Verlaging van de administratieve lasten bij de inschrijving voor de middelbare school |
|
Metin Çelik (PvdA), Pierre Heijnen (PvdA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «GBA-uittreksel niet nodig voor nieuwe scholieren» op de website van Binnenlands Bestuur?1
Ja.
Deelt u de mening dat ouders door de eis van een GBA-uittreksel onnodig op kosten gejaagd worden en onnodig naar de balie burgerzaken moeten? Zo nee, waarom niet?
De onderwijsregelgeving verplicht scholen slechts in een enkel geval om bij inschrijving van de leerling een uittreksel uit de GBA te verlangen:
Er is één subsidieregeling die voorschrijft dat er zich in de administratie van de school uittreksels van de GBA dienen te bevinden voor de leerlingen waarvoor de subsidie is aangevraagd. Het gaat om subsidie voor de eerste opvang van niet-Nederlandse leerlingen die op 1 april nog geen jaar in Nederland verblijven.
Het voorschrift maakt controle mogelijk door de instellingsaccountant op de rechtmatigheid van de subsidieaanvraag. Ca. 75 vo-scholen maken jaarlijks gebruik van deze regeling, waarbij in totaal 1500 leerlingen zijn betrokken.
Is het beeld correct dat de keus om een GBA-uittreksel te vragen aan de school is en niet aan de gemeente, zoals het artikel lijkt te suggereren?
Ja, waarbij ik opmerk dat voor «school» strikt genomen «het bevoegd gezag« gelezen moet worden en verder voor het niet verzelfstandigde openbaar onderwijs, de gemeente het bevoegd gezag is.
Klopt het dat scholen voor een correcte voering van de leerlingenadministratie niet verplicht zijn om een uittreksel uit de GBA te vragen, maar dat ook gebruik gemaakt mag worden van andere documenten, zoals het geboortebewijs, de zorgpas of een identiteitsbewijs? Hoe heeft u scholen hier tot nu toe op gewezen en wat is het resultaat van deze informatieverstrekking?
Voor de onder punt 2 genoemde subsidieregeling is er de verplichting om voor de leerlingen waar het om gaat, een uittreksel uit de GBA in de administratie te hebben.
Artikel 27b van de WVO schrijft verder voor dat bij inschrijving van een leerling een van overheidswege verstrekt document moet worden getoond dan wel een bewijs van uitschrijving van een andere school indien de gegevens daarop staan, met de volgende gegevens over de leerling: de geslachtsnaam, de voorletters, de geboortedatum, het geslacht en het burgerservicenummer van de leerling.
Deze bepaling dwingt dus niet tot het opvragen van een uittreksel uit de GBA.
Bij de introductie van regelgeving wordt altijd de nodige aandacht besteed aan voorlichting. Daarna moeten er specifieke redenen zijn om de voorlichting rond regelgeving te hervatten.
Uiteraard moet voorkomen worden dat ouders/leerlingen onnodig om een uittreksel uit de GBA worden gevraagd. Het onderzoek suggereert dat dit echter nog veel voorkomt. Als de oorzaak hiervan gelegen is in een verkeerde interpretatie van de regelgeving, is nadere voorlichting in mijn ogen zeker aan de orde. Ik zal daarvoor de communicatiekanalen tussen DUO en de scholen gebruiken.
Hebben scholen gedurende de schoolcarrière nog gegevens van de scholieren nodig die niet op de documenten staan die voldoen voor de leerlingenadministratie? Kunnen scholen deze gegevens op andere wijze verkrijgen, bijvoorbeeld uit de systemen van DUO? Wat zijn hier de knelpunten en hoe wilt u die wegnemen?
Op het diploma van een leerling dient de geboorteplaats van de leerling te worden opgenomen. Er is echter geen verplichting voor een school om de geboorteplaats te verifiëren aan de hand van een GBA-uittreksel. Die geboorteplaats kan aan de ouders of de leerling zelf worden gevraagd.
Er zijn mij geen andere gegevens bekend die gedurende de schoolcarrière van scholieren nodig zijn. Het verkrijgen van dergelijke gegevens uit de systemen van DUO is daarmee niet aan de orde.
Heeft u inzicht in de andere administratieve handelingen waarbij het gebruikelijk is om een uittreksel uit de GBA te vragen? Zo nee, bent u bereid deze situaties met behulp van de NVVB in kaart te brengen? Zo ja, bent u bereid om actief te werken aan de vervanging van deze administratieve last door modernere wijzen van identificatie?
Er is inderdaad, ook buiten het onderwijs, zicht op de andere administratieve handelingen waarbij uittreksels uit de GBA worden gevraagd (voor het onderwijsdomein gaat het naast inschrijvingen om examenaanvragen). In goed overleg met de NVVB zijn deze handelingen in kaart gebracht. In veel gevallen is die uitvraag niet wettelijk verplicht en kunnen de gegevens op andere wijze worden geverifieerd. Met betrokken partijen wordt actief gewerkt aan aanpassing van de werkprocessen zodat het GBA-uittreksel niet meer gevraagd hoeft te worden. Ook wordt onderzocht of de controle bij de onder punt 2 genoemde subsidie met minder administratieve last voor de school (dan het opvragen van uittreksels uit de GBA) kan worden geregeld.
Deelt u de mening dat scholen waar mogelijk gebruik moeten maken van kostenloze en minder belastende manieren gegevens te verkrijgen? Zo ja, bent u bereid scholen te verbieden nog langer een GBA-uittreksel te vragen bij aanmeldingen van nieuwe scholieren?
Ik streef naar lage administratieve lasten voor scholen en burgers. Het is de eigen verantwoordelijkheid van scholen om de door hen gewenste gegevens op de minst belastende manier te verkrijgen. Het verbieden van het vragen van een GBA-uittreksel is in dat licht niet aan de orde.
De productie van windenergie |
|
Jhim van Bemmel (PVV) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Windenergie bespaart geen brandstof»?1
Ja.
Bent u ermee bekend dat de productie van windenergie in pieken plaatsvindt, en dat deze pieken door het systeem van gas- en kolengestookte elektriciteitscentrales moet worden opgevangen? Zo ja, bent u van mening dat het opvangen van windstroompieken het rendement van het elektriciteitsysteem nadelig beïnvloedt? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met het feit dat de elektriciteitssector de pieken veroorzaakt door windenergie moet opvangen. Zoals geantwoord op de gelijkluidende vragen van de leden De Mos en Graus (2009Z25178), neemt het rendement van de elektriciteitsproductie door fossiele centrales in zeer geringe mate af door de noodzaak windenergie in te passen.
Bent u van mening dat er behoefte is aan gedetailleerde praktijkgegevens van de elektriciteitsproductie van de verschillende onderdelen van het Nederlandse systeem, waaruit kan blijken wat het effect van windstroompieken in het Nederlandse productiesysteem is? Zo ja, hoe ernstig dit effect is? Zo nee, kunt u motiveren waarom niet?
De huidige hoeveelheid windenergie wordt zonder problemen opgenomen in het elektriciteitssysteem. Het nadelige effect van windstroompieken op de efficiency van het Nederlandse stroomproductiepark is hooguit 2 tot 3 procent.
Gedetailleerde praktijkgegevens anders dan data die nu geregistreerd worden, acht ik niet nodig. Zie verder antwoord op vraag 2 en 6.
Is het u bekend dat de verhoudingen van wind-, gas- en kolencapaciteit in Nederland nauwelijks verschillen van die in Texas? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?2
De verhoudingen van de wind-, gas en kolencapaciteit (MW) tussen Nederland en Texas zijn weliswaar redelijk vergelijkbaar, maar de elektriciteitsvoorziening van Texas vertoont veel verschil met die van Nederland. Zo is de vraag per huishouden naar elektriciteit tweemaal groter en het opgesteld vermogen driemaal. Daarnaast verschilt de inzet van het productiepark van dat in Nederland: het aandeel kolen is in Nederland 20 %, in Texas 40%. Het aandeel gas 60 resp. 40%. Belangrijke verschillen zijn er ook in de organisatie van de marktordening voor elektriciteit.
Acht u het denkbaar dat de situatie in Texas voorlopig als een blauwdruk voor Nederland kan worden beschouwd en dat de onvermijdelijke pieken in de productie van windenergie ook bij onze elektriciteitscentrales zeer veel extra brandstof kosten? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het niet denkbaar dat deze situatie zich in Nederland kan voordoen. De hoeveelheid gasgestookt vermogen is in Nederland groter dan in Texas. Verder voorziet in Nederland een goed werkende markt in de benodigde flexibiliteit, terwijl in Texas het centrale nutsbedrijf de windinpassing zelf moest verzorgen.
De verplichte inkoop van windenergie door dit centrale nutsbedrijf, bracht het bedrijf er toe een van de oudste eigen kolencentrales terug te regelen. Het rapport onder 2) bevat als aanbevelingen meer gebruik te maken van de flexibiliteit van STEG-eenheden en voorspellingen van windenergie beter te benutten. Voor de Nederlandse situatie hebben deze aanbevelingen geen betekenis: in Nederland is een groot aantal STEG-eenheden reeds betrokken bij het in balans houden van vraag en aanbod en het Nederlandse systeem van programmaverantwoordelijkheid stimuleert het gebruik van adequate voorspellingen van vraag en aanbod.
Bent u bereid de gedetailleerde productiecijfers van het Nederlandse elektriciteitsproductiesysteem op te vragen en opdracht te geven tot een onafhankelijk onderzoek naar het effect van windstroompieken op het totale energieverbruik van het elektriciteitsproductiesysteem in ons land aan de hand van deze detailcijfers? Zo nee, kunt u motiveren waarom niet?
Nee, zie het antwoord op vraag 3. Ik voeg hier aan toe dat de inpassing van wind in het Nederlandse en het Europese elektriciteitssysteem de afgelopen jaren vanuit verschillende invalshoeken is onderzocht. De uitkomsten geven aan dat het Nederlandse productiesysteem de huidige en mogelijk toekomstige windstroom-pieken zonder de geschetste problemen in Texas kan verwerken.
Aangezien de door u gewenste informatie daarmee geen toegevoegde waarde zal hebben, acht ik dit geen zinvolle besteding van (belasting)geld.
Levensgevaarlijke XTC |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Levensgevaarlijke xtc duikt steeds vaker op»?1
Ja.
Wist u dat er gevaarlijke xtc-pillen op de markt waren? Zo ja, wanneer wist u dat en wat heeft u hiertegen gedaan?
Ja, het gebruik van XTC tabletten is nooit zonder risico. De werkzame stof in deze tabletten is MDMA, dat op lijst I van de Opiumwet staat. Het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) onderzoekt en registreert de samenstelling en schadelijkheid van drugs zoals XTC en amfetamine.
De laatste maanden zijn er binnen het DIMS tabletten aangetroffen met een hoge dosering MDMA.
Voor de risico’s die gepaard gaan met het overmatig gebruik van deze tabletten is door de individuele deelnemers van het DIMS gewaarschuwd via de eigen (regionale) kanalen en webpagina’s. Het coördinerend bureau van het DIMS op het Trimbos Instituut heeft in januari 2011 een landelijk persbericht uitgebracht.
Daarnaast is het DIMS op 10 november 2010 door het Nederlands Forensisch Instituut op de hoogte gesteld van het feit dat er tabletten waren aangetroffen die in plaats van MDMA, of in combinatie daarmee, de stof PMMA bevatten. Op 11 november heeft het DIMS via persberichten, websites, Twitter en via de aan het DIMS gelieerde instellingen voor verslavingszorg gewaarschuwd voor het in omloop zijn van deze tabletten. In maart 2011 hebben de Limburgse zorginstelling Mondriaan en het Trimbos-instituut het uitgaanspubliek in de omgeving Sittard-Geleen nogmaals gewaarschuwd voor het feit dat er tabletten in omloop zijn die deze stof bevatten.
Klopt het dat een jongen de dood heeft gevonden na gebruik van deze xtc-pillen? Deelt u de mening dat deze jongen waarschijnlijk niet aan het gebruik van deze xtc-pillen had hoeven te sterven als deze waren gecontroleerd? Zo nee, waarom niet?
Het is inderdaad zo dat het overlijden van een jongeman in verband is gebracht met het gebruik van meerdere tabletten die de stof PMMA bevatten. In het bloed van deze jongeman zijn behalve PMMA ook andere stoffen aangetroffen. Het is daarom niet met zekerheid vast te stellen of deze jongeman alleen ten gevolge van het gebruik van tabletten met PMMA is overleden.
In Limburg kunnen gebruikers van XTC-tabletten bij de op het DIMS aangesloten zorginstelling Mondriaan XTC-tabletten op hun samenstelling laten controleren. Het initiatief daarvoor dient uit te gaan van de gebruiker.
Bent u bereid om controle van xtc-pillen en andere partydrugs in het uitgaansleven landelijk in te voeren om herhaling van wat in Zuid-Limburg is gebeurd te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, zoals in de beantwoording van vraag 2 is aangegeven voorziet het DIMS al in de mogelijkheid de samenstelling en schadelijkheid van tabletten en poeders te laten controleren. Er zijn indicaties dat de recente overlijdensgevallen ten gevolge van het gebruik van XTC tabletten met elkaar gemeen hebben dat er sprake is geweest van het gebruik van een grote hoeveelheid tabletten, in combinatie met andere middelen.
Heeft u beleid ontwikkeld ten aanzien van de controle van partydrugs? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2. Het DIMS geeft ook informatie over de samenstelling en schadelijkheid van XTC-tabletten en andere drugs. Wanneer middelen worden aangetroffen die een extra risico voor de gezondheid van de gebruiker met zich meebrengen wordt daarvoor gewaarschuwd via het Red Alert protocol. Incidenten die een relatie hebben met het gebruik van partydrugs worden gemonitord via een bij het DIMS ondergebrachte incidentenmonitor.
De vetrekpremie van David Montgomery |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Mecom geeft «Monty» € 2,7 miljoen meer»?1
De bezoldiging van bestuurders en de keuze om te reorganiseren is primair een zaak van individuele ondernemingen. Van belang is verder dat de Mecom Group (hierna: Mecom) een beursgenoteerde vennootschap (plc) naar Engels recht is. De aandeelhouders van Mecom zijn de aangewezen partijen om in te grijpen indien zij het niet eens zijn met de gang van zaken bij Mecom. Bovendien beschikken zij als aandeelhouders ook over de rechtsmiddelen hiervoor.
Zoals gemeld in antwoord op eerdere kamervragen2 heeft de uitgeversbranche te maken met grote veranderingen. Veel uitgeverijen zien zich genoodzaakt anders te gaan werken, onder andere als gevolg van de opkomst van nieuwe (digitale) media. Dit gaat regelmatig gepaard met andere (strategische) keuzes en reorganisaties. Navraag leert dat er geen grootschalige reorganisatie (met vele ontslagen tot gevolg) gaande of gepland is bij krantenuitgeverij Koninklijke Wegener (hierna: Wegener), een dochtermaatschappij van Mecom. Reorganisaties en de gevolgen hiervan voor het personeel zijn een aangelegenheid tussen het bestuur, de vakbonden en de ondernemingsraad. Vaak wordt een sociaal plan afgesloten. Ook bij Wegener geldt een sociaal plan voor werknemers die vanwege een reorganisatie worden ontslagen.
Hoe ziet u de vertrekpremie van de topman van Mecom in relatie tot het verlies bij Mecom en Koninklijke Wegener en dientengevolge vele ontslagen bij krantenuitgeverij Koninklijke Wegener?
Zie antwoord vraag 1.
Over welke mogelijkheden beschikt u om het beloningsbeleid bij een buitenlandse investeringsmaatschappij aan te pakken? Welke acties gaat u omtrent dit specifieke geval ondernemen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe ziet u de vertrekpremie van oud-topman Munsterman bij Koninklijke Wegener? Welke acties heeft u daarbij genomen?
Het is in de eerste plaats aan Wegener zelf om invulling te geven aan zijn remuneratiebeleid. Daarbij is van belang dat rekening wordt gehouden met het in Nederland bestaande systeem van checks en balances, dat er op gericht is dat de belangen van alle bij de vennootschap betrokken partijen zorgvuldig worden afgewogen. Waar het het beloningsbeleid betreft is de Nederlandse corporate governance code van belang (hierna: de Code). Aangezien Wegener een beursgenoteerde vennootschap is, is de Code op dit bedrijf van toepassing.
In de Code is bepaald dat de raad van commissarissen de bezoldiging van de individuele bestuurders vaststelt, op voorstel van de uit zijn midden benoemde remuneratiecommissie. Deze beloning dient te passen binnen het door de algemene vergadering van aandeelhouders vastgestelde bezoldigingsbeleid. De wijze waarop het remuneratiebeleid bij Wegener wordt bepaald, is in lijn met de Code, aldus het jaarverslag3.
Best practice II.2.8 van de Code bepaalt voorts dat de vergoeding bij ontslag in beginsel maximaal eenmaal het vaste deel van het jaarsalaris bedraagt. Indien dit voor een bestuurder die in zijn eerste benoemingstermijn wordt ontslagen kennelijk onredelijk is, bijvoorbeeld wanneer hij voorafgaand aan zijn bestuursfunctie een lange arbeidsrelatie met de vennootschap heeft gehad, komt deze bestuurder in dat geval in aanmerking voor een ontslagvergoeding van maximaal tweemaal het jaarsalaris. Nadat jaarrekening en jaarverslag over 2010 zijn gepubliceerd, is met zekerheid vast te stellen of op dit punt is afgeweken van de Code. Wel is bekend dat de heer Munsterman ruim veertig jaar in dienst was bij Wegener.
Ten overvloede zij opgemerkt dat Wegener gemotiveerd kan afwijken van de Code. De Code is immers gebaseerd op het comply-or-explain principe. Indien Wegener afwijkt van de Nederlandse Code, moet hierover verantwoording worden afgelegd in het jaarverslag. Het is aan de aandeelhouders om het bestuur en de raad van commissarissen over de naleving van de Code ter verantwoording te roepen.
Hoe ziet u de ontwikkelingen van dalende inkomsten en de gevolgen daarvan voor de landelijke dagbladen?
De dalende inkomsten hebben twee hoofdoorzaken. Enerzijds zijn de advertentieomzetten sterk teruggelopen sinds de aanvang van de economische crisis. Tevens nemen advertentie-inkomsten structureel af vanwege andere keuzes die adverteerders maken om de consument te volgen. Met andere woorden, de consument verkiest in steeds grotere getale andere media, adverteerders plaatsen hun commerciële boodschappen daar dan ook.
Anderzijds staan de inkomsten uit oplage onder druk door de opkomst van gratis alternatieven (waaronder nieuwsvoorzieningen op het internet).
Zo liepen bij Wegener de advertentieopbrengsten van de betaalde dagbladen in 2010 met 8% terug en daalde de oplage met 2%.4
Voor het aantrekken van de advertentieopbrengsten is het economische herstel, met name op de binnenlandse markt, belangrijk. De opkomst van alternatieven voor de betaalde dagbladen betekent dat er meer concurrentie plaatsvindt op prijs en kwaliteit. Door innovaties als nieuwe formaten en sterk opgevoerde marketinginspanningen, groeiden bijvoorbeeld de oplagen van landelijke dagbladen als NRC.next, Trouw en de Volkskrant in het laatste kwartaal van 2010.5 Bij Wegener steeg in 2010 het aantal bezoekers op de digitale nieuwssites van dagbladen en werd in dit segment een hogere omzet gerealiseerd.
Het in dienst nemen van oudere politieagenten |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Politie moet minder streng zijn voor oudere sollicitant»1 en kent u de rapportage «Politietop», over waardering, respect en gezag bij de politie?
Ja.
Wordt er op dit moment al onderscheid gemaakt ten aanzien van de fysieke eisen die aan oudere dan wel jongere politieagenten worden gesteld? Zo ja, welke verschillen worden er gemaakt en door welke korpsen?
Momenteel wordt er geen onderscheid gemaakt ten aanzien van de fysieke eisen die aan oudere dan wel jongere politieagenten gesteld worden.
Deelt u de aanbeveling uit het genoemde rapport om de gemiddelde leeftijd van politiemensen op straat te verhogen omdat «politiemensen met meer ervaring stralen haast vanzelf meer gezag uit[stralen] en van burgers meer respect en waardering» krijgen? Zo ja, hoe gaat u aan de aanbeveling tegemoet komen? Zo nee, waarom niet?
Het werk van de politie op straat is vaak uitdagend en moeilijk. Het streven is dat alle politiemedewerkers, ongeacht leeftijd of ervaring, gezag uitstralen en hierdoor respect en waardering krijgen van de burger. Samen met de RKC en de Politieacademie werk ik aan het programma- en actieplan «versterking professionele weerbaarheid»; onderdeel van dit programma is het versterken van de veerkracht, vakmanschap en het gezag van politieambtenaren.
Deelt u de mening dat er tijdens sollicitaties verschil dient te worden gemaakt in de eisen ten aanzien van de fysieke conditie als het om jonge en oudere kandidaten gaat? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom moeten oudere agenten aan dezelfde fysieke eisen voldoen dan hun jongere collega’s?
Onderdeel van de selectieprocedure bij de politie is het fysiek motorisch onderzoek. De Politieacademie heeft de beschikbare data met betrekking tot de gemeten tijden voor het fysiek motorisch onderzoek geanalyseerd. Deze analyse is gemaakt om te komen tot leeftijdsdifferentiatie met betrekking tot de normtijden voor het fysiek motorisch onderzoek. De uitkomst van het onderzoek worden naar verwachting eind mei besproken met de vakbonden. Doelstelling is om de nieuwe normtijden voor het fysiek motorisch onderzoek rond de zomer in te voeren.
Bent u bekend met de plannen van het politiekorps Amsterdam Amstelland om verschillende fysieke eisen voor oudere en jongere agenten te gaan stellen? Zo ja, wat houden die plannen in? Bent u bereid zich in te zetten voor verdere verspreiding van die plannen?
Het korps Amsterdam-Amstelland heeft aangegeven geen eigen plannen te hebben om verschillende fysieke eisen te gaan stellen voor oudere en jongere agenten.
Deelt u de mening dat, ook al is het kabinet voornemens positieve discriminatie voor groepen op de arbeidsmarkt af te schaffen, er tenminste belemmeringen voor oudere kandidaat politieagenten moeten worden weggenomen? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Doelstelling is om in de selectieprocedure zal, zoals aangegeven bij vraag 4, voor het fysiek motorisch onderzoek leeftijdsdifferentiatie toe te passen. Met betrekking tot de overige onderdelen van de selectieprocedure zie ik geen belemmeringen voor oudere kandidaten. De overige onderdelen van de selectieprocedure, en eisen die gesteld worden aan kandidaten, zijn dan ook voor een ieder gelijk.
De bewering dat in Afghanistan producten met kinder -en slavenarbeid worden gebruikt in NAVO-projecten |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Bent u bekend met het artikel «In Afghan Kilns, a Cycle of Debt and Servitude»1 over kinder- en slavenarbeid in baksteenfabrieken in Afghanistan, waarvan de bakstenen volgens lokale eigenaren en hun agenten «routinematig» worden gebruikt in NAVO-projecten?»
Ja.
Kunt u opheldering verschaffen of deze aantijgingen tegen de NAVO waar zijn?
Van de NAVO is vernomen dat ISAF nadrukkelijk controleert op welke wijze ISAF fondsen worden uitgegeven. Bij de uitvoering van het werk wordt erop gelet of er sprake is van kinderarbeid. Van uitvoerders kan de NAVO met redelijke zekerheid aangeven dat deze geen kinderen in dienst hebben. De NAVO voert een zero tolerance beleid wanneer kinderarbeid wordt geconstateerd.
Zo is in de huidige contracten van de ISAF/NAVO opgenomen dat uitvoerders geen gebruik mogen maken van kinderarbeid. Indien dit toch wordt geconstateerd, dan wordt het contract per direct ontbonden en draait de uitvoerder op voor de gemaakte schade.
In oudere contracten is de kinderarbeidclausule nog niet opgenomen. als er sprake blijkt te zijn van kinderarbeid wordt met de uitvoerder gesproken en geprobeerd het bestaande contract door het nieuwe te vervangen. Als dat laatste niet lukt en de uitvoerder blijft volharden in het gebruik van kinderarbeid, dan wordt het contract ontbonden.
Bent u bereid deze kwestie en andere mogelijke leveringen aan de NAVO van producten van kinder- en slavenarbeid bij de NAVO en de internationale coalitie onder de aandacht te brengen en indien nodig aan te dringen op maatregelen daartegen?
Nederland hecht veel waarde aan de uitbanning van kinderarbeid. Zie ook beantwoording vraag 4. Het onderwerp heeft reeds de aandacht van de NAVO en Nederland heeft deze kwestie besproken met het kantoor van de civiele vertegenwoordiger van de NAVO in Kabul.
Onderneemt de Nederlandse regering zelf activiteiten om kinder- en slavenarbeid in Afghanistan te bestrijden, onder meer waar het gaat om leveringen van met kinder- en slavenarbeid gemaakte producten aan de NAVO en de internationale coalitie? Zo ja, welke activiteiten, op terreinen als hulp voor rehabilitatie, effectieve controle, politiek overleg enzovoort, zijn dit? Zo nee, bent u bereid om dergelijke activiteiten tegen kinder- en slavenarbeid in Afghanistan te ondernemen?
De regering blijft zich sterk maken voor de ratificatie en tenuitvoerlegging van de vier fundamentele arbeidsnormen van de ILO, waaronder het verbod op kinderarbeid. De regering ziet het als haar taak het onderwerp aan te kaarten bij bilaterale bezoeken en in multilateraal verband aan te dringen op ratificatie en implementatie van internationale mensenrechteninstrumenten. Het verbieden van kinderarbeid moet deel uitmaken van een integrale strategie die korte- en lange termijnoorzaken tegelijkertijd aanpakt. Over de Nederlandse inzet tegen kinderarbeid ontving de Kamer in april 2010 een brief.2
In Afghanistan heeft Nederland de «Afghanistan Independent Human Rights Commission» (AIHRC) ondersteund. De AIHRC richt zich ook op kinderrechten (AIHRC «Child Protection Unit»). In Uruzgan heeft het «Dutch Consortium Uruzgan» (DCU) zich ook ingezet voor kinderrechten. Er zijn trainingen over kinderrechten en kinderbescherming gegeven aan leerkrachten, politieagenten en andere overheidsfunctionarissen. Tevens zijn bewustwordingscampagnes opgezet die de dorpsoudsten en de bevolking informeren over het belang van onderwijs, kinderbescherming en kinderrechten. Ook is een centrum voor straatkinderen en werkende kinderen opgericht waar kinderen een beroepsopleiding kunnen volgen en wordt de toegang van straatkinderen en werkende kinderen tot gewone scholen verbeterd.
Daarnaast heeft Nederland onderwijsprogramma’s en werkgelegenheidsprogramma’s (inclusief kleine microkredieten) in Uruzgan gefinancierd. Bij de onderwijsprogramma’s was er ook aandacht voor informeel onderwijs op huislocaties voor kinderen die buiten het formele onderwijs waren gevallen (de zogenoemde «accelerated learning classes»).
Hoe gaat de Nederlandse regering toezien en indien nodig voorkomen dat er leveranties van producten gemaakt met kinder- en slavenarbeid plaatsvinden aan de Nederlandse missie in Kunduz?
In contracten met uitvoerders zal een clausule opgenomen worden over kinderarbeid.
Bent u bekend met het rapport «An Overview on Situation of Child Labour in Afghanistan» van de «Afghanistan Independent Human Rights Commission»2 uit 2006 en informatie van onder meer Unicef over omvangrijke kinderarbeid in onder andere de straatverkoop, het weven van tapijten, het maken van schoenen en het repareren van auto’s?
Ja.
Wat is de meest recente stand van zaken met betrekking tot de deelname aan basisonderwijs van jongens en meisjes in Afghanistan? Wat zijn de meest recente cijfers op het gebied van kinderarbeid?
Momenteel zijn ongeveer 7 miljoen Afghaanse kinderen ingeschreven op school, van wie 37% meisjes. Van alle Afghaanse kinderen in de schoolgaande leeftijd betreft dit pas 58%. 42% van de Afghaanse kinderen, met name meisjes, gaat niet naar school. Daarnaast is ongeveer 15%, bijna een miljoen, van de ingeschreven leerlingen permanent afwezig (bron: Interim Plan van het Ministerie van Onderwijs van februari 2011, blz 6).
Volgens gegevens van UNICEF verricht omstreeks 25% van de Afghaanse kinderen onder de 14 jaar kinderarbeid. Het is volgens UNICEF echter bijzonder lastig om betrouwbare cijfers te achterhalen.
Is het u bekend of de aanbevelingen in het in vraag 6 genoemde rapport op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, wetgeving en bescherming van kinderen een vervolg hebben gekregen middels concrete projecten en programma’s? Bent u bereid de regering van Afghanistan daarover om informatie te vragen en zo nodig aan te bieden om te helpen deze aanbevelingen uit te voeren?
De afgelopen jaren heeft de Afghaanse regering reeds enkele positieve stappen gezet. Het onderwijs is sterk verbeterd; in 2001 waren er minder dan 1 miljoen kinderen ingeschreven, nu zijn dat er circa 7 miljoen. Onder het Taliban bewind gingen ongeveer 5 000 meisjes naar school, dat zijn er nu 2.4 miljoen4. Er zijn «vocational training» programma’s voor kinderen opgezet in de stedelijke gebieden. Medio 2009 heeft de regering het eerste rapport onder het kinderrechtenverdrag gepubliceerd. Dit rapport vormt het raamwerk voor verdere activiteiten op het gebied van kinderrechten. In april 2010 heeft Afghanistan het ILO verdrag tegen de ergste vormen van kinderarbeid en het ILO verdrag dat de minimum leeftijd voor werk vastlegt, geratificeerd. Er is echter nog veel werk te verzetten ondermeer op het gebied van de informele sector, monitoring en de regulering van werkplaatsen en mechanismen op gemeenschapsniveau.
De laatste jaren is er meer aandacht van de kant van VN-organisaties, NGO’s en donoren. ILO en UNICEF zijn leidend. UNICEF heeft eind 2010 aangegeven de Afghaanse regering ondersteuning te verlenen bij het opstellen van de «comprehensive Child Act». UNAMA en AIHRC zijn in overleg over de verdere implementatie van de aanbevelingen uit het rapport van AIHRC.
Nederland stelt in internationaal en EU verband herhaaldelijk mensenrechten(kwesties) en het belang om kinderarbeid uit te bannen aan de orde in de politieke (mensenrechten)dialoog met de Afghaanse regering. Zie ook beantwoording van vraag 4.
Het afblazen van een voorgenomen proef met verbeterd spreekrecht |
|
|
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich de antwoorden op de vragen over een proef met verbeterd spreekrecht in aparte strafmaatzittingen?1
Ja.
Heeft u zelf contact gehad met de rechtbank Amsterdam over dit onderwerp? Zo nee, waarom niet?
Ten behoeve van de beantwoording van uw eerdere vragen heb ik zelf contact gehad met de rechtbank Amsterdam. De Raad voor de rechtspraak heeft mij bericht dat geen sprake is van een proef zoals door vragensteller bedoeld.
Is er in het kader van de voorbereiding van deze proef onderzoek gedaan door de rechtbank Amsterdam naar de juridische implicaties van aparte strafmaatzittingen? Zo ja, zijn de resultaten inmiddels bekend en wat is de uitkomst?
Zoals ik u in de beantwoording van uw eerdere vragen heb gemeld is op dit moment geen sprake van een proef, noch van een concreet voornemen daartoe.
Het is op dit moment dus voorbarig om te spreken van een concrete proef. Wel heeft de Raad voor de Rechtspraak mij inmiddels laten weten dat de betreffende rechtbank een vooronderzoek doet om te kijken of en hoe een aparte strafmaatzitting (onder de huidige wetgeving) in de praktijk is vorm te geven. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de juridische en financiële aspecten. De verwachting is dat dit vooronderzoek voor de zomer zal zijn afgerond.
Is de proef onderwerp van gesprek geweest, al dan niet in beslotenheid, met advocaten, rechters en officieren van justitie? Zo ja, wat is de uitkomst?
In het kader van dit vooronderzoek wordt (uiteraard) ook met rechters gesproken en met belangrijke externe partijen als advocatuur en OM. De rechtbank acht het van belang te luisteren naar wat er in de samenleving speelt. Die gesprekken dienen primair ter gedachtevorming.
Heeft u, voordat u tot uw oordeel kwam dat het uitoefen van spreekrecht tijdens aparte strafmaatzittingen niet leidt tot een betere positie van slachtoffers, de mening gevraagd van de (organisaties van) slachtoffers en nabestaanden zelf? Zo nee, waarom niet? Waarop baseert u uw mening dat het geen verbetering is?
Ik voer periodiek overleg met de organisaties van slachtoffers en nabestaanden. De wens die binnen deze organisaties leeft om het spreekrecht inhoudelijk uit te breiden is mij bekend. Ik sta, zoals eerder gezegd, positief ten opzichte van een uitbreiding van het spreekrecht. Ik streef er naar voor de zomer met een conceptwetsvoorstel te komen waarover de genoemde organisaties zich ook kunnen uitlaten. Ik teken echter aan dat met de invoering van de Wet versterking positie slachtoffers in het strafproces de keuze is bevestigd dat het slachtoffer procesdeelnemer blijft en geen procespartijwordt. Introductie van strafmaatzittingen noopt tot een ingrijpende herinrichting van het onderzoek op de terechtzitting met aanzienlijke consequenties voor de planning van de zittingen en de zittingscapaciteit. Los daarvan ben ik voorshands niet overtuigd van de meerwaarde van een splitsing tussen de feitelijke behandeling van een zaak en een strafmaatzitting, die ertoe zou leiden dat de emotionele belasting van het slachtoffer of de nabestaanden wordt verminderd. Ik zie met belangstelling uit naar de resultaten van het vooronderzoek in Amsterdam op dit punt.
Bent u bereid alsnog uw steun te verlenen aan een proef met aparte strafmaatzittingen waarbij de mogelijkheden van verbeterd spreekrecht kunnen worden onderzocht?
Zie antwoord vraag 5.
De Europese markt voor diensten |
|
Sharon Dijksma (PvdA), Nebahat Albayrak (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Is het waar dat de Nederlandse regering op 18 maart 2011. samen met acht andere landen een brief heeft gestuurd aan de Europese Commissie waarin onder meer wordt gepleit voor meer openheid op de Europese dienstenmarkt? Zo ja, bent u bereid zo spoedig mogelijk een afschrift van deze brief aan de Tweede Kamer te doen toekomen?1
Ja. Een afschrift is bijgevoegd.2
Indien deze brief inderdaad bestaat, klopt het dan dat daarin onder meer het volgende over de Europese dienstenmarkt staat geformuleerd: «We must do for services markets what we have done for markets in goods – removing the restrictions that hinder access and competition»?
Ja.
Kunt u aangeven wat de inzet van de Nederlandse regering is op het gebied van het wegnemen van belemmeringen op de dienstenmarkt? Kunt u daarbij in het bijzonder aangeven hoe de formulering van uw brief van 8 maart 2011 over de dienstenrichtlijn «Onze ambitie stopt dan ook niet bij de implementatie van de huidige dienstenrichtlijn» zich verhoudt tot de formulering in diezelfde brief dat «Uit de toekomstige evaluatie van de richtlijn (2011–2012) zal moeten blijken in welke mate de doelstellingen zijn gerealiseerd en welke maatregelen verder nodig zijn om de interne markt voor diensten daadwerkelijk te verwezenlijken.»? Kunt u daarbij aangeven of u de huidige dienstenrichtlijn wilt handhaven dan wel wilt aanpassen en waaruit deze aanpassingen volgens u zouden moeten bestaan?2
Zoals in een tweetal brieven van 8 maart 2011 (Kamerstuk 21 501-30 nr. 252 en Kamerstuk 22 112, nr. 1148) is verwoord, is de inzet van het Nederlandse kabinet gericht op het daadwerkelijk verwezenlijken van de interne markt voor diensten. Een goed functionerende dienstenmarkt is van cruciaal belang voor economische groei en werkgelegenheid in Nederland en Europa. Mede dankzij de huidige dienstenrichtlijn zijn inmiddels goede resultaten geboekt, omdat de implementatie van deze richtlijn heeft bijgedragen aan het wegnemen van vele belemmeringen op de dienstenmarkt. De implementatie moet dan ook zo spoedig mogelijk in alle lidstaten zijn voltooid. Echter, daarmee is de interne markt voor diensten in de Europese Unie nog niet af. Waar in sectoren nog sprake is van ongerechtvaardigde en disproportionele belemmeringen voor het vrije verkeer van diensten, moeten deze worden opgeruimd.
Om te kunnen nagaan of de dienstenrichtlijn effectief is, voorziet de richtlijn onder meer in een evaluatie van de werking ervan. Uiterlijk voor eind 2011 moet de Commissie voor de eerste keer (en vervolgens om de 3 jaar) een uitgebreid verslag indienen bij het Europese Parlement en de Raad over de toepassing van deze richtlijn. Mede op grond van de ervaringen met de toepassing en werking van de richtlijn in de praktijk in de komende jaren, zal moeten worden bezien of de huidige richtlijn goed werkt en op welke punten aanpassingen nodig zijn.
Van belang voor de verdere voltooiing van de dienstenmarkt is voorts dat de huidige richtlijn ook een herzieningsclausule bevat. De dienstenrichtlijn geldt voor een grote verscheidenheid aan diensten, maar er zijn ook diverse sectoren van de werking uitgezonderd. Daarom is in de richtlijn bepaald dat de Commissie bij de evaluatie tevens zal nagegaan of aanvullende maatregelen nodig zijn voor o.a. sectoren die thans van de werkingssfeer van de richtlijn zijn uitgesloten. Het verslag van de Commissie gaat in voorkomend geval vergezeld van voorstellen tot wijziging van de richtlijn, teneinde de interne markt voor diensten te voltooien.
Kunt u in het bijzonder aangeven of u het land-van-oorsprongbeginsel, zoals dit in het oorspronkelijke voorstel van toenmalig Eurocommisaris Bolkestein stond, nog steeds «opnieuw op tafel» wilt leggen en of dit beginsel nog steeds «richtinggevend» is voor het kabinet in de verdere discussie over de Europese dienstenmarkt, zoals u aangaf in het Kamerdebat over de Europese Top van 3 februari 2011?3
Het land-van-oorsprongbeginsel maakt geen deel uit van de huidige dienstenrichtlijn, die voor het kabinet het uitgangspunt is voor de verdere versterking van de interne markt voor diensten. Genoemd beginsel is dan ook niet aan de orde.
Kunt u tot slot garanderen dat er, met de aanpassingen die u beoogt nooit een juridische basis zal komen om werknemers in Nederland onder het Nederlandse wettelijke minimumloon te laten werken? Kunt u tevens garanderen dat er nooit een juridische basis zal komen om Nederlandse regelgeving over arbeidsomstandigheden en arbeidstijden te ontduiken?
Zoals ook reeds opgemerkt in bovengenoemde brief van 8 maart 2011, vallen onderwerpen als arbeidsrecht, arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en het minimumloon uitdrukkelijk niet onder de werking van de richtlijn. Dit geldt ook voor arbeidstijden. De dienstenrichtlijn gaat immers over dienstverleners en niet over werknemers die in dienstverband te werk zijn gesteld.
Mogelijke toekomstige aanpassingen in de dienstenrichtlijn zullen dan ook geen juridische basis kunnen vormen voor het onder het Nederlandse wettelijke minimumloon laten werken van werknemers, of een juridische basis bieden om Nederlandse regelgeving over arbeidsomstandigheden en arbeidstijden te ontduiken.
De doorgifte van financiële data van Europese burgers van de Verenigde Staten |
|
Gerard Schouw (D66), Wouter Koolmees (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel «Bankgegevens via Nederland»?1
Ja.
Bent u van mening dat met de inwerkingtreding van het EU-US TFTP Agreement bilaterale doorgifte van financiële data niet meer mogelijk is?2
Voor zover uw vraag doelt op SWIFT-data, is dat inderdaad niet mogelijk. Dat volgt uit het akkoord tussen de EU en de VS genoemd in vraag 2.
Zo ja, kunt u toelichten op welke rechtsgrondslag dit is gebaseerd?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de Kamer informeren of er sinds de inwerkingtreding van de EU-US TFTP Agreement enige bilaterale doorgifte van SWIFT-gegevens heeft plaatsgevonden tussen Nederland en de Verenigde Staten? Zo ja, is de Europese-Commissie daarvan op de hoogte gesteld?
Er heeft geen bilaterale doorgifte van SWIFT-data plaatsgevonden tussen Nederland en de Verenigde Staten.
Het regelen van spreekrecht voor ouders in strafzaken |
|
|
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat de ouders in de Amsterdamse kinderpornozaak geen gebruik kunnen maken van spreekrecht in de strafzaak tegen de verdachten? Zo ja, deelt u de mening dat dit onaanvaardbaar is?
In de huidige wetgeving is bepaald dat alleen slachtoffers die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel hebben ondervonden op de terechtzitting een verklaring kunnen afleggen over de gevolgen die het strafbare feit bij hen teweeg hebben gebracht (artikel 51a lid 1 juncto artikel 51e lid 1 WvSv). In de zaken tegen Robert M. en Richard van O. heeft de rechtbank echter aangegeven de uitoefening van het spreekrecht door ouders van slachtoffers tijdens een volgende pro forma zitting nog uitgebreid te willen bespreken, waarbij het OM, de verdediging en de advocaten die namens de ouders optreden hun standpunt kunnen toelichten. Verwacht kan worden dat de rechtbank tijdens een pro forma zitting twee weken ná deze bespreking hierover een uitspraak zal doen. Ik wijs erop dat de ouders die dat wensen in ieder geval een schriftelijke slachtofferverklaring in het dossier kunnen doen voegen en bovendien een eventuele vordering van de benadeelde partij (het slachtoffer) met betrekking tot immateriële schade van hun kind op de terechtzitting kunnen toelichten. Het is dus niet zo dat de rechter en de verdachte geen kennis kunnen krijgen van hun opvatting.
Ik geef hoge prioriteit aan het versterken van de positie van slachtoffers in het strafproces. Op dit moment heb ik een wetsvoorstel in voorbereiding waarmee het spreekrecht wordt uitgebreid, ook voor wat betreft het toestaan van vertegenwoordiging van zeer jonge slachtoffers. Het is aan de ouders van jonge slachtoffers en de samenleving als geheel, naar mijn stellig oordeel, niet goed uit te leggen waarom de impact die een dergelijk delict op een gezin heeft, niet ter zitting zou kunnen worden verklaard. Ik verwijs u tevens naar het antwoord op de vragen 2 en 3.
Waarom is er nog geen uitvoering gegeven aan de al in 2009 door de Tweede Kamer aangenomen motie, waarin wordt gevraagd om de kring van personen aan wie het spreekrecht voor slachtoffers toekomt uit te breiden met de wettelijke vertegenwoordigers van slachtoffers?1
In 2009 en 2010 is het spreekrecht geëvalueerd. In oktober 2010 heb ik u over de uitkomsten van dit onderzoek geïnformeerd en aangegeven aanpassingen aan het spreekrecht te zullen aanbrengen, ook voor wat betreft het toestaan van vertegenwoordiging in die gevallen dat een slachtoffer niet in staat is zelf te spreken. De voorbereidingen voor het opstellen van het conceptwetsvoorstel zijn in volle gang. Ik streef ernaar dit voorstel nog deze maand voor consultatie gereed te hebben. De indiening van het wetsvoorstel wordt voorzien aan het eind van dit jaar. Bij een voorspoedige parlementaire behandeling door beide kamers zou het mogelijk moeten zijn dat de nieuwe wettelijke regeling in werking treedt vóór de eerste inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van de onderhavige zaak.
Kunt u toezeggen dat u per direct uitvoerig zal geven aan de bovengenoemde motie zodat voorkomen wordt dat slachtoffers die zelf geen gebruik kunnen maken van het spreekrecht nog langer ongehoord blijven in strafzaken? Zo ja, op welke termijn zal dit zijn geregeld? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Intersexualiteit |
|
Jetta Klijnsma (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de strijd die mensen in Nederland met een intersekse-aandoening (het lichaam vertoont zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken) voeren om (medische) erkenning te krijgen?
Interseksualiteit betreft een medische aandoening en komt in verschillende vormen voor. Het merendeel van de mensen met een intersekse-aandoening heeft overigens geen problemen met de geslachtsaanduiding zoals die bij de geboorte is opgegeven Dit in tegenstelling tot transgenders, dat wil zeggen personen bij wie de genderidentiteit niet overeenkomt met het geboortegeslacht: zij leven in de onweerlegbare overtuiging tot het andere geslacht te behoren.
Indien bij de geboorte het geslacht niet eenduidig kan worden vastgesteld, volgt diagnostisch onderzoek door een multidisciplinair team. In de geboorteakte wordt vervolgens vermeld dat het geslacht van het kind niet kan worden vastgesteld. Is dat na verloop van drie maanden na de geboorte nog steeds het geval, dan wordt, onder doorhaling van de eerste geboorteakte, een nieuwe geboorteakte opgemaakt die opnieuw vermeldt dat het geslacht van het kind niet kan worden vastgesteld (zie voor een en ander artikel 1:19d van het Burgerlijk Wetboek).
In die gevallen waarin het geslacht zeer moeilijk is te bepalen, is het wel voorgekomen dat het destijds vastgestelde geslacht toch niet het juiste is gebleken. Op basis van artikel 1:24 van het Burgerlijk Wetboek kan in dat geval verbetering van een akte van de burgerlijke stand worden gelast door de rechtbank, als deze heeft vastgesteld dat sprake is van een zogenoemde misslag. Met toepassing van die bepaling kan in zulke gevallen het bij de geboorteaangifte opgegeven geslacht op basis van medisch onderzoek worden gewijzigd in het andere geslacht. De wet bevat voor het doen van het verzoek daartoe geen termijn, zodat aangenomen kan worden dat het verzoek ook mogelijk is als eerst (veel) later blijkt dat van interseksualiteit sprake is.
Tenslotte wil ik u voor wat betreft de medische praktijk wijzen op het «Consensus Statement on Management of Intersex Disorders» (opgesteld door medische specialisten in 2006) dat artsen adviseert om overhaaste en medisch niet noodzakelijke operaties te voorkomen.
Is het waar dat de wet op dit moment niet toelaat dat mensen met een intersekse-aandoening zelf een keuze kunnen maken voor een geslacht dat past bij hun lichaam, gevoel en manier van leven?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat mensen met een intersekse-aandoening, als meerderjarige, zelf een keuze moeten kunnen maken voor een geslacht dat past bij hun lichaam, gevoel en manier van leven zonder dat daarbij een geslachtsveranderende operatie is vereist? Zo ja, hoe gaat u dit mogelijk maken? Zo nee, hoe verhoudt de eis van een geslachtsveranderende operatie zich tot het zelfbeschikkingsrecht dat iemand over zijn eigen lichaam heeft? En zo nee, hoe verhoudt zich dit tot de relevante internationale verdragen?
Gaat het om interseksualiteit dan is wijziging van de aanduiding van het geslacht in de akte van geboorte dus mogelijk op grond van artikel 1:24 van het Burgerlijk Wetboek. Het vereiste van een geslachtsveranderende operatie is daarbij niet aan de orde.
Ik hecht zeer aan de bescherming van de lichamelijke integriteit en het zelfbeschikkingsrecht van een individu. Ik deel uw mening dat een geslachtsveranderende operatie niet noodzakelijk dient te zijn voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte en daardoor voor het functioneren in het dagelijkse leven. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft toegezegd de wetgeving inzake transseksualiteit zoals die is neergelegd in artikel 1:28 e.v. van het Burgerlijk Wetboek te zullen wijzigen. De zogenoemde sterilisatie-eis zal worden geschrapt. In plaats daarvan zal het genoegzaam vaststaan dat de betrokkene de duurzame overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren, voldoende zijn voor de aanpassing van de geslachtsaanduiding in de geboorteakte. De staatssecretaris streeft ernaar het wetsvoorstel daartoe vóór de zomer in consultatie te geven.
Bent u van mening dat iemand die zich vrouw voelt, als vrouw leeft, vrouwelijke lichaamskenmerken heeft met een manlijk geslachtsdeel juridisch als vrouw erkend moet kunnen worden? Zo ja, bent u bereid dit mogelijk te maken binnen de wet? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie het antwoord op vraag 3.
Wanneer stuurt u het wetsvoorstel dat het mogelijk moet maken voor transgenders om hun geslacht in hun paspoort te veranderen naar de Kamer? Neemt u daarin de bovengeschetste problematiek van mensen met een intersekse-aandoening mee? Zo nee, waarom niet?
De Paspoortwet voorziet nu reeds in de situatie waarin het geslacht van de houder van een reisdocument zich wijzigt. Persoonsgegevens die in het reisdocument worden vermeld zoals naam, geboortedatum en geslacht worden herleid uit een brondocument, in de regel de geboorteakte. Indien de vermelding van het geslacht van de houder van het reisdocument in de geboorteakte wordt gewijzigd, leidt dit er toe dat het reisdocument van rechtswege vervalt (art. 47, eerste lid, onder e, Paspoortwet). Betrokkene kan een nieuw reisdocument aanvragen, waarin het geslacht wordt opgenomen zoals dat is vermeld in zijn of haar gewijzigde geboorteakte. Voor de mogelijkheden om de geslachtsaanduiding in de geboorteakte te wijzigen, wordt verder verwezen naar het antwoord op vraag 3.
De verheerlijking van het zelfmoordterrorisme op de staatstelevisie van de Palestijnse Autoriteit |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «PA honors drivers of suicide terrorists who murdered 34 in 2 attacks»?1 Heeft u tevens kennisgenomen van het overzicht «Glorifying terrorists and terror» op dezelfde website?
Ja.
Wat is uw oordeel over deze voorbeelden waarbij de Palestijnse Autoriteit het zelfmoordterrorisme verheerlijkt? Heeft u kennisgenomen van andere voorbeelden waarbij de Palestijnse Autoriteit het zelfmoordterrorisme verheerlijkt? Zo ja, kunt u hiervan een overzicht verschaffen?
De regering neemt afstand van deze verklaringen op Palestijnse staatstelevisie. Verheerlijking van geweld is voor de Nederlandse regering onaanvaardbaar. De Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah heeft mede op basis van navraag bij andere diplomatieke missies geen aanwijzingen ontvangen dat het hier om een structurele kwestie gaat. Zowel de recente moord op de Israëlische familie in Itamar op de Westelijke Jordaanoever als de aanslag op het busstation in Jeruzalem is bijvoorbeeld direct door de PA veroordeeld.
Deelt u de mening dat de Palestijnse Autoriteit hierbij openlijk afstand neemt de tweestatenoplossing? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties heeft dit voor het perspectief op duurzame vrede?
Deze mening deel ik niet. De Palestijnse Autoriteit streeft een tweestatenoplossing op basis van de grenzen van 1967 na. Dit komt ook tot uitdrukking in de politiek van premier Fayyad die gericht is op de opbouw van Palestijnse staatsinstellingen.
Deelt u de mening dat het verheerlijken van zelfdmoordterroristen door de Palestijnse Autoriteit onaanvaardbaar is? Deelt u tevens de overtuiging dat het hier niet meer incidenten betreft maar dat het verheerlijken van dodelijk geweld tegen joden en Israël structurele vormen heeft aangenomen? Zo nee, waarom niet?
Het verheerlijken van zelfmoordterreur is onaanvaardbaar. Wanneer blijkt dat de PA geweld structureel goedkeurt, verheerlijkt en/of aanzet tot geweld zal dat consequenties moeten hebben voor de internationale steun voor de PA. Hiervoor heb ik echter geen indicatie. Tripartite dialoog tussen de VS, Israël en de PA over het tegengaan van verheerlijking van geweld biedt een platform aan Israëli’s en Palestijnen om hun grieven op zakelijke wijze te verwoorden en zal bijdragen aan een dialoog op dit gebied. Nederland is daar voorstander van.
Deelt u de mening dat de uitnodiging aan President Abbas ongepast is zolang de Palestijnse Autoriteit het geweld tegen joden en Israël verheerlijkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de uitnodiging aan President Abbas op te schorten zolang het verheerlijken van geweld tegen joden en Israël nog altijd doorgang vindt?
President Abbas heeft expliciet afstand genomen van terroristische aanslagen en medewerking van de PA toegezegd bij de opsporing. De PA voert beleid om verheerlijking van geweld en haatzaaien te ontmoedigen. Ik zie dan ook geen reden om de uitnodiging aan president Abbas in te trekken.
De gedwongen winkelnering bij het kopen van tickets voor de Olympische Spelen in Londen |
|
Ronald Plasterk (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de website: (http://www.olympischespelenlonden.nl) waarop beschreven wordt op welke wijze tickets voor de Olympische Spelen in Londen te bestellen zijn?
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat tickets alleen betaald kunnen worden met een creditcard van VISA, en dat andere wijzen van betaling niet mogelijk is?
Op de officiële site van het organiserend comité in het Verenigd Koninkrijk kan inderdaad alleen betaald worden met een creditcard van VISA. Dat is een autonome keuze van deze organisatie.
In Nederland is het ook mogelijk om op een andere manier te betalen.
Voor de officiële verkoop van tickets in Nederland heeft NOC*NSF ATP Events Experts als Official Ticket & Travel Agent aangewezen en die accepteert ook andere gangbare betaalwijzen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat mensen gedwongen worden om een creditcard aan te schaffen als zij de Olympische Spelen willen bezoeken, omdat creditcardbetalingen vaak uitmonden in dure leningen?
Indien mensen kaarten bestellen via ATP worden zij niet gedwongen om een creditcard aan te schaffen.
Is hier sprake van het misbruik maken van een economische machtspositie, gegeven het feit dat de organisatie van de Olympische Spelen een monopolist is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Via meerdere kanalen kunnen er tickets gekocht worden. Voor de officiële verkoop vanuit Nederland geldt dat er meerdere betalingsmogelijkheden zijn. Met het oog hierop is uitbuiting of uitsluiting van consumenten of concurrenten niet aan de orde. Van een overtreding van het verbod op misbruik van een economische machtspositie is dan ook geen sprake.
Welke acties gaat u ondernemen om de toegankelijkheid en beschikbaarheid van de kaarten voor dit evenement op korte termijn te vergroten? Wilt u zich er voor inzetten dat ook andere betaalmodaliteiten mogelijk zijn, zodat sportliefhebbers de keuze hebben hoe zij willen betalen?
Geen. Het feit dat VISA sponsor is van de Olympische Spelen en de keuze dat via de officiële site alleen betaald kan worden met VISA is een verantwoordelijkheid van het organiserend comité.
De postvoorziening op de BES-eilanden |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Kunt u aangeven op welke wijze Nieuwe Post N.V. stappen gaat zetten om de kwaliteit van de postvoorziening op Caribisch Nederland te verbeteren?1
De toezichthouder op de leverancier van de universele dienst op Caribisch Nederland ziet toe op de naleving van de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de postdienst op Caribisch Nederland. Tot nu toe is geconstateerd door alle partijen dat de kwaliteit voor verbetering vatbaar is als het gaat om de overkomstduur van de post. De toezichthouder, zijnde Agentschap Telecom, zal op basis van een kwaliteitsmeting, die op korte termijn wordt uitgevoerd, beoordelen op welke punten Nieuwe Post N.V. wel of niet voldoet aan de kwaliteitseisen die zijn gesteld in de concessie, en Nieuwe Post NV hierover aanschrijven. Dit zal worden vervolgd door een analyse van de logistieke processen (zoals de postsortering zelf) om te komen tot een concrete aanpak van de verbetering van de kwaliteit.
Mijn ministerie is bereid dit proces te ondersteunen (financieel). Het is de bedoeling dat al in de loop van dit jaar een duidelijke verbetering van de kwaliteit wordt bereikt.
Nieuwe Post N.V. heeft op Bonaire een eigen kwaliteitsmeting ten behoeve van een reorganisatie van de postlevering gedaan. Op basis van de resultaten van deze kwaliteitsmeting onderkent Nieuwe Post N.V. dat het nodig en mogelijk is om de dienstverlening op een hoger niveau te brengen (uitbreiding routes, meer directe aansturing op Bonaire, uitbreiding straatbrievenbussen). De benodigde stappen en kosten worden in kaart gebracht en met de betrokken (lokale) instanties besproken.
Welke termijn en indicatoren verbindt u aan het verbeteren van de postvoorziening op Caribisch Nederland?
Zoals in de antwoorden op uw vragen van 15 februari jl. is aangegeven, is begin dit jaar door mijn ministerie overleg gevoerd met Nieuwe Post N.V. om de kwaliteit van de postlevering op Caribisch Nederland te brengen op het niveau dat volgens de concessie is vereist.
Op korte termijn wordt een verbetertraject ingezet, dat uiterlijk eind 2011 moet hebben geleid tot een acceptabel kwaliteitsniveau. De indicatoren die bij dit traject gehanteerd worden, zijn de vereisten zoals opgenomen in de concessie en de daaruit voortvloeiende afspraken met mijn ministerie van begin 2011 over de stappen die Nieuwe Post N.V. zal gaan nemen om de kwaliteit te verbeteren. De belangrijkste vereiste tot verbetering heeft betrekking op de overkomstduur van de post op de eilanden, tussen de eilanden en internationaal.
Bent u voornemens sancties aan Nieuwe Post N.V. op te leggen wanneer de kwaliteit van de postvoorziening op Caribisch Nederland niet verbetert? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke sancties heeft u in gedachten?
Indien Nieuwe Post N.V. niet voldoet aan de wettelijke verplichtingen (inclusief de concessievoorwaarden), heeft mijn toezichthouder Agentschap Telecom (AT) op grond van de Wet Post BES de mogelijkheid een aanwijzing te geven. Wordt hier niet aan voldaan, dan kan het agentschap een sanctiemaatregel treffen. Deze bestaat uit het opleggen van een administratieve boete.
Bent u voornemens de optie voor de postconcessie aan Nieuwe Post N.V. niet te gebruiken, wanneer aan het einde van 2011 geen significante verbeteringen hebben plaatsgevonden in de postvoorziening op Caribisch Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat u een eventuele nieuwe concessie uitgeven?
De concessie voor Nieuwe Post N.V. loopt tot eind 2012. In het geval dat het Nieuwe Post N.V. per 31 december 2011 niet is gelukt de gemaakte afspraken na te komen en de kwaliteit onvoldoende is verbeterd, en duidelijk is dat dit niet op de korte termijn kan of zal veranderen, zal worden gekeken naar alternatieven, zoals het aanzoeken, al dan niet via een tender, van een nieuwe postleverancier per 1 januari 2013.
Welke indicatoren hanteert u bij het in 2011 te nemen besluit of de postconcessie aan Nieuwe Post N.V. al dan niet verlengd wordt?
De indicatoren die worden gehanteerd, zijn de vereisten zoals opgenomen in de concessie en de daaruit voortvloeiende afspraken van mijn ministerie met Nieuwe Post N.V. van begin 2011. Zie ook de antwoorden bij de vragen twee en vier.
Voordat een besluit wordt genomen, zal eind 2011 opnieuw een kwaliteitsmeting worden uitgevoerd. Deze meting zal, tezamen met de rapportage van de toezichthouder, de basis vormen voor het besluit tot al dan niet verlengen.
Op welke wijze is de postmarkt en de servicegraad op Caribisch Nederland onderzocht door uw ministerie, alvorens de postconcessie aan Nieuwe Post N.V. te verlenen?
Ik neem aan dat hier bedoeld wordt de verlening van een concessie per 10 oktober 2010. Van een verlening van een concessie per 10 oktober 2010 door mij is echter geen sprake geweest.
Nieuwe Post N.V. had reeds een concessie, die op 14 maart 2003 door de toenmalige minister van Verkeer en Vervoer van de Nederlandse Antillen aan Nieuwe Post N.V. is verleend voor een periode van 20 jaar. In de Wet Post BES is bepaald dat de concessie op grond van de Antilliaanse Landsverordening Post, per transitiedatum van 10 oktober 2010, van rechtswege wordt omgezet naar een concessie op grond van de Nederlandse Wet Post BES.
Uit onderzoek vorig jaar in opdracht van het voormalige Ministerie van Economische Zaken is gebleken dat de concessievoorwaarden niet of niet voldoende worden nageleefd. Om de nodige flexibiliteit te kunnen hebben in de keuze van een concessiehouder in de toekomst, is besloten de concessietermijn in te korten naar december 2012, met een mogelijke verlenging van drie jaar.
Is het waar dat ten gevolge van internationale afspraken alle post voor Caribisch Nederland eerst naar Curaçao gestuurd wordt? Zo ja, welke internationale afspraken betreft het hier?
Ja, dat is juist. Het betreft de afspraken die binnen het verband van de Universal Postal Union (UPU) zijn gemaakt. Aangewezen postdiensten als TNT Post, maar ook alle overige postdiensten zoals USPS en Royal Mail, hebben met Nieuwe Post Nederlandse Antillen de afspraak dat de internationale post voor Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland op Curaçao wordt afgeleverd.
De feitelijke situatie is hierbij als volgt:
TNT Post zond voor de staatkundige hervorming de post voor alle eilanden behorend bij de Nederlandse Antillen naar één bestemming, en dat is Willemstad, Curaçao. De (import)post vanuit Nederland en andere landen naar de uiteindelijke bestemmingen (eilanden) werd vanuit Curaçao doorgestuurd onder de verantwoordelijkheid en zorg van de Nieuwe Post Nederlandse Antillen. Met het centrale postsorteercentrum van Nieuwe Post Nederlandse Antillen op Curaçao, is dit na de staatkundige hervorming niet anders.
Bijna alle aangewezen postdiensten willen hun post op één locatie aangeleverd krijgen om het vervolgens efficiënt mee te laten gaan met de post voor hun concessiegebied. Een concessiehouder is verplicht om het hele territorium te bedienen binnen de door de lokale regelgever opgestelde termijnen en afspraken. De concessiehouder is daarbij verantwoordelijk voor het eigen sorteercentrum en bijbehorende aanleverwensen.
Ziet u mogelijkheden om bijvoorbeeld de post voor Bonaire met de zeer regelmatige vluchten naar dit eiland mee te sturen? Welke mogelijkheden ziet u voor de andere eilanden in dit kader?
Het is mogelijk dat TNT Post de postlevering – met de nodige meerkosten – voor Bonaire en Sint Maarten apart kan sorteren. Er zijn vliegverbindingen naar Sint Maarten en Bonaire (de post voor Saba en Sint Eustatius kan door de schaalgrootte van deze twee eilanden enkel via Sint Maarten worden doorgevoerd), maar slechts drie keer in de week. TNT Post vliegt echter dagelijks naar Curaçao, dus bij een goede postverwerking op Curaçao naar deze eilanden zou de overkomstduur nog beter kunnen zijn dan wanneer TNT Post rechtstreekse vluchten gebruikt.
TNT Post geeft mij aan dat het zeker niet wenselijk is dat alle postdiensten op verschillende plekken moeten aanleveren. Als voorbeeld: hoe kleiner de volumes door splitsing, hoe inefficiënter het proces. Dit leidt uiteindelijk kostenverhogend naar alle klanten toe.
Is het waar dat berichten van de Belastingdienst wel tijdig bezorgd worden, in tegenstelling tot andere post? Zo ja, kunt u aangeven waarom dit voor overige poststukken niet lukt?
De Belastingdienst heeft mij als volgt hierover geïnformeerd:
Voor de normale postzending maakt de Belastingdienst Caribisch Nederland (B/CN) gebruik van de diensten van de lokale postbezorging, zijnde Nieuwe Post N.V. De uitvoeringspraktijk van de B/CN kent jaarlijks een aantal grote zendingen, zoals het aan alle belastingplichtige burgers en/of bedrijven toezenden van aangiften. In die gevallen wil de Belastingdienst op Bonaire nog wel eens gebruik maken van een koeriersbedrijf om de post tijdig bezorgd te krijgen.
Mogelijke dreiging van uithuwelijking en eergerelateerd geweld bij een voorgenomen uitzetting |
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat er bij een voorgenomen uitzetting mogelijk sprake kan zijn van het uithuwelijken van een 6-jarig meisje?1
Er is mij tot nu toe niet gebleken dat een mogelijke dreiging van uithuwelijking of van eerwraak door betrokkenen in een verblijfsprocedure is opgebracht.
Bent u bereid dit mogelijke geval van uithuwelijken en eerwraak voor te leggen aan het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld voor nader advies? Zo ja, wilt u dit op zo kort mogelijke termijn doen? Zo nee, waarom niet? Waarop baseert u uw oordeel?
Als er sprake zou zijn van eergerelateerd gewelddreiging in het land van herkomst, dan is de asielprocedure de aangewezen weg. Dit geldt ook als de eergerelateerde gewelddreiging is terug te voeren op een onttrekking aan een opgelegde uithuwelijking. Het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld van de Nederlandse Politie wordt in een dergelijk geval niet geraadpleegd, omdat het expertisecentrum niet kan beoordelen of er een eergerelateerde dreiging in het buitenland bestaat. Het expertisecentrum kan alleen beoordelen of er in Nederland een eergerelateerde dreiging bestaat.
Bent u bereid de voorgenomen uitzetting op te schorten tot er meer duidelijkheid is verkregen over de mogelijke dreiging van uithuwelijken en eerwraak? Zo nee, waarom niet?
Betrokkenen hebben de mogelijke dreiging van uithuwelijking en eerwraak tot op heden niet in een verblijfsprocedure opgebracht. Ik zie dan ook geen aanleiding tot opschorting van een eventuele uitzetting.
Bent u bereid deze vragen, gelet op de ernst van de situatie, op korte termijn te beantwoorden?
Dit is niet mogelijk gebleken.
Scheefwonen |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Aanpak scheefwonen stokt» en «Corporaties lopen kwart miljard mis»?1
Ja.
Klopt het nog steeds dat de extra huurverhoging per 1 juli aanstaande ingaat? Is dit nog steeds de planning en uw streven? Zo nee, waarom niet? Wanneer kan de Kamer voorstellen om dit te bewerkstelligen verwachten?
De extra huurverhoging zal niet per 1 juli aanstaande ingaan. Bij de voorbereiding van de benodigde wetswijziging is gebleken dat deze maatregel forse consequenties heeft in de uitvoering, zowel voor verhuurders en huurders als voor de huurcommissie en in tweede instantie de rechter. Het gaat hierbij in het bijzonder om de benodigde inkomenstoets. Zoals ik in mijn brief over het huurbeleid per 1 juli 2011 heb aangegeven heeft het kabinet het voornemen om de extra huurverhoging voor huishoudens met een inkomen van meer dan € 43 000 per 1 juli 2012 in te voeren. Een wetsvoorstel ter zake zal zo spoedig mogelijk bij de Kamer ingediend worden.
Indien de datum van 1 juli aanstaande niet gehaald kan worden, wat zijn hiervan dan de financiële consequenties zowel voor het Rijk als de corporaties? Hoe denkt u die dan te gaan oplossen?
Er zijn geen nadelige financiële consequenties voor het Rijk als gevolg van het niet invoeren van de extra huurverhogingsmogelijkheid per 1 juli aanstaande. Voor corporaties zijn er ook geen financiële consequenties anders dan dat mogelijk verwacht inkomen een jaar later gerealiseerd kan worden.
Kwaliteitsnormen voor kankeroperaties |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat bij tien ziekenhuizen de kwaliteit van kankeroperaties onder de maat is?1
Op 31 januari jl. heeft de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) voor een aantal chirurgische ingrepen kwaliteitsnormen bekend gemaakt waaraan deze per 1 januari 2012 moeten voldoen.
Zorgverzekeraar Achmea heeft besloten om deze normen met ingang van 2012 te hanteren bij inkoop van desbetreffende zorg. Ter voorbereiding heeft de zorgverzekeraar bij alle ziekenhuizen in Nederland behandelgegevens opgevraagd en hen op basis hiervan ingedeeld in drie categorieën: ziekenhuizen die voldoen aan de norm(en), ziekenhuizen waarmee de verzekeraar nog in gesprek is en ziekenhuizen die de behandelingen niet uitvoeren. Niet gesteld is dat de ziekenhuizen waarmee de verzekeraar op het moment van publicatie van het bericht van Zorgvisie (17 maart jl.) nog in gesprek was, niet voldoen aan de norm(en) van de NVvH. In een aantal gevallen kon dit niet worden beoordeeld, omdat de opgevraagde behandelgegevens nog niet door alle ziekenhuizen volledig waren aangeleverd.
Deelt u de opvatting van zorgverzekeraar Achmea dat deze ziekenhuizen niet voldoen aan de norm van de Nederlandse Vereniging van Heelkunde? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg niet ingegrepen in de ziekenhuizen die volgens zorgverzekeraar Achmea slechte zorg bieden aan kankerpatiënten? Functioneert de Inspectie niet naar behoren, of is de zorg in die ziekenhuizen toch niet zo slecht als wordt voorgesteld? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zorgaanbieders zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om te bepalen wat goede en verantwoorde zorg is. Ik juich het toe dat de NVvH, nadat zij eerder in samenspraak met andere wetenschappelijke verenigingen normen stelde voor slokdarmkanker, nu voor nog meer chirurgische behandelingen is gekomen met normen. Het past bij de rol van zorgverzekeraars om als inkoper van zorg nadere eisen te stellen aan de zorg voor hun verzekerden. Dit bevordert het leveren van zorg conform de norm. De eisen die zorgverzekeraar Achmea stelt aan de bedoelde chirurgische behandelingen, zijn gelijk aan de kwaliteitsnormen van de NVvH.
Zorgverzekeraars hebben, in hun relatie met patiënten, verzekerden en zorgaanbieders, belang bij heldere en zorgvuldige communicatie over het voorkeurs- of contracteerbeleid en de gegevens waarop zij dat baseren. Van immoreel gedrag van zorgverzekeraar Achmea in dezen is naar mijn mening geen sprake. Het is aan patiënten om – op basis van de beschikbare informatie en al dan niet met ondersteuning van bijvoorbeeld de zorgverzekeraar, patiëntenorganisatie of doorverwijzer – een keuze te maken voor een zorgaanbieder.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft als taak om te beoordelen of de geleverde zorg verantwoord is en toetst daarbij aan de professionele standaard. Vanaf 2012 hanteert de IGZ als professionele standaard de door de NVvH gestelde kwaliteitsnormen.
Indien het inderdaad zo tragisch is gesteld met de kwaliteit van blaaskankeroperaties bij 25 ziekenhuizen, borstkankeroperaties bij 11 ziekenhuizen, operaties bij leveruitzaaiingen bij 19 ziekenhuizen enzovoorts, waarom grijpt u dan niet acuut in vanuit uw verantwoordelijkheid voor de continuïteit van zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Indien de door Achmea als onvoldoende aangemerkte ziekenhuizen voor die zorg niet meer gecontracteerd worden, wat is dan het gevolg voor het voortbestaan van die ziekenhuizen en de beschikbaarheid van zorg dichtbij de burger? Hoe verhoudt het wegvallen van (afdelingen van) ziekenhuizen zich tot uw beleidsdoelstelling van zorg dichtbij de burger?
Een van de uitgangspunten van mijn beleid is basiszorg nabij. Basiszorg is alle zorg die direct toegankelijk is en in de buurt van de patiënt georganiseerd kan worden. Dit onderscheidt zich van specialistische zorg zoals kankeroperaties.
Zowel de NVvH als zorgverzekeraar Achmea beogen met de kwaliteitsnormen de kwaliteit van specialistische zorg inzichtelijk te maken en te verbeteren. Doel is dat de chirurgische behandelingen voldoen aan de gestelde normen. Chirurgen en ziekenhuizen die per 1 januari 2012 niet aan de kwaliteitseisen voldoen, moeten volgens de NVvH en de zorgverzekeraar gaan samenwerken zodat dit alsnog bereikt wordt, of patiënten doorverwijzen naar ziekenhuizen die wel aan de norm voldoen. De specialisatie die hiervan het gevolg kan zijn komt de kwaliteit van de zorg ten goede.
Hoe verhoudt uw opvatting over maximale keuzevrijheid voor de patiënt zich met de ontwikkeling dat je als patiënt uitsluitend nog terecht kunt bij de door jouw zorgverzekeraar gecontracteerde zorgaanbieders?
De Zorgverzekeringswet staat toe dat verzekeraars selectief contracten afsluiten met bepaalde zorgaanbieders. Selectief contracteren is een middel om de kwaliteit en doelmatigheid van zorg te verbeteren.
Patiënten blijven vrij in de keuze van hun zorgaanbieder. Zorgverzekeraars hoeven de tarieven van niet-gecontracteerde zorgaanbieders echter niet volledig te vergoeden. Verzekerden zijn tevens vrij in de keuze van hun verzekeraar. Ook kunnen verzekerden kiezen voor een restitutiepolis zonder zorgcontracten die in de meeste gevallen voorziet in volledige vergoeding van de kosten bij iedere zorgverlener.
Wat is uw reactie op het feit dat zorgverzekeraar Achmea een aantal academische ziekenhuizen een onvoldoende geeft, louter op grond van het niet aanleveren van gegevens?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat academische ziekenhuizen helemaal niet verplicht zijn om verantwoording af te leggen aan een zorgverzekeraar? Wie heeft er meer verstand van zorg: wetenschappelijk opgeleide zorgverleners of bedrijfseconomisch geschoolde zorginkopers? Wilt u uw antwoord toelichten?
Academische ziekenhuizen zijn, evenals andere instellingen voor medische specialistische zorg, gehouden om transparant te zijn over de kwaliteit van zorg die zij leveren. Het past in de rol van de zorgverzekeraar als inkoper van zorg om die gegevens bij de zorginkoop te betrekken. Zorgverzekeraar Achmea volgt in dezen de normen die gesteld zijn door de beroepsgroep zelf.
Deelt u de mening dat het ongerijmd is dat zorginkopers van een zorgverzekeraar een academische ziekenhuis de maat nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat niet de kwantiteit of het «volume» van een medische verrichting doorslaggevend is voor het vaststellen van de kwaliteit, maar eerder zaken als de uitkomst van de behandeling en de overlevingskans van de patiënt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ja. De kwaliteitsnormen van de NVvH bevatten eisen voor chirurgische behandelingen van goede kwaliteit. Het betreft behalve volume-eisen ook kwaliteits- en veiligheidseisen. De NVvH heeft aangegeven de kwaliteitsnormen voortdurend kritisch tegen het licht te houden door de resultaten van de behandelingen te registreren. Deze registratie maakt inzichtelijk welke voorwaarden het beste resultaat opleveren.
Deelt u de mening dat het volstrekt immoreel is dat zorgverzekeraars paniek en wantrouwen zaaien onder burgers, waaronder kankerpatiënten en hun naasten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt uw opvatting dat (kanker)patiënten recht hebben op goede informatie zich met het bestaan van een ratjetoe aan kwaliteitsnormen die vaak onderling tegenstrijdig zijn? Wat moet een kankerpatiënt doen en waar kan hij nog op vertrouwen?
In veel zorgdisciplines zijn kwaliteitsnormen in ontwikkeling. Zorgverzekeraars, zorgaanbieders of beroepsverenigingen en patiëntenorganisaties nemen initiatief om te komen tot kwaliteitsnormen. Dit leidt tot een toename van transparantie omtrent de geboden zorg en tot meer keuze-informatie voor patiënten. Patiënten kunnen daar hun voordeel mee doen, al kan ik mij voorstellen dat dit, zeker wanneer sprake is van verschil in normen, gepaard gaat met enige onduidelijkheid.
In het onderhavige geval is van een verschil in normen evenwel geen sprake. Zorgverzekeraar Achmea heeft immers besloten om met ingang van 2012 de normen van de NVvH te hanteren bij de zorginkoop. De IGZ zal diezelfde normen hanteren bij de beoordeling of de geleverde zorg verantwoord is.
Bent u van mening dat het wenselijk is dat bedrijfseconomische afwegingen van schadelastverzekeraars in toenemende mate gaan prevaleren boven medische afwegingen van zorgverleners? Dreigt op termijn niet het scenario uit de Amerikaanse film Sicko? Wilt u uw antwoord toelichten?2
Van het beeld dat is geschetst in vraag 13 is naar mijn mening momenteel geen sprake.
Een belangrijk oogmerk van de Zorgverzekeringswet is dat zorgverzekeraars in hun rol als inkopers van zorg ten behoeve van hun verzekerden de doelmatigheid en kwaliteit van de zorg bevorderen. Zorgverzekeraars kunnen daarbij, voor zover de wet dat toelaat, met zorgaanbieders contractuele afspraken maken over de prijs, het volume, de kwaliteit en de organisatie van zorg.
De Rotterdamse aanpak van spijbelaars tussen 18 en 23 jaar |
|
Metin Çelik (PvdA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de afspraken die onderwijswethouder Hugo de Jonge van Rotterdam heeft gemaakt met de regiowethouders over het inschakelen van ouders van volwassen mbo-leerlingen?1
Ja.
Zo, ja, wat vindt u van deze afspraken?
Zoals ik ook al eerder, in het debat op 2 februari 2011 over wijzigingen in de Leerplichtwet in de Kamer op vragen van de heer Çelik heb aangegeven, begrijp ik dat in deze gemeenten ook ouders geïnformeerd worden over en betrokken worden bij het spijbelen van hun meerderjarige kinderen. Hoezeer ik ook sympathie heb voor het feit dat in Rotterdam alles wordt geprobeerd om ook volwassen leerlingen binnenboord te houden en daar ook ouders bij te betrekken, worden deze jongeren beschouwd als meerderjarig en handelingsbekwaam. Daarom kan ik een dergelijke gedragslijn niet voorschrijven.
Scholen kunnen wel al op eerdere leeftijd een onderwijsovereenkomst afsluiten met de deelnemer. Hierin kan bijvoorbeeld worden opgenomen dat gedurende de tijd dat een jongere op school zit, de ouders geïnformeerd worden over schoolprestaties en gedrag, ook over spijbelen. Deze overeenkomst moet zowel door de jongere als door de ouders ondertekend worden.
Kunt u zich het debat van 2 februari 2011 over wijziging van de Leerplichtwet i.v.m. diverse maatregelen ter bestijdig van schoolverzuim in de Tweede nog herinneren waarin de motie- Çelik2 opriep om de ouders van volwassen mbo-leerlingen actief te betrekken bij de verzuimregeling nog voordat de leerplicht werd ingeschakeld?
Ja, dat debat staat mij nog helder voor de geest.
Is uw reactie nog steeds dat u de motie ontraadt omdat deze in strijd is met de wet, zoals u tijdens het debat suggereerde?3
Inderdaad zijn mijn gedachten hierover nog steeds dezelfde.
Deelt u de mening dat het maken van afspraken altijd mogelijk is en dat dit niet altijd bij wet geregeld hoeft te worden? Zo ja, waarom heeft u dan bovengenoemde motie met precies dezelfde strekking als de afspraken die nu zijn gemaakt door onderwijswethouders in de regio Rotterdam-Rijnmond, ontraden?
Zie het antwoord op vraag 2 en vraag 4.
Deelt u de mening dat niet alleen de fractie maar feitelijk de Kamer op het verkeerde been is gezet door de uitgesproken intentie technisch te benaderen en af te doen?
Neen, die mening deel ik niet. Mijn bijdrage op dit punt was glashelder en gebaseerd op het feit dat iemand van 18 jaar of ouder meerderjarig is voor de wet.
Deelt u de mening dat deze werkwijze in het hele land ingevoerd zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Deze werkwijze, hoe sympathiek ook, kan niet in het gehele land ingevoerd worden, omdat hij is gestoeld op een uitgangspunt dat niet in de wet verankerd is.
Een mogelijkheid is, dat scholen en gemeenten afspreken dat verzuim van 18-plussers eerder wordt gemeld indien zij dat noodzakelijk achten. Dit is de eigen verantwoordelijkheid van gemeente en school gezamenlijk.
De leerlingen van 18 jaar en ouder lopen door te spijbelen zelf een risico de opleiding niet te kunnen vervolgen. En zonder diploma is de kans op werk kleiner. Deze leerlingen zijn de eerstaangewezenen om daarop aangesproken te worden.
Ik neem het initiatief om scholen, en dan primair mbo-instellingen, actief te informeren over de mogelijkheid om in de, met de minderjarige leerling af te sluiten, onderwijsovereenkomst op te nemen dat gedurende de tijd dat de jongere op school staat ingeschreven, de ouders worden geïnformeerd over onder andere het spijbelgedrag.
Als u vraag 5 met ja heeft beantwoord, welke acties gaat u ondernemen om het hele land warm te krijgen om de ouders van mbo-studenten van 18 jaar en ouder actief te betrekken bij het verzuimbeleid?
Zie antwoord vraag 7.
De terugkeer van de chloortrein |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Klopt het bericht dat er van half maart tot half april weer chloortreinen gaan rijden?1
Ja, dit klopt. Het gaat hierbij om zogenaamde incidentele chloortransporten die geschieden vanwege groot onderhoud in die periode bij Akzo Nobel, locatie Botlek.
Om hoeveel chloor(wagons) gaat het in totaal?
Het zal naar verwachting gaan om een hoeveelheid chloor van 4300 ton . In totaal zullen 12 treinen met ieder 6 à 7 wagens met chloor vanuit Ibbenbüren (Duitsland, ten oosten van Oldenzaal) naar Rotterdam–Botlek rijden.
Op welke wijze wordt bijgehouden of chloortransporten binnen het vastgestelde maximum per jaar blijven?
Structurele chloortransporten per spoor in opdracht van Akzo Nobel zijn op basis van het «Convenant Akzo Chloortransporten» sinds 2006 definitief beëindigd. Het convenant staat Akzo Nobel onder specifieke omstandigheden incidenteel transport toe tot een maximum van 10 000 ton per jaar (dat past in circa 200 ketelwagons). Alvorens transporten plaatsvinden wordt hiervan vooraf melding gemaakt bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Op basis van het convenant doet Akzo Nobel achteraf schriftelijk verslag over uitgevoerde incidentele chloortransporten per spoor, onder opgave van reden, hoeveelheden en data.
Toetst u of chloortransporten daadwerkelijk onvermijdelijk zijn, of staat u die sowieso toe zolang ze binnen het maximum blijven?
Incidenteel transport van chloor per spoor mag op basis van artikel 6 b van het convenant alleen plaatsvinden om specifieke voorziene (bijvoorbeeld groot onderhoud) en onvoorziene vermindering en uitval van de lokale productie op te vangen. Dit om bestaande afnamecontracten te kunnen blijven honoreren en grote economische vervolgschade te voorkomen. Akzo Nobel heeft zich verplicht door middel van goede planning en afspraken met afnemers dergelijke transporten zoveel mogelijk te beperken.
Heeft u bemoeienis met de route die de chloortreinen afleggen? Zo nee, waarom niet?
Neen. De route wordt zoals gebruikelijk bepaald in overleg tussen Akzo Nobel, de vervoerder en ProRail; dit geschiedt op basis van het zogenaamde «chloorregime», dat is geborgd in wettelijke voorschriften.
Waarom wordt er bij deze chloortransporten niet maximaal gebruik gemaakt van de relatief veilige Betuwelijn, maar van de route door Oldenzaal, Hengelo, Almelo, Deventer, Apeldoorn en Amersfoort?
De incidentele chloortransporten zullen rijden via de gebruikelijke route, die daarvoor al sinds jaar en dag voor wordt gebruikt, en onder strikte toepassing van het zogenaamde chloorregime, dat onder andere inhoudt: uitsluitend rijden op tijdstippen dat er zo weinig mogelijk interactie kan plaatsvinden met ander verkeer (bij voorkeur ’s nachts) met een maximale snelheid van 60 km/uur. Er zijn alternatieve routes via de Betuweroute onderzocht, maar die waren om verschillende technische en logistieke redenen (extra rangeerhandelingen, niet de juiste locomotief beschikbaar, extra lange route) niet mogelijk of minder veilig dan de gebruikelijke route.
Klopt het dat veiligheid een criterium is op basis waarvan u routedwang kunt opleggen? Acht u dat in het geval van chloortransporten van toepassing? Zo nee, waarom niet?
Ten behoeve van de invoering van het Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor zal de Wet vervoer gevaarlijke stoffen worden gewijzigd. In dit wetsvoorstel zal een routeringsregeling worden opgenomen om tegemoet te komen aan het kabinetsvoornemen om nieuwe chloorstromen over het spoor te voorkomen. De minister van IenM krijgt daarmee de bevoegdheid om het vervoer van chloor over alle hoofdspoorwegen te verbieden. Om de afspraken met Akzo Nobel uit het convenant te eerbiedigen, geldt deze bevoegdheid niet voor de incidentele chloortransporten. Wanneer voor de incidentele chloortransporten een andere route wenselijk is, zouden hierover aanvullende afspraken met Akzo Nobel gemaakt moeten worden.
Deelt u de mening dat de route via de Betuwelijn weliswaar wat meer kilometers beslaat, maar dat de treinen op de route over een veel langer stuk over veiliger spoor rijden? Zo nee, waarom niet?
Voor dit soort vervoer is de Betuweroute het meest geschikt. Echter, de routekeuze voor de incidentele chloortransporten is maatwerk, waarbij, naast de voorkeur om via de Betuweroute te rijden, ook andere aspecten meegewogen worden.
Het artikel 'KNVB gaat vechtende speler harder straffen' |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel «KNVB gaat vechtende speler harder straffen»?1
Ja, hiervan heb ik kennis genomen.
Is het waar dat er elk weekend 20 tot 25 meldingen zijn van excessen als vechtpartijen of het molesteren van scheidsrechters? Heeft u inzicht in het aantal meldingen van geweld op het veld dat jaarlijks ingediend wordt bij de KNVB? Zo ja om welke aantallen gaat het en is er sprake van een toename van dit geweld?
In een volledig speelweekend worden ongeveer 32 500 wedstrijden gespeeld
in het voetbal. Bij 25 tot 30 van deze wedstrijden is er sprake van een exces.
De KNVB spreekt van een exces wanneer er sprake is van molestatie van de scheidsrechter, een collectieve vechtpartij of individuele mishandeling van spelers onderling.
De KNVB houdt al jaren cijfers bij van het aantal molestaties van arbiters en het aantal gestaakte wedstrijden wegens wanordelijkheden. Bij het staken van wedstrijden wegens wanordelijkheden kan er sprake zijn van geweld, maar dit is niet altijd het geval. Het aantal molestaties schommelt de afgelopen jaren tussen de 200 en 250 per jaar. Het aantal gestaakte wedstrijden wegens wanordelijkheden varieert tussen de 2700 en 3100 per jaar, en neemt de laatste jaren iets af.
Gelet op een jaarlijks aantal wedstrijden van 600 000 zijn de verschuivingen op het gebied van molestaties en gestaakte wedstrijden niet groot.
Deelt u de mening dat naast afdoening door de KNVB ook justitieel ingrijpen gewenst is? Zo ja, op welke schaal gebeurt dit al? Zo nee, waarom niet?
Bij het beantwoorden van deze vragen moet onderscheid worden gemaakt tussen gedragingen in en buiten een spelsituatie. Deelnemers aan een sport, waaronder ook voetbal, hebben tot op zekere hoogte gevaarlijke gedragingen (waartoe het spel uitlokt) over en weer van elkaar te verwachten. Het gebruik van geweld, gaat vanzelfsprekend te ver. Primair beoordeelt de tuchtcommissie van de betreffende sportbond of in spelsituaties sprake was van overtredingen van de door de sport zelf vastgestelde spelregels. Indien een slachtoffer aangifte doet, kan dat ertoe leiden dat het Openbaar Ministerie tot vervolging besluit. Ook in de context van strafrechtelijk ingrijpen zijn de spelregels volgens de Hoge Raad (uitspraak van 22 april 2008, LJN: BB7087) mede van belang voor het bepalen van de grenzen van de wederrechtelijkheid van gedragingen.
Dit betekent dat de omstandigheid dat de gedraging is verricht in een sport- of spelsituatie van belang zou kunnen zijn voor de vraag of het bewezenverklaarde kan worden gekwalificeerd als mishandeling (vergelijk Hoge Raad 10 september 1996, DD 97.004).
Het belang van spelregels voor het bepalen van de grenzen van de weder-rechtelijkheid geldt volgens de Hoge Raad in de regel niet voor het toebrengen van letsel buiten een spelsituatie. Hierbij moet worden gedacht aan geweld tussen spelers op het moment dat het spel stilligt, of aan geweld van een speler tegen een scheidsrechter of toeschouwer. Dergelijke gevallen worden door politie en Openbaar Ministerie dan ook niet anders behandeld dan vergelijkbaar geweld dat buiten een sportveld is gepleegd.
Op welke schaal vervolging plaatsvindt na het doen van een aangifte van een (gewelds)incident binnen of buiten een spelsituatie op een voetbalveld, is niet bekend. Deze incidenten worden niet apart geregistreerd als voetbalincident of geweld tijdens sportbeoefening. Ze worden als regulier geweldsincident geregistreerd en behandeld.
Bent u van mening dat het doen van aangifte na ernstig geweld op het veld gestimuleerd moet worden? Zo ja, ziet u hierin een rol voor zichzelf? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Recent heb ik u het Actieplan «Naar een veiliger sportklimaat» gestuurd.
Dit actieplan is erop gericht om ongewenst gedrag in de sport tegen te gaan en ervoor te zorgen dat een ieder veilig kan sporten bij de sportvereniging. Dit geldt niet alleen voor het voetbal, maar geldt ook voor alle overige sporten. Met dit actieplan wordt onder meer ingezet op de handhaving en het sportbreed invoeren van verbeterde (kennis van) spel- en gedragsregels en het versterken en
aanscherpen van het tuchtrecht. Daarnaast wordt stevig ingezet op de aanpak
van excessen in en bij de sport. Het doen van aangifte van strafbare feiten maakt daarvan een belangrijk onderdeel uit. Ik weet dat de KNVB voor zijn leden de lijn hanteert dat in geval van excessen altijd aangifte wordt gedaan bij de politie.
Wordt geweld op het veld door politie en justitie anders behandeld dan vergelijkbaar geweld buiten het sportveld? Zo ja, kunt u aangegeven waarom dat zo is en op welke wijze er door politie en justitie anders omgegaan wordt met deze vormen van geweld? Op welke wijze wordt er in de jurisprudentie rekening gehouden met de omstandigheid dat het geweld in het kader van een sportwedstrijd is gepleegd?
Zie het antwoord op vraag 3.
Maakt het tegengaan van geweld op het veld onderdeel uit van uw missie om van voetbal weer een schone sport te maken? Bent u bereid in uw sportnota die dit voorjaar naar de Kamer komt in te gaan op geweld in het veld? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid wel aandacht aan deze problematiek te gaan schenken?
Zie het antwoord op vraag 4.