Het bericht dat ACTA terug is als CETA |
|
André Elissen (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Angst voor tweede ACTA is «ongegrond»»1 en «Hey, ACTA is terug, maar heet nu CETA»2?
Ja.
Is het inderdaad zo dat een gedeelte van de tekst van de Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) tevens in de nieuwe Canada-EU Trade Agreement (CETA) staat? Hoe komt het dat de ACTA steeds maar terug blijft komen?
Met CETA wordt een breed en ambitieus vrijhandelsakkoord tussen Canada en de Europese Unie beoogd, waarin partijen afspreken om vrijwel alle douanetarieven af te schaffen en daarnaast afspraken maken over o.a. de handel in diensten, de toegang van investeringen, overheidsaanbestedingen, mededinging en geschillenbeslechting. Vrijhandelsakkoorden zijn van groot belang voor economisch herstel en welvaartsgroei, in de EU en met name in Nederland. De jaarlijkse reële inkomstwinsten binnen 7 jaar na de invoering van CETA, worden geschat op circa € 8,2 miljard voor Canada en € 11,6 miljard voor de EU. Nederland verwacht als handelsland in relatief een groot deel van deze winst te kunnen meedelen.
Aangezien de bescherming en handhaving van intellectuele eigendomsrechten in landen buiten de EU ook van groot belang is voor de innovatiekracht van bedrijven, de creatieve industrie en onderzoekers in de EU, vormen bepalingen over de handhaving van intellectuele eigendomsrechten een klein, maar belangrijk onderdeel van een vrijhandelsakkoord.
Het is juist dat een deel van de in ACTA gebruikte teksten in de CETA onderhandelingstekst van februari jl. voorkwam. Deze zijn echter van vóór de stemming door het Europees Parlement. De Europese Commissie heeft inmiddels – in de ogen van het kabinet terecht – aangegeven deze stemming van het Europees Parlement volledig te respecteren en deze in acht te nemen ten aanzien van CETA3. De artikelen 27 lid 3 en 27 lid 4 van ACTA over de aansprakelijkheid van Internet Service Providers maakten al geen deel meer uit van de huidige CETA tekst. De overige bepalingen op het gebied van handhaving van intellectuele eigendomsrechten worden nu in het licht van voornoemde stemming bestudeerd. Indien bepalingen hiermee niet stroken dan worden ze herzien of verwijderd. De huidige bepalingen in het ontwerpvrijhandelsakkoord met betrekking tot de handhaving van intellectuele eigendomsrechten zijn in overeenstemming met de EU-richtlijnen en de nationale wetgeving van de lidstaten. Gezien de uitspraak van uw Kamer in motie nr 2884 zal dit kabinet – in welk akkoord dan ook – niet akkoord gaan met bepalingen uit ACTA waar de Kamer zich tegen heeft uitgesproken, zoals bepalingen over strikte handhaving van intellectueel eigendom op internet en bepalingen die toekomstige hervormingen van het auteursrecht in de weg staan.
Ziet u het als uw plicht om de Tweede Kamer expliciet voor te lichten wanneer passages uit de weggestemde ACTA in een andere vorm op (dreigen te) duiken? Zo nee, waarom niet?
Ten aanzien van de informatievoorziening aan uw Kamer is het gebruikelijk dat internationale onderhandelingen ten behoeve van een handelsovereenkomst vertrouwelijk zijn: dergelijke onderhandelingen hebben tot doel om een gedeeld resultaat te bereiken en vereisen enige mate van vertrouwelijkheid opdat iedere partij zich vrij voelt om toezeggingen te doen en/of opties uit te proberen alvorens definitief met een overeenkomst in te stemmen.
Bij dit proces wordt de Kamer op gebruikelijke wijze betrokken. Dit houdt in dat voorafgaand aan een Europese handelsraad, de Kamer een bewindspersoon kan spreken over de lopende onderhandelingen. Het kabinet informeert vanzelfsprekend de Kamer ook, bijvoorbeeld door middel van de geannoteerde agenda van de handelsraad. Na afronding van de onderhandeling krijgt het nationale parlement in geval van akkoorden waar sprake is van gemengde competentie (deels nationaal, deels Europees) de gelegenheid zich uit te spreken over het verdrag in de ratificatieprocedure.
Zijn er momenteel andere verdragen (in voorbereiding) waarin passages zijn opgenomen die (qua betekenis of impact) met de ACTA overeenkomen? Kunt u dit antwoord toelichten?
Er zijn op dit moment geen met ACTA vergelijkbare verdragen in onderhandeling.
Vanzelfsprekend wordt wel onderhandeld met verschillende (groepen van) landen over een vrijhandelsakkoord waar intellectuele eigendom één van de onderwerpen is. De onderhandelingen met Singapore worden naar verwachting dit jaar afgerond en volgend jaar waarschijnlijk die met Maleisië en India. Voor een volledig overzicht van de vrijhandelsakkoorden en de stand van zaken verwijzen wij naar de website van de Europese Commissie – DG Trade5. De bepalingen over handhaving van intellectuele eigendomsrechten zijn niet nieuw, maar in lijn met eerder overeengekomen regelgeving binnen de Europese unie en internationale verdragen, zoals de TRIPS-overeenkomst6 en diverse auteursrechtverdragen van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom7. De Nederlandse wetgeving is daar uiteraard ook mee in overeenstemming.
Welke stappen gaat u nemen om te voorkomen dat er ACTA-achtige verdragen worden ontwikkeld? Gaat u deze ontwikkelingen de pas afsnijden door aan te geven dat Nederland dit niet wil of door bijvoorbeeld te werken aan het dusdanig bestendigen van internetvrijheid zodat initiatieven als de ACTA bij voorbaat kansloos zijn?
Zoals wij uw Kamer eerder hebben aangegeven, hebben wij de wens van uw Kamer ten aanzien van ACTA meegegeven aan de Europese Commissie. Nu het Europees Parlement tegen ACTA heeft gestemd en ook diverse parlementen van andere lidstaten hebben aangegeven geen goedkeuring aan ACTA te willen geven, verwachten wij geen nieuwe ACTA-achtige verdragen die ook op Nederland van toepassing zouden zijn.
Mocht er een nieuw initiatief met betrekking tot de handhaving van intellectuele eigendomsrechten komen, dan zal dat voorstel door de alsdan zittende regering op zijn inhoud worden beoordeeld en zal uw Kamer bij dit proces op de gebruikelijke wijze worden betrokken. Ten aanzien van de ontwikkelingen en initiatieven van de regering op het gebied van internetvrijheid verwijzen wij naar brieven aan uw Kamer van 10 april 2012 en 10 juli 20128.
De geplande aanleg van het agrologistieke bedrijventerrein Nieuw-Reijerwaard bij Ridderkerk |
|
Sjoera Dikkers (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Is bij u bekend waarom de provincie Zuid-Holland in haar MER-beoordeling de score op luchtkwaliteit achterwege laat? Kunt u dit toelichten?
Het bedrijventerrein Nieuw-Reijerwaard is een aan de provincie Zuid-Holland gedecentraliseerd Nota Ruimte budget project. De provincie Zuid-Holland is daarmee ook het bevoegde gezag voor het vaststellen van de reikwijdte en het detailniveau van het op te stellen MER. Het Rijk is hierbij niet betrokken. Het project maakt echter wel deel uit van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Voor luchtkwaliteit geldt dat de monitoringstool van het NSL alle informatie biedt met betrekking tot luchtkwaliteit waarmee een apart onderzoek niet nodig is.
Deelt u de mening dat in een MER (milieu-effectrapportage) de gevolgen voor luchtkwaliteit altijd beoordeeld dienen te worden?
In het algemeen geldt dat in een milieueffectrapportage (MER) informatie moet worden gegeven over de kans op aanzienlijke milieugevolgen van een project. Dit betekent dat per project in de fase van het vaststellen van de reikwijdte en het detailniveau van het op te stellen MER door het bevoegd gezag beoordeeld en gemotiveerd moet worden welke milieuaspecten wel of niet moeten worden onderzocht. Daarmee is het geen vanzelfsprekendheid dat altijd alle milieuaspecten in een MER moeten worden onderzocht.
Is bij u bekend wat de relatie is tussen de aanleg van Nieuw-Reijerwaard en de extra € 12 miljoen die de provincie Zuid-Holland uittrekt voor de verbetering van de luchtkwaliteit in de regio Rotterdam?
De provincie Zuid-Holland heeft haar Actieprogramma Luchtkwaliteit geïntensiveerd. Deze intensivering is gericht op het verbeteren van de luchtkwaliteit in heel Zuid-Holland en specifiek gericht op de luchtkwaliteit rond de (potentiële) knelpunten. De door u genoemde locatie is niet aangemerkt als specifiek knelpunt, maar zal volgens de provincie echter wel enig voordeel ondervinden van de extra inzet.
Kunt u aangeven hoe groot de leegstand is op bestaande agrologistieke bedrijventerreinen in Zuid-Holland?
Nee. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is aangegeven dat provincies en gemeenten verantwoordelijk zijn voor de programmering van verstedelijking (inclusief bedrijventerreinen). Daarbij hoort ook het bijhouden van de leegstand. Regionale partijen betrokken bij drie agrologistieke bedrijventerreinen in Zuid-Holland (Honderdland in Maasdijk, ABC Westland in Poeldijk en de Klappolder in Bleiswijk) geven aan dat de leegstand daar minder dan 5 procent is. Zij nemen tot op heden geen significante toename van de leegstand waar.
Kunt u aangeven hoe groot momenteel de vraag is naar dergelijke nieuwe agrologistieke bedrijventerreinen in Zuid-Holland, dit mede in het licht van de huidige economische situatie?
Nee. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is aangegeven dat provincies en gemeenten verantwoordelijk zijn voor de programmering van verstedelijking (inclusief bedrijventerreinen). Daarmee is het ramen van bedrijventerreinen ook een taak van de provincies. Het ramen van bedrijventerreinen voor specifieke doelgroepen is ongebruikelijk, omdat bedrijventerreinen vaker door meerdere sectoren/doelgroepen worden gebruikt.
Deelt u de mening dat deze locatie voor een agrologistiek bedrijventerrein erg ongelukkig is omdat 1) de glastuinbouw in de directe omgeving voor een groot deel is verhuisd, 2) het bedrijventerrein dichtbij bewoning is gepland, 3) goede ontsluiting via goederenspoor ontbreekt, 4) de ontsluiting via water alleen mogelijk is als er vrachtverkeer op en neer van het terrein naar de haven van Ridderkerk moet rijden waarbij het verkeer door Ridderkerk toeneemt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, deze mening deel ik niet. Met de realisatie van Nieuw Reijerwaard wordt uitvoering gegeven aan vastgesteld (Rijks-)beleid. Oorspronkelijk was in de Noordrand van de Hoeksche Waard een bovenregionaal, havengerelateerd bedrijventerrein gepland van 120 ha. Nadat een meerderheid van de Tweede Kamer tegen deze ontwikkeling bleek, is door het RPB in samenwerking met het CPB in 2007 uitgebreid onderzoek uitgevoerd naar mogelijke alternatieve locaties. Daarin zijn aspecten van ontsluiting en omgeving als genoemd in de vraag meegenomen. Op basis daarvan heeft het Kabinet na intensief overleg met de Provincie Zuid-Holland en de Stadsregio Rotterdam gekozen voor de ontwikkeling van de «alternatieve locaties Hoeksche Waard» Nieuw Reijerwaard te Ridderkerk en Westelijke Dordtse Oever (WDO) te Dordrecht. Hierover is uw Kamer destijds ook over geïnformeerd. Vanuit het Rijk is aangedrongen op voorspoedige realisatie en zijn daartoe ook instrumenten ingezet. Het project is benoemd als Nota Ruimte-project. Tenslotte is het project ook opgenomen in de Crisis- en Herstelwet. In 2009 is een bestuursovereenkomst gesloten tussen alle betrokken partijen gericht op de uitvoering van het project. Deze is ook ondertekend door de coördinerend minister van (destijds) EZ, mede namens de ministers van (destijds) V&W en VROM. Het Rijk draagt € 17,75 miljoen bij aan de realisatie van het project.
Kunt u aangeven in welke fase van besluitvorming dit project zich bevindt en toezeggen dat er geen onomkeerbare stappen worden gezet totdat de Kamer terug is van reces?
Zoals al aangegeven is het project Nieuw-Reijerwaard een aan de Provincie Zuid-Holland gedecentraliseerd Nota Ruimte budget project. De Provincie Zuid-Holland is daarmee ook verantwoordelijk voor de besluitvorming van dit project. Op dit moment werkt de Provincie Zuid-Holland aan een provinciaal inpassingsplan. Dit zal dit najaar ter inzage worden gelegd en wordt naar verwachting in het voorjaar van 2013 vastgesteld.
Trage teruggave van gestolen goederen |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van bijgaande mailwisseling tussen een slachtoffer van diefstal en het Openbaar Ministerie (OM)?1
Ja.
Deelt u de mening dat politie en OM gestolen goederen zo snel mogelijk aan de rechtmatige eigenaar terug moeten geven, zonder dat hier druk op uitgeoefend moet worden?
Ja. Zodra er geen strafvorderlijk belang meer is dat zich hiertegen verzet, dienen de goederen te worden teruggegeven.
Wat is er in de afhandeling van deze inbeslagname misgegaan, waardoor het slachtoffer ruim een half jaar op haar gestolen en teruggevonden spullen heeft moeten wachten, terwijl vanaf het begin de rechtmatige eigenaar duidelijk was? Schrikt u ook dat uiteindelijk de druk van openbaarmaking nodig was om een snelle beslissing af te dwingen?
Het OM heeft mij bericht dat de betreffende goederen werden aangetroffen bij een persoon die verklaarde dat het om zijn eigen goederen ging. Er was onderzoek voor nodig om vast te stellen dat de goederen gekoppeld konden worden aan een tweetal inbraken. Vervolgens vormde nader onderzoek naar deze inbraken, en de weigering van de verdachte om afstand van de goederen te doen, een belemmering voor de onmiddellijke teruggave van de goederen aan de slachtoffers. Na het afronden van het onderzoek heeft het helaas nog een maand geduurd voordat de goederen zijn teruggegeven, terwijl deze onmiddellijk na het beëindigen van het onderzoek geretourneerd hadden kunnen worden. Ik betreur deze gang van zaken. Overigens is de uiteindelijke beslissing tot teruggave van de goederen niet genomen onder druk van openbaarmaking.
Is deze afhandeling symptomatisch voor een gebrek aan aandacht voor het slachtoffer bij OM en politie? Zo nee, waaruit blijkt dat deze organisaties wel voldoende aandacht besteden aan de belangen van slachtoffers?
Aandacht voor slachtoffers is een speerpunt voor het OM. Dit blijkt onder meer uit de Aanwijzing slachtofferzorg en de OM-visie op slachtofferzorg. Het belang van een snelle afhandeling van beslag, waaronder de mogelijkheden van artikel 116 Sv., zal binnen het OM worden benadrukt.
Een algemene termijn waarbinnen slachtoffers hun goederen kunnen ontvangen valt niet te geven, omdat dit mede afhangt van het verloop van het strafrechtelijk onderzoek. In dit kader is het wetsvoorstel conservatoir beslag ten behoeve van slachtoffers van belang, dat bij uw Kamer aanhangig is (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 33 295, nr. 2. Dit omvat onder andere een wijziging van artikel 552a, eerste lid, Sv., waarmee voor slachtoffers de mogelijkheid ontstaat om beklag te doen als het OM besluit om geen gebruik te maken van de mogelijkheid van artikel 116, vierde lid, Sv. om het goed in bewaring te geven bij het slachtoffer.
Wat gaat u doen om er voor te zorgen dat het OM alle mogelijkheden van artikel 116 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) benut om gestolen goederen zo snel mogelijk aan de eigenaar terug te geven, zodat slachtoffers van diefstal niet ook nog eens slachtoffer worden van een falende overheid?
Zie antwoord vraag 4.
Binnen welke termijn mogen slachtoffers vanaf nu rekenen op duidelijkheid van het OM over de teruggave van hun gevonden goederen? Hoe gaat u de Kamer informeren over de behaalde resultaten?
Zie antwoord vraag 4.
Acute verloskunde in Meppel |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de uitspraken van een bestuurder van het Diaconessenhuis in Meppel over de toekomst van de acute verloskundige zorg en kindergeneeskunde in Meppel?1
Ja.
Is u bekend wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot het overleg tussen de betrokken partijen over de toekomst van de acute verloskundige zorg in Meppel?
Middels interventies van de Commissaris van de Koningin de heer Tichelaar, de burgemeester van Meppel en het College Perinatale Zorg zijn de partijen de afgelopen periode weer om de tafel gebracht. Er heeft onder leiding van Professor Blijham een verkenning plaats gevonden naar de knel- en aanknopingspunten voor samenwerking in de keten van geboortezorg in de regio Meppel. De verloskundigen hebben de derde sessie van deze verkenning afgezegd in verband met de uitspraken van de betreffende bestuurder, zij hebben echter nog wel de kans om te reageren op het rapport van de heer Blijham. Het bestuur geeft aan het eindrapport van de heer Blijham mee te wegen in hun komende besluitvorming. Het bestuur wijst er op dat de bereikbaarheid van de acute verloskundige zorg binnen 45 minuten in de regio niet mag verslechteren ten opzichte van de huidige situatie en de samenwerking met de verloskundigen in de regio goed georganiseerd moet zijn.
Ik verwacht dat, zoals afgesproken in deze overleggen tussen alle partijen, op 1 november 2012 de contouren van het zorglandschap en de inrichting van de keten van geboortezorg in de regio Meppel bekend zijn.
Klopt het dat naar aanleiding van het overleg tussen de betrokken partijen rond 1 november 2012 een definitief besluit genomen zal worden over de toekomst van verloskundige zorg in Meppel? Hoe beoordeelt u in dat licht de uitspraken van de ziekenhuisbestuurder van het Diaconessenhuis? Bent u van mening dat weer wordt voorgesorteerd op verplaatsen van acute verloskundige zorg naar Zwolle, in plaats van het zorgvuldig afwegen van alle mogelijke alternatieven?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de taak van het College Perinatale Zorg (CPZ) om voor het einde van dit jaar tot een landelijk dekkend netwerk van goed functionerende samenwerkingsverbanden te komen? Kunt u de Kamer berichten over de uitkomst of de voortgang van het gesprek van het CPZ met alle betrokken partijen om te komen tot een degelijk samenwerkingsverband met een ingevulde regionale zorgstandaard?2 Deelt u de mening dat met betrekking tot mogelijke centralisatie van acute verloskundige zorg naar Zwolle, de punctualiteit van ambulances in Drenthe in het geding zal komen?3 Bent u bereid de beschikbaarheid en bereikbaarheid en daarmee de haalbaarheid van de landelijke norm voor spoedritten voor deze regio goed te laten onderzoek voor het definitieve besluit over eventuele decentralisatie genomen wordt?
In mijn brief van 21 mei 2012 heb ik u de voortgang geschetst van de motie van mevrouw Arib en mevrouw Smilde betreffende een landelijk dekkend netwerk van regionale zorgstandaarden voor geboortezorg. Het CPZ werkt momenteel aan een checklist die beschrijft waar de regionale samenwerkingsverbanden aan moeten voldoen. De checklist is een startdocument en is opgesteld aan de hand van de conclusies van het Stuurgroepadvies en wordt nu al gebruikt om regionale samenwerkingsverbanden te ondersteunen en te toetsen. Van belang is dat in de regionale samenwerkingsverbanden de acute verloskundige zorg georganiseerd dient te zijn als onderdeel van de regionale keten van zorg bij zwangerschap en geboorte. Het CPZ geeft op dit moment advies bij de planvorming in onder andere Meppel en zal beoordelen in hoeverre deze plannen in overeenstemming zijn met de huidige concept checklist.
In gezamenlijke opdracht van Achmea en de RAV'en IJsselland en Drenthe doet het RIVM momenteel onafhankelijk onderzoek naar de ambulance rijtijden. De gevolgen voor de bereikbaarheid bij een eventuele concentratie van de bevallingen in Zwolle worden getoetst aan de 45 minuten norm. De lokale partijen zullen dit onderzoek meenemen in de uiteindelijke besluitvorming.
Wat is uw reactie op geruchten over het mogelijk verdwijnen van kindergeneeskunde in Meppel?
Ik verwacht dat, zoals afgesproken in de overleggen tussen alle partijen, op 1 november 2012 de contouren van het zorglandschap en de inrichting van de keten van geboortezorg in de regio Meppel bekend zijn. Ik ga ervan uit dat de kindergeneeskunde daarbij wordt meegenomen.
Miljoenen subsidies voor een gigastal in Horst aan de Maas en het informeren van de Kamer daarover |
|
Henk van Gerven |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennis kunnen nemen van het onderzoek van Wakker Dier naar de subsidies – en andere financiële gunsten – die onder andere door u verleend zijn aan het Nieuw Gemengd Bedrijf (NGB) in Horst aan de Maas?1
Ja.
Kunt u verklaren waarom het Rijk subsidie verleent aan zulk een omstreden bedrijf, mede tegen het licht van uw voornemen de omvang van stallen vast te stellen op een niveau dat vele malen lager ligt dan de omvang van het NGB? Deelt u de mening dat door deze gang van zaken de indruk wordt gewekt, dat bij de overheid de «linkerhand» niet weet wat de «rechterhand» doet?
De initiatiefnemers van het Nieuw Gemengd Bedrijf hebben gebruik gemaakt van subsidieregelingen van de rijksoverheid die openstaan voor iedere ondernemer die voldoet aan de voorwaarden die golden op het moment van openstelling van deze regelingen, schaalgrootte is geen criterium voor de toekenning van een subsidie. Met innovatie- en investeringsregelingen faciliteer en ondersteun ik vooroplopende ondernemers die investeren in risicovolle innovatieve maatregelen die verder gaan dan de wettelijke eisen en op deze wijze een belangrijke bijdrage leveren aan de verdere verduurzaming van de veehouderij. De verleende innovatiesubsidies hebben geen betrekking op de daadwerkelijke fysieke realisatie van het Nieuw Gemengd Bedrijf maar op planvorming en op innovatie- en pilotprojecten op een proefbedrijf en op bestaande bedrijfslocaties. De resultaten van deze projecten komen beschikbaar voor de gehele sector.
Was u op de hoogte van deze subsidies? Zo ja, wat is de reden dat u de Kamer niet eerder geïnformeerd heeft over deze subsidies – bijvoorbeeld tijdens het algemeen overleg Schaalgrootte in de intensieve veehouderij op 6 juni jl.? U suggereert in Nieuwsuur dat de Kamer op de hoogte had kunnen zijn van de subsidies aan het NGB; kunt u exact aangeven waar hier in de respectievelijke jaarverslagen over gecommuniceerd is? Kunt u dit in een overzicht weergeven per gegeven subsidie en met paginaverwijzingen betreffende het jaarverslag? Of erkent u dat de Kamer niet geïnformeerd is?
Ja. De door het rijk verleende subsidies dateren van ruim voor het moment van aannemen van de motie Grashoff en Van Veldhoven (TK 28 286, nr. 488) waarin wordt verzocht om niet mee te werken aan bestemmingsplanwijzigingen voor stallen groter dan 300 NGE en meer dan één bouwlaag. Ik heb in de uitzending aangegeven dat de Kamer in algemene zin via de begrotingscyclus in de begroting en het jaarverslag van het ministerie van EL&I geïnformeerd wordt over subsidieregelingen, onder meer bij beleidsartikel 21 Duurzaam Ondernemen. EL&I publiceert jaarlijks een overzicht van individuele bedrijven, die subsidies hebben ontvangen met (co)financiering uit Europese middelen, dat te zien is via de website van het DR-loket ( www.hetlnvloket.nl/onderwerpen/gemeenschappelijk-landbouwbeleid/dossiers/dossier/publicatie-subsidiegegevens-landbouw-en-visserij ). Van de drie innovatiesubsidies die ten behoeve van het Nieuw Gemengd Bedrijf zijn verleend, zijn er twee gepubliceerd via de website van het DR-loket (2007 en 2009). De derde aanvraag (2005) is niet gepubliceerd omdat er geen cofinanciering uit EU-middelen bij betrokken was.
Hoeveel subsidie is gegeven voor communicatie en het creëren van draagvlak? Wat is de rechtvaardiging hiervan?
EL&I heeft in 2009 als onderdeel van een innovatiesubsidie € 17 000,= subsidie verleend voor communicatie over de bio-energiecentrale, een onderdeel van Nieuw Gemengd Bedrijf. Het communiceren over de resultaten van een innovatieproject is een voorwaarde van de regeling. Doel hiervan is kennisverspreiding zodat het resultaat van het innovatieproject beschikbaar komt voor de hele sector.
Klopt het dat in het verleden er toezeggingen zijn gedaan door u of uw voorganger dat het bedrijf zich mocht vestigen? Zo ja door wie en onder welke voorwaarden?
Er zijn door mij en mijn voorganger geen toezeggingen gedaan over de vestiging van het Nieuw Gemengd Bedrijf. Dit is bij uitstek een zaak van het omgevingsbeleid, waarvoor de gemeente en provincie verantwoordelijk zijn.
Bent u bereid nader onderzoek te doen, naar aanleiding van de bevindingen van Wakker Dier dat er waarschijnlijk veel meer voordeeltjes en subsidies verleend zijn aan het NGB, onder andere door de gemeente Horst aan de Maas en de provincie Limburg, naar het totale bedrag dat aan het NGB is toegevallen en daar vervolgens de Kamer over informeren? Welke bijdragen hebben een of meerdere initiatiefnemers van het NGB ontvangen? Kunt u per bijdrage een omschrijving en het exacte bedrag geven?
Ik acht het inzetten van subsidie instrumentarium door gemeente en provincie de verantwoordelijkheid van deze overheden. Gegevens hierover worden door mijn departement niet systematisch bijgehouden.
Bent u bereid om – aanvullend aan uw oproep richting gemeenten en provincies om in afwachting van nader onderzoek vergunningverleningsprocedures stil te leggen (waaraan de gemeente Horst aan de Maas en de provincie Limburg overigens nog steeds geen gevolg hebben gegeven) – de gemeente Horst aan de Maas en de provincie Limburg op te roepen voorlopig geen geld – in welke vorm dan ook (via rechtstreekse subsidie, gunstige regelingen of het bieden van andere voordeeltjes) – ter beschikking te stellen aan het NGB, mede vanuit het oogpunt van verstoorde concurrentieverhoudingen, die met name voor het midden- en kleinbedrijf in de agrarische sector funeste gevolgen heeft? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
In het onderzoek van Wakker Dier wordt gesproken over het feit dat «Het NGB wordt gepresenteerd als «parallelle ontwikkeling» van een giga-agropark in China» en «dat het NGB een proefproject van de NL-agro-industrie lijkt om ervaring op te doen met megaprojecten wereldwijd», onderschrijft u deze conclusie? Zo nee, waarom niet?
Nee. In 2007 werd het NGB waarin toen intensieve veehouderij, champignonteelt en glastuinbouw samenwerkten, gezien als een parallelle ontwikkeling van een agropark in China. De huidige opzet van het NGB is daarmee niet meer te vergelijken.
Bent u bekend met de publicatie uit 2007 op de website van Vereniging Behoud de Parel uit Grubbenvorst waaruit blijkt dat de veronderstelling van Wakker Dier zeer aannemelijk is en dat overheidsdienaren actief trachten het NGB-concept wereldwijd te «verkopen», in ieder geval in China?2
Ik ben bekend met de publicatie.
Is het juist, zoals uit de bedoelde publicatie blijkt, dat een van de medewerkers van uw ministerie samen met onder andere de burgemeester van Horst aan de Maas naar China is afgereisd om het NGB-concept te promoten? Zo ja, kunt u uitleggen hoe deze actieve opstelling te rijmen valt met uw eerdere uitspraken dat bedrijven met een miljoen kippen of meer niet in Nederland passen?3
Dit is onjuist. De medewerker was aanwezig bij een werkbezoek van de voormalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mevrouw Verburg aan China ( http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/persberichten/2007/10/18/minister-verburg-gaat-naar-china.html ). De minister hield onder meer een inleiding bij het seminar «Innovating Metropolitan Agriculture».
Waarom steunt het Rijk op voorhand een initiatief waarvan de gevolgen voor de volksgezondheid onduidelijk zijn? Moet er naar uw mening een gezondheidseffect rapportage (en een milieu effect rapportage) gemaakt worden alvorens dit bedrijf zich mag vestigen?
In opdracht van de gemeente Horst aan de Maas heeft de GGD een gezondheidskundig advies opgesteld. Hierin wordt geconcludeerd dat het Nieuw Gemengd Bedrijf voor de bevolking van de woonkernen een minimaal extra risico oplevert ten aanzien van het aspect fijn stof en geur en geen risico ten aanzien van de biologische agentia. De Commissie MER heeft een positief advies uitgebracht over de Milieu Effect Rapportage (MER) van het Nieuw Gemengd Bedrijf.
De MER, het advies van de GGD en de eerste resultaten van het fijnstofonderzoek van de provincie hebben geen aanleiding gegeven voor de gemeente om de lopende vergunningsprocedures af te breken.
In hoeverre is de subsidie «weggegooid» als het NGB niet wordt gebouwd? Zijn er andere nuttige aanwendingen of is er op een paard gewed?
De verleende innovatiesubsidies hebben geen betrekking op de fysieke realisatie van het Nieuw Gemengd Bedrijf maar op planvorming en op innovatie- en pilotprojecten op een proefbedrijf en op bestaande bedrijfslocaties. De resultaten van deze projecten komen beschikbaar voor de gehele sector.
Om hoeveel hectaren gaat het die het NGB nodig heeft op de betreffende locaties? Wat is de prijs per meter grond die het NGB daarvoor moet betalen of betaald heeft?
Voor de realisatie van het pluimveebedrijf en de bio-energiecentrale is gezamenlijk 8,8 ha nodig, voor het varkensbedrijf 6 ha. Prijsafspraken over de grond, die wordt aangekocht van de gemeente Horst, zijn een zaak tussen partijen.
Hoeveel zou het NGB moeten betalen als het gaat om grond van een industrieterrein in de directe omgeving van Grubbenvorst?
Ongeacht de schaalgrootte bieden gemeenten en provincies, die verantwoordelijk zijn voor ruimtelijke ordening en bestemmingsplannen, geen ruimte voor het vestigen van veehouderijbedrijven op industrieterreinen. Omdat het NGB zich niet kan vestigen op een industrieterrein is het verschil in prijs tussen agrarische grond en andere grond niet relevant.
Wat is de winst die het NGB per hectare boekt nu zij geen grond van een industrieterrein betrekt? Wat is uw oordeel hierover?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de mening dat zo een bedrijf als het er zou komen alleen maar op een industrieterrein zou mogen worden opgericht gezien de enorme schaal? Zo nee, waarom niet? Als een dergelijk bedrijf zou worden gebouwd op een industrieterrein, onder welke categorie zou deze industriële activiteit dan vallen?
Zie antwoord vraag 14.
Waarom wordt het proefbedrijf voor de biologische varkenshouderij gesloten?4
Het openen en sluiten van proefbedrijven is een verantwoordelijkheid van de onderzoeksinstituten. In 2009 heeft Wageningen Universiteit en Research Centrum (WUR) geïnventariseerd wat zij aan proefbedrijven op de langere termijn nog nodig heeft. Dat heeft ertoe geleid dat WUR besloten heeft het aantal locaties voor het dierlijke onderzoek te beperken tot twee sectorale onderzoeksboerderijen: één voor melkvee (bij Leeuwarden) en één voor varkens (Sterksel).
Met hoeveel euro is de subsidie voor de biologische sector afgenomen sinds subsidie aan het NGB wordt verstrekt?
Op grond van de Beleidsnota biologische landbouwketen 2008–2011 is gewerkt aan de verdere verzelfstandiging van de biologische sector. Vanaf 2012 is, zoals in de nota was aangekondigd, het beleid voor de biologische landbouw geïntegreerd in het algemene landbouwbeleid. Daarmee zijn er geen specifieke subsidies voor de biologische landbouw meer, biologische ondernemers kunnen gebruik maken van het reguliere subsidie-instrumentarium voor de landbouw. Dit staat geheel los van de discussie over subsidies aan het Nieuw Gemengd Bedrijf.
Het toegezegde maar nog steeds niet gerealiseerde ANBI-register |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de motie Omtzigt-Van Vliet (33033, nr. 52) waarin de regering verzocht wordt met een voorstel te komen voor een ANBI-register, waarin de volgende zaken openbaar gemaakt worden en gratis toegankelijk zijn:
Herinnert u zich nog uw antwoord dat u ernaar streeft samen met de minister van Veiligheid en Justitie een wetsvoorstel van deze strekking in te dienen bij de Tweede Kamer voor de zomer van 2012?1
Herinnert u zich dat u samen met o.a. de minister-president en de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) het convenant «Ruimte voor Geven» getekend heeft, waarin o.a. de afspraken staan dat:
Kunt u het plan van aanpak van de SBF over de representativiteit en doelstellingen aan de Kamer doen toekomen, samen met een appreciatie uwerzijds over de huidige en nagestreefde representativiteit?
Het plan van aanpak over de verhoging van de representativiteit is primair de verantwoordelijkheid van de SBF zelf. Mijn collega van Veiligheid en Justitie hecht net als ik aan een vergroting van de representativiteit. Het is dan ook een onderwerp dat regelmatig terugkeert in het overleg over de gezamenlijke visie op toezicht en transparantie, waarbij wij zoeken naar elkaar op dit punt versterkende maatregelen . Mij is voorts bekend dat de SBF streeft naar verhoging van het aantal brancheorganisaties dat deelneemt in de SBF. Daartoe zijn door de SBF verkennende besprekingen gevoerd met ondermeer de Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV). Naar verwachting wordt hierover nog dit jaar een besluit genomen door de betrokken organisaties. Ook de bjj de SBF aangesloten brancheorganisaties verrichten initiatieven om hun ledental te vergroten.
Kunt u het gezamenlijke document over de visie op toezicht en verantwoording aan de Kamer doen toekomen samen met de planning voor de realisatie van de plannen?
Vindt u niet vreemd dat u op 4 juli 2012 aan de Kamer meedeelt dat u nog met de SBF gaat overleggen, terwijl u eigenlijk al lang het wetsvoorstel en het plan van aanpak klaar had moeten hebben?
Wilt u het wetsvoorstel, dat voortvloeit uit de motie Omtzigt-Van Vliet per ommegaande indienen?
Kunt u deze vragen per ommegaande beantwoorden, of wilt u het signaal geven dat de regering openheid in de goede doelensector niet langer nastreeft?
Ik wil geenszins het signaal afgeven dat het kabinet openheid in de goede doelensector niet langer nastreeft.
Het recht op onderwijs voor asielzoekers van 18 jaar en ouder. |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Leers , Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat in Nederland ongeveer 10 000 asielzoekers van 18 jaar en ouder in de opvang van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) verblijven met nauwelijks toegang tot onderwijs?
Er verblijven inderdaad ongeveer 10 000 asielzoekers van achttien jaar en ouder in de COA-opvang. Over de mogelijkheden tot onderwijs wordt u in de hierna volgende beantwoording nader geïnformeerd.
Bent u bekend met het feit dat asielzoekers van 18 jaar en ouder geen Nederlandse les krijgen waardoor toegang tot het Nederlandse onderwijsstelsel feitelijk onmogelijk is omdat op Nederlandse scholen in het Nederlands les gegeven wordt? Indien ja, wat vindt u van deze belemmering in ontplooiingsmogelijkheden voor vreemdelingen?
Ja, daar ben ik mee bekend. Ook met het oog op de ontwikkelingsmogelijkheden van asielzoekers is het van belang dat de procedures snel en zorgvuldig worden afgehandeld. Zodra er duidelijkheid is over het al dan niet verkrijgen van een vergunning kan de asielzoeker ofwel zo snel mogelijk met inburgering starten, desgewenst door al in de opvang met een pre-inburgeringstraject aan te vangen, ofwel zich op zijn toekomst in het land van herkomst richten, waarbij de overheid behulpzaam kan zijn. Overigens hebben asielzoekers evenals Nederlandse ingezetenen recht op onderwijs. Voor minderjarigen geldt de leer- en kwalificatieplicht. De plicht om onderwijs te volgen eindigt met het bereiken van de leeftijd van achttien jaar. Hiermee voldoet Nederland aan de verplichtingen uit de EU-Richtlijn minimumnormen opvang asielzoekers, waarin het recht op onderwijs beperkt wordt tot minderjarige asielzoekers.
Voor volwassen asielzoekers geldt de regel dat zij die hier rechtmatig verblijven zich kunnen inschrijven voor bekostigd onderwijs. Degenen die hier niet rechtmatig verblijven mogen de opleiding waarmee zij al voor hun achttiende jaar waren gestart afronden, tenzij terugkeer gerealiseerd kan worden voordat de opleiding is afgerond. Beroepsonderwijs en hoger onderwijs worden, anders dan het funderend onderwijs, niet volledig vanuit de overheid bekostigd, noch voor Nederlandse volwassenen, noch voor volwassen asielzoekers. Voor beroepsonderwijs en hoger onderwijs is dus les- of cursusgeld dan wel collegegeld verschuldigd.
Bent u ervan op de hoogte dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen die aan een Internationale Schakel Klas (ISK) opleiding begonnen zijn, na het bereiken van de 18 jarige leeftijd overgeplaatst worden naar een regulier asielzoekerscentrum en vervolgens niet bij een andere ISK school geaccepteerd worden om de begonnen opleiding af te maken? Indien ja, wat vindt u van deze belemmering?
Niet alle scholen voor voortgezet onderwijs hebben een Internationale Schakelklas (ISK). In het voortgezet onderwijs wordt er door sommige scholen voor gekozen om voor groepen nieuwkomers een ISK in te richten. Het doel van deze schakelklas is de instroom van nieuwkomers in het reguliere onderwijs te vergemakkelijken. Een ISK is géén speciale opleiding; in de praktijk gaat het om een klas met nieuwkomers die extra Nederlandse les krijgen en op enkele vakken bijgespijkerd worden, zodat ze zo snel mogelijk in een reguliere klas op dezelfde school kunnen instromen. Er is overigens aanvullende bekostiging beschikbaar voor de eerste opvang van vreemdelingen en nieuwkomers. Alle scholen die voortgezet onderwijs geven aan nieuwkomers kunnen een beroep doen op deze regeling, of er nu een ISK is of niet.
Dat het in zijn algemeenheid zo is dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen die in een zogenaamde Internationale Schakel Klas (ISK) zijn begonnen, na eventuele overplaatsing naar een regulier asielzoekerscentrum, bij een andere school met ISK niet geaccepteerd worden, is ons niet bekend. Wel is het ons bekend dat het aantal gevallen waarin asielzoekers van achttien jaar en ouder geen toegang krijgen tot onderwijs toeneemt. Wij zijn voornemens te onderzoeken wat de omvang van het probleem is en te bezien welke oplossing kan worden gevonden.
Het recht op onderwijs, zoals neergelegd in internationale verdragen en Europese regelgeving, vindt zijn neerslag in het kosteloze funderende onderwijs voor alle leer- en kwalificatieplichtigen. Dit is voor iedereen in Nederland hetzelfde. Er is dan ook geen sprake van discriminatie.
Formeel gezien zijn er dus geen belemmeringen voor deelname aan het onderwijs door asielzoekers. Zoals aangegeven gaan wij de eventuele praktische belemmeringen bezien en mogelijke oplossingsrichtingen verkennen. Daarbij wordt ook steeds de wisselwerking met het vraagstuk van de eigen verantwoordelijkheid om terug te keren indien men hier niet rechtmatig verblijft, betrokken. Uw Kamer zal over de uitkomst van deze verkenning te gelegener tijd worden geïnformeerd.
Hoe verhoudt deze belemmering zich tot de constatering dat de Nederlandse wetgeving erop gebaseerd is iedere mogelijkheid van discriminatie uit te sluiten, door de formele en materiële voorwaarden te scheppen, waaruit een ieder het onderwijs kan genieten dat hij verlangt, zoals benoemd in de Memorie van Toelichting bij het Verdrag ter bestrijding van discriminatie in het onderwijs?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt deze belemmering voor individuele ontplooiing zich tot de verplichtingen van de overheid die voortvloeien uit het fundamentele mensenrecht van een ieder op onderwijs zoals onder meer vastgelegd in artikel 26 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, artikel 2 bij het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, artikel 13 lid 2 van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten, World Declaration on Education for All en het Verdrag ter bestrijding van discriminatie in het onderwijs?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat toepassing van het recht op onderwijs voorwaardelijk is om asielzoekers van 18 jaar en ouder zich te laten ontwikkelen en zo hun kansen te vergroten op het verkrijgen van een leefbaar inkomen, in Nederland dan wel in het land van herkomst? Indien ja, welke mogelijkheden ziet u om de ontplooiingsmogelijkheden van asielzoekers die in opvang van het COA verblijven, te vergroten? Indien nee, waarom niet?
Asielzoekers hebben dezelfde rechten en plichten als Nederlandse ingezetenen waar het de toegang tot onderwijs betreft. Naast de mogelijkheden tot terugkeeractiviteiten en tot pre-inburgering voor vergunninghouders die in de opvang verblijven zijn aanvullende mogelijkheden voor asielzoekers niet wenselijk. Naast hoge kosten zou dit ook leiden tot een, vaak onterecht, signaal dat hun toekomst in Nederland ligt.
Zoals al aangegeven in het antwoord op de vragen 1 en 2, kan de vreemdeling, zodra hij een vergunning heeft, in de opvang al starten met een pre-inburgeringstraject. In geval er een negatieve beslissing is genomen op zijn asielverzoek staan er diverse terugkeeractiviteiten tot zijn beschikking. Ook in dit verband benadrukt de regering het belang van een snelle procedure.
Op 15 december 2011 zijn de nieuwe beleidsregels gepubliceerd met betrekking tot zelfstandige terugkeer en (duurzame) herintegratie van uitgeprocedeerde asielzoekers. Binnen deze beleidsregels kunnen organisaties uit het maatschappelijk middenveld, maar ook lokale overheden, projecten indienen om uitgeprocedeerde asielzoekers, die willen terugkeren naar het land van herkomst, te ondersteunen. Het bestaande instrumentarium is daarbij uitgebreid.
Ook op deze wijze kunnen asielzoekers activiteiten ontplooien die aansluiten bij hun toekomstperspectief.
Kent u de initiatieven van de Stichting Robin Hood College te Den Helder? Bent u bereid om de mogelijkheden van Internationale Schakel Klassen voor asielzoekers en nieuwkomers van 18 jaar en ouder te onderzoeken waardoor hen ontplooiingsmogelijkheden ten gunste van verblijf dan wel terugkeer kan worden geboden, en de Kamer daarover in het najaar te informeren?
Wij hebben kennis genomen van de initiatieven van de Stichting Robin Hood College. Het staat onderwijsinstellingen vrij om, mits binnen de kaders van de wet, het onderwijs zodanig vorm te geven dat het aansluit op de behoeften van volwassen asielzoekers en nieuwkomers. In het voortgezet onderwijs wordt dat in sommige gevallen gedaan door Internationale Schakel Klassen in te richten, in andere gevallen vinden de leerlingen individueel hun plaats in het reguliere onderwijs, al dan niet met extra ondersteuning, zoals in dit geval van de Stichting Robin Hood. De regering ziet geen noodzaak om deze mogelijkheden nader te onderzoeken. Wel zal, zoals in het antwoord op vraag 3, 4 en 5 aangegeven, in breder perspectief worden gekeken naar de toegang tot onderwijs van asielzoekers van achttien jaar en ouder.
Verloskundige zorg in Meppel en omstreken |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat de Verloskundige Kring Meppel en omstreken stopt met verder overleg met de Raden van Bestuur van Noorderboog en de Isalaklinieken over de toekomst van de afdeling acute verloskunde in Meppel ?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat de reden dat de verloskundigen niet langer overleggen is, dat een bestuurder van Noorderboog bij RTV Drenthe, tegen de afspraken in, heeft benadrukt dat sluiting van acute verloskunde onvermijdelijk is, terwijl het overleg hierover nog gaande is? Wat vindt u van deze uitlatingen? Vindt u dat dit soort uitlatingen passen bij goed bestuur?
Het bestuur van de Noorderboog heeft laten weten dat de betreffende bestuurder zich in een interview op enig moment heeft uitgesproken over verloskunde. De betreffende bestuurder heeft gesproken over de oude situatie voordat diverse interventies hebben plaatsgevonden. Deze interventies van de Commissaris van de Koningin de heer Tichelaar, de burgemeester van Meppel en het College Perinatale Zorg hebben geleid tot gesprekken onder leiding van Professor Dr. G. Blijham. De verloskundigen hebben de derde sessie van deze verkenning afgezegd in verband met de uitspraken van de betreffende bestuurder, zij hebben echter nog wel de kans om te reageren op het rapport van de heer Blijham. Het bestuur geeft aan het eindrapport van de heer Blijham mee te wegen in hun komende besluitvorming. Het bestuur wijst er op dat de bereikbaarheid van de acute verloskundige zorg binnen 45 minuten in de regio niet mag verslechteren ten opzichte van de huidige situatie en dat de samenwerking met de verloskundigen in de regio goed georganiseerd moet zijn.
Kunt u zich de reactie van de verloskundigen voorstellen?
Ik vind het jammer. Uiteindelijk bereik je meer met praten dan met wegblijven. Niemand is gebaat bij het stilleggen van de gesprekken over de inrichting van de geboortezorg in de regio Meppel.
Wat is de afspraak met de Commissaris van de Koningin van Drenthe waard dat door alle partijen in de verloskundige keten opnieuw zou worden overlegd over mogelijke alternatieven en consequenties van de voorgenomen sluiting en dat daarmee het eerder genomen besluit om acute verloskunde in Meppel per 1 juli a.s. te sluiten voorlopig van tafel was?
Het bestuur van de Noorderboog geeft aan, zoals afgesproken met de heer Tichelaar, het rapport van de heer Blijham, gebaseerd op gesprekken met alle partijen, serieus mee te wegen. Ik verwacht dat, zoals afgesproken tussen alle partijen, op 1 november 2012 de contouren van het zorglandschap en de inrichting van de keten van geboortezorg in de regio Meppel bekend zal zijn.
Deelt u de mening dat verder overleg over mogelijke alternatieven en consequenties van de voorgenomen sluiting nog zin heeft als de bestuurder van de Noorderboog al publiekelijk aangeeft dat de beslissing eigenlijk al is genomen? In hoeverre is er sprake van dat alleen voor de vorm opnieuw is overlegd?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Kan geconcludeerd worden dat het besluit tot sluiting van de acute verloskunde in Meppel nu definitief is genomen, zonder dat met alle betrokkenen naar de alternatieven en de meest optimale organisatie is gekeken? Zo ja, wat is uw mening over de gang van zaken?
Zie mijn antwoord op vraag 2. Door middel van interventies van de Commissaris van de Koningin de heer Tichelaar, burgemeester van Meppel en het College Perinatale Zorg zijn de partijen de afgelopen periode weer om de tafel gebracht en heeft er een verkenning plaats gevonden naar de knel- en aanknopingspunten voor samenwerking in de keten van geboortezorg in de regio Meppel. Ik verwacht dat, zoals afgesproken in deze overleggen tussen alle partijen, op 1 november 2012 de contouren van het zorglandschap en de inrichting van de keten van geboortezorg in de regio Meppel bekend zijn.
Welke rol heeft het College Perinatale Zorg (CPZ) precies gespeeld ten aanzien van het overleg over verloskundige zorg in de regio Meppel? Welke rol zou het CPZ in dergelijke situaties naar uw mening kunnen c.q. moeten spelen?
Het CPZ heeft een faciliterende rol gespeeld om alle partijen te horen en aan tafel te brengen. Mijns inziens heeft het CPZ de rol gespeeld die zij zou moeten spelen in een zaak zoals deze.
De subsidiëring van de ontwikkeling van een gigastal in Horst aan de Maas |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Waar baseert u precies uw stelling op, in de uitzending van Nieuwsuur d.d. 09-07-2012 over de subsidiëring van de ontwikkeling van een gigastal in Horst aan de Maas, dat u de Kamer hierover heeft geïnformeerd?
Ik heb in de uitzending aangegeven dat de Tweede Kamer in algemene zin via de begroting en het jaarverslag van het ministerie van EL&I wordt geïnformeerd over subsidieregelingen, onder meer bij beleidsartikel 21 Duurzaam Ondernemen. EL&I publiceert jaarlijks een overzicht van individuele bedrijven, die subsidies hebben ontvangen met (co)financiering uit Europese middelen, dat te zien is via de website van het DR-loket ( www.hetlnvloket.nl/onderwerpen/gemeenschappelijk-landbouwbeleid/dossiers/dossier/publicatie-subsidiegegevens-landbouw-en-visserij ). Van de drie innovatiesubsidies die ten behoeve van het Nieuw Gemengd Bedrijf zijn verleend zijn er twee gepubliceerd via de website van het DR-loket (2007 en 2009). De derde aanvraag is niet gepubliceerd omdat er geen cofinanciering uit EU-middelen bij betrokken was.
Op welk moment heeft u of uw voorganger de Kamer geïnformeerd over de subsidie aan deze «innovatie»?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de Kamer informeren over de vraag in welk specifiek document en met welke datum u of uw voorganger de Kamer hierover heeft geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de Kamer inzicht geven in de vraag hoeveel «innovatiesubsidies» verstrekt zijn door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voor de ontwikkeling van mega- en gigastallen en om welke provincies dit gaat?
Het ministerie van EL&I heeft in deze kabinetsperiode (oktober 2010 t/m juli 2011) 118 innovatiesubsidies verleend. Daarvan zijn negen innovatiesubsidies verleend voor een totaalbedrag van € 1 694 000 aan bedrijven die groter zijn dan 300 NGE. Het betreft twee verleningen in Flevoland, twee in Gelderland, twee in Limburg en elk één in Groningen, Overijssel en Noord-Brabant.
Kunt u de Kamer alsnog een overzicht doen toekomen over het aantal subsidies, verstrekt voor de ontwikkeling van mega- en gigastallen in het buitenland?
De regering heeft geen stimuleringsbeleid voor de ontwikkeling van megastallen in het buitenland. Het kabinet stimuleert, door middel van subsidies en vooral door leningen, investeringen van Nederlandse bedrijven die willen ondernemen en die bijdragen aan de ontwikkeling van de agrarische sector in landen in Oost-Europa, Azië, Afrika en Zuid-Amerika. Binnen deze generieke regelingen worden ook projecten uitgevoerd bij veehouderijbedrijven met meer dan 300 NGE. Deze projecten leiden tot een verbetering van de locale veehouderijproductie vanuit een oogpunt van efficiëntie (profit), milieu, dierenwelzijn en arbeidsbelasting en leveren een bijdrage aan de voedselzekerheid in de betreffende landen. Als voorwaarde geldt dat voldaan moet worden aan de Europese eisen op deze gebieden. In totaal gaat het om 9 projecten met een omvang van meer dan 300 NGE en een totale subsidie van circa € 20 miljoen en om 7 projecten waarvoor leningen zijn afgegeven voor circa € 15 miljoen.
Het bericht dat Nederland relatief veel asielaanvragen inwilligt |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Leers |
|
![]() |
Hoe kan het dat Nederland (relatief) veel meer asielzoekers toelaat dan andere Europese landen?1
Om precies na te gaan wat de reden is dat Nederland een relatief hoog inwilligingspercentage heeft ten opzichte van de meeste andere Europese lidstaten, zou een uitgebreide dossiervergelijking nodig zijn tussen een groot aantal individuele dossiers van elk van die lidstaten. Daarbij zou niet alleen de precieze aard van de (beleids)beslissingen moeten worden onderzocht, maar zou tevens een vergelijking moeten worden gemaakt van het profiel van de asielzoekers en hun asielrelaas, zoals die deel uitmaken van de instroom van de lidstaten. Deze onderliggende gegevens bij de inwillingingspercentages zijn voor Nederland niet beschikbaar en reeds daarom is het niet mogelijk deze analyse te maken.
Mogelijk is het verschil in inwilligingspercentage mede toe te schrijven aan de aard van de Nederlandse asielprocedure en de aandacht voor het snel afdoen van kansloze aanvragen in de korte aanmeldcentrumprocedure. Nederland is met de introductie van de aanmeldcentra en de toenmalige 24-uursprocedure koploper geweest binnen Europa in het neerzetten van een korte procedure waarin kansloze aanvragen werden afgedaan. Dit stelsel is sindsdien met een aantal belangrijke verbeteringen steeds verder uitgebouwd. Het is zeer wel mogelijk dat daarmee Nederland weinig aantrekkelijk is voor vreemdelingen die geen bescherming tegen terugkeer behoeven, maar toch door middel van een asielprocedure toegang tot Europa zoeken. Vanuit dat perspectief is een lage instroom van asielzoekers met kansloze aanvragen wenselijk en kan een relatief hoog inwilligingspercentage (mede) worden verklaard.
Dat neemt evenwel niet weg dat het van belang is dat een vergelijkbaar asielverzoek in verschillende lidstaten tot een zelfde uitkomst dient te leiden. Dit heeft, naast de individuele waarborgen voor de asielzoeker, tevens als doel om asielshoppen maximaal tegen te gaan.
De totstandkoming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS) heeft dit als uitgangspunt. Daar waar verschillen in beoordeling bestaan heeft de Europese Commissie de taak om te waarborgen dat lidstaten voldoen aan de Europese regelgeving en heeft het Europees Asielbureau (EASO) een ondersteunende rol in het harmoniseren van het beleid. In de daartoe geëigende Europese gremia vraagt Nederland hier ook steeds aandacht voor. Ik zal daarnaast de Europese Commissie vragen onderzoek te doen naar de onderliggende redenen van de verschillen tussen de inwilligingspercentages van de lidstaten.
Kunt u toelichten in welke zin Nederland ruimere toelatingsgronden hanteert dan andere Europese landen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u per belangrijk land van herkomst de inwilligingspercentages weergeven en uitleggen hoe verschillen daarin verklaard kunnen worden?
De belangrijkste herkomstlanden voor asielaanvragen in Nederland waren de afgelopen jaren Irak, Afghanistan en Somalië. De inwilligingspercentages voor deze aanvragen in 2011 waren respectievelijk 52%, 44% en 65%.
Verschillen in inwilligingspercentages zijn erg moeilijk te verklaren. In de eerste plaats is de beoordeling van een asielaanvraag afhankelijk van de vraag in hoeverre de individuele aanvraag aan de voorwaarden voldoet. Daarbij speelt de situatie in een herkomstland een grote rol.
Deelt u de mening dat het absurd is dat juist Nederland zoveel asielzoekers toelaat, terwijl ons land al zoveel problemen heeft met allochtonen die zijn oververtegenwoordigd op het gebied van bijvoorbeeld uitkeringsafhankelijkheid en criminaliteit? Zo neen, waarom niet?
Nee. Het kabinet heeft als belangrijk uitgangspunt neergelegd dat Nederland bescherming biedt aan personen die in het land van herkomst vervolging of onmenselijke behandeling vrezen conform de daartoe geldende internationale verdragen en internationaal recht. Het is evident dat het kabinet dit geen absurd uitgangspunt acht. Het instellen van een quotum of het opzeggen van het Vluchtelingenverdrag verdraagt zich niet met dit uitgangspunt en is daarom niet aan de orde.
Bent u bereid om de toelating van asielzoekers stevig in te dammen en het PVV- voorstel over te nemen om dit te maximeren op 1000? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u, indien nodig om dit te bereiken, bereid om het Vluchtelingenverdrag aan te passen dan wel op te zeggen? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘In de zorg is fraude oké’ |
|
Sabine Uitslag (CDA), Coşkun Çörüz (CDA) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner , Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «In de zorg is fraude oké»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de twee zorgbureaus in de Randstad die voor 1 miljoen euro zouden hebben gefraudeerd? Deelt u de mening dat dit een criminele daad is die bestraft zou moeten worden?
De in het artikel opgenomen beschrijving van de zorgbureaus bevat geen kenmerken op basis waarvan in de systemen met volledige zekerheid kan worden achterhaald op welke zorgbureaus het artikel betrekking heeft. Onder dit voorbehoud heeft het Openbaar Ministerie aangiften geïdentificeerd waaraan in het artikel zeer waarschijnlijk wordt gerefereerd. De betreffende aangiften zijn bij het Openbaar Ministerie in behandeling. Het is aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen of in dit geval strafrechtelijk optreden geïndiceerd is.
Hoe kan het dat, zo blijkt uit dit artikel, vervolging van zorgfraude geen prioriteit heeft? Deelt u de mening dat alle fraudezaken prioriteit zouden moeten krijgen van het Openbaar Ministerie?
De stelling dat de vervolging van zorgfraude geen prioriteit heeft is onjuist. Voor een nadere onderbouwing verwijs ik u naar de beantwoording van eerdere vragen over zorgfraude (Kamerstukken II, 2011–2012, nr. 1912, Aanhangsel en Kamerstukken II, 2011–2012, nr. 2763, Aanhangsel).
Bent u bekend met het feit dat het Openbaar Ministerie niet wil ingaan op deze fraudezaken, en dat de Nederlandse Zorgautoriteit alleen een bestuurlijke boete kan opleggen, en er dus geen strafzaak volgt? Zou dat niet anders moeten? Zo ja, op welke manier?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2 is een beslissing over welke actie naar aanleiding van de aangiften dient te worden genomen aan het Openbaar Ministerie. In de beantwoording van eerdergenoemde kamervragen is reeds aangegeven welke maatregelen worden genomen ter bestrijding van fraude in de zorg.
Vindt u dat zorgkantoren die hun werk doen (verantwoording controleren) door fraude op te sporen erop mogen vertrouwen dat dit een vervolg krijgt door het Openbaar Ministerie?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 3 en 4.
Op welke manieren wordt er op dit moment ingezet op de opsporing van fraude, zowel in de langdurige zorg als in ziekenhuizen? Heeft u het idee dat een groot deel van de fraude hiermee opgespoord wordt, of denkt u dat sprake is van «het topje van de ijsberg»?
Fraude in de zorg kent zeer veel verschijningsvormen. Daarom wordt door verschillende organisaties ingezet op controle en toezicht op de zorg en op de opsporing van fraude. Hierbij kan in de eerste plaats gewezen worden op de zorgverzekeraars/zorgkantoren. Zij voeren formele en materiële controles uit en doen fraudeonderzoek zowel in de langdurige zorg als in de curatieve zorg. Daarnaast kan gedacht worden aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de Politie, de Nederlandsche Bank, de Inspectie SZW, de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst, en het Verbond van Verzekeraars. Deze partijen werken samen in een regiegroep onder leiding van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Elk jaar levert Zorgverzekeraars Nederland een overzicht aan van de door de zorgverzekeraars/zorgkantoren opgespoorde fraude, in 2011 was dit € 7,7 miljoen. De opgespoorde fraude is uitgesplitst over Zorgverzekeringswet (65%), AWBZ (30%) en aanvullende verzekeringen (5%) en als volgt verdeeld over de verschillende plegers: zorgaanbieders 77%; (aspirant)verzekerden 13 %; derden, bijvoorbeeld bemiddelingsbureaus, 7 %; en intern (eigen medewerkers) 3 %. Naast de besparingen die deze opgespoorde fraude opleverde is er via materiële controles2 € 167 miljoen teruggevorderd en via formele controles3 hebben de zorgverzekeraars ongeveer € 800 miljoen bespaard.
Het is uiteraard onbekend hoe groot het percentage werkelijk gepleegde fraude in de zorg is. Daarom hechten wij, zoals uiteengezet in de beantwoording van de eerder genoemde Kamervragen, zeer aan de bestrijding van zorgfraude op zowel qua preventie, detectie en repressie.
Op welke manier bent u van plan de extra uitgetrokken middelen in het Lente-akkoord voor fraudebestrijding met persoonsgebonden budgetten in te zetten?
In het Begrotingsakkoord is voor de jaren 2013 en 2014 € 15 miljoen extra vrijgemaakt voor onder andere de intensivering van de aanpak van fraude met pgb’s. Zoals in de tweede voortgangsrapportage hervorming langdurige zorg van 24 juni 2012 aangegeven (kenmerk: Tweede Kamer, vergaderjaar 2011- 2012, nr. 30 597, nr. 255), zal ik in de komende maanden een voorstel doen voor die intensiveringen dat vervolgens in het najaar aan de Kamer zal worden aangeboden.
Op welke andere manieren denkt u de fraudebestrijding in de zorg te kunnen intensiveren? Hoe kan het zijn dat er enerzijds criteria worden ontwikkeld voor verantwoorde zorgverlening, maar als deze worden overschreden er niet kordaat wordt opgetreden door het Openbaar Ministerie?
In de beantwoording van eerdere Kamervragen (Kamerstukken II, 2011–2012, nr. 1912, Aanhangsel en Kamerstukken II, 2011–2012, nr. 2763, Aanhangsel) is reeds aangegeven welke maatregelen worden genomen ter intensivering van bestrijding van fraude in de zorg.
Het oordeel dat het openbaar Ministerie niet kordaat zou optreden tegen zorgfraude deel ik niet.
Foto’s over executies in Indonesië |
|
Harry van Bommel |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Eerste beeld van executies in Indië»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat op één der gepubliceerde foto’s twee Nederlandse militairen zijn te zien bij een greppel met gedode Indonesiërs? Acht u het aannemelijk dat Nederlandse militairen verantwoordelijk zijn voor de dood van de betreffende Indonesiërs? Indien neen, waarom niet?
Op een van de gepubliceerde foto’s zijn twee militairen in uniform van de Koninklijke landmacht te zien. Op basis van de foto’s kan niet worden geconcludeerd dat deze militairen verantwoordelijk zijn voor de dood van de slachtoffers op de foto.
Kunt u bevestigen dat noch bij het oorlogsinstituut NIOD, noch bij het Nederlandse Instituut voor Militaire Historie (NIMH) dergelijke foto’s bekend zijn?
Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) heeft ongeveer 2 miljoen foto’s, 7000 films en tientallen fotoboeken van veteranen in bezit. Dit beeldarchief bevat indringende foto’s van slachtoffers uit de Bersiapperiode, van slachtoffers van gevechtshandelingen tijdens de dekolonisatiestrijd van Indonesië (1945–1949), alsmede van het optreden van het Depot Speciale Troepen KNIL onder leiding van kapitein R.P.P.Westerling op Zuid-Celebes. Deze beelden bevinden zich al jaren in het publieke domein.
Bent u bereid eerder genoemde instituten onderzoek te laten doen naar de exacte plaats en de toedracht van de gefotografeerde executies? Indien neen, waarom niet?
Vanuit hun wetenschappelijke onafhankelijkheid zetten zowel het NIOD als het NIMH hun eigen onderzoeksprogramma’s uit.
Deelt u de mening dat het nieuwe beeldmateriaal aanleiding geeft om een nieuw wetenschappelijk onderzoek te laten doen naar de oorlog in Indonesië in de jaren 1945–1949, zodat een volledig beeld ontstaat van de gebeurtenissen in die oorlog? Zo ja, bent u bereid daartoe opdracht te geven? Indien neen, waarom niet?
Op 19 juni jl. hielden enkele historische instituten een pleidooi voor verder onderzoek naar de gebeurtenissen in Indonesië in de jaren 1945–1949. Vanzelfsprekend staat het de instituten vrij om binnen hun programma en verantwoordelijkheidsgebied ruimte te maken voor studie naar het geweldsgebruik in de periode van dekolonisatie. Zij zijn hiervoor geëquipeerd en zij beschikken over de benodigde onderzoeksbudgetten. Zij kunnen dit onderzoek desgewenst in gezamenlijkheid doen met internationale partners. Wij zien hierbij geen inhoudelijke, sturende of begeleidende rol voor het kabinet.
Het versturen van rekeningen door het MBO |
|
Jack Biskop (CDA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Mbo hardleers met rekening sturen; ondanks verbod nota’s voor pasjes, ouderavond etc.»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onbestaanbaar is dat mbo-scholieren wederom door mbo-instellingen op hoge kosten worden gejaagd, ondanks het feit dat het de instellingen verboden is scholieren nota’s te sturen voor zaken die zij niet hoeven te betalen? Zo nee, waarom niet?
Het is niet acceptabel als mbo-studenten onterecht op hoge kosten worden gejaagd. Daarom heb ik in mijn brief van 11 mei 2012 met kenmerk 406 854 aan de instellingen helder gemaakt hoe de wet uitgelegd dient te worden. In de kern komt het erop neer, dat bovenop het verplichte les- en cursusgeld alleen voor extra faciliteiten een vrijwillige bijdrage gevraagd kan worden. Student en ouders kunnen deze extra faciliteiten wel of niet afnemen. Daarnaast is het denkbaar dat het bevoegd gezag aan studenten vraagt om over bepaalde onderwijsbenodigdheden te beschikken, maar daarvoor mag geen verplichte geldelijke bijdrage gevraagd worden.
De primaire verantwoordelijkheid voor het schoolkostenbeleid ligt bij het bevoegd gezag en ik verwacht van het bevoegd gezag, dat hij inzake schoolkosten en vrijwillige bijdrage conform de wet handelt.
Ik heb eerder te kennen gegeven, dat ik eraan hecht, dat scholen over het schoolkostenbeleid structureel het gesprek aangaan met studenten (en ouders). Op dit moment heeft de studentenraad alleen instemmingsrecht op de vrijwillige bijdrage. Ik ga daarom verkennen hoe ik de medezeggenschap op het punt van het schoolkostenbeleid verder kan versterken.
MBO-studenten en ouders worden door JOB middels een brochure geïnformeerd over de uitleg van de wet met betrekking tot schoolkosten in het mbo zodat zij bij het bevoegd gezag aan de bel kunnen trekken als kosten onterecht worden doorberekend.
Het toezicht op de schoolkosten en vrijwillige bijdrage wordt met ingang van het nieuwe studiejaar 2012–2013 verscherpt. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) zal daarbij naar redelijkheid en billijkheid handhaven. Wanneer de inspectie problemen tegenkomt, zal zij deze in ieder geval met het betrokken college van bestuur bespreken. De inspectie zal in dat geval corrigerende maatregelen vragen. Een sanctie kan getroffen worden indien dit noodzakelijk wordt geacht. De instellingen die in het Zwartboek van JOB zijn genoemd voldoen niet aan de wettelijke regels, aldus de inspectie. Zij worden dit najaar aan een hercontrole onderworpen en zonodig volgen sancties.
Deelt u de mening dat het argument van de MBO Raad, die stelt dat uw waarschuwing in mei om «de regels na te leven op straffe van boetes» te laat kwam, in deze absoluut niet opgaat omdat er voldoende tijd is om ervoor te zorgen dat de regels worden nageleefd? Deelt u de mening dat de regels, zonder enige uitzondering, met ingang van het schooljaar 2012/2013 gevolgd dienen te worden en er dus geen onnodige kosten in rekening gebracht mogen worden bij scholieren? Zo nee, waarom niet?
Ik verwacht van instellingen dat ze handelen conform de wet, die ik nogmaals heb uitgelegd in mijn handreiking van 11 mei jongstleden. Deze houdt op een aantal punten een verscherping in ten opzichte van de gangbare praktijk die mede gebaseerd werd op het Servicedocument van JOB en MBO Raad (2004). Het is daarom voorstelbaar, dat het bevoegd gezag het schoolkostenbeleid met ingang van het nieuwe studiejaar 2012–2013 nog niet volledig in lijn met de wet- en regelgeving heeft gebracht. De inspectie zal in haar toezicht de brief van 11 mei 2012 als uitgangspunt nemen. Als niet voldaan wordt aan de wet zal daarover worden gerapporteerd. De inspectie zal naar redelijkheid en billijkheid handhaven. Bij ernstige tekortkomingen, zoals het afhankelijk stellen van de inschrijving voor een beroepsopleiding van een andere geldelijke bijdrage dan de les- en cursusgeldwet, zal worden ingegrepen. In de gevallen waar een hercontrole plaatsvindt n.a.v. onderzoeken in het kader van het Zwartboek Schoolkosten zullen zonodig ook sancties getroffen worden.
Wilt u in deze kwestie onmiddellijk ingrijpen en de Kamer hierover op de hoogte stellen?
Dit najaar voert de inspectie hercontroles uit bij de 12 mbo-instellingen uit het Zwartboek. Als de situatie opnieuw als onvoldoende wordt beoordeeld kunnen bekostigingssancties getroffen worden. De beoordeling van de inspectie zal, zoals gebruikelijk, openbaar gemaakt worden.
Wanneer de inspectie in het kader van de driejarige instellingsanalyse (De Staat van de instelling) oordeelt dat een instelling artikel 8.1.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs niet of in onvoldoende mate naleeft, dan volgt een hercontrole. Indien dan nog steeds in strijd met de wet wordt gehandeld, ligt het in de rede dat een sanctie zal worden toegepast.
De inspectie zal op de gebruikelijke wijze de afzonderlijke rapporten met beoordelingen van de onderzochte opleidingen openbaar maken alsook in het jaarlijkse Onderwijsverslag rapporteren over de uitkomsten van de instellingsanalyse. Ik stuur hierover geen aparte rapportage aan de Tweede Kamer.
Het rapport van de Israëlische nederzettingencommissie. |
|
Harry van Bommel |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten over het rapport van de Israëlische nederzettingencommissie?1
Ja.
Hoe verhouden de bevindingen uit het rapport dat Israëliërs «het wettelijke recht (hebben) om zich te vestigen in Judea en Samaria» en dat «het bouwen van nederzettingen niet illegaal» is zich tot de bepaling van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag in 2004 dat alle Joodse nederzettingen in de Palestijnse gebieden illegaal zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
VN-resolutie 242 uit 1967 en het advies van het Internationaal Gerechtshof van 9 juli 2004 over de bouw van een muur op bezet Palestijns gebied concluderen dat de nederzettingen in strijd zijn met het internationaal recht.
Hoe verhoudt de conclusie in het rapport dat de Westoever geen bezet gebied is zich tot VN-resolutie 242 uit 1967, die stelt dat Israël zich terug moet trekken uit recent bezet gebied? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de conclusie uit het rapport dat de Israëlische overheid ook de bouw van de voor de Israëlische wet illegale nederzettingen de facto impliciet heeft goedgekeurd? Indien nee, waarom niet?
Deze zogenoemde «buitenposten» zijn opgericht zonder dat er een politiek besluit van de Israëlische regering aan ten grondslag lag en zijn ook naar Israëlisch recht illegaal. Dit laat onverlet dat overheidsinstanties vaak een faciliterende rol spelen ten aanzien van buitenposten. Israël heeft zich niettemin met de aanvaarding van de «Roadmap» gecommitteerd aan de ontmanteling van alle buitenposten die na februari 2001 zijn gebouwd
Bent u bekend met de reactie van de Israëlische minister van Milieu die de regering zal vragen om de conclusies uit het rapport over te nemen? Bent u ermee bekend dat de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken hoopt dat het kabinet het rapport goedkeurt? Bent u er tenslotte mee bekend dat de Israëlische minister van Wetenschap en Technologie wil dat het rapport snel wordt aangenomen? Bent u bereid met spoed bij uw Israëlische collega’s er op aan te dringen dat de regering de bevindingen in het rapport ten stelligste verwerpt? Indien neen, waarom niet
Ik ben bekend met de reacties van de door u genoemde ministers. Ik wil niet vooruit lopen op een mogelijk besluit van het Israëlische kabinet. De Israëlische regering moet zich nog uitspreken over het rapport. Het kabinet heeft het Nederlandse standpunt ten aanzien van nederzettingen in contacten met de Israëlische regering meermalen consequent uitgedragen.
Bent u verder bereid deze kwestie tijdens de zevenenzestigste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aan te kaarten? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De schending van het wapenembargo en sanctieregime door de Rwandese regering |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het addendum bij het interim rapport van de VN-Group of Experts on the DRC (S/2012/348) over de schending van het wapenembargo en sanctieregime door de Rwandese regering?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de conclusies van de Group of Experts van de Verenigde Naties (VN) dat Rwanda het wapenembargo en sanctieregime voor de Democratische Republiek Congo (DRC) heeft geschonden door materieel en financieel steun te geven aan en bij te dragen aan o.a. de oprichting van rebellengroep M23?
De conclusies van de VN-Group of Experts over steun vanuit Rwanda aan de rebellengroep M23 en aan Bosco Ntaganda zijn verontrustend. Volgens de Group of Experts zijn er sterke aanwijzingen voor betrokkenheid van hoge Rwandese militairen en zou Rwanda zo het wapenembargo hebben geschonden.
Rwanda heeft op 27 juli jl. een formele reactie gegeven op het addendum bij het interim rapport van de Group of Experts. De groep heeft hierop nog niet inhoudelijk gereageerd. De regering zal de Rwandese reactie en het eindrapport van de Group of Experts, dat begin november wordt verwacht, meewegen in de nadere beoordeling van de situatie.
Hoe beoordeelt u de ontkenning door de Rwandese regering van deze feiten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de genoemde feiten de toch al fragiele stabiliteit in het Grote Merengebied in gevaar brengen?
Ja.
Welke gevolgen hebben deze feiten voor de ontwikkelingsrelatie met Rwanda? Welke afspraken zijn gemaakt met Rwanda over inmenging in interne aangelegenheden in de DRC? Welke stappen kan Nederland nemen in nauw overleg met andere donorlanden om van Rwanda zo snel mogelijk garanties te krijgen dat het land zich niet langer zal mengen in de interne aangelegenheden van de DRC?
Nederland heeft de beslissing over het verlenen van bilaterale sectorale begrotingssteun aan de Rwandese overheid aangehouden. Ook heeft Nederland in samenwerking met gelijkgezinde landen met succes aangedrongen op uitstel van besluitvorming over multilaterale begrotingssteun aan Rwanda. Belangrijke aandachtspunten bij de verdere beoordeling van de situatie zijn voor Nederland enerzijds een constructieve Rwandese opstelling bij het zoeken naar een oplossing voor het conflict in Oost-Congo en anderzijds de constatering dat er geen sprake (meer) is van steun vanuit Rwandees grondgebied aan rebellengroepen in de DRC. Eveneens zullen de bevindingen in het eindrapport van de Group of Experts worden meegewogen. Hierover voert Nederland regelmatig overleg met internationale partners.
Miljoenensubsidie voor de megastal in Grubbenvorst |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat de megastal in Grubbenvorst, waar 1,1 miljoen plofkippen en 35 000 varkens gehouden gaan worden, achter de schermen door de overheid wordt gesubsidieerd, voor onder meer public relations en communicatie rond de bouw van de gigastal, adviesdiensten, het oplossen van juridische knelpunten en marketingkosten?1 Zo ja, hoeveel overheidsgeld wordt er in totaal direct en indirect uitgegeven aan deze megastal voor rekening van de rijksoverheid en hoeveel van deze subsidies wordt door de provincie uitgekeerd? Zo nee, op welk punt is de informatie onjuist?
De initiatiefnemers van het Nieuw Gemengd Bedrijf hebben gebruik gemaakt van subsidieregelingen van de rijksoverheid die openstaan voor iedere ondernemer die voldoet aan de voorwaarden die golden op het moment van openstelling van deze regelingen. Er is dus niet achter de schermen gesubsidieerd. Met innovatie- en investeringsregelingen faciliteer en ondersteun ik vooroplopende ondernemers die investeren in risicovolle innovatieve maatregelen die verder gaan dan de wettelijke eisen en op deze wijze een belangrijke bijdrage leveren aan de verdere verduurzaming van de veehouderij. De drie verleende innovatiesubsidies hebben geen betrekking op de daadwerkelijke fysieke realisatie van het Nieuw Gemengd Bedrijf maar op planvorming en op innovatie- en pilotprojecten op een proefbedrijf en op bestaande bedrijfslocaties. De resultaten van deze projecten komen beschikbaar voor de gehele sector en hebben geen relatie met de schaalgrootte van veehouderijlocaties.
De initiatiefnemers van Nieuw Gemengd Bedrijf hebben in 2005 een innovatiesubsidie verkregen voor de planvorming, adviesdiensten en juridische ondersteuning bij de verdere ontwikkeling van het ontwerp. Dit project werd begeleid door een stuurgroep van het Platform Agrologistiek bestaande uit een vertegenwoordiging van de initiatiefnemers, overheden (waaronder het toenmalige ministerie van LNV) en milieuorganisaties. Het ministerie van EL&I heeft 3 innovatiesubsidies ten bedrage van respectievelijk € 148 000 (2005), € 458 000 (2007) en € 500 000 (2009) verleend in relatie tot de realisatie van het Nieuw Gemengd Bedrijf. Tevens is aan het NGB onder de voorwaarde dat de gehele mestproductie van het bedrijf zou worden verwerkt en afgezet buiten de Nederlandse landbouw een gedeeltelijke ontheffing verleend van het uitbreidingsverbod in het kader van het stelsel van dierrechten. Op 16 juli 2012 heeft het NGB mij verzocht om verlenging van de tot 1 november 2012 geldende mogelijkheid van benutting van de verleende ontheffing.
Het inzetten van subsidies door andere overheden acht ik bij uitstek hun eigen verantwoordelijkheid waarin ik niet wil treden. Gegevens daarover worden door mijn departement niet systematisch gemonitord.
Kunt u aangeven hoe deze subsidie aan deze megastal zich verhoudt tot het door u aangekondigde wettelijke verbod op megastallen? Zo nee, waarom niet?
Nee. In mijn antwoord op Kamervragen van de leden Van Dekken, Hazekamp, Van Gerven, Grashoff en Graus van 25 juni 2012 (Tweede Kamer, 2011–2012, Aanhangsel 2866) heb ik aangegeven dat de bestemmingsplanwijziging in verband met de realisatie van het landbouwontwikkelingsgebied Witveldweg, waarop het Nieuw Gemengd Bedrijf beoogd is om gebouwd te gaan worden, opgestart is in juni 2010.
Ik heb in het Algemeen Overleg op 6 juni jl. en in mijn brief van 12 juni jl. (Tweede Kamer, 2011–2012, 28 973, nr. 122) aangegeven de beslissing over een wetsvoorstel over schaalgrootte in de veehouderij aan een volgend kabinet te laten.
Deelt u de mening dat het subsidiëren van megastallen waarvoor mogelijk al in 6 maanden een verbod zal gelden, niet in de rede ligt en een verspilling van belastinggeld is?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de megastal in Grubbenvorst een voorbeeld bij uitstek is van extreme industrialisatie van de veehouderij, en dat dit soort ontwikkelingen onwenselijk is in ons land? Zo nee, waarom niet, en hoe verhoudt zich dit tot uw uitspraak «Excessen, zoals een bedrijf met een miljoen kippen of meer, passen niet bij Nederland»?2
Agrarische gezinsbedrijven hebben de veehouderijsector sterk gemaakt. Gelet op
onder meer het economisch belang voor het landelijk gebied ben ik van mening
dat organische en geleidelijke groei en doorontwikkeling van deze bedrijven
mogelijk moet zijn en vind ik een ongebreidelde groei van de omvang van
bedrijven niet gewenst. Ik verwijs u voorts naar mijn brief van 23 november 2011
(Tweede Kamer, 2011–2012, 28 973, nr. 85). Zoals ik aan de Tweede Kamer heb
aangegeven is het aan het volgende kabinet om te besluiten over de invulling en
vormgeving.
Bent u bereid de toegezegde subsidies voor deze excessief grote stal per direct terug te vorderen? Zo nee, waarom niet, en hoe rechtvaardigt u het subsidiëren van ongewenste ontwikkelingen in de veehouderij? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Het is niet mogelijk en uit het oogpunt van behoorlijk bestuur ook niet wenselijk om verleende subsidies die aan de gestelde voorwaarden voldoen terug te draaien. Eveneens zijn er geen juridische mogelijkheden om de verleende ontheffing van het uitbreidingsverbod in het kader van het stelsel van dierrechten in te trekken en de gevraagde verlenging niet te honoreren.
Worden er nog andere megastallen (groter dan 300 Nederlandse Grootte Eenheid (NGE) ) direct of indirect gesubsidieerd door de rijksoverheid of door provincies? Zo ja, om hoeveel stallen en hoeveel euro gaat dit? Zo nee, waaraan ontleent u deze zekerheid?
Het ministerie van EL&I heeft in deze kabinetsperiode (oktober 2010 t/m juli 2012) subsidie verleend aan circa 4 500 agrarische bedrijven voor een totaalbedrag van circa € 414 miljoen. Daarvan is onder andere circa € 287 miljoen verleend aan Stimulering Duurzame Energie, circa € 22 miljoen aan innovatiesubsidies, circa € 42 miljoen aan milieusubsidies, circa € 46 miljoen aan duurzame stallen en circa € 12,5 miljoen aan subsidie jonge agrariërs .
Van de circa 4 500 bedrijven waren 101 bedrijven groter dan 300 nge waaraan voor een totaalbedrag van circa € 11,2 miljoen subsidie is verleend.
Het betreft subsidies uit regelingen voor het stimuleren van innovaties, kennisontwikkeling en -verspreiding en investeringsondersteuning. Deze regelingen of hun voorgangers bestonden al bij aanvang van deze kabinetsperiode, schaalgrootte is geen criterium voor de toekenning van een subsidie. Algemene informatie over deze regelingen is te vinden op www.hetlnvloket.nl en www.agentschapnl.nl/programmas regelingen. In de hierboven genoemde bedragen is de Europese Bedrijfstoeslagregeling (BTR) niet meegenomen.
De verlening van subsidies door andere overheden is de verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten en wordt niet systematisch gemonitord door mijn departement.
Bent u bereid om megastallen (groter dan 300 NGE) expliciet uit te sluiten van subsidies, zowel op rijks- als op provinciaal niveau? Zo nee, waarom niet, en hoe verhoudt zich dit tot het wettelijke verbod op dit soort stallen dat u aan het voorbereiden bent? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Het is aan het volgende kabinet hierover te besluiten.
Het bericht dat NS de plannen van ProRail voor het schrappen van wissels vreest |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat NS de plannen van ProRail voor het schrappen van wissels vreest?1
Ja, ik ken het bericht.
Kunt u bevestigen dat er een maand geleden onenigheid is geweest tussen NS en ProRail over het schrappen van wissels? Zijn er documenten waarin experts van NS stellen dat de plannen van ProRail zouden leiden tot problemen met de dienstregeling? Zo ja, wilt u die documenten ter beschikking stellen aan de Tweede Kamer?
Er is geen sprake van onenigheid tussen ProRail en NS over het schrappen van wissels. Het spoor in Nederland wordt verbeterd en er moet veel gebeuren om de reiziger betrouwbaarder en sneller van A naar B te brengen. Alle betrokkenen in de sector bekijken samen welke maatregelen daarvoor nodig zijn. Er wordt geen wissel vervangen, aangelegd of weggehaald zonder overleg met de vervoerder(s). De dialoog van ProRail met NS en andere vervoerders op dit punt is wenselijk en juich ik toe.
Ik ken geen documenten waarin experts van NS stellen dat de plannen van ProRail zouden leiden tot problemen met de dienstregeling. NS en ProRail geven ook aan deze documenten niet te kennen.
Is het waar dat de vertrekproblemen met de hogesnelheidstreinen tussen 18 juni en 4 juli 2012 vanaf Amsterdam CS het gevolg waren van een gebrek aan wissels, omdat deze gesaneerd zijn? Is het waar dat het saneren van deze wissel(s) juist een wens was van NS?
Nee, de vertrekproblemen van de hogesnelheidstreinen zijn het gevolg van een defecte verankering van de spoorbrug bij Amsterdam CS. Navraag bij ProRail leert dat er op de bewuste locatie sprake is van een nieuwbouwproject (een zogenaamde functiewijziging), op verzoek van NS, waardoor er voor één specifieke wissel geen plaats meer was.
Bent u van mening dat er een spanning is tussen enerzijds het saneren van wissels om de betrouwbaarheid op het spoor te vergoten en anderzijds de behoefte aan wissels om maximaal flexibel te kunnen zijn?
Het hele spoorsysteem in Nederland wordt continu verbeterd en er moet veel gebeuren om de reiziger betrouwbaarder en sneller van A naar B te brengen. NS, de andere vervoerders en ProRail bekijken samen welke maatregelen daarvoor nodig zijn. Er wordt geen wissel vervangen, aangelegd of weggehaald zonder overleg met de vervoerder(s). Hierbij gaat het veelal om lokaal maatwerk, waarbij de gevolgen voor een dienstregeling of de be- en bijsturing steeds in de beschouwing worden meegenomen.
Om het reizigersbelang zo goed mogelijk te dienen is niet zozeer het aantal wissels van belang, maar de functie die ze vervullen. Het is essentieel dat wissels, als onderdeel van de totale spoorinfrastructuur, een bijdrage leveren aan het verbeteren van het spoorproduct. Dit betekent dat ze op de goede plaats moeten liggen, hoge snelheden toe kunnen staan, goed onderhoudbaar en bij storing snel en gemakkelijk te herstellen zijn. Met inachtneming van hetgeen bij antwoord 2 is gemeld, kunnen er verschillende redenen zijn om wissels te saneren, zoals het ten behoeve van veiligheid voorkomen van kruisende bewegingen, het verbeteren van overwegveiligheid of het veranderen van de functie van een bepaald spoor of wissel. Men weegt hierbij ook altijd af of het verstandig is om de wissels tijdelijk buiten gebruik te nemen, maar ze wel te laten liggen met het oog op toekomstig gebruik.
Wat is uw rol in het proces om tot een optimaal aantal wissels te komen en hoe garandeert u dat het reizigersbelang prevaleert in dit proces tussen NS en ProRail?
Indien een wisselsanering een aanmerkelijke wijziging van de hoofdspoorweginfrastructuur betreft, legt ProRail de voorgenomen sanering voor aan mij, in overeenstemming met artikel 17, lid 3 van de Spoorwegwet en neem ik op basis van de beschikbare informatie een besluit. Bij een besluit over de sanering van wissels wordt onder meer gekeken naar de huidige en toekomstige capaciteitsbehoefte, de mogelijkheden van het bijsturen van het treinverkeer en de kosten van het onderhoud. Daarnaast wordt advies gevraagd aan belanghebbende partijen (zoals vervoerders). Het geheel leidt tot een afgewogen beslissing over de sanering van wissels.
Deelt u de mening dat de invloed die wissels hebben op de betrouwbaarheid van het spoorsysteem niet (alleen) afhankelijk is van het aantal wissels, maar ook van de staat van het onderhoud van die wissels? Zo nee, waarom niet?
Ja, de invloed van wissels is afhankelijk van het aantal wissels, de functie die zij vervullen en de staat van onderhoud waarin deze zich bevinden.
Is kostenbeheersing een beweegreden voor het verkleinen van het aantal wissels?
Nee, het doel is te komen tot een logistiek optimale lay-out voor een zo betrouwbaar mogelijk treinvervoer voor reizigers en verladers. Veranderingen vinden onder meer plaats in het kader van de wisselaanpak uit het programma Winterweer op het spoor, maar ook bij vernieuwingsprojecten zoals de emplacementslay-out bij Utrecht (project DoorStroomStationUtrecht).
De opsplitsing c.q. verplaatsing van het Pieter Baan Centrum |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Lea Bouwmeester (PvdA), Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft ook u kennisgenomen van de berichtgeving1 over de opsplitsing c.q. verplaatsing van het Pieter Baan Centrum?
Ja.
Vind u het kies om hierover met geen woord te spreken in de Tweede Kamer, ook niet in de zeer recente debatten over de terbeschikkingstelling (tbs), waarin het Pieter Baan Centrum uitvoerig aan de orde kwam?
De huidige locatie van het Pieter Baan Centrum voldoet slechts beperkt aan de huidige eisen die aan overheidsgebouwen worden gesteld. Dit is een probleem dat al enige jaren bekend is. Het gebouw aanpassen aan de eisen van de huidige tijd te voldoen, vraagt om zeer substantiële investeringen. De middelen die hiervoor nodig zijn, ontbreken. Daarom onderzoekt het Pieter Centrum al enige tijd de mogelijkheden voor een verhuizing. In de beleidsbrief tbs van 23 maart jl.2 en in die van 17 februari 20113 heb ik u reeds geïnformeerd over de plannen om de klinische onderzoeken van het Pieter Baan Centrum meer landelijk gespreid te kunnen uitvoeren. Ook heb ik u geïnformeerd over de beoogde locaties waarmee ik afspraken maak. In het debat met uw Kamer op 14 juni jl. is inderdaad uitgebreid gesproken over het Pieter Baan Centrum. De weigerende observandi, de wachtlijsten van het Pieter Baan Centrum en de kwaliteit van de rapportages hadden daarbij prioriteit. De mogelijke verhuizing van het Pieter Baan Centrum is toen niet besproken. Er waren op dat moment t.a.v. de verhuizing geen nieuwe ontwikkelingen, dan die waarover ik uw Kamer reeds eerder had geïnformeerd.
Kunt u de Tweede Kamer per omgaande volledig informeren over de plannen aangaande het Pieter Baan Centrum?
Zoals ik ook heb aangegeven in de beantwoording van de vragen (2012Z14241) van het lid Van der Steur (VVD) werkt het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) voortdurend aan het verbeteren van de kwaliteit. Een onderdeel daarvan is een inhoudelijke heroriëntatie van de klinische observatie. Het NIFP wil haar klinische kennis breder ter beschikking stellen aan het gehele Pro Justitia-onderzoeksveld. Dit betekent dat er ook buiten de hoofdlocatie van het Pieter Baan Centrum klinische observaties uitgevoerd moeten kunnen worden. De onderzoekscapaciteit wordt uitgebreid door meer observatieplaatsen te realiseren en differentiatie aan te brengen in de onderzoeksarrangementen. Dit alles volgens de onderzoeksmethodes van het NIFP en onder strikte voorwaarden rond het onderzoeksklimaat. Het NIFP borgt dat haar kwaliteitssysteem gehandhaafd wordt en dat de merknaam PBC-rapport kwaliteit blijft garanderen. Voor o.a. de kwaliteitsbewaking en het koppelen van de vraagstellingen aan de verschillende onderzoeksarrangementen richt het NIFP een centrale klinische rapportage bemiddeling in. Naast de verouderde huisvesting van het Pieter Baan Centrum in Utrecht, is ook dit aanleiding voor een verhuizing van het PBC naar het Multifunctioneel Forensisch Centrum (MFC) te Almere. Naast het Pieter Baan Centrum zijn in dit centrum gehuisvest, de Oostvaarderskliniek en een onderdeel van Centrum Maliebaan (een particuliere instelling). Een heldere scheiding met de andere gebruikers van het MFC is van groot belang. Het Pieter Baan Centrum zal een zelfstandige voorziening binnen het MFC creëren voor 24 plaatsen. Naast de verhuizing van de hoofdlocatie naar Almere wordt een samenwerking aangegaan met het Penitentiair Psychiatrisch Centrum Amsterdam (8 plaatsen) en de Woenselse Poort van GGz Eindhoven (7 plaatsen).
Deze plannen bieden mogelijkheden om capaciteitsuitbreiding én vernieuwing van het product klinische rapportage vorm te geven. Implementatie van deze plannen is thans voorzien voor 2013.
Het bericht dat het deskundigenregister niet onafhankelijk is |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat het Register voor Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) zwaar onder vuur ligt?
Aan welke normen moeten forensische experts precies voldoen voordat zij toegelaten worden tot het NRGD? Kunt u per NRGD-eis aangeven in hoeverre deze in lijn is met de internationale normen?
Zijn deze normen in de afgelopen jaren anders geweest en dus aangepast? Zo ja, waarom en om welke eis ging het? Klopt het dat het register de wetenschap uitsluit?
Wat is uw reactie op de conclusie van dna-deskundige R. Eikelenboom dat de eisen laag worden gehouden, zodat ook dna-deskundigen van het NFI kunnen worden toegelaten?
Hoeveel van de bij het NRGD aangesloten forensische deskundigen zijn gelieerd aan instanties als het NIFP of NFI? Hoeveel forensische experts zijn compleet onafhankelijk, dus niet gelieerd aan een instantie?
Wat is uw reactie op de uitspraken van hoogleraar forensische psychologie, C. de Ruiter, dat het NIFP brieven heeft gestuurd naar een rechter over het ontbreken van haar klinische ervaring?
Deelt u de mening dat een rechter zelf kan beoordelen welke forensisch expert voor welke vraagstukken ingezet moet en kan worden? Deelt u de mening dat het NRGD hier geen enkele meerwaarde heeft? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om een onderzoek in te stellen naar bovengenoemde misstanden? Zo niet, waarom niet? Bent u bereid om te onderzoeken of het NRGD na de start van toegevoegde waarde is gebleken? Zo nee, waarom niet?
Investeerders die azen op ziekenhuizen in financiële problemen |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat private investeerders in een rap tempo zorginstellingen opkopen in de verwachting daar winst op te maken? Deelt u de mening dat dit een zorgwekkende ontwikkeling is? Zo nee, waarom niet?1
Nederlandse ziekenhuizen zijn (van oudsher) in overgrote meerderheid private partijen die vooral privaat gefinancierd worden en tegenwoordig vooral bekostigd worden door middel van premiegelden. In dit bericht gaat het om financiering van de instellingen. Nederlandse ziekenhuizen zijn voor een groot deel gefinancierd door middel van bankleningen. De laatste jaren is er een opkomst van andere kapitaalverschaffers. Banken en andere privaatkapitaalverschaffers zullen in ruil voor het verstrekken van financiering rendement willen. Daardoor zien we dat ziekenhuizen aan banken en andere privaatkapitaalverschaffers, binnen de grenzen die de wet stelt, rendement op het verschafte kapitaal betalen. In de zorgsector is een grote behoefte aan financiering van investeringen, niet alleen voor gebouwen, maar ook om innovaties te bevorderen en de kwaliteit van zorg te verbeteren. Nu banken noodgedwongen terughoudender zijn met het verschaffen van kapitaal zijn zorginstellingen actiever op zoek naar kapitaal van andere privaatkapitaalverschaffers dan banken. Ik vind de ontwikkeling dat zorgaanbieders bij andere privaatkapitaalverschaffers dan banken financiering zoeken, logisch en dat ziekenhuizen minder afhankelijk willen zijn van banken, in principe niet verontrustend, echter ik wil dat dit zoveel mogelijk op een transparante manier gebeurt.
Op grond waarvan menen investeerders 15 tot 20% rendement op hun investeringen in ziekenhuizen en klinieken te halen, gelet op het verbod op winstuitkering?
Het verbod op winstuitkering ziet niet op alle vormen van het betalen van rendement op kapitaal dat verschaft is aan ziekenhuizen, maar slechts op het behalen van rendement op kapitaal door het uitkeren van winst. Ook door bijvoorbeeld het betalen van rente kan rendement worden behaald. Afhankelijk van de risico’s die de kapitaalverschaffer loopt zal het percentage van rendement variëren. Op welke grond een kapitaalverschaffer in het NRC artikel op 15 tot 20% komt is mij niet bekend.
Wat is uw reactie op de stelling dat het geldende verbod op winstuitkering symbolisch zou zijn en dat het systeem zo lek is als een mandje? Is de uitspraak waar dat er 200 manieren zijn om het verbod te omzeilen? Kunt u een overzicht geven van de vele manieren waarop dit kan, naast de trucs die reeds in het artikel zijn genoemd?
Voor aanbieders van medisch specialistische zorg is het hebben van een winstoogmerk en daarmee het uitkeren van winsten verboden. Dit verbod is gebaseerd op de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi). Het is niet verboden dat ziekenhuizen rente of rendement vergoeden voor ter beschikking gesteld kapitaal. Het artikel geeft enkele voorbeelden van ziekenhuizen die rendement betalen over verschaft kapitaal. Een uitputtend overzicht van manieren om rendement te betalen kan ik niet geven. Enkele in het artikel nog niet genoemde manieren om kapitaal aan te trekken en daarmee dus rente of rendement uit te keren zijn: het betalen van rente op een hypothecaire lening, het betalen van rente op een achtergestelde lening en rendement betalen over uitgegeven obligaties van een fonds dat zorginstellingen financiert.
Hoeveel zorggeld wordt jaarlijks via de bovenstaande constructies weggesluisd? Indien u hier geen overzicht van heeft, bent u dan bereid dit uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
Om verbeteringen in de zorg door te kunnen voeren, is het noodzakelijk dat er voor de zorg kapitaal beschikbaar is dat kan worden geïnvesteerd in de zorg. Om kapitaal beschikbaar te hebben zal een zekere rente of rendement betaald moeten worden, net als dat er voor arbeid betaald zal moeten worden. Er is dus geen sprake van wegsluizen, maar van het vergoeden van het beschikbaar hebben van kapitaal om verbeteringen in de zorg door te voeren en innovaties te bevorderen. Hoe zorgaanbieders hun kapitaalbehoefte financieren is niet geregistreerd. Het zou te ver voeren om voor alle zorgaanbieders in Nederland in kaart te brengen welk financieringsarrangement zij zijn aangegaan.
Is het waar dat momenteel zeker vijf ziekenhuizen technisch failliet zijn? Om welke ziekenhuizen gaat het, en wat gaat u hieraan doen?
Het is mij niet bekend of en welke ziekenhuizen technisch failliet zijn. Zoals ik in de brief «Waarborgen voor continuïteit van zorg»2, die met instemming van uw Kamer is aangenomen, heb toegelicht ligt de primaire verantwoordelijkheid voor de continuïteit van zorg bij zorgaanbieders (in dit geval ziekenhuizen) en verzekeraars. Verzekeraars hebben richting hun verzekerden op basis van de Zorgverzekeringswet een zorgplicht. In het kader van haar zorgplicht dient de zorgverzekeraar de continuïteit van zorg te waarborgen.
Is het waar dat een vijfde van alle medische klinieken in verzekerde zorg een investeringsmaatschappij als aandeelhouder heeft? Zo nee, wat zijn de juiste cijfers? Deelt u de mening dat deze ontwikkeling de continuïteit van zorg bedreigt, gelet op het feit dat investeringsmaatschappijen geen belang hebben bij langdurig voortbestaan van bedrijven, maar slechts in maximaal rendement op zo kort mogelijke termijn?
Ik beschik niet over gegevens van financieringsarrangementen van zorgaanbieders. Wel wil ik aangeven dat dergelijke investeringsmaatschappijen die aandeelhouder zijn, juist zorgen voor continuïteit van de zorgaanbieder die zij financiering hebben verstrekt. Als aandeelhouders hebben zij er namelijk belang bij dat de aandelen een zo hoog mogelijke waarde hebben bij een eventuele doorverkoop. Een goedlopende zorgaanbieder met goede toekomstperspectieven is meer waard dan een zorgaanbieder op de rand van een faillissement. Om het geïnvesteerde kapitaal er op langere termijn weer uit te halen, is het dus nodig dat de zorgaanbieder gezond is en blijft en is er dan ook geen gevaar voor de continuïteit van zorg. Dat geldt des te sterker als er geen onderliggende zekerheden zijn, zoals hypothecaire leningen of andere garanties. Juist bij het ontbreken daaraan, voorzien investeringsmaatschappijen in een financieringsbehoefte, waardoor bijvoorbeeld nieuw of vernieuwend zorgaanbod tot stand kan komen en de zorgaanbieder investeringen kan doen om zijn zorg te verbeteren.
Hoe voorkomt u dat de medische infrastructuur van Nederland in handen komt van sprinkhaankapitalisten? Wilt u uw antwoord toelichten?
De medische infrastructuur, zoals de gebouwen waarin ziekenhuizen en klinieken zijn gevestigd, is doorgaans vrijwel geheel belast met hypothecaire verplichtingen ten opzichte van banken. Andere privaatkapitaalverschaffers zullen deze infrastructuur dus niet snel in handen krijgen. Ik begrijp dat zorgaanbieders juist ook voor andere zaken dan infrastructuur op zoek zijn naar kapitaal, bijvoorbeeld om te investeren in innovaties en kwaliteitsverbetering. Ik vind dat een goede ontwikkeling, zo wordt de zorg verbeterd. Privaatkapitaalverschaffers in de zorg zijn, met name door de complexiteit van de zorg, doorgaans niet uit op korte termijn winsten. Privaatkapitaalverschaffers zijn juist uit op de continuïteit van de zorgaanbieder die zij financiering hebben verstrekt zodat zij zeker zijn van hun rendement en zodat zij zeker zijn dat het verstrekte kapitaal te zijner tijd ook weer terug betaald kan worden.
Bent u van mening dat het wenselijk is dat investeerders zorgaanbieders aanzetten tot het doen van meer verrichtingen, teneinde de omzet te vergroten? Hoe verhoudt dit zich tot uw wens om de zorgkosten te beheersen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Mijn antwoord hierop is drieledig. Ten eerste vind ik het niet onwenselijk dat aanbieders proberen hun omzet te vergroten en meer patiënten te behandelen, zo lang zij dit maar doen door het efficiënt leveren van kwalitatief goede, medisch noodzakelijke zorg. Als zij op die manier patiënten proberen aan te trekken, leidt dit ertoe dat medisch noodzakelijke zorg uiteindelijk op die plek wordt geleverd waar de beste kwaliteit wordt geleverd tegen de laagste kosten. Dat draagt bij aan de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg. Ten tweede is het belangrijk dat onnodige volumegroei in de ziekenhuissector wordt voorkomen. Hier ligt een belangrijke rol voor verzekeraars. Op grond van spiegelinformatie ten aanzien van bepaalde behandelingen, kan de praktijkvariatie tussen aanbieders inzichtelijk worden gemaakt. Verzekeraars kunnen op basis hiervan het gesprek aangaan met aanbieders die bepaalde behandelingen relatief vaak uitvoeren, zonder dat dat verklaard kan worden door afwijkende kenmerken van hun patiëntenpopulatie. Verzekeraars ervaren hier – zeker sinds de afschaffing van de macronacalculatie – een financiële prikkel toe. Voor zover er medische richtlijnen en zorgstandaarden zijn ten aanzien de inzet van bepaalde behandelingen, kunnen ook die bij zo’n gesprek tussen verzekeraar en aanbieder worden betrokken. Tot slot heb ik in het hoofdlijnenakkoord met ziekenhuizen en zorgverzekeraars voor het eerst volumeafspraken kunnen maken zonder dat de wachtlijsten oplopen, waardoor ongepast gebruik van zorg tegen wordt gegaan.
Wat is uw opvatting over de ontwikkeling dat klinieken worden opgekocht die nog niet de afgesproken maximale volumegroei hebben bereikt? Deelt u de mening dat deze handel in «zorgquota» onwenselijk is? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het begrijpelijk dat private investeerders daar hun geld willen investeren, waar zij de meeste groeimogelijkheden zien. Ik zie dit niet als een onwenselijke ontwikkeling. Zoals toegelicht in het antwoord op mijn vorige vraag, is het daarbij wel van belang dat die groei gerealiseerd wordt door het efficiënt leveren van kwalitatief goede, medisch noodzakelijke zorg. Het is de rol van verzekeraars om hierop te sturen.
Deelt u de mening dat het Nederlandse zorgstelsel bedoeld is om zorgbehoevende mensen beter te maken en niet om ondernemers rijker te maken? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ja. Die mening deel ik. Om de zorg in Nederland op peil te houden is niet alleen duurzaam bekostigen noodzaak, maar ook duurzaam financieren. Dat betekent dat ziekenhuizen en andere zorgaanbieders ook in de toekomst kapitaal nodig hebben om te kunnen investeren en om in te kunnen zetten bij het aanbieden van zorg. Te denken valt daarbij niet alleen aan investeringen in vernieuwing van gebouwen, maar ook aan investeringen in innovaties en betere zorg. Dat benodigde kapitaal kunnen zorgaanbieders mondjesmaat zelf opbouwen door winst te maken op het aanbieden van zorg, of dat kapitaal kunnen zij aantrekken van ondernemers zoals banken en andere privaatkapitaalverschaffers door daar rendement tegenover te stellen.
Wat is uw opvatting over de constructie om het verbod op winstuitkering te omzeilen, waarbij (een deel van) een ziekenhuis of kliniek wordt gekocht met het doel dit voor een hoger bedrag door te verkopen? Deelt u de mening dat deze constructie moet worden gestopt, omdat niet verbetering van de zorg, maar snel geld verdienen voorop staat? Wilt u uw antwoord toelichten?
Door de aankoop van een ziekenhuis of kliniek en een latere verkoop hiervan wordt het verbod op winstuitkering niet omzeild. Het winstverbod regelt uitsluitend dat het hebben van een winstoogmerk niet is toegestaan en daarmee voor aanbieders van medisch specialistische zorg het uitkeren van winsten is verboden. Ik vind het begrijpelijk dat een privaatkapitaalverschaffer op termijn het geïnvesteerde kapitaal met een zeker rendement terug wil. Ik geloof niet dat er op dit moment in de zorg snel geld te verdienen valt, door middel van het verschaffen van kapitaal. De zorg is uiterst complex en kapitaalverschaffers zijn terughoudend. Ik hecht er belang aan dat kapitaalverschaffers die aan zorgaanbieders financieringen verstrekken gericht zijn op de langere termijn. Het doel van de investering gedurende deze langere termijn is een waardevermeerdering dus een verbetering van een (deel van) een ziekenhuis dat eerst kennelijk minder goed en later kennelijk beter presteert. Dit vind ik dat geen probleem. Verbetering van de zorg en rendement gaan dan hand in hand.
Wat is uw opvatting over de constructie om het verbod op winstuitkering te omzeilen, waarbij een ziekenhuisstichting winst uitkeert via bedrijven aan wie activiteiten zijn uitbesteed, zoals een schoonmaakbedrijf of callcenter? Deelt u de mening dat deze maas in de wet moet worden gedicht? Zo nee, waarom niet?
Rendement kan alleen worden uitgekeerd via een uitbestede dienst, indien er voor die uitbestede dienst meer dan een marktconforme prijs betaald wordt. Zo lang er uitsluitend een juiste prijs voor de uitbestede dienst wordt uitgekeerd kan er geen sprake zijn van het betalen van rendement aan privaatkapitaalverschaffer via een uitbestede dienst. Ik ben van mening dat er een juiste prijs en niet een te hoge prijs voor uitbestede diensten moet worden betaald. Uitbesteden zou juist moeten gebeuren omdat en indien het uitbesteden efficiënter, beter of goedkoper is. Bovendien staat het te veel betalen voor uitbestede diensten, zelfs indien dat binnen een groep van rechtspersonen plaatsvindt, op gespannen voet met fiscale regels en kan er sprake zijn van fraude. Ik zal met de opsporingsambtenaren van de belastingdienst en het openbaar ministerie in overleg treden in hoeverre er aanwijzingen zijn dat dit soort praktijken voorkomen.
Hoe verklaart u de uitspraak dat de overheid een oogje toe knijpt bij de constructie van winstuitkering via uitbesteding aan bedrijven die niet onder het verbod vallen? Was u op de hoogte van deze en overige constructies? Wat is hierop uw beleid geweest? In hoeverre heeft u de Kamer hierover geïnformeerd?
Zoals hierboven beschreven kan het betalen van rendement via uitbestede diensten uitsluitend plaats vinden door een te hoge prijs voor de dienst af te rekenen. Een dergelijke praktijk zou in strikte zin niet onder het verbod op winstuitkering in de WTZi vallen, maar kan wel in strijd zijn met fiscale regels. Ook kan er sprake zijn van fraude. Mij is bekend dat enkele gevallen van te hoge vergoedingen en wegsluizen van zorggeld, anders dan door het overtreden van het verbod uit de WTZi, door het OM zijn aangepakt. Een voorbeeld van de aanpak van fraude is de uitspraak van de rechter in de Icare-zaak, waarbij een voormalig directeur werd veroordeeld tot een gevangenisstraf (Rb. Assen 1 juli 2010, LJN BM6323).
Wat is uw opvatting over de constructie om het verbod op winstuitkering te omzeilen, waarbij eigenaren van klinieken of ziekenhuizen geld kunnen verdienen door aparte diensten aan te bieden, die vervolgens door het ziekenhuis via outsourcing worden betaald? Deelt u de mening dat hier feitelijk sprake is van witwaspraktijken met premiegeld waaraan een einde moet komen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 12.
Wat is uw opvatting over de constructie waarbij eigenaren van ziekenhuizen rente over leningen opstrijken? Is dit voor u geen aanwijzing dat geld verdienen voorop staat, zelfs zonder dat dit aan een concrete prestatie is gerelateerd? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het verschaffen van kapitaal is in de ziekenhuissector een concrete prestatie, waarvoor in zijn algemeenheid een vergoeding betaald wordt in de vorm van rente. Ik zie geen verschil tussen het betalen van een dergelijke vergoeding aan een bank of aan een andere private partij. Wel acht ik van belang dat de rente niet ongerechtvaardigd hoog is, aangezien op die manier bijvoorbeeld fiscale regels omzeild zouden kunnen worden. De hoogte van de rente van een lening hangt doorgaans af van de looptijd en het risico dat de privaatkapitaalverschaffer loopt.
Wat is uw opvatting over de in het artikel genoemde constructie van maatschappen en apothekers die veel geld verdienen door extreem hoge tarieven te hanteren? Pleit dit niet voor specialisten in loondienst en apothekers in een abonnementensysteem? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik herken de genoemde constructies niet. Onder de huidige bekostiging (per 2012) van medisch specialisten worden alle door medisch specialisten te declareren tarieven voor geleverde zorg door de Nederlandse Zorgautoriteit vastgesteld. Tevens geldt een honorariumomzetplafond per individuele instelling, zodat het totaal aan door medisch specialisten gedeclareerde honorariumtarieven per instelling nooit boven het vooraf gestelde macroplafond kan uitkomen. Het omzetplafond medisch specialisten geldt per instelling (ziekenhuis of zbc) voor de werkzaamheden van alle vrijgevestigd medisch specialisten in die instelling.
Apothekers kunnen niet zomaar extreem hoge tarieven in rekening brengen. Zorgverzekeraars en apotheekhoudenden maken immers afspraken over de tarieven en de prijzen van geneesmiddelen. De contracteergraad voor het jaar 2012 is erg hoog. Ten aanzien van de tariefafspraken voor het jaar 2012 hanteerden zorgverzekeraars als uitgangspunt een budgettair neutrale overgang naar de situatie van vrije tarieven en nieuwe prestatiebeschrijvingen. Dit betekent feitelijk een daling van de tarieven bij een oplopende zorgvraag.
Deze beheersingsmechanismen in acht genomen zie ik niet in waarom een en ander zou pleiten voor specialisten in loondienst of een verplicht abonnementssysteem voor apothekers, te meer omdat apotheekhoudenden en zorgverzekeraars ook andere bekostigingswijzen, waaronder een abonnementstarief, kunnen afspreken voor door de Nederlanders Zorgautoriteit vastgestelde zorgprestaties.
Deelt u de mening dat het verontrustend is dat zorgverzekeraars niet zeggen te weten hoeveel zorggeld wordt uitgekeerd aan eigenaren van klinieken? Hoe kunnen verzekeraars in een liberaal zorgstelsel toezicht houden op de doelmatigheid als er zonder hun weten links en rechts zorggeld weglekt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het niet zorgwekkend dat zorgverzekeraars niet weten hoeveel er wordt uitgekeerd aan eigenaren van klinieken. De wijze waarop zorgaanbieders zich financieren is een zaak van de zorgaanbieder zelf. Zorgverzekeraars hoeven geen inzicht te hebben in alle kostencomponenten van de zorgaanbieder zoals toeleveranciers, rentes en lonen. Dit kan wel een onderwerp van gesprek worden indien de zorgverzekeraar tijdens onderhandelingen met een zorgaanbieder constateert dat de zorgaanbieder te veel vraagt voor zijn aanbod. Ook de kapitaallasten zoals rente kunnen dan onderwerp van gesprek worden. Als de zorgverzekeraar tot de conclusie komt dat de zorgaanbieder te duur is, dan kan de verzekeraar besluiten niet bij die zorgaanbieder in te kopen. Op deze wijze kunnen de zorgverzekeraars de kosten en de doelmatigheid in hun eigen hand houden.
Hebben belangen of eisen van (potentiële) investeerders een rol gespeeld bij het afstoten van zorg door streekziekenhuizen, zoals in Dokkum? Deelt u de mening dat zoiets volstrekt onwenselijk zou zijn? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het is mij niet bekend dat er een verband zou zijn tussen potentiële investeerders en het afstoten van zorg door streekziekenhuizen, zoals in Dokkum. Ik heb geen overzicht van de mate waarin investeerders betrokken zijn bij streekziekenhuizen. In dit verband wijs ik er op dat er voor streekziekenhuizen verschillende redenen kunnen zijn zich te specialiseren in datgene waar zij goed in zijn en dus ook sommige zorg af te stoten. Over het algemeen zullen banken en andere kapitaalverschaffers financiering verstrekken voor die projecten die zij het meest kansrijk achten.
Deelt u de mening dat het vreemd is dat maatschappen van medisch specialisten zijn uitgezonderd van het verbod op winstuitkering? Zo nee, waarom niet?
Maatschappen en specialisten BV’s leveren medisch specialistische zorg. Zij zijn echter geen instelling voor medisch specialistische zorg als in artikel 1.2 Uitvoeringsbesluit WTZi, dat is het ziekenhuis waarin ze werken. Hierdoor vallen zij niet onder de WTZi en daarmee dus niet onder het winstverbod. Alleen als de maatschap of de specialisten BV zelf een kliniek exploiteert die verzekerde zorg levert, valt deze onder de WTZi en het winstverbod.