De miljoenenfraude en massale belastingontduiking in de vastgoedsector |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Wanneer is het grootschalig onderzoek in de vastgoedsector op basis waarvan nu € 330 miljoen aan boetes en naheffingen is opgelegd, gestart?1
Dit onderzoek is gestart in 2007.
Is het waar dat bij al deze onderzoeken en deze grootschalige fraudes slechts in acht gevallen de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) is ingeschakeld voor een strafrechtelijk onderzoek? Hoe kan dit? In hoeveel van de ruim zeshonderd geconstateerde fiscale onregelmatigheden is het Openbaar Ministerie ingeschakeld en zijn strafrechtelijke onderzoeken gestart?
Naar aanleiding van diverse signalen over onregelmatigheden in de bouwsector en als vervolg op een in 1997 gestart project is de Belastingdienst in 2007 gestart met een nieuwe projectmatige aanpak van deze sector. Door middel van een thematische aanpak waarin alle belastingmiddelen, alle vormen van toezicht en alle segmenten zijn betrokken heeft de Belastingdienst in afgelopen vier jaar een groot aantal verschijnselen onderzocht. Daarbij zijn risicosignalen geselecteerd op basis waarvan verder onderzoek is verricht. Er is dus geen sprake van één fraude of één enkele fraudemethodiek. Dit dieper gaande onderzoek leidde in de helft van het aantal gevallen tot fiscale correcties. Bij deze correcties kon in bijna alle gevallen worden volstaan met het opleggen van (navorderings)aanslagen en boetes. De Belastingdienst hanteert voor al deze activiteiten de naam «Nokvorst».
In een beperkt aantal gevallen werd fraude vermoed van een zodanige aard of omvang dat deze viel binnen het bereik van de aanmeldings- transactie en vervolgingsrichtlijnen (ATV-richtlijnen). De bespreking van deze gevallen in het tripartiete overleg (overleg onder leiding van het Openbaar Ministerie, met de FIOD en de Belastingdienst) leidde ertoe dat uiteindelijk acht gevallen voor strafrechtelijk onderzoek in aanmerking zijn gekomen binnen het thema Nokvorst. In het tripartiete overleg worden gevallen besproken waarvan vermoed wordt dat opzet in het spel is. In het overleg wordt bepaald welke van de betrokken rechtspersonen en/of natuurlijke personen in aanmerking komen voor strafrechtelijke handhaving. Bij deze keuze spelen diverse factoren een rol, zoals de strafrechtelijke bewijsbaarheid, de omvang van het nadeel, de persoon van verdachte, de betrokkenheid van een facilitator, recidive en de beschikbare capaciteit bij de aan het overleg deelnemende partijen. Als algemeen uitgangspunt geldt dat het fiscale nadeel minimaal € 125 000 moet bedragen, hoewel dat geen absolute grens is. De absolute ondergrens voor strafrechtelijke vervolging bedraagt € 10 000 voor particulieren en € 15 000 voor ondernemers.2 Uiteraard blijft voor gevallen die daaronder zitten wel het fiscale boete-instrumentarium beschikbaar. Tussen de deelnemers aan het tripartiete overleg is sprake van een goede en nauwe samenwerking.
Dit soort zaken wordt primair fiscaal aangepakt. Het fiscale boete-instrumentarium is toegepast en is met name in de strafmaat (speciale preventie en vergelding) effectief. Bovendien moet uiteraard altijd de verschuldigde belasting alsnog worden voldaan. Daarnaast heeft de Belastingdienst met het oog op efficiënte inzet van schaarse capaciteit diverse andere activiteiten ingezet (bijvoorbeeld voorlichting en samenwerking met andere toezichthouders) die de compliance in de vastgoedsector hebben bevorderd. Ook is het thema vastgoed nog steeds een prominent onderdeel binnen het toezicht en in het handhavingsarrangement tussen het OM en de Belastingdienst.
Ten aanzien van de afdoening van strafzaken die betrekking hebben op Nokvorst hebben mij geen signalen bereikt van een gebrekkige samenwerking tussen de Belastingdienst, FIOD en Openbaar Ministerie.
Er is naar onze mening bij deze aanpak zodoende sprake van een passende inzet van en verhouding tussen het fiscale en strafrechtelijke instrumentarium.
Onder welke voorwaarden worden zaken overgedragen aan het Openbaar Ministerie? Hoe groot moet een zaak zijn om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen?
Zie antwoord vraag 2.
Zou niet bij iedere belastingfraude van enige omvang de afweging moeten worden gemaakt of het strafrecht moet worden ingezet, omdat slechts het terugbetalen van de verschuldigde belasting en eventueel een boete onvoldoende afschrikwekkend zijn als sanctie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat u dat bewerkstelligen?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt bij iedere belastingfraude van enige omvang ook de vraag gesteld of niet alleen de rechtspersoon moet worden aangesproken door middel van een naheffing en een boete, maar welke personen feitelijk leiding hebben gegeven aan deze strafbare feiten en derhalve in persoon vervolgd kunnen worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe vaak is dat gebeurd?
Bij het nemen van een vervolgingsbeslissing weegt het Openbaar Ministerie af of het aangewezen is om naast of in plaats van een rechtspersoon (ook) de betrokken natuurlijke personen te vervolgen.
In de eerdergenoemde acht gevallen die voor strafrechtelijk onderzoek in aanmerking kwamen, zijn op dit moment 17 natuurlijke personen als verdachte aangemerkt. Ten aanzien van 9 van hen is het besluit genomen hen te vervolgen; deze procedures zijn nog niet afgerond. Ten aanzien van 6 andere verdachten is nog geen vervolgingsbeslissing genomen. De overige 2 verdachten hebben een transactie geaccepteerd van respectievelijk 120 uur werkstraf en € 15 000.
Verder verwijs ik naar mijn antwoord op vragen 2 tot en met 4.
Hoeveel mensen zijn er tot nu toe bestraft? Hoeveel schikkingen zijn er getroffen? Hoeveel strafrechtelijke onderzoeken zijn nog niet afgerond? Hoeveel gevangenisstraffen zijn er bijvoorbeeld opgelegd? Bent u van mening dat er in dergelijke zaken voldoende gebruik wordt gemaakt van het strafrecht en dat de uitgesproken sancties er toe leiden dat anderen zich van zaken als belastingfraude zullen weerhouden?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe hoog is de pakkans voor het verzwijgen van omzet en het ontduiken of ontwijken van belasting? Hoe hoog is de kans dat, indien je hiervoor al gepakt wordt, er ook een straf wordt opgelegd die hoger is dan het terugbetalen van de verschuldigde belasting?
Het is niet mogelijk om aan te geven hoe hoog de pakkans is voor belastingontduiking. Dat zou alleen mogelijk zijn wanneer de Belastingdienst elke belastingaangifte volledig zou controleren en dan nog is het niet eenvoudig om onderscheid te maken tussen fraude en vergissing. Ook cijfers over de theoretische fraudeomvang zijn niet beschikbaar. De Belastingdienst heeft een beperkte capaciteit en werkt dus risicogericht. Wanneer duidelijk is dat het gaat om fraude, zal de Belastingdienst gewoonlijk een boete opleggen bovenop het bedrag aan ontdoken belasting dat moet worden terugbetaald.
Het is duidelijk dat de Belastingdienst in de vastgoedsector veel zaken heeft ontdekt die niet klopten. Overigens worden boekenonderzoeken alleen ingesteld wanneer er aanwijzingen zijn dat er iets niet in orde is. Het is daarom onjuist om het genoemde percentage van ongeveer 50% als algemeen foutpercentage toe te kennen aan de sector. Dat heb ik ook niet uit willen dragen.
Ik reken erop dat de activiteiten van de Belastingdienst en andere toezichthouders eraan bijdragen dat het zelfreinigend vermogen van de sector toegenomen is. Daarom ben ik ook ingenomen met de gesprekken die op dit moment plaats vinden tussen de branche organisaties die binnen de vastgoedsector werkzaam zijn en de bij het toezicht op de sector betrokken overheidsorganisaties, waaronder de Belastingdienst. In deze gesprekken staat de bevordering van het zelfreinigend vermogen centraal. Desondanks heb ik de Belastingdienst opdracht gegeven om de vastgoedsector voorlopig een prominente plek te blijven geven in het toezichtprogramma. Dit houdt in dat de Belastingdienst op diverse manieren blijft interveniëren in de sector, waar mogelijk via vormen van horizontaal toezicht (afspraken met branches, convenanten), maar ook door stevig repressief toezicht. Rapportage over deze toezichtactiviteiten vindt plaats via het jaarlijkse beheersverslag.
Nu er in de helft van het aantal bedrijfsonderzoeken fiscale onregelmatigheden zijn geconstateerd, wat zegt dit volgens u over de moraal of het gebrek daaraan in een groot deel van de vastgoedsector? Kunt u hier een beschouwing over geven? Welke gevolgen zou dit volgens u moeten hebben voor de intensiteit van het toezicht op deze sector?
Zie antwoord vraag 7.
Wat houdt uw opdracht aan de Belastingdienst om de vastgoedsector scherp te blijven controleren, precies in? Op welke wijze zal het toezicht en de controle op deze sector geïntensiveerd gaan worden?
Zie antwoord vraag 7.
Het evaluatierapport van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) over de brand in Moerdijk |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
![]() |
Heeft u kennis kunnen nemen van het evaluatierapport van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) over de brand in Moerdijk?1
Ja.
Deelt u de mening dat op grond van het rapport geconcludeerd moet worden dat het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) en het Nationaal Crisis Centrum (NCC) onvoldoende de regie hebben genomen? Zo ja, welke maatregelen wil de regering nemen om ervoor te zorgen dat de LOCC en NCC bij toekomstige regio-overschrijdende calamiteiten wel de regie nemen en op welke termijn kan de Kamer deze voorstellen tegemoet zien?
Het NCC en het LOCC hebben direct na de melding van de brand in Moerdijk op diverse terreinen acties ondernomen waaronder bijstandverlening, crisiscommunicatie en informatievoorziening. Hoe deze zijn verlopen en of deze acties toereikend zijn geweest zal aan de orde komen in de rapporten van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) over de brand bij Chemie Pack Moerdijk. In de kabinetsreactie op deze rapporten zal ik ingaan op eventueel te nemen maatregelen.
Het IOOV-rapport zal met de beleidsreactie tegen het eind van het zomerreces aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Het rapport van de OvV ontvangt u in december 2011.
Hoe oordeelt u over het Centraal Registratiepunt Gevaarlijke Stoffen (CRP) van Brandweer, DCMR Milieudienst Rijnmond, Gemeentewerken/Milieubeleid Rotterdam en Deltalinqs? Bent u bereid om dit registratiesysteem samen met de provincies, gemeenten en regionale milieudiensten landelijk uit te rollen en deelname eraan verplicht te stellen voor chemische bedrijven?
Het «Centraal Registratiepunt gevaarlijke stoffen» (CRP), zoals gebruikt door de veiligheidsregio’s Rotterdam Rijnmond en Zuid-Holland Zuid, beschouw ik als een informatiesysteem dat voor iedere veiligheidsregio van belang kan zijn. Het ministerie van Veiligheid en Justitie subsidieert een project om te bepalen of en zo ja hoe landelijke uitrol van het CRP plaats kan vinden. De Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond en de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) voeren het project uit. Eind 2011 zal de eindrapportage beschikbaar zijn. Op basis van dat rapport en de onderzoeksrapporten van de IOOV en de OvV naar de brand bij Chemie Pack Moerdijk, zal ik in overleg met de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en het Veiligheidsberaad bezien of en zo ja hoe landelijke uitrol van het CRP plaats moet vinden.
Weet u dat in het rapport staat dat de regio’s Midden- en West-Brabant (MWB) en Zuid-Holland-Zuid (ZHZ) het Landelijk Crisismanagementsysteem slechts beperkt vulden met actuele informatie en in verschillende delen van het systeem werkten? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de veiligheidsregio’s voortaan via dezelfde afgesproken kanalen gaan werken en deze vullen met adequate, actuele informatie?
In opdracht van het Veiligheidsberaad en met subsidie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt door middel van het landelijk project Netcentrisch werken de netcentrische werkwijze bij alle 25 veiligheidsregio’s geïmplementeerd. Deze werkwijze wordt technisch ondersteund door het Landelijk Crisismanagementsysteem (LCMS). Implementatie van deze nieuwe werkwijze is een veranderproces en het project is op dit moment nog volop aan de gang. Nog niet bij alle veiligheidsregio’s is de implementatie afgerond.
Begin 2012 moeten alle veiligheidsregio’s op de juiste wijze netcentrisch werken in de crisis- en rampenbestrijding.
Wat betreft het gebruik van het LCMS door de veiligheidsregio’s Midden- en West-Brabant en Zuid-Holland-Zuid tijdens de brand bij Chemie Pack Moerdijk, verwijs ik naar de rapporten van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV).
Hoe verklaart u het feit dat de VRR via twitter moest vernemen dat er een calamiteit was in Moerdijk? Hoe is het te verklaren dat de VRR de regio’s MWB en ZHZ niet kon bereiken? Welke maatregelen gaat de regering nemen om ervoor te zorgen dat de communicatie bij toekomstige calamiteiten beter zal verlopen?
Hoe deze acties zijn verlopen en of deze acties toereikend waren zal aan de orde komen in de rapporten van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) over de brand bij Chemie Pack Moerdijk. In de kabinetsreactie op deze rapporten zal ik ingaan op eventueel te nemen maatregelen
Klopt het dat de verschillende veiligheidsregio’s niet op de hoogte zijn van elkaars expertise en materieel? Zo ja, welke maatregelen wil de regering nemen om dit te verbeteren en op welke termijn kan de Kamer deze voorstellen tegemoet zien? Welke rol is hierin weggelegd voor NCC en LOCC?
Eén van de taken van het LOCC is zorg te dragen voor een adequate uitvoering van mijn wettelijke verantwoordelijkheden op het terrein van de bijstandsverlening. Daartoe heeft het LOCC de beschikking over een overzicht van de beschikbare middelen van alle veiligheidsregio’s, politieregio’s, Defensie en andere organisaties. Iedere regio in Nederland kan bij het LOCC om inzet van deze middelen verzoeken, waarna het LOCC zorg draagt voor het beschikbaar krijgen van deze middelen.
Voor de specifieke beantwoording van deze vragen naar aanleiding van Moerdijk, verwijs ik naar de rapporten van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) en de kabinetsreactie hierop.
Klopt het dat Evides en andere drinkwaterbedrijven niet op de hoogte zijn gebracht van deze calamiteit? Zo ja, wat gaat de regering doen om ervoor te zorgen dat drinkwaterbedrijven in de toekomst wel op de hoogte worden gesteld van calamiteiten waarbij onverhoopt chemische stoffen in het drinkwater terecht zouden kunnen komen?
Ook voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de eerder genoemde rapporten van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV).
De in Zwitserland vrijgegeven miljoenen van Klaas Bruinsma |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
![]() |
Op welk moment was Justitie in Nederland op de hoogte van het bestaan van de miljoenen euro’s op een Zwitserse bankrekening, mogelijk afkomstig uit het drugsimperium van de twintig jaar geleden geliquideerde Klaas Bruinsma?1
Hoe is de strafrechtelijke samenwerking tussen Zwitserland en Nederland verlopen in deze zaak en de beslaglegging op deze miljoenen?
Is er overleg geweest tussen Zwitserland en Nederland aan welk land dit vermogen, mogelijk wederrechtelijk verkregen voordeel, zou moeten toekomen? Zo ja, vanaf welk moment en hoe is dit verlopen?
In welke mate is hier discussie over geweest, mede gelet op het feit dat hier in 2009 een uitspraak van de rechtbank in Bazel voor nodig is geweest om te bepalen dat het vermogen van Bruinsma verviel aan de Zwitserse staat? Heeft Nederland zich hier tegen verzet of heeft Nederland zich hier op enig moment bij neergelegd? Zo ja, op welk moment?
Wat is uw reactie op het bericht dat de ongeveer zeven miljoen euro moet worden vrijgegeven omdat er door de Zwitserse justitie vormfouten zijn gemaakt?
Kunt u nagaan waarom erin deze ontnemingszaak zoveel vertraging heeft opgelopen dat de miljoenen zijn vrijgevallen vanwege de lange duur van de rechtszaak? Heeft Nederland bij de Zwitserse justitie aangedrongen op spoedige behandeling? Zo niet, waarom niet?
Is het waar dat het Openbaar Ministerie nog geen onderzoek heeft ingesteld naar de gang van zaken rond deze miljoenen aan mogelijk crimineel geld? Kunt u dit toelichten?
Indien Nederland zich nog steeds op het standpunt stelt dat dit geld aan Nederland zou moeten vervallen, zijn er dan nog stappen mogelijk richting Zwitserland? Zo ja, welke?
De voorgenomen bezuinigingen door de provincies op de regionale omroep |
|
Maarten Haverkamp (CDA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de besluiten en voornemens van de provincies Noord-Brabant, Gelderland, Noord-Holland, Utrecht, Zuid-Holland en Flevoland om fors te bezuinigen op de regionale omroepen waarbij bezuinigingen op de regionale omroepen in Noord-Brabant, Utrecht en Noord-Holland al per 1 januari a.s. worden doorgevoerd?
Ja.
Wat vindt u ervan dat provincies toch bezuinigingen doorvoeren terwijl provincies herhaaldelijk zijn gewezen, vorig jaar nog via de beantwoording van Kamervragen1, op de wettelijke verplichtingen die zij hebben uit monde van artikel 2 170 van de Mediawet?
Provincies moeten zich houden aan de wettelijke verplichtingen die in artikel 2.170 van de Mediawet 2008 zijn opgenomen voor de bekostiging van de regionale omroep. Eerder heb ik in beantwoording van Kamervragen (2010Z10222) aangegeven het te betreuren als (voorgenomen) bezuinigingen ten koste (dreigen te) gaan van de regionale omroep. In ieder geval mogen eventuele bezuinigingen door provincies niet tot gevolg hebben dat de bekostiging van de regionale omroep leidt tot een daling van het niveau van activiteiten, zoals vastgelegd in de Mediawet 2008.
Bent u bekend met het Nieuw Verdeelmodel Provinciefonds dat op 25 maart jl. in de ministerraad is vastgesteld en aan de Kamer is gestuurd, waarin voor de regionale omroep vanaf 2011 eenzelfde bedrag beschikbaar blijft als de jaren daarvoor? Wat vindt u in dit opzicht van het argument van provincies dat de korting op het provinciefonds reden is om op de regionale omroep te bezuinigen?
Ja, ik ben bekend met dit model.
Het nieuwe verdeelmodel van het provinciefonds vindt zijn oorsprong in kostenoriëntatie. Het onderzoek dat hieraan ten grondslag ligt is gericht op zogenaamde vaste kostendrijvers voor de provincie. Het kostengeoriënteerde bedrag waarmee in het nieuwe verdeelmodel rekening is gehouden geldt als uitgangspunt bij het formuleren van ijkpunten. Deze berekeningswijze verplicht provincies niet tot uitgaven, het stelt hen slechts in staat om deze te doen. Dit neemt niet weg dat het wettelijke minimumniveau van activiteiten, zoals vastgelegd in art. 2.170 van de Mediawet 2008, onverkort geldt.
Bent u bekend met de brief van het Commissariaat voor de Media aan Omroep Brabant, die in kopie ook aan de provincie Brabant is gestuurd, waarin het Commissariaat aangeeft het voornemen van de provincie Noord-Brabant om € 1,7 miljoen op Omroep Brabant te bezuinigen in strijd te achten met de wettelijke zorgplicht? Heeft het Commissariaat ook de andere provincies deze mededeling gedaan?
Ja, ik ben hiermee bekend.
De brief van het Commissariaat voor de Media is op 10 mei 2011 aan Omroep Brabant gezonden. Het Commissariaat heeft gelijktijdig een afschrift van de brief aan het IPO, waarin alle provincies zijn vertegenwoordigd, verzonden. Via deze weg zijn alle provincies op de hoogte gesteld van de mededeling van het Commissariaat.
Deelt u de mening dat de regionale omroepen op kortst mogelijke termijn duidelijkheid moeten verkrijgen over hun financiering vanaf 1 januari a.s. en bent u bereid daarom provincies te laten weten dat bezuinigingen, zeker nu nog uitwerking gegeven wordt aan het kabinetsbeleid ter attentie van de publieke omroep, niet aan de orde kunnen zijn? Wilt u hiertoe dan binnen twee weken actie richting provincies ondernemen?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Het Commissariaat voor de Media is belast met de bestuursrechtelijke handhaving van art 2.170. Ik heb de provincies eerder gewezen op hun verantwoordelijkheden. In ieder geval mogen eventuele bezuinigingen door provincies niet tot gevolg hebben dat de bekostiging van de regionale omroep leidt tot een daling van het niveau van activiteiten, zoals vastgelegd in de Mediawet 2008. Mijn standpunt in deze is niet gewijzigd. Het Commissariaat kan zich zo nodig wenden tot de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met het verzoek verplichte uitgaven op de provinciale begrotingen te brengen (artikel 198 Provinciewet).
Vindt u het ook, gezien de vraag van het Inter Provinciaal Overleg (IPO) in de brieven van 15 juli 2010 aan u en de minister van Binnenlandse Zaken om de Mediawet zodanig te veranderen dat provincies, in tegenstelling tot nu, zowel in beleidsmatig als financieel opzicht wél in de toekomst beleidsruimte verkrijgen ter attentie van regionale omroep, niet erg prematuur dat bezuinigingen reeds nu al worden doorgevoerd terwijl het kabinet de vragen nog niet heeft beantwoord en momenteel nog beleid ter attentie van de publieke omroep voorbereid. Zo ja, bent u bereid stappen te zetten in de richting van de provincies om te voorkomen dat er «voor de muziek uitgelopen» wordt?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en 5. Mijn standpunt is bekend bij de provincies.
Hoe vindt u die vraag van provincies zich verhouden tot de in 2006 wettelijk vastgelegde toezeggingen die provincies aan het Rijk en de regionale omroepen hebben gedaan?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Het minimum niveau van activiteiten wordt geborgd door het wettelijke kader, zoals vastgelegd in art. 2.170 van de Mediawet 2008.
Wat is uw reactie op een bezuiniging op een regionale omroep in het licht van het minimale uitvoeringsniveau van de regionale omroep, bijvoorbeeld uit het rapport Inventarisatie naar de problemen van de regionale omroepen in de kleine provincies?2
De graai- en bonuscultuur binnen subsidie-instituut Forum |
|
Johan Driessen (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «ophef over topsalaris directeur multicultureel instituut»?1
Ja.
Deelt u de visie dat het declareren van luxe hotelovernachtingen, een dvd-speler en maaltijden door een directeur die al een veel te hoog gesubsidieerd salaris ontvangt, principieel verkeerd is? Zo nee, waarom niet?
De algemene regel is dat gesubsidieerde instellingen vrij zijn in het invullen van secundaire arbeidsvoorwaarden binnen de grenzen van wat als totaal pakket acceptabel mag worden geacht. In het geval van FORUM is de Raad van Toezicht verantwoordelijk voor het vaststellen van de arbeidsvoorwaarden. Voor zover mij bekend is er bij FORUM geen sprake van een bonusregeling in de zin van verkregen aanvullende beloningen op basis van voor de organisatie verkregen extra inkomsten.
Mede naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer voor een feitenonderzoek naar de gang van zaken binnen FORUM heb ik de Raad van Toezicht van FORUM verzocht om mij ten spoedigste een feitenrelaas te doen toekomen. Met behulp van dit feitenrelaas zal ik in reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Tweede Kamer nader informeren.
In hoeverre bent u van mening dat het uitkeren van bonussen bij gesubsidieerde instellingen onmogelijk moet zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Welk bedrag aan salaris en declaraties heeft voormalig FORUM-directeur, en de eerste Marokkaanse burgemeester van Rotterdam, Aboutaleb ontvangen? Op basis van welke kwaliteiten ontvangt de huidige directeur een hoger salaris?
De specifieke bezoldiging van afzonderlijke directeuren behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de gesubsidieerde instelling. Van rijkswege wordt getoetst of subsidievoorwaarden niet worden overschreden en of de subsidiegelden doelmatig en rechtmatig zijn besteed. Verder verwijs ik naar de beantwoording van de vragen 2 en 3.
In hoeverre kan de samenleving vertrouwen hebben in de Raad van Toezicht van FORUM, die onder andere bestaat uit de heer Joustra die marmeren vloeren en gouden kranen liet vergoeden?
De Raad van Toezicht van FORUM bestaat uit K. Amatmoekrim, T. Joustra, T. Kalmar, W. Lageweg, R. Lamp, P. Meurs en P. Scheffer. De in de Raad van Toezicht verenigde kwaliteiten vormen ruimschoots een basis voor vertrouwen.
Het beeld dat in de vraag wordt weergegeven van de voorzitter van de Raad van Toezicht van FORUM is aan de vragensteller. Opgemerkt zij dat de heer Joustra thans voorzitter is van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Daarvoor was hij Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding.
Het bericht dat Zwitserland het onder beslag liggend vermeend vermogen van Klaas Bruinsma heeft vrijgegeven |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Miljoenen Klaas Bruinsma vrijgekomen door vormfouten»1
Ja.
Kloppen deze berichten? Wat zijn de overwegingen van Zwitserland geweest om het geldbedrag vrij te geven?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Gesthuizen van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3284).
Hoe kijkt u aan tegen de beslissing van Zwitserland? Had Nederland deze beslissing kunnen voorkomen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft een tekort aan wet- of regelgeving in Nederland een rol gespeeld bij het ontstaan van dit besluit in Zwitserland? Zo ja, om welke wet- of regelgeving gaat het dan en wat gaat u daaraan doen?
Zie antwoord vraag 2.
De arrestatie van een vrouw in Saoedi-Arabië omdat zij achter het stuur van een auto zat |
|
Frans Timmermans (PvdA), Khadija Arib (PvdA) |
|
![]() |
Is de 32-jarige Manal Al-Sherif in Saoedi-Arabie gearresteerd omdat zij een video heeft opgenomen, waarin te zien is dat zij achter het stuur van een auto zit?
Ja, hiervoor werd zij op 20 mei jl. gearresteerd.
Zo ja, bent u bereid het voorbeeld van Human Rights Watch en andere mensenrechtenorganisaties te volgen en deze arrestatie te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
De arrestatie van een vrouw, enkel op grond van het besturen van een auto veroordeel ik als een voorbeeld van de structurele achterstelling van de vrouw in Saudi-Arabië.
Bent u bereid u ook in EU-verband in te spannen voor een duidelijke veroordeling van deze arrestatie, alsmede de formulering van de eis aan de Saoedische autoriteiten om mevrouw Al-Sherif vrij te laten?
Manal Al Sharif is 30 mei weer vrijgelaten. De controverse rond het besturen van auto’s door vrouwen in Saudi-Arabië is geen op zichzelf staande kwestie. Het is één aspect van de structurele achterstelling van vrouwen in Saudi-Arabië. Het is een specifiek onderwerp van zorg dat ook aan de orde wordt gesteld, zowel bilateraal als bij gesprekken in EU-verband met de Saudische autoriteiten.
Het vrijkomen van geld van de heer Bruinsma |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel in het Parool1en de uitzending van Nieuwsuur2 met betrekking tot het vrij komen van het geld van de heer Bruinsma?
Ja.
Klopt het dat in 1995 op verzoek van Nederland de Baumannrekening werd geblokkeerd? Wat is er nadien gebeurd? Is er ooit actie ondernomen om dat geld terug te halen naar Nederland?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Gesthuizen van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3284).
Klopt het dat de Zwitserse regering vanwege eigen onderzoek naar witwasserij van een stroman ook beslag heeft gelegd op dezelfde rekening? Betekent dit dat hierdoor de eerdere beslaglegging door Nederland is teniet gedaan?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u doen op grond van de Plukze wetgeving om dit geld als nog naar Nederland te krijgen en te voorkomen dat dit geld in handen komt van de Bruinsmagroep?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat woningcorporatie Haag Wonen huurders tot 2017 in krotten laat wonen |
|
Sadet Karabulut |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Wij wonen op een tijdbom»1 waarin wordt gemeld dat woningcorporatie Haag Wonen voornemens is de 492 woningen in de «Vergeten Driehoek» (Schilderswijk) in 2014 en 2017 te slopen? Hoe beoordeelt u het feit dat de huurders nog zeker zeven jaar in deze zeer slechte woningen moeten wonen?
Ja.
De staat van onderhoud is primair een verantwoordelijkheid van de eigenaar.
Bij uitblijven van grote vernieuwingsvoornemens zullen het beheer en onderhoud, en de leefbaarheid in deze wijken voorrang moeten krijgen bij de corporaties. Ook moeten zij waar mogelijk kijken naar oplossingen om de kwaliteit van het wonen te verhogen.
Volgens de corporatie wordt – in nauw overleg met de bewonerscommissie – gewerkt aan de aanpak van de «Vergeten Driehoek».
De gemeente Den Haag ziet er op toe dat woningen minimaal voldoen aan de voorschriften voor bestaande bouw uit het Bouwbesluit. Binnen nu en enkele jaren zullen beslissingen worden genomen over grootschalige verbeteringen, hetzij (maar onwaarschijnlijk wegens omvangrijke bouwfysische kosten) via renovatie, hetzij via sloop-nieuwbouw. Haag Wonen werkt in nauw overleg met de gemeente en bewonerscommissie aan de uitwerking van dit plan.
Acht u het verantwoord dat huurders in woningen wonen waar vocht, schimmel, ongedierte, kortsluitinggevaar, onveilige kachels en onbetrouwbare geisers de gezondheid in gevaar brengen? Acht u het toelaatbaar dat toegelaten instellingen woningen in deze staat verhuren? Zo nee, wat bent u voornemens te ondernemen om deze misstanden in de Schilderswijk ongedaan te maken?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het met het Actiecomité «De Vergeten Driehoek» eens dat de bewoners zo snel mogelijk een urgentieverklaring moeten krijgen, zodat zij met voorrang elders gehuisvest kunnen worden?
Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente een urgentieverklaring af te geven. Ik treed daar niet in.
Aantasting van de vrijheid van meningsuiting in Libanon |
|
Han ten Broeke (VVD), Atzo Nicolaï (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Libanon weert foto’s van Israëliër»?1
Ja.
Onderschrijft u dat het weren van het werk van een Israëlische fotograaf bij een tentoonstelling van World Press Photo – historische straatbeelden uit Israël – een ernstige aantasting van de vrijheid van meningsuiting is?
Ja, die stelling onderschrijf ik.
Kunt u de Libanese regering om opheldering vragen en vrijheid van meningsuiting in dit land bepleiten – ook voor buitenlanders?
Het besluit van de organisatoren om de gewraakte foto’s te verwijderen heeft World Press Photo (WPP) doen besluiten om de gehele tentoonstelling te sluiten, omdat de vrijheid van meningsuiting hierbij werd geschonden. De aanleiding voor dit alles waren de uitlatingen van één enkele politicus. De ambassade heeft over de kwestie een persverklaring doen uitgaan, waarin het besluit van WPP wordt ondersteund.
Kunt u een oordeel geven over het huidige klimaat voor vrijheid van meningsuiting in Libanon? Hoe wordt dit beïnvloed door de toenemende invloed van Hezbollah in dit land?
De vrijheid van meningsuiting is in Libanon niet goed verankerd als een politicus aldaar de organisator van een tentoonstelling zo onder druk kan zetten dat laatstgenoemde besluit tot verwijdering van bepaalde foto’s.
De verwevenheid van hulpclubs en het ministerie van Buitenlandse Zaken |
|
Johan Driessen (PVV) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat Joke Brandt, directeur-generaal Internationale Samenwerking bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, is aangesloten bij Worldconnectors1, een linkse pro-immigratie en pro-hulp club met leden als Tariq Ramadan, Doekle Terpstra, Ad Melkert, Jan Pronk, Dirk Elsen en Pieter Broertjes?2
Ja. Overigens neem ik afstand van uw kwalificaties van Worldconnectors.
Bent u ermee bekend dat Joke Brandt in de periodes 1985–1989 en 1998–2000 werkzaam was voor hulpclub SNV?
Ja, uiteraard. In deze periode was SNV onderdeel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Hoe waardeert u het feit dat Joke Brandt is aangesloten bij Worldconnectors en zich zo nadrukkelijk afficheert met de linkse zaak? Wat zegt dat over de geloofwaardigheid van het ministerie van Buitenlandse Zaken?
Als onderdeel van haar werkzaamheden is mevrouw Brandt actief betrokken bij externe netwerken, zoals de Worldconnectors. Actieve betrokkenheid van ambtenaren bij maatschappelijke ontwikkelingen en hun deelname in netwerken versterken de geloofwaardigheid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en verhogen de kwaliteit van het beleid. Overigens neem ik afstand van de gebruikte terminologie.
Is of was Joke Brandt als directeur-generaal Internationale Samenwerking betrokken bij de perikelen rondom SNV? Zo ja, deelt u de mening dat zij gezien haar SNV-achtergrond daar beter niet bij betrokken kan of had kunnen zijn?
Het behoort tot de taken van Joke Brandt, die sinds 2008 werkzaam is als Directeur-Generaal Internationale Samenwerking, om het beleid op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, met inbegrip van de relaties met niet-gouvernementele organisaties zoals de SNV, ambtelijk voor te bereiden en uit te voeren. Dat zij in het verleden bij SNV werkzaam was, vormt voor de uitvoering van deze taken op geen enkele wijze een belemmering.
Hoe waardeert u het feit dat Dirk Elsen, de man die een puinhoop maakte van SNV, nog altijd is aangesloten bij Worldconnnectors? Komt dit de geloofwaardigheid van Worldconnectors naar uw mening ten goede?
Het is niet aan mij om uitspraken te doen over deelname van personen aan externe netwerken of over de geloofwaardigheid van deze netwerken. De in de vraag gebruikte kwalificaties laat ik voor rekening van de vragensteller.
Acht u het wenselijk dat mensen die actief zijn geweest voor linkse hulpclubs sleutelposities innemen op het ministerie van Buitenlandse Zaken?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het beter zou zijn als Joke Brandt ofwel opstapt bij Worldconnectors, ofwel opstapt als ambtenaar bij het ministerie van Buitenlandse Zaken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
In welke mate is het ministerie van Buitenlandse Zaken verweven met linkse hulpclubs?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het ministerie er alles aan zou moeten doen om elke mogelijke schijn van verwevenheid, partijdigheid en/of belangenverstrengeling te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard dienen partijdigheid en belangenverstrengeling te worden voorkomen. Hiervoor bestaat adequate regelgeving die op het ministerie nauwgezet wordt toegepast. Van partijdigheid of belangenverstrengeling is dan ook geen sprake.
Bent u bereid de Kamer op korte termijn een overzicht te sturen, desnoods geanonimiseerd, van ambtenaren die werkzaam zijn bij het ministerie van Buitenlandse Zaken en een verleden hebben bij ontwikkelingsorganisaties? Zo nee, waarom niet?
Nee. Daar is geen structureel overzicht van beschikbaar.
Het levenslang schorsen door de KNVB van een scheidsrechter |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «KNVB zet scheidsrechter voorgoed buitenspel»?1
Ja.
Is het waar dat de KNVB een scheidsrechter die kritiek heeft geuit op een uitspraak van de tuchtcommissie vanwege deze kritiek nooit meer zal opstellen?
Van de KNVB heb ik begrepen dat deze scheidsrechter niet levenslang is geschorst of geroyeerd. Wel heeft de KNVB besloten dit seizoen geen beroep meer op hem te doen bij wedstrijden tussen andere verenigingen dan de zijne, zogeheten KNVB-wedstrijden. Dit betekent dat hij wel op clubniveau actief kan blijven als scheidsrechter. Aanleiding hiervoor was niet alleen het gedrag van deze scheidsrechter maar ook zijn prestaties als scheidsrechter. De scheidsrechter heeft zelf besloten helemaal te stoppen met fluiten.
Deelt u de mening dat de argumentatie van de KNVB dat zij «dergelijke uitspraken [niet] accepteren» onvoldoende is om een scheidsrechter levenslang te schorsen omdat die gebruik maakt van zijn grondwettelijke recht tot vrije meningsuiting?
Een goed functionerend tuchtrechtsysteem is de verantwoordelijkheid van een sportbond. Bij de KNVB kent men binnen het amateurvoetbal tuchtcommissies per district. Tuchtzaken in hoger beroep worden voorgelegd aan de commissie van beroep. Beide commissies opereren onafhankelijk op basis van de reglementen van de KNVB. De KNVB is een vereniging, waar leden het recht hebben op het uiten van hun mening. Volgens de KNVB draagt het uiten van kritiek op een uitspraak van de tuchtcommissie echter niet bij aan de geloofwaardigheid van een scheidsrechter op het veld. Daarom heeft de KNVB besloten tot het eind van het seizoen geen beroep meer op hem te doen. Van een levenslange schorsing is, zoals hierboven ook is beschreven, geen sprake.
Deelt u voorts de mening dat een levenslange schorsing van een scheidsrechter van 20 jaar wegens kritiek überhaupt buitenproportioneel is, juist ook als dit afgezet wordt tegen de vaak mildere schorsingen voor spelers die fysiek geweld hebben gebruikt?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is betreffende scheidsrechter niet voor het leven geschorst.
Hoe beoordeelt u het handelen van de KNVB in relatie tot het programma «Naar een veiliger sportklimaat», waarin ook de KNVB participeert om het geweld tegen scheidsrechters terug te dringen?
Zoals eerder aangegeven is betreffende scheidsrechter niet voor het leven geschorst. De vergelijking met het beschermen van scheidsrechters tegen geweld gaat hier derhalve niet op.
Bent u bereid om de KNVB op te roepen deze jonge scheidsrechter weer te laten fluiten?
Nee, de veronderstelling dat de scheidsrechter levenslang geschorst is, is onjuist.
De arrestatie van de Syrische mensenrechtenactivist Amjad Baiazy |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Is de in het Verenigd Koninkrijk (VK) woonachtige en ook in Nederland bekende Syrische mensenrechtenactivist Amjad Baiazy op 12 mei in Damascus gearresteerd, toen hij op het punt stond naar Engeland terug te keren?
Mensenrechtenactivist Amjad Baiazy is in mei gearresteerd. Hij is 30 juni jl. vrijgelaten.
Zo ja, is bekend waarvan hij wordt verdacht, of waarvoor hij is aangeklaagd? Zo nee, bent u bereid hierover onverwijld navraag te doen bij de Syrische autoriteiten?
De heer Baiazy is voorgeleid en volgens betrouwbare bronnen werd hij verdacht van «verspreiding van valse informatie».
Aangezien het hierbij hoogstwaarschijnlijk gaat om zijn activiteiten voor de mensenrechten, bent u dan bereid in krachtige bewoordingen protest aan te tekenen tegen zijn arrestatie en zijn vrijlating te eisen? Bent u bereid hiervoor een gezamenlijke EU-demarche te ondernemen bij de Syrische autoriteiten?
Op 27 mei jl. heeft Nederland binnen de EU zorg uitgesproken over het lot van politieke gevangenen en mensenrechtenactivisten in Syrië en opgeroepen tot een gemeenschappelijke EU-demarche bij de Syrische autoriteiten. In de conclusies van de Raad voor Buitenlandse zaken van 20 juni jl. is opnieuw door de EU opgeroepen tot vrijlating van alle personen die in verband met de protesten worden vastgehouden alsook van alle andere politieke gevangenen.
NL zal in EU-verband blijvend aandacht vragen voor het lot van politieke gevangenen en mensenrechtenactivisten in Syrië.
Wilt u de Kamer op korte termijn informeren over uw vorderingen in deze zaak?
Zie antwoord vraag 3.
Het verbod voor vrouwen in Saudi-Arabie om auto te rijden. |
|
Mariko Peters (GL) |
|
![]() |
Wat is u bekend over de herarrestatie van de vrouwenrechtenactiviste Manal Al Sharif vanwege overschrijding van regels en normen die het vrouwen in Saudi-Arabië onmogelijk maken om auto te rijden?1
Ik ben bekend met de herarrestatie van Manal Al Sharif. Zij is één van de initiatiefneemsters voor de actie «women2drive» waarbij vrouwen in Saudi-Arabië via Facebook werden opgeroepen om op 17 juni achter het stuur van de auto de weg op te gaan. Vooruitlopend op de actie, besloot Manal Al Sharif op 19 mei jl. achter het stuur de openbare weg op te gaan en plaatste van deze actie een video op Youtube. Op 20 mei jl. werd zij aangehouden toen zij opnieuw een auto bestuurde. Hoewel zij na een paar uur naar huis kon gaan, werd zij later die avond opnieuw gearresteerd en in hechtenis genomen. Op 26 mei jl. werd deze hechtenis met tien dagen verlengd waarna zij op 30 mei vervroegd werd vrijgelaten.
In hoeverre kunt u het bericht bevestigen dat zij gevangen wordt gehouden in verband met haar actie tegen dit rijverbod, Women2Drive, die op 17 juni a.s. van start moet gaan?2 Wat is u nog meer bekend over de procedure die de autoriteiten tegen haar gestart zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat handhaving van dit verbod een flagrante schending van basale mensenrechten vormt die van de diepste bespottelijkheid zou getuigen ware het niet dat het om een bittere werkelijkheid gaat?
Het verbod voor vrouwen om auto’s te besturen is onderdeel van de structurele achterstelling van vrouwen in Saudi-Arabië. De positie van vrouwen en andere zorgen over de mensenrechtensituatie in Saudi-Arabië zijn een onderwerp dat zowel bilateraal als in EU-verband aan de orde komt in contacten met de Saudische autoriteiten. Het rijverbod zal hierbij tevens besproken kunnen worden. De actie van Manal Al Sharif heeft mede aan bijgedragen, dat er een nationaal publiek debat in Saudi-Arabie over dit onderwerp plaatsvindt en dit onderwerp de aandacht krijgt in de Saudische media.
Bent u bereid de ambassadeur van Saudi-Arabië per ommegaande om tekst en uitleg te vragen en via hem aan te dringen op vrijlating van Manal Al Sharif en uitbanning van het rijverbod? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid hetzelfde te doen bij de autoriteiten in Riyad? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid financieel of op andere wijze te helpen met juridische bijstand voor Manal Al Sharif en haar actie? Zo nee, waarom niet?
Gezien haar vrijlating is dit niet aan de orde.
Hoe geeft u in Saudi-Arabië invulling aan uw prioriteit van economische diplomatie?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voeren een pro-actief beleid om de bilaterale economische betrekkingen te verbeteren. Voor de inzet van economische diplomatie geldt de Gulf Cooperation Council (GCC), waaronder Saudi-Arabië, als prioritaire regio. De Nederlandse ambassade in Riyadh ondersteunt bedrijvenmissies naar Saudi-Arabië en biedt ondersteuning aan het Nederlands bedrijfsleven in Saudi-Arabië. Daarnaast staan diverse instrumenten van Internationaal Ondernemen open op Saudi-Arabië. Tenslotte bezoeken de bewindspersonen van met name het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie met enige regelmaat Saudi-Arabië om de betrekkingen te onderhouden. Zo bracht minister Verhagen op 17 april 2011 een ééndaags bezoek aan Riyadh.
Welke activiteiten onderneemt u ter bevordering van de positie en rechten van vrouwen in Saudi-Arabië?
De positie van de vrouw is onderwerp van gesprek met de National Society for Human Rights en de National Commission for Human Rights in Saudi-Arabië, waarbij bezien wordt welke activiteiten ondernomen kunnen worden die bij kunnen dragen aan een bredere acceptatie voor een meer gelijkwaardige positie van de vrouw. Vorig jaar bracht de Mensenrechtenambassadeur een bezoek aan Saudi-Arabië, waarbij de positie en rechten van vrouwen aan de orde is gekomen.
Wat is het volume van Nederlandse handel met en investeringen in Saudi-Arabië?
In 2010 bedroeg de import uit Saudi-Arabië 2,3 mld. EUR en de export naar Saudi-Arabië 1,6 mld. EUR. De directe investeringen van Nederlandse bedrijven in Saudi-Arabië bedroeg over 2009 2,4 mld. EUR. De directe investeringen van Saudi-Arabië in Nederland bedroeg over 2009 707 mln. EUR.
Bent u bereid Nederlandse ondernemingen die handelen met of investeren in Saudi-Arabië te vragen naar de wijze waarop zij invulling geven aan hun verantwoordelijkheid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in landen met een notoir gebrek aan respect voor vrouwenrechten als Saudi-Arabië? Zo ja, kunt u de Kamer hierover separaat berichten? Zo nee, waarom niet?
De OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen zijn de referentie voor het internationale opereren van Nederlandse bedrijven. Bij de herziening daarvan, die op 25 mei jl. is bekrachtigd, is met name de aandacht voor mensenrechten versterkt. In paragraaf 38 van het commentaar bij de Richtlijnen staat: «A State’s failure either to enforce relevant domestic laws, or to implement international human rights obligations or the fact that it may act contrary to such laws or international obligations does not diminish the expectation that enterprises respect human rights. In countries where domestic laws and regulations conflict with internationally recognised human rights, enterprises should seek ways to honour them to the fullest extent which does not place them in violation of domestic law, ...».
De OESO Richtlijnen worden actief onder de aandacht gebracht van bedrijven die met hulp van de overheid willen gaan ondernemen in Saudi Arabië.
Staand beleid is dat de overheid bij gerechtvaardigde vragen over het handelen van Nederlandse bedrijven in het buitenland de bedrijven oproept om in constructieve dialoog met maatschappelijke organisaties open te zijn over het bedrijfsbeleid en uit te leggen welke keuzes zijn gemaakt. De overheid wijst bedrijven erop dat zij de nodige transparantie dienen te betrachten, en is indien nodig bereid te helpen de dialoog op gang te brengen, maar essentieel is dat het bedrijfsleven zelf verantwoordelijk is voor zijn keuzes en voor het verkrijgen van maatschappelijke acceptatie voor zijn beleid.
Chinese bezwaren tegen het EU ‘Emissions Trading Scheme’ (ETS) |
|
Maarten Haverkamp (CDA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Chinese airlines voice strong opposition to EU ETS?" gepubliceerd op www.atwonline.com?1
Ja, het artikel is mij bekend.
Bent u bekend met het recente bezoek van een grote delegatie van de Chinese overheid aan uw ministerie inzake ETS (Emissions Trading Scheme) voor de luchtvaart?
Ja, een delegatie bestaande uit 10 vertegenwoordigers van de Chinese overheid heeft een bezoek gebracht aan de Europese Commissie, Frankrijk, Duitsland en aan Nederland.
Is het waar dat de Chinese overheid zich heeft uitgesproken tegen een toepassing van EU ETS voor luchtvaart op Chinese luchtvaartmaatschappijen?
De Chinese overheid heeft aangegeven niet akkoord te gaan met deelname van de Chinese luchtvaartmaatschappijen aan het Europese ETS.
Is het waar dat de Chinese overheid in geval van handhaving van het huidige ETS regime voor luchtvaart over zal gaan tot sancties tegen Europese luchtvaartmaatschappijen en handelssancties in het algemeen?
De Chinese delegatieleider heeft bij herhaling aangegeven dat als de Chinese maatschappijen worden verplicht deel te nemen aan ETS tegenmaatregelen onvermijdelijk zijn ter compensatie van de kosten die deelname met zich meebrengt.
Zouden dergelijke Chinese sancties toegestaan zijn volgens het internationaal recht?
De toelaatbaarheid van internationale tegenmaatregelen hangt af van de inhoud van de tegenmaatregelen en de vraag of de maatregelen waar ze tegen gericht zijn rechtsgeldig zijn. ETS maatregelen zijn om diverse redenen niet in strijd met internationaal recht. De maatregelen zijn non-discriminatoir en er geldt een «de-minimis» drempel. Luchtvaartmaatschappijen worden op grond van de ETS richtlijn nr. 2008/101 weliswaar verplicht gesteld om emissierechten in te leveren voor vluchten die worden afgelegd op weg naar of vanaf het EU-grondgebied, maar dit betekent niet dat hiermee het luchtverkeer in het luchtruim van niet-EU staten wordt gereguleerd. De richtlijn respecteert de volledige en uitsluitende soevereiniteit van landen zoals China over het luchtruim boven hun grondgebied. Aangezien ETS maatregelen rechtsgeldig zijn zullen Chinese tegenmaatregelen in de vorm van bestraffende sancties niet geoorloofd zijn. Wanneer de tegenmaatregelen echter eveneens legaal zijn en bijvoorbeeld in het kader van reciprociteit vergelijkbaar zijn met de emissiereducerende ETS maatregelen zal geen sprake zijn van strijdigheid met het internationaal recht. Voor zover derde landen een vergelijkbaar systeem toepassen als dat van het Europese ETS systeem zal overigens wel bekeken moeten worden hoe doublures kunnen worden voorkomen.
Hoe verhouden deze ontwikkelingen zich tot de passage in het regeerakkoord waarin staat: «Kwalitatieve groei van het wereldwijde verbindingennetwerk is essentieel. De overheid ziet hierbij toe op een concurrerend kostenniveau. Het beleid is gericht op een wereldwijde aanpak van emissiehandel zodat er een gelijk speelveld is»?
Het streven naar een mondiaal systeem van emissiehandel heeft onverminderd prioriteit. Het komen tot nieuwe, mondiale klimaatafspraken is een belangrijke factor om een gelijk speelveld te creëren. Een mogelijke oplossing van dit conflict kan gelegen zijn in de erkenning van door China te nemen equivalente maatregelen en de koppeling daarvan aan het Europese ETS. Dit kan worden gezien als een eerste stap naar een wereldwijd systeem.
Bent u ervan op de hoogte dat er een aanzienlijk Nederlands belang op het spel staat, aangezien vanuit Nederland wekelijks een groot aantal vluchten van en naar China vliegt?
Ja, dat is mij bekend. Als het om luchtvaart gaat is sprake van 53 vluchten per week op 8 bestemmingen in groot China.
Gaat u voorkomen dat Nederlandse en Europese luchtvaartmaatschappijen het slachtoffer worden van vergelding van EU regelgeving die in ogen van vele non-EU landen in strijd is met internationaal recht? Zo ja, welke stappen worden hiertoe ondernomen in de richting van de Europese Commissie?
Binnen de mogelijkheden die ik hiertoe heb zal ik samen met ander EU-lidstaten en de Europese Commissie nauw overleg voeren over de wijze waarop China tegemoet wordt getreden.
Hoe gaat u in Europees verband voorkomen dat er strafmaatregelen door China worden genomen die onze economie in den brede en de luchtvaartsector in het bijzonder serieuze schade zullen toebrengen?
In overleg met de Commissie en de andere lidstaten zal worden bekeken welke strategie het best gevolgd kan worden. Zie antwoord vraag 8.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de klachten die niet-EU-lidstaten hebben ingediend tegen het Europese emissiehandelsysteem?
Het in het Verenigd Koninkrijk door drie Amerikaanse maatschappijen en de ATA ingesteld beroep tegen ETS is doorverwezen naar het Europese Hof van Justitie. Begin juli zal er een eerste zitting zijn om partijen te horen. De uitspraak wordt niet eerder verwacht dan begin 2012.
Wat is de stand van zaken van de ontwikkeling van een wereldomspannend emissiehandelsysteem of vergelijkbaar instrument voor de luchtvaartsector in International Civil Aviontion Organzation (ICAO)-verband?
De discussie over klimaatmaatregelen en market based instruments (waaronder ook ETS) heeft in de laatste ICAO Assembly (oktober 2010) tot veel discussie geleid waaruit blijkt dat mondiale toepassing van ETS nog ver verwijderd is. De discussie had onder meer betrekking op het definiëren van CO2-doelen, het toepassen van guiding principes, de toepassing van regionale systemen en uitzonderingsposities voor kleine luchtvaartlanden, bijvoorbeeld wanneer die slechts minder een bepaald minimumaandeel van de wereldwijde luchtvaart uitmaken (de minimis bepaling). Ook grote luchtvaartlanden (waaronder China) willen een uitzonderingsbepaling, zich daarbij beroepend op het principe van common but Differentiated Responsabilities (CBDR). (zie Kamerbrief 24 804, 2 december 2010).
Bent u bereid de ontwikkeling van mondiale sectorale emissiehandel hogere prioriteit te geven, zodat er – ook als een bindende opvolger van «Kyoto» onverhoopt langer op zich zou laten wachten – toch forse stappen gezet kunnen worden met betrekking tot CO2-reductie in concurrentiegevoelige sectoren die gebaat zijn bij een mondiale aanpak?
Het identificeren en ontwikkelen van nieuwe en innovatieve internationale beleidsinstrumenten om klimaatactie door de private sector te stimuleren is reeds een prioriteit voor Nederland. De ontwikkeling van mondiale sectorale emissiehandel maakt daar deel van uit. Ik ben het met u eens dat zulke nieuwe mechanismen nodig zijn om de internationale koolstofmarkt op te schalen en private geldstromen te genereren die nodig zijn voor toekomstige klimaatactie. Overigens is er op dit moment een groep ontwikkelingslanden die zich principieel blijft verzetten tegen de ontwikkeling van marktinstrumenten.
Bent u bereid hiertoe een breed front te organiseren, bijvoorbeeld samen met de World Business Council on Sustainable Development en andere invloedrijke mondiale spelers, zowel gouvernementeel als non-gouvernementeel?
Ja. Mijn inzet op dit vlak is reeds breed georiënteerd, enerzijds gericht op mogelijkheden om financiering van klimaatmaatregelen door bedrijfsleven te bevorderen en anderzijds gericht op de ontwikkeling van nieuwe marktmechanismen voor de koolstofmarkt. Daarnaast concentreert mijn inzet zich op bilaterale activiteiten om ontwikkelingslanden te helpen te participeren in de koolstofmarkt. Bovendien participeer ik in het Partnership for Market Readiness, een initiatief van de Wereldbank dat zich richt op het concretiseren en verbeteren van marktinitiatieven door vooral ontwikkelingslanden.
In lijn hiermee voel ik dan ook niets voor het introduceren van een specifieke klimaat- of CO2-belasting. Ik heb dit ook aangegeven richting uw Kamer tijdens het AO Milieuraad van 15 juni 2011.
Bent u bereid de Kamer regelmatig te informeren over de ontwikkelingen van sectorale emissiehandel voor op zijn minst de zware (staal-)industrie, scheepvaart en luchtvaart? Bent u bereid daarbij aan te geven welke inspanningen de regering en de Europese Unie zich getroosten om die ontwikkelingen te bespoedigen en daarbij een indicatieve planning aan te houden voor de totstandkoming van dergelijke instrumenten?
Ja. Wanneer er in de genoemde sectoren ontwikkelingen op het gebied van emissiehandel voordoen informeer ik u hierover en mijn inzet daarbij.
Fraude bij rijexamens |
|
Joram van Klaveren (PVV), Léon de Jong (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Ingenieuze fraude bij rijexamen»?1
Ja.
Kunt u gespecificeerd aangeven hoeveel theorie-examens er de afgelopen 5 jaar werden afgenomen waarbij gebruik gemaakt is van een tolk en welke kosten hiermee gemoeid waren?
Hieronder staan de aantallen waarbij anderstaligen de afgelopen 5 jaar bij het theorie-examen gebruik hebben gemaakt van een tolk.
2007
6 011
2008
7 526
2009
7 954
2010
6 970
2011 t/m juli
480
Theorie-examens met een tolk worden niet klassikaal, maar individueel afgelegd. Voor het afleggen van een individueel examen brengt het CBR een toeslag in rekening bovenop het normale tarief voor een klassikaal examen. In 2011 bedraagt het tarief voor een klassikaal examen € 33,50 en de toeslag voor een individueel examen € 37,00. Daarnaast zijn de kosten voor een tolk voor eigen rekening van de kandidaat. Het tarief van het bureau Tolkennet, dat sinds 1 januari 2011 de beëdigde tolken levert, bedraagt € 167 incl. B.T.W. Hiermee komen de totale kosten voor een theorie-examen met een tolk voor de kandidaat op € 237,50.
Deelt u de mening dat betrapte fraudeurs levenslang moeten worden uitgesloten van deelname aan het theorie-examen? Zo nee, waarom niet?
Het plegen van fraude bij het theorie-examen is een strafbaar feit. Indien het CBR fraude constateert, wordt daarom altijd aangifte gedaan bij de politie. Het bestraffen van fraude is een taak van het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Het is ook aan hen om de strafmaat te bepalen op grond van bijvoorbeeld specifieke individuele omstandigheden en eventuele recidive. Het CBR doet er op zijn beurt alles aan om fraude bij examens te signaleren, en is alert op nieuwe vormen van fraude. Medewerkers worden periodiek opgeleid en het CBR signaleert alle fraudeurs in het reserveringssysteem. Als een fraudeur een nieuwe examenaanvraag doet, moet hij van tevoren op gesprek komen bij een van de examenmanagers en wordt hij tijdens een nieuw examen extra in de gaten gehouden.
In hoeverre deelt u de visie dat het beheersen van de Nederlandse taal een vereiste dient te zijn om deel te kunnen nemen aan het theorie-examen?
Met verwijzing naar de Integratievisie, die op 16 juni jongstleden aan de Tweede Kamer is aangeboden, is beheersing van de Nederlandse taal van belang voor zelfredzaamheid en burgerschap voor mensen die zich hier duurzaam willen vestigen. Dit laat onverlet dat het theorie-examen ook van toepassing is op degenen die zich hier tijdelijk willen vestigen zoals arbeids- en kennismigranten. Voor deze groep mag het (nog) niet goed beheersen van de Nederlandse taal niet als drempel worden opgeworpen om te kunnen participeren in onze samenleving, bijvoorbeeld in het verkeer. Het kunnen autorijden, kan ook bijdragen aan de integratie. Het is daarom geen vereiste dat iemand de Nederlandse taal beheerst om deel te kunnen nemen aan het theorie-examen. Het gaat mij erom dat iemand over de benodigde kennis beschikt om veilig aan het verkeer te kunnen deelnemen. De taal waarin deze persoon het examen aflegt vind ik ondergeschikt daaraan. Immers, anderstaligen die niet in Nederland wonen, mogen hier ook gewoon autorijden. Het afleggen van een theorie-examen met een gecertificeerde tolk moet echter wel kostendekkend zijn. Ik heb het CBR opgedragen om de extra kosten die gemoeid zijn met het afleggen van individuele examens met tolk inzichtelijk te maken.
Wanneer wordt de bizarre mogelijkheid om tolken in te zetten bij het theorie-examen afgeschaft?
Zie antwoord vraag 4.
De praktijken van een aantal artsen en instituten die nog steeds HCG afslankkuren propageren en mogelijk verkopen |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het waar dat, ondanks het verbod op het aanprijzen en verkopen van HCG afslankkuren, een aantal artsen dit nog steeds doet?123
Ja.
Is het waar dat het tenminste om de volgende artsen, dan wel instituten, gaat?4
Dit zijn inderdaad de artsen en instituten die in het onderzoek door de Inspectie zijn opgenomen (zie antwoord vraag 3).
Een aantal van genoemde aanbieders maakt op het internet nog steeds reclame voor HCG. Onduidelijk is overigens op welke schaal de aanbieders ook daadwerkelijk HCG afslankkuren aan gebruikers ter hand stellen.
Wat is ondernomen door de Inspectie nadat op 11 maart 2011 de Volkskrant interviews met de twee eerstgenoemde artsen weergaf, waarin zij verklaarden hun praktijken gewoon voort te zetten en niet als onwettig te beschouwen?5
Na de publiciteit in december 2010 heeft de Inspectie een groot aantal meldingen ontvangen over aanbieders van HCG voor afslanken. Deze zijn allemaal onderzocht of nog in onderzoek. Op basis van de meldingen en eigen onderzoek heeft de Inspectie nu een beeld van de aanbieders. De Inspectie heeft de websites van alle aanbieders beoordeeld op mogelijke overtreding van de reclamebepalingen in de Geneesmiddelenwet. De inspectie heeft op 17 maart 2011 bij zes aanbieders overtreding van deze bepalingen vastgesteld. Zij bereidt nu bestuurlijke boetes voor.
De Inspectie heeft tevens onderzocht hoe de distributieketen van HCG van de producent, via groothandel en apotheken naar een grote aanbieder van HCG afslankkuren verloopt. Zij is hiermee gestuit op een aantal onregelmatigheden die op dit moment nader onderzocht wordt.
Het off-label voorschrijven bij de aanbieders van HCG afslankkuren is nog in onderzoek. De Inspectie blijft bij haar standpunt dat er geen enkele onderbouwing is voor het voorschrijven van HCG voor afvallen. Hierbij moet de kanttekening worden gemaakt dat art. 68 van de Geneesmiddelenwet, dat regels stelt aan off-label voorschrijven, nog niet bestuurlijk beboetbaar is. Bij de wijziging van de Geneesmiddelenwet zal dit wel mogelijk worden. De Inspectie overweegt thans de inzet van tuchtrecht.
Wat is uw visie op de stelling van deze artsen dat juridisch «off-label» gebruik in dit geval is toegestaan?
Off-label gebruik is een soms onmisbare mogelijkheid voor een behandelaar bij patiëntenzorg. Volgens art. 68 van de Geneesmiddelenwet is voorschrijven buiten de geregistreerde indicatie alleen onder voorwaarden geoorloofd. Het is geoorloofd als daarover binnen de beroepsgroep protocollen en standaarden zijn ontwikkeld. Als protocollen en standaarden nog in ontwikkeling zijn, is overleg tussen de behandelend arts en apotheker noodzakelijk. In het geval van HCG als afslankmiddel is hiervan geen sprake. Aanbieders kunnen zich dus niet beroepen op deze uitzonderingen. HCG is expliciet niet geregistreerd als middel bij afslanken en met de huidige kennis is geen rechtvaardiging denkbaar voor gebruik van HCG om af te vallen. In de officiële registratieteksten voor Pregnyl wordt gebruik om af te vallen zelfs uitgesloten.
Indien u deze stelling onderschrijft, hoe valt het dan te verklaren dat de Inspectie in haar brief van 22 december 2010 aan beroepsbeoefenaren, en in haar nieuwsbericht van 5 januari 2011, een heel andere indruk wekte?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Indien u deze stelling niet onderschrijft, hoe valt het dan te verklaren dat de Inspectie genoemde artsen niet duidelijk gemaakt heeft dat zij het bij het verkeerde eind hadden?
Genoemde artsen zijn in december 2010 per brief van het standpunt van de Inspectie op de hoogte gesteld.
Bij welk van de bovengenoemde artsen en instituten of hier niet genoemde artsen en instituten is de Inspectie ertoe overgegaan om – zoals in bovenvermelde waarschuwingsbrief aangekondigd – zonder verdere waarschuwing een bestuursrechtelijke boete op te leggen tot maximaal 150 000 euro en ingeval van artsen ook tuchtklachten in te dienen?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Bij hoeveel artsen en instituten is, naar inzicht van de IGZ, de praktijk van het verstrekken van HCG-slankheidskuren en/of het adverteren daarmee gestopt na hun brief van 6 december 2010?
Op basis van de meldingen en eigen onderzoek had de Inspectie in december 2010 zicht op 24 aanbieders van HCG afslankkuren. In negen gevallen is de reclame na de waarschuwing verwijderd of is de website uit de lucht gehaald. In twee gevallen bleek na onderzoek dat geen HCG als afslankkuur wordt aangeboden, maar een voedingssupplement waaraan dezelfde eigenschappen worden toegeschreven. Dit product bevat geen HCG hormoon. Bij zes aanbieders is overtreding vastgesteld, waarvoor de inspectie nu bestuurlijke boetes voorbereidt. De overige zeven zijn nog in onderzoek.
Kunt u opheldering verschaffen over de omstandigheden die ertoe geleid hebben dat deze personen en instituten nog steeds HCG-kuren openlijk op internet aanbieden, niet tegenstaande het feit dat IGZ over genoemde machtsmiddelen beschikt?
Met het oog op de zorgvuldigheid duurt het enige tijd voordat een boete ook daadwerkelijk wordt opgelegd. Bij recidive kan de Inspectie een tweede hogere boete opleggen.
Deelt u de mening dat het ongewenst is dat ten eerste overheidsinstanties strenge maatregelen aankondigen en die vervolgens niet uitvoeren en dat ten tweede dat burgers zo openlijk de aanwijzingen kunnen negeren van instanties die belast zijn met handhaving van de wet?
De maatregelen zijn in uitvoering.
Heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg voldoende capaciteit om efficiënt op te treden tegen dergelijke malafide ´hulpverleners´ en passende maatregelen te nemen?
Uiteraard moet de Inspectie prioriteren. Dit is ook gebeurd voor HCG. De Inspectie zet voldoende capaciteit in om het gebruik van HCG bij afslankkuren met ingang van het vierde kwartaal van 2010 projectmatig aan te pakken. Daarbinnen worden keuzes gemaakt voor een aanpak die de aanbieders het hardst treffen.
De positie van kinderen in de Vrijheidsbeperkende Locatie in Ter Apel |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel in het Tijdschrift voor de Rechten van het Kind «Right» over de angsten van kinderen in de vrijheidsbeperkende locatie in Ter Apel (VBL)?1
Ja.
Klopt het dat er tweewekelijks door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) gesprekken plaatsvinden met de gezinnen met kinderen die moeten werken aan terugkeer? Klopt het dat de gezinnen in die gesprekken door de DT&V worden geconfronteerd met de dreiging dat zij op straat belanden? Klopt het dat in die gesprekken tevens wordt gewezen op de mogelijke gevolgen daarvan, zoals een tijdelijke uithuisplaatsing van de kinderen maatregel van de Kinderbescherming? Deelt u de mening dat de kinderen daardoor geïntimideerd kunnen raken en angstig kunnen worden?
Nee, de DT&V voert niet tweewekelijks vertrekgesprekken. In de eerste drie weken na het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel in de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL), worden in beginsel twee gesprekken gepland met een vreemdeling. Vervolgens is de frequentie van de vertrekgesprekken variabel en afhankelijk van de mogelijkheden en beperkingen die zich in het vertrektraject voordoen.
Tijdens het vertrekgesprek wordt de vreemdeling gewezen op de plicht om Nederland zelfstandig te verlaten. Zoals uw Kamer bekend is, vindt beëindiging van de maatregel van plaatsing in de VBL voor gezinnen met kinderen thans enkel plaats als betrokkenen Nederland verlaten of indien bewaring wordt opgelegd. Het informeren van de vreemdeling over de eventuele gevolgen van het al dan niet verlenen van medewerking aan zijn of haar vertrek, vindt op een respectvolle en humane manier plaats. Hierbij worden geen dreigementen geuit.
Mogelijke uithuisplaatsing van de kinderen is geen gespreksonderwerp bij de vertrekgesprekken. Overigens wordt ook in het aangehaalde artikel al aangegeven dat een en ander niet meer aan de orde komt tijdens vertrekgesprekken.
Ik kan niet uitsluiten dat het vertrekproces door betrokkenen die niet willen terugkeren en hun kinderen als onaangenaam wordt ervaren. Voor wat betreft de positie van de kinderen zij nog het volgende vermeld. In principe worden alleen de ouders uitgenodigd voor een vertrekgesprek. De keuze voor het al dan niet aanwezig laten zijn van de kinderen is aan de ouders. Vertrekgesprekken worden veelal gehouden gedurende schooltijd, waardoor het zelden voorkomt dat schoolgaande kinderen bij een vertrekgesprek aanwezig zijn.
Hoe verhouden de dreigingen uit vraag 2 zich tot de huidige situatie waarbij gezinnen met kinderen naar aanleiding van de uitspraak van het Gerechtshof in Den Haag van 11 januari 2011, niet op straat worden gezet? Kunt u deze antwoorden toelichten? Deelt u de mening dat kinderen niet bij confronterende vertrekgesprekken aanwezig moeten zijn?
Zoals in antwoord 2 aangegeven, worden er geen dreigementen geuit bij de vertrekgesprekken. Als gevolg van de uitspraak van het gerechtshof Den Haag, kan de overheid geen onderdak in de VBL in Ter Apel meer beëindigen van gezinnen met minderjarige kinderen. Dit is in het aangehaalde artikel ook vermeld. Daarentegen kan opvang in een azc wel worden beëindigd, maar alleen als daarbij een vrijheidsbeperkende maatregel in de VBL in Ter Apel wordt opgelegd. Wat betreft de aanwezigheid van kinderen bij vertrekgesprekken, verwijs ik u ook naar antwoord 2. Zoals u reeds bekend is ben ik tegen de uitspraak van het gerechtshof Den Haag in cassatie gegaan.
Kunt u aangeven hoe groot de woningen zijn waarin de gezinnen in de VBL moeten verblijven? Kunt u aangeven hoe groot de woon- en slaapruimte zijn die de gezinnen ter beschikking hebben? Klopt het dat dit totaal minder is dan in een gemiddelde gevangeniscel? Deelt u de mening dat deze beperkte ruimten onvoldoende geschikt zijn voor een langer verblijf van kinderen? Wat zijn de overige faciliteiten voor kinderen op de VBL? Hoe lang verblijven gezinnen met kinderen gemiddeld in de VBL? Kunt u deze antwoorden toelichten? Bent u bereid de lengte van het verblijf van gezinnen met kinderen in de VBL zoveel mogelijk te beperken? Bent u bereid de faciliteiten en woonruimte voor gezinnen met kinderen in de VBL uit te breiden? Kunt u deze antwoorden toelichten?
De grootte van de woningen en de oppervlakte van de woon- en slaapruimte waarin gezinnen op de VBL verblijven, wijkt niet af van de grootte van de woningen op een regulier azc. Op de VBL gaat het om acht-persoonswoningen met vier slaapkamers, keuken, douche en toilet. Daarnaast verblijven er ook gezinnen in caravans met dezelfde faciliteiten. De woningen voldoen aan het Programma van Eisen van het COA. In dit programma is ook alle relevante wet- en regelgeving opgenomen.
De oppervlakte van de woonruimte bedraagt 13 m2. De oppervlakte van de slaapruimtes varieert tussen de 9 en 13 m2 in een woning voor 8 personen. In een caravan bedraagt de woonruimte 16 m2, inclusief de keuken. De slaapkamers hebben een oppervlakte van ca. 5 m2. De vloeroppervlakte van een gevangeniscel of verblijfsruimte van de Dienst Justitiële Inrichtingen bedraagt 10 m2 voor 2 personen. De oppervlakte van de woonruimte op de VBL of een azc is dus groter. Derhalve deel ik niet uw mening dat de ruimten ongeschikt zouden zijn voor langer verblijf van gezinnen met kinderen.
Op de VBL zijn diverse speelterreinen voor kinderen met speelvoorzieningen. Ook is er een voetbalveld en worden er regelmatig activiteiten georganiseerd voor kinderen. Verder geldt ook voor de VBL dat, binnen het project Kind in de Opvang, uitvoering wordt gegeven aan de aanbevelingen uit het rapport «Kind in het azc». Dit voor zover deze het COA aangaan.
De gemiddelde verblijfsduur van gezinnen op de VBL bedraagt ongeveer 5 maanden.
Mijn ambitie is om het verblijf van vreemdelingen in de VBL zo kort mogelijk te houden. Dit geldt ook voor gezinnen met kinderen. In de VBL worden activiteiten verricht ter effectuering van het vertrek. Om die reden wordt de duur van het verblijf in de VBL sterk bepaald door deze activiteiten en door de medewerking van de vreemdelingen aan dit vertrek. Het moment van vertrek bepaalt uiteindelijk de verblijfsduur in de VBL.
Zoals hiervoor al gemeld is ook de VBL opgenomen binnen het project Kind in de Opvang.
Deelt u de mening dat de terugkeer van gezinnen met kinderen met name vanuit het asielzoekerscentrum gerealiseerd dient te worden, zodat zij niet meer naar de VBL overgeplaatst hoeven te worden? Zijn er mogelijkheden om gezinnen met kinderen hooguit pas in de laatste fase van de terugkeer over te plaatsen naar de VBL, zodat de lengte van het verblijf automatisch veel korter wordt? Kunt u deze antwoorden toelichten?
Ja, deze mening deel ik. Gedurende de vertrektermijn van 28 dagen kunnen vreemdelingen vanuit de opvanglocatie hun vertrek uit Nederland voorbereiden. Het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 56 van de Vw 2000 in de VBL is dus niet nodig en kan tevens door de afgewezen vreemdelingen worden voorkomen, als zij binnen de wettelijke vertrektermijn Nederland hebben verlaten.
Er zijn geen mogelijkheden om gezinnen met kinderen pas in de laatste fase van hun terugkeer over te plaatsen naar de VBL, omdat het effectueren van het al dan niet gedwongen vertrek een gecompliceerd proces is, waarbij vele factoren een rol spelen, zoals de bereidheid van de vreemdeling om mee te werken aan het vertrek en de mogelijkheid van landen van herkomst om al dan niet tijdig een (vervangend) reisdocument af te geven. De onmiddellijke beschikbaarheid van de vreemdelingen voor de Dienst Terugkeer en Vertrek in de VBL in Ter Apel is daarbij van groot belang.
De barrières die chronisch zieken voelen bij een overstap naar een andere zorgverzekeraar |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het onderzoek van het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL), waaruit blijkt dat chronisch zieken meer dan anderen barrières voelen om over te stappen naar een andere zorgverzekeraar?1
Uit het onderzoek van Nivel is ten eerste gebleken dat verzekerden met een chronische ziekte, dan wel een handicap of verzekerden die een minder goede gezondheid ervaren niet minder overstappen dan andere verzekerden. Ook blijkt dat de redenen om over te stappen danwel om niet over te stappen voor beide groepen verzekerden gelijk zijn. Uit het onderzoek blijkt verder dat verzekerden met een chronisch zieke, handicap of mindere gezondheid meer dan andere verzekerden barrières voelen om over te stappen.
Ik vind het positief dat ongeveer even veel «gezonde» als «minder gezonde» verzekerden overstappen van zorgverzekeraar. Van de uitkomst dat verzekerden met een chronische ziekte, handicap of mindere gezondheid meer barrières voelen neem ik goede nota. Zorgverzekeraars hebben een acceptatieplicht voor de basisverzekering. In het eind vorig jaar verschenen «Samenvattend rapport rechtmatigheid uitvoering zorgverzekeringswet 2009» concludeert de NZa dat mogelijk niet alle zorgverzekeraars zich volledig aan de acceptatieplicht hebben gehouden. Aanleiding waren twee zorgverzekeraars die op hun website polissen zo hadden gepresenteerd dat ze niet toegankelijk leken voor iedereen. Inmiddels is deze situatie gecorrigeerd. De betreffende verzekeraars hebben hierover een brief van de NZa gekregen. Het is voor de beeldvorming zeer belangrijk dat zorgverzekeraars geen enkel misverstand over de acceptatieplicht wekken of laten bestaan. Voor de aanvullende verzekering mogen zorgverzekeraars medische selectie toepassen of een gezondheidsverklaring vragen, maar dit wordt slechts zeer beperkt door zorgverzekeraars toegepast.
Vindt u het aantal overstappers, 6% in 2007, 4% in 2008 en 3% in 2009, niet aan de lage kant? Is dit percentage overstappers voldoende om een markt met lage prijzen en kwaliteit te creëren?
Zoals de onderzoekers van Nivel ook aangeven is het lastig om te bepalen hoeveel overstappers nodig zijn om lage prijzen voor goede kwaliteit te creëren. Dat verzekerden de mogelijkheid hebben om over te stappen naar een andere zorgverzekeraar is voor de zorgverzekeraar voldoende stimulans om scherp te blijven. De afgelopen twee jaar is het aantal overstappers overigens weer toegenomen. In 2009/2010 was het overstappercentage volgens Vektis 3,9% en in 2010/2011 is dit gestegen naar 5,5%2.
De NZa heeft in haar marktscan zorgverzekeringsmarkt 2010 aangegeven dat de lichte toename van overstappers kan duiden op verscherpte prijsconcurrentie.
Bent u het met de onderzoekers van het NIVEL eens dat slechts de prijs aanleiding is voor mensen om over te stappen naar een andere verzekeraar? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit onderzoek van NIVEL blijkt dat de premie de belangrijkste reden is om over te stappen naar een andere verzekeraar. Daarna komt een veranderde gezinssituatie, ontevredenheid over de dekking van de polis, ontevredenheid over de hoogte van de premie of de dekking voor de aanvullende verzekering en ontevredenheid over de collectiviteitkorting. Een belangrijke reden om niet te veranderen is overigens dat men tevreden is over de dekking van de polis, omdat men al lang bij de zorgverzekeraar zit of vanwege de service van de zorgverzekeraar3.
Deelt u de conclusie van het NIVEL dat het discutabel is of de zorgverzekeringswet leidt tot een betere balans tussen prijs en kwaliteit? Zo ja, welke stappen gaat u nemen om een betere balans te creëren? Zo nee, kunt u dit standpunt onderbouwen?
Ik deel die conclusie in zoverre dat het voor mij altijd helder is geweest dat de zorgverzekeringswet (Zvw) een noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde is geweest voor het verkrijgen van de juiste balans van prijs en kwaliteit. Enkele hoofdelementen uit de (o.a. door het Nivel verrichte) evaluatie van de Zvw in de herinnering roepend, heeft de Zvw gezorgd voor keuzevrijheid van verzekerden, voor concurrerende verzekeraars, voor verzekeraars die in toenemende mate zorginkoopactiviteiten ontplooien en voor het agenderen van de kwaliteitsdiscussie. Tegelijkertijd werd in de evaluatie geconstateerd dat er aan de bekostigingskant, aan de mate van risicodragendheid van zowel aanbieders als verzekeraars en op het gebied van kwaliteitstransparantie nog onvoldoende voortgang was geboekt om de concurrentie op de zorgverzekeringsmarkt door te laten sijpelen naar de zorginkoop- en zorgverleningsmarkt. Daarvoor zijn aanpassingen van andere wetten nodig, met name de Wmg. Een belangrijk deel van mijn beleidsagenda is gericht op die laatstgenoemde aanpassingen.
Bent u, gezien bovenstaande onderzoeksresultaten, van mening dat de Zorgverzekeringswet heeft geleid tot meer keuzevrijheid en kwaliteit voor de verzekerden? Kunt u dit standpunt toelichten?
De zorgverzekeringswet heeft geleid tot meer keuzevrijheid. Het overstappen naar een andere zorgverzekeraar is met de introductie van de zorgverzekeringswet beter mogelijk geworden, omdat er een acceptatieplicht is voor de basisverzekering. De particuliere ziektekostenverzekering kende deze acceptatieplicht niet, waardoor het voor bijvoorbeeld chronisch zieken lastiger was om te veranderen van zorgverzekeraar. Met betrekking tot de kwaliteit verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 4.
Welke oorzaken zijn er voor de gesignaleerde barrières die chronisch zieken voelen bij een overstap? Hoeveel chronisch zieken worden geweigerd voor een aanvullende verzekering?
In het onderzoek wordt aangegeven dat chronisch zieken bang zijn om niet geaccepteerd te worden of bang zijn voor administratieve problemen. Ook denken zij dat het voor hen niet mogelijk is om te veranderen. Het Nivel geeft overigens in haar onderzoek aan dat uit empirische studies in diverse landen is gebleken dat oudere mensen met een relatief slechte gezondheid of chronische ziekte meer barrières ervaren om over te stappen omdat zij meer zekerheid willen m.b.t. de continuïteit van de dekking van hun zorgverzekering. Het is mij niet bekend hoeveel chronisch zieken worden geweigerd voor een aanvullende verzekering. Zie verder ook mijn antwoord op vraag 1.
Hoe is het gesteld met de informatievoorziening over overstapmogelijkheden? Zijn de gesignaleerde ideeën bij chronisch zieken, dat zij niet zouden kunnen overstappen of veel administratieve barrières kunnen verwachten, terecht? Zouden deze ideeën kunnen worden weggenomen met betere informatieverstrekking?
Zoals ik heb aangegeven in mijn reactie op vraag 1, heb ik goede nota genomen van het feit dat verzekerden met een chronische ziekte, handicap of mindere gezondheid meer barrières voelen om over te stappen. Hoewel de acceptatieplicht in den brede goed wordt nageleefd heeft het jongste «Samenvattend rapport rechtmatigheid uitvoering zorgverzekeringswet» (2009) van de NZa enkele signalen opgeleverd dat we er alert op moeten zijn en blijven dat de acceptatieplicht boven elke twijfel verheven is. Wat de andere gevoelde barrières betreft, zoals ook in het antwoord op vraag 1 is opgemerkt vindt er nauwelijks medische selectie plaats voor de aanvullende verzekering. Daarnaast hebben zorgverzekeraars de plicht om transparante informatie te verstrekken over toegangsvoorwaarden voor de aanvullende verzekering en over de opzegmogelijkheden voor zowel de basis als aanvullende verzekering. De NZa ziet hier op toe.
Hebben de reclame-uitingen van zorgverzekeraars, waarin juist mensen worden aangesproken die weinig premie willen betalen omdat zij weinig zorg gebruiken, invloed op het gevoel van chronisch zieken dat zij niet kunnen overstappen? Staat u nog steeds op het standpunt dat verzekeraars vrij zijn in dit soort reclame-uitingen?2
Ja, ik sta nog steeds achter de antwoorden die ik in het aangehaalde aanhangsel bij de Handelingen4 heb gegeven. Voor de goede orde, die antwoorden waren genuanceerder dan de daarvan in de vraag gegeven samenvatting «dat verzekeraars vrij zijn in dit soort reclame-uitingen».
Staat u nog steeds op het standpunt dat het niet afkeurenswaardig of onlogisch is als een verzekeraar verzekerden met een laag ziekterisico binnenhaalt en vervolgens bij ziekenhuizen lage Diagnose Behandeling Combinaties (DBC)-prijzen probeert af te dwingen?2 Kunt u uitleggen waarom die ontwikkeling niet de bijl aan de wortel van een solidair zorgverzekeringssysteem is?
Ik sta nog steeds op dat standpunt dat een verzekeraar mag proberen om voor het deel van zijn verzekerdenpopulatie waarvan hij inschat dat deze een relatief laag gezondheidsrisico hebben een verlaging van de DBC-prijs te bedingen bij de zorginkoop. In antwoord op deel twee van de vraag: De wortel van de solidariteit van ons gezondheidszorgsysteem zit niet in het verbieden van gedifferentieerde inkoopprijzen maar in een aantal andere wettelijke bepalingen waaraan zorgverzekeraars moeten voldoen: voor iedereen geldende wettelijk vastgelegd verzekeringspakket, acceptatieplicht met verplichte deelname aan het risicovereveningssysteem en het verbod op premiedifferentiatie. (Zoals in het aangehaalde aanhangsel bij de Handelingen is uiteengezet, voorziet de wet bij dat laatste in twee uitzonderingen: een gelimiteerde korting bij collectieve contracten en een korting bij, een eveneens gelimiteerd, vrijwillig eigen risico.)
Vindt u het een wenselijke ontwikkeling dat de zorgverzekeraars het afgelopen jaar 40 miljoen euro hebben uitgegeven aan reclame? Vindt u dat dit geld aan zorg had moeten worden besteed, aangezien het afkomstig is van de zorgpremies die Nederlanders hebben betaald?3
Eerder dit voorjaar heb ik op eerdere vragen van het lid Leyten (SP) geantwoord dat de marktpositioneringsstrategie, binnen de kaders die de wet stelt, een zaak is die iedere zorgverzekeraar voor zichzelf moet bepalen en dat de hoogte van de reclamebudgetten buiten mijn verantwoordelijkheid valt. In de via de vraag aangereikte informatie zie ik geen reden om dat standpunt te wijzigen. Die bron maakt gewag van een totaal aan reclamebudgetten in 2005/2006 van € 80 mln. Het jaar daarop is het gedaald naar € 46 mln. Weer een jaar later is het gedaald naar € 36 mln. De laatste drie jaar (2008/2009, 2009/2010 en 2010/2011) is het gegroeid naar € 40 mln hetgeen gemiddeld neerkomt op ca 3,5% groei per jaar.
Is het inherent aan het huidige zorgverzekeringsstelsel dat zorgverzekeraars steeds hogere reclamebudgetten zullen hanteren omdat zij met elkaar moeten concurreren om inkomsten van verzekerden te krijgen? Verwacht u opnieuw een stijging van de reclame-uitgaven door zorgverzekeraars, na de stijging van 5% het afgelopen jaar? Is er een grens aan wat u nog acceptabel vindt met betrekking tot de hoeveelheid zorggeld die aan reclames wordt uitgegeven?
Het is aan zorgverzekeraars om te bepalen hoeveel geld zij jaarlijks aan reclame uitgeven. Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 10.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het AO Zorgverzekeringswet van 26 mei?
Ja.
Toegenomen gebitsverwaarlozing onder peuters en kleuters |
|
Khadija Arib (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat steeds meer kinderen last hebben van gebitsrot en enkel in de regio Utrecht al 700 peuters en kleuters onder narcose zijn gebracht om hun melkgebit te trekken of rotte kiezen te voorzien van kronen?1
Ik ben bekend met het door u aangehaalde artikel.
Deelt u de mening dat dit een zorgelijke ontwikkeling is, omdat deze behandelingen door beter te poetsen en minder te snoepen voorkombaar zijn en gebitsrot op jonge leeftijd het volwassenengebit kan aantasten?
Cariës bij jonge kinderen vind ik een zorgelijke ontwikkeling.
Ik teken daarbij wel aan dat ouders primair verantwoordelijk zijn voor de (mond)gezondheid van hun kinderen. Daarbij kunnen zij gebruik maken van de randvoorwaarden die de overheid heeft geschapen om deze eigen verantwoordelijkheid waar te kunnen maken. Op grond van de Zorgverzekeringswet worden de omschreven behandelingen voor jeugdmondzorg voor alle jeugdigen tot 18 jaar volledig vergoed inclusief preventie. Daarnaast is de opleiding voor mondhygiënisten uitgebreid met een extra jaar om ook curatieve verrichtingen («boren/vullen») te kunnen uitvoeren. Met dit laatste is een professional op de markt verschenen die uitstekend in staat is om kinderen te behandelen. In lijn hiermee ontwikkelt de Nederlandse Zorgautoriteit een nieuwe prestatielijst waarin meer preventiecodes voorkomen dan voorheen. Ik verwacht daarvan een positieve stimulans om kindergebitten beter en eerder te behandelen. Tevens komt de Nederlandse Maatschappij voor Tandheelkunde (NMT) nog dit jaar met een richtlijn Jeugdtandverzorging. Deze richtlijn heeft tot doel de kwaliteit van de behandeling van jeugdigen te verbeteren. Tenslotte ondersteunt de jeugdgezondheidszorg de ouders door hen te adviseren over het gezond houden van het gebit van hun kind bijvoorbeeld door gezonde voeding, het gebruik van een speen of zuigfles en tandenpoetsen. Indien daar aanleiding voor is kunnen gemeenten ook lokaal extra maatregelen nemen met het oog op de jeugdmondgezondheid.
Kunt u een overzicht geven van het aantal kinderen dat in Nederland op een wachtlijst staat om het melkgebit te laten trekken of rotte kiezen te voorzien van kronen?
Ik beschik niet over dergelijke cijfers. Een wachtlijst hiervoor is mij onbekend.
Kunt u verklaren waarom de gebitsverwaarlozing onder peuters en kleuters in het algemeen steeds verder stijgt? Is het een gevolg van bezuinigingen van de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD’s) op de kindertandheelkunde in voorgaande jaren? Zo nee, waarom niet?
Er is geen eenduidige verklaring te geven voor de stijging van het aantal slechte gebitten bij peuters en kleuters. Er zijn veel factoren van invloed op de status van een kindergebit. Hierbij moet u bijvoorbeeld denken aan leefstijlfactoren, eet- en poetsgedrag en de frequentie van het tandartsbezoek. Ik heb echter geen aanleiding om aan te nemen dat bezuinigingen van de GGD’en hierbij een rol spelen. Met het initiatief Trammelant in Tandenland (www.trammelantintandenland.nl) laten verschillende GGD’en juist zien zeer betrokken te zijn bij de jeugdmondzorg en uw zorgen te delen.
Kunt u aangeven welke groepen jonge kinderen last hebben van gebitsrot en of hier sociaaleconomische klassenverschillen een rol spelen?
Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) concludeerde in hun Signalement Mondzorg uit 2007 dat primair kinderen uit lage sociaaleconomische milieus als risicogroepen kunnen worden aangemerkt. Cariës komt echter ook bij jonge kinderen uit andere sociaaleconomische milieus voor.
Bent u het eens met de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde dat gezondheidsdiensten, verzekeraars en beroepsorganisaties snel in actie moeten komen met voorlichtingscampagnes voor minder snoepen en beter poetsen? Zo, ja hoe gaat u deze ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Voormalig minister voor Jeugd en Gezin, minister Rouvoet, heeft in het kader van de motie van Kamerlid Langkamp (SP) gevraagd om een inventarisatie te maken van succesvolle aanpakken gericht op het stimuleren van tandartsbezoek bij peuters en kleuters. ZonMw heeft in het kader hiervan de opdracht gekregen een onderzoeksprogramma uit te voeren naar de jeugdmondzorg. Dit programma is erop gericht om bovengenoemde inventarisatie uit te voeren en hierover te rapporteren, zodat anderen hiervan gebruik kunnen maken. Deze inventarisatie wordt momenteel uitgevoerd door de NMT en ik verwacht de eerste resultaten deze maand, zodat kan worden bezien hoe betrokken partijen hiermee verder kunnen.
Wilt u het onderwerp gebitsverwaarlozing bij peuters en kleuters opnemen in de Preventienota die het kabinet dit jaar naar de Kamer zal sturen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
In de Landelijke nota gezondheidsbeleid, die u inmiddels heeft ontvangen, komt dit onderwerp niet expliciet aan de orde. De nota is gebaseerd op de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) 2010 van het RIVM waarin is berekend welke gezondheidsrisico’s en ziekten leiden tot de grootste ziektelast. Op basis daarvan is in de Landelijke nota gekozen voor andere uitdagingen op het gebied van de gezondheid in Nederland.
Welke maatregelen gaat u nemen om de kindergebitten beter te monitoren, ouders bewuster te maken van de gevolgen van het eetpatroon voor de kwaliteit van het kindergebit en de gevolgen van een slecht melkgebit voor de gezondheid van hun kind?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en 6.