Verzoening tussen Hamas en Fatah |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de boodschap van Hamas dat «nieuwe kaarten aan het verzet worden toegevoegd» als Israël weigert binnen een jaar een onafhankelijke Palestijnse staat te erkennen?1
Raadpleging van de bron waaraan het bericht refereert, de Palestijnse nieuwsdienst Ma’an, geeft geen uitsluitsel over inhoud en context van de uitspraken die aan de Hamas-leider worden toegeschreven. De regering wijst uitspraken waarbij wordt opgeroepen tot verzet tegen de staat Israël krachtig af.
Deelt u de mening dat Fatah door de verzoening met Hamas aanstuurt op het mislukken van de vredesonderhandelingen en escalatie van de slechte verstandhouding van de Palestijnse Autoriteit met Israel?
De leider van Fatah, president Abbas, heeft zich laten kennen als een voorstander van vredesonderhandelingen. Dat neemt niet weg dat de uitvoering van de afspraken tussen Hamas en Fatah nauwgezet moet worden getoetst aan de hand van naleving van de kwartetbeginselen.
Vindt u ook dat een eenheidsregering van Hamas en Fatah alle kansen op een bilaterale vredesovereenkomst onmogelijk zal maken? Zo nee, waarom niet?
Een eventuele Palestijnse interim-regering moet beoordeeld worden aan de hand van de naleving van de drie kwartetbeginselen: afzweren van geweld, erkenning van Israël en de aanvaarding van de eerdere overeenkomsten en verplichtingen.
Wilt u alle financiële steun aan de Palestijnse Autoriteit subiet stopzetten indien Hamas onderdeel uit gaat maken van een eenheidsregering? Bent u bereid dit ook bij de EU te bepleiten en uw Europese collega’s vragen hetzelfde te doen?
De regering blijft contact met Hamas afhankelijk stellen van aanvaarding van de kwartetbeginselen. Rechtstreekse of indirecte financiering van Hamas via de Palestijnse Autoriteit is uitgesloten. Deze lijn is ook steeds door de EU uitgedragen. Dit vloeit mede voort uit het besluit van de EU in 2003 om Hamas op de EU-lijst van terroristische organisaties te plaatsen.
Ben u bereid u in alle mogelijke internationale fora te verzetten tegen een eenzijdige erkenning van een Palestijnse staat en tevens uw Europese collega’s op te roepen dit ook te doen?
Dit is reeds de inzet van de regering. Zij draagt deze zowel bilateraal als multilateraal uit.
De afvaloven van Omrin |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het gegeven dat de afvaloven Omrin in Friesland stil ligt?1
Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân is het bevoegd gezag voor de afvaloven van Omrin in Harlingen. Daarom is voor de beantwoording van de vragen 1 t/m 3 informatie opgevraagd bij het betreffende bevoegd gezag.
De afvaloven van Omrin heeft eind april 2011 vijf dagen stil gelegen. Dat ging om een geplande stop voor onderhoud en inspectie, die is uitgevoerd voor dat de leverancier de oven overdraagt.
De afvaloven van Omrin is na de hiervoor genoemde stop weer in bedrijf gegaan en tot het moment van beantwoording van deze vragen van het lid de Mos (medio mei 2011) volledig in bedrijf geweest.
Klopt het dat Omrin om een versoepeling van de milieunormen heeft gevraagd? Zo ja, wilt u er bij Gedeputeerde Staten van Friesland op aandringen om dit vooral niet toe te staan?
Nee, Omrin heeft niet gevraagd om milieunormen te versoepelen.
Is het u bekend dat er twee medewerkers onwel zijn geworden tijdens hun werkzaamheden bij Omrin toen zij bij de schoorsteen van 44 meter bezig waren?
Bij het opstarten van de afvaloven is een incident opgetreden, waarbij verzurende gelige dampen (SO2, NOx, HCl) zijn geëmitteerd. Deze dampen zijn terecht gekomen bij twee werknemers die op een afstand van 300 meter van de schoorsteen van de afvaloven in een kraan op een naastgelegen terrein van derden aan de slag waren, waardoor kortstondig irritaties aan de luchtwegen ontstonden.
Is het waar dat u al 4,4 miljoen euro heeft overgemaakt zonder controle van de voorwaarden?
Er is in 2007 door het voormalig ministerie van Economische Zaken 6 miljoen euro subsidie toegekend op grond van het Besluit Subsidies Regionale Investeringsprojecten (BSRI). Medio mei 2011 is daarvan inderdaad 4,4 miljoen euro aan Omrin overgemaakt.
Heeft u de bereidheid het geld dat naar Omrin ging en gaat per direct stop te zetten en de gegeven subsidie terug te vorderen, omdat Omrin lak heeft aan de milieuregels en aan omwonenden? Zo nee, hoe kunt u de toegezegde 6 miljoen euro rijkssubsidie nog verantwoorden?
De subsidie valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van EL&I en ik kan die subsidie dan ook niet stopzetten of terug vorderen.
Een automobilist die 2,5 ton aan bekeuringen heeft openstaan |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Man aangehouden met bijna 2,5 ton aan boetes»?1
Ja. De automobilist is aangehouden voor het ondergaan van de vervangende hechtenis ter zake een openstaande ontnemingsmaatregel bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). In het nieuwsbericht en de daarop volgende berichtgeving in de media wordt abusievelijk gesproken van een verkeersboete in plaats van een ontnemingsmaatregel. Gelet op het vorenstaande is de beantwoording van de vragen 2 en 3 niet relevant.
Hoe kan het dat een automobilist zo’n hoog bedrag aan verkeersboetes heeft openstaan?
De inning van openstaande boetes bij automobilisten is voor mij een prioriteit. De mening dat mijn beleid om deze openstaande boetes te innen gebrekkig is, deel ik dan ook niet. In 2010 bedroeg het inningspercentage van boetes bij het CJIB 95,6%. Dit is het percentage aan zaken dat binnen een jaar is betaald.
Betreft het hier een uitzonderlijk geval of zijn er meerdere automobilisten die een vergelijkbaar hoog bedrag aan bekeuringen hebben openstaan? Zo ja, hoeveel automobilisten betreft het en waarom heeft nog geen inning van de uitgedeelde boetes plaatsgevonden?
Zie antwoord vraag 2.
Beschouwt u de inning van openstaande boetes als prioriteit?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat uw beleid om openstaande boetes te innen gebrekkig is?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen treft u om de uitstaande bedragen alsnog te innen?
Als de rechter iemand veroordeelt tot het betalen van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (de ontnemingsmaatregel ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht) dan verloopt de incasso als volgt. Indien sprake is van gelegde conservatoire beslagen dan wordt eerst dat beslag uitgewonnen. Indien geen sprake is van conservatoir beslag dan wel na uitwinning van dat beslag een restantvordering resteert dan stuurt het CJIB een acceptgiro aan de veroordeelde om de openstaande ontnemingsmaatregel te betalen. Wanneer de veroordeelde niet, niet tijdig of niet volledig betaalt, kan een gerechtsdeurwaarder worden ingeschakeld. Bij uitblijven van een betaling wordt vervolgens vervangende hechtenis of het pressiemiddel lijfsdwang toegepast.
Het CJIB heeft de mogelijkheid de veroordeelde ter signalering op te nemen in het opsporingsregister (OPS) voor het ondergaan van de vervangende hechtenis of de lijfsdwang. Dit register wordt bij een staandehouding door de politie of marechaussee gecontroleerd, zodat de boete alsnog kan worden geïncasseerd dan wel de vervangende hechtenis of lijfsdwang kan worden ondergaan.
Het bericht 'Klimaatdoelen kosten Rotterdam miljarden' |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Klimaatdoelen kosten Rotterdam miljarden»?1
Ja.
Is het waar dat er naar schatting nu 11,3 miljard euro tot 2025 wordt geraamd om de klimaatdoelen in de Rotterdamse haven te halen? Zo ja, kunt u gespecificeerd aangeven hoe deze kosten tot stand zijn gekomen en welke middelen door het Rijk worden gedekt?
Uw vraagstelling refereert aan beleid geformuleerd in het Duurzaamheids Programma van de gemeente Rotterdam. Dit betreft geen beleid van het Rijk. De gemeente Rotterdam geeft aan dat de stelling dat er naar schatting 11,3 miljard euro tot 2025 wordt geraamd om de klimaatdoelen in de Rotterdamse haven te halen onjuist is. De genoemde 11,3 miljard euro betreft een doorrekening van de directe economische impact van de maatregelen die het Rotterdam Climate Initiative, het publiek-privaat samenwerkingsverband van het Havenbedrijf Rotterdam, het industriële bedrijfsleven (Deltalinqs), de DCMR Milieudienst Rijnmond en de gemeente Rotterdam inzet bij de uitvoering van het klimaatbeleid Dit samenwerkingsverband heeft ingezet op duurzame economische groei via het realiseren van de Rotterdamse klimaatdoelen.
Deelt u de mening dat dit bedrag megalomaan is en beter besteed kan worden aan het aanleggen van de Derde Maasvlakte?
Nee. De gemeente Rotterdam heeft in mei jl. het economisch programma Duurzaam: «Investeren in Duurzame Groei» gepresenteerd. De Rotterdamse duurzaamheidsaanpak voor de komende jaren streeft naar een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving van de stad en moet leiden tot meer economische groei, werkgelegenheid en welvaart in de stad.
Kunt u specifiek voor de Rotterdamse situatie een kosten-batenanalyse geven? Met hoeveel meter zakt de zeespiegel in de Rotterdamse haven en hoeveel graden wordt het kouder aldaar na een investering van 11,3 miljard euro?
Er is geen kosten-batenanalyse beschikbaar specifiek voor de Rotterdamse situatie. Overigens is het klimaatbeleid erop gericht om de gemiddelde mondiale temperatuurstijging richting 2050 onder de 2 graden Celsius te houden.
Kunt u aangeven wat de economische consequenties zullen zijn van deze hoge klimaatkosten en welke invloed deze hebben op de internationale positie van de Rotterdamse haven?
Zie beantwoording vraag 2 en 3.
De plannen van ProRail om een groot aantal wissels te slopen |
|
Arie Slob (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht ProRail: «sloop dure wissels»?1 Kunt u het rapport «Saneren wissels; kostenprognose besparingen en achtergrondinfo over wissels» naar de Kamer sturen?
Ja, ik ken het betreffende artikel uit het OV magazine van 12 mei 2011. Het in het artikel genoemde rapport ken ik echter niet. Navraag bij ProRail leert dat het een interne conceptrapportage betreft waarin een methode beschreven wordt om de kostenbesparingen door het saneren van wissels op transparante en betrouwbare wijze te prognosticeren.
Het aanleggen, vervangen, verbeteren en saneren van wissels en andere elementen van de hoofdspoorweginfrastructuur is een kerntaak van ProRail. Het ontwikkelen van een methode om de financiële effecten van mogelijke maatregelen in kaart te brengen is daar onderdeel van.
Concrete projecten waarin sprake is van «aanmerkelijke wijzigingen in de gebruiksmogelijkheden van hoofdspoorwegen», waarbij «het spoorverkeer niet meer op reguliere wijze afgewikkeld kan worden» dient ProRail ter instemming aan mij voor te leggen, nadat de betrokken vervoerders zijn geconsulteerd (Spoorwegwet, artikel 17 lid 3 en bijbehorende Beleidsregel). Daarvan is met het genoemde concept-rapport geen sprake.
Gelet op het bovenstaande beschik ik dus niet over een document om nu te beoordelen of aan de Tweede Kamer te sturen.
Overigens verwacht ik – zoals ik in mijn brief van 27 januari 2011 over beter functioneren Spoor heb aangegeven – van ProRail en NS een voorstel voor het vereenvoudigen en meer betrouwbaar maken van de gehele keten: infrastructuur, dienstregeling en de logistiek van treinmaterieel en personeel. De eerste concrete plannen verwacht ik voor de zomer.
Dit voorstel en de conclusies, die ik daaraan op basis van een beoordeling verbind, zal ik uw kamer na de zomer wel doen toekomen.
Is het waar dat het rapport geen analyse bevat van de gevolgen voor de bijsturing, de benodigde transfercapaciteit op stations en de kosten voor de reiziger als gevolg van extra overstappen en de grotere impact van verstoringen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Kunt u onderbouwen waarom de reiziger met een hoofdletter R er op vooruit gaat met dit plan waarin deze reiziger zelfs nauwelijks wordt genoemd en louter kostenreductie centraal staat?
Zie het antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat bij plannen voor sloop van wissels niet alleen naar de huidige dienstregeling moet worden gekeken, maar ook naar mogelijke wensen voor toekomstige dienstregelingen? Zo ja, gaat u dit plan daarop toetsen?
Zoals bij vraag 1 aangegeven dient ProRail bij concrete projecten waarin sprake is van «aanmerkelijke wijzigingen in de gebruiksmogelijkheden van hoofdspoorwegen», deze ter instemming aan mij voor te leggen, nadat de betrokken vervoerders zijn geconsulteerd. Hierbij wordt uiteraard niet alleen naar de huidige dienstregeling gekeken maar ook naar voorzienbare toekomstige dienstregelingen.
Waarom is in het rapport niet gekeken naar mogelijkheden om de onderhoudskosten per wissel te verlagen in plaats van het schrappen van wissels?
Zie het antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat wissels die het vaakst gebruik worden ook de meeste storingen opleveren en dat een spoorwegnet met minder wissels dus ook meer onderhoud per wissel betekent? Waarom is dit niet meegenomen in de berekening van de kostenbesparingen en is juist op het punt van de integrale kosten geen vergelijking gemaakt met Japan?
Ik denk niet dat deze conclusie in algemeenheid kan worden getrokken. De onderhoudskosten van wissels hangen af van diverse factoren. Daartoe behoren bijvoorbeeld de intensiteit waarmee de wissel wordt bereden, het gebruik maar ook het type. Een spoorwegnet met minder wissels hoeft dus niet per definitie tot hogere onderhoudskosten per wissel leiden.
Voor wat betreft uw tweede vraag: zie het antwoord op vraag 1.
Herinnert u zich uw toezegging dat het saneren van wissels geen onderdeel is van de 160 miljoen besparingen op het spoor? Betekent dit dat eventuele besparingen op wissels beschikbaar blijven voor investeringen op het spoor?
U refereert wellicht naar het AO van 16 maart jl. Daar heb ik aangegeven dat het vereenvoudigen van de infrastructuur (tijdens het AO aangeduid met «Simpel Spoor») niet zozeer een bezuinigingsmaatregel is, maar vooral gericht moet zijn op het vereenvoudigen en meer betrouwbaar maken van de hele keten, waarvan de Reiziger zal profiteren. Daarnaast is uiteraard ook van belang inzicht te verkrijgen in hoeverre met een dergelijk voorstel de kosteneffectiviteit en de efficiëntie van het spoor kan worden verbeterd, die nodig is. Ik heb in het AO gemeld dat een klein deel van de 160 miljoen efficiëntie op het spoor door ProRail en NS wordt gevonden in maatregelen op het gebied van «Simpel Spoor».
Bent u bereid reizigersorganisaties en vervoerders advies te vragen over dit plan en de resultaten hiervan voor te leggen aan de Kamer?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vragen 1 en 4 hebben vervoerders een wettelijke vastgelegde rol bij concrete projecten die leiden tot «aanmerkelijke wijzigingen in de gebruiksmogelijkheden van hoofdspoorwegen» en heb ik daarbij als minister een goedkeuringsrol. Over het hier bedoelde interne conceptrapport van ProRail zal ik geen afzonderlijk advies vragen.
Zoals aangegeven bij mijn antwoord op vraag 1 zal ik na de zomer de Kamer informeren over de eerste concrete invulling van de sector van de plannen voor een robuuster spoor.
Weggepeste buurtbewoners wegens hun seksuele gerichtheid |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
![]() |
Kent u het bericht1 dat een man wegens zijn seksuele gerichtheid uit zijn woning in de Amsterdamse Bijlmer wordt weggepest? Klopt het bericht2 dat de politie de betrokkene zou hebben geadviseerd om zijn verhaal niet in de openbaarheid te brengen? Zo ja, wat lag hieraan ten grondslag? Wat vindt u daarvan?
Ja. Vanaf het bekend worden van de problemen die betrokkene ondervond, heeft het betreffende gerichte surveillances ingezet in de buurt. De buurtregisseur van het korps heeft al enige tijd regelmatig contact met betrokkene. In een van de gesprekken heeft de buurtregisseur geïnformeerd naar de reden dat betrokkene zijn verhaal in de openbaarheid heeft gebracht. Het bericht dat de politie betrokkene zou hebben geadviseerd om dit niet te doen is onjuist.
Hoeveel vergelijkbare gevallen zijn er in de afgelopen twee jaar tot nu toe bij de politie bekend geworden? Zijn er inmiddels gedragsvoorschriften voor politie en justitie ontwikkeld hoe om te gaan met slachtoffers van dergelijke zaken? Hoe effectief is de huidige preventieve en repressieve aanpak van dit soort vormen van bedreigingen en vernielingen?
Het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit van de politie brengt jaarlijks het landelijk criminaliteitsbeeld discriminatie (Poldis) uit. Daarin zijn de meest recente cijfers over de aard en omvang van discriminatie-incidenten opgenomen. Poldis besteedt apart aandacht aan discriminatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT’s). Over de aanscherping van het actieprogramma «bestrijding van discriminatie» zal ik uw Kamer nader informeren.
Sinds 1 januari 2011 zijn de Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces en de Aanwijzing slachtofferzorg (2010A029) van het College van procureurs-generaal van kracht. Er is een aparte titel aan het wetboek van strafvordering toegevoegd waarin de rechten van slachtoffers zijn vastgelegd, waaronder de correcte bejegening van het slachtoffer. Zowel bij de politie als bij het OM wordt veel aandacht besteed aan de correcte bejegening, onder meer in de vorm van bijeenkomsten over bejegening encultuur.
Moet niet juist het signaal zijn dat slachtoffers in alle vrijheid aandacht moeten kunnen vragen voor dit soort verwerpelijke misstanden? Deelt u de mening dat het juist van belang is om mensen die met dit soort treiterijen geconfronteerd worden in bescherming te nemen, waardoor zij zich voldoende veilig voelen om publiekelijk aandacht te vragen voor dit soort treiterijen?
Het kabinet zet stevig in op maatregelen om discriminatie te bestrijden en tegelijkertijd de bewustwording over discriminatie en de meldingsbereidheid van discriminatie te vergroten.
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven zal ik uw Kamer daarover binnenkort nader informeren.
Welke maatregelen neemt u zich voor om treiterijen wegens seksuele gerichtheid te voorkomen en te bestrijden? Bent u, naast de voorgenomen verhoging van de strafeisen voor dit soort delicten, bereid de wettelijke strafeis voor zogenaamde «hate crimes» te verhogen?
Zie antwoord vraag 3.
Speculatie met grondprijzen |
|
Ronald Plasterk (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Deelt u de inschatting van De Nederlandsche Bank (DNB)1 dat de in 2010 fors toegenomen omvang van grondstofgedreven handelsactiviteiten met gebruik van hefboom strategieën een risico vormt voor de financiële stabiliteit?
DNB geeft aan dat er toenemend gebruik wordt gemaakt van complexe financiële strategieën en producten voor grondstoffenhandel. Het gebruik van een hefboomstrategie kan over het algemeen leiden tot uitvergroting van volatiliteit van rendementen en daarmee leiden tot grotere risico’s, zo ook in dit geval. Ik deel dit inzicht.
Heeft u inzicht in de posities van Nederlandse financiële instellingen (banken, verzekeraars, pensioenfondsen, vermogensbeheerders en hedgefondsen) op de diverse grondstoffenmarkten? Zo ja, kunt u de Kamer inzicht geven in de ontwikkeling hiervan tot nu toe en de verwachtingen voor de toekomst? Zo nee, in hoeverre belemmert dit u bij het maken van een inschatting van de financiële stabiliteit in Nederland?
DNB en AFM zijn de toezichthouders op onder toezicht staande financiële instellingen en markten in Nederland. Zij zijn dan ook de instanties met toegang tot de posities van Nederlandse financiële instellingen. Zij informeren mij indien nodig over relevante ontwikkelingen op geconsolideerde wijze.
Hoe beoordeelt u de recente scherpe prijsdaling in veel grondstoffenmarkten? In hoeverre ziet u dit als een indicatie van een mogelijke financiële zeepbel in deze markten?
Begin mei 2011 daalden prijzen over een breed scala van grondstofderivaten. De afgelopen maanden worden markten voor grondstofderivaten gekenmerkt door relatief hoge volatiliteit. In vergelijking met de prijsschommelingen over deze periode vormt de prijsdaling in mei geen uitzondering. Voor een aantal grondstoffen, waaronder olie, lijkt de prijsdaling een reflectie te zijn van verwachtingen over onderliggende marktfactoren als vraag of aanbod. Voor andere grondstoffen, waarvan onderliggende marktfactoren grotendeels onveranderd bleven, was de daling van korte duur en zijn prijzen inmiddels hersteld. De recente prijsdaling of de relatief hoge volatiliteit zijn op zichzelf geen indicatie van een financiële zeepbel.
Hoe beoordeelt u de risico’s die de Nederlandse financiële instellingen, en daarmee het Nederlandse financiële systeem, lopen vanwege deze blootstelling aan de grondstoffenmarkten? Bent u van plan maatregelen te nemen om deze risico’s te verminderen? En zo ja, welke maatregelen zijn dat?
Hoewel het aandeel van grondstoffen in de portfolio’s van Nederlandse instellingen is toegenomen is dit aandeel volgens DNB nog steeds relatief klein. Ik acht het financieel toezicht uitgevoerd door DNB en AFM voldoende om de risico’s te adresseren. Ik ben momenteel niet van plan additionele maatregelen te treffen.
Kunt u inzicht geven in de ontwikkeling van de volatiliteit van de grondstoffenmarkten in de laatste jaren waarin de puur financiële speculatie op deze markten sterk is toegenomen?
Volatiliteit in grondstofmarkten is de afgelopen jaren toegenomen. In een recente studie naar volatiliteit concluderen Calvo-Gonzalez, Shankar en Trezzi (2010)2 dat het te vroeg is om te zeggen of het hier om een structurele verandering gaat.
In een recent rapport voor de G20, dat is opgesteld door o.a. OESO, FAO, Wereldbank en IMF3, wordt aangegeven dat er op basis van de bestaande studies geen eenduidige conclusie getrokken kan worden over de bijdrage van financiële activiteit aan prijsvolatiliteit.
Wat is hiervan het effect op ontwikkelingslanden die in hoge mate afhankelijk zijn van de export van grondstoffen en gebaat zijn bij een hoog, maar vooral stabiel prijspeil?
Sterke volatiliteit in grondstoffenprijzen levert onzekerheden op voor ontwikkelingslanden die voor hun inkomsten in hoge mate afhankelijk zijn van export van grondstoffen. Sterke prijsstijgingen en -dalingen beïnvloeden de betalingsbalans en overheidsinkomsten. Sterke volatiliteit brengt daarnaast onzekerheid met zich mee en heeft daarom mogelijk een negatief effect op investeringen, efficiënte benutting van capaciteit en uitvoerbaarheid van beleid.
Hoe beoordeelt u het dat de afgelopen jaren zoveel geld is gegaan naar het speculeren op de prijsontwikkeling van grondstoffen? Is het maatschappelijk gezien niet wenselijker dat dit geld geïnvesteerd wordt in de landbouw zelf?
De groei van grondstofgerelateerde producten als investeringsklasse is een feit. Gezien het belang van derivatenmarkten voor het afdekken van risico en efficiënte prijsvorming kunnen deze investeringen bijdragen aan het functioneren van de landbouwsector. Aan zowel investeringen in financiële markten als landbouw zelf kunnen in beginsel dus maatschappelijke baten verbonden zijn.
Hoe verhoudt de regulering en het toezicht (mandaat van toezichthouder om prijs- en positielimieten te stellen, bij de toezichthouder aanwezige kennis van financiële en fysieke markten) op de Europese grondstoffenmarkten zich tot die in de VS (zoals dat momenteel is georganiseerd en zoals dat in de VS volgens de in de Dodd-Frank Act aangegeven lijnen momenteel verder aangescherpt wordt)?
Zie antwoord op vraag 9.
In hoeverre vormen de recente waarschuwing van DNB en extreme prijsontwikkelingen een aanleiding voor het kabinet om zijn huidige positie2 aan te scherpen en te pleiten voor scherper toezicht? Is het kabinet bereid om zich hard te maken voor een regulering en toezicht in de EU die minimaal gelijk is en blijft aan die in de VS?
In Europa wordt momenteel onder andere gesproken over regulering en het toezicht op de grondstofderivatenmarkt. Bijvoorbeeld in het kader van de herziening van de MiFID richtlijn. Eurocommissaris Barnier heeft onlangs aangegeven dat de Europese Commissie bezig is met regelgeving voor grondstofderivaten waarbij nauw gelet zal worden op aansluiting met de regelgeving in de VS. Ik wacht de voorstellen van de Europese Commissie op dit terrein met belangstelling af.
Het bericht "Plastic lucratieve bijvangst voor vissers" en het rapport "Plasticverontreiniging van de Oceanen" |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht «Plastic kan lucratieve bijvangst voor vissers worden» en het rapport «Plasticverontreiniging van de Oceanen»?12
Ja.
Kunt u toelichten hoe dit voorstel tot stand is gekomen? Is het geïnitieerd door het directoraat-generaal Milieu of het directoraat-generaal Maritieme zaken en Visserij van de Europese Commissie?
Op 8 april jongstleden organiseerden de Eurocommissarissen van DG Milieu en DG Maritieme zaken en Visserij samen een ronde tafel discussie over de vervuiling van de Middellandse Zee. Nadien startte het pilot project «Waste Free Ocean» in Frankrijk.
Kunt u aangeven of dit initiatief voornamelijk is bedoeld ter ondersteuning van de levensvatbaarheid van (een deel van) de visserijsector of dat het uitgangspunt de milieuoplossing is?
Uit de toespraak3 van Eurocommissaris Damanaki kan opgemaakt worden dat de zorg om het milieu een belangrijke drijfveer is.
Kunt u toelichten hoe de door Eurocommissaris Damanaki aangekondigde financiële steun vorm zal krijgen? Welke omvang acht u proportioneel voor een dergelijke inzet door Nederlandse vissers, gelet op haar verwijzing naar nadere uitvoering door de lidstaten? Is de financiële steun voor plasticvangst beschikbaar voor de gehele Nederlandse visserijvloot?
Lidstaten die dergelijke initiatieven willen ondersteunen met cofinanciering uit het Europees Visserijfonds kunnen dat nu doen op vrijwillige basis. Op voorspraak van Eurocommissaris Damanaki zullen voorstellen voor collectieve acties voor de opruiming van plastic afval in de Operationeel Plannen ruimhartig worden beoordeeld. Het Nederlandse Operationele Plan is onderwerp van overleg tussen de Commissie en Nederland.
Nederland voert al sinds 2000 het project «fishing for litter» uit. Een tiental vissers doet hieraan mee op vrijwillige basis. Hierbij gooien vissers het opgeviste afval niet terug in zee maar plaatsen het in een «big bag» waarna het gratis kan worden afgegeven en verwerkt. Ook in andere OSPAR (regionale zeeconventie ter bescherming van de Noordoostelijke Atlantische Oceaan) landen lopen dergelijke initiatieven. Jaarlijks wordt er in Nederland en België op deze wijze ongeveer 300 000 kg afval aan land gebracht. Financiering van de «big bags» en de verwerking komt uit diverse bronnen (overheden, havenbeheerders maar ook afvalverwerkers).
Op basis van de opgedane ervaringen kan geconcludeerd worden dat het een goed initiatief is om vissers meer te betrekken bij de afval-op-zee problematiek, maar dat er ook een behoefte is aan een aanpak van de bron van de vervuiling. Deze ligt niet alleen op zee, maar ook op het land.
Ik zal in overleg met de Commissie kijken naar de mogelijkheden op de Noordzee. Ook haalbaarheid en doelmatigheid zullen daarbij aan de orde komen. Bij mijn weten zijn er in de zuidelijke Noordzee geen afvalbergen zoals in de Middellandse Zee. Een incidentele pilot kan hier meer inzicht in geven.
Daarnaast wil ik samen met mijn collega van Infrastructuur en Milieu bezien of de huidige «fishing for litter» initiatieven verder gestimuleerd, uitgebreid en eventueel verbeterd kunnen worden.
Indien de bestaande middelen in het Europees Visserijfonds niet toereikend zijn en niet kunnen worden opgehoogd, ten koste van welke andere begrote uitgaven zullen de vergoedingen dan gaan?
Een pilot zal moeten uitwijzen of de middelen toereikend zijn en of de afspraken nageleefd worden.
Kunt u aangeven hoe de risico’s op misbruik of fraude op basis van de regeling zullen worden beperkt?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven op welke manier Nederland invulling gegeven heeft aan haar verplichtingen conform Verordening (EG) nr. 1198/2006 om het grote publiek, de eventuele begunstigden en alle belanghebbenden in te lichten over de door het Europees Visserijfonds aangeboden mogelijkheden? Kunt u toelichten hoe de nieuwe mogelijkheden voor steun uit het visserijfonds voor plasticvangst wordt bekend gemaakt?
Voor de openstellingen in het kader van het Europees Visserijfonds worden begunstigden en alle belangstellenden via de gebruikelijke communicatiemiddelen op de hoogte gesteld.
Met welke techniek zal het plastic uit het water worden verwijderd? Zijn de vissersboten voldoende uitgerust om het plastic, ook de kleine plastic deeltjes, effectief te verwijderen? Zo nee, zijn er middelen beschikbaar om de boten aan te passen om alsnog een effectieve plasticvangst te garanderen?
Op dit moment wordt plastic afval bijgevangen bij de reguliere visserijpraktijken. Het gaat dan vooral om grof afval als plastic zakken, stukken netten, flessen, jerrycans, handschoenen, kratten, etc. Het grove afval geeft vooral fysieke problemen, niet alleen voor het ecosysteem, maar ook voor de scheepvaart. Evenzeer zorgwekkend zijn de kleine deeltjes (zogenaamde «micro-plastics»). Opname door mariene organismen kan leiden tot verstopping van het maag-darm kanaal, verhongering of vergiftiging. Deze kleine deeltjes worden doorgaans niet opgevist.
Hoe worden de gebiedsverdelingen en vaarroutes van de vissers voor de plasticvangst gecoördineerd tussen de EU lidstaten? Op welke manier en door welke instantie zal de effectiviteit getoetst worden?
Zie antwoord 4.
Klopt het dat de plasticindustrie meewerkt door het opgehaalde plastic te recyclen? Heeft u al in uw overleggen met de Nederlandse recyclingsector gesproken over de gevolgen van dit nieuwe Europese beleid? Hoe wordt gewaarborgd dat ingezameld plastic waar mogelijk wordt teruggebracht voor hergebruik in de grondstoffen keten?
Van 20 tot 25 maart 2011 heeft in Honolulu de 5e International Marine Debris Conference plaatsgevonden. Tijdens die bijeenkomst is de Declaration of the Global Plastics Associations for Solutions on Marine Litter ondertekend door 47 branche-organisaties in de kunststof industrie. Hierin verklaren de ondertekenaars zich te zullen inzetten voor de recycling van plastics tot grondstoffen waar dat mogelijk is. Ook de Nederlandse federatie van brancheverenigingen voor de rubber, recycling en kunststofindustrie (NRK) heeft deze verklaring ondertekend4. Daarbij moet worden aangetekend dat in bepaalde gevallen opgevist plastic dermate vervuild kan zijn dat hergebruik als grondstof niet mogelijk is. In dat geval is energieterugwinning bij verbranding in een AVI (Afval Verbrandingsinstallatie) de aangewezen weg. Op dit moment heeft er nog geen overleg plaatsgehad met de Nederlandse federatie van brancheverenigingen voor de rubber, recycling en kunststofindustrie NRK.
Eurocommissaris Damanaki geeft aan dat ze de organisatie van dit initiatief zal overlaten aan de industrie en de EU-lidstaten. Kunt u aangeven hoe dit initiatief op nationaal niveau vorm zal krijgen? Welke stappen zullen worden ondernomen om tot een werkzaam en doeltreffend beleid te komen? Wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van dit proces?
Zie antwoord 4.
Homoseksuele asielzoekers uit Oeganda |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
![]() |
Kunt u aangeven wat een mogelijke anti-homoseksualiteitwet in Oeganda betekent voor asielaanvragen van homoseksuele asielzoekers in Nederland?
Het feit dat in Oeganda een wetsvoorstel voorligt om de doodstraf op homoseksualiteit te zetten is – zelfs nu het voorstel nog niet in stemming is gebracht – een buitengewoon zorgelijke ontwikkeling die veelzeggend is voor de maatschappelijke positie waar homoseksuelen in Oeganda zich in bevinden. De Nederlandse regering veroordeelt, mede op grond van internationale mensenrechtenverdragen, het standpunt dat homoseksuelen de doodstraf verdienen. Personen die vervolgd worden op grond van hun seksuele voorkeur hebben in beginsel recht op bescherming in Nederland. Zoals u door mijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken in de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Pechtold over de mogelijke anti-homoseksualiteitswet in Oeganda is meegedeeld, is er nog geen duidelijkheid over de verdere behandeling van het desbetreffende wetsvoorstel. De Oegandese regering heeft reeds aangegeven dat zij niet achter dit wetsvoorstel staat.
Wat de betekenis van anti-homoseksualiteitwetgeving in landen van herkomst is voor de uitkomst van asielverzoeken in Nederland, is echter niet in zijn algemeenheid te zeggen. Naast de wetgeving in landen van herkomst is hiervoor ook, en vaak nog meer, van belang wat de praktijk in de desbetreffende landen is. Zelfs wanneer er geen sprake is van anti-homoseksualiteitwetgeving, maar iemand in de praktijk wel vrees voor vervolging heeft op grond van zijn seksuele geaardheid, kan dat in individuele gevallen tot vergunningverlening leiden. Daartoe is vanzelfsprekend ook het individuele asielrelaas van groot belang. Dit is voor asielverzoeken van homoseksuelen uit Oeganda niet anders.
Bent u voornemens een ambtsbericht dan wel thematisch ambtsbericht te laten opstellen waarin de risico’s voor deze asielzoekers worden beschreven? Zo nee, waarom niet?
Nee. Algemene ambtsberichten kan ik aanvragen voor de belangrijkste herkomstlanden van asielzoekers teneinde landgebonden asielbeleid te kunnen bepalen. Oeganda behoort daar niet toe. Voor veel landen van herkomst is geen (thematisch) ambtsbericht beschikbaar. Dat is in veel gevallen ook niet nodig omdat informatie uit andere openbare bronnen (zoals Human Rights Watch, Amnesty International en de UNHCR) veelal voldoende is om zorgvuldig op asielverzoeken te kunnen beslissen. Eerst wanneer specifieke asielvraagstukken niet kunnen worden beantwoord omdat de desbetreffende informatie onvoldoende of tegenstrijdig is, bestaat aanleiding een (thematisch) ambtsbericht te vragen. Het actueel houden van landgebonden asielbeleid is eveneens een reden om een algemeen ambtsbericht aan te vragen. Daarnaast is zoals ik hierboven heb vermeld, het desbetreffende wetsvoorstel niet aangenomen en is reeds om die reden een ambtsbericht gericht op die wetgeving thans niet opportuun. Overigens bestaat ook de mogelijkheid om in een individuele zaak, als op basis van beschikbare bronnen geen beslissing kan worden genomen en nader onderzoek in het herkomstland nodig is, een individueel ambtsbericht aan te vragen.
Bent u, gezien de mogelijke anti homoseksualiteitwet en de reële risico’s voor LHBTI (lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en interseksuele geaardheid) in Oeganda, voornemens LHBTI asielzoekers uit dit land aan te merken als een risicogroep vergelijkbaar met LHBTI’s uit bijvoorbeeld Iran? Zo nee, waarom niet? Kunt aangeven hoeveel homoseksuele uitgeprocedeerde asielzoekers uit Oeganda zich op dit moment in Nederland bevinden? Bent u bereid de uitzetting van deze LHBTI asielzoekers op te schorten totdat er duidelijkheid is over de anti-homoseksualiteitswet en risico’s in Oeganda?
Voor Oeganda bestaat op dit moment geen apart landgebonden asielbeleid. Hiertoe is ook geen noodzaak omdat op basis van de beschikbare informatie uit openbare bronnen en de beleidsregels zoals neergelegd in het algemene deel van de Vreemdelingencirculaire 2000 er zorgvuldig kan worden beslist op asielverzoeken van Oegandese vreemdelingen. Homoseksuelen uit Oeganda waartegen vluchtelingrechtelijke vervolging is ingesteld of die vanwege hun homoseksualiteit risico lopen op onmenselijke behandeling kunnen aanspraak maken op bescherming in Nederland. Daarvoor is het vooralsnog niet nodig om deze groep apart aan te merken als risicogroep.
Ik kan niet aangeven hoeveel uitgeprocedeerde homoseksuele asielzoekers uit Oeganda zich momenteel in Nederland bevinden. Hoewel er tijdens de asielprocedure natuurlijk oog is voor het aspect homoseksualiteit, wordt niet geregistreerd in hoeveel asieldossiers dit aspect een rol speelt. Het registreren van seksuele geaardheid wordt in beginsel door de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) immers verboden. Hierdoor is het niet mogelijk cijfers te geven van het aantal homoseksuele uitgeprocedeerde asielzoekers uit Oeganda in Nederland.
Er is thans voor mij geen aanleiding om eventuele uitzettingen op te schorten, omdat bij elk asielverzoek individueel getoetst wordt of er aanleiding is om bescherming te bieden of niet. Daarbij wordt ook het aspect vervolging vanwege seksuele geaardheid zorgvuldig meegewogen. Zoals aangegeven is op dit moment nog onduidelijk of de desbetreffende wetgeving wordt aangenomen aangezien de Oegandese regering heeft aangegeven dat zij niet achter het wetsvoorstel staat en is het bestaan van anti-homoseksualiteitwetgeving op zichzelf niet doorslaggevend voor de beoordeling van asielverzoeken.
Zoals de minister van Buitenlandse Zaken in de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Pechtold heeft aangegeven1, zal Nederland dit onderwerp uiteraard met grote aandacht blijven volgen.
Een mogelijke anti-homoseksualiteitwet in Oeganda |
|
Frans Timmermans (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
![]() |
Bent u van plan de ontwikkelingshulp (ODA-middelen) in te zetten als pressiemiddel om dit wetsvoorstel van tafel te krijgen? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op de vragen van het lid Pechtold (uw kenmerk: 2011Z09648) heb aangegeven, acht ik het betreffende wetsvoorstel strijdig met de mensenrechten. Sinds het voorstel in 2009 werd ingediend, heeft Nederland bilateraal en in EU-verband onze zorgen hierover meermalen en tot op het hoogste politieke niveau overgebracht aan de Oegandese regering.
Het gaat hierbij om een initiatiefwetsvoorstel van een individueel parlementslid. Het voorstel is niet aangenomen door het Oegandese parlement en het is nog niet duidelijk of het voorstel opnieuw zal worden voorgelegd aan het nieuwe Oegandese parlement dat deze week werd beëdigd.
Nederland zal deze aangelegenheid uiteraard nauwkeurig blijven volgen.
Als het voorstel zou worden aangenomen door het parlement, wordt de wet pas van kracht na ondertekening door de president. Mocht het zover komen, zal Nederland de Ugandese regering uiteraard wijzen op haar internationale verplichtingen en de gevolgen die het implementeren van een dergelijke wet hebben voor de betrekkingen met Nederland.
De Oegandese regering en president Museveni hebben afstand genomen van het wetsvoorstel. Het inzetten van de Nederlandse hulp aan Oeganda als pressiemiddel, maar ook het conditioneel maken van de hulp van EU en Wereldbank, is op dit moment niet aan de orde.
Gaat u er bij de EU en de Wereldbank op aandringen dat de bijdragen die Oeganda krijgt geconditioneerd worden wanneer ze deze wet invoeren? Zo ja, wanneer en met welke verwachte uitkomst? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven of de organisatie East and Horn of Africa Human Rights Defenders Project (EHAHRDP), die de Nederlandse overheid mede financiert, inmiddels de behoeften van de bedreigde homoseksuelen heeft geïnventariseerd en/of maatregelen heeft genomen om hen te beschermen?
EHAHRDP heeft in de afgelopen periode een eerste inventarisatie uitgevoerd van de acute veiligheidsbehoeften van mensenrechtenwerkers voor seksuele minderheden in Oeganda. Mede op basis hiervan is een Security Committee opgericht dat de ontwikkelingen op meer structurele basis volgt en waar nodig maatregelen neemt ten behoeve van de Lesbian, Gay, Bisexual, Transsexual and Intersexual (LGBTI) gemeenschap. Het gaat daarbij niet alleen om ondersteuning met beveiligd vervoer of alternatieve woonruimte bij bedreigingen, maar ook om praktische steun als leden van de LGBTI gemeenschap vanwege hun geaardheid uit huis worden gezet of hun baan kwijtraken. Daarnaast heeft EHAHRDP de reis- en verblijfskosten betaald van enkele prominente LGBTI-activisten die direct na de moord op David Kato het land om veiligheidsredenen wilden verlaten. Een van hen heeft om deze reden enige tijd in Nederland doorgebracht. Inmiddels zijn deze activisten weer terug in Oeganda en hebben zij hun werk hervat.
Bent u bereid de Nederlandse ambassade open te stellen voor homo-activisten? Zo nee, waarom niet?
Mensenrechtenwerkers en vertegenwoordigers van de LGBTI-gemeenschap weten al jaren de weg te vinden naar de Nederlandse ambassade in Kampala. In lijn met de EU richtlijnen inzake mensenrechtenverdedigers, onderhoudt de Nederlandse ambassade nauwe en zichtbare contacten met de LGBTI-gemeenschap.
Illegale adoptiesuit China |
|
Nine Kooiman |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «China onderzoekt illegale adoptie»?1 Deelt u de zorgen over wederom nieuwe schandalen en onzorgvuldigheden bij interlandelijke adoptie uit China?
Het bericht ziet op misstanden die in de periode 2000–2005 hebben plaatsgevonden waarover al eerder in de media meldingen zijn gemaakt. Het gaat hier dus niet om nieuwe schandalen en onzorgvuldigheden bij interlandelijke adoptie uit China. De Chinese autoriteiten hebben naar aanleiding van dit bericht, begin mei 2011 een onderzoek gestart. Hierbij is door de Chinese autoriteiten aangegeven dat wanneer er meer informatie beschikbaar is over de uitkomsten van het onderzoek, dit aan mij zal worden meegedeeld.
In hoeverre zijn de (Nederlandse) Centrale Autoriteit en de vergunninghouder verantwoordelijk voor de controle op de zorgvuldige totstandkoming van het adoptieproces in bijvoorbeeld China? Welke mogelijkheid hebben de (Nederlandse) Centrale Autoriteit en de vergunninghouder om te controleren of de biologische ouders vrijwillig afstand hebben gedaan van het kind of dat er sprake is van kinderhandel? Of moeten zij volledig afgaan op de Chinese autoriteiten?
Voor de samenwerking tussen Staten die zijn aangesloten bij het Haags Adoptieverdrag is een basisbeginsel het vertrouwen dat ieder van die Staten datgene doet wat van hen wordt verwacht. Artikel 4 van het Verdrag bepaalt dat de zendende Staat verantwoordelijk is voor het vaststellen van de adoptabiliteit van een kind en overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel te handelen. Vanuit deze basis onderhouden de (Nederlandse) vergunninghouders conform art. 17a eerste lid onder a Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) contacten met autoriteiten, instellingen en of personen in het buitenland. In de Wobka is echter niet vastgelegd op welke wijze de vergunninghouders personen, instellingen en organisaties die betrokken zijn bij de adoptieprocedure in het land van herkomst moeten controleren. In aanvulling op de Wobka bestaat wel het Kwaliteitskader vergunninghouders interlandelijke adoptie, waarin wordt aangegeven dat de vergunninghouders de verplichting hebben om op basis van de hen ter beschikking staande mogelijkheden de betrouwbaarheid van de partnerorganisatie zo goed mogelijk te controleren. Bij gerede twijfel over de betrouwbaarheid van de buitenlandse partnerorganisatie meldt de vergunninghouder dit aan de Centrale Autoriteit. De Centrale Autoriteit zal dan op basis van deze melding nadere inlichtingen inwinnen bij de Centrale Autoriteit in het betreffende land en bij het vermoeden van, dan wel geconstateerde misstanden, nadere actie ondernemen.
Op welke wijze en door wie wordt nu precies onderzocht wat er zich heeft afgespeeld, of het structureel is dat kinderen worden afgepakt door ambtenaren en dat er onrechtmatig wordt betaald voor de adoptie van kinderen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ervan op de hoogte dat er in China onder andere door directeuren van de zogenaamde «social welfare institutes» wordt betaald voor het aanbrengen van kinderen? Vindt u dit in overeenstemming met het Haags Adoptieverdrag?
Ik ben ervan op de hoogte dat het voorkomt dat er in China wordt betaald voor het aanbrengen van kinderen bij de «social welfare institutes». Bij brief van 10 september 2008 en 23 juli 2010 aan uw Kamer wordt aan deze situatie gerefereerd, waarbij is aangegeven dat ook de Chinese autoriteiten onderkennen dat deze incidenten voorkomen. Zij hebben aangegeven dat het geen Chinees overheidsbeleid is om kinderen van hun ouders af te nemen en dat tegen deze praktijken hard en adequaat wordt opgetreden. Schandalen hieromtrent leiden in China tot grote publieke verontwaardiging en er is de autoriteiten alles aan gelegen nieuwe incidenten te voorkomen. De recente berichtgeving in Chinese media over de misstanden in 2000–2005 is in dat licht dan ook bemoedigend te noemen.
Het Haags Adoptieverdrag verbiedt uitdrukkelijk het maken van winst door een ieder die bij interlandelijke adoptie betrokken is. Ook in China is het betalen voor kinderen verboden en is kinderhandel een strafbaar feit. Vergoeding van kosten en donaties aan kindertehuizen zijn wel toegestaan. De Chinese overheid heeft regels gesteld voor de hoogte van donaties en de besteding daarvan. Op die besteding wordt toezicht uitgeoefend door de provinciale overheid. Overigens is in eerdere contacten met de Chinese autoriteiten door Nederland het voorstel gedaan om de donaties niet meer aan de tehuizen te schenken maar aan de Centrale Autoriteit. De Chinese autoriteiten hebben aangegeven dit voorstel in overweging te nemen.
Vindt u niet dat er ten aanzien van China te veel signalen zijn dat het adoptieproces niet zuiver verloopt, dat er te veel onjuiste financiële prikkels zijn om zoveel mogelijk kinderen ter adoptie aan te bieden voor eigen financieel gewin en dat de zorgvuldigheid van het hele adoptieproces dus niet kan worden gegarandeerd?
Zoals eerder aan uw Kamer is gemeld, is er in de reguliere contacten met de Chinese autoriteiten aandacht gevraagd voor de signalen die ons bereiken over mogelijke misstanden. De Chinese autoriteiten hebben daarbij herhaaldelijk aangegeven dat zij graag op de hoogte worden gesteld van mogelijke misstanden waarna men bereid is om een onderzoek in te stellen. In dit geval hebben de Chinese autoriteiten aangegeven dat zij zelf een onderzoek zijn gestart naar aanleiding van de onlangs verschenen berichten.
In hoeverre wordt gecontroleerd of China voldoet aan het subsidiariteitsbeginsel, dat uitgangspunt is van het Haags Adoptieverdrag? Wordt voor de kinderen die voor adoptie naar het buitenland gaan eerst ook lokaal gezocht naar een Chinees adoptiegezin? Is er eigenlijk nog wel noodzaak om kinderen uit China te adopteren nu de vraag naar adoptiekinderen in China zelf steeds groter worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals u in uw vraagstelling aangeeft is er inderdaad een toename van binnenlandse adopties waar te nemen in China waardoor kan worden geconcludeerd dat invulling wordt gegeven aan het subsidiariteitsbeginsel, zoals weergegeven in artikel 4 lid b van het Haags Adoptieverdrag. Dit artikel stelt dat de Staat van herkomst pas nadat deze de mogelijkheden tot plaatsing van een kind in de eigen Staat naar behoren heeft onderzocht en heeft vastgesteld dat interlandelijke adoptie het hoogste belang van het kind dient, een adoptie conform het Verdrag kan plaatsvinden. Gevolg hiervan is dat er in Nederland een duidelijke afname is waar te nemen van adopties uit China en dat thans interlandelijke adoptie vanuit China bijna volledig bestaat uit zogenoemde «special needs kinderen».
Vindt u dat er doorgegaan mag worden met adopties uit Verdragslanden als deze landen niet aan de regels van het Haags Adoptieverdrag voldoen.
Een van de doelstellingen van het Haags Adoptieverdrag is om te waarborgen dat interlandelijke adopties op zodanige wijze plaatsvinden dat het hoogste belang van het kind daarmee is gediend en de grondrechten die daarbij horen worden geëerbiedigd. Ook heeft het verdrag tot doel samenwerking te verzekeren tussen de verdragslanden opdat deze waarborgen in acht worden genomen en ontvoering, verkoop van of handel in kinderen aldus wordt voorkomen. Dat betekent dat verdragslanden verantwoordelijk zijn voor de controle op de naleving van de vereisten die voortvloeien uit het verdrag. Verdragslanden hebben daarom de plicht elkaar hier op aan te spreken en waar nodig te zoeken naar oplossingen. Het vertrouwensbeginsel, dat als basis dient voor deze samenwerking en controle, biedt de mogelijkheid om bij vermoedens van mogelijke misstanden elkaar aan te spreken, om opheldering te vragen en zo nodig aan te dringen op maatregelen. Indien voorgaande maatregelen niet tot het gewenste effect leiden, kan uiteindelijk door een van de verdragspartijen worden besloten om de samenwerking onder het verdrag op te schorten of te beëindigen.
Wanneer komt er voor u een moment om te stoppen met het toestaan van interlandelijke adopties uit China?
Zoals onder vraag 7 aangegeven, hebben verdragslanden de plicht elkaar aan te spreken op mogelijke misstanden en waar nodig te zoeken naar oplossingen. Indien een Verdragsland niet kan worden aangesproken op mogelijke misstanden die zijn gesignaleerd en ik niet kan instaan voor de betrouwbaarheid van de adopties, is dat voor mij aanleiding om te stoppen met adopties. In het geval van China blijkt dat de Chinese autoriteiten onderzoek doen naar en optreden bij signalen van misstanden. De wederzijdse wens van China en Nederland tot intensivering van de contacten en de afspraken die met elkaar zijn gemaakt beschouw ik als positief. De samenwerking met de Chinese autoriteiten biedt ook de mogelijkheid om de ontwikkelingen met betrekking tot adopties uit China te blijven volgen en waar mogelijk positief te beïnvloeden. Vooralsnog zie ik daarom geen aanleiding om interlandelijke adopties uit China stop te zetten.
Rellen en vernielingen bij het huis van de burgemeester van Urk |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving van omroep Flevoland over de terrorisering van de burgemeester door Urks tuig omdat hij een einde wil maken aan gewelddadig drugs- en drankgebruik?
Ja.
Deelt u de mening dat het gezag van de burgemeester altijd boven elke twijfel verheven moet zijn en dat rellen, vernielingen en aanslagen tegen dat gezag hard moeten worden aangepakt? Zo ja, hoe heeft u de burgemeester van Urk ondersteund in de bevestiging van zijn gezag en op welke wijze bent u van plan dat de komende tijd te doen? Heeft u al contact gehad met de burgemeester?
Burgemeesters hebben een belangrijke rol bij de invulling van de democratische waarden zoals die in de wet verankerd zijn. Van hen wordt verwacht dat zij deze rol op deskundige en integere wijze uitvoeren. Het is onacceptabel als agressie en geweld hen in deze uitvoering belemmert. Burgemeesters verdienen dan ook extra steun en bescherming. Dit kabinet zet stevig in om agressie en geweld tegen personen met publieke taken te verminderen.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft hierover op 21 maart 2011 een brief gestuurd aan alle politieke ambtsdragers. Daarin is benadrukt dat burgemeesters en andere politieke ambtsdragers een voorbeeldrol vervullen naar de gemeenschap en de werknemers met publieke taken die zij (in)direct aansturen. Het is vanuit die voorbeeldrol van belang dat zij duidelijk maken waar de grenzen van het toelaatbare liggen, en dat zij de aanpak van agressie en geweld nadrukkelijk uitdragen. Dit heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 9 mei 2011 ook besproken met het Nederlands Genootschap voor Burgemeesters. Verder heeft hij met de burgemeester contact gehad om hem ook persoonlijk te steunen in zijn optreden.
Deelt u de mening dat u met uw publiekelijk waarneembare bescherming en aanmoediging van de burgemeester van Urk aan alle burgemeesters van Nederland duidelijk maakt dat u verlangt dat burgemeesters grenzen stellen en normerend optreden? Is dat voor u een reden dit te gaan doen?
Zie antwoord vraag 2.
Naar welke strafbare feiten rond de rellen en de aanslag op de woning van de burgemeester van Urk voert de politie op dit moment onderzoek uit? Wanneer zijn deze onderzoeken gestart? Wat is het verloop van de onderzoeken? Hoe is de medewerking uit de gemeenschap, van omstanders en ouders?
De burgemeester van Urk heeft naar aanleiding van incidenten bij zijn woning (in de nasleep van Koninginnenacht) aangifte gedaan bij de politie. Naar aanleiding van het incident met de brandbom is een strafrechtelijk onderzoek gestart. Dit onderzoek loopt nog. In het weekend van 28 en 29 mei 2011 zijn in deze zaak drie aanhoudingen verricht. Ter bescherming van het opsporingsbelang kunnen geen verdere bijzonderheden worden gegeven over de start van het onderzoek, het verloop daarvan en de medewerking daaraan. Als het strafrechtelijk onderzoek is geëindigd, zal het Openbaar Ministerie beoordelen of, en zo ja welke, feiten vervolgd kunnen worden.
Deelt u de mening dat bestuurders van alle bedreigingen en strafbare feiten jegens hen aangifte zouden moeten doen? Van welke gebeurtenissen heeft de burgemeester op dit moment zelf aangifte gedaan? Als de burgemeester nog niet van alle strafbare feiten aangifte heeft gedaan, wilt u hem daar dan toe aansporen?
Zoals de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer heeft laten weten naar aanleiding van het onderzoek Bedreigd Bestuur (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 28 684, nr. 295), baart het ons zorgen dat te vaak geen melding wordt gemaakt van agressie en geweld, en dat slechts in een derde van de gevallen de dader op zijn gedrag wordt aangesproken. Politieke ambtsdragers moeten ongewenst gedrag altijd melden. Met het Nederlandse Genootschap van Burgemeesters is afgesproken een aantal maatregelen te implementeren. Dit betreft onder andere een geweldsprotocol voor burgemeesters, kennis- en vaardigheidstrainingen voor nieuwe en zittende burgemeesters, een Vertrouwenslijn politieke ambtsdragers. Deze maatregelen zullen eind 2012 op hun effectiviteit worden geëvalueerd.
Hoe serieus acht u de plannen om opnieuw te protesteren tegen de burgemeester en de maatregelen van het Urker gemeentebestuur? Hoe helpt u het Urker gemeentebestuur zich hierop voor te bereiden?
De politie is op de hoogte van geruchten over nieuwe protesten. De lokale politiechef en de jeugdagent participeren in diverse overleggen tussen belanghebbenden en jongeren waarin dit aan de orde komt. In de lokale driehoek zijn afspraken gemaakt over de beleidsuitgangspunten en de tolerantiegrenzen alsmede over de preparatie en politie-inzet bij eventuele vervolgacties. Indien wij vanuit de lokale driehoek signalen krijgen dat er behoefte is aan ondersteuning dan zullen wij het nodige doen. Verder verwijzen wij naar het antwoord op vragen 2 en 3.
Deelt u de analyse dat de ongeregeldheden voortkomen uit de strengere aanpak door de gemeente Urk van drank- en drugsgebruik en van oude gebruiken die voor de bevolking veel overlast veroorzaken? Zo nee, wat is volgens u dan de aanleiding van deze ongeregeldheden? Zo ja, hoe waardeert u de keus van het gemeentebestuur om gegroeide misstanden aan te pakken die illegaal of ongewenst zijn?
De ongeregeldheden lijken vooral te zijn ontstaan naar aanleiding van de aanpak van jongeren die gevaarlijke en overlastgevende overtredingen begaan met scooters. Wij hebben geen reden om te twijfelen aan het oordeel van de burgemeester van Urk dat deze gedragingen dermate ernstig zijn dat zij niet kunnen worden getolereerd, zeker niet als er (een teveel aan) alcohol in het spel is.
Hoe waarborgt u dat de politie in een hechte gemeenschap als Urk de wetten en regels handhaaft in plaats van onderdeel uit te maken van de cultuur die de jongeren uitdragen? Welke maatregelen neemt de korpsbeheerder van Flevoland hiervoor?
Sinds vele jaren werkt de politie Flevoland met een vast team van allround politiemensen binnen de gemeente Urk. Slechts een enkel lid van het team woont op Urk. Deze werkwijze leidt tot een grote mate van lokale bekendheid van de betrokken politiemensen, en – omgekeerd – tot een grote mate van acceptatie van deze politiemensen door de bevolking. De prioriteiten van het team zijn afgestemd op het veiligheidsbeeld van Urk en vastgesteld in de lokale driehoek.
Uit de managementrapportages van de politie Flevoland blijkt dat er door de Urker politiemensen intensief en meer dan gemiddeld wordt gehandhaafd op feiten als rijden onder invloed, te hard rijden en geweld. Het ophelderingspercentage van aangegeven misdrijven is hoog. Het team is effectief gebleken bij het interveniëren op hinderlijke en overlastgevende jeugdgroepen. Tegelijk wordt er door het team sterk ingezet op preventiemaatregelen als het gaat om het voorkomen van onder andere verkeersongevallen en geweld in de horeca. Het participeren in overlegstructuren inzake jongeren en het regelmatig in gesprek gaan met jongeren zelf draagt hieraan bij. Er is dan ook geen sprake van dat de politie onderdeel is gaan uitmaken van de cultuur die overlastgevende jongeren uitdragen.
Wat is naar uw mening de rol van de Urker gemeenschap en de ouders van de relschoppers in de cultuurveranderingen die het gemeentebestuur nastreeft? Wordt deze rol al voldoende opgepakt? Zo nee, wat moet er volgens u gebeuren om dit te veranderen?
De Urker gemeenschap en de ouders van relschoppers hebben een belangrijke rol bij het realiseren van de cultuurverandering(en) die het gemeentebestuur nastreeft. Het is echter niet aan ons om te bepalen welke maatregelen hiervoor nodig zijn en in welk tempo dit mogelijk is. De burgemeester heeft ons gemeld dat op Urk sinds kort een Centrum voor Jeugd en Gezin bestaat om, voor zover noodzakelijk, ouders met problemen te begeleiden. De burgemeester meldde voorts dat hij ervan uit gaat dat gesprekken en de geboden ondersteuning voldoende zijn om de gewenste cultuurverandering te realiseren, maar dat een dergelijke verandering nu eenmaal tijd kost.
Deelt u de mening dat een gesprek volstrekt onvoldoende is om een zo fundamentele cultuurverandering te bewerkstelligen als op Urk nagestreefd wordt, maar dat er een beschavingsoffensief nodig is? Zo ja, wat gaat u doen om dit beschavingsoffensief vorm te geven en wanneer moet dit offensief zijn vruchten afwerpen?
Zie antwoord vraag 9.
De arrestatie van een Iraanse mensenrechtenactiviste |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Is de Iraanse vrouwenrechtenactiviste Maryam Bahreman in Shiraz door de Iraanse autoriteiten gearresteerd?
Verscheidene betrouwbare media en personen die in contact staan met familie van Maryam Bahreman bevestigen haar arrestatie, maar ik heb hierover geen bevestiging gekregen van de Iraanse autoriteiten.
Zo ja, weet u welke aanklachten tegen haar zijn ingediend, respectievelijk waarvan zij wordt verdacht? Zo nee, wilt u daarover opheldering vragen bij de Iraanse autoriteiten?
Volgens berichten in de media zou zij gearresteerd zijn vanwege activiteiten tegen de nationale veiligheid.
Bent u bereid in zowel bilateraal verband als via de EU te protesteren tegen deze arrestatie en de vrijlating van mevrouw Bahreman te eisen?
Ambtelijk is de Iraanse ambassadeur opheldering gevraagd over deze zaak. Daarbij is erop aangedrongen de Nederlandse zorgen over de situatie van mevrouw Bahreman over te brengen aan de Iraanse autoriteiten en is gepleit voor een eerlijk en transparant proces. De Nederlandse ambassade in Teheran heeft deze zaak onder de aandacht gebracht van EU-collega’s.
Wilt u de Kamer op korte termijn berichten over uw inspanningen en de resultaten hiervan?
Zie antwoord vraag 3.
Zwakke veendijken |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van «1Vandaag»?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Deelt u de mening dat het van de zotte is dat na de dijkdoorbraak van Wilnis in 2003 geen grote investeringen zijn gedaan om de vele zwakke veendijken goed te onderhouden? Zo nee, waarom niet?
Ons land telt circa 14 000 km aan regionale keringen, waarvan volgens de waterschappen ongeveer 1000 km is aan te duiden als echte veendijken. Daarvan is op dit moment bijna 300 km verbeterd en staat ongeveer 300 km onder een verscherpt toezicht, vanwege de aanhoudende droogte.
In opdracht van de waterschappen is een handreiking voor droogtegevoelige kaden opgesteld, met als doel om goed voorbereid te zijn en om de juiste maatregelen, zoals monitoring, te kunnen treffen, zodra zich een periode van droogte aandient.
Bent u van mening dat, vraag 2 in het achterhoofd houdend en het feit dat vandaag de dag nog onderzoek wordt gedaan naar het beheer van veendijken, kan worden opgemaakt dat het toetsen van de dijken om de zes jaar geen overbodige luxe is en daarom niet moet worden gewijzigd naar eens in de twaalf jaar toetsen? Zo nee, waarom niet?
De wijziging in de toetsfrequentie van zes naar twaalf jaar is van toepassing op de primaire waterkeringen. Voor het toetsen van de regionale waterkeringen geldt al een termijn van 12 jaar, die gebaseerd is op de provinciale Verordening waterkering. In deze verordening is ook opgenomen dat de waterschappen jaarlijks een voortgangsrapportage opstellen en deze aan Gedeputeerde Staten aanbieden, met daarin de voortgang van de verbeterwerken en een verslag van de reguliere inspecties van de regionale waterkeringen.
Overigens heeft de verandering in de toetsfrequentie voor primaire waterkeringen geen consequenties voor de verantwoordelijkheid van de waterbeheerder om doorlopend de veiligheid van de waterkeringen te bewaken. De waterveiligheid komt hiermee dus niet in het geding.
Deelt u de mening dat er zo snel mogelijk grote investeringen moeten worden gedaan in het onderhoud van de vele kwetsbare veendijken om rampen te voorkomen die veel slachtoffers kunnen veroorzaken en een enorme economische schade? Zo nee, waarom niet?
De betrokken partijen bij regionale waterkeringen, provincies en waterschappen, hebben een traject van inspectie, toetsen, verbeteren en verantwoorden opgesteld en dit vervolgens in uitvoering genomen. Hieruit vloeit voort dat eventueel benodigd extra onderhoud of verbetermaatregelen ook plaatsvinden.
Overigens zijn het vooral de primaire waterkeringen, die beschermen tegen buitenwater, waarbij een eventueel falen kan leiden tot slachtoffers en grote materiële schade. Veendijken zijn met name regionale waterkeringen, die vooral (lokale) wateroverlast dienen te voorkomen.
De topsalarissen bij Buma/Stemra |
|
Jasper van Dijk , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Buma/Stemra-directie zit fors boven balkenendenorm»?1
Ja.
Is het waar dat de voormalige directeur van Buma/Stemra voor acht maanden werken 379 duizend euro verdiende en dat ook minimaal twee andere bestuurders meer dan 200 duizend euro verdienden? Zijn er nog meer salarissen binnen deze organisatie uitgekeerd die hoger zijn dan het salaris van een minister? Zo ja, hoeveel en aan wie?
Uit het jaarverslag leid ik af dat de voormalig directeur van Buma/Stemra, de huidig directeur en een bestuurslid 200 000 euro of meer verdienden. Over de salarissen van andere medewerkers van Buma/Stemra zijn in het jaarverslag geen mededelingen gedaan.
Wat vindt u van deze topsalarissen?
Ik deel de mening dat de geïnde vergoedingen zoveel mogelijk ten goede moeten komen aan de makers. Dit is ook het doel van Buma/Stemra. Omdat Buma/Stemra een particuliere organisatie is, is het in eerste instantie aan het bestuur en de leden (bij Stichting Stemra: aangeslotenen) om over de bezoldiging te beslissen. In de inrichting en opzet van Buma/Stemra bestaan mogelijkheden om invloed uit te oefenen op bijvoorbeeld de salariëring, doordat de leden het bestuur kiezen en de statutaire directie benoemen. Ook op de algemene ledenvergadering kan dit onderwerp aan de orde worden gesteld. Het ligt ook voor de hand dat de leden dit onderwerp desgewenst op de agenda zetten. Zij zijn immers de rechthebbenden. Ik verwacht dat de bijzondere positie die Buma/Stemra heeft, als enig bemiddelaar van muziekauteursrecht met daardoor een zekere maatschappelijke verantwoordelijkheid, bij deze discussie over het salaris zal worden betrokken en dat er stappen in de goede richting worden gezet. Hiernaast merk ik op dat in het thans bij de Tweede Kamer aanhangige voorstel tot wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten («Wet toezicht») (Kamerstukken 2008–09 31 766, nr. 2) verplichtingen zullen worden ingevoerd om de bezoldiging van het bestuur, de raad van toezicht en de directie transparant te maken. Eveneens zal de mogelijkheid worden geïntroduceerd om bij bovenmatige salarissen in te grijpen, door normering bij algemene maatregel van bestuur. In de toelichting bij de tweede nota van wijziging (Kamerstukken 2009–10 31 766, nr. 9) is aangegeven dat de uitkomsten van de zelfregulering uiterlijk eind 2012 zullen worden geëvalueerd en dat dan nadere stappen worden overwogen.
Deelt u de mening dat de geïnde vergoedingen zoveel mogelijk ten goede moeten komen aan de creatieve makers die hier recht op hebben, dat niet over de ruggen van deze mensen zoveel mogelijk geld moet worden verdiend en dat om die reden bescheiden salarissen bij een organisatie als Buma/Stemra op zijn plaats zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u deze topsalarissen in overeenstemming met het doel van deze organisatie, te weten het tegen zo laag mogelijke kosten verdelen van de vergoedingen over de muziekauteurs en dat het doel niet is om winst te maken?2
Zie antwoord vraag 3.
Welke democratische mogelijkheden hebben de leden en andere belanghebbenden bij vereniging Buma en stichting Stemra zelf om deze salarissen aan de orde te stellen en deze te verlagen?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op de forse kritiek van enkele bestuursleden van Buma/Stemra in de Volkskrant?3
Ik ondersteun het streven van deze bestuurders naar een transparante werkwijze. Buma/Stemra werkt aan het verbeteren van de transparantie. Zo is de publicatie van de salarissen van de bestuursleden een eerste stap geweest. In de laatste algemene ledenvergadering van Buma/Stemra is men akkoord gegaan met een statutenwijziging die het mogelijk maakt om een onafhankelijke voorzitter te benoemen. Ook hebben de collectieve beheersorganisaties gezamenlijk afspraken gemaakt om tot een meer transparante werkwijze te komen, in het kader van de werkgroep Pastors. Dit zijn stappen in de goede richting. Hiernaast verwacht ik dat het wetsvoorstel tot wijziging van de wet toezicht een belangrijke bijdrage kan leveren om de werkwijze van Buma/Stemra en andere collectieve beheersorganisaties inzichtelijker te maken. Zo zal Buma/Stemra onder het preventief toezicht van het College van Toezicht Auteursrecht- en naburige rechten gaan vallen. Hiernaast wordt de openbaarmaking van bepaalde gegevens in de wet vastgelegd, waaronder de bezoldiging van de bestuursleden, de dagelijkse leiding en de raden van toezicht en wordt de mogelijkheid geïntroduceerd om het salaris bij algemene maatregel van bestuur te normeren.
Vindt u de werkwijze van deze organisatie, waaronder ook het tot stand komen van de salarissen, voldoende transparant? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen om de transparantie te vergroten?
Zie antwoord vraag 7.
Is het waar dat diverse bestuurders van deze organisatie een spreekverbod is opgelegd? Wat vindt u hiervan?
Vanuit Buma/Stemra heb ik begrepen dat is afgesproken om één aanspreekpunt voor de pers aan te wijzen, bij monde van de bestuursvoorzitter. Het is in eerste instantie aan deze vereniging en aan hun bestuurders om hun eigen handelswijze te bepalen. Dit geldt ook met betrekking tot de salarissen. Omdat Buma/Stemra als collectieve beheersorganisatie met een overheidsvergunning een bijzondere positie heeft, staat Buma/Stemra onder toezicht. Op grond van artikel 2 van de Wet toezicht, ziet het College van Toezicht onder meer toe op het financiële beleid, bepaalde aspecten van de taakuitoefening (namelijk het betrekken van het belang van de betalingsplichtigen) en de inning en verdeling van gelden. Een onderzoek zou vooral op deze aspecten betrekking hebben. Het College ziet vooralsnog geen aanleiding om onderzoek te doen.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat de salarissen bij Buma/Stemra naar beneden worden bijgesteld en in ieder geval niet hoger zullen zijn dan het salaris van een minister? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u in ieder geval bereid het College van Toezicht op de collectieve beheersorganisaties te vragen hier onderzoek naar te laten doen, zowel naar de salarissen, de democratische controle hierop, de transparantie en het opgelegde spreekverbod? Zo nee, waarom niet?
De stroomstoring en de veiligheid in de ziekenhuizen van Ziekenhuisgroep Twente |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Margreeth Smilde (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de stroomstoring in het ziekenhuis van Hengelo, waarbij ook de noodstroomvoorziening niet functioneerde en patiënten op de Intensive Care handmatig beademd zijn cq met spoed naar het ziekenhuis in Enschede zijn overgebracht?1
Ja.
Welke normen bestaan er in Nederland op het gebied van noodstroomvoorzieningen in ziekenhuizen en kunt u die normen vergelijken met de normen in andere Europese landen? Acht u de Nederlandse normen, mede in het licht van stroomstoringen in Amersfoort en Tilburg, adequaat?
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6 van de vragen van het lid Van Gerven (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2730).
Heeft u kennis genomen van het feit dat de gemeente Hengelo en de gemeente Almelo forse dwangsommen opleggen aan de ziekenhuisgroep Twente vanwege het niet naleven van de regels rond brandveiligheid2, nota bene in een ziekenhuis waar in 2006 een dode gevallen is bij een brand in een operatiekamer?
Ja, ik heb kennis genomen van de handhavingsactiviteiten van beide gemeenten. De gemeenten hebben in afzonderlijke periodieke controles op elementen van het Bouwbesluit alsmede het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken geconstateerd dat aan een aantal eisen niet werd voldaan. De ZGT heeft voor beide locaties een plan van aanpak gemaakt om te zorgen dat op korte termijn wel aan alle eisen wordt voldaan. De gemeenten hebben gebruik gemaakt van hun bevoegdheid door hier extra druk achter te zetten met een deadline. De gemeenten verwachten dat aan het eind van dit jaar de bouwkundige omgeving is aangepast conform de wettelijke standaard. Alleen indien dit niet het geval zou zijn zullen de gemeenten overgaan tot het opleggen van een last onder dwangsom.
Kunt u aangeven welke acties het ziekenhuis, het ministerie en ander actoren genomen hebben naar aanleiding van het rapport «Brand in een operatiekamer, Twenteborgziekenhuis, Almelo, 28 september 2006»?3 Zijn die acties in uw ogen voldoende?
Ik heb mij door de Raad van Bestuur van de ZGT laten informeren dat zij, net als alle ziekenhuizen, continue werken aan verbetering van kwaliteit en veiligheid. Dit doen zij onder andere door implementatie van de 10 thema’s van het VMS programma.
Naar aanleiding van de brand in 2006 heeft de IGZ onderzoek gedaan naar de genomen maatregelen door de ZGT. In maart 2009 concludeert de IGZ in haar onderzoeksrapport dat de ZGT op voortvarende wijze invulling geeft aan het noodzakelijke kwaliteit- en veiligheidsbeleid. Daarnaast vermeld de IGZ in hetzelfde rapport dat er nog zwakke plekken zijn, dat de Raad van Bestuur zich hiervan bewust is en dat zij zich hier speciaal op richt. De IGZ heeft destijds geconcludeerd dat de maatregelen voldoende waren en haar inspectie werkzaamheden op de gebruikelijke landelijke wijze voortgezet.
Bent u bereid, nu uw ambtenaren op vrijdag 13 mei a.s. een gesprek aangaan met de Raad van Bestuur naar aanleiding van de uitspraken en plannen over verloskunde, dit gesprek uit te breiden in de tijd, en te laten checken of de veiligheid in de ziekenhuisgroep Twente op een adequaat niveau is voor een ziekenhuis en daarover de Kamer terstond te informeren?
Tijdens het overleg is het ministerie geïnformeerd over de oorzaak en de hierop gevolgde acties.
De informatievoorziening aan het parlement |
|
Ineke van Gent (GL), Mariko Peters (GL) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich de eerdere schriftelijke vragen over een terugkerend patroon van gebrekkige informatievoorziening door het kabinet aan de Tweede Kamer?1
Ja. In mijn beantwoording heb ik toen aangegeven mij niet te herkennen in de conclusie dat er de afgelopen 25 jaar sprake was van een terugkerend patroon van gebrekkige informatievoorziening.
Deelt u de mening dat het parlement gevraagd en ongevraagd ingevolge artikel 68 Grondwet niet alleen actief geïnformeerd dient te worden over voorstellen met de relevante feiten en argumenten, maar ook over risico’s en contra-indicaties bij voorstellen die aan het parlement of één der afzonderlijke Kamers voorgelegd worden? Zo nee, waarom niet?
Om parlementaire controle van het handelen van de regering mogelijk te maken zijn zowel een passieve (artikel 68 Grondwet) als een actieve (ongeschreven) inlichtingenplicht in ons parlementaire bestel besloten. De feiten en argumenten die ten grondslag hebben gelegen aan standpunten van het kabinet en aan voorstellen van de regering die aan de Kamers worden voorgelegd, plegen in die stukken of in de daarbij gevoegde toelichtingen en eventuele bijlagen te worden weergegeven voor zover deze relevant lijken voor de oordeelsvorming door de Kamers. Daar kunnen contra-indicaties onder vallen voorzover die relevant zijn. De informatieplicht betreft de beslissingen en motieven van wat de regering doet. Uiteraard kan de Kamer vragen waarom een beslissing niet genomen wordt. Alsdan zal het kabinet de relevante feiten en argumenten verstrekken.
Deelt u de opvatting dat de Kamer in beginsel toegang dient te hebben tot de met publiek geld in opdracht van departementen geproduceerde kennisproducten van universiteiten, kennisinstellingen of adviesbureaus? Zo nee, waarom niet?
Het is gebruikelijk dat rapporten van extern wetenschappelijk onderzoek actief openbaar worden gemaakt. Voor het overige kunnen zij aan de Kamer worden verstrekt voor zover dit niet in strijd is met het belang van de staat. Zie voorts het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid zich in te zetten om de wetenschappelijke onafhankelijkheid van opdrachtonderzoek te waarborgen? Bent u bereid de door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) geformuleerde richtlijnen voor onderzoek in opdracht van de overheid over te nemen, met name op het gebied van transparantie en openbaarmaking? Bent u bereid de rijksinkoopregels Algemene Rijksvoorwaarden voor het verstrekken van opdrachten tot het verrichten van Diensten (ARVODI) aan te passen, waardoor het voor kennisinstellingen mogelijk wordt hun met publiek geld gefinancierde onderzoeken ook daadwerkelijk te publiceren, eventueel na een beperkte geheimhoudingsperiode van een half jaar? Zo nee, waarom niet?
In het kabinetsstandpunt zoals dat in 2007 door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is uitgedragen ten aanzien van de onafhankelijkheid van opdrachtonderzoek en de door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) geformuleerde richtlijnen, is geen wijziging opgetreden (Kamerstukken II 2007/08, 29 338, nr. 68). In de modelonderzoeksovereenkomst die gebruikt wordt om, onder toepassing van de ARVODI als algemene voorwaarden, overeenkomsten te sluiten over opdrachten voor wetenschappelijk onderzoek, is onder meer vastgelegd dat opdrachtnemer het onderzoek dient uit te voeren volgens de algemene beginselen van professioneel wetenschappelijk handelen. Ten aanzien van publicatie is in de modelonderzoeksovereenkomst opgenomen dat opdrachtgever (de overheid) bij uitsluiting bevoegd is tot publicatie en dat voor het geval opdrachtgever het eindrapport niet zou willen publiceren opdrachtnemer het verzoek kan doen het onderzoeksresultaat in eigen beheer uit te geven. Een dergelijke toestemming kan aan voorwaarden worden verbonden maar wordt niet zonder redelijke grond geweigerd. Als regel zullen de resultaten van deze onderzoeken dus gepubliceerd worden. Zie voorts Tweede Kamer 2007/08, Aanhangsel van de Handelingen nr. 1139.
Deelt u de mening dat het parlement niet alleen inhoudelijk volledig, maar vooral ook tijdig dient te worden geïnformeerd, zodat Kamerleden de verkregen informatie onafhankelijk en extern kunnen verifiëren? Wat vindt u ervan om te bepalen dat bij debatten met een planningshorizon van 21 dagen of meer, de relevante stukken in beginsel, tenzij het gaat om informatie die niet eerder beschikbaar kon zijn of op verzoek van de Kamer zelf, uiterlijk vijf dagen voorafgaand aan het debat aan de Kamer ter beschikking worden gesteld?
De regering tracht de Kamer tijdig en zo volledig mogelijk te informeren. De Kamer beslist evenwel over haar agenda en over de vraag of zij voldoende is geïnformeerd. Derhalve is het niet goed mogelijk dat het kabinet de gevraagde tijdsnorm kan stellen.
Een Israelische spoorlijn |
|
Léon de Jong (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat Deutsche Bahn zich onder druk van linkse extremisten heeft teruggetrokken uit een samenwerkingsproject met de Israelische spoorwegen?1
De regering is bekend met het bericht dat Deutsche Bahn zich heeft teruggetrokken.
Wilt u onderzoeken of van Nederlandse zijde een levensvatbaar samenwerkingsaanbod kan worden gedaan om deze fantastische spoorlijn tussen Tel Aviv en Jeruzalem te voltooien? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit is niet aan de orde. De regering ziet in het algemeen geen taak voor de Nederlandse overheid om behulpzaam te zijn bij de aanleg van spoorlijnen in landen met een hoge economische ontwikkeling zoals Israël, tenzij er een aanwijsbaar economisch belang voor Nederland of voor Nederlandse marktpartijen is. Dit is niet het geval.
Een nabetaling voor honderden (voormalig) Griekse parlementariërs |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat sinds 2008 ( het jaar dat de crisis uitbrak) honderden (voormalig) Griekse parlementariërs naar de rechter zijn gestapt om met terugwerkende kracht nog een nabetaling te ontvangen van ongeveer 250 000 euro per persoon?1
Ja.
Bent u bereid aan de Europese Commissie te vragen of zij de mening deelt dat dit gedrag in zijn geheel niet strookt met het feit dat salarissen en pensioenen in Griekenland gekort zijn en Griekenland massaal steun van ons en andere Europese partners ontvangt via Europa, juist vanwege falend beleid van Griekse politici?
Ik ben het met u eens dat de Commissie hier, in het kader van het leningenprogramma voor Griekenland, attent op moet zijn. Het betreft een bijzondere situatie. Staatssecretaris Knapen heeft op 24 mei de Commissie op de hoogte gebracht van uw zorgen. Ik ga er vanuit dat u dit ook zelf via de u ter beschikking liggende kanalen opbrengt. De conferentie van in Europese zaken gespecialiseerde commissies van nationale parlementen (COSAC) kan hierbij bijvoorbeeld instrumenteel zijn.
Deelt u de mening dat dit volstrekt ongepast en onjuist is in de huidige crisis en welke maatregelen vindt u dat de Europese Commissie en de Europese Raad richting Griekenland moeten nemen?
Als de berichtgeving klopt, is het gedrag van de Griekse parlementariërs gezien de situatie waarin dat land zich bevindt, ondermijnend aan de pogingen van het IMF en de eurolanden, en ook van de Griekse regering, om de overheidsfinanciën in Griekenland onder controle te brengen. Het geeft ook blijk van bijzonder weinig interne solidariteit met Grieken die in de huidige situatie kampen met dalende lonen en stijgende werkloosheid.
Dit is in eerste instantie een zaak van Griekenland zelf, niet van de Europese Commissie of de Europese Raad. Ik ben van mening dat de Grieken alles in het werk moeten stellen om de claims van de parlementariërs tegen te houden. Een land dat in grote financiële problemen verkeert, dient het zelfreinigend vermogen te hebben dit soort vraagstukken het hoofd te bieden. Echter, er zijn juridische kaders die het handelen van de Griekse regering kunnen beperken en die het tegenhouden van de claims kunnen compliceren.
Wilt u de Kamer binnen een week meedelen welke acties ondernomen worden en welke reactie Griekenland hierop geeft?
Ik zal u hierover via de reguliere informatievoorziening naar uw Kamer informeren.
Het voornemen te bezuinigen op de eerstelijns GGZ |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het waar dat door u op dit moment wordt bekeken hoe op de eerstelijns Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) een bezuiniging van 10 miljoen euro kan worden bereikt?1
Op dit moment wordt in het kader van de Voorjaarsbesluitvorming gekeken naar bezuinigingsmogelijkheden binnen de GGZ. Dit heeft zowel betrekking op de eerstelijns als de tweedelijns curatieve GGZ.
Is het waar dat u dit denkt te kunnen bereiken door de eigen bijdrage te verhogen naar 16 euro per zitting, en door het aantal verzekerde zittingen terug te brengen van acht naar vijf?
Hierover kan ik op dit moment nog geen uitspraak doen.
Bent u ervan op de hoogte dat 90% van de patiënten van eerstelijns GGZ in twaalf zittingen naar tevredenheid wordt geholpen? Hoe is dat te rijmen met het voornemen om het aantal verzekerde zittingen terug te brengen tot vijf? Werpt u op deze manier niet een financiële drempel op om de behandeling (succesvol) af te ronden?
De Landelijke Vereniging Eerstelijnspsychologen (LVE) heeft mij van deze cijfers op de hoogte gesteld. Zowel tevredenheid als de gemiddelde behandelduur van 6,7 consulten zijn een heel goed resultaat. Ik ben echter van mening dat de behandelingen efficiënter kunnen worden ingericht. Door bijvoorbeeld een gecombineerd (preventief) hulpaanbod van e-health en face-to-face behandelingen kan de behandelduur ingekort worden. Op dit moment is het gebruik van internethulpverlening nog relatief beperkt: slechts 4,7% van de mensen met psychische problemen gebruikt dit medium.2 Ik ben daarom niet van mening dat er met de maatregelen uit het regeerakkoord een financiële drempel wordt opgeworpen om de behandeling succesvol af te ronden. Het is mijns inziens een stimulans om efficiënter te gaan behandelen.
Welk gevolg heeft het voor de instroom van patiënten in de tweedelijns GGZ als men halverwege de behandeling in de eerste lijn zelf de behandeling moet gaan betalen? Welke prognoses heeft u voor de instroom in de tweede lijn bij invoering van deze plannen?
Door het aanbieden van adequate (preventieve) behandelingen in de eerstelijn in combinatie met e-health kunnen onnodige behandelingen en stagnatie in de tweedelijnszorg worden voorkomen. Daarbij zijn goede triage, diagnosestelling, maar ook samenwerking tussen de verschillende lijnen van groot belang. Het is bijvoorbeeld belangrijk om de deskundigheid van de huisarts op het gebied van psychische problematiek te bevorderen en daarbij de expertise van de eerstelijnspsycholoog en de psychiater te benutten. Op dit moment wordt er nog te veel in zogenaamde schotten gewerkt en wordt 30% van de mensen met lichte psychische problematiek behandeld in de gespecialiseerde tweedelijnszorg. Ik zal de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) verzoeken om in een uitvoeringstoets te onderzoeken hoe deze samenhang kan worden gestimuleerd. Eind 2011 verwacht ik het advies. Aansluitend op mijn antwoord op vraag 3 hoeven de maatregelen uit het regeerakkoord niet te leiden tot een beperking van het behandelen van mensen met lichte problematiek. Door het efficiënt te organiseren kan de behandelduur worden teruggebracht en is het mogelijk om meer mensen in de eerstelijn te gaan behandelen.
Bent u van mening dat kwalitatief goede eerstelijns GGZ instroom van patiënten naar de duurdere tweedelijns GGZ kan voorkomen door goede triage, diagnosestelling en indicering? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 4.
Bent u niet bang voor zorgmijdend gedrag als u ook in de eerste lijn financiële drempels gaat opwerpen? Waar kunnen de mensen nog naar toe voor hulp, gezien de stijgende wachtlijsten?
Het is niet in het belang van de patiënt als er te hoge drempels worden opgeworpen voor het verkrijgen van adequate zorg. Ik vind het echter wel belangrijk dat patiënten zich bewust zijn van de kosten van zorg voordat ze aan een behandeling beginnen. Het bevordert tevens de therapietrouw van patiënten, hetgeen juist binnen de GGZ van groot belang is. Ik ben mij bewust dat de bijdrage van de patiënt in de eerstelijn lager moet zijn dan de bijdrage aan zorg in de gespecialiseerde tweedelijn.
Is het waar dat u de verschillende partijen in de GGZ op 7 april jl. op de hoogte heeft gesteld van grote kostenoverschrijdingen in de GGZ?1 Kunt u de Kamer inzicht geven in deze cijfers?
Op basis van voorlopige uitgavencijfers over 2009 zijn inderdaad overschrijdingen gebleken in de GGZ. Deze overschrijdingen worden structureel verondersteld en lopen ook mee in het Jaarverslag 2010 van het ministerie van VWS. Op 29 april en 13 mei jl. is hier ambtelijk met de veldpartijen over gesproken.