Het door ontwikkelingsorganisatie Cordaid ondersteunen van illegale vreemdelingen |
|
Johan Driessen (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat ontwikkelingsorganisatie Cordaid een protestactie van illegalen ondersteunt?1
Ja.
Zo ja, deelt u de mening dat het bericht van Cordaid (waarin dit bekend wordt gemaakt) misleidend is, omdat bijvoorbeeld wordt gesproken over «vluchtelingen» (terwijl die status bij deze vreemdelingen juist niet is vastgesteld) en dat ook wordt gesproken over «gedwongen op straat leven» (terwijl deze mensen juist terug dienen te keren naar hun land van herkomst)?
Voorop staat dat de Nederlandse regering de standpunten geuit in deze demonstratie niet deelt. Feitelijk is het bericht van Cordaid dat vluchtelingen op straat worden gezet onjuist. Terecht wordt in de vraag het onderscheid gemaakt tussen vluchtelingen en vreemdelingen die geen verblijf krijgen op grond van een vluchtelingenstatus.
Vluchtelingen krijgen bescherming en huisvesting van de Nederlandse overheid en worden dus juist niet op straat gezet. Vreemdelingen die geen verblijf hebben gekregen dienen Nederland te verlaten, bij voorkeur zelfstandig en als het moet gedwongen. De overheid helpt de vreemdeling daar waar mogelijk bij dit vertrek. Het is en blijft echter de verantwoordelijkheid van de vreemdeling zelf om zijn vertrek ter hand te nemen. Daar waar de vreemdeling de eigen verantwoordelijkheid niet neemt kan de overheid de voorzieningen, dus ook de opvang, beëindigen. Als de vreemdeling tijdig terugkeert is dit echter niet aan de orde.
Hoe beoordeelt u het dat een met belastinggeld gesubsidieerde organisatie zich actief inzet om staand regeringsbeleid (dat er op gericht is dat mensen zonder verblijfsrecht niet in Nederland mogen zijn) te dwarsbomen?
CORDAID is een maatschappelijke organisatie met een eigenstandige rol in de Nederlandse samenleving. Deze rol kan zij spelen vanwege de steun van 370 000 burgers c.q. donateurs. Het is van groot belang dat maatschappelijke organisaties met een duidelijke achterban in dialoog blijven met de Nederlandse regering op allerlei beleidsthema’s. Een dergelijke open dialoog is namelijk onmisbaar voor een actieve dynamische en veerkrachtige samenleving. De ondersteuning die CORDAID verleent aan genoemde protestactie dient dan ook niet als dwarsbomen van het regeringsbeleid beschouwd te worden maar als een reactie vanuit het maatschappelijk middenveld op het regeringsbeleid.
Voor de uitvoering van specifieke programma’s gericht op structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden ontvangt CORDAID subsidie. Deze activiteiten mogen niet strijdig zijn met het Nederlands buitenlands beleid. Deze subsidies staan echter geheel los van de steun van CORDAID aan de protestactie.
Bent u bereid om er zorg voor te dragen dat de voor Cordaid bestemde subsidie wordt ingetrokken daar het niet de bedoeling is dat de burger belasting betaalt voor het saboteren van democratisch tot stand gekomen regeringsbeleid? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet ziet geen reden de samenwerking met CORDAID te herzien. CORDAID is een gewaardeerde ontwikkelingsorganisatie die met behulp van subsidie mede uitvoering geeft aan het Nederlands beleid voor internationale samenwerking. In ontwikkelingslanden wordt met partners succesvol gewerkt aan het verbeteren van de levensomstandigheden van de armen.
Artikelen in het FD over belastingontwijking |
|
Bruno Braakhuis (GL) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Coöperatie als fiscale vluchtroute», «Fiscale coöperatie schaadt imago», «Nederland fiscaal zeer in trek» en «Nederland in trek bij multinationals» uit het FD van 12 september jl. en van het artikel «Accountant roert zich te weinig in debat» uit het FD van 13 september jl.?
Ja.
Kunt u aangeven waarom voor coöperaties een vrijstelling van de dividendbelasting geldt?
De coöperatie is in beginsel niet inhoudingsplichtig op grond van de Wet op de dividendbelasting 1965. Winstuitkeringen door coöperaties kunnen wel in de heffing van de Nederlandse vennootschapsbelasting worden betrokken, ingeval sprake is van een aanmerkelijk belang in een coöperatie dat niet tot het ondernemingsvermogen behoort.
In het Belastingplan 2012 is voorgesteld om coöperaties in bepaalde situaties uitdrukkelijk inhoudingsplichtig te maken voor de dividendbelasting. Het gaat hier om een anti-misbruikmaatregel tegen gevallen waarin om fiscale redenen coöperaties zonder reële betekenis in een structuur worden tussen geschoven om belasting te ontgaan.
In de bovengenoemde artikelen wordt aangegeven, dat de Kamers van Koophandel in 2010 5 062 coöperaties telden. Bij de Kamer van Koophandel worden alle coöperaties ingeschreven. Het is mij echter niet bekend hoeveel coöperaties deel uitmaakten van een internationale structuur. De Belastingdienst registreert dit niet afzonderlijk. Er is bij deze coöperaties geen dividendbelasting geheven, omdat deze coöperaties niet binnen de reikwijdte van de dividendbelasting vallen. Zoals hiervoor is aangegeven zal in het geval er sprake is van een aanmerkelijk belang in een coöperatie dat niet tot het ondernemingsvermogen behoort, wel belastingplicht voor de vennootschapbelasting aanwezig zijn.
Klopt het dat volgens de belastingdienst wel dividendbelasting kan worden geheven indien een coöperatie deel blijkt uit te maken van een beleggingsstructuur en de belastingdienst gaat ervan uit «dat dat een klein aantal is»? Kunt u aangeven bij hoeveel van de genoemde 5062 coöperaties sprake is van een beleggingsstructuur? Kunt u verder aangeven in hoeveel van die gevallen dividendbelasting wordt geheven?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u de gesignaleerde trend wenselijk dat op de adressen van trustkantoren coöperaties met uitgesloten aansprakelijkheid worden ingeschreven? Zo niet, welke stappen bent u voornemens te nemen om deze groeiende praktijk te stoppen?
Leden van een coöperatie zijn vrij in de keuze van hun vestigingsplaats. Wel moeten de coöperatie en de leden voldoen aan hun fiscale verplichtingen en mogen de activiteiten niet in strijd zijn met wet- en regelgeving. Om toezicht op de naleving van de regels te bevorderen heeft Nederland met een groot aantal landen verdragen gesloten over de uitwisseling van inlichtingen.
Acht u het wenselijk dat leden van een coöperatie gevestigd zijn op fiscaal mild terrein of in belastingparadijzen als de Kaaiman- of Kanaaleilanden, Bermuda of Delaware?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u het feit dat Nike door middel van een coöperatieconstructie in Nederland geen dividendbelasting betaalt?
Zoals bekend kan ik over individuele belastingplichtigen geen uitspraken doen. In meer algemene zin merk ik op dat bedrijven vrij zijn in hun keuze voor de (internationale) juridische bedrijfsstructuur. Overigens, merk ik ook in meer algemene zin op, dat op basis van de EU-moeder/dochterrichtlijn en de afgesloten belastingverdragen in de gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van een BV veelal ook geen dividendbelasting wordt geheven.
Hoe beoordeelt u de signalering van oud-hoofd van de afdeling rulings van de belastingdienst, Wiecher Munting, dat sinds de periode 2005/2006 door de belastingdienst toestemming gegeven wordt om rulings af te geven voor coöperaties, omdat dat een positieve stimulans gaf aan de vestiging van buitenlandse kantoren?
Zoals bij meerdere (fiscale) wetsvoorstellen is aangegeven, acht het kabinet het van belang dat er in Nederland een aantrekkelijk vestigingsklimaat heerst, ook voor (regionale) hoofdkantoren. De behandeling van dividenden, zowel de inkomende (deelnemingsvrijstelling), als de uitgaande (dividendbelasting), is daarbij een belangrijke factor. Ook het geven van zekerheid vooraf over de fiscale behandeling van de dividenden is van groot belang. Aangezien dividenduitkeringen door een coöperatie in beginsel niet onder de heffing van de dividendbelasting vallen is de Belastingdienst daarvoor zekerheid vooraf gaan geven. Er is geen bijzondere fiscale faciliteit voor financieringsmaatschappijen, maar wel kan het grote aantal belastingverdragen dat Nederland heeft gesloten het aantrekkelijk maken financiële dienstverleningslichamen in Nederland te vestigen.
Wat is uw mening over de constatering dat 80 van de 100 grootste bedrijven ter wereld in Nederland gevestigd zijn met financieringsfirma’s?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven wat de substance-eisen zijn voor bijzondere financiële instellingen (BFI’s)? Kunt u ook aangeven of de substance-eisen afdoende zijn om doorsluizing te voorkomen zonder dat sprake is van reële economische activiteiten? Indien dat niet het geval is, bent u bereid aanvullende eisen te stellen?
De Nederlandse Bank (hierna: DNB) definieert het begrip «bijzondere financiële instelling» (hierna: BFI’s) en bepaalt welke instellingen het betreft. Uit de gegevens van DNB blijkt dat de BFI’s voor het grootste deel houdstermaatschappijen en financieringsmaatschappijen zijn die deel uitmaken van multinationale concerns1.
Er is echter geen fiscale definitie van het begrip BFI. Onder die financieringsmaatschappijen kunnen ook zogenoemde dienstverleningslichamen vallen.
Dienstverleningslichamen zijn lichamen met financiële dienstverleningsactiviteiten binnen concernverband. Voor dienstverleningslichamen gelden ter verkrijging van zekerheid vooraf fiscale substance-eisen2. De substance-eisen zien op zaken waaruit blijkt dat het lichaam in Nederland gevestigd is en de administratie in Nederland wordt gevoerd, alsmede dat tenminste de helft van het bestuur in Nederland woont. Daarnaast worden meer materiële eisen gesteld, zoals de professionele kennis van de bestuursleden en het personeel en een passende kapitalisatie middels eigen vermogen. Zowel het eigen vermogen van het lichaam als het kennisniveau dienen aan te sluiten bij de functies en risico’s van de desbetreffende instelling.
Zoals ik in mijn brief van 3 november 20113 schreef, worden deze substance-eisen impliciet geëvalueerd aan de hand van reacties van verdragspartners en van ontwikkelingen rond (aanpassingen van) het commentaar bij het OESO Modelverdragen, waarop de meeste verdragen geënt zijn. Geen van beide wijzen erop dat Nederland met deze eisen tekort schiet in zijn verplichtingen tegenover zijn verdragspartners. Naar aanleiding van de bij de behandeling van het Belastingplan aangenomen motie nummer 62 (33003) zal ik op de achtergrond, de invulling, de naleving en de gevolgen van de substance eisen terugkomen.
Klopt de bewering van het oud-hoofd van de afdeling rulings van de belastingdienst, Wiecher Munting, dat het bedrag van € 1 miljard aan belastinginkomsten als gevolg van deze doorsluispraktijken achterhaald is en dat het gaat hooguit om enkele honderden miljoenen? Hoe beoordeelt u deze uitspraak? Kunt u aangeven hoe het komt dat deze belastinginkomsten in Nederland dalen, terwijl de geldstroom door Nederland groter is geworden (van € 4400 miljard in 2003 tot € 10 005 miljard in 2010)?
Kunt u de gegevens uit 2007 (€ 1 miljard belastingopbrengsten en € 500 miljoen aan «toegevoegde waarde» voor de economie») actualiseren en per jaar sinds 2007 aangeven hoeveel belasting over deze geldstroom wordt afgedragen en op welke gronden?
Zoals uit mijn antwoorden op de kamervragen van de heer Groot (PvdA) van 11 oktober 2011 blijkt, is het bedrag van € 1,5 miljard een inschatting van DNB enCBS van de toegevoegde waarde voor Nederland. DNB is op dit moment bezig met het opzetten van een waarneming van de toegevoegde waarde van BFI’s – inclusief belastingen – op basis van directe rapportages van de jaren 2009 en 2010. DNB verwacht de cijfers van deze nieuwe waarneming in de loop van 2012 te kunnen publiceren.
Overigens merk ik op, net als in mijn brief van 3 november 2011, dat de toegevoegde waarde van deze sector niet te eng beoordeeld moet worden. Het is ook van belang te beseffen dat veel buitenlandse bedrijven die nu van grote betekenis zijn voor de Nederlandse economie, met een veel kleinere aanwezigheid, bijvoorbeeld met slechts een financieringsmaatschappij, begonnen zijn.
Hoe beoordeelt u het feit dat 36% van de hoogleraren op de (sub)afdelingen accountancy van de universiteiten partner is bij een van de grote 4 accountancykantoren (Deloitte, Ernst&Young, PwC en KPMG)?
Zie antwoord vraag 11.
Acht u de beroepscode (accountants doen geen uitspraken over elkaar, zonder elkaar te hebben gehoord) en het feit dat een accountant niet vrij kan spreken over zijn eigen klanten, in lijn met de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening van de VSNU, die stelt dat een hoogleraar behalve zorgvuldig, betrouwbaar en controleerbaar ook onpartijdig en onafhankelijk moet zijn?
Bent u bereid te onderzoeken of een einde aan deze praktijk gemaakt kan worden, bijvoorbeeld door te kijken naar de Verenigde Staten en Duitsland, waar deze dubbelfuncties niet bestaan?
Zoals door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap reeds eerder is aangegeven in antwoord 3 op Kamervragen4 van de kamerleden Jadnanansing en Plasterk (beiden PvdA) over dit onderwerp is het voor een goede wisselwerking tussen theorie en praktijk van belang dat hoogleraren hun functie aan een universiteit kunnen combineren met een functie in een bedrijf of in een maatschappelijke organisatie. Dat geldt niet alleen voor de accountancy, maar bijvoorbeeld ook voor de rechtspraak.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het notaoverleg over de fiscale agenda dat is gepland op 10 oktober 2011?
Ja. Het toepassen van hoor en wederhoor is een belangrijk grondbeginsel. Ik zie dus niet in waarom dit bij accountants een probleem zou opleveren. Daarnaast geeft de VSNU in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening onder artikel IV Onpartijdigheid & artikel V Onafhankelijkheid aan hoe hoogleraren met een nevenfunctie moeten handelen om hun onpartijdige en onafhankelijke positie als hoogleraar te waarborgen. Ik verwijs in dit verband ook naar het antwoord 2 van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op Kamervragen4 van de hiervoor genoemde kamerleden.
De zorgverzekering op de BES-eilanden |
|
Cynthia Ortega-Martijn (CU), Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van de notitie «Een binnen Nederland aanvaardbaar voorzieningsniveau»?1
Ja.
Klopt het dat de particuliere zorgverzekeraars op de BES-eilanden per brief werden gesommeerd alle particuliere verzekeringen eenzijdig op te zeggen? Klopt het tevens dat de cliënten hiervan niet op de hoogte zijn gesteld? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de gangbare juridische procedures? Zo nee, op welke wijze is dit gebeurd?
De verzekeraars zijn niet door mij of door het Zorgverzekeringskantoor gesommeerd de particuliere verzekeringen op te zeggen. Ik heb per brief de Nederlandse Antilliaanse Vereniging van Verzekeraars wel in kennis gesteld van het overgangrecht dat in het kader van het Besluit zorgverzekering BES is getroffen. De vereniging is er blijkbaar zelf van uitgegaan dat de particuliere ziektekostenverzekeringsovereenkomsten automatisch zouden komen te vervallen door de invoering van de zorgverzekering BES.
Per brief heb ik uitgelegd dat de in het Besluit zorgverzekering BES getroffen overgangsregeling (artikel1 inhoudt, dat particuliere ziektekostenverzekeringen naar Antilliaans of Nederlands recht, uitsluitend vervallen voor zover de dekking overeenkomt met de dekking van het Besluit zorgverzekering BES. Verzekeringen met een ruimere dekking kunnen dus in stand blijven voor dat ruimere deel. Wel is aangegeven dat het de particuliere verzekeraars vrij staat met inachtneming van de polisvoorwaarden en het civiele recht, verzekeringsovereenkomsten te beëindigen. De redelijkheid en billijkheid van een dergelijke opzegging staat ter beoordeling aan de rechter.
Particuliere verzekeraars en inwoners zijn bij communicatie- en voorlichtingsbijeenkomsten over de nieuwe zorgverzekering geïnformeerd over wat de nieuwe zorgverzekering betekent voor de toen bestaande particuliere polissen. Ook heb ik in mijn eerder genoemde brief het vertrouwen uitgesproken dat de voorzitter van de Vereniging van Verzekeraars het overgangsrecht onder de aandacht van de bij die vereniging aangesloten leden zou brengen.
Klopt het dat de nieuwe zorgverzekering in bepaalde gevallen onvoordelig uitvalt voor verzekerden in verhouding tot de zorg die zij eerder kregen via de particuliere zorgverzekeraar? Zo ja, deelt de u de conclusie dat hiermee de rechten van deze verzekerden zijn geschonden? Zo nee, waarom niet? Klopt het tevens dat het voor verzekerden niet mogelijk is zich aanvullend te verzekeren? Zo ja, op welke manier kunnen verzekerden zich van hetzelfde niveau van zorg verzekeren als vóór 1 januari 2011?
Het is inderdaad mogelijk dat voor 1-1-2011 sommige particulier verzekerden op enkele punten ruimer verzekerd waren dan de aanspraken die in de nieuwe BES zorgverzekering zijn opgenomen. De rechten van deze verzekerden zijn daardoor echter niet geschonden. Hun particuliere polissen zijn alleen van rechtswege komen te vervallen voor zover de dekking overeenkomt of overeenkwam met de dekking van het Besluit zorgverzekering BES. De eventuele ruimere dekking blijft in beginsel in stand. Het is dus toegestaan om zich aanvullend te verzekeren.
Zoals bij vraag twee is toegelicht is het in stand blijven of het aanbieden van een aanvullende polis aan de verzekeraars en de verzekerden. De particuliere verzekeraars op de Antillen is gevraagd of zij aanvullende verzekeringen konden en wilden aanbieden. De verzekeraars waren op dat moment (najaar 2010) niet commercieel geïnteresseerd een aanvullende verzekering aan te bieden. Dat gegeven heeft ertoe geleid dat ik, deels in de vorm van overgangsrecht, meer aanspraken in het ziektekostenverzekeringspakket voor de BES-eilanden heb opgenomen dan in het Nederlandse basispakket van de Zorgverzekeringswet is voorzien.
Klopt het dat de ID-kaart, welke tevens fungeert als verzekeringskaart, niet altijd in het buitenland, bij medische uitzendingen, als zodanig wordt erkend? Zo ja, blijven verzekerden in dergelijke gevallen van medische zorg verstoken? Zo nee, op welke wijze is de zorgverlening in deze gevallen geregeld?
Het klopt dat de ID-kaart of sedula alleen functioneert als grensdocument en verzekeringsbewijs op de BES eilanden en Sint Maarten, Curaçao en Aruba. Het is echter niet zo dat ingezetenen met alleen een sedula (het identiteitsbewijs) hierdoor van medische zorg verstoken blijven.
Voor de specialistische verwijzingen zijn door het Zorgverzekeringskantoor (de uitvoerder van de zorgverzekering in Caribisch Nederland) contracten aangegaan met de ziekenhuizen op Curaçao en Aruba. Voor Saba en Sint Eustatius zijn contracten voor specialistische zorg aangegaan met het ziekenhuis van Sint Maarten en met enkele specialisten in het Franse deel Saint Martin. Deze eilanden zijn allen bereisbaar met alleen een sedula.
Voor verwijzingen voor topklinische en academische zorg die de gecontracteerde centra overstijgen, worden momenteel contracten aangegaan met het academisch ziekenhuis op het Franse eiland Guadeloupe. Om deze samenwerking praktisch mogelijk te maken, zijn tevens overeenkomsten voorbereid tussen Frankrijk en Nederland betreffende immigratie- en bestuurlijke zorgaspecten. Minister Donner heeft bij een recent bezoek aan Parijs afspraken gemaakt met de Franse minister van binnenlandse zaken over de samenwerking met Guadeloupe.
Hierin is ook geregeld dat de sedula in spoedgevallen als geldig reisdocument wordt erkend voor toelating tot Guadeloupe en het ziekenhuis aldaar.
Er wordt in aanloop naar deze overeenkomsten echter al veelvuldig van de voorzieningen op Guadeloupe gebruik gemaakt. Daarnaast is voor de inwoners van Bonaire dergelijk zwaardere medisch specialistische zorg aangetrokken in Colombia.
Voor een ieder is derhalve toegankelijkheid tot zorgvoorzieningen gegarandeerd.
Het bericht “De uitvaart wordt duur betaald” |
|
Jhim van Bemmel (PVV) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «De uitvaart wordt duur betaald»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onverantwoord is dat verzekeraars hun (potentiële) klanten voorhouden dat een gemiddelde uitvaart € 9000 kost en in de komende 20 jaar kan oplopen naar € 40 000 terwijl blijkt dat de kosten van een uitvaart gemiddeld zo rond de € 6500 liggen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb u in mijn brief van 23 september jl. geïnformeerd over mijn plannen met betrekking tot uitvaartverzekeringen. Daarbij heb ik de informatie die de AFM deelt op basis van haar voorlopige bevindingen meegestuurd. Ik heb in die brief aangegeven dat als de voorlopige bevindingen van de AFM in het definitieve rapport worden bevestigd, ik geen aanleiding zie om uitvaartverzekeringen uit te zonderen van het provisieverbod. Op basis van het definitieve rapport zal ik bezien of en zo ja, welke stappen eventueel verder nodig zijn.
Vindt u dat binnen de uitvaartverzekeringsbranche een halt toegeroepen moet worden aan provisies, omdat het nu onduidelijk is hoe tussenpersonen beloond worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van het Autoriteit Financiële Markten(AFM) rapport dat aantoont dat er binnen de uitvaartverzekeringsbranche zaken moeten veranderen? Zo ja, hebt u de bereidheid om samen met de branche tot een gedragscode te komen en de Kamer hierover te berichten?
Zie antwoord vraag 2.
Het opslaan van kernafval |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Medisch kerndossier in Rijnmond krijgt brede steun»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat een tiental zorgaanbieders zegt zich hard te zullen maken voor brede invoering van een medisch kerndossier?
Recent is er een convenant gesloten met 10 zorgpartijen in de regio Rijnmond om samen verder te werken aan de ontwikkeling van het medisch kerndossier. Op dit moment behelst het project medisch kerndossier een pilot van een kleine groep patiënten in het Erasmus MC. Ik zie dit als een initiatief om te komen tot standaardisatie van gegevensuitwisseling in de zorg. Nictiz is ook betrokken bij dit initiatief om lering te trekken uit de ervaring die worden opgedaan.
Hoe verhoudt dit initiatief zich tot de doorstart van het Elektronisch Patiëntendossier/Landelijke Schakel Punt (EPD/LSP)?
Het Zorgportaal wordt ontwikkeld door een consortium van samenwerkende partijen (Erasmus Medisch Centrum, St. Fransiscus Gasthuis, STAR MDC, Brink&, Leenecommunicatie, Intermax, Stichting RijnmondNet, Stichting Zorgimpuls, Erasmus Universiteit, instituut Beleid en Management Gezondheidszorg). Dit initiatief staat los van de doorstart van de landelijke infrastructuur waaraan door vijf koepelorganisaties wordt gewerkt.
Heeft het CBP dit medisch kerndossier getoetst ten aanzien van de privacy? Zo ja wat was zijn oordeel? Zo nee, waarom niet?
Het medisch kerndossier is niet getoetst door het CBP. Het is aan het CBP als toezichthouder om haar toezichtprogramma te bepalen.
Is dit medisch kerndossier afdoende beveiligd? Zo ja, waarop is dat gebaseerd?
Uit de informatie die ik heb ontvangen over het project medisch kerndossier valt af te leiden dat er in opzet aandacht is voor beveiliging. Het oordeel of dit in de praktijk afdoende is, is aan de toezichthouders IGZ en CBP.
Bent u ervan op de hoogte dat de patiënt kan inloggen op zijn medisch kerndossier door middel van DigiD? Wat is uw mening over die constructie, gezien de DigiNotar affaire en het falend toezicht op deze verstrekker van beveiligingscertificaten?
Logius (de beheerder van DigID) geeft aan dat op dit moment vervanging en testen zodanig gevorderd zijn dat DigiD weer veilig kan worden gebruikt door mensen die al een DigiD hebben. Ook is het volgens Logius nu ook weer helemaal veilig om een DigiD aan te vragen.
DigiD midden met SMS authenticatie, zoals gebruikt bij het medisch kerndossier, is thans het hoogst mogelijke vertrouwensniveau dat de rijksoverheid aanbiedt aan burgers.
Bent u bereid deze vragen voor het algemeen overleg van 6 oktober a.s. over de doorstart van het EPD te beantwoorden?
Dit is helaas niet gelukt.
Onveilige seks en extra bezuinigingen op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Wat is uw reactie op het onderzoek dat in opdracht van de farmaceutische onderneming Bayer in 26 landen is gedaan, waaruit blijkt dat jongeren steeds minder weten over voorbehoedsmiddelen en over bescherming tegen seksueel overdraagbare aandoeningen, waardoor onveilige seks wereldwijd in opmars is?1
De regering is zich bewust van de problemen die wereldwijd bestaan met onveilige seksualiteit, speciaal onder jongeren. Seksualiteit onder jongeren is in veel landen nog steeds een taboe. Veel jongeren hebben geen toegang tot eerlijke, feitelijke informatie over seksualiteit of voorbehoedsmiddelen, noch tot reproductieve gezondheidszorg. Daarbij zijn veel jongeren (vooral meisjes) vaak niet in een positie om nee te zeggen tegen seksuele toenaderingen waar ze niet van gediend zijn. Dit heb ik nog onlangs benadrukt tijdens een bijeenkomst bij de Wereldbank over het demografisch dividend van SRGR.
Het recente onderzoek «Clueless or clued up: your right to be informed about contraception», uitgevoerd in opdracht van Bayer Health Care en ondersteund door een aantal gezaghebbende internationale NGO’s illustreert nog eens de Nederlandse analyse van het probleem van onveilige seksualiteit. Het onderwerp seksualiteit en jongeren vormt daarom één van de speciale aandachtspunten van het speerpunt Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten van dit Kabinet.
Klopt het dat het aantal jongeren dat met een nieuwe partner onveilige seks bedrijft overal in de wereld stijgt?
De vraag in hoeverre de genoemde studie representatief is voor de hele wereld kan ik nog niet beantwoorden. Ik begrijp dat momenteel het Amerikaanse Guttmacher Institute, een gerenommeerde onderzoeksorganisatie, de resultaten nader bestudeert. Tot die tijd zou ik voorzichtig willen zijn met het trekken van conclusies over de vraag of deze bevindingen voor alle jongeren wereldwijd zouden gelden.
Wereldwijd vindt wel een aantal ontwikkelingen plaats die het risico verhogen dat jongeren onveilige seks hebben met een nieuwe partner. Ten eerste stijgt het aantal jongeren in absolute termen. UNFPA schat dat ongeveer een kwart van de wereldbevolking nu tussen de tien en vierentwintig jaar oud is. Ten tweede trouwen mensen steeds later na hun eerste seksuele contact, zodat er meer kans is op het hebben van verschillende seksuele contacten (veilig en onveilig). Ten derde hebben volgens de VN wereldwijd naar schatting 215 miljoen vrouwen (waaronder ook jonge vrouwen) wél de wens om een zwangerschap te voorkomen of uit te stellen maar géén toegang tot moderne voorbehoedsmiddelen (ook wel de ongedekte behoefte aan «family planning» genoemd).
Deelt u de conclusie van het onderzoek dat er overal op de wereld hindernissen bestaan die voorkomen dat tieners betrouwbare informatie krijgen over veilige seks en voorbehoedsmiddelen?
Ja.
Welke financieringskanalen worden in 2012 ingezet, bilateraal en multilateraal, om tieners betrouwbare informatie te verschaffen en om hindernissen die deze toegang belemmeren te reduceren?
Ik zet alle beschikbare kanalen in. Zo ondersteunen wij uit het MFS 2 de «Unite For Body Rights» alliantie voor een programma met speciale focus op jongeren en hun seksuele en reproductieve rechten. Deze alliantie werkt in negen landen (Ethiopië, Kenia, Malawi, Tanzania, Oeganda, Bangladesh, India, Indonesië en Pakistan). Uit het Keuzes en Kansen fonds financieren wij activiteiten van vier internationale NGO’s (IPPF, IPAS en PSI/Guttmacher Institute) die zich allen (ook) op jongeren richten met dienstverlening, voorlichting en pleitbezorging. Daarnaast werkt het recent gestarte «Key Populations Fonds» o.a. aan training over veilige seks voor jongeren in kwetsbare groepen.
In een aantal partnerlanden (Zuid-Afrika, Ethiopië, Bangladesh, Tanzania en Nicaragua) financiert Nederland nu al rechtstreeks activiteiten met partnerorganisaties op het terrein van voorlichting en dienstverlening aan jongeren aangaande seksuele en reproductieve gezondheid. In Burkina Faso, Zambia, Ghana, Mali en Tanzania steunt Nederland grotere programma’s met de overheid waarvan dergelijke activiteiten onderdeel uit maken. De plannen voor 2012 en volgende zijn ingediend maar nog niet beoordeeld. Daaruit blijkt dat er specifieke activiteiten zijn gepland op dit terrein in 12 partnerlanden.
Via het multilaterale kanaal zal UNFPA ook in 2012 worden ondersteund via de algemene vrijwillige bijdrage. Voor de nieuwe Executive Director van UNFPA, dr. Babatunde Osotimehin, is verbetering van de positie van adolescenten en in het bijzonder van adolescente meisjes, een speciaal aandachtspunt. UNFPA’s vier speerpunten daarbij zijn: meer aandacht in nationaal overheidsbeleid voor de speciale positie van jongeren, seksueel vormingsonderwijs, bevordering van een pakket van basis gezondheidsdiensten voor jongeren en bevordering van medezeggenschap door jongeren. Ik verwijs ook naar dr. Osotimehins recente artikel in het internationale medische vaktijdschrift The Lancet2 waarin hij pleit voor veel meer investering in de seksuele en reproductieve gezondheid en weerbaarheid van adolescenten en speciaal meisjes.
Tot slot teken ik bij dit alles aan dat naast financiële steun juist ook de politieke en morele steun van de regering aan nationale en internationale SRGR organisaties door deze organisaties zeer wordt gewaardeerd. Nederland maakt zich, zowel in VN fora als in de bilaterale politieke dialoog met landen, hard voor jongeren en hun behoeften aan SRGR informatie en dienstverlening. Ik denk dan bijvoorbeeld aan Nederlands uitgesproken rol in VN fora als de jaarlijkse Commission on Population and Development (onderdeel van ECOSOC).
Is het waar dat u voor drie van uw vier prioritaire thema’s extra budget beschikbaar stelt, maar op het prioritaire thema Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) 40 miljoen euro bezuinigt? Waarom heeft u hiervoor gekozen?
Nee. Nederland was, is en blijft een voorvechter op het gebied van seksuele en reproductieve rechten en gezondheid (SRGR). Ik werd echter in een heel laat stadium van de voorbereiding van de begroting geconfronteerd met een korting op de begroting voor ontwikkelingssamenwerking als gevolg van een neerwaartse BNP bijstelling. Er is daardoor minder geld voor het artikel waaruit SRGR, hiv/aids en gezondheid worden gefinancierd, maar van dat geld gaat volgend jaar ruim twee derde naar SRGR en hiv/aids.
Voor SRGR trek ik in de ontwerpbegroting 3 miljoen euro meer uit dan vorig jaar. In de komende periode onderzoek ik of ik dit bedrag nog verder kan verhogen. Tijdens de begrotingsbehandeling kom ik hier op terug.
Hoe verhoudt deze bezuiniging zich tot het kabinetsbeleid dat er geïntensiveerd wordt op de prioritaire thema’s? Hoe verhoudt deze bezuiniging zich tot de noodzaak die u in meerdere brieven uitspreekt over de urgentie van betere toegang tot anticonceptiemiddelen en verbetering van seksuele en reproductieve gezondheidszorg, inclusief toegang tot veilige abortus?
Nederland is en blijft een actief pleitbezorger voor verbetering van seksuele en reproductieve gezondheidszorg en rechten, inclusief de lastige onderwerpen als abortus en SRGR voor jongeren. Wij hebben ons immers gecommitteerd aan de millenniumontwikkelingsdoelstellingen, waaronder het met 75% terugbrengen van moedersterfte en het verzorgen van universele toegang tot reproductieve gezondheidszorg. Het behalen van deze doelen is niet alleen van het grootste belang voor de mensen om wie het gaat, maar heeft ook een breder effect. Als de grote ongedekte behoefte aan voorbehoedsmiddelen beter vervuld zou zijn, dan zou dit immers leiden tot een daling van geboortecijfers wat in veel landen een positief ontwikkelingseffect zou hebben. Zoals ik in de focusbrief al toelichtte zijn er belangrijke dwarsverbanden tussen de vier speerpunten en het is dan ook mijn intentie om die speerpunten in onderlinge samenhang te verwezenlijken.
Is het waar dat u van het totale ontwikkelingsbudget 12% besteedt aan voedselzekerheid en private sector ontwikkeling, 4% aan water, 8% aan vrede en veiligheid, en 2,5% aan SRGR? Zo ja, deelt u de mening dat laatstgenoemd percentage en weinig blijk van geeft en dat SRGR een «prioritair thema» is?
Het aandeel voedselzekerheid bedraagt 5 % en dat van private sector ontwikkeling 7,5%. Voor veiligheid en rechtsorde is 6,4% gereserveerd; de rest van de uitgaven op dat thema zijn geen ODA. Het is wel mijn intentie om de bijdrage voor SRGR verder te laten stijgen maar dit zal mede afhankelijk zijn van de beschikbare middelen en de kwaliteit van de voorstellen die ik ontvang voor financiering.
Ik deel overigens niet uw mening, dat hieruit blijkt dat SRGR geen prioritair thema zou zijn. Het prioritaire karakter van SRGR is niet alleen afhankelijk van de financiële ruimte maar ook van de niet-financiële inzet die Nederland levert. Deze is omvangrijk en in sommige opzichten uniek.
Waarom heeft u in de begroting de budgetten voor HIV/AIDS en algemene gezondheidszorg samengevoegd? Deelt u de mening dat dit transparanter had gekund, aangezien de optelsom van het budget voor algemene gezondheidszorg en het budget voor SRGR suggereert dat er een intensivering op SRGR plaatsvindt, terwijl dit niet het geval is?
De samenvoeging van de twee operationele doelstellingen en de uitsplitsing in de begroting 2012 naar thema en kanaal (zie de figuur op pagina 65 van de begroting voor 2012) is juist bedoeld om de transparantie te verhogen. De cijfers met betrekking tot de verdeling over de drie sub-thema’s geven de werkelijkheid beter weer dan in het verleden. Bovendien dragen alle middelen bij aan de gezamenlijke doelstelling «seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/Aids».
Ik maak graag gebruik van deze gelegenheid om mijn besluit nader toe te lichten. In vorige begrotingen hanteerden mijn voorgangers twee operationele doelstellingen die overeenkwamen met MDG 5 en 6 (reproductieve gezondheid en Aids, TB en malaria). Bevordering van algemene gezondheidszorg had daarin geen plaats terwijl dat wel een doel op zich was. Mede als gevolg daarvan was het historisch zo gegroeid dat niet alle uitgaven onder de meest logische operationele doelstellingen stonden.
Het bericht dat Al Gore een lezing komt geven aan de Rijksuniversiteit van Groningen |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met de lezing van Al Gore aan de Rijksuniversiteit van Groningen op 29 september 2011?1
Ja.
Bent u bekend met feit dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), de belastingdienst, de gemeente Groningen en de Rijksuniversiteit Groningen als sponsoren van de lezing optreden? Zo ja, kunt u de Nederlander uitleggen wat deze organisaties van doen hebben met het klimaatbeleid?
Bij navraag bij de Economische en Bedrijfskundige Faculteitsvereniging (EBF) van de Rijksuniversiteit Groningen, de organisator van deze conferentie, blijkt dat er geen sprake is van sponsoring van de lezing door de Belastingdienst en het CBS. Er zijn alleen workshops georganiseerd op de tweede dag van de conferentie met als doel de Belastingdienst en het CBS als organisatie te presenteren. De workshops hadden geen enkele relatie met klimaat.
Bent u bekend met de titel van het congres: «Reboot, responsible leadership, responsible growth»2 Deelt u de mening dat Al Gore wel de laatste persoon is die «responsible leadership» toont door mensen angst aan te praten, door een voorstelling van zaken te geven alzou de wereld bijna vergaan als de mens niet snel zijn leefwijze aanpast?
Ja.
Ik ben bekend met deze titel. Ik deel uw mening over Al Gore niet. Het staat de universiteit en Al Gore vrij om dit onderwerp op hun eigen wijze te presenteren.
Hoeveel euro ontvangt deze klimaatzwetser voor zijn praatje aan de Rijksuniversiteit van Groningen en hoeveel van deze euro’s komen direct of indirect uit de staatskas?
De woorden die u hier gebruikt laat ik voor uw rekening. Navraag bij de Rijksuniversiteit Groningen leert dat de EBF het optreden van Al Gore heeft gefinancierd uit de eigen begroting, die volledig wordt gevuld met bijdragen van het bedrijfsleven.
Bent u bekend met de negen, door het High Court in Londen als leugen aangemerkte, stellingen uit de film «An Inconvient Truth» en bent u bekend met Al Gore’s energieverbruik in 2007 en 2009 dat tot twintig maal hoger was dan het Amerikaanse gemiddelde?3 4 5 Zo ja, deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de Nederlandse belastingbetaler moet meebetalen aan deze lezing aan de Rijksuniversiteit Groningen, waardoor Nederlandse studenten een eenzijdig beeld krijgen van het klimaatdebat?
Ja, beide door u genoemde berichten zijn mij bekend. Voor het antwoord op het tweede deel van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 4. De Rijksuniversiteit Groningen is zelf verantwoordelijk voor deze uitgaven.
Bent u bereid om het bedrag dat de belastingbetaler, via de sponsoren, meebetaalt aan deze lezing, in te houden op de jaarlijkse rijksbijdragen aan diezelfde sponsoren? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2.
Het bericht "Bemiddelaars in dubieuze leningen" |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van «Bemiddelaars in dubieuze leningen»?1
Ja.
Klopt het dat de banken moeten doorgeven aan de belastingdienst wie hoeveel hypotheekrente betaald heeft?
Ja. De verplichting strekt ertoe dat deze informatie wordt doorgegeven na afloop van het jaar waarop de rente betrekking heeft. Deze informatie is dus niet actueel en niet beschikbaar ten aanzien van mensen die voor het eerst een huis kopen.
Klopt het dat de werkgevers, uitkeringsinstanties en pensioenfondsen maandelijks alle inkomensgegevens moeten doorgeven aan de polisadministratie (die honderden miljoenen gekost heeft), waardoor de overheid een up to date administratie van inkomensgegevens heeft? (Zie de lovende voortgangsrapportages van SUB/Walvis,)
Ja. Er is geen actuele inkomensinformatie bekend van personen die niet aan de loonbelasting onderhevig zijn, zoals zzp-ers en andere ib-ondernemers.
Klopt het dat het tegengaan van fraude met de voorlopige teruggaaf tot de beleidsprioriteiten van dit jaar behoort?2
Ja.
Is het nog steeds mogelijk om een totaal fake-inkomen op te geven (dat niet spoort met de polisadministratie), een hypotheek op te geven, terwijl je een huurhuis hebt en huurtoeslag ontvangt, en zo duizenden euro’s aan voorlopige teruggaven te ontvangen zonder dat er enige controle vooraf plaatsvindt? Zo ja, wat is er dan terechtgekomen van de beleidsprioriteit?
Iemand die een voorlopige teruggaaf aanvraagt, doet dat op basis van gegevens die op het moment van de aanvraag niet vaststaan. Dit feit brengt met zich mee dat een sluitende controle vooraf niet mogelijk is.
In de afgelopen jaren is gebleken dat steeds meer burgers misbruik gingen maken van deze omstandigheid door volledig gefingeerde gegevens te gebruiken bij een aanvraag en zodoende ten onrechte een voorlopige teruggaaf ontvingen. Om die reden is het toezicht op dit proces aanzienlijk aangescherpt. Waar mogelijk worden aanvragen van een voorlopige teruggave te getoetst aan contra-informatie. Aanvragen die betrekking hebben op personen ten aanzien van wie bekend is dat die eerder betrokken waren bij fraude worden altijd volledig getoetst voordat tot uitbetaling wordt overgegaan.
Met de overige contra-informatie waarover de Belastingdienst beschikt (bijv. inkomensgegevens en gegevens van het Kadaster) vindt risicoselectie plaats in die gevallen waarin niet sprake is van een bij voorbaat al verdachte aanvraag. Dat levert maandelijks enkele tientallen gevallen op van een fraudepoging. Uitbetaling vindt dan niet plaats.
Gegevens van financiële instellingen zijn niet beschikbaar op het moment waarop iemand voor het eerst een eigen woning betrekt. Die koper kan tot dat moment ook terecht huurtoeslag ontvangen en heeft voor het lopende jaar mogelijk ook recht op een voorlopige teruggaaf vanwege de eigen woning.
Hoe oordeelt u over de in het artikel genoemde bemiddelingsbureaus? Klopt het dat de FIOD onderzoek doet naar al deze bureaus? Zo nee, wilt u daar dan zo spoedig mogelijk voor zorgen dat dat wel gebeurt?
Het gaat in dit geval om een persoon die niet bemiddelt bij het aanvragen van een voorlopige teruggaaf, maar om iemand die anderen oplicht: hij biedt aan te bemiddelen bij het verkrijgen van een lening, terwijl hij in werkelijkheid de identiteitsgegevens van zijn klanten, die in moeilijke omstandigheden verkeren, gebruikt om voor die klanten een voorlopige teruggaaf te krijgen op basis van volkomen onjuiste gegevens. De FIOD is – in opdracht van het Openbaar Ministerie – bezig met een strafrechtelijk onderzoek ter zake.
Is het strafbaar om voor iemand anders een voorlopige teruggaaf aan te vragen zonder wat voor registratie dan ook en daar een forse bemiddelingsbedrag voor te vragen? Zo nee, bent u bereid ervoor te zorgen dat dat strafbaar wordt en hard wordt aangepakt?
Er zijn geen specifieke regels voor bemiddelaars en ook niet voor de bedragen die zij vragen voor hun bemiddeling bij het aanvragen van voorlopige teruggaven of andere aangiftes. Ik ben van oordeel dat dit ook niet nodig is. Burgers die problemen hebben met het nakomen van hun fiscale verplichtingen of die hulp zoeken bij het aanvragen van voorlopige teruggaven kunnen daarvoor kiezen uit diverse laagdrempelige mogelijkheden.
Uitwassen op het terrein van bemiddeling, zoals dit soort gevallen, moeten worden tegengegaan door strafrechtelijke aanpak. In dit geval gebeurt dat ook. Er is daarom geen aanleiding tot het nemen van extra maatregelen.
Lastenverhogingen voor ondernemers als gevolg van Diginotarproblematiek |
|
Kees Verhoeven (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
|
|
Bent u bekend met het feit dat de belastingdienst is overgestapt op een andere certificaatleverancier voor hun dienstverlening naar ondernemers, na de problemen van DigiNotar? Kunt u toelichten welke leverancier dit is?
Klopt het dat de nieuwe beveiligingscertificaten duurder zijn dan die van DigiNotar en dat de prijs voor ondernemers stijgt van € 60 per jaar naar een veelvoud hiervan? Wat is hier de reden van?
Is het een terechte conclusie dat de ondernemer nu het slachtoffer is van de problemen van de Nederlandse overheid met DigiNotar?
Hoe past dit in het streven van het kabinet om de administratieve lasten voor ondernemers juist omlaag te brengen?
Bent u bekend met de verschillende wijzen van beveiliging bij het doen van aangifte die de belastingdienst biedt als mogelijkheid voor ondernemers, namelijk een beveiliging via certificaten en daarnaast een beveiliging door middel van kosteloze sms-authenticatie?
Bent u ervan op de hoogte dat de sms-authenticatie binnen afzienbare tijd zal worden afgeschaft? Kunt u deze beleidswijziging toelichten, mede gezien het feit dat de beveiliging via certificaten fors duurder wordt?
De overgang van zorgaanbieders van PGB naar zorg in natura |
|
Erik Ziengs (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het gegeven dat het MKB en tal van individuele zorgaanbieders (Zelfstandigen Zonder Personeel/ZZP’ers) die nu geheel op PGB-basis (Persoons Gebonden Budget) zorg verlenen geen toegang krijgen tot de contracteerruimte voor 2012? Herkent u deze situaties?
Het proces van de eerste contracteerronde 2012 loopt nog tot 1 november 2011. De eerste contracteerronde is vooral gericht op instellingen en de inkoopcriteria zijn nog niet toegesneden op zelfstandige zorgverleners. Indien er sprake is van afwijzing, dan komt dit omdat de organisatie niet voldoet aan de inkoopcriteria die het zorgkantoor heeft opgesteld. Dit kunnen zowel procesmatige, kwaliteits- als zorginhoudelijke criteria zijn.
Daarbij dient bedacht te worden dat het zorgkantoor geen contracteerplicht heeft en dus een keuze maakt uit de zorgaanbieders die in 2012 zorg zouden willen gaan leveren.
Hoeveel organisaties die nu PGB-zorg aanbieden kunnen volgend jaar ook zorg in natura aanbieden? Is dit conform de zorg die zij dit jaar aanbieden?
Organisaties die nu pgb-zorg aanbieden kunnen ook in 2012 pgb-zorg blijven leveren, zolang de pgb-budgethouder gebruik wenst te maken van de diensten van deze organisaties. Het is aan het zorgkantoor of deze organisaties ook worden gecontracteerd voor zorg in natura. Er is geen registratie van het aantal organisaties dat voorheen alleen pgb-zorg leverde en nu ook zorg in natura gaat leveren.
Hoeveel organisaties zijn er afgewezen, en op welke gronden?
Het contracteringsproces voor 2012 is nog niet afgesloten. Daarbij wordt er geen landelijke registratie bijgehouden van het aantal afgewezen organisaties. Vanwege deze twee redenen is het mij niet bekend hoeveel organisaties zijn of worden afgewezen.
Indien er sprake is van afwijzing dan komt dit omdat de organisatie niet voldoet aan de inkoopcriteria die het zorgkantoor heeft opgesteld. Dit zijn zowel procesmatige, kwaliteits- als zorginhoudelijke criteria.
Daarbij dient bedacht te worden dat het zorgkantoor geen contracteerplicht heeft en dus een keuze maakt uit de zorgaanbieders die in 2012 zorg zouden willen gaan leveren.
Bent u bekend met het feit dat bij de zorgkantoren de aanbesteding op dezelfde datum begon als het verschijnen van de programmabrief langdurige zorg? Hoe beoordeelt u de mogelijkheid om in 2012 onder de contracteerruimte te kunnen komen? Bent u bereid hier maatregelen op te nemen en zo ja welke? Zo nee waarom niet?
Het is mij bekend dat het inkoopproces is gestart op het moment dat de programmabrief langdurige zorg is verschenen. In het kader van dit inkoopproces zijn inkoopcriteria geformuleerd waaraan de zorgaanbieders zich moeten houden. Deze situatie is niet anders dan in andere jaren.
Mijn aandeel in het proces is dat er extra gelden beschikbaar komen om nieuwe cliënten zonder indicatie verblijf, die in de situatie tot 2012 voor een pgb zouden hebben gekozen, zorg aan te bieden en het mogelijk maken dat vanaf 2012 rechtstreeks zelfstandige zorgverleners kunnen worden gecontracteerd. Daarnaast voer ik overleg met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) over aanpassing van de inkoopcriteria. De eerste twee activiteiten zijn of worden binnenkort geëffectueerd. In het overleg met ZN zal ik mij inspannen, zodat nog in 2012 contractering van zelfstandige zorgverleners zal plaatsvinden.
Al met al zijn de mogelijkheden voor nieuwe zorgaanbieders en zelfstandige zorgverleners om «onder de contracteerruimte te komen» vergroot.
Bent u op de hoogte met het feit dat afwijzingen geschieden op grond van bureaucratische argumenten? Is het u bekend dat MKB-zorgaanbieders zijn afgewezen omdat ze (nog) geen cliëntenraad of (nog) geen raad van toezicht hebben, of omdat ze weigeren minutenregistraties op te nemen in de bedrijfsvoering, of omdat ze weigeren functiescheiding in de praktische werkwijze op te nemen?
Het is mij bekend dat er ook afwijzingen plaatsvinden. Het gaat daarbij om eisen die onderdeel uitmaken van de huidige inkoopcriteria van de zorgkantoren.
Bent u bekend met het feit dat de toegang bemoeilijkt wordt doordat regels barrières opwerpen, zoals het mogen verlenen van zorg voor één grondslag of een maximale omzet in het eerste jaar of een opgave van ervaringsjaren? Hoe lopen de voorbereidingen om ZZP’ers te contracteren? Bent u van mening dat deze regels in het kader van het vernieuwde speelveld naar aanleiding van de PGB-maatregel belemmerend werken, daar dit voor nieuwe organisaties verklaarbaar kan zijn, maar dit veelal organisaties zijn die al jaren zorg verlenen? Bent u bereid hier actie op te nemen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Het is bekend dat de inkoopcriteria die tot en met 2011 gelden voor niet zelfstandige zorgverleners belemmerend kunnen werken voor de contractering van zelfstandige zorgverleners, die met ingang van 2012 mogelijk wordt. Tegen deze achtergrond heb ik overleg gestart met ZN om na te gaan hoe deze criteria spoedig kunnen worden aangepast. Een van de activiteiten in dit kader is een pilot die door de concessiehouder UVIT wordt opgezet met betrekking tot de contractering van zelfstandige zorgverleners. De ervaringen die daarmee worden opgedaan, zullen gebruikt worden om het contracteringsproces voor zowel het zorgkantoor als de zorgverlener zo eenvoudig en duidelijk mogelijk te laten verlopen.
Klopt het dat in beroep gaan tegen het besluit (een afwijzing om zorg te mogen verlenen onder de contracteerruimte) van het zorgkantoor niet mogelijk is? Bent u bereid een maatregel te treffen om deze PGB-zorgaanbieders toegang te geven tot de contracteerruimte, aangezien de spelregels tijdens het spel zijn veranderd en de spelers hiervan nog niet op de hoogte waren of zich hierop voor konden bereiden?
Het is onjuist dat een zorgaanbieder geen mogelijkheden heeft om een negatief besluit van het zorgkantoor aan te vechten. De zorgaanbieder kan immers een bezwaarprocedure starten.
Het is niet aan mij om zorgkantoren te verplichten om alsnog een contract af te sluiten met deze zorgaanbieders. Wel bestaat de mogelijkheid voor de zorgkantoren om gedurende 2012 aanvullende contractafspraken te maken dan wel in het kader van de vergoedingsregeling persoonlijke zorg ruimte te bieden voor deze zorgaanbieders. In dit laatste geval is het echter de AWBZ-cliënt die besluit tot inschakeling van de desbetreffende zorgaanbieder.
Herinnert u zich uw toezeggingen in de diverse debatten over de PGB-maatregelen dat de contracteerruimte wordt vergroot om PGB-zorgaanbod ook in natura te laten plaatsvinden? Hoeveel nieuwe aanbieders hebben zich tot nu toe gemeld, en hoeveel van de extra ruimte gaat naar de reguliere aanbieders van zorg in natura? Hoe beoordeelt u de door het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) geuite vrees dat ook contracteren voor 2013 lastig zal zijn, omdat reguliere zorgaanbieders in de praktijk al eind 2011 de ruimte voor 2013 invullen?
Ik herinner mij mijn toezegging om extra middelen beschikbaar te stellen. Deze toezegging wil ik invullen met de aanwijzing over de contracteerruimte AWBZ 2012 aan de NZa. De aanwijzing heb ik u, in het kader van de voorhangprocedure, op 23 september jl. toegezonden.
Zoals aangegeven is het contracteerproces voor 2012 nog niet afgerond zodat nu nog niet kan worden aangegeven hoeveel nieuwe zorgaanbieders zijn gecontracteerd. Dit beeld komt wel beschikbaar als op 1 november de productieafspraken bij de NZa zijn ingeleverd. Hierbij wordt overigens geen onderscheid gemaakt tussen nieuwe zorgaanbieders die zich zullen inzetten voor nieuwe cliënten zonder indicatie verblijf, die in de situatie tot 2012 voor een pgb zouden hebben gekozen en de overige AWBZ-cliënten.
Ik deel niet de vrees van CVZ dat ook voor 2013 contractering voor nieuwe zorgaanbieders lastig zal zijn. ZN heeft mij aangegeven dat dan de inkoopcriteria zijn aangepast waarbij rekening wordt gehouden met zelfstandige zorgverleners. Daarbij moet overigens wel worden bedacht dat nieuwe aanbieders moeten kunnen aangeven dat zij op een adequate wijze zorg kunnen leveren en ook bestaande zorgverleners kunnen meedingen in het vervullen van de zorgvraag van AWBZ-cliënten in 2013.
Kunt u aangeven of op 1 januari 2012 het zorgveld klaar is voor de nieuwe situatie? Hoe handelt u naar de door het CVZ geconstateerde onduidelijkheid over de regels waaraan ZZP’ers en instellingen moeten voldoen om vanaf 2012 gecontracteerd te worden? Hoe lopen de voorbereidingen om ZZP’ers te contracteren? Wanneer zijn de voorbereidingen afgerond?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 6, worden door ZN momenteel aanvullende criteria geformuleerd voor de contractering van zelfstandige zorgverleners. Dit proces is in het voorjaar van 2012 afgerond. Ik zal mij inspannen om in het overleg met ZN te bezien op welke wijze deze criteria een rol kunnen spelen bij de aanvullende contractering 2012, zodat nog in 2012 contractering van zelfstandige zorgverleners zal plaatsvinden. Voor het inkoopproces 2013 kunnen de zelfstandige zorgverleners dan volledig meedoen.
Ook kunnen zelfstandige zorgverleners worden ingeschakeld via de vergoedingsregeling persoonlijke zorg. De nadere uitwerking van deze regeling zal ik u voor 1 november 2011 per brief doen toekomen. Voor 1 januari 2012 is daarmee voldoende duidelijkheid gecreëerd zodat vanaf 1 januari op een adequate wijze zorg kan worden geleverd aan cliënten met een AWBZ-indicatie.
Bent u bereid in verband met de naderende deadline van 1 januari 2012 deze vragen binnen de termijn van 3 weken, doch liefst sneller, te beantwoorden?
Mijn inzet is om u zo spoedig mogelijk en binnen de gestelde termijn van een antwoord te voorzien.
Grondstoffen voor de productie van biobrandstof |
|
Paulus Jansen |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Welke initiatieven heeft de Task Force Duurzame Palmolie1 sinds november 2010 ontplooid om de doelstelling «100% duurzaam geproduceerde palmolie in 2015» te realiseren? Zijn er al resultaten? Zo ja, Welke?
Het productschap Margarine, Vetten en Oliën (MVO) heeft afgelopen jaar in samenwerking met alle palmolieverwerkende schakels in Nederland het initiatief genomen tot het opstarten van de Task Force Duurzame Palmolie en de ondertekening van een manifest, met als doelstelling dat alle voor de Nederlandse markt geproduceerde palmolie in 2015 duurzaam geproduceerd moet zijn.
Tot op heden hebben onder meer de volgende activiteiten plaatsgevonden:
Specifieke resultaten zijn verder dat de Bond van Nederlandse Margarine fabrikanten het commitment is aangegaan dat in 2011 alle leden lid zijn van de RSPO en eind dit jaar voor al hun merken volledig overgeschakeld zijn op duurzame palmolie. Daarnaast heeft de Vereniging voor Bakkerij en Zoetwarenindustrie een standaard voor duurzame bakkerij ontwikkeld, waaronder het aankopen van gecertificeerde duurzame palmolie.
Klopt het dat de nieuwe raffinaderij voor biobrandstof van Neste Oil 400 000 ton palmolie per jaar als grondstof gebruikt?2 Zo nee, hoe groot is de hoeveelheid dan wel?
Op basis van de informatie verkregen bij Nesté Oil blijkt het volgende. Nesté Oil gebruikt een brede mix van grondstoffen, die in 2011 wereldwijd voor iets minder dan de helft bestaat uit ruwe palmolie. De maximale productie van Nesté Oil in Rotterdam kan 800 000 ton bedragen, waarbij het merendeel is bestemd voor de exportmarkt. Nesté Oil heeft wereldwijd meerdere productielocaties en de daadwerkelijke verdeling van de beschikbare grondstoffen over deze locaties wordt bepaald door (lokale) beschikbaarheid, logistieke optimalisatie en marktvraag. Het aandeel palmolie bij Nesté Oil Nederland kan daarom niet op voorhand worden ingeschat.
Klopt het dat elf maatschappelijke organisaties een klacht hebben ingediend bij de Round Table for Sustainable Palm Oil (RSPO) tegen Neste's belangrijkste palmolieleverancier, het Maleisische IOI3, wegens wetsovertredingen, fraude en ontbossing in Ketapang, Indonesië, en over een langdurig landconflict in Sarawak, Maleisië? Klopt het dat de certificering van IOI op grond van deze klacht is opgeschort? Zo ja, is het binnen de afspraken van de Taskforce duurzame palmolie toelaatbaar als een Nederlandse grootverbruiker van palmolie niet gecertificeerde grondstoffen importeert? Kunt u het antwoord motiveren?
Het klopt dat er bij de RSPO een klacht is ingediend tegen IOI. Deze wordt behandeld volgens de afspraken van het «RSPO Grievance Panel». De voortgang daarvan wordt regulier op de websites van de RSPO openbaar gemaakt (www.RSPO.EU).
De certificeringen van IOI zijn in zoverre opgeschort dat het bedrijf op dit moment geen nieuwe plantages mag certificeren. IOI kan duurzame palmolie blijven verkopen van hun plantages die in de afgelopen jaren reeds gecertificeerd zijn volgens de Principes en Criteria voor de productie van Duurzame Palmolie van RSPO.
De Nederlandse Task Force duurzame palmolie streeft ernaar dat in 2015 de in Nederland geïmporteerde palmolie duurzaam is geproduceerd op basis van RSPO certificering. Tot die tijd is het nog mogelijk dat bedrijven, die aangesloten zijn bij de Taskforce, ook nog conventionele palmolie importeren.
Is er sprake (geweest) van enige vorm van financiële steun (fiscale faciliteiten, MEP,4 SDE/SDE+)5 voor de raffinaderij van Neste Oil? Zo ja, heeft u op grond van deze steun mogelijkheden om af te dwingen dat uitsluitend duurzaam geproduceerde palmolie gebruikt wordt als grondstof?
Vanuit de MEP, SDE/SDE+ is geen financiële steun gegeven aan de raffinaderij van Nesté Oil. Evenmin heeft Nesté Oil een subsidie ontvangen uit het Subsidieprogramma CO2-reductie Innovatieve Biobrandstoffen voor transport (IBB), of – voor zover mij bekend – enig ander kader.
Hoe denkt u te verzekeren dat de afspraak 100% duurzaam geproduceerde palmolie in 2015 meer wordt dan een loze belofte?
Een «verzekering» namens de overheid voor alle palmolie, valt op dit punt niet te geven. Voor de inzet van vloeibare palmolie voor energie gelden wettelijk vastgestelde duurzaamheidscriteria, die nageleefd dienen te worden en is daarmee de duurzaamheid verzekerd.
Voor de inzet van palmolie voor andere toepassingen staan de private partijen die zijn aangesloten bij de Task Force Duurzame Palmolie aan de lat. Als overheid kunnen wij de partijen wel aanspreken op hun verantwoordelijkheid om gemaakte afspraken na te komen. Onze inzet daarbij is om zowel op overheidsniveau, als samen met bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties het marktaandeel van gecertificeerde palmolie te verhogen. In dit kader steunt de Nederlandse overheid bijvoorbeeld de Round Table on Sustainable Palmoil (RSPO), waar door alle betrokken partijen uit de mondiale palmolieketen, samen met internationale NGO’s, afspraken worden gemaakt over productie en certificering van duurzame palmolie.
De weigering van het CBR om de rijbevoegdheid van een goed functionerende TNT-chauffeur toe te kennen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Bent u op de hoogte van het persbericht «VARA’s ombudsman helpt Dussense Postbode, CBR pakt rijbewijs beste chauffeur af vanwege medicijn»?
Ja.
Heeft het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) bij het toekennen van de rijbevoegdheid de ruimte om in specifieke gevallen af te wijken van de geldende regels? Zo ja, waarom heeft het CBR, ondanks de positieve adviezen van artsen en psychiaters, dat in dit specifieke geval niet gedaan? Bent u bereid het CBR aan te sporen om dit opnieuw in overweging te nemen? Zo nee, is het niet verstandig het CBR deze bevoegdheid wel te geven zodat er meer ruimte wordt gecreëerd voor maatwerk?
Nee, het CBR heeft geen bevoegdheid om in individuele gevallen van de regels ten aanzien van de medische rijgeschiktheid af te wijken die zijn neergelegd in de Regeling eisen geschiktheid 2000. De beslissingen ten aanzien van de medische rijgeschiktheid vallen onder de exclusieve verantwoordelijkheid en bevoegdheid van het CBR. Dit heeft de Raad van State in het verleden in diverse bezwaar- en beroepszaken ook bevestigd. Ik vind het ook niet wenselijk om voor het CBR ruimte te creëren voor maatwerk, omdat dit leidt tot willekeur in het beslissen over de rijgeschiktheid van mensen en het dus ten koste gaat van de rechtszekerheid.
In het geval van deze TNT-chauffeur heb ik van het CBR begrepen dat er geen positieve adviezen van artsen en psychiaters zijn uitgebracht. Twee psychiaters hebben over zijn rijgeschiktheid geadviseerd. De eerste heeft het advies uitgebracht om via een rijtest te beoordelen of mijnheer geschikt is om ondanks zijn medicijngebruik een auto te besturen. Die mogelijkheid biedt de huidige regelgeving niet. De tweede heeft niets gerapporteerd over de gebruikte medicatie en uitsluitend over het ziektebeeld van de betreffende chauffeur gesproken. Ons is dus niet bekend dat de psychiaters hebben aangegeven dat er voor de betreffende chauffeur geen nadelige bijwerkingen zijn.
Op grond waarvan is het medicijn Tryptizol in categorie 3 geplaatst? Is het mogelijk dat een gebruiker van dit medicijn geen nadelige bijwerkingen ervaart? Zo ja, hoe vindt u dat er omgegaan moet worden met personen die geen nadelige bijwerkingen ervaren? Bent u van mening dat in deze gevallen een uitzondering gemaakt moet worden bij bijvoorbeeld de toekenning van de rijbevoegdheid? Zo nee, hoe verklaart u dat zowel meerdere artsen als psychiaters hebben beoordeeld dat deze meneer geen nadelige bijwerkingen ervaart?
Nationale eisen aan de rijgeschiktheid moeten voldoen aan de minimumnorm uit Annex III van de tweede Europese richtlijn betreffende het rijbewijs. Deze richtlijn bepaalt dat geen rijbewijzen mogen worden afgegeven indien een bestuurder een geneesmiddel gebruikt dat van nadelige invloed op de rijvaardigheid kan zijn. In hoofdstuk 10 van de Regeling eisen geschiktheid staan de beperkingen voor deelname aan gemotoriseerd verkeer bij gebruik van rijgevaarlijke geneesmiddelen. Nederland heeft er, net als veel andere landen in Europa, voor gekozen de ICADTS-lijst (International Council on Alcohol, Drugs and Traffic Safety) als basis te hanteren voor de indeling van geneesmiddelen in categorieën . Bovendien is gebruik gemaakt van het advies van het Wetenschappelijk Instituut Nederlands Apothekers (WINAP) van september 2008. Mensen die geneesmiddelen uit categorie III van de lijst gebruiken zijn niet geschikt om een auto te besturen. Tryptizol staat in categorie III als iemand meer dan 75 mg per dag gebruikt. Het is mij niet bekend of verschillende gebruikers van dit medicijn de mogelijke bijwerkingen op een andere manier ervaren. Zoals ik in antwoord op vraag 2 al heb aangegeven, is ons niet bekend dat de psychiaters hebben aangegeven dat er voor de betreffende TNT-chauffeur geen nadelige bijwerkingen zijn.
Zijn de producenten van het medicijn Tryptizol in overtreding gezien het feit dat de bijsluiter niet vermeldt dat bij gebruik van het medicijn het besturen van een voertuig niet is toegestaan? Zo ja, welke juridische stappen gaat u ondernemen om een einde te maken aan deze overtreding? Zo nee, waarom niet? Hoe moet een gebruiker van het medicijn weten dat het niet is toegestaan een voertuig te besturen?
De Geneesmiddelenwet behandelt in artikel 71, lid 2 de bijsluiter. De bijsluiter wordt opgesteld overeenkomstig de samenvatting van de kenmerken van het geneesmiddel en bevat een vaste volgorde van gegevens. Artikel 71, lid 2, sub e beschrijft de contra-indicaties, de interacties met andere geneesmiddelen of andere stoffen die de werking van het geneesmiddel kunnen beïnvloeden en speciale waarschuwingen. Onder punt 2 hiervan worden de effecten op de rijvaardigheid (of op het vermogen om bepaalde machines te bedienen) genoemd van het gebruik van het geneesmiddel. Er staat dus niet in artikel 71 dat een bijsluiter een verbodsbepaling moet bevatten ten aanzien van het autorijden of anderszins deelnemen aan het gemotoriseerde verkeer.
De bijsluiter van amytriptyline (merknaam Tryptizol) vermeldt dat dit geneesmiddel het concentratievermogen bij sommige patiënten kan verminderen en dat het besturen van voertuigen en (het uitvoeren van) andere werkzaamheden die door een verminderde concentratie gevaarlijk worden, moeten worden nagelaten. Een verbod op het besturen van een gemotoriseerd voertuig bij gebruik van amytriptyline staat niet in de bijsluiter. De bijsluitertekst is goedgekeurd door het College ter beoordeling van geneesmiddelen. De producent handelt dus in overeenstemming met de vereiste wettelijke richtlijnen. Een gebruiker van amytriptyline kan door het lezen van de bijsluiter ook weten dat een geneesmiddel de rijvaardigheid nadelig kan beïnvloeden. Het voorschrijven van een geneesmiddel, en zeker een geneesmiddel als amytriptyline, is geen lichtvaardig iets. Ik vetrouw erop dat de zorgverleners (de voorschrijvende arts en de afleverende apotheker) de patiënt aan wie zij dit middel voorschrijven in het kader van hun zorgplicht wijzen op de risico’s zoals verwoord in de bijsluiter. Ik ga ervan uit dat ook de patiënt de bijsluiter leest en bij twijfel over het mogen besturen van een auto de betreffende instanties raadpleegt.
Mijn voorganger en de minister van VWS hebben recentelijk ook nog de voorlichting over rijgevaarlijke geneesmiddelen bevorderd. Mijn voorganger heeft de publiekscampagne, gericht op de gemotoriseerde weggebruiker, verzorgd. De minister van VWS heeft in samenwerking met relevante organisaties een voorlichtingstraject voor artsen en apothekers over rijgevaarlijke geneesmiddelen en eventuele alternatieven hiervoor opgesteld.
Vindt u niet dat in deze specifieke casus, waarbij zowel artsen als psychiaters positief adviseren, meneer reeds 13 jaar goed functioneert met het medicijn en het feit dat hij in 2010 is uitgeroepen tot beste chauffeur van rayon Utrecht, het weigeren van de rijbevoegdheid zeer onrechtvaardig is? Zo ja, gaat u acties ondernemen opdat deze meneer zijn rijbevoegdheid weer toegewezen kan krijgen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 al heb aangegeven, heb ik van het CBR begrepen dat in deze specifieke casus geen positieve adviezen van artsen en psychiaters zijn ontvangen. Het CBR gaat zeer zorgvuldig om met de toepassing van de regels voor het vaststellen van de rijgeschiktheid van mensen die medicijnen gebruiken. De consequenties zijn immers verstrekkend: mensen verliezen hun rijbewijs. Ik begrijp dat dit voor de betrokkene, zoals de betreffende TNT-chauffeur, dan ook vervelende consequenties kan hebben voor zijn baan. Ik wil op deze casus echter geen individuele uitzondering maken. Ik zal het WINAP vragen of er een significant verschil bestaat in de bijwerkingen bij beginnend en chronisch gebruik van Tryptizol. Op grond van de uitkomsten kan ik dan beoordelen of er aanleiding bestaat om dit medicijn bij chronisch gebruik in een lagere categorie in te delen. Ik zal u over de uitkomsten van dit onderzoek informeren.
Het bericht dat zorgkantoren amper nieuwkomers en kleine zorgaanbieders contracteren |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat zorgkantoren geen Zelfstandige Zonder Personeel (ZZP’ers) maar ook amper nieuwe zorgaanbieders hebben gecontracteerd voor 2012?1
Het proces van de eerste contracteerronde 2012 loopt nog tot 1 november 2011. De eerste contracteerronde is vooral gericht op instellingen en de inkoopcriteria zijn nog niet toegesneden op zelfstandige zorgverleners. Indien er sprake is van afwijzing, dan komt dit omdat de organisatie niet voldoet aan de inkoopcriteria die het zorgkantoor heeft opgesteld. Dit kunnen zowel procesmatige, kwaliteits- als zorginhoudelijke criteria zijn.
Daarbij dient bedacht te worden dat het zorgkantoor geen contracteerplicht heeft en dus een keuze maakt uit de zorgaanbieders die in 2012 zorg zouden willen gaan leveren.
Wat vindt u van de argumentatie van zorgverzekeraar Achmea dat er per kavel slechts één nieuwe aanbieder is toegelaten?
Zoals bij vraag 1 aangegeven, gaat het om de eerste contracteerronde. In dit stadium zoekt Achmea het evenwicht tussen continuïteit van zorgverlening en ruimte voor nieuwe zorgaanbieders.
Wat betekent dit voor de mensen met een nieuwe indicatie? Kunnen zij geen gebruik maken van de zorg bij een kleine aanbieder? Hoe verhoudt zich dat met het uitgangspunt van het kabinet dat mensen moeten kunnen kiezen en moeten kunnen stemmen met de voeten?
Cliënten die vanaf 1 januari 2012 een nieuwe indicatie voor AWBZ-zorg ontvangen hebben de keuze uit de door het zorgkantoor gecontracteerde zorgaanbieders. Dit zijn veelal meerdere aanbieders per regio. Dit is geen wijziging ten opzichte van voorgaande jaren. Nieuw is wel dat cliënten zonder verblijfsindicatie geen zorg meer kunnen inkopen via de pgb-regeling. Voor personen met een substantiële zorgvraag wordt het onder een aantal stringente voorwaarden mogelijk gebruik te maken van de vergoedingsregeling persoonlijke zorg. Binnen deze regeling heeft de cliënt een vrije zorgverlenerskeuze. Ook nieuwe cliënten met een indicatie voor verblijf, die kiezen voor een pgb, kunnen zelf hun zorgverleners selecteren. Vanaf 2012 is er daarom bij alle nieuwe cliënten sprake van keuzemogelijkheden.
Het principe van stemmen met de voeten is aan de orde na 2012, als de uitvoering van de AWBZ wordt overgedragen aan de zorgverzekeraars voor eigen verzekerden, en cliënten kunnen kiezen voor een andere zorgverzekeraar, bijvoorbeeld indien zij zich niet kunnen vinden in het inkoopbeleid van de zorgverzekeraar waarbij zij zijn aangesloten.
Komt door het gegeven dat de nieuwe zorgaanbieders geen nieuwe cliënten meer kunnen helpen, hun bedrijfsvoering niet in gevaar? Kunnen zij krimp van de productie opvangen in deze moeilijke tijd? Komt daarmee niet ook de zorg in gevaar voor mensen die al bij deze nieuwkomers zorg ontvangen?
Omdat het om nieuwe zorgaanbieders gaat is er geen sprake van verlies van zorgproductie. In 2011 hebben deze aanbieders nog geen contract met het zorgkantoor en leveren dan ook nog geen AWBZ-zorg in natura. Omdat er nog geen contracten zijn, kan ook de situatie niet aan de orde zijn die in de vraag wordt geschetst, namelijk dat er sprake is van krimp in de zorgproductie bij deze aanbieders. Dit kan alleen aan de orde zijn als er sprake is van zorgverlening in het kader van de pgb-regeling en deze zorgverlener is ingehuurd door de pgb-houder. Deze zorgverlening kan echter worden gecontinueerd in 2012, omdat de bestaande pgb-budgethouders hun pgb behouden tot 2014.
Het gaat daarom bij zorg in natura niet om de continuïteit van de bedrijfsvoering maar om de mogelijkheid om zorg te gaan verlenen. Dit is niet wezenlijk anders van in de voorgaande jaren. De NZa houdt daarbij toezicht op het contracteringsgedrag van zorgkantoren. Een van de toetspunten daarbij is of voldoende ruimte wordt geboden aan nieuwe toetreders.
Hoe komt het dat de reguliere aanbieders nu ineens wel de zorg kunnen aanbieden die ze voorheen kennelijk aan de nieuwkomers overlieten?
Zorgkantoren maken afspraken met bestaande en nieuwe aanbieders om aan de zorgplicht te kunnen voldoen. Het is aan zorgkantoren om te beoordelen of deze aanbieders zorg kunnen bieden van voldoende kwaliteit. Daarnaast hebben de zorgkantoren gedurende het jaar de mogelijkheid om aanvullende afspraken te maken met zorgaanbieders, indien blijkt dat op bepaalde onderdelen onvoldoende kan worden ingespeeld op de zorgvraag van de cliënten.
Bent u ervan op de hoogte dat het kabinet een afname van het aantal indicatie met 30 a 40%; verwacht? Betekent de geschetste gang van zaken niet dat juist de kleine, vernieuwende en creatieve zorgondernemers die klap moeten opvangen? Dreigt Nederland daardoor straks in twee jaar tijd de vernieuwing in de zorg kwijt te raken die deze vaak innovatieve ondernemers in de afgelopen 10 jaar hebben opgebouwd?
Ik verwacht ten gevolge van de pgb-maatregelen een vraaguitval van 33%. Dit zijn cliënten, die voorheen gekozen zouden hebben voor een pgb en nu afzien van professionele zorg.
Door de pgb-maatregelen zal naar mijn mening de innovatiekracht van de sector juist toenemen en ik ben daarom niet bang dat we de vernieuwing in de zorg kwijt raken.
Het besluit van de gemeente Den Haag om Turkse inburgeringsweigeraars hun boetes kwijt te schelden |
|
Martijn van Dam (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het besluit van de gemeente Den Haag om Turkse inburgeringsweigeraars hun op basis van de wet Inburgering verstrekte boetes met terugwerkende kracht kwijt te schelden als gevolg van de rechterlijke uitspraak dat Turken niet verplicht kunnen worden in te burgeren?
Ja.
Klopt het in de berichtgeving hierover weergegeven standpunt van uw ministerie, dat boetes die nog niet betaald zijn niet meer geïnd moeten worden, maar dat eerder verstrekte en betaalde boetes rechtsgeldig waren en dus niet terugbetaald hoeven te worden? Zo nee, wat is precies uw standpunt over het kwijtschelden of terugbetalen van aan Turken verstrekte boetes?
Ik heb gemeenten via een brief als volgt geadviseerd: «Voor boetes die in het verleden in het kader van de handhaving reeds zijn opgelegd en betaald en waartegen geen rechtsmiddelen meer openstaan geldt dat zij formele rechtskracht hebben. Terugbetaling aan de inburgeraars is derhalve in beginsel niet aan de orde. Ik adviseer u nog niet geïnde boetes niet te innen.»
Klopt het dat onder andere in Duitsland Turken verplicht zijn taalles te volgen ondanks het feit dat Duitsland aan hetzelfde Associatieverdrag EEG/Turkije gebonden is als Nederland? Zo ja, hoe heeft Duitsland deze verplichting juridisch geregeld en waarom past die regeling wel binnen het Associatieverdrag?
Turkse burgers zijn in beginsel verplicht taalles te volgen in Duitsland. In Duitsland zijn op grond van de Associatieovereenkomst alleen die Turkse burgers van inburgeringsplicht vrijgesteld die op basis van arbeid naar Duitsland komen, alsmede hun familieleden voor zover deze ook een aanspraak kunnen maken op het associatieverdrag.
Zoals ik in het antwoord op de kamervragen van het lid Van Klaveren van 23 september 2011 heb geantwoord, was het kabinet van mening dat de inburgeringsplicht buiten de werkingssfeer van het Associatieakkoord EU-Turkije valt. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 16 augustus jl. blijkt, dat de Centrale Raad van Beroep mijn mening echter niet deelt. Ik ben daarom genoodzaakt geweest om mijn inburgeringsbeleid op dit punt aan te passen.
Kan uw eerdere opmerking, dat u gaat kijken naar de mogelijkheid van een leerplicht, zo worden geïnterpreteerd dat u ook wilt dat Turken alsnog verplicht worden Nederlands te leren? Wilt u dat dit ook gaat gelden voor deze groep Turken die niet zijn is komen opdagen bij een inburgeringscursus? Is het mogelijk deze inburgeringsweigeraars alsnog te beboeten als ze bij een in te voeren leerplicht opnieuw niet op komen dagen op taalles?
Het concept van de leeftijdsonafhankelijke leerplicht wordt thans verkend. Bij de uitwerking ervan wordt in ieder geval gekeken of iemand die een beroep doet op de sociale zekerheid een leerplicht kan worden opgelegd. De inhoud van die plicht is dan gerelateerd aan vergroting van de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Het spreken van de Nederlandse taal kan daar deel van uitmaken. Het betreft dan een aanscherping van wat nu in de sociale zekerheidswetgeving mogelijk is.
Een dergelijke plicht is uitdrukkelijk een plicht die voor iedereen zal gelden, ook voor autochtonen, Europeanen en derdelanders, waaronder Turken. Het ligt voor de hand om, daar waar er een plicht is, ook sancties aan het niet nakomen ervan te verbinden.
De vervolging van historicus Michail Soeproen |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Wordt de Russische historicus Michail Soeproen vervolgd door de Russische autoriteiten in Archangelsk omdat hij onderzoek doet naar de massale deportaties van etnische Duitsers tijdens het schrikbewind van Stalin in de jaren ’40 en ’50 van de vorige eeuw?
Nee.
Wordt hij vervolgd omdat hij in samenwerking met het Duitse Rode Kruis de namen van deze etnische Duitsers had verzameld, hetgeen in strijd zou zijn met de Russische wet op privacybescherming?
Ja. Op 13 september 2009 werd professor Michail Soeproen gearresteerd. Hij is aangeklaagd omdat nakomelingen van gedeporteerde etnische Duitsers geen toestemming zouden hebben gegeven voor het verzamelen van de informatie over hun voorouders en vanwege het uitlokken tot het plegen van een strafbaar feit door een ambtenaar. De bij deze zaak betrokken ambtenaar is aangeklaagd wegens ambtsmisbruik.
Zo ja, deelt u de mening dat dit slechts een voorwendsel is om ervoor te zorgen dat Soeproen niet door kan gaan met het blootleggen van de feiten over deze inktzwarte bladzijde uit de Russische geschiedenis?
Onderzoeken vergelijkbaar met het onderzoek van professor Soeproen zijn in het verleden zonder problemen en met medewerking van de Russische autoriteiten in verschillende Russische regio’s uitgevoerd. Tot vier jaar geleden verschenen nog meerdere publicaties, zoals over gedeporteerde Polen. Sindsdien is toegang tot archieven moeilijker geworden.
Professor Soeproen heeft gemeld aan het proces deel te zullen nemen. Hij wordt daarbij door Memorial en verscheidene Russische mensenrechtenactivisten gesteund. Professor Soeproen kan zich in afwachting van zijn proces vrijelijk bewegen.
Zo ja, deelt u dan de mening dat dit neerkomt op machtsmisbruik van de zijde van de Russische autoriteiten, hetgeen een ernstige mensenrechtenschending inhoudt?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid via de EU en de Raad van Europa en/of in samenwerking met Duitsland krachtig tegen dit machtsmisbruik te protesteren? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Russische partijen kunnen hun zaak bepleiten via daartoe geëigende kanalen. Ik zal de rechtsgang in de Russische Federatie volgen.
Het bericht dat ZZP’ers genegeerd worden door zorgkantoren en over de gevolgen van de PGB-maatregelen voor de mensen die inkomen hebben uit het PGB |
|
Renske Leijten |
|
Hoe kan het dat zorgkantoren de Zelfstandige Zonder Personeel (ZZP’ers) in de zorg negeren bij de zorginkoop voor 2012?1
Het proces van de eerste contracteerronde 2012 loopt nog tot 1 november 2011. De eerste contracteerronde is vooral gericht op instellingen en de inkoopcriteria zijn nog niet toegesneden op zelfstandige zorgverleners. Indien er sprake is van afwijzing, dan komt dit omdat de organisatie niet voldoet aan de inkoopcriteria die het zorgkantoor heeft opgesteld. Dit kunnen zowel procesmatige, kwaliteits- als zorginhoudelijke criteria zijn.
Daarbij dient bedacht te worden dat het zorgkantoor geen contracteerplicht heeft en dus een keuze maakt uit de zorgaanbieders die in 2012 zorg zouden willen gaan leveren.
Erkent u dat u zelf de suggestie heeft gewekt dat de zorgkantoren bij hun inkoop voor 2012 ZZP’ers zou contracteren? Kunt u uw antwoord toelichten?2
De contractering van zelfstandige zorgverleners wordt met ingang van 2012 mogelijk. De inkoopcriteria die tot en met 2011 gelden zijn toegesneden op instellingen. Deze kunnen belemmerend werken voor de contractering van zelfstandige zorgverleners. Tegen deze achtergrond is overleg gestart met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) om na te gaan hoe deze criteria spoedig kunnen worden aangepast. Een van de activiteiten in dit kader is een pilot die door de concessiehouder UVIT wordt opgezet met betrekking tot de contractering van zelfstandige zorgverleners. De ervaringen die daarmee worden opgedaan, zullen gebruikt worden om het contracteringsproces voor zowel het zorgkantoor als de zorgverlener zo eenvoudig en duidelijk mogelijk te laten verlopen. Ik zal mij inspannen om in overleg met ZN te bezien op welke wijze deze criteria een rol kunnen spelen bij de aanvullende contractering 2012, zodat nog in 2012 contractering van zelfstandige zorgverleners zal plaatsvinden. Voor het inkoopproces 2013 kunnen de zelfstandige zorgverleners dan volledig meedoen.
Herkent u de uitspraak dat zelfstandigen worden afgewezen op «pietluttige» punten? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat zelfstandigen niet op pietluttige punten worden afgewezen bij de zorginkoop?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze zullen de zorgverzekeraars zelfstandigen gaan contracteren voor AWBZ-zorg?3
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de vakbonden en de vereniging voor zelfstandigen in de zorg te consulteren alvorens u de uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars invoert? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waar is dat tot nu toe nog niet gebeurd?
Al geruime tijd is er overleg tussen mijn ministerie en (zowel afzonderlijk als gezamenlijk) vertegenwoordigers van zelfstandigen over de verlening van AWBZ-thuiszorg in natura door zelfstandig zorgverleners. Dat overleg wordt ook tijdens de pilot van UVIT voortgezet, waarbij deze vertegenwoordigers als klankbordgroep worden geconsulteerd.
Op welke wijze zal de € 50 miljoen extra in voor de zorgkantoren, in het kader van de PGB-maatregelen, worden ingezet? Garandeert u dat hiervoor enkel zelfstandigen of betaalde mantelzorgers worden «ingekocht»? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat doen?4
In de aanwijzing over de contracteerruimte AWBZ 2012 aan de NZa, die ik u in het kader van de voorhangsprocedure op 23 september jl. heb toegezonden, is aangegeven dat naast de € 50 miljoen voor zorg in natura aanvullend € 50 miljoen beschikbaar is voor de vergoedingsregeling. Die is voor extramurale zorgverlening aan nieuwe cliënten, die in 2012 geen beroep kunnen doen op de pgb-regeling en voor wie het zorgkantoor geen passende naturazorg kan regelen.
De gelden voor zorg in natura zullen niet geoormerkt worden toegevoegd aan de contracteerruimte van waaruit zorgkantoren afspraken maken met zorgaanbieders en/of zelfstandigen zonder personeel. Dat zijn de enige contractpartijen waarmee het zorgkantoor vanuit de contracteerruimte afspraken kan maken. Dus daarmee is het niet mogelijk om mantelzorgers te betalen en dat is ook nooit mijn bedoeling geweest. In mijn pgb-brief van 15 september jl. (TK, vergaderjaar 2010–2011, 25 657, nr. 84 heb ik aangekondigd om vanaf 1 januari 2012 een vergoedingsregeling persoonlijke verzorging te starten waar cliënten met een substantiële zorgvraag – onder bepaalde voorwaarden – een beroep op kunnen doen, mits het zorgkantoor de benodigde zorg niet beschikbaar heeft. Op basis van deze vergoedingsregeling is het eventueel wel mogelijk om mensen in de directe nabijheid te betalen. In mijn pgb-vervolgbrief die ik u op uiterlijk 1 november 2011 heb toegezegd zal ik deze vergoedingsregeling verder uitwerken.
Ik kies niet voor het oormerken van gelden voor zzp-ers, omdat ik zorgkantoren de beleidsvrijheid wil laten behouden om op basis van de zorgvraag in de regio afspraken te maken.
Hoeveel mensen die nu via een PGB inkomen verwerven zullen dat verliezen in de komende jaren? Om hoeveel arbeidsjaren gaat dat?5
Deze informatie is niet bekend en op basis van de beschikbare gegevens niet te berekenen. Dit vraagt om integrale gegevens over onder meer hoe en bij wie de verschillende cliëntgroepen met een pgb hun zorg inkopen. Daarnaast is ook inzicht nodig in hoe gemeenten hun compensatieplicht voor de functie begeleiding gaan invullen en de wijze waarop zorgkantoren zzp-ers zullen contracteren die nu nog rechtstreeks uit het pgb worden betaald.
Is het waar dat mensen die hebben gewerkt voor mensen met een PGB, waarbij er geen sprake was van een arbeidscontract, geen recht hebben op ww en bijstand omdat zij niet als werkzaam geregistreerd waren? Bent u bereid de rechtspositie van mensen die inkomen verwerven uit een PGB en dat in de toekomst niet meer kunnen doen, op een rij te zetten? Zo neen, waarom niet?
Zorgverleners die hebben gewerkt voor mensen met een pgb op basis van een arbeidscontract voor minder dan 4 dagen per week en een overeenkomst van opdracht (zoals bij freelancers en familieleden tot de tweede graad), hebben geen recht op een ww-uitkering. Zij zijn namelijk niet verplicht verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Alleen zorgverleners die op basis van een arbeidsovereenkomst op meer dan 3 dagen per week hebben gewerkt voor mensen met een pgb, zijn verzekerd voor de werknemersverzekeringen en hebben recht op een ww-uitkering. De Wet werk en bijstand op grond waarvan een bijstandsuitkering kan worden aangevraagd, is een sociale voorziening, waarvoor in tegenstelling tot de werknemersverzekeringen geen premies door de verzekerde en/of zijn werkgever verschuldigd zijn. De sociale voorzieningen worden uit de algemene middelen van het Rijk gefinancierd. Het recht op een bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand is daarom niet afhankelijk van het soort overeenkomst dat de betreffende pgb-zorgverlener had, maar wordt onder andere bepaald door het feit of iemand al dan niet in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien.
Hoeveel mensen verliezen per 1 januari 2012 hun PGB?
Als gevolg van de pgb-maatregelen, zoals aangekondigd in mijn programmabrief over de langdurige zorg van 1 juni jl. (TK, vergaderjaar 2010–2011, 30 597, nr. 186), verliest niemand in 2012 zijn pgb.
Erkent u dat het CDA-filmpje leidt tot nieuwe onrust? Kunt u uw antwoord toelichten?2
In dit filmpje heb ik beoogd aan te geven dat de vergoedingsregeling is bedoeld voor mensen die een zorgvraag hebben die niet via de pgb-regeling of in natura geëffectueerd kan worden. Zoals bij antwoord 9 aangegeven verliest op 1 januari 2012 niemand van de huidige mensen met een pgb deze als gevolg van de pgb-plannen. De vergoedingsregeling is bedoeld voor cliënten met een substantiële zorgvraag en waarvoor het zorgkantoor nog niet de juiste zorg kan contracteren. Dit is verder toegelicht in mijn pgb-brief van 15 september 2011 (TK, vergaderjaar 2011–2012, 25 657, nr. 84.
Een waterkrachtcentrale bij Hagestein |
|
Stientje van Veldhoven (D66), René Leegte (VVD), Paulus Jansen , Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Roland van Vliet (PVV), Marieke van der Werf (CDA), Elbert Dijkgraaf (SGP), Diederik Samsom (PvdA), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Klopt het dat de waterkrachtcentrale in de stuw bij Hagestein (Ut) al jarenlang buiten gebruik is? Zo ja, sinds wanneer?
Ja. Nuon had een contract met Rijkswaterstaat (RWS) tot juli 2008 en legde de centrale stil in 2005, in eerste instantie voor onderhoud. Het NUON Duurzaamheidsverslag van 2005 gaf aan dat de produktie tegenviel en de belangstelling voor groene stroom terugliep. Sindsdien ligt de centrale stil.
Klopt het dat er op het moment van buitengebruikstelling al een uitgewerkt plan lag om de centrale te renoveren door het vervangen van de verouderde en versleten generator, tandwielkast en besturingssysteem, waarna de centrale 4 000 000 kWh elektriciteit per jaar zou kunnen produceren? Zo ja, waarom is dit plan niet uitgevoerd?
Ja, er was sprake van een renovatieplan van Nuon dat blijkens hun Duurzaamheidsverslag onvoldoende rendabel was.
Klopt het dat een lokaal duurzaam energiebedrijfje aan u als beheerder van de stuw en oude waterkrachtcentrale heeft aangeboden om op basis van een 20-jarige concessie de renovatie voor eigen rekening en risico uit te voeren, waarbij dit bedrijf tevens bereid was om een gebruiksvergoeding te betalen voor het beschikbaar stellen van de locatie? Zo ja, op welke datum heeft deze ontwikkelaar schriftelijk zijn interesse laten blijken? Wanneer en hoe hebt u gereageerd?
Enkele bedrijven en overheden hebben in 2010 belangstelling getoond. RWS heeft in november 2010 geantwoord dat er niet voor februari 2011 duidelijkheid zou komen over tenderen c.q. een eventuele openbare aanbesteding. RWS heeft ook aangegeven dat meer tijd nodig is voor onderzoek naar de omvang van de renovatie, de exploitatiemogelijkheden en visbeschermende maatregelen. Dit is alleen aan de provincie medegedeeld en niet aan andere belanghebbenden. Bij de vervolgacties (zie vraag 4) ga ik hier nader op in.
Indien de reactie was «we gaan het project tenderen»: kan een overzicht worden gegeven van de vervolgacties om dit voornemen in de praktijk te brengen?
Het tenderen is een principe-besluit en dit zal plaatsvinden wanneer dit van alle beleidsopties de beste optie is. Eén zo’n andere optie is dat RWS de stroomopwekking zelf integreert in de waterstaatkundige regeling van de waterstand. RWS moet in 2012 de technische, juridische en andere exploitatie-eisen in kaart hebben om de huidige centrale tenminste op het niveau van de waterstaatkundige functie in bedrijf te hebben, dat wil zeggen de fijnregeling van de waterstand te verzorgen. Dat wordt op dit moment nog onderzocht. De optie om de waterkrachtcentrale buiten gebruik te laten moet ook worden onderzocht. Ervaring met de centrale bij Borgharen heeft immers geleerd dat waterkracht alleen haalbaar is indien de vergunningverlener en exploitant voldoen aan de omgevingseisen en dit aantoonbaar is geborgd.
De eerstkomende vervolgacties bestaan dus uit het afronden van de genoemde onderzoeken en overleg over de uitkomsten met de belanghebbende partijen. RWS zal het initiatief nemen om de belanghebbende bedrijven en overheden over enkele maanden in te lichten over de stand van zaken en zal daarbij tevens alle partijen de gelegenheid te geven om hun eigen plannen toe te lichten. Zodoende kan ik in de loop van 2012 een afgewogen besluit nemen.
Klopt het dat de gemeenten Houten en Vianen vervolgens aangeboden hebben om het exploitatierecht ter hand te nemen, om daarmee verder tijdverlies te voorkomen? Zo ja, hoe en wanneer is op die suggestie gereageerd?
Zie het antwoord op vraag 3.
Indien die reactie was «we gaan het project zelf uitvoeren»: kan een overzicht worden gegeven van de vervolgstappen om hun gewijzigde voornemen in praktijk te brengen, inclusief een planning en investeringsraming voor de ingebruikname?
Zie het antwoord op vraag 4. De voorlopige raming voor renovatie beweegt zich tussen de 3 ton voor een relatief kleine ingreep die tijdelijk een beperkte produktie mogelijk maakt tot ruim 3 miljoen voor een renovatie met een optimale produktie. Deze kosten zijn exclusief BTW; onvoorzien; personeel en beheer en onderhoud.
Wat is uw oordeel over de gang van zaken rond de waterkrachtcentrale Hagestein?
De waterkrachtcentrale heeft vele jaren goed gefunctioneerd en is nu aan groot onderhoud of vervanging toe. De situatie is nu echter gecompliceerder dan 50 jaar geleden en dat vergt onderzoek. RWS zal daar vaart achter zetten.
Onderschrijft u dat dit project een schoolvoorbeeld zou kunnen zijn van een green deal? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat dit soort initiatieven niet langer gefrustreerd worden maar bevorderd?
Mocht er voor de waterkrachtcentrale Hagestein in het kader van de Green Deal een initiatief worden ingediend, dan zullen wij dit serieus bekijken. Er dient vanzelfsprekend te worden voldaan aan de uitgangspunten van de Green Deal: het project is in de kern rendabel, komt op korte termijn tot resultaten en leidt tot economische activiteiten of een kostenbesparing maar heeft nog een duwtje in de rug nodig met betrekking tot regelgeving, regie, informatie-uitwisseling of toegang tot financiering. Energie uit waterkracht komt in aanmerking voor ondersteuning vanuit de Subsidieregeling duurzame energie (SDE+) van dit kabinet.
De geruchtenstroom van een mogelijke terbeschikkingstelling van faciliteiten op Bonaire ten behoeve van het FOL-verdrag |
|
Joël Voordewind (CU), Cynthia Ortega-Martijn (CU) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat er ophef is ontstaan over de mogelijke terbeschikkingstelling van faciliteiten op Bonaire ten behoeve van het bilaterale Forward Operating Locations-verdrag?1
Ja.
Is het juist te stellen dat er van dergelijke plannen geen sprake is, gezien ook de opmerking van de minister dat de terbeschikkingstelling van faciliteiten op Aruba en Curaçao op 2 november 2011 met vijf jaar wordt verlengd?2 Heeft het kabinet plannen om in de toekomst faciliteiten in Bonaire ter beschikking te stellen ten behoeve van het FOL-verdrag? Zo ja, bent u bereid de Kamer hiervan spoedig van op de hoogte te stellen?
Dat is juist. De regering heeft geen plannen om in de toekomst faciliteiten in Bonaire ter beschikking te stellen ten behoeve van het FOL-verdrag.
Bent u bereid om te verklaren, en dit ook duidelijk te communiceren richting Bonaire, dat er überhaupt geen sprake is van een terbeschikkingstelling van faciliteiten voor Amerikaanse luchtverkenningactiviteiten op Bonaire ten behoeve van het FOL-verdrag? Zo nee, waarom niet?
Er worden geen faciliteiten voor Amerikaanse luchtverkenningsactiviteiten op Bonaire ten behoeve van het FOL-verdrag ter beschikking gesteld. De autoriteiten op Bonaire zijn hiervan op de hoogte.
Het bericht ‘E-aangifte ondernemers veilig ondanks DigiNotar-hack’ |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Helma Neppérus (VVD), Ed Groot (PvdA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «E-aangifte ondernemers veilig ondanks DigiNotar-hack»?1
De Diginotarproblematiek heeft ertoe geleid dat een andere certificaatleverancier, te weten KPN/Getronics, de desbetreffende certificaten gaat leveren. De Belastingdienst had in het weekend waarin de Diginotarproblematiek zich voordeed meteen intensief overleg met software-ontwikkelaars, koepels van fiscale dienstverleners, VNO-NCW/MKB-Nederland en ICT-office. Het overleg met de sector is de afgelopen weken voortgezet; onderwerp van deze overleggen is de operatie waarbij Diginotarcertificaten worden vervangen door KPN/Getronicscertificaten. In een van die overleggen heeft de Belastingdienst gegarandeerd dat de prijs van de certificaten van KPN/Getronics niet zal afwijken van de tot voor kort door Diginotar gehanteerde prijs.
Fiscaal dienstverleners, want daarover gaat het vooral in het kader van deze vervangingsoperatie, schaffen derhalve voor de «oude» prijs een nieuw certificaat aan dat weer voor 4 jaar geldig is. Er is dus geen sprake van verhoging van kosten en administratieve lasten. De Diginotarproblematiek maakt duidelijk dat snel overstappen naar een andere leverancier eenvoudig mogelijk moet zijn. Met beveiligingsoplossingen die voldoen aan eHerkenning voor bedrijven wordt overstappen gemakkelijker.
Klopt het dat «in overleg met de betrokken partijen – softwareleveranciers, fiscale intermediairs, VNO-NCW en de Belastingdienst – is vastgesteld dat de continuïteit van het netwerk geborgd is»?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft het overleg tussen de betrokken partijen een gedragen conclusies opgeleverd? Kunt u die met de Kamer delen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u voornemens acties te ondernemen, zoals het verplicht vervangen van certificaten, die gevolgen hebben voor de lasten en de administratieve lasten van het bedrijfsleven? Zo ja, wilt u aangeven hoe hoog die lasten en administratieve lasten zijn en hoe u de lasten compenseert voor het bedrijfsleven?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat «in het overleg is vastgesteld dat de systemen waarmee ondernemers direct of via hun intermediair aangifte doen ook in deze situatie kunnen blijven functioneren»?
Deze vragen moeten op een misverstand berusten: in het ondernemersdomein komt momenteel geen sms-authenticatie voor. Deze is alleen bekend bij DigiD, niveau midden, maar die voorziening geldt slechts voor burgers.
Mogelijk wordt gedoeld op de voorgenomen afschaffing van de zogeheten BAPI-PIN-variant in het ondernemersdomein. Daarvoor verwijs ik naar de gelijktijdige beantwoording van de vragen van de leden Omtzigt, Neppérus en Groot.
Deelt u de mening dat het dus gepast is alle BAPI-kanalen en FOS-kanalen2 in de huidige vorm te handhaven?
Zie antwoord vraag 5.
De financiële problemen van Zonnehuizen |
|
Nine Kooiman , Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Zorgconcern balanceert op de rand van de afgrond»?1 Deelt u de mening dat dit een zorgwekkende ontwikkeling is? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals blijkt uit het aangehaalde krantenartikel verkeert Stichting Zonnehuizen in financiële moeilijkheden, en is er sprake van aanzienlijke exploitatieverliezen over 2010 en 2011. Voor de gevraagde toelichting verwijs ik u naar de brief die ik, op basis van een verzoek uit de regeling van werkzaamheden van 21 september 2011, gelijktijdig met het antwoord op onderhavige vragen aan de Tweede Kamer stuur.
Was u op de hoogte van de financiële problemen van Zonnehuizen? Zo ja, hoe lang?
Op 7 maart 2011 ontving ik een brief van het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) over de zeer kwetsbare vermogenspositie van Stichting Zonnehuizen voortvloeiend uit het feit dat Stichting Zonnehuizen over 2010 een fors exploitatietekort zou hebben. Het WFZ informeerde mij, omdat Stichting Zonnehuizen beschikt over in het verleden afgegeven rijksgaranties op aangegane verplichtingen. Het WFZ voert sinds 2003 namens VWS werkzaamheden uit die verband houden met in het verleden verstrekte garanties.
Hoe is het mogelijk dat jarenlang klachten van personeel, zorgbehoevenden en ouders zijn genegeerd? Wat is de rol van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) hierin? Wilt u uw antwoord toelichten?2
In het kader van zowel het op gezondheidsrisico’s gebaseerde Gefaseerde Toezicht (GT), het Thematisch Toezicht (TT) alsmede het Incidententoezicht (IT), heeft de IGZ in de afgelopen jaren inspectiebezoeken gebracht aan verschillende locaties van Zonnehuizen. Bij dergelijke bezoeken spreekt de inspectie altijd met cliënten, cliëntvertegenwoordigers en medewerkers. Hun informatie is van groot belang bij het beoordelen van de kwaliteit van zorg. Naar aanleiding van de resultaten van het uitgevoerde toezicht heeft de inspectie begin april 2011 de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht ter verantwoording geroepen over de op onderdelen tekortschietende zorg en bepaalde onveilige situaties. Mede daardoor zijn de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur opgestapt. Ook op dit punt gaat de eerder genoemde brief nader in.
Erkent u dat de interne klachtenregeling in de zorg faalt? Deelt u de mening dat deze affaire de noodzaak van het SP-voorstel van een onafhankelijke, externe klokkenluidersregeling voor zorgpersoneel onderstreept? Zo nee, waarom niet?
Een goede interne klachtenprocedure acht ik van groot belang. Verschillende onderzoeken3 naar de werking van het klachtrecht in de zorg laten zien dat cliënten hoge drempels ervaren voor het indienen van klachten, weinig waarborgen zien voor de onafhankelijkheid van de beoordeling ervan en te vaak niet tevreden zijn met de uitkomsten van de klachtenbehandeling. Om deze reden zijn in het wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg (Wcz), dat in uw kamer ter behandeling ligt, belangrijke verbeteringen aangebracht in het klachtrecht, zodat het klachtrecht effectiever en laagdrempeliger wordt. Als de interne klachtenregeling in een zorginstelling faalt krijgen mensen, conform dit wetsvoorstel, de mogelijkheid hun klacht voor te leggen aan een externe geschilleninstantie. Naast een goede klachtenafhandeling is het van belang dat medewerkers misstanden kunnen melden. Misstanden kunnen op dit moment al gemeld worden bij de IGZ. Hiernaast bestaat er voor zorgaanbieders die zijn aangesloten bij de grote brancheorganisaties (Stichting Zonnehuizen is aangesloten bij twee grote brancheverenigingen, te weten: GGZ Nederland en VGN) de verplichting om te voldoen aan de zorgbrede governancecode die o.a. ook een klokkenluidersregeling voorschrijft. Hierdoor is het melden van misstanden naar mijn mening voldoende geborgd.
Wat gaat u doen voor de gedupeerde kinderen en ouders die zagen dat hun 9, 10 jarige kinderen door ongekwalificeerd personeel een prikpil kregen, opgesloten en ondervoed werden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 heeft de IGZ de afgelopen jaren regelmatig bezoeken gebracht aan Stichting Zonnehuizen omdat sprake was van tekortschietende zorg en bepaalde onveilige situaties. De IGZ spreekt in dat kader altijd met cliënten, cliëntvertegenwoordigers en medewerkers. Bij de IGZ zijn de specifieke voorvallen waarnaar in de vraagstelling wordt verwezen echter niet gemeld.
Stichting Zonnehuizen verzekert mij dat er geen sprake is (geweest) van ongekwalificeerd personeel dat een prikpil zou hebben toegediend bij cliënten. Ook is er geen sprake van opsluiting of ondervoeding van cliënten.
Wel is er, volgens Stichting Zonnehuizen, sprake van geruchtenvorming rondom de verpleging, verzorging en huisvesting van in dit geval jonge kinderen. In dergelijke gevallen is contact opgenomen met de ouders of wettelijke vertegenwoordigers. Formele klachten hierover zijn bij de daartoe geëigende kanalen niet bekend, aldus Stichting Zonnehuizen.
Op welke wijze gaat u het verdwenen zorggeld van 20 miljoen euro terugvorderen? Bent u bereid aangifte te doen bij de FIOD? Zo nee, waarom niet?
Aangifte bij de FIOD is aan de orde bij (vermoedens van) fraude of belastingontduiking. Daarvoor heb ik op dit moment geen aanwijzingen. Bij Stichting Zonnehuizen is sprake van een ander probleem, namelijk van exploitatieverliezen. De instelling heeft meer uitgegeven dan er binnenkwam.
De Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht zijn verantwoordelijk voor de exploitatie. Eerder dit jaar zijn de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht opgestapt en zijn een nieuwe Raad van Bestuur en een nieuwe raad van Toezicht aangetreden.
Bij banken, zorgverzekeraars en zorgkantoren gaan waarschuwingslampen branden op het moment dat er sprake is van opeenvolgende jaren met exploitatietekorten of van een negatief eigen vermogen. Genoemde partijen komen vervolgens in actie om hun belangen te beschermen en eisen van de instelling maatregelen om de exploitatie te verbeteren. Precies dat is nu bij Stichting Zonnehuizen aan de orde.
Waarom kiest u voor het verder op afstand zetten van de controlerende overheid, waardoor u ruim baan biedt aan fraudeurs en zakkenvullende «ondernemers» in de zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Aan zorgaanbieders (en verzekeraars) wordt steeds meer ruimte geboden om hun verantwoordelijkheid voor vraaggestuurde zorg vorm te geven. Van het op afstand zetten van de controlerende overheid is evenwel geen sprake. De IGZ ziet toe op het leveren van verantwoorde zorg, de NZa ziet erop toe dat zorgkantoren en zorgverzekeraars hun zorgplicht waarmaken en kunnen laten zien dat de premiegelden rechtmatig en doelmatig worden aangewend. In het wetsvoorstel Wcz wordt goed bestuur aangescherpt, onder andere door het toekennen van meer bevoegdheden aan de Raad van Toezicht. In het wetsvoorstel Wet normering topinkomens wordt overigens ook het inkomen van nieuwe zorgbestuurders aan een maximum gebonden.
Wat is uw reactie op het feit dat een accountant in 2009 al aankaartte dat er financiële problemen waren, waarop het bestuur niet ingreep? Hoe verklaart u dit, en hoe is dit in de toekomst te voorkomen? Wilt u uw antwoord toelichten?
De op 31 mei 2010 gedateerde accountantsverklaring bij het jaarverslag over 2009 rept niet over financiële problemen. Wel heeft de accountant op een andere manier gewaarschuwd. Die waarschuwing is besproken in de Raad van Toezicht, zo laat Stichting Zonnehuizen weten. Zoals aangegeven zijn de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht begin 2011 opgestapt.
Voor de toekomst geldt het systeem van de brief «Waarborgen voor continuïteit van zorg» van 27 april 2011. Daarin wordt een systeem van «early warning» voorgesteld waarbij een zorgverzekeraar of zorgkantoor verplicht is om in zijn contracten met zorgaanbieders op te nemen dat zij financiële problemen moeten melden, waarna het zorgkantoor of de zorgverzekeraar de NZa kan informeren.
Zou een faillissement van de Zonnehuizen schadelijk zijn voor de continuïteit van zorg van de bewoners? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u de continuïteit van de zorg waarborgen?
In de al eerder genoemde, tegelijk meegestuurde, brief ga ik uitgebreid in op continuïteit van zorg. Kortheidshalve verwijs ik u daarnaar.
Wat zijn de gevolgen van het ontslag van 400 medewerkers voor de kwaliteit van zorg? Is de IGZ betrokken bij de sanering in relatie tot de kwaliteit van zorg? Zo neen waarom niet?3
Door aangekondigde en onaangekondigde bezoeken houdt de IGZ ook nu de vinger nadrukkelijk aan de pols. Financiële moeilijkheden en ontslag van medewerkers vormen immers een risico voor de kwaliteit van zorg.
Deelt u de mening van de heer Van Otterloo dat bestuurders kunnen spelen met collectieve gelden en zich niet bewust hoeven te zijn van de consequenties van hun gedrag? Wilt u uw antwoord toelichten?2
De mening van de heer Van Otterloo deel ik niet. Bestuurders dienen zich wel degelijk bewust te zijn van de consequenties van hun beslissingen en hebben een verantwoordelijkheid tegenover de instelling voor het zo goed mogelijk besteden van de beschikbare middelen. Hierbij worden zij gecontroleerd door de Raad van Toezicht en kunnen de OR en de cliëntenraad medezeggenschap uitoefenen. Bestuurders die bij een zorginstelling niet goed functioneren kunnen geschorst of ontslagen worden door de Raad van Toezicht. Raden van Toezicht behoren in te grijpen wanneer dit nodig is.
Vindt u het niet treurig dat de IGZ als enige positieve, de goed onderhouden kantoren van het management aantrof?Welke maatregelen gaat u treffen om de bevoorrechte positie van bestuurders te korten? Wilt u uw antwoord toelichten?2
De IGZ heeft inderdaad geconstateerd dat er sprake was van ernstig achterstallig onderhoud in enkele woongedeeltes, terwijl de kantoren er wel goed onderhouden uitzagen. Dit heeft mij verbaasd. Een en ander is het gevolg geweest van een verkeerde prioritering van de toenmalige bestuurder. Inmiddels zijn gelukkig passende maatregelen genomen waardoor het achterstallige onderhoud is weggewerkt en kinderen zijn ondergebracht in andere, veilige woongebouwen.
Wat is de vertrekbonus geweest voor de bestuurder van de Raad van Toezicht?
Stichting Zonnehuizen informeert mij als volgt. Met de voormalige Raad van Bestuur is een schadevergoeding wegens voortijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst overeengekomen conform de bepalingen in de arbeidsovereenkomst. Deze bepalingen zijn gerelateerd aan de toepassing van de kantonrechtersformule. De schadevergoeding is in de arbeidsovereenkomst echter gemaximeerd. Dit heeft erin geresulteerd dat de schadevergoeding lager is uitgevallen dan bij toepassing van de kantonrechtersformule het geval zou zijn geweest.
Een lid van de voormalige Raad van Toezicht heeft gedurende korte tijd de functie van interim-Raad van Bestuur bekleed. Bij diens vertrek zijn geen financiële afspraken gemaakt, er was ook geen sprake van een dienstverband.
Erkent u dat het vergroten van de bedrijfsrisico’s de concurrentie en het risico van vastgoed zal leiden tot meer faillissementen in de zorg? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wordt de zorg beter van deze kapitaalvernietiging?
Het vergroten van bedrijfsrisico’s de concurrentie en het risico van vastgoed leidt zeker niet noodzakelijkerwijs tot meer faillissementen in de zorg. Ik verwacht juist dat stakeholders hun belangen nadrukkelijker in de gaten zullen houden en eerder dan in het verleden aan de bel trekken en om aanpassing van de exploitatie vragen om op die manier een faillissement te voorkomen. Bij een eventueel faillissement is evenmin noodzakelijkerwijs sprake van kapitaalvernietiging omdat in veel gevallen sprake zal zijn van een doorstart waarbij de activa, waaronder het vastgoed, in gebruik blijven bij de nieuwe aanbieder.