De onterecht verleende vergunning voor de verplaatsing van orka Morgan naar Tenerife |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het oordeel van de rechter dat uw ministerie ten onrechte een vergunning heeft verleend voor de verplaatsing van orka Morgan naar een attractiepark op Tenerife en dat u onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheden om de orka terug te plaatsen in het wild?
Ja.
Deelt u de mening dat deze blamage u niet getroffen zou hebben als u het door de Kamer gewenste onafhankelijke onderzoek mogelijk had gemaakt door gewoon de motie-Ouwehand1 uit te voeren en geen overhaaste beslissing had genomen, die louter gebaseerd was op de inzichten van commerciële organisatie, te weten het Dolfinarium te Harderwijk?
Neen.
Kunt u uitleggen waarom u de Kamervragen over de vergunningaanvraag om Morgan naar Loro Parque te verplaatsen2 niet heeft beantwoord, maar kennelijk wel tijd had om binnen een tijdsbestek van nog geen twee weken de desbetreffende vergunning te verlenen? Kunt u de vragen alsnog zo spoedig mogelijk beantwoorden?
De beantwoording van de Kamervragen van het lid Ouwehand over het plan van het Dolfinarium om Morgan te verhuizen naar een attractiepark op Tenerife (Kamerstuk 2011Z15742, ingezonden 22 juli 2011) vergt nader onderzoek als gevolg van de uitspraak van de voorzieningenrechter en een lopende bezwaarprocedure. In die beantwoording zal ik ook ingaan op de wijze waarop ik gevolg heb gegeven aan de uitspraak van de rechter.
Op welke wijze gaat u gevolg geven aan de uitspraak van de rechter dat u onderzoek moet doen naar de mogelijkheden om Morgan terug te plaatsen in het wild en dat zij in de tussentijd meer ruimte moet krijgen in haar tijdelijke verblijf in het Dolfinarium?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid voor het beantwoorden van deze vragen dezelfde spoed aan de dag te leggen als u bij de verlening van de door het Dolfinarium gevraagde vergunningen heeft gedaan? Zo nee, welke redenen heeft u om sneller in te gaan op verzoeken van het Dolfinarium dan op vragen van de Kamer?
Zowel bij het beantwoorden van Kamervragen als bij verzoeken om vergunningen wordt door mij de uiterste zorgvuldigheid betracht. De aanvraag en verstrekking van een EG-certificaat voor het verplaatsen van een dier binnen de EU is een standaard procedure. De Dienst Regelingen van mijn ministerie beoordeelde de aanvraag over Morgan en vroeg advies aan de Spaanse Wetenschappelijke CITES Autoriteit. Deze procedure verliep voorspoedig en er kon daarom snel en efficiënt worden gewerkt.
De plannen van de gemeente Vaals om burgers zonder inkomen te weren en de reactie van de EU daarop |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «EU wil opheldering over plannen Vaals1» en het bericht dat Vaals EU-burgers zonder inkomen wil weren2? Zo ja, wat is uw reactie op deze berichten?
Ja, ik heb kennis genomen van deze berichten. De Europese Commissie heeft mij een brief gestuurd, waarin de Commissie aangeeft zich zorgen te maken over het voornemen van de gemeente Vaals om EU-burgers die niet kunnen voorzien in hun eigen inkomen, geen verblijfsrecht meer toe te kennen.
De situatie zoals beschreven in de door u genoemde artikelen over de gemeente Vaals is een voorbeeld van de knelpunten die ik in mijn brief van 14 april 2011 heb geschetst over het vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten3. In deze brief heb ik een breed pakket aan maatregelen aangekondigd om deze tegen te gaan.
Wat vindt u van de omstandigheid dat in de gemeente Vaals een onevenredig groot deel van de bevolking een beroep doet op het sociale vangnet van de gemeente (ongeveer driehonderd mensen op een bevolking van een kleine tienduizend mensen) en dat negen procent van de nieuwe inwoners meteen een bijstandsuitkering aanvraagt? Wat vindt u verder van de omstandigheid dat het in 40% van de gevallen om burgers van lidstaten van de Europese Unie (EU) gaat, vooral om Polen en Roemenen?
Situaties zoals geschetst in uw vraag zijn onwenselijk. De Wet Werk en Bijstand (WWB) biedt een tijdelijke inkomensondersteuning in een situatie waarin dit echt noodzakelijk is. Zoals bekend is het een van de speerpunten van dit kabinet om de eigen verantwoordelijkheid van bijstandsgerechtigden en hun deelname aan de arbeidsmarkt te vergroten. Met de gemeente Vaals wordt onderzocht hoe het beroep op bijstand teruggedrongen kan worden.
Zijn er aanwijzingen dat het Nederlandse sociale stelsel een aanzuigende werking heeft op personen uit Midden- en Oost-Europese landen (MOE-landers) Zo ja, wat gaat u hier aan doen?
Om de migratie uit de MOE-landen nu en in de toekomst in goede banen te leiden en een beroep op het Nederlandse sociale stelsel te beperken, heb ik in mijn brief van 14 april een breed pakket van maatregelen aangekondigd.
Begrijpt u dat de gemeente Vaals zoekt naar oplossingen om deze instroom van EU-burgers die een beroep willen doen op het sociale vangnet in te perken? Wat is uw opvatting over het voornemen van Vaals om per 1 september 2011 alleen nieuwe inwoners in de gemeente in te laten schrijven, indien men kan aantonen dat men in het eigen levensonderhoud kan voorzien met een beroep op een Europees richtlijn uit 2004?
Het zoeken naar oplossingen door de gemeente Vaals om de instroom van EU-burgers in de bijstand te beperken past in het beleid dat ik in mijn brief 14 april heb uiteengezet om de regels voor verblijfsbeëindiging bij een beroep op bijstand aan te scherpen. Thans informeren de gemeenten de IND achteraf indien een vreemdeling bijstand is toegekend; de IND beoordeelt vervolgens of dit beroep op bijstand gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van het verblijfsrecht. Ik bereid een wetsvoorstel voor dat regelt dat – in voorkomende gevallen – vreemdelingen (EU-burgers en vreemdelingen van buiten de EU) pas in aanmerking komen voor bijstand, nadat de rechtmatigheid van het verblijfsrecht – juist vanwege het beroep op bijstand – door de IND is vastgesteld. Totdat er duidelijkheid is over de rechtmatigheid van het verblijfsrecht wordt de aanvraag van bijstand aangehouden.
Ik ben, samen met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND), in gesprek met de gemeente Vaals in hoeverre maatregelen die ik in de brief van 14 april heb aangekondigd nu al kunnen worden ingezet om de gesignaleerde problemen het hoofd te bieden. In het bijzonder betreft dit de regels over verblijfsbeëindiging bij een beroep op bijstand. Belangrijk hierbij is dat gemeenten bijstandsverlening aan vreemdelingen melden bij de IND, zodat de IND kan onderzoeken of de bijstandsverlening gevolgen heeft voor het verblijfsrecht. Tot dusverre heeft de IND van de gemeente Vaals circa 10 meldingen ontvangen van EU-burgers die een bijstandsuitkering genieten.
Wat vindt u van het feit dat de EU Nederland meteen om opheldering vraagt, terwijl de Belgische gemeente Plombières al langere termijn de Europese richtlijn hanteert dat nieuwe inwoners zich alleen kunnen inschrijven als ze in het eigen onderhoud kunnen voorzien?
Ik begrijp dat de gemeente Plombières in nauwe samenspraak met de Europese Commissie een inschrijvingsbeleid voert dat blijft binnen de grenzen van de richtlijn inzake het vrij verkeer van personen. In dit verband is het niet bijzonder dat de Europese Commissie ook interesse toont in de ontwikkelingen in Vaals.
Deelt u de mening dat het ongewenst is dat iemand die niet of nauwelijks heeft bijgedragen aan de Nederlandse economie toch recht kan krijgen op een levenslange uitkering in de vorm van bijstand? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid belemmeringen hiervoor op te heffen en zich in te spannen om het EU-verdrag hiervoor aan te passen?
Ik deel uw mening en ben bereid waar mogelijk te voorkomen dat in het genoemde geval een recht ontstaat op een levenslange uitkering in de vorm van bijstand. Een wijziging van het EU verdrag is hiervoor niet nodig. In de brief van 14 april heb ik aangegeven Europees in te zetten op aanpassing van de richtlijn inzake het vrij verkeer van personen (2004/38).
Deelt u daarnaast de opvatting dat het ongewenst is als iemand, die slechts een beperkt deel van zijn totale arbeidsverleden in Nederland gewerkt heeft, toch een werkloosheidsuitkering kan krijgen op Nederlands niveau? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid belemmeringen hiervoor op te heffen en indien nodig u in te spannen om het EU-verdrag hiervoor aan te passen?
Ja, ik deel uw mening. Zoals toegezegd in mijn brief van 14 april zal het kabinet nader onderzoeken of het wenselijk is de samentellingsbepaling uit Verordening 883/2004 betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels en de daarmee verbonden berekeningssystematiek voor de hoogte van de uitkeringen in Europees verband te bespreken.
Het bericht dat de besmetting in het Maasstadziekenhuis mogelijk al dateert uit 2008 en dat groot alarm al veel eerder nodig was geweest |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «Besmetting Maasstad mogelijk al in maart 2008» en «Groot alarm Maasstadziekenhuis was al veel eerder nodig geweest»?1
Ja.
Vindt u dat als er inderdaad al besmettingen hebben plaatsgevonden tussen maart 2008 en september 2010, er iets fundamenteel mis is in het Maasstadziekenhuis en excuses als fusies en verhuizingen nu niet meer opgaan?
De bron van de Klebsiëlla pneumoniae OXA-48 carbapenemase producerende stam is niet meer vast te stellen, omdat de uitbraak in het Maasstad ziekenhuis retrospectief in kaart gebracht is. Het oudste, bewezen OXA-48 positieve isolaat van Klebsiëlla pneumoniae dateert van september 2010. In het jaar daarvoor zijn wel Klebsiella pneumoniae geïsoleerd met een «verdacht» resistentie patroon, maar niet bewaard gebleven voor verdere karakterisering. De oorspronkelijke bron zal daar wellicht tussen zitten. Het is dus niet met zekerheid te zeggen of er besmettingen hebben plaatsgevonden tussen maart 2008 en september 2010. Het onderzoek van de IGZ moet uitwijzen of er iets fundamenteel is mis gegaan in het Maasstad ziekenhuis.
Deelt u inmiddels de mening dat het bestuur hiervoor verantwoordelijk is en per direct op zou moeten stappen? Zo nee, wie is hier dan volgens u de verantwoordelijke?
Inmiddels heeft Paul Smits zijn functie als directeur van het Maasstad ziekenhuis neergelegd. Zoals ik in eerdere beantwoording heb laten weten, is het ziekenhuis onder verscherpt toezicht gesteld en zal nader onderzoek van de IGZ moeten uitwijzen of en in hoeverre er sprake is geweest van «niet adequaat reageren» of «onverantwoord handelen».
Hoe kan het dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) niet op de hoogte was van de besmettingen vanaf 2008? Is dat het gevolg van het vooraf aankondigen van de inspectiebezoeken?
Er wordt nog onderzoek uitgevoerd naar het tijdstip waarop de uitbraak is begonnen en wanneer het dus door het ziekenhuis gesignaleerd zou kunnen/moeten zijn. Het is echter geen algemene verplichting voor ziekenhuizen om infectie-uitbraken te melden aan de IGZ. Ziekenhuizen hebben de verplichting om uitbraken in het ziekenhuis adequaat te behandelen. Echter, wanneer er sprake is van een calamiteit2 zijn zorgaanbieders op grond van de Kwaliteitswet verplicht tot het melden hiervan bij de IGZ. Deze meldplicht rust op het bestuur van de instelling. Het bestuur kan pas een melding doen als zij op de hoogte is van een calamiteit. Het bestuur moet er dus voor zorgen dat haar instelling zo is ingericht dat zij van haar professionals die informatie ook krijgt.
Wat vindt u van het advies van het onderzoeksteam aan andere ziekenhuizen, om patienten die tussen 1 juli 2009 en nu in het Maasstad lagen te isoleren? Bent u bereid dit advies te ondersteunen en kracht bij te zetten?
Het onderzoeksteam heeft niet aan andere ziekenhuizen geadviseerd om alle patiënten die opgenomen zijn geweest in het Maasstad ziekenhuis geïsoleerd te verplegen. De aanbeveling van het onderzoeksteam is om alleen patiënten met een mogelijke verdenking direct te onderzoeken op de betreffende bacterie en tot de definitieve uitslag geïsoleerd te verplegen.
Het bericht "Hoornaar vast in kliniek Israël" |
|
Harry van Bommel , Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Hoornaar vast in kliniek Israël»?1
Ja.
Wat heeft u gedaan om de belangen van betrokkene te dienen?
De ambassade in Tel Aviv heeft betrokkene in de kliniek bezocht, contact onderhouden met de behandelend arts, het bezoek van familie aan betrokkene gefaciliteerd en begeleid, en hen eveneens in contact gebracht met de arts van betrokkene. Ook legde de ambassade de benodigde contacten tussen de behandelend arts in Nederland, de verzekeraar van betrokkene en de alarmcentrale (SOS International) enerzijds en de behandelend arts in Israël anderzijds. Nu de alarmcentrale conform werkafspraken de behandeling van dit dossier heeft overgenomen, onderhoudt het ministerie waar nodig contact met de alarmcentrale over de ontwikkelingen in het dossier. Indien nodig, treden ministerie en ambassade verder faciliterend op.
Deelt u de opvatting van de familie van de betrokkene dat hij door zijn aandoening handelingsonbekwaam is en niet zelf kan aangeven wat hij wil? Zo nee, waarom niet?
Voor een medisch oordeel verwijs ik naar de behandelend artsen van betrokkene. Ik begrijp de wens van de familie om betrokkene verder te behandelen in Nederland. Het is echter aan de behandelend artsen in Nederland en Israël, in overleg met de alarmcentrale, om te beoordelen of en wanneer betrokkene gerepatrieerd kan worden.
Deelt u het oordeel van de familie dat betrokkene het beste af is met zorg in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat gaat u doen om terugkeer naar Nederland van betrokkene te bevorderen?
Het ministerie, de ambassade en de alarmcentrale staan in regelmatig contact met de familie van betrokkene en met de kliniek in Tel Aviv. Aangezien betrokkene verzekerd op reis is gegaan, zal de alarmcentrale namens de verzekeraar van betrokkene, een eventuele (al dan niet begeleide) repatriëring uitvoeren.
Hoe gaat u in algemene zin om met Nederlanders die in het buitenland acuut psychiatrische behandeling nodig hebben?
Het ministerie houdt in dergelijke gevallen contact met familie en eventueel de behandelend arts in Nederland; er wordt zorg voor gedragen dat de betrokkene in een kliniek wordt behandeld. In het geval er geen reisverzekering is, worden lokale autoriteiten gewezen op het reciprociteitsbeginsel, d.w.z. dat in Nederland verblijvende buitenlanders indien noodzakelijk op kosten van de Nederlandse overheid worden behandeld en Nederlanders in het buiteland in vergelijkbare gevallen op kosten van de lokale overheid dienen te worden behandeld. In zo’n geval bemiddelt het ministerie desgewenst financieel in geval van repatriëring; met instanties en familie wordt de opvang in een kliniek in Nederland geregeld. In gevallen waarin Nederlanders adequaat verzekerd zijn, legt het ministerie contact tussen de bij de verzekeraar behorende alarmcentrale en de behandelend arts ter plaatse. Daarna neemt de alarmcentrale de verdere behandeling van het dossier over.
Bent u bereid in samenwerking met de GGZ-instelling in de woonplaats van betrokkene en familie behandeling bij terugkomst te garanderen, zodat hij wordt geholpen en mogelijk de kans op ontslag uit de Israëlisch kliniek wordt vergroot?
Zoals ook hierboven al gesteld, heeft in het onderhavige geval de alarmcentrale de behandeling van het dossier overgenomen. Een eventuele repatriëring zal dan ook door de alarmcentrale worden uitgevoerd. In algemene zin kan gesteld worden dat indien iemand onder begeleiding wordt gerepatrieerd en in Nederland verder behandeld dient te worden, opvang in een GGZ-instelling is verzekerd.
Het bericht dat Greenpeace "bermbommen" dumpt in de Duitse Noordzee |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Greenpeace dumpt «bermbommen»?1
Ja.
Betreft het hier een Nederlandse, een Duitse of een internationale tak van Greenpeace?
Volgens mijn informatie gaat het om Greenpeace Duitsland.
Hoe staat het met de eerder gedumpte betonblokken bij de Sylt en de gedumpte rotsblokken met zeepaarden in de Klaverbank? Waarom zijn deze nog altijd niet opgeruimd op kosten van Greenpeace?
Wat betreft de eerder gedumpte betonblokken bij de Sylt: De Nederlandse overheid is niet bevoegd om deze blokken – die gedumpt zijn in de Duitse Exclusieve Economische Zone – te verwijderen. Het is aan de Duitse overheid om hier een besluit over te nemen. De blokken die in 2008 bij de Sylt zijn gedumpt zijn zover onze informatie strekt, ook nog niet verwijderd, evenals de recentelijk gestorte stenen.
Wat betreft de objecten die op de Klaverbank zijn gestort, verwijs ik naar de beantwoording van de vragen 3 en 4 als gesteld door het lid Koppejan (CDA, (2011Z13584).
Deelt u de mening dat door uw reactie op het dumpen van de zeepaarden door Greenpeace, namelijk de uitspraak dat 10 tot 15% van de Noorzee zeereservaat moet worden, Greenpeace zich gesteund voelt om verder te gaan met deze gevaarlijke en verwerpelijke acties?
Nee. De eerdere uitspraak van de staatssecretaris van EL&I heeft betrekking op de uitvoering van het staande beleid dat sinds 2005 bekend is gemaakt. Sinds 2005 is het beleid van de Regering erop gericht om te komen tot de aanwijzing en de bescherming van een aantal mariene gebieden. Deze gebieden zijn beschreven in het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (zie met name Hoofdstuk 7 p. 81 e.v.). Dit beleid is het gevolg van de Europese verplichting onder de Vogelrichtlijn (Richtlijn van de Raad nr. 79/409/EEC van 2 april 1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn van de Raad nr. 92/43/EEC van 21 mei 1992) om gebieden op zee aan te wijzen die een speciale bescherming zullen genieten.
In 2008 heeft de toenmalige minister van LNV deze gebieden aangemeld bij de Europese Commissie om te voldoen aan de verplichting van de Habitatrichtlijn. In 2009 heeft de Europese Commissie deze gebieden goedgekeurd door plaatsing op de lijst van gebieden van gemeenschapsbelang. Sinds 2009 loopt het proces dat tot doel heeft te komen tot de bescherming van deze gebieden onder de Natuurbeschermingswet 1998. Ook worden in dat verband beschermingsmaatregelen vastgesteld. Bij dit proces zijn zowel de wetenschap, het visserijbedrijfsleven als de natuurbeschermingsorganisaties betrokken. De staatssecretaris van EL&I heeft uw Kamer verschillende malen bericht over deze projecten (zgn. VIBEG-project dat ziet op de gebieden Noordzeekustzone en Vlakte van de Raan; en internationale FIMPAS-project dat ziet op de gebieden Friese Front, Klaverbank en Doggersbank). De totale oppervlakte van de mariene Natura 2000 gebieden beslaat 19% van het Nederlandse deel van de Noordzee. Slechts een deel hiervan zal beperkende maatregelen kennen, de precieze inhoud en omvang hiervan wordt ingevuld in de lopende trajecten VIBEG (kust) en FIMPAS (visserijzone).
Deelt u de mening dat Greenpeace zich met deze actie volledig gediskwalificeerd heeft voor iedere vorm van debat en dat we het de sector niet kwalijk kunnen nemen als ze niet meer met deze eco-terroristen om tafel willen gaan zitten?
Het is aan Greenpeace te bepalen aan welk debat men deelneemt of niet. Evenzeer geldt dat het aan de visserijsector is om te bepalen met wie men in debat gaat of niet.
De kwaliteit van bewakingsbeelden |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Kwaliteit bewakingsbeelden vaak slecht» ?1
Ja.
Hoe kan het dat nooit eerder is opgevallen dat beelden van bewakingscamera’s een te lage kwaliteit hebben, terwijl al jaren gebruik wordt gemaakt van sommige van deze camera’s?
Het bericht heeft betrekking op camerabeelden die door ondernemers aan de politie ter beschikking worden gesteld. Het is bekend dat bepaalde camera's die door ondernemers worden gebruikt onvoldoende beeldkwaliteit bieden om voor opsporingsdoeleinden bruikbaar te zijn. Het bedrijfsleven is hier door politie, Openbaar Ministerie en het ministerie van Veiligheid en Justitie meermalen op gewezen. Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de ondernemer of hij een camera aanschaft en zo ja van welke kwaliteit. Via de regeling Veiligheid Kleine Bedrijven (VKB) zijn al veel kleine ondernemers in de gelegenheid gesteld een onafhankelijk advies te krijgen over preventieve maatregelen, waaronder het gebruik van camera’s. De VKB subsidie kan ook een bijdrage betekenen in de aanschafkosten van goede camera’s.
Is er gedurende al deze jaren al eerder aan de bel getrokken en is er toen gepoogd de beeldkwaliteit te verbeteren?
Zie antwoord vraag 2.
Is de beeldkwaliteit de laatste jaren achteruit gegaan of is dit sinds de installatie al een probleem?
De beeldkwaliteit gaat niet achteruit. Doordat de techniek zich blijft ontwikkelen worden zelfs steeds betere camera’s op de markt aangeboden voor lagere prijzen. De prijs- kwaliteit verhouding is de laatste jaren dan ook sterk verbeterd.
In aansluiting op mijn antwoord hierboven is het de verantwoordelijkheid van de individuele ondernemers om camera’s te vervangen in geval van onvoldoende beeldkwaliteit.
Worden deze camera’s nog steeds gebruikt en aangeschaft of bent u inmiddels begonnen met het vervangen van deze camera’s?
Zie antwoord vraag 4.
Kan, nu deze camera’s niet leveren wat ervan verwacht mag worden, de leverancier aansprakelijk gesteld worden?
Of een leverancier aansprakelijk kan worden gesteld hangt af van de contractuele afspraken tussen de leverancier en de betreffende ondernemer.
Het bericht "Maffia wortelt in de polder" |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De Maffia wortelt in de polder»?1
Ja.
Is het waar dat de Nederlandse politie misgreep in de zaak tegen de «Ndrangheta» op 14 juli jl. waarbij twee verdachten op verzoek van Italië hadden moeten worden opgepakt en overgedragen aan Italië?
De verdachten zijn niet aangetroffen op de adressen waarvan werd vermoed dat zij daar verbleven. De verdachten hebben zich op een later tijdstip gemeld en zijn vervolgens aangehouden.
Wat vindt u van de opmerking in dit artikel dat de Nederlandse autoriteiten de aanwezigheid van bendes uit Reggo di Calabria op hun grondgebied zouden onderschatten? Kunt u aangeven welke maatregelen u neemt ten opzichte van dit soort bendes?
Bij de «Ndrangheta» is sprake van (zeer) gesloten criminele samenwerkingsverbanden. Daardoor is het lastig een accuraat beeld van deze groep in Nederland te krijgen. Het gevaar van ondermijnende criminaliteit voor de samenleving wordt door het huidige kabinet vanzelfsprekend onderkend.
Door middel van de geïntegreerde aanpak worden effectieve drempels opgeworpen en criminele gelegenheidsstructuren worden afgebroken. Criminele winsten worden afgepakt en het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden zal in deze kabinetsperiode worden verdubbeld.
Herkent u zich in de opmerking van Antonio Nicaso in dit artikel dat de Ndrangheta grote sommen geld heeft geïnvesteerd Nederland? Wat is het (eventuele) probleem om dit witwassen van geld aan te pakken?
In gevallen waarin politie of justitie de beschikking heeft of krijgt over informatie die aanleiding geeft tot het uitvoeren van onderzoek, zal dit uiteraard gebeuren. Ik kan in het belang van opsporing en vervolging geen mededeling doen over lopende en/of aanstaande onderzoeken.
Deelt u de opvatting dat Nederland niet een schuilplaats voor maffiosi moet zijn en dat dit soort criminele organisaties moeten worden aangepakt?
Ja. Dat is ook de reden dat dit kabinet sterk inzet op de aanpak van ondermijnende criminaliteit.
Gratis vechtsportlessen voor overlastgevend tuig in Gouda |
|
Joram van Klaveren (PVV), Louis Bontes (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Gouda leert Marokkaanse probleemjongeren karate»?1
Ja.
Deelt u de visie dat het belonen van agressief en overlastgevend gedrag door Marokkaans straattuig blijk geeft van totale gekte bij de gemeente Gouda?
Ik deel deze visie niet. Er is geen sprake van beloning van slecht gedrag. Bij dit project in Gouda gaat het om een preventieve aanpak voor jongeren die beginnend probleemgedrag laten zien. Het is niet bedoeld voor criminele of ernstig overlastgevende jongeren.
Welke maatregelen bent u van plan te treffen ten einde projecten stop te zetten die haaks staan op de afspraak uit het regeerakkoord geen doelgroepenbeleid meer te voeren?
Er is geen sprake van doelgroepenbeleid. Het project richt zich in eerste instantie op deskundigheidsbevordering bij de betrokken sportscholen. Deze zijn daarna in staat om jongeren die beginnend probleemgedrag vertonen te begeleiden in het sporten.
Het treffen van maatregelen is derhalve niet aan de orde.
De totale eenmalige kosten van het project bedragen € 36 618,00. De inzet van de middelen vindt plaats binnen het gemeentelijk programma gericht op de aanpak van overlast en onveiligheid.
Welke kosten zijn gemoeid met dit zoveelste nutteloze project? Bent u van mening dat de gemaakte kosten gekort dienen te worden op het gemeentefonds?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre deelt u de mening dat het beter is agressief en overlastgevend tuig keihard te straffen en waar mogelijk de Nederlandse nationaliteit af te nemen en uit te zetten in plaats van gratis vechtsportlessen aan te bieden?
Jongeren die overlast veroorzaken moeten worden aangepakt. Als daarbij bovendien sprake is van strafbare feiten dan is het aan het OM om te beoordelen welke straf passend is, gelet op het delict, de persoon van de dader(s) en het aangedane leed.
De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor commune misdrijven is niet mogelijk. Met landen die partij zijn bij het Europees Verdrag inzake nationaliteit wordt wel gesproken over mogelijkheden om de grenzen die het Verdrag aangeeft voor de intrekking van nationaliteit zo te interpreteren of verdragsrechtelijk aan te vullen dat ook de veroordeling voor bepaalde zware commune misdrijven in de toekomst aanleiding kan zijn tot intrekking van de nationaliteit.
De overname van ziekenhuis 't Lange Land (LZZ) |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw opvatting over de aangekondigde overname van ’t Lange Landziekenhuis in Zoetermeer (LLZ) door een coöperatie van het Bronovo Ziekenhuis, Medisch Centrum Haaglanden en het Groene Hart Ziekenhuis?1
‘t Lange Land Ziekenhuis (LLZ) maakt sinds 2008 deel uit van de genoemde coöperatie. De coöperatie onderzoekt op verzoek van LLZ de mogelijkheden om voor problemen van LLZ een oplossing te vinden binnen de structuur van de coöperatie. Aanleiding hiervoor is het onderzoek van LLZ waaruit is gebleken dat LLZ niet langer in staat is om een algemeen ziekenhuis met de gebruikelijke functies in stand te houden. Ik heb er niets op tegen dat een ziekenhuis op zoek gaat naar oplossingen om zo de financiële problemen het hoofd te bieden en een meer op de toekomst toegespitst zorgaanbod te realiseren. De wijze waarop hieraan invulling wordt gegeven, valt onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van het ziekenhuis. Besluitvorming over de precieze juridische vormgeving heeft overigens nog niet plaatsgevonden.
Past deze ontwikkeling in uw beleidsdoelstelling van kleinschalige zorg om de hoek? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u ondernemen?
Mijn beleid is er op gericht zoveel mogelijk basiszorg in de buurt te behouden. Basiszorg die geleverd wordt door bijvoorbeeld huisartsen, wijkverpleegkundigen of deels door ziekenhuizen. Dit beleidsstreven houdt niet automatisch in dat complete ziekenhuizen met het volledige palet aan ziekenhuiszorg onder alle omstandigheden in de buurt behouden moeten blijven. Kwaliteitsnormen of de financiële positie van een ziekenhuis kunnen voor een ziekenhuis aanleiding zijn voor een heroriëntatie op het zorgaanbod. Ik kan me voorstellen dat een ziekenhuis hierbij de keuze maakt voor behoud van bepaalde laagcomplexe zorg met een hoog volume in het ziekenhuis zelf en te stoppen met de complexe zorg waaraan strenge eisen van kwaliteit en veiligheid zijn verbonden. Deze ontwikkeling sluit aan bij mijn beleidsdoelstelling van kleinschalige zorg nabij.
Wilt u toelichten wat de gevolgen zullen zijn voor de bereikbaarheid van de ziekenhuiszorg in een stad als Zoetermeer met bijna 122 000 inwoners? Bent u van mening dat de bereikbaarheid binnen de, voor de veiligheid en volksgezondheid verantwoorde, normen blijft?
Er zijn geen normen voor de bereikbaarheid van de totale ziekenhuiszorg. De bereikbaarheidsnorm van 45 minuten voor de acute zorg is enige norm die hier van belang is. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft onlangs onderzocht welke SEH-locaties kritisch zijn voor deze bereikbaarheidsnorm. Ik heb u deze analyse op 18 juli 2011 toegestuurd. LLZ in Zoetermeer is volgens de berekening van het RIVM geen kritische locatie en er zullen dus met een eventuele sluiting van deze SEH geen inwoners buiten de normtijd van 45 minuten vallen. Dit heeft te maken met de beschikbaarheid en bereikbaarheid van voldoende ziekenhuizen met een SEH in de regio.
Verwacht u dat het LLZ een volwaardige Spoedeisende Hulppost (SEH) met acht basisspecialismen zal behouden? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, wilt u hiervoor als systeemverantwoordelijke garant staan en wilt u dit antwoord toelichten?
Vooruitlopend op de definitieve plannen heeft LLZ mij laten weten dat zij in het gewijzigde en afgeslankte profiel 24 uur per dag spoedzorg beschikbaar zal houden in Zoetermeer. Wat deze spoedzorg exact behelst, is op dit moment op basis van de huidige plannen nog niet duidelijk aan te geven.
Hoeveel banen zijn gemoeid met de aangekondigde reorganisatie van het LLZ? Op welke afdelingen zullen ontslagen vallen?
LLZ heeft me hierover de volgende informatie verstrekt. De reductie van het aantal full time eenheden is vooralsnog berekend op 114 fte’s (152 banen). De coöperatie beschikt over een zeer recent gezamenlijk met de vakbonden opgesteld concept-sociaal plan dat ondermeer voorziet in het zoveel mogelijk herplaatsen van boventallige medewerkers van LLZ bij de andere ziekenhuizen. Verder bestaat bij LLZ de verwachting dat als gevolg van natuurlijk verloop uiteindelijk een gering aantal personen elders aan een nieuwe baan geholpen moet worden.
Wilt u de Kamer een overzicht sturen van het risico dat per ziekenhuis in Nederland wordt gelopen op faillissement of overname als gevolg van liquiditeitsproblemen door afwaardering van vastgoed? Welke ziekenhuizen lopen het grootste risico? Zo nee, waarom bent u hiertoe niet bereid?
Ik ga hier uit van de eigen verantwoordelijkheid en belangen van de betrokken partijen. Aanbieders en hun belanghebbenden, waaronder zorgverzekeraars/zorgkantoren, banken, cliënten(organisaties) en het personeel, worden zo optimaal gestimuleerd om alles op alles te zetten om een faillissement en daarmee discontinuïteit van zorg te voorkomen. Elk van de genoemde partijen heeft iets te verliezen. Zij hebben daarom belang bij vroegtijdige signalering en een terugvalplan. Ik zorg dat verzekeraars verplicht kunnen worden in hun overeenkomsten met zorgaanbieders afspraken te maken over vroegtijdige signalering van problemen.
Daarnaast krijgen zorgverzekeraars de plicht om te melden wanneer zij (op korte termijn) niet meer aan hun zorgplicht kunnen voldoen. De NZa zal daar actief op toezien.
LLZ heeft aangegeven dat de herwaardering van vastgoed niet doorslaggevend is bij het optredende liquiditeitsprobleem op korte termijn. De hoofdoorzaak bij LLZ is dat de opbrengsten uit de zorg structureel niet in balans zijn met het kostenniveau.
Bent u van mening dat de privatisering van het vastgoed van zorginstellingen mag leiden tot verminderde beschikbaarheid en bereikbaarheid van ziekenhuiszorg? Zo ja, wat is het volgende ziekenhuis dat zal verdwijnen? Zo nee, op welke wijze gaat u dit voorkomen?
Wijzigingen in de eigendomsstructuur van instellingen mogen niet leiden tot het niet beschikbaar zijn van de zogenaamde cruciale zorgfuncties. Het monitoren van de beschikbaarheid van deze functies binnen de daartoe aangegeven normen reken ik tot mijn verantwoordelijkheid. Voor het overige kunnen wijzigingen in de eigendomsstructuur leiden tot veranderingen in het daadwerkelijke aanbod van zorg. De verzekeraar heeft hierbij de regie als het gaat om de invulling van zijn zorgplicht. De raden van bestuur van zorginstellingen zullen onder druk van de veranderende marktordening steeds meer gedwongen worden het aanbod van zorg zodanig in te richten dat het voldoet aan de wensen van de verzekerden. Het eigendom en de beschikbaarheid van het vastgoed zal volgend zijn op deze ontwikkelingen.
Deelt u de mening dat het niet ingrijpen door de overheid bij een dreigend faillissement van een ziekenhuis gelijk staat aan vernietiging van door de zorgpremie- en belastingbetaler opgebracht kapitaal? Zo nee, waarom niet?
Ik deel die mening niet. Zorgaanbieders hebben zelf de verantwoordelijkheid om hun bedrijfsvoering op orde te houden. Wanneer hen dat niet lukt, gaan ze failliet. Het ontbreken van die prikkel en de ondoelmatigheden die daaruit voortvloeien trekken naar mijn mening een grotere wissel op de premie- en belastingbetaler. De reële dreiging van een faillissement zal de zorgaanbieders, maar ook andere belanghebbenden zoals zorgverzekeraars, banken en personeel juist aansporen om hun uiterste best te doen om een faillissement te voorkomen. De zorgaanbieder kan daartoe zelfs zorgactiviteiten en/of gebouwen verkopen en met de opbrengst daarvan de zorg en financiën weer op orde krijgen.
Wanneer de overheid zou ingrijpen bij een dreigend faillissement, heeft de zorgaanbieder daarentegen geen prikkel meer om verstandig met de premie- en belastingmiddelen om te gaan.
Waarom heeft, indien de zorg in een ziekenhuis van onvoldoende kwaliteit is of er financiële problemen zijn ontstaan, het simpelweg failliet laten gaan uw voorkeur boven overheidsingrijpen namens de premiebetaler om de zorg op het gewenste niveau te brengen? Heeft dit iets te maken met uw geloof in marktwerking als ordeningsmechanisme voor de gezondheidszorg?
Ik ben er van overtuigd dat een reële dreiging van faillissement er voor zal zorgen dat zorgaanbieders en hun belanghebbenden zullen zorgen dat financiële problemen worden voorkomen of, wanneer ze zich toch voordoen, zo snel mogelijk worden opgelost. Indien het de aanbieder niet lukt, wil ik hem niet belonen door hem alsnog te redden. Ik ontneem dan immers de kans voor andere zorgaanbieders om de zorg over te nemen en deze wel rendabel aan te bieden.
Overigens kan en wil ik, via de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), wel ingrijpen als een zorgaanbieder slechte kwaliteit levert. De IGZ heeft daartoe diverse instrumenten zoals een aanwijzing, het plaatsen van een zorgaanbieder onder verscherpt toezicht of het geven van een bevel.
Is het niet ten principale zo dat de zorgbehoefte leidend moet zijn bij het al dan niet in stand houden van ziekenhuizen of ziekenhuisafdelingen en dat niet andere redenen als financiële problemen, vermeend eigenbelang en strategische afwegingen of het worden weggeconcurreerd door andere ziekenhuizen bij mismanagement, een reden mag zijn voor het verdwijnen van ziekenhuizen of het sluiten van afdelingen? Zo nee, kunt u dit nader motiveren?
De zorgverzekeraars moeten aan de zorgplicht tegenover hun verzekerden voldoen. Wanneer de zorgverzekeraar voor het voldoen aan zijn zorgplicht een bepaalde aanbieder niet (meer) nodig heeft, is er geen reden die zorgaanbieder in stand te houden. Alleen wanneer blijkt dat er na een faillissement geen vervangend aanbod voor cruciale zorg kan worden gevonden, garandeert de overheid dat de zorg, niet de zorgaanbieder, in stand worden gehouden.
Wilt u toelichten waarom het College Sanering Zorginstellingen wordt ondergebracht bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), terwijl deze organisatie nauwelijks toezicht houdt op de financiële situatie van een zorgaanbieder? Vindt u het, gelet op de huidige en te verwachten problemen met het vastgoed, verstandig om deze taken aan de NZa over te dragen? Is het niet veel verstandiger het College Sanering Zorginstellingen vooralsnog in stand te houden gezien de onzekere situatie van vele zorginstellingen?2
Het College sanering zorginstellingen (Csz) heeft momenteel niet de wettelijke taak toezicht te houden op de financiële situatie van een zorgaanbieder. Ook de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) houdt geen toezicht op de financiële situatie van individuele zorgaanbieders. Dit is dus geen argument om het Csz niet bij de NZa onder te brengen. In de afgelopen jaren heeft het Csz wel in een aantal gevallen, op verzoek van de minister van VWS, onderzoek gedaan naar de financiële situatie van een individuele zorgaanbieder. Het betreft hier echter geen wettelijke taak van het Csz; medewerking door zorgaanbieders aan dergelijk onderzoek van het Csz gebeurde op basis van vrijwilligheid.
In mijn brief «Waarborgen voor continuïteit van zorg» aan uw Kamer van 27 april 2011 heb ik aangegeven wat mijn verantwoordelijkheid is bij het waarborgen van de continuïteit van zorg. Onderzoek op mijn verzoek naar de financiële situatie van een individuele zorgaanbieder past niet meer bij mijn verantwoordelijkheid zoals ik die in deze brief heb weergegeven.
Nu niet langer sprake is van saneringsbeslissingen door de minister en ook het bouwregime op grond van de Wtzi inmiddels is afgeschaft, waardoor meer vrijheden voor zorgaanbieders ten aanzien van hun vastgoed ontstaan, ligt het in de rede om de resterende taken van het Csz onder te brengen bij de NZa. Na inwerkingtreding van de Wet cliëntenrechten zorg, de Tijdelijke wet ambulancezorg en de Wet investeren in zorg door uitkeerbare winst medisch specialistische zorg, thans nog wetsvoorstellen, gaat het uitsluitend nog om de saneringsregeling op grond van de Wet op bijzondere medische verrichtingen (Wbmv). Daarnaast heeft het Csz op grond van het wetsvoorstel voor en Tijdelijke wet ambulancezorg nog de taak om saneringsaanvragen af te wikkelen, die op grond van de Wet ambulancevervoer zijn ingediend.
In het kader van de overgang naar integrale tarieven in de cure en de care zijn er goede overgangsregimes vastgesteld, om problemen met vastgoed te voorkomen. Bij de uitvoering van deze overgangsregimes speelt het Csz geen rol. De NZa is hier de aangewezen toezichthouder.
Besloten is de taken van het Csz met het oog op verdere stroomlijning van de taken van zelfstandige bestuursorganen op het terrein van de zorg te doen overgaan naar de NZa. Daarmee zal het aantal zelfstandige bestuursorganen in de zorg met één worden teruggebracht. Dit draagt bij aan de bestuurlijke vereenvoudiging die de regering voorstaat.
De maatregelen tegen gewetensbezwaarde ambtenaren in Groningen |
|
Arie Slob (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat de gemeente Groningen een tijdelijk contract van drie ambtenaren met bezwaren tegen het sluiten van een homohuwelijk per 2014 niet wil verlengen, alleen omdat de opvattingen van deze ambtenaren over het homohuwelijk niet geaccepteerd worden? Wat is uw mening over een dergelijk negatief oordeel over (de visie van) zittende ambtenaren van de burgerlijke stand en de onmogelijkheid voor hen om na 2014 te kunnen blijven functioneren?1
Ja. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor hun bedrijfsvoering, het personeelsbeleid en de rechtspositie van gemeenteambtenaren. Gemeenten zijn daarbij gehouden aan hun wettelijke plicht ervoor te zorgen dat alle huwelijken voltrokken kunnen worden. In de manier waarop gemeenten omgaan met gewetensbezwaren zijn gemeentebesturen gebonden aan de (grond)wettelijke kaders. Binnen die kaders dient een belangenafweging plaats te vinden. Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht is het belang van een zorgvuldige omgang door gemeenten met gewetensbezwaarde ambtenaren van de burgerlijke stand als uitgangspunt genomen. Dit uitgangspunt behelst dat op een praktische manier tegemoet gekomen kan worden aan ernstige gewetensbezwaren. De gemeente Groningen lijkt nu niet langer te kiezen voor deze praktische uitgangspunten die bij de parlementaire behandeling van de wet openstelling huwelijk zijn gewisseld. Of de uitkomst van deze belangenafweging van de gemeente Groningen in het individuele geval objectief gerechtvaardigd is, is uiteindelijk aan de rechter om te bepalen.
Heeft u de indruk dat het gezien de grootte van de stad Groningen niet aannemelijk is dat er slechts drie ambtenaren van de burgerlijke stand zijn, waardoor praktische oplossingen niet mogelijk zouden zijn?
Of er praktische oplossingen mogelijk zijn, is primair aan het gemeentebestuur van de stad Groningen om te beoordelen.
Herinnert u zich de antwoorden van uw voorgangers uit 2001 dat «er in de regel voldoende mogelijkheden zijn om tot een praktische oplossing te komen in geval een ambtenaar van de burgerlijke stand gewetensbezwaren heeft tegen het sluiten van een burgerlijk huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht. Ingevolge artikel 16 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek dienen er in elke gemeente in Nederland tenminste twee ambtenaren van de burgerlijke stand te zijn, zodat binnen de gemeente gekeken kan worden of een andere ambtenaar de huwelijkssluiting kan verrichten. Zo nodig kan een beroep worden gedaan op een buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand of van een ambtenaar van de burgerlijke stand van een andere gemeente.»?2 Deelt u de mening dat ook in de achterliggende tien jaar steeds woorden van gelijke strekking zijn gebruikt om aan te geven dat een zorgvuldige omvang met gewetensbezwaarde ambtenaren noodzakelijk is?
Ja. In de achterliggende tien jaar zijn steeds woorden van gelijke strekking gebruikt.
Deelt u het standpunt dat het niet verlengen van een contract geen verantwoorde en praktische oplossing is voor de omgang met ambtenaren met bezwaren tegen een het sluiten van een homohuwelijk? Deelt u de mening dat er ook bij de behandeling van de wet op het homohuwelijk duidelijke toezeggingen gedaan zijn dat er voor ambtenaren ruimte blijft om hun taken uit te oefenen, ook al sluiten zij geen homohuwelijken?
Zie het antwoord op vraag 1.
Deelt u de opvatting dat er geen (Grond)wettelijke plicht is voor individuele ambtenaren om een bepaalde taak te verrichten, maar slechts een wettelijke plicht voor gemeenten om huwelijken van mensen van gelijk geslacht te sluiten?
Uit de aanstelling van de ambtenaar vloeit in beginsel de plicht voort om de opgedragen taken te verrichten voor zover die overeenkomen met een rechtmatige uitoefening van de wet. Deze verplichting kan worden afgeleid uit de bewoordingen van diverse rechtspositionele bepalingen. Dit houdt in beginsel in dat er wel een wettelijke plicht is voor een individuele ambtenaar om een hem opgedragen taak te verrichten. In hoeverre er rekening kan worden gehouden met persoonlijke wensen, vaardigheden of eventuele gewetensbezwaren is aan het bevoegd gezag.
Welke maatregelen bent u voornemens te nemen tegen gemeenten die het ambtenaren met gewetensbezwaren onmogelijk maken te functioneren, terwijl er in de desbetreffende gemeente als gevolg van hun gewetensbezwaren geen enkele inbreuk wordt of zou worden gemaakt op het wettelijke recht van mensen van gelijk geslacht om te huwen?
Gelet op de gemeentelijke autonomie ben ik niet voornemens maatregelen te treffen tegen gemeenten die als functie-eis stellen dat een ambtenaar alle huwelijken moet sluiten.
De humanitaire ramp in de Hoorn van Afrika |
|
Harry van Bommel |
|
Wat is uw reactie op de artikelen «UN declares famine in another three areas of Somalia» en «Somalia: UN official warns famine could spread without adequate relief funding»?1
De humanitaire situatie in Somalië is aan het verslechteren. Inmiddels is in vijf regio’s hongersnood uitgeroepen. De VN geeft aan te verwachten dat dit voor geheel Zuid-Centraal Somalië zal gaan gelden in de komende zes weken. Fondsen zijn dringend nodig voor het verlenen van humanitaire hulp om zo een verdere catastrofe te voorkomen.
Ook moet gewerkt worden aan maatregelen om de regio op termijn minder kwetsbaar voor droogte te maken. In de omringende landen als Ethiopië draagt Nederland bijvoorbeeld bij aan structurele oplossingen door middel van investeringen in de landbouw en programma’s voor kleine boeren (Productivity Safety Net Programme). De komende jaren zal voedselzekerheid nog meer aandacht krijgen. Dit is één van vier prioriteiten van ontwikkelingssamenwerking. In Kenia wordt gewerkt aan een betere watervoorziening in verschillende delen van het land. Door de instabiele situatie in Somalië is het voorlopig niet mogelijk om in dit land vergelijkbare programma’s op te zetten.
Kunt u bevestigen dat 1,4 miljard dollar extra nodig is om een einde te maken aan de hongersnood? Zo nee, hoeveel geld is er dan wel nodig?
Ja.
Kunt u tevens bevestigen dat de hongersnood zich uitbreidt en dat het rampgebied steeds groter wordt?
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel van de benodigde 1,4 miljard dollar inmiddels binnen is? Hoe groot is het financieringsgat?
Van de benodigde 1,4 miljard dollar is bijna 400 miljoen dollar binnengekomen. Het financieringsgat bedraagt nu nog ruim 1 miljard dollar (peildatum 19 augustus 2011).
Wat is uw reactie op de oproep van de ondersecretaris voor humanitaire zaken van de VN, mevrouw Amos, aan de traditionele donoren om aanvullende middelen -dus bovenop de reeds toegezegde bedragen- ter beschikking te stellen? Bent u bereid dit te doen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en hoeveel?
Ik sluit niet uit dat een extra bijdrage gegeven zal worden en ik beraad mij momenteel op de verzoeken die zijn binnengekomen.
Kunt u aangeven hoe groot het Nederlandse budget voor noodhulp in 2011 is en hoeveel daarvan inmiddels is gebruikt? Hoeveel is er nog over voor de rest van 2011?
Het noodhulpbudget voor 2011 bedraagt volgens de reguliere planning 250 mln euro. Hiervan is reeds 240 mln euro besteed.
Bent u bereid het bedrag dat via giro 555 voor de Hoorn van Afrika wordt binnengehaald te verdubbelen? Zo nee, kunt u dit uitleggen in het licht van het enorme financieringsgat van de VN?
De Publieksactie Giro 555 is een actie van en voor burgers. Ik heb reeds middelen beschikbaar gesteld voor noodhulp via een aantal internationale organisaties. Begin dit jaar heeft Nederland al 40 miljoen euro aan het VN-noodhulpfonds (CERF), 40 miljoen euro aan het VN-voedselprogramma, 35 miljoen euro aan het VN Kinderfonds (UNICEF) en 42 miljoen euro aan het VN Vluchtelingenprogramma gegeven. Dit geld kunnen de organisaties nu zelf besteden in de Hoorn van Afrika. Ook heeft Nederland dit jaar nog eens ruim 15 miljoen euro extra gegeven via het ICRC en de VN ter leniging van de noden in de Hoorn van Afrika.
Een ex-medewerker van Defensie die explosief laat ontploffen |
|
Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Ex-medewerker Defensie laat explosief ontploffen»?1
Ja.
Wat was de functie van de ex-medewerker van Defensie? Had hij in deze functie toegang tot munitieopslag en explosieven?
De Koninklijke marechaussee heeft deze zaak in onderzoek. Lopende het rechercheonderzoek worden hierover geen inhoudelijke mededelingen gedaan.
Bent u van mening dat tekortkomingen in materieelbeheer ten aanzien van munitie (Rapport Algemene Rekenkamer Jaarverslag 2010) het verduisteren van munitie mogelijk maken? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van de bevindingen van de Algemene Rekenkamer zijn de afgelopen jaren tal van maatregelen genomen om het materieelbeheer te verbeteren. Zo hanteert Defensie een strenge controle op de uitgifte en inname van munitie bij oefeningen of inzet. De procedures hiervoor zijn vastgelegd in voorschriften waarop nauwgezet wordt toegezien. De komende jaren zullen met prioriteit verdere verbeteringen in het beheer van gevoelige materieel worden aangebracht.
Defensie doet er alles aan om te voorkomen dat munitie kan worden verduisterd. Hoe dit incident zich heeft kunnen voordoen wordt onderzocht door de Koninklijke marechaussee. Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek wordt beoordeeld of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Indien een (ex-)medewerker van Defensie munitie heeft verduisterd, gaat u dan maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat dit in de toekomst niet meer kan gebeuren? Zo ja, welke maatregelen en wordt er een onderzoek gestart naar mogelijk soortgelijke gevallen van verduistering door (ex-)medewerkers van Defensie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Een uitzonderingspositie voor Godsdienst Pastoraal Werk (GPW) inzake tweede-studieregeling |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Waarom heeft u ingestemd met het maken van een uitzondering voor de opleiding Godsdienst Pastoraal Werk inzake het extra betalen voor het doen van een tweede studie? Welke criteria hebben u bewogen juist hier een uitzonderingspositie te maken?1
De bekostiging van het hoger onderwijs is met ingang van 2011 gewijzigd in bekostiging van één bachelor en één master. De overgang van het ene bekostigingsstelsel naar een andere geeft altijd frictie. Voor een aantal opleidingen in het hbo is door de HBO-raad i.s.m. mijn departement onderzocht welke instellingen overgangsproblemen hadden en welk bedrag voor de overgangsperiode moest worden gereserveerd. Voor de periode 2011–2015 wordt aan een aantal instellingen in het hbo een tegemoetkoming gegeven voor de overgang van het oude bekostigingsmodel naar het nieuwe. De middelen daarvoor zijn door de sector zelf opgebracht.
Er bleef nog een beperkte restproblematiek over waarover nog geen beslissing was genomen. Dit betrof onder meer de opleiding Godsdienst-Pastoraalwerk. De HBO-raad heeft een gedegen onderzoek gedaan en aan de hand van de uitkomsten criteria ontwikkeld voor de restproblematiek. Deze criteria zijn:
Aan de hand van deze criteria komt alleen de opleiding Godsdienst-Pastoraalwerk in aanmerking voor compensatie gedurende de periode 2011–2015, waarna een evaluatie zal plaatsvinden. Naar aanleiding van het onderzoek van de HBO-raad heb ik ingestemd met een financiële compensatie voor deze opleiding. De middelen hiervoor zijn gevonden binnen het macrobudget van het hbo.
Er is dus niet besloten een tweede studie te bekostigen, maar in de periode 2011–2015 een compensatie te geven voor de overgangsproblematiek van het oude bekostigingsstelsel naar het nieuwe.
Waarom wilt u hier wel een uitzondering maken, terwijl voor andere opleidingen deze niet wordt gemaakt?
Zie het antwoord op vraag 1
Ik ben met u van mening dat een tweede studie kan bijdragen aan verdere ontwikkeling van talent.
Vanuit het oogpunt van beperkte overheidsmiddelen is echter ervoor gekozen de financiële verantwoordelijkheid van de overheid niet verder te laten strekken dan één bekostigde bachelor- en één bekostigde masteropleiding, tegen wettelijk collegegeld.
Op deze regel is één uitzondering. Voor tweede studies in de sectoren gezondheidszorg en onderwijs geldt geen verhoogd collegegeld. Per 1 september 2010 is een student die voor de eerste maal een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg volgt het wettelijk collegegeld verschuldigd. Dit geldt bij inschrijving aan een bacheloropleiding als in deze sectoren niet eerder een bachelorgraad is behaald en voor inschrijving aan een masteropleiding als in deze sectoren niet eerder een mastergraad is behaald.
Deelt u de mening dat tweede studies van groot belang zijn voor het ruimte geven aan en het ontwikkelen van talent en dat het doen van een tweede studie zo veel mogelijk gestimuleerd moet worden? Bent u bereid alle studies gelijk te behandeling wat betreft de bekostiging?
Zie antwoord vraag 2.
De situatie in Somalië |
|
Frans Timmermans (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Wordt het internationale hulporganisaties nagenoeg onmogelijk gemaakt de slachtoffers van de hongersnood te bereiken, die zich bevinden in door de islamitische Shabab opstandelingen gecontroleerde delen van Somalië? Weigeren die opstandelingen toegang van hulpverleners en maken zij het tegelijkertijd de van honger stervende mensen onmogelijk een veilig heenkomen te zoeken?1
Sommige Al Shabaab leiders hebben dreigementen geuit tegen mensen die de door Al Shabaab gecontroleerde gebieden wilden verlaten om elders een veilig heenkomen te zoeken. Deze acties veroordeelt Nederland scherp. Het beeld is echter niet eenduidig. Andere Al Shabaab leiders blijken wel bereid om mensen te laten gaan en hulporganisaties toe te laten tot hun gebieden. In een aantal door Al Shabaab gecontroleerde gebieden wordt daarom wel humanitaire hulp geboden en neemt dit in omvang toe. Zo zijn lokale ngo’s, gesteund door UNICEF, de afgelopen dagen in staat geweest om de humanitaire dienstverlening rondom Baidoa in Zuid-Centraal Somalië uit te breiden.
Al Shabaab heeft zich op 6 augustus 2011 vrij onverwachts teruggetrokken uit de hoofdstad Mogadishu. Naar verwachting zal dit meer mogelijkheden bieden voor het verlenen van humanitaire hulp aan de ongeveer 470 000 ontheemden die zich in de hoofdstad bevinden (ongeveer 30% van het totaal aantal ontheemden in Somalië). Momenteel onderzoeken humanitaire organisaties of een uitbreiding van activiteiten mogelijk is. Het is aan de overgangsregering (TFG) om hiervoor een veilige omgeving te creëren, daarbij bijgestaan door de African Union Mission in Somalia (AMISOM). Overigens blijft van Al Shabaab nog steeds een belangrijke dreiging uitgaan, ook in de hoofdstad.
Deelt u de inschatting van hulpverleners ter plekke dat de situatie nu erger is dan in 1992, toen talloze mensen van de honger zijn omgekomen?
De VN heeft de huidige situatie in Somalië bestempeld als de ernstigste voedselcrisis sinds de hongersnood in 1991–1992.
Deelt u de mening dat alles wat in mogelijk is gedaan moet worden om zoveel mogelijk mensenlevens te redden? Zo ja, welke middelen kan de internationale gemeenschap mobiliseren om aan deze stille genocide een einde te helpen maken? Welke rol kan de Verenigde Naties (VN) hierin spelen, mogelijk gesteund door de Europese Unie (EU)?
Ja, ik ben van mening dat gezocht dient te worden naar de snelste en meest effectieve manier om zoveel mogelijk mensenlevens te redden. De huidige situatie is het gevolg van hoge voedselprijzen, conflicten in de regio, ernstige droogte en overbevolking. Onder leiding van de Verenigde Naties kan de internationale gemeenschap de situatie proberen te mitigeren door het geven van humanitaire hulp waar dat mogelijk is. Ook de EU en de afzonderlijke lidstaten, waaronder Nederland, dragen hieraan bij.
Via contacten met de lokale autoriteiten trachten hulporganisaties in toenemende mate toegang te verkrijgen tot de door Al Shabaab gecontroleerde gebieden en daarvoor veiligheidsgaranties te verkrijgen. Hoewel deze toegang naar verwachting beperkt zal blijven, leidt het er vooralsnog toe dat méér mensen in nood bereikt kunnen worden.
Zijn er internationale organisaties of niet gouvernementele organisatie (ngo’s) die wel door de Shabab toegelaten worden, die wellicht met ondersteuning van de internationale gemeenschap noodhulp bij de zwaarst getroffen bevolking kunnen brengen? Zo ja, wilt u zich ervoor inspannen dat die organisaties ook in staat worden gesteld dat op korte termijn te doen?
Het Internationale Rode Kruis (ICRC) heeft via zusterorganisatie de Internationale Halve Maan toegang tot alle door Al Shabaab gecontroleerde gebieden. Nederland heeft om deze reden ICRC als begunstigde gekozen voor een recente extra bijdrage van 1,5 miljoen euro ten behoeve van noodhulp aan Somalië.
De VN (o.a. WFP, UNICEF) heeft enige toegang tot delen van de gebieden waar hongersnood heerst en onderzoekt momenteel de mogelijkheden om de humanitaire hulp aan die gebieden uit te breiden. Hetzelfde geldt voor andere internationale hulporganisaties, die net als de VN vooral via lokale partners in Somalië werkzaam zijn. Naar verwachting zal de veiligheidssituatie ook de komende tijd een beperkende factor blijven.
Deelt u verder de mening dat de leiders van de Shabab opstandelingen zich schuldig maken aan ernstige misdrijven tegen de menselijkheid door aan de burgerbevolking hulp te onthouden en zo talloze mensen te veroordelen tot de hongerdood? Zo ja, deelt u ook de mening dat zij zich hiervoor voor het Internationale Strafhof (ICC) zouden moeten verantwoorden? Zo ja, bent u bereid de EU leden van de VN Veiligheidsraad aan te sporen om in de Veiligheidsraad het initiatief te nemen tot het geven van een mandaat aan het ICC? Zo nee, waarom niet?
Het is niet uitgesloten dat het belemmeren van «humanitarian access» inderdaad onder de noemer misdrijven tegen de menselijkheid kan worden gebracht en daarmee binnen de rechtsmacht van het ICC valt. Somalië is geen partij bij het Statuut van Rome; dit zou de VN-Veiligheidsraad nochtans niet hoeven te beletten de situatie in Somalië te verwijzen naar de Aanklager van het Strafhof. Er is echter geen reden om aan te nemen dat er voor een dergelijk initiatief momenteel enige steun bestaat. Wel heeft de VN-Veiligheidsraad op 29 juli jl. een resolutie aangenomen waarin is bepaald dat ook partijen die (de doorgang van) humanitaire hulp in Somalië hinderen op de VN-sanctielijst kunnen worden gezet.
Het verheerlijken van terrorisme door de Palestijnse Autoriteit |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Abbas» advisor: PA should honor «Martyrs» and not worry about donors» grants?1 Heeft u tevens kennisgenomen van het artikel: «PA to pay salaries to all terrorists in Israeli prisons?2
Ja.
Kunt u bevestigen dat de adviseur van Abbas, de heer Sabri Saidam, recentelijk heeft verklaard dat de Palestijnse Autoriteit haar beleid om martelaren, of (zelfmoord) terroristen te verheerlijken zal continueren en zich niet druk moet maken over de mogelijkheid dat landen mogelijk de subsidiestroom naar de Palestijnse Autoriteit zullen stopzetten? Kunt u tevens bevestigen dat Saida enkele maanden geleden zijn steun heeft uitgesproken voor het vernoemen van een plein naar de terrorist Dalal Mughrabi? Klopt het bovendien dat Saida onlangs in het officiële blad van de Palestijnse Autoriteit heeft verklaard dat hij het ernstig betreurt dat sommige mensen martelaren of (zelfmoord) terroristen als een last beschouwen, omdat zij economische belangen en subsidiestromen in gevaar brengen? Kunt u tot slot inhoudelijk reageren op het artikel van Saida, zoals geciteerd in het stuk van de Palestinian Media Watch?
Het is onduidelijk of en, zo ja, in welke vorm en context de heer Sabri Saidam deze uitspraken heeft gedaan. De Nederlandse regering wijst in ieder geval de strekking van de artikelen ten stelligste af, vooral waar deze suggereren dat plegers van terreur en geweld geëerd moeten worden. Dit staat haaks op het beleid van Palestijnse Autoriteit (PA) en van het Palestijnse leiderschap dat het gebruik van terreur en geweld afwijst. Het is niet in het belang van het vredesproces en de gewenste hervatting van onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen wanneer personen die gelieerd zijn aan het Palestijnse leiderschap uitlatingen doen die daar haaks staan op.
Nederland veroordeelt alle vormen van terroristische aanvallen en verwerpt de verheerlijking van dergelijke aanvallen. Dit onderwerp staat, mede op instigatie van Nederland, op de agenda van de jaarlijkse mensenrechtendialoog met de PA die de EU in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid voert. Ook in bilaterale contacten, zoals onlangs tijdens het bezoek van president Abbas, draagt Nederland uit dergelijke praktijken te verwerpen.
Kunt u de berichten bevestigen dat de Palestijnse Autoriteit een wet in werking heeft gesteld die regelt dat alle Palestijnse en Israëlische Arabieren die in Israël vastzitten wegens terroristische activiteiten aanspraak kunnen maken op een maandelijkse uitbetaling van salaris? Is het waar dat gevangenen die een celstraf van langer dan 20 jaar moeten uitzitten kunnen rekenen op een hoger salaris dan zij die een kortere straf moeten uitzitten? Klopt het tevens dat de Palestijnse Autoriteit financiële vergoedingen uitreikt aan nabestaanden van zelfmoordterroristen?
Het is staand beleid van de PA om – zoals ook in Nederland gebruikelijk is – eigen burgers in buitenlandse gevangenschap te steunen. De PA sloot in 2008 met de Israëlische autoriteiten een overeenkomst over de toekenning van financiële steun aan Palestijnen in Israëlische gevangenissen. Uitreiking van de toelagen gebeurt door een Israëlische instelling. Het geld moet de kosten dekken voor voedsel, kleding en andere basisbehoeften. Naar verluidt ontvangen lang gestraften inderdaad een hogere toelage dan kort gestraften.
Daarnaast kent de PA twee programma’s voor sociale bijstand die financiële steun geven aan huishoudens die hun belangrijkste broodwinnaar hebben verloren door gevangenschap ofwel door verwondingen of overlijden als gevolg van het Palestijns-Israëlische conflict. De financiële bijdrage onder deze programma’s wordt bepaald op basis van de daadwerkelijke noden, ongeacht de achtergrond van de dood of gevangenneming van de broodwinnaar. De bijdrage wordt uitgekeerd aan de familie (niet de gevangene) om deze te helpen in de kosten van levensonderhoud.
Hoe verhouden de bovengenoemde uitspraken, gedaan door de Palestijnse Autoriteit, zich tot de beantwoording van voorgaande schriftelijke vragen3, namelijk dat het verheerlijken van geweld voor de Nederlandse regering onaanvaardbaar is maar dat ze «geen aanwijzingen heeft ontvangen dat het hier gaat om een structurele kwestie» en dat u niet de mening deelt dat de Palestijnse Autoriteit hiermee afstand neemt van de tweestatenoplossing? Geven bovenstaande uitspraken er aanleiding toe om deze conclusie te herzien? Zo nee, waarom niet?
Ik zie in bovenstaande geen tegenspraak met mijn eerdere antwoorden op vergelijkbare vragen. De gewraakte uitlatingen zijn afkomstig van een partijfunctionaris van Fatah en niet van de PA. Ik kan de uitspraken niet interpreteren als het nemen van afstand door de PA van de tweestatenoplossing en zie dan ook geen aanleiding om mijn eerdere conclusie te herzien.
Hoe verhouden de bovengenoemde uitspraken zich tot de aangenomen motie-Van der Staaij/Voordewind2 welke de regering verzoekt haar bilaterale subsidie alsmede de EU-subsidie aan de Palestijnse Autoriteit te stoppen indien er geen concrete en effectieve maatregelen worden genomen om het verheerlijken en vergoeilijken van terrorisme tegen te gaan? Deelt u de conclusie dat de Palestijnse Autoriteit niet alleen verzaakt dergelijke maatregelen te nemen, maar zelfs het verheerlijken en vergoeilijken van het terrorisme actief uitdraagt? Zo nee, waarom niet?
Over de uitvoering van de motie Van der Staaij/Voordewind heeft de regering de Kamer mondeling en schriftelijk geïnformeerd, mede ter opvolging van toezeggingen gedaan in het spoeddebat over de Gaza-flottielje van 28 april 2011, in het bijzonder waar het gaat om de vraag of de PA geweld en terreur structureel verheerlijkt (zie onder meer het verslag van het Schriftelijk Overleg inzake de informele raad Buitenlandse Zaken van 2 en 3 september, ref. Kamerstuk 21 501-02, nr. 1085, de uitspraken van de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking in het Algemeen Overleg Focusbrief van 21 juni 2011, ref. Kamerstuk 32 605, nr. 49, en mijn antwoorden op Kamervragen over de verheerlijking van het zelfmoordterrorisme op de staatstelevisie van de Palestijnse Autoriteit, ref. voetnoot 1).
Van structureel beleid van de PA gericht op verheerlijking of vergoelijking van terrorisme is geen sprake. De PA gaat discussie hierover niet uit de weg. Desgevraagd heeft zij aangegeven bereid te zijn dit vraagstuk te bespreken in de trilaterale commissie van de PA, Israël en de VS, waarin gewraakte uitingen tegen het licht kunnen worden gehouden. In het licht van bovenstaande antwoorden zie ik op dit moment geen aanleiding om de bilaterale of de EU-ontwikkelingssamenwerking met de PA te beëindigen.
De gevolgen en de lessen van Klebsiëlla-infectie in het Maasstad ziekenhuis |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Deelt u de mening dat indien patiënten overlijden of schade hebben oplopen als gevolg van verwijtbaar handelen van het Maasstad ziekenhuis, het ziekenhuis de kosten van de letselschadezaak moet vergoeden zodat de patiënt, de familie of nabestaanden recht wordt gedaan? Zo nee, waarom niet?
In zijn algemeenheid is mijn standpunt bij letselschade het volgende. Het heeft mijn voorkeur dat in die gevallen die zich daarvoor lenen, tot een buitengerechtelijke overeenstemming wordt gekomen. Het vergt echter een onafhankelijk rechterlijk oordeel om te constateren of sprake is van verwijtbaar handelen. Onderdeel van dit rechterlijk oordeel kan zijn een veroordeling tot betaling van de proceskosten van degene die de juridische zaak heeft aangespannen. Met andere woorden het is aan de rechter om te bepalen of en welke kosten het ziekenhuis moet vergoeden.
Dit is in lijn met mijn beleid tot de klachten- en geschillenbehandeling uit mijn wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg (Wcz).
Is het waar dat de directeur van het ziekenhuis een salaris van € 391 000 heeft ontvangen in 2010? Is het waar dat dit salaris onder andere bestond uit een bonus van ruim € 90 000? Hoe beoordeelt u het niveau van dit salaris in zijn algemeenheid? En hoe in relatie tot zijn functioneren als bestuurder van het Maasstad ziekenhuis? Kunt u uitleggen waarom deze directeur deze bonus verdiende?
Nee, dit is niet waar. Hij verdient veel, te veel volgens de eigen Zorgbrede Governancecode, maar het beeld dat u schetst, doet onrecht aan de werkelijkheid. U geeft namelijk het zogenaamde super-bruto aan, dat is het bruto-inkomen plus alle werkgeverslasten. Een faire vergelijking wordt verkregen door uit te gaan van het bruto-inkomen.
In het jaarverslag is daarover het volgende vermeld: het bruto-inkomen (inclusief vakantiegeld, eindejaarsuitkering en andere vaste toelagen) over heel 2010 bedraagt € 238 136. Daarbovenop heeft hij in 2010, op grond van de resultaten over 2009, een bonus gekregen van bruto € 90 000. Het totale bruto-inkomen in 2010 komt daardoor uit op € 328 136.
De inkomensafspraken uit 2004 met hem zijn dan ook niet gebaseerd op een regeling uit de zorgsector (NVZD-regeling, NVTZ-regeling dan wel BBZ) maar op een advies van de Hay Group. Dat gaat uit van een te hoog basissalaris en een niet in de zorg passende bonusmogelijkheid van maximaal 40%.
Wat is uw oordeel over het functioneren van de Raad van Toezicht in relatie tot dergelijke exorbitante beloningen?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb geschreven, vind ik dat de Raad van Toezicht op het punt van de honorering van de bestuursvoorzitter in 2004 een verkeerd referentiekader heeft gekozen en daardoor een te ruime afspraak heeft gemaakt. Ook heeft de raad verzuimd om op dit punt de signalen op te pikken uit de maatschappelijke discussie, de Zorgbrede Governance Code uit 2005 en de vernieuwde Zorgbrede Governance Code 2010.
Wat vindt u van de beloningen van de Raad van Toezicht waarvan de voorzitter per vergadering circa € 2800 opstrijkt en bijna het dubbele krijgt ten opzichte van de andere toezichthouders die 10% boven het aanvaarde maximum zitten, terwijl het slechts om een middelgroot ziekenhuis gaat?
De beloningen van de Raad van Toezicht moeten voldoen aan de Zorgbrede Governancecode en de adviesregeling van de NVTZ.
Welk salaris krijgt prof E. als interimbestuurder per dag dat hij werkt voor het Maasstadziekenhuis? Hoeveel dagen werkt hij voor het Maasstad ziekenhuis? Hoever zit zijn inkomen boven de Balkenendenorm? Wat is uw oordeel hierover?
De verantwoording van het inkomen van de interimbestuurder zal plaatsvinden in het jaarverslag over 2011. Dat zal medio 2012 verschijnen.
Bent u van oordeel dat als directeur met een salaris van ruim € 391 000 gedwongen wordt op te stappen vanwege onvoldoende functioneren, dit niet gepaard mag gaan met een gouden handdruk, mede gezien de grote morele verontwaardiging die er heerst over zijn salaris, en hij zeker niet meer dan € 75 000 vertrekpremie zou mogen ontvangen? Bent u bereid erop toe te zien dat dit inderdaad ook niet gebeurt? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat iedereen zich aan gemaakte afspraken moet houden, tenzij gewijzigde omstandigheden het verantwoord maken om daar op terug te komen. Dat moet dan, in het uiterste geval, wél voor een rechter overeind kunnen blijven. Noch ik, noch collega-bewindslieden hebben een instrument om te kunnen ingrijpen in bestaande arbeidsvoorwaarden.
Zoals ik in de bovenstaande antwoorden al heb geschreven, vind ik dat de afspraken over het inkomen van de inmiddels vertrokken bestuursvoorzitter te hoog waren. In 2004, bij het aangaan van het contract, was echter een vergoeding van één jaarsalaris niet ongebruikelijk, hoewel we daar inmiddels anders over denken. De bestuursvoorzitter is sinds 2004 werkzaam. De Raad van Toezicht maakt een afweging door – naast de gemaakte afspraken – ook zijn hele loopbaan bij het Maasstadziekenhuis mee te nemen bij het einde van zijn arbeidsovereenkomst.
Bij de Kamer ligt inmiddels een wetsvoorstel om de inkomens van bestuurders in de publieke en de semipublieke sectoren te normeren, TK-dossier 32 600. Daarin is ook de ontslagvergoeding gemaximeerd op € 75 000. Na inwerkingtreding van die wet zullen in nieuwe arbeidscontracten met zorgbestuurders dus niet meer dit soort ontslagvergoedingen kunnen voorkomen.
Is de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) tijdig op de hoogte gesteld van de problemen? Had zij eerder weet moeten hebben van hetgeen zich afspeelde in het Maasstad ziekenhuis? Zo ja, kunt u dit toelichten?
De IGZ is niet eerder dan op 31 mei 2011 geïnformeerd over de Klebsiëlla-uitbraak. Dit geschiedde door een melding van het Maasstad ziekenhuis zelf. Op dat moment was de uitbraak al omvangrijk. Daarom had de inspectie eerder hiervan op de hoogte willen zijn. De IGZ had door eerdere betrokkenheid extra maatregelen kunnen nemen waaronder externe bijstand bij het bestrijden van de uitbraak. Ook was het toezicht op het naleven van de algemene voorzorgsmaatregelen dan eerder mogelijk geweest. De IGZ doet onderzoek naar de inhoudelijke en bestuurlijke aanpak van deze crisis en komt in oktober met een tussentijds rapport.
Heeft de IGZ voldoende adequaat gehandeld? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Ja. De IGZ heeft in aansluiting op de melding over de uitbraak haar zorg uitgesproken over de ernst daarvan, de Raad van Bestuur met klem verzocht verdere ontwikkelingen consequent aan de IGZ te melden en dagelijks over de bevindingen van het zogenaamde «Outbreakteam» te rapporteren. De IGZ heeft op dat moment geen onderzoek uitgevoerd naar hoe een en ander tot dat moment was verlopen vanuit de opstelling dat het ziekenhuis eerst alle energie moest richten op het behandelen en tot stilstand brengen van de uitbraak.
Op 23 juni 2011 heeft de inspectie een spoedbezoek gebracht aan het ziekenhuis omdat de gegevens die het ziekenhuis aan de IGZ verstrekte in onvoldoende mate wezen op de noodzakelijke urgente en adequate aanpak van de uitbraak. De dringende aanbevelingen van de IGZ om de bestrijding van de uitbraak te verbeteren zijn vervolgens alle door de Raad van Bestuur overgenomen.
Bij een daaropvolgend inspectiebezoek op 12 juli 2011 heeft de IGZ op grond van al haar bevindingen de Raad van Bestuur opdracht gegeven om per direct een plan van aanpak te maken. Daarin moest worden beschreven op welke wijze het ziekenhuis het infectiepreventiebeleid zou gaan verbeteren en borgen. Dit plan is op 27 juli 2011 aan de IGZ gezonden.
Omdat op 20 juli 2011 bleek dat de (waarnemend) bestuurder niet per direct in staat was om de berichtgeving in de media over vier nieuwe besmettingen adequaat te kunnen beantwoorden, heeft de inspectie nog diezelfde dag een onaangekondigd bezoek aan het ziekenhuis gebracht. Daarbij is onder meer door de IGZ aangegeven dat zij zich grote zorgen maakte over de patiëntveiligheid. Dit als gevolg van onvoldoende bestuurlijke daadkracht en onvoldoende transparantie. Op basis daarvan heeft de IGZ verscherpt toezicht ingesteld.
Wat is uw oordeel over het voorstel om, zoals bijvoorbeeld in het Maasstad ziekenhuis het geval lijkt te zijn, indien door interne twisten en gebrek aan regie een ziekteverwekker vrij spel heeft in een zorginstelling, een multidisciplinair interventieteam in te zetten om de uitbraak te bestrijden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid in samenwerking met instanties als de IGZ, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Stichting Werkgroep Infectie Preventie, een dergelijk team op te zetten en een wettelijke basis te creëren voor de doorzettingsmacht? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie bij vraag 11.
Welke rol spelen infecties en situaties, zoals die voorkomen in het Maasstad ziekenhuis, bij het aantal vermijdbare sterfgevallen in ziekenhuizen dat eerder toe dan af blijkt te nemen?1 Erkent u dat het bestrijden van infecties essentieel is bij het terugdringen van het aantal vermijd- en verwijtbare sterfgevallen in de zorg? Hoe staat het met het beleidsvoornemen nummer één om het aantal postoperatieve infecties in ziekenhuizen terug te dringen?2
Ziekenhuisinfecties zijn een belangrijke oorzaak van vermijdbare schade en sterfte in ziekenhuizen. Niet voor niets zijn de onderwerpen «Voorkomen van postoperatieve wondinfecties» en «Voorkomen van lijnsepsis en behandeling van ernstige sepsis» twee van de tien thema’s uit het landelijke VMS-veiligheidsprogramma. Naast een herhaling van het onderzoek naar totale schade en sterfte zal aan het einde van het programma ook per thema gemeten worden welke resultaten er zijn bereikt.
Deelt u de mening dat het oprukken van infecties door multiresistente ziekteverwekkers als MRSA, Oxa-48 Klebsiëlla, EHEC en TBC een bedreiging van de volksgezondheid vormt die systematisch en planmatig moet worden bestreden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om een nationale campagne ter bestrijding van multiresistente ziekteverwekkers in het leven te roepen, zoals eerder ook infectieziekten planmatig zijn aangepakt met een rijksvaccinatieprogramma? Wilt u uw antwoord toelichten?
De IGZ doet momenteel een uitgebreid onderzoek naar de uitbraak in het Maasstad ziekenhuis. In uw vraag heeft u het over «interne twisten» en een «gebrek aan regie», of dit het geval was zal blijken uit het onderzoek van de IGZ.
Er gebeurt al veel in de humane zorg om de resistentie verspreiding en ontwikkeling tot een minimum te beperken. Zo zijn er de richtlijnen van de Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB) die zich richten op het terughoudend voorschrijven van antibiotica en de richtlijnen van de Werkgroep Infectiepreventie(WIP). De WIP stelt richtlijnen op ten behoeve van infectiepreventie. Voorbeelden hiervan zijn de MRSA-richtlijn en de richtlijn bijzonder resistente micro-organismen (BRMO). Bovengenoemde richtlijnen worden opgesteld door de beroepsgroepen en worden door de IGZ gezien als professionele standaarden. De IGZ houdt toezicht op het juiste gebruik van de richtlijnen.
Los van de uitbraak in het Maasstad ziekenhuis is de toenemende antibioticaresistentie een punt van zorg. Daarom zal er samen met de beroepsgroepen worden gekeken of de huidige richtlijnen en protocollen aangescherpt moeten worden en of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Daarnaast werk ik aan een inventarisatie van de huidige humane maatregelen om zo te inventariseren waar veranderingen of toevoeging van maatregelen nodig en nuttig zijn. Tijdens het Algemeen Overleg wat ik op 26 mei 2011 met uw Kamer voerde heb ik toegezegd u hier dit jaar per brief van de op de hoogte te stellen.
Het bericht dat de kinderopvang onbetaalbaar wordt door kabinetsbezuinigingen |
|
Nine Kooiman |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de kinderopvang onbetaalbaar wordt door de kabinetsbezuinigingen?1
Door de bezuinigingen van dit kabinet wordt kinderopvang inderdaad duurder voor ouders. Deze bezuiniging is noodzakelijk om de kinderopvang betaalbaar te houden voor de overheid. In mijn brief van 6 juni 2011 (Kamerstuk 31 322 nr. 137) geef ik aan dat de collectieve bijdrage in de kosten van kinderopvang wordt teruggebracht van 78% in 2010 tot circa 66% in 2015. De vergoeding voor gezinnen met lage inkomens is nog steeds meer dan 90%. Ook na de bezuinigingen wordt dus nog een substantieel deel van de kosten van kinderopvang voor ouders door de overheid vergoed.
Wat is uw reactie op het rapport opgesteld in opdracht van het Netwerkbureau Kinderopvang, waaruit blijkt dat tienduizenden ouders de komende jaren hun kinderen van de kinderopvang en de buitenschoolse opvang zullen halen als gevolg van de kabinetsbezuinigingen?
Het rapport waar in het artikel in het Algemeen Dagblad van 2 augustus 2011, «Crèches lopen leeg», naar wordt verwezen, is van Buitenhek Management & Consult. Dit bureau heeft onderzoek gedaan naar het actuele bereik en de verwachte groeimogelijkheden van de kinderopvang in Nederland.
Conclusie van het onderzoek is dat het gebruik van kinderopvang van zowel 0–4 jarigen, als 4–12 jarigen in 2010 marginaal is gestegen. In vergelijking met voorgaande jaren is de groei afgevlakt. Zowel in de dagopvang als buitenschoolse opvang is er marktevenwicht aan het ontstaan. Door de bezuinigingen van het kabinet is volgens het onderzoek de kans groot dat de totale kinderopvangmarkt tot aan 2014 geconfronteerd wordt met een volumekrimp die kan variëren van 5% tot 13% eind 2014. Hierdoor zullen wachtlijsten de komende jaren verdampen en komt er meer concurrentie tussen ondernemers in de kinderopvang. Dit vergroot de keuzemogelijkheden voor ouders om een passend opvangaanbod te kiezen.
De conclusie uit het onderzoek dat de groei de afgelopen jaren is afgevlakt klopt. De ontwikkelingen per opvangsoort in 2010 zijn echter gedifferentieerd. Door de maatregelen in de gastouderopvang is het aantal kinderen in deze opvangsoort in 2010 met 28% gedaald. Het aantal kinderen in de dagopvang is gestegen met 10% en het aantal kinderen in de buitenschoolse opvang is met 14% gestegen. Uit uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst blijkt dat de stijging in deze opvangsoorten niet volledig verklaard kan worden door ouders die zijn overgestapt van gastouderopvang. Er was in 2010 derhalve zowel bij de dagopvang als bij de buitenschoolse opvang sprake van een forse autonome groei. De doorwerking van deze groei op de ontwikkeling in 2011 wordt in het onderzoek onderschat.
In het onderzoek staat dat de bezuinigingen van het kabinet zouden leiden tot een kostenstijging van 75% voor ouders. De gemiddelde ouderbijdrage tot de maximum uurprijs stijgt echter van 22% in 2010 naar 34% in 2015. Dat betekent een kostenstijging voor ouders van 55%. Voor de zomer van 2011 heb ik met uw Kamer gesproken over de maatregelen om dit te realiseren (Kamerstuk 31 322 nr. 137). Omdat de daadwerkelijke kostenstijging lager is dan in het onderzoek wordt berekend, zullen ook de gevolgen van de bezuiniging op het gebruik van kinderopvang kleiner zijn. Het effect van de bezuiniging wordt dus in het onderzoek vermoedelijk overschat.
Ik deel de conclusie van het onderzoek dat door de bezuinigingen het gebruik van kinderopvang zal afnemen. Deze afname is echter een correctie op de autonome trendmatige groei van het gebruik van kinderopvang. Daarom verwacht ik tot 2015 nog een lichte stijging van het gebruik. Het is van belang om op te merken dat de vraag naar kinderopvang niet alleen wordt bepaald door de eigen bijdrage die ouders moeten betalen. Conjuncturele ontwikkelingen, sociaal culturele opvattingen over kinderopvang en de nabijheid van opvang van voldoende kwaliteit, zijn minstens zo belangrijk voor de ontwikkeling van het gebruik van kinderopvang. Mede daarom is het moeilijk te ramen hoe de vraag naar kinderopvang zich precies gaat ontwikkelingen en wat de invloed van de bezuiniging binnen deze ontwikkeling is. Ook is de kinderopvangmarkt zeer lokaal. Daarom kunnen er grote regionale verschillen blijven bestaan. Dat betekent dat het mogelijk is dat de komende jaren in de ene regio kinderopvanginstellingen groepen moeten sluiten, terwijl er in andere regio’s nog wachtlijsten zullen bestaan.
Bent u bereid het rapport van Buitenhek Management & Consult naar de Kamer te sturen met een inhoudelijke reactie op dit rapport? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek is openbaar (zie www.buitenhek.nl). Mijn reactie op het onderzoek vindt u bij het antwoord op vraag 2.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat ouders niet noodgedwongen hun kinderen van de kinderopvang hoeven te halen?
De kinderopvang is een markt. Dat betekent dat het de taak is van ondernemers in de kinderopvang om ouders ervan te overtuigen dat zij goede opvang voor een redelijke prijs bieden. Het is vervolgens de private afweging van ouders om al dan niet te kiezen voor het aanbod van de ondernemer. Als ouders kiezen voor informele opvang om arbeid en zorg te combineren is dat hun keuze. Met de kinderopvangtoeslag geeft de overheid een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, zodat ouders die geen gebruik kunnen maken van informele opvang, toch de mogelijkheid krijgen om arbeid en zorg voor hun kinderen te combineren, door hun kind naar de formele kinderopvang te brengen.
Hoeveel kinderopvangorganisaties krijgen nu al minder aanmeldingen? Hoeveel minder aanmeldingen zijn dit? Zo nee, bent u bereid dit anders te onderzoeken?
Het ministerie heeft uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst over de ontwikkeling van het aantal kinderen over het eerste half jaar 2011 (t/m juni).
Hierbij merk ik wel op dat deze informatie de komende maanden nog kan veranderen omdat ouders op elk moment hun gegevens bij de Belastingdienst (bijvoorbeeld de einddatum van het gebruik van kinderopvang) met terugwerkende kracht kunnen wijzigen. Onder dit voorbehoud kan op basis van voorlopige cijfers opgemerkt worden dat in de dagopvang en buitenschoolse opvang nog steeds een stijgende lijn zit in het aantal kinderen.
Binnen het totale beeld is het aantal kinderen in de gastouderopvang wel gedaald ten opzichte van 2010. Deze daling wordt naar verwachting veroorzaakt door de diverse maatregelen die in de gastouderopvang zijn genomen in 2010, zoals de registratieplicht van gastouders, het verlagen van de maximumuurprijs en de deskundigheidseisen. Daarnaast wordt een deel van de daling veroorzaakt door
stopzetting van de kinderopvangtoeslag voor toeslagaanvragers die niet hebben gereageerd op de herhaalde verzoeken van de Belastingdienst om het LRK-nummer van de opvanglocatie van hun kind(-eren) door te geven. Uw Kamer is hier eerder over geïnformeerd (Kamerstuk 31 322 nr. 118).
De ontwikkeling van het aantal kinderen per opvangsoort kan niet uitgesplitst worden naar kinderopvangondernemer. Ik ben niet voornemens om dit te onderzoeken. De uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst biedt betrouwbare informatie over de ontwikkeling van het gebruik van kinderopvang. Extra onderzoek biedt geen toegevoegde waarde.
Is het waar dat nu vooral ouders uit de lage inkomensgroepen afhaken, omdat zij de opvang niet meer kunnen betalen? Als dit niet bekend is, bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
In het antwoord op vraag 5 geef ik aan dat er nog steeds een stijgende lijn zit in het aantal kinderen in de dagopvang en buitenschoolse opvang. In geen enkele inkomensgroep is sprake van een daling ten opzichte van 2010. Dat ligt anders in de gastouderopvang. De daling van het aantal kinderen in de gastouderopvang treedt in sterkere mate op bij lagere inkomensgroepen.
Deelt u de mening dat er goede en betaalbare kinderopvang moet zijn voor iedereen? Zo ja, hoe gaat u dan voorkomen dat voor tienduizenden ouders de kinderopvang onbetaalbaar wordt?
Het kabinet hecht aan verantwoorde en betaalbare kinderopvang voor ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren. Om kinderopvang financieel toegankelijk te maken is er de kinderopvangtoeslag. Ook na de bezuinigingen van het kabinet blijft kinderopvang betaalbaar (zie antwoord op vraag 1).
Inbreuk op DigiD |
|
Helma Neppérus (VVD) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met de berichten dat een DigiD eenvoudig te kraken zou zijn voor criminelen en dat het om vele miljoenen gaat?1
Ja, ik ben bekend met de berichtgeving in de media.
Hoe verhoudt zich dit nieuws zich tot uw antwoorden van 9 mei 2011 op Kamervragen dat het probleem maar beperkt voorkomt?2
Tot op heden is niet gebleken dat bij de huidige situatie sprake is van het ontvreemden van DigiD’s van de getroffen huishoudens. Het betreft hier wèl het frauduleus aanvragen van toeslagen met behulp van identiteitsgegevens van de getroffen huishoudens. Daarvoor waren de DigiD’s van de getroffen huishoudens niet nodig.
De Belastingdienst heeft inmiddels maatregelen getroffen waardoor dit niet meer mogelijk is. De desbetreffende burgers zijn inmiddels geïnformeerd. Ook zijn de invorderingsmaatregelen gestopt en krijgen de burgers die door deze fraude hun toeslagen niet hebben uitgekeerd gekregen, deze alsnog uitbetaald. Daarnaast is er bij de Belastingdienst/Toeslagen een fraudemeldpunt, waar burgers die vermoeden dat zij slachtoffer zijn van dit soort fraude zich kunnen melden.
De Staatssecretaris van Financiën zal de Kamer in de komende halfjaarsrapportage nader informeren over de maatregelen die de Belastingdienst in dit verband heeft genomen.
Bent u bereid alsnog naar de omvang van het genoemde probleem te kijken?
Zoals gemeld in antwoord op vraag 2 bestaat de misbruikmogelijkheid die de aanleiding vormt voor de huidige vragen niet meer. Wat andere vormen van misbruik betreft, is het niet onmogelijk voor een kwaadwillende om een DigiD van een ander te bemachtigen (zoals ook aangegeven in de antwoorden op uw vragen uit april 2011 en de vragen van het lid Gerkens uit maart 20103).
De strekking van die antwoorden is dan ook niet gewijzigd. 100% fraudebestendigheid bestaat niet. Het aantal gevallen van het ontvreemden van DigiD, ten opzichte van het totaalgebruik van DigiD, is minimaal. DigiD wordt gebruikt door 9 miljoen mensen. Sinds de invoering van DigiD in 2005 zijn door de beheerder van DigiD enkele honderden DigiD’s onderzocht vanwege een vermoeden van misbruik. Daarnaast zijn bij het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en -fouten enkele tientallen gevallen van vermoeden van misbruik gemeld. Wanneer er meer aan de hand blijkt te zijn wordt een DigiD opgeheven. Dat is dit jaar acht maal gebeurd.
Het tegengaan van fraude is een continue wedloop tussen het nemen van beveiligingsmaatregelen en fraudeurs. In dat kader onderzoek ik momenteel de wenselijkheid en haalbaarheid van de invoering van een geheel nieuw (hoger) zekerheidsniveau binnen DigiD, de zogeheten eNIK. Daarover informeer ik uw Kamer medio september separaat.
Hoe komt het dat kennelijk in bepaalde straten en wijken meer DigiD wordt gekraakt, dan in andere buurten? Welke afspraken zijn er over screening van medewerkers van bedrijven die worden ingeschakeld?
De zaak waarop gewezen wordt in de berichtgeving is in onderzoek bij de FIOD en het Openbaar Ministerie. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 2 is tot op heden niet gebleken dat hierbij sprake is geweest van het ontvreemden van DigiD’s van de getroffen huishoudens. Vanwege het lopende onderzoek kan ik op dit moment geen nadere mededelingen doen.
Het oversluiten van hypotheken |
|
|
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Hypotheekklanten in de kou. Oversluiters ongewenst»?1
Ik heb kennis genomen van het artikel.
Hoe kijkt u aan tegen de strekking van dit artikel dat het rentevoorstel dat banken aan hun eigen klanten doen bij het oversluiten van de hypotheek vaak veel hoger ligt dan voor nieuwe klanten? Bent u het ermee eens dat dit ongewenst is?
Bij de beantwoording van de vragen ga ik ervan uit dat u met «oversluiten» het verlengen van de bestaande hypotheek bij dezelfde aanbieder met een nieuwe rentevastperiode bedoelt. Er bestaan geen specifieke regels ten aanzien van het oversluiten van hypotheken. Zoals aangekondigd in mijn brief naar aanleiding van de sectorstudie van de NMa naar de hypotheekmarkt van 30 juni (Kamerstuk 24 036 nr. 390) ben ik van plan om een aantal maatregelen te treffen om overstapdrempels te verminderen. Zo ben ik voornemens om aanbieders, waar nodig via wet- en regelgeving, te verplichten om drie maanden voor het aflopen van de rentevaste periode de consument hierover te informeren en tevens een nieuw aanbod te doen. Een periode van drie maanden stelt de consument in de gelegenheid zich goed te oriënteren op oversluitmogelijkheden. Ook een afsluitprovisie kan bij het oversluiten van een hypotheek een drempel opwerpen voor de consument. Ik zal bezien in hoeverre afsluitprovisies, niet zijnde advies- en distributiekosten, bij het afsluiten van een hypotheekproduct weg te nemen zijn. Hiervoor wacht ik de onderzoeksresultaten van het lopende onderzoek naar de vormgeving van advieskostentransparantie door aanbieders in het kader van het provisieverbod af. Deze resultaten worden in het najaar verwacht.
Zoals valt te lezen in de sectorstudie van de NMa hebben hypotheekverstrekkers aangegeven dat er over het algemeen bij het huidige productassortiment geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen rentetarieven voor nieuwe en bestaande klanten. Toch concludeert de NMa ook dat het aannemelijk is dat er prijsdifferentiatie plaatsvindt bij het oversluiten van een hypotheek bij dezelfde aanbieder. Dit blijkt ook uit onderzoek van de AFM. Voor sommige aanbieders geldt, dat zij nog bezig zijn het «oude» productassortiment, waarbij nog wel sprake kan zijn van prijsdifferentiatie, om te zetten. Tevens wijst de NMa op het bestaan van kortingen welke hypotheekverstrekkers geven aan bepaalde klantgroepen, zoals starters op de woningmarkt. Deze kortingen vervallen meestal bij het aflopen van de eerste rentevaste periode. Hierdoor bestaat er in dergelijke gevallen feitelijk een prijsverschil tussen bestaande en nieuwe klanten. Overigens is moeilijk na te gaan in hoeverre tarifering in individuele gevallen afwijkt, aangezien ook zaken als de waarde van de woning en persoonlijke omstandigheden/vermogenspositie van invloed kunnen zijn op het rentetarief. Het is voor consumenten daarom altijd raadzaam om zich bij het aflopen van een rentevaste periode te oriënteren op de oversluitmogelijkheden. Ik acht het van groot belang dat consumenten deze mogelijkheden in de praktijk ook hebben. Derhalve ben ik voornemens de hiervoor beschreven maatregelen te treffen die de positie van de consument versterken.
In hoeverre is deze praktijk in overeenstemming met de huidige regelgeving?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid banken niet alleen te verplichten om hun klanten drie maanden voor het aflopen van de rentevaste periode een nieuw rentevoorstel te doen, maar hen ook te verplichten om met een eigen marktconform alternatief rentevoorstel te komen?
Hypotheekverstrekkers hebben aan de NMa en de AFM aangegeven dat zij over het algemeen geen hypotheekproducten meer verkopen waarbij verschillende tarieven worden gehanteerd voor nieuwe en bestaande klanten. Ik sluit verdere stappen op dit terrein niet uit als in de praktijk blijkt dat dit beeld niet klopt. Overigens verwacht ik dat de concurrentie tussen aanbieders zal toenemen indien aanbieders drie maanden voor het aflopen van de rentevaste periode een nieuw voorstel moeten doen.
Ik deel uw mening dat de Gedragscode Hypothecaire Financieringen niet belemmerend mag werken op het oversluiten van hypotheken. Daarom zijn in de Gedragscode Hypothecaire Financieringen hiervoor enkele uitzonderingen geformuleerd. Ten aanzien van de Loan-to-income en de Loan-to-value norm mag bij oversluiten onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken van de hoofdnorm. Hiertoe is besloten om te voorkomen dat een consument gedwongen is om bij zijn huidige hypotheekverstrekker te blijven terwijl andere versterkkers een gunstiger rentetarief bieden. Een belangrijke voorwaarde is hierbij dat de bestaande hypotheekschuld niet wordt verhoogd. Derhalve is er geen reden om te veronderstellen dat de gedragscode het oversluiten belemmert. De AFM onderschrijft deze voorwaarde en aanbieders kunnen de gedragscode in deze omstandigheden dan ook niet aanvoeren als reden om een klant geen hypotheek te verstrekken.
Op welke wijze gaat de financiële sector om met oversluitingen van bestaande hypotheken? Deelt u de mening dat de per 1 augustus ingevoerde gedragscode hypotheken niet belemmerend mag werken op het oversluiten van hypotheken?
Zie antwoord vraag 4.
De arrestatie van de Chinese huiskerkleider Shi Enhao |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «House Church Alliance Leader in China Sentenced to Labor Camp»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat een Chinese overheidsfunctionaris heeft verklaard dat de abnormale groei van het Christendom in China een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid? Zo ja, deelt u de conclusie dat de positie van christenen in China structureel is verslechterd? Zo nee, op basis van welke criteria komt u tot deze conclusie?
De uitspraak waaraan u refereert, is gedaan door een zogeheten «adviseur van de Chinese regering» en niet door de Chinese regering bevestigd. Zoals ik het lid Kortenoeven (PVV) heb geantwoord (Aanhangsel van de Handelingen nr 2900 d.d. 22 juni jl.), ondervinden christenen geen hinder bij het belijden van hun geloof zolang zij zich aansluiten bij door de staat toegestane kerken. Christenen die zich organiseren in zogeheten «huiskerken» worden door de autoriteiten gedoogd, maar genieten geen rechtsbescherming. Wanneer zij veel leden tellen, charismatische leiders hebben en/of het gezag van de staat ondergeschikt maken aan die van geloofsgemeenschap, neemt repressie en controle toe.
Op grond van het voorgaande kan niet worden gezegd dat de positie van christenen in China structureel is verslechterd. De organisatie Open Doors, die zich inzet voor vervolgde christenen, is de mening toegedaan dat de Chinese overheid christenen iets meer ruimte geeft.
Bent u bereid de Chinese ambassadeur in Nederland te ontbieden om formeel protest aan te tekenen tegen het besluit om de huiskerkleider Shi Enhao voor twee jaar naar een heropvoedingskamp met zware arbeid te sturen als vorm van administratieve detentie? Bent u tevens bereid er bij de EU Hoge Vertegenwoordiger op aan te dringen ook protest aan te tekenen bij de Chinese autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Nederland maakt zich mede in EU-verband sterk voor betere rechtsbescherming van Chinezen aan wie dit soort administratieve maatregelen en detenties worden opgelegd. De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft tijdens zijn bezoek aan China in mei jl. de Nederlandse zorgen over de verslechtering van de mensenrechten in China overgebracht en daarbij het belang onderstreept van bilaterale mensenrechtenconsultaties. Tijdens deze consultaties wordt over specifieke onderwerpen van gedachten gewisseld, zoals over de vrijheid van religie en geloofsovertuiging. Met China wordt gezocht naar een datum voor bilaterale mensenrechtenconsultaties dit najaar. Bij die gelegenheid zal ik de positie van christenen in China opnieuw onder de aandacht brengen.
Deelt u de conclusie dat met dit besluit, waar geen rechter aan te pas is gekomen, verschillende fundamentele mensenrechten worden geschonden, waaronder, maar niet beperkt tot, Artikel 8, lid a en b van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten? Bent u bereid er bij de Chinese autoriteiten op aan te dringen dit verdrag spoedig te ratificeren? Zo nee, waarom niet?
Ja. De ontbrekende ratificatie van het Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten is een immer terugkerend punt in de dialoog die de EU en Nederland voeren met de Chinese autoriteiten. China geeft aan eerst nationale wetgeving in lijn te willen brengen met het Verdrag alvorens tot ratificatie over te gaan. Een tijdpad hiervoor ontbreekt echter.