Nigeria |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
Kent u de berichtgeving uit Nigeria, waaruit blijkt dat een groot aantal geweldsincidenten is uitgebroken na de presidentsverkiezingen? Kunt u een oordeel geven over de actuele situatie in Nigeria?1
Ja, deze berichten zijn mij bekend. Inmiddels is aan de ernstige geweldsuitbarstingen die na bekendmaking van de voorlopige uitslagen van de presidentsverkiezingen op 17 april uitbraken een einde gekomen. Naar schatting van Nigeriaanse NGO’s zijn daarbij tot dusver ongeveer 500 dodelijke slachtoffers te betreuren.
Hoe beoordeelt u het verkiezingsproces en de manier waarop de verliezende kandidaat Buhari heeft gereageerd op zijn verkiezingsnederlaag?
Zowel lokale als internationale verkiezingswaarnemers bestempelden de presidentsverkiezingen in Nigeria als de meest geloofwaardige verkiezingen sinds de hervatting van de democratie in 1999. Oppositiekandidaat Buhari heeft zich niet bereid getoond tot een inhoudsvolle politieke dialoog en heeft nagelaten zijn volgelingen op te roepen om af te zien van geweld. Zijn partij, de Congress for Progressive Change (CPC) is in beroep gegaan tegen de verkiezingsuitslag in 22 van de 36 deelstaten.
Kunt u een inschatting geven van de omvang van de vluchtelingenstroom, die als gevolg van het geweld op gang is gekomen, en de manier waarop deze vluchtelingen worden opgevangen?
Tot nu toe zijn ruim 74 000 mensen door het Nigeriaanse Rode Kruis als ontheemd geregistreerd. De Nigeriaanse overheid, het Rode Kruis en UNICEF zijn betrokken bij de hulpverlening aan en de opvang van slachtoffers.
Klopt de inschatting dat de geweldsincidenten hoofdzakelijk langs religieuze lijnen plaatsvinden, dat met name christenen slachtoffer worden van het geweld en dat kerken worden verbrand? Welke maatregelen worden genomen om dit geweld te beëindigen en de daders van deze gewelddadigheden te berechten?
In eerste instantie was het geweld vooral gericht op christelijke wijken, kerken en woningen van partijgenoten van president Jonathan. De daders waren voornamelijk ongeschoolde moslimjongeren uit de armste gelederen van de samenleving met weinig perspectief op sociaaleconomische vooruitgang. De Nigeriaanse overheid heeft na het uitbreken van het geweld de veiligheidsmaatregelen fors opgevoerd en tijdelijk een avondklok ingesteld in grote delen van Noord-Nigeria. Ook werden de gouverneursverkiezingen op 26 april 2011 in de noordelijke deelstaten Kaduna en Bauchi uitgesteld. Mede hierdoor verliepen de gouverneursverkiezingen relatief rustig. President Jonathan heeft inmiddels een overheidscommissie ingesteld die moet onderzoeken wat de exacte toedracht was en wie verantwoordelijk moet worden gehouden voor deze gewelddadigheden.
Welke initiatieven worden door de internationale gemeenschap ondernomen om beëindiging van dit geweld te bespoedigen? Welke betrokkenheid heeft de Afrikaanse Unie in dit proces?
De internationale gemeenschap en de EU hebben het verkiezingsgeweld veroordeeld. EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton benadrukte in haar verklaringen van 18 en 21 april en 4 mei 2011 het geloofwaardige karakter van het verkiezingsverloop maar veroordeelde tegelijkertijd het geweld. Evenals de EU stuurde de Afrikaanse Unie (AU) een verkiezingswaarnemingsmissie naar Nigeria. In een voorlopige verklaring van de AU op 16 april 2011 werd het positieve verloop van het verkiezingsproces benadrukt en werd opgeroepen om verder geweld te voorkomen. Voor het overige is de betrokkenheid van de AU in dit proces gering.
Het arrest van het Europese Hof van Justitie inzake El Dridi |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Kent u het bericht dat de Terugkeerrichtlijn zich verzet tegen het opleggen van een gevangenisstraf bij illegaal verblijf?1
Ja.
Welke gevolgen heeft deze uitspraak van het Europese Hof van Justitie voor uw voornemen om illegaal verblijf in Nederland strafbaar te stellen?
De uitspraak van het Europese Hof van Justitie betreft een beoordeling van de Italiaanse wet- en regelgeving. Ten aanzien van de uitwerking van het kabinetsvoornemen om te komen tot een strafbaarstelling van illegaal verblijf is op dit moment een wetsvoorstel tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 in voorbereiding, waarbij vanzelfsprekend rekening wordt gehouden met de uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Dat wetsvoorstel zal, na voorafgaande consultatie van de meest betrokken partijen, aan de Afdeling advisering van de Raad van State worden aangeboden. Daarna zal het wetsvoorstel bij Uw Kamer worden ingediend. Ik wil op die behandeling echter thans niet vooruitlopen.
Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de afspraken in het regeer- en gedoogakkoord? Deelt u de mening dat de in het vooruitzicht gestelde maatregelen ter strafrechtelijke bestrijding van illegaliteit met grote waarschijnlijkheid niet zullen voldoen aan de toets der kritiek van de in de jurisprudentie van het Hof van Justitie en het Europees Hof van de Rechten voor de Mens ontwikkelde criteria?
Nee. In het regeerakkoord is expliciet opgenomen dat het kabinet de door Nederland ondertekende verdragen, waaronder het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) zal respecteren. Daarnaast spreekt het voor zich dat toekomstige regelgeving niet in strijd mag zijn met de Europese richtlijnen waaraan Nederland is gebonden.
Bent u bereid om af te zien van het sanctioneren van illegaal verblijf? Zo nee, waarom niet? Bent u dan bereid om het Hof van Justitie een prejudicieel oordeel te vragen over de haalbaarheid van een dergelijk verbod?
Nee. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, is een wetsvoorstel om tot strafbaarstelling van illegaliteit te komen in voorbereiding. Het lijkt mij niet opportuun nu reeds op de behandeling van dit wetsvoorstel vooruit te lopen. Het stellen van prejudiciële vragen is verder niet aan mij. Dat is aan de rechter, indien deze dat van belang acht in een juridische procedure om een vraag over de juiste toepassing van het Europese recht te beantwoorden.
De positie van vrouwen in de Arabische regio |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
Is uw voornemen de positie van vrouwen te versterken in de Arabische regio aan de orde gekomen in uw gesprek met minister Hillary Clinton, 21 april 2011?1
Minister Clinton en ik hechten allebei groot belang aan het verbeteren van de positie van vrouwen in de Arabische regio en hebben daarover met elkaar van gedachten gewisseld. Zij was met mij van mening dat processen gericht op het bevorderen van democratie, vrede en veiligheid zonder actieve inbreng van vrouwen niet duurzaam kunnen zijn. Institutionele en culturele verandering is eveneens nodig om een omgeving te creëren, waarin vrouwen daadwerkelijk een zinvolle politieke en economische bijdrage kunnen leveren.
Hoe beoordeelt u haar opmerking dat het versterken van de positie van vrouwen juist nu, in de transitieprocessen in de Arabische regio, van groot belang is om democratisering werkelijk te bevorderen en wortel te doen schieten?
Zoals minister Clinton en ik in onze gezamenlijke verklaring hebben gesteld, zijn wij beiden van mening dat duurzame vrede en stabiliteit in een samenleving meer kans maken wanneer vrouwen, conform VNVR 1325, actief betrokken zijn bij democratiseringsprocessen. Toch waren in 2010 minder dan 10% van onderhandelaars in vredesprocessen vrouw en van de ondertekenaars nog geen 3%. Met betrekking tot de Arabische regio geldt dat zowel mannen als vrouwen lijden en hebben geleden onder repressieve overheden. De diep gewortelde wettelijke discriminatie van vrouwen heeft daarnaast een grote uitwerking gehad op de dagelijkse leefomstandigheden van vrouwen. Om die reden acht ik volledige implementatie van CEDAW (UN Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination against Women) en het intrekken van door landen bij ratificatie gemaakte voorbehouden essentieel.
Op welke wijze worden vrouwen in Egypte betrokken bij de grondwetsherziening en bent u bereid er bij uw Egyptische collega op aan te dringen hen hierbij te betrekken?
Herziening van de Egyptische grondwet is voorzien voor de periode na de parlementsverkiezingen. Er bestaat nog onduidelijkheid over de wijze waarop invulling zal worden gegeven aan dit proces. Op 2 juni a.s. zal een door UNWomen, samen met UNDP, IDEA, IPU (Inter Parliamentary Union) en andere internationale organisaties, georganiseerde internationale ronde tafel plaatsvinden in Cairo. Het doel hiervan is te leren van ervaringen in andere landen met betrekking tot participatie van vrouwen in transitieprocessen. Het maatschappelijk middenveld in Egypte bereidt zich ook op de nieuwe constitutie voor. Nederland draagt, samen met UNWomen, financieel bij aan een op 4 juni 2011 te houden nationale conventie om de inbreng van vrouwen in dit proces te formuleren. Deze bijeenkomst wordt georganiseerd door de Arab Alliance for Women. Nederland zal beide bijeenkomsten bijwonen. Indien nodig zal ik mijn Egyptische collega aanspreken op de opvolging van de aanbevelingen.
Op welke wijze bevordert u de rechten van vrouwen en hun participatie in de transitieprocessen in de landen die zich nu, of mogelijk op een later moment, in een dergelijke fase bevinden?
Specifieke behoeften verschillen per land. Identificatie van mogelijkheden is in volle gang. Voor 2011 is recentelijk, onder begrotingsartikel 5.3, € 2 miljoen geoormerkt voor steun aan vrouwenparticipatie in de Arabische regio. Over deze mogelijkheid worden de posten in de regio en Nederlandse Ngo’s binnenkort geïnformeerd.
Van 17 t/m 20 mei jl. bezocht de Mensenrechtenambassadeur Egypte. Hij benadrukte de noodzaak vrouwenrechten te bevorderen in alle gesprekken met vertegenwoordigers van de Egyptische overheid en het maatschappelijk middenveld. In zijn gesprek met de VS ambassadeur in Egypte kwam mogelijke samenwerking tussen de VS en Nederland aan de orde. Over dit bezoek is de Tweede Kamer separaat een brief toegegaan.
Het bericht "Taxi's Schiphol weigeren ritten" |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Bent u bekend met het bericht «Taxi’s Schiphol weigeren ritten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het weigeren van zakenpartners en toeristen door taxichauffeurs niet alleen schadelijk is voor het imago van de taxibranche, maar mogelijk ook negatieve consequenties heeft voor onze economie en toeristische sector? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze ritweigeraars geen schade meer aanrichten?
Het weigeren van klanten door taxichauffeurs is ongewenst. Het is klant-onvriendelijk en schaadt het imago van de taxibranche. Mogelijk negatieve (financiële) consequenties voor de economie en toeristische sector zijn mij niet bekend.
Op luchthaven Schiphol controleert de Stichting Taxicontrole Schiphol het gebruik van de taxistandplaats en de kwaliteit van de door de aanbieders geleverde diensten. De (rijks)overheid staat hier geheel buiten. Schiphol is als privaatrechtelijk eigenaar van het luchthavengebied gerechtigd om regels te stellen die gelden voor de gebruikers van de luchthaven, waaronder taxibestuurders.
Naast controle van kwaliteitseisen aan de taxi’s en het gebruik van schone auto’s, ziet de stichting ook toe op klantvriendelijkheid en gastvrijheid. Klanten kunnen bij de coördinator op de standplaats melding doen van ritweigering en/of andere misstanden door chauffeurs. De dienstdoende coördinator maakt van deze meldingen een rapport. Ook maakt de coördinator rapport op van ongewenste zaken en misstanden die hij zelf waar neemt, waaronder ritweigering. Nadat is vastgesteld dat een ritweigering en/of misstand heeft plaatsgevonden bepaalt het management van de stichting welke maatregel(en) genomen worden.
Schiphol heeft het gebruik van de taxistandplaats aanbesteed en concessies verleend aan enkele grote taxiondernemingen. Daarnaast hebben ook een groot aantal individuele chauffeurs een vergunning om als aanvullend vervoerder taxi-diensten op de luchthaven aan te bieden. Op de luchthaven Schiphol zijn in totaal 14 taxistandplaatsen beschikbaar op een door slagbomen afgesloten gebied (taxi opstelstrook). Van de 14 plaatsen zijn 10 plaatsen gereserveerd voor concessionarissen. 4 plaatsen zijn gereserveerd voor aanvullende vervoerders (zelfstandige taxiondernemers).
Indien een ritweigering of andere misstand een concessietaxi betreft, wordt de directie van de onderneming, die de betreffende concessie heeft gekregen, opgedragen de nodige maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen. Indien het een aanvullende taxi betreft, wordt de chauffeur en/of ondernemer van die taxi daarop aangesproken en wordt er zo nodig en sanctie opgelegd. Ook iedere aanvullende taxi is gebonden aan de vastgestelde regelingen. Zie ook http://www.stichtingtaxicontrole.nl.
Daar Schiphol stelt dat er 24 uur per dag een coördinator rondloopt, hoe is het dan toch mogelijk dat dit kennelijk op grote schaal voorkomt? Heeft deze coördinator wel voldoende bevoegdheden om op te treden? Zo ja, waarom gebeurt dit dan niet?
Navraag bij de Stichting Taxi Controle Schiphol maakt duidelijk dat men de beweringen van veelvuldige ritweigering niet herkent. Het weigeren van (korte) ritten door taxichauffeurs op de door middel van slagbomen afgesloten taxistandplaats komt weinig voor. Een coördinator houdt toezicht op het gedrag van taxichauffeurs en hun klanten. Bij de coördinator en/of de Stichting Taxi Controle kunnen klanten melding maken van ritweigeringen. In 2010 is blijkens de ontvangen informatie een marginaal aantal ritweigeringen aangemeld en is door Schiphol in een enkel geval een sanctie opgelegd aan de chauffeur. In bepaalde situaties is een chauffeur overigens gerechtigd een klant te weigeren, zoals bij dronkenschap en agressief gedrag.
Bent u bereid, in overleg met Schiphol en de taxibranche, de functie van de coördinator te verbeteren naar een functie als taxigastheer, welke de bevoegdheid heeft om actief service te verlenen richting klanten en weigerende taxichauffeurs en andere misstanden direct aan te pakken en te rapporteren aan de bevoegde instanties? Zo nee, waarom niet?
4. Nee, zoals in de antwoorden op de vragen 2 en 3 is aangegeven, is de Stichting Taxi Controle Schiphol een onafhankelijke organisatie die tot doel heeft het aanbieden van taxivervoer op de luchthaven Schiphol te controleren op onder andere het nakomen van de gemaakte afspraken, kwaliteit van de dienstverlening en het coördineren van het logistieke proces. Het Rijk kan en wil niet treden in deze louter privaatrechtelijke constellatie.
Bent u bereid met de gemeente Haarlemmermeer in overleg te treden over een nieuwe verordening gebaseerd op de aanstaande taxiwet, waardoor vrije rijders gedwongen worden om in een groep te opereren zodat ze straks bij ritweigering of andere misstanden het risico lopen dat de hele groep de/zijn vergunning voor Schiphol kwijt raakt?
Niet de gemeente Haarlemmermeer, maar luchthaven Schiphol is verantwoordelijk voor het functioneren van de taxistandplaats Schiphol. Met het verlenen van concessies loopt de luchthaven vooruit op de verplichte groepsvorming die onder andere de gemeente Amsterdam, na invoeren van de taxiwet, kan eisen aan taxiondernemers. Voor de concessiehouders geldt al dat bij onvoldoende presteren de concessie niet wordt verlengd (geen gebruik maken van de verlengingsoptie). Bij het (ernstig) in gebreke blijven kan een concessieovereenkomst ook onmiddellijk worden opgezegd.
De gemeente Haarlemmermeer is een van de zeven gemeenten die het model van groepsvorming kan toepassen op het (aanpalende) gemeentelijke grondgebied. Met de zeven gemeenten ben ik in overleg over nieuwe verordeningen op basis van de aanstaande taxiwet.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het Europees Hof van Justitie over de verenigbaarheid van strafbaarstelling van illegaliteit met de, tevens in Nederland te implementeren, Terugkeerrichtlijn?1
Ja.
Op welke wijze zult u gevolg geven aan deze uitspraak?
De uitspraak van het Europese Hof van Justitie betreft een beoordeling van de Italiaanse wet- en regelgeving en geeft geen rechtstreeks oordeel over het Nederlandse voornemen om illegaal verblijf strafbaar te stellen. Vanzelfsprekend zal ik deze uitspraak wel betrekken bij de totstandkoming van voorgenomen wet- en regelgeving.
Is het gevolg van deze uitspraak dat de strafbaarstelling van illegaliteit, die u voornemens bent in te voeren, strijdig is met de Terugkeerrichtlijn? Zo nee, waarom niet?
De uitspraak van het Europese Hof van Justitie betreft een beoordeling van de Italiaanse wet- en regelgeving. Ten aanzien van de uitwerking van het kabinetsvoornemen om te komen tot een strafbaarstelling van illegaal verblijf is op dit moment een wetsvoorstel tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 in voorbereiding. Dat wetsvoorstel zal, na voorafgaande consultatie van de meest betrokken partijen, aan de Afdeling advisering van de Raad van State worden aangeboden. Daarna zal het wetsvoorstel bij Uw Kamer worden ingediend. Het lijkt mij niet opportuun nu reeds op de behandeling van dit wetsvoorstel vooruit te lopen.
Is het gevolg van deze uitspraak dat de door u voorgestelde strafbaarstelling van de overtreding van het inreisverbod (zoals bij de implementatie van de Terugkeerrichtlijn is voorzien, en welk voorstel nu ter voorlichting bij de Raad van State ligt) strijdig is met de Terugkeerrichtlijn? Zo nee, waarom niet?
In het kader van de implementatie van de Terugkeerrichtlijn heeft de Afdeling advisering van de Raad van State op dit moment een aantal door uw Kamer gestelde voorlichtingsvragen2 onder beraad over juist dit onderwerp. Gelet op de gevolgde procedure lijkt het mij verstandig niet op de uitkomsten van dit advies vooruit te lopen.
Deelt u de mening dat uit de uitspraak volgt dat, indien de terugkeer van een uitgeprocedeerde vreemdeling niet binnen de gegeven vertrektermijn is gerealiseerd, dit geen reden mag zijn om de vreemdeling, enkel vanwege zijn illegaal verblijf in Nederland, een gevangenisstraf op te leggen? Zo nee, waarom niet?
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik graag naar mijn antwoord op vraag 3. Ik wil niet op het lopende wetgevingsproces vooruitlopen. Uiteraard zal staande en toekomstige wet- en regelgeving zodanig moeten zijn, dat deze niet in strijd is met Europees recht. Daarmee houd ik terdege rekening.
Deelt u de mening dat derhalve uit de uitspraak volgt dat het opleggen van een gevangenisstraf, enkel op grond van het niet tijdig verlaten van Nederland door een uitgeprocedeerde vreemdeling, strijdig is met Europees recht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat uit de uitspraak ondubbelzinnig volgt dat de Terugkeerrichtlijn slechts tot doel dient om in Europees verband gezamenlijke normen te bepalen voor de terugkeer van vreemdelingen, en dat het opleggen van strafrechtelijke sancties om terugkeer af te dwingen niet in overeenstemming is met dat doel? Volgt daaruit dat Nederland voornemens is de Terugkeerrichtlijn op zo’n wijze te implementeren dat deze strijdig is met Europees recht? Kunt u deze antwoorden toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u dat voorafgaand aan deze uitspraak verscheidene deskundigen op het terrein van Europees recht, de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) en, meer in algemene zin, Europees Commissaris Malmström reeds hebben verklaard dat het strafbaar stellen van de overtreding van het inreisverbod (strafbaar stellen van illegaal verblijf) in het kader van de implementatie van de Terugkeerrichtlijn, niet strookt met die richtlijn? Waarom bent u desondanks blijven volharden in het indienen van een wetsvoorstel dat strijdig is met een Europese richtlijn? Bent u bereid gezaghebbende instanties in dit kader voortaan serieuzer te nemen?
Vanzelfsprekend ben ik bereid gezaghebbende instanties serieus te nemen. Wat uw vraag over het advies van de ACVZ betreft, verwijs ik graag naar de nadere nota naar aanleiding van het verslag waarin ik hierop reeds ben ingegaan. Verder deel ik niet uw mening dat de Europese Commissie zich tegen de strafbaarstelling van het inreisverbod zou hebben uitgesproken. In haar reactie op parlementaire vragen heeft de Europese Commissie, in lijn met hetgeen nu ook door het Hof is geoordeeld, zich uitgesproken tegen strafrechtelijke sancties die de uitvoering van de terugkeerrichtlijn belemmeren, zoals de gevangenisstraf die in de door u genoemde uitspraak aan de orde was.
Hoe beoordeelt u dat de staat al meerdere malen door Europese rechters op de vingers is getikt over nationale vreemdelingrechtelijke regels en voorstellen, mede in het licht van het gedoogakkoord, dat meerdere voorstellen bevat die mogelijk strijdig zijn met bestaande Europese richtlijnen en verdragen? Deelt u de mening dat steeds meer moet worden geconcludeerd dat die voorstellen niet haalbaar zullen blijken te zijn? Kunt u dit toelichten?
Het kabinet acht zich vanzelfsprekend gebonden aan de Europese regelgeving. Uit het regeer- en gedoogakkoord blijkt echter tevens de ambitie om in te zetten op de aanpassing van die Europese regelgeving. In het position paper Nederlandse inzet EU-migratiebeleid heb ik uiteen gezet welke voorstellen met welk verwacht effect ik daartoe zal doen.
Deelt u de mening dat het vanwege de uitspraak van het Europees Hof van Justitie noodzakelijk is om de tweede Nota van Wijziging bij het wetsvoorstel ter implementatie van de Terugkeerrichtlijn in te trekken? Bent u daartoe bereid? Kunt u deze antwoorden toelichten?
Nee. Daarbij verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen 5, 6 en 7.
Kartelafspraken op executieveilingen |
|
Lilian Helder (PVV), Eric Lucassen (PVV) |
|
Bent u bekend met de inhoud van het bericht «Kartelafspraken huizenhandel»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er onderzoek wordt gedaan naar honderden handelaren die door het illegaal sluiten van prijsafspraken vele duizenden huizen ver onder de redelijke prijs hebben bemachtigd?
De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft rapport opgemaakt tegen 15 personen die via executieveilingen handelen in onroerend goed, zoals woonhuizen en bedrijfspanden. De NMa verdenkt hen van kartelafspraken. Deze handelaren kunnen nu reageren op het rapport. Daarna stelt de NMa vast of er sprake is van een overtreding en zo ja, of de NMa een boete oplegt. In het onderzoek is de NMa de namen van enkele honderden handelaren tegengekomen die mogelijk hebben deelgenomen aan de kartelafspraken. De NMa onderneemt later dit jaar stappen tegen de overige handelaren.
Deelt u de mening dat deze handelaren niet alleen de geldverstrekkers maar vooral ook de voormalige eigenaren van de geveilde huizen voor enorme bedragen hebben benadeeld? Hoe groot is de schade voor de gedupeerden?
Als na hoor en wederhoor sprake blijkt te zijn van kartelafspraken, dan komen prijzen op executieveilingen niet tot stand onder normale concurrentie. Dat benadeelt dan huizenverkopers die hun woning noodgedwongen moeten verkopen, doordat zij achterblijven met een onnodig hoge restschuld. Over de exacte schade kan geen betrouwbaar cijfer worden gegeven, omdat niet bekend is wat het verschil is tussen een prijs die tot stand zou zijn gekomen op een veiling zonder afspraken en de prijs die tot stand komt op een veiling met afspraken.
Hoe beoordeelt u het toezicht op deze veilingen?
De notaris houdt als publiek ambtenaar onafhankelijk toezicht op de executieveiling. Zo heeft hij een rol bij de voorbereiding van de veiling, door bijvoorbeeld de veilingvoorwaarden te controleren. De notaris controleert verder of het bieden op de veiling eerlijk verloopt. Tot slot draagt hij zorg voor de levering van het verkochte goed aan de hoogste bieder. Dit betekent dat de notaris in de eerste plaats verantwoordelijk is voor een juist verloop van de executieveiling. Als er aanwijzingen zijn voor onrechtmatigheden, zoals kartelafspraken of strafbare feiten, dan kunnen de NMa of het Openbaar Ministerie worden ingeschakeld. Hiermee is naar mijn mening voldoende toezicht op de executieveilingen.
Welke maatregelen worden er genomen om executieveilingen toegankelijker te maken voor particulieren?
Op een gezamenlijk initiatief van het notariaat, geldgevers en het WEW (de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen, de uitvoerende organisatie van de Nationale Hypotheekgarantie) is een 16-tal regioveilingen ingesteld om te komen tot een verdere regionalisering en professionalisering van de veilingpraktijk. Het WEW heeft in haar voorwaarden opgenomen dat indien sprake is van een executoriale verkoop, de woning uitsluitend mag worden aangeboden via één van deze regioveilingen. Het doel van de regioveiling is de veilingpraktijk transparanter en tevens toegankelijker te maken voor de particulier ,door onder andere publicaties op internet. Doordat de regioveilingen uniforme veilingvoorwaarden hanteren is het de verwachting dat het voor meer particulieren aantrekkelijker wordt om aan een dergelijke veiling deel te nemen.
Tevens is op dit moment een wetsvoorstel in voorbereiding, waarmee het voor particulieren aantrekkelijker moet worden om aan een executieveiling mee te doen. Zo voorziet het wetsvoorstel onder meer in een regeling van veilen via internet. Ook bevat het voorstel enkele voorzieningen die met name de particuliere koper beter moeten beschermen. Ik verwacht dit voorstel kort na het zomerreces bij uw Kamer te kunnen indienen.
Kunt u toezeggen dat de handelaren die zich schuldig hebben gemaakt aan onderlinge prijsafspraken nu kunnen rekenen op controles door de Belastingdienst en vervolging door het Openbaar Ministerie, zodat zij er niet met een lichte boete vanaf komen? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de NMa om onderzoek te doen naar eventuele overtredingen van de Mededingingswet. Volgens de Mededingingswet kan de NMa maximaal een boete van 450 000 euro of, als dat hoger is, 10 procent van de omzet, worden opgelegd bij een geconstateerd kartel. Tegen dit besluit kan beroep worden ingesteld bij de rechter. Blijkt er daarnaast van strafbare feiten, dan kan het Openbaar Ministerie beoordelen of deze feiten strafrechtelijk onderzocht en vervolgd kunnen worden.
Het bericht "Varen houdt nog twaalf legertrucks Soesterberg vast" |
|
Ger Koopmans (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Kent u het bericht «Varen houdt nog twaalf legertrucks Soesterberg vast»?1
Ja.
Klopt het dat Defensie handelt naar de verleende ontheffing van artikel 75 van de Flora- en Faunawet welke geldt tot en met 1 oktober 2011?
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel het in totaal gaat kosten om alle blaasvarens naar andere locaties in Nederland te verplaatsen? Welke kosten zijn tot dusver al gemaakt?
De kosten die het Ministerie van Defensie heeft gemaakt, zoals inhuur specialisten en het verplaatsen van varens naar verschillende locaties, bedragen tot nu toe € 18 000. Met een nog uit te voeren verplaatsing en controles, of verplaatste varens op nieuwe locaties aanslaan, is € 4000 gemoeid.
Kunt u aangeven of gezien het grote verspreidingsvermogen van de blaasvaren en de verhuizing van groot deel van de blaasvarens nog een verdere bijdrage van Defensie nodig is om de instandhouding van de soort te waarborgen?
De blaasvaren is opgenomen in de Rode Lijst Vaatplanten in de categorie «zeer zeldzaam» en «sterk in aantal afgenomen». De verleende ontheffing om de blaasvarens te verwijderen en deels te verplaatsen is gebaseerd op basis van een door het Ministerie van Defensie opgesteld projectplan. De verleende ontheffing voorziet in een evaluatie, nadat circa driekwart van de blaasvarens is verwijderd. Die evaluatie vindt medio september 2011 plaats. Van belang daarbij is in hoeverre naar elders verplante varens levensvatbaar zijn gebleken. Afhankelijk van deze evaluatie zal in overleg met het Ministerie van Defensie worden besloten hoe om te gaan met de nog resterende populatie.
Deelt u de mening dat de zorgplicht van de Flora- en Faunawet niet zo ver moet reiken dat in dit geval de gehele populatie varens in stand moet worden gehouden en dat de zorgplicht een inspanningsverplichting met zich meebrengt om er zorg voor te dragen dat een levensvatbare populatie van de blaasvaren in kwestie in Nederland blijft bestaan?
Slechts een deel van de inmiddels verwijderde varens is elders herplant. Instandhouding van de gehele populatie is dus niet aan de orde. De verplichting tot de instandhouding van een levensvatbare populatie van de blaasvaren komt voort uit de biodiversiteitsdoelstelling: In 2020 zijn voor alle in 1982 in Nederland van nature voorkomende soorten en populaties de condities voor instandhouding duurzaam aanwezig. Die biodiversiteitsdoelstelling zal ook in de nieuwe natuurwetgeving zijn weerslag krijgen.
Acht u het feit dat defensiematerieel op deze wijze zo lang vast komt te staan maatschappelijk, en om operationele redenen, verantwoord?
Het betrof hier 115 niet meer in gebruik zijnde legertrucks. Daarvan resteren er nog twaalf. Na ontvangst van de evaluatie en besluitvorming over de resterende populatie varens (zie mijn antwoord op vraag 4) zullen ook de laatste twaalf trucks kunnen worden weggehaald en is het terrein weer als parkeerplaats zonder beperkingen te gebruiken.
Bent u bereid bij de aanstaande integratie natuurwetgeving deze maatschappelijke idioterie uit de wet te schrappen om herhaling van dit soort absurde situaties te voorkomen?
Zie antwoord vraag 5.
Strenger beleid voor doktersbezoek |
|
Sadet Karabulut |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u het bericht dat Combiwerk vanwege de (Rijks)bezuinigingen op de sociale werkplaatsen het personeel verbiedt de dokter te bezoeken tijdens werktijd?1
Uw vragen hebben betrekking op de uitvoering van bepalingen over doktersbezoek in de Wsw-cao. Dat is een zaak tussen werkgevers en werknemers. Ik treed daar niet in, maar vind het uiteraard juist als partijen zich aan de onderlinge afspraken houden.
In een interne nieuwsbrief geeft Combiwerk aan dat zij de regels aangaande doktersbezoek beter gaat naleven. In artikel 42 lid 1 sub h van de Wsw-cao staat het volgende: tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt aan de werknemer door de werkgever buitengewoon verlof met behoud van loon verleend bij een in verband met zijn handicap noodzakelijk bezoek aan een deskundige persoon of instantie of een anderszins noodzakelijk bezoek aan een arts, indien hij die niet in zijn vrije tijd kan bezoeken.
Combiwerk meldt dat een werknemer in staat wordt gesteld verlof op te nemen of de uren op een later tijdstip in te halen, indien een doktersbezoek binnen werktijd plaatsvindt. Indien er hierdoor in de praktijk een onredelijke situatie ontstaat, kan een leidinggevende een voorstel doen voor het toekennen van buitengewoon verlof. Het is aan Combiwerk om hier verdere invulling aan te geven.
Acht u het een wenselijke ontwikkeling dat medewerkers van Combiwerk alleen in de vrije tijd, tijdens vakanties en in compensatie-uren op doktersbezoek kunnen en bij een bezoek binnen werktijd de uren moeten inhalen? Acht u dit beleid in overeenstemming met de geldende cao van de sociale werkvoorzieningen? Zo nee, welke actie gaat u ondernemen om hieraan een einde te maken?2
Zie antwoord vraag 1.
Hoe moet een medewerker met een fulltime diensverband bij Combiwerk de uren voor doktersbezoek inhalen? Is het de bedoeling dat er in de avonden of weekenden wordt gewerkt?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u toelichten hoeveel het strengere beleid ten aanzien van doktersbezoek moet opleveren qua bezuiniging? Op welke wijze is dit bedrag tot stand gekomen? Kunt u de Kamer de berekening overleggen?
Ik kan de Kamer geen berekening overleggen, het is beleid van Combiwerk, gebaseerd op de bepalingen van de Wsw cao. Het Rijk stuurt op hoofdlijnen en stelt middelen beschikbaar aan gemeenten om hun beleid uit te kunnen voeren. Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van de gemeente en de sociale werkvoorziening zelf, binnen de daartoe gestelde kaders, om keuzes te maken hoe zij deze middelen inzetten.
De mogelijke toevoeging van de Noordoostpolder aan de Werelderfgoedlijst |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «De polder wil geen museum zijn»?1
Ja.
Bent u bekend met de voorwaarden en gevolgen die behoren tot de gebieden en gebouwen die behoren tot Werelderfgoedlijst, zoals een beperking bij de aanvraag van een bouwvergunning?
Nederland heeft negen erfgoederen die op de Werelderfgoedlijst staan: Schokland, De Waddenzee, Woudagemaal te Lemmer, De Stelling van Amsterdam, Het Molencomplex Kinderdijk, Rietveld Schröderhuis, Droogmakerij de Beemster, De Grachtengordel Amsterdam en Willemstad in Curaçao. Een plaats van een Nederlands erfgoed op de Werelderfgoedlijst van UNESCO betekent, dat Nederland de internationale verplichting heeft de uitzonderlijke universele waarde van het werelderfgoed te behouden. Deze uitzonderlijke universele waarde staat beschreven in het nominatiedossier dat Nederland in overleg met de betrokken gemeenten heeft ingeleverd bij het Werelderfgoedcomité van UNESCO. Ruimtelijke ontwikkelingen in een werelderfgoedgebied zijn mogelijk als ze de uitzonderlijke universele waarde van het erfgoed niet aantasten.
Heeft u de situatie in de Noord-Hollandse Beemster nader onderzocht, waar ondernemers en agrariërs klagen dat het vestigingsklimaat sinds de toevoeging van hun regio aan de Werelderfgoedlijst minder aantrekkelijk is geworden? Zo nee, waarom niet?
Uitgangspunt van het Nederlandse werelderfgoedbeleid is dat in werelderfgoederen ruimte is voor economische ontwikkelingen, mits ze de uitzonderlijke universele waarde niet aantasten. Het is mij bekend dat de gemeente Beemster de methode «des Beemsters» heeft ontwikkeld, waarbij ruimtelijke en economische ontwikkelingen kunnen samengaan met het behoud van de uitzonderlijke universele waarde van de Beemster.
Kunt u nader verklaren of u bereid bent om het draagvlak onder de burgers en ondernemers bindend te verklaren? Zo nee, waarom niet?
In de brief aan uw Kamer over de Voorlopige Lijst Werelderfgoed hebben Staatssecretaris Bleker en ik aangegeven dat we grote waarde hechten aan draagvlak. Het is één van de drie criteria voor de voordracht van een erfgoed op de Werelderfgoedlijst van UNESCO: voldoende «uitzonderlijke universele waarde», «draagkracht» en «draagvlak» voor de instandhouding. Voldoet een erfgoed niet aan deze drie criteria, dan nomineert het kabinet het erfgoed niet voor de Werelderfgoedlijst van UNESCO. De samenstelling van het nominatiedossier, waarin onder andere de mate van draagvlak wordt beschreven, is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de eigenaar en/of de lokaal verantwoordelijke overheid.
Bent u met ons van mening dat de Noordoostpolder niet op de Werelderfgoedlijst moet komen om te voorkomen dat naast de bezwaren van bewoners, ook de bestaande akkerbouw- en veeteeltbedrijven belemmerd zullen worden in hun bedrijfsvoering en de innovatie van hun bedrijf in de regio?
Het College van B&W van de Noordoostpolder heeft mij op 26 mei 2011 per brief geïnformeerd over zijn standpunt. De gemeenteraad van de Noordoostpolder heeft op 28 april 2011 besloten niet in te stemmen met plaatsing van de Noordoostpolder op de Herziene Voorlopige Lijst Werelderfgoed. Het college wil daarom in deze raadsperiode ten aanzien van dit onderwerp geen actie meer ondernemen. Dit standpunt respecteer ik. Naar aanleiding van het besluit van de gemeenteraad constateer ik dat er onvoldoende draagvlak is voor plaatsing van de Noordoostpolder op de voorlopige lijst. Ik plaats de Noordoostpolder daarom niet op de Herziene Voorlopige Lijst Werelderfgoed.
De groei van payrolling |
|
Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Payroll biedt werkgever sluiproute»?1
Ja.
Wat is uw opvatting over de in dit bericht beschreven groei van het aantal werknemers dat onder contract staat bij payroll-bedrijven?
Ik heb daar geen specifieke opvatting over. Er wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de wetgeving biedt en kennelijk bestaat er bij werkgevers behoefte om werknemers op basis van een payrollconstructie in dienst te nemen.
Wat is uw opvatting over de gemakzuchtige bepaling in de beleidsregels van het Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen (UWV) dat een opzegging van een inleenovereenkomst op zichzelf een bedrijfseconomische grond voor ontslag is? Bent u bereid om met UWV af te spreken dat meer bewijs gevraagd zal worden voor een bedrijfseconomische grond voor ontslag? Zo nee, waarom niet?
Bij payrollling is sprake van een zogenoemde driehoeksrelatie: het payrollbedrijf, de werknemer waarmee het payrollbedrijf een arbeidsovereenkomst heeft en de opdrachtgever waar de werknemer werkzaam is. Mij is bekend dat er in rechtspraak en literatuur discussie is ontstaan over de vraag of bij payrolling het payrollbedrijf (de formele werkgever) danwel de opdrachtgever (de materiële werkgever) als juridische werkgever moet worden aangemerkt. Uiteindelijk zal daarover in de jurisprudentie duidelijkheid moeten ontstaan. Vooralsnog wordt bij de toepassing van het Ontslagbesluit dan ook uitgegaan van de veronderstelling dat het payrollbedrijf (de formele werkgever) de juridische werkgever is.
Als de opdrachtgever (de materiële werkgever) de relatie met een payrollmedewerker wil beëindigen en om die reden de payrollopdracht met het payrollbedrijf voor de betreffende werknemer beëindigt, komt zijn arbeidsplaats bij het payrollbedrijf in beginsel te vervallen. Als er voor deze werknemer geen andere mogelijkheden zijn om in dienst van het payrollbedrijf werkzaam te zijn, zal het payrollbedrijf een ontslagvergunning aanvragen om bedrijfseconomische redenen (geen werk bij het payrollbedrijf). Dat is ook wat het payrollbedrijf aannemelijk moet maken. Het gaat wat betreft de toepassing van het Ontslagbesluit om het vervallen van een arbeidsplaats bij het payrollbedrijf, niet om het vervallen van een arbeidsplaats bij de materiële werkgever. Dat betekent niet dat het payrollbedrijf kan volstaan met het zich beroepen op het feit dat de payrollopdracht is beëindigd. Op grond van het Ontslagbesluit en de beleidsregels UWV dient het payrollbedrijf aannemelijk te maken dat herplaatsing van de betreffende werknemer niet mogelijk is. Bij een ontslagverzoek moet dan ook blijken dat het payrollbedrijf nagegaan is of er bij andere opdrachtgevers geschikte vacatures zijn (of op korte termijn komen). Ook moet blijken dat het payrollbedrijf de werknemer op het bestaan van de vacatures heeft gewezen en dat hij de werknemer met de betreffende opdrachtgevers in contact heeft gebracht. Als hier niet aan is voldaan, wordt een vergunning geweigerd, feitelijk vanwege onvoldoende onderbouwing van de bedrijfseconomische noodzaak van het ontslag. Ik meen dat hiermee voldoende bewijs wordt gevraagd voor de bedrijfseconomische noodzaak voor ontslag bij het payrollbedrijf en merk op dat deze wijze van toetsing al enige tijd bestaat.
Deelt u de mening dat de vaak gehanteerde exclusiviteitsbepaling in inleenovereenkomsten leidt tot een schijnconstructie omdat de werknemers op wie de overeenkomst betrekking heeft gewoon blijven werken bij de «oude» werkgever? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
De terminologie «schijnconstructie» suggereert dat hier sprake is van een onoorbare constructie. Dat is niet zonder meer het geval. De mogelijkheid voor payrolling is ontstaan door het vervallen van de beperking die voorheen bestond voor het uitzenden van personeel bij dezelfde opdrachtgever. Dat was vroeger beperkt tot zes maanden maar deze beperking is komen te vervallen mede als gevolg van afspraken tussen werkgevers en werknemers in het zogenoemde Flexakkoord, midden jaren negentig van de vorige eeuw. Daardoor is het nu mogelijk werknemers voor langere duur op basis van een uitzendovereenkomst bij een opdrachtgever werkzaam te doen zijn. Hiervan wordt bij payrolling gebruik gemaakt.
Deelt u de mening dat de geconstateerde groei van het aantal payrolling-klanten leidt tot een scheefgroei op de arbeidsmarkt, waarbij werknemers ongewild een stuk zekerheid inleveren zodat hun werkgevers goedkoper uit zijn? Zo nee, waarom niet?
Op basis van de informatie die nu beschikbaar is, kan ik niet onderschrijven dat er sprake zou zijn van een scheefgroei. Feit is dat het aantal werkgevers en werknemers dat gebruik maakt van de payrollconstructie de afgelopen jaren is gestegen. Feit is ook dat payrollwerknemers een ander type contract hebben dan normaal gesproken het geval is. Of dat voor werknemers een ongewilde keuze is, kan ik niet uit de beschikbare gegevens afleiden.
Deelt u de mening dat de mogelijkheid om een inleencontract zeven keer te verlengen buitensporig is, ook in vergelijking met de uitzendsector? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer een voorstel verwachten om deze hernieuwingsmogelijkheid te beperken?
Ik deel de mening niet dat de mogelijkheid om een tijdelijke arbeidsovereenkomst zeven keer te verlengen (op basis van de zogenoemde VPO-CAO) zonder dat een vast contract ontstaat, buitensporig is in vergelijking met de uitzendsector. Voor de uitzendsector geldt (op grond van de zogenoemde ABU-CAO) dat gedurende de eerste 78 weken een onbeperkt aantal uitzendcontracten kan worden aangegaan en voor de periode van 24 maanden daarna, een tijdelijk contract bij het uitzendbureau zeven keer kan worden verlengd alvorens een vast contract ontstaat.
Hoe verhoudt de payrollconstructie zich met de uitzendsector?
Payrollbedrijven en uitzendbureaus lijken op elkaar wat betreft het tewerkstellen van werknemers bij derden. Net als bij uitzendbureaus is er ook bij payrollbedrijven sprake van een zogenoemde driehoeksrelatie: het payrollbedrijf, de werknemer waarmee het payrollbedrijf een arbeidsovereenkomst heeft en de opdrachtgever waar de werknemer werkzaam is. Het verschil tussen een medewerker werkzaam via een uitzendbureau en een medewerker werkzaam via een payrollorganisatie betreft onder meer de werving en de duur van de tewerkstelling. Bij een uitzendovereenkomst via het uitzendbureau werft het uitzendbureau de medewerker voor het bedrijf dat inleent. De terbeschikkingstelling aan derden is veelal van kortere duur. In het geval van payrolling werft het inlenende bedrijf de werknemer zelf en is de terbeschikkingstelling door het payrollbedrijf veelal voor onbepaalde tijd.
Bent u bereid de regels voor payrollingbedrijven zodanig aan te passen dat de evidente nadelen voor werknemers die onder zo’n contract werken, niet langer groter zijn dan voor werknemers die onder contract staan bij de organisatie waar zij ook daadwerkelijk hun taak verrichten? Zo nee, waarom niet?
Ik zal de Stichting van de Arbeid vragen hoe wordt aangekeken tegen de ontwikkeling van payrolling, mede in het licht van de gevolgen voor werknemers als het gaat om ontslag.
De verslechterde mensenrechtensituatie in China |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Kent u het rapport van de Chinese mensenrechtenorganisatie CHRD, waarin melding wordt gemaakt van de arrestatie van minstens vijftig dissidenten door de Chinese autoriteiten in de afgelopen weken?1
Ja.
Zo ja, ziet u hierin ook bevestiging van de internationaal steeds breder klinkende kritiek dat de mensenrechtensituatie in China in snel tempo verslechtert en dat er steeds harder wordt opgetreden tegen dissidenten?
Recent is de mensenrechtensituatie in China inderdaad verslechterd en wordt harder opgetreden tegen mensenrechtenverdedigers.
Zo ja, wat is naar het oordeel van de Nederlandse regering de oorzaak van deze snelle verslechtering?
Actuele gebeurtenissen zoals de toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede aan Liu Xiaobo, de ontwikkelingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten en de aanstaande leiderschapswisseling in China in 2012 hebben waarschijnlijk vrees voor instabiliteit bij de Chinese autoriteiten aangewakkerd.
Bent u tevens bekend met het bericht dat de Verenigde Staten zich «ernstige zorgen» maakt over de verslechtering van de mensenrechten in China en deelt u deze zorgen?2
Ja.
Wat bent u van plan te ondernemen om de Chinese autoriteiten te wijzen op hun internationaalrechtelijke verplichtingen op het vlak van mensenrechten, nu zij zo duidelijk in strijd handelen met die verplichtingen? Bent u bereid zowel in bilaterale contacten, als via de Europese Unie en de relevante VN instrumenten de Chinese autoriteiten hierop in heldere bewoordingen aan te spreken en de Kamer hier op korte termijn over te informeren?
Zowel bilateraal als in EU verband zijn zorgen over de verslechtering van de mensenrechtensituatie al overgebracht aan de Chinese autoriteiten. Tijdens de High Level Strategic Dialogue tussen de EU en China op 12 mei jl. heeft Hoge Vertegenwoordiger Lady Ashton de mensenrechtensituatie in China aan de orde gesteld. Op 12 april jl. heeft zij in een verklaring namens de Europese Unie met klem gevraagd om opheldering over het lot van de vele mensen die recent zijn vastgezet. Ze eiste behandeling van deze personen volgens de normen van internationaal recht en de rechtsstaat. Nederland heeft bilateraal zorg over de mensenrechtensituatie uitgesproken tijdens de recente bilaterale politieke consultaties met China, die plaatsvonden van 18–20 april jl. De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft tijdens zijn bezoek aan China (10 tot en met 13 mei jl.) in gesprekken met Chinese autoriteiten hetzelfde gedaan. Bovendien zal de mensenrechtensituatie in China diepgaand worden besproken tijdens de eerstvolgende EU – China mensenrechtendialoog die naar verwachting medio juni zal worden gehouden.
Wilt u specifiek navraag doen naar de situatie van de gehandicapte mensenrechtenactiviste Ni Yuan, die vorige week samen met haar echtgenoot Dong Jiqin is opgepakt en van wie sindsdien taal noch teken is vernomen? Wilt u de zaak van mevrouw Ni, die in een rolstoel terecht kwam na ernstige mishandeling door de Chinese politie, ook in internationaal verband aan de kaak stellen, zodat de druk op de Chinese autoriteiten wordt opgevoerd, net zoals nodig is in de zaak van de kunstenaar Ai Wei Wei en de Kamer hier op korte termijn over informeren?
Tijdens de eerdere detentie van mw. Ni heeft de EU reeds om opheldering gevraagd bij de Chinese autoriteiten over haar situatie en berichten over marteling. Haar recente situatie en detentie zijn zorgwekkend. Inmiddels hebben Ni Yulan en haar man contact gehad met hun advocaten en is de zaak in behandeling bij het Chinese Openbaar Ministerie. Nederland en de EU volgen deze zaak nauwlettend. Ik zal bepleiten dat de EU haar zaak wederom onder de aandacht van de Chinese autoriteiten brengt en uw Kamer op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen.
In de hiervoor genoemde verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Lady Ashton, van 12 april jl., heeft zij met klem gevraagd om opheldering over het lot van de personen die recent zijn vastgezet, waaronder Ai Weiwei. Tijdens de bilaterale buitenlands-politieke consultaties die van 18 tot 20 april jl. in Peking plaatsvonden heeft Nederland zorg over het lot van Ai Weiwei overgebracht aan de Chinese autoriteiten.
Waterkrachtcentrales en visgeleidingssystemen |
|
Diederik Samsom (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Is het u bekend dat er in de bestaande Nederlandse waterkrachtcentrales 20% tot 30% vissterfte optreedt bij vissen die stroomafwaarts migreren, terwijl het wel degelijk mogelijk is om waterkracht te benutten zonder de vissterfte significant te vergroten?1
Ja, het is mij bekend dat in de Rijkswateren bij bestaande waterkrachtcentrales (WKC’s) vissterfte optreedt bij stroomafwaarts migrerende vissen. Ik ben ervan op de hoogte dat er thans nieuwe innovatieve WKC’s beschikbaar zijn die minder vissterfte veroorzaken. Dit zijn doorgaans echter kleinschalige WKC’s met een opgewekt vermogen dat aanzienlijk lager ligt dan de bestaande WKC’s.
In de huidige situatie gaat het echter over bestaande WKC’s in een bestaande infrastructuur waarvoor een oplossing moet worden gezocht om vissterfte zoveel als mogelijk te reduceren. Uiterlijk in 2015 dienen de bestaande WKC’s te beschikken over afdoende visbeschermende maatregelen, zoniet dienen de turbines te worden stilgelegd tijdens de periode van vismigratie, zo zal worden opgenomen in de Watervergunning.
Bent u ervan op de hoogte dat er, ondanks de mogelijkheden, in Nederland nog geen enkele waterkrachtcentrale is uitgerust met een goed werkend visgeleidingssysteem voor stroomafwaarts migrerende vissen?
Ja, op dit moment zijn er voor de bestaande in de Nederlandse Rijkswateren werkende WKC’s (nog) géén goed werkende visgeleidingsystemen voorhanden.
Wat gaat u doen om de combinatie van duurzame energie en bescherming van de visstand mogelijk te maken en de bestaande waterkrachtcentrales zo spoedig mogelijk te voorzien van een goed werkend visgeleidingssysteem (conform motie Van der Vlies)?2
De exploitanten van de bestaande WKC’s in de Maas en de Nederrijn hebben in gesprekken met RWS en EL&I toegezegd om in het najaar 2011 te starten met een aangepast turbinebeheer. Dit houdt in dat de tweede en volgende turbines pas worden aangezet bij een hoger rivierdebiet. Hierdoor ontstaat minder schade aan vis. Uit onderzoek blijkt dat dit aangepast turbinebeheer leidt tot een reductie van 35% aalsterfte ten opzichte van het huidige sterftepercentage. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft het voornemen om dit vast te leggen als verplichting in een te verlenen ambtshalve Watervergunning die in het najaar 2011 zal worden verleend. Verder zal in deze Watervergunning de verplichting worden opgenomen tot het nemen van visbeschermende maatregelen uiterlijk in 2015.
Het schrappen van regels om de import van de Aziatische tijgermug te weren |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het waar dat u de Tijdelijke Warenwetregeling Lucky Bamboo wil schrappen? Waarom heeft u dit voornemen?
De Tijdelijke Warenwetregeling Lucky Bamboo was een spoedregeling die per 11 januari 2011 is vervallen. De voorschriften die aan de verhandeling van Lucky Bamboo werden gesteld, zijn op grond van voortschrijdend inzicht aangepast en met ingang van 4 mei 2011 opgenomen in het Warenwetbesluit Lucky Bamboo (Staatsblad 2011, 196).
Deelt u de mening dat de import van de Aziatische tijgermug een groot gevaar kan opleveren voor de volksgezondheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wilt u import van Lucky Bamboo, waar de Aziatische tijgermug zich vaak op bevindt, weer toestaan?
De tijgermug vormt een risico voor de volksgezondheid en kan met de import van onder andere Lucky Bamboo in Nederland worden geïntroduceerd. Daarom heb ik onder andere voorschriften gesteld aan de verhandeling van Lucky Bamboo. Er is nimmer sprake geweest van een importverbod van Lucky Bamboo. Lucky Bamboo mag onder voorwaarden worden geïmporteerd in Nederland. De nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) ziet toe op correcte handhaving van de AMvB.
Kunt u bevestigen dat tijgermuggen in Italië en Frankrijk uitbraken van chikungunya en knokkelkoorts hebben veroorzaakt?
Ja. Er is in Italië een uitbraak van chikungunya geweest. In Frankrijk zijn enkele mensen met knokkelkoorts gemeld die de ziekte hoogstwaarschijnlijk in Frankrijk hebben opgelopen. De tijgermug komt zowel in Italië, Frankrijk, als in andere Europese lidstaten voor. Dit maakt ook dat de muggen in Europa slecht uitroeibaar zijn. Hiermee houd ik rekening in mijn beleid.
Deelt u de mening dat de introductie en vestiging van invasieve exoten schadelijk kan zijn voor de inheemse natuur, de economie en de volksgezondheid, dat deze schade vaak onomkeerbaar is, en dat, omdat de soort vaak niet meer uit zijn nieuwe leefgebied te verwijderen is, alles op alles moet worden gezet de introductie en vestiging van invasieve exoten voorkomen moet worden door het probleem aan te pakken bij de bron?
Ik deel de mening dat exotische muggen, als zij zich zouden vestigen, moeilijk of in sommige gevallen zelfs niet uitroeibaar zijn en dat dit gevolgen kan hebben voor de mens en de natuur. Daarom richt mijn beleid zich op het voorkomen van vestiging van exotische muggen. Verschillende nationale en internationale experts buigen zich over de vraag op welke wijze de bestrijding van exotische muggen adequaat en optimaal kan plaatsvinden. Ik verwacht de diverse adviezen in de loop van 2011. Tot die tijd werk in nauw samen met de importeurs van Lucky Bamboo, de importeurs van tweedehands autobanden, de bestrijdingsdiensten, het Centrum Monitoring Vectoren van de nVWA, diverse gemeenten en hun GGD’en om zicht te houden op de eventuele introductie van exotische muggen en om in gezamenlijkheid de bestrijding optimaal vorm te geven.
Hoe verhoudt uw voornemen de import van Lucky Bamboo weer toe te staan zich tot de met algemene stemmen aangenomen motie Waalkens1 die de regering opdraagt over te gaan tot daadwerkelijke handhaving en sanctionering, toe te zien op een nultolerantie van tijgermuggen dan wel hun eieren en larven in geïmporteerde Lucky Bambooplanten uit China in de containers waarin ze vervoerd zijn, en ook importeurs van tweedehands autobanden in het toezichtregime te betrekken?
Voor beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 4, 5, 6, 7 en 9 van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (2011Z09254).
Bent u bereid uw voornemen import van Lucky Bamboo weer toe te staan in te trekken en in plaats daarvan over te gaan tot versterkte handhaving op de import van Lucky Bamboo? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Geheimhouding van gegevens over de opgevangen orka Morgan door het Dolfinarium |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat het Dolfinarium geen medische informatie over orka Morgan meer wil vrijgeven?1
In de berichtgeving waarnaar in vraag 1 verwezen wordt, staat dat het Dolfinarium het niet nodig acht om bepaalde maatschappelijke organisatie’s medische gegevens te geven. Daartoe is het ook niet verplicht, ook niet op basis van het protocol «Opvang en rehabilitatie». Zoals u in het door u aangehaalde bericht kunt lezen, hebben wetenschappers wel reeds kennis over het DNA van de orka Morgan. Het overleg tussen mijn ministerie en het Dolfinarium verloopt opde gebruikelijke manier. Er zijn tot op dit moment geen plannen ten aanzien van de orka, waarover ik formeel een besluit had moeten nemen.
Wat vindt u van het door het Dolfinarium aangevoerde argument dat het vrijgeven van de medische gegevens de privacy van de orka zou aantasten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat de orka inmiddels dagelijks tentoongesteld wordt aan het publiek? Kunt u inzicht geven in de (meer)opbrengsten die het Dolfinarium met deze «attractie» genereert? Zo nee, waarom niet?
Ja, de orka is inmiddels dagelijks van 13.30 tot 16.00 uur voor publiek te zien, als onderdeel van een daaromheen georganiseerd educatief programma, waarbij ook altijd iemand van het Dolfinarium aanwezig is. Ik ben niet verantwoordelijk voor het publiceren van de bezoekersaantallen van het Dolfinarium, noch in het interpreteren van deze aantallen in het licht van de opvang van de orka.
Heeft het Dolfinarium zijn besluit om de gegevens over Morgan voortaan voor zichzelf te houden ter toetsing aan u voorgelegd? Zo ja, wat was daarop uw reactie en wat is daarmee gedaan? Zo nee, hoe verhoudt dit zich tot antwoorden op eerdere vragen waarin u stelt dat het Dolfinarium voornemens is zijn plannen met Morgan aan u voor te leggen? Welke plannen en beslissingen hebben zich in dit licht nog meer aan uw toetsing onttrokken?
Zie antwoord vraag 1.
Voelt u zich als staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie verantwoordelijk voor deze orka? Zo ja, hoe komt die verantwoordelijkheid tot uiting in de precieze beslissings- en bevoegheidsverdeling tussen u en het Dolfinarium? Zo nee, kunt u uitleggen waarom niet?
Jaarlijks worden vele verweesde, verdwaalde, verwonde of verzwakte wilde dieren opgevangen door medewerkers van opvangcentra. Ik ben verantwoordelijk voor de voorwaarden die dergelijke opvang mogelijk maken en de handhaving ervan en acht de opvangcentra verantwoordelijk voor de omgang met de individuele dieren. Deze verantwoordelijkheidsverdeling is ook mijn uitgangspunt inzake orka Morgan.
Mijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de situatie in gebieden onder beheer van Staatsbosbeheer als onderdeel van de rijksdienst is een wezenlijke andere dan die ten opzichte van private partijen die zich, binnen de kaders van wet- en regelgeving, bezig houden met de opvang van dieren in nood.
Kunt u uitleggen hoe uw opstelling in de kwestie Morgan, waarbij u de besluitvorming over de orka volledig over lijkt te laten aan het Dolfinarium, zich verhoudt tot uw opstelling tegenover bijvoorbeeld Staatsbosbeheer, die een overeenkomst heeft moeten tekenen over het gehoorzaam opvolgen van de adviezen van een door u ingestelde, onafhankelijke expertcommissie inzake de Oostvaardersplassen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven in hoeverre experts wereldwijd, en vooral rond de Noorse zee, voorzien zijn van het DNA van Morgan om te helpen bij het vinden van haar familie ten behoeve van het uitgangspunt van de opvang, namelijk terugplaatsing in zee? Bent u met ons van mening dat eventuele expertise en hulp van buiten het Dolfinarium, die het doel van terugplaatsing dichterbij zouden kunnen brengen, moet worden verwelkomd in het belang van de orka?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uiteenzetten hoe deze gegevensstop van het Dolfinarium zich verhoudt tot de doelstelling in het Kwaliteitsprotocol voor de opvang van beschermde dieren op basis waarvan het Dolfinarium ontheffing heeft gekregen? Kunt u toezeggen dat de medische gegevens van de orka alsnog openbaar worden gemaakt?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de analyse dat het geheimhouden van de medische gegevens van deze orka de inspanningen van (internationale) experts buiten het Dolfinarium kan hinderen een bijdrage te leveren aan de doelstelling om haar terug te plaatsen in het wild? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u dat het Dolfinarium voldoende moeite heeft gedaan om een DNA match te vinden om de familie van Morgan te vinden? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, wat gaat u daaraan doen?
Ja, het Dolfinarium heeft de expertise ingeroepen van erkende deskundigheid op dit terrein en heeft de uitkomst daarvan opgenomen in het openbare wetenschappelijk rapport.
Deelt u de mening dat er nog steeds een kans bestaat dat familieleden geïdentificeerd worden en dat terugplaatsing in het wild dus niet mag worden uitgesloten? Zo ja, bent u bereid Dolfinarium hiervan op de hoogte te stellen? Zo nee, waarom niet?
Er zal altijd een kans bestaan dat de familieleden worden geïdentificeerd, zolang daar actief naar wordt gezocht. De vraag is of verder zoeken zinvol is, omdat onzeker is of de orka naar de immer rondtrekkende groep familieleden kan worden gebracht en of zij in de groep zal worden opgenomen na een lange periode van afwezigheid.
Bent u bereid het protocol2, op basis waarvan Dolfinarium de ontheffing heeft gekregen om tandwalvissen op te vangen, naar de Kamer toe te zenden? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het protocol is als bijlage toegevoegd aan deze brief.3
Deelt u de mening dat de educatieve en wetenschappelijke rol van Morgan bij voortgezet verblijf in een amusementspark sterk ondergeschikt is aan de amusementsrol? Zo ja, bent u bereid verplaatsing naar parken als Sea World uit te sluiten? Zo nee, kunt u dat onderbouwen?
Nee, ik deel deze mening niet. Het tentoonstellen van een dier en het bestuderen van zijn gedrag kan een educatief en wetenschappelijk doel dienen. Verplaatsing naar een groter park kan uit oogpunt van dierenwelzijn wenselijk zijn als de orka daarmee in een groep met soortgenoten terecht komt.
Deelt u de mening dat ook wanneer geen familieleden gevonden worden, Morgan in een meer natuurlijke omgeving zoals een afgesloten zeearm zou kunnen leven, zonder dat er een attractie van haar wordt gemaakt? Zo ja, bent u bereid dit alternatief nadrukkelijk mee te nemen in de zoektocht naar een geschikter verblijf? Zo nee, waarom niet?
Een natuurlijke omgeving, zoals een afgesloten zeearm, kan een alternatief zijn zolang ook aan andere voorwaarden wordt voldaan zoals de aanwezigheid van soortgenoten en uiteraard een organisatie die over een zeearm kan beschikken en tevens voldoet aan vereisten om orka’s op te vangen of te houden. Het Dolfinarium is op zoek naar een alternatieve opvanglocatie die voldoet aan de internationale voorwaarden voor het houden van orka’s.
De toepassing van een luiersensor in de ouderenzorg |
|
Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op de ontwikkeling van een incontinentieluier met een ingebouwde sensor die waarschuwt wanneer het materiaal verzadigd is? Deelt u de mening van de ontwikkelaars dat deze uitvinding een toepassing kan vinden in zorginstellingen? Wilt u uw antwoord toelichten?1
Ik verwacht dat zorgaanbieders innovaties inzetten om hiermee direct of indirect de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Het idee achter de toepassing van sensortechnologie om de verzadiging in incontinentiemeteriaal exacter en discreter te kunnen bepalen, zodat het materiaal tijdig verwisseld kan worden, vind ik op zichzelf sympathiek. Zie in dit verband het eerste deel van mijn antwoord op vraag 5. Vooropgesteld ben ik van mening dat het dragen van incontinentiemateriaal alleen aan de orde is als hier cliëntgerelateerde noodzaak toe is. Instellingen waar cliënten incontinentiemateriaal moeten dragen terwijl die noodzaak er niet is, leveren feitelijk onverantwoorde zorg. Voor cliënten die door bovengenoemde redenen afhankelijk zijn van het gebruik van incontinentiemateriaal kan ik mij voorstellen dat toepassing van sensortechnologie een uitkomst kan zijn. Bijvoorbeeld omdat men hierdoor niet steeds inbreuk hoeft te plegen op de lichamelijke privacy van cliënten bij een vermoeden dat zij urine of ontlasting hebben gehad, ook wanneer dit uiteindelijk niet zo is. En aan de andere kant om hiermee te voorkomen dat niet op tijd wordt opgemerkt dat het incontinentiemateriaal overvol is, met alle onprettige gevolgen van dien voor de cliënt en zijn omgeving. Overigens geldt op grond van mijn voorstel voor de Zorginstellingen Beginselenwet, zoals die op dit moment voorligt ter advisering bij de Raad van State, dat de wens van de cliënt in dezen leidend moet zijn.
Door het voorkomen van overbodig wisselen van schoon incontinentiemateriaal als ontluisterend ervaren controle en het eerder verwisselen van vervuild materiaal kan een innovatie als de luiersensor dus bijdragen aan het welbevinden van hierboven genoemde cliënten. Wel vind ik het van belang dat de tijd en de middelen die deze vinding uitspaart, gebruikt wordt om de cliënten positieve aandacht te geven. Wat dat betreft dient er oog te zijn voor de schaduwzijden van de toepassing van de sensorsticker waar u in uw vraagstelling aan refereert. Daarom vind ik dit een goede vraag. Ik wijs echter in dit verband op het hoofdstuk Ouderenzorg in het Regeer- /Gedoogakkoord. Hierin staat dat er een einde moet komen aan 24-uursluiers. De 24-uursluier geldt hier als een metafoor voor de verschraling van de zorg aan ouderen in verpleeghuizen. Mijn inzet is er op gericht de kwaliteit van de ouderenzorg te vergroten. Ik vind dat uitvindingen als bijvoorbeeld de sensorsticker in incontinentiemateriaal in geen geval alibi mogen zijn om de verzorging binnen instellingen terug te brengen tot het verrichten van uitsluitend de aller-noodzakelijkste handelingen, hetgeen ten koste gaat van de tijd, aandacht en respect voor de cliënten. In die zin zitten wij zeker op dezelfde lijn.
Deelt u de mening dat deze «zorginnovatie» tekenend is voor de ontmenselijking van de zorg voor onze ouderen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhouden uw beleidsvoornemens met betrekking tot de rechten van bewoners van zorginstellingen zich tot een uitvinding die bewerkstelligt dat ouderen pas verschoond worden nadat zij zichzelf «voldoende» hebben bevuild? Vindt u deze ontwikkeling bevorderlijk voor de menselijke waardigheid?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw opvatting over de uitspraak dat de ernstige personeelstekorten in de ouderenzorg kansen creëren waar ondernemers op kunnen inspelen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de in het artikel genoemde ondernemers inmiddels contact hebben opgenomen met uw ministerie? Wat was/is de aard van dit contact, welk voorstel of verzoek is gedaan en op welke wijze heeft u gereageerd? Bent u voornemens medewerking te verlenen aan het implementeren van de luiersensor in de langdurige zorg?
De ondernemers hebben op 14 april 2010 een offerte ingediend bij Agentschap NL in het kader van de SBIR Call voor Experimenten Preventie door Sectoroverstijgende Initiatieven van 16 februari 2010. SBIR staat voor Small Business Innovation Research. In dit interdepartementale programma ontwikkelen bedrijven in opdracht van de overheid in competitie innovaties die bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. In de SBIR Preventie door Sectoroverstijgende Initiatieven riep het Zorginnovatieplatform ondernemers op projectvoorstellen in te dienen die uiteindelijk leiden tot het positief beïnvloeden van het gezond ouder worden van 55-plussers. Het gaat daarbij om innovaties die de vraag naar zorg en de druk op het zorgsysteem verminderen. Het programma bestaat uit 2 fasen: (1) haalbaarheidsonderzoek naar de innovatie; en (2) ontwikkeling van de innovatie.
Op advies van een onafhankelijke beoordelingscommissie van deskundigen uit de zorg van deze SBIR heeft de minister op 12 augustus 2010 opdracht verleend tot het verrichten van een haalbaarheidsonderzoek naar een «Mobiel, draagbaar incontinentienotificatiesysteem met accu». Het eindrapport van dit haalbaarheidsonderzoek is 28 februari 2011 door Agentschap NL ontvangen. Hiermee was fase 1 afgesloten en konden de ondernemers zich kandideren voor fase 2. Op 28 april 2011 is de offerte voor fase 2 ingediend bij Agentschap NL. 7 Juni zal de beoordelingscommissie alle ingediende offertes beoordelen en vervolgens advies uitbrengen aan de minister.
Daarnaast is er contact geweest met de ondernemers naar aanleiding van deze vragen.
Het moge duidelijk zijn dat ik niet meewerk aan het stimuleren, faciliteren of implementeren van innovaties die contrair zijn aan mijn ambitie de kwaliteit van de ouderenzorg te verbeteren.
Wat is uw opvatting over het feit dat met de luiersensor is geëxperimenteerd bij zorginstelling Pieter van Foreest te Delft? Hebben alle bewoners en hun familie expliciet toestemming verleend aan dit experiment? Is het zorgpersoneel hierin gekend? Kunt u de procedure van het experiment naar de Kamer sturen?
Onderdeel van een innovatieproces is altijd dat een nieuwe vinding eerst op beperkte schaal in de praktijk wordt uitgeprobeerd. Welke innovaties waar en op welk moment worden getest, is niet aan mij. Innovatie is immers primair de verantwoordelijkheid van het veld zelf en dient plaats te vinden binnen de bestaande wettelijke kaders voor kwaliteit en veiligheid.
In het contact naar aanleiding van deze vragen is mij verteld dat het experiment 4 dagen heeft geduurd en dat de betrokken cliënten en medewerkers vrijwillig hebben ingestemd met deelname. De procedure van het experiment is niet in mijn bezit.
Wat is uw oordeel over het feit dat de zorginstelling Pieter van Foreest en verschillende andere zorginstellingen voornemens zijn gebruik te gaan maken van de luiersensor? Kampen deze instellingen met dusdanige personeelstekorten dat de lichamelijke verzorging, incontinentiezorg en persoonlijke aandacht voor bewoners in het geding is?
Zie antwoord vraag 1.
Staat u sympathiek tegenover de opvatting in het artikel dat, doordat de luiersensor voorkomt dat niet-verzadigd incontinentiemateriaal wordt weggegooid, er sprake is van een efficiënter zorgproces en besparingen kunnen worden geboekt?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het magnetrondoekje als alternatief voor een wasbeurt en nu de luiersensor als alternatief voor voldoende aandacht en personeelsbezetting, eerder getuigen van zorgwekkend moreel verval dan van prijzenswaardige innovativiteit? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat een weekje meelopen in de nachtdienst van een verpleeghuis wellicht van meer nut zou zijn voor de genoemde ondernemers dan een geldprijs van 10 000 euro van een oliemaatschappij? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik voel de strekking van uw vraag. Op grond van eigen ervaring kan ik bevestigen dat werken in de zorg verrijkend is. Dat geldt zeker ook voor degenen die een tijdje in een zorginstelling willen meelopen. Ik stimuleer mijn medewerkers dan ook om dit regelmatig te doen.
Welke volgende «innovatie» verwacht u de komende jaren in de zorg? Een geautomatiseerde wasstraat voor ouderen, wellicht? Of een vuilafstotende spray waardoor verpleeghuisbewoners slechts één keer per maand gewassen hoeven te worden?
Dat is een schrikbeeld. Mijn voorspellende gaven zijn niet van een zodanige aard en kwaliteit dat ik in staat ben uw vraag serieus te beantwoorden, maar zoals u weet deel ik uw toewijding aan de zorg voor kwetsbare ouderen, dus zullen we er samen voor zorgen dat het niet zo wordt.
Het bericht 'Vrouw (97) moet achter rovers aan' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht: «Vrouw (97) moet achter rovers aan»1 ?
Ja.
Klopt het dat een 97-jarige vrouw uit Oss, die slachtoffer was van een extreem gewelddadige overval in haar eigen huis, zelf achter de door de twee daders nog te betalen schadevergoeding van vierduizend euro aan moet?
Nee, ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2 van het lid Van der Steur van uw Kamer (2011Z09247, ingezonden 29 april 2011).
Deelt u de mening dat deze gang van zaken een verkeer signaal afgeeft aan de slachtoffers en de samenleving en daarmee het vertrouwen in justitie schaadt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de beloften gemaakt in het gedoogakkoord, namelijk dat de ondersteuning van slachtoffers wordt verbeterd en dat zal worden ingezet op het betalen van schadevergoeding?
Nee, ik verwijs naar mijn antwoord op vragen 2 en 3 van het lid Van der Steur van uw Kamer (2011Z09247, ingezonden 29 april 2011).
Wat is in dat kader de stand van zaken met betrekking tot het in het gedoogakkoord aangekondigde wetsvoorstel om een beslagtitel in het strafrecht te realiseren, zodat in een vroeg stadium beslag kan worden gelegd op middelen van verdachten die onder meer ten goede kunnen komen aan de schadevergoeding en proceskosten van slachtoffers?
Dit wetsvoorstel wordt op dit moment op ambtelijk niveau voorbereid. Naar verwachting kan het begin 2012 aan uw Kamer worden aangeboden.
Bent u bereid te bewerkstelligen dat er alsnog een inningsmogelijkheid komt en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) achter de schadevergoeding voor deze hoogbejaarde vrouw aangaat? Zo ja, welke maatregelen gaat het CJIB daartoe nemen? Zo nee, waarom niet?
Zoals uiteen gezet in antwoord op vraag 2 van het lid Van der Steur van uw Kamer (2011Z09247, ingezonden 29 april 2011) werkt het CJIB al aan het incasseren van de in deze zaak opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
Buitenlandse beurzen |
|
Boris van der Ham (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Wat is de reden dat de regering het Huygens Scholarship Programme schrapt?1
Mijn overweging om deze subsidie te beëindigen is gelegen in het feit dat slechts een beperkte groep studenten kan profiteren van deze regeling. Ik heb bij het invullen van de subsidietaakstelling prioriteit gegeven aan het in stand houden van de infrastructuur voor de internationalisering van het hoger onderwijs, die een breder bereik heeft.
Het totaal aantal buitenlandse studenten in Nederland (alle mobiliteit meegerekend) is in de afgelopen jaren gegroeid naar bijna 60 000 in 2010. Het totaal aantal Nederlandse studenten in het buitenland is de afgelopen jaren toegenomen tot iets meer dan 20 000 in 20102. In 2010 waren er 239 internationale (=instroom) en 122 Nederlandse (=uitstroom) Huygens bursalen (Nuffic). Het aantal Huygens bursalen vormt van dit geheel dus een klein aandeel, voor een relatief groot bedrag.
Deelt u de mening dat Nederlandse studenten die aan topuniversiteiten studeren van belang zijn voor de versterking van de Nederlandse kenniseconomie?
Ja.
Deelt u de visie dat de Huygensbeurzen een belangrijk onderdeel zijn van de strategie om meer toptalent voor het Nederlandse bedrijfsleven aan te leveren en daarmee Nederland aantrekkelijk te houden voor Nederlandse en buitenlandse bedrijven?
Ik ben het met u eens dat het HSP in die strategie een rol vervult. De beëindiging van dit programma is dan ook geen eenvoudige of lichtvaardige beslissing geweest. Er zijn echter ook andere strategieën om ons bedrijfsleven van talent te voorzien. Daarover wissel ik graag met de Kamer van gedachten naar aanleiding van de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek, die u voor het zomerreces ontvangt.
Tegen deze achtergrond wijs ik op een regeling van de IND, die mogelijk maakt dat in ons land afgestudeerde buitenlandse studenten ná afstuderen een jaar lang de kans krijgen op het vinden van een baan. In dat zoekjaar zijn deze studenten vrij op de arbeidsmarkt. Naar mijn mening kan deze regeling een grote bijdrage leveren aan het aantrekken van talent voor Nederland.
Kunt u aangeven welke alternatieve beurzen Nederlandse bedrijven beschikbaar stellen nu dit kabinet het niet langer als zijn taak ziet om Nederlandse studenten de kans te bieden aan een topuniversiteit te studeren?
Diverse beursmogelijkheden worden door zowel Nederlandse als niet-Nederlandse stichtingen, fondsen en bedrijven aangeboden. En daarnaast zijn er Europese beurzenprogramma’s zoals Erasmus en Erasmus Mundus. De Nuffic geeft met de zogenaamde «beursopener»3 informatie aan studenten die een periode in het buitenland willen studeren en voor de bekostiging daarvan beurzen en fondsen zoeken. Verder is de studiefinanciering van studenten meeneembaar naar het buitenland.
Als er geen beurzen beschikbaar zijn gekomen vanuit het Nederlandse bedrijfsleven, waarom bent u dan van mening dat u kunt bezuinigen op het Huygens Scholarship Programme?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn van deze bezuiniging voor het aantal Nederlandse studenten dat aan een buitenlandse topuniversiteit kan studeren?
Ik verwacht geen grote negatieve gevolgen voor het aantal Nederlandse studenten aan buitenlandse topuniversiteiten vanwege het wegvallen van het HSP, mede gezien het beperkte aantal Nederlandse HSP-bursalen (122 in 2010).
Kunt u aangeven hoeveel deze bezuiniging oplevert?
In 2012–2015 gaat het op jaarbasis om € 11,3 miljoen.
Wat is uw reactie op de stelling dat deze relatief kleine bezuiniging een grote schade aanricht aan de Nederlandse economie en dat deze niet past in het beleid van dit Kabinet om Nederland terug te laten keren in de Top 5 van kenniseconomieën?
De beëindiging van een programma als het HSP betekent niet dat Nederland geen topkenniseconomie kan zijn. Andere wegen voor het ontwikkelen van academisch talent in Nederland zullen benut moeten worden. Het in stand houden van de infrastructuur voor internationalisering biedt daartoe goede mogelijkheden. Andere voorstellen om het hoger onderwijs te verterken doe ik in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat het aantal Nederlandse studenten dat aan buitenlandse topuniversiteiten studeert tijdens deze kabinetsperiode toeneemt? Hoeveel extra studenten wil dit kabinet de mogelijkheid bieden te studeren aan een topuniversiteit in het buitenland?
Ik stel geen kwantitatief doel op als het gaat om het aantal Nederlandse studenten dat aan buitenlandse topuniversiteiten studeert. Wel zorg ik er voor dat studenten voldoende mogelijkheden hebben voor internationale mobiliteit door de infrastructuur voor de internationalisering van het hoger onderwijs in stand te houden en meeneembare studiefinanciering beschikbaar te stellen. Ook neem ik maatregelen ter verhoging van de effectiviteit en efficiëntie van die infrastructuur.
Het bericht 'Jeugdzorg brengt afsprakeb niet in de praktijk' |
|
Sabine Uitslag (CDA) |
|
Kent u het bericht «Jeugdzorg brengt afspraken niet in de praktijk»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Klopt het dat de provincies de verantwoordelijkheid hebben om de naleving te controleren van de afspraken die de Inspectie maakt met de Jeugdzorgaanbieders? Zo ja, op welke wijze pakken de provincies deze rol op? Zijn er grote verschillen tussen de provincies? Hoe beoordeelt u deze verschillen?
Ik interpreteer deze vraag zo dat verwezen wordt naar de controle op de naleving van afspraken die instellingen in de jeugdzorg met elkaar maken op basis van aanbevelingen van de inspectie.
Ingevolge de Wet op de jeugdzorg zijn provincies verantwoordelijk voor het leveren van verantwoorde zorg. Om verantwoorde zorg te kunnen leveren, worden afspraken gemaakt met betrokken veldpartijen. Naast deze afspraken maken veldpartijen onderling ook afspraken met elkaar, bijvoorbeeld op basis van aanbevelingen van de inspectie. Bij het maken van dit soort afspraken is de provincie niet altijd betrokken. Het veld is zelf verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van gemaakte afspraken. Indien de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) constateert dat het niet nakomen van door veldpartijen gemaakte afspraken leidt tot onveilige situaties, kan zij aanbevelingen doen ter verbetering. Deze aanbevelingen richt zij tot de betreffende instelling en, afhankelijk van de aard van het onderzoek, aan de betrokken provincie en/of aan het Rijk. Daarnaast heeft de inspectie een signaleringsfunctie richting de betrokken overheidslaag om deze op de hoogte te brengen van de door haar geconstateerde knelpunten, zoals het niet nakomen van afspraken.
De verantwoordelijkheid voor de controle op de naleving van gemaakte afspraken tussen de inspectie en jeugdzorgaanbieders ligt niet primair bij provincies. Zoals gezegd hebben instellingen in eerste instantie een eigen verantwoordelijkheid. Daarnaast heeft de inspectie verschillende instrumenten in handen om het nakomen van gemaakte afspraken te bevorderen, bijvoorbeeld het inzetten van verscherpt toezicht. De inspectie heeft eveneens de mogelijkheid om een handhavende maatregel te vragen aan Gedeputeerde Staten (GS). GS kan vervolgens een schriftelijke aanwijzing geven aan het bureau jeugdzorg of de betrokken instelling.
Pas in tweede instantie is het Rijk aan zet. Als de inspectie van mening is dat de provincie onvoldoende handhaaft, kan zij de betrokken bewindspersoon adviseren GS een aanwijzing te geven om te handhaven.
Welke rol kunt u op u nemen om te zorgen dat alle provincies hun taak op adequate wijze oppakken?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe worden in de toekomst gemeenten voldoende geëquipeerd wanneer zij de verantwoordelijkheid krijgen voor de jeugdzorg? Op welke wijze vindt dan toezicht concreet plaats? Wie krijgt na de decentralisatie welke verantwoordelijkheid?
Rijk, VNG en IPO maken samen afspraken om ervoor te zorgen dat gemeenten zijn voorbereid op hun nieuwe verantwoordelijkheid met betrekking tot zorg voor jeugdigen.
De mate van toezicht door het Rijk zal afhankelijk zijn van de zorgzwaarte en/of mate van ingrijpen in het gezin. Rijk, inspectie en VNG werken dit gezamenlijk nader uit.
U wordt zo spoedig mogelijk nader geïnformeerd over de aanpak van decentralisatie van de zorg voor jeugd.
Hoe kan dit worden meegenomen in de overheveling van provincie naar gemeenten?
Zie antwoord vraag 4.
De gevolgen van het SBF-verlof voor gevangenispersoneel |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de problematiek van de groep mensen met een substantieel bezwarende functie (SBF) en een toekomstig SBF-verlof, meer specifiek de mensen werkzaam voor de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), en de onrust die dit onder gevangenispersoneel met zich meebrengt?
Ja.
Kunt u toelichten hoe het komt dat de SBF-regeling, die voor de FLO/FPU-regeling in de plaats is gekomen, een grote financiële achteruitgang met zich meebrengt voor het gevangenispersoneel dat na 1949 geboren is? Hoe zit dit precies?
De Regeling uitkering substantieel bezwarende functies 2006 (hierna: SBF-regeling) kent twee uitkeringsvormen, te weten de SBF-verlofuitkering en de SBF-ontslaguitkering (voorheen de FLO-uitkering). Beide uitkeringen bedragen bruto 80% van de laatstverdiende bezoldiging. De netto-uitkering van de SBF-verlofuitkering, die geldt voor de medewerker geboren na 1949 en voor 1965, kent de volgende inhoudingen:
De netto-uitkering van de SBF-ontslaguitkering, die geldt voor de medewerker geboren voor 1950, kent de volgende inhoudingen:
De netto-uitkering van de SBF-ontslaguitkering is hoger in verband met de compensatie voor de inkomensafhankelijke premie Zorgverzekeringswet over een deel van de FPU-uitkering. Bovendien wordt er minder pensioenpremie afgedragen. De medewerker met een SBF-verlofuitkering betaalt meer pensioenpremie en bouwt daarmee ook meer pensioen op.
Is deze financiële achteruitgang, waarbij sommige mensen maandelijks netto tot meer dan € 200 minder te besteden hebben ten opzichte van de FLO/FPU regeling, beoogd? Hoe rechtvaardigt u dit?
De SBF-regeling is in 2008 ingevoerd met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006. Deze regeling heeft de regeling ontslaguitkering substantieel bezwarende functies vervangen in verband met het in werking treden van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet VPL), de met ingang van 1 januari 2006 aangebrachte wijzigingen in het pensioenreglement en het reglement FPU en de wijzigingen die zijn afgesproken in de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2005–2006 met betrekking tot de regeling substantieel bezwarende functies.
De netto SBF-verlofuitkering is lager dan de netto SBF-ontslaguitkering. De lagere netto SBF-verlofuitkering is niet beoogd, maar is de uitkomst van inhoudingen op de uitkering volgens algemeen wettelijke voorschriften ten aanzien van belastingen en premies. De oorzaken van de lagere uitkomst zijn bij vraag twee benoemd.
Om hoeveel mensen gaat het bij de Rijksoverheid en meer specifiek voor de DJI?
Van 1 januari 2010 tot 1 mei 2011 hebben 249 mensen Rijksbreed, waarvan 207 mensen van DJI, gebruik gemaakt van de SBF-regeling.
Waarom wordt deze financiële achteruitgang niet gecompenseerd?
Ik verwijs naar het antwoord op de vragen 3 en 7.
Waarom biedt u aan deze groep geen andere functies aan, die niet «substantieel bezwarend» zijn? Heeft u dit overwogen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik heb hiervoor bij DJI een regeling getroffen, te weten, de Regeling arrangementen tweede carrière na een substantieel bezwarende functie bij DJI (hierna: regeling tweede carrière). Deze regeling biedt de medewerker de mogelijkheid om over te stappen naar een niet substantieel bezwarende functie. De medewerker dient minimaal acht dienstjaren onafgebroken in een substantieel bezwarende functie te hebben gewerkt. Deze regeling kent drie arrangementen te weten:
Uitgangspunt van deze regeling is een vrijwillige keuze van de medewerker. De meeste medewerkers, die van de regeling gebruik maken, maken gebruik van arrangement C.
Deelt u de mening dat de gevolgen van deze beleidswijzigingen voor deze relatief kleine groep oudere werknemers, die veelal een lang dienstverband hebben in een substantieel bezwarende functie, buitengewoon hard zijn? Zo neet, waarom niet? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om voor deze groep verzachtende omstandigheden te creëren?
Nee, deze medewerker ontvangt gedurende de verlofperiode een uitkering van 80% bruto van de laatstverdiende bezoldiging. De netto lagere opbrengst daarvan is het gevolg van inhoudingen op de uitkering volgens algemeen wettelijke voorschriften ten aanzien van belastingen en premies.
Genederbeleid in de Arabische regio |
|
Mariko Peters (GL), Wassila Hachchi (D66) |
|
Welke concrete gevolgen voor het Nederlandse beleid ten aanzien van vrouwen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (de MENA-landen) heeft de verklaring van u en de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Clinton, waarin u stelde dat deze «will lead to concrete joint actions for women»?1 Wanneer wordt duidelijk wat deze concrete acties zijn?
De VS, en vooral minister Clinton, benadrukt stelselmatig dat duurzame democratie zonder participatie van vrouwen niet mogelijk is. Nederland zet zich al jaren in om de positie van vrouwen en meisjes in de regio te versterken en heeft op dit terrein een uitstekende reputatie opgebouwd, die door de VS wordt erkend. De gezamenlijke verklaring van de VS en NL onderstreept het gemeenschappelijk belang dat beide landen aan deelname van vrouwen aan politieke en bestuurlijke besluitvormingsprocessen hechten.
Als uitvloeisel van de verklaring was Nederland vertegenwoordigd bij het bezoek van de Amerikaanse Ambassadeur for Global Women’s Issues Melanne Verveer aan Tunesië (mei 2011) voor overleg met vrouwenorganisaties uit de regio. Een bezoek aan Marokko voor overleg met de autoriteiten staat eveneens op het programma. In juni zal door Nederland en de VS worden deelgenomen aan een ministeriële bijeenkomst van de Community for Democracies (Working Group on Women and Democracy Mentoring) in Vilnius.
Hoe zult u de «areas of collaboration» identificeren waar Nederland en de Verenigde Staten bij bestaande initiatieven een specifieke meerwaarde kunnen leveren? Welke (Nederlandse) NGO’s zult u hierbij betrekken?
In aanvulling op het onder vraag 1 gestelde zullen in de komende tijd nadere afspraken worden gemaakt over hoe verdere samenwerking gestalte krijgt.
Voor de betrokkenheid van Nederlandse Ngo’s zie vraag 3.
Kunt u aangeven wat op dit moment de Nederlandse bijdrage is ter bevordering van vrouwen in de MENA-landen, zowel via multilaterale donoren als via Nederlandse NGO’s die samenwerken met lokale vrouwenorganisaties? Bent u bereid in de kabinetsreactie op de motie Pechtold-Timmermans over het Nederlandse en EU-beleid ten aanzien van de MENA-landen een specifieke genderstrategie mee te nemen?
De Nederlandse financiële bijdrage aan multilaterale donoren is niet geoormerkt voor steun aan vrouwenemancipatie in de MENA regio. Beleidsmatig is Nederland wel betrokken bij het stimuleren van multilaterale activiteiten gericht op het bevorderen van vrouwenrechten.
Steun aan lokale en regionale vrouwenorganisaties wordt verleend via het MDG3 fonds en rechtstreeks door ambassades. Het MDG3 fonds steunt, via ASMA (American Society for Muslim Advancement), Kvinna till Kvinna Foundation, Nobel Women’s Initiative, OWFI (Organization of Women’s Freedom in Iraq), V-Day Egypt (Karama) en het WLP (Women’s Learning Partnership for Rights, Development and Peace) diverse vrouwenorganisaties in de regio.
De door Nederland gesteunde organisatie Karama was de drijvende kracht achter de van 13-15 mei jl. in Cairo gehouden regionale bijeenkomst «The Arab Women’s Movement and the Uprisings». Vrouwenactivisten uit verschillende generaties, verschillende landen, met een religieuze of seculiere achtergrond bespraken hoe te voorkomen dat vrouwen in de transitieperiode weer buitenspel worden gezet. Van belang hierbij is volgens de deelnemers dat politieke participatie van vrouwen niet alleen ondersteuning krijgt binnen ontwikkelingssamenwerking, maar tevens in breder politiek/veiligheidskader.
In Egypte steunt de ambassade het Ishraq project, waarbij een geïntegreerd pakket van diensten wordt aangeboden aan meisjes van 12 – 15 jaar in drie gouvernoraten om hun kansen te vergroten. Daarnaast worden programma’s uitgevoerd om politieke participatie van vrouwen te bevorderen, de juridische positie van vrouwen te versterken, de werklast van plattelandsvrouwen te verminderen, het nationale emancipatiebeleid te versterken en geweld tegen vrouwen te verminderen.
Verder worden door Nederlandse Ngo’s diverse activiteiten ter ondersteuning van vrouwen in de Arabische regio uitgevoerd. Binnenkort zal het departement een bijeenkomst organiseren om een beter overzicht te krijgen van de gezamenlijke inspanningen om positieverbetering van vrouwen in de regio te bevorderen.
Zoals ik ook al zei tijdens het AO RBZ van 19 mei jl. onderschrijf ik ten volle het beleidsvoornemen van HV Ashton en Commissaris Füle om meer aandacht aan gender en vrouwen te besteden in het herziene EU Nabuurschapsbeleid. Hier kom ik nader op terug.
Deelt u de mening dat het in bepaalde MENA-landen van belang is om zo snel mogelijk extra in te zetten op vrouwenrechten cq vrouwenprojecten? Hoe bent u dit van plan te realiseren?
Ja.
Organisaties die gesteund worden door het MDG3 fonds kunnen voor 2011 aanvulling aanvragen. Ik heb voor 2011 € 2 miljoen beschikbaar gesteld ten behoeve van vrouwenparticipatie in de Arabische regio en € 1,7 miljoen uit het Mensenrechtenfonds. Voorstellen kunnen tevens worden ingediend voor een bijdrage vanaf 2012 uit FLOW (Funding Leadership and Opportunities for Women), de opvolger van het huidige MDG3 fonds.
Heeft u de Verenigde Staten verzocht om in hun contacten met de Egyptische Supreme Council of the Armed Forces gender op de agenda te zetten? Zo nee, wanneer zult u dit doen?
Mevrouw Clinton heeft tijdens haar bezoek aan Egypte in maart 2011 gesproken met de Supreme Council of the Armed Forces, waarbij dit onderwerp aan de orde kwam.
Bent u bereid middelen ter bevordering van vrouwenparticipatie in de Arabische regio ook ter beschikking te stellen voor de overgangs- en verkiezingsprocessen die reeds nu plaatsvinden in landen als Tunesië en Egypte? Welke middelen zijn dit en hoe snel zijn die beschikbaar?
Deelname van vrouwen aan transitieprocessen, waaronder verkiezingen, is een belangrijke voorwaarde voor de duurzaamheid en stabiliteit van democratische staatsvormen. De onder het antwoord op vraag 4 genoemde € 2 miljoen voor vrouwenemancipatie is vooral hiervoor bedoeld. Fondsen zijn op aanvraag beschikbaar en verzoeken kunnen op korte termijn worden behandeld.
Welke rol speelt VN Veiligheidsraadresolutie 1325 in uw contacten met autoriteiten van MENA-landen?
De ambassades in de regio worden geïnformeerd over de implicaties van VNVR resolutie 1325 en worden geïnstrueerd daar in hun contacten met lokale autoriteiten uitvoering aan te geven.
Zult u het belang van resolutie 1325 in al uw contacten met de autoriteiten van MENA-landen onderstrepen? Bent u bereid alle Nationaal Actieplan (NAP) 1325 partners op te roepen om dit ook te doen? Zo neen, waarom niet?
Ja, in het momenteel in voorbereiding zijnde Nationaal Actieplan 1325 voor de periode 2012 – 2015 zal de uitwerking voor de MENA regio worden meegenomen.