Het bestaan van een private kliniek voor plastische chirurgie binnen de muren van ziekenhuis Bernhoven |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat het Ziekenhuis Bernhoven in Veghel een inpandige privékliniek heeft, de Berne kliniek, waarin commerciële cosmetische plastische chirurgie wordt bedreven?
Ja.
Is het toegestaan dat een ziekenhuis met de maatschappen binnen het ziekenhuis een privékliniek opzet waarin de artsen uit het ziekenhuis werken? Krijgen deze artsen in de Berne kliniek per verrichting betaald of zijn zij in loondienst bij het ziekenhuis?
Het is toegestaan dat een ziekenhuis en een maatschap besluiten om een privékliniek op te zetten. Op welke manier de individuele afspraken zijn vormgegeven betreffende de vergoeding die de artsen ontvangen voor het werk in de privékliniek is aan de instelling en de maatschap.
Ik heb mij door het ziekenhuis laten informeren over de constructie tussen de kliniek en het ziekenhuis. Het ziekenhuis sluit contracten af met de betreffende maatschap waarin geregeld is dat de specialisten per verrichting betaald worden en waarin is vastgelegd dat specialisten betalen voor gebruik van de ruimte, de middelen en van het ziekenhuispersoneel. Ik benadruk hier dat deze kliniek alleen onverzekerde zorg levert.
In hoeverre komen dit soort samenwerkingsverbanden voor in andere ziekenhuizen in Nederland? Als u het antwoord niet weet, bent u bereid dit te onderzoeken?
Mij is bekend dat ook andere ziekenhuizen onverzekerde zorg leveren. Het aantal en de omvang hiervan is mij niet bekend. Een onderzoek acht ik niet nodig. Wel vind ik dat de verhoudingen en verantwoordelijkheden duidelijk vast moeten liggen.
Vindt u het wenselijk dat een ziekenhuis, gefinancierd uit collectieve middelen, ruimte beschikbaar stelt om cosmetische plastische chirurgie te bedrijven? Vindt u het wenselijk dat artsen van een ziekenhuis in een privékliniek bijklussen? Verdient een chirurg in een ziekenhuis tegenwoordig zo weinig dat hij een bijbaantje nodig heeft om rond te komen?
Of een ziekenhuis ruimte beschikbaar stelt voor de werkzaamheden van een privékliniek is aan de instelling zelf. Tegen het beschikbaar stellen van ruimtes en personeel heb ik geen bezwaar zolang medisch noodzakelijke zorg tijdig en verantwoord geleverd blijft worden.
De keuze om naast het werk in het ziekenhuis ook in een privékliniek te werken is een gezamenlijk besluit van de arts en de instelling waar deze werkzaam is. Het honorarium van medisch specialisten ligt, ook in vergelijking met andere landen, op een aanvaardbaar niveau. Zoals eerder gemeld aan uw Kamer ben ik voornemens om per 2012 een beheersmodel in te voeren voor de vrijgevestigd medisch specialisten. De beschikbare middelen binnen het budgettair kader zorg voor de medisch specialisten zijn de afgelopen jaren toegenomen met de beschikbare groeiruimte.
Bent u ervan op de hoogte dat bij de opening van de Berne kliniek is «gestunt» met een aanbieding voor korting op een ooglidcorrectie?1 Vindt u het juist dat een ziekenhuis op deze manier het ondergaan van cosmetische plastische chirurgie bevordert? Kunnen we in de toekomst ook de kiloknaller bij de plastisch chirurg verwachten?
Het staat een ziekenhuis vrij om de zorg op eigen manier aan te bieden zolang aan de landelijke normen voor kwaliteit en veiligheid wordt voldaan. In de gedragsregels voor artsen van de KNMG uit 2002 staat: «publiciteit voor en door artsen moet feitelijk, controleerbaar en begrijpelijk zijn». Het onder noot 1 genoemde bericht voldoet aan dat vereiste.
Bent u op de hoogte van de samenwerking tussen het Academisch Medisch Centrum (AMC) en oogziekenhuis Zonnestraal in een oogkliniek in de vorm van een zelfstandige behandelcentrum (ZBC)?2 Vindt u dit een wenselijke samenwerking? Hoe staat de Nederlandse Mededingingsautoriteit (Nma) hiertegenover? Speelt het feit dat het hier om een academisch ziekenhuis gaat nog een rol in uw beoordeling van deze samenwerking?
Ja, hiervan ben ik op de hoogte. De Raad van Bestuur van het AMC is zich ervan bewust dat dit een meldingsplichtige samenwerking is en heeft aangegeven dat zij deze samenwerking aan de NMa zullen voorleggen. Het feit dat het hier om een academisch ziekenhuis gaat speelt geen rol in een beoordeling over deze samenwerking door de NMa.
Zijn de AMC-artsen die in dit ZBC gaan werken in loondienst van het ziekenhuis of krijgen zij in het ZBC per verrichting betaald? Wat is hierover uw oordeel?
Ik heb mij door het AMC laten informeren dat artsen die medische diensten gaan verlenen aan dit ZBC in loondienst blijven bij het AMC en worden niet per verrichting betaald. Voor het tweede deel van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Een weggepest gezin uit Utrecht |
|
Lilian Helder (PVV), Joram van Klaveren (PVV), Hero Brinkman (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Opnieuw gezin weggepest uit Utrechtse wijk»?1
Ja.
Deelt u de visie dat de bestrijding van Marokkaans straattuig niet in goede handen is bij een burgemeester die homo's laat verjagen en nu dus opnieuw een geterroriseerd gezin in de kou laat staan? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Navraag bij de gemeente Utrecht heeft opgeleverd dat alle mogelijke inspanningen zijn verricht om de overlast te doen verminderen. Denk hierbij aan inzet extra recherchecapaciteit, opleggen van een gebiedsverbod, samenwerking met de woningcorporatie om de overlast aan te pakken, afleggen van huisbezoeken. Burgemeester Wolfsen had en heeft tevens nog steeds persoonlijk contact met het gepeste gezin.
Welke mogelijkheden ziet u om de eindverantwoordelijke voor de veiligheid in Utrecht, burgemeester Wolfsen, na dit zoveelste brevet van onvermogen, uit zijn functie te zetten?
Dit is niet aan de orde.
Welke maatregelen gaat u treffen ten einde straatterroristen en hun gezin uit huis te kunnen laten plaatsen, een levenslang gebiedsverbod op te leggen en de slachtoffers van straatterreur een veilige woonomgeving te garanderen?
Het bestaande instrumentarium omvat een scala aan maatregelen om deze vormen van overlast en intimidatie in een woonwijk aan te pakken. Een burgemeester kan op grond van artikel 172a van de Gemeentewet (Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast) een gebiedsverbod voor de duur van drie maanden opleggen aan één van de overlastgevers. De officier van justitie kan op grond van artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering, in het geval van ernstig belastend gedrag jegens personen, een gedragsaanwijzing opleggen. Verder is het mogelijk om de betrokkenen strafrechtelijk te vervolgen voor bijvoorbeeld intimiderend gedrag en stalking. Dit laatste is echter lastig bij gebrek aan bewijsmiddelen.
Op termijn kan ook op basis van het thans bij de Eerste Kamer in behandeling zijnde wetsvoorstel vrijheidsbeperkende maatregelen2 door de rechter een maatregel in de vorm van een gebiedsverbod, contactverbod of meldplicht voor maximaal twee jaar worden opgelegd. Deze maatregel kan bijdragen aan de bescherming van de woonomgeving van slachtoffers van strafbare feiten.
Een levenslang gebiedsverbod behoort niet tot de mogelijkheden. Een maatregel van een dergelijke duur zal de proportionaliteitstoets niet doorstaan.
De brandweerkorpsen die te weinig tegen agressie en geweld tegen hun personeel doen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Arbeidsinspectie waarschuwt brandweer»?1
Ja.
Waarin schieten de elf brandweerkorpsen die een waarschuwing van de Arbeidsinspectie hebben gekregen tekort in het nemen van voldoende maatregelen om agressie en geweld tegen brandweerlieden tegen te gaan?
De tekortkomingen betreffen vooral het melden en registreren van incidenten.
Welke korpsen voldoen nog niet aan de door de Arbeidsinspectie gestelde eisen ten aanzien van de aanpak van agressie en geweld?
De korpsen Apeldoorn, Ede, Almere en de (nu verantwoordelijke) veiligheidsregio’s Haaglanden, Brabant-Zuidoost, Brabant Noord, Utrecht en Hollands Midden voldoen nog niet aan de door de Arbeidsinspectie gestelde eisen. Tijdens de inspecties zijn naast gemeentelijke korpsen ook veiligheidsregio’s met regionale brandweerkorpsen aangeschreven. Hoewel in een artikel in Binnenlands Bestuur melding wordt gemaakt van een aantal van 11, voldoen in werkelijkheid 8 korpsen niet aan de eisen van de Arbeidsinspectie. Dit verschil is te verklaren door het feit dat in drie gevallen zowel het korps als de veiligheidsregio een brief heeft gekregen.
Waarom hebben niet alle korpsen maatregelen genomen om risico´s van agressie en geweld tegen brandweerlieden te voorkomen en beheersen? Zijn dit korpsen die zelf in de praktijk weinig te maken hebben gehad met agressie of geweld tegen hun brandweerlieden? Zijn er ook korpsen die wel praktijkervaring hebben met agressie of geweld en toch onvoldoende voortgang tonen ten aanzien van het beschermen van hun eigen personeel?
Uit de inspecties blijkt dat het merendeel van de gecontroleerde korpsen geen waarschuwing heeft gekregen van de Arbeidsinspectie. Aan het onvoldoende nemen van maatregelen om agressie en geweld tegen brandweerlieden tegen te gaan, liggen volgens de korpsen diverse redenen ten grondslag. Belangrijkste is dat veel korpsen in geringe mate met agressie en geweld te maken hebben. Daarom is de urgentie om hierover beleidsafspraken te maken kleiner.
Als er sprake is van agressie en geweld tegen de brandweer, dan is dat vooral rondom de jaarwisseling. In die periode worden zoals u bekend is door politie, gemeenten en hulpdiensten – maar ook door OM en rechtbanken (snelrecht) – extra maatregelen getroffen.
Overigens geven de betreffende brandweerkorpsen aan dat zij naar aanleiding van de constateringen van de Arbeidsinspectie maatregelen hebben genomen in de aanpak van agressie en geweld. Deze maatregelen betreffen het registreren en rapporteren en het, stimuleren van het doen van aangifte door de werkgever. Ook vanuit politie wordt gestimuleerd om aangifte te doen en het niet bij een melding te laten en wordt de opsporing en vervolging voortvarend opgepakt.
De Minister van Veiligheid en Justitie zal er op aandringen dat de brandweerkorpsen op zo kort mogelijke termijn voldoen aan de door de Arbeidsinspectie gestelde eisen en dat zij de acht maatregelen voor een effectief veiligheidsbeleid van het programma Veilige Publieke Taak invoeren.
Wat zeggen genoemde resultaten van het Programma agressie en geweld tegen werknemers in publieke functies van de Arbeidsinspectie over de wenselijkheid om dit programma ook na het einde van dit jaar nog voort te zetten?
Het betreffende programma van de Arbeidsinspectie bestaat uit inspectie -en voorlichtingsactiviteiten. Het voorlichtingsmateriaal dat in het kader van het programma is ontwikkeld biedt werkgevers in de publieke sectoren de nodige aanknopingspunten om maatregelen te nemen. Zo is er een Zelfinspectie Aanpak Agressie en Geweld2 waarmee werkgevers zelf hun aanpak van agressie en geweld kunnen toetsen en waar nodig verbeteren. De komende jaren zullen de inspecties in de publieke sectoren worden voortgezet om na te gaan of en in hoeverre werkgevers op basis van het aanwezige materiaal maatregelen hebben genomen om agressie en geweld te bestrijden. In deze inspecties zal vooral de aanpak van zogenaamde niet-nalevers centraal staan. Ook de brandweer blijft hierbij in beeld.
Verder hebben wij u eerder toegezegd (tijdens het AO over de Veilige Publieke Taak van 8 maart 2011) dat dit kabinet het programma Veilige Publieke Taak zal voortzetten. Dit programma van BZK wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Er zal bijzondere aandacht zijn voor zowel preventie als repressie. Wat betreft repressie zijn de strafeisen in zaken van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak, waaronder de brandweer, sinds december 2010 verhoogd naar drie keer zo zware straffen. De toepassing door OM en ZM van deze verhoogde strafmaat wordt, zoals toegezegd door de minister van Veiligheid en Justitie, actief gemonitord. Ook wordt via de Eenduidige Landelijke Afspraken met politie en OM een lik-op-stukbeleid gevoerd richting de daders. De resultaten hiervan blijven wij tevens monitoren.
Is het waar dat er door brandweerlieden te weinig aangifte wordt gedaan van bedreiging, intimidatie of geweld en dat dit komt omdat «het vervolg [van een aangifte] vaak niet bevredigend is, omdat er te weinig met de aangifte wordt gedaan»? Zo, ja wat is de rol van het Openbaar Ministerie (OM) hierin en hoe gaat u hier verbetering in aanbrengen? Zo nee, wat is er dan niet waar aan dat bericht?
Uit onderzoek3 vanuit het programma Veilige Publieke Taak blijkt dat bij de brandweer 28% van de werknemers het meest recente voorval van verbaal geweld heeft gemeld en/of aangifte heeft gedaan bij de politie. 63% heeft het meest recente voorval van fysiek geweld gemeld en/of aangifte gedaan. Belangrijkste redenen om geen aangifte te doen, was dat men het incident niet erg genoeg vond.
Wij zijn van mening dat van elk geval van verbaal en/of fysiek geweld aangifte moet worden gedaan. Wij hebben daarom flink geïnvesteerd om de aangiftebereidheid te verhogen, onder meer door voorlichtingscampagnes. Daarnaast is de mogelijkheid om aangifte te laten doen door de werkgever (namens de werknemer/slachtoffer) verder onder de aandacht gebracht. Voorts is sinds 1 januari 2011 wettelijk vastgelegd (Wet versterking positie slachtoffer) dat het slachtoffer/de aangever altijd geïnformeerd wordt over de voortgang van zijn aangifte. Ook dit verhoogt de aangiftebereidheid. Met de politie is afgesproken dat de aangifte altijd wordt opgenomen. Dit is opgenomen in de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) voor agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak die met politie en OM zijn gemaakt.4 In deze afspraken is opgenomen dat het OM hoge prioriteit geeft aan de vervolging van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak en zoveel mogelijk «lik op stuk» toepast. Ook zijn de zaken van geweld tegen de publieke taak opgenomen als categorie waarvoor toepassing van snelrecht is geïndiceerd. In het voorjaar 2012 wordt de invoering van de ELA geëvalueerd, zoals eerder aan de Tweede Kamer is toegezegd2.
Waaruit bestaan de plannen van aanpak die er al wel zijn en welke kwaliteitscriteria worden daarbij gehanteerd?
Deelt u de mening dat voor een kwalitatieve goede aanpak van geweld en agressie tegen brandweerlieden in ieder geval afgesproken moet worden dat er standaard aangifte dient te worden gedaan van een incident, desnoods door de werkgever, dat de politie met voorrang de daders opspoort en de werkgever op de hoogte houdt van de voortgang van het onderzoek, dat wordt gefaciliteerd dat werkgever altijd de schade bij de dader kan verhalen en dat brandweerkorpsen standaard in hun sociaal jaarverslag inzicht geven in de aard, omvang en aanpak van de problematiek? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie ons antwoord op vraag 6. Er is flink geïnvesteerd in de aangiftebereidheid en in de opsporing en vervolging van deze zaken. De aspecten waar u naar vraagt en die in ons antwoord op vraag 6 zijn genoemd, maken onderdeel uit van de acht maatregelen voor werkgevers voor een effectief veiligheidsbeleid en in het verlengde hiervan de Eenduidige Landelijke Afspraken voor opsporing en vervolging, die beiden de ruggengraat vormen van de huidige aanpak vanuit het programma Veilige Publieke Taak. Vanuit veel werkgevers wordt de schade al direct vergoed aan de werknemer, in afwachting van de formele schadevergoedingsmaatregel in de straf- en/of civiele zaak. Met betrekking tot het opnemen van cijfers in een sociaal jaarverslag willen wij aangeven dat de wijze waarop gevolg wordt gegeven aan een melding en/of aangifte van agressie en geweld belangrijker is dan het aantal voorvallen. Voor een kwalitatief goede aanpak zijn goed overleg en afspraken tussen brandweer en politie onontbeerlijk.
Deelt u de mening dat de aanpak van geweld en agressie tegen brandweerlieden niet alleen de verantwoordelijkheid is van de desbetreffende brandweerkorpsen maar ook van u? Zo ja, wat doet u om aan die verantwoordelijkheid concrete invulling te geven? Zo nee, waarom niet?
Wij zijn van mening dat de zorg voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van het personeel – conform de Arbowet – in eerste instantie een verantwoordelijkheid is voor de werkgevers, i.c. de brandweerkorpsen zelf. In dit geval zijn dat de gemeentebestuurders of bestuurders van de veiligheidsregio’s die deze verantwoordelijkheid hebben overgenomen. Veiligheidsregio's zijn een vorm van verlengd lokaal bestuur, waarbij de aan de regio deelnemende gemeenten als eerste aan zet zijn om invulling te geven aan de aanpak van geweld en agressie tegen brandweerlieden. Uiteraard stelt de minister van Veiligheid en Justitie door middel van wetgeving de kaders voor (brand)veiligheid, rampenbestrijding en crisisbeheersing vast. Gezien de verlengd lokaal bestuurconstructie van de veiligheidsregio, waarin de brandweertaken zijn ondergebracht, mengt de minister van Veiligheid en Justitie zich echter niet direct in de zorg voor het personeel. De veiligheid van het personeel heeft uiteraard nadrukkelijk onze aandacht evenals de algemene veiligheid in het publieke domein.
De inspanningen en aanpassingen die nodig zijn binnen de eigen organisatie om zicht te krijgen op de aard en omvang van incidenten waarmee brandweerlieden te maken krijgen en het weerbaar maken van brandweerlieden is een verantwoordelijkheid van de korpsen. Vanuit het programma Veilige Publieke Taak wordt een intensieve regierol vervuld om bewustwording op gang te brengen en om uniformiteit in de aanpak en samenwerking aan te jagen bij (vertegenwoordigers van) werknemers, werkgevers en ketenpartners en vanuit politie en justitie wordt stevig ingezet op de bestrijding van dit soort agressie en geweld.
Daarnaast worden werkgevers en sectoren vanuit het programma ondersteund en gefaciliteerd om hun rol zo optimaal en effectief mogelijk uit te voeren. Wij ondersteunen de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) ook bij haar inspanningen om de aanpak van agressie en geweld bij de korpsen te helpen implementeren.
Het bericht 'Miljarden euro's klimaatgeld onderhevig aan corruptie' |
|
Geert Wilders (PVV), Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Miljarden euro's klimaatgeld onderhevig aan corruptie»1?
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel Nederlands belastinggeld richting landen gaat die bovenaan de corruptieladder staan? Zo ja, kunt u elke eurocent specificeren?
Voor de korte termijn (tot en met 2012) besteedt Nederland 300 miljoen euro aan klimaatfinanciering die in meerdere arme landen wordt uitgegeven. De focus van de uitgaven ligt op landen in Sub Sahara Afrika, met name in Rwanda, Burundi, Mozambique, Oeganda, en in Indonesië. Net als bij andere uitgaven van belastinggeld, worden de ontvangende organisaties en landen vooraf beoordeeld om de meest geschikte hulpvorm te kunnen selecteren. Achteraf dienen alle organisaties die het geld hebben ontvangen zich altijd te verantwoorden voor de uitgaven. Zodoende kunnen wij iedere cent verantwoorden. Zodra corruptie wordt geconstateerd, wordt dit onderzocht en wordt zo nodig geld teruggevorderd.
Hoeveel graden zal de aarde afkoelen en met hoeveel meter zal de zeespiegel gedaald zijn als al die miljarden aan klimaatgeld zijn uitgegeven?
Deze vraag is zo niet te beantwoorden. Er bestaat nu geen zicht op de gemiddelde kosten en de gemiddelde vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door de maatregelen die dankzij het toekomstige klimaatfonds zullen worden genomen. Bovendien zal een deel van het klimaatfonds ook gebruikt worden voor adaptatiemaatregelen.
De Nederlandse uitgaven zijn onderdeel van de internationaal afgesproken klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden, waarvan de Europese Unie een eerlijk aandeel zal leveren.
Zitten er in het klimaatbureau ook klimaatsceptici? Welke controlemiddelen heeft de Nederlandse overheid op het klimaatbureau dat straks een deel van het Nederlandse belastinggeld gaat beheren?
In het nog op te richten orgaan dat zal toezien op de legitieme, doeltreffende en doelmatige aanwending van de middelen uit het op te zetten klimaatfonds zullen in gelijke mate vertegenwoordigers van ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden plaatsnemen. Nederland hecht er zeer aan dat er heldere criteria komen voor aanwending van de gelden en er een effectieve verantwoording van en toezicht op de aanwending van de middelen plaatsvindt. De Wereldbank zal voor het nog op te richten klimaatfonds op gaan treden als «trustee» en bewaken dat de gebruikelijke strikte «fiduciaire» standaarden worden toegepast.
Bent u bekend met het feit dat ook de CO2-handel eerder al sterk onderhevig was aan fraude en witwassen2? Zo ja, wat is de status van de bestrijding van deze grootschalige klimaatfraude?
Met de brief van 17 december 2010 (Kamerstuk 31 252 nr. 11) heb ik de Kamer geïnformeerd over de frauderisico’s bij handel in emissierechten. In deze brief is geconcludeerd dat er voor de meeste vormen van fraude reeds afdoende maatregelen zijn getroffen. Tegelijkertijd is vastgesteld dat er met name op het gebied van witwassen nog risico’s resteren. Naar aanleiding daarvan wordt er op nationaal niveau gewerkt aan een meldingsplicht voor ongebruikelijke transacties van emissierechten en aan strenge identificatie-eisen voor dienstverleners op de (spot)markt voor emissierechten. Tevens zal Nederland in internationaal verband inzetten op verdergaande maatregelen om fraude met emissiehandel tegen te gaan. In Europees verband worden er momenteel verschillende maatregelen voorgesteld. Aanleiding daarvoor is de diefstal van emissierechten in vijf Europese landen begin dit jaar. Inmiddels zijn de beveiligingseisen aan de registers fors verscherpt.
Plastic afvalbergen in zee |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Vogels poepen de natuur vol met plastic afval»1 en »64 duizend stukjes plastic in de Atlantische Oceaan erbij»2?
Ja.
Deelt u de mening dat de grote plastic afvalbergen die in zee gevonden worden, grote gevolgen hebben voor het ecosysteem, zeker nu bekend is geworden dat het plastic via vogelmagen ook nog ruim wordt verspreid over tot op heden ongerept gebleven natuurgebieden? Zo ja, wat gaat u doen om de plastic soep, die in oppervalkte twee keer groter is dan de Verenigde Staten, met hand en tand te bestrijden?
Ja, de belangrijkste vorm van verspreiding van plastic afval vindt echter plaats via zeestromen.
De aanwezigheid van grote hoeveelheden plastic in het mariene milieu is een wereldwijd probleem dat om een gezamenlijke oplossing vraagt. Het plastic blijft zeer lang in het mariene milieu en breekt af tot kleine deeltjes (microplastics). Daarom heeft Nederland het probleem van plastic soep en microplastics geagendeerd in Europees en mondiaal verband. Op 21 oktober 2009 heeft Nederland het probleem voor het eerst in de Europese Milieuraad aan de orde gesteld.
Daarbij is de Europese Commissie gevraagd na te gaan hoe de Europese Unie op dit probleem kan reageren. Tijdens de Europese Workshop Marine Litter op 8 november 2010 heeft Nederland nogmaals het belang van internationale inzet naar voren gebracht.
De Europese Commissie erkent het probleem en werkt aan een Actieplan.
In november 2010 heeft DG Environment van de Commissie het rapport «Plastic waste in the environment» uitgebracht. Dit rapport gaat onder meer in op richtlijnen voor duurzame verpakkingen, recycling en preventie, alsmede op het daarvoor benodigde onderzoek naar innovatieve oplossingen.
De verwachting is dat de hoeveelheid plastics die wordt geproduceerd en gebruikt nog zal toenemen. In de EU wordt 21% van het plastic afval gerecycled en 30% wordt gebruikt als energiebron (cijfers 2008). In de Kaderrichtlijn afvalstoffen is in 2008 een doelstelling vastgelegd voor de recycling van afval uit huishoudens (zoals kunststof) van 50 gewichtsprocenten in 2020. Dit betekent dat een aantal EU lidstaten nog veel moet doen.
Naast bovengenoemd instrumentarium, is onder de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie het probleem van (plastic) afval meegenomen als één van de elementen waarvoor in 2020 een «Goede Milieu Toestand» moet worden bereikt. Wat een Goede Milieu Toestand met betrekking tot afval op zee is en hoe dat te meten, wordt op dit moment in Europees kader ingevuld.
In mondiaal kader heeft Nederland met succes het onderwerp geagendeerd in het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP). De UNEP heeft mede door deze inzet het onderwerp in het jaarboek 2011 opgenomen als een van de belangrijkste «emerging issues». In UNEP verband zal het onderwerp de komende jaren verder worden gebracht. Tijdens een mondiale bijeenkomst in maart 2011 van de UNEP in samenwerking met de USA/NOAA (National Oceanic and Atmospheric Administration), hebben overheden, industrie, wetenschap en NGO’s de basis gelegd voor samenwerking om mariene afval, zoals plastic, te verminderen. Dit heeft geresulteerd in de Honolulu Strategie; een resultaatgericht actieplan met het doel om de impact van mariene afval de komende 10 jaar te reduceren. Van belang is ook dat tijdens die bijeenkomst de «Declaration of the Global Plastics Associations for Solutions on Marine Litter» is ondertekend door 47 vertegenwoordigers van de plastic industrie, teneinde verdere toename van afval in zee te voorkomen.
Ook nationaal heeft Nederland zich de afgelopen jaren ingezet om het probleem van zwerfafval en afval op zee tegen te gaan. In de periode 2007–2009 is het impulsprogramma zwerfafval uitgevoerd. Een van de acties betrof de «schoonste strand competitie.
Samen met KIMO, een internationale organisatie van kustgemeenten, wordt het Fishing for Litter programma uitgevoerd, waarbij vissers door hen opgevist afval gratis af kunnen geven in de havens waar voor verwerking gezorgd wordt. Met Stichting de Noordzee, KIMO en vele kustgemeenten wordt daarnaast het bewustwordingsprogramma Zwervend langs Zee uitgevoerd, vooral gericht op de strandtoeristensector.
Daarnaast laat ik momenteel een eerste onderzoek uitvoeren naar de omvang en mogelijke gevolgen van microplastics in de Noordzee.
Hebt u de bereidheid het probleem rondom de plastic soep hoog op de internationale politieke agenda te plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u op de hoogte van het feit dat onze eigen Noordzee een afvalberg van 20 000 ton per jaar te verwerken krijgt? Deelt u de mening dat deze hoeveelheid niet bevorderlijk werkt voor al het leven in en rondom de Noordzee? Zo ja, wat wilt u hieraan gaan doen?
Ja. Zie antwoord vraag 2 en 5.
Deelt u de mening dat voor de scheepvaart een grote rol is weggelegd in het bestrijden van de afvalberg? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat schepen minder afval overboord gooien?
Scheepvaart is – naast toerisme, visserij en afval vanuit rivieren en drainagekanalen – één van de sectoren die bijdraagt aan het afval op zee. Mondiaal gezien wordt ervan uitgegaan dat ongeveer 80% van het afval op zee van land komt, vooral via rivieren. Voor de Noordzee wordt van een andere verdeling uitgegaan. Uit monitoring van strandafval blijkt dat zeker 30–40% afkomstig is van zee gerelateerde activiteiten als scheepvaart en visserij.
In IMO-verband (Internationale Maritieme Organisatie) worden in het Marpol-verdrag bijlage V regels gesteld ten aanzien van het lozen van vuilnis door zeeschepen. Zo geldt nu een verbod op het lozen van plastics en gelden er lozingsvoorwaarden voor veel andere soorten vuilnis. Vorig jaar september is, met actieve inbreng van Nederland, een voorstel ingebracht om bijlage V aan te scherpen. Met dit voorstel gaat een algemeen lozingsverbod gelden voor al het vuilnis, met enkele kleine uitzonderingen.
Doordat voor al het vuilnis (met een enkele uitzondering) een lozingsverbod gaat gelden wordt de regelgeving, de naleving en de handhaving eenduidiger en eenvoudiger. De verwachting is dat de IMO de aanscherpingvoorstellen in juli 2011 definitief aanneemt.
In de EU geldt daarnaast de Richtlijn Havenontvangstvoorzieningen om er voor te zorgen dat de beschikbaarheid en het gebruik van havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingsresiduen verbetert. Nederland heeft deze Richtlijn adequaat geïmplementeerd en boekt hier goede resultaten mee. Sinds de implementatie van de Richtlijn in 2005 is de afgifte van scheepsafval in Nederland met 50% toegenomen. Tijdens de aankomende herziening van de Richtlijn zet Nederland in op verdere aanscherping van de afgifteplicht voor schepen die vertrekken naar een haven buiten de EU.
De verbouwing van het oud-ministerie van VROM aan de Rijnstraat |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de plannen van het voormalige ministerie van VROM om het pand aan de Rijnstraat, waar dit ministerie was gevestigd, te verbouwen?
Ja.
Kunt u inzicht geven in de doelen van deze plannen? Is het waar dat de verbouwing ook tot doel heeft om het nog vrij recente gebouw nóg duurzamer te maken? Wat is er nu níet duurzaam aan het gebouw? Hoe kan het dat dit soort plannen worden gemaakt?
Het plan voor Rijnstraat 8 staat niet op zichzelf. De Tweede Kamer heeft in het kader van de vernieuwing van de rijksdienst in maart 2009 de motie1 van het lid Schinkelshoek c.s. aangenomen. Daarin wordt onderschreven dat meer departementen in één gebouw moeten worden ondergebracht, dat met name beleidskernen bij voorkeur op loopafstand van elkaar en van het Binnenhof dienen te worden gehuisvest en wordt de regering verzocht met concrete voorstellen te komen voor gezamenlijke huisvesting van departementen. Naar aanleiding daarvan heeft mijn ambtsvoorganger bij brief van 9 juni 20092 de Tweede Kamer geïnformeerd over het besluit van de Ministerraad, en daarbij ondermeer aangegeven: «Na de al geplande renovatie van de Rijnstraat 8 zullen de beleidskernen van Verkeer en Waterstaat en VROM in 2015 samen dit duurzame gebouw gaan betrekken».
Voor de uitwerking van het besluit van de Ministerraad is een masterplan kantoorhuisvesting Den Haag opgesteld, waarvan de verbouwing van Rijnstraat 8 deel uitmaakt. Dat masterplan wordt op dit moment geactualiseerd naar aanleiding van de taakstellingen voor de rijksdienst in het regeerakkoord van het huidige kabinet. Daar heb ik ook naar verwezen tijdens het algemeen overleg met uw Kamer over het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst op 26 april 2011.
De verbouwing van Rijnstraat 8 heeft binnen dat masterplan meerdere doelen. De start van de bouw van Rijnstraat 8 was in maart 1989, dus 22 jaar geleden. Bij hoofdzetels worden de installaties in 15 jaar afgeschreven en de inbouwpakketten in 20 jaar, zoals dat ook in de markt gebruikelijk is. Daarnaast is er een technische noodzaak tot vervanging, het aantal bedrijfsstoringen neemt toe. Voorts is het voornemen in het gebouw meerdere ministeries, waaronder de beleidskern van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, te huisvesten en het aantal werkplekken te vergroten. Het uitgangspunt is het realiseren van een rijksverzamelkantoor met rijkswerkplekken, zoals die in het programma Compacte Rijksdienst zijn aangekondigd. Het huidige kabinet heeft besloten de norm voor het aantal werkplekken per formatieplaats, dat door het vorige kabinet was verlaagd van 1,3 naar 1,1 nu verder te verlagen naar 0,9 met de ambitie naar 0,7. Hierdoor kunnen meer werkplekken in onder andere Rijnstraat 8 worden gerealiseerd en kunnen andere gebouwen worden afgestoten.
Rijnstraat 8 is ruim 20 jaar geleden gebouwd als een duurzaam pand. Sindsdien is de techniek voortgeschreden. Nu het gebouw om bovenstaande redenen moet worden gerenoveerd, kunnen tegelijkertijd duurzaamheidsmaatregelen worden getroffen. In de zomer van 2010 is ten tijde van het vorige kabinet een document opgesteld met een aantal duurzaamheidsscenario’s. Dit document is bedoeld voor een eerste consultatie van de markt, want voor de verbouwing en exploitatie wordt gestreefd naar een PPS-constructie. Het desbetreffende document wordt nu aangepast met als randvoorwaarde van het huidige kabinet dat duurzaamheidsmaatregelen in ieder geval tot kostenbesparingen leiden en binnen de afschrijvingstermijn worden terugverdiend. Bij een PPS-constructie zal bovendien de initiële investering voor duurzaamheidsmaatregelen door de markt worden gefinancierd.
Heeft de Rijksgebouwendienst deze verbouwing in de planning staan?
Naar verwachting zal de Ministerraad dit voorjaar een besluit nemen over het geactualiseerde masterplan kantoorhuisvesting Den Haag. Afhankelijk van dat besluit kan de Rijksgebouwendienst opdracht krijgen deze verbouwing en de exploitatie van Rijnstraat 8 via PPS aan een marktconsortium aan te besteden. Vooralsnog wordt uitgegaan van realisatie in de periode begin 2013 – begin 2016.
Is het waar dat deze verbouwing ongeveer 200 miljoen euro gaat kosten, en dat dit slechts een gering voordeel met zich brengt op de begroting van het ministerie van Infrastructuur & Milieu?
Neen. In het ambitiedocument dat ten tijde van het vorige kabinet is opgesteld was onder andere een maximaal scenario inclusief een uitbreiding van het gebouw opgenomen, met een geraamd investeringsbedrag in de genoemde orde van grootte.
De hoogte van de investering dient nog te worden bepaald. Het gaat om marktfinanciering via PPS met een jaarlijkse gebruiksvergoeding die door de gebruiker moet worden betaald. Het masterplan kantoorhuisvesting Den Haag kan, afhankelijk van het te kiezen scenario en de huidige ramingen, op de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Milieu in de periode 2011–2023 een aanzienlijke nettobesparing opleveren ten behoeve van het realiseren van de taakstelling op de bedrijfsvoering. Zie ook het antwoord op de vragen 6 en 7.
Deelt u onze opvatting dat dit soort luxueuze verbouwingen, zeker in deze tijd van grote, maar noodzakelijke bezuinigingen, niet door zouden moeten gaan?
Het is geen luxueuze verbouwing. Zie de antwoorden op de vragen 1 tot en met 4.
Kunt u een lijst geven van geplande verbouwingen, de bijbehorende begrote en/of geraamde kosten en kan daarbij, per project, een overzicht worden gegeven van de geraamde kostenvoordelen?
Zodra de Ministerraad een besluit heeft genomen over het geactualiseerde masterplan kantoorhuisvesting Den Haag zal ik de Tweede Kamer hierover informeren en een overzicht verstrekken van kantoorpanden die betrokken worden in het masterplan.
Kunt u uiteenzetten welk van deze projecten door moeten gaan en welke projecten beter kunnen worden stopgezet?
Zie het antwoord op vraag 6.
De verkoop van gegevens aan de politie door Vodafone en TomTom |
|
Ard van der Steur (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
|
|
![]() |
Kent u de berichtgeving rond de verkoop van (locatie)gegevens door Vodafone en TomTom aan de politie?1
Wat vindt u van de verkoop van deze gegevens? Is hierover overleg geweest met het College bescherming persoonsgegevens? Zo ja, wat was zijn oordeel?
Wat is de aard van deze gegevens? Hoe gedetailleerd zijn de gegevens? Waartoe worden deze gegevens gebruikt? Wat is daarvan het resultaat? Kan de met de informatie ook de locatie van een individu worden afgeleid?
Welke andere (markt)partijen kunnen deze gegevens kopen van deze bedrijven?
De positie van vrouwen in de Arabische regio |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
![]() |
Is uw voornemen de positie van vrouwen te versterken in de Arabische regio aan de orde gekomen in uw gesprek met minister Hillary Clinton, 21 april 2011?1
Minister Clinton en ik hechten allebei groot belang aan het verbeteren van de positie van vrouwen in de Arabische regio en hebben daarover met elkaar van gedachten gewisseld. Zij was met mij van mening dat processen gericht op het bevorderen van democratie, vrede en veiligheid zonder actieve inbreng van vrouwen niet duurzaam kunnen zijn. Institutionele en culturele verandering is eveneens nodig om een omgeving te creëren, waarin vrouwen daadwerkelijk een zinvolle politieke en economische bijdrage kunnen leveren.
Hoe beoordeelt u haar opmerking dat het versterken van de positie van vrouwen juist nu, in de transitieprocessen in de Arabische regio, van groot belang is om democratisering werkelijk te bevorderen en wortel te doen schieten?
Zoals minister Clinton en ik in onze gezamenlijke verklaring hebben gesteld, zijn wij beiden van mening dat duurzame vrede en stabiliteit in een samenleving meer kans maken wanneer vrouwen, conform VNVR 1325, actief betrokken zijn bij democratiseringsprocessen. Toch waren in 2010 minder dan 10% van onderhandelaars in vredesprocessen vrouw en van de ondertekenaars nog geen 3%. Met betrekking tot de Arabische regio geldt dat zowel mannen als vrouwen lijden en hebben geleden onder repressieve overheden. De diep gewortelde wettelijke discriminatie van vrouwen heeft daarnaast een grote uitwerking gehad op de dagelijkse leefomstandigheden van vrouwen. Om die reden acht ik volledige implementatie van CEDAW (UN Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination against Women) en het intrekken van door landen bij ratificatie gemaakte voorbehouden essentieel.
Op welke wijze worden vrouwen in Egypte betrokken bij de grondwetsherziening en bent u bereid er bij uw Egyptische collega op aan te dringen hen hierbij te betrekken?
Herziening van de Egyptische grondwet is voorzien voor de periode na de parlementsverkiezingen. Er bestaat nog onduidelijkheid over de wijze waarop invulling zal worden gegeven aan dit proces. Op 2 juni a.s. zal een door UNWomen, samen met UNDP, IDEA, IPU (Inter Parliamentary Union) en andere internationale organisaties, georganiseerde internationale ronde tafel plaatsvinden in Cairo. Het doel hiervan is te leren van ervaringen in andere landen met betrekking tot participatie van vrouwen in transitieprocessen. Het maatschappelijk middenveld in Egypte bereidt zich ook op de nieuwe constitutie voor. Nederland draagt, samen met UNWomen, financieel bij aan een op 4 juni 2011 te houden nationale conventie om de inbreng van vrouwen in dit proces te formuleren. Deze bijeenkomst wordt georganiseerd door de Arab Alliance for Women. Nederland zal beide bijeenkomsten bijwonen. Indien nodig zal ik mijn Egyptische collega aanspreken op de opvolging van de aanbevelingen.
Op welke wijze bevordert u de rechten van vrouwen en hun participatie in de transitieprocessen in de landen die zich nu, of mogelijk op een later moment, in een dergelijke fase bevinden?
Specifieke behoeften verschillen per land. Identificatie van mogelijkheden is in volle gang. Voor 2011 is recentelijk, onder begrotingsartikel 5.3, € 2 miljoen geoormerkt voor steun aan vrouwenparticipatie in de Arabische regio. Over deze mogelijkheid worden de posten in de regio en Nederlandse Ngo’s binnenkort geïnformeerd.
Van 17 t/m 20 mei jl. bezocht de Mensenrechtenambassadeur Egypte. Hij benadrukte de noodzaak vrouwenrechten te bevorderen in alle gesprekken met vertegenwoordigers van de Egyptische overheid en het maatschappelijk middenveld. In zijn gesprek met de VS ambassadeur in Egypte kwam mogelijke samenwerking tussen de VS en Nederland aan de orde. Over dit bezoek is de Tweede Kamer separaat een brief toegegaan.
Het factureren door Buma/Stemra van websites die een radiostream op hun site embedden |
|
Mariko Peters (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Buma/Stemra websites factureert die een radiostream op hun site embedden?1
Ja.
Vindt u het terecht en wenselijk dat Buma/Stemra van websitebeheerders geld gaat vragen voor het embedden van radiostreams?
Ik vind het aan de betrokken partijen om in overleg tot een regeling te komen. Daarbij is een belangrijke vraag of er sprake is van een auteursrechtelijke relevante handeling in de vorm van een openbaarmaking. Evenals ten tijde van het eerdere schriftelijk overleg met uw Kamer het geval was (Kamerstukken II 2010–11, 29 838, nr. 26), bestaat hier nog geen duidelijkheid over. Voor de vraag of embedden gelijk is aan hyperlinken geldt voorts dat er (technische) verschillen tussen beide vormen zijn. Ingeval van embedden is de radiostream te beluisteren binnen de website van degene die op internet de embedded link heeft geplaatst. De gebruiker blijft dus op de site waarin de stream is ingebed. De stream zelf (het auteursrechtelijk beschermde werk) is echter afkomstig van de servers van de website waar de embedded link naar verwijst. Ingeval van een hyperlink wordt er een nieuw tabblad of venster geopend met de website waarnaar wordt gelinkt. De bezoeker verlaat aldus de website waar hij de link aantrof om zo de inhoud waar deze naar verwijst te kunnen raadplegen. Of het citaatrecht van toepassing is, moet worden beoordeeld op grond van artikel 15a van de Auteurswet. Één van de voorwaarden is dat de omvang van het citaat in overeenstemming is met wat in het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is. Of met succes een beroep kan worden gedaan op dit artikel is uiteindelijk aan de rechter. Ik heb begrepen dat Buma/Stemra met de betrokken website van mening verschilt over de vraag of een vergoeding verschuldigd is en dat inmiddels een procedure bij de rechter is gestart. Die zal daarover een uitspraak doen. Hiernaast heb ik begrepen dat voor de embedding van achtergrondmuziek nog overleg plaatsvindt tussen Buma/Stemra en VNO/NCW over een mogelijke regeling. Daarbij wordt ook de optie opengehouden om in goed overleg de kwestie voor te leggen aan de rechter.
Vooralsnog zie ik geen aanleiding om op dit punt de wet aan te passen. Ten eerste dekt het begrip «openbaarmaking» de zinsnede «mede delen aan het publiek» uit de artikelen 2 en 3 van de Richtlijn Auteursrecht (2001/29/EG), waarvan de uitleg uiteindelijk is voorbehouden aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Voorts is bij de invoering van het begrip bewust gekozen voor een open norm. Hierdoor is het aan de rechter om op grond van de concrete omstandigheden te beoordelen of er sprake is van openbaarmaking. Dit systeem heeft als voordeel dat de wet niet na elke technologische ontwikkeling en innovatie hoeft te worden aangepast.
Is bij het embedden van auteursrechtelijk beschermde muziek wel sprake van een nieuwe openbaarmaking of verveelvoudiging? Moet embedden niet veeleer worden vergeleken met hyperlinken?
Zie antwoord vraag 2.
Als er sprake is van heropenbaarmaking, is dan niet vaak het citaatrecht van toepassing?
Zie antwoord vraag 2.
Indien de wet hier onduidelijkheid over laat bestaan, bent u bereid aanpassingen door te voeren opdat het embedden van streams niet gezien kan worden als openbaarmaking of verveelvoudiging? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat geld vragen voor embedden een aanslag is op de rijke, multimediale cultuur van het web en Nederland op achterstand plaatst in de digitale revolutie? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het van belang dat er goede balans bestaat tussen vrijheid van creativiteit enerzijds en bescherming van rechten van rechthebbenden anderzijds. Dat betekent dat ik voorstander ben van innovaties in de multimediale cultuur. Tegelijk mogen deze innovaties niet ten koste gaan van de auteurs en artiesten, die immers ook hun bijdrage leveren aan de rijke multimediale cultuur. Het is hierbij in eerste instantie aan de direct betrokken partijen om in goed overleg eruit te komen. Ik steun daarom de ontwikkeling dat VNO/NCW en BUMA/Stemra in overleg zijn over de embedding van achtergrondmuziek.
Bent u bereid stappen te zetten om Buma/Stemra te bewegen tot het terugdraaien van deze maatregel? Zo ja, welke stappen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe beoordeelt u deze actie van Buma/Stemra in het licht van de eerdere poging van Buma/Stemra in 2010 om websites te factureren voor het embedden van video’s en audiofragmenten zoals YouTube-video's, die strandde na de commotie die dit teweeg bracht?2
In 2010 het ging het om het sturen van facturen voor het embedden van video’s voor persoonlijk gebruik. In het onderhavige gebruik is er sprake van commercieel gebruik, waarbij dit gebruik het hoofddoel is van de website. Dat zijn relevante verschillen. Het gaat hier immers niet om consumenten die een factuur krijgen omdat ze hun websites met een stukje muziek verfraaien. Verder is het aan de betrokken partijen om in overleg of door tussenkomst van de rechter tot een goede oplossing te komen.
Een defecte OV-studentenchipkaart |
|
Anne-Wil Lucas-Smeerdijk (VVD) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat bij een defecte OV-studentenchipkaart de kaartjes voorgeschoten dienen te worden, en later eventueel gedeclareerd kunnen worden en dat veel studenten daarbij hinder ondervinden?
Ik ben bekend met het feit dat bij een defecte Studenten OV-chipkaart de kosten van losse vervoerbewijzen voorgeschoten dienen te worden. Dit was in de tijd van de papieren OV-studentenkaart ook het geval. Overigens geldt voor overige reizigers hetzelfde.
Met de vervoerbedrijven zijn vorig jaar de volgende afspraken gemaakt met betrekking tot de vervanging van OV-chipkaarten en de dienstverlening aan studenten:
De periode waarin studenten hun reiskosten moeten voorschieten is dus beperkt tot maximaal drie weken. De ingediende declaraties worden door het OV conform de gemaakte afspraken afgehandeld. Ik zie daarop toe.
Van alle in de maand maart 2011 geproduceerde vervangende kaarten was de reden voor aanvraag ervan in ruim 50% van de gevallen verlies of diefstal van de oude kaart. In ruim 30% van de gevallen bleek de student zelf verantwoordelijk te zijn voor het ontstaan van het defect. Er is vastgesteld dat bij studenten meer dan twee keer zo vaak sprake is van verlies of diefstal en van verwijtbare defecten dan bij overige reizigers, terwijl de kaarten in technische zin helemaal hetzelfde zijn. Studenten kunnen defecte kaarten deels voorkomen door er voorzichtiger mee om te gaan.
In de afgelopen weken is nagenoeg geen klacht ontvangen over de afhandeling van declaraties. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat het declaratieproces goed werkt.
Deelt u de mening dat er de laatste tijd (te) veel van dit soort verhalen over defecte OV-chipkaarten van studenten naar buiten komen? Deelt u de mening dat hier snel een oplossing voor gevonden moet worden, omdat er veel tijd en mankracht in het vergoeden van de gemaakte kosten gaat zitten?
Zie het antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat het hele proces van het indienen van declaraties bij een verloren, gestolen of defecte OV-chipkaart veel makkelijker kan worden opgelost door middel van het beschikbaar stellen van een tijdelijke brief aan de student in kwestie, waarin staat dat deze persoon recht heeft op vrij reizen? Bent u bereid om met de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) in gesprek te gaan om vast te stellen of er een dergelijke brief aan de studenten in kwestie verstrekt kan worden?
Studenten moeten over een OV-chipkaart beschikken om van alle vormen van openbaar vervoer gebruik te kunnen maken, bijvoorbeeld om toegangspoortjes naar de metro te kunnen openen. In de nabije toekomst zal het gebruik van een OV-chipkaart noodzakelijk zijn, omdat de strippenkaart verdwijnt en er voor toegang tot het OV moet worden in- en uitgecheckt. Het verstrekken van een brief door DUO is dan ook geen alternatief.
Nog afgezien hiervan, zou het sturen van een brief door DUO aan studenten geen tijdwinst opleveren vanwege de noodzakelijke verificatieprocessen. DUO zal voor defect gemelde kaarten bijvoorbeeld eerst bij het OV moeten nagaan of de kaarten daadwerkelijk defect zijn. Het inrichten van een nieuw proces rond het reisproduct voor studenten zou de uitvoeringspraktijk complexer en daardoor ook duurder maken.
De introductie van brieven die dienst doen als tijdelijke vervoerbewijzen zou bovendien misbruik in de hand kunnen werken.
Ik acht het niet wenselijk af te wijken van het huidige regime waar het gaat om de productie van vervangende kaarten.
Het bericht "Varen houdt nog twaalf legertrucks Soesterberg vast" |
|
Ger Koopmans (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Varen houdt nog twaalf legertrucks Soesterberg vast»?1
Ja.
Klopt het dat Defensie handelt naar de verleende ontheffing van artikel 75 van de Flora- en Faunawet welke geldt tot en met 1 oktober 2011?
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel het in totaal gaat kosten om alle blaasvarens naar andere locaties in Nederland te verplaatsen? Welke kosten zijn tot dusver al gemaakt?
De kosten die het Ministerie van Defensie heeft gemaakt, zoals inhuur specialisten en het verplaatsen van varens naar verschillende locaties, bedragen tot nu toe € 18 000. Met een nog uit te voeren verplaatsing en controles, of verplaatste varens op nieuwe locaties aanslaan, is € 4000 gemoeid.
Kunt u aangeven of gezien het grote verspreidingsvermogen van de blaasvaren en de verhuizing van groot deel van de blaasvarens nog een verdere bijdrage van Defensie nodig is om de instandhouding van de soort te waarborgen?
De blaasvaren is opgenomen in de Rode Lijst Vaatplanten in de categorie «zeer zeldzaam» en «sterk in aantal afgenomen». De verleende ontheffing om de blaasvarens te verwijderen en deels te verplaatsen is gebaseerd op basis van een door het Ministerie van Defensie opgesteld projectplan. De verleende ontheffing voorziet in een evaluatie, nadat circa driekwart van de blaasvarens is verwijderd. Die evaluatie vindt medio september 2011 plaats. Van belang daarbij is in hoeverre naar elders verplante varens levensvatbaar zijn gebleken. Afhankelijk van deze evaluatie zal in overleg met het Ministerie van Defensie worden besloten hoe om te gaan met de nog resterende populatie.
Deelt u de mening dat de zorgplicht van de Flora- en Faunawet niet zo ver moet reiken dat in dit geval de gehele populatie varens in stand moet worden gehouden en dat de zorgplicht een inspanningsverplichting met zich meebrengt om er zorg voor te dragen dat een levensvatbare populatie van de blaasvaren in kwestie in Nederland blijft bestaan?
Slechts een deel van de inmiddels verwijderde varens is elders herplant. Instandhouding van de gehele populatie is dus niet aan de orde. De verplichting tot de instandhouding van een levensvatbare populatie van de blaasvaren komt voort uit de biodiversiteitsdoelstelling: In 2020 zijn voor alle in 1982 in Nederland van nature voorkomende soorten en populaties de condities voor instandhouding duurzaam aanwezig. Die biodiversiteitsdoelstelling zal ook in de nieuwe natuurwetgeving zijn weerslag krijgen.
Acht u het feit dat defensiematerieel op deze wijze zo lang vast komt te staan maatschappelijk, en om operationele redenen, verantwoord?
Het betrof hier 115 niet meer in gebruik zijnde legertrucks. Daarvan resteren er nog twaalf. Na ontvangst van de evaluatie en besluitvorming over de resterende populatie varens (zie mijn antwoord op vraag 4) zullen ook de laatste twaalf trucks kunnen worden weggehaald en is het terrein weer als parkeerplaats zonder beperkingen te gebruiken.
Bent u bereid bij de aanstaande integratie natuurwetgeving deze maatschappelijke idioterie uit de wet te schrappen om herhaling van dit soort absurde situaties te voorkomen?
Zie antwoord vraag 5.
Onderzoeken naar mogelijke misdragingen van oud-rechters en het aanzien van de rechterlijke macht |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
![]() |
Wanneer zal naar verwachting het rijksrecherche-onderzoek naar oud-rechter Westenberg zijn afgerond? Wanneer zal naar verwachting het rijksrecherche-onderzoek naar oud-rechter Kalbfleisch zijn afgerond?1
Het Openbaar Ministerie is doordrongen van de noodzaak deze onderzoeken zo snel mogelijk af te ronden, en heeft mij verzekerd dat zij met voortvarendheid worden uitgevoerd. Uiteraard dient zorgvuldigheid voorop te staan. Ik kan geen prognose geven over wanneer de onderzoeken afgerond zullen zijn.
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat deze onderzoeken zorgvuldig maar ook binnen een redelijke termijn moeten zijn afgerond, gelet op het grote belang van deze zaak en de twijfel die nu gerezen is over de integriteit van (oud)rechters? Wordt er met voldoende mankracht en prioriteit gewerkt aan deze onderzoeken om er voor te zorgen dat deze ook zo spoedig mogelijk als verantwoord is zullen zijn afgerond?
Zie antwoord vraag 1.
Indien uit een van deze onderzoeken blijkt dat zich inderdaad misstanden hebben voorgedaan, is dan uit te sluiten dat deze oud-rechters ook in andere zaken hun ambt hebben misbruikt? Wordt bij enige twijfel hierover direct een nieuw onderzoek hiernaar ingesteld?
Ik wacht de uitkomsten van de onderzoeken af, en speculeer nu niet over een eventueel vervolg. Als daartoe aanleiding bestaat, zal nader onderzoek plaatsvinden.
Deelt u de mening dat maatschappelijke misstanden gemeld moeten worden en dat dit zeker ook geldt voor overtredingen door rechters? Welke bescherming biedt u aan de klokkenluider, de vrouw die destijds als griffier werkzaam was bij de betreffende rechtbank, gelet op de bedreigingen die in haar richting zijn geuit? Hoe gaat u er voor zorgen dat deze klokkenluider op geen enkele wijze schade ondervindt door het melden van deze gebeurtenissen?
Ik acht het van groot belang dat maatschappelijke misstanden bij de bevoegde instanties worden gemeld. Wat betreft bedreigingen aan het adres van de getuige in de onderhavige zaak heeft het Openbaar Ministerie mij gemeld hiervan geen kennis te hebben. Door betrokkene is ook geen aangifte van bedreiging gedaan. Als daartoe aanleiding bestaat zal het nodige worden gedaan om haar veiligheid te beschermen. Voor andere vormen van schade die zij mogelijk zou kunnen ondervinden door haar getuigenis, kan ik slechts verantwoordelijkheid nemen voor zover die aan mijn bevoegdheden raken. Ik zie dergelijke raakvlakken vooralsnog niet.
Deelt u de zorgen over het aanzien van de rechterlijke macht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit tal van onderzoeken blijkt dat het maatschappelijk vertrouwen in de rechtspraak in Nederland groot is. Met de Scandinavische landen behoort het zelfs tot het hoogste in Europa. Dat betekent niet dat de ogen kunnen worden gesloten voor de mogelijke schadelijke gevolgen van – de gelukkig uitzonderlijke – incidenten voor dat vertrouwen. De integriteit van rechters dient immers buiten kijf te staan.
Deelt u de mening dat het vertrouwen in de rechterlijke macht en de rechtsstaat moet worden teruggewonnen en dat daarom moet worden opgetreden tegen rechters die in strijd met de regels handelen, of oud-rechters die in strijd met de regels hebben gehandeld? Zo nee, waarom niet?
Tegen een rechter die handelt in strijd met de regels moet worden opgetreden. De mogelijkheden om disciplinaire maatregelen te nemen tegen rechters zijn thans beperkt tot een schriftelijke waarschuwing en ontslag. Ik stel vast dat in de afgelopen jaren een grotere behoefte is ontstaan, onder meer bij gerechtsbesturen, aan meer mogelijkheden op dit vlak. Inmiddels heeft overleg plaatsgevonden tussen mijn departement, de Raad voor de rechtspraak, en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak over een uitbreiding van het scala aan (disciplinaire) maatregelen. Hiertoe zal wetgeving worden voorbereid, waarin ook andere maatregelen ter handhaving van de integriteit van rechterlijke ambtenaren zullen worden opgenomen.
Zijn de beschikbare sancties en de mogelijkheden rechters te laten ontslaan door de Hoge Raad naar uw mening thans voldoende? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen om de gronden voor ontslag te verruimen en de sancties te verhogen?
Zie antwoord vraag 6.
Is het waar dat de Raad voor de Rechtspraak nog steeds de kosten betaalt van de advocaat van de heer Westenberg? Betaalt de Raad voor de Rechtspraak ook de rechtsbijstand van de heer Kalbfleisch? Zo ja, wat vindt u hiervan?
De Raad voor de rechtspraak draagt de kosten van procedures als een rechter persoonlijk in rechte wordt aangesproken wegens een ambtsverrichting. De Raad heeft destijds besloten om de procedure waarin de heer Westenberg als eiser is betrokken met dergelijke procedures op één lijn te stellen, omdat het belang van de rechtspraak in het geding was. Deze kosten worden nog steeds vergoed. Dit is een hoge uitzondering en dat moet zowel naar de mening van de Raad als naar mijn mening ook zo blijven. De Raad heeft mij laten weten niet de kosten van rechtsbijstand van de heer Kalbfleisch te zullen betalen.
Wat gebeurt er indien een oud-rechter, van wie de kosten voor rechtsbijstand gedragen worden door de Raad voor de Rechtspraak, uiteindelijk in het ongelijk wordt gesteld? Bestaat hiervoor een terugbetaalregeling? Zo nee, waarom niet?
De Raad voor de rechtspraak heeft mij laten weten te zijner tijd, afhankelijk van de omstandigheden, te beslissen of hij de betaalde kosten al dan niet (geheel of gedeeltelijk) terugvordert. Er bestaat daarvoor geen vaste terugbetaalregeling.
Bent u bereid er voor te zorgen dat een oud-rechter, van wie is vast komen te staan dat deze in de fout is gegaan, de kosten van de procedure zelf moet betalen? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
De beslissing omtrent het dragen van kosten van rechtsbijstand, alsmede de beslissing omtrent eventueel terugvorderen, is aan de Raad voor de rechtspraak. Of het wenselijk en mogelijk is om de kosten van de procedure terug te vorderen is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Het bericht dat legertrucks al twee jaar vaststaan door plantjes |
|
Han ten Broeke (VVD), André Bosman (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat legertrucks al twee jaar vaststaan door de aanwezigheid van de zgn. «blaasvaren»?1
Ja.
Klopt dit bericht? Wat is er zo bijzonder aan de blaasvaren?
Het betreft hier twaalf niet meer in gebruik zijnde legertrucks. De blaasvaren is opgenomen in de Rode Lijst Vaatplanten in de categorie «zeer zeldzaam» en «sterk in aantal afgenomen». De blaasvaren valt onder de beschermde soorten van de Flora- en faunawet.
Is het feit dat deze planten onder legertrucks groeien een bewijs dat ze niet zeldzaam zijn, of een bewijs dat de inzet van deze wielvoertuigen zeldzaam is?
Zie antwoord vraag 2.
Wat bent u voornemens te doen om beweging te krijgen in de legertrucks?
Aanvankelijk ging het om 115 niet meer in gebruik zijnde legertrucks waaronder onder meer blaasvarens groeiden. Het ministerie van Defensie heeft voor deze varens een projectplan opgesteld. Op basis hiervan is voor verplanten van de varens een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet verleend. Inmiddels is een deel van de varens verplant en is het merendeel van de legertrucks niet meer op het terrein aanwezig. Met het ministerie van Defensie is de afspraak gemaakt dat, voordat de laatste varens worden verwijderd, eerst het projectplan wordt geëvalueerd. Die evaluatie vindt medio september plaats. Na ontvangst van de evaluatie zal in overleg met het ministerie van Defensie worden besloten hoe om te gaan met de nog resterende populatie. Van belang in dat verband is in hoeverre naar elders verplante varens levensvatbaar zijn gebleken. Daarna zouden de laatste vrachtauto’s kunnen worden weggehaald en is het terrein weer als parkeerplaats te gebruiken zonder beperkingen.
Is er nog meer defensiematerieel dat niet mag worden verplaatst of niet kan worden gebruikt vanwege zeldzame flora en/of fauna?
Nee.
Zijn er andere defensielocaties waar Defensie niets kan ondernemen vanwege zeldzame flora en/of fauna?
Nee.
Syrië |
|
Mariko Peters (GL) |
|
![]() |
Heeft u inmiddels met EU Hoge Vertegenwoordiger Catharine Ashton gesproken over de diplomatieke mogelijkheden van de EU om druk te zetten op de Syrische autoriteiten om meer rechten en vrijheden voor burgers in te voeren en het geweld tegen burgers te staken? Welke acties heeft Ashton toegezegd te zullen nemen? Welke acties heeft zij ondertussen genomen?
Ja, ik heb zowel mondeling als schriftelijk de volgende maatregelen voorgesteld:
De EU heeft in eerste aanleg op 9 mei jl. een wapenembargo en een verbod op de uitvoer van goederen bestemd voor interne repressie ingesteld. Ook heeft de EU besloten tot het instellen van een sanctielijst inhoudende een bevriezing van tegoeden en een reisverbod tegen 13 personen die verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor het gewelddadig optreden van de autoriteiten tegen demonstranten. Tijdens de Raad voor Buitenlandse Zaken d.d. 23 mei jl. is de sanctielijst uitgebreid met onder anderen president Assad. Nederland had zich hiervoor sterk gemaakt. Voorts is besloten dat geen verdere stappen met betrekking tot het sluiten van een Associatie Akkoord met Syrië zullen worden gezet. Ondertekening van de overeenkomst is niet aan de orde. Ook is besloten dat het EU-hulpprogramma nagenoeg geheel (o.a. het European Neighbourhood Policy Instrument) wordt opgeschort. Na de Raad voor Buitenlandse Zaken d.d. 20 juni jl. is de sanctielijst nog verder uitgebreid, ditmaal tevens met vermelding van een aantal economische entiteiten.
De VN-Mensenrechtenraad heeft het optreden van Syrië veroordeeld en opgeroepen tot een «fact-finding»-missie van het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten. Deze wacht nog op het verkrijgen van toegang tot Syrië.
Deelt u de mening dat Turkije als belangrijke handelspartner van Syrië en regionale grootmacht een belangrijke rol kan vervullen bij de beïnvloeding van de Syrische autoriteiten? Bent u bereid met Ashton en uw Europese collega’s de mogelijkheden te bespreken om Turkije te vragen onderhandelingen met de Syrische autoriteiten te starten? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat de inspanningen van de EU en Turkije elkaar in de regio kunnen versterken. Zo riep de Turkse premier Erdoğan het Syrische regime onlangs onder meer op tot onverwijlde democratisering. Gegeven de contacten van Turkije met de Syrische regering, is het van belang waar mogelijk – ook in EU- en VN-verband – gezamenlijk op te trekken. In elk geval blijven de regionale ontwikkelingen in consultaties met de Turkse regering aan de orde komen.
Bent u bereid er bij uw Europese collega’s voor te pleiten de (financiële) steun die Syrië via het European Neighbourhood Policy ontvangt, op te schorten? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid ervoor te pleiten deze middelen ter beschikking te stellen van mensenrechten- en democratiseringsorganisaties?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid bij uw Europese collega’s en collega’s van de Schengenlanden te pleiten voor een reisverbod voor de belangrijkste leden van het Syrische regime, ook als zij reizen met een paspoort afgegeven door de EU of de VS? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid in Europees verband de tegoeden van de familie van Assad en de belangrijkste leden van het regime in Europa te bevriezen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid het Internationaal Strafhof ICC te vragen een onderzoek te starten naar misdaden tegen burgers en betogers begaan door en/of onder verantwoordelijk van president Assad en Maher Assad (leider van de speciale brigade die mogelijk verantwoordelijk is voor veel burgerslachtoffers)? Zo nee, waarom niet?
Het ICC en aanklager zijn onafhankelijk en het is dan ook niet aan NL om aan te dringen op een onderzoek. Syrië is geen partij van de Statuut van Rome en het ICC heeft op dit moment geen rechtsmacht in Syrië. Het ICC kan rechtsmacht uitoefenen indien de Veiligheidsraad de situatie naar het ICC verwijst.
Wat is de door Nederland gewenste uitkomst van de speciale vergadering van de VN Mensenrechtenraad over Syrië, van 29 april? Kunt u de Kamer berichten over de resultaten van de vergadering?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden, gelet op de steeds verder uit de hand lopende situatie in Syrië?
Gegeven de snel opvolgende gebeurtenissen en om u een zo volledig mogelijk beeld te geven, is ervoor gekozen u te antwoorden na het aannemen van aanvullende sancties door de EU.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het Europees Hof van Justitie over de verenigbaarheid van strafbaarstelling van illegaliteit met de, tevens in Nederland te implementeren, Terugkeerrichtlijn?1
Ja.
Op welke wijze zult u gevolg geven aan deze uitspraak?
De uitspraak van het Europese Hof van Justitie betreft een beoordeling van de Italiaanse wet- en regelgeving en geeft geen rechtstreeks oordeel over het Nederlandse voornemen om illegaal verblijf strafbaar te stellen. Vanzelfsprekend zal ik deze uitspraak wel betrekken bij de totstandkoming van voorgenomen wet- en regelgeving.
Is het gevolg van deze uitspraak dat de strafbaarstelling van illegaliteit, die u voornemens bent in te voeren, strijdig is met de Terugkeerrichtlijn? Zo nee, waarom niet?
De uitspraak van het Europese Hof van Justitie betreft een beoordeling van de Italiaanse wet- en regelgeving. Ten aanzien van de uitwerking van het kabinetsvoornemen om te komen tot een strafbaarstelling van illegaal verblijf is op dit moment een wetsvoorstel tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 in voorbereiding. Dat wetsvoorstel zal, na voorafgaande consultatie van de meest betrokken partijen, aan de Afdeling advisering van de Raad van State worden aangeboden. Daarna zal het wetsvoorstel bij Uw Kamer worden ingediend. Het lijkt mij niet opportuun nu reeds op de behandeling van dit wetsvoorstel vooruit te lopen.
Is het gevolg van deze uitspraak dat de door u voorgestelde strafbaarstelling van de overtreding van het inreisverbod (zoals bij de implementatie van de Terugkeerrichtlijn is voorzien, en welk voorstel nu ter voorlichting bij de Raad van State ligt) strijdig is met de Terugkeerrichtlijn? Zo nee, waarom niet?
In het kader van de implementatie van de Terugkeerrichtlijn heeft de Afdeling advisering van de Raad van State op dit moment een aantal door uw Kamer gestelde voorlichtingsvragen2 onder beraad over juist dit onderwerp. Gelet op de gevolgde procedure lijkt het mij verstandig niet op de uitkomsten van dit advies vooruit te lopen.
Deelt u de mening dat uit de uitspraak volgt dat, indien de terugkeer van een uitgeprocedeerde vreemdeling niet binnen de gegeven vertrektermijn is gerealiseerd, dit geen reden mag zijn om de vreemdeling, enkel vanwege zijn illegaal verblijf in Nederland, een gevangenisstraf op te leggen? Zo nee, waarom niet?
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik graag naar mijn antwoord op vraag 3. Ik wil niet op het lopende wetgevingsproces vooruitlopen. Uiteraard zal staande en toekomstige wet- en regelgeving zodanig moeten zijn, dat deze niet in strijd is met Europees recht. Daarmee houd ik terdege rekening.
Deelt u de mening dat derhalve uit de uitspraak volgt dat het opleggen van een gevangenisstraf, enkel op grond van het niet tijdig verlaten van Nederland door een uitgeprocedeerde vreemdeling, strijdig is met Europees recht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat uit de uitspraak ondubbelzinnig volgt dat de Terugkeerrichtlijn slechts tot doel dient om in Europees verband gezamenlijke normen te bepalen voor de terugkeer van vreemdelingen, en dat het opleggen van strafrechtelijke sancties om terugkeer af te dwingen niet in overeenstemming is met dat doel? Volgt daaruit dat Nederland voornemens is de Terugkeerrichtlijn op zo’n wijze te implementeren dat deze strijdig is met Europees recht? Kunt u deze antwoorden toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u dat voorafgaand aan deze uitspraak verscheidene deskundigen op het terrein van Europees recht, de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) en, meer in algemene zin, Europees Commissaris Malmström reeds hebben verklaard dat het strafbaar stellen van de overtreding van het inreisverbod (strafbaar stellen van illegaal verblijf) in het kader van de implementatie van de Terugkeerrichtlijn, niet strookt met die richtlijn? Waarom bent u desondanks blijven volharden in het indienen van een wetsvoorstel dat strijdig is met een Europese richtlijn? Bent u bereid gezaghebbende instanties in dit kader voortaan serieuzer te nemen?
Vanzelfsprekend ben ik bereid gezaghebbende instanties serieus te nemen. Wat uw vraag over het advies van de ACVZ betreft, verwijs ik graag naar de nadere nota naar aanleiding van het verslag waarin ik hierop reeds ben ingegaan. Verder deel ik niet uw mening dat de Europese Commissie zich tegen de strafbaarstelling van het inreisverbod zou hebben uitgesproken. In haar reactie op parlementaire vragen heeft de Europese Commissie, in lijn met hetgeen nu ook door het Hof is geoordeeld, zich uitgesproken tegen strafrechtelijke sancties die de uitvoering van de terugkeerrichtlijn belemmeren, zoals de gevangenisstraf die in de door u genoemde uitspraak aan de orde was.
Hoe beoordeelt u dat de staat al meerdere malen door Europese rechters op de vingers is getikt over nationale vreemdelingrechtelijke regels en voorstellen, mede in het licht van het gedoogakkoord, dat meerdere voorstellen bevat die mogelijk strijdig zijn met bestaande Europese richtlijnen en verdragen? Deelt u de mening dat steeds meer moet worden geconcludeerd dat die voorstellen niet haalbaar zullen blijken te zijn? Kunt u dit toelichten?
Het kabinet acht zich vanzelfsprekend gebonden aan de Europese regelgeving. Uit het regeer- en gedoogakkoord blijkt echter tevens de ambitie om in te zetten op de aanpassing van die Europese regelgeving. In het position paper Nederlandse inzet EU-migratiebeleid heb ik uiteen gezet welke voorstellen met welk verwacht effect ik daartoe zal doen.
Deelt u de mening dat het vanwege de uitspraak van het Europees Hof van Justitie noodzakelijk is om de tweede Nota van Wijziging bij het wetsvoorstel ter implementatie van de Terugkeerrichtlijn in te trekken? Bent u daartoe bereid? Kunt u deze antwoorden toelichten?
Nee. Daarbij verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen 5, 6 en 7.
Illegale houtexport vanuit Madagaskar |
|
Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Zolang het loont blijft Madagaskar kappen»?1
Ja
Hoe beoordeelt u het feit dat er ondanks het verbod op houtexport dat de Madagassische regering vorig jaar instelde er toch nog op grote schaal wordt geëxporteerd naar met name China, waar er bedden van rozenhout van $ 1 miljoen van worden gemaakt?
Het in het bericht genoemde onderzoek van Global Witness en de Environmental Investigation Agency geeft aan dat ondanks een verbod toch houtexport plaatsvindt. Corruptie en zwak bestuur, maar ook andere oorzaken, kunnen ten grondslag liggen aan de illegale export van hout en andere producten uit natuurlijke hulpbronnen in arme landen.
Wat vindt u van de betrokkenheid van het Franse transportbedrijf Delmas, dat ook een Nederlandse vestiging heeft bij de export van illegaal hout?
Het transportbedrijf Delmas heeft in een brief aan de Environmental Investigation Agency (EIA) en Global Witness, beide niet gouvernementele milieuorganisaties, aangegeven zich strikt te willen houden aan de regelgeving door onder meer controle van de aanbieders op de legaliteit van het hout en dubbele controle op de exportvergunning. EIA en Global Witness zijn de opstellers van een rapport uit 2010 over de illegale handel in ebbenhout, rozenhout en palissander.
Kunt u uitsluiten dat Nederland illegaal hout uit Madagaskar heeft geïmporteerd?
Ik kan momenteel niet uitsluiten dat illegaal hout uit Madagaskar op de Nederlandse markt komt. Hout kan immers ook via andere EU Lid-Staten of vanuit andere landen worden geïmporteerd waarna het vrij kan worden verhandeld op de EU interne markt. Ik kan om die reden ook niet achterhalen of meubels of andere producten die met Madagassisch hout zijn gefabriceerd op de Nederlandse markt belanden.
Uit importcijfers blijkt wel dat er geen hout rechtstreeks vanuit Madagaskar in Nederland wordt geïmporteerd.
Overigens staat het bestrijden van de handel in illegaal gekapt hout en houtproducten al sinds het begin van deze eeuw hoog op de agenda van de Europese Unie. Het is namelijk bij uitstek een probleem dat een aanpak op EU-niveau vergt. In mei 2003 presenteerde de Europese Commissie het EU Forest Law Enforcement, Governance and Trade (FLEGT) actieplan. In het actieplan wordt een vernieuwende aanpak uiteengezet voor de bestrijding van illegale houtkap en worden ontwikkelingslanden gesteund in hun streven naar goed bestuur met behulp van de stimulansen die de Europese interne markt in dit verband kan bieden. Inmiddels heeft het actieplan geleid tot twee belangrijke Europeesrechtelijke instrumenten:
Met deze maatregelen hoopt de EU uiteindelijk de handel in illegaal gekapt hout uit te bannen en de productie en oogst van legaal en duurzaam geproduceerd hout te stimuleren.
Kunt u achterhalen of meubels en andere producten die met Madagassisch hout zijn gefabriceerd op de Nederlandse markt zijn beland?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u nagaan of de Bank of Africa middels het geven van leningen betrokken is bij het kappen en exporteren van illegaal hout?
Hoewel het rapport uit 2009 van de EIA en Global Witness aangeeft dat een bijkantoor van de Bank of Afrika in Madagaskar betrokken is bij de financiering van de export van hout, wordt dit niet verder onderbouwd. De grens tussen legaliteit en illegaliteit is niet zo eenvoudig aan te geven. Europese wetgeving op dit gebied is echter in een vergevorderd stadium.
FMO heeft laten weten niet betrokken te zijn bij de financiering van het kappen en exporteren van illegaal hout uit Madagaskar. Voorts past het niet in het beleid van FMO om dit soort praktijken te financieren.
Wat is u oordeel over de suggestie dat door het steunen van de Bank of Africa ook Europese organisaties waaronder de Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) betrokken zijn bij de financiering?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe beoordeelt u de inzet van natuurorganisaties om rozenhout, waar het in de meeste gevallen om gaat, op te nemen in de lijst van verboden hout van CITES, het VN-verband dat de internationale handel in beschermde planten en dieren aan banden probeert te leggen?
De regering van Madagaskar heeft zelf op 10 juni 2010 een aanvraag ingediend bij de Secretaris-Generaal van CITES, Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora, met het verzoek om rozenhout, palissander en ebbenhout op de Appendix III lijst van CITES te plaatsen. In Appendix III staan soorten die op verzoek van een lidstaat op de lijst zijn geplaatst, omdat zij deze nationaal hebben beschermd. Deze lidstaat vraagt daarbij andere partijen om te helpen met de controle en het voorkomen van de illegale handel in die soorten.
Dat ook natuurorganisaties een dergelijk verzoek ondersteunen is een goede zaak.
Uiteraard zal Nederland de handhaving die voortvloeit uit de Appendix III listing volledig uitvoeren. Nederland heeft zich in CITES-kader altijd ingezet voor de opname van houtsoorten op de Appendices. Ik juich het dan ook toe dat Madagaskar deze stap heeft genomen.
Het bericht "Taxi's Schiphol weigeren ritten" |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Taxi’s Schiphol weigeren ritten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het weigeren van zakenpartners en toeristen door taxichauffeurs niet alleen schadelijk is voor het imago van de taxibranche, maar mogelijk ook negatieve consequenties heeft voor onze economie en toeristische sector? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze ritweigeraars geen schade meer aanrichten?
Het weigeren van klanten door taxichauffeurs is ongewenst. Het is klant-onvriendelijk en schaadt het imago van de taxibranche. Mogelijk negatieve (financiële) consequenties voor de economie en toeristische sector zijn mij niet bekend.
Op luchthaven Schiphol controleert de Stichting Taxicontrole Schiphol het gebruik van de taxistandplaats en de kwaliteit van de door de aanbieders geleverde diensten. De (rijks)overheid staat hier geheel buiten. Schiphol is als privaatrechtelijk eigenaar van het luchthavengebied gerechtigd om regels te stellen die gelden voor de gebruikers van de luchthaven, waaronder taxibestuurders.
Naast controle van kwaliteitseisen aan de taxi’s en het gebruik van schone auto’s, ziet de stichting ook toe op klantvriendelijkheid en gastvrijheid. Klanten kunnen bij de coördinator op de standplaats melding doen van ritweigering en/of andere misstanden door chauffeurs. De dienstdoende coördinator maakt van deze meldingen een rapport. Ook maakt de coördinator rapport op van ongewenste zaken en misstanden die hij zelf waar neemt, waaronder ritweigering. Nadat is vastgesteld dat een ritweigering en/of misstand heeft plaatsgevonden bepaalt het management van de stichting welke maatregel(en) genomen worden.
Schiphol heeft het gebruik van de taxistandplaats aanbesteed en concessies verleend aan enkele grote taxiondernemingen. Daarnaast hebben ook een groot aantal individuele chauffeurs een vergunning om als aanvullend vervoerder taxi-diensten op de luchthaven aan te bieden. Op de luchthaven Schiphol zijn in totaal 14 taxistandplaatsen beschikbaar op een door slagbomen afgesloten gebied (taxi opstelstrook). Van de 14 plaatsen zijn 10 plaatsen gereserveerd voor concessionarissen. 4 plaatsen zijn gereserveerd voor aanvullende vervoerders (zelfstandige taxiondernemers).
Indien een ritweigering of andere misstand een concessietaxi betreft, wordt de directie van de onderneming, die de betreffende concessie heeft gekregen, opgedragen de nodige maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen. Indien het een aanvullende taxi betreft, wordt de chauffeur en/of ondernemer van die taxi daarop aangesproken en wordt er zo nodig en sanctie opgelegd. Ook iedere aanvullende taxi is gebonden aan de vastgestelde regelingen. Zie ook http://www.stichtingtaxicontrole.nl.
Daar Schiphol stelt dat er 24 uur per dag een coördinator rondloopt, hoe is het dan toch mogelijk dat dit kennelijk op grote schaal voorkomt? Heeft deze coördinator wel voldoende bevoegdheden om op te treden? Zo ja, waarom gebeurt dit dan niet?
Navraag bij de Stichting Taxi Controle Schiphol maakt duidelijk dat men de beweringen van veelvuldige ritweigering niet herkent. Het weigeren van (korte) ritten door taxichauffeurs op de door middel van slagbomen afgesloten taxistandplaats komt weinig voor. Een coördinator houdt toezicht op het gedrag van taxichauffeurs en hun klanten. Bij de coördinator en/of de Stichting Taxi Controle kunnen klanten melding maken van ritweigeringen. In 2010 is blijkens de ontvangen informatie een marginaal aantal ritweigeringen aangemeld en is door Schiphol in een enkel geval een sanctie opgelegd aan de chauffeur. In bepaalde situaties is een chauffeur overigens gerechtigd een klant te weigeren, zoals bij dronkenschap en agressief gedrag.
Bent u bereid, in overleg met Schiphol en de taxibranche, de functie van de coördinator te verbeteren naar een functie als taxigastheer, welke de bevoegdheid heeft om actief service te verlenen richting klanten en weigerende taxichauffeurs en andere misstanden direct aan te pakken en te rapporteren aan de bevoegde instanties? Zo nee, waarom niet?
4. Nee, zoals in de antwoorden op de vragen 2 en 3 is aangegeven, is de Stichting Taxi Controle Schiphol een onafhankelijke organisatie die tot doel heeft het aanbieden van taxivervoer op de luchthaven Schiphol te controleren op onder andere het nakomen van de gemaakte afspraken, kwaliteit van de dienstverlening en het coördineren van het logistieke proces. Het Rijk kan en wil niet treden in deze louter privaatrechtelijke constellatie.
Bent u bereid met de gemeente Haarlemmermeer in overleg te treden over een nieuwe verordening gebaseerd op de aanstaande taxiwet, waardoor vrije rijders gedwongen worden om in een groep te opereren zodat ze straks bij ritweigering of andere misstanden het risico lopen dat de hele groep de/zijn vergunning voor Schiphol kwijt raakt?
Niet de gemeente Haarlemmermeer, maar luchthaven Schiphol is verantwoordelijk voor het functioneren van de taxistandplaats Schiphol. Met het verlenen van concessies loopt de luchthaven vooruit op de verplichte groepsvorming die onder andere de gemeente Amsterdam, na invoeren van de taxiwet, kan eisen aan taxiondernemers. Voor de concessiehouders geldt al dat bij onvoldoende presteren de concessie niet wordt verlengd (geen gebruik maken van de verlengingsoptie). Bij het (ernstig) in gebreke blijven kan een concessieovereenkomst ook onmiddellijk worden opgezegd.
De gemeente Haarlemmermeer is een van de zeven gemeenten die het model van groepsvorming kan toepassen op het (aanpalende) gemeentelijke grondgebied. Met de zeven gemeenten ben ik in overleg over nieuwe verordeningen op basis van de aanstaande taxiwet.
Kartelafspraken op executieveilingen |
|
Lilian Helder (PVV), Eric Lucassen (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de inhoud van het bericht «Kartelafspraken huizenhandel»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er onderzoek wordt gedaan naar honderden handelaren die door het illegaal sluiten van prijsafspraken vele duizenden huizen ver onder de redelijke prijs hebben bemachtigd?
De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft rapport opgemaakt tegen 15 personen die via executieveilingen handelen in onroerend goed, zoals woonhuizen en bedrijfspanden. De NMa verdenkt hen van kartelafspraken. Deze handelaren kunnen nu reageren op het rapport. Daarna stelt de NMa vast of er sprake is van een overtreding en zo ja, of de NMa een boete oplegt. In het onderzoek is de NMa de namen van enkele honderden handelaren tegengekomen die mogelijk hebben deelgenomen aan de kartelafspraken. De NMa onderneemt later dit jaar stappen tegen de overige handelaren.
Deelt u de mening dat deze handelaren niet alleen de geldverstrekkers maar vooral ook de voormalige eigenaren van de geveilde huizen voor enorme bedragen hebben benadeeld? Hoe groot is de schade voor de gedupeerden?
Als na hoor en wederhoor sprake blijkt te zijn van kartelafspraken, dan komen prijzen op executieveilingen niet tot stand onder normale concurrentie. Dat benadeelt dan huizenverkopers die hun woning noodgedwongen moeten verkopen, doordat zij achterblijven met een onnodig hoge restschuld. Over de exacte schade kan geen betrouwbaar cijfer worden gegeven, omdat niet bekend is wat het verschil is tussen een prijs die tot stand zou zijn gekomen op een veiling zonder afspraken en de prijs die tot stand komt op een veiling met afspraken.
Hoe beoordeelt u het toezicht op deze veilingen?
De notaris houdt als publiek ambtenaar onafhankelijk toezicht op de executieveiling. Zo heeft hij een rol bij de voorbereiding van de veiling, door bijvoorbeeld de veilingvoorwaarden te controleren. De notaris controleert verder of het bieden op de veiling eerlijk verloopt. Tot slot draagt hij zorg voor de levering van het verkochte goed aan de hoogste bieder. Dit betekent dat de notaris in de eerste plaats verantwoordelijk is voor een juist verloop van de executieveiling. Als er aanwijzingen zijn voor onrechtmatigheden, zoals kartelafspraken of strafbare feiten, dan kunnen de NMa of het Openbaar Ministerie worden ingeschakeld. Hiermee is naar mijn mening voldoende toezicht op de executieveilingen.
Welke maatregelen worden er genomen om executieveilingen toegankelijker te maken voor particulieren?
Op een gezamenlijk initiatief van het notariaat, geldgevers en het WEW (de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen, de uitvoerende organisatie van de Nationale Hypotheekgarantie) is een 16-tal regioveilingen ingesteld om te komen tot een verdere regionalisering en professionalisering van de veilingpraktijk. Het WEW heeft in haar voorwaarden opgenomen dat indien sprake is van een executoriale verkoop, de woning uitsluitend mag worden aangeboden via één van deze regioveilingen. Het doel van de regioveiling is de veilingpraktijk transparanter en tevens toegankelijker te maken voor de particulier ,door onder andere publicaties op internet. Doordat de regioveilingen uniforme veilingvoorwaarden hanteren is het de verwachting dat het voor meer particulieren aantrekkelijker wordt om aan een dergelijke veiling deel te nemen.
Tevens is op dit moment een wetsvoorstel in voorbereiding, waarmee het voor particulieren aantrekkelijker moet worden om aan een executieveiling mee te doen. Zo voorziet het wetsvoorstel onder meer in een regeling van veilen via internet. Ook bevat het voorstel enkele voorzieningen die met name de particuliere koper beter moeten beschermen. Ik verwacht dit voorstel kort na het zomerreces bij uw Kamer te kunnen indienen.
Kunt u toezeggen dat de handelaren die zich schuldig hebben gemaakt aan onderlinge prijsafspraken nu kunnen rekenen op controles door de Belastingdienst en vervolging door het Openbaar Ministerie, zodat zij er niet met een lichte boete vanaf komen? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de NMa om onderzoek te doen naar eventuele overtredingen van de Mededingingswet. Volgens de Mededingingswet kan de NMa maximaal een boete van 450 000 euro of, als dat hoger is, 10 procent van de omzet, worden opgelegd bij een geconstateerd kartel. Tegen dit besluit kan beroep worden ingesteld bij de rechter. Blijkt er daarnaast van strafbare feiten, dan kan het Openbaar Ministerie beoordelen of deze feiten strafrechtelijk onderzocht en vervolgd kunnen worden.
Nigeria |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
![]() |
Kent u de berichtgeving uit Nigeria, waaruit blijkt dat een groot aantal geweldsincidenten is uitgebroken na de presidentsverkiezingen? Kunt u een oordeel geven over de actuele situatie in Nigeria?1
Ja, deze berichten zijn mij bekend. Inmiddels is aan de ernstige geweldsuitbarstingen die na bekendmaking van de voorlopige uitslagen van de presidentsverkiezingen op 17 april uitbraken een einde gekomen. Naar schatting van Nigeriaanse NGO’s zijn daarbij tot dusver ongeveer 500 dodelijke slachtoffers te betreuren.
Hoe beoordeelt u het verkiezingsproces en de manier waarop de verliezende kandidaat Buhari heeft gereageerd op zijn verkiezingsnederlaag?
Zowel lokale als internationale verkiezingswaarnemers bestempelden de presidentsverkiezingen in Nigeria als de meest geloofwaardige verkiezingen sinds de hervatting van de democratie in 1999. Oppositiekandidaat Buhari heeft zich niet bereid getoond tot een inhoudsvolle politieke dialoog en heeft nagelaten zijn volgelingen op te roepen om af te zien van geweld. Zijn partij, de Congress for Progressive Change (CPC) is in beroep gegaan tegen de verkiezingsuitslag in 22 van de 36 deelstaten.
Kunt u een inschatting geven van de omvang van de vluchtelingenstroom, die als gevolg van het geweld op gang is gekomen, en de manier waarop deze vluchtelingen worden opgevangen?
Tot nu toe zijn ruim 74 000 mensen door het Nigeriaanse Rode Kruis als ontheemd geregistreerd. De Nigeriaanse overheid, het Rode Kruis en UNICEF zijn betrokken bij de hulpverlening aan en de opvang van slachtoffers.
Klopt de inschatting dat de geweldsincidenten hoofdzakelijk langs religieuze lijnen plaatsvinden, dat met name christenen slachtoffer worden van het geweld en dat kerken worden verbrand? Welke maatregelen worden genomen om dit geweld te beëindigen en de daders van deze gewelddadigheden te berechten?
In eerste instantie was het geweld vooral gericht op christelijke wijken, kerken en woningen van partijgenoten van president Jonathan. De daders waren voornamelijk ongeschoolde moslimjongeren uit de armste gelederen van de samenleving met weinig perspectief op sociaaleconomische vooruitgang. De Nigeriaanse overheid heeft na het uitbreken van het geweld de veiligheidsmaatregelen fors opgevoerd en tijdelijk een avondklok ingesteld in grote delen van Noord-Nigeria. Ook werden de gouverneursverkiezingen op 26 april 2011 in de noordelijke deelstaten Kaduna en Bauchi uitgesteld. Mede hierdoor verliepen de gouverneursverkiezingen relatief rustig. President Jonathan heeft inmiddels een overheidscommissie ingesteld die moet onderzoeken wat de exacte toedracht was en wie verantwoordelijk moet worden gehouden voor deze gewelddadigheden.
Welke initiatieven worden door de internationale gemeenschap ondernomen om beëindiging van dit geweld te bespoedigen? Welke betrokkenheid heeft de Afrikaanse Unie in dit proces?
De internationale gemeenschap en de EU hebben het verkiezingsgeweld veroordeeld. EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton benadrukte in haar verklaringen van 18 en 21 april en 4 mei 2011 het geloofwaardige karakter van het verkiezingsverloop maar veroordeelde tegelijkertijd het geweld. Evenals de EU stuurde de Afrikaanse Unie (AU) een verkiezingswaarnemingsmissie naar Nigeria. In een voorlopige verklaring van de AU op 16 april 2011 werd het positieve verloop van het verkiezingsproces benadrukt en werd opgeroepen om verder geweld te voorkomen. Voor het overige is de betrokkenheid van de AU in dit proces gering.
Het arrest van het Europese Hof van Justitie inzake El Dridi |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat de Terugkeerrichtlijn zich verzet tegen het opleggen van een gevangenisstraf bij illegaal verblijf?1
Ja.
Welke gevolgen heeft deze uitspraak van het Europese Hof van Justitie voor uw voornemen om illegaal verblijf in Nederland strafbaar te stellen?
De uitspraak van het Europese Hof van Justitie betreft een beoordeling van de Italiaanse wet- en regelgeving. Ten aanzien van de uitwerking van het kabinetsvoornemen om te komen tot een strafbaarstelling van illegaal verblijf is op dit moment een wetsvoorstel tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 in voorbereiding, waarbij vanzelfsprekend rekening wordt gehouden met de uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Dat wetsvoorstel zal, na voorafgaande consultatie van de meest betrokken partijen, aan de Afdeling advisering van de Raad van State worden aangeboden. Daarna zal het wetsvoorstel bij Uw Kamer worden ingediend. Ik wil op die behandeling echter thans niet vooruitlopen.
Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de afspraken in het regeer- en gedoogakkoord? Deelt u de mening dat de in het vooruitzicht gestelde maatregelen ter strafrechtelijke bestrijding van illegaliteit met grote waarschijnlijkheid niet zullen voldoen aan de toets der kritiek van de in de jurisprudentie van het Hof van Justitie en het Europees Hof van de Rechten voor de Mens ontwikkelde criteria?
Nee. In het regeerakkoord is expliciet opgenomen dat het kabinet de door Nederland ondertekende verdragen, waaronder het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) zal respecteren. Daarnaast spreekt het voor zich dat toekomstige regelgeving niet in strijd mag zijn met de Europese richtlijnen waaraan Nederland is gebonden.
Bent u bereid om af te zien van het sanctioneren van illegaal verblijf? Zo nee, waarom niet? Bent u dan bereid om het Hof van Justitie een prejudicieel oordeel te vragen over de haalbaarheid van een dergelijk verbod?
Nee. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, is een wetsvoorstel om tot strafbaarstelling van illegaliteit te komen in voorbereiding. Het lijkt mij niet opportuun nu reeds op de behandeling van dit wetsvoorstel vooruit te lopen. Het stellen van prejudiciële vragen is verder niet aan mij. Dat is aan de rechter, indien deze dat van belang acht in een juridische procedure om een vraag over de juiste toepassing van het Europese recht te beantwoorden.