Het Nederlandse standpunt ten aanzien van de invoer van producten uit nederzettingen van de Westelijke Jordaanoever |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «EU takes aim at Israeli settler products»?1
Ja.
Is het waar dat u erop heeft aangedrongen om de Raadsconclusie van de Raad Buitenlandse Zaken van 14 mei jl. aan te passen? Indien ja, welke tekstuele aanpassingen waren volgens u nodig in deze Raadsconclusies?
Nederland heeft met andere EU-lidstaten op verschillende punten voorstellen gedaan voor aanpassing van de Raadsconclusies. Het uiteindelijke resultaat draagt de instemming van alle EU-lidstaten. Over de verschillende voorstellen doet het kabinet – zoals gebruikelijk – geen mededeling.
Deelt u de mening dat uw verzoek om aanpassing niet bevorderlijk werkt om tot een oplossing te komen in het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP)?
Neen.
Kunt u toelichten op welke wijze u uitvoering gaat geven aan het in de verklaring opgenomen standpunt dat «the EU and it’s member states reaffirm their commitment to fully and effectively implement existing EU legislation and the bilateral arrangements applicable to settlement products»?2
De bevoegde Nederlandse instanties controleren de invoer van producten van de Westelijke Jordaanoever. Hierbij wordt nagegaan of de wettelijk verschuldigde rechten worden geheven en/of heffingen worden ontweken.
Deelt u de mening dat, indien Nederland niet verhindert dat producten uit de bezette gebieden worden ingevoerd, Nederland feitelijk meewerkt aan de exploitatie van de bezettingen? Indien nee, waarom is dit volgens u dan niet het geval?
Invoer van producten uit de nederzettingen in de Palestijnse Gebieden is niet verboden. Het gaat erom dat het douanetarief van de EU op correcte wijze wordt toegepast.
Kunt u toelichten of de uitspraak van de Ierse minister van Buitenlandse Zaken – om de import van producten uit de bezette gebieden mogelijk te verbannen – ook navolging verdient in Nederland? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
Nederland is tegen handelssancties als middel om het Midden-Oosten Vredesproces te beïnvloeden.
Het bericht “Levensgevaarlijke messentrekker vrij na blunder” |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Levensgevaarlijke messentrekker vrij na blunder»1?
Ja.
Is het waar dat een Afghaan die 2,5 jaar geleden in Breukelen een buschauffeur van Connexxion vijf keer met een mes stak weer vrij rondloopt doordat het Openbaar Ministerie (OM) een verzoek tot verlenging te laat heeft ingediend?
Het openbaar ministerie (OM) heeft mij het volgende meegedeeld.
Betrokkene is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren voor poging tot doodslag van de buschauffeur en eenvoudige mishandeling van een hoofdconducteur van de NS. Aangezien hij gedurende het gehele traject van zijn detentie niet wilde meewerken aan het verkrijgen van inzicht in zijn persoon, lag een voorwaardelijke invrijheidsstelling niet voor de hand. Voor een voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt immers uitgegaan van enige medewerking van de gedetineerde. Gezien genoemde situatie heeft het OM bij de rechtbank een vordering ex artikel 15d Wetboek van Strafrecht gedaan tot uitstel of het achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van betrokkene. Deze vordering is abusievelijk vijf dagen te laat gedaan.
Kort voor de zitting waarop deze vordering werd behandeld, is deze termijnoverschrijding ter kennis gekomen van de behandelend officier van justitie. De wettelijke bepalingen bieden geen herstelmogelijkheden. De rechtbank heeft het OM wegens het gebrek niet ontvankelijk verklaard. Betrokkene is dan ook in vrijheid gesteld. Aan deze invrijheidsstelling zijn algemene en op betrokkene toegesneden bijzondere voorwaarden verbonden. Voor een toelichting daarop verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 5.
Aangenomen mag toch worden dat de mensen werkzaam bij het OM ook gewoon meldingen in de computer kunnen zetten ter herinnering waardoor verzoeken wel tijdig kunnen worden ingediend? Hoe kon dit dan toch gebeuren?
Het lokale OM wordt over zaken rondom de voorwaardelijke invrijheidsstelling geïnformeerd (en gerappelleerd) door de Centrale Voorziening voorwaardelijke invrijheidsstelling (CVvi) die is ondergebracht bij het ressortsparket te Arnhem.
Bij het parket te Utrecht zijn naar aanleiding van de te late opvolging van het bericht van de CVvi maatregelen genomen. Daardoor is een groter aantal personen verantwoordelijk gemaakt voor het uitvoeren en afhandelen van de berichten van de CVvi. De leiding op het parket houdt deze uitvoering actief bij.
Overigens is de CVvi – al voordat dit incident plaatsvond – begonnen met het verscherpen van de meldingsprocedure over voorwaardelijke invrijheidstellingen, waaronder het bewaken van de termijnen en het communiceren hiervan.
Welke maatregelen gaat u nemen om dit soort blunders in de toekomst tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe gaat u per direct ervoor zorgen dat deze Afghaanse crimineel, waarvan het OM vreest dat hij opnieuw de fout in zal gaan, geen gevaar zal vormen voor de samenleving?
Aan betrokkene is voorafgaand aan zijn vrijlating een besluit voorwaardelijke invrijheidstelling uitgereikt, dat onder meer inhoudt dat hij zich gedurende een proeftijd moet houden aan (onder andere) een aantal bijzondere voorwaarden: een meldingsplicht bij de reclassering, een drugs- en alcoholverbod en een plicht zich te laten onderzoeken in een kliniek om zo te kunnen vaststellen welke ambulante forensisch psychiatrische behandeling geïndiceerd is. Ook dient hij de geschikt bevonden behandeling daadwerkelijk te volgen.
Vanuit de CVvi wordt er vinger aan de pols gehouden door regelmatig contact op te nemen met de reclassering en het parket te Utrecht. De zaaksofficier van justitie volgt de zaak nauwlettend en houdt contact met de CVvi, de politie en het slachtoffer.
Indien de betrokkene zich niet aan de afspraken en voorwaarden houdt, kan zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling worden herroepen en kan het OM zijn aanhouding bevelen.
Bevindingen van NWO-onderzoekers in relatie tot onderadvisering |
|
Metin Çelik (PvdA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van bevindingen van de NWO-onderzoekers bij het onderzoeksproject «De rol van de school in de socialisatie van migrantengezinnen», waarbij zij signaleren dat leerkrachten de schoolprestaties van allochtone kinderen vaak toeschrijven aan inzet («je best doen») en die van Nederlandse kinderen vaker toeschrijven aan psychologische factoren, zoals concentratie of faalangst?1
Ik heb kennis genomen van deze bevindingen van het onderzoek naar de rol van de school in de socialisatie van migrantengezinnen.
Deelt u de mening dat deze bevindingen van belang zijn voor de wijze waarop u uitvoering geeft aan de motie inzake onderadvisering?2
Op welke wijze ik uitvoering ga geven aan de motie inzake onderadvisering hangt af van de uitkomsten van het onderzoek naar de relatie tussen onderadvisering, opstroom en afstroom en etniciteit van leerlingen. In hoeverre het toeschrijven van inzet of concentratie als oorzaak van schoolprestaties daarbij van belang is kan ik nu nog niet overzien.
Hoe laat u dit onderzoek betrekken bij het advies dat wordt opgesteld voor scholen ten behoeve van het voorkómen van onderadvisering, waarover u heeft aangekondigd de Kamer in het najaar van 2012 te kunnen informeren?3
Van dit onderzoek wordt kennis genomen om het belang er van in te schatten bij de opstelling van een mogelijk advies over het tegengaan van onderadvisering.
Het onderzoek naar de moord op Marianne Vaatstra |
|
Hero Brinkman (Brinkman) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Is het waar dat de politie reeds in het weekeinde van de moord informatie heeft ontvangen van de toen 13-jarige I.W. over mogelijke betrokkenheid van F. M. en A.H.1?
I.W. heeft op 10 september 1999 aangifte gedaan dat zij op die dag omstreeks 14:00 uur samen met een vriendin, rijdende op hun fietsen, lastig werden gevallen door twee, haar onbekende donker gekleurde mannen. Deze donker gekleurde mannen waren ook op de fiets en hadden I.W. tegen haar wil over haar wang en haren gestreken. Dit was ruim vier maanden na de moord op Marianne Vaatstra.
Is het waar dat I.W. heeft gezegd vervolgens telefonisch met de dood te zijn bedreigd door F.M. door het volgende te zeggen:»(a)ls jij niet stopt met praten, vermoorden we jou ook?» Is het waar dat zij van deze doodbedreiging samen met haar vader aangifte heeft gedaan op of omstreeks 4 mei 1999, welke aangifte is bevestigd door het rechercheteam?
De ouders van I.W. hebben aangegeven aan dat zij tussen 10 en 12 september 1999 een anoniem telefoontje hadden ontvangen dat I.W. na Marianne Vaatstra het volgende slachtoffer zou worden.
Welke onderzoeksinspanningen zijn naar aanleiding van deze aangifte verricht? Meer in het bijzonder: is F.M. hierover gehoord of als verdachte aangemerkt? Wat is de reden dat deze aangifte niet tot verdere vervolging of hechtenis van F.M heeft geleid? Hoe is het mogelijk dat een dergelijke aanwijzing van betrokkenheid en daderkennis van F.M. niet tot vervolging kwam en er geen publicatie over is geweest, terwijl andere verdenkingen wel met de pers zijn gedeeld?
Naar aanleiding van de aangifte van I.W. is er onderzoek gedaan naar de twee onbekende donker gekleurde mannen. De identiteit van de twee donker getinte mannen is, na onderzoek door de politie, niet bekend geworden.
Is het waar dat het onderzoekrapport van het Openbaar Ministerie (OM) over A.H. concludeert dat de juiste verdachte in Turkije is aangehouden en dat deze niet klein en dik is maar lang en slank, zoals de aangehouden A.H.? Klopt het dat vier personeelsleden van het toenmalige asielzoekerscentrum (AZC), die zowel A.H. als F.M. jarenlang hebben meegemaakt, hebben verklaard dat A.H. een hechte vriend was van F.M. en dat hij een klein gezet postuur had met een lengte van hooguit 1.65 meter? Klopt het bericht dat deze vier personeelsleden hebben verklaard dat zij de aangehouden A.H. niet kennen, dat zij door het rechercheteam minimaal twee keer zijn gehoord en dat dit ook bij proces-verbaal is bevestigd?
Met betrekking tot het onderzoek rondom A.H. verwijs ik u naar het op website van het openbaar ministerie te Leeuwarden geplaatste2 samenvatting van het onderzoeksrapport over het onderzoek naar aanleiding van de uitzendingen van het televisieprogramma Eén Vandaag in maart 2010.
Deelt u de mening dat, indien deze verklaringen juist zijn, de aangehouden A.H. in Turkije niet dezelfde A.H. is waarmee F.M. altijd werd gezien? Waarom zijn deze feiten niet genoemd in het onderzoeksrapport over A.H.?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat in het onderzoeksrapport van het het OM het volgende wordt gesteld: «(t)erwijl het rechercheteam bezig is de verblijfplaats van (A.H.) te achterhalen komt ook het verhaal van (G.V.) uit IJmuiden bij de politie binnen?» Hoe en via welke bron is het verhaal van G.V. bij de politie binnengekomen, daar G.V. beweert dat hij in 1990 nooit contact heeft gezocht met justitie, maar enkel heeft gesproken met een verslaggever van de Telegraaf over deze zaak?
Ja. De informatie is verkregen via een journalist van een landelijk dagblad. Overigens ga ik er in de beantwoording van deze vraag van uit dat niet 1990 maar 1999 is bedoeld door de vragensteller.
Kent u de antwoorden van uw voorganger in 2010 op eerdere vragen, waarin het volgende staat: «(g)elet op de gespannen situatie rondom het azc in Kollum werd besloten om F.M. over te plaatsen naar het azc te Drachten. Van daaruit is F.M. op 2 juni 1999 overgeplaatst naar het azc Alphen aan den Rijn. Als verblijfsvergunninghouder is hij, in mei 2000, vervolgens regulier gehuisvest»? Waarom werd F.M., en alleen hij, overgeplaatst naar een ander AZC?2
Ja, die antwoorden ken ik. F.M. is niet alleen, maar samen met zijn vader overgeplaatst. De reden voor deze overplaatsing had inderdaad te maken met de gespannen situatie rondom het AZC na de verkrachting van en moord op Marianne Vaatstra en het feit dat F.M. op dat moment werd verdacht van een verkrachting van S.v.R. Deze zaak is later geseponeerd.
Zoals ook in de samenvatting van het onderzoek (zie het antwoord op vraag 4) is gesteld, is van F.M. biologisch materiaal afgenomen en dat bleek niet overeen te komen met de DNA dadersporen welke zijn aangetroffen op en rond het lichaam van Marianne Vaatstra.
Is het waar dat verklaringen van twee medewerkers van het AZC Kollum (twee van de vier eerdergenoemde personeelsleden) en van de plaatsvervangende directeur die van deze overplaatsing getuige waren, bij u bekend zijn? Is het waar dat uit deze verklaringen blijkt dat de overplaatsing van F.M. op maandag 3 mei 1999 heeft plaatsgevonden, de eerste werkdag, twee dagen na de moord op Marianne Vaatstra? Is het waar dat de twee medewerkers hebben verklaard dat zij van de plaatsvervangend directeur te horen kregen dat F.M. naar het AZC Musselkanaal zou worden overgeplaatst? Weet u de plaatsvervangend directeur bovendien heeft verklaard dat F.M. voor deze overplaatsing op het politiebureau Buitenpost is gehoord? Weet u dat de plaatsvervangend directeur heeft bevestigd dat tot deze overplaatsing van F.M. door de driehoek (burgemeester, OM en politie) is besloten en dat hij met betrekking tot deze feiten door het rechercheteam is gehoord?
F.M. is niet op 3 mei, maar op 27 mei 1999 overgeplaatst naar het AZC te Drachten. Zie verder het antwoord op vraag 7.
Waarom wordt deze informatie niet behandeld in het onderzoekrapport over A.H.?
Omdat het door u bedoelde onderzoeksrapport slechts gaat over A.H en dus niet over de zaak-Vaatstra.
Wie was in de genoemde driehoek de verantwoordelijke hoofdofficier van Justitie tijdens de overplaatsing van F.M., naar verluidt op 3 mei 1999? Wie was in 2007 de initiatiefnemer tot het oprichten van het nieuwe 3D rechercheteam?
De verantwoordelijke hoofdofficier was destijds mr. H.N. Brouwer. Het Openbaar Ministerie Leeuwarden en de Korpsleiding politie Fryslân namen het initiatief tot het oprichten van het bedoelde team.
Is het waar dat het OM stelt dat F.M. niet betrokken was bij de moord op Marianne Vaatstra, omdat zijn dna niet overeenkomt met het gevonden daderspoor?
Ja. Zie het antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat, indien er twee of meerdere daders betrokken zijn, dat enkel betekent dat hij niet de donor is van het gevonden spermaspoor, maar dat hij evengoed wel betrokken kan zijn bij de moord?
Er is geen enkele aanwijzing voor de betrokkenheid van meer daders. Sterker: uit het sporenonderzoek is komen vast te staan dat er sprake is van één dader. De pleger van het seksuele delict heeft Marianne Vaatstra ook om het leven gebracht.
Klopt het dat het OM in het rapport het volgende stelt: «Uit de Noorse dna-databank blijkt in 2010 bovendien dat het dna-profiel van de man niet overeenkomt met dat van de moordenaar van Marianne?» Weet u dat uit navraag bij de Noorse nationale politie3, die de Noorse databank beheert, is gebleken dat een dergelijk onderzoek op verzoek uit Nederland niet bekend is? Hoe verklaart u de discrepantie tussen deze bevinding en de bewering in het rapport? Als de conclusie is dat het dna-profiel van de mede gedetineerde van G.V. niet is vergeleken met de moordenaar van de Marianne Vaatstra, deelt u dan de mening dat dit moet gebeuren?
In mei 2010 is via Interpol Oslo alle benodigde en gevraagde informatie verkregen waaronder het DNA-profiel van de bedoelde gedetineerde. Het DNA-profiel van de medegedetineerde van G.V. bleek niet overeen te komen met de DNA dadersporen welke zijn aangetroffen op en rond het lichaam van Marianne.
Weet u dat, zoals gesteld in de tv-uitzending, het Y-Chromosomaal dna in mannelijke lijn wordt doorgegeven? Is het waar dat uit dna-onderzoek van de spermasporen blijkt dat de Haplogroep van de dader behoort tot R1b? Heeft u ook kennisgenomen van de mededeling van de programmamaker dat deze Haplogroep in meerderheid voorkomt in West-Europa en dat direct hierop wordt concludeert dat de dader dus niet van het AZC kan komen?
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat de Haplogroep R1b ook in delen van centraal Azie en West-Azie voorkomt? Bent u ervan op de hoogte dat voornoemde G.V. heeft gezegd dat zijn medegedetineerde, die hij heeft geïdentificeerd als A.H., tegen hem heeft verklaard dat zijn vader uit de Verenigde Staten zou komen? Deelt u de mening dat, indien deze informatie klopt, zeer wel mogelijk deze A.H. ook de Haplogroep R1b zou kunnen hebben?
Ja, ik ben ervan op de hoogte dat Haplogroep R1b ook elders kan voorkomen.
Uit politieonderzoek is gebleken wie de bewuste medegedetineerde van G.V. was. Dit bleek een korte, corpulente en getinte man te zijn. Zijn naam was echter niet A.H. Het autosomale DNA-profiel van deze medegedetineerde van G.V. bleek niet overeen te komen met de autosomale DNA dadersporen welke zijn aangetroffen op en rond het lichaam van Marianne. Nu deze persoon op basis van DNA onderzoek al is uitgesloten als dader van de moord/verkrachting van Marianne Vaatstra, is een onderzoek naar de Haplogroep van deze persoon niet meer relevant.
Is het waar dat uit een verklaring van een medewerker van het toenmalige Grenshospitium Tafelberg te Amsterdam naar voren komt dat in het weekeinde van de moord door twee politieagenten een asielzoeker uit Kollum werd aangeleverd voor uitzetting naar het buitenland? Weet u dat uit deze verklaring blijkt het ’s avonds laat was, nadat de administratie om hem dezelfde dag te registreren naar huis was? Weet u dat uit deze verklaring blijkt dat de asielzoeker A. werd genoemd en voldeed aan het latere signalement van de hoofdverdachte A.H. (klein en gedrongen)? Weet u de verklaring blijkt dat bij navraag bij de directie bleek dat hij de volgende dag reeds was uitgezet? Weet u dat de medewerker stelt hem van de latere opsporingsfoto te herkennen als de hoofdverdachte? Is het waar dat de huidige hoofdofficier van justitie van het parket Leeuwarden een aantal maanden geleden ook in kennis is gesteld van deze verklaring?
Zie antwoord vraag 4.
Wat zijn de opsporingshandelingen die het rechercheteam met betrekking tot deze verklaring heeft verricht en wat was daarvan het resultaat? In het geval niets is ondernomen, kunt u de reden daarvoor geven?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het bij een rechercheonderzoek niet alleen gaat om het bewijs dat iemand de dader is, maar ook om uit te sluiten dat een ander de dader zou kunnen zijn? Zo ja, deelt u de mening dat de juiste A.H. (klein en gezet postuur) moet worden opgespoord en dat zijn dna moet worden vergeleken met het dna van het gevonden spermaspoor? Zo ja, hoe gaat u dit initiëren?
Zie antwoord vraag 4.
De Haringvlietbrug |
|
Pauline Smeets (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u aangeven welke problemen zich met de bediening van de Haringvlietbrug hebben voorgedaan sinds 2008?1 Kunt u aangeven wat de aard van deze storingen was, welke maatregelen zijn getroffen en in welke mate de veiligheid in het geding was gedurende deze storingen c.q. bedieningsproblemen?
Sinds 2008 heeft zich een aantal malen een probleem voorgedaan met het sluiten van de brug; soms met het fysieke openen en sluiten maar voornamelijk met storingen in de aansturing van de slagbomen. Daarnaast waren er storingen in de signaleringsborden voor het wegverkeer. In alle gevallen zijn direct reparaties uitgevoerd om de storingen te verhelpen. Waar nodig zijn tijdelijke maatregelen genomen om de brug zoveel mogelijk voor de vaarweggebruikers te kunnen openen (zoals inzet van weginspecteurs om het verkeer te regelen en aangepaste bedieninstructies). De veiligheid van weg- en vaarweggebruikers is niet in het geding geweest.
Is het waar dat momenteel, vanwege een defecte kabel, de Haringvlietbrug maar twee keer per dag wordt geopend voor scheepvaart?
In de periode van 27 april tot en met 25 mei 2012 werd de Haringvlietbrug twee keer per dag geopend. De oorzaak was een aantal defecte connectoren tussen de elektronische matrixborden en de verbindingskabel naar de besturingskast waarmee de signaleringsborden worden aangestuurd. Een permanente oplossing vereist het vervangen van de connectoren en de bekabeling. Dit is uitgesteld tot september, omdat dit in het zomerseizoen teveel overlast zou veroorzaken voor de vaarweggebruikers.
Door de storing was steeds handmatig ingrijpen door weginspecteurs nodig om het wegverkeer veilig tot stilstand te brengen, waardoor de openingsfrequentie van de brug omlaag moest. Op 25 mei is het defect hersteld met tijdelijke maatregelen, waardoor de Haringvlietbrug momenteel weer vier keer per dag geopend wordt voor de scheepvaart. Uiterlijk 19 juni vindt de laatste test van de tijdelijke maatregelen plaats. Dan kan de brug weer volgens het normale zomerrooster, achtmaal per dag, geopend worden.
Is het mogelijk om de brug deze zomer gedurende momenten van disfunctioneren elke twee uur te openen voor de scheepvaart? Kunt u schetsen welke financiële consequenties dit zou hebben?
De storing met de defecte connectoren is uiterlijk 19 juni geheel opgelost door de getroffen tijdelijke maatregelen. Vooraf is niet aan te zeggen hoe vaak de brug bij een eventuele storing open kan en tegen welke meerkosten dat is. Dat hangt af van de aard van de storing.
Deelt u de mening dat de huidige beperkte openstelling van de Haringvlietbrug – twee keer per dag – onnodig nadelig is voor de pleziervaart en het toerisme en een grotere druk legt op andere vaarroutes, waaronder vaarroutes die van groot belang zijn voor het vrachtvervoer?
De Haringvlietbrug wordt momenteel viermaal per dag geopend. Per dag wordt de brug in mei gemiddeld voor zo’n 50 zeilschepen geopend. Ik ben niet van mening dat er sprake is van onnodige overlast. Het openen van de brug was beperkt tot twee maal per dag omdat het handmatig tot stilstand brengen van het wegverkeer door weginspecteurs aanzienlijk meer hinder oplevert voor het wegverkeer. Verder zijn de weginspecteurs ook elders op het hoofdwegennet nodig om de veiligheid en doorstroming van het verkeer te ondersteunen. Bij het overgaan naar vier openingen per dag zijn de openingstijden afgestemd met vertegenwoordigers van de pleziervaart. De capaciteit van de mogelijke omvaarroutes is ruim voldoende om de extra schepen te verwerken.
Kunt u uw antwoord toelichten? Zijn de problemen met de Haringvlietbrug in uw ogen op enigerlei wijze te herleiden tot het budget voor onderhoud en renovatie voor deze brug?
Rijkswaterstaat zet de beschikbare budgetten voor onderhoud en renovatie zo doelmatig mogelijk in. Er vindt daarbij een afweging plaats op basis van kosten en kans op storingen. Dat betekent dat niet alle onderdelen van bruggen preventief vervangen kunnen worden. Met de veiligheid van de (vaar)weggebruiker worden geen risico’s genomen.
Het bericht Treinpersoneel elke week slachtoffer van fysiek geweld |
|
Léon de Jong (PVV) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Treinpersoneel elke week slachtoffer van fysiek geweld»1?
Ja.
Is het waar dat iedere week treinpersoneel slachtoffer wordt van fysiek geweld? Zo ja, bent u bereid de meest recente cijfers rondom geweld in het openbaar vervoer naar de Kamer te sturen? Zo neen, waarom niet?
Deelt u de mening dat geweld tegen treinpersoneel verwerpelijk is en keihard moet worden aangepakt? Zo ja, welke maatregelen nemen dit kabinet en NS om geweld in de trein tegen te gaan?
Hoe gaat NS om met medewerkers die slachtoffer zijn geworden van geweld en met medewerkers die ingrijpen tegen geweld?
Deelt u de mening dat bij geweld tegen medewerkers in het openbaar vervoer de dader altijd een ov-verbod moet worden opgelegd? Zo ja, hoe vaak is er in het afgelopen jaar een ov-verbod opgelegd?
De beeldvorming in een uitzending van EénVandaag over vreemdelingen in het tentenkamp in Ter Apel |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Leers |
|
![]() |
Bent u bekend met de inhoud van de uitzending van «EénVandaag» van 15 mei 2012?
Ja.
Is het waar dat het in de betreffende uitzending geïnterviewde Irakese gezin (bestaande uit vader Ahmed Reamah, zijn vrouw en twee kinderen) niet is uitgeprocedeerd, maar nog een (beroeps)procedure heeft lopen en op grond daarvan rechtmatig in Nederland verblijft?
Ik hanteer als uitgangspunt om terughoudend om te gaan met het verstrekken van informatie over individuele zaken. Daarom ga ik niet in op vragen over de specifieke procedure van de desbetreffende vreemdelingen, temeer daar de vreemdelingen in de uitzending zelf niets hebben gezegd over hun verblijfstatus of hun procedure. Zoals ik u heb gemeld in antwoord op Kamervragen van 10 mei 2012 (Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 2528) was de samenstelling van de groep wisselend doordat er dagelijks mensen kwamen en gingen. In het tentenkamp waren ook mensen die hun steun kwamen betuigen, zo ook mensen met de Nederlandse nationaliteit of vreemdelingen die bijvoorbeeld opvang hadden. Ik kan niet beoordelen of dit gezin tot de kern van de groep behoorde of enkel hun steun kwam betuigen.
Is het waar dat het betreffende gezin helemaal niet dakloos is / in een tent moet verblijven, maar gewoon in een AZC (asielzoekerscentrum) gehuisvest is?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Medewerkers verpleeghuis Slotervaart luiden noodklok over inkorten diensten’ |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Medewerkers verpleeghuis Slotervaart luiden noodklok over inkorten diensten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het halveren van diensten van het personeel de kwaliteit van zorg voor de bewoners ernstig onder druk zet?
Het is niet per definitie zo dat het inkorten van diensten van het personeel de kwaliteit van zorg onder druk zet. De bewoners zijn er het meeste bij gebaat als er een goede spreiding van personeel is over de gehele dag zodat er ook op de piekmomenten voldoende mensen zijn om de zorg te verlenen. Uit navraag bij verpleeghuis Slotervaart blijkt mij dat de aanpassingen zich richten op een meer evenwichtige verdeling van de bezetting over de dag. Overigens blijkt dat er geen sprake is van het halveren van diensten.
Bent u bekend met het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) over haar bezoek aan verpleeghuis Slotervaart, afgelegd in mei 2011?2 Hoe beoordeelt u het inkorten van de diensten, gezien het feit dat de IGZ de inzet van voldoende personeel als hoog risico aangemerkt heeft?
Ja. In het rapport van 2011 over verpleeghuis Slotervaart spreekt de IGZ over gering risico vanwege het hoge ziekteverzuim op sommige afdelingen en de daarmee samenhangende inzet van flex-medewerkers. Daarnaast is er sprake van hoog risico in verband met de kennis en kwaliteit van zorgmedewerkers op de werkvloer, wederom ook vanwege de inzet van flex-medewerkers. Het probleem dat hier speelt, betreft niet het totale aantal zorgmedewerkers maar de adequate inzet van goed geschoolde medewerkers die de bewoners goed kennen. De IGZ heeft dus geen oordeel uitgesproken over de inzet van voldoende personeel.
Wanneer heeft de IGZ dit verpleeghuis onaangekondigd bezocht, zoals in het rapport aangekondigd was? Heeft dit bezoek aangetoond dat verpleeghuis Slotervaart kwalitatief goede zorg kan leveren wanneer de diensten ingekort worden?
In 2011 is een groot aantal aangekondigde en onaangekondigde inspectiebezoeken gebracht aan zorginstelling Cordaan als gehele organisatie. In 2012 is de opdracht aan Cordaan gegeven om een aantal zaken op orde te brengen, waaronder de hierboven genoemde risico’s. Na de eerstvolgende rapportage van Cordaan over hun resultaten zal de IGZ zich beraden over de verdere aanpak.
Deelt u de mening dat de IGZ de komende tijd dit verpleeghuis onaangekondigd moet blijven bezoeken?
De IGZ zal in de komende tijd inderdaad zorginstelling Cordaan opnieuw bezoeken. Verpleeghuis Slotervaart is hier onderdeel van. Onaangekondigde bezoeken zullen hier dan zeker deel van uitmaken.
Bent u bereid partijen op te roepen met elkaar in gesprek te gaan om dit probleem op te lossen? Zo nee, waarom niet?
Mijn inspectie heeft een oordeel uitgesproken over de personele bezetting gedurende de dag (zie het antwoord op vraag 3). Ook heeft zij opdracht gegeven daar wat aan te doen (zie het antwoord op vraag 4). Aanvullend zie ik thans geen rol voor mij weggelegd.
Indien daarbij aanpassing van diensten aan de orde is, heeft de instelling de toestemming nodig van de ondernemingsraad (OR). Op deze manier kan ook het personeel dus invloed uitoefenen.
Het vernietigen van een onrechtmatige vergunning voor de bouw van een geitenstal |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u er kennis van genomen dat er in het dorp Zeeland in de gemeente Landerd, een vergunning is gegeven voor de bouw van een grote geitenstal ondanks de bouwstop die in Noord-Brabant is afgekondigd?1 Zo ja, hoe beoordeelt u dat?
Ja, ik heb hier kennis van genomen. Voor het antwoord op de vraag hoe ik dit beoordeel verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen 2 tot en met 5.
Kunt u uiteenzetten hoe het kan gebeuren dat er ondanks de bouwstop van de provincie Noord-Brabant een vergunning wordt afgegeven voor de bouw van een grote geitenstal, nota bene in de gemeente waar de gevaarlijke Q-koortsbacterie tenminste 200 mensen ziek heeft gemaakt?
Op 11 december 2009 hebben Provinciale Staten in verband met de Q-koorts problematiek een provinciaal voorbereidingsbesluit geitenhouderijen genomen waardoor vanaf dat moment voor bouwvergunningsaanvragen voor geitenhouderijen en schapenhouderijen een aanhoudingsverplichting ging gelden. Dit gold als «bouwstop». Op 19 maart 2010 is in aanvulling hierop een voorbereidingsbesluit voor intensieve veehouderijen vastgesteld. Op 23 april 2010 is in de verordening Ruimte van de provincie een «bouwverbod» voor geitenhouderijen en schapenhouderijen definitief vastgelegd. Deze regeling is op 1 juni 2010 in werking getreden.
De aanvraag voor de verleende bouwvergunning in kwestie dateert van 11 december 2007, dus van voor het voorbereidingsbesluit, de aanvraag valt daarmee niet onder de werking van genoemd voorbereidingsbesluit.
Heeft u er kennis van genomen dat deze provincie van mening is dat deze geitenstal niet gebouwd mag worden en dat deze vergunning door u vernietigd moet worden?
Ja. Opgemerkt moet worden dat enkel de Kroon bevoegd is te vernietigen.
Deelt u de mening dat de vergunning vermoedelijk onrechtmatig is afgegeven en dat deze vergunning zo snel mogelijk vernietigd moet worden?
Ik kan en wil hier op dit moment geen uitspraak over doen. Er is door provincie noch gemeente tot op heden een verzoek tot vernietiging ingediend. Er is wel contact tussen het ministerie van Infrastructuur en Milieu en de provincie en de zaak wordt op dit moment onderzocht door het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Bent u bereid gehoor te geven aan deze oproep van deze provincie en zo snel mogelijk de vergunning te vernietigen? Zo nee, waarom niet?
Zoals u in mijn antwoord op vraag 4 hebt kunnen lezen is er op dit moment nog geen verzoek van de provincie ontvangen.
Vernietiging van een besluit door de Kroon kan plaats vinden indien er sprake is van strijd met het recht of het algemeen belang. Daarbij is vernietiging een «ultimum remedium». Dit betekent dat alle andere middelen moeten zijn uitgeput. Indien er een verzoek tot vernietiging wordt ingediend en indien er voldoende grond voor vernietiging blijkt zal de vergunning aan de Kroon worden voorgedragen voor vernietiging.
De vertraging van verplichte voorlichting over (homo- en trans)seksualiteit op scholen |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat de Raad van State u heeft gevraagd om advies te vragen aan de Onderwijsraad over de Algemene Maatregel van Bestuur ter invoering van verplichte voorlichting over seksualiteit en seksuele diversiteit op scholen?1 Zo ja, heeft u daaraan gehoor gegeven en kunt u toelichten waarom u een dergelijk advies in dit late stadium noodzakelijk acht, nu de discussie over dit onderwerp al uitgebreid is gevoerd?
De Raad van State heeft mij inderdaad verzocht om advies te vragen aan de Onderwijsraad over de door mij aangekondigde aanpassing van de kerndoelen op het gebied van seksualiteit en seksuele diversiteit. Zoals te doen gebruikelijk heeft de Regering gehoor gegeven aan dit verzoek van de Raad van State. Het advies van de Onderwijsraad wordt medio juni verwacht.
Kunt u aangeven wat deze adviesaanvraag betekent voor de door u toegezegde invoeringsdatum van 1 augustus 2012?
In mijn brief aan uw Kamer d.d. 25 november 2011 schreef ik dat het voor aanpassing van de kerndoelen nodig is om het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO en het Besluit kerndoelen onderbouw VO te wijzigen. Ik gaf aan dat ik zo spoedig mogelijk een voorstel daartoe zou opstellen en in procedure zou brengen, zodat dit rond april 2012 aan beide Kamers overgelegd zou kunnen worden. Dan zou het besluit per 1 augustus 2012 in werking kunnen treden.
Omdat na ontvangst van het advies van de Onderwijsraad nog een aantal procedurefasen moeten worden doorlopen, verwacht ik dat het wijzigingsbesluit pas na het zomerreces aan beide Kamers der Staten-Generaal overlegd zal kunnen worden. Aangezien een aanpassing van de kerndoelenbesluiten op grond van het vijfde lid van artikel 9 van de Wet op het primair onderwijs, respectievelijk het eerste lid van artikel 22 van de Wet op het voortgezet onderwijs, niet in werking treedt dan nadat vier weken na deze overlegging zijn verstreken, is inwerkingtreding per 1 augustus 2012 dus niet meer mogelijk. Ik streef er daarom naar de wijziging van de kerndoelen per 1 augustus 2013 in werking te laten treden. Indien geen van beide Kamers (op grond van genoemde wetsartikelen) de wens te kennen geven dat het onderwerp niet in de Algemene Maatregel van Bestuur, maar in de wet geregeld moet worden, zal van inwerkingtreding per 1 augustus 2013 sprake zijn.
De verwachting is echter dat verreweg de meeste scholen in schooljaar 2012/2013 aandacht zullen besteden aan seksualiteit en seksuele diversiteit. Via onder meer de sectororganisaties zijn scholen actief opgeroepen om (verder) werk te maken van deze thematiek. Bovendien geef ik scholen binnenkort de mogelijkheid om in te tekenen op een pilot om een veilig klimaat voor lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender (lhbt) jongeren op scholen te creëren. Aan deze pilot kunnen 70 PO en 70 V(S)O scholen deelnemen. Ik onderzoek gelijktijdig of de maatregelen van deze pilot ook effectief zijn.
Daarnaast ondersteun ik meer initiatieven om de aandacht voor LHBT in het onderwijs blijvend te vergroten. Zo lanceert de Onderwijsalliantie voor Seksuele Diversiteit op vrijdag 29 juni de Mijn ID-campagne. Deze campagne wil mensen in en rond het onderwijs (zowel primair als voortgezet onderwijs) betrekken bij het streven dat iedereen zichzelf kan zijn op school, dus ook lhbt-ers. Ook ondersteun ik COC Nederland in haar ambities om het aantal gay straight allianties op scholen te verdubbelen van 150 naar 300 en de vrijwillige voorlichting naar meer scholen uit te breiden.
Vooruitlopend op de beoogde inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit gaan scholen in zowel primair als voortgezet onderwijs dus voortvarend aan de slag met het onderwerp.
Bent u bereid er alles aan te doen om de invoeringsdatum van 1 augustus 2012 te halen?
Zie antwoord op vraag 2.
De Eurowob en open data |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Knapen (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «No compromise in sight on EU document secrecy»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de impasse in de onderhandelingen over de «Eurowob» tussen Europees Parlement en Europese Raad? Denkt u dat er op korte termijn overeenstemming bereikt kan worden?
Ik verwacht niet dat er op korte termijn overeenstemming wordt bereikt. De posities van de instellingen blijken nog teveel uiteen te lopen. Bovendien is tijdens de besprekingen in de raadswerkgroep op 8 juni jl. duidelijk geworden dat lidstaten het niet eens konden worden over een nieuw onderhandelingsmandaat voor het voorzitterschap voor de besprekingen met het EP. Nederland kon niet instemmen met dit mandaat omdat de tekst, net als het eerdere onderhandelingsmandaat, zou leiden tot minder transparantie en een stap terug zou betekenen ten opzichte van de huidige Eurowob. Het voorzitterschap beraadt zich nu op de vraag hoe nu verder.
Deelt u het standpunt dat de voorgestelde definitie van document te veel ruimte laat aan ambtenaren en Eurocommissarissen?
Het kabinet is geen voorstander van de door de Commissie voorgestelde definitie van het begrip document, omdat deze in feite een inperking zou betekenen van de reikwijdte van de Eurowob ten opzichte van de huidige praktijk. Nederland heeft in de raadswerkgroep juist gepleit voor het behoud van de brede definitie van document uit de huidige Eurowob.
Deelt u de mening dat slechts toegang tot documenten een beperking is van het vrije recht op informatie? Kunt u dit toelichten?
Ik ben het met u eens dat de EU-instellingen niet alleen de taak hebben om op verzoek informatie te verstrekken in de vorm van documenten, maar ook de taak hebben het publiek op andere manieren proactief te informeren over hun beleid, wetgeving en hun werkzaamheden, bijvoorbeeld via hun websites.
Deelt u de mening dat het overgrote deel van besluiten door de Europese Raad en door de Europese Commissie op enig moment van juridisch advies worden voorzien? Is het waar dat zonder toegang tot deze juridische adviezen het lastig is om een open debat te voeren over de juistheid van besluiten vanuit juridisch perspectief en dat daarmee verantwoording wordt afgezwakt? Kunt u dit toelichten?
Ik deel uw mening dat juridische adviezen een belangrijke rol spelen bij het interne besluitvormingsproces van de instellingen. Ik ben geen voorstander van een algemene aanname dat deze adviezen beschermd zouden moeten worden. Van een dergelijke aanname was sprake in het onderhandelingsmandaat waarmee de Raad het voorzitterschap op pad heeft gestuurd. Naar mijn mening moet de toegang tot juridische adviezen per geval worden beoordeeld. Het gaat erom een goede balans te vinden tussen enerzijds het belang van openbaarheid van juridische adviezen en anderzijds de mogelijkheid van instellingen om zich een mening te vormen over een lopend wetgevingsdossier in het kader van efficiënte besluitvorming. De bescherming van juridische adviezen is een van uitzonderingsgronden van de Eurowob. In lijn met de rechtspraak, is een beroep op deze uitzonderingsgrond alleen mogelijk als openbaarmaking zou leiden tot een concrete en daadwerkelijke ondermijning van het belang van een instelling om eerlijke en objectieve juridische adviezen te vragen en te ontvangen, waarbij die ondermijning redelijkerwijs voorzienbaar en niet louter hypothetisch dient te zijn.
Behoort Nederland tot de groep landen die tegen het huidige conceptakkoord is? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot uw uitspraken tijdens het algemeen overleg van 17 mei jongstleden dat de transparantie binnen de Europese instellingen hetzelfde niveau zou moeten kennen als in Nederland?
Ja. Nederland behoort ook tot de groep landen die niet kon instemmen met het nieuwe onderhandelingsmandaat voor het voorzitterschap, zoals gepresenteerd tijdens de raadswerkgroep op 8 juni jl., omdat deze tekst in de praktijk eveneens een achteruitgang zou betekenen ten opzichte van de huidige Eurowob.
Hoe beoordeelt u de brief van de Zweedse minister van Justitie Beatrice Ask waarin zij stelt dat het huidige conceptcompromis tot minder transparantie leidt?
Ik deel deze conclusie.
Hoe verhoudt zich deze trend naar minder transparantie met het open data beleid van de Europese Commissie? Kunt u dit toelichten?
Open data beleid gaat over het beschikbaar stellen van openbare overheidsinformatie. Bij open data gaat het dus alleen om openbare gegevens en dus niet om de vraag wat wel en niet openbaar is.
Het tekort aan rechters |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de berichten dat de kwaliteit van de rechtspraak onder druk staat en gerechten momenteel geen rechters durven aan te nemen?1
Dat gerechten in 2011 terughoudend waren met het aannemen van rechters is begrijpelijk gelet op de verwachte daling van de instroom van zaken als gevolg van de verwachting dat per 1 juli 2012 het wetsvoorstel verhoging griffierechten in werking zou treden. In 2011 is het aantal rechters gedaald met 1% ten opzichte van 2010.
Evenmin als de Raad voor de rechtspraak ken ik signalen dat de kwaliteit van het rechtspreken in de afgelopen jaren is afgenomen. Wel zijn er met name in de strafsector volgens de Raad voor de rechtspraak signalen dat de werklast en -druk toenemen. Daarbij speelt volgens de Raad de toegenomen gemiddelde zaakzwaarte een rol. Dit zal een onderwerp zijn bij de komende herijking van de kostprijzen.
Erkent u dat er een tekort is aan rechters, waardoor doorlooptijden te wensen overlaten? Hoe lang is dit probleem reeds bij u bekend? Heeft u het hier eerder met de rechterlijke macht over gehad? Zo ja, wanneer en wat is er toen besproken? Zo nee, waarom niet?
De doorlooptijden nemen in grote lijnen af. Wel voldoen een aantal sectoren (hoven, strafsectoren, bestuurssectoren en handelssectoren) nog niet aan de door de Rechtspraak gestelde normering. De oorzaken van het nog niet voldoen aan de normering zijn divers en verschillen van gerecht tot gerecht. Gebrek aan verwerkingscapaciteit kan tijdelijk een deelverklaring vormen bij een specifiek gerecht. Structureel vormt de huidige personele omvang volgens de Raad voor de rechtspraak echter geen hindernis om de doorlooptijden verder te verkorten. De verwachting is dan ook dat in het lopende jaar en in 2013 de doorlooptijden verder bekort kunnen worden en dat daardoor vaker de normering gehaald gaat worden. Overigens voldoen de doorlooptijden in familierechtelijke procedures en procedures bij de kantonrechter al wel aan de normering.
Is er slechts een probleem bij strafzaken of zijn er ook problemen op andere rechtsgebieden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om met de rechterlijke macht in gesprek te gaan over de knelpunten en te bekijken welke rol de rechterlijke macht ziet weggelegd voor de politiek? Zo ja, bent u bereid om de Kamer te informeren over de uitkomst van deze bijeenkomst? Zo nee, waarom niet?
Ik ben periodiek in gesprek met de Rechtspraak over de stand van zaken met betrekking tot de rechtspleging en de eventuele knelpunten die worden ervaren.
Omtrent de uitkomsten uit het overleg tussen mij en de Raad voor de rechtspraak wordt uw Kamer geinformeerd via het jaarplan of het jaarverslag van de Raad dat aan uw Kamer wordt toegezonden.
Bent u op de hoogte van het feit dat 18,4 miljoen mensen in de Sahel volgens VN-noodhulporganisatie OCHA (Office for the Coordination of Humanitarian Affairs) bedreigd worden door een groeiende voedselcrisis en dat deze crisis de komende maanden kan uitlopen op een ernstige humanitaire ramp? Onderschrijft u de urgentie van de situatie?
De situatie in de Sahel wordt nauwlettend gevolgd. Er is inderdaad sprake van een zeer ernstige situatie. Volgens actuele schattingen van VN-OCHA zijn meer dan 18 mln. mensen getroffen door een ernstige voedselcrisis. Om deze reden heeft VN-OCHA de afgelopen maanden de financiële behoeftes om de crisis te bestrijden verhoogd van USD 724 miljoen naar USD 1,06 miljard.
Kunt u een overzicht geven van datgene wat er tot nu toe en gedurende de laatste decennia gedaan is in deze droogtegevoelige regio om rampen zoals deze te voorkomen? Kunt u daarnaast aangeven waarom het niet gelukt is de dreiging van een nieuwe droogte te voorkomen?
Zowel de overheid van Mali als van Burkina Faso heeft de afgelopen jaren met steun van donoren, waaronder Nederland, African Development Bank, Wereldbank, Frankrijk en Duitsland, maatregelen genomen om voedselzekerheid in droge periodes te verbeteren door het aanleggen van strategische voedselvoorraden. Het Comité International de la Lutte contre la Sécheresse du Sahel (CILSS) werkt samen met OESO-Club du Sahel aan een project voor het opzetten van een regionaal netwerk voor beheer van strategische nationale voedselvoorraden. Het CILSS steunt ook overheden in de Sahel-regio bij verbetering van landbouwmethoden. Zeventien landen in West-Afrika hebben in maart 2012 een samenwerkingskader getekend voor het opzetten van een netwerk voor het beheer van nationale strategische voedselvoorraden. Dit regionale solidariteitsmechanisme is één van de belangrijkste onderdelen van een regionale voedselzekerheidsstrategie (zoals de regionale voedselreserve van ECOWAS).
Vanaf eind jaren 70, begin jaren 80 is zowel in Mali als Burkina Faso door Nederland ingezet op grote ontwikkelingsprojecten, met name gericht op water en landbouw. In Burkina Faso bestond de hoofdmoot van het OS-programma tot 2002 uit een viertal grote streekontwikkelingsprojecten in vier provincies. Focus was daarbij verbetering van de landbouw, steun aan boerenorganisaties, alfabetisering en gezondheidszorg.
In Mali is sinds de late jaren 70 ingezet op landbouw en irrigatie ter verbetering van de voedselzekerheid. Het «Office du Niger» ontving tussen 1978 en 1998 omgerekend EUR 70 miljoen aan Nederlandse steun en tussen 1998 en 2006 nog eens EUR 20 miljoen. De totale rijstproductie steeg van 60 000 ton in 1982 naar 500 000 ton in 2008. Niet alleen het geïrrigeerde areaal werd uitgebreid, ook de opbrengsten per ha stegen van 1,5 ton in de beginjaren naar ruim 5 ton per ha in deze eeuw. Sinds 2010 worden ook in de binnendelta ten noorden van het Office du Niger kleinschalige irrigatiegebieden ontwikkeld. Dit gebied is zeer kwetsbaar voor droogte en verwoestijning.
Droogte is niet te voorkomen. Echter, door in te zetten op verbetering van het waterbeheer, de verdere ontwikkeling van de geïrrigeerde akkerbouw en maatregelen om de veerkracht van veehouders te verbeteren hoopt Nederland de kwetsbaarheid voor onregelmatige en onevenredig verdeelde regen waarmee Mali steeds vaker te kampen heeft, te mitigeren.
Ook het «Office du Niger» had door het uitblijven van regen in het gebied waar de Nigerrivier ontspringt in 2011 een 30 à 40% lagere oogst; door volledig gecontroleerde irrigatie wordt echter nog altijd veel voedsel geproduceerd. Daarnaast is er steeds meer aandacht voor sustainable land use planningmet de beschikbare hoeveelheid water als criterium voor de keuze van gewassen en productiesystemen.
De huidige omstandigheden gaan de veerkracht van de bevolking te boven, mede omdat deze de vorige droogteperiode nog niet te boven was.
Gezien het feit dat OCHA verwacht dat de behoefte aan extra internationale steun zal oplopen tot 1,17 miljard euro en er momenteel ongeveer 470 miljoen euro (600 miljoen dollar) is toegezegd, bent u bereid de huidige extra bijdrage van 4 miljoen te verhogen? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft op 24 mei jl. EUR 0,9 miljoen extra beschikbaar gesteld via de Internationale Federatie van het Rode Kruis en Rode Halve Maan voor de getroffen bevolking van Burkina Faso en Tsjaad. Nederland heeft al eerder in 2012 EUR 2 miljoen aan Niger en EUR 2 miljoen aan Tsjaad bijgedragen. Indirect draagt Nederland daarnaast bij via de ongeoormerkte bijdrage aan het VN noodhulpfonds CERF (EUR 40 miljoen). CERF stelde tot nu toe USD 82 miljoen beschikbaar voor de Sahel. De Europese Commissie draagt EUR 287 miljoen bij om de humanitaire crisis in de Sahel te bestrijden, waarvan EUR 123,5 miljoen naar noodhulp gaat. Het Nederlandse aandeel in de EU-hulp bedraagt 5% oftewel bijna 15 miljoen EUR.
Daarnaast zal, zodra de VN en de Malinese autoriteiten een formeel noodhulpverzoek uitdoen, welke zeer binnenkort verwacht wordt, worden bekeken of een extra bijdrage aan Mali opportuun is op basis van de behoeften en van de bijdragen van andere donoren. Getracht wordt daar bij te springen waar de noden het hoogst zijn. Ook wordt geprobeerd versnippering te voorkomen.
De humanitaire hulp door de internationale gemeenschap is gaande: de VS hebben USD 284 miljoen bijgedragen, Duitsland USD 22 miljoen en het VK USD 15 miljoen.
Deelt u de overtuiging dat het van belang is om, mede gezien de toenemende frequentie van droogteperiodes en voedselcrises in de regio, meer in te zetten op programma’s voor Disaster Risk Reduction (DRR)?
Ja. De versterkte inzet op DRR komt naar voren in het beleidskader Humanitaire Hulp dat met uw Kamer besproken werd op 28 maart jl. Een van de vier beleidsprioriteiten is de inzet op zelfredzaamheid en veerkracht. Onderdeel hiervan is een versterkte inzet op rampenrisicovermindering (Disaster Risk Reduction). Deze inzet gaat het werk van humanitaire hulp te boven en komt vooral tot uiting in mijn speerpunten water en voedselzekerheid.
Is het waar dat van het budget van 140 miljoen euro voor humanitaire hulp in 2012 dat beschikbaar is buiten de ongeoormerkte bijdragen aan multilaterale instellingen, er 2% beschikbaar is voor DRR? Bent u bereid het percentage te verhogen? Zo nee, waarom niet?
Voor 2012 is geen exact bedrag vastgesteld voor Disaster Risk Reduction (DRR) uitgaven binnen het humanitaire budget. Vooralsnog is EUR 3 miljoen vrijgemaakt voor bijdragen aan de Internationale Strategie voor Disaster Risk Reduction van de VN (UNISDR) en de Global Facility voor Disaster Reduction and Recovery (GFDRR) van de Wereldbank in 2012. UNISDR en GFDRR zijn de twee grootste multilaterale organisaties die zich exclusief richten op DRR. Nederland is van november 2011 tot november 2012 voorzitter van de Consultative Group van GFDRR. Daarnaast wordt binnen lopende noodhulpactiviteiten aandacht besteed aan «preparedness» en transitie, zonder exacte cijfermatige toekenning. Ook via MSFII wordt aandacht besteed aan DRR middels het ondersteunen van het Partnership for Resilience dat ook in Mali actief is.
Verder is Nederland nauw betrokken bij de vormgeving van DRR beleid van de EU door deelname in de recent opgerichte DRR Steering Committee en input te leveren aan EU-SHARE (Supporting the Horn of Africa’s Resilience). Op termijn streeft Nederland naar een besteding van 10 procent van het budget voor humanitaire hulp en ten minste 1 procent van de Nederlandse ODA voor DRR.
Kunt u toelichten op welke manier en in welke mate (d.w.z. met hoeveel middelen) de internationale gemeenschap zich inzet voor DRR in de Sahel?
Op dit moment is het zogenoemde «aid tracking» van DRR activiteiten, het labellen van de DRR-dimensie van OS activiteiten, nog niet mogelijk. In internationaal verband, bijvoorbeeld binnen OESO/DAC, wordt gekeken naar de mogelijkheid van uniforme registratie. Ook zonder exacte toekenning hebben programma’s in uitvoering vrijwel altijd DRR elementen. De inzet van veel humanitaire en OS-bijdragen is evenzeer gericht op het voorkomen van noodsituaties in de toekomst en het doorbreken van de vicieuze cirkel van elkaar opvolgende humanitaire crises.
Het World Food Programme (WFP) wil haar operaties in de Sahel opvoeren om in totaal 9,6 miljoen mensen te kunnen bereiken. Daarvoor heeft WFP nog USD 360 miljoen nodig. Het WFP heeft als hoofddoelstelling het verstrekken van voedsel in noodsituaties, zoals bijv. de huidige natuurramp in de Sahel. Sinds een jaar is het WFP bezig met de overgang van «food aid» naar «food assistance», een goede stap richting meer langere termijn ontwikkeling en bevorderen van zelfredzaamheid van de bevolking. Daarbij spelen «cash transfers» een belangrijke rol.
Sinds 2010 heeft de Food and Agricultural Organization (FAO) USD 25,4 miljoen aan de Sahel regio bijgedragen. Voor de huidige crisis is USD 73,8 miljoen nodig, aldus de FAO, waarvan op dit moment USD 4,4 miljoen ontvangen is.
De FAO heeft een «emergency response» taak: als WFP het voedsel heeft uitgedeeld, komt FAO in actie om te voorkomen dat de eerstvolgende oogst (weer) zal mislukken, bijvoorbeeld door het gebrek aan inputs. Daarmee wordt de zgn. «resilience» van de betrokken bevolking verhoogd. Omdat uit ervaring is gebleken dat de opzet van de initiële «emergency response» (WFP) cruciaal is voor de vervolgfase van «resilience building» (FAO), wordt FAO tegenwoordig al vroeg betrokken bij deze eerste humanitaire respons.
Er wordt goed samengewerkt tussen deze beide instellingen waarbij WFP qua taken dichter naar de FAO schuift en de FAO dichter naar WFP, en er in de praktijk een beter geïntegreerde humanitaire respons plaatsvindt, die soepeler kan overgaan in «resilience building».
Kunt u toelichten op welke manier en in welke mate (d.w.z. met hoeveel middelen) Nederland zich inzet voor DRR-programma’s in de Sahel? Kunt u eventuele extra middelen voor de Sahel deels oormerken voor DRR-activiteiten, bijvoorbeeld voor voedselreserves of sociale zekerheidsprogramma’s?
Zie antwoord vraag 6 en 8.
Met hoeveel middelen en op welke manier zet de regering zich in de Sahel-landen, via bilaterale en multilaterale hulp, in voor het versterken van de positie en zelfredzaamheid van kleinschalige boeren en veehouders?
Onder DRR vallen het voorkomen van rampen (preventie), het beperken van de effecten van rampen (mitigatie) en het voorbereid zijn op rampen. Preventie en mitigatie zijn in hoge mate verbonden met in de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking (maart 2011) genoemde speerpunten water en voedselzekerheid.
In Mali is het bilaterale programma gericht op een geïntegreerde benadering van voedselzekerheid en water. Nu de relatie met de overheid sinds de staatsgreep van 22 maart is stopgezet, verloopt de hulp van de ambassade via NGO’s. Voor 2012 gaat het om een bedrag van ongeveer 11 miljoen EUR. Voor de periode 2012–2015 is een bedrag voorzien van ongeveer 80 miljoen EUR, te besteden aan efficiënt watergebruik, hogere landbouwproductiviteit en meer toegevoegde waarde in agrarische ketens. Deze activiteiten dragen bij aan meer zelfredzaamheid van arme boeren en boerinnen en verminderen de afhankelijkheid van de bevolking van humanitaire hulp en het risico op rampen in de toekomst. In andere Sahellanden worden geen programma’s op dit terrein meer uitgevoerd.
Er zijn multilaterale programma’s van onder meer IFAD, FAO, WFP, AfDB en EU, die met Nederlands geld regionale en/of landenspecifieke programma’s uitvoeren die voedselzekerheid op verschillende manieren stimuleren, bijvoorbeeld via de versterking van waardeketens waar kleinschalige boeren en veehouders deel van uitmaken.
Tenslotte zet de regering in op een sterkere positie en zelfredzaamheid van boeren en veehouders via programma’s van ondermeer AgentschapNL, IFDC, Agriterra, AgriProFocus, Wereldbank en MFS organisaties (bv. Oxfam/Novib).
Door verschillen in gehanteerde definities v.w.b. de afbakening van de Sahel is het niet mogelijk de hoeveelheid door de regering ingezette middelen exact aan te geven; via een ruwe schatting kom ik op een bedrag van 15 mln. EUR.
Voornoemde programma’s dragen in hoge mate bij aan het verbeteren van voedselzekerheid en derhalve aan het verminderen van het risico op een voedselcrisis.
Bent u bereid de komende jaren meer in te zetten op structurele oplossingen door de structurele jaarlijkse bijdrage aan de VN Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) te verhogen?
De algemene vrijwillige bijdrage van Nederland aan FAO bedroeg in 2010 en 2011 EUR 2,5 miljoen per jaar. In 2012 geeft Nederland geen algemene vrijwillige bijdrage, omdat de FAO op institutioneel en operationeel gebied niet afdoende positief werd beoordeeld. Per 1 januari jl. is er een nieuwe Directeur-Generaal bij FAO aangetreden, die met een grondige reorganisatie begonnen is, gebaseerd op een nieuwe strategische visie met betrekking tot de organisatie. Zijn plannen worden binnenkort in de FAO Raad besproken. In dat licht zal Nederland bezien of in 2013 weer een algemene vrijwillige bijdrage aan de FAO zal worden gegeven.
Daarnaast worden in samenwerking met IFAD (International Fund for Agricultural Development) mogelijkheden tot activiteiten in de Sahel, gericht op een structureel verbeterde voedselproductie, waterbeheer en bodemvruchtbaarheid bekeken. Hierbij moet klimaatrobuustheid van de interventies worden geborgd. Economische ontwikkeling en zelfredzaamheid worden hierdoor bevorderd en de afhankelijkheid van noodhulp en het risico op rampen in de toekomst verminderd.
Gezien het feit dat Nederland een belangrijke donor is van het Central Emergency Response Fund (CERF), wil Nederland bij het CERF pleiten voor meer flexibiliteit, zodat op termijn ook «vroege actie» en DRR-programma’s uit dit fonds gefinancierd kunnen worden? Zo ja, hoe gaat Nederland dit aanpakken?
Nederland zal daar niet voor pleiten. Kracht van CERF is snelle actie. CERF is gespecialiseerd in snelle humanitaire financiering van levensreddende activiteiten bij acute crises, chronische crises en de zogeheten « vergeten» crises. Vroege actie en Disaster Risk Reduction programma’s betreffen voor het overgrote deel preventie en rampenrisicovermindering in het kader van structurele ontwikkelingsactiviteiten. Nederland acht financiering via activiteiten van ontwikkelingsorganisaties als Wereldbank, UNDP en FAO daarvoor beter geschikt. CERF en ontwikkelingsorganisaties werken complementair aan elkaar.
Kunt u de vragen binnen één week beantwoorden gezien de urgentie van de situatie in de Sahel?
Helaas is dit niet gelukt.
De brief van Own Your Own Home te Saba |
|
Cynthia Ortega-Martijn (CU) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de brandbrief van Own Your Own Home Foundation (OYOHF) aangaande het structureel tekort aan fondsen? Bent u bereid deze brief zo snel mogelijk inhoudelijk te behandelen?
Ja, ik heb kennis genomen van de inhoud van de brief. Ik zal de brief zo spoedig mogelijk inhoudelijk beantwoorden in lijn met mijn reacties op onderstaande vragen.
Is het waar dat OYOHF onvoldoende middelen heeft om adequaat onderhoud aan woningen te verrichten? Deelt u de mening dit een zeer onwenselijke situatie betreft, temeer omdat dit vooral huishoudens met lagere inkomens treft?
Ik heb geen inzicht in de financiële situatie van OYOHF daar de OYOHF geen toegelaten instelling waarop het Besluit beheer sociale huursector (Bbsh) van toepassing is. IK heb daardoor geen (financieel) toezicht op de OYOHF.
Deelt u de mening dat deze huidige regeling, geënt op de Wet houdende regels inzake de volkshuisvesting, de ruimtelijke ordening en het milieubeheer in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Wet VROM BES), tot de onhoudbare situatie leidt waarbij «woningcorporaties» geen kostendekkende huuropbrengst kunnen innen daar het gemiddelde inkomen op Saba laag ligt? Zo ja, bent u voornemens de regeling op de openbare lichamen gelijkwaardig te stellen aan het Europees deel van Nederland door ook op Bonaire, Sint Eustatius en Saba huursubsidie in te voeren? Zo, nee waarom niet?
Zoals ik bij vraag 1 heb aangegeven, heb ik kennis genomen van de inhoud van de brief van OYOHF waarin mij wordt verzocht het voor de OYOHF mogelijk te maken om de bij de woning passende huren te kunnen innen en de financiële problemen die dat geeft bij de huurders op te lossen door middel van een huurtoelage, zoals in het Europese deel van Nederland gebeurt. Mocht ik willen vasthouden aan het huidige systeem, dan verzoekt de OYOHF mij het verschil tussen ontvangen huur en werkelijke huur te compenseren om er zo voor te zorgen dat OYOHF overeind kan blijven.
Ik deel de mening niet dat de huidige regeling geënt op de Wet VROM BES, tot de onhoudbare situatie leidt waarbij «woningcorporaties »geen kostendekkende huuropbrengst kunnen innen. De Wet VROM BES bevat artikelen over bouwen en een huisvestingsverordening maar geen artikelen over huurbeleid en huurtoeslag. Zoals ook in eerdere beantwoording van Kamervragen is aangegeven, zal de rijksoverheid geen huurtoeslag gaan verstrekken op Saba omdat dit niet past binnen het belastingstelsel van Caribisch Nederland. In Nederland bestaat een belastingsysteem met verschillende belastingschrijven en toeslagen (zorgtoeslag; kindertoeslag; alleenstaande ouder toeslag en huurtoeslag). In Caribisch Nederland is een eenvoudiger belastingsysteem geïntroduceerd zonder belastingschijven, met een vlaktax en zonder toeslagen. Daarom is er geen huurtoeslag (en ook geen zorgtoeslag etc.). Ik zal ook niet overgaan tot het compenseren van het verschil tussen ontvangen huur en werkelijke huur.
Kunt u aangeven hoe groot het tekort van de vrije uitkering is geweest zoals berekend in het referentiekader? Bent u bereid om de correctie mee te nemen in de voorjaarsnota? Zo, nee waarom niet?
Het kabinetsstandpunt over de (financiële) vertaling van het referentiekader onderzoek is op 8 juni jl. naar uw Kamer gestuurd. Ik verwijs daarom gemakshalve naar deze kabinetsreactie. Hierin is ook de reactie van Saba opgenomen. De uit het kabinetsstandpunt voortvloeiende verhoging van de vrije uitkering is verwerkt bij voorjaarsnota 2012.
Het teruglopende aantal vacatures en opdrachten voor zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) |
|
Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat het aantal vacatures in Nederland het afgelopen jaar met 14% is afgenomen?1
Ja.
Deelt u de mening dat de regering maatregelen moet nemen om het aantal vacatures in de sectoren met de grootste dalingen, namelijk de industrie, horeca, zorg en financiële sector, op peil te houden? Zo nee, waarom niet?
De beslissing al dan niet een vacature open te stellen in een bepaalde sector is aan de ondernemers/werkgevers in die sector. Verschillen in bijvoorbeeld technologische ontwikkeling – en daarmee in de ontwikkeling van arbeidsproductiviteit – vormen de drijvende kracht achter eventuele werkgelegenheidsverschuivingen.
De overheid draagt bij aan een gunstige werkgelegenheidsontwikkeling via een goed ondernemersklimaat, dat ondernemers de ruimte geeft om te groeien en desgewenst het personeelsbestand uit te breiden. Daarbij is ook van belang dat de arbeidskosten (zowel in financiële als in niet-financiële zin) zich gunstig ontwikkelen. Overigens behoort de werkloosheid in Nederland – inclusief de jeugdwerkloosheid – tot de laagste van Europa.
Hoeveel mensen zijn het afgelopen jaar nieuw ingestroomd op de arbeidsmarkt maar zijn werkloos gebleven, aangezien er onvoldoende vacatures waren?
Jaarlijks vinden veel verschuivingen plaats op de arbeidsmarkt. Schoolverlaters, herintreders en zij-instromers betreden de arbeidsmarkt, anderen gaan met pensioen, stoppen al dan niet tijdelijk met werken of verliezen hun baan. Arbeidsplaatsen worden geschrapt en op andere plekken ontstaan weer nieuwe banen. Uit CBS-cijfers blijkt dat in het derde kwartaal 2011 er een eenmalig extra aanbod was van jongeren tussen de 15 en 25 jaar. De bruto arbeidsparticipatie steeg in augustus en september sterk, terwijl deze anderhalf jaar constant was geweest. Relatief veel jongeren zijn in deze periode langer onderwijs blijven volgen, mogelijk bestond een deel van het extra aanbod uit jongeren die langer hebben doorgeleerd. Veel van de jongeren die in de zomer van 2011 in groteren getale de arbeidsmarkt op stroomden vonden ook daadwerkelijk een baan, getuige de eveneens stijgende netto arbeidparticipatie onder deze groep.
Wat was de toe- of afname van het aantal opdrachten van zzp’ers het afgelopen jaar? Deelt u de mening dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hier melding van zou moeten maken?
Het aantal opdrachten van zzp’ers vormt geen bruikbare beleidsinformatie, omdat dit een diffuse eenheid betreft die op zichzelf geen informatie verschaft over de participatie van zzp’ers op de arbeidsmarkt. Informatie over de participatie en arbeidsduur van zzp’ers en de werkloosheid onder zzp’ers brengt het CBS reeds in afdoende mate in beeld.
Welke extra maatregelen neemt u om de dynamiek op de arbeidsmarkt te behouden, aangezien het Centraal Planbureau (CPB) raamt dat bij ongewijzigd beleid de werkloosheid in 2012 en 2013 verder oploopt en de gevolgen voor zzp’ers in deze voorspellingen nog niet eens zijn opgenomen?
Voor 2013 wordt een pakket aan bezuinigingen en hervormingen voorbereid om de Nederlandse economie verder te versterken. Onderdeel van dit pakket zijn ook maatregelen op het gebied van de WW en het ontslagrecht die tot doel hebben de dynamiek op de arbeidsmarkt te behouden, de kansen van werkzoekenden te verbeteren en de verschillen tussen vaste en tijdelijke werknemers te verkleinen.
Het bericht dat zorgverzekeraars in medische gegevens van GGZ patiënten neuzen |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Zorgverzekeraars neuzen in medische gegevens GGZ1?
Ja, dit bericht is mij bekend.
Wat vindt u van de wijze van controle door onder andere zorgverzekeraar CZ bij Europsyche waarbij medewerkers van CZ persoonlijke behandelplannen en gespreksverslagen ingezien hebben? Op welke wijze wordt hier de privacy van patiënten bij controle van een zorgaanbieder gewaarborgd?
In de Zorgverzekeringswet (Zvw) is de wettelijke basis gelegd voor inzage in medische dossiers door zorgverzekeraars indien en voor zover een dergelijke verwerking van medische persoonsgegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de Zvw. In de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Verwerking persoonsgegevens Zorgverzekeraars met bijbehorend Protocol Materiële Controle van Zorgverzekeraars Nederland (verder: de Gedragscode Zorgverzekeraars) is nader uitgewerkt hoe en onder welke omstandigheden zorgverzekeraars van die mogelijkheid gebruik kunnen maken bij materiële controle. De regeling waarborgt een zorgvuldige en proportionele werkwijze van zorgverzekeraars door het voorschrijven van een gefaseerde opbouw van die materiële controle.
De zorgverzekeraar mag stappen in een volgende fase (met instrumenten die een grotere inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van patiënten) niet eerder zetten dan nadat hij heeft vastgesteld dat met de stappen in de voorgaande fase niet kan worden volstaan om het door de zorgverzekeraar vastgestelde doel van de materiële controle te bereiken. Detailcontrole (in laatste instantie ook in de vorm van inzage in medische dossiers) is daardoor slechts mogelijk als de zorgverzekeraar richting de zorgaanbieder kan aantonen dat met minder ingrijpende stappen het doel van de materiële controle niet kan worden bereikt. Inzage in medische dossiers kan dus uitsluitend plaatsvinden als uiterste middel, indien de proportionaliteit daarvan kan worden gemotiveerd.
Van zorgverzekeraar CZ heb ik begrepen dat de wijze waarop zij hun controle hebben uitgevoerd in overeenstemming is met de hierboven beschreven regels. CZ heeft eerst minder ingrijpende stappen gezet en vervolgens vastgesteld dat het noodzakelijk was om medische dossiers in te zien. De dossiercontrole (dus de detailcontrole) is uitgevoerd door een «functionele eenheid» onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur. De van de medisch adviseur afgeleide geheimhoudingsplicht geldt daarmee voor alle betrokkenen bij dit dossieronderzoek. Op deze wijze is de privacy van de betrokken patiënten gewaarborgd.
Op basis van bovenstaande informatie stel ik vast dat de door onder andere zorgverzekeraar CZ uitgevoerde controle past bij de rol van de verzekeraars in het stelsel. Uit deze controles is gebleken dat het grootste deel van de door Europsyche ingediende declaraties geen betrekking heeft op collectief verzekerde zorg. Europsyche diende declaraties in voor zorg die niet tot het basispakket behoort en dus niet uit de collectieve middelen vergoed mag worden. Dit was niet anders vast te stellen dan door de wijze waarop de controles zijn uitgevoerd. Gezien de problemen waarvoor wij ons gesteld zien met betrekking tot de betaalbaarheid van de zorg, ben ik verheugd dat de verzekeraars wat dit betreft hun rol oppakken.
Wat vindt u van het feit dat bij de controle door zorgverzekeraars bij Europsyche niet-medische medewerkers die wel een geheimhoudingsverklaring ondertekend hebben, maar dat dit een veel geringere status heeft dan het formele beroepsgeheim van medici en andere BIG-geregistreerden (Beroepen Individuele Gezondheidszorg)? Vindt u het wenselijk dat deze gegevens bij niet-medische medewerkers terecht gekomen is bij deze controle?
Zoals in mijn antwoord op vraag 2 aangegeven, is de dossiercontrole uitgevoerd door een «functionele eenheid» onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur. De geheimhoudingsplicht geldt daarmee voor alle betrokken medewerkers bij dit dossieronderzoek. De geheimhoudingsverklaring die de medewerkers hebben ondertekend, geldt voor hen evenzeer als voor medici of andere BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren.
Wat vindt u van de keuze van de zorgverzekeraars om te kiezen voor dossierinzage, een zeer zwaar middel, terwijl er ook allerlei lichtere controlemiddelen ter beschikking staan voor het uit te voeren onderzoek en deze lichtere middelen ook eerst moeten worden gebruikt zoals vermeld staat in ministeriële Regeling Zorgverzekering? Wat gaat u eraan doen om er zorg voor te dragen dat zorgverzekeraars niet direct naar dossierinzage grijpen bij de controle van zorgaanbieders?
Zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, zijn eerst minder ingrijpende stappen gezet. Zoals de Regeling zorgverzekering voorschrijft, zijn er pas zwaardere middelen ingezet toen bleek dat er sprake was van ernstige verdenking van onrechtmatigheden. Dossierinzage is een zeer arbeidsintensieve manier van controleren. Zorgverzekeraars doen dit soort onderzoeken alleen als er aanleiding toe is. Op basis van de informatie die ik heb, stel ik vast dat zorgverzekeraars de signalen rond vermoedens over het declareren van niet verzekerde zorg serieus hebben opgepakt en dat zij daartoe alle in de Gedragscode Zorgverzekeraars vastgestelde stappen hebben doorlopen. Zo kan worden voorkomen dat we collectieve middelen inzetten voor zorg die niet vergoed had mogen worden. Dat dit heel belangrijk is vanuit het oogpunt van de betaalbaarheid van de zorg spreekt voor zich.
Deelt u de mening dat de wijze van controleren, zoals uitgevoerd bij Europsyche, waarbij psychiatrische patiënten opgebeld werden door niet-medische medewerkers van zorgverzekeraars die over vertrouwelijke gegevens beschikten van deze patiënten, zeer confronterend is voor patiënten in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en schadelijk voor de vertrouwensrelatie tussen hulpverlener en patiënt gezien de ziektebeelden van deze patiënten? Wat gaat u eraan doet dat dit niet meer gebeurt?
Zorgverzekeraar CZ heeft een telefonische enquête uitgevoerd om te verifiëren of er sprake was van onrechtmatigheden voorafgaand aan het dossieronderzoek. De medewerkers die deze enquête uitvoerden, opereerden onder de verantwoordelijkheid van de medisch adviseur en zijn gehouden aan het medisch beroepsgeheim. Op het moment van de enquête waren er geen vertrouwelijke gegevens uit het dossieronderzoek beschikbaar.
Ik kan mij voorstellen dat patiënten die opgebeld worden door hun verzekeraar daarvan schrikken. Aan de andere kant ben ik van mening dat ook psychiatrische patiënten moeten weten dat zorg die niet in het basispakket zit, niet vergoed kan worden als ware het verzekerde zorg. Daar hebben we gezamenlijk in Nederland voor gekozen. Op genezing gerichte geestelijke gezondheidszorg moet beschikbaar blijven voor psychiatrische patiënten, dat is van groot belang. En om dat te kunnen blijven garanderen, is het essentieel dat alleen zorg die daadwerkelijk in het basispakket zit, vergoed wordt.
Deelt u de mening dat een onderzoek naar de gang van zaken door het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) wenselijk is? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
De zorgverzekeraars voeren hun controles uit volgens de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars waar het protocol materiële controle deel van uitmaakt. Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft voor deze gedragscode een goedkeurende verklaring afgegeven (Stcrt. 2012, nr. 401). Het is aan het CBP om te bepalen of onderzoek wenselijk is. Het CBP is een onafhankelijke toezichthouder en bepaalt zelf of en wanneer het onderzoek noodzakelijk is.
Een gepland bezoek van de woordvoerder van Sharia4Belgium aan Nederland |
|
Sharon Dijksma (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
|
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het geplande bezoek van de woordvoerder van Sharia4Belgium, Fouad Belkacem, op zaterdag 26 mei 2012 aan Amsterdam en zijn deelname aan een bijeenkomst van Shariah4Holland1?
Wat doet u om te voorkomen dat op deze bijeenkomst strafbare feiten worden gepleegd?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar de ordeverstoringen en bedreigingen door genoemde organisaties van een debat in de Balie op 8 december 2011 over modernisering van de islam? Zijn er strafbare feiten geconstateerd in de Balie en is daar aangifte van gedaan? Is de heer Belkacem of de organisator van de bijeenkomst op 26 mei 2012 in deze zaak aan te merken als verdachte?
Bent u op de hoogte van de recente veroordeling van de woordvoerder van Sharia4Belgium voor belediging en smaad in België? Wilt u contact opnemen met uw Belgische collega over de uitvoering van deze straf en de wenselijkheid dat de veroordeelde het land verlaat?
Zijn de incidenten rond deze twee organisaties voor u reden om te vrezen voor de openbare orde bij de bijeenkomst in Amsterdam op zaterdag 26 mei 2012? Wat kunt u doen om dit gevaar af te wenden?
Ziet u mogelijkheden om de heer Belkacem tot ongewenst vreemdeling te verklaren? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen voor 25 mei 2012 beantwoorden?
Het bericht dat C1000 begint met een EK-oorlog |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «C1000 begint EK-oorlog»1?
Ja.
Kunt u – mede in het licht van de doelstelling van de Drank- en Horecawet om het overmatig alcoholgebruik tegen te gaan – aangeven hoe u tegen dergelijke bieroorlogen aankijkt? Bent u van mening dat dergelijke stuntprijsacties onwenselijk zijn?
Ik kan mij voorstellen dat goedkope drank aantrekkelijk is voor jongeren. Daarom voer ik ook een afgewogen beleid, waar naast voorlichting aan jongeren en ouders, ook prijsbeleid onderdeel van uitmaakt.
Ik zie drankgebruik onder jongeren als een probleem dat met name een lokale aanpak vergt. Ik ben dan ook voorstander van een aanpak op gemeentelijk niveau. Op 22 mei jl. is in de Eerste Kamer de wijziging van de Drank- en Horecawet aanvaard. Met die nieuwe wet hebben gemeenten straks meer instrumenten voor het inrichten van hun preventiebeleid gericht op alcoholgebruik onder jongeren. Burgemeesters krijgen met de nieuwe Drank- en Horecawet bijvoorbeeld extra bevoegdheden om op lokaal niveau ongewenste prijsacties met alcohol tegen te gaan, zoals stuntprijzen of happy hours.
Bent u bekend met de wetenschappelijke studies waaruit blijkt dat er een relatie is tussen de hoogte van de prijs van alcoholhoudende dranken en de omvang van de alcoholconsumptie en de schade die daaruit voortkomt2? Deelt u de mening dat met name minderjarigen en jongvolwassenen voor dergelijke stuntacties erg gevoelig zijn omdat ze én heel voordelig aan alcohol kunnen komen én worden gestimuleerd om heel veel alcohol te nuttigen? Vindt u dat ook onwenselijk?
Zie antwoord vraag 2.
Valt een dergelijke actie volgens u nog steeds onder de door de branche zelf opgestelde alcoholcode? Is een dergelijke actie in overeenstemming met de Europese richtlijn, waarin onder andere staat dat de reclame geen onmatig alcoholgebruik mag aanmoedigen?
In Nederland bestaat een stelsel van zelfregulering. Hiertoe heeft de branche een Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken opgesteld. In die code zijn ook beperkingen gesteld aan het gratis verstrekken van drank en de toelaatbaarheid van kortingsacties. Een korting mag maximaal 50% van de normale verkoopprijs bedragen. De actie van C1000 valt binnen die maximaal toegestane kortingspercentages. Bij overtreding van de Reclamecode kan de Reclame Code Commissie of het College van Beroep bij de reclamecode aangesloten bedrijven een boete opleggen.
Het kabinet hecht veel belang aan de zelfregulering, mede gelet op de langs die weg reeds bereikte beperkingen van reclame. Mede tegen die achtergrond is het kabinet niet voornemens verdergaande wettelijke maatregelen te nemen. Zoals ik heb toegelicht in het antwoord op de vorige vraag, ben ik voorstander van een lokale aanpak van alcoholgebruik onder jongeren. De gewijzigde
Drank- en Horecawet biedt daartoe voldoende handvatten.
Deelt u de mening dat het instrument van zelfregulering onvoldoende zwaar is, niet ver genoeg reikt en derhalve een onvoldoende bijdrage levert aan het alcoholpreventiebeleid richting jongeren? Bent u daarom alsnog bereid om artikel 15 van de Audiovisuele Mediadiensten Richtlijn (AVMDR) in de wet op te nemen?
Zie antwoord vraag 4.
Zou u voor het tegengaan van dergelijke landelijke stuntacties een landelijk verbod op het verkopen van alcoholhoudende dranken onder de kostprijs willen overwegen?
Ik vind dergelijke maatregelen een zaak waar lokale afwegingen noodzakelijk zijn. Daarom heb ik in de nieuwe Drank- en Horecawet extra verordenende bevoegdheden opgenomen voor burgemeesters om op lokaal niveau ongewenste prijsacties met alcohol tegen te gaan, zoals stuntprijzen of happy hours, in het belang van de volksgezondheid of de openbare orde. Deze vorm van lokaal maatwerk acht ik samen met de Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken afdoende. VWS is in zijn algemeenheid in gesprek met het CBL via het
Regulier Overleg Alcoholbeleid. Ik hoop wel dat er op lokaal niveau gesprekken met o.a. supermarkten plaatsvinden om alcoholgebruik onder jongeren verder te beperken.
Meier et al., (2008b). Independent review of the effects of alcohol pricing and promotion: Part B. Modelling the potential impact of pricing and promotion policies for alcohol in England: Results from the Sheffield Alcohol Policy Model Version 2008 (1–1). University of Sheffield, UK. Study commissioned by the Department of Health.
Meier, P. et al., (2009). Model-based appraisal of alcohol minimum pricing and off-licensed trade discount bans in Scotland. A Scottish adaptation of the Sheffield Alcohol Policy Model version 2.
Meier, P. (2009). Sheffield report analyses effects of minimum pricing for alcohol in Scotland. Quote opgehaald van: http://www.sheffield.ac.uk/mediacentre/2009/1351.html op 1 oktober 2009.
Bent u bereid om in overleg te treden met het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) om te bezien hoe soortgelijke stuntacties rondom het EK gestopt en voorkomen kunnen worden?
Zie antwoord vraag 6.
Zorgverzekeraars die neuzen in medische gegevens |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat medewerkers van diverse zorgverzekeraars persoonlijke behandelplannen en gespreksverslagen hebben ingezien van mensen die geestelijke gezondheidszorg ontvangen? Klopt dit bericht? Zo nee, wat klopt er precies niet aan?1
In de Zorgverzekeringswet (Zvw) is de wettelijke basis gelegd voor inzage in medische dossiers door zorgverzekeraars indien en voor zover een dergelijke verwerking van medische persoonsgegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de Zvw. In de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Verwerking persoonsgegevens Zorgverzekeraars met bijbehorend Protocol Materiële Controle van Zorgverzekeraars Nederland (verder: de Gedragscode Zorgverzekeraars) is nader uitgewerkt hoe en onder welke omstandigheden zorgverzekeraars van die mogelijkheid gebruik kunnen maken bij materiële controle. De regeling waarborgt een zorgvuldige en proportionele werkwijze van zorgverzekeraars door het voorschrijven van een gefaseerde opbouw van die materiële controle.
De zorgverzekeraar mag stappen in een volgende fase (met instrumenten die een grotere inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van patiënten) niet eerder zetten dan nadat hij heeft vastgesteld dat met de stappen in de voorgaande fase niet kan worden volstaan om het door de zorgverzekeraar vastgestelde doel van de materiële controle te bereiken. Detailcontrole (in laatste instantie ook in de vorm van inzage in medische dossiers) is daardoor slechts mogelijk als de zorgverzekeraar richting de aanbieder kan aantonen dat met minder ingrijpende stappen het doel van de materiële controle niet kan worden bereikt. Inzage in medische dossiers kan dus uitsluitend plaatsvinden als uiterste middel, indien de proportionaliteit daarvan kan worden gemotiveerd.
Van zorgverzekeraar CZ heb ik begrepen dat de wijze waarop zij hun controle hebben uitgevoerd in overeenstemming is met de hierboven beschreven regels. CZ heeft eerst minder ingrijpende stappen gezet en vervolgens vastgesteld dat het noodzakelijk was om medische dossiers in te zien. De dossiercontrole (dus de detailcontrole) is uitgevoerd door een «functionele eenheid» onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur. De van de medisch adviseur afgeleide geheimhoudingsplicht geldt daarmee voor alle betrokkenen bij dit dossieronderzoek. Op deze wijze is de privacy van de betrokken patiënten gewaarborgd.
Op basis van bovenstaande informatie stel ik vast dat de door onder andere zorgverzekeraar CZ uitgevoerde controle past bij de rol van de verzekeraars in het stelsel. Uit deze controles is gebleken dat het grootste deel van de door Europsyche ingediende declaraties geen betrekking heeft op collectief verzekerde zorg. Europsyche diende declaraties in voor zorg die niet tot het basispakket behoort en dus niet uit de collectieve middelen vergoed mag worden. Dit was niet anders vast te stellen dan door de wijze waarop de controles zijn uitgevoerd. Gezien de problemen waarvoor wij ons gesteld zien met betrekking tot de betaalbaarheid van de zorg, ben ik verheugd dat de verzekeraars wat dit betreft hun rol oppakken.
Is het waar dat mensen thuis zijn gebeld door medewerkers van verzekeraars die over vertrouwelijke gegevens bleken te beschikken? Zo nee, wat is er werkelijk gebeurd? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid onderzoek te doen naar deze ernstige aantijging? Zo nee, waarom niet?
Zorgverzekeraar CZ heeft een telefonische enquête uitgevoerd om te verifiëren of er sprake was van onrechtmatigheden voorafgaand aan het dossieronderzoek. De medewerkers die deze enquête uitvoerden, opereerden onder de verantwoordelijkheid van de medisch adviseur en zijn gehouden aan het medisch beroepsgeheim. Op het moment van de enquête waren er geen vertrouwelijke gegevens uit het dossieronderzoek beschikbaar.
Wilt u uitzoeken of het klopt dat mensen zelfs zijn gebeld met de vraag of zij zich realiseren hoeveel zij de samenleving kosten? Zo nee, waarom niet?
Navraag bij zorgverzekeraar CZ leert dat deze vraag niet is gesteld in de telefonische enquête die zij hebben uitgevoerd in het kader van het verifiëren of er sprake was van onrechtmatigheden, voorafgaand aan het dossieronderzoek. Deze enquête was geprotocolleerd en bestond uit 9 vragen. De vragen richtten zich voornamelijk op de kwalificatie van de behandelaar en de naamsbekendheid en rol van Europsyche binnen de behandeling.
Is het waar dat zorgverzekeraar CZ controles door middel van inzage in dossiers of gespreksverslagen heeft laten uitvoeren door medewerkers die niet onder het medisch beroepsgeheim vallen? Zo ja, wat is hierover uw oordeel?
Zie antwoord vraag 2.
Is patiënten in alle gevallen vooraf om toestemming gevraagd voor inzage in het dossier en/of gespreksverslagen? Zo nee, wat is hierover uw oordeel en welke consequentie verbindt u hieraan?
Ik vind het van groot belang dat verzekeraars toezicht kunnen uitoefenen op uitgaven voor verzekerde zorg en dat daarbij een zorgvuldige omgang met de persoonsgegevens van verzekerden gewaarborgd is. In sommige gevallen is het noodzakelijk om medische dossiers van patiënten te kunnen inzien zonder toestemming van de verzekerde.
In verreweg de meeste gevallen is inzage in het medisch dossier door een zorgverzekeraar (een zware vorm van detailcontrole) niet nodig, omdat veelal minder vergaande vormen van controles soelaas kunnen bieden. Inzage in het medisch dossier van een individuele verzekerde is alleen in uiterste instantie mogelijk, namelijk pas als methoden die de privacy veel minder belasten niet toereikend zijn.
Voor het doorbreken van het beroepsgeheim door zorgaanbieders en het verwerken van medische persoonsgegevens door verzekeraars (zonder toestemming van de verzekerde/patiënt) bestaat in de Regeling zorgverzekering een afdoende wettelijke grondslag. Zie verder mijn antwoord op vraag 1.
Welke andere zorgverzekeraars hebben controles uitgevoerd door medewerkers die niet onder het medisch beroepsgeheim vallen?
Dossiercontrole door zorgverzekeraars dient altijd te gebeuren onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur zoals vastgelegd in de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars. De geheimhoudingsplicht geldt daarmee voor alle betrokken medewerkers bij dit dossieronderzoek. Er zijn mij geen signalen bekend van verzekeraars die in strijd met het voorgaande materiële controles hebben uitgevoerd.
Is het waar dat slechts één zorgverzekeraar de controles uitsluitend heeft verricht met behulp van een medisch adviseur. Zo nee, welke zorgverzekeraars hebben nog meer op deze wijze gewerkt?
Zie antwoord vraag 6.
Aan welke controleregels moeten zorgverzekeraars voldoen? Wat is de sanctie indien zij deze overtreden?
De controleregels zijn vastgesteld in de Regeling zorgverzekering en nader uitgewerkt in de Gedragscode Zorgverzekeraars (Stcrt. 2012, nr. 401, pagina 49 e.v.). Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik graag naar mijn antwoord op vraag 1.
De NZa is belast met het toezicht op de rechtmatige uitvoering door de zorgverzekeraars van hetgeen bij of krachtens de Zvw is geregeld (artikel 16, onderdeel b, van de Wet marktordening gezondheidszorg, verder Wmg). De NZa kan de bepalingen in de Zvw over de verwerking van persoonsgegevens bestuursrechtelijk handhaven met een last onder dwangsom en/of een bestuurlijke boete (artikel 83 respectievelijk artikel 89 Wmg). Bij overtreding van de gedragscode, en daarmee de Wet bescherming persoonsgegevens, kan het CBP handhavend optreden.
Tussen het CBP en de NZa is een protocol opgesteld waarin de samenwerking tussen beide partijen is geregeld2. Het doel van het protocol is tweeledig. Ten eerste om tot een verdeling te komen van het toezicht, daar waar sprake is van een samenloop in taken en bevoegdheden.
Ten tweede om elkaar die informatie te verschaffen die van belang kan zijn voor de handhavingactiviteiten van de ander. Beide organisaties houden toezicht op de naleving van de eisen die de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars stellen aan het verrichten van materiële controles.
Bieden de controleregels ruimte voor inzage van persoonlijke medische en behandelinformatie van cliënten door mensen die niet onder het medisch beroepsgeheim vallen? Zo nee, bent u bereid te onderzoeken of alle zorgverzekeraars zich aan deze regels hebben gehouden? Zo ja, deelt u de mening dat hier sprake is van een onwenselijke schending van de privacy van patiënten en dat de regels of het toezicht op de naleving moeten worden aangescherpt? Wilt u uw antwoord toelichten?
De kern van de aanpak van materiële controle is te zorgen voor een controlesysteem dat de betrokkenen en de persoonlijke levenssfeer zo weinig mogelijk belast. Met dat doel is gekozen voor een aanpak die bevordert dat de inzet van detailcontrole waar mogelijk kan worden vermeden door de inzet van niet tot de personen herleidbare controlemiddelen in een vroegere fase van het onderzoek. Zie verder mijn antwoord op vraag 5.
Indien bij de uitvoering van detailcontrole persoonsgegevens van verzekerden worden verwerkt moet dit plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur (wettelijke verplichting, artikel 7.4, tweede lid, Regeling zorgverzekering). De regeling is tot stand gekomen met instemming van het CBP en het veld. Zie ook mijn antwoord op de vragen 6 en 7. Er worden daarbij inderdaad geen eisen gesteld aan het opleidingsniveau van de betreffende medewerkers.
Bij de beantwoording van de vragen 6 en 7 heb ik tevens aangegeven dat er mij geen signalen bekend zijn van verzekeraars die in strijd met het vereiste, dat materiële controles moeten worden verricht onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur, hebben gehandeld. Nader onderzoek hiernaar acht ik niet noodzakelijk. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 8 heb aangegeven zijn er twee toezichthouders, het CBP en de NZa, die toezicht houden op de wijze waarop verzekeraars materiële controles uitvoeren.
Deelt u de mening van CZ dat het opleidingsniveau van controleurs die inzage hebben in privacygevoelige informatie niet relevant is? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat interne integriteitsverklaringen van medewerkers van een zorgverzekeraar minder zwaar wegen dan het medische beroepsgeheim en de tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van medici en andere BIG-geregistreerden (Beroepen Individuele Gezondheidszorg)? Zo nee, wat is dan nog de betekenis van het beroepsgeheim en de tuchtrechtelijke aansprakelijkheid?
Zie antwoord vraag 9.
Welke lichtere controle-instrumenten hebben zorgverzekeraars tot hun beschikking? Hebben zij hiervan op adequate wijze gebruik gemaakt alvorens over te gaan tot het lezen van medische dossiers en gespreksverslagen? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid dit uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
In de Gedragscode Zorgverzekeraars is een stappenplan opgenomen. Alvorens eventueel over te gaan tot het inzien van medische dossiers, wat een vorm van detailcontrole is, dienen een algemene risicoanalyse en algemene controle plaats te vinden. Alleen wanneer de uitkomsten hiervoor aanleiding geven, zal detailcontrole worden ingezet. De instrumenten die kunnen worden ingezet in het kader van een algemene controle zijn onder meer het gebruik van de AO/IC-verklaring van de zorgaanbieder (dan wel bestuurs- en accountantsverklaringen), statistische analyses en verbands- en logicacontroles. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen onderzoek naar aanleiding van risicoanalyse en onderzoek naar aanleiding van signalen. Bij onderzoek naar een concreet signaal, zoals het onderhavige onderzoek, is het niet nodig eerst een risicoanalyse en algemene controle te doen. Wel moet bij onderzoek naar een signaal eveneens de proportionaliteit in acht genomen worden (eerst minder ingrijpende procedures alvorens verdergaande stappen te nemen). Het inzien van medische dossiers vindt derhalve uitsluitend plaats als andere mogelijkheden niet voorhanden zijn.
In de onderhavige casus zijn eerst minder ingrijpende stappen gezet. Zoals de Regeling zorgverzekering voorschrijft, zijn er pas zwaardere middelen ingezet toen bleek dat er sprake was van ernstige verdenking van onrechtmatigheden. Dossierinzage is een zeer arbeidsintensieve manier van controleren. Zorgverzekeraars doen dit soort onderzoeken alleen als er aanleiding toe is. Op basis van de informatie die ik heb, stel ik vast dat zorgverzekeraars de signalen rond vermoedens over het declareren van niet verzekerde zorg serieus hebben opgepakt en dat zij daartoe alle in de Gedragscode Zorgverzekeraars vastgestelde stappen hebben doorlopen. Zo kan worden voorkomen dat we collectieve middelen inzetten voor zorg die niet vergoed had mogen worden. Dat dit heel belangrijk is vanuit het oogpunt van de betaalbaarheid van de zorg spreekt voor zich.
Deelt u de mening dat het vertrouwen van de burger in de zorg ernstig wordt geschaad als hij er niet langer zeker van kan zijn dat vertrouwelijke gesprekken en gevoelige dossierinformatie binnen de muren van de behandelkamer blijven? Zo nee, waarom niet?
Neen, die mening deel ik niet. Het kan niet zo zijn dat er zorg wordt vergoed die niet tot het basispakket behoort. Dit zet immers de betaalbaarheid van het hele zorgstelsel onder druk. De burger moet er ook op kunnen vertrouwen dat hier op gelet wordt. Daarvoor is het onontbeerlijk om persoonsgegevens te verwerken. Dat neemt niet weg dat zeer zorgvuldig met medische gegevens dient te worden omgegaan. Deze behoren immers tot de hoogste categorie van gevoeligheid en hebben daarom in het (internationale) recht bijzondere bescherming gevonden. In het kader van het privacyrecht en de Zvw staat dan ook voorop dat de verwerking van persoonsgegevens slechts is toegestaan voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de zorgverzekering en de Zvw. Dit noodzakelijkheidcriterium is dan ook cruciaal voor de beantwoording van de vraag tot welk detailniveau in het kader van materiële controle persoonsgegevens mogen worden ingezien, zoals geregeld in de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars.
Op basis van de signalen die ik heb, stel ik vast dat de zorgverzekeraars hebben gehandeld zoals het protocol materiële controle, onderdeel van de Gedragscode Zorgverzekeraars, voorschrijft.
Wat stelt de opt-in-regeling van het Elektronisch Patiëntendossier nog voor als zorgverzekeraars via andere weg bij patiëntengegevens kunnen komen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Met een opt-in geven patiënten aan of zij willen dat hun gegevens beschikbaar zijn voor elektronische uitwisseling tussen zorgaanbieders waarmee zij een behandelrelatie hebben. Als patiënten niet willen dat gegevens op elektronische wijze worden uitgewisseld kunnen zij ervoor kiezen niet aan deze uitwisseling mee te doen.
Zorgverzekeraars krijgen echter geen toegang tot het EPD. Verder is van belang dat in de Gedragscode Zorgverzekeraars (artikel 4.9.4) is bepaald dat zorgverzekeraars de persoonsgegevens die worden verzameld in het kader van materiële controle, gericht op de zorgaanbieder, in beginsel niet mogen gebruiken voor een ander doel dan materiële controle van de betreffende zorgaanbieder. De gegevens van de patiënten mogen bijvoorbeeld niet worden gebruikt om hen uit te sluiten van een (aanvullende) verzekering. Dat is ook één van de redenen waarom materiële controle plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur van de zorgverzekeraar.
Wat is het oordeel van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) over deze zaak? Indien het CBP hierover nog geen standpunt heeft ingenomen, bent u dan bereid dit College om advies te vragen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u kortheidshalve naar mijn antwoord op de vragen 9, 10 en 11. Daarenboven wil ik er op wijzen dat zorgverzekeraars hun controles uitvoeren volgens de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars waar het protocol materiële controle deel van uitmaakt. Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft voor deze gedragscode een goedkeurende verklaring afgegeven (Stcrt. 2012, nr. 401). Het is aan het CBP om te bepalen of onderzoek wenselijk is. Het CBP is een onafhankelijke toezichthouder en bepaalt zelf of en wanneer het onderzoek noodzakelijk is.
Is het CBP van mening dat de gedragscode voor zorgverzekeraars moet worden aangescherpt aangezien deze geen uitsluitsel geeft over zaken als inzage van patiëntengegevens door niet-medici en het onaangekondigd opbellen van verzekerden? Zo nee, waarom niet?
Zoals in mijn antwoorden op voorgaande vragen aangegeven, geven zowel de Regeling zorgverzekering als de Gedragscode Zorgverzekeraars wel uitsluitsel over dit soort zaken.
Bieden de wettelijke regels ruimte aan zorgverzekeraars voor verregaande privacyschendende controles, zoals inzage in gespreksverslagen? Kunt u de regelingen noemen waarin die ruimte precies wordt bepaald? Ziet u aanleiding deze aan te scherpen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar mijn antwoorden op de vragen 5 alsmede de antwoorden op de vragen 9, 10 en 11.
Vindt u het nog wel verantwoord om het Elektronisch Patiëntendossier in handen van de zorgverzekeraars te geven, gelet op de toenemende signalen dat velen van hen geen boodschap hebben aan de medische privacy en deze ondergeschikt maken aan hun eigen bedrijfseconomische belangen?
Het EPD is en wordt niet in handen van zorgverzekeraars gegeven. De koepels van zorgaanbieders hebben besloten tot een doorstart van het Landelijk Schakel Punt (LSP). Zij hebben voor de financiering hiervan afspraken gemaakt met de zorgverzekeraars, zoals zij ook voor andere vormen van zorg doen. Zorgverzekeraars hebben ook geen toegang tot het LSP.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen, waarin u stelde de rechterlijke uitspraak tegen het verplicht vermelden van diagnose-informatie op ggz-declaraties te respecteren? Indien de Nederlandse Zorgautoriteit opnieuw zou handelen in strijd met de uitspraak van de rechter, bent u dan bereid in te grijpen? Zo nee, waarom niet?2
De NZa heeft op 5 juni 2012 (Stcrt. 2012, nr. 11860) uitvoering gegeven aan de opdracht van het CBB in de uitspraak van 8 maart 2012.
Herinnert u zich uw antwoord waarin u stelde dat uit gegevens uit het DBC-informatiesysteem (DIS) geen personen zijn te herleiden, omdat deze gegevens zijn gepseudonymiseerd? Hoe verhoudt dit antwoord zich dit tot de brief van het CBP aan u, waarin wordt gesproken over een aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verstrekte sleutel waarmee «pseudo-entiteiten» alsnog kunnen worden geïdentificeerd? Wilt u uw antwoord toelichten?3
Door de toegepaste pseudonimisering zijn in het DBC-Informatiesysteem (DIS) geen personen te herleiden. Voor het CBS is een situatie gecreëerd waardoor het CBS de DIS-gegevens kan koppelen met de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Dat gaat als volgt in zijn werk. De DIS-gegevens worden eerst opgestuurd aan een zogenaamde trusted third party, die de DIS-pseudoniemen omzet in een speciaal CBS-pseudoniem en deze naar het CBS verstuurt. Het CBS stuurt vervolgens de benodigde GBA-gegevens versleuteld en dus onherkenbaar naar de trusted third party, die deze GBA-gegevens van hetzelfde CBS-pseudoniem voorziet als voor de DIS-gegevens, en de gepseudonimiseerde GBA-gegevens naar het CBS verstuurt. Daarmee kan het CBS dan de DIS-gegevens aan de GBA-gegevens koppelen. De DIS-pseudoniemen worden dus niet geïdentificeerd door deze procedure. Ten behoeve van statistische doeleinden is het CBS wettelijk gerechtigd om persoonsgegevens te verwerken (CBS-wet, artikel5.
Het CBP geeft overigens in de door u genoemde brief aan, dat het kan instemmen met de gehanteerde pseudonimiseringsprocedure voor de DIS, inclusief de voor het CBS gecreëerde variant.
Aan welke personen of instanties anders dan het CBS wordt de in vraag 20 genoemde sleutel nog meer verstrekt?
Deze sleutel wordt aan geen enkele andere personen of organisaties verstrekt.
Is het waar dat ook de Stichting ZorgTTP, die een schakel vormt in de pseudonymisering van DBC-registraties, medische gegevens in handen krijgt, zoals wordt gesteld in een document van de Stichting Informatievoorziening Zorg? Vindt u de beveiliging door middel van een wachtwoord dat bekend is bij het DIS afdoende bescherming? Wilt u uw antwoord toelichten?4
DIS-gegevens worden dubbel gepseudonimiseerd. Voordat een zorgaanbieder gegevens aanlevert bij Stichting ZorgTTP, worden de persoonsgegevens al eenmaal onomkeerbaar gepseudonimiseerd. Ook wordt er dan een scheiding aangebracht tussen persoonsgegevens en overige gegevens. Alleen de gepseudonimiseerde persoonsgegevens kunnen door ZorgTTP worden geopend, zodat ZorgTTP ze voor de tweede keer kan pseudonimiseren. De overige gegevens, zoals zorgproducten en zorgactiviteiten, zijn voor de ZorgTTP niet toegankelijk. Er kunnen door ZorgTTP dus geen medische gegevens worden ingezien. De overige gegevens, kunnen alleen door DIS worden geopend. Deze gegevens zijn mijns inziens afdoende beveiligd.
De komst van een geweldpredikende imam |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Leers , Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Ben u bekend met het artikel «Sharia4Belgium naar Nederland»?1
Ja.
Op welke locatie en op welk tijdstip vindt de Global Shariah Conference plaats?
De organisatie heeft op internet aangekondigd dat de conferentie op zaterdag 26 mei vanaf 18:00 zal plaatsvinden. De precieze locatie is niet bekend gemaakt.
Bent u bekend met het gegeven dat de islamitische spreker Abu Imran veroordeeld is voor het oproepen tot geweld?
Op 10 februari 2012 is de genoemde spreker in België veroordeeld voor het aanzetten tot haat jegens niet-moslims en voor belaging van de echtgenoot van wijlen Marie-Rose Morel.
In hoeverre deelt u de visie dat personen die zich keren tegen de democratie en oproepen tot geweld een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde?
Personen die hun volgelingen oproepen om hier geweld te plegen op basis van antidemocratische denkbeelden kunnen een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde.
Bent u bereid de betreffende spreker, die moslims oproept tot geweld, de toegang tot Nederland te ontzeggen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwacht niet dat genoemde persoon Nederland daadwerkelijk zal bezoeken. Marokko heeft België in 2008 om zijn uitlevering verzocht wegens handel in verdovende middelen. België levert echter geen Belgische staatsburgers uit aan Marokko. Indien betrokkene in Nederland zou worden aangetroffen doet zich een dergelijke belemmering niet voor.