Aanlegplaatsen in Capelle aan den IJssel |
|
Farshad Bashir |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Is het waar dat er nu geen enkele plek meer in Capelle aan den IJssel is waar binnenvaartschepen aanmeren?1 Zo nee, op welke plaatsen kunnen binnenvaartschepen dan wel aanmeren? Zo ja, waarom mogen binnenvaartschippers dan niet meer aanmeren in Capelle aan den IJssel?1
Ja, dat is juist voor zover het openbare ligplaatsen betreft. Het ligplaats nemen (ankeren en aanmeren) met het doel te overnachten is op vaarwegen waar het Binnenvaartpolitiereglement (artikel 9.03) van toepassing is, waaronder de Hollandsche IJssel, alleen toegestaan op daartoe aangewezen locaties. Rijkswaterstaat voert dit ligplaatsbeleid uit, waarbij het ligplaats nemen langs hoofdvaarwegen en hoofdtransportassen, vanwege de nautische veiligheid en vlotheid van het scheepvaartverkeer, in beginsel niet wordt toegestaan. Alleen in zogenoemde scheepvaartconcentratiegebieden wordt ontheffing verleend op het ligplaatsverbod indien dit uit oogpunt van de nautische veiligheid en vlotheid mogelijk en verantwoord is. De directe omgeving van Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel vormt zo’n concentratiegebied. Aan de kant van Capelle aan den IJssel zijn enkele ontheffingen verleend voor ligplaatsen in particulier eigendom. Bij Capelle aan den IJssel zijn geen openbare ligplaatsen en die zijn er in het recente verleden ook niet geweest. Openbare plaatsen zijn wel aanwezig aan de oever van de Hollandsche IJssel aan de kant van Krimpen aan den IJssel en in de aanpalende Sliksloot.
Bent u bereid om samen met gemeente Capelle aan den IJssel te zoeken naar een oplossing, zodat ten minste één locatie is waar aangemeerd kan worden? Zo nee waarom niet?
Er is regelmatig overleg met de gemeente Capelle aan den IJssel. Daarbij is gewezen op de mogelijkheid om door de gemeente ter hoogte van KMR 18.4 twee openbare ligplaatsen te creëren, die voldoen aan de eisen zoals omschreven in antwoord op vraag 1. Hiervoor zou dan door Rijkswaterstaat een ontheffing verleend kunnen worden indien de gemeente zou besluiten een ligplaats te bouwen.
Komt het op meerdere plaatsen in Nederland voor dat de binnenvaart geen gebruik meer mag maken van een aanlegsteiger, op last van Rijkswaterstaat? Zo ja, hoe vaak is dit afgelopen jaar gebeurd en waar?
Ja, dit komt regelmatig voor. Omdat hiervan geen registratie wordt bijgehouden, is niet aan te geven waar en hoe vaak dit het afgelopen jaar is gebeurd. Het gaat doorgaans om individuele schippers, die ligplaats nemen waar dit niet is toegestaan of zonder ontheffing langer blijven liggen dan ter plaatse is toegestaan. Ontheffingen worden verleend in geval van bijzondere omstandigheden of in geval van zwaarwegende motieven zoals ziekte en familieomstandigheden.
Ook kan het zijn dat ligplaatsen tijdelijk niet beschikbaar zijn in verband met onderhoudswerkzaamheden of dat een ligplaatslocatie niet langer voldoet aan de technische of nautische veiligheidseisen.
Op welke wijze gaat u waarborgen dat er voldoende aanmeermogelijkheden blijven voor binnenvaartschepen?
Waar er sprake is van een (vermeend) structureel tekort aan ligplaatsen, wordt in het kader van met Meerjarenplan Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) een zogenoemde Verkenning uitgevoerd naar de (toekomstige) ligplaatsenbehoefte in relatie tot de aanwezige ligplaatsen in een bepaald gebied of een corridor. Indien er sprake is van een structureel (toekomstig) tekort en er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn, wordt de Planuitwerking gestart. Na een positief besluit over de voorgestelde oplossing, wordt tot realisatie overgegaan.
Daarnaast wordt daar waar mogelijk en zinvol, ingespeeld op de mogelijkheden die zich voordoen. Het gaat daarbij veelal om kleinere uitbreidingen of optimalisering van bestaande voorzieningen.
Ook vindt overleg plaats met gemeenten en andere vaarwegbeheerders over zowel het opheffen als het behoud en het uitbreiden van ligplaatsen. Met bedrijven zal overleg gevoerd gaan worden over het eventueel beschikbaar stellen van laad- en loskades voor het laten overnachten van schepen.
Lessen uit het faillissement van Redema Groep voor het functioneren van verenigingen van eigenaren |
|
Jan van Bochove (SGP) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Flateigenaren zijn 1,5 miljoen kwijt»?1
Ja.
Kunt u aangeven in welke gemeenten de Redema Groep werkzaam was en welke gevolgen dit heeft voor het beheer en onderhoud van de woningen die onder de betreffende verenigingen van eigenaren vallen? Op welke wijze gaat de curator om met het geld dat de leden van de verenigingen van eigenaren hebben overgemaakt, nadrukkelijk ten behoeve van het reservefonds voor het onderhoud? Kunt u zich er sterk voor maken dat het geld terugkomt en – indien er sprake is van vervreemding – de beschikbare strafrechtelijke middelen voortvarend worden ingezet?
De Redema Groep had op zich een landelijke dekking. Het onderdeel van de Redema Groep dat zich bezig hield met beheer voor VvE’s (Redema VvE B.V.) was vooral actief in de provincie Utrecht. Navraag leert dat verenigingen van eigenaars (VvE’s) in de gemeenten Utrecht, Nieuwegein, Almere, Zaandam, Apeldoorn, ’s Hertogenbosch, Vleuten-de Meern en Baarn, de gevolgen van het faillissement kunnen ondervinden, omdat zij gebruik maakten van diensten door Redema VvE BV.
De curator heeft kenbaar gemaakt, dat de Redema Groep beheerder was voor VvE’s met een eigen bankrekening (die dus op naam van de desbetreffende VvE zelf is gesteld), alsmede voor VvE’s waarbij de rekening niet op de naam staat van de VvE (de «inzake-rekeningen»). Voor de eerstbedoelde categorie geldt, dat de betreffende financiële middelen buiten het faillissement vallen en er dus geen gevolgen zullen zijn voor het onderhoud van desbetreffende woningen. Voor de laatstbedoelde categorie ligt dit anders. Op grond van een uitspraak van de Hoge Raad (Procall-arrest, 13 juni 2003, NJ 2004, 196) beschouwt de curator de middelen die op betreffende rekening staan als onderdeel van de boedel van de Redema Groep, waardoor zij onderdeel van het faillissement zijn. Dit betekent dat betreffende VvE’s schuldeisers zijn geworden en een vordering hebben op de Redema Groep en deze ook moeten neerleggen bij de curator om zo mogelijk nog iets terug te kunnen halen. Gelet op het feit dat de schulden van de Redema Groep groter zijn dan het eigen vermogen, vrees ik dat de kans groot is dat betreffende VvE’s slechts een (beperkt) deel van de gereserveerde onderhoudsgelden terug gaan krijgen. Dit kan in de praktijk betekenen dat het onderhoud van betreffende woningen uitgesteld zal moeten worden, totdat de kas weer op afdoende sterkte is om onderhoud uit te kunnen voeren, dan wel dat de gedupeerde eigenaren extra stortingen ten behoeve van het onderhoudsfonds zullen moeten doen om het onderhoud toch binnen afzienbare tijd te kunnen laten uitvoeren.
Met u ben ik verrast dat dit heeft kunnen gebeuren. Het is in de eerste plaats aan de gedupeerden om zelf te handelen. Dit gaat ook gebeuren: diverse VvE’s kunnen zich niet vinden in het standpunt van de curator en zijn bezig met het opstarten van een bodemprocedure bij de rechtbank te Utrecht.
Hoe beoordeelt u de reacties van Vastgoed Management Nederland (VGM NL) en VvE Belang, die aangeven dat een dergelijke situatie voorkomen had kunnen worden?
Ik deel de reacties van VGM NL en VvE Belang. De gang van zaken bij het faillissement van de Redema Groep laat ook zien dat «het anders had gekund». Indien alle rekeningen op naam waren gesteld van de VvE’s, had het faillissement van deze beheerder geen financiële consequenties gehad voor betrokken VvE’s. Door VvE-belang wordt bovendien al sinds enige jaren in hun voorlichting aan VvE’s e.d. gewezen op het belang om ervoor te zorgen dat de gereserveerde middelen voor onderhoud staan op een rekening van de VvE zelf, zoals dit immers ook in de opeenvolgende Modelreglementen is terug te vinden. Ik zal desalniettemin onder meer VvE-belang vragen hier de komende tijd in hun communicatie- uitingen nogmaals aandacht aan te besteden.
Wat is de stand van zaken rondom de uitvoering van de motie Van Bochove/De Boer2 met betrekking tot het functioneren van verenigingen van eigenaren? Bent u bereid om lessen uit dit faillissement te betrekken bij de uitvoering van deze motie?
Bij brief van 15 december 2011 (33 000 VII nr. 108) heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer aangegeven, dat conform de motie zal worden bezien hoe het functioneren van VvE’s kan worden verbeterd. Daarbij is aangegeven, dat allereerst het al eerder uitgevoerde inventariserende onderzoek naar het functioneren van VvE’s (en de mate waarin VvE’s slapende zijn) zal worden herhaald en tevens zal worden uitgebreid met een module waarin aan gemeenten en andere relevante partijen wordt gevraagd welke concrete maatregelen zij denkbaar achten ter verbetering van het functioneren van VvE’s. Momenteel is dit onderzoek in volle gang. Uiteraard zal ik de lessen en aandachtspunten, die uit dit faillissement kunnen worden getrokken, hierin meenemen. Mijn streven is er op gericht om de Kamer in het tweede kwartaal van 2012 over de resultaten te informeren.
Deelt u de mening dat één landelijk opererende organisatie in de vorm van een publiekrechtelijk samenwerkingsverband beter in staat zou zijn om informatie te geven richting individuele eigenaren door het inrichten van een vraagbaak, door kennis te delen, en door het organiseren van een verplichtend en betrouwbaar keurmerk? Is het hierbij geen optie om een moderne variant van een publiekrechtelijke organisatie in te stellen, die de gedragscodes en certificaten verplichtend kan voorschrijven, opdat (verenigingen van) eigenaren zich beter kunnen organiseren en een publiekrechtelijk middel hebben om free-ridersgedrag en wanbeheer uit te bannen?
Er zijn diverse organisaties, die informatie geven aan VvE’s bijvoorbeeld de landelijk opererende Stichting VvE Belang, Vereniging Eigen Huis, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en ook makelaars, beheerders en hun brancheorganisaties zoals NVM, VBO, Vastgoedpro en Vastgoed Management Nederland. Ook op www.rijksoverheid.nl is het nodige te vinden. Daarnaast kunnen belangstellenden in diverse gemeenten terecht bij informatiepunten, zoals VVE010 te Rotterdam en VvE Balie te Den Haag. Een nieuwe landelijk opererende (publiekrechtelijke) organisatie lijkt mij op dit moment niet de meest voor de hand liggende oplossing. Wellicht dat een nauwere samenwerking/afstemming tussen genoemde organisaties wel een meerwaarde kan hebben.
Het onderzoek dat momenteel wordt uitgevoerd naar het functioneren van VvE’s levert naar verwachting beleidsvoorstellen ter verbetering van het functioneren op. De wijze waarop gedragscodes en certificeren van betekenis kunnen zijn, zal hierbij worden meegenomen.
De betrokkenheid van Nederland bij mogelijke bombardementsmissies op land in Somalië |
|
Jasper van Dijk , Ewout Irrgang |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht in het Britse dagblad The Guardian (21022012) waarin staat dat er door de landen die bij de antipiraterij missie betrokken zijn provisionele plannen («contingency plans») zijn gemaakt om zogenaamde «over the beach» bombardementsmissies uit te voeren tegen «logistieke centra en opleidingskampen» van zowel piraten als islamitische opstandelingen?1 Was Nederland bij deze plannen op enigerlei wijze betrokken, zoals in het artikel wordt geschreven?
Ja. Nederland is bij generlei al dan niet bestaand plan betrokken.
Is het waar dat er bij het plannen maken geen onderscheid werd gemaakt tussen piraten en opstandelingen?
In het artikel worden piraterijbestrijding en terrorismebestrijding door elkaar gehaald. Nederland neemt actief deel aan discussies in EU- en NAVO-verband over mogelijkheden om pro-actiever op te treden tegen piraterij, inclusief optreden met effect op land. Van optreden tegen opleidingskampen van Al Shabaab is geen sprake.
Zo ja, deelt u de mening dat Nederlandse betrokkenheid bij deze operaties een overschrijding zou zijn van het mandaat dat u door de Kamer heeft gekregen voor operaties tegen de bases van piraten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat zulke bombardementsmissies niet in overeenstemming zijn met het mandaat zoals vastgelegd in opeenvolgende VN-resoluties?
De rechtsgrondslag voor antipiraterij-operaties wordt gevormd door het VN-Zeerechtverdrag en resoluties van de VN-Veiligheidsraad. De laatste relevante Veiligheidsraadresolutie, die alle eerdere resoluties herbevestigt, was 2020 (2011). In paragraaf 6 van resolutie 1851 (2008), een van de eerdere resoluties, autoriseert de VN-Veiligheidsraad staten die met de Somalische Transitional Federal Government (TFG) samenwerken, en die door de TFG bij de secretaris-generaal van de VN zijn aangemeld, alle noodzakelijke maatregelen te nemen op Somalische grondgebied en in het Somalische luchtruim voor de bestrijding van piraterij en gewapende overvallen op zee. Ook stelt deze paragraaf dat ieder optreden van landen en regionale organisaties in overeenstemming moet zijn met het oorlogsrecht en de mensenrechten waar toepasselijk. De TFG heeft deze notificatie inmiddels verzonden aan de Secretaris-Generaal ten behoeve van de uitbreiding van het operatiegebied van de EU.
Bent u bereid om de Kamer te informeren over deze en andere plannen die eventueel gemaakt zijn om deel te nemen aan de strijd in Somalië? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zoals gemeld in het verslag van de Raad van Buitenlandse Zaken verbond de RBZ zich op 27 februari via raadsconclusies politiek aan verlenging van de EU-antipiraterij-operatie Atalanta tot en met 2014. Zodra de besluitvorming in EU-verband over optreden vanaf zee, met effect op land voltooid is, wordt uw kamer hierover geïnformeerd.
Over de consequenties van dit besluit voor de Nederlandse bijdrage aan operatie Atalanta zullen wij u, zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg van 19 januari jl., met een aanvullende artikel 100-brief informeren.
Veroordeelde criminelen die nog niet in de gevangenis zitten |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Veroordeelde misdadigers lopen vrij rond»?1 Herinnert u zich de eerdere Kamervragen over het feit dat er in de regio Amsterdam-Amstelland 1 700 veroordeelden vrij zouden rondlopen?2
Ja.
Bevat de genoemde tv-uitzending feitelijke informatie, bijvoorbeeld over het aantal veroordeelden dat tijdelijk dan wel definitief zijn straf ontloopt, die onjuist is? Zo ja, welke? Wat zijn de juiste feiten dan wel?
Het televisieprogramma De Vijfde Dag heeft naar mijn mening terecht aandacht gevraagd voor het aantal veroordeelden dat hun straf nog dient uit te zitten. Ik ben mij bewust van deze problematiek en heb dan ook verschillende maatregelen ingezet om dit aantal te verminderen, zoals in mijn antwoord op vraag 9 is aangegeven.
Het CJIB registreert het aantal lopende zaken in één jaar, dit wil echter niet zeggen dat deze vonnissen allemaal in 2010 zijn uitgesproken. Hierdoor ontstaat er een verschil tussen de cijfers van het programma en de cijfers van het CJIB. Een ander verschil is dat het aantal zaken wordt geregistreerd en niet het aantal personen. Een persoon kan meerdere zaken op zijn naam hebben staan.
Uit de gegevens van het CJIB blijkt dat in 2010 12 610 zaken ten aanzien van principale vrijheidsstraffen (volwassen) zijn aangeboden (ingestroomd). In 2010 zijn 15 440 lopende zaken ten aanzien van principale vrijheidsstraffen (volwassenen) door het CJIB afgedaan. In 771 gevallen werd het vonnis via de zelfmeldprocedure voltrokken, in 4 435 gevallen via aansluitende detentie en in 6 723 gevallen via arrestatie en vervolgens de ten uitvoerlegging van de straf. Daarnaast kregen 253 gevallen gratie, vielen 618 gevallen onder de categorie overig en zijn 2 640 zaken verjaard.
Deelt u het onbegrip van winkeliers die vast moet stellen dat de dader van het misdrijf, waarvan zij het slachtoffer zijn geworden, nog gewoon vrij rondlopen? Zo ja, hoe gaat u dit uitleggen? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit onbegrip deel ik. Ik acht het daarom van groot belang dat de door de rechter opgelegde straffen ook daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd. Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan de belangen van slachtoffers, nabestaanden en samenleving. In mijn brief van 25 oktober 20113 heb ik uw Kamer bericht over het programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB). Dit programma richt zich op het (in samenhang) doorvoeren van verbeteringen in de uitvoeringsketen, waaronder het bevorderen van het sneller ten uitvoerleggen van straffen.
Tevens heb ik in het kader van het actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit specifieke maatregelen genomen om extra aandacht te besteden aan slachtoffers van een overval. Zo is met Slachtofferhulp Nederland (SHN) afgesproken dat zij elk slachtoffer van een overval bezoekt en ondersteunt en wijst op mogelijkheden die het Schadefonds Geweldsmisdrijven biedt. Ter ondersteuning worden slachtoffers van een overval ook door SHN telefonisch benaderd om deze regeling onder hun aandacht te brengen en eventueel een preventieadvies in te plannen. Deze slachtoffers kunnen (vanaf 2010) gebruik maken van een slachtofferregeling, waarbij zij € 1 000,– aan subsidie kunnen ontvangen voor het nemen van preventieve maatregelen.
Hoeveel veroordeelden, waarvan het vonnis door het ontbreken van de kennis van de verblijfplaats van de veroordeelde niet ten uitvoer wordt gelegd, stonden er in 2009, 2010 en 2011 in het landelijke opsporingsregister (OPS) gesignaleerd?
Gemiddeld aantal zaken van volwassenen in OPS4:
2009
2010
20115
Totaal gemiddelde
62 512
61 620
54 437
Aantal vrijheidsstraffen
19 436
17 479
15 432
De cijfers over 2011 zijn gebaseerd op de metingen in de periode januari t/m juli 2011.
Hoeveel veroordeelde daders ontlopen vanwege verjaring van het door hen gepleegde strafbare feit hun opgelegde straf? Kunt u aangeven hoeveel daders dit de afgelopen vijf jaar jaarlijks betreft?
Geëxpireerde zaken (geen personen) terzake van principale vrijheidsstraffen6
2007
929
2008
1 256
2009
2 131
2010
2 659
20117
2 862
Het gaat hier om het aantal principale vrijheidsstraffen voor jeugdigen en volwassen.
Dit zijn voorlopige cijfers (nog niet officieel door CJIB gepubliceerd).
Het aantal geëxpireerde zaken wordt mede bepaald doordat de registratie van onherroepelijke vrijheidsstraffen in 1996 door het CJIB is gestart. Destijds zijn ook oude zaken van voor 1996 in het systeem ingevoerd. Dit leidt er toe dat deze zaken, voor zover ze een verjaringstermijn van 16 jaar hebben (misdrijven waarop een tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld) de afgelopen jaren zijn gaan expireren. Omdat er inmiddels 16 jaar door het CJIB wordt gemeten, verwacht ik dat de expiratie de komende jaren gaat stabiliseren8.
Deelt u de mening dat het in het kader van het voorkomen van recidive veel effectiever is om veroordeelde criminelen daadwerkelijk achter de tralies te zetten in plaats van ze na een volgende veroordeling weer een straf op te leggen, die mogelijk ook weer niet wordt uitgevoerd? Zo ja, waarom zorgt u dan er dan niet eerst voor dat veroordeelde criminelen hun straf ondergaan voordat u minimumstraffen gaat invoeren voor criminelen die een tweede keer worden veroordeeld? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het van groot belang dat de door de rechter opgelegde straffen ook daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd. Het uitgangspunt dat een veroordeelde elke straf die hem wordt opgelegd, moet ondergaan, staat los van het voorstel van het kabinet om minimumstraffen in te voeren voor recidive bij zware misdrijven. Overigens gaat het hier om zodanige ernstige misdrijven dat in principe voorlopige hechtenis is aangewezen.
Weet u hoeveel veroordeelden in afwachting van hun gevangenisstraf zich opnieuw schuldig maken aan strafbare feiten? Zo ja, om hoeveel veroordeelden gaat het dan? Zo nee, waarom hebt u geen kennis van deze ernstige vorm van recidive terwijl u stelt dat u recidive, in het algemeen wilt aanpakken?
Het WODC berekent jaarlijks de strafrechtelijke recidive van Nederlandse justitiabelen. Deze gegevens worden opgenomen in de Recidivemonitor. De Recidivemonitor biedt geen inzicht in het aantal veroordeelden dat in afwachting van hun gevangenisstraf opnieuw recidiveert.
Om de recidive te verminderen worden diverse maatregelen genomen. Het sneller ten uitvoer leggen, waardoor er minder mogelijkheid bestaat dat personen in afwachting van hun straf recidiveren, is één van deze maatregelen. Op dit terrein lopen verschillende verbeterinitiatieven. Deze zijn onderdeel van de programma’s Herontwerp Keten Strafrechtelijke Handhaving en Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB) waarover uw Kamer op 29 februari 2012 is geïnformeerd9.
Uit hoeveel leden bestaat het Team Executie Strafvonnissen (TES)? Hoeveel zaken van veroordeelde criminelen die hun straf nog niet hebben ondergaan behandelen zij jaarlijks? Hoeveel zaken lager er voor dit team in de jaren 2009, 2010 en 2011 nog op de plank?
Het TES-team bestaat uit 20 fte. Het TES-team is de afgelopen jaren uitgebreid. Dit heeft zijn vruchten afgeworpen, het aantal zaken op de plank is op 1 januari 2011 gereduceerd tot nul.
In onderstaande tabel is het aantal zaken van het Team Executie Strafvonnisen (TES) weergegeven:
2009
2010
2011
Aantal afgehandelde zaken
179
527
522
Aantal zaken op de plank (peildatum 1 januari)
1 022
6
0
Wat gaat u concreet doen, anders dan het hebben van plannen en uiten van voornemens, om ervoor te zorgen dat er minder veroordeelden hun straf blijven ontlopen? Hoeveel veroordeelde personen zullen er aan het einde van 2012 nog niet de straf hebben ondergaan waarvoor zij zijn veroordeeld? Hoeveel per 2013, 2015 en 2015? Kunt u daarbij een onderscheid maken naar veroordeelden tot vrijheidsstraffen van meer en minder dan 300 dagen?
Ik heb veel concrete maatregelen genomen om het aantal veroordeelden dat vrij rond loopt te beperken, zoals de verlenging van de verdubbelde inzet van het Team Executie Strafvonnissen(TES) tot tenminste 2014, de inzet van diverse zogenaamde «Pakze-teams» bij de politiekorpsen, de in 2011 gestarte doorlichting van 6 500 zaken die langer dan drie jaar in het OPS geregistreerd staan, de onthouding van sociale zekerheidsrechten aan bepaalde OPS-gesignaleerden en de scherpere toepassing en het onderzoek naar de mogelijkheden om een paspoort te onthouden aan bepaalde categorieën onherroepelijk veroordeelden3. Mijn inzet zal de komende tijd gericht zijn op een versterking en uitbouw van deze maatregelen.
Een precieze prognose, hoeveel veroordeelde personen aan het eind van 2012 en latere jaren hun straf niet hebben ondergaan, is niet te geven. Mijn verwachting is dat de resultaten van het Programma Versterking Executie Strafvonnissen (PVES) op termijn het verjaringspercentage gunstig beïnvloeden. Deze inspanningen worden door het programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB) voortgezet. Verbetering van de onderlinge uitwisseling van gegevens vormt immers een kernelement van dit programma. De ontwikkeling van het OPS wordt jaarlijks nauwgezet gemonitord. Uw Kamer wordt hier in het kader van de voortgang over het programma USB over geïnformeerd.
De verstrekking van IPad's door een zorgorganisatie |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht dat (thuis)zorginstelling Sensire kosteloos iPad’s uit AWBZ-gelden verstrekt aan klanten met een AWBZ-indicatie?1
Ja.
Vindt u het terecht dat, terwijl de functie wonen uit de AWBZ-vergoedingen verdwijnt, wel dit soort vormen van ICT-ondersteuning aangeboden worden uit AWBZ-gelden?
De inzet van ICT om zorg op afstand mogelijk te maken is een gewenste ontwikkeling. De inzet van iPad is een moderne en goedkopere vorm van zorg op afstand. Er zijn vele aanbieders die werken met zorg op afstand, zoals Proteion en Zuid-Zorg.
Vindt u de verstrekking van iPad’s uit AWBZ-gelden geoorloofd?
De inzet van zorg op afstand is geoorloofd. Sinds 1-1-2012 is er een aparte NZa-beleidsregel die substitutie naar inzet van zorg op afstand mogelijk maakt.
Bent u op de hoogte van het feit dat Sensire tevens les in de omgang met Ipad’s gaat aanbieden aan klanten?1 Uit welk budget worden deze lessen betaald?
Inherent aan het inzetten van nieuwe technologie, zoals een iPad, is dat zowel medewerkers als cliënten leren omgaan met de technologie. Het ligt daarom voor de hand dat Sensire ook de cliënten helpt bij het leren omgaan met ICT en dit uit eigen middelen betaalt. Navraag bij Sensire leert bovendien dat Sensire heeft gekozen voor de iPad, omdat de cliënten van Sensire er gemakkelijk mee om kunnen (leren) gaan.
Deelt u de mening dat zorggeld in de AWBZ besteed moet worden aan zorg en niet aan huur of ICT- middelen voor cliënten?
De middelen in de AWBZ moeten besteed worden aan zorg op een zo cliëntgerichte en doelmatige wijze. De inzet van ICT om zorg op afstand mogelijk te maken hoort hierbij.
Deelt u de mening dat Sensire een alternatief had moeten zoeken voor de gift, bijvoorbeeld door een afbetalingsregeling, een bruikleen- of huurconstructie te bedenken?
Ik ben van mening dat de inzet van zorg op afstand toegankelijk moet zijn voor alle cliënten die daarmee om kunnen en willen gaan en waarbij de inzet van zorg op afstand meerwaarde heeft. Ook daarvoor is de reeds genoemde NZa beleidsregel vormgegeven, zodat de toegankelijkheid voor alle cliënten is geborgd. Navraag bij Sensire leert dat cliënten de iPad in bruikleen krijgen. Indien de zorg niet langer nodig is, gaat de iPad terug naar Sensire die deze voor een volgende cliënt kan inzetten.
Deelt u de mening dat vooral door de gratis verstrekking, ongeacht het belang voor de begeleiding die de iPad kan hebben, een aanzuigende werking optreedt voor nieuwe klanten? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Het ligt niet voor de hand dat de inzet van iPads een aanzuigende werking heeft. Cliënten die zorg nodig hebben, dienen daarvoor een indicatie te hebben. Wat wel kan, is dat cliënten het aanbod van Sensire zo aantrekkelijk vinden dat zij eerder voor Sensire dan een andere zorgaanbieder kiezen.
Het artikel 'Bemanning Nederlands schip ontvoerd in Nigeria' |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Bemanning Nederlands schip ontvoerd in Nigeria»?1
Ja
Welke nationaliteiten hebben de bij deze aanval door piraten betrokken bemanningsleden waarvan er twee zijn ontvoerd, waaronder de kapitein, één gewond geraakt en één is vermist? Hoe wordt ervoor gezorgd dat de gevangengenomen bemanningsleden weer vrij komen?
De bemanning van de «Breiz Klipper» bestond volgens de bemanningslijst van de reder uit zeven Russen en zeven Filippijnen. Aangezien de beroving en kidnapping heeft plaatsgevonden binnen de territoriale wateren van Nigeria, is de afhandeling van het incident een verantwoordelijkheid van de Nigeriaanse autoriteiten. Waar mogelijk zal Nederland de Nigeriaanse autoriteiten daarbij bijstaan. Het uitgangspunt van het handelen van de Nederlandse ambassade in Nigeria is de veiligheid en het welzijn van de bemanning. Het is de Nigeriaanse autoriteiten bekend dat de huidige situatie voor Nederland zeer ongewenst is.
Is er inmiddels contact geweest met de Nigeriaanse autoriteiten? Hoe is het mogelijk dat een schip dat in een haven voor anker ligt aangevallen kan worden door piraten? Zijn de Nigeriaanse autoriteiten er door Nederland op gewezen dat het onacceptabel is dat in Nigeriaanse havens voor anker liggende schepen door de Nigeriaanse overheid niet voldoende beschermd worden tegen dit soort aanvallen?
Zie antwoord vraag 2.
Is er volgens u sprake van een stijgend risico op aanvallen van piraten op (Nederlandse) schepen in West-Afrika?
Er is sprake van een toename van het aantal aanvallen op schepen in de kustwateren van West-Afrika. Volgens gegevens van het International Maritime Bureau (IMB) en de International Maritime Organisation (IMO) is het aantal piraterij-gerelateerde incidenten in de Golf van Guinee tussen 2007 en 2011 gestegen.
Is het probleem van het stijgende gevaar van piraterij in West-Afrika reeds besproken op internationaal niveau? Hoe zal dit probleem worden aangepakt om te voorkomen dat er eenzelfde situatie ontstaat als in Oost-Afrika?
Ja, piraterij in West-Afrika staat hoog op de agenda van de VN-veiligheidsraad en de Economic Community Of West African States (ECOWAS). De Veiligheidsraad heeft op 29 februari jl. Resolutie 2 039 aangenomen waarin de regio wordt opgeroepen verantwoordelijkheid te dragen en de aanbevelingen van de VN te implementeren. De aanbevelingen betreffen onder andere de ontwikkeling van een gezamenlijke regionale strategie voor de aanpak van piraterij in de Golf van Guinee, de versterking van maritieme samenwerking en de vervolging van criminelen.
Gewapende overvallen op zee in West-Afrika moeten ook worden bezien vanuit de bredere context van georganiseerde misdaad en terrorisme in deze regio. Op 21 februari jl. werd in een thematisch debat in de VN-veiligheidsraad het belang van een geïntegreerde aanpak gericht op capaciteitsopbouw, corruptiebestrijding, versterking van de justitiële sector en hervorming van de veiligheidssector benadrukt. De EU-Sahel-strategie diende daarbij als positief voorbeeld van een geïntegreerde benadering.
Nederland is hierbij zowel in VN als EU-verband betrokken.
Afschot van zogende wilde zwijnen |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Afschotperiode zwijnen wordt verlengd»?1
Ja.
Is het waar dat de periode waarin zwijnen mogen worden geschoten verlengd wordt tot 15 maart? Zo nee, tot welke datum mogen dan zwijnen geschoten worden?
Ja.
Is het waar dat al op 1 februari 2012 de eerste jonge wilde zwijnen gesignaleerd zijn door personeel van Staatsbosbeheer op de Noord-Veluwe? Zo nee, wanneer is dan volgens uw informatie de draag- en zoogtijd van wilde zwijnen?
Ja.
Is het waar dat met het toestaan van afschot gedurende de draag- en zoogtijd de kans bestaat dat jonge dieren die afhankelijk zijn van de zorg van hun moeder achterblijven en een schrijnende hongerdood sterven? Zo nee, waaraan ontleent u die zekerheid en hoe zou u het onverzorgd achterlaten van deze biggen die daardoor ten dode opgeschreven zijn dan benoemen?
Het doden van zwijnen is noodzakelijk voor onder meer de veiligheid van verkeersdeelnemers op de Noord-Veluwe. De provincie is bevoegd om hier besluiten over te nemen. Een betamelijke jager zal geen zeugen afschieten waarbij de overlevingskansen van de biggen nog afhankelijk zijn van de zorg van de zeug. Tevens verwijs ik naar eerdere beantwoording op Kamervragen over afschot van drachtige zwijnen (Tweede Kamer, 2007–2008, Aanhangsel van de Handelingen 2448).
Deelt u de mening dat het bejagen van drachtige en zogende zwijnen leidt tot onaanvaardbaar dierenleed? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit te voorkomen en op welke termijn? Zo nee, kunt u uiteenzetten waarom het niet voorkomen dat hulpeloze biggen door afschot van de moeder verhongeren met de dood als gevolg geen onaanvaardbaar dierenleed is?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het ethisch onverantwoord is om een wettelijk beschermd dier na een strenge vorstperiode en in de draag- en zoogtijd te bejagen, met het risico dat dieren die afhankelijk zijn van de zorg van hun moeder onverzorgd achterblijven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het bejagen van drachtige en zogende dieren, waarbij het risico bestaat dat biggen onverzorgd achterblijven en de hongerdood sterven, in strijd is met de wettelijke zorgplichtbepalingen uit artikel 2, lid 1 van de Flora- en faunawet en artikel 36 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en op welke wijze wilt u maatregelen treffen om de zorgplicht in casu te handhaven?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het bejagen van drachtige en zogende dieren, waarbij het risico bestaat dat biggen onverzorgd achterblijven en de hongerdood sterven, in strijd is met artikelen 47 en 73 van de Flora- en faunawet, waarin is bepaald dat onnodig lijden van dieren door jacht, beheer en schadebestrijding moet worden voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en op welke wijze wilt u maatregelen treffen om de zorgplicht in casu te handhaven?
Of sprake is van een overtreding is van de Flora- en faunawet dient van geval tot geval beoordeeld te worden. Daar wil ik hier geen algemene uitspraken over doen. Zie verder mijn voorgaande beantwoording.
Bent u bereid tot het instellen van een landelijk verbod op het schieten van zwijnen in draag- en zoogtijd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en op welke wijze?
Nee, ik zie daar geen reden toe.
Deelt u de mening dat de gehanteerde aantallen met betrekking tot de gewenste standen, niet of nauwelijks gerelateerd zijn aan de natuurlijke draagkracht van het leefgebied? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt u daaraan?
Nee, ook overwegingen als schade, overlast en veiligheid worden meegewogen om tot een bepaalde voorjaarsstand te komen. Die afweging behoort tot de verantwoordelijkheid van de Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland.
Kunt u bevestigen dat er niet of nauwelijks geïnvesteerd wordt in preventie, zoals het aanleggen van rasters, om schade en overlast door wilde zwijnen te voorkomen? Zo ja, bent u bereid om het schieten van wilde zwijnen te verbieden wanneer er geen preventieve maatregelen getroffen zijn? Zo nee, kunt u nauwkeurig aangeven welke maatregelen getroffen zijn om schade door zwijnen te voorkomen?
Via het Faunafonds investeert mijn ministerie in beheer en onderhoud van leefgebiedrasters. De provincie, terreinbeheerders en gemeenten doen dat vanuit hun verantwoordelijkheden met betrekking tot de wegen in hun beheer en verkeersveiligheid.
Ondanks al deze maatregelen veroorzaken de wilde zwijnen nog steeds veel schade en overlast. Daarnaast voert de provincie meer maatwerkbeheer. Hetgeen betekent dat in de bekende probleemgebieden de focus is gericht op het behalen van de doelaantallen. Het betreft dan ook deze gebieden waar de afschotperiode is verlengd tot 15 maart 2012.
Overigens is het de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de Gedeputeerde Staten om hier eigenstandige beslissingen over te nemen.
Het bericht dat de samenwerkingsovereenkomst tussen Havenbedrijf Rotterdam en de haven van het Roemeense Constanta op losse schroeven staat |
|
Nebahat Albayrak (PvdA) |
|
Knapen (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Deal met Roemenen op losse schroeven»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de directeur van de Nederlandse-Roemeense Kamer Van Koophandel die aangeeft dat door het recente ingestelde PVV meldpunt en het Nederlandse veto tegen de toetreding van Roemenie en Bulgarije tot de Schengenzone «de goede reputatie van het betrouwbare tolerante Nederland en zijn bedrijfsleven zwaar beschadigd (is)»? Deelt u deze mening? Indien nee, waarom niet?
Er is intensief en goed contact tussen beide regeringen en de Roemeense autoriteiten zijn zich er van bewust dat dit meldpunt geen initiatief is van de Nederlandse regering. Er is sprake van goede samenwerking op diverse onderwerpen en regelmatig vinden bilaterale gesprekken plaats over de Nederlandse en Roemeense opvattingen, ook over zaken als Schengen en arbeidsmigratie.
Kunt u aangeven wat de gevolgen voor de Nederlandse economie kunnen zijn indien het convenant dat vorig jaar tussen Havenbedrijf Rotterdam en de haven van Constanza is afgesloten, niet uitgevoerd gaat worden?
Ik heb geen aanwijzingen dat de samenwerkingsovereenkomst tussen deze partijen niet uitgevoerd zou worden.
Kunt u aangeven of de haven van Constanza inmiddels voorbereidende gesprekken aan het voeren is met andere landen en niet meer enkel en alleen met Nederland? Indien ja, wat is uw reactie op deze ontwikkeling?
Ik heb geen inzicht in de gesprekken die de haven van Constanza voert. Bij hoogwaardige investeringsprojecten als de ontwikkeling van het havengebied Constanza, kijken de Roemeense autoriteiten naar de diverse internationale partijen die daar onderscheidende expertise in hebben. Het Havenbedrijf Rotterdam is é/p>
Het plaatsen van tv-camera's in het VU medisch centrum |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat twee weken lang met 35 als bewakingscamera’s vermomde tv-camera’s zonder medeweten van patiënten is gefilmd in het VU medisch centrum (VUmc)? Vindt u dit toelaatbaar?1
Zie het antwoord op vraag 1 van de vragen van het lid Voortman (GroenLinks) over het bericht dat het VUmc het medisch beroepsgeheim heeft geschonden (ingezonden 24 februari 2012).
Deelt u de mening van hoogleraar medisch recht Johan Legemaate dat hier sprake is van schending van het medisch beroepsgeheim? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1 van de vragen van het lid Voortman (GroenLinks) over het bericht dat het VUmc het medisch beroepsgeheim heeft geschonden (ingezonden 24 februari 2012).
Hoe verhoudt deze gebeurtenis zich tot de wettelijke regels ter bescherming van de (medische) privacy?
Het medisch beroepsgeheim en het recht op privacy zijn twee verschillende belangen. Vaak is er sprake van samenloop. Dan kan zowel het beroepsgeheim als de privacy geschonden zijn.
Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) onderzoekt momenteel in deze zaak of de privacy is geschonden.
Deelt u de mening dat het ophangen van flyers en waarschuwingsposters volstrekt onvoldoende is, gelet op het feit dat bezoekers van een spoedeisende eerste hulp doorgaans wel iets anders aan hun hoofd hebben dan het bestuderen van posters en het onderhandelen over hun privacy?
Ik deel die mening. Een dergelijke manier van informeren van betrokkenen doet geen recht aan het belang van het medisch beroepsgeheim en het belang van de privacy.
Bent u onder de indruk van het verweer van het afdelingshoofd Interne geneeskunde dat de medewerking aan de show van Eyeworks is ingegeven vanuit de wens het vertrouwen van de patiënt te bevorderen? Deelt u de mening dat het VUmc het exacte tegendeel heeft bereikt met deze actie?
De manier waarop het VUmc heeft geprobeerd het vertrouwen van de patiënt te bevorderen heeft geleid tot grote verontwaardiging en onrust bij grote groepen patiënten en burgers. Ik deel dan ook de mening dat het VUmc wat dat betreft het tegendeel heeft bereikt van wat het kennelijk nastreefde.
Wat is uw opvatting over het verweer dat voortdurend medewerkers van het ziekenhuis hebben meegekeken in de regiekamer? Deelt u de mening dat het in tijden van oplopende zorgkosten niet doelmatig is om ziekenhuismedewerkers twee weken in te zetten in de regiekamer van Reinout Oerlemans?
Medewerkers van het ziekenhuis behoren zich primair bezig te houden met hun taken in het ziekenhuis. Ik ben van mening dat zorgverleners en zorgaanbieders zich terughoudend dienen op te stellen wat betreft het meewerken aan media-activiteiten. Zij moeten daarbij altijd het belang van goede en verantwoorde zorg als uitgangspunt nemen. Zie ook het antwoord op vraag 12.
Is het waar dat alle patiënten, bezoekers en medewerkers nog voor de uitzending kunnen aangeven niet in beeld te willen komen, ook als zij in een eerder stadium toestemming hebben gegeven? Indien dit niet het geval is, op welke wijze kunt u als politiek eindverantwoordelijke voor de medische privacy in Nederland ingrijpen?
Het VUmc, Eyeworks en RTL Nederland hebben verklaard dat alle betrokkenen te allen tijde het recht hadden om hun toestemming in te trekken. Eyeworks heeft alle betrokkenen bij de op 23 februari 2012 uitgezonden aflevering voorafgaand aan de uitzending opnieuw gevraagd om toestemming voor uitzending. Volgens het VUmc, Eyeworks en RTL Nederland hebben alle betrokkenen toestemming gegeven.
Kunnen de afspraken tussen het VUmc en Eyeworks/RTL openbaar worden gemaakt? Zo neen, wilt u zich inzetten dat dit toch gebeurt in het kader van maximale transparantie in deze kwestie?
Zie het antwoord op vraag 6 van de vragen van het lid Voortman (GroenLinks) over het bericht dat het VUmc het medisch beroepsgeheim heeft geschonden (ingezonden 24 februari 2012).
Acht u de positie van de beslissers zoals de raad van bestuur en het hoofd van de Spoedeisende eerste hulp nog houdbaar gezien hun handelen en persisteren in hun besluit om mee te werken aan de uitzendingen van Eyeworks en RTL? Vindt u niet dat ze terug moeten treden omdat ze door hun handelwijze elk gezag hebben verloren?
Hier kan ik geen uitspraak over doen. Zie het antwoord op vraag 1 van de vragen van het lid Voortman (GroenLinks) over het bericht dat het VUmc het medisch beroepsgeheim heeft geschonden (ingezonden 24 februari 2012).
Is het waar dat het VUmc mogelijk een schadeclaim van Eyeworks en/of RTL boven het hoofd hangt in de orde van 600 000 euro? Zo ja, vindt u dan dat deze schadeclaim nooit betaald mag worden uit gezondheidszorggelden en dat dan bijvoorbeeld de directie en het hoofd van de Spoedeisende eerste hulp van het VUmc maar hoofdelijk aansprakelijk moeten worden gesteld? Vindt u überhaupt dat Eyeworks en/of RTL het recht hebben schadevergoeding te eisen gezien het uiteindelijke verzoek van het VUmc aan hen om niet verder uit te zenden aangezien het medisch beroepsgeheim op flagrante wijze werd geschonden?
Het VUmc heeft desgevraagd meegedeeld dat er op dit moment geen sprake van een schadeclaim van Eyeworks en/of RTL Nederland jegens het VUmc. De drie partijen zijn met elkaar in gesprek over de afhandeling van de onderlinge samenwerking.
Wordt al het beeldmateriaal vernietigd? Zo nee, wilt u dan ervoor zorgdragen dat dit wel gebeurt?
Het VUmc, Eyeworks en RTL Nederland hebben verklaard dat in de gevallen dat betrokkenen hun toestemming weigerden of later introkken, het beeldmateriaal inmiddels is vernietigd.
Hoe is de situatie bij andere ziekenhuizen in Nederland? Wilt u dit onderzoeken? Is het waar dat ook bij andere uitzendingen zoals Trauma.nl het medisch beroepsgeheim wordt overtreden, zoals in het academisch ziekenhuis in Groningen waarbij ook de familie pas achteraf om toestemming is gevraagd nadat al opnames waren gemaakt?2
Zie het antwoord op vraag 7 van de vragen van het lid Voortman (GroenLinks) over het bericht dat het VUmc het medisch beroepsgeheim heeft geschonden (ingezonden 24 februari 2012).
Deelt u de mening dat ziekenhuizen en artsen in principe niet zouden moeten meewerken aan commerciële uitzendingen, omdat patiënten in een afhankelijkheidsrelatie verkeren, zodat een vrije afweging van patiënten om niet mee te werken in het geding is? Zo nee, waarom niet?
Zie de antwoorden op de vragen 1, 6 en 12.
Geeft deze zaak u aanleiding om de privacy-richtlijnen en/of medisch-ethische normen van ziekenhuizen aan te scherpen of het toezicht hierop te intensiveren? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 12.
Deelt u de mening dat het introduceren van winstuitkeringen en zeggenschap van private investeerders in reguliere ziekenhuizen de kans op dergelijke incidenten doet toenemen vanwege de drang om het marktaandeel te vergroten en zich te profileren ten opzichte van concurrenten? Zo nee, waarom niet?
Nee. Alle zorgverleners en ziekenhuizen moeten op dezelfde manier aan het beroepsgeheim en de privacyregels voldoen, ongeacht of zij op winstuitkering gericht zijn of niet. Wel ben ik van mening dat zorgaanbieders die op winst gericht zijn grote aandacht zullen hebben zowel voor kwaliteit van zorg en bejegening van patiënten, als voor transparantie over die kwaliteit van zorg en bejegening van patiënten. Zij zijn dus zeer sterk gemotiveerd om dergelijke negatieve ervaringen van patiënten en negatieve berichtgeving zoals in dit geval bij het VUmc te voorkomen.
Het bericht 'Angst rondtrekkende bendes bij winkelier' |
|
Louis Bontes (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Angst rondtrekkende bendes bij winkelier»?1
Ja.
Klopt het dat grootschalige diefstallen door rondtrekkende Oost-Europese bendes explosief is gegroeid en wordt geschat op een toename van 10% in twee jaar?
De precieze omvang van diefstal gepleegd door rondtrekkende Oost-Europese dadergroepen is niet bekend. Daarom kan ook niet aangegeven worden of deze vorm van criminaliteit in twee jaar met 10% is toegenomen. Van alle veroordeelden vanwege vermogensdelicten was één op de zestig in de periode 2009–2011 van Oost-Europese afkomst zonder vaste woon- of verblijfplaats. Het beeld dat Oost-Europeanen zich in toenemende mate schuldig maken aan vele vormen van vermogenscriminaliteit in de EU wordt onder meer bevestigd door het Nationaal Dreigingsbeeld van 2008 en het Organized Crime Threat Assessment 2011 van Europol.
Wat gaat er mis in de aanpak van politie en Justitie van deze Oost-Europese criminelen zeker gezien het bestrijden van rondtrekkende bendes prioriteit heeft in Europa?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de brief die ik uw Kamer op 26 maart 2012 gestuurd heb (Kamerstukken II, 2011–2012, 29 911, nr. 64). In die brief heb ik deze en andere aspecten in hun samenhang gepresenteerd.
Hoe beoordeelt u het commentaar van de Utrechtse criminoloog Dina Siegel die zegt dat Europese politici bewust de aard en de omvang van de Oost-Europese misdaad hebben toegedekt in de aanloop naar de toetreding van Oost-Europese landen tot de Europese Unie (EU)?2
Zoals aangegeven in mijn antwoord op Kamervragen van de leden Dijkhoff en Hennis-Plasschaert van 1 maart 2012 (2012Z03941 , zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1954) is het probleem van de misdaad uit Oost-Europa in aanloop naar de toetreding van Oost-Europese landen tot de Europese Unie niet bewust verzwegen of toegedekt. Het nemen van maatregelen tegen de georganiseerde misdaad maakt deel uit van het toetredingsproces tot de Europese Unie. Zowel in de Europese Raad als in nationale parlementen is hierover gesproken. Dat laat onverlet dat criminele bendes die opereren vanuit oostelijke Europese lidstaten, inmiddels een reëel probleem vormen. De aanpak hiervan is een prioriteit van de regering, waarbij nauw wordt samengewerkt met betrokken landen en organisaties als Europol.
Waarom gaan detailhandel Nederland en het Openbaar Ministerie nu pas samenwerken en camerabeelden uitwisselen?
Het uitwisselen van informatie en beeldmateriaal is in 2010 gestart in een pilot, waarin drie grote winkelketens, de politie en justitie deze werkwijze al beproefd hebben. Na de afronding van de pilot in 2011 is overeengekomen deze werkwijze op structurele basis voort te zetten en het aantal deelnemende winkelketens uit te breiden.
Deelt u de mening dat deze bendes het veiligheidsgevoel van de burgers tot een nulpunt laat dalen en het vertrouwen in politie en Justitie schaadt? Zo nee, waarom niet?
Voor de meeste vormen van criminaliteit waardoor burgers en bedrijven getroffen worden, geldt dat zij van invloed kunnen zijn op het veiligheidsgevoel. Een adequaat optreden van politie en justitie kan bijdragen aan het vergroten van de veiligheidsgevoelens en het vertrouwen in de rechtsstaat. Echter, uit onderzoek is gebleken dat niet altijd sprake is van een rechtevenredige relatie.3 Zo zijn er veilige wijken waar de onveiligheidsgevoelens toch groot zijn. En omgekeerd zijn er onveilige wijken waar men zich toch veilig voelt.
Hoe gaat u bewerkstelligen dat deze bendes, die schade veroorzaken bij winkeliers die oploopt tot 250 miljoen euro per jaar, tot op de laatste cent geplukt worden?
Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar de brief die ik uw Kamer op 26 maart 2012 gestuurd heb (Kamerstukken II, 2011–2012, 29 911, nr. 64).
Welke maatregelen gaat u nemen om deze Oost-Europese bendes en de criminelen die deze bendes aansturen zo snel mogelijk achter slot en grendel te krijgen?
Zie antwoord vraag 7.
Het gratis toegankelijk maken van informatie uit basisregistraties ten behoeve van opsporing |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat (bijvoorbeeld) de gegevens van de Kamer van Koophandel niet vrijelijk beschikbaar zijn voor de politie?
De gegevens in het Handelsregister kunnen door een ieder worden ingezien, dus ook door de politie. Hierop zijn twee uitzonderingen: het zoeken op persoonsnaam en het inzien van afgeschermde woonadressen. Deze opties zijn voorbehouden aan de daartoe in de wet genoemde geautoriseerde partijen. Hieronder valt (onder meer) het Openbaar Ministerie, ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten.
Bent u bekend met het feit dat de mogelijkheden voor bevraging beperkt zijn omdat de politie betaalt per informatievraag?
Per 1 januari 2012 is voor het gebruik van gegevens uit het Handelsregister voor het ministerie van Veiligheid en Justitie de zogeheten budgetfinanciering van kracht. Dit houdt in dat de afzonderlijke instanties, zoals politie en het OM, geen facturen meer krijgen. In plaats daarvan hevelt elk departement jaarlijks een budget over naar het ministerie waar het basisregister onder valt. De administratieve lasten die verbonden waren aan de facturering zijn daarmee weggenomen.
Voor wat betreft de kosten die zijn verbonden aan de toegang tot het Handelsregister ten behoeve van controle en opsporing, heeft de invoering van de budgetfinanciering gezorgd dat mogelijke knelpunten voor het gebruik van de basisregistraties zijn verholpen. Wel zal mijn ministerie nog navraag doen bij de relevante handhaving- en opsporingsdiensten of dit daadwerkelijk het geval is.
Deelt u de mening dat de politie hiermee onnodig wordt beperkt in haar mogelijkheden om bijvoorbeeld inzage te krijgen in financiële constructies van bedrijven?
Zie antwoord vraag 2.
Onderschrijft u de volgende aanbeveling uit het onderzoeksrapport Emergo: «Overheids-instellingen moeten opnieuw zonder betaling toegang krijgen tot de basisregistraties van het Kadaster en Kamer van Koophandel; instanties die (...) immers als monopolisten informatie verzamelen op grond van een wettelijke, publieke taak. Zonder onbetaalde toegang tot deze registraties is het (...) minder goed mogelijk om territoria, branches en groepen personen door te lichten.»?1 Zo nee, waarom niet?
Het gebruik van basisregistraties is verplicht binnen de overheid. Het kabinet streeft ernaar dat de financiële drempels voor het gebruik van basisregistraties, niet alleen binnen de overheid maar ook daarbuiten, zo veel mogelijk verdwijnen en dat het gebruik ervan toeneemt. De Programmaraad Stelsel Basisregistraties heeft in dit kader een eindbeeld geformuleerd voor de financiering van het gebruik van basisregistraties, waarbij er per 1/1/2015 geen sprake meer is van financiële drempels bij gebruik door overheden en andere gebruikers. Hiermee zal ook de onderlinge facturering en verrekening verdwijnen wat zal bijdragen aan een efficiënte overheid. Dat betekent overigens niet dat het gebruik in de toekomst «gratis» kan zijn maar dat de kosten op andere wijze dan tarifering of beprijzen van gebruik worden gedekt.
Momenteel wordt er een impactanalyse voor dit eindbeeld uitgevoerd specifiek gericht op de kern van het stelsel van basisregistraties: BAG, GBA, Handelsregister, Kadaster, Topografie en de stelselvoorzieningen voor het genoemde eindbeeld. Op basis van de uitkomsten van deze impactanalyse kan eind 2012 nadere besluitvorming plaatsvinden over het door de Programmaraad voorgestelde eindbeeld.
Overigens is het niet zo dat overheidsinstellingen voorheen zonder betaling toegang hadden tot de gegevens in het Kadaster en het Handelsregister.
Welke maatregelen bent u voornemens te nemen om ervoor te zorgen dat de politie zonder betaling toegang krijgt tot bovengenoemde basisregistraties? Welke termijn verbindt u hieraan?
Zie antwoord vraag 4.
Het bewaren van dossiers door Jeugdzorg over gezinnen waar geen kindermishandeling is geconstateerd |
|
Jeroen Dijsselbloem (PvdA) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Herinnert u zich de vragen over het bewaren van dossiers door Jeugdzorg over gezinnen waar geen kindermishandeling is geconstateerd?1
Ja.
Wat is de stand van zaken van de toezegging om de pro-actieve werkwijze (ouders en/of jeugdigen worden bij een onterechte melding actief benaderd door een medewerker van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) met de vraag of het dossier vernietigd moet worden) op te nemen in het protocol van Handelen van de AMK’s?
Jeugdzorg Nederland gaat het protocol van Handelen van de AMK’s dit voorjaar herzien op een aantal punten. Zo zal bovenstaande toezegging worden opgenomen in het protocol.
Andere punten gaan over wijzigingen die het gevolg zijn van de afspraken over het SHG in het kader van de invoering van de verplichte meldcode. Het zijn afspraken tussen Jeugdzorg Nederland en GGD NL, MOgroep WMD, Federatie Opvang en de KNMG. De afspraken zijn op dit moment in concept klaar en gaan nu de besluitvormende fase in.
De nieuwe afspraken zullen voor de zomer gereed zijn en in het protocol zijn opgenomen.
Deelt u de mening dat in geval van een ongegronde melding van kindermishandeling het dossier bij jeugdzorg (AMK) in principe vernietigd moet worden en wanneer vanwege zwaarwegende redenen hiervan wordt afgezien dit gemotiveerd aan de ouders moet worden gemeld?
Ik ben het eens met de stelling dat ouders op de hoogte gebracht moeten worden van de redenen waarom hun verzoek tot vernietiging van het dossier niet gehonoreerd kan worden. Jeugdzorg Nederland heeft aangegeven dat dit punt mee wordt genomen bij de aanpassing van het protocol.
Overigens is het niet zo dat in alle gevallen van een onterechte melding ouders willen dat het dossier wordt vernietigd, bijvoorbeeld als er een kans bestaat dat opnieuw een onterechte melding wordt gedaan. Dit kan onder andere voorkomen bij meldingen van ex-partners of bij kinderen met een zeldzame aandoening die snel blauwe plekken of botbreuken oplopen. In de checklist voor managers wordt geadviseerd om in het dossier een aantekening op te nemen indien sprake is van een (mogelijk) onterechte melding. Daarbij kan in het dossier een uitleg worden opgenomen over de signalen die leken te wijzen op huiselijk geweld of kindermishandeling. Op die manier wordt voorkomen dat de betreffende cliënt(en) steeds weer om een verklaring wordt gevraagd.
Bent u bereid met Jeugdzorg Nederland in overleg te treden, zodat het protocol van Handelen van de AMK’s langs deze lijn wordt aangepast? Zo niet, waarom?
In antwoord 2 heb ik aangegeven dat Jeugdzorg Nederland deze lijn opneemt in het protocol.
Economische schade door opstelling Nederland ten aanzien van Roemenië |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Knapen (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Deal met Roemenen op losse schroeven»?1
Ja.
Wat vindt u van de stelling van de directeur van de Nederlands-Roemeense Kamer van Koophandel en de algemeen directeur van het European Gateway Platform dat de grote samenwerkingsovereenkomst tussen Havenbedrijf Rotterdam en de haven Roemeense Constanza op losse schroeven staat?
Voor zover mij bekend zijn de besprekingen tussen Rotterdam en Constanza volop gaande. Het Roemeense ministerie van Transport en de havenautoriteiten van Contanza hebben het Havenbedrijf Rotterdam onlangs gevraagd om een meer gedetailleerd voorstel. Het Havenbedrijf Rotterdam ontkracht de stelling van beide directeuren, zoals u uit het artikel kunt ontlenen.
Hoe belangrijk is de Rotterdamse haven voor de Nederlandse economie? Kunt u dat uitdrukken in het percentage BBP2 dat de Rotterdamse haven voor Nederland uitmaakt? Hoe belangrijk zijn samenwerkingsverbanden met andere havens hierin? Kunt u dit toelichten?
Het Rotterdamse havengebied is van vitaal belang voor de Nederlandse economie. Het is de grootste haven van Europa en verschaft (direct en indirect) werkgelegenheid voor 145 000 personen. De toegevoegde waarde van de haven is 22,2 miljard euro oftewel 3,7 procent van het Nederlands BBP.3 Het Havenbedrijf Rotterdam en de internationale samenwerkingsverbanden die zij aangaat spelen hierin een belangrijke rol.
Is de Roemeense regering, die een belang heeft in Constanza, woedend op Nederland vanwege het niet intrekken van het Nederlandse veto tegen de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Schengenzone? Denkt u dat dat inderdaad een reden kan van het mogelijk niet doorgaan van de besproken samenwerkingsovereenkomst? Hoe beoordeelt u dit?
De Roemeense regering heeft haar teleurstelling uitgesproken over het Nederlands standpunt. Dat laat onverlet dat beide landen hun bilaterale economische en politieke relaties koesteren. Bij hoogwaardige investeringsprojecten als de ontwikkeling van het havengebied Constanza, kijken de Roemeense autoriteiten naar de diverse internationale partijen die daar onderscheidende expertise in hebben. Het Havenbedrijf Rotterdam is één van deze partijen.
Deelt u de mening van de directeur van de Nederlands-Roemeense Kamer van Koophandel dat de goede reputatie van het betrouwbare, tolerante Nederland zwaar beschadigd is vanwege het door uw gedoogpartner PVV ingestelde Meldpunt Midden- en Oost-Europeanen? Zo neen, waarom niet? Op basis van welke feiten kunt u de stelling weerleggen?
Er is intensief en goed contact tussen beide regeringen en de Roemeense autoriteiten zijn zich er van bewust dat dit meldpunt geen initiatief is van de Nederlandse regering. Er is sprake van goede samenwerking op diverse onderwerpen en regelmatig vinden bilaterale gesprekken plaats over de Nederlandse en Roemeense opvattingen, ook over zaken als Schengen en arbeidsmigratie.
Hoe groot schat u de economische schade, mocht de samenwerkingsovereenkomst niet doorgaan?
Ik heb geen aanwijzingen dat de samenwerkingsovereenkomst niet zou worden uitgevoerd.
Hoeveel banen kost het niet doorgaan van de samenwerkingsovereenkomst? Kunt u dit toelichten?
Ik wil niet speculeren over de economische gevolgen daarvan.
Het mandaat van de EU-operatie Atalanta |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het artikel «UK about to launch air strikes to take out the Somali pirates once and for all. With some U.S. help»1 en de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 27 februari 20122?
Ja.
Wat waren de bezwaren tegen een robuustere aanpak, zoals eerder bepleit door de minister van Defensie zelf en de Duitse minister van Defensie? Waren er ook medestanders van een dergelijke aanpak? Wat was het Nederlandse standpunt en de inzet met betrekking tot het bestrijden van piraten aan de kust?
In tegenstelling tot wat het artikel in de Stentor suggereert, zijn er geen bezwaren tegen uitbreiding van het operatiegebied van de anti-piraterijoperatie Atalanta, maar tijdens de RBZ waren nog niet alle stappen gezet om hierover een besluit te kunnen nemen. Daarom verbond de RBZ zich op 27 februari wel via raadsconclusies aan verlenging van de EU-antipiraterij-operatie Atalanta tot en met 2014 maar niet aan de uitbreiding van het operatiegebied.
Zodra de besluitvorming in EU-verband over optreden, vanaf zee, met effect op land voltooid is, wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Over de consequenties van dit besluit voor de Nederlandse bijdrage aan operatie Atalanta zullen wij u, zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg van 19 januari jl., met een aanvullende artikel 100-brief informeren.
Is het Britse voornemen om eventueel aanvallen uit te voeren met Apache-helikopters ook besproken tijdens de Raad?
Nee.
Bent u op de hoogte van dit Britse plan? Zo ja, bent u hierover door de Britten of andere landen benaderd? Hoe heeft u hierop gereageerd?
Buiten besprekingen over proactiever optreden tegen piraten in EU- en NAVO-verband zijn ons geen Britse plannen bekend.
Wat is er uit het contact gekomen dat de minister van Defensie tijdens het algemeen overleg over piraterij op 10 november 2011 heeft toegezegd te zullen hebben met zijn Engelse collega over hoe de inzet van Apaches is bevallen?
Het Verenigd Koninkrijk heeft in 2011 in Noord-Engeland getraind op de inzet van Apache-helikopters vanaf schepen. Deze wijze van optreden is niet van toepassing voor Nederland. De Nederlandse Apaches zijn vooralsnog niet geschikt voor operaties vanaf schepen.
Klopt het dat de Somalische regering op de bijeenkomst in Londen op 23 februari zelf heeft aangegeven positief te staan tegenover het aanvallen van piraten langs de kust?
President Sheikh Sharif heeft zich niet specifiek uitgesproken over operaties met effect op land.
Welke mogelijkheden tot een «robuustere aanpak» biedt volgens de regering het mandaat ontleend aan VN-resolutie 1816?
De rechtsgrondslag voor antipiraterij-operaties wordt gevormd door het VN-Zeerechtverdrag en resoluties van de VN-Veiligheidsraad. De laatste relevante Veiligheidsraadresolutie, die alle eerdere resoluties herbevestigt, was 2020 (2011). In paragraaf 6 van resolutie 1851 (2008), een van de eerdere resoluties, autoriseert de VN-Veiligheidsraad staten die met de Somalische Transitional Federal Government (TFG) samenwerken, en die door de TFG bij de secretaris-generaal van de VN zijn aangemeld, alle noodzakelijke maatregelen te nemen op Somalisch grondgebied en in het Somalische luchtruim voor de bestrijding van piraterij en gewapende overvallen op zee. Ook stelt deze paragraaf dat ieder optreden van landen en regionale organisaties in overeenstemming moet zijn met het oorlogsrecht en de mensenrechten waar toepasselijk. De TFG heeft deze notificatie inmiddels verzonden aan de Secretaris-Generaal ten behoeve van de uitbreiding van het operatiegebied van de EU.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het algemeen overleg over de Defensieraad op 20 maart 2012?
Ja.
De openbaarmaking van gegevens van 112-bellers |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gegevens van bellers naar 112 gewoon op internet»?1
Ja.
Bent u bekend met websites als 112 meldingen.nl en Alarmeringen.nl?
Ja.
Is het waar dat u eerder heeft aangegeven de situatie onwenselijk te vinden maar dat een oplossing hiervoor te tijdrovend en arbeidsintensief zou zijn?
Ja, ik vind deze situatie onwenselijk. Ik zal daarom de besturen van meldkamers er nogmaals op wijzen om terughoudender om te gaan met het verstrekken van privé gegevens in de doormelding via het P2000 alarmeringssysteem. Maatregel op langere termijn is vervanging van het huidige P2000 systeem medio 2014. Bij vervanging van het systeem zal versleuteling van de berichten één van de belangrijkste eisen zijn, zodat het scannen van de paging berichten van het P2000 systeem niet meer mogelijk is, en de berichten niet langer zijn terug te vinden op bovengenoemde websites
Bent u bekend met het feit dat met bovengenoemde sites dieven en inbrekers in feite worden gefaciliteerd?
Wanneer in de meldkamer terughoudender wordt omgegaan met het verstrekken van privé-gegevens in de doormelding via het P2000 alarmeringssysteem kan voorkomen worden dat informatie die gebruikt kan worden door criminelen is terug te vinden op internet.
Deelt u de mening dat het hier wel degelijk gaat om een inbreuk op de bescherming van persoonsgegevens? Zo nee, waarom niet?
Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) heeft in een richtlijn al in 2007 aangegeven dat het plaatsen van persoonsgegevens op internet alleen mag na persoonlijke toestemming. Het CBP doet echter geen uitspraak over het feit of de websitebeheerders in dit geval een overtreding begaan. Het College laat de beslissing aan het Openbaar Ministerie en de strafrechter om op basis van de Wet Bescherming persoonsgegevens te bepalen of hier een overtreding is begaan.
Deelt u de mening dat een en ander ook niet leidt tot een meer effectieve noodhulpverlening of opsporing? Zo nee, waarom niet?
Ja. Voor effectieve noodhulpverlening of opsporing is het ongewenst dat de persoonsgegevens van de melders via internet zijn te traceren.
Waarom wordt geen gebruik gemaakt van het afgeschermde C2000-systeem in plaats van P2000?
Bij paging (P2000) wordt gebruik gemaakt van eenrichtingverkeer communicatie, hoger zendvermogen en een andere (lagere) frequentie dan het C2000-netwerk. Deze lagere frequentie garandeert binnenshuis een beter bereik. Hulpverleners die door middel van alarmering (en dus P2000) worden opgeroepen, bevinden zich vaak in een gebouw of object.
Bent u voornemens om alsnog maatregelen te nemen om deze praktijk een halt toe te roepen? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het gebrek aan toezicht op escortbedrijven |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Illegaal escortbureau kan z’n gang gaan» en «Amper toezicht op clandestiene escort»?1 Herinnert u zich de Kamervragen over escortbedrijven zonder vergunning?2
Ja.
Deelt u de mening dat de overheid er amper in slaagt illegale escortbedrijven aan te pakken? Zo ja, hoe komt dit en wie is daar verantwoordelijk voor? Zo nee, waaruit blijkt precies dat de aanpak van illegale escortbedrijven wel slaagt?
Het prostitutiebeleid is een lokale aangelegenheid en er bestaan op dit moment nog flinke verschillen in het vergunningenregime dat gemeenten toepassen op escortbedrijven. Momenteel is het nog mogelijk dat een escortbedrijf legaal opereert zonder vergunning. Het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden in de seksbranche, waarmee uw Kamer inmiddels heeft ingestemd, beoogt aan deze problematiek een einde te maken. Zo maakt het wetsvoorstel prostitutiebedrijven, waaronder escortbedrijven, vergunningplichtig en worden aan vergunningen een aantal voorwaarden verbonden: een bedrijf moet op een vaste locatie worden gevoerd, de exploitant van een prostitutiebedrijf is bereikbaar voor toezichthouders, de exploitant of beheerder moet aanwezig zijn en adverteren is alleen toegestaan met het in de vergunning vermelde vergunning- en vaste telefoonnummer. Met de invoering van de wet zullen naar verwachting de lokale verschillen in het beleid grotendeels vervallen en zal het onderscheid tussen het legale en het illegale deel van de branche duidelijker worden. Daardoor wordt het toezicht op de branche makkelijker.
Ter versterking van de informatiepositie van de toezichthouder zal verder een landelijk register van verleende escortvergunningen worden ingericht. De toezichthouder kan hiermee, onafhankelijk van waar de vergunning is afgegeven, op elk moment inzicht krijgen in de vergunning en de daaraan verbonden voorwaarden. In het landelijk register zijn tevens weigeringen en intrekkingen van gemeentelijke vergunningen van onder meer escortbedrijven opgenomen. Gemeenten die, op grond van bepaalde omstandigheden, een vergunning hebben geweigerd of ingetrokken moeten dit onverwijld bij het register melden. Gemeenten die een aanvraag van een prostitutiebedrijf moeten beoordelen kunnen dus in de toekomst zien of in een andere gemeente met betrekking tot de vergunningaanvrager eerder een vergunning is geweigerd of ingetrokken. Daarmee kan het shoppen van exploitanten worden tegengegaan. Indien blijkt dat een bedrijf niet vergund is, kunnen bestuurlijke en strafrechtelijke maatregelen worden genomen. Ik verwacht dat het wetsvoorstel een flinke verbetering van het toezicht en de handhaving zal opleveren.
Is het waar dat gemeenten er niet in slagen illegale escortbedrijven tegen te gaan? Zo ja, hoe komt dat? Zo nee, waarom is dat niet waar? Waaruit blijkt dat gemeenten er wel in slagen?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat het nog steeds mogelijk is dat escortbedrijven waarvan een vergunning wordt geweigerd in een andere gemeente actief kunnen worden? Zo ja, hoe kan dat worden voorkomen? Zo nee, wat is daar niet waar aan?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat het aantal illegale escortbedrijven een veelvoud is van het aantal legale bedrijven? Zo ja, kunt u een indicatie geven van de verhouding tussen legale en illegale escortbedrijven? Zo nee, waarom is dat niet waar?
In de tweede evaluatie van de opheffing van het algemeen bordeelverbod3 is geconstateerd dat het onmogelijk is een enigszins betrouwbare schatting van het aantal niet-vergunde seksinrichtingen in Nederland te geven, aangezien een aanzienlijk deel van de responsgemeenten dit niet (precies) kon aangeven. Wel is duidelijk dat het bij de niet-vergunde bedrijven veelal gaat om niet-locatie gebonden prostitutie, zoals escortbedrijven.
Is het waar dat escortbedrijven zonder vergunning kunnen adverteren? Welke regels en afspraken met de media gelden nu voor advertenties van escortbedrijven?
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 2, 3, 4 en 11 is het momenteel nog toegestaan dat een escortbedrijf legaal opereert zonder vergunning. Het wetsvoorstel zal hier een eind aan maken door ieder escortbedrijf in Nederland vergunningplichtig te maken. Adverteren zal volgens het wetsvoorstel alleen toegestaan zijn met het in de vergunning vermelde vergunning- en vaste telefoonnummer, waardoor deze bedrijven makkelijker traceerbaar worden. Escortbedrijven die in strijd met de advertentievoorwaarden handelen zijn strafbaar. Kranten en andere advertentiemedia zijn niet verplicht om deze advertentieverplichtingen te controleren, maar zouden dat wel kunnen. Dat biedt een aanknopingspunt om media – bijvoorbeeld door het sluiten van convenanten – ertoe te bewegen illegale advertenties niet te plaatsen.
Deelt u de mening dat, vooral vanwege het vluchtige karakter van de escortbranche, het tegengaan van illegaliteit en het handhaven van een vergunningplicht slechts mogelijk is als alleen legale bedrijven kunnen adverteren? Deelt u de mening dat alleen een landelijk register niet voldoende is? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstellingen? Deelt u de mening dat zowel de illegale adverteerder als degene die de advertentie plaatst strafbaar zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de vrees dat door het niet optreden tegen illegale escortbedrijven de kans dat mensenhandel buiten het zicht van de autoriteiten blijven levensgroot is en er slachtoffers van vrouwenhandel en gedwongen prostitutie worden gemaakt? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat het onverteerbaar is dat dergelijke zware misdrijven worden genegeerd? Wat gaat u hiertegen doen? Zo nee, waarom niet?
Wanneer niet wordt opgetreden tegen illegale escortbedrijven blijven misstanden, zoals gedwongen prostitutie, bestaan. Dergelijke zware misdrijven mogen niet worden genegeerd en om die reden is de bestrijding van mensenhandel door dit kabinet ook als prioriteit benoemd. Het wetsvoorstel ter regulering van de prostitutie zal een belangrijke rol spelen bij de bestrijding van mensenhandel.
Daarnaast is een doelstelling van dit kabinet dat het aantal aangepakte criminele organisaties – waaronder organisaties die zich met mensenhandel bezighouden – aan het eind van deze kabinetsperiode is verdubbeld. Andere voorbeelden van maatregelen zijn het recent bij uw Kamer ingediende voorstel om de maximumstraffen voor mensenhandel te verhogen4 en het in december 2012 vastgestelde en aan uw Kamer aangeboden actieplan voor de rijksbrede aanpak van de loverboyproblematiek.
Deelt u de mening dat de capaciteit voor de handhaving van de regels ten aanzien van prostitutie te laag is? Zo ja, heeft dit te maken met een verkeerde prioriteitstelling bij politie en gemeenten of zijn er andere redenen? Zo nee, waarom niet?
De aanpak van mensenhandel is reeds een landelijke prioriteit van de politie. Er wordt zoveel capaciteit als nodig hiervoor ingezet. Het is van belang dat ook gemeenten hun taken in toezicht en handhaving in de prostitutiesector stevige oppakken. Het wetsvoorstel biedt hen hiertoe het benodigde instrumentarium. Veel (grotere) gemeenten doen dat overigens ook al steeds meer, dat juich ik toe. Wanneer de gemeenten het toezicht en de handhaving van de vergunningen op zich nemen, kan de politie (extra) capaciteit inzetten voor de opsporing van ernstige misstanden en mensenhandel.
Hoeveel politieambtenaren zijn er in Nederland specifiek gericht op het bestrijden van mensenhandel?
Elke politieregio heeft gecertificeerde mensenhandelrechercheurs in dienst. Het totaal aantal politiefunctionarissen dat zich richt op de aanpak van mensenhandel is echter geen vast gegeven. Mensenhandel is een ernstig misdrijf dat door de politie met prioriteit wordt aangepakt met – bij voorkeur – multidisciplinaire teams. In deze teams werken politiefunctionarissen uit verschillende teams, zoals de Vreemdelingenpolitie, recherche en zedenpolitie, samen met partijen als de Inspectie SZW en de FIOD. Deze teams wijzigen continue in aantal en samenstelling.
In hoeverre kan met de nieuwe Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche op het moment dat die in werking treedt wel opgetreden worden tegen bovengenoemde mistoestanden?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat die wet een papieren tijger wordt als daarnaast niet ook voldoende capaciteit voor de handhaving daarvan wordt gereserveerd? Zo ja, hoe gaat u zorgen voor meer capaciteit, bijvoorbeeld in het kader van de prioriteitstelling van de Nationale Politie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Wat gaat u als verantwoordelijk bewindspersoon doen om ervoor te zorgen dat de wet- en regelgeving ten aanzien van prostitutie wel gehandhaafd gaat worden? Op welke concrete resultaten, anders dan door u geuite voornemens en beloften, ten aanzien van de bestrijding van illegale prostitutie kunt u over een jaar aanspreken?
Zoals hiervoor uiteen gezet zal het wetsvoorstel het toezicht op de prostitutiebranche versterken. Gemeenten zullen een belangrijke rol gaan spelen bij het toezicht, waardoor ook politiecapaciteit effectiever kan worden ingezet ten behoeve van de handhaving. De laatste jaren is veel geïnvesteerd in de versterking van de bestuurlijke aanpak. Onder meer dankzij de ondersteuning door de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC) pakt het bestuur meer en meer haar rol. Ik verwijs hier onder meer naar de aanpak van de gemeenten Alkmaar en Den Haag (Doubletstraat), die uitermate succesvol zijn.
Bent u op de hoogte van het bericht «Britain at risk from «GoldenEye» electromagnetic pulse attack from space, MPs warn?»1
Ja.
Staat u nog steeds achter uw relativerend betoog over de dreiging van EMP tijdens het debat over de beleidsbrief «Defensie na de krediet-crisis: een kleinere krijgsmachts in een onrustige wereld»2 op 6 juni 2011, waarin u onder andere stelde dat EMP een overblijfsel is uit de Koude Oorlog, het EMP-instrument praktisch niet toepasbaar is en de dreiging als laag kan worden gezien voor Nederland?
Ja, ik beschouw de dreiging als laag. Zie tevens de antwoorden op vraag 4 en vraag 5.
Zo ja, hoe apprecieert u onderstaande waarschuwing van de Britse Defensiecommissie, die haaks staat op uw visie, over de grote risico’s voor de Britse nationale veiligheid? Bent u ervan op de hoogte dat ook de Amerikaanse EMP-commissie en verschillende vooraanstaande Amerikaanse politici al eerder hebben gewaarschuwd voor de grote gevaren van een EMP-aanval?
Ik heb kennisgenomen van het rapport van de Britse Defensiecommissie en de verwijzingen daarin naar uitspraken van de Amerikaanse EMP-commissie en van Amerikaanse politici. De mij ter beschikking staande informatie geeft mij geen reden mijn standpunt te veranderen. Zie tevens de antwoorden op vraag 4 en vraag 5.
Hoe beoordeelt u specifiek de opmerkingen van de voorzitter van de Britse Defensiecommissie, James Arbuthnot, over de waarschijnlijkheid van een EMP-aanval, aangezien het een gemakkelijke manier is om met een klein aantal nucleaire wapens een zo groot mogelijk verwoestend effect te creëren?
Met een door een nucleaire explosie veroorzaakte elektromagnetische puls kunnen onbeschermde elektronische systemen worden ontregeld of vernietigd. De elektronische circuits van apparatuur branden dan door. Om met een nucleaire EMP-aanval een zo groot mogelijk effect te creëren, is een explosie van een atoomwapen op enkele honderden kilometers hoogte vereist. Daarvoor is een draagraket nodig waarover alleen staten beschikken. De Nederlandse inlichtingdiensten beoordelen de waarschijnlijkheid van een nucleaire EMP-aanval als laag.
Ziet u net als de Britse parlementariërs grote risico’s in de mogelijkheid voor terroristen om een primitief non-nucleair EMP-wapen te bouwen dat op kleinere schaal verwoestend kan toeslaan? Zo nee, waarom niet?
Het is mogelijk om kleine, geïmproviseerde niet-nucleaire EMP-wapens te fabriceren met commercieel verkrijgbare componenten. Het gebied waarin een dergelijk wapen schade veroorzaakt, is echter gering. De impact van een terreuraanslag met een geïmproviseerd EMP-wapen zijn dan ook vergelijkbaar met die van een aanslag met een conventioneel explosief. Het hoofddoel van dergelijke terreuraanslagen is schrik aan te jagen bij de bevolking, meer dan het veroorzaken van de schade zelf. Preventie is de geëigende bescherming tegen dit soort aanslagen.
Wat vindt u van de kritiek van de Britse Defensiecommissie dat het Britse ministerie van Defensie onwillig is om deze bedreigingen serieus te nemen? Ziet u een overeenkomstige situatie in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Ik onthoud mij van commentaar op de specifieke Britse situatie. De Nederlandse inlichtingendiensten volgen de proliferatie van kernwapens. Daarnaast wordt de terreurdreiging gevolgd door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). De Kamer wordt ieder kwartaal over ontwikkelingen op dit gebied geïnformeerd met het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland.
Wat vindt u van het advies van de Britse Defensiecommissie dat het Verenigd Koninkrijk onmiddellijk haar vitale infrastructuur bestendig dient te maken ter bescherming tegen EMP-aanvallen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u uw eerdere opmerkingen dat de bescherming van vitale infrastructuur tegen EMP «enorm veel kost», staven met financiële gegevens? Zo nee, waarom niet?
Gezien de hoeveelheid elektronische systemen, de toepassingen daarvan en de reikwijdte van eventueel te nemen maatregelen zullen de kosten voor bescherming zeer hoog zijn. Gelet op de antwoorden op de vorige vragen voorzie ik een onevenredig grote werklast om een gedetailleerde schatting te maken.
Bent u bereid te bevorderen dat een interdepartementale werkgroep wordt geformeerd die de gevaren van EMP voor Nederland moet inventariseren en die een advies moet uitbrengen over de mogelijkheden de vitale Nederlandse infrastructuur tegen de gevolgen van EMP te beschermen? Zo nee, waarom niet?
De noodzaak hiervoor acht ik niet aanwezig.
De effecten van Social-Return beleid |
|
Pierre Heijnen (PvdA), Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Meer banen door social return in Rotterdam»?1 Herinnert u zich de vragen van 16 februari jl. over het stimuleren van de arbeidspositie van mensen in de WSW en Wajong?2
Ja, het bericht «meer banen door social return in Rotterdam» is mij bekend.
Ik herinner me de gerelateerde vragen van 16 februari jl. over het stimuleren van de arbeidspositie van mensen in de WSW en Wajong3. Daarop heb ik uw Kamer op 22 maart 2012 geantwoord.
Bent u bereid om, net als in Rotterdam, de effecten van het social return beleid langjarig te (laten) volgen door een onafhankelijke instantie? Zo nee, waarom niet?
Vanaf 1 juli 2011 is social return onderdeel van het Rijksinkoopbeleid. Jaarlijks rapporteer ik uw Kamer over de voortgang van social return bij het Rijk via de jaarrapportage bedrijfsvoering Rijk. Daarnaast wordt het social return beleid bij het Rijk in 2013 geëvalueerd op de effecten alsmede de uitvoeringslasten voor zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer. Ik zie geen meerwaarde in nog een monitor door een onafhankelijke instantie naast deze rapportages. Los van de extra kosten die dit met zich meebrengt, wil ik eerst de evaluatie in 2013 afwachten alvorens ik nadere stappen overweeg.
Ziet u meerwaarde in het combineren en vergelijken van de ervaringen bij het Rijk met andere overheden? Zo ja, hoe wilt u dit organiseren?
Het kabinetstandpunt social return bij het Rijk is mede geformuleerd aan de hand van de ervaringen van medeoverheden. In de onderzoeken naar de toepasbaarheid van social return bij het Rijk (TNO rapporten: Social Return bij het Rijk, effecten arbeidsmarkt en re-integratiebeleid en inkooptechnische haalbaarheid) is zowel de beleidsopzet als het uitvoeringskader van social return bij medeoverheden mede vergeleken. Ervaringen delen met medeoverheden is altijd nuttig. Dit wordt op dit moment georganiseerd via de overheidsbrede kennisstructuur van PIANOo (expertisecentrum aanbesteden voor overheden). Via dit netwerk wordt toegezien op het overheidsbreed delen van ervaringen en best practices van social return.
Deelt u de mening van de TNO-onderzoeker dat, in plaats van het klakkeloos hanteren van een 5%-norm, maatwerk nodig is om social return te laten slagen? Op welke wijze past het rijk maatwerk toe?
Maatwerk is essentieel bij het begeleiden van mensen met een grote(re) afstand tot de arbeidsmarkt naar werk. Dat geldt ook bij de toepassing van social return. Social return heeft tot doel om extra werk(ervarings)plekken te creëren voor mensen die nu nog niet aan het werk zijn. Het rijkskader voor social return is: toepassing bij alle «passende» aanbestedingen van werken en diensten boven een drempelbedrag van € 250 000 (minimale loonsom). Deze passendheid en de hoogte van het percentage wordt per aanbesteding beoordeeld op basis van de specifieke marktkenmerken. Dit uitvoeringskader is voor het Rijk verwerkt in een handleiding social return voor aanbestedende diensten en geldt als rijksbreed kader.
Ziet u mogelijkheden om de methode van de gemeente Rotterdam te volgen, waarin per opdracht bepaald wordt welk percentage inzet van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt verplicht is, en de inzet van een hoger percentage in de selectie beloond wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u dit toepassen?
De methode van Rotterdam streeft ernaar om opdrachtnemers tot een bepaald gedrag te bewegen en optimaal arbeidsmarktrendement te behalen en heeft daarvoor een eigen bestand aan mensen die voor re-integratie in aanmerking komen. Het Rijk plaatst zelf in het kader van social return geen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, zoals gemeenten en UWV dat doen. De methode van Rotterdam kan daarom niet zomaar gevolgd worden. Wel speelt het uitvoeringskader van het Rijk in op optimaal arbeidsmarktrendement door in samenspraak met de markt de inzet van social return vorm te geven. In de aanbesteding kan daardoor:
Het terughalen van een Lynx-helikopter van Libië naar Nederland |
|
Jasper van Dijk , Harry van Bommel |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
Is het waar dat u hebt besloten dat de Lynx-helikopter die sinds vorig jaar op het strand van de Libische kustplaats Sirte stond naar Nederland moet worden terug gebracht?1
Ja.
Is het waar dat deze helikopter niet meer vliegwaardig is en na terugkeer wordt ontmanteld en verschroot?
Ja.
Welk belang is ermee gediend de helikopter naar Nederland terug te halen in plaats van hem daar te verschroten?
Het terughalen van de helikopter is een nationale verantwoordelijkheid en dient een nationaal veiligheidsbelang. De helikopter is een wapensysteem en valt daarmee in de categorie strategisch defensiemateriaal. Aan het ontmantelen en verschroten van dit materiaal zijn eisen gesteld, waaraan in Libië niet kan worden voldaan.
De additionele uitgaven voor het terughalen van de helikopter worden geraamd op € 21 000. Dit bedrag bestaat uit € 13 000 voor het transport via Tripoli naar Nederland, € 6 000 voor het verblijf van personeel in Libië en € 2 000 voor onvoorziene uitgaven.
Deze additionele uitgaven worden gefinancierd uit de HGIS-voorziening voor crisisbeheersingsoperaties binnen artikel 20 «Inzet» van de defensiebegroting.
Wat zijn de kosten van het transport van de helikopter, eerst naar de Libische hoofdstad Tripoli en vervolgens met civiel zeetransport naar Nederland? Zou het niet goedkoper zijn om de helikopter in Libië te verschroten?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat door het schrappen van dieetadvisering uit het basispakket, (dreigende) ondervoeding onbehandeld blijft |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het feit dat bij een meldpunt van het Eerstelijns Ondervoedings Instituut (EOI) in één maand tijd meer dan 100 meldingen zijn binnengekomen van (dreigende) ondervoeding van patiënten in de eerstelijnszorg, waarbij geen diëtist kon worden ingezet vanwege het schrappen van diëtetiek uit het basispakket? Deelt u de mening dat dit signaal buitengewoon zorgwekkend is? Zo nee, waarom niet?1
Ik heb vernomen dat bij het meldpunt van het Eerstelijns Ondervoedings Instituut in een maand tijd 100 meldingen van patiënten met (dreigende) ondervoeding zijn binnengekomen. Ik heb ook opgemerkt dat de signalering van deze klachten hoofdzakelijk door zorgverleners (met name diëtisten) is gedaan. Of dat zorgwekkend is, kan ik niet direct beoordelen. Uit het recente Advies van de Gezondheidsraad blijkt dat de interpretatie van de prevalentiecijfers ten aanzien van ondervoeding bij ouderen de nodige voorzichtigheid behoeft. Het is nog onduidelijk wanneer er daadwerkelijk sprake is van ondervoeding en wanneer deze de gezondheid van de patiënt negatief beïnvloedt. Het is wel duidelijk dat hier sprake is van een serieus vraagstuk.
Ik deel echter niet de aanname dat de (dreigende) toename van ondervoeding direct het gevolg is van het schrappen van dieetadvisering uit het basispakket van de Zorgverzekeringswet. Dieetadvisering, zoals die deel uitmaakte van het basispakket was beperkt tot vier uur op jaarbasis. Dat bleek voldoende om de meeste mensen te helpen. Het merendeel nam bovendien niet meer dan 2,5 uur dieetzorg af zoals uit recente rapportages van het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nivel) is gebleken. Of het bovenstaande onderzoek, uitgevoerd door het Nivel ook betrekking heeft op (dreigende) ondervoeding in relatie tot dieetadvisering is mij niet bekend. Gelet op het relatief beperkte bedrag dat voor dieetadvisering voor de patiënt gemoeid is en tegen de achtergrond van de groeiende noodzaak tot bezuinigen, ben ik niet voornemens om de dieetadvisering wederom in het basispakket op te nemen. Overigens is dieetadvisering in het pakket gebleven daar waar de dieetadvisering onderdeel is van de gecoördineerde, multidisciplinaire zorg aan een verzekerde die lijdt aan een chronische obstructieve longziekte, of aan diabetes of die een cardiovasculair risico heeft. Daarnaast kunnen mensen zich aanvullend tegen de kosten van dieetadvisering verzekeren.
Tot slot: om ondervoeding aan te pakken is in 2010 een start gemaakt met het opstellen van de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken rondom ondervoeding. Ik zal deze afspraken meenemen in het overleg met de betrokken beroepsgroepen. Ook zal ik u binnenkort mijn reactie op het recente advies «ondervoeding bij ouderen» van de Gezondheidsraad toesturen.
Wat is uw reactie op de halvering van het aantal huisbezoeken door diëtisten in de eerste lijn bij zieken met ondergewicht, (dreigende) ondervoeding en kankerpatiënten? Beoogt u met uw beleid dat deze patiënten ondervoed raken? Zo nee, bent u bereid dieetadvisering weer onderdeel van het basispakket te maken?
Zie antwoord vraag 1.
Onderschrijft u de cijfers van de Landelijke Prevalentiemeting Zorgproblemen waaruit blijkt dat in de thuiszorg 15–25% van de patiënten ondervoed is, en van de Stuurgroep Ondervoeding die zelfs spreekt van 30% van de patiënten van 81 jaar en ouder? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze kunt u dit probleem nog aanpakken als u de beroepsgroep van diëtisten decimeert?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn volgens u de totale jaarlijkse kosten van ondervoeding? Op welke cijfers en onderzoeken baseert u deze inschatting?
Gezien het feit dat eenduidige criteria voor het vaststellen van ondervoeding ontbreken, zijn de totale jaarlijkse kosten van ondervoeding niet te berekenen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het notaoverleg over de nota «Gezondheidbeleid Gezondheid is dicht bij» op 5 maart a.s.?
Zoals ik in mijn brief van 2 maart 2012, 102375–100397-Z, heb aangegeven was het niet mogelijk om deze op 29 februari 2012 gestelde vragen vóór 5 maart 2012 te beantwoorden.