De Europese coronareispas. |
|
Fleur Agema (PVV), Vicky Maeijer (PVV) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met uw voornemen om akkoord te gaan met het vervallen van de Europese coronareispas negen maanden na de tweede vaccinatie indien de gebruiker geen derde coronavaccinatie neemt?1
Ja, Nederland heeft op 16 december 2021 ingestemd met de maximale geldigheid van het digitale EU-covidcertificaat (DCC) van 9 maanden na volledige vaccinatie.
Klopt het dat u eerst niet akkoord wilde gaan met dit voornemen van de Europese Unie? Zo ja, waarom draaide u?2
Mijn voorganger heeft zich ingezet voor een uniforme aanpak in de Europese Unie en een geldigheidsduur van de vaccinatiecertificaten die rekening houdt met de beschermende werking van de vaccins. De bescherming van de primaire vaccinatie tegen ernstige ziekte en ziekenhuisopnames, en tegen besmetting en verspreiding, nam bij deltavariant in de loop van de tijd af, met name bij ouderen. De bescherming tegen de nu dominante omikronvariant van de primaire vaccinatie is veel sterker teruggelopen. Hierdoor werd het nodig om een geldigheidsduur af te spreken van de primaire vaccinatie. Daarbij speelde ook een rol dat diverse lidstaten eenzijdig een geldigheidsduur van de vaccinatiecertificaten wilden vaststellen.
Bent u wel op tijd klaar om alle mensen die dat willen hun derde vaccinatie te geven voordat hun Europese coronareispas vervalt?
Ja, alle mensen van 18 jaar en ouder die meer dan drie maanden geleden de primaire vaccinatie hebben afgerond of een besmetting hebben doorgemaakt, hebben de gelegenheid gekregen een afspraak te maken. In het hele land zijn er voldoende mogelijkheden om een afspraak te maken en op steeds meer locaties is het maken van een afspraak niet nodig. Op de site prikkenzonderafspraak.nl kan iedereen zien waar er zonder afspraak geprikt wordt.
Wat is het doel van het laten vervallen van de Europese coronareispas negen maanden na de tweede coronavaccinatie indien de houder geen tweede coronavaccinatie neemt?
Het doel van het DCC is het vergemakkelijken van vrij en veilig verkeer binnen de Europese Unie gedurende de COVID-19-pandemie. Aangezien de effectiviteit van coronavaccins na verloop van tijd afneemt, bestaat hiermee het risico dat reizende personen het virus sneller over zullen kunnen dragen. Om deze reden is het belangrijk dat er in Europees verband een uniforme maximale geldigheidsduur is afgesproken.
Wat is de wetenschappelijke onderbouwing van dit doel?
Het hanteren van een geldigheidsduur van negen maanden is mede gebaseerd op publicaties van het ECDC. Uit wetenschappelijke onderzoeken, waaronder analyses van het RIVM, weten we dat de bescherming van de vaccins na verloop van tijd afneemt, waardoor het risico op infectie en op ernstige ziekte toeneemt. De opkomst van de omikronvariant benadrukt deze urgentie nog eens.
Op basis van eerste gegevens over de effectiviteit van boostervaccinaties lijkt een boostervaccinatie een duidelijke verbetering te geven van de vaccineffectiviteit ten aanzien van besmetting met de omikronvariant en ziekenhuisopname als gevolg van de omikronvariant. Het RIVM geeft aan dat de boostervaccinatie de herkenning van het virus door het immuunsysteem verbetert. De geboden bescherming is weliswaar iets lager dan tegen de deltavariant, maar wel significant beter dan na de basisserie.
De Europese coronareispas zou toch na een jaar helemaal komen te vervallen?
De verordening die het kader voor het Digitaal Corona Certificaat (DCC) vaststelt, kent een looptijd van 12 maanden en is op 1 juli 2021 van kracht geworden. In de verordening is de procedure opgenomen om, indien gewenst, de looptijd te verlengen. De Europese Commissie is verplicht om drie maanden voor het einde van deze toepassingsperiode een verslag in te dienen bij de medewetgevers (Raad en Europees Parlement). Op dat moment kan de Commissie ook voorstellen om de looptijd te verlengen wanneer de epidemiologische situatie daar om vraagt. Deze verordening is tijdelijk maar zal, als de pandemie voortduurt, naar verwachting worden verlengd. Wat het kabinet betreft, is het DCC een nuttig instrument om reizen te faciliteren en kan het worden ingezet zo lang als dat nog nodig is gedurende de pandemie.
Zo ja, hoe legt u uit dat deze toch niet komt te vervallen aan alle mensen die zich dachten eenmalig volledig te laten vaccineren om op vakantie te kunnen?
Zie het antwoord op vraag 6.
Hoe kan het dat wanneer u mensen die tweemaal gevaccineerd zijn in Kamerstukken aanduidt als «volledig gevaccineerd», deze mensen nu te horen krijgen dat tweemaal toch niet genoeg is?
De vaccins van AstraZeneca, Moderna en Pfizer zijn goedgekeurd op basis van twee doses. Voor het Janssen-vaccin volstond één prik. Met deze doseringen werd het meest optimale niveau van bescherming bereikt. Hierbij hebben de geneesmiddelenautoriteiten zoals het EMA en het CBG, en het RIVM en de Gezondheidsraad, steeds benadrukt dat nog onbekend was hoe lang de vaccins bescherming zouden bieden tegen SARS-CoV-2. Om dit te bepalen is onderzoek over een langere periode nodig. Inmiddels wordt hierover steeds meer bekend. Hoe lang de bescherming aanhoudt, hangt af van verschillende factoren, waaronder de opkomst van nieuwe varianten zoals de omikronvariant. Op basis van de eerste gegevens over de effectiviteit van boostervaccinaties lijkt een boostervaccinatie betere bescherming te bieden tegen zowel besmetting als ziekenhuisopname als gevolg van de omikronvariant, in vergelijking tot de bassiserie van één of twee doses.
Waarom bent u akkoord gegaan met de termijn van negen maanden? U houdt toch vol dat de vaccins helemaal niet zo snel in werking afnemen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Zijn de vaccins toch uitgewerkt na negen maanden? Zo nee, waarom dan de termijn van negen maanden?
Zie de antwoorden op vragen 2 en 5.
Binnen welke termijn zijn de vaccins uitgewerkt? Binnen welke termijn voor mensen boven de 80 jaar? Binnen welke termijn voor mensen tussen de 60–80 jaar? Binnen welke termijn voor mensen tussen de 40–60 jaar?
Het RIVM en de Gezondheidsraad hebben steeds benadrukt dat onderzoek over een langere periode nodig is om gedegen uitspraken te kunnen doen over de beschermingsduur van de vaccins. Hoe lang de bescherming aanhoudt, hangt ook af van verschillende factoren, waaronder de opkomst van nieuwe varianten. Dit is wat we nu zien met de omikronvariant. De schattingen van vaccineffectiviteit tegen ziekenhuis- en IC-opname voor de periode 27 oktober t/m 21 december 2021 waren 89% en 95%, respectievelijk, waarbij deze vanaf het begin lager waren bij oudere dan jongere leeftijdsgroepen. Schattingen van vaccineffectiviteit tegen infectie (circa 73–85%) tijdens de gehele deltaperiode (4 juli t/m 2 december 2021) laten ook een lagere bescherming zien bij ouderen en een afnemende bescherming naarmate de tijd sinds de laatste prik verstrijkt.
Op basis van de eerste Nederlandse data lijkt de vaccineffectiviteit tegen infectie beduidend lager te zijn bij de omikronvariant, vergeleken met de deltavariant; verder onderzoek moet dit preciseren. Dit is in lijn met internationale gegevens. Dit sterkt mij in de overtuiging dat boosterprikken belangrijk zijn om te zorgen dat mensen voldoende beschermd zijn tegen de omikronvariant.
Als twee vaccinaties niet genoeg zijn, dan zijn drie vaccinaties toch ook niet genoeg? Als u denkt van wel, heeft u daar dan een wetenschappelijke onderbouwing voor?
Op basis van eerste gegevens over de effectiviteit van boostervaccinaties lijkt een boostervaccinatie significante verbetering te geven van vaccineffectiviteit. Verschillende internationale wetenschappelijke studies, onder andere uit het Verenigd Koninkrijk3 en Israël4, ondersteunen dit. Eerste gegevens laten zien dat de boostervaccinatie betere bescherming biedt tegen besmetting met de omikronvariant en ziekenhuisopname als gevolg van de omikronvariant. Het is niet bekend hoe lang een boostervaccinatie zal beschermen. Het RIVM houdt deze bescherming nauwlettend in de gaten. Het kabinet houdt er rekening mee dat de bescherming van de boostvaccinatie ook afneemt in de tijd en er later dit jaar opnieuw een vaccinatie nodig is.
Bent u bekend met het besmet raken van 70 verpleegkundigen en artsen op een kerstfeest met 173 personen die allemaal driemaal waren gevaccineerd én getest?3
Ja.
Zo ja, wat is uw reactie op het feit dat drie vaccinaties en een test deze 70 mensen (40% van de aanwezigen) niet beschermden tegen besmetting?
Zie mijn antwoord op vraag 15.
Vindt u het niet onverstandig om privileges te hangen aan vaccinatie omdat u daarmee schijnveiligheid creëert die tot meer besmettingen en ziekenhuisopnames kan leiden? Zo nee, waarom niet?
Met het coronatoegangsbewijs wordt een bijdrage geleverd aan het reduceren van het risico op besmettingen met het virus op plekken waar mensen samenkomen. Daarmee is het een belangrijke maatregel om het risico op een toename van het aantal besmettingen te mitigeren. Hiermee kan de kans op besmetting echter niet geheel uitgesloten worden: ook mensen die volledig gevaccineerd, hersteld of getest zijn kunnen het virus overdragen. Uit het 126e OMT-advies blijkt dat vaccinatie grote bescherming biedt tegen infectie met de toen dominante deltavariant en dat dit eveneens bijdraagt aan het tegengaan van overdracht van het virus en opname in het ziekenhuis. Er is de afgelopen periode aanvullend onderzoek gedaan naar de effectiviteit van het coronatoegangsbewijs, mede in het licht van de omikronvariant. Dit bestaat uit het verfijnen van de modelberekeningen door de TU Delft in samenwerking met andere partijen en deze uitbreiden met gedragscomponenten. Daarnaast wordt een internationale vergelijking uitgevoerd. Over de uitkomsten is de Tweede Kamer separaat geïnformeerd.
Vindt u het niet wat vreemd als u spreekt over «vrij reizen» met de Europese coronareispas voor mensen die drie coronavaccinaties hebben gehad? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 17.
Konden we niet allemaal ooit vrij reizen? Was de mensen die zich volledig (dus tweemaal) lieten vaccineren niet beloofd dat ze vrij konden reizen?
Ten tijde van de adoptie van de Europese Verordening Digitaal Corona Certificaat en Raadsaanbeveling 2020/1475 waren nog geen Europese afspraken over de geldigheidsduur van vaccinatiecertificaten. Diverse landen hebben zelf het initiatief genomen tot het vaststellen van een geldigheidsduur voor vaccinatiecertificaten. Om een lappendeken aan maatregelen rondom reizen binnen de EU te voorkomen en naar aanleiding van advies van het ECDC heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor de Europese vaststelling van een geldigheidsduur van het vaccinatiebewijs van 9 maanden. Het kabinet is van mening dat de voorgestelde 9 maanden voldoende onderbouwd is. Het maakt vrij en veilig reizen binnen de Europese Unie mogelijk. Daarom steunt het kabinet dit voorstel. Daarbij blijft vrij reizen met een DCC op basis van een testbewijs mogelijk.
Wat is de juridische onderbouwing van dit onderscheid tussen driemaal gevaccineerden en ongevaccineerden als driemaal vaccineren verspreiding van het virus niet voorkomt?
Zoals ook in het antwoord op vraag 15 is aangegeven blijkt uit het 126e OMT-advies dat vaccinatie bescherming biedt tegen infectie met het virus en dat dit eveneens bijdraagt aan het tegengaan van overdracht van het virus en opname in het ziekenhuis.
Uit verschillende wetenschappelijke onderzoeken komt naar voren dat een boostervaccinatie significante verbetering geeft van vaccineffectiviteit. Daarmee levert het opnemen van de boostervaccinatie in het Digitaal Corona Certificaat (DCC) een belangrijke bijdrage aan het reduceren van het risico op besmettingen met het virus op plekken waar mensen samenkomen. Hierbij moet worden opgemerkt dat vrij reizen ook voor mensen die niet zijn gevaccineerd mogelijk blijft met een testbewijs.
Over het Janssen-vaccin zei u toch: «Een ideaal vaccin voor als je met één prik klaar wilt zijn»? Wat vindt u ervan dat mensen die u geloofden zich vanaf 15 december 2021 toch alsnog moeten laten testen om naar Frankrijk te mogen reizen?4
Het Janssen-vaccin, dat bestaat uit 1 dosis, is beoordeeld op werkzaamheid, veiligheid en kwaliteit door het Europees Geneesmiddelen Agentschap (EMA) en na toelating ook in Nederland ingezet. Nederland vindt het belangrijk dat de regels met betrekking tot de inzet van het Digitaal Corona Certificaat (DCC) door lidstaten zo veel mogelijk gelijk worden gehanteerd. Deze afspraken zijn vastgelegd in Raadsaanbeveling 2020/1475 over een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije personenverkeer, in reactie op de COVID-19-pandemie. In deze afspraken is vastgelegd dat, waar dat verantwoord kan, vrij reizen binnen de Unie mogelijk moet zijn met een DCC, dat kan bestaan uit een vaccinatiebewijs, een herstelbewijs of een testbewijs. In het licht van de omikronvariant hebben verschillende lidstaten additionele reismaatregelen genomen, ook voor reizen binnen de Unie. Nederland is hier geen voorstander van omdat dit het vrij verkeer van personen binnen de Unie schaadt en dringt, zoals eerder toegelicht in vragen 2 en 6, aan op het gelijkmatig toepassen van de regels rondom het DCC.
Wat vindt u er zelf van als u als vertolker van de betrouwbare overheid allemaal beloftes doet die u niet nakomt?
In deze coronapandemie is het helaas zo dat op basis van voortschrijdende inzichten en nieuwe ontwikkelingen, zoals de intrede van nieuwe virusvarianten, steeds opnieuw afwegingen moeten worden gemaakt en beslissingen genomen. Dit kan soms betekenen dat beleid moet worden heroverwogen. Dit wordt in samenspraak met de Tweede Kamer gedaan.
Het bericht ‘Studenten hekelen ‘prikkel’ om maatregelen niet na te leven rond tentamens’ |
|
Aukje de Vries (VVD), Hatte van der Woude (VVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Ingrid van Engelshoven (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Studenten hekelen «prikkel» om maatregelen niet na te leven rond tentamens»?1
Ja.
Bij hoeveel onderwijsinstellingen wordt momenteel het «normale» herkansingsbeleid gehanteerd? Wat betekent dit voor een student die een tentamen niet kan maken door ziekte of door het geval van quarantaine?
Er bestaat geen eenduidig beeld van het herkansingsbeleid op instellingen, aangezien instellingen vrij zijn hoe zij hier in coronatijd vorm aan geven. Van alle instellingen wordt verwacht dat zij adequaat en in redelijkheid meedenken met studenten en medewerkers die gebonden zijn aan quarantaineregels of ziekte en daardoor niet fysiek aanwezig kunnen zijn bij onderwijs- of examenonderdelen. Dit is ook in de meest recente servicedocumenten mbo en ho opgenomen.2 Het is aan de instelling om het herkansingsbeleid in de praktijk vorm te geven en in dergelijke gevallen maatwerk te bieden. Hierbij is aandacht voor het voorkomen van negatieve consequenties voor studenten en medewerkers (bijvoorbeeld verhoogde onderwijslast en studievertraging) als gevolg van quarantaine. Indien een student een tentamen niet kan maken door ziekte of quarantaine, geldt ook in het geval van het «normale» herkansingsbeleid, dat de instelling in overleg met de student tot een passende oplossing komt.
Klopt het dat studenten die een tentamen missen door ziekte of quarantaine onder een «normaal» herkansingsbeleid een toetsmoment kwijtraken?
Zie het antwoord op vraag 2. In de servicedocumenten ho en mbo zijn afspraken gemaakt over dat instelling maatwerk bieden voor studenten die ziek zijn of in quarantaine zitten. Daar is aandacht voor voorkomen van negatieve consequenties voor studenten.
Deelt u de mening dat studenten thuis moeten blijven in het geval van ziekte, corona-gerelateerde klachten of quarantaine? Zo ja, waarom wordt er dan een toetsmoment van deze studenten afgepakt wanneer zij zich aan deze maatregelen proberen te houden?
Studenten moeten zich inderdaad aan de quarantaineplicht houden en wanneer dit nodig is thuis blijven. Van onderwijsinstellingen wordt gevraagd het test- en quarantainebeleid onder de aandacht te brengen bij medewerkers en studenten en hen te stimuleren zich daaraan te houden. Er wordt van de instelling verwacht dat zij in redelijkheid meedenkt met studenten die in quarantaine zitten en ervoor zorgt dat zij toch zoveel mogelijk hun studie kunnen vervolgen, zonder hierbij vertraging op te lopen. Het is aan de instelling om bij het missen van een toetsmoment maatwerk te bieden. Aan studenten vraag ik zich zo snel mogelijk te melden bij hun eigen instelling, als er sprake is ziekte, corona-gerelateerde klachten of quarantaine, zodat de instelling samen met de student tot passende oplossingen kan komen.
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat studenten zich aan de coronamaatregelen houden en dat dit niet ten koste mag gaan van een toetsmoment? Zo ja, hoe gaat u dit borgen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uiteraard de mening dat studenten zich aan de coronamaatregelen dienen te houden. Het niet kunnen bijwonen van een toetsmoment zou geen reden moeten zijn om de coronaregels niet op te volgen. Bij het opstellen van de meest recente servicedocumenten mbo en ho zijn afspraken gemaakt over hoe onderwijsinstellingen hier rekening mee houden en in goed overleg met de student tot passende oplossingen komen. Zie daarbij het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid om op korte termijn in overleg te treden met onderwijsinstellingen, die momenteel nog het «normale» herkansingsbeleid hanteren, om ervoor te zorgen dat studenten in het geval van ziekte, corona-gerelateerde klachten of quarantaine toch een extra toetsmoment krijgen? Kunt u de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de uitkomsten van dit overleg?
Bij het opstellen van de nieuwe mbo en ho servicedocumenten is er rekening gehouden met studenten in quarantaine en de mogelijke gevolgen van deze quarantaine. De onderwijskoepels en studentenorganisaties zijn betrokken bij het vormen van deze documenten, welke op 17 december 2021 gepubliceerd zijn.
Ik krijg signalen dat er vrijwel altijd oplossingen zijn, maar dat het van belang is dat studenten actief aangeven dat zij vanwege corona of quarantaineplicht een tentamenkans missen. Daarbij geldt dat het niet altijd mogelijk is een oplossing te organiseren op zeer korte termijn die exact aansluit bij de wensen van de student. Sommige alternatieven – (extra) herkansingen bijvoorbeeld – vinden plaats op een ander moment. Instellingen doen een beroep op de verantwoordelijkheid van studenten om in dat geval toch te wachten op het alternatief, en niet naar de campus te komen omdat ze zich al op het tentamen hebben voorbereid.
De VASCO-studie |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met de Vaccinatiestudie corona (VASCO-studie) die wordt uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en betaald door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)?1, 2
Ja, ik ben bekend met deze studie.
Bent u bekend met de onderzoeksvragen van de VASCO-studie die gaan over de effectiviteit en lengte van bescherming van de verschillende COVID-19-vaccins bij ouderen, jongeren en mensen met onderliggende ziekte? Wat is de reden dat dit onderzoek door uw ministerie wordt gefinancierd, aangezien de effectiviteit van alle vier nu beschikbare COVID-19-vaccins (Spikevax, Comirnaty, Vaxzevria en Janssen) volgens het Ministerie van VWS, het RIVM en u al als werkzaam en veilig zijn bestempeld voor iedereen?3, 4, 5
Het is belangrijk om de effectiviteit van vaccins die in een vaccinatieprogramma gebruikt worden te blijven monitoren. De werkzaamheid kan namelijk naar verloop van tijd veranderen. Door het monitoren van de effectiviteit kunnen we tijdig ingrijpen wanneer blijkt dat de effectiviteit afneemt. Dit soort effecten kunnen alleen na monitoring over een langere periode worden waargenomen. Ook zijn er verschillende factoren die impact kunnen hebben op de vaccineffectiviteit op de langere termijn, bijvoorbeeld nieuwe varianten en het toedienen van boostervaccins. Dit onderstreept nogmaals het belang van het monitoren van vaccineffectiviteit over de langere termijn. Het RIVM monitort daarom het vaccinatieprogramma, dit gebeurt ook voor andere vaccins binnen het Rijksvaccinatieprogramma.
Deelt u de mening dat een onderzoek dat wordt uitgevoerd naar de werkzaamheid van COVID-19-vaccins onafhankelijk zou moeten zijn van de instantie die de inzet van deze vaccins aanbeveelt, in dit geval het Outbreak Management Team (OMT), onderdeel van het RIVM? Zo nee, waarom niet?6, 7
Ja, ik vind het belangrijk dat het onderzoek naar de werkzaamheid van de COVID-19-vaccins onafhankelijk wordt uitgevoerd. Op basis van de Wet op het RIVM8, is het RIVM onafhankelijk in de uitvoering van onderzoek. In deze wet is bijvoorbeeld expliciet vastgelegd dat de Minister geen aanwijzingen kan geven met betrekking tot het aansturen van de onderzoeken die worden uitgevoerd en de manier waarop de resultaten daarvan worden gerapporteerd. Het Outbreak Management Team (OMT) is géén onderdeel van het RIVM, maar een onafhankelijk adviesorgaan. Om transparant te zijn en belangenverstrengeling te voorkomen, vult elk lid van het OMT een belangenverklaring in; de code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling. Na toetsing en ondertekening wordt deze verklaring openbaar gemaakt via de website van het RIVM.
Het Europees Medicijn Agentschap (EMA), het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Gezondheidsraad adviseren over de inzet van vaccins. Deze taak ligt niet bij het OMT. De resultaten van het VASCO-onderzoek kunnen als input dienen voor advisering door de Gezondheidsraad over inzet van vaccins, samen met resultaten van andere (inter)nationale onderzoeken.
Bent u ermee bekend dat deze studie is bedacht door en uitgevoerd wordt door het RIVM (voorzitter van het OMT), dat het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) adviezen geeft en Julius Clinical de logistiek uitvoert? Bent u ermee bekend dat in zowel het OMT als het UMCU als bij Julius Clinical prof. dr. Bonten de geraadpleegde expert is?8, 9, 10, 11
Zoals hierboven aangegeven, heeft het RIVM de taak om de effectiviteit van het vaccinatieprogramma te evalueren. Dit doet het RIVM op verschillende manieren, waaronder in de Vaccinatie Studie Corona (VASCO). De Gezondheidsraad geeft op basis van de beschikbare informatie uit binnen- en buitenland een onafhankelijk advies over de inzet van vaccins. Het klopt dat prof. dr. Bonten lid is van het OMT, bij het UMC Utrecht werkzaam is en een aanspreekpunt is voor vaccins bij Julius Clinical. Hij is echter niet actief betrokken bij VASCO.
Klopt het dat het OMT via het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO) het belangrijkste adviesorgaan voor uw ministerie is als het gaat om het coronabeleid? Deelt u de mening dat er hiermee een koppeling is tussen de beleidsmakers (OMT) en de controleurs van het beleid (RIVM)? Zo nee, waarom niet?12
Het OMT en het BAO zijn belangrijke adviesorganen als het gaat om het coronabeleid. Ik begrijp niet wat u bedoelt met het OMT als beleidsmaker, dat is namelijk niet hetzelfde als adviseur. De opdracht van een OMT is het «best mogelijke professionele advies» op te stellen voor de verantwoordelijke bestuurders. Het BAO wordt door VWS gefaciliteerd en voorgezeten door de DG Volksgezondheid. De taak van het BAO is om de door het OMT geadviseerde maatregelen te beoordelen op bestuurlijke haalbaarheid en wenselijkheid en adviseert het kabinet over deze aspecten. Uiteindelijk maakt de regering het beleid. Ook begrijp ik niet wat u bedoelt met het RIVM als controleur van beleid. Wetenschappelijk onderzoek, al dan niet als input voor de advisering, is iets anders dan controle.
Bent u ermee bekend dat bij de opgave van eventuele belangen inzake deelname aan het OMT prof. dr. Bonten zijn positie bij Julius Clinical niet genoemd heeft? Deelt u de mening dat dit niet transparant is? Deelt u de mening dat de onafhankelijkheid van Julius Clinical in het geding is bij deze studie? Zo nee, waarom niet?13
Het Julius Centrum is de onderzoek divisie van het UMC Utrecht. Prof. dr. Bonten heeft wel degelijk aangegeven dat hij bij het UMC Utrecht werkt. Ik zie daarom geen reden waarom de onafhankelijkheid van Julius Clinical in het geding is bij deze studie.
Bent u bereid een onafhankelijk onderzoeksbureau een review van het onderzoeksprotocol van de VASCO-studie te laten uitvoeren om elke schijn van vooringenomenheid van de uitkomsten van deze studie te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoeksprotocol is onafhankelijk beoordeeld en goedgekeurd door de Medische Ethische Toetsingscommissie (METC). Deze commissie beoordeelt de voorstellen voor medisch-wetenschappelijk onderzoek waarbij mensen zijn betrokken. Het is ongebruikelijk om wetenschappelijke onderzoeksprotocollen breder te laten beoordelen. Ik zie daarom niet de noodzaak het onderzoeksprotocol opnieuw te laten beoordelen.
Deelt u de mening dat een onderzoek dat wordt uitgevoerd naar de werkzaamheid van coronavaccins zou moeten plaatsvinden onder alle groepen die gebruikmaken van deze vaccinatie? Zo nee, waarom niet?
Dat is afhankelijk van het doel van de studie.
Vindt u het ook zorgelijk dat inwoners van een zorginstelling niet mogen meedoen aan de observationele VASCO-studie ondanks dat zij een belangrijke kwetsbare groep vertegenwoordigen in de algemene bevolking die juist in eerste instantie in aanmerking kwam voor vaccinatie? Zo nee, waarom niet?14, 15
In VASCO-onderzoeken wordt onderzocht wat de effectiviteit van de coronavaccins is onder de algemene bevolking, dus mensen die zelfstandig wonen en geen dagelijkse verzorging nodig hebben. Dit is omdat inwoners van zorginstellingen veel herhaaldelijk contact hebben met dezelfde personen binnen de instelling. Wanneer er bijvoorbeeld in een zorginstelling sprake is van een corona-uitbraak zou dit een vertekend beeld kunnen geven in de onderzoeksresultaten. Om de vaccineffectiviteit in verpleeghuizen te monitoren is onlangs een onderzoek opgestart onder leiding van Cees Hertogh. Hiervoor verwijs ik u naar de Kamerbrief van 14 december jl.
Deelt u de mening dat observationeel onderzoek naar geneesmiddelen zowel naar de werking als naar bijwerkingen zou moeten kijken? Zo nee, waarom niet?
Het hoofddoel van VASCO is het monitoren van de vaccineffectiviteit, oftewel de werking van de vaccins. In VASCO wordt ook gevraagd naar bijwerkingen die regelmatig voorkomen kort na vaccinatie. De studiepopulatie van VASCO is echter niet groot genoeg om zeldzame bijwerkingen te kunnen onderzoeken. Hiervoor worden andere onderzoeken en registratiestudies uitgevoerd, bijvoorbeeld door bijwerkingencentrum Lareb.
Bent u bekend met de belangrijkste onderzoeksvragen van de VASCO-studie die enkel gaan over de effectiviteit van de vaccins?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u ermee bekend dat er bij deze studie in geval van vaccinatie enkel direct na vaccinatie gevraagd wordt of iemand gezondheidsklachten heeft ervaren, hoe ernstig deze klachten waren en/of hiervoor contact is geweest met een zorgverlener?
Ja, ik ben hier mee bekend. Een maand na vaccinatie wordt gevraagd of iemand gezondheidsklachten heeft ervaren. Ook na een boostervaccinatie wordt dit gevraagd.
Deelt u de mening dat ook deze vragen over gezondheidsklachten na vaccinatie gedurende de gehele looptijd van de studie (5 jaar) periodiek herhaald dienen te worden en niet eenmalig na vaccinatie moeten plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Gedurende de looptijd van VASCO wordt elke drie maanden naar kwaliteit van leven (SF12) gevraagd en wordt een gevalideerde vermoeidheidsvragenlijst gebruikt. Hiermee kan de gezondheid van de VASCO-deelnemers over de tijd worden gemonitord. Er kan gericht onderzoek worden gedaan naar een vermeende bijwerking in VASCO door middel van koppeling van gegevens indien de vermeende bijwerking vaak genoeg voorkomt om te onderzoeken in VASCO.
Bent u bereid erop toe te zien dat ook de onderzoeksresultaten over ervaren gezondheidsklachten na vaccinatie met een COVID-19-vaccin publiekelijk beschikbaar komen, tegelijkertijd met de overige onderzoeksresultaten? Zo nee, waarom niet?
De onderzoeksresultaten van VASCO zullen beschikbaar komen door middel van wetenschappelijke publicaties. Daarnaast worden meldingen van bijwerkingen na vaccinaties door bijwerkingencentrum Lareb bijgehouden en kenbaar gemaakt op de website.
Kan u de vragen afzonderlijk beantwoorden?
Zie hierboven.
Coronamaatregelen in het funderend onderwijs |
|
Jan Paternotte (D66), Faissal Boulakjar (D66), Paul van Meenen (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Klopt het dat u niet meegaat in het advies van het Outbreak Management Team (OMT) om coronatesten in te zetten voor de hele basisschool, en niet alleen vanaf groep 6?
Ja, dat klopt. Het kabinet heeft dit op 26 november jongstleden besloten.
Zou het logistiek mogelijk zijn zelftesten beschikbaar te stellen voor de gehele basisschool, zoals het OMT adviseert in haar 131e advies, in plaats van enkel vanaf groep 6? Zo ja, waarom gebeurt het niet? Zo nee, waarom is dit niet mogelijk?
Ja, dat zou mogelijk zijn, met enkele weken voorbereidingstijd. Het kabinet heeft echter besloten om de zelftesten pas vanaf groep 6 te adviseren.
Klopt het dat u niet meegaat in de door het OMT aangegeven overweging om de kerstvakantie een week eerder in te laten gaan, mede in verband met de directe aansluiting van de twee kerstdagen op de laatste schooldag? Wat is hier de overweging bij?
Nee, dat klopt niet. Een nadere toelichting op de overweging voor het sluiten van de basisscholen en scholen voor speciaal (basis)onderwijs in week 51 treft u in de Stand van Zakenbrief COVID-19 van 14 december 2021 aan.
Kunt u aangeven hoe u het op meerdere punten afwijken van het OMT-advies bij de coronamaatregelen voor het onderwijs zich verhoudt tot de uitspraak van premier Rutte over afwijken van het OMT-advies in het coronadebat van 1 december jongstleden: «Als er partijen zijn die zeggen «je moet dat weer toelaten», wil ik ook weten welke maatregel we dan toevoegen aan het pakket, want dan zakken we echt onder het OMT-advies. Ik hoor veel van de leden van de Tweede Kamer zich bezorgd uiten over de situatie in de ziekenhuizen. Daar hoort dan volgens mij niet bij dat we iets uit dat pakket gaan lichten»?
Vanzelfsprekend is de epidemiologische situatie gemonitord en neemt het Kabinet besluiten die nodig zijn. Hierbij wordt duidelijk de afweging gemaakt tussen enerzijds het te verwachten effect op de verspreiding van het virus en anderzijds de belasting voor scholen en leerlingen. Voor de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en jongeren is het van groot belang dat zij zo lang mogelijk verantwoord fysiek naar school blijven gaan. Om die reden heeft het kabinet de afgelopen periode gekozen voor aanvullende maatregelen die niet door het OMT werden geadviseerd, maar waarbij het fysiek onderwijs op school zoveel mogelijk doorgang kon vinden, in plaats van het eerdere OMT-advies om de week voorafgaand aan de kerstvakantie te sluiten. Dan gaat het om het gebruik van mondkapjes, de bredere inzet van preventief zelftesten, gespreide pauzes, cohortering op niveau van klas/groep en het aanscherpen van de basismaatregelen, waarbij bijvoorbeeld externen zoveel mogelijk uit de scholen worden geweerd.
Kunt u aangeven wat het beleid ten aanzien van mondkapjes op school, in de gang en in de klas is in Duitsland en België?
In Vlaanderen geldt een mondmaskerplicht vanaf 6 jaar, daar dragen alle leerlingen vanaf het eerste leerjaar basisonderwijs een mondmasker in de binnenruimtes op school (behalve tijdens de gymles). Als de leerlingen stilzitten in de klas, er voldoende afstand én voldoende ventilatie is, mag het mondmasker af.1 Buiten kunnen de mondmaskers af, als de leerlingen intense fysieke contacten vermijden. Leraren hoeven geen mondmasker dragen tijdens het lesgeven vooraan in hun klas, op voorwaarde dat er voldoende ventilatie is en voldoende afstand tussen de leraar en de leerlingen (en tussen de leraar en eventueel andere personeelsleden).
De situatie in Duitsland verschilt per deelstaat. In Nedersaksen zijn bijvoorbeeld medische mondkapjes in de school verplicht voor iedereen van 14 jaar en ouder. Scholieren in Noordrijn-Westfalen moeten vanaf aanstaande donderdag (16 december 2021) weer een corona-beschermend masker dragen in de klas op hun stoel. Het mondkapje geldt voor het hele dag- en zorgaanbod en voor alle overige bijeenkomsten in de school, zoals congressen en commissievergaderingen, indien een minimale afstand van 1,50 meter niet kan worden aangehouden.
Kunt u aangeven wat het beleid ten aanzien van bewaking van luchtkwaliteit in de klas is in Duitsland en België?
In België zijn CO2-meters in het onderwijs verplicht. In Duitsland verschilt de situatie per deelstaat.
Bent u bereid CO2-meters ter beschikking te stellen aan alle scholen om de luchtkwaliteit in de klas te bewaken?
Om urgente ventilatieproblemen in schoolgebouwen aan te pakken, heeft het kabinet € 360 miljoen beschikbaar gesteld. Het eerste deel van dit geld wordt ingezet via de subsidieregeling Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen (SUVIS). Eén van de gesubsidieerde maatregelen binnen de SUVIS is het aanbrengen van kooldioxidemeters in iedere onderwijsruimte in het schoolgebouw. Deze verplichte maatregel geldt voor schoolgebouwen waar nog geen kooldioxidemeters aanwezig zijn. Het ventilatieproject moet leiden tot een luchtverversingscapaciteit volgend uit het Bouwbesluit en aanvullende richtlijnen.2 Het staat scholen vrij, buiten deze regeling om, met eigen middelen kooldioxidemeters aan te schaffen.
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Wonder van Staphorst? Na plaatsing luchtfilters in klassen geen besmettingen meer op basisscholen»? Hoe beoordeelt u dit bericht en de experimenten zoals ze in Staphorst en Bilzen (BE) plaatsvinden?1
Dit artikel is mij bekend.
Om te zorgen voor een prettig en gezond binnenklimaat dient een ruimte in ieder geval te voldoen aan de geldende regelgeving voor ventilatie.4 Luchtreiniging vervangt geen luchtverversing (ventilatie). Het is aan scholen zelf om te bepalen of ze aanvullend op luchtverversing luchtreinigers willen gebruiken en zo ja welke. Scholen die dit overwegen worden geadviseerd hiervoor advies in te winnen bij kenniscentrum Ruimte-OK. Op dit moment is het onduidelijk of luchtreinigers überhaupt zorgen voor aantoonbaar minder coronabesmettingen. Daarvoor is eerst meer onderzoek nodig. Om verspreiding van het virus tegen te gaan, is het dan ook vooral van belang dat ook op scholen de coronamaatregelen worden nageleefd, zoals mondkapjes in de gangen en twee keer preventief zelftesten voor leerlingen vanaf groep 6, handen wassen en hoesten en niezen in de elleboog.
Bent u voornemens de plaatsing van luchtreinigers in alle klaslokalen te bevorderen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op de vorige vraag.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het volgende coronadebat op 15 december aanstaande?
Ja.
Het Duitse onderzoek naar de werking van mondkapjes tegen besmetting met corona |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de recent gepubliceerde Duitse studie waarin wordt gesteld dat FFP2-maskers een extreem hoge bescherming bieden tegen besmetting met het coronavirus?1
Ten behoeve van het 137e OMT is gevraagd een actuele reflectie te geven op het nut van het breed gebruik van niet-medisch, medisch of FFP2 mondneusmaskers. Het OMT heeft verschillende studies en internationale adviezen van onder meer de WHO en het ECDC betrokken, naast de genoemde Duitse studie, om een breed beeld van meerdere studies en adviezen te betrekken in de weging ten behoeve van het OMT-advies. Het OMT adviseert medische mondneusmaskers van minimaal type II te gebruiken. Aan mensen met een kwetsbare gezondheid wordt het gebruik van medische mondneusmaskers van minimaal type IIR geadviseerd en FFP2-mondneusmaskers indien zij zich in risicosituaties begeven. Dit type masker biedt namelijk betere bescherming, maar is minder geschikt voor langdurig gebruik. Desalniettemin staat het eenieder vrij om desgewenst een FFP2-mondneusmasker te dragen. Het kabinet heeft de adviezen van het OMT overgenomen.
Wat zou, deze studie meewegend, de invloed van het in alle binnenruimtes dragen van FFP2-mondkapjes op het reproductiegetal hebben op het moment dat deze 1,26 is?
Tot hoeveel minder positieve tests per dag zou, deze studie meewegend, het dragen van FFP2-maskers in binnenruimtes leiden, binnen twee weken nadat er 23.000 positieve tests per dag zijn?
Wat is uw reactie op de uitkomst in deze studie dat de kans bijna 100 procent is dat iemand op drie meter afstand binnen vijf minuten besmet raakt door het inademen van de adem van een besmet persoon?
Wat zegt deze studie u over de bruikbaarheid van het dragen van mondkapjes in binnenruimtes als de infectiedruk zo hoog is als de afgelopen weken het geval is?
In het 138ste OMT-advies wordt het belang van het dragen van een mondneusmasker in binnenruimten nader toegelicht. Het OMT heeft hier verschillende studies en internationale adviezen van onder meer de WHO en het ECDC bij betrokken. In het advies geeft het OMT aan dat het van belang is dat men een mondneusmasker draagt in onder meer binnenruimten waar meerdere mensen van verschillende huishoudens en met wisselende samenstelling elkaar treffen. Met het gebruik van mondneusmaskers wordt een risicoreductie teweeggebracht in risicovolle situaties en draagt dus bij aan het tegengaan van besmettingen, juist ook als het aantal besmettingen hoog is.
Op 15 maart jl. heeft het kabinet besloten om vanaf 23 maart de mondneusmaskerplicht die nog gold in het ov los te laten (met uitzondering van de mondneusmaskerplicht op de luchthavens na de security en in vliegtuigen). De oproep blijft om rekening met elkaar te houden. Daar waar het druk is, kun je jezelf en anderen beschermen door het dragen van een mondneusmasker.
Opschalingsplannen voor de IC en de tekorten aan Coronamedicijnen, terwijl een week geleden gemeld werd dat er een voorraad van drie maanden was. |
|
Nicki Pouw-Verweij (JA21), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Nilüfer Gündoğan (Volt) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Herinnert u zich dat u tijdens de begrotingbehandeling VWS het volgende schriftelijke antwoord gaf op een vraag van Kamerlid Agema (PVV): «Op verzoek van de toenmalige Minister voor Medische Zorg en Sport heeft het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) in de zomer van 2020 het IC Opschalingsplan opgesteld, [...] Op verzoek van VWS werkt het LNAZ nu aan een evaluatie en actualisatie van het Opschalingsplan. In het kader van deze exercitie hebben de voorzitters van het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ) bij het LNAZ aangeven dat er in de huidige situatie voor een korte piekperiode maximaal 350 IC-bedden in Nederland beschikbaar kunnen worden gemaakt»?
Dit schriftelijk antwoord is mij bekend.
Kunt u aangeven wanneer u opschalingsplannen ontvangen heeft van het LNAZ en kunt u deze opschalingsplannen aan de Kamer doen toekomen (het betreft hier de periode mei 2020 tot en met 1 december 2021)?
Op verzoek van de toenmalige Minister voor Medische Zorg en Sport heeft het LNAZ in juni 2020 het Opschalingsplan COVID-19 uitgebracht. Dit is op 30 juni 2020 aan de Tweede Kamer aangeboden.1
Het LNAZ heeft op 1 november 2021 een evaluatie en een actualisatie op dit oorspronkelijke Opschalingsplan COVID-19 aangeboden aan het Ministerie van VWS. Beide documenten, inclusief de begeleidende brief van het LNAZ, de opdracht aan het LNAZ van 15 september 2021 en de aanvullende opdracht aan het LNAZ van 11 oktober 2021 zijn als bijlage bij de Kamerbrief van 2 november 20212 aan de Tweede Kamer aangeboden.
Kunt u aangeven welke opschalingsplannen er met u of met de top van het departement (vanaf plv-DG) besproken zijn in de periode 1 juni – 30 september 2021?
Op 15 september 2021 heeft de toenmalige Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aan het LNAZ de opdracht gegeven om het Opschalingsplan COVID-19 te evalueren door «terugkijken, leren en evalueren» en te actualiseren door «vooruit te blikken». Hierbij is ook gevraagd om opties in kaart te brengen waarbij we – in geval van oplopende aantal nieuwe ziekenhuisopnames – zorg kunnen blijven bieden op een manier waarop de effecten op de toegankelijkheid en de kwaliteit van de planbare zorg zo beperkt mogelijk zijn.
Hierbij is ook gevraagd om in ieder geval in te gaan op:
Op 23 september 2021 heeft het Landelijk Coördinatiecentrum Patiëntenspreiding (LCPS) de eerste gedachten over concentratie van COVID IC-zorg gedeeld met het Ministerie van VWS. Er is toen verkennend gesproken over centrale opvanglocaties, de selectie van patiënten die hiernaartoe zouden kunnen, de coördinatie hiervan en ook de personele bezetting. De uitwerking hiervan was volgens het LNAZ complex. Op verzoek van het LNAZ heeft het Ministerie van VWS op 11 oktober 2021 het LNAZ een aanvullende opdracht gegeven om de concentratie van COVID IC-zorg verder uit te werken. Daarbij zijn een aantal aandachtspunten meegegeven.
Het LNAZ heeft op 1 november 2021 een evaluatie en een actualisatie op het oorspronkelijke Opschalingsplan COVID-19 aangeboden aan het Ministerie van VWS. Het LNAZ heeft aangegeven in het geactualiseerde Opschalingsplan COVID-19, en in de begeleidende brief aan het Ministerie van VWS, dat een uitbreiding naar meer dan 1.350 IC-bedden op dat moment niet haalbaar was, ook niet wanneer die extra opschaling geconcentreerd zou worden in enkele ziekenhuizen.
Over concentratie gaf het LNAZ het volgende aan: «We hebben zoals gevraagd een uitgebreide verkenning gedaan naar concentratie van zorg met de drie regio’s waarvan wij verwachten dat zij, net als nu, te kampen krijgen met de hoogste COVID-instroom vanwege een relatief lage vaccinatiegraad. Wij hebben uw verzoek voorgelegd aan de deelnemers van de Joint Coalition en de ROAZ-voorzitters. Vanuit hun toezichthoudende rol zijn ook de NZa en IGJ betrokken. De resultante van deze verkenning is dat concentratie van COVID-IC-zorg door de veldpartijen niet als een haalbare oplossingsrichting wordt gezien. Dit komt onder meer door twijfels over de beschikbaarheid personeel, het effect op de reguliere acute ambulancezorg en IC-capaciteit door toename van (IC-)vervoer, het effect elders in de zorgketen en het risico van uitval en uitstroom personeel.»
Heeft het LNAZ specifieke plannen voorgelegd aan u en/of het ministerie in die periode met een vraag ergens akkoord op te geven en wat is uw reactie daarop geweest?
Zie antwoord vraag 3.
Wat waren de scenario’s in augustus en september 2021 over corona, waarvoor de Nederlandse regering voorbereid wilde zijn? Kunt u die scenario’s aan de Kamer doen toekomen?
Op 14 september jl. heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de Aanpak Najaar. In deze aanpak staan drie scenario’s beschreven: 1) Endemisch, 2) Oplevingen en 3) Doorbraakimmuniteit. In de Aanpak Najaar staan voor het scenario Oplevingen leidende signaalwaarden (ziekenhuis- en IC-opnames) en bepalende contextfactoren, waaronder het aantal besmettingen, genoemd. Deze signaalwaarden geven aan wanneer Nederland, geredeneerd vanuit zorgcapaciteit, zich in een «waakzaam», «zorgelijk» of «ernstig» niveau bevindt. In de Aanpak
Najaar is op basis van deze drie niveaus geformuleerd welke maatregelen gepast zijn ter bestrijding van de epidemie en hoe deze maatregelen concrete invulling kunnen krijgen.
Hoe het virus zich deze winter en de komende jaren precies gaat ontwikkelen is onzeker. Wel is zeker dat we zullen moeten leren leven met het virus. De mate waarin en hoeveel last we van het virus gedurende deze winter en in de komende jaren zullen hebben, is moeilijk te voorspellen. Ook hebben we te maken met de nieuwe variant omikron, waarvan de precieze kenmerken en gevolgen op dit moment nog onzeker zijn. Gegeven de genoemde onzekerheden en het feit dat het virus langere tijd onder ons zal zijn, werkt het kabinet aan een herijking van de aanpak die, met inbegrip van alle onzekerheden, op langere termijn duurzaam kan zijn. Dit heeft tot doel zo veilig en zo open mogelijk deze winter en de periode daarna door te komen, waarbij de vier doelstellingen, die het kabinet hanteert in de bestrijding van COVID-19 centraal blijven staan: (1) een acceptabele belasting van de zorg, (2) het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving, (3) zicht houden op en inzicht hebben in de verspreiding van het virus en (4) het beperken van economische en maatschappelijke schade. Ik verwijs u hiervoor ook naar de brief3 aan de Tweede Kamer van 14 december 2021.
Herinnert u zich dat u op 29 november 2021 op de schriftelijke vragen het volgende antwoord gaf: «De beschikbaarheid van COVID-gerelateerde geneesmiddelen wordt gevolgd door het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen (LCG). Momenteel monitoren zij de Corona Crisis Voorraad (CCV) aan geneesmiddelen in Nederland. Dit is een in ziekenhuizen aanwezige voorraad van COVID-geneesmiddelen die vijf maanden regulier en drie maanden piekgebruik kan opvangen»1
Deze antwoorden zijn mij bekend.
Hoe kan het dat, als er drie maanden piekgebruik voorraad is, het LCG net de richtlijn aanpast omdat er een medicijntekort is bij essentiele ontstekingsremmers?2
De voorraad waarnaar wordt verwezen is een voorraad van geneesmiddelen die veelvuldig op de IC worden ingezet en daar bewezen effectief zijn. De keuze voor opbouw van deze COVID Crisis Voorraad (CCV) is in een vroege fase van de pandemie gemaakt, nog voordat er afdoende bewijs was dat de ontstekingsremmer in kwestie, tocilizumab, effectief zou zijn voor de behandeling van COVID-patiënten. Tocilizumab maakt geen onderdeel uit van de CCV.
Op dit moment monitort het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen (LCG) de voorraad van COVID-middelen. Deze monitoring omvat de veertien middelen uit de CCV en nog enkele andere COVID-gerelateerde middelen, waaronder tocilizumab. In de laatste categorie gaat het vooral om middelen die pas recent zijn ontwikkeld of recent effectief zijn gebleken.
Aanvullend kan ik inmiddels bevestigen dat dankzij een extra levering er niet langer een acuut tekort dreigt voor IL-6 remmers.
Kunt u een overzicht geven van de middelen waarvan geen drie maanden voorraad is voor piekgebruik en kunt u toelichten waarom dat niet is meegedeeld toen op 24 november in schriftelijke vragen werd gevraagd of er voldoende hulpmiddelen en medicijnen waren?
De vraag waaraan gerefereerd wordt ging over de voorraad aan geneesmiddelen die op orde was voor de situatie dat mensen thuis moesten blijven. Omdat tocilizumab geen middel is dat voor behandeling van COVID-patiënten in de thuissituatie wordt ingezet (dit is wel mogelijk voor reumapatiënten, maar dus niet voor COVID-patiënten), is het niet in het antwoord genoemd. Ik kan u geen overzicht geven van de voorraadstatus van de gehele medicijnmarkt, maar ik kan aan de hand van de laatste voorraadrapportage vanuit het LCG bevestigen dat voor de veertien middelen in de CCV geldt dat zij alle veertien voldoende op voorraad zijn om vijf maanden regulier en drie maanden piekgebruik op te vangen.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden en voor de suppletoire begrotingen VWS, die in de laatste week voor het reces behadeld zullen worden, aan de Kamer doen toekomen?
Nee.
Oversterfte |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u wellicht een verklaring voor het feit dat in provincies met een hoge vaccinatiegraad (Limburg, Gelderland en Noord-Brabant) veel oversterfte is en in provincies met een lage vaccinatiegraad (Noord-Holland, Zuid-Holland en Friesland) relatief weinig?1 2 3
Het verklaren van oversterfte vergt gedegen wetenschappelijk onderzoek. Het is onverstandig om zonder bewijs te speculeren over verklaringen voor verschillen in oversterfte. Er zijn meerdere factoren die de verschillen in oversterfte tussen de verschillende regio’s kunnen veroorzaken, zoals verschillen in de leeftijdsopbouw en gezondheidssituatie van inwoners.
Momenteel wordt er naar aanleiding van de motie van het lid Omtzigt4 (CDA) door het RIVM en het CBS onderzoek gestart naar de redenen en oorzaken van de oversterfte in Nederland tijdens de corona-epidemie. Over de opzet en planning van dit onderzoek heb ik uw Kamer in mijn brief van 14 januari jl.5 uitgebreid geïnformeerd.
Het bericht ‘De Jonge: Nederlander op tijd geboosterd voor reisbewijs’ |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht: «De Jonge: Nederlander op tijd geboosterd voor reisbewijs»?1
In hoeverre kunt u garanderen dat in relatie tot de nieuwe afspraken alle Nederlanders tijdig geboosterd zijn?
Kunt u aangeven of alle beschikbare slots voor het zetten van een boosterprik bij de GGD op dit moment gevuld worden? Zo niet, waarom is dit niet zo en hoe kan dit wel geregeld worden?
Kunnen mensen die in juni 2021 een laatste prik hebben gekregen in januari 2022 terecht voor een boostervaccinatie, aangezien iedereen vanaf januari een boostervaccinatie kan halen in de zevende maand na de laatste prik of na een doorgemaakte coronabesmetting? Kunt u aangeven hoe dit in de praktijk werkt voor mensen en wat de gevolgen zijn?
Kunt u aangeven of mensen onder de zestig jaar, die bijvoorbeeld in februari t/m mei 2021 voor het laatst gevaccineerd zijn, in de knel komen met de aangescherpte geldigheid van het vaccinatiebewijs, die per 1 februari 2022 van kracht is? Wanneer zullen deze mensen een uitnodiging voor een boosterprik ontvangen? Om hoeveel mensen gaat het?
Hoeveel medewerkers zijn er op dit moment geworven om mee te helpen bij de uitvoering van de boostercampagne?
Herkent u de signalen dat mensen zich aanmelden om te helpen met vaccineren, maar tegen verschillende drempels oplopen, zoals een minimaal aantal te werken uren en verplicht te volgen cursus (die dan ook nog eens pas eind december is) Zo ja, wat gaat u doen om deze drempels weg te nemen?
Kunt u duidelijk uiteenzetten met welke maatregelen reizigers op dit moment in Europa te maken krijgen indien zij wel een booster hebben gehad en indien zij nog niet tijdig een booster hebben gehad? Kunt u de maatregelen tevens uitsplitsen naar verschillende type vaccins?
Hoe gaat de communicatie over de reisregels naar landen toe wanneer het gaat om de coronapas en ook over de regels in de landen zelf, want op dit moment is het een enorm zoekplaatje en mensen zien door de bomen het bos niet meer? Hoe gaat de informatievoorziening hierover verbeterd worden?
Er zijn afspraken gemaakt over het reizen met de coronapas, maar in hoeverre zijn er ook afspraken gemaakt over het gebruik van de coronapas in het land zelf? In hoeverre gaan deze weer anders zijn, Frankrijk heeft op dit moment bijvoorbeeld voor mensen met het Janssenvaccin sterke beperkingen? En als dat het geval is, hoe wordt hierover dan helder gecommuniceerd?
Welke afspraken zijn gemaakt over de periode tot het ingaan van de termijn van negen maanden voor de coronapas? Blijven de regels in de landen zoals ze waren of gaan landen die nu al aanpassen? Welke gevolgen heeft dit voor mensen?
In hoeverre geldt de termijn van negen maanden voor vaccinatie ook voor het herstelbewijs? Of blijft dit 365 dagen?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de het eerstvolgende coronadebat?
Het bericht 'Ziekenhuis roept patiënten op zich niet meer te verzekeren bij Menzis en VGZ' |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Ziekenhuis roept patiënten op zich niet meer te verzekeren bij Menzis en VGZ»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het ongewenst is dat patiënten in het Haaglanden Medisch Centrum (HMC) mogelijk niet al hun medische kosten vergoed krijgen in 2022 vanwege een onderhandelingsspel tussen het ziekenhuis en verzekeraars? Zo ja, waarom en hoe groot acht u dit risico? Zo nee, waarom niet?
HMC is nog volop in onderhandeling over een contract met VGZ en Menzis (en met andere zorgverzekeraars), dus er is nog helemaal geen sprake van een er geen contract komt. De inzet van de zorgverzekeraars is om er – net als anders – uit te komen met alle ziekenhuizen.
Zorgverzekeraars hebben zorgplicht, wat betekent dat hun verzekerden met een naturapolis binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom voldoende zorg inkopen voor hun verzekerden met een naturapolis om aan hun zorgplicht te kunnen voldoen. Voor verzekerden met een restitutiepolis moeten zorgverzekeraars de zorg vergoeden bij alle zorgverleners.
Mocht het HMC er uiteindelijk niet uitkomen met bepaalde zorgverzekeraars, dan kunnen verzekerden ook altijd nog overstappen naar een andere zorgverzekering, maar ik vertrouw erop dat dat uiteindelijk niet nodig zal zijn.
Deelt u de mening dat het niet wenselijk is dat er bezuinigingen worden afgedwongen bij een ziekenhuis in deze crisistijden waarin het ziekteverzuim en de overbelasting van de zorg extreem hoog zijn? Zo ja, waarom acht u dit onwenselijk? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u zich ervan bewust dat 50.000 minima in Den Haag een goedkopere collectieve zorgverzekering hebben gekregen via VGZ en dus het risico lopen om met hoge zorgkosten te eindigen in 2022?2 Bent u het ermee eens dat dit de situatie in het HMC extra zorgelijk maakt? Zo ja, wat gaat u doen om te voorkomen dat patiënten van het HMC de dupe worden van deze situatie?2
Bij de contractering zijn twee partijen betrokken: de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder. Zij moeten met elkaar onderhandelen over een contract.
Deze onderhandelingen zijn nog gaande tussen HMC en VGZ/Menzis.
Het is onwenselijk om deze onderhandelingen over de rug van patiënten/verzekerden te voeren omdat ik van mening ben dat patiënten hierdoor voorbarig en nodeloos ongerust worden gemaakt.
Ook de NZa vraagt zorgaanbieders die patiënten ongerust maken over hun zorgverzekering daarmee te stoppen3. Als ziekenhuizen als gevolg van onderhandelingen met zorgverzekeraars patiënten proberen te bewegen om over te stappen, kan er sprake zijn van misleiding aldus de NZa, bijvoorbeeld als zorgaanbieders die op hun website subjectieve of eenzijdige informatie geven over een zorgverzekeraar. Hierdoor worden patiënten op het verkeerde been gezet. De NZa roept zorgaanbieders op om hun patiënten niet te betrekken bij discussies over de zorginkoop.
Herkent u de signalen van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) dat niet alleen het HMC, maar ziekenhuizen over het hele land dit jaar in zeer moeizame onderhandelingen zitten met zorgverzekeraars en veel ziekenhuizen dezelfde zorgen hebben als het HMC? Zo ja, wilt u met de koepels van zorgverzekeraars en ziekenhuizen overleggen hoe men hieruit kan komen zonder verzekerden te duperen?3
Veel ziekenhuizen zijn nog volop in onderhandeling met zorgverzekeraars over de contracten voor 2022. Het aantal afspraken dat inmiddels is gemaakt verschilt per ziekenhuis per zorgverzekeraar. Er is echter vertrouwen dat de onderhandelingen tot een goed einde komen. Dat blijkt uit het feit dat de meeste zorgverzekeraars, waaronder drie grote, hun verzekerden inmiddels laten weten dat als er geen contract is, zij de zorg bij de ziekenhuizen zullen vergoeden alsof deze gecontracteerd is. Voor polissen waarbij sprake is van selectieve contractering geldt dat niet voor alle ziekenhuizen.
Enkele zorgverzekeraars – waaronder een grote – geven (nog) niet de garantie dat zij de zorg bij de ziekenhuizen gaan vergoeden als er nog geen contract is.
Hoe rijmt u de houding van de zorgverzekeraars in de onderhandelingen met het beroep dat we de afgelopen jaren als samenleving op de ziekenhuizen hebben gedaan en ook komend jaar zullen doen? Erkent u dat de ziekenhuizen hun energie beter in goede zorg zouden kunnen steken dan in onderhandelingen met verzekeraars?
Via een contract maken zorgverzekeraars afspraken met zorgaanbieders over kwaliteit, doelmatigheid, innovatie, organiserend vermogen en de juiste zorg op de juiste plek. De onderhandelingen over een contract dragen dus juist bij aan het leveren van goede zorg.
Vindt u uw eerdere veroordeling van de oproep van het HMC aan patiënten om zich niet meer bij Menzis of VGZ te verzekeren gepast in het bredere beeld dat ziekenhuizen over heel Nederland dezelfde problemen hebben met verzekeraars?
Bij de contractering zijn twee partijen betrokken: de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder. Zij moeten met elkaar onderhandelen over een contract. Hierdoor weegt het belang van zowel de patiënt als de verzekerde mee bij de te maken afspraken. Aanvullende publieke randvoorwaarden, zoals de zorgplicht voor zorgverzekeraars, zorgen er bovendien voor dat de continuïteit van zorg voor patiënten altijd geborgd moet zijn. Ik ga er daarom vanuit dat partijen tot een goede uitkomst zullen komen.
Vindt u het niet passender om juist zorgverzekeraars op hun onwenselijke gedrag aan te spreken om tijdens deze pandemie te gaan bezuinigen op de zorg?
Zie antwoord vraag 7.
Welke lessen trekt u hieruit over het functioneren van de marktwerking in de zorg?
Zie antwoord vraag 7.
De kwaliteitscontrole van Covid-19-vaccins |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Wordt er door Nederland zélf onafhankelijk gecontroleerd op de kwaliteit, de samenstelling en de ingrediënten van de Covid-19-vaccins (hierna: vaccins) die zijn aangekocht om de Nederlandse bevolking te vaccineren? Zo ja, op welke wijze wordt dit gedaan? Door welke instantie? Met welke frequentie? Indien dit niet het geval is, waarom niet?
Wanneer fabrikanten een medicijn of vaccin indienen om goedgekeurd te worden voor toelating tot de Europese markt, moeten zij data aanleveren conform in Europa vastgelegde regels. Fabrikanten moeten een dossier aanleveren dat uit vijf onderdelen bestaat, waaronder het productieproces en kwaliteit (inclusief alle testen die de fabrikant uitvoert om de kwaliteit te waarborgen).
In Europa beoordelen beoordelingscomités binnen het Europees Medicijn Agentschap (EMA) nieuwe medicijnen en vaccins. In deze comités zijn alle 27 nationale medicijnautoriteiten van de Europese Unie vertegenwoordigd, ook het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG).
Na afloop van het registratieproces voor een nieuw vaccin, vindt er controle plaats van alle afzonderlijk geproduceerde batches (partijen). Voordat een partij vaccins voor gebruik wordt vrijgegeven, moet deze uitgebreid worden getest. Dit wordt niet alleen door de fabrikant gedaan, maar ook door een onafhankelijk nationaal controlelaboratorium (Official Medicines Control Laboratory, OMCL). In Nederland is het OMCL onderdeel van het RIVM. Het OMCL gaat aan de hand van productie- en controleprotocollen na of de fabrikant de partij heeft geproduceerd volgens de eisen die zijn vastgelegd in het registratiedossier en in de Europese Farmacopee. Daarnaast worden monsters van de betreffende partij in een onafhankelijk laboratoriumonderzoek (door een OMCL) gecontroleerd op hun kwaliteit. Het doel van deze zogenaamde partijgewijze vrijgifte («batch release») is het extra waarborgen van de kwaliteit en veiligheid van partijen. Een partij vaccins mag pas op de markt komen als alle controles door de fabrikant en het OMCL zijn uitgevoerd en als de resultaten voldoen aan de strenge kwaliteitseisen. Het OMCL verstrekt dan een batch releasecertificaat aan de fabrikant. Dit certificaat is geldig voor de gehele Europese Unie.
Bovengenoemde procedure geldt ook voor COVID-19-vaccins. In de praktijk wordt dus iedere partij vaccins onafhankelijk onderzocht door een overheidslaboratorium. Informatie over de testen die de OMCL’s uitvoeren is voor ieder type vaccin te vinden in richtlijnen op de site van de European Directorate for the Quality of Medicines & Healthcare1 (EDQM). Het testen en vrijgeven van partijen vaccins is gespreid over laboratoria in Europa. Zo onderzoekt het OCML van het RIVM voor Europa de COVID-19-vaccins van AstraZeneca, het Duitse Paul Ehrlich Institute de COVID-19-vaccins van BioNTtech/Pfizer en het Oostenrijkse Agentur für Gesundheit und Ernährungssicherheit (AGES) onderzoekt de Moderna COVID-19-vaccins. Deze laboratoria leggen aan elkaar verantwoording af.
Omdat daarnaast de gemelde bijwerkingen nauwgezet bijgehouden worden, kan onderzocht worden of een mogelijke bijwerking terug te leiden is naar een probleem of tekortkoming in de kwaliteit van het vaccin.
Indien u niet zélf de samenstelling en kwaliteit van de vaccins controleert omdat u de fabrikanten vertrouwt, kunt u dan uitleggen hoe u na de talloze rechterlijke uitspraken tegen deze fabrikanten, waarbij ze beboet en schuldig werden bevonden, deze fabrikanten toch nog als «betrouwbaar» zou willen bestempelen?1 2 3 4
De kwaliteit, werkzaamheid en veiligheid van de goedgekeurde COVID-19-vaccins is beoordeeld en voldoende bevonden door het EMA en CBG. De COVID-19-vaccins zijn net zo streng beoordeeld als andere vaccins en medicijnen die in de Europese Unie worden gebruikt. Voor het testen van de individuele vaccinpartijen is, zoals ik in het antwoord op vraag 1 uiteen gezet heb, het systeem met OMCL testlaboratoria ingericht. Toezicht op de fabrikanten wordt door overheidsinspectiediensten uitgevoerd. In Nederland betreft dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), dat onderdeel is van een Europees netwerk van overheidsinspectiediensten. Ook na goedkeuring, houden we de veiligheid van de COVID-19-vaccins nog steeds goed in de gaten. Dat gebeurt ook in de andere landen van de EU. Zo zijn we snel op de hoogte van nieuwe onderzoeksresultaten of eventuele bijwerkingen. Op de website van het CBG verschijnt elke maand een samenvatting van de rapporten over de veiligheid van de vaccins.
Kunt u, ongeacht de vertrouwenskwestie en of er onafhankelijk onderzoek wordt gedaan naar de ingrediënten, de kwaliteit en de samenstelling van vaccins kort reflecteren op de veroordelingen genoemd in de voetnoten bij vraag 4? Kan dit wellicht alsnog een reden zijn voor extra kwaliteitscontroles door Nederland zélf?
In de vier voetnoten bij vraag 2 wordt verwezen naar een aantal rechtszaken over door de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) goedgekeurde geneesmiddelen. Het ging in deze zaken om financiële fraude, reclame-uitingen voor off-label gebruik, off-label claims in relatie tot financieel gewin en aansprakelijkheid bij bijwerkingen. Deze zaken hebben niets te maken met de ingrediënten, kwaliteit of samenstelling van vaccins waar deze vragen betrekking op hebben. Wel is de kwaliteit en het gebruik van enkele medische hulpmiddelen als onvoldoende beoordeeld en zijn producenten hiervoor verantwoordelijk. Voor geneesmiddelen geldt echter een ander beoordelingssysteem dan voor vaccins. Bovendien is van belang dat deze veroordelingen hebben plaatsgevonden in de Verenigde Staten, waar andere wetgeving geldt dan in Europa. De rechtszaken waar in de voetnoten naar wordt verwezen, zijn daarom geen reden voor extra kwaliteitscontroles door Nederland, gezien de hier van toepassing zijnde regelgeving en de praktijk van uitvoering en toezicht.
Er is strenge Europese wetgeving en een deugdelijk, hoogkwalitatief en onafhankelijk beoordelings- en toezichtsysteem. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 1, worden er in Europa nog aparte tests op kritische aspecten van vaccins gedaan door overheidslaboratoria (OMCL) waarvan het RIVM er één is.
Indien er door Nederland zélf onderzoek naar de inhoud en samenstelling van de vaccins wordt gedaan, kunt u ons een overzicht van alle resultaten doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 1. Er worden alleen vaccins gebruikt waarvan zowel de vaccinfabrikant als een OMCL heeft aangetoond dat ze aan de eisen voldoen zoals die in het registratiedossier zijn vastgelegd. Vanwege de commercieel vertrouwelijke aard van deze informatie zijn testuitslagen en productiedetails niet met een breder publiek te delen.
Voorts wil ik opnieuw verwijzen naar de Website van de EDQM, https://www.edqm.eu/en/human-ocabr-guidelines waar de selectie van testen voor ieder type vaccin te vinden is.
Indien er geen zelfstandig onderzoek door Nederland wordt gedaan naar de inhoud en samenstelling van de vaccins, of wanneer u de resultaten niet wilt delen, kunt u ons dan van elk vaccin tien doses doen toekomen, zodat we de vaccins zélf kunnen laten analyseren door een onafhankelijk laboratorium? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, wordt er ook nadat een vaccin is toegelaten tot de markt nog onafhankelijk onderzoek in of voor Nederland gedaan op vaccinpartijen voordat deze gebruikt mogen worden. Er is hiermee voldoende onafhankelijk onderzoek naar de veiligheid, werkzaamheid en kwaliteit van een vaccin gedaan. Ook wordt door overheidsinspectiediensten toezicht op vaccinproductie gehouden. De ingrediënten en samenstelling zijn in de bijsluiter te lezen. Als daar aanleiding voor wordt gezien kan een overheidsinspectiedienst (in dit geval de IGJ) geneesmiddelen (waaronder vaccins) uit een fabriek of uit de markt bemonsteren en deze door een onafhankelijk laboratorium laten onderzoeken. Deze geneesmiddelen mogen niet zomaar verstrekt worden.
Kunt u de vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat VGZ en Menzis draconische bezuinigingen vragen aan het HMC |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de berichten dat VGZ en Menzis draconische bezuinigingen, van wel € 15 miljoen vragen aan het Haaglanden Medisch Centrum (HMC) en dat het HMC haar patiënten nu zelfs oproept zich niet te verzekeren bij deze zorgverzekeraars?1 en 2
Door de onzekerheid over corona zijn zorgverzekeraars en ziekenhuizen nog volop bezig met de onderhandelingen over de contracten voor 2022. Zorgverzekeraars maken via onderhandelingen met zorgaanbieders in contracten afspraken over kwaliteit, doelmatigheid, innovatie, organiserend vermogen en de juiste zorg op de juiste plek. Deze afspraken moeten dus juist ten goede komen aan de zorg.
Wat is uw reactie op het bericht dat ziekenhuizen door het hele land moeizaam tot afspraken met zorgverzekeraars komen?3
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is dat zorgverzekeraars enorme bezuinigingen op de zorg proberen af te dwingen, terwijl de zorg al enorm onder druk staat? Is het in deze gezondheidscrisis niet juist essentieel om te investeren in de zorg?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zouden de gevolgen zijn voor de capaciteit van het HMC om COVID-19-patiënten te behandelen als er € 15 miljoen bezuinigd zou moeten worden?
HMC is nog volop in onderhandeling over een contract met VGZ en Menzis (en met andere zorgverzekeraars), dus er is nog helemaal geen sprake van als er geen contract komt. De inzet van de zorgverzekeraars is om er – net als anders – uit te komen met alle ziekenhuizen.
Zorgverzekeraars hebben zorgplicht, wat betekent dat hun verzekerden met een naturapolis binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom voldoende zorg inkopen voor hun verzekerden met een naturapolis om aan hun zorgplicht te kunnen voldoen. Voor verzekerden met een restitutiepolis moeten zorgverzekeraars de zorg vergoeden bij alle zorgverleners.
Ik vertrouw erop dat uiteindelijk het HMC er met de zorgverzekeraars uitkomt.
Wat zouden de gevolgen zijn voor de capaciteit van het HMC om uitgestelde zorg in te halen als er € 15 miljoen bezuinigd zou moeten worden?
Zie antwoord vraag 4.
Wat zouden de gevolgen zijn voor verzekerden als het HMC geen akkoord kan sluiten met VGZ en Menzis?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kijkt u in de context van deze ontwikkelingen naar het afgesloten Hoofdlijnenakkoord medisch-specialistische zorg? Voorzag u bij het sluiten van dit akkoord dat het zulke grote gevolgen zou hebben voor ziekenhuizen?
Het hoofdlijnenakkoord medisch-specialistische zorg bevat tal van acties op veel terreinen: kwaliteit, samenwerking, arbeidsmarkt, digitalisering of veranderingen in de inhoud van zorg, Juiste Zorg op de Juiste Plek en gepaste zorg. De afspraak dat de ziekenhuiszorg in 2022 niet mag groeien is een resultante van al die acties.
Voor 2021 heb ik met de NVZ, NFU en ZN over de financiële effecten van COVID-19 afgesproken dat partijen zich maximaal inspannen om door middel van de juiste zorg op de juiste zorg, digitalisering etc. (inhaal)zorg zoveel mogelijk binnen het HLA-kader te leveren. Ik ga ervan uit dat partijen dit ook in 2022 maximaal nastreven. Tegelijkertijd constateer ik dat we in het macrokader voor 2022 (vooraf) geen rekening konden houden met uitgaven als gevolg van COVID-19. Omdat het Hoofdlijnenakkoord niet beperkend mag zijn voor COVID-19 gerelateerde uitgaven – zoals voor het leveren inhaalzorg – ben ik met verzekeraars macronacalculatie op het somatische en eigenrisicomodel van 70% overeengekomen. Om diezelfde reden geldt dat bij een besluit om een eventuele overschrijding van het macrokader 2022 te redresseren, rekening wordt gehouden met de opleving van de pandemie, inhaalzorg en nazorg.
Ik ga ervan uit dat zorgverzekeraars en ziekenhuizen in de geest van voorgaande constructief afspraken met elkaar te maken. Dit betekent concreet dat alle partijen zich maximaal moeten inspannen om binnen het HLA kader te blijven, maar dat dit kader niet onnodig beperkend mag zijn voor uitgaven die betrekking hebben op de COVID-pandemie, waaronder noodzakelijke inhaalzorg.
Acht u het doel van 0% groei van de ziekenhuiszorg nog steeds realistisch? Bent u hier anders over gaan denken door de hevige gevolgen van de pandemie op ziekenhuizen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid om met de zorgverzekeraars in gesprek te gaan over de zware eisen die zij stellen aan ziekenhuizen, in plaats van enkel kritiek te uiten op het HMC?4
Bij de contractering zijn twee partijen betrokken: de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder. Zij moeten met elkaar onderhandelen over een contract.
Deze onderhandelingen zijn nog gaande tussen HMC en VGZ/ Menzis. Het is onwenselijk om deze onderhandelingen over de rug van patiënten/verzekerden te voeren omdat ik van mening ben dat patiënten hierdoor voorbarig en nodeloos ongerust worden gemaakt.
Ook de NZa vraagt zorgaanbieders die patiënten ongerust maken over hun zorgverzekering daarmee te stoppen5. Als ziekenhuizen als gevolg van onderhandelingen met zorgverzekeraars patiënten proberen te bewegen om over te stappen, kan er sprake zijn van misleiding aldus de NZa, bijvoorbeeld als zorgaanbieders die op hun website subjectieve of eenzijdige informatie geven over een zorgverzekeraar. Hierdoor worden patiënten op het verkeerde been gezet. De NZa roept zorgaanbieders op om hun patiënten niet te betrekken bij discussies over de zorginkoop.
Nijpende tekorten aan forensische artsen. |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (CDA), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat veel GGD’en de roosters voor forensische artsen de komende maanden niet rondkrijgen, omdat er een flink tekort aan forensische artsen is? Zo nee, bent u bereid dit na te gaan bij de diverse GGD’en? Zo ja, hoe lang bent u hier al van op de hoogte?1
Wij zijn op de hoogte van het actuele en dreigende tekort aan forensisch artsen. De IGJ laat in haar rapport «Gemeentelijke lijkschouw door forensisch artsen onder druk, veel zorgen op korte termijn» van 15 november 20212 zien dat het tekort acuut is. Deze zorgen bestaan al langer. In 2018 hebben de Ministers van VWS, JenV en BZK maatregelen aangekondigd om de forensische geneeskunde te versterken3. Bij de beantwoording van vragen 4 en 8 ga ik verder in op die maatregelen. Het Capaciteitsorgaan heeft in 2019 berekend wat de omvang van het capaciteitstekort zou zijn als niet zou worden geïnvesteerd in de professionalisering, kwaliteit en continuïteit van de forensische geneeskunde. Voor forensische geneeskunde is instroom in de erkende profielopleiding tussen 2008 en 2019 bijna volledig uitgebleven, terwijl de beroepsgroep in snel tempo vergrijst. In meerdere regio’s wordt nu al met forensisch artsen gewerkt die de pensioenleeftijd snel zullen bereiken of inmiddels al hebben bereikt, hetgeen onwenselijk is.
Het Capaciteitsorgaan berekende in 2019 dat er ca 40 artsen per jaar moeten instromen om de vergrijzing en andere uitstroom op te kunnen vangen. Aangezien werd voorzien dat een instroom in de opleiding van 40 studenten per jaar niet gerealiseerd zou kunnen worden, is in overleg met de beroepsvereniging besloten om in eerste instantie 15 opleidingsplaatsen per jaar beschikbaar te stellen. Deze plaatsen worden tot dusverre niet volledig gevuld. Zo zijn er in 2020 11 studenten ingestroomd en in 2021 8 studenten. Wij zijn met o.a. GGD GHOR Nederland en het Forensisch Medisch Genootschap (FMG) in overleg over tijdelijke noodoplossingen voor het actuele tekort en structurele oplossingen in de vorm van functiedifferentiatie.
Klopt het dat veel GGD’en geen forensische artsen in vaste dienst hebben, maar in plaats daarvan artsen op tijdelijke contracten (meestal op basis van ZZP) inhuren? Zo ja, waarom is dit?
Er zijn enkele GGD’en die werken met forensisch artsen in ZZP- of maatschap verband en geen forensisch artsen in vaste dienst hebben. Ook worden ZZP-ers door GGD’en ingezet om acute tekorten in regio’s op te vangen of als flexibele schil om de 24/7 dienstverlening te kunnen bieden. De groep ZZP is beperkt en de inzet is kostbaar. GGD’en werken samen met de ministeries van VWS, JenV, en BZK, de beroepsgroep en politie en OM aan een robuuste en toekomstbestendige organisatie van het vak, als pijler van de publieke gezondheid en met dwarsverbanden naar andere publieke gezondheidstaken van GGD’en. Alhoewel ZZP-ers een belangrijke bijdrage leveren aan het vak, is het vanuit het streven naar een robuuste en toekomstbestendige organisatie juist wenselijk om meer professionals met een volwaardig dienstverband bij de GGD’en aan te stellen.
Klopt het dat de afgelopen jaren relatief veel forensische artsen zijn uitgestroomd, al dan niet vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd en dat de instroom van nieuwe forensische artsen op dit moment het gat niet kan opvullen wat deze artsen hebben achtergelaten? Zo ja, was het niet jaren geleden al voorzienbaar, dat veel forensische artsen met pensioen zouden gaan?
Voor de beantwoording verwijs ik u naar het antwoord op vraag 1.
Wat heeft u de afgelopen jaren gedaan om het beroep van forensische arts aantrekkelijk te maken? Heeft u genoeg gedaan? Zo ja, waarom denkt u dat?
Sinds 2018 wordt door verscheidene ministeries gewerkt aan uiteenlopende maatregelen om onder meer de aantrekkelijkheid van het beroep van forensisch arts te vergroten, zoals de totstandkoming van een structurele opleiding, het versterken van de wetenschappelijke basis, het concentreren van de dienstverlening door GGD’en op het niveau van de 10 politie-eenheden, het inzetten op volwaardige functies met een bijbehorend passend salaris, het ondersteunen van verdere professionalisering door intervisie en richtlijnontwikkeling en een goede informatievoorziening. Waar sommige maatregelen uitwerking behoefden is vooruitlopend hierop door de ministeries van VWS en JenV incidenteel geld vrijgemaakt voor een tijdelijke opleiding en voor een kennisagenda om de wetenschappelijke basis te versterken. Inmiddels hebben de Ministers van VWS, JenV en BZK wederom incidenteel geld vrijgemaakt om ook de structurele driejarige opleiding in 2022 te kunnen financieren. Vanuit JenV is daarenboven incidenteel geld vrijgemaakt voor de werving van forensische artsen (inclusief campagne en een arbeidsmarktonderzoek), voor een (op termijn structurele) leerstoel Forensische Geneeskunde en tenslotte om de reorganisatie van de dienstverlening op het niveau van de 10 politie-eenheden te ondersteunen. Zoals in de beleidsreactie op het IGJ-rapport is aangegeven, is voor de versterking van de Forensische Geneeskunde is jaarlijks structureel € 20 mln nodig4.
Bent u bereid om te onderzoeken of het wellicht goed zou zijn om de forensische artsen onder een overkoepelende structuur te plaatsen, zodat dus niet per GGD een ander beleid gevoerd wordt? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer hierover geïnformeerd worden? Zo nee, waarom niet?
De reorganisatie op het terrein van de forensische geneeskunde – waarbij de GGD‘en gaan samenwerken op het niveau van de 10 politie-eenheden – is gericht op een versterking van de continuïteit en kwaliteit van deze dienstverlening. Een van de uitgangspunten is om te komen tot meer uniformiteit in (personeels-) beleid, werkprocessen en kwaliteit. GGD GHOR Nederland is als overkoepelende brancheorganisatie een belangrijke partner en levert een belangrijke bijdrage aan dit reorganisatietraject. Wij zullen uw Kamer voor de zomer 2022 infomeren over de ontwikkelingen.
Klopt het dat je als specialist in de publieke gezondheidszorg minder verdient dan als medisch specialist in een ziekenhuis? Zou dit een reden kunnen zijn waarom er op dit moment een tekort is aan forensisch artsen?
Een specialisme in de publieke gezondheidszorg is niet één op één vergelijkbaar met een medisch specialisme in een ziekenhuis. Ook binnen het ziekenhuis is het ene medisch specialisme niet te vergelijken met het andere. Het is echter wel een feit dat er in tegenstelling tot de medisch specialisten in loondienst er binnen GGD’en momenteel geen separate salarisschalen voor forensisch artsen bestaan.
De aantrekkelijkheid van een beroep wordt door vele factoren beïnvloed waarbij, zoals bijvoorbeeld het uitstroomonderzoek van RegioPlus5 ook laat zien, loon niet als de belangrijkste factor geldt. Andere factoren zijn bijvoorbeeld de inhoud van het werk en ontwikkel- en doorgroeimogelijkheden. Desalniettemin is het salaris ook een middel om medewerkers te motiveren en te binden en mogen forensisch artsen net als andere professionals binnen de publieke gezondheidszorg een volwaardige functie en passende arbeidsvoorwaarden verwachten. Dit uitgangspunt maakt onderdeel uit van de reorganisatie van de dienstverlening maar is mede afhankelijk van de financiering door de opdrachtgevers van de dienstverlening.
Er vindt op dit moment overleg plaats met GGD GHOR over een wervingscampagne voor forensisch artsen. Beoogd wordt om de campagne in het tweede kwartaal van 2022 te laten starten.
Bent u bereid zo snel als mogelijk met de GGD’en in overleg te treden om te kijken wat er gedaan kan worden aan het werven en ook binnenboord houden van forensische artsen? Bent u bereid daarbij ook te kijken naar de arbeidsvoorwaarden voor forensische artsen? Zo nee, waarom niet?
Voor de beantwoording verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6.
Mocht blijken dat bij de GGD’en behoefte is aan meer geld om bijvoorbeeld betere arbeidsvoorwaarden te kunnen bieden of meer artsen in vaste dienst aan te kunnen nemen, bent u dan bereid te kijken of u hier snel extra geld voor kunt uittrekken?
Voor de beantwoording verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Waarom wordt besluitvorming over de 20 miljoen euro die volgens de IGJ nodig is om te investeren in het werk van forensische artsen, overgelaten aan een nieuw kabinet? Zou het niet beter zijn, gelet op de haast die er is en het belang van structurele borging van dit belangrijke beroep, om hier nu toe te besluiten?
Het maatschappelijke belang, de kwetsbaarheid van de dienstverlening van de forensisch arts en daarmee de ernst van de situatie worden onderkend. Het is aan het kabinet om hierover een definitief besluit te nemen, waaronder ook het borgen van de benodigde dekking.
Kunt u deze vragen zo snel als mogelijk beantwoorden?
Ik heb een poging gedaan om de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
De brief waarin de minister schrijft dat het klassieke Valneva-vaccin geen onderdeel uitmaakt van de vaccinportefeuille en de aangenomen motie Bikker c.s. |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met uw Kamerbrief, waarin u schrijft dat het klassieke Valneva-vaccin geen onderdeel uitmaakt van de vaccinportefeuille en u er daarom slechts pro forma 10.000 doses van heeft besteld?1
Ja.
Bent u bekend met de door u opgevoerde reden dat u reeds voldoende andere veilige en effectieve vaccins heeft ingekocht?
Ja.
Bent u bekend met de aangenomen motie-Bikker c.s. die u verzoekt de beschikbaarheid van eiwitvaccins te bevorderen en indien mogelijk te vervroegen? Hoe gaat u deze motie uitvoeren?2
Ja. In Nederland worden alleen vaccins ingezet die door het EMA veilig en effectief zijn bevonden en als zodanig zijn toegelaten tot de Europese markt. Op dit moment heeft Nederland een reservering op de vaccins van Novavax en Valneva. Deze vaccins zijn nog niet goedgekeurd door het EMA. Het vaccin van Novavax wordt op dit moment beoordeeld voor markttoelating. Het vaccin van Valneva bevindt zich nog in de «rolling review» fase. Dit betekent dat het vaccin nog in ontwikkeling is, en dat het EMA tussentijds meekijkt. Hierdoor kan het EMA, wanneer de vaccins door de fabrikant worden aangemeld voor markttoelating, sneller tot een oordeel komen. Er mogen en worden geen stappen overgeslagen. Ik zie op dit moment geen mogelijkheden om dit proces te versnellen. Mocht het EMA tot een positief oordeel komen, zal ik de Gezondheidsraad om advies vragen of en hoe deze vaccins ingezet kunnen worden binnen de vaccinatiecampagne.
Heeft u onderzocht welk deel van de ongevaccineerden zich niet willen laten vaccineren vanwege een aversie tegen mRNA-vaccins? Zo nee, waarom niet?
Het verhogen van de vaccinatiegraad is nog steeds een zeer urgente en belangrijke doelstelling. Ik ben het dan ook met u eens dat het belangrijk is in kaart te brengen wat de beweegredenen van mensen zijn om zich wel of niet te laten vaccineren. In de lopende onderzoeken van de RIVM gedragsunit wordt hier aandacht aan besteed. Hierin geeft een zeer beperkt deel van de niet-gevaccineerde deelnemers aan zich mogelijk te laten bewegen tot het nemen van een vaccin door het aanbieden van een geïnactiveerd of subunit-vaccin. Het onderzoek van de gedragsunit wordt momenteel voortgezet en verdiept, zodat we een preciezere inschatting kunnen maken van het aantal mensen die zich hierdoor laten beïnvloeden.
Dit alles zodat we goed onderbouwde besluiten kunnen nemen zodra dit soort vaccins beschikbaar komen.
Bent u bereid onderzoek te doen naar welk deel van de ongevaccineerden geen mRNA-vaccin wil, maar wel een klassiek eiwitvaccin tegen het coronavirus zou nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Heeft u onderzocht welk deel van de mensen die toch maar een mRNA-vaccin genomen heeft, eigenlijk liever een traditioneel eiwitvaccin had gekregen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals ik in vraag 4 heb beschreven zijn eiwitvaccins nog niet op de markt beschikbaar. De vraag was daarmee tot nu toe niet opportuun.
Bent u bereid te onderzoeken naar wat de afzet van traditionele eiwitvaccins in ons land zou zijn indien ze in ons land wel ruimschoots beschikbaar zouden zijn? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zie antwoord op vraag 4.
Het is uw doel toch om een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad te krijgen? Waarom zit u de mensen die liever geen mRNA-vaccin willen, maar wel een traditioneel eiwitvaccin, dan zo dwars?
Zoals ik in het antwoord op vraag 3 heb benoemd, zijn deze vaccins nog niet goedgekeurd door het EMA en daarom nog niet beschikbaar op de markt. Het is niet mijn intentie om mensen die geen mRNA-vaccin, maar wel een klassiek/eiwit-vaccin willen, dwars te zitten. Om deze mensen te voorzien, heb ik een reservering op de vaccins van Novavax en Valneva. Zodra deze vaccins op de markt toegelaten worden, zal ik waar nodig de Gezondheidsraad om advies vragen en u nader informeren over de manier waarop deze vaccins ingezet zullen worden.
Bent u bereid per omgaande (veel) meer doses traditionele eiwitvaccins zoals Valneva, Novavax en Sanofi te bestellen, zodat er zo snel mogelijk in januari vrije keuze ontstaat bij de door u aangeboden derde prik? Zo nee, waarom niet?
Als gezegd zijn de vaccins van Valneva, Novavax en Sanofi nog niet beschikbaar en ik verwacht deze ook niet eerder dan in de loop van 2022. In januari zal hier naar mijn verwachting zeker nog geen sprake van zijn.
Het artikel 'Regering en OMT onderbouwen QR-code met onbetrouwbare modellen' |
|
Nicki Pouw-Verweij (JA21) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Deelt u de mening dat een harde voorwaarde voor zowel de effectieve werking als het draagvlak van het coronatoegangsbewijs (ctb) een solide modelmatige en gevalideerde onderbouwing is? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Onderkent u dat het door twee onderzoekers van de Technische Universiteit Delft ten tijde van de Fieldlabs-experimenten gebouwde model, dat is gebaseerd op één fictief evenement met honderdduizend bezoekers, volgens door Follow The Money geraadpleegde terzake deskundigen onvoldoende gedegen is om er belangrijk beleid op te kunnen baseren? Zo nee, waarom niet?1
Het onderzoek van de TU Delft is een rekenvoorbeeld, waarmee wordt aangetoond wat het potentiële effect is van verschillende CTB-modaliteiten. De Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen is op 1 juni 2021 in werking getreden. Het CTB-beleid is destijds overigens niet alleen gebaseerd op dit onderzoek.
Kunt u zich vinden in de waarschuwing van genoemde onderzoekers van TU Delft zelf dat hun model «geen onderbouwing voor wel of geen coronapas» geeft? Zo nee, waarom niet?
Het model maakt inzichtelijk wat het effect kan zijn van de verschillende CTB-modaliteiten op ziekenhuisopnames en besmettingen. De inzet van CTB’s in bepaalde sectoren vraagt echter om een bredere maatschappelijke afweging; een modelberekening alleen is niet voldoende als onderbouwing.
Deelt u de conclusie van deskundigen terzake die het wetenschappelijke gehalte van het rekenmodel van denktank Tony Blair Institute for Global Change (Blair Institute), het tweede rekenmodel waarop het kabinet het ctb baseert, resoluut als «lachwekkend» bestempelen? Zo nee, waarom niet?
Naar het rekenmodel van denktank Tony Blair Institute for Global Change is door het OMT verwezen, maar dit model is niet gebruikt. Ik heb mij inhoudelijk niet verdiept in dit rekenmodel en kan de kwaliteit daarvan niet beoordelen.
Vindt u het Blair Institute een gezaghebbend wetenschappelijk instituut?
Ik vind het niet aan mij om dit soort instituten te beoordelen op gezaghebbendheid; dit geldt temeer omdat het model waar naar wordt verwezen niet in de modellering wordt gebruikt.
Welke gevolgen verbindt u aan de vaststelling van verschillende wetenschappers dat een deugdelijke onderbouwing voor de werking van het ctb, andere zwaarwegende bedenkingen daargelaten, in beide door het kabinet gehanteerde rekenmodellen ontbreekt?
Ik deel deze conclusie niet. De verschillende modellen laten zien dat CTB-modaliteiten besmettingen en ziekenhuisopnames kunnen voorkomen.
Wilt u reflecteren op de constatering dat een kabinet en het Outbreak Management Team (OMT) dat zich van dergelijke «onbetrouwbare modellen» bedienen én daaraan stellige conclusies durven te verbinden, zich volgens een hoogleraar integriteit van de Vrije Universiteit Amsterdam schuldig maken aan een vorm van «volksverlakkerij»?
Alle modellen zijn een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid en met goed onderbouwde kritiek kunnen de modellen worden verfijnd. Ik deel de conclusie dat er sprake is van onbetrouwbare modellen echter niet. Zowel de TU Delft als het OMT is transparant over de gebruikte aannames en geven ook aan in welk perspectief de uitkomsten geïnterpreteerd moeten worden. De verschillende modellen laten zien dat CTB-modaliteiten besmettingen en ziekenhuisopnames kunnen voorkomen. Desalniettemin is er altijd een restrisico en dat verschilt per setting. Feitelijke toepassing wordt steeds opnieuw gewogen en is afhankelijk van allerlei factoren zoals infectiedruk.
Waarom heeft u bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het OMT een onderzoeksvraag uitgezet naar de effectiviteit van het ctb, maar wordt nagelaten de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV), die onderzoek naar de aanpak van de coronacrisis door de Nederlandse overheid en andere betrokken partijen doet en derhalve de aangewezen organisatie is voor evaluatie van de maatregelen, te vragen naar de reikwijdte, inhoud en vordering van zijn onderzoek?
Het OMT adviseert het kabinet op regelmatige basis over de bestrijding van het Coronavirus. Gezien de informatiebehoefte op de korte termijn en de relevante expertise binnen het OMT en het RIVM, is ervoor gekozen deze onderzoeksvraag bij deze partijen voor te leggen. De OVV heeft een andere rol en is mede op verzoek van het kabinet een onderzoek gestart naar de totale aanpak van de coronacrisis. Het doel van het onderzoek is om lessen te trekken voor eventuele toekomstige epidemieën. De eerste deelrapportage wordt medio februari 2022 verwacht.
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is wanneer het OMT bevindingen van wetenschappers naar eigen inzicht wijzigt om het gewenste advies kracht bij te zetten, zoals de opmerking van het OMT in het 115e advies van 21 mei dat vaccinatie «in belangrijke mate» beschermt tegen transmissie, terwijl de Gezondheidsraad op 20 mei sprak over een bescherming in «meer of mindere mate»?
Die mening deel ik niet. Het OMT bestaat uit wetenschappers en is zeer goed in staat om een eigen inschatting te maken van de mate waarin vaccins beschermen tegen transmissie.
Is er inmiddels een afgewogen en gevalideerde wetenschappelijke modellering voorhanden die de effectiviteit van 3G of 2G onderbouwt? Zo ja, kunt u de Kamer de relevante wetenschappelijke stukken doen toekomen? Zo nee, ziet u dit zelf als een probleem?
In mijn brief aan uw Kamer over stand van zaken COVID-19 van 14 december2, heb ik gemeld dat de TU Delft nieuw onderzoek verricht naar de effectiviteit van het CTB. Ik streef ernaar dat onderzoek op januari 2022 met uw Kamer te delen, voor de behandeling van de wetsvoorstellen over de bredere inzet van het coronatoegangsbewijs en 2G. Dit onderzoek bevat aanvullende informatie, bovenop de eerdere modellen van het OMT en de TU Delft.
Bent u het met de analyse van een medisch statisticus eens dat het voor de werking van het ctb belangrijk is om het consequent over de absolute risico’s te hebben in plaats van enkel de relatieve?
Een pandemie is een optelsom van kleine individuele risico’s, die op nationale schaal toch voor grote problemen zorgen. Als alleen gebruik wordt gemaakt van absolute risico’s, lijken die vaak verwaarloosbaar klein, terwijl de som van kleine risico’s op nationale schaal grote problemen kan veroorzaken. Daarom vind ik het nuttig om zowel absolute als relatieve risico’s te noemen, afhankelijk van de context.
Deelt u de mening dat een solide wetenschappelijke onderbouwing van de werking van het ctb voor de Kamer een bijzonder relevant onderdeel is van de behandeling van de wetsvoorstellen over het invoeren van 2G alsmede het verbreden van het ctb naar de terreinen van arbeid, bezoek en het onderwijs?
Ja.
Deelt u de mening dat een dergelijke onderbouwing voor het ctb momenteel ontbreekt omdat de modellen waarop dit instrument is gebaseerd, niet wetenschappelijk zijn gevalideerd?
Nee. De verschillende modellen laten zien dat CTB-modaliteiten besmettingen en ziekenhuisopnames kunnen voorkomen. Bij het Fieldlab onderzoek is het effect in de praktijk ook onderzocht. In een brief aan de Leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, heeft de griffie uiteengezet welke CTB-modaliteit in de verschillende EU-lidstaten wordt ingezet3.
Uit dat overzicht blijkt dat Hongarije de enige EU-lidstaat is waar geen CTB-modaliteit wordt ingezet.
Er is voldoende wetenschappelijke grond om aan te nemen dat het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames afneemt met de inzet van CTB-modaliteiten.
Zo ja, welke consequentie verbindt u hieraan, nu het in wetsvoorstellen 35971, 35972 en 35973 op dit cruciale onderdeel aan onderbouwing ontbreekt?
Zie het antwoord op vraag 13.
Deelt u het inzicht dat een onderbouwd nulscenario (geen ctb), dat meer behelst dan voor een rampscenario waarschuwen dat zonder ctb zou plaatsvinden, een vereiste is in serieuze modellering?
In modellering kan gebruik worden gemaakt van verschillende (nul)scenario’s, afhankelijk van het beoogde doel.
Hoe reflecteert u op de observatie van een Deense hoogleraar politiek die stelt dat het vermijden van uitleggen van nieuwe inzichten kan leiden tot bedreigde acceptatie van vaccins en verlaagd vertrouwen in de autoriteit?
Het delen van de juiste informatie en nieuwe inzichten is van groot belang. Dat onderschrijf ik en onderstreep ik.
Hoe rijmt u de observatie van deze Deense hoogleraar politiek met de huidige vorm van informatievoorziening, via onder andere de persconferenties, en het sterk afgenomen vertrouwen in de regering onder de Nederlandse bevolking?
Ik zie de relatie tussen de vertrouwenscijfers en de informatievoorziening niet en die relatie wordt door deze hoogleraar ook niet gelegd. Michael Bang Petersen4 geeft aan dat de overheid de bevolking moet toevertrouwen met de (soms) harde waarheid. Dat ben ik met hem eens.
Kunt u nog voor het vervolg van de parlementaire behandeling van de wetgeving rond 2G en de verbrede inzet van het ctb op iedere vraag afzonderlijk antwoord te geven?
Ja.
De coronamaatregelen voor rijscholen |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Barbara Visser (VVD), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Waarom worden voor rijlessen wel eisen gesteld aan het maximum aantal personen in de auto en voor bijvoorbeeld taxiritten niet1?
Met de versoepelingen van de coronamaatregelen op 14 januari jl. is het weer mogelijk dat voor het halen en wegbrengen van leerlingen tijdens de rijles drie personen in de lesauto worden toegestaan. Dit zorgt ervoor dat rijscholen hun bedrijfsvoering weer op de gebruikelijke manier kunnen uitvoeren. Een taxi is bedrijfsmatig personenvervoer en is primair bedoeld om iemand te vervoeren. Daarom gelden voor de taxi andere maatregelen en zijn meer personen toegestaan.
Is de veronderstelling juist dat het maximum van twee personen in een lesauto een advies is en geen wettelijke verplichting?
Op het moment dat deze vraag gesteld werd, volgde deze wettelijke verplichting uit de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19.
Deelt u de analyse dat met de genoemde beperking van maximaal twee personen in een lesauto het voor rijinstructeurs niet mogelijk is om met de ene leerling de andere leerling op te halen of weg te brengen en dat het zo, zeker voor rijscholen in het buitengebied, lastig is om het ingekorte tijdvenster voor rijlessen (tot 17.00 uur) goed te benutten?
Ja, ik deel deze analyse voor de situatie die gold op het moment dat de vraag werd gesteld. Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 1, is het voor het halen en wegbrengen van leerlingen tijdens de rijles inmiddels toegestaan om drie personen in de lesauto te hebben. Ook mogen rijscholen sinds de besluitvorming over de coronamaatregelen op 18 december jl. ook na 17.00 uur rijlessen geven. Daarmee is er sindsdien geen sprake meer van een ingekort tijdvenster voor rijlessen.
Hoe waardeert u de analyse dat de sluitingstermijn van 17.00 uur voor rijlessen grote gevolgen heeft voor rijschoolhouders en leerlingen, omdat rijlessen normaal vanwege werk en onderwijs overdag deels juist in de avonduren moeten plaatsvinden en omdat vertraging in de rijopleiding en/of verkorting van de lestijd negatieve gevolgen heeft voor de leercurve en slagingskansen (zeker als examens al gereserveerd zijn)?
Rijscholen mogen sinds de besluitvorming van de coronamaatregelen op 18 december jl. ook na 17.00 uur rijlessen geven. De slagingspercentages worden door het CBR gemonitord. Er zijn momenteel geen signalen van het CBR dat de tijdelijke beperking van de tijden waarop rijles gegeven kon worden (tussen 12 november en 17 december jl.) negatieve gevolgen heeft gehad voor de leercurve en de slagingspercentages.
Deelt u de mening dat mogelijke intensivering en concentratie van lessen overdag niet bijdraagt aan het beperken van besmettingsrisico’s?
Deze mening deel ik niet. Als de rijscholen de regels goed hebben nageleefd dan zal dit hebben moeten leiden tot minder contactmomenten en daarmee tot minder besmettingsrisico’s, omdat er na 17.00 uur geen contactmomenten meer plaats vonden. Het was aan individuele rijscholen om te bepalen hoe zij hun dienstverlening voor 17.00 uur vorm gaven. Inmiddels is de regelgeving veranderd door de besluitvorming op 18 december 2021, waardoor de rijscholen gedurende hun reguliere openingstijden les kunnen geven.
Is de veronderstelling juist dat de lesauto geen publieke plaats is en derhalve niet valt onder artikel 4.a2 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19?
Nee, deze veronderstelling is niet juist. De lesauto is een publieke plaats, omdat iedereen in principe een rijles kan nemen en daarvoor in de lesauto kan stappen. Daarmee valt de lesauto onder de regels in artikel 4.a2 van de Trm.
Hoe gaat u om met de eerdere beleidslijn dat autorijlessen gezien mogen worden als privévervoer2[2]?
In de zomer van 2020 is, uitsluitend ten aanzien van de vraag of een mondkapje al dan niet verplicht was tijdens de rijlessen, aangesloten bij de situatie zoals deze toen voor het privévervoer gold. Een mondkapje was toen verplicht in het openbaar vervoer en ander bedrijfsmatig personenvervoer en geadviseerd voor privévervoer. Voor de uitoefening van een contactberoep was er geen mondkapjesplicht. Inmiddels is die plicht er wel bij de uitoefening van een contactberoep, zoals bij rijlessen. Zoals in het antwoord op vraag 6 ook is opgemerkt, is de lesauto een publieke plaats, en daarmee geen privévervoer.
Bent u bereid de al dan niet terecht veronderstelde verplichting om na 17.00 uur geen rijlessen meer te geven te heroverwegen?
Dit is inmiddels heroverwogen. Sinds 18 december jl. mogen rijscholen ook na 17.00 uur rijlessen geven.
Bent u bereid met de rijschoolbranche in overleg te treden en te zorgen voor consistent beleid ten aanzien van rijlessen en het voorkomen van onnodige vertragingen in de rijopleiding van leerlingen?
Mijn ministerie heeft op regelmatige basis contact met de rijschoolbranche. De branche wordt na elke besluitvorming geïnformeerd over de maatregelen en consequenties van de maatregelen. Daarnaast is er een e-mailadres bekendgemaakt waar de rijscholen met vragen terecht kunnen (publiekwv@minienw.nl).
Bent u bereid, gezien de urgentie en onduidelijkheid, deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden?
Door de snel opeenvolgende aanpassing van maatregelen kon de beantwoording helaas niet eerder plaatsvinden
Het bericht dat het Streekziekenhuis Koningin Beatrix in Winterswijk en zorgverzekeraar Menzis het niet eens kunnen worden over het contract van 2022 |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het streekziekenhuis Koningin Beatrix in Winterswijk en zorgverzekeraar Menzis het niet eens kunnen worden over het contract van 20221?
Klopt het dat het effect van de coronapandemie op de zorgkosten de onderhandelingen bemoeilijkt?
Klopt het dat de hoofdlijnenakkoorden, waarin bepaald is dat de ziekenhuiszorg in 2022 niet mag groeien, de onderhandelingen bemoeilijken?
Hoeveel ziekenhuizen hebben momenteel nog geen afspraken gemaakt met de zorgverzekeraars?
Veel ziekenhuizen zijn nog volop in onderhandeling met zorgverzekeraars over de contracten voor 2022. Het aantal afspraken dat inmiddels is gemaakt verschilt per ziekenhuis per zorgverzekeraar. Er is echter vertrouwen dat de onderhandelingen tot een goed einde komen. Dat blijkt uit het feit dat de meeste zorgverzekeraars, waaronder drie grote, hun verzekerden inmiddels laten weten dat als er geen contract is, zij de zorg bij de ziekenhuizen zullen vergoeden alsof deze gecontracteerd is. Voor polissen waarbij sprake is van selectieve contractering geldt dat niet voor alle ziekenhuizen. Enkele zorgverzekeraars – waaronder een grote – geven (nog) niet de garantie dat zij de zorg bij de ziekenhuizen gaan vergoeden als er nog geen contract is.
Hoeveel ziekenhuizen hadden in voorgaande jaren begin december 2021 nog geen afspraken gemaakt met de zorgverzekeraars?
Begin december 2020 waren de onderhandelingen tussen ziekenhuizen en zorgverzekeraars over de contracten voor 2021 ook nog in volle gang.
Wat zou het betekenen voor verzekerden in de Achterhoek, als twee van de drie ziekenhuizen in de regio niet gecontracteerd zouden worden door de grootste zorgverzekeraar in de regio? Moeten zij dan kiezen tussen een groter deel van de zorgkosten zelf betalen of een ziekenhuis buiten de regio?
Zorgverzekeraars hebben zorgplicht, wat betekent dat hun verzekerden met een naturapolis binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom voldoende zorg inkopen voor hun verzekerden met een naturapolis om aan hun zorgplicht te kunnen voldoen. Er kan dus geen sprake van zijn dat zij moeten kiezen tussen een groter deel van de zorgkosten zelf betalen of een ziekenhuis buiten de regio. Voor verzekerden met een restitutiepolis moeten zorgverzekeraars de zorg vergoeden bij alle zorgverleners.
Zijn er meer regio’s waarin een groot deel van de ziekenhuizen nog geen afspraken heeft gemaakt met de belangrijkste zorgverzekeraar(s) in de regio?
Zie het antwoord op vraag 4.
Wat is het gevolg van de onzekerheid over de contractering? Kunt u hierbij ingaan op de gevolgen voor ziekenhuizen, zorgverleners en verzekerden?
Zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars moeten transparant zijn richting de consumenten. Alle communicatie in media in aanloop naar een definitief besluit over de contractering is dan ook schadelijk vanuit consumentenperspectief. De NZa treedt met alle partijen in contact om vast te stellen of er sprake is van het niet voldoen aan deze transparantieregels.
Bent u het ermee eens dat het uiterst onwenselijk is dat ziekenhuizen worstelen met verzekeraars over financiering, terwijl er tegelijkertijd sprake is van een gigantische crisis in de zorg?
Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven zijn alle inspanningen erop gericht om de onzekerheden ten aanzien van de financiering zo veel mogelijk te beperken.
Waarom laat u dit gebeuren? Wat doet u om ervoor te zorgen dat alle ziekenhuizen op tijd afspraken hebben gemaakt met de zorgverzekeraars voor 2022?
Zie antwoord vraag 9.
De aankoop van 11,6 miljoen mondkapjes bij DSM als compensatie voor het niet afgeven van een garantie aan DSM |
|
Nicki Pouw-Verweij (JA21) |
|
Stef Blok (minister economische zaken) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kunt u toelichten wat de juridische onderbouwing is om een extra order van 11,6 miljoen mondkapjes voor een joint venture van DSM en VDL (Dutch PPE Solutions) in april 2021 toe te kennen?
In het voorjaar van 2021 heeft VWS extra in Nederland geproduceerde FFP2-maskers voor de zorg ingekocht bij verschillende producenten waaronder Dutch PPE Solutions. Het betrof een eerste order van mondmaskers bij Dutch PPE Solutions. Deze extra FFP2-maskers zijn besteld omdat, vanwege de nieuwe, meer besmettelijke mutaties van het virus, eind januari 2021 vanuit de zorg de vraag kwam of alle zorgmedewerkers die dat wilden over konden stappen op FFP2-maskers (in plaats van chirurgische mondmaskers). Ook had de Tweede Kamer een motie aangenomen die de regering opriep FFP2-mond-neusmaskers beschikbaar te stellen aan alle zorginstellingen waar zorgmedewerkers met FFP2-mond-neusmaskers wensten te werken (motie van Kooten-Arissen c.s. van 21/1/21). Daarop zijn door het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) in samenwerking met Accenture verschillende scenario’s doorgerekend ten aanzien van vraag en aanbod aan FFP2-maskers. Daaruit bleek dat in het slechtst denkbare scenario er meer FFP2-maskers ingekocht moesten worden.
De urgentie van de situatie – een verwachte toename in de vraag naar FFP2-maskers op korte termijn – liet te weinig tijd voor een Europees aanbestedingstraject. Zelfs een verkorte Europese aanbestedingsprocedure kent een minimale doorlooptijd van uitvraag tot aan definitieve gunning van ongeveer 45 kalenderdagen. Daarnaast diende rekening te worden gehouden met een termijn van minimaal 8–12 weken tussen gunning en levering, in het geval dat de FFP2-maskers nog geproduceerd en/of grondstoffen ingekocht moesten worden en mogelijk zelfs langer indien de productiecapaciteit opgeschaald moest worden. Het risico dat de FFP2-maskers daardoor te laat zouden worden geleverd, was niet wenselijk. Daarom is gekozen voor een beroep op dwingende spoed voor het enkelvoudig onderhands gunnen van de opdrachten.
Kunt u toelichten waarom bij het toekennen van deze order de regels voor aanbesteding aan de kant zijn geschoven, in de wetenschap dat het argument van «dwingende spoed» waarop de overheid zich kennelijk beroept niet opgaat?1
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u «comfort bieden», wanneer er een verschil van inzicht is met een bedrijf over een zakelijk vraagstuk, voldoende om van aanbestedingsregels van dwingend recht af te wijken?
Nee dat vind ik niet. De reden om af te wijken van de aanbestedingsregels en een beroep te doen op dwingende spoed was urgentie van de situatie: een verwachte toename in de vraag naar FFP2-maskers voor de zorg op korte termijn. Overigens is de constatering van «een verschil van inzicht over een zakelijk vraagstuk» voor rekening van de Volkskrant.
Wat is de onderbouwing van de behoefte in april 2021 aan meer FFP2-maskers, ook gelet op het feit dat op dat moment al ruim 40 miljoen van deze beperkt houdbare maskers op voorraad lagen?
Zie het antwoord op vraag 1 en 2.
Wilt u, zonder dat hiervoor een beroep op openbaarmaking voor nodig is, bekendmaken hoeveel geld is gemoeid met de order van de mondkapjes?
Er is een prijs betaald aan Dutch PPE Solutions die destijds marktconform was. De hoogte daarvan is bedrijfsvertrouwelijke informatie.
Waarom heeft het Ministerie van VWS een order geplaatst bij de joint venture, terwijl de mondkapes bij de aankoop al overbodig waren?
Zie het antwoord op vraag 1 en 2.
Hoe reflecteert u op interne documenten van uw ministerie en het eveneens betrokken Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), die stellen dat de beoogde compensatie niet nodig was omdat de voorgenomen garantstelling van de overheid voor de DSM-aankoop van een machine voor de productie van de filterstof voor medische mondkapjes geen doorgang vond?
Door de pandemie was er vorig jaar wereldwijd grote schaarste aan meltblown propyleen, een essentiële grondstof voor de productie van zowel FFP2- als chirurgische (type IIR) mondmaskers voor de zorg. Met het oog daarop is destijds een garantie afgesloten met DSM voor de investeringsrisico’s voor het in productie brengen van een meltblown polypropyleen machine in Nederland. In de aanloop daarnaartoe hebben verschillende scenario’s de revue gepasseerd en dat is wat is terug te lezen in de betreffende interne documenten.
Wilt u inzichtelijk maken wat de bestuurlijke bemoeienis, afspraken en formele betrokkenheid zijn van de Nederlandse overheid met het in stand houden van productiecapaciteit van mondkapjes in Nederland?
Er is op dit moment geen sprake van bestuurlijke bemoeienis, afspraken of formele betrokkenheid van de Nederlandse overheid met het in stand houden van productiecapaciteit van mondkapjes in Nederland.
Productie van medische producten dichtbij huis kan bijdragen aan het versterken van de leveringszekerheid, een belangrijke en blijvende prioriteit voor VWS, zoals ik u in mijn brief van 4 november heb geschreven2. Ik heb onderzoek uitgezet om de ervaringen met de verschillende instrumenten om productie dichtbij huis te stimuleren te evalueren. Samen met partijen uit het veld, kennisinstellingen en andere ministeries, wil ik vervolgens bepalen wat de beste aanpak is.
Is het juist dat de joint venture tot april 2022 extra mondkapjes blijft leveren aan de magazijnen van de overheid, die inmiddels uitpuilen met een voorraad van 47 miljoen FFP2-maskers, terwijl er amper nog vraag is vanuit de zorg, omdat deze weer door de reguliere leveranciers wordt bevoorraad?
Er is met Dutch PPE een jaarcontract gesloten dat loopt tot 1 april 2022. Een langere looptijd van het contract zorgt door een latere productiedatum voor een langere houdbaarheid van de maskers en laat tevens ruimte voor de benodigde productietijd.
Het bericht dat ‘bij defensie duizenden boosterprikkers klaarstaan’ |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch), Nicki Pouw-Verweij (JA21) |
|
Henk Kamp (VVD), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Ingrid van Engelshoven (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht: «Te weinig boosterprikkers? Bij defensie staan er duizend klaar»?1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Kunt u uiteenzetten of u van mening bent dat de trage boostercampagne in Nederland als een succes ervaren mag worden?
Zoals door mijn voorganger in het Kamerdebat van 1 december en van 15 december jl. aan uw Kamer is toegelicht, is de boostercampagne op 18 november jl. begonnen. Inmiddels is er een dusdanige versnelling gemaakt dat iedereen van 18 jaar en ouder in de gelegenheid is geweest een afspraak te maken voor een boostvaccinatie. De versnelling is door mijn voorganger toegelicht in zijn brief van 3 december jl.
Hoe bent u voornemens uw «boosteroffensief» binnen december nog tot een succes te brengen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u ervan op de hoogte dat 1.500 militairen beschikbaar staan als «prikkers»?
In totaal hebben 2.000 militairen klaar gestaan om te ondersteunen. De eerste 750 militairen zijn over een langere periode ingezet om de boostercampagne te ondersteunen of werkzaamheden in de teststraten uit te voeren. De Militaire Steunverlening in het Openbaar Belang (MSOB) loopt tot 1 maart 2022. De tweede 750 en later toegevoegde 500 militairen zijn met een aanvullende MSOB voor een kortere periode gevraagd om te ondersteunen tot 23 januari 2022. Defensie kan vaccineerders leveren, maar is ook bereid om in andere functies ingezet te worden. Denk aan administratieve medewerkers, optrekkers (van vaccin uit flacons in injectiespuit) of bemonsteraars (bij testen).
Bent u van mening dat de vierhonderd militairen die de GGD zullen gaan helpen met testen voldoende zullen zijn om de Nederlandse boostercampagne in lijn te brengen met andere westerse landen zoals het Verenigd Koninkrijk of Hongarije, die beide ondertussen bijna dertig procent van hun bevolking hebben geprikt met een boosterprik?
Op dit moment vormen de militairen een deel van de groep mensen die bijdragen aan de doelstelling van de boostercampagne: iedereen van 18 jaar en ouder uiterlijk in de tweede helft van januari 2022 de mogelijkheid te hebben gegeven voor een boostvaccinatie, mits zij de laatste vaccinatie uit de basisserie of een doorgemaakte besmetting, ten minste drie maanden geleden hebben gehad. Ik verwijs u naar de Kamerbrief van 3 december en van 14 december jl. waarin door mijn voorganger is toegelicht hoe de boostercampagne wordt uitgevoerd.
Kunt u uiteenzetten of u voornemens bent 1.500 of meer militairen aan te leveren en in te zetten als prikkers?
Op dit moment ziet het steunverleningsverzoek aan Defensie op 2.000 militairen voor steunverlening bij het testen en vaccineren door de GGD’en. Deze militairen zijn tot en met 23 januari 2022 ingezet, 750 militairen zullen oproepbaar blijven voor de vaccinatiestraten of de teststraten tot 1 maart 2022.
Bent u voornemens huisartsen, die ook in de vaccinatiecampagne meegeprikt hebben, te vragen om boosterprikken te helpen zetten?
Huisartsen hebben meerdere malen aangegeven geen collectieve bijdrage te kunnen leveren aan de vaccinatiecampagne. Dit is ook voor de boostercampagne het geval. In het licht van de opkomst van de omikronvariant is een verdere versnelling van de boostercampagne nog noodzakelijker en heb ik de LHV verzocht waar mogelijk de GGD’en te helpen. De LHV heeft aangegeven haar achterban te vragen mee te werken, daar waar het kan. Huisartsen hebben ook geholpen met de boostercampagne onder andere bij het vaccineren van niet-mobiele thuiswonenden, bij het vaccineren van bewoners in instellingen en hulp bij vaccinatie op de mobiele en vaste vaccinatielocaties van de GGD’en.
Bent u op de hoogte dat bijna 16.000 geneeskundestudenten middels de vereniging «De Geneeskundestudent» zouden kunnen en willen helpen boosteren?
Zoals mijn voorganger in zijn brief van 14 december jl. heeft aangegeven, heeft GGD GHOR Nederland contact gehad met een vertegenwoordiger van de geneeskundestudenten. Studenten Geneeskunde worden gestimuleerd zich bij de uitzendbureaus in GGD-regio’s te melden zodat ze via de uitzendbureaus ingezet kunnen worden bij de boostercampagne.
Kunt u uiteenzetten of u voornemens bent deze grote groep studenten te benaderen om te helpen boosterprikken te zetten?
Zie antwoord vraag 8.
Welke andere groepen bent u voornemens te benaderen om de boostercampagne te versnellen?
In de brieven aan uw Kamer van 3 december jl. en 14 december jl. is aangegeven dat de GGD met een zeer divers aantal partijen in gesprek is voor hulp bij de boostercampagne. Via www.ggdreservisten.nl kan men zich melden. De GGD brengt het hulpaanbod in kaart en streeft er naar zo veel mogelijk aanbiedingen te kunnen koppelen aan regio’s waar capaciteit nodig is.
Bent u bereid elke vraag afzonderlijk te beantwoorden en op korte termijn te beantwoorden?
Dat is helaas door drukte niet gelukt.
Het bericht ‘Nederlandse zelfredzaamheid productie mondkapjes’ |
|
Hilde Palland (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het verslag van het commissiedebat van de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport met de voormalig Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 5 juli 2021?1
Ja daar ben ik mee bekend.
Welke acties onderneemt het kabinet om Nederland zelfredzaam te maken in de productie van medische mondkapjes?
In zijn brief van 4 november 2021 welke heeft de toenmalige Staatssecretaris van VWS de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van het versterken van de leveringszekerheid van medische producten waar de zorg van afhankelijk is, waaronder persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) zoals mondneusmaskers. Dit gebeurt in het kader van het versterken van de leveringszekerheid van medische producten. Dit is een blijvende en belangrijke prioriteit voor het Ministerie van VWS.
Aan welke instanties is subsidie verleend? Zijn vanuit het Ministerie van VWS of het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) afneemgaranties aangereikt voor mondkapjes, zodat een productie kon worden gestart?
Er zijn geen subsidies verstrekt in dit kader. Tijdens de coronacrisis zijn met verschillende mondmaskerfabrikanten contracten afgesloten voor de afname van in Nederland geproduceerde FFP2 mondmaskers en chirurgische mondmaskers (type IIR).
In hoeverre is het tegen te gaan dat bedrijven die mondkapjes vervaardigen (zoals de samenwerking met de sociale werkplaats in Sittard nu failliet dreigen te gaan, omdat ziekenhuizen voorraden hebben van mondkapjes?2
Er zijn de afgelopen periode verschillende bedrijven opgestart die een markt zagen in het produceren van mondmaskers. Toen het weer mogelijk was hebben ziekenhuizen weer bij hun reguliere aanbieders persoonlijke beschermingsmiddelen ingekocht en waarschijnlijk ook hun voorraden opgehoogd. Het is niet aan de overheid om deze bedrijven te ondersteunen in het geval ze failliet dreigen te gaan. Ik zie wel dat door de toegenomen vraag naar medische mondmaskers buiten de zorg de productie bij deze bedrijven is toegenomen.
De leveringszekerheid van medische producten staat voor mij voorop, zodat de zorg altijd kan beschikken over voldoende middelen van de juiste kwaliteit. Productie dichtbij huis kan bijdragen aan het versterken van deze leveringszekerheid. Hierbij is een gezonde business case van belang. Wat een business case gezond maakt verschilt per sector en per product. Hierbij is het aan bedrijven zelf om hun waardeketen in te richten, omdat zij deze het beste kennen.
De toenmalig Staatssecretaris van VWS heeft onderzoek uitgezet om de ervaringen met de verschillende instrumenten om productie dichtbij huis te stimuleren te evalueren. Wanneer de uitkomsten van dit onderzoek bekend zijn zal ik deze gebruiken om, samen met partijen uit het veld, kennisinstellingen en andere ministeries, te bepalen wat de beste aanpak is.
Wat doet het Ministerie van VWS om via Nederlandse initiatieven, zoals de sociale werkplaats in Sittard, de zelfredzaamheid op peil te houden?
Productie dichtbij huis kan bijdragen aan de leveringszekerheid van medische producten. Ik denk dat deze productie zich kan onderscheiden door innovatie gericht op duurzaamheid en daarmee het verschil kan maken ten opzichte van andere landen. Het vraagstuk van duurzame productie is onderdeel van het onderzoek dat is uitgezet om de ervaringen met de verschillende instrumenten om productie dichtbij huis te stimuleren te evalueren. Ook heeft het Ministerie van VWS samen met het Ministerie van EZK twee innovatiecompetities uitgeschreven: één om duurzame mondmaskers te ontwikkelen en één om duurzame isolatiejassen te ontwikkelen.
Bent u bereid om op zeer korte termijn een pilotproject op te zetten, met bijvoorbeeld de sociale werkplaats in Sittard, om te bezien of en op welke voorwaarden een Nederlands initiatief tot het maken van mondkapjes op stand-by niveau gehouden kan worden, zodat de productie in Nederland direct opgeschaald kan worden indien nodig?
Op 4 november 2021 heeft de toenmalig Staatssecretaris van VWS de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van het versterken van de leveringszekerheid. Productie dichtbij huis kan daaraan bijdragen. Opschaalbare productiecapaciteit wordt expliciet meegenomen in het onderzoek dat het Ministerie van VWS heeft uitgezet om de ervaringen met de verschillende instrumenten om productie dichtbij huis te stimuleren te evalueren. Wanneer de uitkomsten van dit onderzoek bekend zijn zal ik deze gebruiken om, samen met partijen uit het veld, kennisinstellingen en andere ministeries, te bepalen wat de beste aanpak is. Het is nu niet het juiste moment voor een dergelijke pilot.
In hoeverre kan het LCH op kleine schaal mondkapjes blijven inkopen met het oog op een nieuwe coronagolf in de toekomst, zodat de noodzakelijke bedrijven wel kunnen blijven bestaan?
Aan het begin van de huidige coronacrisis bleken er in de zorg acute tekorten te zijn aan persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen. Door samen te werken met verschillende partijen is het gelukt om in korte tijd een tijdelijk consortium op te zetten dat de inkoop en distributie beschermingsmiddelen centraal ging regelen: het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH). Dit is wat mij betreft een voorbeeld van hoe een samenwerking tussen overheid en marktpartijen binnen korte tijd zijn vruchten kan afwerpen. Tegelijkertijd is zo’n constructie op de lange termijn niet zonder meer houdbaar. Liever kies ik voor een ijzeren voorraad om toekomstige tekorten te voorkomen. De toenmalig Minister voor Medische Zorg en Sport heeft uw Kamer daarover geïnformeerd in haar brief van 14 april 2021. Over de verdere uitwerking daarvan informeer ik u later dit jaar.
Bent u bereid om in brede zin te bezien of meer gedaan kan worden om initiatieven tot het vervaardigen van mondkapjes te helpen overleven tot de volgende coronagolf, omdat we de productie dan weer hard nodig hebben?
Het thema van opschaalbare productiecapaciteit in tijden van crisis, heeft mijn aandacht. Want productie «koud» opstarten is lastig en inefficiënt gebleken. Dit komt ook terug in de diverse gesprekken die zijn gevoerd met de sector en ook in internationaal verband.
Daarbij vind ik het belangrijk om de kennis en kunde over productie van PBM, die we in de coronacrisis hebben opgedaan, te behouden en te benutten. In het onderzoek dat ik heb uitgezet om de ervaringen met de verschillende instrumenten om productie dichtbij huis te stimuleren te evalueren wordt opschaalbare productiecapaciteit expliciet meegenomen. Het beschikbaar hebben van opschaalbare productiecapaciteit van kritische medische producten in Nederland, kan één van de instrumenten zijn waarop we nog meer gaan inzetten. Dergelijke productiecapaciteit vormt ook onderdeel van het plan voor een ijzeren voorraad voor PBM en overige kritische hulpmiddelen waarover de Kamer eerder is geïnformeerd.
De plannen om de ambulancezorg in Limburg te fuseren en daarbij de ambulancezorg in Zuid-Limburg te privatiseren |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de plannen om de ambulancezorg in Limburg te fuseren en daarbij de ambulancezorg in Zuid-Limburg te privatiseren en op het bericht «Heerlen tegen fusie ambulancezorg: «Straks geen zeggenschap meer over personeel en uitrukplaatsen»?1 en 2
Volgens de Wet ambulancezorgvoorzieningen (Wazv), die op 1 januari 2021 is ingegaan, is het mogelijk dat aanbieders van ambulancezorg uit verschillende veiligheidsregio’s fuseren na toestemming van de Minister. Daartoe moeten zij wel aan voorwaarden voldoen. Het proces dat bij een dergelijke fusie doorlopen moet worden bestaat in ieder geval uit de volgende stappen:
Op dit moment heb ik nog geen formele aanvraag ontvangen. Ik kan dus nog geen uitspraken over de besluitvorming doen. Wel benadruk ik alvast dat een eventuele fusie niets verandert aan de publieke randvoorwaarden die volgens de wet voor iedere afzonderlijke veiligheidsregio gelden. De kwaliteitsnormen, de zorgplicht voor zorgverzekeraars en het toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de NZa blijven dus onverminderd voor beide veiligheidsregio’s afzonderlijk gelden.
Zoals eerder gecommuniceerd bestaat het aanbod van ambulancezorg uit zowel private als publieke aanbieders3. Alle regionale ambulancevoorzieningen (RAV’s) moeten ongeacht de rechtsvorm aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen. Er zijn geen signalen die suggereren dat er significante verschillen bestaan in de kwaliteit van zorg voor de respectievelijke rechtsvormen4.
Bent u het ermee eens dat het wenselijk is dat er publieke controle is over essentiële zorgtaken, zoals de ambulancezorg? Kunt u dit toelichten?
Eén van de redenen voor de invoering van de Wazv was om de publieke controle op de uitvoering van de ambulancezorg te versterken. De RAV’s worden door de Minister aangewezen, één RAV per veiligheidsregio, en een aanwijzing kan ook ingetrokken worden. Er is dan ook geen sprake van concurrentie tussen aanbieders. De benodigde ministeriële toestemming voor fusies tussen RAV’s van verschillende regio’s hangt samen met de afwezigheid van concurrentie.
Verder draag ik als Minister zorg voor de duurzame veiligstelling van de ambulancevoorzieningen (artikel 3 van de Wazv). Er worden daarbij eisen aan de RAV’s gesteld. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de kwaliteit van de ambulancezorg. De zorgverzekeraars moeten voldoende ambulancezorg inkopen, waarbij de benodigde capaciteit per regio wordt berekend in het referentiekader spreiding en beschikbaarheid (referentiekader S&B) van het RIVM. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ziet toe op de naleving van de zorgplicht door de zorgverzekeraars. De RAV’s moeten verder een interne toezichthouder hebben. Ook is het kwaliteitskader ambulancezorg opgesteld om de kwaliteit in de sector transparant en toetsbaar te maken. Dit kwaliteitskader geldt voor alle RAV’s, ongeacht de rechtsvorm.
Hoe ziet u de toezichtrol van lokale overheden en van uzelf, als Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de regionale ambulancezorg?
Er bestaat geen wettelijke toezichtrol van lokale overheden op de ambulancezorg, zoals dat ook niet voor andere aanbieders van Zvw-zorg geldt. De wettelijke eisen aan kwaliteit van ambulancezorg en spreiding van de standplaatsen worden landelijk vastgesteld. Voor het toezicht door de IGJ en de NZa alsmede de rol van de Minister verwijs ik naar het antwoord op vraag 1 en 2.
Hoe kan het dat in Arcen, in Noord-Limburg, slechts 57% van de ambulanceritten in 2020 op tijd was? Hoe bekijkt u de rol van uw ministerie als toezichthouder hierop?3
Zoals opgenomen in het Kwaliteitskader Ambulancezorg 1.06 en zoals gesteld in de Regeling Ambulancezorgvoorzieningen, streeft de RAV ernaar dat in de veiligheidsregio binnen 15 minuten responstijd 95% van de inzetten met A1-urgentie ter plaatse is.7 Deze norm heeft betrekking op het niveau van de (veiligheids)regio en niet op het niveau van individuele gemeenten. Deze norm is relevant voor de IGJ die toeziet op de kwaliteit van de ambulancezorg en voor de zorgplicht van de zorgverzekeraar, waarop de NZa toezicht houdt. Door middel van het referentiekader S&B van het RIVM wordt erin voorzien dat alle regio’s over voldoende capaciteit kunnen beschikken. De regio Noord- en Midden Limburg presteert de laatste jaren overall beter dan het landelijk gemiddelde.8 Dat neemt niet weg dat, met name op drukke momenten, keuzes gemaakt moeten worden over de inzet en spreiding van ambulances en dat er daardoor verschillen binnen een regio kunnen ontstaan. Het is aan de NZa om te beoordelen hoe de gemaakte keuzes zich verhouden tot de zorgplicht van zorgverzekeraars. De IGJ houdt daarnaast toezicht op het voldoen aan het Kwaliteitskader Ambulancezorg 1.0. In dit kwaliteitskader is de streefwaarde voor de responstijd voor de A1-inzetten overigens slechts één van de kwaliteitsindicatoren voor de ambulancezorg.
Klopt het dat gemeenten in Zuid-Limburg door de geplande fusie en privatisering de controle verliezen over de hoeveelheid uitrukplaatsen en de locaties daarvan, waardoor zij niet langer zouden kunnen ingrijpen wanneer plaatsen slecht bereikbaar worden voor ambulances, zoals nu al het geval is in Noord-Limburg?
Zoals in de antwoorden op bovenstaande vragen beschreven, zijn de kaders waarbinnen RAV’s opereren voor alle regio’s hetzelfde als het gaat om de kwaliteitseisen, de contractering met zorgverzekeraars en het toezicht. Ook wordt aan de hand van een landelijk model – het referentiekader S&B – bepaald hoeveel capaciteit in iedere regio nodig is om aan de minimumeisen op het gebied van spreiding en beschikbaarheid te voldoen. Naast dit capaciteitsmodel werkt het referentiekader met een standplaatsenmodel. Daarvoor geldt dat 97% van de inwoners van een regio binnen 12 minuten rijtijd per ambulance met zwaailicht en sirenes bereikt kan worden. Per regio moet er bovendien een «dubbele dekkingsgraad»9 van 70% zijn. Dit verandert niet bij een fusie. Binnen deze gegeven strakke kaders en in afstemming met de zorgverzekeraars hebben besturen van zowel publieke als private RAV’s dezelfde mate van invloed op de uitvoering van ambulancezorg. Zoals eerder geschetst, past het mij niet in deze fase van het proces al uitspraken te doen over de gevolgen van een eventuele fusie.
Bent u het ermee eens dat de geplande privatisering van de Zuid-Limburgse ambulancedienst onwenselijk is?
Ik wil nog niet vooruitlopen op de besluitvorming. Dat vergt immers een zorgvuldig proces, waarbij het belang van goede en toegankelijke ambulancezorg in beide veiligheidsregio’s voorop staat. Zodra ik de formele aanvraag van de RAV’s ontvang, zal ik mij onder meer laten adviseren door de IGJ, NZa, zorgverzekeraars, veiligheidsregio’s en ROAZ.
Bent u bereid om deze fusie en daarmee de privatisering van de ambulancedienst in Zuid-Limburg niet goed te keuren?
Zie antwoord vraag 6.