inzake natuur?1
Ja.
Vindt u het normaal dat een zelfstandig bestuursorgaan dat volledig gefinancierd wordt door de staat meedoet aan protesten tegen de regering?
Staatsbosbeheer is een zelfstandig bestuursorgaan met als wettelijke taak het beheren van de objecten om de natuur- en landschapswaarden in stand te houden, dan wel te ontwikkelen. Voor mij is van belang dat Staatsbosbeheer binnen deze taakomschrijving opereert en op loyale wijze uitvoering geeft aan het kabinetsbeleid.
Welke stappen zet u om zulke onzinnige acties door Staatsbosbeheer te beëindigen? Hoe zorgt u ervoor dat Staatsbosbeheer zich gaat concentreren op zijn taak om met de aan hem ter beschikking gestelde middelen zo efficiënt mogelijk de prachtige natuurgebieden te beheren?
In het reguliere overleg met Staatsbosbeheer zal ik de betrokkenheid van Staatsbosbeheer bij dergelijke acties in de toekomst agenderen. Voorts zal ik mij laten informeren over de overwegingen van Staatsbosbeheerom deel te nemen aan genoemde actie. Op basis daarvan zal ik mij over een dergelijke gedragslijn in deze beraden.
Deelt u de opvatting van Natuurmonumenten dat er zonodig entree geheven moet worden bij natuurgebieden om tekorten bij het natuurbeleid te verminderen?2
De opvatting van Natuurmonumenten plaats ik in het kader van reageren op het regeerakkoord, waarin ook voor het natuur- en landschapsbeleid de nodige maatregelen zijn aangekondigd. Het rijksoverheidsbeleid is er tot nu toe op gericht dat toegang tot de natuur zo laagdrempelig mogelijk moet zijn. In het regeerakkoord staat aangekondigd dat het natuur- en landschapsbeleid wordt gedecentraliseerd. Het is dus aan de provincies om hier in de toekomst een standpunt over in te nemen.
Kunt u inzage geven in de salarissen van directies van natuurorganisaties die geld van het Rijk krijgen?
Ja.
Veel natuurorganisaties, waaronder Natuurmonumenten en de 12 Landschappen, zijn lid van de VFI-brancheorganisatie van goede doelen. Deze leden onderschrijven de code van goed bestuur van goede doelen, zoals destijds is opgesteld. Deze code schrijft onder andere voor dat de norm van beloning voor directeuren is afgeleid van het beloningsgebouw van de Rijksoverheid. Bovendien dienen deze beloningen in de jaarverslagen te worden vermeld.
In het jaarverslag van Natuurmonumenten over het jaar 2009 staat vermeld dat de directeur een beloning ontvangt van € 132 000. De beloning van directeuren van de 12 Landschappen wordt gebaseerd op de CAO bos en natuur en bedraagt maximaal € 87 415 (exclusief de mogelijkheid van het bestuur om de directeur eenmalig een bonus toe te kennen).
Staatsbosbeheer is als overheidsorganisatie geen lid van de VFI-branche organisatie voor goede doelen. De beloning van de directeur Staatsbosbeheer wordt ook in het jaarverslag van de organisatie vermeld. In het jaarverslag 2009 staat dat de beloning van de directeur in € 167 262,– bedraagt. Inclusief het werkgeversdeel van de pensioenlast € 191 022,–, zoals ook al vermeld in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Van Gerven over de bezoldiging van Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht van Staatsbosbeheer, die uw Kamer 8 februari ontvangen heeft.
Is het waar dat de directie van Staatsbosbeheer een salaris heeft ver boven de «Balkenendenorm»? Waarom is dit? Wat zijn de salarissen inclusief alle emolumenten?
Zie antwoord vraag 5.
Ligt het niet eerder voor de hand dat er, gelijk aan de actie die de regering heeft ingezet om de salarissen van directies van ontwikkelingsorganisaties onder de Balkenendenorm te brengen een soortgelijke actie wordt ingezet voor de directies van natuur- en milieuorganisaties die subsidie van het rijk krijgen, zodat een zo groot mogelijk deel van hun budget naar de natuur gaat?
Nee. Dit is, gezien het antwoord op vraag 5 en 6, niet nodig.
De ontwikkeling van passend onderwijs en de betrokkenheid van ouders daarbij |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Kunt u aangeven op welke wijze en wanneer u welke ouderorganisaties betrekt in de totstandkoming van het wetsvoorstel dat passend onderwijs wettelijk moet verankeren?
De afgelopen jaren is passend onderwijs met betrokkenheid van de sectororganisaties, vakbonden en ouderorganisaties voorbereid. Zodoende konden zowel de invalshoeken van de besturen, het personeel als de ouders worden meegenomen. Ik hecht veel waarde aan de inbreng van deze organisaties. Zoals u weet hebben de sectororganisaties en vakbonden echter aangegeven niet langer met het ministerie overleg te willen voeren over passend onderwijs. Hierdoor hebben de afgelopen periode geen gezamenlijke besprekingen meer plaatsgevonden. Ik betreur deze gang van zaken en heb daarom recentelijk een beroep gedaan op de sectororganisaties en vakbonden om het overleg te hervatten. Om de ouderorganisaties bij de voorbereiding van het wetsvoorstel te blijven betrekken, is er op 6 januari jl. een apart overleg met de ouderorganisaties geweest. Ik hoop dat alle betrokken organisaties in de nabije toekomst weer hun inbreng willen leveren ten behoeve van passend onderwijs.
Welke acties heeft u sinds het algemeen overleg van 11 februari 2010 richting ouderorganisaties ondernomen om de positie van ouders in de ontwikkeling van het passend onderwijs te versterken?
Om ouderorganisaties bij de voorbereiding van het wetsvoorstel passend onderwijs te betrekken is er de afgelopen periode, in verschillende samenstellingen, vanuit het ministerie met de volgende organisaties overleg gevoerd:
Omdat de invulling van de positie van ouders in passend onderwijs voor een belangrijk deel ook in het referentiekader passend onderwijs wordt opgenomen, hebben ouderorganisaties na het algemeen overleg van 11 februari 2010 overleg gevoerd met de sectororganisaties over de uitwerking van dit referentiekader. Dit is gefaciliteerd vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Voor de zomer van 2010 is door de sectororganisaties aan de Tweede Kamer gerapporteerd over de voortgang van de totstandkoming van het referentiekader. Als gevolg van de voorgenomen bezuinigingen op passend onderwijs heeft de ontwikkeling van het referentiekader na de zomer enige tijd stil gelegen. Inmiddels heb ik echter begrepen dat de sectororganisaties de werkzaamheden ten aanzien van het referentiekader hebben hernomen en dat ook de ouderorganisaties hierbij worden betrokken.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het verschijnen van de beleidsbrief over passend onderwijs in januari 2011?
Ja.
Het in tegenspraak met eerdere toezeggingen op straat zetten van asielzoekers in vrieskou |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Waarom zijn er op donderdag 16 december jl. in vrieskou en sneeuw twee asielzoekers op straat gezet in Ter Apel? Door welke dienst is dit gebeurd?
Het betrof in dit geval een echtpaar dat een vervolg asielaanvraag wilde indienen nadat een tweede asielaanvraag kort daarvoor was afgewezen. Hun opvang was al in oktober 2010 beëindigd.
Betrokkenen meldden zich in december 2010 opnieuw bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in Ter Apel en gaven aan een nieuwe asielaanvraag te willen indienen. Door het enkele kenbaar maken van de wens een vervolgaanvraag te willen indienen, ontstaat er echter geen recht op opvang. Dit recht op opvang ontstaat pas wanneer de asielaanvraag daadwerkelijk wordt ingediend. Hiermee wordt zoveel mogelijk voorkomen dat vervolgaanvragen worden ingediend enkel om opvang te verkrijgen.
In afwachting van de indiening van deze aanvraag heeft de IND betrokkenen daarom heengezonden. Zodra echter bleek dat de desbetreffende asielzoekers moeite hadden om opvang te vinden is hen, gegeven de situatie van extreme kou, alsnog opvang aangeboden tot het moment van de indiening van de vervolgaanvraag. Hiervan hebben zij echter geen gebruik gemaakt.
Hoe verhoudt zich dit tot uw nadrukkelijke toezegging dat dit niet meer zou gebeuren?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat u zelf de regie in handen neemt nu het vertrouwen op het gezonde verstand van de uitvoering onterecht is gebleken?
Zie antwoord vraag 1.
Wat hebt u gedaan om deze fout te herstellen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u, gelet op de ernst van de situatie, bereid deze vragen binnen een week te beantwoorden?
Ja. Helaas is dit echter niet mogelijk gebleken.
Rechterlijke uitspraken in Afghaanse asielzaken, die mede gebaseerd zijn op informatie op www.wikileaks.nl |
|
Hans Spekman (PvdA), Raymond Knops (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van enkele recente rechterlijke uitspraken in Afghaanse asielzaken ten gevolge waarvan Afghaanse asielzoekers niet kunnen worden teruggestuurd?1
Ja.
Geven de verwijzingen in de bedoelde uitspraken naar informatie op WikiLeaks aanleiding tot de conclusie dat de ambtsberichten van het ministerie van Buitenlandse Zaken over Afghanistan zijn gebaseerd op onjuiste informatie?
Nee.
In een aantal zaken oordeelt de rechter dat er geen grond bestaat voor het oordeel dat in het ambtsbericht Afghanistan van juli 2010 is uitgegaan van onjuiste gegevens m.b.t. de aantallen burgerslachtoffers in de periode juni-december 2009.
In een aantal andere zaken heeft de rechtbank bepaald dat er een nieuw besluit genomen moet worden door de minister voor Immigratie en Asiel, met inachtneming van de uitspraak van de rechter. De rechter heeft daarbij overwogen dat de berichtgeving van Human Rights Watch (HRW) d.d. 26 juli 2010 aanleiding had behoren te zijn tot nader onderzoek door de minister voor Immigratie en Asiel alvorens tot afwijzing van de betrokken asielaanvragen te besluiten. In deze zaken is hoger beroep ingesteld door de minister voor Immigratie en Asiel. Op 31 januari 2011 heeft de Raad van State het hoger beroep op zitting behandeld. De Raad van State heeft hierover nog geen uitspraak gedaan.
De Raad van State heeft wel in een aantal zaken waarbij de vreemdeling in hoger beroep is gegaan tegen de ongegrond verklaring van de rechtbank het hoger beroep met een verkorte motivering ongegrond verklaard2. In deze zaken is daarmee in rechte komen vast te staan dat de berichtgeving van HRW geen concrete aanknopingspunten vormt voor twijfel aan de informatie in het ambtsbericht Afghanistan van juli 2010 van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Gaat u ambtsberichten voortaan mede baseren op informatie op WikiLeaks?
Zoals gebruikelijk wordt in nieuw op te stellen ambtsberichten door het ministerie van Buitenlandse Zaken rekening gehouden met alle relevante nieuwe informatie, die beschikbaar is gekomen sinds publicatie van het laatste ambtsbericht. Gezien de aard van de berichten die op Wikileaks zijn gepubliceerd, is daarin opgenomen informatie niet op juistheid te toetsen en lenen deze berichten zich derhalve niet voor het gebruik als objectief bronnenmateriaal.
Welke gevolgen hebben de genoemde rechterlijke uitspraken voor het asiel- en terugkeerbeleid voor personen uit Afghanistan?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2 bestaat er geen aanleiding om de juistheid van het beeld dat het ambtsbericht van juli 2010 schetst over de situatie in Afghanistan, in twijfel te trekken. De minister voor Immigratie en Asiel ziet dan ook geen aanleiding om de beleidsconclusies die hij op basis van dit ambtsbericht heeft getrokken, te herzien.
Welke gevolgen hebben de genoemde rechterlijke uitspraken voor de behandeling van lopende asielaanvragen, lopende asielberoepen en hoger beroepen van personen uit Afghanistan?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2 is tegen de uitspraken van de rechtbank waarin het beroep van de asielzoeker gegrond is verklaard, door de minister voor Immigratie en Asiel hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Shell |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat Shell een schikking heeft getroffen ter waarde van 80 miljoen dollar om «een proces wegens corruptie te voorkomen»?1
Shell heeft bevestigd dat een schikking is getroffen met de Nigeriaanse autoriteiten voor een bedrag van circa $10 miljoen. In dezelfde zaak trof Shell eerder een schikking met de Securities and Exchange Commission (SEC) en het Openbaar Ministerie in de Verenigde Staten voor $48 miljoen. Het staat partijen vrij om binnen de bestaande wettelijke kaders dergelijke schikkingen te treffen.
Wat is uw reactie op de via Wikileaks uitgelekte berichten dat de Nederlandse ambassade in Nigeria door Shell wordt ingezet bij het lobbyen tegen de aanscherping van nationale wetgeving voor de olieindustrie (de zogeheten Petroleum Industry Bill)?2 Kloppen deze berichten? Zo ja, op basis van welke overwegingen en op wiens instructie zet de Nederlandse ambassade zich hiervoor in? Wat is er precies gewisseld in de telefoongesprekken waarvan melding wordt gemaakt? Op welke wijze zorgt de ambassade ervoor dat in haar belangenbehartiging een juiste balans bestaat tussen de belangen van het bedrijfsleven enerzijds en andere belangen, zoals bijvoorbeeld van NGO’s, en waarden, zoals bijvoorbeeld op het gebied van arbeids-, milieu- en mensenrechten anderzijds?
De Nederlandse ambassade in Nigeria houdt zich bezig met een breed pakket van taken en zoekt daarbij de balans tussen handels- en investeringsbevordering en energievraagstukken, alsmede het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen, milieubescherming en mensenrechten. De beleidsuitgangspunten van Nederland worden als volgt vormgegeven.
Op het gebied van energie is de inzet van de Nederlandse regering onder andere gericht op het scheppen van de juiste voorwaarden om langetermijninvesteringen in de olie- en gasindustrie in Nigeria mogelijk te maken. In dit kader heeft de Nederlandse regering tegenover de Nigeriaanse overheid bepleit dat deze alle belanghebbenden, inclusief de oliemaatschappijen, betrekt bij de ontwikkeling van een nieuw wettelijk kader voor deze sector. Tevens is de noodzaak van transparantie, het nemen van verdere milieumaatregelen, en van een balans tussen belastingniveau en investeringsklimaat aan de orde gesteld. In het kader hiervan hebben ambassadeurs in Nigeria, waaronder de Nederlandse, ook gesprekken met stakeholders zoals de Nigerian National Petroleum Corporation (NNPC). Dit betrof overigens geen telefoongesprek maar een bijeenkomst.
De Nederlandse regering steunt verder de zogenaamde Voluntary Principles on Security and Human Rights (VPs). Dit initiatief, dat zich richt op bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen bij de winning van delfstoffen, sluit aan bij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, die op het vlak van MVO uitgangspunt dienen te zijn voor Nederlandse bedrijven in het buitenland. Ook Shell heeft de Voluntary Principles onderschreven. In de dialoog met Shell en de Nigeriaanse overheid benadrukt Nederland het belang van naleving van deze Voluntary Principles.
Voorts steunt de regering het wereldwijde «Extractive Industries Transparency Initiative». Dit initiatief is gericht op openbaarmaking van overdrachten van bedrijven en van overheidsinkomsten bij de winning van delfstoffen. Ook in Nigeria moet dit initiatief bijdragen aan grotere transparantie in de olie- en gassector.
De Nederlandse ambassade in Abuja ondersteunt de activiteiten van het Stakeholders Democracy Network (SDN), een internationale NGO die onder meer onderzoek doet naar de gevolgen voor de lokale bevolking van de olie- en gaswinning in de Nigerdelta. Over de aanpak daarvan zit SDN regelmatig met oliemaatschappijen zoals Shell en de Nigeriaanse overheid om de tafel. De Nederlandse bijdrage aan SDN is gericht op het opzetten van een mensenrechtenplatform in de Nigerdelta en het versterken van lokale partnerorganisaties. De totale voorziene bijdrage vanuit het Mensenrechtenfonds is 1,4 miljoen Euro (2008–2012).
Verder ondersteunt de Nederlandse ambassade het Bayelsa Expenditure and Income Transparency Initiative (BEITI). Dit project is gericht op het bevorderen van transparantie en controle op de overheidsinkomsten en -uitgaven van de staat Bayelsa, één van de olieproducerende staten in de Nigerdelta. Om een effectieve aanpak van corruptie te bevorderen wordt tevens een «Judicial Integrity Action Programme» (JIA) ondersteund. De totale voorziene bijdrage aan BEITI en JIA vanuit het Mensenrechtenfonds is 2,3 miljoen Euro (2009–2012).
Wat is uw reactie op het bericht dat Shell in staat is om haar gasfakkels, die zorgen voor een hoge uitstoot van broeikasgassen, in Nigeria in 2011 te doven?3 Bent u bereid om er bij Shell op aan te dringen om alles in het werk te stellen om ook daadwerkelijk te realiseren dat de fakkels in 2011 gedoofd zijn en dat voornemen publiekelijk te bevestigen?
In contacten met Shell en de Nigeriaanse overheid heeft de Nederlandse regering regelmatig aangedrongen op spoedige beëindiging van affakkeling van gas in Nigeria. In het streven tot beëindiging van affakkeling is Shell mede afhankelijk van de inzet van de Nigerian National Petroleum Corporation op dit vlak. Verder speelt de slechte veiligheidssituatie in de Nigerdelta een beperkende rol bij het realiseren van technische voorzieningen om het affakkelen te stoppen. De regering deelt de waarneming van het kamerlid Gesthuizen (zoals beschreven in publieke verslagen van haar recente bezoek aan de Nigerdelta) dat in het gebied sprake is van een complexe bestuurssituatie.
Het affakkelen is in het afgelopen decennium aanzienlijk verminderd, maar nog niet beëindigd. In de dialoog met Shell en de Nigeriaanse overheid zal Nederland aandacht blijven vragen voor deze problematiek en erop blijven aandringen het affakkelen zo snel mogelijk te beëindigen. Dit zal onder meer aan de orde worden gesteld tijdens het gesprek dat minister Verhagen binnenkort heeft met Shell topman Peter Voser.
Bezuinigingen op de bedrijfsvoering van een faculteit van de UvA |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met de drastische reorganisatieplannen van de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam (UvA) in verband met een vorig jaar geconstateerd begrotingstekort? Zo nee, bent u bereid u hiervan op te hoogte te stellen? Zo ja, hoe beoordeelt u deze plannen, ook gezien de aanleiding waarbij een groot tekort op de begroting niet eerder door de verantwoordelijke Colleges van Bestuur en toezicht werd opgemerkt?
De reorganisatieplannen van de UvA zijn mij niet bekend. Beslissingen over de bedrijfsvoering van een instelling behoren tot de verantwoordelijkheid van het college van bestuur zoals is vastgelegd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Met dergelijke beslissingen heb ik geen bemoeienis.
Op welke wijze kunt u in dergelijke situaties Colleges van Bestuur en Raden van Toezicht aanspreken op respectievelijk hun bestuurlijke rol en controlerende rol bij niet eerder geconstateerde substantiële grote tekorten, die tot dergelijke forse reorganisatieplannen moeten leiden?
Indien de jaarrekening, voorzien van een accountantsverklaring, mij daartoe aanleiding geeft, kan ik in zeer uitzonderlijke gevallen besluiten te sanctioneren. Vanzelfsprekend kan ik daarnaast overleg plegen met het college van bestuur of met de raad van toezicht. Als de continuïteit van de instelling in gevaar komt kan ik, ingeval van een openbare universiteit zoals de UvA, ingrijpen in de samenstelling van de raad van toezicht.
Vindt u het daarbij geoorloofd dat er vast personeel wordt ontslagen, niet alleen voor het wegwerken van tekorten, maar ook voor het opbouwen van een financiele reserve tot wel 10% van het jaarbudget?
Ik ga ervan uit dat het College van Bestuur van de UvA een uiterst zorgvuldige afweging maakt als het gaat om de belangen van het personeel, de studenten en de bedrijfsvoering, en de continuïteit van de instelling.
Deelt u de mening dat er voorts scherp gelet dient te worden op de kwaliteit van het onderwijs en de positie van onderwijspersoneel bij faculteiten die in dergelijke financiële problemen verkeren?
De kwaliteit van het onderwijs is zonder meer belangrijk. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt in eerste instantie bij de instelling. Op grond van de WHW wordt kwaliteit op een aantal manieren geborgd, zowel intern als extern (NVAO). Vanaf 1 september 2010 heeft de rvt bovendien expliciet een rol ten aanzien van de kwaliteitsborging. Voor de borging van de kwaliteit van het onderwijs is uiteraard het onderwijspersoneel van belang; de positie van het onderwijspersoneel in rechtspositionele zin is echter een verantwoordelijkheid van de instelling waarmee ik geen bemoeienis heb.
Zo ja, hoe gaat u dat in deze specifieke situatie controleren en borgen?
Zie het antwoord op vraag 4.
De Verklaring Omtrent het Gedrag voor het individueel begeleiden van minderjarigen vanuit een persoonsgebonden budget |
|
Nine Kooiman |
|
Welke eisen worden momenteel gesteld aan bureau's die vanuit een persoonsgebonden budget (pgb) begeleiding bieden?
Geen. De budgethouders kiezen zelf hun zorgleverancier en zij zijn verantwoordelijk voor hun keuze.
Is het waar dat het voor het individueel begeleiden van minderjarigen (bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding) vanuit een pgb niet vereist is dat de begeleider over een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) beschikt?
Ja. Overigens is huiswerkbegeleiding niet mogelijk vanuit een pgb, omdat dit soort begeleiding geen AWBZ-zorg is.
Bent u bereid zich te verdiepen in bijgevoegde melding die ik per email ontving?1 Hoe beoordeelt u het feit dat een voor een zedendelict veroordeeld persoon, over wie de reclassering expliciet heeft geadviseerd om deze persoon te verbieden nog met kinderen te werken, inmiddels vanuit een pgb individueel huiswerkbegeleiding geeft aan (vaak verstandelijk gehandicapte) minderjarigen?
Ik acht het zeer ongewenst dat een persoon die voor een zedendelict is veroordeeld, één op één begeleiding biedt aan minderjarigen. Om dit te voorkomen is het overleggen van een VOG een middel. Het is echter primair de verantwoordelijkheid van de ouders van de minderjarige pgb-houder, om alvorens een begeleider of een pgb-bureau in te huren aan wie zij hun kinderen toevertrouwen, het overleggen van een VOG te eisen.
Een budgethouder die zelf zijn zorg en begeleiding inkoopt, wordt namelijk werkgever respectievelijk opdrachtgever van de ingehuurde zorgverlener. Als deze zorg door een zelfstandige zorgverlener wordt geboden zou de budgethouder om een keurmerk Zelfstandig Ondernemend Zorgverlener van het STIZOZ kunnen vragen, dat naast allerlei andere kwaliteitsgegevens ook de aanwezigheid van een recente VOG omvat.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat iemand die voor een zedendelict is veroordeeld één op één begeleiding biedt aan minderjarigen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid eisen te gaan stellen aan pgb-bureaus, bijvoorbeeld door het bezit van een VOG verplicht te stellen? Zo nee, welke andere maatregelen gaat u nemen om te voorkomen dat zedendelinquenten ongecontroleerd met een pgb-buerau aan de slag kunnen?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u het eveneens onwenselijk dat betrokkene ook op andere plaatsen in de samenleving, zoals bij een sportclub, actief is met minderjarigen? Welke mogelijkheden zijn er om dit te voorkomen?
Ja, dat vind ik onwenselijk.
De ministeries van Veiligheid en Justitie en VWS financieren de uitwerking van een samenhangend pakket aan maatregelen om seksueel misbruik te voorkomen van vrijwilligers die met jongeren werken. Deze aanpak, met de titel «In veilige handen», omvat onder andere gedragsregels, een omgangscode, een meldprotocol, een stappenplan voor organisaties en een risicoprofiel voor functies waarvoor een vrijwilligersorganisatie een VOG zou kunnen verlangen van vrijwilligers. Meer informatie over deze aanpak is te vinden op www.inveiligehanden.nl.
Zou het zinnig zijn de Inspectie jeugdzorg bevoegdheden toe te kennen om actie te ondernemen op meldingen als hiervoor omschreven? Zo nee, waarom niet?
De Inspectie voor de Gezondheidszorg voert een actief beleid met betrekking tot het melden van seksueel misbruik voor alle zorg zoals omschreven in de AWBZ en de Zvw. Alle incidenten op het gebied van zorg moeten bij die Inspectie gemeld worden. Deze Inspectie volgt alle meldingen op dit gebied.
Halal-lunch bij de politie |
|
Hero Brinkman (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het artikel «Uitsluitend halal-lunch bij politie»?1
Ja.
Deelt u de mening dat dit een voorbeeld is van onacceptabele islamisering van Nederland en dat wij dit in Nederland niet moeten willen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Hier is sprake van het verstrekken van lunchpakketten zonder varkensvlees omdat het organisatorisch beter uitvoerbaar is.
Bent u bereid hier direct een einde aan te maken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het gaat naar mij gebleken is om een organisatorische maatregel, gegeven het opererend aantal mensen dat om wat voor reden ook geen varkensvlees eet. Vermoedelijk zou hetzelfde gebeuren indien het aantal vegetariërs enorm toeneemt. Ook dan is dit geen bewijs van vegetarisering van de Nederlandse samenleving.
Early bird scholen |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Bent u bekend met het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 november 2010 tegen de stichting Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam (BOOR), die Early bird scholen in stand houdt?
Ja.
Wat is uw reactie op het vonnis? Kunt u toelichten hoe het oordeel van de rechtbank dat de praktijk van Early bird scholen duidelijk in strijd is met de wet zich verhoudt tot de uitspraak van de voormalig staatssecretaris «dat er geen enkele aanwijzing is, maar dan ook geen enkele, dat wat in Rotterdam gebeurt zich niet verhoudt tot onze onderwijswetgeving»?1
Op 24 november 2010 heeft de rechtbank Rotterdam beslist dat er in een later stadium een comparitiezitting zal plaatsvinden. Er is nog geen inhoudelijke uitspraak gedaan over of EarlyBird-scholen zich aan de onderwijswetgeving houden. Dit zal in februari van dit jaar gebeuren.
Ik kan geen toelichting geven op een rechtelijke uitspraak die nog niet is gedaan.
Op welke wijze gaat u bewerkstelligen dat de Early bird scholen weer binnen de grenzen van de wet opereren? Kunt u garanderen dat deze scholen het Engels voor maximaal 15% als voertaal gebruiken, mochten zij als experiment worden aangemerkt? Bent u in dat geval bereid deze scholen uitdrukkelijk op het tijdelijke karakter van het experiment te wijzen?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Hoeveel experimenten lopen er inmiddels met scholen die voor maximaal 15% een andere taal dan het Nederlands als voertaal gebruiken?
Op dit moment experimenteren 14 scholen voor primair onderwijs binnen het pilotproject van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met het lesgeven in een vreemde taal tot maximaal 15% van de onderwijstijd.
Herkent u het signaal dat inmiddels meerdere scholen in Nederland voor een deel van het curriculum Engels als voertaal gebruiken, zonder dat sprake is van een experiment? Hoe maakt u aan scholen duidelijk wat de wettelijke grenzen zijn?
Scholen dienen zich aan de wet te houden en de Inspectie ziet daarop toe. Zij heeft nergens geconstateerd dat scholen voor een deel van het curriculum Engels als voertaal gebruiken.
Jagen terwijl de bodem met sneeuw bedekt is |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Is het waar dat er ondanks de hevige sneeuwval en het feit dat de bodem bedekt is met sneeuw, drijfjachten georganiseerd mogen worden op hazen, konijnen, fazanten en eenden?
Op artikel 53, eerste lid, onderdeel g, van de Flora- en faunawet is voor de genoemde soorten een uitzondering opgenomen in artikel 15, vierde lid, van het Jachtbesluit. Ik verwijs verder naar de eerdere beantwoording van Kamervragen, 24-12-2009, over dit onderwerp (kenmerk NLP.2009–2701).
Is het waar dat, hoewel artikel 53g van de Flora en faunawet bepaalt dat er niet gejaagd mag worden wanneer de bodem met sneeuw bedekt is, jagers in uitzondering daarvan mogen jagen wanneer ze geen sporen volgen maar dieren «opdrijven»?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat een dergelijke uitzondering een oneigenlijke inbreuk vormt op het beschermingsregime dat de Flora- en faunawet bedoelt te bieden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Onder de in het Jachtbesluit genoemde voorwaarden, is de bescherming voldoende gewaarborgd.
Bent u bereid tot het instellen van een algeheel jachtverbod in tijden dat de bodem met sneeuw bedekt is, waarop de drijfjacht geen uitzondering vormt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
De Flora- en faunawet voorziet niet in de mogelijkheid dat een bewindspersoon tussentijds de jacht sluit. Deze bevoegdheid is neergelegd bij gedeputeerde staten. Ik verwijs graag naar de eerdere beantwoording van Kamervragen over dit onderwerp (Kenmerk NLP.2009–2701).
Deelt u de mening dat het onethisch is dieren in drijfjachten te belagen wanneer de dieren niet in staat zijn te vluchten wegens de hoogte van de sneeuw? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u voorkomen dat dit nog langer gebeurt?
Nee, zie het antwoord op vraag 1 en 2. Daarnaast heeft de Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging haar leden opgeroepen om terughoudend te zijn met de jacht, vanwege de winterse omstandigheden.
Kunt u aangeven hoe het aantal hazen zich in het afgelopen jaar ontwikkeld heeft en of u van mening bent dat de haas een vrij bejaagbare soort dient te blijven? Kunt u toelichten waarom de haas nog steeds een bejaagbare diersoort is, terwijl er zorgen zijn over de ontwikkeling van de soort?
Nee, in het afgelopen jaar zijn er geen metingen verricht in het kader van netwerk ecologische monitoring. De haas is een algemeen voorkomende soort in Nederland en veroorzaakt schade aan landbouw- en tuinbouwgewassen. Daarom zie ik geen reden om de haas niet meer als bejaagbare soort te beschouwen. Zie tevens de eerdere beantwoording van Kamervragen over dit onderwerp (TK, Handelingen, 2008–2009, nr. 697).
Nanodeeltjes in voedingsmiddelen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe dient uw antwoord dat Nederland geen voorstander is van een nationale meldplicht en dat Nederland initiatieven van de Europese Commissie steunt, geïnterpreteerd te worden? Welke initiatieven neemt de Europese Commissie en op welke wijze worden die door Nederland gesteund?1
Nederland is een voorstander van een uniforme Europese aanpak ten aanzien van traceerbaarheid van nanodeeltjes in producten.
In Europees verband zijn er twee initiatieven genomen:
Onder Belgisch EU-voorzitterschap zijn voornemens van diverse lidstaten besproken ten aanzien van de traceerbaarheid van nanodeeltjes in consumentenproducten. Echter er zijn geen raadsconclusies hiervoor opgesteld zoals voorgenomen.
Het tweede initiatief betreft het etiketteren van nanodeeltjes in voedingsmiddelen. Dit wordt uitgewerkt in het voorstel voor een etiketteringverordening (Verordening voedingsinformatie aan consumenten). In november 2010 is in Brussel een concreet tekstvoorstel besproken dat de volgende elementen bevat:
Welke initiatieven nemen andere EU-landen met betrekking tot een meldplicht voor nano-deeltjes?
Frankrijk heeft als enige EU-land te kennen gegeven een nationale registratieplicht voor nanodeeltjes in te voeren voor consumentenproducten. Daarvoor heeft Frankrijk in de zomer van 2010 een wet aangenomen, die nationale regelgeving mogelijk maakt. Dit is gemeld aan de Europese Commissie. Of dit voornemen door de Europese Commissie wordt toegestaan is nog onzeker.