De manier waarop de Kamer wordt geïnformeerd over zaken betreffende het Koninklijk Huis |
|
Ronald van Raak |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Waarom is de Tweede Kamer via de Commissie IVD geïnformeerd over betalingen van de kroonprins – in het kader van een vastgoedproject – via een belastingparadijs?1
In de opmaat naar het debat tussen de minister-president en de Tweede Kamer inzake de begroting van het ministerie van Algemene Zaken en de begroting van de Koning op 8 oktober 2009 brachten media prominent het nieuws dat de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten onderzoek zouden hebben gedaan naar het project in Mozambique.
In reactie hierop heeft de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten omtrent deze berichtgeving ingelicht.
Informatie over privébetalingen, ook die van leden van het Koninklijk Huis, dient privé te blijven, tenzij er een belang, in de zin van openbaar belang als bedoeld in mijn brief van 24 mei 2011 over modern Koningschap, mee is gediend om het aan de orde te stellen in de Tweede Kamer. Ik zie daarom geen aanleiding, gelet op het privékarakter van de betalingen, nadere informatie hierover aan de Tweede Kamer te verstrekken. Het openbaar belang is met deze betalingen namelijk niet geraakt.
Niet alleen hierom, maar ook omdat de Commissie IVD daarmee in een ongemakkelijke positie wordt gebracht, zal het verstrekken van dergelijke informatie aan de Commissie IVD in de toekomst niet worden herhaald.
De reden dat het openbaar belang niet wordt geraakt is gelegen in het volgende. De RVD heeft onlangs laten weten dat de Prins van Oranje uit eigen beweging destijds heeft meegedeeld dat in 2007 een betaling op een van de Kanaaleilanden is gedaan. Dit betreft de courtage voor iemand die makelaarsdiensten heeft verricht, niet in opdracht van de Prins en Prinses.De andere betalingen waren niet in een «belastingparadijs». De Prins van Oranje en Prinses Máxima der Nederlanden hebben door de wijze van betalen geen enkel financieel of fiscaal voordeel behaald. Zij hebben bij de betalingen voldaan aan alle nationale en internationale wet- en regelgeving. De Prins en Prinses hebben alle verschuldigde belastingen voldaan.
Overigens betreur ik het dat deze informatie in de openbaarheid is gekomen.
Kunt u aangeven waarom dit geheime en staatsgevaarlijke informatie betreft, die in het kader van de nationale veiligheid niet op de reguliere manier met de Tweede Kamer kan worden gedeeld?
Zie antwoord vraag 1.
Welke onderwerpen betreffende het Koninklijk Huis zijn de afgelopen tien jaar nog meer in de genoemde commissie besproken?
De CIVD brengt jaarlijks een openbaar verslag van haar werkzaamheden uit, waarin zij aangeeft welke onderwerpen in de Commissie zijn besproken. Ik verwijs kortheidshalve naar deze verslagen. De werkwijze van de Commissie IVD heeft inherente beperkingen ten aanzien van hetgeen openbaar gemaakt kan worden. Er is van de zijde van de minister van BZK, uit de aard van de CIVD zelve, geen ruimte om meer informatie te verstrekken dan reeds in de verslagen van de Commissie IVD is opgenomen.
Deelt u de opvatting dat de Commissie IVD niet is bedoeld om voor de regering onwelgevallige informatie buiten de openbaarheid te houden?
Ja
Bent u bereid de Tweede Kamer een visiestuk te sturen wanneer informatie naar uw opvatting moet worden gekwalificeerd als «geheim»?
Voor het rubriceren van bijzondere informatie zijn regels gesteld in het VIRBI (Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst-Bijzondere Informatie).
Bijzondere informatie wordt onderscheiden in staatsgeheime en in niet-staatsgeheime bijzondere informatie. Er is sprake van een staatsgeheim als het belang van de Staat of zijn bondgenoten in het geding is en indien kennisname door niet gerechtigden kan leiden tot schade aan deze belangen. Er is sprake van niet-staatsgeheime bijzondere informatie indien kennisname door niet gerechtigden kan leiden tot nadeel aan het belang van één of meer ministeries.
Het voornemen van de Vereniging Eigen Huis om beelden van inbrekers op een website te publiceren |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
![]() |
Weet u dat er volgens de Vereniging Eigen Huis bijna 80 000 inbraken per jaar worden gepleegd, wat een stijging met 8% ten opzichte van vorig jaar zou betekenen, terwijl het Algemeen Dagblad het heeft over een daling en andere getallen gebruikt? Welke getallen met betrekking tot de hoeveelheid huisinbraken zijn correct?
Er worden jaarlijks meerdere onderzoeken gedaan die resulteren in verschillende cijfers. Ik verwijs u hieromtrent naar de beantwoording van eerdere schriftelijke Kamervragen van het lid Van Raak van 13 januari 2011 (2011Z00483) en van het lid Marcouch van 21 april 2011 (2011Z08537).
Hebt u contact gehad met de Vereniging Eigen Huis? Hoe hebt u op de plannen gereageerd?
Ik sta in beginsel positief tegenover initiatieven van slachtoffers van criminaliteit om politie en Justitie te ondersteunen in hun werk om strafbare feiten te voorkomen en daders op te sporen. Dergelijke initiatieven dienen uiteraard in overeenstemming met het toepasselijk wettelijk kader uitgevoerd te worden. Voor verdere details omtrent het wettelijk kader verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Zijn er in Nederland soortgelijke initiatieven gaande en wat zijn de ervaringen daarmee?
Dit initiatief vertoont gelijkenis met dat van winkeliers die foto’s van vermeende winkeldieven ophingen in hun winkel. Naar aanleiding van een klacht heeft het College bescherming persoonsgegevens (CBP) zich uitgesproken over een dergelijke publicatie. Het CBP oordeelde dat de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) niet toelaat dat foto’s van personen die verdacht worden van winkeldiefstal door winkeliers op winkelruiten of andere voor het publiek zichtbare plaatsen worden gepubliceerd. Andere initiatieven zijn bij mij niet bekend.
Wat zijn precies de regels met betrekking tot particulieren omtrent het filmen en het plaatsen op een website van deze filmpjes? Kan de privacy van onschuldige Nederlanders worden gewaarborgd? Kan misbruik worden uitgesloten?
De regels omtrent een initiatief als deze zijn, waar het gaat om de verwerking van persoonsgegevens, vastgelegd in de Wbp. Op grond van de Wbp dienen persoonsgegevens op behoorlijke en zorgvuldige wijze te worden verwerkt en opgeslagen. Persoonsgegevens mogen alleen worden verzameld indien noodzakelijk voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde, doeleinden. Zoals in artikel 8 onder f van de Wbp, namelijk de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of een derde. Uiteindelijk hangt de rechtmatigheid hangt af van de omstandigheden van het individuele geval. Het CBP is verantwoordelijk voor het toezicht op de Wbp.
Bent u van mening dat particulieren op deze wijze een bijdrage kunnen/mogen leveren aan de opsporing?
Zie antwoord vraag 2.
De plannen van zorgverzekeraar De Friesland |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Verzekeraar herschikt de medische zorg in Friesland»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de drastische plannen van deze zorgverzekeraar die na de goedkeuring van de fusie met Achmea tot de grootste van Nederland behoort met ruim 5,3 miljoen verzekerden?
Ik heb het interview met belangstelling gelezen. Ik kan op basis van het interview echter geen oordeel geven over de concrete plannen of voornemens van zorgverzekeraar De Friesland. Gesproken wordt over toekomstige voornemens, die zich nog uit moeten kristalliseren als resultaat van het proces van gedachtenvorming en dataverzameling dat op dit moment plaatsvindt.
In algemene zin wil ik wel het volgende opmerken. Met de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet hebben verzekeraars een centrale rol toebedeeld gekregen in het zorgstelsel. In de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel is deze centrale rol als volgt omschreven: «Beoogd is een type verzekeraar die de door de regering gewenste rol in het model van gereguleerde concurrentie vervult, dat wil zeggen dat hij optreedt als doelmatige, klantgerichte regisseur van de zorg.»
In algemene zin juich ik het dus toe als de verzekeraars invulling geven aan die rol, zeker als daarmee de kwaliteit en efficiëntie is gediend. Van groot belang acht ik het verder dat zorgverzekeraars hierbij de aan hen opgelegde zorgplicht (artikel 11 Zvw) in acht nemen. Conform deze zorgplicht moeten verzekeraars er ten allen tijde voor zorgen dat de verzekerde de zorg en zorgbemiddeling krijgt waar hij behoefte aan en wettelijke aanspraak op heeft. Onder deze zorgplicht vallen de inhoud en omvang van de vergoeding van zorg, de tijdigheid, bereikbaarheid en kwaliteit van de verzekerde zorg.
Vindt u het in het algemeen een goede ontwikkeling dat zorgverzekeraars sterke regionale posities gaan innemen en vervolgens de medische zorg daar gaan herschikken?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat alle ziekenhuizen in Nederland moeten beschikken over een eerstehulpafdeling en een afdeling verloskunde, daar dit tot de basiszorg van ziekenhuizen behoort?
Niet alle ziekenhuizen in Nederland hoeven te beschikken over een SEH en/of een afdeling verloskunde. De spoedeisende zorg, inclusief de acute verloskunde, moet van verantwoorde kwaliteit zijn en binnen de normtijd van 45 minuten na melding met een ambulance bereikbaar zijn. In geval van fusie of sluiting van SEH’s of afdelingen voor acute verloskundige zorg dienen deze voorwaarden in acht te worden genomen. Juist met betrekking tot de acute verloskunde is geconstateerd dat er een kwaliteitsverbetering nodig is om de vermijdbare babysterfte in Nederland fors terug te dringen. De Stuurgroep zwangerschap en geboorte heeft daarvoor aanbevelingen en normen opgesteld. De IGZ vraagt de ziekenhuizen om op een aantal normen met betrekking tot verloskunde aan te geven wat hun plannen van aanpak daarvoor zijn. Indien nodig zal de IGZ de ziekenhuizen aansporen om aan de normen te voldoen. Een gevolg van de aanbevelingen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte kan zijn dat het niet haalbaar blijkt te zijn dat ieder ziekenhuis dat acute verloskundige zorg aanbiedt dit in de toekomst conform de nieuwe kwaliteitsnormen kan blijven leveren. In situaties waarbij sprake is van ontmanteling van zorg in de omgeving van mensen zal ik bij de lokale partijen blijven aandringen op het verkennen en aanbieden van vervangende vormen van zorg zodat er voldoende alternatieven voor de mensen beschikbaar blijven. Aan de andere kant wil ik ook wijzen op de positieve prikkel die uitgaat van kwaliteitsverbetering.
Bent u ervan op de hoogte dat zorgverzekeraar De Friesland heeft aangekondigd dat vrouwen straks niet meer in alle Friese ziekenhuizen kunnen bevallen en dat niet alle eerste hulp en intensive care afdelingen open blijven? Wat is uw reactie hierop?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat met het marktaandeel van De Friesland in de regio van 70–80%, de zorgaanbieders weinig meer in te brengen hebben omdat anders ze anders ruim tweederde van hun cliënten dreigen te verliezen?
In het kader van de behandeling van de aanvraag tot vergunning voor concentratie van De Friesland en Eureko is de NMa recent op de vraag ingegaan of de mate van concentratie van inkoopmacht zal resulteren in een dusdanige inkoopmacht dat zorgaanbieders onder druk komen staan om, in het slechtste scenario, duurdere zorg te leveren die kwalitatief te wensen overlaat.
De NMa hanteert bij het antwoord op deze vraag de volgende redenering. Een zorgverzekeraar is afhankelijk van ziekenhuizen om aan zijn verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst te voldoen; dit hangt samen met de in het antwoord op vraag 3 genoemde zorgplicht. Het hoge aantal verzekerden van bv. De Friesland impliceert een hoog marktaandeel en een bijbehorend hoog inkoopvolume, hetgeen in een markt als de regio Friesland waar geen sprake is van overcapaciteit bij zorgaanbieders, juist zal zorgen voor een afhankelijkheid van zorgverzekeraars ten opzichte van aanbieders.
Daarbij speelt ook de reputatie van zorgverzekeraars bij verzekerden een belangrijke rol, zo blijkt uit de overwegingen van de NMa. Uit marktonderzoek dat ten behoeve van de zaak Eureko-De Friesland is verricht blijkt dat de vertrouwensrelatie tussen zorgverzekeraar en verzekerden beperkt is: bij gebrek aan objectieve en betrouwbare kwaliteitsinformatie wantrouwen verzekerden zorgverzekeraars, waar zij wel waarde hechten aan het oordeel van ziekenhuizen over hun eigen kwaliteit. Wordt het voorkeursziekenhuis van een verzekerde niet meer gecontracteerd door diens verzekeraar dan heeft die verzekerde voldoende mogelijkheden om uit te wijken naar andere zorgverzekeraars die hun ziekenhuis wel hebben gecontracteerd. Het ligt in de lijn der verwachting dat andere zorgverzekeraars, met het oogmerk om verzekerden aan te trekken, deze verzekerden zal proberen te verleiden tot een overstap.
Bent u bereid te onderzoeken of de andere zorgverzekeraars in Friesland nog wel voldoende concurrentiedruk kunnen uitoefenen?
In het kader van de besluitvorming in de zaak Eureko-De Friesland is door de NMa ook ingegaan op de vraag of andere zorgverzekeraars in Friesland nog wel voldoende concurrentiedruk kunnen uitoefenen. Deze vraag is door de NMa positief beantwoord.
Voor de provincie Friesland geldt dat de marktverhoudingen in deze provincie sterk afwijken van die in Nederland als geheel. Als gevolg van de concentratie van Eureko en De Friesland ontstaat voor deze partijen een marktaandeel van 70–80 procent, met een vergelijkbaar inkoopaandeel in de Friese ziekenhuizen. Uvit heeft een marktaandeel van 10–20%, CZ en Menzis hebben ieder een marktaandeel van minder dan 5% en de overige kleine verzekeraars hebben gezamenlijk eveneens een marktaandeel van minder dan 5%.
De zorgverzekeringsmarkt is echter een landelijke markt, zo constateert de NMa. De andere zorgverzekeraars hebben aangegeven dat verzekerden in Friesland niet meer dan 2% uitmaken van hun totale verzekerdenpopulatie. De NMa verbindt hieraan de conclusie dat zelfs als Eureko-De Friesland na de voorgenomen concentratie in staat zouden zijn om lagere inkoopprijzen af te dwingen bij Friese zorgaanbieders en andere verzekeraars als gevolg daarvan een hogere inkoopprijs moeten betalen voor de zorg in Friesland, dit nagenoeg geen effect zal hebben op hun landelijke premiestelling. De concurrentiepositie in Friesland van andere zorgverzekeraars wordt als gevolg van de concentratie dus niet geschaad, volgens de NMa.
Geweld dat meer voorkomt op grote scholen dan op kleine scholen |
|
Manja Smits |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Meer geweld op grote school»?1
Er zijn in het voortgezet onderwijs 381 scholen met meer dan 1000 leerlingen. Een school kan echter meerdere vestigingen hebben waardoor het aantal leerlingen per vestiging beduidend lager uitvalt. Gemiddeld heeft een school ongeveer drie vestigingen.Het gemiddeld aantal leerlingen per vestiging is ruim 700.
Hoeveel scholen in Nederland hebben meer dan duizend leerlingen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de volgende bevinding: «Op scholen met meer dan duizend leerlingen was het aandeel geweldsincidenten drie keer zo hoog als op kleinere scholen. De associatie tussen grote scholen en geweld bleef bestaan, ook als rekening wordt gehouden met individuele kenmerken van leerlingen»?2
In het onderzoek van het WODC is inderdaad deze bevinding opgenomen. Direct daarna is echter het volgende aangegeven: «Dit zou impliceren dat schaalvergroting in het onderwijs samen kan gaan met een groei in aan agressie gerelateerde criminaliteit. De aanname is dan wel dat de ratio leerlingen per leerkracht toeneemt. Weijters (2008) vindt bijvoorbeeld dat als rekening wordt gehouden met de ratio tussen leerlingen en leerkrachten het effect van schoolomvang op zelfgerapporteerde delinquentie verdwijnt.»
In Nederland zijn de afgelopen 20 jaar verschillende landelijke onderzoeken naar pesten en geweld in het onderwijs uitgevoerd (ITS, 1992, 1994, 2001, 2006 en 2008) op scholen voor speciaal onderwijs, praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo. Daarin werd juist gevonden dat op grote(re) scholen minder geweldsincidenten plaatsvinden. Op basis van deze onderzoeken hebben de onderzoekers geconcludeerd dat het het meest zuiver is te kijken naar leerling-kenmerken in plaats van naar klas- of schoolkenmerken (zoals schoolgrootte). Vooral leerling-kenmerken die te maken hebben met sociale en cognitieve aspecten blijken «verklarend» voor geweld. Als er slechts wordt gekeken naar schoolgrootte, is er contaminatie van leerling-kenmerken en schoolomvang-kenmerken. In kleine scholen (speciaal onderwijs, praktijkonderwijs) zijn bepaalde leerling-kenmerken oververtegenwoordigd en is relatief meer geweld dan in grote scholen (vwo, havo).
Bent u bereid uitgebreid onderzoek te doen naar relatie schoolgrootte en criminaliteit en geweld in Nederland nu het WODC-rapport3 aangeeft dat er geen trendstudies bekend zijn die dit hebben onderzocht?
Zie het antwoord op vraag 3. De relatie tussen schaalgrootte en mate van optreden van geweld- en geweldsincidenten op school wordt al meer dan 20 jaar systematisch onderzocht in diverse landelijke onderzoeken naar pesten en geweld en in de sociale veiligheidsmonitor. Het WODC-rapport vormt geen aanleiding voor het in gang zetten van nieuw onderzoek.
Deelt u de mening dat het na het stoppen van de schaalvergroting middels de fusietoets, nu tijd is om de grote onderwijsfabrieken met meer dan duizend leerlingen te ontmantelen om er kleinere scholen van te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer uw voorstellen tegemoet zien?
Nee, de fusietoets is gericht op de toekomstige fusies en niet op het verleden. Met de fusietoets hebben we een instrument gecreëerd om verdere schaalvergroting te kunnen beïnvloeden, met name om keuzevrijheid te behouden waar dat kan zonder dat de onderwijskwaliteit in gevaar komt. Een (te) groot leerlingenaantal is bovendien geen criterium om te mogen fuseren in de wet fusietoets en de regeling.
Voor de beleving van betrokkenen is schoolomvang is niet altijd het relevante criterium bij schaalgrootte. Het gaat dan eerder om de onderwijslocatie (vestiging). Deze valt lang niet altijd samen met de school. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Zie verder het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid uw bezuinigingen op conciërges in het onderwijs ongedaan te maken nu uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat als «situaties merkbaar toezicht afwezig is, bijvoorbeeld conciërges ontbreken, dan de interactie tussen leerlingen gepaard kan gaan met meer criminaliteit.»? Zo nee, waarom creëert u bewust onveilige situaties op scholen?
Het onderzoek uitgevoerd door het WODC heeft betrekking op leerlingen in de leeftijd van 12 tot en met 24 jaar. De conciërgeregeling daarentegen is specifiek van toepassing op het basisonderwijs. Binnen deze regeling ontvangt een beperkt aantal basisscholen tot 1 augustus 2012 een aanvulling op de loonkosten voor een conciërge. Ik ben voornemens deze specifieke aanvulling tot 1 augustus 2015 voort te zetten. Per 1 augustus 2015 worden deze middelen toegevoegd aan de lumpsum, waardoor iedere basisschool een hogere vergoeding ontvangt voor conciërges of ander ondersteunend personeel. Voor wat betreft mijn voorstel voor een korting op deze regeling wil ik verwijzen naar de besluitvorming voortvloeiend uit het algemeen overleg met uw Kamer op 14 juni.
Overigens hecht ik zeer aan een veilig schoolklimaat. Op 28 februari heb ik uw Kamer een brief gezonden waarin ik uitgebreid ben ingegaan op het veiligheidsbeleid op scholen en de inzet van OCW daarop (Kamerstuk 2010–2011, 29 240, nr. 44).
Bent u bereid te antwoorden voor 15 juni 2011, in verband met het algemeen overleg over schaalgrootte in het onderwijs?
Ja.
De interviews uit de Volkskrant met Ben Bot en Ad Koppejan |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Bot: Kabinet zit vast aan afspraken Hedwigepolder1» en het interview met CDA-Kamerlid Ad Koppejan2 in de Volkskrant?
Ja.
Deelt u de mening van oud-minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot, dat in de Scheldeverdragen «zwart op wit» staat dat de Hedwigepolder ontpolderd dient te worden?
Ja.
Kloppen de in het artikel en het interview aangehaalde alternatieve gebieden? Hoeveel mensen wonen hier en wat is het aantal bedrijven in deze gebieden?
De in het artikel genoemde locaties Braakman Noord en Appelzak zijn twee van de alternatieven die in het rapport van Deltares staan. De desbetreffende gemeenten geven aan dat wat betreft bedrijvigheid er in de Braakman Noord een recreatie-eiland (kampeergelegenheid, zomerhuizen en ligplaatsen voor boten), een vergadercentrum en het bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer zijn. Er zijn in totaal 39 hoofdbewoners, waarvan er 28 hun permanente huisvesting hebben op het recreatie-eiland.
In de Appelzak bevindt zich een golfterrein met annex een winkel en restaurant. Er is één particuliere hoofdbewoner. Daarnaast bevindt zich op het golfterrein een schietvereniging met ondergrondse schietbanen. Er is tijdelijk ook een kleiduivenvereniging gevestigd.
Klopt het dat, wanneer gekozen wordt voor deze alternatieven, er een juridische leemte ontstaat waardoor de Vlaamse regering haar bijdrage aan de natuurcompensatie voor de Westerschelde intrekt?
De formele besprekingen met Vlaanderen moeten nog beginnen. Ik heb nog geen signalen ontvangen in de gesuggereerde richting.
Wat is precies de omvang van deze bijdrage namens de Vlaamse regering?
Zie antwoord vraag 4.
Wat zijn de in de studie geraamde kosten voor de verschillende ecologische alternatieven voor het ontpolderen van de Hedwigepolder? Heeft u middelen op uw begroting gereserveerd voor de eventuele meerprijs van deze alternatieven voor het ontpolderen van de Hedwigepolder?
Zie hiervoor de kabinetsbrief van 17 juni jl.
Klopt het dat, mocht er gekozen worden voor deze ecologische alternatieven, de Nederlandse overheid een dijk moet aanleggen langs het Vlaamse deel? Zo ja, wat kost de bouw van deze dijk?
Ja, de kosten hiervan zijn € 15 mln.
In welke mate deelt u de in het interview verwoorde opvattingen van het Kamerlid Ad Koppejan over de kwaliteit van het onderzoek dat onder leiding van voormalig minister Nijpels is uitgevoerd naar de alternatieven voor het ontpolderen van de Westerschelde?
Ik deel deze opvatting niet.
Bent u bereid deze vragen uiterlijk tegelijkertijd met de kabinetsreactie op het rapport van Deltares aan de kamer te zenden?
Helaas is dit niet gelukt.
De dreigende sluiting van recreatiepark "OASE Hoenderloo" dat grenst aan Schietkamp Harskamp |
|
Joël Voordewind (CU), Raymond Knops (CDA), Han ten Broeke (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht over de opzegging van de erfpachtovereenkomst door Defensie per 31 december 2011 en de sluiting van het recreatiepark als gevolg daarvan?1
Ja. Het desbetreffende bericht van de website www.edestad.nl dateert van 2 juni 2009. De kwestie is enkele malen aan de orde gekomen in overleg met de Kamer. Met de brieven van 4 augustus 2010 en 13 oktober 2010 is de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken (Handelingen TK 2009–2010, Aanhangsel nr. 3013 en Kamerstuk 32 500 X, nr. 6).
Klopt het dat Defensie eenzijdig de erfpachtovereenkomst heeft opgezegd? Wat is de reden voor deze opzegging?
De erfpacht van het perceel waarop recreatiepark De Oase te Hoenderloo is gevestigd, is op 1 januari 1983 ingegaan voor een periode van 30 jaar en eindigt van rechtswege op 1 januari 2013. Het recreatiepark grenst aan het Infanterie Schietkamp (ISK). In 2007 is voor het ISK een nieuwe milieuvergunning inclusief geluidszonering tot stand gekomen. Deze milieuvergunning bracht onder andere vanwege het recreatiepark beperkingen aan het gebruik van het ISK met zich mee. Dit is onwenselijk omdat het ISK van belang is voor de opleiding en training van defensiepersoneel en de operationele gereedstelling van eenheden. Vanwege de beperkingen van de milieuvergunning is besloten dat de erfpacht van het recreatiepark niet zal worden verlengd na de afloop van de termijn. In mei 2008 zijn de eigenaren van het recreatiepark hiervan op de hoogte gebracht.
Klopt het dat door Defensie tot op heden niet behoorlijk is ingegaan op bijvoorbeeld het tegenvoorstel van de belangenvereniging van augustus 2009? Zo nee, wat heeft u wel ondernomen om de recreanten tegemoet te komen?
Ik ben mij bewust van de gevolgen van het besluit de erfpacht niet te verlengen. Defensie heeft het besluit dan ook in een vroeg stadium, in mei 2008, bekendgemaakt teneinde de gevolgen ervan te beperken en de gebruikers van het terrein voldoende tijd te geven een alternatief te vinden. De eigenaren van het recreatiepark hebben begin 2010 een juridische procedure aanhangig gemaakt. Zoals gemeld in de brief van 13 oktober 2010 hebben de eigenaren deze procedure aangehouden in afwachting van de oplossing die in overleg tussen Defensie en de eigenaren van het recreatiepark wordt gezocht. Er zijn inmiddels met de eigenaren meerdere gesprekken gevoerd en begin dit jaar heeft Defensie een voorstel gedaan. Om te voorkomen dat deze gesprekken met de eigenaren worden doorkruist, heeft Defensie met de recreantencommissie van De Oase alleen schriftelijk gecommuniceerd.
Vindt u dat het van behoorlijk bestuur getuigt om op deze manier om te gaan met recreanten die soms al 30 jaar hun vakantie en weekenden naast een Defensieterrein doorbrengen en daar nooit een probleem van hebben gemaakt?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid op korte termijn in gesprek te gaan met de lokale belangenvereniging, waartoe expliciet is opgeroepen in de motie Knops c.s.2, teneinde tot een oplossing te komen die voor alle partijen acceptabel is?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u verder bereid in het licht van de bezuinigingen op de infrastructuur van Defensie en de Strategische Visie Vastgoed nog voor 1 juli 2011 de beslissing om de erfpachtovereenkomst te beëindigen, te heroverwegen?
De beëindiging van de erfpacht van het recreatiepark De Oase is noodzakelijk vanwege de operationele beperkingen aan het gebruik van het ISK. Er is geen verband met de bezuinigingen en de gevolgen daarvan voor het vastgoed van Defensie. Een heroverweging van het besluit is daarom niet aan de orde.
De bemoeizucht van Barroso met de IJzeren Rijn |
|
Farshad Bashir |
|
Kent u het bericht «Barroso belooft oplossing voor IJzeren Rijn»?1
Ja.
Welke studie wordt er door de Voorzitter van de Europese Commissie, de heer Barroso? Bent u hierbij betrokken?
Volgens informatie van de zijde van de Europese Commissie wordt aldaar geen studie inzake de IJzeren Rijn verricht. De Commissie is wel bezig met actualisering van de TEN-T kaarten 3, waartoe elke mogelijk relevante spoorlijn wordt bezien; bij die actualisering ben ik betrokken.
Hoe verhoudt zich deze – voor de Tweede Kamer onbekende studie – tot het rapport van de Commissie van Onafhankelijk Deskundigen (COD) over de IJzeren Rijn? Kunt u de Tweede Kamer het rapport van COD toezenden? Zo nee, waarom niet?
Het rapport van de Commissie van Onafhankelijk Deskundigen (COD) over de IJzeren Rijn is in het voorjaar van 2009 aangeboden aan de Belgische minister van Overheidsbedrijven en aan de Nederlandse minister van Verkeer en Waterstaat; zij beiden waren gezamenlijk de opdrachtgevers van de COD. In dat rapport adviseert de COD, op basis van de arbitrage uitspraak van het Permanente Hof van Arbitrage en op basis van daarna uitgevoerde technische en economische studies, aan de beide ministers over de kostenverdeling van de reactivering van de IJzeren Rijn op Nederlands grondgebied. Door de beide ministers is afgesproken dat het COD-advies openbaar gemaakt zal worden tegelijk met de beslissing van de beide ministers over de reactivering van de IJzeren Rijn. Die afspraak is toegelicht in de brief van mijn ambtsvoorganger aan de Kamer d.d. 3 juli 2009 (Kamerstuk 27 737, nr. 36). Tot een dergelijke beslissing is het sindsdien nog niet gekomen.
Is het waar dat de Europese Commissie voor eind juni voorstellen doet over de IJzeren Rijn? Waarom bemoeit de Europese Commissie zich met dit onderwerp? Wie heeft hierom gevraagd? Deelt u de mening dat niemand op dit moment zit te wachten op deze Europese bemoeizucht?
Zie het antwoord op vraag 2.
Is het waar dat de Europese Commissie druk uitoefent op u om de internationale verdragen over de IJzeren Rijn uit te voeren en dus voorbij te gaan aan regels met betrekking tot de natuur en het woongenot?
Nee.
Wat is uw inzet bij eventuele bemoeizucht van Europa over dit onderwerp? Bent u bereid om samen op te trekken met de (kritische) Duitse overheden? Zo nee, waarom niet?
Er is geen aanleiding om Europese bemoeienis met de reactivering van de IJzeren Rijn te verwachten: dat is louter een bilaterale kwestie tussen België en Nederland op basis van de betreffende verdragen.
Bent u bereid om de wijze waarop u zich gaat verzetten tegen de IJzeren Rijn eerst met de Tweede Kamer te bespreken alvorens u tot eventuele gesprekken of zelfs onderhandelingen overgaat? Zo nee, waarom niet?
Ik ga mij niet verzetten tegen de reactivering van de IJzeren Rijn, want het recht daartoe is vastgelegd in (bindende) verdragen en de (eveneens bindende) arbitrage uitspraak van het Permanent Hof van Arbitrage. Indien gesprekken tussen België en Nederland over de IJzeren Rijn plaatsvinden geschieden die altijd binnen de randvoorwaarden van genoemde bindende stukken.
Wat zijn eigenlijk de mogelijkheden en consequenties om de verdragen over de IJzeren Rijn eenzijdig op te zeggen?
Een verdrag is eenzijdig opzegbaar als het daarin voorziet. De verdragen over de IJzeren Rijn van 1839 en 1873 kennen deze mogelijkheid niet. Zij zijn dan ook alleen opzegbaar met medewerking van België.
Het vrijlaten van verdachten van een overval op een Amsterdamse juwelier |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Verdachten overval juwelier door rechter op vrije voeten gesteld» op de website van de Volkskrant van 20 mei 2011? Zo ja, wat voor actie heeft u naar aanleiding van dit bericht genomen?
Het is niet aan mij om actie te nemen in individuele strafzaak of om een oordeel te vellen over een uitspraak van de rechtbank. Het OM heeft inmiddels hoger beroep ingesteld tegen beide uitspraken.
Deelt u de mening van het Openbaar Ministerie (OM) dat het onbegrijpelijk is dat deze verdachten door de rechter op vrije voeten gesteld zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat doet het OM om ervoor te zorgen dat de daders in deze zaak zo snel mogelijk hun verdiende straf krijgen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het voor de slachtoffers zeer pijnlijk is dat zij van een journalist moesten horen dat de verdachten vrij waren gekomen? Zo ja, hoe kunt u verklaren dat het OM de slachtoffers niet voor de journalist heeft ingelicht? Wat is het beleid van het OM bij het informeren van slachtoffers over de voortgang van een strafzaak? Hoe gaat u er in de toekomst voor zorgen dat slachtoffers door het OM tijdig op de hoogte gebracht worden van ontwikkelingen in strafzaken, waar zij bij betrokken zijn, en dat het verloop zo goed mogelijk uitgelegd wordt?
Ik betreur het dat de slachtoffers in deze zaak via een andere weg dan via de politie of het OM op de hoogte zijn geraakt van de beslissing van de rechtbank. Op grond van de Aanwijzing slachtofferzorg draagt de officier van justitie zorg voor een goede informatievoorziening aan de slachtoffers over de voortgang van een strafzaak. De officier van justitie heeft, zodra zij de uitspraak vernomen had, de politie verzocht om de slachtoffers in te lichten. Dat is echter niet onmiddellijk gebeurd, althans pas nadat een journalist de slachtoffers op de hoogte had gesteld. Overigens kwam alleen de verdachte van medeplichtigheid aan de overval vrij, de andere verdachte zat op dat moment nog vast uit andere hoofde.
Het beleid van het OM voor de informatievoorziening aan slachtoffers is helder en behoeft geen aanpassing.
Maakt u zich ook zorgen over het feit dat het vertrouwen en gezag in het om en de rechtbank afnemen door het tekortschieten van het OM op het gebied van voorlichting? Wat doet u om deze ongewenste ontwikkeling te voorkomen en het vertrouwen in het OM te herstellen?
Zie antwoord vraag 3.
Begrijpt u dat een gewelddadige overval, zeker in een straat die daar eerder op brute wijze mee geconfronteerd is, op de hele buurt een grote impact heeft? Hoe neemt het OM zijn verantwoordelijkheid om ook aan de buurt informatie en uitleg te geven over het verloop van het proces?
Overvallen hebben een grote impact op slachtoffers en de omgeving. Zoals uw Kamer bij brief van 9 februari 2011 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 28 684, nr. 305) is bericht zal de overvalcriminaliteit hard worden aangepakt.
In bepaalde strafzaken informeert het Openbaar Ministerie een breed publiek actief op verschillende manieren, bijvoorbeeld via de eigen website of door middel van persberichten. Het informeren van buurtbewoners is echter primair een taak van lokale bestuurders.In het actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit, dat uw Kamer als bijlage bij bovengenoemde brief is toegestuurd, staan in de paragraaf «Slachtofferhulp» specifieke maatregelen op slachtofferzorg opgenomen. Deze maatregelen breng ik bij diverse gelegenheden, onder meer tijdens regionale bijeenkomsten rond het thema overvallen, onder de aandacht van lokale bestuurders. Ik verwacht van hen een actieve bijdrage aan de bestrijding en voorkoming van overvallen en de zorg voor slachtoffers van overvallen. Dat omvat in bepaalde gevallen ook het informeren van buurtbewoners.
Worden de vrijgelaten verdachten door de politie en het OM als vluchtgevaarlijk beoordeeld? Zo ja, wordt er extra toezicht gehouden om te waarborgen dat zij de rest van de rechtszaak beschikbaar blijven? Hoeveel politiecapaciteit is hiermee gemoeid?
Het OM acht, op basis van de beschikbare informatie, de door de rechter in vrijheid gestelde verdachte niet vluchtgevaarlijk.
Welke rol kan de rechtbank spelen, al dan niet in samenwerking met het OM, ten aanzien van de voorlichting aan de betrokkenen bij het misdrijf? Worden de betrokkenen door de rechtbank actief geïnformeerd over de uitspraak en de manier waarop die tot stand is gekomen? Wilt u de mogelijkheden voor verbetering van deze communicatie met de Raad voor de rechtspraak bespreken?
In artikel 51a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering is vastgelegd dat de officier van justitie verantwoordelijk is voor het schriftelijk mededelen van de aanvang en voortzetting van de vervolging, de datum en het tijdstip van de terechtzitting en de einduitspraak tegen de verdachte. Tevens doet hij desgewenst mededeling van de invrijheidstelling van de veroordeelde. Ook is de officier van justitie verantwoordelijk voor het informeren van slachtoffers in de voorlopige hechtenis fase. Deze informatieverstrekking vindt vaak telefonisch plaats gelet op de korte tijdsduur.
De rechtbank informeert het slachtoffer door de inhoud van het vonnis over de strafmaat en over de motivatie hoe tot de uitspraak is gekomen. Rechtbanken leggen geen persoonlijk contact met slachtoffers. Ik acht het ook niet nodig dat de rechtbank hierin een rol krijgt naast de taak van de officier van justitie.
De gouden handdruk van 425.000 euro voor oud-directeur Woonbron |
|
Sadet Karabulut |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Daar volgens het jaarverslag 2010 van Woonbron1 de voormalig directeur van woningcorporatie Woonbron – na het creëren van een megaverlies door de aankoop van de stoomboot SS Rotterdam – een vergoeding van 425 000 euro heeft meegekregen, wat vindt u daarvan?
Het is de verantwoordelijkheid van de raad van toezicht om het beleid inzake beloningen en ontslagregelingen voor de bestuurders vast te stellen. De raad van toezicht moet hierbij, zoals bij haar gehele bedrijfsvoering, soberheid en doelmatigheid betrachten. Op dit moment ligt hiertoe als kader de «Sectorbrede Beloningscode» voor bestuurders van woningcorporaties voor. Voor de leden van Aedes is de toepassing van deze code verplicht. Hierbij merk ik overigens op dat veel van de arbeidsovereenkomsten in de sector dateren van voor de invoering van deze code in juli 2010 en de voorganger daarvan, de «Adviesregeling Izeboud» uit 2004.
Momenteel is er nog geen wettelijke basis om de bezoldigingen van bestuurders te normeren, om op die wijze de begrippen soberheid en doelmatigheid concreet toetsbaar te doen zijn. Bij de invoering van de wetgeving voor normering van topinkomens (WNT) zal dit voor nieuwe gevallen wel mogelijk worden. Het wetsvoorstel ligt momenteel bij uw Kamer.
Deelt u de mening dat dergelijke vertrekpremies niet te rijmen zijn met de wettelijke bepaling dat toegelaten instellingen sober en doelmatig dienen te opereren?
Zie antwoord vraag 1.
Acht u het toelaatbaar, dat wanneer een corporatiedirecteur tientallen miljoenen euro’s maatschappelijk geld kwijtraakt door het nemen van onverantwoorde risico’s, deze als bedankje bijna een half miljoen euro cadeau meekrijgt?
Zie antwoord vraag 1.
Wat bent u van plan te ondernemen om dergelijke buitensporige vertrekpremies voor falende corporatiedirecteuren onmogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 1.
De grote kans op etnische zuiveringen in de Abyei-regio |
|
Sjoera Dikkers (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de Noord- Soedanese invasie van de Abyei-regio mogelijk kan uitmonden in etnische zuiveringen?
Ja.
Hoe beoordeelt u het rapport van de VN mensenrechtencommissie die aangeeft dat, indien er geen condities worden geschapen voor de terugkeer van de Ngok Dinka bewoners, er een grote kans zal bestaan dat etnische zuiveringen plaats gaan vinden in het land?
Wij delen de zorg over de huidige situatie in Abyei. Daarom dringen Nederland, de EU, de VS en de VN aan op spoedige terugkeer van de bevolking naar Abyei.
Wat is uw opvatting over het gegeven dat Khartoem de eis van de VN-Veiligheidsraad en de Verenigde Staten om troepen uit Noord-Soedan terug te trekken naast zich neer heeft gelegd?
In diplomatieke contacten met Nederland en andere landen heeft Soedan aangegeven bereid te zijn tot terugtrekking als de veiligheid in Abyei kan worden gegarandeerd. De Afrikaanse Unie (AU) en de VN bespreken nu oplossingen met de Soedanese regering.
Deelt u de mening van internationale opiniemakers die aangeven dat de Amerikaanse speciale gazant voor Soedan, Scott Gration, in de periode dat 2005, te toegeeflijk is geweest richting Khartoem?
Op de militaire aanwezigheid in Abyei moet de regering in Khartoem worden aangesproken en niemand anders. Daarnaast moeten beide partijen op dit moment de situatie niet verder escaleren.
Op welk wijze kan Nederland zowel rechtstreeks als via de Europese Unie (EU) en andere internationale fora bijdragen aan de-escalatie en conflictpreventie Soedan? Welke internationale donoren kunnen daarbij een rol spelen? Bent u bereid daartoe stappen te ondernemen? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren?
Zoals wij reeds hebben aangegeven heeft Nederland in een verklaring de inval in Abyei veroordeeld. Wij hebben op een scherpe EU-verklaring aangedrongen die is uitgegaan. Daarnaast hebben Nederland, de EU, de VS en het VK gezanten naar Khartoum gestuurd die met onderling afgestemde boodschappen diverse Soedanese ministers hebben aangesproken en op terugtrekking hebben aangedrongen. De Veiligheidsraad heeft een heldere verklaring aangenomen en blijft de situatie volgen. Zaak is nu de bemiddeling van AU en VN sterk te steunen. Staatssecretaris Knapen heeft tijdens zijn bezoek aan Ethiopië met de AU over oplossingen gesproken.
Op welke wijze kan de EU en de internationale gemeenschap de Soedanese autoriteiten aanspreken om het terreur van geweld in Soedan te doorbreken? Bent u bereid om u in (inter)nationaal verband in te zetten om dit mogelijk te maken? Indien niet, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 5.
Een geheime CIA-gevangenis in Polen |
|
Harry van Bommel |
|
Kunt u bevestigen dat de Poolse autoriteiten een onderzoek naar martelen door de CIA op Pools grondgebied dwarsbomen?1 Indien neen, hoe zijn dan de feiten? Zo ja, bent u bereid om bij de Poolse regering aan te dringen het onderzoek naar de martelingen te laten afronden?
Neen. Feit is dat het Poolse Openbaar Ministerie in 2007 een onderzoek heeft gestart naar het bestaan van een detentiecentrum in Polen en ondervragingen die daar door de CIA zouden hebben plaatsgevonden. Het onderzoek wordt uitgevoerd door onafhankelijke justitiële autoriteiten. De Poolse regering onthoudt zich van enige interventie in dit lopende onderzoek en doet daarover dan ook geen mededelingen.
Bent u nog steeds van mening dat de Nederlandse regering het overbrengen van op onrechtmatige wijze gedetineerde terrorismeverdachten zonder adequate juridische waarborgen alsmede het gebruik van geheime detentiecentra afwijst?2 Indien neen, waarom niet?
Ja.
Deelt u de mening dat het, in het licht van de humanitaire principes van de EU en de conclusies van de voorgaande onderzoeken onder andere van het Europees Parlement, van groot belang is dat dit onderzoek wordt afgerond?3 Indien neen, waarom niet?
Ja.
De inzet van journalisten door de veiligheidsdiensten |
|
Ronald van Raak |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Welke organisaties in Nederland die politieke activiteiten ontplooien zijn sinds de Tweede Wereldoorlog geïnfiltreerd geweest door één van de veiligheidsdiensten?1
In het openbaar kan ik geen mededelingen doen over concrete operationele activiteiten, waaronder begrepen infiltratie in organisaties die politieke activiteiten verrichten, van de AIVD of diens voorganger de BVD. Het in de openbaarheid brengen van dergelijke informatie, bovenal wanneer dat lopende onderzoeken betreft, zou een goede taakuitvoering van de AIVD ernstig belemmeren.
De AIVD brengt jaarlijks een openbaar verslag uit waarin wordt bericht over de onderzoeken die in het kader van zijn wettelijke taak zijn gedaan naar personen en organisaties. Er bestaat geen ruimte om meer informatie aangaande uw vraag in de openbaarheid te verstrekken dan in deze verslagen is gedaan. Ik verwijs kortheidshalve naar deze verslagen.
Bij de organisatie van welke activiteiten die uiteindelijk resulteerden in geweld is één van de veiligheidsdiensten mede betrokken geweest?
Ten behoeve van zijn taakuitvoering heeft de AIVD wettelijk gezien de mogelijkheid dat een natuurlijke persoon bij instructie van de dienst kan worden belast met het verrichten van handelingen die tot gevolg kunnen hebben dat medewerking wordt verleend aan het plegen van een strafbaar feit, dan wel dat er een strafbaar feit wordt gepleegd (Wiv 2002, art. 21). De toepassing van deze bevoegdheid geschiedt altijd op basis van een zorgvuldige afweging van de proportionaliteit en subsidiariteit. Het uitlokken van strafbare feiten door een agent wordt nooit toegestaan en is bovendien wettelijk verboden.
Deelt u de opvatting dat de veiligheidsdiensten geweld moeten voorkomen en niet moeten veroorzaken?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel krijgen dit soort spionnen betaald?
In het openbaar kan geen mededeling gedaan worden van hoeveel informanten en agenten de diensten gebruik maakt. Over de financiële vergoeding die deze personen ontvangen, doe ik geen uitspraken. Wel kan ik aangeven dat informanten of agenten niet altijd een financiële vergoeding krijgen.
Ik hecht eraan te benadrukken dat het de diensten conform de Wiv 2002 is toegestaan om zich bij de uitvoering van zijn taak, dan wel ter ondersteuning van een goede taakuitvoering, te wenden tot een ieder die geacht wordt de benodigde gegevens te kunnen verstrekken. De Wiv 2002 bepaalt voorts dat de diensten bevoegd is tot de inzet van natuurlijke personen, al dan niet onder dekmantel van een aangenomen identiteit of hoedanigheid, die onder verantwoordelijkheid en onder instructie van de dienst zijn belast met het gericht verzamelen van gegevens omtrent personen en organisaties die voor de taakuitvoering van de diensten van belang kunnen zijn (artikel 21). Dit artikel bevat geen uitzonderingen waar het gaat om het soort dekmantel of de hoedanigheid waaronder de agent functioneert. Daarnaast geldt dat er in alle gevallen een zorgvuldig afwegingsproces voorafgaat aan het benaderen van informanten en agenten en dat medewerking te allen tijde op vrijwillige basis geschiedt.
Het hoofd van de AIVD informeert mij over alle zaken die voor mij als politiek verantwoordelijke voor het functioneren van de AIVD van belang zijn.
Was de minister van Binnenlandse Zaken telkens van deze activiteiten op de hoogte?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de infiltrant voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), ook actief was als journalist?
In het openbaar kan ik niet ingaan op de vraag of een bepaald persoon al dan niet – en in welke hoedanigheid – voor de AIVD actief is geweest, aangezien de AIVD wettelijk verplicht is zijn bronnen geheim te houden.
Hoeveel mensen die ook actief zijn als journalist worden door de AIVD, de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) of de Regionale Inlichtingendiensten (RID’s) ingezet? Hoeveel daarvan worden ingezet in het buitenland? Hoeveel daarvan in oorlogsgebieden?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de opvatting dat de inzet van journalisten door de veiligheidsdiensten niet strookt met de onafhankelijkheid van de journalistiek? Ziet u met mij het gevaar dat de inzet van journalisten door de veiligheidsdiensten er toe leidt dat journalisten onderwerp worden van geweld?
Zie antwoord vraag 4.
Nalatigheid VN bij grens Israël-Syrië |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
![]() |
Kent u de verklaring van de secretaris-generaal van de VN naar aanleiding van pogingen om Israël vanuit Syrië binnen te dringen?1
Ja.
Klopt het dat de United Nations Disengagement Observer Force (UNDOF) gewoonlijk op Nakba dag (15 mei) en bij vergelijkbare protestsituaties in de onder haar toezichtstaande grenszone tussen Israël en Syrië aanwezig is om demonstranten in het gareel te houden maar dat dit op 15 mei en/of 5 juni 2011 niet het geval was?2
Uit het verslag van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties (S/2011/359) blijkt dat de United Nations Disengagement Observer Force aanwezig was in de grenszone op 15 mei en 5 juni (Al-Nakba en An-Naksa). De UNDOF commandant stond in direct contact met zowel de Syrische veiligheidsdiensten als het Israëlische leger om te trachten de situatie te de-escaleren. De demonstraties stonden onder toezicht van de Syrische veiligheidsdiensten en de Syrische autoriteiten. Desondanks kregen de demonstranten toegang tot de grenszone en konden zij de Israëlische grens bereiken.
Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord: heeft UNDOF of enig ander orgaan van de VN iets ondernomen om te voorkomen dat personen met de intentie om Israël binnen te dringen en dus om de spanningen in het grensgebied op te drijven, zich in de onder toezicht van UNDOF staande grenszone konden begeven op 15 mei en 5 juni 2011? Zo ja, wat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De herbenoeming van FIFA-baas Blatter en het WK-bid |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het recente moddergooien tussen diverse FIFA-kopstukken, waarbij de beschuldigingen van corruptie niet van de lucht waren? Vondt u het niet erg toevallig dat de ethische commissie van de FIFA alle beschuldigingen nader heeft onderzocht, met uitzondering van die aan het adres van de heer Blatter?
Ik heb kennisgenomen van de publiciteit rondom de vergadering van de FIFA en de herverkiezing van de heer Blatter tot voorzitter.
Wat is de reactie van de KNVB op uw brief waarin u de KNVB aanspoort de transparantie van de besluitvorming binnen de FIFA te agenderen?1 Welke stappen heeft de KNVB gezet om corruptie te voorkomen en transparantie te bevorderen? Bent u met die acties tevreden gesteld?
Waarom heeft de KNVB voor de herbenoeming van de heer Blatter gestemd?
Desgevraagd geeft de KNVB aan dat tijdens het FIFA-congres in Zurich van alle kanten druk uitgeoefend werd op voorzitter Blatter om serieus het wereldwijd bestaande beeld van FIFA als ondoorzichtige en onbetrouwbare organisatie te gaan aanpakken. Tijdens het verloop van het congres zijn er bij de KNVB momenten van twijfel geweest over hoe te stemmen. Toen de heer Blatter uiteindelijk instemde met een aantal dringend gewenste veranderingen op het gebied van o.a. transparantie en goed sportbestuur en ook akkoord ging met een buitengewoon FIFA-congres waar de bonden de voortgang van de vernieuwingen zullen aanhoren en beoordelen, leek het de KNVB beter de kandidatuur van de heer Blatter te steunen. Daarmee kreeg de voorzitter de kans om direct te beginnen om de komende maanden de FIFA van binnenuit en met inschakeling van onafhankelijke derden te hervormen. Uitstel van de verkiezing van de voorzitter, hetgeen potentieel dreigde, zou ook tot uitstel hebben geleid van de start van het hervormingsproces. Daarmee zou kostbare tijd verloren zijn gegaan.
De afwegingen in deze zijn de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de KNVB.
Is het waar dat het Verenigd Koninkrijk (VK) geen gesprek in EU-verband wilde over de corruptie? Is VK juist de grootste aanjager van onderzoek naar corruptie binnen de FIFA? Heeft de EU sinds de informele sportraad van 23 februari jl. nog stappen ondernomen richting de FIFA om tot een meer transparante organisatie te komen?
Het Verenigd Koninkrijk heeft – in navolging van Nederland – zowel op de informele Sportraad van 22 en 23 februari 2011 als op de formele Sportraad van 20 mei 2011 aandacht gevraagd voor een transparant en goed bestuur bij alle sportbonden, dus ook bij de FIFA. Dit heeft er mede toe geleid dat in het EU werkplan voor sport voor de periode 2011–2014 de bevordering van goed bestuur in de sport een prioriteit is geworden en dat in EU-verband beginselen voor een transparant en goed bestuur in de sport worden ontwikkeld.
Binnen het verband van de FIFA zelf heeft het Verenigd Koninkrijk zich zeker actief opgesteld om hervormingen doorgevoerd te krijgen.
Blijkt er uit uw eigen onderzoek naar het WK-bid ook dat FIFA-officials zich hebben opengesteld voor omkoping in de richting van het Holland-Belgium bid?
De aangekondigde evaluatie van het WK-bid is nog niet gereed. Ik streef er naar de Kamer kort na de zomer te informeren.
Is uw onderzoek naar het WK-bid al klaar? Wanneer wordt dit onderzoek toegezonden aan de Kamer?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw reactie op de mededeling van het ministerie van Financiën dat de beloofde belastingvrijstelling van de FIFA niet binnen de bestaande wetten paste?2
Bij de besluitvorming door het kabinet medio april 2010 om de bid van de KNVB en KBVB te ondersteunen voor de organisatie van het WK voetbal in 2018 of 2022, was bekend dat ingeval van toewijzing van het WK voetbal aan Nederland en België de fiscale wetgeving aangepast zou moeten worden om de door de FIFA gevraagde fiscale garanties te kunnen verlenen. Dat de fiscale wetgeving ingeval van toewijzing aangepast had moeten worden is ook meerdere malen in antwoord op daarover gestelde vragen richting de Tweede Kamer gecommuniceerd (o.a.
TK 2009–2010, 32 371, nrs. 8 en 11). Het is ook één van de redenen geweest dat Nederland een constitutioneel voorbehoud heeft gemaakt bij de afgegeven garanties aan de FIFA, omdat voor de daartoe noodzakelijke wetswijzigingen parlementaire goedkeuring verkregen had moeten worden.
Wat is uw reactie op de stelling van belastingexperts dat belastingvrijstelling voor medewerkers van internationale organisaties (artikel 39 AWR) niet is bedoeld voor medewerkers van de FIFA?2 3
Het is mij bekend dat door ambtenaren van het ministerie van Financiën als één van de opties voor het kunnen verlenen van de door de FIFA gevraagde fiscale garanties gekeken is naar de mogelijke toepasbaarheid van artikel 39 AWR. De ambtenaren van Financiën hebben over de toepasbaarheid van dit artikel op een organisatie als de FIFA negatief geadviseerd en dat advies is destijds overgenomen.
Is het correct dat het ministerie van Economische Zaken het standpunt was toegedaan dat de «Bierbabes» in Nederland wel strafrechtelijk zouden kunnen worden vervolgd,4 terwijl de minister van VWS aan de Kamer en in de media meldde dat dit niet het geval was?
Nee.
In de antwoorden naar aanleiding van het schriftelijk verslag (Kamerstukken II, 32 371, nr. 8) is uiteengezet dat bepaalde inbreuken op het auteursrecht en het merkenrecht strafrechtelijk kunnen worden gesanctioneerd. Uitgangspunt hierbij is dat strafrechtelijke handhaving een ultimum remedium is dat alleen wordt toegepast bij die inbreuken waardoor het algemeen belang wordt getroffen.
In de antwoorden op eerdere vragen van het Lid Leijten met betrekking tot dit onderwerp (ingezonden 15 oktober 2010, beantwoord op 25 november 2010, nummer 612) is aangegeven dat het dragen van kleding van een concurrerend merk, zoals in het geval van de «Bierbabes», als zodanig niet leidt tot een auteurs-recht- of merkinbreuk. De «Bierbabes» kunnen in dat geval niet strafrechtelijk worden vervolgd in Nederland.
Strafrechtelijk optreden tegen de inbreukmaker is alleen mogelijk in die gevallen dat voldaan is aan de criteria voor auteursrecht- of merkinbreuk. Dat is bijvoorbeeld als het ontwerp van de kleding is gekopieerd. Ook mag niet ten onrechte het FIFA embleem op de kleding worden aangebracht. Als inbreukmaker wordt aangemerkt degene die het voorwerp openlijk ter verspreiding aanbiedt; ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden heeft; invoert, doorvoert, uitvoert of bewaart uit winstbejag (artikel 31b jo 31a Auteurswet), en degene die valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken invoert, doorvoert of uitvoert, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, uitdeelt of in voorraad heeft (zie verder artikel 337 Wetboek van Strafrecht).
Het dragen van de kleding als zodanig valt hier dus niet onder.
Hoe kan het dat de kostenraming voor de belastingvrijstelling die de Kamer te zien kreeg uitging van een maximum van 300 miljoen euro, terwijl het ministerie van Financiën uitging van «een bandbreedte van 300 tot 900 miljoen»?5
De «bandbreedte van 300 tot 900 miljoen» waarover gesproken wordt is afkomstig uit een mail van een medewerker van het ministerie van Financiën aan een medewerker van mijn ministerie van begin maart 2010. In de aanloop naar de besluitvorming door het kabinet over de definitieve kandidaatstelling (in de MR van 16 april 2010) is door ambtenaren van het ministerie van Financiën, op basis van de op dat moment beschikbare informatie, een nadere schatting gemaakt van de kosten van de aan de FIFA te verlenen fiscale garanties en dat heeft geresulteerd in een raming van maximaal € 300 miljoen waarover mijn ambtsvoorganger de Tweede Kamer met zijn brief van 21 april 2010 (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 371, nr. 3) heeft geïnformeerd.
Hoe kan het dat de kostenraming voor de politie-inzet die de Tweede Kamer te zien kreeg uitging van een bedrag van 200 miljoen euro, terwijl een «zo goed mogelijke schatting» van de kosten 400 tot 600 miljoen euro bedroeg.5
Het bedrag van € 200 miljoen betreft alleende kosten voor Nederland. De schatting van € 400 tot € 600 miljoen is afkomstig uit het SEO rapport (Hfdst. 3.3.5) en heeft betrekking op een schatting voorNederland en België samen. Nederlandse en Belgische experts hebben op basis van EURO2000 deze gezamenlijke schatting gemaakt. De ondergrens van € 400 miljoen gedeeld door 2 is dus de € 200 miljoen voor Nederland. Dit bedrag is gecommuniceerd aan de Kamer, waarbij is aangetekend dat ook hierin onzekerheidsmarges zitten.
Deelt u de mening dat schattingen van de kosten van een dergelijk evenement weliswaar flink uiteen kunnen lopen, maar dat de Kamer dan wel van die bandbreedte op de hoogte moet zijn? Deelt u de mening dat uit de vragen 10 en 11 blijkt dat de Kamer niet van deze bandbreedte op de hoogte was?
Als er in de voorbereidingsfase van de besluitvorming over een groot sport-evenement als het WK voetbal nog veel onzekerheid bestaat over de parameters voor het maken van een kostenraming is het niet ongebruikelijk dat gewerkt wordt met verschillende bandbreedtes. Voor de besluitvorming over de kandidaatstelling heeft het kabinet zich echter gebaseerd op een raming van de kosten uitgaande van het meest aannemelijke scenario en die kostenraming heeft het kabinet ook richting de Tweede Kamer gecommuniceerd. Tegelijkertijd heeft het kabinet de Tweede Kamer ook de verschillende scenario’s doen toekomen die in het rapport van het SEO zijn geschetst. Het kabinet is aanspreekbaar op de ramingen die het aan het parlement heeft overlegd, maar niet op alle cijfers die in de voorbereidingsfase in allerlei mails en memo’s tussen ambtenaren zijn gewisseld.
Wat is uw reactie op de stelling dat er zelfs op het ministerie van Financiën nooit inzicht is geweest in de totale kosten van het organiseren van een WK?5 Hoe kan de Tweede Kamer zijn controlerende taak uitvoeren als er geen inzicht in de kosten is?
Hiervoor ben ik reeds ingegaan op het inzicht dat op het ministerie van Financiën bestond in de kosten van het organiseren van het WK voetbal. De stelling dat er nooit inzicht zou hebben bestaan in de kosten onderschrijf ik dan ook niet. Die kostenraming was weliswaar omgeven met onzekerheden, maar dat is ook begrijpelijk voor een raming van de kosten van zo’n groot evenement als een WK voetbal, dat bovendien zo ver in de tijd plaatsvindt.
Vindt u het met terugwerkende kracht een wijs besluit geweest om een bid te doen op de organisatie van het WK in 2018?
Het besluit om ons samen met België kandidaat te stellen is destijds door het vorige kabinet en de Tweede Kamer op goede gronden genomen.
Een incident bij de ISLA raffinaderij te Curaçao |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het1 dat vorige week bij een incident met een «catcracker» op de ISLA raffinaderij te Curaçao «catalyst poeder» is vrijgekomen? Klopt het dat ISLA weigert publiekelijk mee te delen waaruit dit poeder precies is samengesteld?
De media op Curaçao spreken inderdaad van een incident waarbij wit poeder is neergedaald op het eiland. Ik kan deze berichten niet bevestigen. Het is de regering van Curaçao die verantwoordelijk is voor de informatieverstrekking naar het Curaçaose parlement en de bevolking.
Wat is er waar van de veronderstelling dat het hier gaat om zware metalen?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat dat de Curaçaose burgers en het plaatselijke openbaar bestuur na elk incident op de raffinaderij zo snel mogelijk geïnformeerd dienen te worden over de aard, samenstelling en omvang van de vrijgekomen stoffen en de mogelijke milieu- en gezondheidsschade die hierdoor kan worden veroorzaakt? Zo ja, bent u bereid om de Curaçaose regering de grote zorgen over de milieu- en gezondheidsschade door aanhoudende incidenten en de wens te uiten dat de raffinaderij na elk incident openheid van zaken geeft over de vrijgekomen stoffen?
Ik heb daar geen mening over. De verhouding tussen het bestuur en de bevolking van Curaçao is op grond van het Statuut een zaak van de Staten van Curaçao en de regering van dat land.
Heeft u deze problemen inmiddels met de Curaçaose minister-president besproken? Zo ja, wat zijn daarvan de uitkomsten?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Het onthaal van terroriste Leila Khaled in Zweden |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Something rotten in Sweden»1 en het protest van het Wiesenthal Centre2?
Ja, ik ben bekend met deze berichten.
Klopt het dat mevrouw Leila Khaled lid is van het Centraal Comité van het door de Europese Raad als terroristische organisatie3 aangemerkte Popular Front for the Liberation of Palestine?
Mevrouw Leila Khaled is betrokken bij het Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP). De PFLP staat sinds 2002 op de Europese terrorismelijst, mevrouw Khaled niet.
Deelt u de mening dat het verlenen van toegang en het onthalen van een beruchte terroristische vliegtuigkaapster zoals mevrouw Khaled in een EU-land haar een status geeft die ze nooit verdient? Zo nee, waarom niet?
Binnen het kader van de toepasselijke EU-regels beslist elk EU-land zelfstandig over toelating van vreemdelingen. De bestaande regelgeving belette de Zweedse overheid niet mevrouw Khaled toegang te verlenen. De Zweedse overheid was niet betrokken bij haar publieke optredens. Ik heb daarom geen grond om de Zweedse ambassadeur hierop aan te spreken.
Bent u bereid de Zweedse ambassadeur over deze gang van zaken om opheldering te vragen en de Tweede Kamer daarover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Recente arrestaties in Irak |
|
Harry van Bommel |
|
Hebt u kennisgenomen van de arrestatie van een viertal jonge activisten in Irak op 27 mei jl., Jihad Jalil, Ali Abdul-Khaliq Al-Jaf, Mouayad Faisal Al-Tayyeb, Ahmed Alaa al-Baghdadi, en andere willekeurige arrestaties van politieke activisten?1
Ja.
Bent u bereid uw afkeuring te uiten bij de Iraakse autoriteiten tegen de repressieve houding tegenover de leiding van democratiseringsbeweging in Irak? Indien neen, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
De Nederlandse regering blijft de Iraakse autoriteiten zowel in bilateraal als in VN-verband wijzen op de verantwoordelijkheden die zij hebben ten aanzien van het waarborgen van de mensenrechten van het Iraakse volk, waaronder het recht vreedzaam te demonstreren en te vragen om democratische hervormingen. Bij een volgend gesprek van de Nederlandse ambassadeur met minister Zebari zal hij zijn zorg uitspreken over berichten over mensenrechtenschendingen inclusief marteling, en specifiek aandacht vragen voor bij hem bekende individuele gevallen.
Bent u bereid om in aansluiting op het gesprek van de Nederlandse ambassadeur in Irak op 10 maart jl. opnieuw contact op te laten nemen met de minister van Buitenlandse Zaken van Irak? Zo ja, op welke korte termijn? Indien neen, waarom niet?2 Bent u bereid daarbij ook de vele afzonderlijke gevallen die door Amnesty International zijn beschreven aan de orde te stellen?3
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het in dat gesprek nodig is de aanbevelingen van Amnesty International over te brengen? Indien neen, waarom niet en van welke aanbeveling wenst u afstand te nemen?4
Nederland zal gesprekspartners wijzen op het rapport en de aanbevelingen van Amnesty International, zoals dat ook gebeurt bij andere rapporten van internationale organisaties. Het is uiteindelijk aan de overheid zelf om opvolging te geven aan deze aanbevelingen. De inzet van Nederland is er uiteindelijk op gericht om de nationale juridische infrastructuur van het land te versterken. Dit standpunt draagt Nederland zowel bilateraal als in EU-verband uit.
Overstapproblemen in het OV |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Losse buskaartjes stuk duurder in Westland»?1
Ja.
Is het waar dat de prijzen van losse buskaartjes in het Westland na de afschaffing van de strippenkaart fors zijn gestegen?
De tarieven van het openbaar vervoer in het Westland zijn een verantwoordelijkheid van het Stadsgewest Haaglanden. Ik heb uw vragen dan ook uitgezet bij de regiobestuurder, die namens de regio het openbaar vervoer in zijn portefeuille heeft. Dit geldt dus ook voor de prijzen van de losse buskaartjes, de zogenaamde papieren ritkaartjes. Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij laten weten dat de papieren ritkaartjes nieuw zijn in het assortiment en bedoeld zijn voor de enkele reiziger die nog niet beschikt over een OV Chipkaart. De bevoegdheid voor het introduceren van «eigen kaartjes» had het Stadsgewest overigens ook in het strippenkaarttijdperk.
De strippenkaart (zowel in de voorverkoop als in de bus) is sinds 19 mei 2011 in het Stadsgewest Haaglanden afgeschaft. Zoals u weet heeft de onafhankelijke commissie Kist positief getoetst op de kostenneutrale overgang voor de totaliteit van de reizigers. De prijs van de papieren ritkaartjes is ook onderdeel geweest van de toets van de Commissie Kist. Voorts geldt de afspraak over een jaar tariefrust, die ik in het belang van de reiziger heb gemaakt met de decentrale overheden, voor alle tarieven, dus ook voor de papieren ritkaartjes. De tarieven zoals die zijn vastgesteld op het moment van het afschaffen van de strippenkaart, mogen vervolgens een jaar lang niet verhoogd worden, behoudens de indexering die door mijn ministerie wordt vastgesteld.
Volgens het Stadsgewest is de overgang naar de OV-chipkaart in de regio zonder problemen verlopen. Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij laten weten dat bij de overgang naar de OV-chipkaart bewust is gekozen voor een eenvoudig tariefsysteem voor het geval de reiziger toch een los papieren kaartje in de bus wil kopen. De reiziger kan dan bij de chauffeur een papieren ritkaartje kopen dat uitsluitend geldig is voor 1 enkele rit. Afhankelijk van de lengte van de rit kost dit papieren ritkaartje € 3,50 (korte trajecten) of € 7,00 (lange trajecten).
Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij laten weten dat het tarief van het papieren ritkaartje relatief hoog is in vergelijking tot de prijs van de rit indien met de OV-chipkaart wordt gereisd, en ook hoger in vergelijking tot het tarief van de strippenkaart wagenverkoop voordat deze per 19 mei 2011 werd afgeschaft. Het Stadsgewest Haaglanden geeft aan dat zij heeft ingestemd met dit voorstel van vervoerder Veolia, om daarmee het kopen van een kaartje in de bus te ontmoedigen; ook het reizigersoverleg ROCOV Haaglanden heeft hierover positief geadviseerd. Volgens het Stadsgewest Haaglanden zijn de communicatie-inspanningen er dan ook op gericht om reizigers te verleiden tot het aanschaffen en het gebruiken van een OV-chipkaart. Het Stadsgewest Haaglanden is van mening dat als meer reizigers gebruik maken van de OV-chipkaart, de chauffeur over minder kasgeld in de bus beschikt, hetgeen de veiligheid verhoogt. Tevens verloopt de busrit vlotter.
Wat is uw oordeel over de situatie waarbij de vervoerders Veolia en HTM allebei hun eigen kaartjes verkopen en reizigers die moet overstappen tussen de bedrijven een nieuw kaartje moeten kopen?
Deze situatie doet zich niet voor indien de reiziger reist met de OV-chipkaart. De reiziger reist met de OV-chipkaart voordeliger dan met het papieren ritkaartje en er kan overgestapt worden tussen de vervoersbedrijven binnen 35 minuten zonder dat er opnieuw een basistarief (ook wel opstaptarief genoemd) moet worden betaald.
Bent u met ons van mening dat de OV-chipkaart is bedoeld om het Openbaar Vervoer makkelijker te maken en dat busreizigers in het Westland nu duurder uit zijn én meer problemen ondervinden dan in de rest van de regio door het afschaffen van de strippenkaart?
De mening dat de OV-chipkaart bedoeld is om het Openbaar Vervoer makkelijker te maken deel ik. Met de OV-chipkaart is het niet nodig om de dure losse papieren buskaartjes die alleen voor 1 rit geldig zijn, aan te schaffen. Ook in het Westland kunnen reizigers met de OV-chipkaart reizen, ongeacht de vervoerder. Bij overstappen met de OV-chipkaart binnen 35 minuten ondervindt de reiziger geen enkel nadeel; het basistarief van € 0,79 wordt dan niet opnieuw in rekening gebracht, ook niet als dit een overstap betreft tussen verschillende stads- en streekvervoerders. Zie ook het antwoord op vraag 2.
De prestatielijst van ziekenhuizen bij de behandeling van blaaskanker door zorgverzekeraar CZ |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u het feit dat zorgverzekeraar CZ een lijst heeft opgesteld en gepubliceerd waarop de prestaties van de Nederlandse ziekenhuizen op het gebied van blaasverwijderingsoperaties in vier categorieën worden weergegeven, waarbij met een aantal ziekenhuizen zelfs geen contracten meer worden afgesloten?1
Het past binnen het zorgverzekeringsstelsel en de Zorgverzekeringswet dat zorgverzekeraars zorg inkopen voor hun verzekerden op basis van kwaliteits- en doelmatigheidseisen.
Een belangrijk oogmerk van de Zorgverzekeringswet is dat zorgverzekeraars in hun rol als inkoper van zorg de doelmatigheid en de kwaliteit van zorg bevorderen. Zorgverzekeraars kunnen daarbij, voor zover de wet dat toelaat, met zorgaanbieders contractuele afspraken maken over de prijs, het volume, de kwaliteit en de organisatie van zorg. Zij kunnen ervoor kiezen onderscheid te maken tussen zorgaanbieders en alleen die zorg in te kopen die voldoet aan de eisen die zij zelf stellen. Zorgverzekeraars hebben hun eigen overwegingen van concurrentiële aard om hun contracteerbeleid vorm te geven. De kwaliteit en doelmatigheid van de zorg spelen daarbij een belangrijke rol. Ik juich dat toe.
De Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU) heeft kwaliteitsnormen opgesteld voor de behandeling van patiënten met blaaskanker. Het betreft minimumeisen waar de zorg aan moet voldoen. De criteria die zorgverzekeraar CZ hanteert voor blaasverwijderingsoperaties zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en gesprekken met de NVU en patiëntenorganisaties (Vereniging Waterloop, NFK, NCZ en Zorgbelang). Het gaat daarbij om het volume per locatie, de aanwezigheid en samenstelling van het multidisciplinair overleg, de aanwezigheid van een gespecialiseerde verpleegkundige en ruime ervaring met verschillende vormen van urineafleidingen.
Hoe betrouwbaar is een dergelijke lijst, waarbij de ziekenhuizen gecategoriseerd worden in de categorieën «best», «goed», «kan beter» en «niet gecontracteerd», waarbij niet de feitelijke en gevalideerde morbiditeits- en mortaliteitscijfers bekend zijn? Hebben zorgverzekeraars als CZ de expertise daar voor in huis?
Zorgverzekeraar CZ beoordeelt ziekenhuizen die blaasverwijderingsoperaties uitvoeren aan de hand van volume-indicatoren en andere, inhoudelijke indicatoren. De volume-indicatoren hebben betrekking op het aantal blaasverwijderingsoperaties per jaar. Aangezien er ook volgens de NVU een duidelijke relatie bestaat tussen het aantal blaasverwijderingsoperaties en de overlijdenskans na deze operatie, hanteert CZ, in navolging van de NVU, een minimumnorm van ten minste 10 operaties per jaar. Ik ben nog steeds van mening dat – gegeven deze relatie – het volume van de medische verrichting, naast kwaliteits- en veiligheidseisen, medebepalend is voor de kwaliteit van de zorg.
Wat moeten patiënten met een dergelijke lijst, die er alleen maar toe kan leiden dat, als patiënten de beste zorg willen, althans volgens de lijst van CZ, zij die voor een blaasverwijdingsoperatie in aanmerking komen voor behandeling naar het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis of het Universitair Medisch Centrum St. Radboud moeten gaan?
In veel zorgdisciplines zijn kwaliteitsnormen in ontwikkeling. De totstandkoming van kwaliteitsnormen en de indeling van ziekenhuizen in categorieën leidt tot een toename van keuze-informatie voor de patiënt en van de transparantie van de geboden zorg. Patiënten kunnen daar hun voordeel mee doen, al kan ik mij voorstellen dat dit, zeker in het begin, leidt tot verwarring bij de patiënt over wat nu goede zorg is. De toegenomen aandacht voor kwaliteit en de openbaarmaking van kwaliteitsinformatie zullen er uiteindelijk toe leiden dat instellingen de kwaliteit van zorg verbeteren.
Is dit niet gewoon een reclameinstrument van CZ? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hebben de tien ziekenhuizen die volgens CZ onvoldoende scoren al eerder te maken gehad met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Hoe gevaarlijk zijn de uitgevoerde operaties in deze ziekenhuizen? Heeft de IGZ daar mortaliteits- en morbiditeitsgegevens over die een dergelijke brandmerking rechtvaardigen? Hoe geloofwaardig is het als CZ de blaasverwijderingsoperaties in een ziekenhuis onvoldoende noemt en daardoor dit ziekenhuis niet meer contracteert, terwijl de IGZ dit ziekenhuis niet verder onderzoekt of heeft onderzocht? Is een blaasverwijderingsoperatie in een van deze ziekenhuizen veilig of niet?
De behandeling van blaaskanker behoort tot de groep zogenaamde «hoog risico/ laag volume» verrichtingen. Ten aanzien van deze en andere ingrepen worden pas de laatste jaren afspraken gemaakt over het minimumaantal ingrepen dat een ziekenhuis zou moeten uitvoeren. Duidelijk is dat het frequenter uitvoeren van bepaalde, met name complexe, ingrepen de kans op extra risico’s doet afnemen.
In Nederland zijn relatief weinig patiënten waarbij een blaasverwijderingsoperatie wordt uitgevoerd. Het gevolg hiervan is dat de uitkomstdata van blaaskankerbehandelingen op instellingsniveau voor de IGZ niet geschikt zijn om op dat niveau uitspraken te doen over de kwaliteit van deze behandeling. Dat geldt ook voor de tien ziekenhuizen die in 2012 niet door zorgverzekeraar CZ gecontracteerd worden. De indeling van ziekenhuizen in deze categorie door zorgverzekeraar CZ heeft dan ook primair betrekking op het aantal uitgevoerde operaties per jaar en niet op mortaliteits- en morbiditeitsgegevens. Bij IGZ zijn met betrekking tot deze behandeling door de desbetreffende 10 ziekenhuizen, geen klachten of meldingen bekend.
De IGZ onderschrijft het standpunt dat concentratie van kennis, ervaring en (technische) faciliteiten de kans op ernstige complicaties zal verminderen en bijgevolg de kwaliteit van zorg kan vergroten. Het gaat immers om een technisch complexe ingreep die veel ervaring vraagt.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over een soortgelijke ranglijst door zorgverzekeraar Achmea?2 Staat u nog steeds op het standpunt dat zorgaanbieders zelf in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor goede en verantwoorde zorg? Bent u van mening dat in Nederland alle aangeboden zorg per definitie goed en verantwoord dient te zijn en dat de IZG dat controleert?
Zorgaanbieders zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om te bepalen wat verantwoorde zorg is. Zoals in het antwoord op de vragen 1 en 4 is aangegeven past het binnen het huidige zorgverzekeringsstelsel en de Zorgverzekeringswet dat zorgverzekeraars zorg inkopen op basis van eigen kwaliteits- en doelmatigheidseisen. De IGZ beoordeelt of de geleverde zorg verantwoord is en toetst dat aan de professionele standaard. Met het Kwaliteitsinstituut wordt een extra impuls gegeven aan de transparantie van kwaliteitsinformatie.
Er kunnen, gegeven ieders verantwoordelijkheid, verschillen en overeenkomsten bestaan tussen de normen voor verantwoorde zorg die de IGZ hanteert en de kwaliteits- en doelmatigheidseisen die verzekeraars bij zorginkoop stellen. Beide maatstaven zijn immers ontwikkeld voor verschillende doeleinden, te weten toezicht en zorginkoop. Mede gelet op mijn antwoord op de vragen 1 en 4 zie ik geen reden om met zorgverzekeraars de afspraak te maken dat zij moeten afzien van het opstellen en publiceren van scorelijsten van ziekenhuizen. Integendeel, ik juich het toe dat zorgverzekeraars steeds kritischer worden over de kwaliteit van de in te kopen zorg.
Deelt u nog steeds de mening dat niet de kwantiteit of het «volume» van een medische verrichting doorslaggevend is voor het vaststellen van kwaliteit maar eerder zaken als uitkomst van de behandeling en overlevingskans van de patiënt?2
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u niet dat de IGZ de instantie is die op basis van de wetenschap vormgegeven door de medische beroepsgroepen moet bepalen wat de norm is waaraan ziekenhuizen moeten voldoen? Wordt het niet chaos als vandaag een zorgverzekeraar en morgen de IGZ op basis van verschillende normen gaat bepalen wat voldoende kwaliteit van zorg is? Zo neen, kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de IGZ deze rol te geven en met de commerciële zorgverzekeraars de afspraak te maken dat zij afzien van het maken van dergelijke lijstjes om elke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen?
Zie antwoord vraag 6.
Is het niet zo dat als de IGZ haar werk goed doet, dergelijke acties van zorgverzekeraars overbodig worden? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de beroepsverenigingen en ziekenhuizen in samenspraak met de IGZ aan te sporen en goede voorwaarden te scheppen om te komen tot een goede gevalideerde morbiditeits- en mortaliteitsregistratie bij ingewikkelde operaties met een grotere kans op morbiditeit en mortaliteit? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen?
Het registreren van gegevens over de uitkomsten van zorg door beroepsgroepen is een vereiste dat voortvloeit uit de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Het is, gelet op de relatief kleine patiëntenaantallen per instelling, niet mogelijk om over morbiditeit en mortaliteit betrouwbare uitspraken op instellingsniveau te doen.
Het is primair de rol van de beroepsgroepen, daartoe gesteund door ondermeer de IGZ en zorgverzekeraars, om te bezien welke kengetallen er naast volumenormen voor het aantal verrichtingen in de professionele standaarden opgenomen moeten worden.
Het bericht dat de "sloopchirurg" gewoon zijn gang kan gaan |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Sloopchirurg kan zijn gang gaan»?1
Ja.
Deelt u de mening, dat het onbestaanbaar is dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg deze 300 zaken niet aanhangig maakt bij het tuchtcollege en dat dr. de B. steeds niet is doorgehaald in het artsenregister?
De maatregelen die de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) treft zijn primair gericht op het waarborgen van de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid.
De betrokken orthopeed is sinds april 2010 niet meer werkzaam en de IGZ heeft met hem afspraken gemaakt dat hij zijn werkzaamheden niet zal hervatten. Daarop houdt de IGZ strikt toezicht en heeft daartoe regelmatig contact met hem. Naar het oordeel van de inspectie is de patiëntveiligheid dan ook niet in gevaar.
De inspectie volgt het onderzoek dat het Waterlandziekenhuis thans verricht in deze zaak op de voet en ziet daarbij, conform mijn toezegging gedaan in het Algemeen Overleg over de IGZ van 13 januari jl., ook toe op het voorspoedig verlopen van de nazorgverplichtingen die het ziekenhuis heeft tegenover betrokken patiënten.
Naast het onderzoek van Waterlandziekenhuis naar het functioneren van de orthopeed onderzoekt de IGZ zelf op dit moment de in totaal zes meldingen die de inspectie inmiddels over de orthopeed heeft ontvangen.
Als tijdens of na afronding van deze onderzoeken het voor de IGZ vast komt te staan dat er sprake is van disfunctioneren van de betrokken orthopeed, dan zal de IGZ passende maatregelen nemen. Dat kan het starten van een tuchtrechtelijke procedure zijn, maar de IGZ kan bijvoorbeeld ook besluiten om het onderzoek over te dragen aan het Openbaar Ministerie in het geval er mogelijke strafbare feiten naar voren zijn gekomen tijdens het onderzoek.
Naar het functioneren van de orthopeed lopen thans dus onderzoeken bij enerzijds het Waterlandziekenhuis waar de orthopeed werkzaam was en anderzijds bij de inspectie zelf. Aangezien de inspectie er strikt op toeziet dat de orthopeed zijn werk niet hervat, sta ik achter het oordeel van de inspectie dat bescherming van de patiëntenzorg gewaarborgd is. De door de IGZ genomen maatregelen zijn naar mijn oordeel proportioneel en effectief.
Deelt u voorts de mening de reactie van de Inspectie, die stelt dat de chirurg niet opereert zolang de klachten tegen hem nog niet zijn afgehandeld, nogal slapjes is en hij in principe nog steeds elders aan de slag kan als chirurg?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw mening over de reactie van het Waterlandziekenhuis, waar dr. de B. werkte, dat zegt begrip te hebben voor de reactie van Zorgbelang, maar toch zegt te kiezen voor «zorgvuldigheid, juist in het belang van de patiënten? Wat is het signaal dat hiermee afgegeven wordt aan de ruim 300 gedupeerden met ernstige klachten?
Ik deel de mening dat zorgvuldigheid in deze zeer belangrijk is. Zowel richting de betrokken patiënten maar ook richting de orthopeed. Iedere klager of melder heeft er recht op dat alle aspecten van zijn of haar klacht uiterst grondig worden onderzocht. Al de klachten zijn en worden in het kader van de klachtenprocedure binnen het ziekenhuis behandeld waarbij ook externe deskundigheid betrokken wordt. Vervolgens wordt in het kader van hoor en wederhoor de betrokken specialist zelf om een reactie gevraagd, alvorens de klachtencommissie tot een oordeel komt. Ik benadruk dat de betrokken orthopeed actief en constructief meewerkt aan de lopende onderzoeken van zowel de IGZ als van het Waterlandziekenhuis zelf.
Welke actie gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat deze arts nooit meer een operatie uitvoert?
Zie mijn antwoord op vraag 2.