Het bericht dat een man die is veroordeeld voor het doodrijden van een meisje een opgelegd rijverbod negeert |
|
Barbara Visser (VVD) |
|
Opstelten (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Man die meisje doodreed negeert rijverbod»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de opgepakte man is veroordeeld voor het onder invloed van alcohol doodrijden van een jong meisje in 2011 en dat hem hiervoor onder meer zes jaar zijn rijbevoegdheid is ontzegd?
Op 24 april 2011 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden te Breda, waarbij een 17-jarig meisje om het leven is gekomen. Verdachte is op 16 augustus 2011 door de rechtbank Breda veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid (OBM) van 6 jaar. In hoger beroep is de verdachte door het Gerechtshof Den Bosch bij arrest van 3 april 2012 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en een OBM van 8 jaar. De verdachte heeft tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 15 oktober 2013 heeft de Hoge Raad het arrest van het Gerechtshof Den Bosch vernietigd en de zaak terugverwezen. Het Gerechtshof Den Bosch heeft verdachte vervolgens bij arrest van 7 juli 2014 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1.395 dagen en een OBM van 6 jaar. Tegen dit arrest heeft de verdachte opnieuw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatieberoep in deze zaak is nog niet afgehandeld, hetgeen betekent dat de zaak op dit moment nog niet onherroepelijk is.
Hoe kan het gebeuren dat een persoon die is veroordeeld voor het onder invloed doodrijden van een jong meisje en zijn rijbevoegdheid is ontzegd, niet één maar nog negen keer is staande gehouden in een auto waarmee hij op de openbare weg reed? Deelt u de mening dat dit onbestaanbaar is?
Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 2 is het arrest waarin de verdachte is veroordeeld tot (onder meer) een ontzegging van de rijbevoegdheid, nog niet onherroepelijk. Het arrest kan dan ook nog niet ten uitvoer worden gelegd. Wel is op 27 april 2011 zijn rijbewijs ingevorderd. De verdachte is hierna enkele malen aangehouden ter zake het rijden zonder geldig rijbewijs. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft vervolging ingesteld.
Politie en OM kunnen een persoon niet beletten om, ondanks een rij-ontzegging of een ingehouden rijbewijs, toch te gaan rijden. Het is immers niet doenlijk om personen die een rijontzegging of een ongeldig verklaard rijbewijs hebben dag en nacht te volgen om te bekijken of zij niet toch in de auto stappen. Wel wordt er alles aan gedaan om de pakkans zo hoog mogelijk te laten zijn. Tijdens een briefing kan de politie aandacht vragen voor personen waarvan bekend is dat zij een rijontzegging of ongeldig verklaard rijbewijs hebben, zodat extra naar deze personen wordt uitgekeken. Ook kunnen opsporingsambtenaren op straat bij een staandehouding de Basisvoorziening Informatie-Integrale Bevraging (BVI-IB) raadplegen om in het rijbewijsregister van de RDW te kijken of iemand een rijbewijs heeft. Als er sprake is van een inneming door het CJIB, een rijontzegging of een ongeldig verklaard rijbewijs dan is dat zichtbaar. Daar komt bij dat de straffen voor het rijden in een motorvoertuig terwijl er sprake is van een ontzegging van de rijbevoegdheid of een ingevorderd rijbewijs hoog zijn. Men pleegt op dat moment een misdrijf. Als er sprake is van recidive volgen hoge boetes en eist het OM gevangenisstraf.
Welke maatregelen kunnen worden getroffen teneinde ervoor te zorgen dat iemand wiens rijbevoegdheid is ontzegd, zich daadwerkelijk aan deze straf houdt? Zijn de huidige instrumenten voldoende? Zo ja, waarom worden deze dan niet ingezet? Zo nee, welke aanpassingen zouden moeten worden doorgevoerd zodat wordt voorkomen dat een persoon wiens rijbevoegdheid is ontzegd alsnog in een voertuig op de openbare weg rijdt en hiermee een gevaar voor de verkeersveiligheid vormt? Bent u bereid deze aanpassingen voor te stellen en aan de Kamer voor te leggen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke mogelijkheden heeft de politie, wanneer een persoon die zich consequent niet houdt aan een hem opgelegde ontzegging van zijn rijbevoegdheid, in de situatie dat deze toch een voertuig bestuurt op de openbare weg? Waarom zijn die mogelijkheden in deze casus niet benut zodat had kunnen worden voorkomen dat na een eerste staandehouding er niet nog eens acht zouden volgen voor hetzelfde misdrijf? Waarom is na de eerste staandehouding en vaststelling van het misdrijf niet direct overgegaan tot vervolging?
Conform de Aanwijzing Inbeslagneming2 van het OM kan de politie na overleg met het OM of de hulpofficier van justitie bij het rijden tijdens een rijontzegging het voertuig in beslag nemen bij herhaald plegen van het delict binnen drie jaar. In de onderhavige zaak is diverse malen tot inbeslagname van een voertuig overgegaan. Steeds bleek echter dat de voertuigen niet op naam van de verdachte stonden geregistreerd, waarna ze zijn teruggegeven aan de eigenaren. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 3 en 4 heb aangegeven, is inmiddels vervolging ingesteld door het OM.
Op welke wijze wordt omgegaan met de belangen van de nabestaanden van het jonge meisje dat is overleden nadat zij was aangereden door de persoon genoemd in het bericht? Worden zij persoonlijk op de hoogte gesteld en gehouden van de ontwikkelingen in deze zaak?
Gedurende de behandeling van de zaak in eerste aanleg is er intensief contact geweest tussen de nabestaanden en de zaakscoördinator van het slachtofferloket van het arrondissementsparket. Naar aanleiding van het ingestelde hoger beroep, is de slachtofferzorg overgedragen aan de zaakscoördinator van het ressortsparket. Hangende de cassatie heeft deze geen contact (meer) met de nabestaanden. De zaakscoördinator pakt de slachtofferzorg weer op na een eventuele terugverwijzing door de Hoge Raad.
De casemanager van Slachtofferhulp Nederland heeft gedurende het gehele traject contact met de nabestaanden, ook gedurende de periode dat de zaak werd behandeld door de Hoge Raad in het kader van het ingestelde cassatieberoep.
Het bericht “Afsluitdijk gaat dicht” |
|
Aukje de Vries (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Afsluitdijk gaat dicht»?1 Klopt dit bericht?
Ja, daar ben ik mee bekend. Het bericht is gedeeltelijk juist. Zie ook het antwoord op vraag 2 voor een nadere toelichting.
Wat is de reden van het dicht gaan van de Afsluitdijk? Waarom is ervoor gekozen de Afsluitdijk tien weekenden af te sluiten?
Als gevolg van het versterken van de Afsluitdijk dienen er in de periode van 2017 tot en met 2021 veel werkzaamheden te worden verricht op en aan de Afsluitdijk.
De uitvoering van de werkzaamheden zal gepaard gaan met verkeershinder en scheepvaarthinder.
Het zijn maximaal 10 weekeindafsluitingen voor het wegverkeer verdeeld over 5 jaar. De afsluitingen zijn nodig vanwege werkzaamheden aan de spuigroepen bij Den Oever en Kornwerderzand.
Er moeten zeer zware en grote schuiven (30 tot 40 ton) in de sluizen gehesen worden. Hiervoor is zwaar kraanmaterieel nodig en moeten de schuiven over de weg heen getild worden waardoor een veilige doorgang voor het verkeer op die momenten niet mogelijk is.
Er wordt één spuicomplex tegelijk aangepakt, de rest van de Afsluitdijk blijft bereikbaar voor bestemmingsverkeer (bijvoorbeeld bewoners Kornwerderzand of ondernemers Breezanddijk).
Voor nood- en hulpdiensten is de dijk altijd beschikbaar, inclusief helikopterlandingsplaats. Ook voor fietsers blijft de dijk beschikbaar.
Met de concessieverlener van het openbaar vervoer over de dijk, de provincie Fryslân, is afgesproken dat tijdens de werkzaamheden de dienstregeling gewoon uitgevoerd moet kunnen worden. Op de Afsluitdijk rijden twee busdiensten (350 en 96), met beide een lage frequentie in het weekend.
Omdat de waterkerende functie van de sluizen (waterveiligheid) ook verbeterd moet worden, zal ook de scheepvaart tijdelijk gestremd zijn tijdens de realisatie.
Bij Den Oever maakt de waterkerende functie onderdeel uit van de schutsluizen, en zal de scheepvaart maximaal drie maanden gestremd zijn. Het gaat om een aaneengesloten periode van drie maanden in de periode van eind september tot april. Tijdens die periode zijn de schutsluizen bij Kornwerderzand wel beschikbaar.
Bij Kornwerderzand wordt een aparte keersluis aan de noordkant van de dijk gerealiseerd. Omdat deze keersluis los staat van de schutsluizen kan hier met minder hinder voor de scheepvaart worden gewerkt en zal de scheepvaart maximaal één maand gestremd zijn.
De aannemer wordt (financieel) geprikkeld om het werk met minder hinder voor het (vaar)wegverkeer uit te voeren.
Is er overleg gevoerd met de meest betrokken organisaties over de afsluiting, zoals de brancheorganisaties voor de transportsector? Zo nee, waarom niet? Gaat dit alsnog gebeuren? Zo nee, waarom niet? Welke ruimte is er dan alsnog voor alternatieve oplossingen?
De afspraken over de maximale hinder tijdens de uitvoeringsperiode voor de weg en de vaarwegen, zijn in overleg met vertegenwoordigers van (vaar)wegbeheerders, veiligheidsregio’s en de concessieverlener van het openbaar busvervoer tot stand gekomen. Daarnaast voert Rijkswaterstaat gesprekken met de omgeving om te kijken of maatwerkoplossingen mogelijk zijn.
In hoeverre is er gekeken naar alternatieven voor het tien weekenden afsluiten van de Afsluitdijk? Welke gunstigere alternatieven zijn er onderzocht? Waarom zijn deze niet gekozen? Waarom kunnen er bijvoorbeeld niet één of twee van de vier rijbanen open blijven gedurende de werkzaamheden?
Uit veiligheidsoverwegingen is tot de keuze gekomen. Alternatieven met meer hinder zijn afgevallen. Zo wordt er bijvoorbeeld uitgegaan dat veel materieel (waaronder de hefschuiven) over het water worden aangevoerd en niet over de weg. Ook zal een wegversmalling (2x1 rijstrook in plaats van 2x2) nooit langer dan 8 kilometer zijn. Daarnaast is gekozen voor weekendafsluitingen omdat de verkeersintensiteit voor beroeps- en forenzenverkeer dan lager is. Ook worden er maatregelen getroffen om de dijk bereikbaar te houden voor openbaar vervoer, fietsers en hulpdiensten.
Voor de stremming van de scheepvaart bij Den Oever werd eerst rekening gehouden met zeven maanden stremming. Na overleg met stakeholders heeft Rijkswaterstaat dit terug kunnen brengen naar maximaal drie maanden.
Het zou kunnen zijn dat de toekomstige aannemer een zodanige werkwijze kiest waardoor het anders en met minder hinder voor wegverkeer een scheepvaart kan. Hiervoor wordt de aannemer (financieel) geprikkeld in het contract.
In hoeverre is de uitvoerder van het werk gevraagd om met creatieve en minder belastende oplossingen te komen, bijvoorbeeld door bij de aanbesteding van de opdracht te werken met een soort «bonus» voor minder verstorende oplossingen (bijvoorbeeld veel minder weekenden waarop de Afsluitdijk moet worden afgesloten), wat elders in het land bij infrastructurele werken vaak zeer goed werkt? Indien dit niet is gebeurd, waarom niet?
Het project zit nog in de fase van de planuitwerking. Begin 2017 zal de uitvoerder van het werk bekend zijn. De aannemer zal inderdaad financieel worden geprikkeld om de hinder zoveel mogelijk te beperken.
Welke gevolgen heeft het afsluiten van de Afsluitdijk gedurende tien weekenden, voor bijvoorbeeld de transportsector, het openbaar vervoer en de ongeveer 18.000 automobilisten die dagelijks gebruik maken van de Afsluitdijk? Hoeveel omrijtijd brengt dit met zich mee? Tot hoeveel extra kosten leidt dit voor de transportsector?
Het openbaar vervoer zal geen hinder ondervinden. Hiervoor is mede gekozen om een alternatief voor weggebruikers te hebben.
Omrijtijden voor beroepsverkeer zijn afhankelijk van vertrekplaats en bestemming. Verkeer vanuit de Randstad kan bijvoorbeeld via de A6, A7 en/of A32 zonder (veel) extra reistijd omrijden naar het Noorden. Voor verkeer van de kop van Noord-Holland naar Friesland betekent de afsluiting wel omrijden via de Houtribdijk (Enkhuizen-Lelystad). Ook voor het scheepvaartverkeer hangt de extra reistijd af van de vertrekplaats en de bestemming. Eén van de twee sluizencomplexen zal beschikbaar blijven tijdens de werkzaamheden.
Het is niet bekend tot welke extra kosten dit leidt voor automobilisten en de transportsector.
Hoe gaat de communicatie en voorlichting over de werkzaamheden plaatsvinden (op welke wijze, richting wie, wanneer) en met welke instanties en organisaties vindt hierover overleg plaats?
In overleg met vertegenwoordigers van (vaar)wegbeheerders, veiligheidsregio’s en de concessieverlener van het openbaar busvervoer zijn de afspraken tot stand gekomen over de maximale hinder tijdens de uitvoeringsperiode.
Komende periode zal verder gesproken worden met de stakeholders die hinder of nadeel ondervinden van de werkzaamheden aan de dijk en de kunstwerken.
Tijdens de uitvoering zullen afsluitingen voor (vaar)wegverkeer ten minste een half jaar tot een jaar van tevoren worden gecommuniceerd. De komende periode zal dit in overleg met stakeholders verder worden uitgewerkt.
Uitbreiding gemeentelijke milieuzones waaronder Amsterdam, Utrecht en Rotterdam |
|
Barbara Visser (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Wat zijn de uitkomsten van het gesprek op 29 januari jl. tussen u en de G4-wethouders? Bent u voornemens om de voorstellen van de G4 over te nemen? Zo ja, welke, waarom en wat zijn hiervan de financiële consequenties, voor zowel overheden als consumenten en bedrijfsleven?1 2
Ik heb op 29 januari met vijf wethouders van de steden Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Den Haag en Nijmegen gesproken. Daarbij is ook de brief van de G4 aan de orde gekomen. De vier grote steden hebben daarin hun ambities met betrekking tot de luchtkwaliteit en mogelijke maatregelen toegelicht. Aangezien de situatie per stad verschilt, zowel qua problematiek als qua ambitie, is afgesproken een gezamenlijke verkenning te starten over de lokale en regionale omstandigheden en de bijhorende maatregelen. In dit kader vindt ook de beoordeling van de maatregelen van de G4 plaats. Samen met de betrokken gemeenten wordt er nu een plan van aanpak opgesteld.
Deelt u de mening dat de inzet van milieuzones op de plaatsen waar de doelstellingen (fijnstof en stikstof) structureel worden gehaald, disproportioneel is en dat daarmee geld over de balk wordt gegooid met allerlei sloop- en subsidieregelingen voor bijvoorbeeld personen- en bestelauto's? Zo nee, waarom niet?
Onder de normen kan nog steeds sprake zijn van gezondheidsschade. Daarom werk ik aan versterking van het bronbeleid. Ook zijn er gemeenten die streven naar een verdere verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Het is aan de gemeenten om te bepalen welke instrumenten zij daarbij inzetten, dat kan een milieuzone zijn. Deze afweging maken de gemeenten zelf.
Kunt u onderbouwen waarom er nu gekozen wordt voor een subsidieregeling voor vervanging van bestelauto’s in grensgemeenten van NSL-knelpuntgemeenten die een milieuzone voor bestelauto’s invoeren?3 Om hoeveel en welke gemeenten gaat het? Welke financiële middelen zijn hiervoor beschikbaar gesteld? En heeft er een kosteneffectiviteitsanalyse plaatsgevonden van deze subsidieregeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn de uitkomsten?
In de aanloop naar de uitbreiding van de milieuzone naar personen- en bestelauto’s heb ik in het overleg met belanghebbenden toegezegd om de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving te faciliteren met de invoering van een tijdelijke stimuleringsregeling. Zo kan makkelijker de overstap naar schonere bestelauto’s worden gemaakt, hetgeen een bijdrage levert aan schonere lucht. De tijdelijke regeling is bedoeld voor grensgemeenten van NSL-gemeenten. Verder zorgt het Rijk voor uitbreiding van de reikwijdte van het milieuzonebord.
Op dit moment heeft alleen Utrecht formeel besloten tot uitbreiding van de milieuzone naar bestelauto’s. De grensgemeenten van Utrecht zijn De Bilt, Bunnik, Houten, IJsselstein, Montfoort, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Woerden en Zeist. Er is in totaal een budget van € 4 mln NSL-geld beschikbaar voor alle grensgemeenten die in aanmerking gaan komen. De kosteneffectiviteit van de vervangingsregeling is niet op voorhand te bepalen, omdat niet bekend is welke bestelauto’s vervangen gaan worden. De maatregel is mede bedoeld om het bedrijfsleven te steunen in geval een milieuzone wordt ingevoerd.
Bij de monitoring van het NSL wordt bekeken wat de verschillende maatregelen opleveren. De monitoringsrapportage stuur ik jaarlijks aan uw Kamer. Ik zie dan ook geen meerwaarde in een aanvullende kosteneffectiviteitsanalyse.
In hoeverre zijn de economische effecten van de (voorgenomen uitbreidingen) van de milieuzones op het bedrijfsleven doorgerekend? Kan er een overzicht worden gegeven van de economische kosten en baten van milieuzones, maar ook van andere programma’s zoals de Green Deal Zero Emissie Stadsdistributie, de Green Deals Zero Emissie Bussen en de Zero Emissie Stadslogistiek?
Ik streef naar een gezonde leefomgeving en slimme, gezonde en economisch vitale steden. De green deals dragen hieraan bij door innovatie en creativiteit op de langere termijn te stimuleren. Het doel is de CO2-, NOx-, fijnstof- en geluidsemissie te reduceren en tegelijkertijd kansen te creëren voor groene groei voor het Nederlandse bedrijfsleven. Bedrijfsleven en overheden die hierbij betrokken zijn, maken hierbij ieder voor zich een afweging van de kosten en de baten van deelname aan deze afspraak. Een kosten-batenanalyse van deze green deals is niet te geven.
De kosteneffectiviteit van de milieuzone wordt bij de lokale besluitvorming over eventuele uitbreiding van de milieuzone meegewogen. Dit is de verantwoordelijkheid van de desbetreffende gemeenten.
Deelt u de mening dat de te behalen effecten van de voorgenomen uitbreidingen van de milieuzones, zoals in Rotterdam en Utrecht, zich niet verhouden tot de kosten die gemaakt moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe legitimeert u de inzet en uitbreiding van milieuzones en de steun die daar vanuit de rijksoverheid aan wordt gegeven? Zijn er van de huidige milieuzones en voorgenomen uitbreiding van milieuzones kosteneffectiviteitsanalyses op lokaal en nationaal niveau beschikbaar? Zo nee, vindt u niet dat deze eerst beschikbaar moeten zijn om te beoordelen of verdere uitbreiding noodzakelijk is?
Zie antwoord vraag 4.
Is er een convenant afgesloten tussen het Rijk, gemeenten en bedrijfsleven inzake een uniform toegangsregime voor milieuzones voor personen- en bestelauto’s? Zo nee, waarom niet en hoe wordt dan geborgd dat er sprake zal zijn van een uniform toegangsregime?
Er is geen convenant over het toegangsregime voor uitbreiding van de milieuzones naar personen- en bestelauto’s. In het voortraject is er over bestelauto’s een landelijk overleg geweest met gemeenten en bedrijfsleven. Dit is opgeschort toen bleek dat alleen de gemeente Utrecht tot uitbreiding van de milieuzone overging. Nu ook Rotterdam en Amsterdam dit overwegen wil ik overleg, omdat mijn uitgangspunt een uniform toegangsregime is. Uiteindelijk gaan de gemeenten hierover.
Kunt u een nadere onderbouwing geven van de stelling dat milieuzones de komende jaren nodig zijn om ervoor te zorgen dat knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit niet opnieuw optreden? Met welke onzekerheidsmarge wordt er rekening gehouden? Kan op basis van deze uitspraak geconcludeerd worden dat een milieuzone geen tijdelijke, maar een structurele maatregel is geworden? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot het feit dat u erkent dat milieuzones slechts beperkt bijdragen aan het verbeteren van de luchtkwaliteit?4 Waarom wordt er dan toch vastgehouden aan het instrument van milieuzones?
De concentraties stikstofdioxide en fijn stof liggen op veel locaties nog dicht bij de grenswaarde. Hierdoor kunnen geringe stijgingen van de concentraties het aantal overschrijdingen sterk beïnvloeden. Elke bijdrage om de marge ten opzichte van de grenswaarden te vergroten, vergroot de robuustheid van de verwachtingen over het voldoen aan de grenswaarden. In welke mate het wenselijk en haalbaar is om die marge te vergroten en of de inzet van een milieuzone daarin een bijdrage kan leveren, is een lokale afweging. Dat geldt ook voor het eventueel intrekken van een milieuzone. Het is de gemeente die deze afweging maakt, waarbij ik toezie op een uniform toegangsregime.
Deelt u de mening dat bronbeleid zeer effectief is gebleken voor het behalen van de EU-normen voor luchtkwaliteit? In hoeverre verwacht u dat bronbeleid in de komende jaren zal bijdragen aan het oplossen van knelpunten in bijvoorbeeld steden?
Ja, dat ben ik met u eens. Ik zet in op Europees bronbeleid (aanscherping van emissie-eisen nieuwe voertuigen), omdat dit de meest effectieve manier is om bij te dragen aan een landelijke daling van te hoge concentraties van stikstofdioxide, en daarmee ook voor een afname van de huidige knelpunten in de steden. Metingen door TNO van de praktijkemissies van nieuwe vrachtwagens en bussen, die ik uw Kamer afgelopen jaar heb toegestuurd,5 bevestigen dit. Ook kijk ik samen met betrokken partijen naar andere brandstoffen. Belangrijk aandachtspunt hierbij is wel dat strenge toelatingseisen ook tot de beoogde praktijkemissies leiden. Ik dring hier in Europa op aan, want voor dieselpersonenauto’s en dieselbestelauto’s is dat tot nu toe niet het geval.
Hoe verloopt de voortgang inzake het voorschrijven van nieuwe testprocedures voor dieselpersonenauto’s? Kunt u een nadere toelichting geven op uw voornemens zoals genoemd in de brief d.d. 16 december 2014 (Kamerstuk 30 175 nr. 203) inzake de voortgang monitoringsprogramma NSL, om het aantal nieuwe dieselpersonenauto’s dat jaarlijks wordt verkocht te beperken en de fiscale mogelijkheden om het aandeel oude dieselpersonenauto’s in het Nederlandse wagenpark te verkleinen? Welke maatregelen worden nu onderzocht, wat is de kosteneffectiviteit van deze maatregelen? Is hier niet sprake van een fors marktingrijpen door de overheid en wat legitimeert een dergelijke ingreep? Met welke brancheorganisaties wordt hierover gesproken en wanneer kan de Kamer de uitkomsten van deze verkenningen ontvangen?
Onder leiding van de Europese Commissie wordt gewerkt aan een nieuwe testprocedure voor dieselpersonenauto’s en dieselbestelauto’s. Met deze zo genaamde Real Driving Emission Test (RDE) procedure, die een aanvullend onderdeel vormt op de strenge Euro 6 toelatingseisen, moeten ook onder praktijkomstandigheden de beoogde praktijkemissies worden behaald. De effecten van deze testprocedure leiden waarschijnlijk niet eerder dan in 2017 of 2018 tot lagere praktijkemissies. De auto-industrie heeft namelijk bezwaren en wil de nieuwe voorschriften afzwakken en invoering uitgesteld krijgen. Daarbij speelt dat een aantal lidstaten hun positie nog niet heeft bepaald.
Voor het antwoord op uw vragen over dieselpersonenauto’s naar aanleiding van de brief d.d. 16 december 2014 verwijs ik naar de twee brieven6 die de Staatssecretaris van Financiën en ik op 4 februari jl. aan uw Kamer hebben gestuurd.
Klopt het dat u milieuzones ook wil inzetten voor het terugdringen van roet, terwijl daarvoor nog geen normen voor zijn? Zo ja, wanneer is dit besluit en op welke gronden genomen? Welke definitie of norm hanteert u voor gezondheidsschade?
Nee, dat klopt niet. Ik investeer in het roetmeetnet. In 2015 verdubbelt het RIVM het aantal meetstations binnen het landelijke meetnet luchtkwaliteit waar roet wordt gemeten. Daarmee ontstaat een betrouwbaarder beeld van de roetconcentraties in Nederland. Informatie over roetconcentraties helpt bij het nemen van beslissingen door lokale overheden over maatregelen die lokaal de lucht gezonder kunnen maken.
Welke financiële middelen zijn momenteel en worden er nog vanuit de rijksoverheid geboden voor het faciliteren van milieuzones? Welk gedeelte daarvan komt uit de gelden voor het NSL? Welk gedeelte wordt op andere wijze gedekt en waar wordt deze dekking gevonden? Kunt u uitleggen waarom de rijksoverheid moet bijdragen aan milieuzones als zij tegelijkertijd vindt dat dit een verantwoordelijkheid voor gemeenten zelf is? In hoeverre heeft er voor de maatregelen uit het Actieplan NSL tot 2016 een kosteneffectiviteitsanalyse plaatsgevonden? Zo niet, bent u daartoe bereid?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat truckchauffeurs ecocombi’s bij de grens moeten splitsen |
|
Mark Verheijen (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nachtelijke frustraties door extra lange bloementrucks die gesplitst moeten worden»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het niet toelaten van Langere en Zwaardere Vrachtwagens (LZV's) (oftewel: ecocombi's) in andere EU-lidstaten haaks staat op de doelstellingen die de Europese Commissie nastreeft? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat hier sprake is van protectionisme en dat het daarmee de versterking van de Europese interne markt belemmert en de Nederlandse transportsector frustreert? Zo nee, waarom niet? En zo ja, welke maatregelen onderneemt u om dergelijke protectionistische maatregelen tegen te gaan, zoals bijvoorbeeld de rigide handhaving van de rij- en rusttijdenwet in Frankrijk?
Ik deel de mening dat het niet toelaten van Langere en Zwaardere Vrachtwagens (LZV’s) in andere EU lidstaten haaks staat op de doelstellingen die de Europese Commissie nastreeft dan wel behoort na te streven. Het probleem is echter dat een meerderheid van de 28 EU lidstaten een andere mening is toegedaan, en dat ook binnen de Europese Commissie zelf verschillend wordt gedacht over de inzet van LZV’s. Hetzelfde geldt overigens ook voor het Europees parlement(EP).
Op zichzelf is geen sprake van protectionisme.
De lidstaten die tegen het grensoverschrijdend gebruik van LZV’s zijn (overigens gebruiken deze lidstaten veelal te term «gigaliner»), staan deze nationaal ook niet toe, voor bedrijven op hun grondgebied. Wel deel ik de mening dat hier inderdaad sprake is van een belemmering van de versterking van de Europese interne markt.
Vanaf mei 2013 is onderhandeld over de herziening van richtlijn 95/53/EG (de richtlijn «Maten en gewichten»). Tijdens deze onderhandelingen heeft Nederland, tezamen met vooral België en Denemarken, Finland en Zweden, ingezet op een zo ruim mogelijk grensoverschrijdend gebruik van LZV’s. Uiteindelijk is een compromis bereikt waarbij het gebruik van grensoverschrijdend vervoer met LZV’s tussen twee lidstaten is toegestaan, voor zover die twee lidstaten daar zelf toestemming voor geven en daar bilateraal afspraken over maken. Er is over de herziening van richtlijn 96/53/EG in december 2014 een akkoord bereikt tussen Raad en EP. De verwachting is dat deze herziene richtlijn binnen een aantal maanden gepubliceerd zal worden.
De problematiek ten aanzien van toezicht en handhaving in het wegtransport vindt zijn oorzaak in het feit dat wetgeving in Brussel wordt vastgesteld, terwijl de verdere invulling van toezicht en handhaving een puur nationale aangelegenheid is. Dit blijkt, naast de verschillen in controles en handhaving, onder andere ook uit de soms extreme verschillen in hoogtes van geldboetes in de verschillende lidstaten. De verschillen in de hoogte van boetes zijn niet verklaarbaar uit de sociaaleconomische verschillen die tussen de lidstaten onderling bestaan.
Een meer uniforme handhaving is essentieel voor het bereiken van een level playing field voor de wegvervoersector. Om hier stappen in te zetten is Europese samenwerking nodig.
Deelt u de mening dat LZV's in zo veel mogelijk landen grensoverschrijdend moet worden ingezet om zo efficiënter vervoer mogelijk te maken? Zo ja, welke maatregelen zijn en worden er genomen om dit in alle EU-lidstaten mogelijk te maken? Zijn er nog specifieke maatregelen die gericht zijn of worden op Duitsland (inclusief de deelstaten) en België?
Ik deel de mening dat LZV’s in zoveel mogelijk landen grensoverschrijdend moeten worden ingezet. Maar zoals onder de beantwoording van vraag 2 reeds aangeven denkt een meerderheid van de 28 lidstaten daar anders over. Op dit moment wordt binnen Beneluxverband gewerkt aan een Benelux beschikking als wettelijke grondslag voor grensoverschrijdend vervoer met LZV’s binnen de Benelux, voor zover Nederland, de Belgische Gewesten en Luxemburg gebruik gaan maken van LZV’s op hun eigen grondgebied. Luxemburg heeft overigens al aangegeven dat – gelet op ondermeer infractructurele beperkingen aldaar – er geen LZV’s zullen worden toegestaan op Luxemburgs grondgebied, doch Luxemburg is er wel mee akkoord dat Nederland en de Belgische gewesten het Beneluxverdrag gaan gebruiken als wettelijke grondslag voor grensoverschrijdend vervoer met LZV’s tussen Nederland en de Belgische gewesten. Op basis van deze Beneluxbeschikking kunnen Nederland en Vlaanderen dan vervolgens een proefproject gaan opstarten om grensoverschrijdend vervoer met LZV’s tussen Nederland en Vlaanderen mogelijk te maken.
Er zijn signalen dat ook Wallonië en het gewest Brussel daarbij wensen aan te sluiten.
In Duitsland is het toestaan van LZV’s een aangelegenheid van de deelstaten. Op dit moment wordt er door Nederland nog niet concreet met Duitse deelstaten gesproken over grensoverschrijdend vervoer met LZV’s. Op 12 maart 2015 vindt er ambtelijk overleg plaats met Duitsland waarbij de tussenresultaten van de monitoringsonderzoeken van de proef met Langere vrachtwagens in een aantal Duitse deelstaten worden gepresenteerd. Mogelijk kan dit aanleiding vormen om met een aantal deelstaten in overleg te treden om de mogelijkheden van grensoverschrijdend vervoer met LZV’s opnieuw te gaan verkennen.
Bent u het ermee eens dat – met de Europese Richtlijn 96/53/EG – landen de ruimte wordt geboden om gebruik te maken van LZV's? Zo nee, waarom niet en moet de richtlijn dan niet worden aangepast? Zo ja, gaat u dit agenderen op de Europese agenda? Bent u tevens van plan om het verhogen van gewichtslimieten en maximale afmetingen te agenderen op de Transportagenda? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het ermee eens dat met richtlijn 96/53/EG lidstaten de ruimte wordt geboden om bilateraal afspraken te maken over grensoverschrijdend vervoer met LZV’s waarbij het is toegestaan om één grens te overschrijden. Hieromtrent heeft de Europese Commissie op de Transportraad van 5 juni 2014 een schriftelijke verklaring afgelegd, welke als zodanig ook onderdeel vormt van het uiteindelijk bereikte compromis.
Het is niet opportuun om het verhogen van gewichtslimieten en maximale afmetingen thans te agenderen op de Transportagenda. We hebben namelijk net een compromis bereikt over de herziening van richtlijn 96/53/EG, welke herziening de komende maanden gepubliceerd zal worden, waarna de lidstaten deze richtlijn binnen 24 maanden dienen te implementeren. Verder is duidelijk dat een ruime meerderheid van de lidstaten tegen het verhogen van gewichtsmaten en maximale afmetingen is.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met België en Luxemburg om zo snel mogelijk de Verordening van de Benelux Unie te ondertekenen die een grote praktijkproef met LZV's of ecocombi's tussen Nederland en België mogelijk maakt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over de voortgang van deze zogenaamde Benelux ecocombi-proef?
Zoals bij de beantwoording onder vraag 3 aangegeven wordt thans gewerkt aan een Beneluxbeschikking, waarna Nederland en Vlaanderen een proefproject kunnen gaan opzetten voor grensoverschrijdend vervoer met LZV’s. De verwachting is dat over een aantal maanden deze Beneluxbeschikking al ondertekend zal worden. Het daarna daadwerkelijk opzetten van een proefproject tussen Nederland en Vlaanderen zal aanzienlijk meer tijd vergen.
Dit mede gezien het feit dat in Vlaanderen eerst op 23 januari 2015 van start is gegaan met het eerste proefproject voor LZV’s, waarbij 5 LZV’s op Vlaams grondgebied gaan rijden, daar waar in Nederland reeds meer dan 1.000 LZV’s rondrijden.
Klopt het dat Duitse deelstaten als Noordrijn-Westfalen deze verordening van de Benelux Unie inzake grensoverschrijdende samenwerking ook mogen ondertekenen en daarmee een ecocombi-proef kunnen toelaten? Zo ja, kunt u en/of bent u met de aangrenzende Duitse deelstaten hierover in gesprek? Wat is de voortgang hiervan en kan de Kamer daarover blijvend geïnformeerd worden?
Het is niet juist dat de Duitse deelstaten een Beneluxbeschikking mogen ondertekenen. Dat is wettelijk niet mogelijk. Enkel de Benelux-landen mogen een dergelijke beschikking ondertekenen. Het is echter wel mogelijk dat Nederland en Vlaanderen buiten het Beneluxverdrag om, bilateraal afsprakenmaken met Duitse deelstaten. Het is overigens in dit verband van belang om te benadrukken dat in de deelstaat Noordrijn-Westfalen LZV’s in het geheel niet zijn toegestaan, en gelet op de politieke verhoudingen aldaar ziet het er niet naar uit dat daar spoedig verandering in zal komen.
Bent u het ermee eens dat de huidige opstelling van de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen Nederlandse vervoerders onnodig op achterstand zet en nadelig uitpakt voor bijvoorbeeld de concurrentiepositie van de Greenport Venlo? Zo nee, waarom niet?
Zoals onder de beantwoording van vraag 6 reeds aangegeven worden op het grondgebied van de deelstaat Noordrijn-Westfalen in het geheel geen LZV’s toegestaan, ook geen Duitse LZV’s die wel in andere Duitse lidstaten mogen rijden. Op zichzelf is er derhalve geen sprake van het achterstellen van Nederlandse bedrijven.
Het bericht dat de Duitse regering nu ook tol wil op het water |
|
Betty de Boer (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het voornemen van de Duitse regering om nu ook tol te gaan heffen op de vaarwegen?1 Hoe staat u tegen dit nieuwe voornemen van de Duitse regering? Hoe verhoudt zich dit tot internationale verdragen en Europese afspraken? Is hier sprake van een discriminatoir karakter?
Op vragen van het lid Visser (VVD) heb ik in een brief aan uw Kamer d.d. 27 januari jl.(Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1130) geantwoord dat de voornemens van Duitsland om ook tol te heffen op de vaarwegen nog in stadium van voorbereiding zijn en zich derhalve nu nog niet laten beoordelen. Uit de antwoorden van de Duitse regering d.d. 29 december 2014 op vragen uit de Bundestag is af te leiden dat thans het juridische kader ontwikkeld wordt om de introductie van kostendekkende tarieven voor overheidsdiensten in het algemeen mogelijk te maken. Over de inhoud en publicatie van een specifieke regeling voor tolheffing op vaarwegen bestaat nu nog geen enkele duidelijkheid.
De Akte van Mannheim uit 1868 sluit overigens beprijzing op de Rijn uit. Naar mij bekend zal de uitwerking van de voornemens van de Duitse regering hierop ook geen betrekking hebben. Hoewel de toepassing van heffingen op andere vaarwegen dan de Rijn een verantwoordelijkheid is van de Duitse overheid, ben ik hiervan geen voorstander omdat dit mogelijk kan leiden tot een ongewenste verschuiving van water naar andere modaliteiten.
Kunt u aangeven wat deze nieuwe tol op het water gaat betekenen voor het Nederlandse bedrijfsleven, vooral voor de positie van de Nederlandse binnenvaart en havens, qua lastenverzwaringen en concurrentiepositie? Deelt u de mening dat hier sprake is van een lastenverzwaring voor het Nederlandse bedrijfsleven? Deelt u tevens de mening dat alle voornemens van de Duitse regering om tol te land, ter zee en in de lucht te gaan heffen niet passen in het voornemen om de Europese interne markt te versterken? Zo nee, waarom niet?
Nu elke uitwerking van voornemens van de Duitse regering om tol te heffen op vaarwegen mist, zijn effecten voor het Nederlandse bedrijfsleven, in het bijzonder de Nederlandse binnenvaart en havens, niet in te schatten. Voor mijn standpunt over het voornemen om een vignet voor personenvoertuigen op Duitse wegen in te voeren en de aanvankelijk geplande stijging van het Duitse en route tarief voor de kosten van luchtverkeersdienstverlening in het hogere luchtruim, verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van het lid Visser.
Kunt u aangeven of u in gesprek bent met de Duitse regering om het nieuwe voornemen voor tol op de vaarwegen ter discussie te stellen? Welke mogelijkheden zijn er voor Nederland om deze maatregelen van tafel te krijgen? Welke inzet pleegt u hierop?
De uitwerking van de Duitse voornemens om tol te heffen op vaarwegen volg ik actief. Zodra hiertoe aanleiding is, zal ik mijn collega hierop aanspreken.
Het bericht dat de automobilist de klos is in de Randstad |
|
Remco Dijkstra (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Automobilist de klos in randstad»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de in het artikel genoemde maatregelen vooral een voorbeeld zijn van symboolpolitiek en daarmee overbodig zijn, aangezien de doelstellingen met betrekking tot luchtkwaliteit zullen worden gehaald in de komende jaren? Zo nee, waarom niet? Ziet u de voorstellen van de G4 hiermee ook als een teken dat men niet gelooft in de effectiviteit van het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat de door de G4 voorgestelde maatregelen vooral zullen leiden tot een lastenverhoging voor automobilisten en ondernemers? Zo nee, waarom niet?
De brief van de G4 (9 december 2014) met voorgestelde maatregelen is bedoeld om op 29 januari te bespreken. Wethouders en ik gaan het dan hebben over de luchtkwaliteit, de resterende knelpunten en de verdere aanpak van de luchtkwaliteit ten einde de gezondheid in de grote steden te verbeteren. Hoe de aanvullende aanpak er uit zal zien kan ik nu nog niet zeggen. Overigens merk ik op dat NSL-aanpak goed heeft gewerkt en is verlengd. Ik verwijs hiervoor graag naar mijn brief van 16 december 2014, waarmee ik u heb geïnformeerd over de voortgang van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (Kamerstuk 30 175, nr. 203).
Deelt u de mening dat het zogenoemde bronbeleid (afspraken met het bedrijfsleven over schone industrie en auto’s) de meest effectieve maatregel is om de luchtkwaliteit te verbeteren en dat de voorgestelde G4-maatregelen niet of nauwelijks een bijdrage zullen leveren aan het behalen van de luchtkwaliteitsdoelstellingen? Zo nee, waarom niet?
Bronbeleid is de meest effectieve maatregel om de luchtkwaliteit te verbeteren, maar soms vragen lokale omstandigheden om specifieke aanvullende maatregelen, ook al leveren die maar een beperkte bijdrage, bijvoorbeeld in situaties waar de concentraties boven of net onder de norm zitten.
Deelt u de mening dat het voorstel om verdere trajectcontroles in te voeren totaal niet effectief is, aangezien de overschrijdingen voor wat betreft de luchtkwaliteit in heel Nederland nu nog op een totaal van 9 kilometer weg plaatsvinden, grotendeels op niet-rijkswegen? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat trajectcontroles vooral moeten toezien op de verbetering van de verkeersveiligheid en dat daarmee het voorstel van de G4 van tafel moet? Zo nee, waarom niet?
De resterende luchtkwaliteitsknelpunten doen zich vooral lokaal voor in binnenstedelijk gebied. Langs snelwegen wordt nagenoeg overal aan de normen voldaan. Uit onderzoek van RWS van november 2011 «Verhoging maximumsnelheid 80km zones naar 100 km/h» blijkt dat het effect van trajectcontroles op de luchtkwaliteit op korte afstand van de snelweg zeer beperkt is. Uit hetzelfde onderzoeksrapport blijkt ook dat binnen 200 meter van de snelweg een sterke afname optreedt van de wegbijdrage en dat deze na 400 tot 600 meter nagenoeg niet meer waarneembaar is. Uitbreiding van trajectcontroles op snelwegen draagt dan ook niet bij aan het oplossen van de resterende binnenstedelijke luchtknelpunten in de grote steden.
Zoals eerder aangegeven in de brief van de Minister van 14 november 2014 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 567) is verkeershandhaving gericht op het verbeteren van de naleving van verkeersregels en dragen trajectcontroles op een effectieve manier bij aan de verkeersveiligheid.
Kunt u per voorgestelde G4-maatregel aangeven wat de kosten zijn? Door wie moeten deze worden betaald en welke opbrengsten in het kader van de luchtkwaliteit worden hiermee behaald?
Zie het antwoord op vraag 2.
Het gebruik van verkeersdata |
|
Ockje Tellegen (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Verkeersapp wil nog niet vlotten»1 en «Hulpdiensten gevaar op de weg»?2
Ja.
Deelt u de mening dat het beschikbaar stellen van informatie door gemeenten, provincies, rijksoverheid en alle andere wegbeheerders essentieel is om te komen tot goede verkeersinformatie en daarmee een structurele bijdrage levert aan minder files en meer veiligheid op de wegen?
Ik deel die opvatting.
Deelt u de mening dat er een impuls nodig is om verkeersdata sneller en beter ter beschikking te stellen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen worden er genomen, zodat de benodigde informatie snel en eenduidig kan worden geleverd? Welke doelstellingen worden hierbij gehanteerd en binnen welke termijn dienen deze te worden gerealiseerd tegen welke kosten? In hoeverre is deze verplichting ook opgenomen in de uitwerking van het programma Beter Benutten in de verschillende regio’s? Zo nee, bent u bereid om het tijdig en eenduidig verstrekken van verkeersinformatie door wegbeheerders wel als verplichting op te nemen in de uitwerking van het programma Beter Benutten?
Rijkswaterstaat en (inmiddels 23) decentrale wegbeheerders werken in het samenwerkingsverband Nationale Databank Wegverkeersgegevens (NDW) aan de inwinning en ontsluiting van verkeersdata. In dit verband wordt voortdurend gewerkt aan verbetering van deze data.
In het Beter Benutten programma zijn als impuls verschillende projecten gerealiseerd, gericht op verbetering van de kwaliteit van beschikbare data. Deze projecten richten zich op het ontsluiten van verkeersdata:
Het project Data Top 5 waarin het Rijk en 12 regio’s zichzelf verplicht hebben om verbetering van de datakwaliteit tot stand te brengen op de onderdelen wegwerkzaamheden, locatiereferentie, maximumsnelheden, restduurindicatie incidenten en verkeersmaatregelen in regelscenario’s.
Het project Open Parkeerdata waarin wordt gewerkt aan het ontsluiten van data rond parkeren in de steden, waardoor reizigers sneller een parkeerplaats kunnen vinden en het zoekverkeer afneemt.
Het vervolgprogramma van Beter Benutten wordt momenteel vormgegeven. Hierin zal wederom nadruk liggen op het structureel ontsluiten van verkeersdata door overheden. Het is aan alle deelnemende wegbeheerders (nationaal, regio’s en steden) om die ambities en doelen te realiseren. Juist door met twaalf regio’s samen te werken binnen Beter Benutten wordt geborgd dat we datalevering eenduidig en uniform opleveren. Dat zijn belangrijke voorwaarden voor private dienstverleners naast datakwaliteit en -tijdigheid. Dit biedt tevens een basis voor andere wegbeheerders om laagdrempelig bij aan te sluiten.
Herkent u de stelling van de onderzoekers van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) dat de top-3 van de ongevallen met betrokkenheid van hulpdiensten met eenvoudige maatregelen terug te dringen is? Zo ja, welke maatregelen worden er genomen? Zo nee, waarom niet? Onderschrijft u de stelling uit het onderzoek dat een waarschuwingssysteem voor automobilisten veel ongelukken kan voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ik herken de stelling van het IFV. Zo is bijvoorbeeld het IFV samen met de branches al bezig met uitvoering geven aan de aanbevelingen: zij werken aan een richtinggevend kader voor eenduidig rijgedrag van voorrangsvoertuigbestuurders. Verder kan ik u melden dat de ambulancesector zelf ook actief aandacht besteedt in de campagne «De mensen van de ambulance» waarbij weggebruikers worden gewezen op wat zij kunnen en moeten doen als er een ambulance met zwaailicht en sirene aankomt.
De regeling Optische- en geluidssignalen (OGS) valt onder mijn verantwoordelijkheid, de voorrangsvoertuigen en bestuurders zelf vallen onder de verantwoordelijkheid van mijn ambtgenoten van de Ministeries van Veiligheid en Justitie, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Defensie. Op verzoek van de hulpdiensten heb ik een tweejarige pilot mogelijk gemaakt om OGS op de openbare weg bij trainingsritten te gebruiken. Dit om de voor- en nadelen in kaart te brengen met als einddoel kwalitatief betere bestuurders en het voorkomen van ongevallen. Gezien de positieve resultaten van de proef is het mijn intentie om met genoemde ministeries het gebruik van OGS voor trainingsdoeleinden op de openbare weg definitief mogelijk te maken.
In het verleden heb ik onderzoek gedaan naar effecten van waarschuwingssystemen voor automobilisten op de verkeersveiligheid. Op basis van de resultaten heb ik geen bezwaar tegen gebruik van deze waarschuwingssystemen. Het is onduidelijk in hoeverre met deze systemen ongelukken kunnen worden voorkomen. Het gebruik van dergelijke systemen is aan de hulpdiensten zelf.
Bent u bekend met de proef in sommige regio’s waar waarschuwingssystemen ingevoerd zijn om de automobilisten te waarschuwen via de radio? Wat zijn de opbrengsten in de termen van tijdswinst en veiligheid ten opzichte van de kosten? Worden er op dit moment andere mogelijkheden onderzocht om automobilisten te waarschuwen voor naderende hulpdiensten? Hoe kan bijvoorbeeld de pilot met intelligente transportsystemen (ITS) in Helmond, waarin de verkeerslichten zijn afgestemd op de brandweerauto’s, in dit kader worden geplaatst?
In Noord Nederland heeft een proef plaatsgevonden, waarbij is ingebroken op de radio bij naderende hulpdiensten. In deze proef is slechts een beperkt effect op rijtijden en veiligheid waargenomen. Daarbij hadden vooral commerciële omroepen er bezwaar tegen dat de dienst inbrak op hun uitzendingen. De proef is op basis van deze resultaten niet verder opgeschaald.
Er is via het telecomnetwerk een private dienst beschikbaar die locatiespecifiek waarschuwt voor naderende hulpdiensten. De dienst is als app beschikbaar in de appstores. De dienst kan zelfstandig landelijk opgeschaald worden.
Momenteel wordt gekeken naar de mogelijkheden om de resultaten van onder andere de genoemde proeven in Helmond grootschalig te implementeren als onderdeel van het vervolgprogramma Beter Benutten.
Bent u bereid om dergelijke initiatieven ook te faciliteren in wet- en regelgeving, waarbij daadwerkelijke invoering aan hulpverleningsdiensten en particulier initiatief wordt overgelaten, zodat de veiligheid en doorstroming kunnen worden verhoogd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, binnen welke termijn wordt hiertoe overgegaan?
Zie antwoord op vraag 5. Momenteel ben ik met verschillende marktpartijen en andere stakeholders in gesprek om te kijken hoe zij deze ontwikkeling en toepassingen verder kunnen opschalen. Er liggen geen belemmeringen op het gebied van wet- en regelgeving voor het toepassen van dergelijke technieken. Er is daarom geen reden om deze initiatieven te faciliteren met wet- en regelgeving. Mochten er in de toekomst wel belemmeringen blijken te zijn, dan kan ik overwegen om met aanvullende wet- en regelgeving te komen.
Het bericht dat de Duitse ministerraad heeft ingestemd met het tolplan |
|
Barbara Visser (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Duitse ministerraad stemt in met tolplan»?1 en het artikel «Zwart rijden op Duitse Tolwegen zwaar beboet»?2
Ja.
Deelt u de mening dat het voorliggende tolplan nadelig is voor Nederland en het discriminatoir is gezien de compensatie voor Duitsers?
Zoals ik verschillende keren heb aangegeven, heb ik grote bezwaren tegen het voornemen van Minister Dobrindt een vignet in te stellen voor personenauto’s. Alle personenauto’s moeten straks een vignet hebben voor de snelwegen in Duitsland. Het onderliggend wegennet is nu uitgezonderd en buitenlanders zijn vrijgesteld voor de autowegen, terwijl Duitsers voor die autowegen wel een vignet moeten hebben. Ik ben tegen het Duitse plan, omdat daarmee feitelijk een nieuwe barrière wordt opgeworpen voor grensoverschrijdend verkeer. Het invoeren van een vignet betekent hoe dan ook een lastenverzwaring voor houders van een niet-Duits kenteken (buitenlanders), terwijl de Duitse burger de invoering van het vignet gecompenseerd ziet in een lagere wegenbelasting. Het is in eerste instantie aan de Europese Commissie om te bezien of de definitieve wetten om enerzijds het vignet in te voeren en anderzijds Duitse automobilisten daarbij te compenseren via de Duitse wegenbelasting (Kraftfahrzeug-Steuer), discriminerend zijn of in overeenstemming zijn met het EU-recht.
Bent u in overleg met uw Duitse ambtsgenoot over de gevolgen voor de Nederlandse bewoners in de grensstreek? Zo ja, hoe verlopen deze gesprekken? Hoe beoordeelt u de houding van Duitsland als het gaat om infrastructuur, gelet ook op de eerdere uitspraken van Duitsland dat ze voornemens zijn om ook tol te heffen op de vaarwegen en in de lucht? Bent u hierover in gesprek met Duitsland? Zo ja, wat zijn de uitkomsten?
Ik spreek met enige regelmaat mijn Duitse collega, Minister Dobrindt. Recent nog en marge van de Transportraad op 3 december 2014. Hoewel de gesprekken in goede sfeer verlopen, benadruk ik telkens mijn bezwaren bij het Duitse voornemen een vignet voor personenvoertuigen in te voeren. In het bijzonder heb ik aandacht gevraagd voor de gevolgen voor de bewoners van de grensregio’s.
Minister Dobrindt heeft mij laten weten dat naar aanleiding van mijn bezwaar de plannen zijn aangepast. Volgens eerdere uitgangspunten zou het gehele Duitse wegennet onder de vignetplicht vallen. In het wetsvoorstel, waarmee de Duitse ministerraad op 17 december heeft ingestemd, is het onderliggend wegennet uitgezonderd en zijn buitenlanders vrijgesteld voor de autowegen. Daarmee wordt het lokale en regionale verkeer in de grensregio’s enigszins ontzien.
Het is aan de Duitse regering hoe zij de Duitse infrastructuur financiert. Ik begrijp dat Minister Dobrindt vanuit het Duitse regeerakkoord de opdracht heeft om een vignet voor personenvoertuigen in te voeren.
De voornemens van Duitsland om ook tol te heffen op de vaarwegen zijn nog in stadium van voorbereiding en laten zich derhalve nu nog niet beoordelen. De Akte van Mannheim uit 1868 sluit overigens beprijzing op de Rijn uit. Hoewel de toepassing van heffingen op andere vaarwegen dan de Rijn een verantwoordelijkheid van de Duitse overheid is, ben ik daar geen voorstander van. Dit kan mogelijk leiden tot een ongewenste verschuiving van water naar andere modaliteiten.
Ik heb uw Kamer en mijn Duitse collega reeds mijn verontrusting laten blijken over de aanvankelijk geplande, aanzienlijke stijging van het Duitse en route tarief voor de kosten van luchtverkeersdienstverlening in het hogere luchtruim. Duitsland heeft stappen gezet om dit te verlagen. In Europees verband wordt hier in januari 2015 over gesproken.
Kunt u aangeven of u bereid bent juridische stappen te zetten, zoals de gang naar het Europese hof van Justitie? Zo ja, doet u dit samen met andere landen? Zo nee, waarom niet? Zal het nalaten van het betalen van tol voor het gebruik van Duitse snelwegen dan wel de verplichte jaarpas vallen onder de Cross Border Enforcement (CBE)-richtlijn of de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoering geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie?
Op dit moment is een gang naar het Europese Hof van Justitie niet aan de orde. Het is in eerste instantie aan de Europese Commissie om te bezien of de Duitse wetsvoorstellen om het vignet in te voeren en de Duitse wegenbelasting (Kfz-Steuer) te verlagen, in overeenstemming zijn met EU recht.
De CBE-richtlijn verplicht lidstaten om gegevens uit het kentekenregister te verstrekken aan andere lidstaten voor acht verkeersovertredingen (dus strafbare feiten), waaronder snelheidsovertredingen en door rood licht rijden. Tol valt hier niet onder. Pas op het moment dat het Duitse wetsvoorstel tot wet zal zijn verheven, kan worden bezien of de opgelegde sancties voldoen aan de voorwaarden die in het kaderbesluit en de implementatiewet Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie worden gesteld aan tenuitvoerlegging in Nederland.
Kunnen de gegevens van Nederlandse kentekenhouders die hiervoor beschikbaar gesteld zijn in het nationale kentekenregister actief door de Duitse regering worden geraadpleegd en daarmee gebruikt worden voor beboeting en inning?
De Duitse regering kan niet actief het Nederlandse kentekenregister raadplegen. Wel is in het Kentekenreglement opgenomen, dat de RDW op verzoek gegevens verstrekt aan buitenlandse bevoegde autoriteiten voor doeleinden in de taakuitoefening van die overheden. Hieronder valt ook de handhaving van heffingen inzake het gebruik van de weg (artikel 8a). Die gegevens kunnen daarmee gebruikt worden voor de mogelijke toekomstige handhaving van het voorgelegde Duitse wetsvoorstel om een vignet in te voeren. Onthouding van deze gegevens zou alleen kunnen na wijziging van het Kentekenreglement.
De flessenhals van de A4 |
|
Barbara Visser (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Rijkswaterstaat is de weg kwijt»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Kunt u aangeven wat de redenen zijn voor de snelheidsverlaging naar 80 kilometer per uur en de rijstrookafsluiting bij de A4 Burgerveen–Leiden, terwijl de bedoeling is en was dat met de totale verbreding naar twee keer drie rijstroken met maximaal 100 kilometer per uur moet kunnen worden gereden? Wanneer wordt dit gerealiseerd?
In de richting van Den Haag naar Amsterdam geldt sinds 25 oktober 2014 een definitieve rijstrook indeling en een maximum snelheid van 100 km/u.
In de richting van Amsterdam naar Den Haag is sinds 1 december 2014 ook de definitieve wegindeling met 3 rijstroken gereed en opengesteld. Echter vinden hier tot medio maart 2015 vanaf de vluchtstrook nog werkzaamheden plaats aan de westwand van de verdiepte ligging ter hoogte van Leiden, waardoor hier tot die tijd nog een maximum snelheid van 80 km/u geldt.
Indien er sprake is van fouten door de aannemer, kunnen de kosten dan worden verhaald?
De openstelling van de A4 met de definitieve 2 x 3 rijstroken heeft conform planning plaatsgevonden in het vierde kwartaal van 2014. Het verhalen van kosten bij de aannemer is niet aan de orde. De aannemer voert tot medio maart 2015 herstelwerkzaamheden aan de westwand op eigen kosten uit.
Waarom worden de weggebruikers niet proactief geïnformeerd over de redenen van de snelheidsbeperking en de rijstrookafsluiting? Gaat dit alsnog gebeuren? Zo nee, waarom niet?
De weggebruikers zijn proactief geïnformeerd.
In 2014 is de weg gefaseerd in gebruik genomen. Sinds de eerste fase in april 2014 is hierover gecommuniceerd door de pers uit te nodigen, persberichten te sturen, via aangrenzende gemeenten te communiceren, communicatie via omgevingsgroepen, communicatie op de weg, digitale nieuwsbrief en bewonersbrieven. Ook is gecommuniceerd via rws.nl en facebook en twitter van RWS.
Voor de laatste fasering zijn de weggebruikers over de nieuwe situatie pro actief geïnformeerd middels een persbericht verspreid via landelijke en regionale media en via de aangrenzende gemeenten. De omgeving heeft een digitale nieuwsbrief ontvangen en men is geïnformeerd via het W4-bulletin, uitgegeven door de W4 partners binnen dit project. Dit bulletin wordt huis-aan-huis verspreid in de aangrenzende gemeenten.
Heeft Rijkswaterstaat voornemens om in de toekomst beter en vroeger te communiceren over verkeerssituaties als deze?
Zie het antwoord op vraag 4.
Uitbreiding gemeentelijke milieuzones waaronder Amsterdam, Utrecht en Rotterdam |
|
Remco Dijkstra (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «bedrijfsverkeer zonder uitstoot in Amsterdam» en «verbod op bevoorraden meubelzaak»?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat er inmiddels een wildgroei van verschillende gemeentelijke regimes qua milieuzones aan het ontstaan is, waardoor ondernemers straks per gemeente een nieuw wagenpark moeten aanschaffen en per gemeente verkeersexamens moeten doen om de verschillende regels en verkeersborden überhaupt nog te begrijpen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen heeft u ondernomen of gaat u ondernemen om meer duidelijkheid voor ondernemers en automobilisten te scheppen?
Die mening deel ik niet. De milieuzones die door de gemeenten worden ingevoerd in het kader van de aanpak van luchtkwaliteitknelpunten zoals geïdentificeerd in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gebonden aan het wettelijke kader van het Reglement Verkeersborden en Verkeersregels. Daarin is het toegangsregime geregeld voor de milieuzone. Deze regels worden afgestemd in een landelijk overleg tussen gemeenten, bedrijfsleven en het Rijk. De milieuzones verschillen alleen in de categorieën van voertuigen waarop de gemeente de milieuzone van toepassing verklaart (vrachtverkeer, personen-, of bestelauto’s).
In de dertien gemeenten met een milieuzone vrachtverkeer geldt een uniform toegangsregime dat is vastgelegd in een convenant tussen de betrokken partijen. Transportbedrijven kennen deze afspraken. Voor personen- en bestelauto’s heeft tot op heden alleen de gemeente Utrecht een formeel besluit genomen tot invoering van de milieuzone. Voorafgaande aan dit traject is er ook over bestelauto’s een landelijk overleg geweest met gemeenten en bedrijfsleven. Indien andere gemeenten de milieuzone willen uitbreiden naar personen- of bestelauto’s dan wordt dit landelijk overleg hervat, waarbij het uitgangspunt zal zijn om te komen tot een uniform toegangsregime.
Voorlichting over milieuzones en het toegangsregime gebeurt in eerste instantie door gemeenten en samen met brancheorganisaties, waarbij een redelijke termijn in acht wordt genomen tussen aankondiging en invoering van de milieuzone. Daarnaast informeert het Rijk het publiek over milieuzones via de site www.milieuzones.nl.
Hoe verhouden de voornemens van Rotterdam en Amsterdam zich tot de afspraken in de recent ondertekende Green Deal Zero Emissie Stadsdistributie (ZES)? Is hier niet sprake van een stapeling van lasten voor ondernemers? Zo nee, waarom niet? Vindt u dat de overheid een betrouwbare partner is voor het bedrijfsleven als lokale besturen de afspraken/eisen telkens bijstellen, mede gelet op de scherpe kritiek op de voorgenomen uitbreidingsplannen door de diverse brancheverenigingen, zoals TLN, EVO, BOVAG,?
Een milieuzone heeft tot doel de lokale luchtkwaliteit op korte termijn te verbeteren. De normen moeten worden gehaald en daarom mogen de meest vervuilende voertuigen de zone niet in. Doel van de Green Deal Zero Emissie Stadslogistiek is om op langere termijn toe te groeien naar de vermindering van energiegebruik van voertuigen in de steden via betere benutting van de weg, slimmere logistieke concepten en het naar nul-emissie terug brengen van voertuigen. Hierbij wordt niet uitgegaan van verboden, maar van voordelen binnen de zones voor partijen die bijvoorbeeld al heel snel gaan rijden met hybride of elektrische voertuigen.
Zoals in de landelijke Green Deal is afgesproken, is het aan de lokale overheden om hier de komende jaren lokaal invulling aan te geven in proefprojecten (zogeheten living labs), waarin ervaring wordt opgedaan met innovatieve technologieën. De genoemde brancheverenigingen zijn deelnemer in de Green Deal en kunnen derhalve aanschuiven bij lokale initiatieven en meedenken. In goed overleg zal gekeken worden hoe het pad naar Zero Emissie Stadslogistiek kan worden vormgegeven. Overigens zullen de zuiniger voertuigen naar verwachting ook een positief effect hebben op de luchtkwaliteit.
Hoe verhouden deze gemeentelijke milieuzones zich tot uw uitspraak dat een milieuzone altijd tijdelijk is? Deelt u de mening dat er sprake is van «ondernemer en automobilist pesten» door ondernemers en automobilisten op te zadelen met extra kosten voor een tijdelijke maatregel? Zo nee, waarom niet?
De concentraties fijn stof en stikstofdioxide blijven dalen. Bijna overal in Nederland liggen de concentraties (vaak ruim) onder de Europese grenswaarden. Er zijn echter ook veel plekken waar de concentraties net onder de norm zitten en met schommelingen in de achtergrondconcentraties een knelpunt kunnen vormen. Milieuzones kunnen daarom de komende jaren nodig zijn om ervoor te zorgen dat deze knelpunten niet opnieuw optreden. Dit is aan de gemeenten. Overigens komt de overheid ondernemers en burgers bij de invoering van milieuzones tegemoet met sloop- en vervangingsregelingen, waarmee de financiële gevolgen worden beperkt.
Ik volg de ontwikkeling in de luchtkwaliteit op de voet en wil nu niet vooruitlopen op de termijn waarop dit instrument kan worden afgeschaft. Daarbij hecht ik veel waarde aan initiatieven zoals de Green Deal Zero Emissie Stadslogistiek waarbij overheid, bedrijven, bestuurders en maatschappelijke organisaties gezamenlijk zoeken naar innovatieve manieren om de transitie naar duurzame mobiliteit met positieve prikkels te stimuleren en daarmee ook kansen voor groene groei te pakken voor het Nederlands bedrijfsleven.
Hoe beoordeelt u de voornemens van Rotterdam en Amsterdam in relatie tot het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)? Worden hierdoor geen aanvullende eisen bovenop de huidige EU en landelijke normen gesteld? Hoe verhouden deze verplichte kosten voor ondernemers en automobilisten zich tot de effectiviteit van deze maatregel en de inzet op bronbeleid, aangezien de maatregelen van het Rijk en de EU voor ruim 75% invloed hebben op de luchtkwaliteit in de genoemde steden? Zijn de voorgenomen milieuzones dan niet milieutechnisch overbodig en zo nee, waarom niet? Is het terugdringen van roet ook een legitimatie om een milieuzone in te stellen? Zo ja, op welke gronden en met welke streefwaarden?
Uit de monitoring van het NSL blijkt dat met name Rotterdam en Amsterdam nog knelpunten hebben, waardoor het nog onzeker is of in 2015 de norm voor stikstofdioxide (NO2) wordt gehaald. Het niet halen van de norm betekent ook dat er een risico ontstaat voor het uitvoeren van projecten in de steden. Het NSL is er op gericht om in geval van knelpunten te zorgen voor extra maatregelen om deze aan te pakken. Het past dus in de NSL-aanpak dat gemeenten zorgen voor uitbreiding van hun maatregelenpakket.
Het NSL is een samenwerkingsprogramma. Het bevat maatregelen van rijk, provincies en gemeenten, die allemaal bijdragen aan verbetering van de luchtkwaliteit. Iedere overheid stelt zijn eigen maatregelenpakket samen. Gemeenten maken daarbij ook gebruik van kosten-batenanalyses. Uiteindelijk is het een lokale afweging welke maatregelen gekozen worden.
Ik zet mij in voor Europees bronbeleid (normering en adequate testprocedures) voor voertuigen, omdat dat de meest effectieve manier is om te zorgen voor een landelijke daling van te hoge concentraties stikstofdioxide, en daarmee voor een afname van knelpunten. Voor vrachtwagens heeft de invoering van nieuwe testprocedures inmiddels tot een zeer lage uitstoot van stikstofoxiden geleid. Echter, voor personenauto’s en bestelauto’s blijken de effecten van scherpere Europese normen in de praktijk tot dusver tegen te vallen, waardoor een deel van de stedelijke knelpunten is blijven bestaan.
Op nationaal niveau worden daarnaast stimuleringsmaatregelen en fiscale maatregelen genomen die bijdragen aan een snelle verschoning van het wagenpark.
Het uitgangspunt is om de gezondheidsschade zo snel mogelijk te beperken en de normen op tijd te halen. Daarom is het belangrijk dat, naast het rijk en de provincies, de steden zoveel mogelijk maatregelen nemen die er op korte termijn voor zorgen dat de stedelijke concentraties stikstofoxiden verminderen. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 4 zijn milieuzones ook uit het oogpunt van fijnstof, met inbegrip van roet, de komende jaren nodig om ervoor te zorgen dat luchtkwaliteitknelpunten bij de huidige grenswaarde niet opnieuw optreden.
Bent u het ermee eens dat de overheid juist eenduidige regels moet vastleggen en moet inzetten op bronbeleid in plaats van symboolpolitiek? Zo nee, waarom niet? Kunt u de effectiviteit van bronmaatregelen afzetten tegen de effectiviteit van milieuzones, zowel qua kosten als opbrengsten? Kan hierbij ook een overzicht verstrekt worden van alle uitgaven in relatie tot de specifieke maatregel in het kader van het NSL- programma en andere gerelateerde programma's, zoals de green deals?
In het antwoord op vraag 2 is al aangegeven dat er landelijke afspraken worden gemaakt over het toegangsregime en de borden voor milieuzones. In het antwoord op vraag 5 is aangegeven dat ik primair inzet op bronbeleid, maar dat dit door tegenvallende praktijkemissies op korte termijn nog onvoldoende effect heeft op de knelpunten in de steden. Milieuzones richten zich specifiek op stedelijke knelpunten. De kosteneffectiviteit op lokaal niveau wordt op een rij gezet door de gemeente zelf. Zij kiezen uit alle alternatieven en innovatieve oplossingen wat het beste past in hun gemeente. Er is geen overzicht beschikbaar van alle uitgesplitste uitgaven in relatie tot specifieke maatregelen in het NSL door rijk, provincies en gemeenten. Provincies en gemeenten richten zelf hun maatregelenpakket in, waarbij het Rijk kan faciliteren waar nodig. Ten behoeve van deze maatregelpakketten heeft het Rijk, in vier verschillende tranches, circa 320 miljoen euro subsidie verleend aan de provincies en gemeenten voor maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. De provincies en gemeenten moeten hier voor een deel cofinanciering tegenover stellen.
In aanvulling op bestaande maatregelen wil ik innovatieve oplossingen benutten die passen in de mobiliteitsbehoeften. Daarom is het ministerie deelnemer aan de Green Deals Zero Emissie Bussen en Zero Emissie Stadslogistiek en stimuleer ik bijvoorbeeld het rijden op waterstof. Als de maatregelen te zijner tijd voldoende effect sorteren, dan kan dat reeds genomen maatregelen overbodig maken.
Bent u bereid om een «nee, tenzij» regel in te voeren en in overleg met de gemeenten andere alternatieven te onderzoeken buiten de uiterste maatregel van een milieuzone, waarbij kosten en baten voor ondernemers worden betrokken? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat allereerst op bronbeleid moet worden ingezet en daarnaast op innovatieve oplossingen die passen in de mobiliteitsbehoeften, zoals het toepassen van Open Parkeerdata vanuit Platform Beter Benutten, wat voor aanzienlijk minder zoekverkeer zorgt en daarmee ook schonere lucht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om in ieder geval een kader te scheppen dat bepaalt onder welke condities een gemeente mag overgaan tot het instellen van een milieuzone, en onder welke condities een dergelijke milieuzone weer ongedaan zou moeten worden gemaakt? Deelt u de mening dat – als gemeenten besluiten om aanvullende eisen te stellen in het kader van NSL – het Rijk hier geen bijdrage aan moet leveren in financiële zin dan wel in het kader van wet- en regelgeving? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aangegeven bepalen gemeenten op basis van hun eigen afweging en inzicht of ze een milieuzone instellen. Het Rijk faciliteert de uitbreiding van de milieuzone naar personenauto’s en bestelauto’s om de luchtkwaliteit te verbeteren, door aanpassing van de reikwijdte van het milieuzonebord en binnenkort ook door middel van een subsidie voor vervanging van bestelauto’s in grensgemeenten van NSL-knelpuntgemeenten die een milieuzone voor bestelauto’s invoeren.
Kunt u aangeven op welke wijze milieuzones in andere EU-lidstaten zijn vormgegeven en of er binnen die EU-lidstaten vergelijkbare verschillen zijn als die in Nederland ontstaan? Kunt u ook aangeven op welke wijze het voor automobilisten uit andere EU-lidstaten te achterhalen is waar in Nederland een milieuzone geldt en of het voertuig voldoet aan de criteria?
In de Europese Unie zijn meer dan 400 afzonderlijke zogenaamde Low Emission Zones van kracht. Zo zijn er in Duitsland al sinds jaren milieuzones voor personenauto’s in veel grote steden. De Europese Commissie heeft een speciaal platform opgericht waar informatie over de verschillende toegangsregimes wordt uitgewisseld, dat op de volgende website te vinden is: http://urbanaccessregulations.eu/. Hier kunnen automobilisten uit andere landen ook terecht voor informatie over de Nederlandse milieuzones.
Het bericht dat er plannen zijn om een vismigratierivier ter waarde van meer dan 80 miljoen te maken in de Afsluitdijk |
|
Barbara Visser (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Het duurste gaatje ooit zit in de Afsluitdijk»?1
Ja.
Heeft er een effectiviteitsonderzoek plaatsgevonden naar deze toekomstige vismigratierivier? Zo ja, waren de uitkomsten daarvan positief? Zo ja, bent u van mening dat deze rivier noodzakelijk is en daarmee in verhouding staat tot het prijskaartje van 80 miljoen euro?
Een maatregel die de vispasseerbaarheid vergroot bij Kornwerderzand acht ik noodzakelijk, maar dat kan ook een meer eenvoudige vispassage zijn (zie ook het antwoord op vraag 3).
Het regionale project vismigratierivier is ondergebracht bij het regionale samenwerkingsverband De Nieuwe Afsluitdijk (DNA). Hierin werken de provincies Noord-Holland en Fryslân, en de gemeenten Súdwest-Fryslân, Harlingen en Hollands Kroon samen. Onder het programma «naar een rijke Waddenzee» is de afgelopen periode intensief onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de vismigratierivier bij de Afsluitdijk. Hierbij is kennis ingebracht vanuit diverse kennisinstituten en deskundigen.2 Conclusie is dat de vismigratierivier een zeer effectieve manier is om de visintrek te faciliteren.
De kosten van de vismigratierivier worden momenteel op circa € 55 mln. geraamd. Met deze investering kan naar verwachting een substantiële bijdrage worden geleverd aan de verbetering van de visstand van een groot aantal (bedreigde) vissoorten. Ook kan de vismigratierivier dienen als internationaal voorbeeld van Dutch Delta Design. Tevens worden extra (internationale) bezoekers aan de Afsluitdijk verwacht als gevolg van de bouw van de vismigratierivier.
Door de initiatiefnemers wordt de afweging gemaakt of de kosten en baten van de vismigratierivier met elkaar in verhouding staan.
Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn als deze vismigratierivier niet zal worden gebouwd?
In het Beheer- en ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW) zijn vier maatregelen toegezegd op grond van Europese verplichtingen voor het «vispasseerbaar» maken van de Afsluitdijk:
Aan de maatregel vispassage Kornwerderzand wordt door middel van de vismigratierivier invulling gegeven. Indien de vismigratierivier niet doorgaat, dient Rijkswaterstaat hier alsnog een (meer eenvoudige) vispassage aan te leggen om aan Europese verplichtingen te voldoen.
Maakt dit project deel uit van de maatregelen ten behoeve van uitvoering van de Kaderrichtlijn Water? Zo ja, waarom?
De vismigratierivier vervangt de KRW-maatregel «vispassage Kornwerderzand». Zie ook het antwoord op vraag 3.
Zijn er andere experimenten verkend die de vispopulatie in het IJsselmeer ten goede kunnen komen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Naast de vier voorziene KRW-maatregelen (zie antwoord op vraag 3), worden door de omringende waterschappen knelpunten tussen het IJsselmeer en de wateren in hun beheer opgelost, zodat de vis gemakkelijker kan migreren van en naar sloten, meren, beken en rivieren. Op de website www.rws.nl/krwkaart is zichtbaar welke Kaderrichtlijn Water (KRW) maatregelen door Rijkswaterstaat worden uitgevoerd.
Kunt u aangeven hoeveel er precies vanuit de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu gefinancierd zal worden ten behoeve van dit project, aangezien deze vismigratierivier onderdeel is van een akkoord over renovatie van de Afsluitdijk tussen gedeputeerde staten van de provincies Fryslân en Noord-Holland en een drietal gemeenten?2
De vismigratierivier betreft een ambitie die de regio wil realiseren en waarvoor de regio het overgrote deel van de financiering op zich neemt. De regio heeft aangegeven bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) een aanvraag te willen indienen voor een bijdrage van € 8 mln., te financieren uit de bijdrageregeling voor de ambities voor de Afsluitdijk4. Via de bijdrageregeling voor de regionale ambities bij de Afsluitdijk is in totaal een bedrag van maximaal € 20 mln. beschikbaar. De provincie Fryslân coördineert de aanvragen voor bijdragen.
Daarnaast wil de regio een verzoek indienen voor een bijdrage van € 5,3 mln.; het bedrag dat door het Ministerie van IenM gereserveerd is voor een vispassage op diezelfde locatie (die bij aanleg van de vismigratierivier kan komen te vervallen). Het Ministerie van IenM heeft nog geen verzoek van de regio ontvangen en dus ook nog geen besluit genomen over de bijdrage.
Wie is er verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van deze zogenaamde vismigratierivier?
De vismigratierivier zal in twee delen gerealiseerd worden: een coupure (doorgang) in de Afsluitdijk en de rivier aan Waddenzee- en IJsselmeerzijde. De coupure zal door Rijkswaterstaat worden aangelegd en beheerd. Bekostiging vindt plaats door bijdragen van de provincies Noord-Holland en Fryslân en het Rijk (zie ook het antwoord op vraag 6). Beheer en onderhoud van de coupure wordt door de initiatiefnemers eeuwigdurend afgekocht. De vismigratierivier zelf zal door de initiatiefnemers worden aangelegd. Zij zijn tevens verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de vismigratierivier.
In hoeverre wordt de Afsluitdijk verzwakt door deze gaten? Is het effect op de veiligheid van de dijken onderzocht?
De coupure is ontworpen conform het wettelijk verplichte veiligheidsniveau van de Afsluitdijk (1:10.000). De coupure is hiermee net zo sterk als de rest van de Afsluitdijk na versterking. Aanleg van de vismigratierivier zal geen verzwakking van de Afsluitdijk ten gevolge hebben.
Kunt u een overzicht geven van alle huidige vismigratierivieren of -tunnels in Nederland en de bijbehorende kosten, inclusief beheer en onderhoud?
De vismigratierivier bij de Afsluitdijk is de enige vismigratierivier in Nederland en voor zover bekend zelfs wereldwijd. Wel zijn er op verschillende plaatsen in Nederland sinds 1930 meer dan 600 maatregelen genomen door Rijkswaterstaat en de waterschappen om de vispasseerbaarheid te vergroten. Er zijn grote verschillen in de kosten van de maatregelen. Soms gaat het om visvriendelijk sluisbeheer zonder extra kosten, soms om het aanleggen van een vispassage zoals een vistrap of vishevel. Met name maatregelen bij de overgang tussen zoet en zout water zijn relatief kostbaar in verband met het beperken van de zoutindringing. De beheer en onderhoudskosten zijn in het algemeen onderdeel van het beheer en onderhoud van het object waar de vispassage zich bevindt (vaak sluizen en stuwen) en zijn daardoor niet apart inzichtelijk.
Ter illustratie: de kosten voor de vispassage bij Den Oever bedragen ongeveer € 2,1 mln. Voor het visvriendelijk spuibeheer bij Den Oever en Kornwerderzand zijn zoutbeperkende maatregelen nodig die voor beide locaties samen € 4,5 mln. bedragen.
Zijn er plannen voor soortgelijke projecten in de rest van Nederland? Zo ja, kunt u een overzicht geven van toekomstige vismigratierivieren of -tunnels?
Er zijn, voor zover mij bekend, op dit moment geen plannen voor soortgelijke projecten in Nederland. In de ontwerpstroomgebiedbeheerplannen zijn voor de periode 2016–2021, naast de eerder genoemde 600 passages, nog eens ruim 500 vispassages gepland. Het gaat echter niet om «vismigratierivieren of -tunnels».
Oversteekplaatsen voor otters |
|
Rudmer Heerema (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Overheid moet otters beschermen»?1
Ja.
Op welke wijze gaat de Nederlandse Staat invulling geven aan de uitspraak van het gerechtshof in Den Haag d.d. 4 november 2014 inzake de monitoringsplicht van de otterpopulatie en de te nemen maatregelen om verkeersdoden onder migrerende otters te voorkomen (zaaknummer 200.132.309/01)?
Monitoring van de otter is onderdeel van de verplichte monitoring in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Deze monitoring wordt van jaar tot jaar in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) uitgevoerd door Alterra. EZ gaat in overleg met de provincies en Rijkswaterstaat de verkeersknelpunten, vermeld in het arrest, voor de otter aanpakken.
Kunt u precies aangeven welke verkeersknelpunten zullen worden aangepakt en binnen welke termijn? Is de regering voornemens om zowel de 21 urgente als de 79 potentiële knelpunten aan te pakken? Zo ja, binnen welke termijn en welk afwegingskader wordt hierbij toegepast? Met welke specifieke maatregelen worden de verkeersknelpunten aangepakt? Wat zijn de kosten (graag uitsplitsen naar investering en exploitatie) van iedere specifieke maatregel en ieder verkeersknelpunt?
Het Ministerie van Economische Zaken, het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (Rijkswaterstaat) en de provincies Friesland en Overijssel starten direct met de
zeven meest urgente knelpunten zoals benoemd in het arrest. Voorts komt er nader overleg tussen de provincies en het EZ om de andere 14 urgente knelpunten die in het arrest genoemd staan op te lossen. Dit kan naar verwachting grotendeels in 2016 worden afgerond. Halverwege 2017 moeten, conform het arrest, alle 21 urgente knelpunten zijn opgelost. Over de overige knelpunten zal nader overleg plaatsvinden. Vier van de zeven maatregelen liggen langs rijkswegen.
De kosten van deze door Rijkswaterstaat te realiseren maatregelen bedragen circa € 665.000. Van de overige drie urgente maatregelen, die door de provincies worden uitgevoerd en bekostigd heb ik nog geen beeld. De scope en kosten van de 14 overige (niet urgente) maatregelen moeten nog nader worden vastgesteld.
Hoeveel (extra) oversteekplaatsen moeten er worden gerealiseerd? Wie is er verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van deze zogenaamde oversteekplaatsen, het Ministerie van Economische Zaken, lokale overheden of een andere partij?
In het rapport van Alterra «Infrastructurele knelpunten voor de otter» (nr. 2513), dat in opdracht van EZ is opgesteld, staat per knelpunt aangegeven welke maatregelen mogelijk zijn om een oplossing te bieden voor het voorkomen van slachtoffers van otters in het verkeer. Bij drie knelpunten lijkt het plaatsen van een nieuwe oversteekplaats (faunabuis) een mogelijke oplossing. In de overige gevallen betreffen het andere maatregelen zoals het plaatsen van een geleidend raster. Voor uw vraag over het beheer en onderhoud, verwijs ik u naar mijn brief van 18 december 2014 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 885).
Kunt u aangeven hoeveel otters er nu precies in Nederland zijn? Welk aantal wordt er nagestreefd, hoeveel otters overlijden er jaarlijks en wat zijn hier de oorzaken van? Welke maatregelen zijn en worden er genomen om de doelstellingen met betrekking tot de (nagestreefde) hoeveelheid otters te realiseren? Wat zijn hiervan de jaarlijkse kosten?
De huidige omvang van de otterpopulatie (op basis van de monitoringsronde in de winter van 2013/2014) wordt geschat op 112–125 individuen. Er is geen hard getal te noemen waarop een otterpopulatie een duurzame omvang heeft bereikt. Op basis van literatuur wordt voor middelgrote tot grote zoogdieren vaak een getal genoemd van 500 individuen.
In 2014 zijn er 37 otters dood aangetroffen, waarvan 34 verkeersslachtoffers. Omdat het verkeer de belangrijkste doodsoorzaak van otters is, wordt er momenteel gewerkt aan het oplossen van de belangrijkste verkeersknelpunten. De kosten van deze maatregelen staan in het antwoord op vraag 3. Er zijn geen overige jaarlijkse kosten behalve van monitoring en genetisch onderzoek en onderhoudskosten van de aan te leggen voorzieningen.
Kunt u aangeven of snelheidsbeperkingen nodig zijn op de rijks-, provinciale en gemeentelijke wegen en zo ja, waar, waarom en op welke termijn? Kunt u aangeven hoe zich dit verhoudt met de snelheden die nu gelden op deze wegen en de doelstellingen die nu gelden voor de verkeersveiligheid?
Snelheidsbeperkende maatregelen zijn mogelijk een oplossing bij het knelpunt N351 Kuinre-Wolvega, Pieter Stuyvesantweg/Spanga. Een otterwissel kruist hier de provinciale weg. De provincie Friesland heeft dit knelpunt inmiddels opgepakt en kijkt momenteel welke oplossingen hier mogelijk en uitvoerbaar zijn.
Welk doel streeft u na met de voorgenomen maatregelen onder vragen 3, 4, 5 en 6? Is dat de instandhouding van het aantal otters? Zo ja, welk aantal wordt dan nagestreefd? Of is het een doelstelling, analoog aan de doelstellingen wat betreft gewonden en doden binnen het verkeersveiligheidsbeleid, van een maximum aantal gewonde en gedode otters als gevolg van het verkeer? Zo ja, welke doelstellingen worden dan binnen welke termijn nagestreefd?
Het doel van de voorgenomen maatregelen betreft het wegnemen van knelpunten voor de otter om zodoende de gestage groei van de otterpopulatie en de verdere verspreiding en migratie naar nieuwe leefgebieden niet in de weg te staan. Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn streeft Nederland, op termijn, naar een goede staat van instandhouding van de otters. Zie ook mijn antwoord op vraag 5. Het oplossen van de belangrijkste verkeersknelpunten heeft prioriteit.
Deelt u de mening dat de investeringen uit het Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO) van ruim 500 miljoen euro, in het licht van het bovenstaande niet effectief zijn gebleken? Zo nee, waarom niet? Kan worden aangegeven met cijfers in hoeverre otters gebruikmaken van de reeds voor de otter aangelegde oversteekplaatsen? In hoeverre zijn deze opgenomen in het MJPO? Kan de effectiviteit van dergelijke oversteekplaatsen worden onderbouwd, mede in het in het licht van diverse peperdure oversteekplaatsen die niet of nauwelijks worden gebruikt, zoals de eekhoornbrug in het Haagse bos?
Hiervoor verwijs ik u graag naar de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 7 oktober 2014 (Kamerstuk 29 652, nr. 4), waarin specifiek wordt ingegaan op de effectiviteit en de budgettaire vrije ruimte van het MJPO.
Deelt u de mening dat de voorgenomen maatregelen onder vragen 3, 4, 5 en 6 op dit moment niet uit de begroting van Infrastructuur en Milieu gefinancierd moeten worden, maar uit de begroting van Economische Zaken?
De maatregelen genoemd onder vragen 3, 4, 5 en 6 worden gefinancierd uit de begroting van EZ.
Kunt u aangeven wat de financiële effecten voor de betrokken provincies zijn op het moment dat de decentralisatie van natuur naar de provincies geëffectueerd is? Betekent dit met het huidige wetsvoorstel voor de nieuwe natuurbeschermingswet dat de provincies verantwoordelijk worden voor de financiële gevolgen?
Rijk en provincies hebben in het Bestuursakkoord Natuur (2011) en het Natuurpact (2013) afgesproken dat het Rijk verantwoordelijk is voor de kaders en ambities en provincies verantwoordelijk zijn voor het invullen en uitvoeren van dit beleid, waaronder het soortenbeleid binnen en buiten het Natuurnetwerk Nederland. Ik ben in overleg met provincies om dit nader uit te werken, binnen de financiële afspraken van het Bestuursakkoord en het Natuurpact.
Kunt u per provincie opsommen welke (provinciale) infrastructurele maatregelen geen doorgang meer kunnen vinden als de middelen ingezet moeten worden voor de aanpak van de reeds genoemde knelpunten?
Ik heb geen beeld van de wijze waarop de provincies de begroting aanpassen rond de op te lossen knelpunten. Dit is bovendien een verantwoordelijkheid van de provincies.
In hoeverre gaat deze uitspraak ook gevolgen hebben voor de handelwijze met andere beschermde diersoorten in relatie tot de bestaande en nieuw aan te leggen infrastructuur?
De uitspraak van het Gerechtshof heeft geen verdere gevolgen. Elke wegbeheerder die een nieuwe weg aanlegt of uitbreidt, dient reeds rekening te houden met effecten op beschermde soorten en dient eventueel mitigerende maatregelen te nemen, zoals de aanleg van kleine faunatunnels. Rijkswaterstaat en ProRail voeren verder de momenteel geprogrammeerde maatregelen uit het Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO) uit. Gezien het gebiedsgerichte karakter van het MJPO treffen in het verlengde daarvan provincies en gemeenten ook vaak aanvullende maatregelen. Verder hebben Rijk en provincies in het Bestuursakkoord Natuur (2011) en het Natuurpact (2013) afgesproken dat provincies verantwoordelijk zijn voor de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland en soortenmaatregelen binnen en buiten het netwerk.
Bent u tevens bekend met het bericht «Gerechtshof: staat moet otters helpen bij oversteken», waaruit blijkt dat de overheid verbindingen tussen gebieden met wilde hamsters moet herstellen?2 Hoeveel en welke maatregelen zijn er genomen om deze verbindingen te herstellen? Welke doelstellingen worden hiermee nagestreefd en welke doelstellingen zijn er tot op heden gerealiseerd? Wat hebben deze maatregelen tot op heden gekost, welke financieringsbron is hiervoor gebruikt en wat is de gebleken effectiviteit?
Ja.
Nederland heeft vanaf 1995 actief beleid gevoerd om de korenwolf te beschermen, mede door een dreigende infractieprocedure van het Europese Hof. Er zijn diverse opeenvolgende hamsterbeheerplannen uitgevoerd, gericht op herstel van een aantal kernleefgebieden en agrarische natuurbeheer. De hoofddoelstelling is om een duurzame hamsterpopulatie te realiseren die, naast reservaatbeheer, inpasbaar is in de agrarische bedrijfsvoering.
Het korenwolfbeleid is geëvalueerd en blijkt in de afgelopen twintig jaar in effectiviteit te zijn toegenomen (Planbureau voor de Leefomgeving, 2014). De kosten van het korenwolfbeleid bedragen momenteel 1,2 miljoen euro per jaar. De provincie Limburg en het Ministerie van Economische Zaken dragen zorg voor de financiering.
Benzinedieven |
|
Barbara Visser (VVD), Ockje Tellegen (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Politie laat benzinedieven lopen»?1
Ja.
Herkent u de problematiek die wordt geschetst, namelijk dat benzinedieven niet worden gepakt omdat papieren aangiftes niet in het digitale landelijke systeem worden geregistreerd? Zo ja, wat is de omvang van dit probleem en wat is er verbeterd sinds de beantwoording van eerdere vragen over ditzelfde onderwerp?2
De politie en het Openbaar Ministerie zijn samen voortdurend bezig met het verbeteren van het aangifteproces in het algemeen en de aangifte en aanpak van benzinediefstal in het bijzonder. De ICT-vernieuwing die bij de politie plaatsvindt is hiervoor van groot belang. Het klopt dat aangiften die op papier worden gedaan momenteel nog niet automatisch worden opgenomen in de landelijke database van aangiften van tanken zonder te betalen. Daarom is het van belang dat bezinepomphouders bij voorkeur gebruik maken van de speciaal voor dit doel ingerichte digitale aangiftefaciliteit. Het gebruik hiervan wordt in samenwerking met de brancheverenigingen bevorderd.
Hoe verhoudt de opmerking in het bericht dat het nog geen storm loopt op de website waar aangifte van benzinediefstal kan worden gedaan zich tot uw stelling in antwoord op bovengenoemde de eerdere vragen, namelijk dat pomphouders de digitale aangiftefaciliteit bij de politie goed weten te vinden?
De mededeling dat het geen storm loopt op de website laat ik voor rekening van degene die hem heeft gedaan. Ik constateer dat dit jaar een aanzienlijk aantal aangiften via de speciale digitale aangiftefaciliteit is ontvangen en dat het aandeel aangiften van tanken zonder te betalen dat langs deze weg wordt gedaan toeneemt. Daaruit kan worden geconcludeerd dat pomphouders deze aangiftefaciliteit goed en steeds beter weten te vinden. Bij een beoordeling van de cijfers uit het in vraag 1 aangehaalde nieuwsbericht moet het gegeven worden betrokken dat het aantal gevallen van tanken zonder te betalen in absolute zin daalt.
Op welke wijze bent u voornemens de bekendheid te verbeteren van de website waarop pomphouders digitaal aangifte kunnen doen?
Het gebruik van de digitale aangiftefaciliteit heeft voortdurend de aandacht in het overleg tussen politie, Openbaar Ministerie en de branche. Ik heb geen aanwijzingen dat de bekendheid van deze faciliteit op dit moment nog te wensen overlaat bij de pomphouders.
Kunt u een overzicht geven van al genomen en voorgenomen maatregelen om het probleem van benzinedieven aan te pakken? Is onderzocht of en op welke wijze camerabeelden ondersteunend zouden kunnen werken?
Voor een uiteenzetting van het beleid bij de aanpak van tanken zonder te betalen verwijs ik naar mijn antwoord op eerdere vragen van het lid Dijkhoff (VVD).3 Dat camerabeelden behulpzaam kunnen zijn bij de aanpak van deze vorm van criminaliteit staat buiten kijf. Daarom wordt nog voor het einde van dit jaar binnen de digitale aangiftefaciliteit de mogelijkheid geboden om beelden te uploaden die de aangifte ondersteunen en die behulpzaam kunnen zijn bij de opsporing.
Hoeveel mensen staan geregistreerd in het landelijke registratiesysteem van doorrijders? Klopt het dat het hier geen unieke registraties betreft, maar registraties van mensen die meermaals in de fout zijn gegaan?
Iedere aangifte van tanken zonder te betalen die via de speciale digitale aangiftefaciliteit wordt ontvangen wordt opgenomen in de database. De database bevat daardoor zowel unieke registraties als registraties van personen/kentekens die meermaals in de fout zijn gegaan. Bij iedere nieuwe aangifte wordt getoetst of het om recidive gaat. Het aantal geregistreerde verdachten van tanken zonder betalen in deze database fluctueert.
Hoe verloopt de terugkoppeling van een aangifte naar pomphouders?
Op het moment dat een aangifte wordt opgepakt kan er actief contact worden opgenomen met de pomphouder, bijvoorbeeld om te vragen of deze over ondersteunend beeldmateriaal beschikt of om over andere aspecten van het onderzoek te overleggen. Ook kunnen pomphouders na het doen van aangifte van wegens tanken zonder te betalen zelf te allen tijde contact opnemen met de politie via een speciaal mailadres voor pomphouders en onder vermelding van een registratienummer dat zij bij de aangifte ontvangen.
Het bericht “Gehandicapte niet welkom in Utrecht door milieuregels” |
|
Bas van 't Wout (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Gehandicapte niet welkom in Utrecht door milieuregels»?1
Ik heb kennis genomen van het bericht.
Hoe oordeelt u over het feit dat mensen met een gehandicaptenvoertuig door milieuregels worden belemmerd in hun deelname aan de samenleving?
Europa heeft milieurichtlijnen2 afgesproken ter bescherming van de gezondheid van de Europese inwoners omdat gebleken is dat gezondheidsschade door vervuilde lucht een belangrijke doodsoorzaak is. In honderden Europese steden zijn milieuzones ingevoerd omdat hiermee een grote bron van vervuiling wordt aangepakt door alleen die voertuigen uit de binnensteden te weren die verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de gezondheidsschadelijke uitstoot. In Nederland is Utrecht de eerste gemeente die een milieuzone voor personen- en bestelauto’s invoert, omdat de gemeente Utrecht verwacht dat zonder deze maatregel niet aan de grenswaarden kan worden voldaan. Door deze maatregel wordt 2% van de voertuigen geweerd (personen- en bestelvoertuigen van voor 2001 rijdend op diesel en van voor juli 1992 rijdend op benzine), hetgeen naar verwachting leidt tot een reductie van roet van 30% van het vervoer. De milieuzone geldt voor alle personen- en bestelvoertuigen die niet aan de toelatingseisen voldoen. Het selectiecriterium is dus het voertuig en niet de gebruiker ervan.
Naast de verantwoordelijkheid om voor schone lucht voor de ingezetenen te zorgen heeft de gemeente ook de verantwoordelijkheid om mensen met een beperking de mogelijkheid te geven om te participeren in de samenleving. Gelet op die laatste verantwoordelijkheid heeft de gemeente Utrecht verschillende mogelijkheden voor mensen met een beperking die gebruik maken van een oudere dieselauto, om hen te ondersteunen bij vervanging of om ontheffing te verkrijgen. Zo kunnen eigenaren van voertuigen die niet voldoen aan de voorwaarden van de milieuzone in de gemeente Utrecht in aanmerking komen voor een sloopsubsidie en een stimuleringssubsidie bij vervanging van hun auto door een schonere auto. Daarnaast zijn er, onder voorwaarden, mogelijkheden op grond waarvan het college van B&W ontheffing kan verlenen voor voertuigen in de milieuzone. Voor de in het artikel van de Telegraaf belichte casus loopt er momenteel binnen de gemeente een procedure; voor de betreffende mevrouw wordt bezien of zij in aanmerking kan komen voor een ontheffing. Naast de hiervoor genoemde mogelijkheden van subsidie en ontheffing kunnen mensen met een beperking via de Wmo en – in geval van woon-werkverkeer via het UWV – in aanmerking komen voor een vergoeding voor een aanpassing aan de auto.
Ik ben van mening dat maatregelen die ten goede komen aan het milieu in beginsel zowel voor mensen met als zonder een beperking dienen te gelden. Indien als gevolg hiervan de participatie aan de samenleving van een persoon met een mobiliteitsbeperking zou kunnen worden beperkt, dient de gemeente in goed overleg met betrokkene te bezien welke alternatieven voorhanden zijn. Op basis van de door mij verkregen informatie stel ik vast dat de gemeente Utrecht in deze specifieke casus haar verantwoordelijkheid neemt.
Hoe weegt u de mobiliteit van mensen met een om medische redenen aangepast voertuig ten opzichte van de regels omtrent milieuzones?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de regels omtrent milieuzones de participatie van mensen met een gehandicaptenvoertuig niet onnodig mogen beperken?
Zie antwoord vraag 2.
Welke acties gaat u ondernemen om buitenproportionele gevolgen van regels omtrent milieuzones voor mensen met een gehandicaptenvoertuig tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht 'Social return kost taxichauffeurs baan' |
|
Sjoerd Potters (VVD), Roald van der Linde (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Social return kost taxichauffeurs baan»?1
Ja.
Herkent u het signaal van Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) dat medewerkers ontslagen worden door de taxiondernemers omdat ze verplicht werden om mensen uit een uitkeringssituatie aan te nemen? Zo nee, waarom niet?
Mede gelet op de economische recessie zijn er, zowel in het politieke als maatschappelijke debat, zorgen over verdringing op de arbeidsmarkt. Met regelmaat komen situaties voor het voetlicht waarbij de vraag is wat wel en niet toelaatbaar is. Zo ook in de uitzending «Altijd Wat Monitor» van 29 september. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daarom op 1 oktober jl. een brief2 naar uw Kamer gestuurd met een uitgebreide reactie op het fenomeen verdringing. Tevens verwijs ik u naar de antwoorden op gelijkluidende vragen van het lid Karabulut (SP)3.
Deelt u de mening dat het ontslaan van werknemers om zo mensen uit een uitkeringssituatie aan te kunnen nemen, een onwenselijke invulling is van social return?
In algemene zin deel ik die mening. Dit heb ik zowel in de bij antwoord 2 genoemde brief als in de Verzamelbrief aan gemeenten van 25 april 2014 aangegeven.
Kunt u berekeningen geven van de maatschappelijke kosten van een dergelijk verdringingseffect, waarbij 5.000 chauffeurs volgens KNV inmiddels hun baan kwijt zijn?
Ik kan geen berekening maken van de maatschappelijke kosten van vermeende verdringing, omdat ik dan per geval zou moeten kunnen beoordelen of er sprake is van verdringing. Dat is niet aan mij. Daarnaast kan ik niet beschikken over de individuele financiële gegevens en omstandigheden van de door KNV bedoelde 5.000 taxichauffeurs en van 5.000 personen die daarvoor in de plaats zouden zijn gekomen.
Wat vindt u van de kritiek dat er te weinig of geen expertise in huis is bij de betrokken taxiondernemers om deze mensen te begeleiden?
Ik kan niet oordelen over deze kritiek omdat ik geen zicht heb op de situatie in de betrokken bedrijven. Met de introductie van de WWB in 2004 behoort de uitvoering van de wet tot de verantwoordelijkheid van gemeenten. Daartoe behoort ook de verantwoordelijkheid voor het ondersteuningsaanbod aan uitkeringsgerechtigden, gericht op arbeidsinschakeling. Een bedrijf dat ondersteuning nodig heeft bij het begeleiden van de re-integratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, kan daartoe expertise inhuren bij onder meer een arbozorg instelling.
Bent u bereid met de betrokken brancheorganisaties in gesprek te gaan over deze ongewenste effecten?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u signalen ontvangen dat dezelfde problematiek zich voordoet in andere sectoren, zoals bijvoorbeeld de bouwsector?
Mij zijn geen signalen bekend van een structureel gebrek aan kennis in bedrijfssectoren bij de re-integratie begeleiding van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Hoeveel mensen die in 2013 en 2014 via een aanbestedingseis social return in dienst zijn genomen, hebben daadwerkelijk een vaste baan gekregen?
Social return wordt door gemeenten, provincies en het Rijk toegepast. Dit kan op diverse manieren en met diverse doelen. Er zijn geen cijfers op centraal niveau met betrekking tot de duurzaamheid van plaatsingen.
Kunt u aangeven welke manieren u ziet om zodanig invulling te geven aan social return dat dit geen verdringing oplevert?
Het beleidsdoel van social return bij de rijksoverheid is het creëren van extra plaatsen om mensen aan werk of werkervaring te helpen. Het gaat dus om extra plekken, bovenop de bestaande formatie van een bedrijf, ten behoeve van specifieke aanbesteding. Wanneer een reële kans op verdringing bestaat is bij de rijksoverheid de afspraak dat het percentage wordt aangepast of geheel wordt afgezien van social return.
De storingen bij de Coentunnel |
|
Barbara Visser (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Deel Coentunnel dicht door storing»1, «Files in Coentunnel door hoogtemeting»2, «Ongevallen nemen toe in de Coentunnel»3 en «Balen van de Coentunnel»4?
Ja, ik ken deze berichten.
Herkent u zich in de door de Verkeers Informatie Dienst (VID) geuite kritiek dat de in september 2013 genomen veiligheidsmaatregelen voor de nieuwe tunnelbuis niet het beoogde effect hebben gehad? Zo nee, waarom niet? Kunt u hierbij ook een overzicht van alle genomen maatregelen inclusief kosten geven?
Nee, daar herken ik mij niet in. De genomen maatregelen hebben wel degelijk geleid tot vermindering van het aantal ongevallen in de in 2013 opengestelde Tweede Coentunnel.
De maatregelen die in 2013 zijn genomen zijn:
De kosten van deze maatregelen zijn € 235.000 en zijn ten laste gekomen van het projectbudget.
Met deze maatregelen is het aantal ongevallen in de nieuwe tunnelbuis teruggebracht naar het aantal vóór de renovatie van de Eerste Coentunnel. Vanaf de hernieuwde openstelling van de gerenoveerde Eerste Coentunnel vanaf 21 juli 2014 is een geheel nieuwe verkeerssituatie ontstaan en hebben zich in de tunnel geen ongevallen voorgedaan.
Klopt de berichtgeving dat sinds de (her-)opening van de tunnel op 21 juli jl. het aantal files in vergelijking met de maanden juli en augustus in voorgaande jaren nauwelijks is afgenomen? Zo nee, kunt u dit dan aan de hand van de cijfers van dit jaar en voorgaande jaren inzichtelijk maken? Zo ja, welke maatregelen zullen er genomen worden om dit te verbeteren?
Nee, deze berichtgeving klopt niet. Vanaf de (her-)opening op 21 juli jl. hebben zich geen files meer voorgedaan in de avond- en ochtendspitsen. Wel zijn er kortdurende stremmingen geweest (duur gemiddeld 15 minuten) als gevolg van te hoge vrachtwagens, die vóór de tunnel weggeleid moesten worden. Het grootste deel van deze vrachtwagens bleek hoger dan de wettelijk toegestane hoogte van 4 meter. Op dit moment ligt het aantal hoogtemeldingen op ca. 30 per week.
Er zijn ook files ontstaan op 30 juli en 7/8 augustus alg gevolg van een storing. Na het instellen van een omleiding van het verkeer was ook deze file snel opgelost. De oorzaak is gevonden en de storing is opgelost. Ik ben op de hoogte van het grote aantal hoogtemeldingen in de gerenoveerde Eerste Coentunnel en enkele storingen van incidentele aard. De files die veroorzaakt worden door te hoge vrachtwagens zijn van korte duur (gemiddeld 15 minuten). De files als gevolg van de storingen, die op 30 juli en 7/8 augustus hebben plaats gevonden, waren van incidentele aard en hebben tot maximaal een uur geduurd. Het verkeer is omgeleid. Sinds de openstelling van de Eerste gerenoveerde Coentunnel op 21 juli 2014 hebben er geen ongevallen plaatsgevonden in de Coentunnel (Eerste en Tweede Coentunnel).
Bent u bekend met de berichtgeving over automobilisten die op de A10-Noord omkeerden en zo op de vluchtstrook aan het spookrijden waren, wat tot ingrijpen van de politie leidde?5 Zo ja, welke maatregelen zijn er genomen om dit soort levensgevaarlijke situaties te voorkomen?
Ja, daar ben ik mee bekend. Rijkswaterstaat heeft de volgende maatregel genomen: er zijn stalen barriers (verplaatsbare geleiderail) geplaatst op de locaties waar dit is voorgekomen om het spookrijden en keren op de snelweg onmogelijk te maken.
Met deze genomen fysieke maatregelen heeft Rijkswaterstaat het maximale gedaan om veiligheid te waarborgen. Daarnaast ligt er ook een uitdrukkelijke verantwoordelijkheid bij weggebruikers om zichzelf noch anderen in gevaar te brengen. Rijkswaterstaat overlegt met de politie over handhavingsmaatregelen.
Klopt het dat er een verschil in hoogtemeting is tussen de nieuwe Coentunnel en de onlangs heropende oude tunnelbuis, waardoor automobilisten nog veelvuldig in de file staan voor de nieuwe Coentunnel?6 Bent u bereid om invulling te geven aan de oproep van onder andere de ondernemersorganisatie voor logistiek en transport, EVO, dat Rijkswaterstaat snel maatregelen moet nemen en aanpassingen moet doen? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven voor wiens rekening aanvullende maatregelen zullen komen, gelet op het Design, Build, Finance en Maintain-contract?
De wijze van hoogtemeting is in beide tunnels hetzelfde. Voor vrachtwagens geldt een wettelijke maximale hoogte van 4 meter. Dit is een Europese norm waaraan transporteurs zich moeten houden. Om zowel schade aan tunnels als stremmingen door te hoge vrachtwagens te voorkomen, is er voor elke tunnel hoogtedetectie.
Hoewel de wettelijke hoogte van 4 meter voor alle tunnels geldt, varieert de hoogtedetectie: deze is afhankelijk van de feitelijke hoogte van de tunnel. De Tweede Coentunnel is hoger dan de Eerste Coentunnel, waardoor ook de hoogtedetectie in de Tweede Coentunnel op een grotere hoogte is ingesteld. Zodra een vrachtwagen te hoog is, geeft de hoogtemelding van de tunnel een signaal af. De te hoge vrachtwagens die toch doorrijden, worden weggeleid bij de tunnel, zodat het verkeer er weer langs kan.
Ik zie nog geen aanleiding om aanvullende (technische) maatregelen te nemen, omdat de hoogtedetectiesystemen goed staan ingesteld en juist functioneren. De oorzaak van de hoogtemeldingen is gelegen in te hoog geladen vrachtwagens. Als het hoogtedetectiesysteem op grotere hoogte zou worden ingesteld, leidt dit onherroepelijk tot schade aan de tunnel met veel meer hinder voor het verkeer als gevolg.
Rijkswaterstaat heeft contact met de transportsector om de problematiek van te hoge vrachtwagens te bespreken. Overigens doet deze problematiek zich niet alleen in de Coentunnel voor maar ook bij de andere Rijkstunnels.
Op welke wijze wordt er opgetreden tegen chauffeurs die een tunnelblokkade veroorzaken? In hoeverre is – en wordt – er gebruik gemaakt van de mogelijkheid om boetes uit te schrijven?
Te hoge vrachtwagens worden uit het verkeer gehaald en nagemeten. Vrachtwagens die te hoog zijn worden beboet. De hoogte van de boetes bedraagt circa € 1.100,00. Verbalisering vindt niet altijd plaats, omdat de politie niet altijd aanwezig kan zijn bij de nameting.
De introductie van de dienst UberPOP in Amsterdam |
|
Barbara Visser (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht over de introductie van de dienst UberPOP in Amsterdam op 30 juli jl.?1
Ja.
Wat is uw mening over het feit dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in de pers heeft aangekondigd streng op te treden tegen particulieren die via de Uber taxi-app klanten vervoeren zonder vergunning?2 Kunt u uiteenzetten op welke wettelijke gronden de UberPOP dienst niet toegestaan is? Kunt u hierbij, naast de wetgeving inzake de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000), ook de fiscale wetgeving en wetgeving inzake aansprakelijkheid (verzekeringen) betrekken? Kunt u daarbij ook ingaan op onder andere de diverse fiscale aftrekposten, maar ook de wijze waarop moet worden omgegaan met de eventuele inkomsten van particulieren verkregen uit de werkzaamheden verricht voor UberPOP?
Op grond van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) wordt personenvervoer per auto tegen betaling gezien als taxivervoer. Op grond van de artikelen 75 en 76 van de Wp2000 is dit zonder een vergunning niet toegestaan. Daarnaast moeten chauffeurs van voertuigen waarmee personenvervoer tegen betaling wordt verricht, op grond van de Wp2000 en het daarop gebaseerde Besluit personenvervoer 2000 in het bezit zijn van een geldige chauffeurskaart. Hieraan zijn minimaal noodzakelijke kwaliteitseisen gekoppeld, die verband houden met vakbekwaamheid en betrouwbaarheid (bijvoorbeeld een actuele relevante VOG). Dit is een afgewogen regelgevend kader in het belang van de consument. Particuliere chauffeurs die zonder een vergunning en chauffeurskaart opereren, ook via UberPOP, verrichten als gevolg daarvan illegaal taxivervoer. De inspectie treedt hier terecht tegen op.
De fiscaliteit verzet zich niet tegen het tegen betaling verrichten van (neven)werkzaamheden zoals het zonder vergunning vervoeren van klanten door particulieren via de Uber taxi-app.
Inkomsten van particulieren verkregen uit werkzaamheden verricht voor UberPOP zijn dan ook inkomsten waarover afhankelijk van de omstandigheden inkomsten- of loonbelasting verschuldigd is. In hoeverre daarbij een beroep kan worden gedaan op fiscale aftrekposten is afhankelijk van het feit of de inkomsten moeten worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking, winst uit onderneming of resultaat uit een werkzaamheid. Op basis van feiten en omstandigheden wordt dit van geval tot geval beoordeeld. Alleen in het geval de behaalde inkomsten worden aangemerkt als «winst uit onderneming» of «resultaat uit een werkzaamheid», mogen onder meer de zakelijke kosten en afschrijvingen in mindering worden gebracht op de opbrengsten.
Zelfstandig opererende personen die zich richten op het tegen betaling vervoeren van personen, worden voor de btw-heffing aangemerkt als ondernemer en moeten over de ontvangen vergoeding 6% btw afdragen.
Taxivervoerders in de zin van de Wp2000 kunnen onder voorwaarden gebruikmaken van tegemoetkomingen in de BPM en de MRB.
Gelet op de onverkort geldende bestaande (aansprakelijkheids)kaders van het burgerlijk recht (Burgerlijk Wetboek) zijn chauffeurs die via UberPOP opereren aansprakelijk jegens de klant indien een dergelijke rijder in dat verband een onrechtmatige daad zou begaan. Dit aansprakelijkheidskader is verder een aangelegenheid tussen de betrokken burgers onderling.
Betekent het feit dat de ILT bij haar eerdere standpuntbepaling inzake Uberdiensten bepaald heeft dat alleen de feitelijke vervoerder onder de Wp2000 valt en de vervoersmakelaar niet, dat dit reguliere taxicentrales met zzp-chauffeurs ook de mogelijkheid biedt om niet het wettelijk maximumtarief te hanteren? Zo nee, waarom niet? Bent u van mening dat, door nieuwe ontwikkelingen zoals Uber, het wettelijk maximumtarief überhaupt niet achterhaald is? Zo nee, waarom niet?
Nee, voor straattaxivervoer geldt dat er een wettelijk maximumtarief is vastgesteld. Dit geldt zowel voor individuele ritten, als voor ritten via een taxicentrale of een tussenpersoon. Indien chauffeur en klant van te voren een prijsafspraak maken, gelden de maximum tarieven niet. Eind 2015 evalueer ik het systeem van maximum tarieven en de jaarlijkse indexering daarvan.
Hoeveel handhavingscapaciteit zal de ILT in gaan zetten de komende periode om overtredingen, zoals verwoord in vraag 2, op te sporen? En wat betekent dit voor de handhavingsinzet op andere terreinen?
Zoals ik u in mijn 2e voortgangsrapportage over illegaal taxivervoer van 14 april 2014 (kenmerk 31 521, nr. 75) reeds heb uiteengezet, geeft de ILT bij het toezicht op het taxivervoer prioriteit aan de bestrijding van illegaal taxivervoer. Aangezien het gebruik van de UberPOP-app kan leiden tot illegaal taxivervoer is het toezicht hierop een belangrijk onderdeel van de totale handhavingscapaciteit op taxivervoer. Vooralsnog is dit nog niet van invloed op de inzet op andere prioriteiten in het taxitoezicht, maar bij voortduring van de intensivering van het toezicht op illegaal taxivervoer gaat dit mogelijk ten koste van het reguliere toezicht taxivervoer. In een volgend voortgangsbericht zal ik u daarover zo nodig informeren.
Hoe ziet u, in het licht van de beantwoording van eerdere vragen van de VVD-fractie d.d. 2 mei 2014 inzake de Boordcomputer Taxi (BCT)3, waarin u op vragen inzake de reikwijdte van de evaluatie van de Taxiwet (vraag4 heeft aangegeven dat «de evaluatie van de Taxiwet als accenten heeft de verbetering van de kwaliteit van het taxivervoer en de toepassing van gemeentelijke bevoegdheden voor extra kwaliteitseisen», de introductie van de drie geïntroduceerde Uber-diensten? Op welke wijze zullen deze diensten worden betrokken in de evaluatie? Bent u bereid om ruimte te geven aan innovaties in de taxibranche? En zo ja, hoe ziet u deze diensten zich verhouden tot een gelijk speelveld binnen het personenvervoer dan wel de taxibranche?
De initiatieven die Uber eerder lanceerde, UberLUX en UberBLACK, zijn interessante innovaties, zolang daarbij voor het taxivervoer gekwalificeerde taxichauffeurs en gekwalificeerde taxivoertuigen worden gebruikt. Zolang aanbieders van taxivervoer zich houden aan de regelgeving is er een gelijk speelveld.
Ik onderzoek momenteel of er voor deze initiatieven belemmeringen zijn in de huidige regelgeving. De beoordeling van de initiatieven loopt mee met de evaluatie van de Taxiwet.
Innovaties in de taxisector juich ik toe. Daarbij is het huidige regelgevend kader uitgangspunt. Ik verwijs voorts naar de antwoorden die Minister Kamp op 27 mei 2014 heeft gegeven op vragen over de alternatieve taxidienst Uber (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2095).
Hoe verhoudt de voorgenomen evaluatie van de Taxiwet zich tot de toepassing van gemeentelijke bevoegdheden en nieuwe diensten van vervoersmakelaars? Deelt u de mening dat het – juist door deze ontwikkelingen – noodzakelijk is om een fundamentele discussie over de toekomst van het taxivervoer/personenvervoer te voeren? Zo nee, waarom niet? En zo ja, bent u bereid om te kiezen voor een verdere versoepeling van regels, gericht op een gelijk speelveld in plaats van op een verdere stapeling van regels?
Op rijksniveau geldt slechts een beperkt aantal kernregels in het belang van een minimaal noodzakelijke taxikwaliteit en in het belang van de consument. Deze regels zijn met name gericht op de vervoerders en taxibestuurders en dus niet op instanties zoals Uber en taxicentrales die vraag en aanbod bij elkaar brengen. Gemeenten kunnen aanvullende regels stellen, indien zij dat gelet op de plaatselijke omstandigheden noodzakelijk achten. Deze systematiek beoogt onnodige stapeling van regelgeving juist te voorkomen. Deze afgewogen wetssystematiek (Wp2000) is nog maar kort geleden, eind 2011, ingevoerd na een uitvoerige parlementaire behandeling in het kader van de uitvoering van de zogenoemde Taxivisie. Met de invoering van de gemeentelijke TTO’s (toegestane taxi organisaties) is ook een verbetering van de kwaliteit van het taxivervoer in gang gezet. Deze ontwikkeling is nog in volle gang.
Tegen deze achtergrond en met het oog op de lopende evaluatie van de Taxiwet ben ik van mening dat de gevraagde discussie over het taxivervoer het beste gevoerd kan worden nadat ik u omstreeks de komende jaarwisseling de resultaten van de evaluatie van de Taxiwet heb toegestuurd. Dan kan ook worden geoordeeld of bijstelling resp. versoepeling van regelgeving aan de orde is.
Kunt u aangeven of er, gelet op de lopende invoering en aparte evaluatie van de BCT eind 2015 en de recente aanpassing van de regels voor rij- en rusttijden in de taxisector, nu sprake zal zijn van een toekomstbestendig wettelijk kader? Bent u van mening dat de huidige verplichtingen, zoals de BCT en de rij- en rusttijden opnieuw beoordeeld moeten worden op wenselijkheid om te bezien of deze nog passen in het huidige tijdsgewricht en toekomstige ontwikkelingen? Zo nee, waarom niet? Bent u van plan om deze, in het kader van een fundamentele discussie inzake de toekomst van de taxibranche, alsnog te betrekken in de komende evaluatie van de taxiwetgeving?
Zoals in het antwoord op vraag 6 aangegeven is de Taxiwet weloverwogen regelgeving. Samen met de andere regelgeving op taxigebied, zoals over de BCT en (binnenkort) over de rij- en rusttijden, geeft de Taxiwet nu een toekomstbestendig wettelijk kader, gebaseerd op de Taxivisie uit 2009. In dit licht vind ik niet dat de huidige verplichtingen voor taxiondernemers en taxibestuurders nu opnieuw moeten worden beoordeeld op wenselijkheid. De evaluatie van de Taxiwet biedt de gelegenheid de taxiregelgeving te toetsen op robuustheid. Bij de beoordeling daarvan, begin 2015, kunnen ontwikkelingen op andere terreinen, zoals de BCT en rij- en rusttijden, worden betrokken.
Kunt u aangeven wat de planning van de evaluatie is, welke partijen er betrokken zijn bij de evaluatie en op welke wijze, wanneer de Kamer hierover geïnformeerd zal worden en hoe tot die tijd wordt omgegaan met innovaties, mede in relatie tot een gelijk speelveld, dan wel verzoeken tot pilots?
De evaluatie vindt dit najaar plaats en wordt volgens de planning uiterlijk in december afgerond. Het voornemen is om rond de jaarwisseling de Tweede Kamer schriftelijk te informeren over de resultaten van deze evaluatie en over eventuele beleidsvoornemens tot aanpassing van beleid of regelgeving met betrekking tot het taxivervoer.
Het aan te leggen stuk spoor bij Beverwijk en overige werkzaamheden naar aanleiding van een werkbezoek van de leden van de VVD-fractie aan Tata Steel in IJmuiden |
|
Barbara Visser (VVD), Betty de Boer (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de situatie in Beverwijk waar een kopspoor van 490 meter beschikbaar is voor het kopmaken van treinen die goederen vervoeren ten behoeve van Tata Steel? Zo nee, bent u bereid om informatie in te winnen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Om langere treinen te kunnen laten rijden is reeds besloten het kopspoor te verlengen tot 750 meter; wie is verantwoordelijk voor de aanleg daarvan en de besluitvorming daaromtrent? Deelt u de mening dat het van belang is dat, voor de doorstroming van goederen vanuit de IJmond en het daarmee samenhangende concurrentievermogen van de betrokken industrie, het verlengde kopspoor tot 750 meter zo snel mogelijk wordt aangelegd, in ieder geval voor de aanvang van de werkzaamheden voor de renovatie van de Velsertunnel in 2016? Zo nee, waarom niet? Loopt de aanleg van het verlengde kopspoor volgens planning? Zo nee, waarom niet? Wat is in dat geval de aangepaste planning en welke consequenties heeft dit voor het spoorgoederenvervoer?
In de samenwerkingsovereenkomst Regionet1 2006 is besloten tot aanleg van twee sporen met een lengte van 750 meter. ProRail neemt dit ter hand en is verantwoordelijk voor de uitvoering van de bestuurlijke afspraken. De huidige planning is dat de sporen in 2016 worden opgeleverd. ProRail en Rijkswaterstaat stemmen werkzaamheden onderling af, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat spoorgoederenvervoer moet worden gestimuleerd en dat langere treinen betekenen dat met minder treinen en goederenpaden er meer goederen kunnen worden vervoerd? Zo nee, waarom niet? Bent u ermee bekend dat de kosten van spoorgoederenvervoer meer dan 20% hoger zijn dan in Duitsland? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven te verbeteren?
De mogelijkheid om met langere treinen te rijden is voordelig voor vervoerders, verladers en ook infrabeheerders. Vandaar ook dat er langere aankomst- en vertreksporen worden gerealiseerd zoals bijv. in Beverwijk. Ook in internationaal verband bezie ik hoe op de corridor Rotterdam – Genua langere treinen gefaciliteerd kunnen worden. Overigens bestaan op het Nederlandse deel van deze corridor nu al geen obstakels meer voor de inzet van treinen van 740 meter. In dit verband is goed om op te merken dat in het kader van TEN- T is afgesproken dat uiterlijk per 2030 op de kernnetwerk corridors met treinen van 740 m gereden kan worden.
Ik ben bekend met het door u genoemde onderzoek. Dit onderzoek was de directe aanleiding voor IenM en de sector om het aanvalsplan spoorgoederenvervoer (Kamerstuk 29 984 nr 474) op te stellen. In de Lange Termijn Spooragenda krijgt dit aanvalsplan een concreet vervolg en worden acties benoemd om de concurrentiepositie van het spoorgoederenvervoer te versterken. Een van de acties is om een operationeel spoorconcept op te stellen waarbij onder andere het grensoponthoud wordt bezien.
Bent u ermee bekend dat er een stapeling van werkzaamheden aan het spoor en de weg zal plaatsvinden in het Noordzeekanaalgebied die van invloed kan zijn op de afwikkeling van het goederenvervoer en daarmee grote consequenties kan hebben voor het verladende en vervoerende bedrijfsleven, zoals het derde spoor, de aanpassing van de Velsertunnel, de ontwikkelingen bij de stations Beverwijk en Uitgeest, implementatie PHS, OV SAAL, aanpassingen Amsterdam Centraal en Schiphol? Deelt u de mening dat een dergelijke cumulatie niet mag leiden tot een dreigende stilstand voor het betreffende bedrijfsleven? Op welke wijze worden/zijn de planningen en risico's van al deze werkzaamheden, die in opdracht van de verschillende overheden worden uitgevoerd, op elkaar afgestemd? Bij wie ligt de coördinatie en in welke mate, zodanig dat het Nederlandse verladende en vervoerende bedrijfsleven daar zo min mogelijk last van hebben? Welke voorzorgsmaatregelen zijn/worden getroffen om vertragingen in de werkzaamheden te voorkomen? Hoe wordt het bedrijfsleven bij deze afwegingen betrokken dan wel geïnformeerd?
Het is voor bedrijven van groot belang dat werkzaamheden aan de infrastructuur goed op elkaar worden afgestemd. Rijkswaterstaat, Prorail, de Provincie Noord-Holland en de gemeenten in de regio stemmen hun werkzaamheden aan weg, spoor en vaarweg op elkaar af. Dit gebeurt door het jaarlijks opstellen van een meerjarenplanning. In deze meerjarenplanning wordt de uitvoeringstermijn van de al bekende (grootschalige) werkzaamheden en hun onderlinge samenhang vastgelegd. Projecten die later worden aangemeld moeten zich qua planning aanpassen aan de projecten die al in de meerjarenplanning zijn opgenomen. Rond een jaar voor de start van de werkzaamheden is de exacte uitvoeringswijze bekend en vindt nadere afstemming van de werkzaamheden en omleidingroutes plaats om de impact en verkeershinder zoveel mogelijk te beperken.
Dit afstemmingsproces wordt regioregie genoemd. De coördinatie hiervan ligt bij Rijkswaterstaat. De meerjarenplanning in Noord-Holland wordt jaarlijks vastgesteld in september door de Provinciale Verkeer en Vervoer Beraden en door het portefeuillehoudersoverleg Verkeer en Vervoer binnen de Metropoolregio Amsterdam.
Het bedrijfsleven wordt op projectniveau betrokken bij de nadere invulling van de werkzaamheden en bij het beperken van mogelijke verkeershinder. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de uitvoerder van het project. Zo is voor de renovatie van de Velsertunnel (2016) door Rijkswaterstaat en regionale overheden samen met de transportsector en ondernemers in de regio een bereikbaarheidsplan opgesteld. Dit plan bevat een reeks samenhangende maatregelen om de hinder tijdens de renovatie van de Velsertunnel te verminderen. De verdere uitwerking en implementatie van de maatregelen vindt plaats in nauw overleg met het bedrijfsleven.
De buitendienststelling van het spoor veroorzaakt de hinder voor bedrijven. Volgens de vigerende planning blijft de buitendienststelling van het spoor als gevolg van de werkzaamheden aan het kopspoor bij Beverwijk beperkt tot vier periodes tussen april en november 2015. Elke periode heeft een maximale duur van 52 uur. De werkzaamheden aan de Velsertunnel vangen aan in maart 2016 en duren 9 maanden.
De voornemens inzake tolheffing op de Duitse wegen |
|
Mark Verheijen (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de artikelen op nos.nl en in de Volkskrant «Ook tol op lokale wegen Duitsland»?1
Ja.
Heeft u al kennis kunnen nemen van de Duitse plannen met betrekking tot tolheffing?
Ja.
Wat is uw beoordeling van de voornemens van de Duitse regering om buitenlandse automobilisten ook op lokale wegen tol te laten betalen?
Ik heb grote bezwaren tegen het voornemen van Minister Dobrindt om een vignet in te stellen voor personenauto’s zowel voor het gebruik van snelwegen als lokale wegen. Het toevoegen van de lokale wegen aan dit plan, heeft als gevolg dat ook voor het lokale verkeer in de grensregio’s, het vignet aangeschaft moet worden.
Voor een boodschap of een familiebezoek over de grens werpt dit een drempel op. Het invoeren van een vignet betekent hoe dan ook een lastenverzwaring voor buitenlanders, terwijl de Duitse burger de invoering van het vignet gecompenseerd ziet in een lagere motorrijtuigenbelasting.
Welke consequenties heeft het dat niet alleen de Bundesautobahn, maar ook Bundesstrassen onder het regime komen te vallen?
Het toepassingsbereik van het vignet ziet op alle wegen, Bundesautobahn, Bundesstrassen en de lokale wegen. Indien het vignet enkel op de Bundesautobahn verplicht was geweest, was het voor bewoners in de grensregio’s mogelijk geweest via de Bundesstrassen en de lokale wegen een bestemming in Duitsland te bereiken zonder een vignet nodig te hebben. Met het toevoegen van de Bundesstrassen en alle lokale wegen aan het toepassingsbereik van het vignet, wordt dit onmogelijk gemaakt.
Bestaan er voornemens tot verdere uitbreiding van de tolheffing? Welke vrijheden hebben de Duitse deelstaten en gemeenten inzake extra tolheffing op de niet-Bundesbahnen? Mogen deelstaten en gemeenten bijvoorbeeld zelf aanvullende tol gaan heffen naast het vignet?
Er zijn mij geen voornemens tot verdere uitbreiding van het vignetplan voor personenvoertuigen bekend. In de federale republiek Duitsland kunnen zowel de deelstaten als ook de gemeenten zelf in principe op hun wegennet een gebruikersheffing (kilometerheffing of vignet) instellen. Het voorstel van Bondsminister Dobrindt ziet evenwel op een vignet voor het gehele wegennet, waaronder dus niet alleen de snelwegen en autowegen van de federale overheid, maar ook de wegen van de deelstaten en de gemeenten in Duitsland. De Duitse overheid heeft mij laten weten dat na invoering van dit vignet (de zogenaamde Infrastrukturabgabe), het voor deelstaten en gemeenten in principe niet meer mogelijk is op de eigen wegen een gebruikersheffing in te voeren.
Naast het invoeren van de Infrastrukturabgabe voor personenvoertuigen (PKW Maut) is Duitsland voornemens de bestaande kilometerheffing voor vrachtvoertuigen (LKW Maut) vanaf 12 ton uit te breiden. Met ingang van juli 2015 wordt aan de Bundesautobahnen en Bundesstrassen waar de LKW Maut op dit moment verplicht is, ongeveer 1.000 km vierbaans Bundesstrassen toegevoegd. In 2018 moeten nog meer Bundesstrassen onder de LKW Maut komen te vallen. Met ingang van oktober 2015 wordt de LKW Maut ook verplicht voor voertuigen vanaf 7,5 ton.
Wat zijn in uw ogen de gevolgen van deze maatregel voor mensen die over de grens werken of boodschappen doen en wat zijn de gevolgen voor onze transportsector? Heeft bijvoorbeeld de differentiatie naar gewicht gevolgen voor het tonnage in het vrachtvervoer?
Het is helaas zo dat mensen die in een aan Duitsland grenzende regio wonen, het meest getroffen zullen worden door het Duitse plan. Wie heel regelmatig naar Duitsland gaat, zal daarbij naar verwachting het jaarvignet aanschaffen. De prijs is afhankelijk van het voertuig en zal tussen de € 20 en € 108 liggen, afhankelijk van het gewicht, de motorinhoud en het jaar van registratie van het voertuig. In principe geldt, hoe groter en meer vervuilend het voertuig, hoe hoger de prijs voor het jaarvignet.
De voorgenomen uitbreiding van de zogenaamde LKW-Maut, te weten met voertuigen vanaf 7,5 ton, zal naar inschatting van TLN niet hele grote gevolgen hebben, omdat het aantal voertuigen van deze gewichtsklasse dat de grens over gaat, beperkt is.
De uitbreiding met 1.000 km Bundesstrassen waarop vanaf juli 2015 ook de LKW Maut verplicht is, zal wel gevolgen hebben voor de transportsector. Met deze uitbreiding moet ook voor de gereden kilometers vanaf de snelweg naar de eindbestemming worden betaald. Het is niet bekend hoeveel dit in de praktijk aan extra kosten zal meebrengen.
Wat is uw mening over de uitspraken van de Duitse minister van Verkeer en Digitale Infrastructuur, die de heffing «een kwestie van recht» noemde en vond dat de heffing «een gat van onrechtvaardigheid dicht»? Zijn deze ontwikkelingen aanleiding om deelname aan het huidige Eurovignet te herzien?
Ik heb kennis genomen van de uitspraken van Minister Dobrindt. Zoals in antwoord 3 al aangegeven, ben ik het niet eens met zijn voornemen een vignet in te voeren. Hoewel Duitsland haar eigen beleid mag bepalen, mag dit natuurlijk niet discriminerend zijn of een onevenredig effect hebben voor niet-Duitse kentekenhouders. Dat is ook de reden dat ik Eurocommissaris Kallas ga vragen na te gaan of dit voornemen en de uitwerking ervan in overeenstemming is met EU recht.
De invoering van een Duits vignet werpt een nieuwe, ongewenste barrière op voor verkeer tussen de beide landen. Voor Nederland is dat zeer ongewenst. Ik heb dit ook kenbaar gemaakt aan Minister Dobrindt.
Mede namens de Staatssecretaris van Financiën kan ik u over het Eurovignet als volgt informeren.
Nederland heft momenteel met vier andere EU-lidstaten het Eurovignet voor vrachtwagens vanaf 12 ton. De overige vier staten zijn België, Denemarken, Luxemburg en Zweden. Deze heffing vindt zijn grondslag in de Eurovignetrichtlijn en het Eurovignetverdrag. Het vignetplan voor personenvoertuigen van Minister Dobrindt is geen reden om dit te herzien. Ook de voorgenomen uitbreiding van de LKW-Maut (zie hiervoor het antwoord op vraag 5) geeft hiertoe geen aanleiding.
Bent u van plan uw Duitse collega op dit voornemen aan te spreken? Zo ja, wat is uw inbreng in dat gesprek?
Ik heb Minister Dobrindt reeds op 15 juli hierover gesproken. Voor mijn inbreng en de uitkomsten van het gesprek verwijs ik naar de brief «Ontwikkelingen Duits voornemen vignet voor personenvoertuigen», die gelijktijdig met deze antwoorden aan uw Kamer wordt verstuurd.
Welke stappen bent u van plan te zetten om te proberen de Duitse tolplannen van tafel te krijgen en heeft dit voornemen tot tolheffing op lokale wegen daar ook een plaats in? Bent u bereid daarin samen op te trekken met Oostenrijk en eventueel andere buurlanden van Duitsland?
In eerste instantie is het nu aan de Europese Commissie om de uitwerking van het Duitse plan te beoordelen. Het onderwerp heeft reeds de aandacht van de Europese Commissie. Ik zal Eurocommissaris Kallas verzoeken na te gaan of deze voorgenomen maatregel en de uitwerking ervan verenigbaar is met het EU recht. Ik blijf ook in gesprek met mijn Duitse collega. Er is contact geweest met de overheden in Oostenrijk, Denemarken en Polen over de Duitse plannen. Indien na het oordeel van de Europese Commissie een gezamenlijke actie nuttig en nodig blijkt, zal ik dit zeker afstemmen.
Het bericht ‘Ruim baan voor verkeershufters’ en ‘Oom agent is onzichtbaar’ |
|
Klaas Dijkhoff (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Ruim baan voor verkeershufters» en «Oom agent is onzichtbaar»?1
Ja.
Klopt de informatie dat het aantal staandehoudingen in het verkeer de laatste vier jaar is gehalveerd? Zo ja, wat was hiervoor de aanleiding en heeft deze dalende trend zich in 2014 verder voortgezet? Hoe verhouden deze cijfers zich tot de inzet op het verbeteren van de verkeersveiligheid op het hoofdwegennet en het onderliggend wegennetwerk?
Het handhaven van de verkeersveiligheid is en blijft een belangrijke taak van de politie.
Op 18 november 20132 heb ik aan de Kamer gemeld dat ik per 1 januari 2015 een hardere aanpak van de veelpleger in het verkeer zal invoeren. Ik zal daarvoor een aantal zogenoemde «Mulderfeiten» uit de wet Mulder (WAHV) halen en deze naar het strafrecht overbrengen. Hierdoor wordt het mogelijk om begane overtredingen te registreren en, na herhaald plegen, een zwaardere sanctie toe te passen. Ik zal u op korte termijn nader informeren over de voorbereidingen voor deze nieuwe veelplegeraanpak.
Het staande houden van overtreders is slechts één van de middelen van de politie om de verkeersveiligheid te handhaven en te verbeteren. Naast staande houdingen is hierbij onder meer het gebruik van trajectcontrolesystemen, flitspalen, mobiele radersets en laserguns van belang. Deze leveren een positieve bijdrage aan de verkeersveiligheid en worden zowel op het hoofdwegennet als op het onderliggend wegennetwerk ingezet. Dat blijft ook zo in 2014. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de onopvallende, met video uitgeruste, politievoertuigen die zich met name richten op het gedrag van veelplegers van verkeersovertredingen. Kortom, ik deel de mening niet dat verkeershufters ruim baan krijgen.
Over 2013 is weer een stijgende lijn te zien ten aanzien van de staandehoudingen. In 2013 zijn er ruim 50.000 mensen meer staande gehouden na een verkeersovertreding dan in 2012. Over de periode 2010 – 2013 is er inderdaad sprake van een teruggang. Het is nog te vroeg om concrete uitspraken over 2014 te doen.
Dit is overigens geen nieuwe ontwikkeling. Over de achtergrond van de teruggelopen staandehoudingen stuurde ik uw Kamer reeds in 20113 het onderzoek van het WODC dat daar verschillende redenen voor gaf.
Deelt u de mening dat verkeershufters ruim baan krijgen? Hoe verhoudt voornoemde berichtgeving zich tot de (voorgenomen) intensieve aanpak van verkeershufters? Kunt u hierbij tevens ingaan op de voortgang van het nieuwe beleid met betrekking tot de aanpak van verkeershufters?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven op welke wijze u invulling geeft aan de (gepercipieerde) pakkans en of er sprake is van een dalende pakkans?
De gepercipieerde pakkans wordt bepaald door de verschillende handhavingsmiddelen die de politie inzet. Staandehoudingen zijn van belang, alsmede de elektronische handhavingsmiddelen: flitspalen, trajectcontroles, mobiele radarsets etc. De politie streeft ernaar de feitelijke pakkans op de zogenoemde Helmgrasfeiten (helm, gordel, rood licht, alcohol, snelheid) zo hoog mogelijk te laten zijn, onder meer door informatiegestuurde inzet op onveilige wegvakken. Dit houdt in dat de politie handhaaft op die plaatsen en tijdstippen waar het effect van het optreden optimaal is.
Tevens wil de politie door zichtbare staandehoudingen en het voeren van mediabeleid (bijvoorbeeld medewerking aan het tv-programma «Wegmisbruikers») actief bijdragen aan (en beïnvloeden van) de pakkans bij de overige weggebruikers. Op deze manier wordt de gepercipieerde pakkans met de hiertoe beschikbare middelen zo hoog mogelijk gehouden.
Hoe oordeelt u over de uitspraken van voormalig verkeersofficier Koos Spee dat het lijkt of verkeerscriminaliteit niet mag worden aangepakt en dat het in ieder geval geen prioriteit heeft?
Automobilisten mogen zich beslist niet onaantastbaar wanen. De inzet van de politie is er zeker op gericht om weggebruikers die de regels overtreden en een gevaar zijn voor de verkeersveiligheid, aan te pakken. Daarom worden technische hulpmiddelen ingezet zoals flitspalen, trajectcontrolesystemen en mobiele radarsets, waardoor aan de hand van het kenteken verkeersovertredingen worden geregistreerd. Dit biedt ruimte voor de politie om zich ook op andere overtredingssoorten te richten. Zo handhaaft de politie ook op basis van eigen waarneming, bijvoorbeeld aan de hand van onopvallende (met video uitgeruste) politieauto’s.
De hoge handhavingsintensiteit (24 uur; zeven dagen in de week) van de digitale flitspalen en trajectcontrolesystemen leidt aantoonbaar tot aanpassing van gedrag, bijvoorbeeld het verlagen van de snelheid en het minder negeren van het rode licht. Dat vergroot op die plaatsen de verkeersveiligheid.
Ik herken mij dan ook niet in het beeld van de voormalige verkeersofficier. Zoals ik al heb aangegeven, is het handhaven van de verkeersveiligheid een belangrijke taak van de politie. De capaciteit van de verkeershandhavingsteams is met de komst van de Nationale Politie gelijk gebleven. Ik verwijs tevens naar de beantwoording van vragen 3 en 4.
Hoe oordeelt u voorts over de uitspraak van Koos Spee dat verkeersovertredingen prima via het kenteken kunnen worden aangepakt maar dat automobilisten zich op andere terreinen onaantastbaar wanen? Zorgen flitspalen en trajectcontroles er niet juist voor dat de politie zich op ander wangedrag in het verkeer kan richten? Kunt u een nadere reactie geven op de toegevoegde waarde van flitspalen en trajectcontroles en de inzet en prioriteiten voor de politie in het verkeer?
Zie antwoord vraag 5.