Het bericht 'Bejaarden gedwongen in containers' |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Kent u het bericht «Bejaarden gedwongen in containers»?1
Ja, ik heb het bericht gelezen.
Klopt het dat 145 bejaarde bewoners tijdelijk een containerwoning moeten betrekken omdat hun verzorgingshuis, Huize Bernardus, tegen de grond gaat?
De bewoners worden tijdens de sloop van Huize Bernardus tijdelijk opgevangen in woonzorgcentrum Groenhof. Dit woonzorgcentrum is gebouwd van voorgefabriceerde wanden, plafonds, vloeren en dragende constructies van staal en beton. Het is dus geen klassieke bouwmethode, maar er is zeker geen sprake van wonen in containers.
Deelt u de mening dat het te zot voor woorden is dat onze bejaarden hun intrek moeten nemen in containerwoningen, terwijl de gemiddelde toegelaten asielzoeker wel een «normale» woning krijgt? Is dit niet de wereld op zijn kop?
De bewoners nemen geen intrek in een containerwoning.
Klopt het dat Huize Bernardus onderdeel is van OsiraGroep? Hoe beoordeelt u dit zoveelste negatieve bericht over het bestuur van OsiraGroep? Gaat u actie ondernemen tegen deze schaamteloze lui? Zo ja, hoe zullen die acties eruit zien? Zo neen, waarom niet?
Huize Bernardus is inderdaad een onderdeel van Osira Amstelring. Er is wat dit onderwerp betreft naar mijn mening geen sprake van verkeerd handelen van het bestuur van Osira Amstelring. De cliëntenraad is voorafgaand aan deze verhuizing geïnformeerd en heeft met de oplossing ingestemd. Ook is er overleg met de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de gemeente, het zorgkantoor en de brandweer. Dit om te kunnen voldoen aan de kwaliteits- en veiligheidseisen die gesteld worden om goede en veilige zorg te kunnen verlenen.
Deelt u de mening dat deze bestuurders zelf drie jaar lang een containerwoning moeten betrekken? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De bouw van een gigastal bij Grubbenvorst |
|
Rik Grashoff (GL) |
|
Bent u bekend met het bericht «Wakkerdier maakt bezwaar tegen «gigastal»?1
Ja.
Klopt het dat het hierbij om een veehouderij zou gaan met meer dan 1 miljoen kippen en 35 000 varkens?
Zie antwoord vraag 1.
Herinnert u zich uw uitspraak van 23 november 2011 tegenover de NOS, waarbij u aangeeft: «Excessen, zoals een bedrijf met een miljoen kippen of meer, of twee of drieduizend melkkoeien of meer, passen niet bij Nederland. Gelukkig hebben we die excessen ook niet»?2
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw kwalificatie van de plannen voor het realisatie van een veehouderij met een dergelijke omvang?
Ik verwijs u hiervoor kortheidshalve naar de uitgebreide antwoorden over vergelijkbare vragen die ik uw Kamer op 1 december 2011 heb gegeven (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 816 ).
Heeft u mogelijkheden om de bouw van deze gigastal te voorkomen? Zo ja, bent u bereid van deze mogelijkheden gebruik te maken? Zo ja, hoe en op welke termijn? Als u deze mogelijkheden niet heeft, bent u dan bereid deze wettelijke mogelijkheden te creëren en op welke termijn?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om met de provincie Limburg in gesprek te gaan om de aanleg van deze «gigastal» te voorkomen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
17 musea die vrezen voor hun voortbestaan |
|
Jasper van Dijk |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de enquête van de Nederlandse Museumvereniging, waaruit blijkt dat 17 musea verwachten te moeten sluiten als gevolg van de bezuinigingen?1
Ik heb kennis genomen van deze enquête van de Nederlandse Museumvereniging. Of er 17 musea moeten sluiten, kan ik niet overzien. De procedure voor de verlening van rijkssubsidie aan musea in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2013–2016 is op dit moment nog gaande. Op gemeentelijk en provinciaal niveau zijn de procedures ook nog niet afgerond.
Hoe verhoudt de sluiting van (gemeentelijke) musea zich tot de passage in het regeerakkoord waarin staat dat het erfgoed zoveel mogelijk moet worden ontzien?
Het voornemen uit het regeerakkoord om het erfgoed zoveel mogelijk te ontzien is van toepassing op het rijksbeleid. Dat laat onverlet dat ik dit beleid ook uitdraag naar de bestuurlijke partners.
Laat een mogelijke sluiting u koud wanneer het een gemeentelijk museum betreft? Vindt u dat een waardige opstelling?
Ik vertrouw erop dat de gemeentelijke en provinciale overheden zorgvuldig omgaan met collecties en musea die aan hun zorg zijn toevertrouwd.
Hoe oordeelt u over het effect dat de Rijksbezuinigingen ertoe leiden dat het lokale verantwoordelijkheidsbesef voor gemeentelijke musea verdampt? Is dit wat u heeft beoogd?
Ik heb geen aanwijzingen dat het verantwoordelijkheidsbesef voor gemeentelijke musea verdampt.
Wat moet er met de collecties gebeuren van musea die hun deuren sluiten? Deelt u de mening dat u een verantwoordelijkheid heeft om collecties – ook die van de kleinere gemeentelijke musea – toegankelijk te houden voor het publiek?
Na eventuele sluiting van een museum is het aan de eigenaar van de collectie om te bepalen wat er met de collecties gaat gebeuren. Mijn verantwoordelijkheid betreft de collectie die eigendom is van het rijk.
Hoe gaat u voorkomen dat musea door bezuinigingen alsnog in een neerwaartse spiraal terechtkomen, terwijl nu nog sprake is van stijgende bezoekersaantallen?
Het is verheugend dat de museumsector als geheel stijgende bezoekersaantallen vertoont. De musea hebben een belangrijke verantwoordelijkheid om als cultureel ondernemer inventief in te spelen op de kansen en bedreigingen in de veranderende omgeving. Over de toekomst van het museumbestel vraag ik de Raad van Cultuur om advies.
Erkent u dat deze bezuinigingen op de korte termijn wellicht geld opleveren, maar op lange termijn tot inkomstenderving voor de omgeving zullen leiden? Zo ja, wat doet u met deze kennis?
De voorgestelde maatregelen zijn noodzakelijk om de beoogde bezuinigingen in het regeringsbeleid te realiseren. Tegelijkertijd zijn de maatregelen ter bevordering van de eigen inkomsten erop gericht dat musea, en andere culturele instellingen, zich verder ontwikkelen als cultureel ondernemer. Naar mijn overtuiging zal dat op lange termijn het behoud, beheer en de publieke toegankelijkheid van collecties en musea voor een breed publiek bevorderen.
Bent u bereid de verhoogde eigen inkomstennorm te heroverwegen, aangezien deze eis (naast de bezuinigingen) in tijden van crisis buitengewoon zwaar valt?
De eigeninkomsteneis is een belangrijke eis met het oog op cultureel ondernemerschap en toelating tot de culturele basisinfrastructuur 2013–2016. Ik weet dat deze eis veel vraagt van een aantal instellingen en zij druk doende zijn om daaraan te voldoen. Ik zie geen aanleiding om de genomen maatregelen te heroverwegen.
Bent u bereid in overleg te treden met gemeenten en provincies om te bezien in hoeverre musea gespaard kunnen worden? Zo ja, op welke termijn krijgt de Kamer hierover bericht?
In het kader van de culturele basisinfrastructuur voer ik overleg met de andere overheden waarbij ook het museale bestel aan de orde komt.
Het bericht dat de zorgverzekeraar de vestiging van huisarts bepaalt |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Verzekeraar bepaalt vestiging arts»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Hoe verhoudt dit bericht zich tot de boete die de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) opgelegd heeft gekregen van de NMa in verband met vermeende afspraken over vestiging van nieuwe huisartsen?
In de berichtgeving van de NOS zijn vestigingsbeleid en contracteerbeleid door elkaar gebruikt waardoor verkeerde conclusies worden getrokken. Zo wordt in de berichtgeving gesuggereerd dat de NMa de LHV heeft beboet voor een «beleid» dat in opdracht of op verzoek van zorgverzekeraars wordt uitgevoerd. Dit is echter niet het geval.
Bij de inkoop van eerstelijnszorg mogen zorgverzekeraars een selectie maken van de zorgaanbieders die ze willen contracteren. Daarbij kijken zorgverzekeraars in de praktijk in eerste instantie of een zorgaanbieder aan de minimum kwaliteitseisen voldoet. Een belangrijke kwaliteitseis voor het contracteren van een huisarts is dat deze 24 uur per dag en 7 dagen per week verantwoordelijk is voor de continuïteit van de huisartsenzorg voor zijn/haar patiënten. Om dit te kunnen garanderen is het voor een huisarts over het algemeen noodzakelijk dat hij/zij afspraken heeft gemaakt met de lokale of regionale huisartsenorganisaties over onder meer avond-, nacht- en weekendwaarneming. Dit waarborgt dat de patiënt altijd de benodigde zorg kan krijgen. Het contracteerbeleid van zorgverzekeraars is er daarmee op gericht om te voorkomen dat een huisarts wordt gecontracteerd die niet aan deze eis kan voldoen, en dat daarmee de zorg voor zijn verzekerden onvoldoende wordt gegarandeerd.
De overtreding van de Mededingingswet door de LHV die de NMa in haar recente besluit heeft geconstateerd, ziet echter op de adviezen die de LHV aan haar leden heeft gegeven ten aanzien van het door hen te voeren vestigingsbeleid. Die adviezen zouden volgens de NMa de toetreding van nieuwe huisartsen hebben gefrustreerd. Het in de praktijk door huisartsen gevoerde vestigingsbeleid (zoals de mogelijkheid voor nieuwe huisartsen om deel te kunnen nemen in afspraken over onder meer avond-, nacht- en weekendwaarneming) zou in dat geval dus negatief kunnen hebben doorgewerkt in het contracteerbeleid van zorgverzekeraars, waardoor er minder snel nieuwe huisartsen gecontracteerd werden.
Wat betreft het betrekken van de zorgverzekeraars in het NMa onderzoek, blijkt uit het openbare besluit dat de NMa ook de rol van de zorgverzekeraars in haar onderzoek heeft betrokken, maar daarin geen aanleiding heeft gevonden om ook de verzekeraars te beboeten. De inrichting van het onderzoek door de NMa en het besluit van de NMa staan open voor bezwaar en beroep. De LHV heeft in de media laten weten hier gebruik van te maken. Ik onthoud mij van een inhoudelijk oordeel over individuele zaken.
Deelt u de mening dat de NMa in deze dus onderzoek moet doen bij de zorgverzekeraars?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u nu wel bereid zorgverzekeraar Menzis te verbieden om verder te gaan met het verlenen van huisartsenzorg, daar dit dus direct de vrije vestiging van nieuwe huisartsen in de weg staat?
Menzis verleent zelf geen huisartsenzorg. Menzis heeft een belang in zorginstellingen waar huisartsen in dienst zijn en waar dus huisartsenzorg wordt verleend. Menzis kan die zorg al of niet contracteren voor haar verzekerden. Zoals ik in mijn eerdere beantwoording (d.d. 13 mei 2011, kenmerk 2011Z09846) heb aangegeven ben ik geen voorstander van structurele verticale integratie van zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Ik ben bezig met de uitwerking van maatregelen om integratie tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders te voorkomen. Binnen de huidige regelgeving is het echter nog steeds toegestaan.
Gebruik van andermans naam op sociale media |
|
Magda Berndsen (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de recente voorvallen met het gebruik van andermans naam op sociale media, zoals Twitter?
Kunt u – mede op basis van relevante jurisprudentie – inzicht geven in de huidige wet- en regelgeving die van toepassing is om misbruik van andermans naam op sociale media tegen te gaan?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen van het lid Kooiman van uw Kamer (ingezonden 12 januari 2012, kenmerk 2012Z00283*).
Zijn de huidige mogelijkheden naar uw mening afdoende? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Zou naar uw mening ook strafrechtelijke vervolging mogelijk moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten wanneer bij misbruik van andermans naam op sociale media sprake is van identiteitsfraude?
Gezondheidsproblemen van illegale vrouwen |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hebt u kennis genomen van het proefschrift «Hiding and seeking» van Marianne Schoevers, waaruit blijkt dat illegale vrouwen niet de zorg krijgen die ze nodig hebben?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat het recht op gezondheidszorg een mensenrecht is dat is verankerd in het verdrag van de VN over economische, sociale en culturele rechten en dat landen zich daarmee verplichten om alle inwoners, dus ook mensen zonder verblijfsvergunning, adequate gezondheidszorg te bieden? In hoeverre voldoet Nederland hier volgens u aan?
Ik ben van mening dat Nederland voldoet aan deze verplichtingen. De toegang tot zorg is in Nederland adequaat geregeld. Naast de publieke gezondheidszorg, uitgevoerd door de GGD’en, is er voldoende zorgaanbod van goede kwaliteit dat in principe voor iedereen toegankelijk is. De financiering is voor de meeste mensen geregeld via de Zvw en AWBZ. Voor asielzoekers is er een aparte ziektekostenregeling. Voor illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen geldt dat zij toegang hebben tot medisch noodzakelijke zorg. Zij horen de kosten na de behandeling zelf te betalen. Omdat de Nederlandse overheid het onwenselijk acht dat zorgaanbieders geconfronteerd worden met onbetaalde rekeningen is de wettelijke bijdrageregeling voor zorgaanbieders, op grond van artikel 122a Zvw, in het leven geroepen. Deze regeling wordt uitgevoerd door het College voor zorgverzekeringen (CVZ). Uit het eindrapport «Evaluatie van de bijdrageregeling van artikel 122a van de Zorgverzekeringswet» dat ik u op 7 november 2011 heb toegezonden (Kamerstukken II, 2011/12, 29 789, nr. 367) is naar voren gekomen dat de bijdrageregeling over het algemeen doeltreffend is en in de praktijk naar tevredenheid werkt.
Wat vindt u van het feit dat met dit proefschrift voor het eerst illegale vrouwen zijn bereikt die nauwelijks bekend zijn bij gezondheidsinstellingen of steungroepen? Bent u van mening dat zorgverleners actiever dan nu moeten zoeken naar bestaande gezondheidsproblemen bij deze groep? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?
Dat is geen onverwachte uitkomst, gezien de illegale status van de vrouwen. Zij hebben alleen toegang tot medisch noodzakelijke zorg en moeten, in de regel, hiervoor zelf contact leggen met een zorgverlener. De zorgverlener bepaalt vervolgens of en welke medische zorg noodzakelijk is. Het zoeken naar bestaande gezondheidsproblemen kan in die context nodig zijn. Het is aan de zorgverlener om te beoordelen of dit het geval is.
Wat vindt u van het feit dat illegale vrouwen niet weten hoe de gezondheidszorg in Nederland is georganiseerd, en of de zorg voor hen bereikbaar is? Op welke wijze zouden deze vrouwen beter kunnen worden geïnformeerd? Wiens verantwoordelijkheid is dat?
Zie mijn antwoord bij vraag 7.
Wat vindt u van het feit dat 28 procent van de geïnterviewde vrouwen te maken heeft gehad met seksueel geweld, en 70 procent aangaf gynaecologische of seksuele problemen te hebben? Wat vindt u van de conclusie dat de reproductieve gezondheid van deze vrouwen zorgwekkend is en dat deze vrouwen onvoldoende zeggenschap hebben over hun eigen seksuele en reproductieve gezondheid? Op welke wijze kunnen deze vrouwen «empowered» worden met behulp van informatie en onderwijs en welke verantwoordelijkheid en rol speelt de overheid hierin?
Ik vind het zorgelijk dat een groot deel van de geïnterviewde vrouwen te maken heeft met dergelijke problematiek. Mogelijkheden voor ondersteuning en «empowerment» zijn beperkt, gezien de illegale status van deze vrouwen. Binnen de kaders van de medisch noodzakelijke zorg, kunnen deze problemen eventueel door zorgverleners worden opgepakt. Ook kunnen illegale vrouwen onder de 25 jaar gebruikmaken van publieke voorzieningen zoals aanvullende eerstelijns seksuele gezondheidszorg (aanvullende soa-bestrijding en -seksualiteitshulpverlening). Deze voorzieningen worden uitgevoerd door de GGD. De zorg die wordt geleverd is voor de cliënt – indien deze op basis van de criteria in aanmerking komt – kosteloos en, indien gewenst, anoniem.
Er worden ook activiteiten verricht om de seksuele gezondheid van illegalen te verbeteren door organisaties die ik subsidie verleen, zoals Soa Aids Nederland die gerichte interventies ontwikkelt om risico op soa’s en hiv bij etnische minderheden en illegalen te verminderen door onder andere het stimuleren van veiliger seksgedrag.
Bent u op de hoogte van het feit dat slechts 33 procent van de illegale vrouwen tenminste eenmaal is gescreend op tuberculose? Hoe verhoudt dit zich tot de aanbeveling van de Internationale Union Against Tuberculosis and Lung Disease dat in alle landen laagdrempelige voorzieningen zouden moeten bestaan? Op welke wijze zou tuberculose screening kunnen worden aangeboden aan illegale immigranten?
Er wordt in Nederland niet standaard gescreend op tuberculose bij illegalen. Een illegaal die in vreemdelingenbewaring komt of naar een uitzetcentrum gaat wordt op tuberculose onderzocht. Als een persoon zonder verblijfspapieren in contact is geweest met een patiënt met besmettelijke tuberculose, wordt deze uiteraard onderzocht op tuberculose. Illegalen met hoestklachten kunnen zich bij de GGD, zonder kosten, op tuberculose laten onderzoeken. Er is dus wel sprake van passieve opsporing. GGD’en hebben een laagdrempelige functie, dat is in deze van groot belang.
Wat vindt u van het feit dat 69 procent van de vrouwen geen of moeizaam toegang had tot noodzakelijke zorg? Kunt u aangeven hoe volgens u de zorg voor illegale vrouwen in Nederland is geregeld, en op welke wijze deze vrouwen toegang tot de zorg hebben? Hoe wilt u er voor zorgen dat de toegang tot de zorg voor deze vrouwen gemakkelijker wordt?
In aanvulling op bovenstaande antwoorden, wijs ik erop dat het CVZ voorlichting geeft over de wettelijke bijdrageregeling aan zorgaanbieders en koepel- en brancheorganisaties. Het CVZ heeft hiervoor een website ingericht en verstrekt ook schriftelijke informatie. Daarnaast participeert CVZ in de Stuurgroep Lampion. In dit overlegplatform is, naast hulpverleningsorganisaties, ook een aantal koepel- en brancheorganisaties vertegenwoordigd. Het CVZ heeft zich bereid verklaard om ook overleg te voeren met koepel- en brancheorganisaties die niet vertegenwoordigd zijn in de Stuurgroep Lampion. Verder geeft het CVZ ten behoeve van een goede toegankelijkheid tot medisch noodzakelijke zorg voor illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen ook regelmatig informatie over de bijdrageregeling aan de verschillende groepen zorgaanbieders. Het CVZ houdt informatie op de website over deze regeling actueel. Medewerkers van CVZ beantwoorden dagelijks per mail en telefonisch vragen over deze bijdrageregeling van zorgaanbieders en hulpverleningsorganisaties en (kennissen) van illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen.
Ik veronderstel dat ook de hulpverleningsorganisaties, en de koepel- en brancheorganisaties voor deze vrouwen een rol kunnen spelen om informatie te verstrekken over hoe de zorg is georganiseerd en hoe die zorg te krijgen.
Heeft u signalen ontvangen die er op wijzen dat de toegang tot de zorg voor illegale vrouwen op dit moment onvoldoende is? Zo nee, waarom niet, als dit zoals uit dit proefschrift blijkt wel het geval is? Zo ja, welke stappen onderneemt u om betere toegang tot de zorg voor deze vrouwen te garanderen?
Het is de taak van de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) om meldingen van problemen met toegankelijkheid tot de zorg te onderzoeken. De IGZ blijft alert op dit terrein en meldingen hierover zullen altijd worden onderzocht. In het eindrapport «Evaluatie van de bijdrageregeling van artikel 122a van de Zorgverzekeringswet» geven de onderzoekers aan van de IGZ te hebben vernomen dat -behoudens enkele signalen van Dokters van de Wereld- nauwelijks tot geen signalen over dit onderwerp worden ontvangen.
Welke stappen onderneemt u om ervoor te zorgen dat zorgverleners bij illegale vrouwen doorvragen naar gezondheidsproblemen? Bent u van plan in overleg met de beroepsgroep te komen tot een speciale training voor artsen over de aanpak van gezondheidsproblemen van illegale vrouwen?
Het is de verantwoordelijkheid van zorgverleners om in het kader van hun behandelrelatie met de zorgvrager verantwoorde zorg te leveren en daarvoor de juiste vaardigheden te verwerven. Een uitvraag naar relevante gezondheidsproblemen kan daartoe behoren, zie ook mijn antwoord op vraag 3. De IGZ heeft in haar toezicht specifiek aandacht voor kwetsbare groepen zoals benoemd.
Wat vindt u van de suggestie om bij wijze van proef illegale vrouwen hun eigen medisch dossier in beheer te geven, zodat relevante medische gegevens niet verloren gaan bij wisselen van zorgverlener?
Ik ben niet voornemens zo'n experiment te starten. Illegale vrouwen kunnen nu, net als andere zorgvragers, tegen kosten een kopie van hun dossier van hun zorgverlener krijgen.
Deelt u de mening dat de groep illegale vrouwen als een groep met specifieke risico’s benaderd zou moeten worden? Deelt u voorts de mening dat, wanneer dit niet gebeurt dit serieuze gezondheidsrisico’s bij deze vrouwen en hun ongeboren kinderen tot gevolg kan hebben en daarnaast ook risico’s voor de publieke gezondheid impliceert? Bent u bereid maatregelen te nemen waardoor deze groep actief benaderd wordt, geïnformeerd wordt en gezondheidsproblemen worden geïnventariseerd, en daarnaast te zorgen voor een laagdrempelige toegang tot de zorg? Zo ja, hoe?
Zoals het onderzoek van mevrouw Schoevers laat zien, bestaat de groep illegale vrouwen uit mensen met een grote diversiteit in achtergrond en herkomst. Uit deze heterogene groep hebben de onderzoekers slechts een beperkt aantal mensen in het onderzoek kunnen betrekken. Op basis van deze bevindingen kan ik de gehele groep illegale vrouwen niet beschouwen als een groep met specifieke risico’s. Medisch noodzakelijke zorg is voldoende toegankelijk voor de groep illegale vrouwen (zie mijn antwoord op vraag 2). Ik acht de publieke gezondheidsrisico’s dan ook laag.
Gezien de bestaande mogelijkheden tot zorg, zie ik geen noodzaak tot een andere benadering voor de groep van illegale vrouwen dan zoals ik die omschreven heb bij mijn antwoorden.
Steeds lager opgeleide mbo-docenten |
|
Jasper van Dijk |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat leraren in het mbo (middelbaar beroepsonderwijs) steeds lager opgeleid zijn?1
Ik heb kennis genomen van het betreffende bericht. De werkelijkheid in het mbo is genuanceerder dan de kop van het artikel suggereert. Het onderwijs in het mbo wordt verzorgd door breed samengestelde teams, bestaande uit een mix van onder andere leraren, instructeurs en ondersteuners. Deze mensen hebben een verschillende achtergrond en zijn van groot belang voor de beroepssector, zeker gezien de vraag naar onderwijspersoneel in de komende jaren.
Van leraren wordt verwacht dat zij minimaal beschikken over een hbo werk- en denkniveau. Een instrument als de Lerarenbeurs stimuleert leraren een andere of hogere kwalificatie te behalen. Ook in het bestuursakkoord dat ik eind vorig jaar met de MBO Raad heb gesloten is er aandacht voor professionalisering van leraren in het mbo.
Wat vindt u van de voorspelling van het Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) dat het aantal onbevoegde docenten in het mbo de komende jaren zal toenemen? Zo neen, waarom niet?
In opdracht van het SBO2 heeft het CAOP een arbeidsmarktanalyse van het MBO gepubliceerd. Mijn vermoeden is dat u in uw vraag doelt op deze analyse. Ik kan hierin geen voorspelling vinden over een toename van het aantal onbevoegde docenten in het mbo.
Inmiddels is in de Eerste Kamer het wetsvoorstel op de Wet Onderwijstoezicht aangenomen. Daarmee wordt het toezicht op bevoegdheid en het onderhouden van bekwaamheid versterkt. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is wanneer het aantal bevoegde leraren in het mbo nog verder afneemt, aangezien nu al maar liefst 15% van de docenten in het mbo geen lesbevoegdheid heeft? Zo neen, hoe is dit te rijmen met uw actieplan voor het mbo waarin u spreekt over het professionaliseren van docenten?2
Ik deel uw mening dat het zorgelijk is wanneer het aantal bevoegde leraren in het mbo afneemt. Het Kabinet streeft er daarom naar dat alle in het mbo werkzame leraren benoembaar zijn en binnen twee jaren hun bevoegdheid behalen, indien nog niet behaald. Uit de arbeidsmarktanalyse van het SBO blijkt dat 11% van de docenten in het mbo onbevoegd is. Hieronder bevinden zich ook zij-instromers. Zij zijn benoembaar op basis van de Wet educatie beroepsonderwijs, maar moeten binnen een periode van twee jaren hun bevoegdheid hebben behaald. Deze mensen hebben met hun praktijkkennis een grote toegevoegde waarde voor het mbo. Ruim 50% van de leraren in het mbo komt vanuit het bedrijfsleven of de zorgsector. Deze route is dus van groot belang voor een voldoende aantal leraren in het mbo. Ik richt mij bij deze groep op het verbeteren van de trajecten die leiden tot het pedagogisch-didactisch getuigschrift, dat de zij-instromers moeten behalen.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat driekwart van de docenten in het mbo zonder lesbevoegdheid, geen opleiding volgt om alsnog de vereiste papieren te halen? Zo neen, welke waarde hecht u aan een de bevoegdheid van docenten in het mbo?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 3.
Bij welk percentage leraren in het mbo met een lesbevoegdheid bent u tevreden over het opleidingsniveau van het docentencorps? Welke concrete doelstelling voor de komende twee jaar stelt u zichzelf?
In principe dient iedere leraar bevoegd te zijn, maar er zal, zeker in het mbo, altijd een percentage leraren bezig zijn die bevoegdheid te halen. Want zoals eerder genoemd in het antwoord op vraag 3 heeft het percentage onbevoegden met name betrekking op zij-instromers die bezig zijn met het behalen van hun pedagogisch-didactisch getuigschrift.
Welk budget is exact beschikbaar om onbevoegde leraren in het mbo aan een lesbevoegdheid te helpen, nadat andere prioriteiten voor het mbo hiervan zijn afgetrokken? Hoeveel opleidingen om een lesbevoegdheid te halen kunnen daarvan betaald worden?
Hiervoor is geen afzonderlijk budget beschikbaar. De middelen voor om-, na- en bijscholing maken deel uit van de lumpsum. Dit kabinet investeert daarbovenop € 150 mln structureel voor professionalisering van onderwijspersoneel in po, vo en mbo.
Het bericht dat de minister en zijn voorgangers een Europese tik op de vingers hebben gekregen |
|
Henk van Gerven |
|
Leers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat u en uw voorgangers door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) op de vingers zijn getikt wegens te hoge drempels die worden opgeworpen voor vreemdelingen die een verblijfsvergunning willen aanvragen?1
De desbetreffende uitspraak heeft betrekking op het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel voor een nationale instantie voor een bijstandsgerechtigde. Naar aanleiding van deze uitspraak ben ik dan ook niet voornemens om de hoogte van de leges in zijn algemeenheid aan te passen. U zult op korte termijn worden geïnformeerd over de wijze waarop ik gevolg zal geven aan de uitspraak van het EHRM.
Heeft deze uitspraak gevolgen voor de hoogte van de leges die worden geheven voor de aanvraag van reguliere verblijfsvergunningen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van de bevinding van het EHRM dat Nederland het burgers onmogelijk maakt om aanspraak te maken op grondrechten, zoals het recht op respect voor het gezinsleven?
Het EHRM spreekt zich uit over het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel voor een nationale instantie in deze concrete casus. Ik beraad mij nog op de wijze waarop ik gevolg zal geven aan de uitspraak van het EHRM.
Welke stappen gaat u ondernemen indien volgende week blijkt dat ook het Hof van Justitie van de EU van mening is dat de Nederlandse leges te hoog zijn?
Ik vind het niet verstandig om te speculeren over de mogelijke uitkomst van deze procedure en wacht derhalve de uitspraak af.
Zijn er lidstaten die gemiddeld gezien hogere leges heffen voor reguliere vergunningaanvragen dan Nederland? Kunt u hier een vergelijking van overleggen tussen de EU-landen?
Vergeleken met andere lidstaten zijn de leges voor gezinsmigratie in Denemarken en voor kennismigratie in het Verenigd Koninkrijk enigszins met die in Nederland vergelijkbaar. Deze lidstaten zijn echter niet gebonden aan EU-richtlijnen op het gebied van reguliere migratie.
Wanneer het gaat om de ons omringende landen kan ik u het volgende meedelen. In België bedragen de leges, ongeacht het verblijfsdoel, ongeveer € 20. Dit bedrag kan per gemeente verschillen.
In Duitsland bedragen de leges voor een aanvraag om een vergunning met een geldigheidsduur tot één jaar € 100 en met een geldigheidsduur van meer dan een jaar € 110, ongeacht het verblijfsdoel, In Frankrijk bedragen de leges voor een aanvraag om een verblijfsvergunning voor studie € 77, en voor arbeid en voor gezinsmigratie € 368. Voor een meereizend kind geldt een legestarief van € 135.
In Zweden bedragen de leges voor een aanvraag om een verblijfsvergunning voor studie € 110, voor gezinsmigratie € 165 (kinderen betalen de helft) en voor arbeid € 220. 2
De nieuwe dienstregeling van de Nederlandse Spoorwegen die afgelopen december in werking is getreden |
|
Charlie Aptroot (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u, evenals de leden van de VVD-fractie, klachten ontvangen over overvolle treinen op met name het traject Amsterdam–Den Haag–Rotterdam?
Het is mij bekend dat er klachten zijn over volle treinen, ondermeer bij NS, en bij Rover (deze reizigersorganisatie heeft er een speciaal meldpunt voor ingericht).
Heeft u, evenals de leden van de VVD-fractie daarnaast klachten ontvangen dat op het traject Amsterdam–Den Haag–Rotterdam (via Schiphol) sprake is van veel vertraging?
Nee, die heb ik niet ontvangen.
Klopt het dat in de nieuwe NS-dienstregeling, los van de Fyra, minder Intercity’s rijden tussen Amsterdam CS en Den Haag/Rotterdam via Schiphol?
Ja, dat klopt. NS heeft mij toegelicht dat de Intercity’s tussen Amsterdam CS en Den Haag/Rotterdam nu via Haarlem rijden. De Intercity’s uit Lelystad en Almere rijden hiervoor in de plaats nu via Schiphol rechtstreeks naar Den Haag CS.
Klopt het dat er in de nieuwe dienstregeling ook sprake is van verminderde in- en overstapmogelijkheden voor reizigers met de Sprinters?
Nee.
Bestaat er een verband tussen deze maatregelen en het feit dat het gebruik van de Fyra tegenvalt? Is er sprake van het bewust verminderen van de dienstverlening op het hoofdspoor om zo reizigers te dwingen gebruik te gaan maken van de duurdere Fyra?
Nee, dat verband bestaat volgens NS niet. NS licht toe dat de reden voor dit deel van de aanpassing van de dienstregeling is dat de nieuwe Fyra-treindienst in combinatie met het treinaanbod zoals NS dat in voorgaande jaren reed, niet past op de totaal beschikbare infrastructuur. Er zullen dus aanpassingen moeten plaatsvinden. Omdat er tussen NS en de Staat contractafspraken zijn gemaakt over reistijden en liggingen wat betreft het Fyra-aanbod, moet NS het overige treinaanbod aanpassen. NS verwacht dat steeds meer reizigers zullen kiezen voor de snelle, iets duurdere Fyra-treindienst over de HSL. Dit betreft voor een deel nieuwe klanten, maar zeker ook voor een groot deel bestaande klanten. Die bestaande klanten reizen niet langer met «gewone» NS-treinen vanuit Amsterdam CS via Schiphol naar Rotterdam en v.v.
NS heeft daarom een treindienst ontwikkeld over de Oude Lijn1, waarbij deels nieuwe markten aangeboord worden met nieuwe rechtstreekse verbindingen en deels huidige markten worden bediend. Het totale aanbod is een forse wijziging waarbij naar de inschatting van NS veel klanten een verbetering ervaren en inderdaad ook sommige klanten een verslechtering ervaren. Per saldo is het volgens NS voor de reizigers een verbetering. Bovendien wordt de infrastructuur (zowel het hoofdrailnet als de HSL-Zuid) op deze manier optimaal benut.
NS is dus niet bezig met het bewust verminderen van de dienstverlening op het hoofdspoor om zo reizigers te dwingen gebruik te gaan maken van de duurdere Fyra.
Overigens heeft de NMa een signaal ontvangen over deze situatie. Zij beraadt zich nog op de kwestie. Mocht de NMa tot het oordeel komen dat er sprake is van het door NS bewust verminderen van de dienstverlening op het hoofdspoor om zo reizigers te dwingen gebruik te gaan maken van de duurdere Fyra, dan zal ik mij daar uiteraard rekenschap van geven.
Is al bekend of de nieuwe dienstregeling op het traject Amsterdam–Den Haag–Rotterdam (via Schiphol en via Haarlem) meer of minder vertraging tot gevolg heeft? Om hoeveel meer of minder vertraging gaat het en wat is de oorzaak?
Dit is mij niet bekend.
Wanneer kan de Kamer een evaluatie van de nieuwe dienstregeling tegemoet zien?
Zoals bekend is het maken van de dienstregeling de verantwoordelijkheid van NS. De dienstregeling behoeft niet mijn instemming. Ik toets alleen of de dienstregeling voldoet aan enkele voorschriften in de vervoerconcessie. Ik heb geen plannen voor een evaluatie van de nieuwe dienstregeling.
Overigens bekijkt NS in de eerste periode na de invoering van elke nieuwe dienstregeling nauwkeurig en intensief of zich structurele problemen voordoen; dit om zo nodig meteen te kunnen bijsturen. NS heeft inmiddels een aantal maatregelen getroffen om enkele problemen met de nieuwe dienstregeling op te lossen2.
De berichtgeving over ernstige huurbetalingsproblemen in Breda |
|
Hans Spekman (PvdA), Jacques Monasch (PvdA) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat één op de vijf huurders in Breda ernstige betalingsproblemen heeft1? Zo ja, herkent u dit beeld in meer gemeenten wat betreft grote groepen huurders die in betalingsproblemen komen met hun huur?
Het artikel in BN DeStem is gebaseerd op een onderzoek van het RIGO dat drie Bredase woningcorporaties hebben laten uitvoeren. Het betreft een herziene versie van een onderzoek dat in 2010 werd uitgevoerd. Het onderzoek vergelijkt de totale woonlasten van huurders met een op basis van cijfers van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) geconstrueerde woonquote.
Deze cijfers die uit deze vergelijking voortkomen acht ik niet zorgwekkend. Deze cijfers zeggen namelijk alleen iets over de woonlasten op basis van door RIGO gehanteerde kerncijfers. In het onderzoek is niet gekeken naar daadwerkelijke woonlasten en inkomens. Het betekent niet automatisch dat de betrokken huishoudens uit het onderzoek daadwerkelijk moeite hebben met het betalen van woonlasten. Het wil dus ook niet zeggen dat iedere huurder die eventueel moeite heeft met het betalen van de woonlasten een betalingsachterstand heeft.
Ook in andere steden (Tilburg, Roosendaal en Den Bosch) zijn dergelijke onderzoeken uitgevoerd. Het onderzoek uit Tilburg is u al eerder toegezonden (Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 XVIII, 67).
Bent u van mening dat deze cijfers zorgwekkend zijn en dat ze aangeven dat veel huurders kennelijk aan of over het maximum van een betaalbare huur zijn geraakt?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt de betalingsproblematiek van deze huurders zich tot de verhoging van de huren met maximaal € 120 per maand in 140 gemeenten? Bent u van mening dat door deze betalingsproblemen mensen nog minder bereid zullen zijn om te verhuizen naar een andere woning door uw huurbeleid?
Per 1 oktober 2011 is het Besluit huurprijzen woonruimte gewijzigd waar het gaat om het woningwaarderingsstelsel (WWS). Hierdoor kunnen voor woningen in het schaarstegebied maximaal 25 extra WWS-punten worden toegekend. Deze extra punten leiden wel tot meer huurruimte maar zullen zeker niet bij nieuwe huurders per definitie leiden tot huren die € 120 hoger zijn.
Het feit, dat betalingsproblematiek van huurders de aandacht heeft van corporaties rechtvaardigt de verwachting, dat corporaties niet zondermeer zullen overgaan tot benutting van de extra huurruimte die voortkomt uit de maximaal 25 extra WWS-punten. Ik ben dan ook niet van mening dat de maximaal 25 extra WWS-punten zullen leiden tot betalingsproblemen waardoor mensen nog minder bereid zullen zijn om te verhuizen naar een andere woning.
Ik teken daarbij aan, dat de gemeenten Breda, Tilburg en Roosendaal niet behoren tot het schaarstegebied waarvoor de maximaal 25 extra WWS-punten gelden.
Daarbij kan worden opgemerkt dat alle drie betrokken Bredase corporaties, blijkens de Analyse CFV 2011 «Corporatie in Perspectief», gemiddeld een huurprijs hanteren die rond de 70% is van hetgeen wettelijk mogelijk is.
Deelt u de constatering dat de kabinetsmaatregelen de betalingssituatie van deze huurders verder onder druk zullen zetten? Zo ja, welke inzet mag van u verwacht worden om dit te voorkomen?
Nee. De kabinetsmaatregelen zullen juist leiden tot meer ruimte voor de lagere inkomens. Zo leidt de toewijzingsnorm van € 33 000 voor corporaties er in het algemeen toe dat zij die huishoudens bedienen die primair zijn aangewezen op een sociale huurwoning. Dit vergroot de slaagkansen voor die groep. Voorts voert dit kabinet een inflatievolgend huurbeleid. Uitzondering hierop is de maatregel van de huurverhoging van maximaal inflatie +5% voor huurders met een inkomen van meer dan € 43 000. Deze maatregel levert een bijdrage aan de doorstroming van deze huurders op de huurmarkt, waardoor verhuurders deze woningen voor de lagere inkomensgroepen beschikbaar kunnen stellen.
Bent u bereid de bezuinigingen van dit kabinet op de huurtoeslag te heroverwegen, aangezien dit veel van deze mensen nog harder zal raken?
Ik ben hiertoe niet bereid, aangezien deze bezuinigingen noodzakelijk zijn om tekorten op de huurtoeslagbegroting te dekken. Alternatieve dekking hiervoor is binnen de begroting van mijn departement niet voorhanden. Gezien de hiervoor beschreven kabinetsmaatregelen acht ik deze heroverweging evenmin noodzakelijk.
Identiteitsfraude op sociale media |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Deelt u de zienswijze dat het aannemen van andermans identiteit op sociale media mogelijk grote schadelijke gevolgen kan hebben?1 Deelt u de mening dat het niet altijd eenvoudig en snel te regelen is het gebruik van eigen naam door een ander te doen stoppen?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen van de leden Elissen en Van Bemmel (ingezonden 12 januari 2012, kenmerk 2012Z00281*).
Ik beschik niet over een overzicht van de manier waarop en de snelheid waarmee sociale mediasites reageren op verzoeken om het gebruik van de eigen naam door een ander te doen stoppen.
Welke mogelijkheden heeft een gedupeerde, van wie de identiteit wordt gebruikt door anderen op bijvoorbeeld Twitter of Facebook, in het civiele recht om de identiteitsfraudeur aan te spreken?
Voorop staat dat een gedupeerde de sociale mediasite kan verzoeken het gebruik van de eigen naam door een ander te doen stoppen door het nepaccount af te sluiten. Alle bekende sociale mediasites beschikken daartoe over een misbruikregeling. Een consument moet ervan uit kunnen gaan dat die wordt toegepast als er een beroep op wordt gedaan. Als dat traag of niet gebeurt, kan hij het bedrijf daarop aanspreken.
Wat effectief zou kunnen zijn totdat het nepaccount is gesloten, is dat de gedupeerde via dezelfde sociale mediasite duidelijk maakt dat het desbetreffende account niet van hem is en een nepaccount betreft.
Een gedupeerde die door het gebruik van zijn identiteit door een ander aantoonbare schade heeft geleden, kan degene die zijn identiteit heeft gebruikt civielrechtelijk aansprakelijk stellen wegens het plegen van een onrechtmatige daad (artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek). Deze mogelijkheid is echter in de praktijk beperkt omdat het voor de gedupeerde doorgaans moeilijk of onmogelijk zal zijn de identiteit van de gebruiker van zijn naam te achterhalen.
Het openbaar ministerie en uiteindelijk de rechter zullen per geval moeten beoordelen of sprake is van strafbaar gedrag. Als het gebruiken van de identiteit van de ander bijvoorbeeld leidt tot het vermoeden van bedreiging van die ander, kan een op die bedreiging gericht strafrechtelijk onderzoek worden gestart op grond van artikel 284 en volgende van het Wetboek van Strafrecht. Ook dan kan het, ondanks de opsporingsbevoegdheden die kunnen worden ingezet, problematisch zijn om de identiteit van de pleger te achterhalen. Ik verwijs voor een toelichting naar mijn antwoord op vragen 4 tot en met 6.
Welke mogelijkheden biedt het strafrecht? Indien er geen sprake is van oplichting, valsheid in geschrifte, smaad of enig ander artikel uit het Wetboek van Strafrecht, maar deze identiteitsfraude wel overduidelijke schadelijke gevolgen of dreiging met zich meebrengt, hoe is hier dan tegen op te treden?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn deze mogelijkheden naar uw mening voldoende of schieten deze tekort?
Ik heb de indruk dat deze mogelijkheden voldoende zijn. Ik verwijs in dit verband ook naar mijn antwoord op de eerder genoemde vragen van de leden Elissen en Van Bemmel, waarin ik heb toegelicht waarom ik de voorgestelde strafbaarstelling niet onderschrijf. Daar komt bij dat de handhaafbaarheid en daarmee de effectiviteit van de voorgestelde strafbepaling gering zal zijn gezien de anonimiteit waarmee op het internet geopereerd kan worden. Als een sociale mediasite niet vereist dat de aanmaker van een account persoonsgegevens invoert en/of die persoonsgegevens niet verifieert, zal door opsporingsdiensten gerechercheerd moeten worden om de identiteit van die persoon te achterhalen. Als de bedrijven achter de sites in het buitenland gevestigd zijn, zal dat moeten gebeuren door middel van een rechtshulpverzoek. Nederland kan in het buitenland gevestigde bedrijven niet verplichten mee te werken aan het onthullen van de identiteit van de aanmaker van het account. Dat kan alleen het land van vestiging als het daartoe een wettelijke plicht heeft gecreëerd. Naar mijn verwachting valt van de inzet van het strafrecht kortom geen adequate oplossing te verwachten om het gebruik van andermans naam op sociale mediasites te stoppen.
Hij die zich wederrechtelijk de unieke identiteit van een persoon toe-eigent, deze identiteit digitaal of anderszins misbruikt door deze als echt en onvervalst te gebruiken, te doen gebruiken, te exploiteren, te doen exploiteren, digitaal of anderszins, met welk oogmerk dan ook, wordt, als schuldig aan diefstal van identiteit, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie» (Bénédicte Ficq)
Ziet u aanleiding maatregelen te nemen? Zo ja, welke? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u van het voorstel van Bénédicte Ficq om het strafbaar te stellen zich op sociale media uit te geven onder de naam van iemand anders? Wat is uw reactie op het voorstel voor een nieuw artikel 310a in het Wetboek van Strafrecht van Bénédicte Ficq?2 Kunt u in uw antwoord eveneens ingaan op de handhaafbaarheid van een dergelijk voorstel en de verplichting van sociale media, zoals Twitter en Facebook, mee te werken aan het onthullen van de identiteit?
Zie antwoord vraag 4.
Het gesteggel rond de financiering van de extra ambulance op de Kop van Walcheren en het geboortecentrum in Vlissingen |
|
Nine Kooiman , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat er nog steeds gesteggel is rond de financiering van de extra ambulance op de Kop van Walcheren en het geboortecentrum in Vlissingen?1
Op 10 februari 2012 heeft de NZa besloten om het budget van Connexxion Ambulancezorg met terugwerkende kracht per 1 januari 2011 te verhogen. Van betrokken partijen heb ik begrepen dat het geboortecentrum behouden blijft.
Blijf u nog steeds bij uw eerdere mening: «In het licht van de zeer specifieke situatie ter plaatse zoals de geografie, de bevolkingsdichtheid en de spreiding van de ziekenhuislocaties vind ik het ongewenst als deze ambulance zou verdwijnen»? Zo nee, wat is er plotseling veranderd aan de zeer specifieke situatie op de Kop van Walcheren?2
Zie antwoord vraag 1.
Hoe is het mogelijk dat er wordt gesteggeld tussen uw ministerie, de zorgverzekeraars en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over de financiering van de ambulancepost, terwijl u in uw brief van februari 20112 vermeldt reeds extra middelen ter beschikking te hebben gesteld voor een structurele financiering van deze ambulance? Kunt u uitleggen hoe het geld dat u reeds in het voorjaar van 2011 ter beschikking heeft gesteld wordt besteed?
De aanvraag van RAV Zeeland bij de NZa dient te worden beoordeeld tegen de achtergrond van het beleid van de NZa. Gezien het unieke karakter van de situatie in Zeeland en van het verzoek om dit specifieke budget te verhogen was het voor de NZa zaak om zorgvuldig te werk te gaan. Daar komt bij dat het even duurde voordat de NZa de juiste informatie boven tafel kreeg van de betrokken partijen.
Erkent u dat u politiek verantwoordelijk bent voor de NZa? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is het mogelijk dat een jaar nadat u de NZa heeft verzocht om de door u ter beschikking gestelde middelen toe te voegen aan het budget van de Regionale Ambulance Voorziening Zeeland (RAVZ), de NZa uw verzoek nog niet heeft uitgevoerd?3
Ik ben politiek verantwoordelijk voor het functioneren van de NZa als geheel. In haar oordeelsvorming is de NZa echter onafhankelijk. Zoals gezegd heeft de Nza op basis van haar eigen oordeel besloten het budget van Connexxion met terugwerkende kracht per 1 januari 2011 te verhogen.
Indien de NZa weigert aan uw verzoek te voldoen, bent u dan bereid een aanwijzing te geven of op andere wijze een einde te maken aan de onzekerheid over financiering van de ambulance op de Kop van Walcheren, conform de wens van de Kamer? Zo nee, waarom niet?4
Zie mijn antwoord op vragen 1 en 2.
Wat is de rol van de verzekeraars in de discussie over financiering van de ambulancepost? Wilt u uw antwoord toelichten?
De verzekeraars dienen aan hun wettelijke zorgplicht in de regio te voldoen en dienen hiervoor over voldoende budget te beschikken. In de discussie over de financiering van de extra ambulancepost op de kop van Walcheren is de verzekeraar verzocht informatie te verschaffen over de vraag in hoeverre de zorgplicht in het gedrang zou komen bij uitblijven van de extra financiering.
Erkent u dat, naast de extra ambulance, ook het geboortecentrum Walcheren in Vlissingen deel uitmaakt van een geheel aan afspraken ter behoud van de geboortezorg op Walcheren ondanks de concentratie van acute verloskundige zorg in Goes? Zo ja, hoe ziet u erop toe dat deze afspraken worden nagekomen? Zo nee, waarom niet?
Ja, het geboortecentrum is een belangrijke schakel in de geboortezorg op Walcheren. Het is aan de zorgaanbieders en verzekeraar in de regio om te borgen dat de afspraken worden nagekomen. Zoals overal in Nederland houdt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ook in deze regio toezicht op de kwaliteit en bereikbaarheid van de verloskundige zorg.
Hoe verhouden uw beleidsdoelstellingen «zorg dichtbij» en «keuzevrijheid» zich tot het mogelijk verdwijnen van het geboortecentrum, waardoor vrouwen van Walcheren uitsluitend nog in Goes terecht kunnen om te bevallen, aangezien thuisbevallingen in een deel van Walcheren niet meer mogelijk zijn na het sluiten van de afdeling gynaecologie in Vlissingen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Hoe beoordeelt u het gedrag van zorgverzekeraar CZ die, nu de buit van concentratie van de ziekenhuizen en verloskunde binnen is, in strijd met het akkoord met verloskundigen de stekker uit het Geboortecentrum Walcheren dreigt te trekken? Wilt u uw antwoord toelichten?
Aangezien de toestroom van patiënten relatief gering is zijn er afspraken gemaakt tussen CZ, stichting STBN (eigenaar van het geboortehuis) en de verloskundigen betreffende de doelmatigheid van het geboortehuis. Onderdeel van deze afspraken is dat CZ, gezien het belang dat zij hecht aan het geboortehuis, hiervoor extra geld ter beschikking stelt.
Op grond waarvan acht zorgverzekeraar CZ het geboortecentrum niet rendabel? Is dit op basis van volumenormen? Zo ja, hoe kunt u volhouden te streven naar «zorg dichtbij» als in het hele land ziekenhuizen en afdelingen worden gesloten louter omdat er in het verzorgingsgebied te weinig mensen wonen naar de smaak van de zorgverzekeraar? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid maatregelen te treffen zodat het Geboortecentrum Walcheren open kan blijven? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Het bericht dat banken weigeren om tweeverdieners met een modaal inkomen een hogere hypotheek te verstrekken |
|
Roland van Vliet (PVV), Eric Lucassen (PVV), Teun van Dijck (PVV) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Streep door versoepeling hypotheek tweeverdieners»?1
Ja.
Klopt het dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) de nieuwe hypotheekregels, zoals opgesteld door het NIBUD, niet overneemt en dit in een brief aan alle hypotheekverstrekkers heeft kenbaar gemaakt? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen? Wat is de inhoud van de brief?
De AFM heeft inderdaad gecommuniceerd in een brief richting kredietverstrekkers dat zij vindt dat de verruiming voor tweeverdieners met een modaal tot anderhalf keer modaal inkomen kan leiden tot een onacceptabele verlaging van de reserves voor deze huishoudens. De AFM geeft aan in de brief dat banken er niet op voorhand vanuit kunnen gaan dat een verruiming van de leencapaciteit als verantwoorde kredietverstrekking zal worden gezien. Door de oorspronkelijke systematiek toe te passen lopen kredietverstrekkers dit risico niet, volgens de AFM. De AFM geeft daarbij aan dat als het in individuele gevallen toch verantwoord lijkt de geldende ruimere norm te hanteren, dat dit wel mogelijk is. Dan zou de hypotheek onder bijvoorbeeld de kwalitatieve uitzonderingsmogelijkheid in de gedragscode toch verstrekt kunnen worden. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 6 van het lid Blanksma.
Deelt u de mening dat de AFM moet toezien of de regels worden nageleefd en niet bepaalt hoeveel iemand maximaal mag lenen? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat banken die de nieuwe regels naleven worden gesanctioneerd?
Ja, de AFM ziet toe en mag daarbij aangeven wat zij wel of niet verantwoord acht. Dit kan vanwege de open norm voor verantwoorde kredietverstrekking. Zie ook het antwoord op vraag 4 van het lid Blanksma.
Deelt u de mening dat toezichthouders, zoals de AFM en de Nederlandsche Bank (DNB), zich terughoudend moeten opstellen met betrekking tot de woningmarkt en hypotheekverstrekking2, daar dit de onrust op de huizenmarkt verder aanwakkert, terwijl het kabinet er juist alles aan gelegen is deze rust terug te brengen? Hoe gaat u DNB en de AFM hierop aanspreken?
Het staat de AFM en DNB als onafhankelijk toezichthouder vrij om zich uit te spreken over de woningmarkt. Zij dienen daarbij uiteraard wel de bestaande wet- en regelgeving te respecteren.
Het artikel 'Man steekt twee agenten in gezicht' |
|
Lilian Helder (PVV), Hero Brinkman (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Man steekt twee agenten in gezicht»?1
Ja.
Klopt het dat een 37-jarige man twee agenten in het gezicht heeft gestoken en een derde agent een kopstoot heeft gegeven?
Ja.
Deelt u de mening dat deze delicten, gezien de ernst van de gepleegde feiten, hard bestraft moeten worden, zeker gezien de overheidscampagne om geweld tegen hulpverleners tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Geweld tegen mensen in een publieke functie, zoals de agenten in deze kwestie, kan niet getolereerd worden. Zij moeten hun werk op een veilige wijze kunnen uitvoeren. Het Openbaar Ministerie eist in voorkomend gevallen, waaronder in deze casus, een verhoging van 200% bovenop de gebruikelijk gevorderde strafeis.
Kunt u garanderen dat deze dader tot aan zijn veroordeling in voorlopig hechtenis blijft? Zo ja, kunt hij daar persoonlijk op toezien?
De verdachte is in bewaring gesteld en is op 25 januari jongstleden voor de Raadkamer verschenen. De officier van justitie heeft verzocht om de voorlopige hechtenis te laten voortduren totdat de zaak ter zitting behandeld wordt. De Raadkamer heeft besloten de voorlopige hechtenis met 90 dagen te verlengen. Omdat de datum waarop de zaak ter zitting behandeld wordt nog niet bekend is kan ik niet met zekerheid zeggen dat de voorlopige hechtenis tot dan zal voortduren.
Hoe gaat u er voor zorgen dat de urgentie bij het Openbaar Ministerie en rechterlijke macht doordringt omtrent delicten zoals deze tegen gezagsdragers zodat dit delict streng bestraft zal worden?
Zoals bekend zijn per 31 december 2010 de strafvorderingsrichtlijnen van het Openbaar Ministerie (OM) nog verder verhoogd voor zaken van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak. Jaarlijks wordt bijgehouden in hoeverre rechters deze hogere strafeisen van het OM volgen. De cijfers over 2010 tonen aan dat de hoogte van de gemiddelde opgelegde straf 93% was van de hoogte van de gemiddelde strafeis van het OM. Dit is een duidelijke aanwijzing dat OM en rechters het belang van strengere straffen in dergelijke zaken inzien. De Raad voor de rechtspraak is op mijn verzoek een onderzoek gestart naar de cijfers over 2011. Hierbij wordt zowel onderzocht in hoeverre het OM in de praktijk de richtlijnen volgt als in hoeverre de rechters deze eisen volgen. Ik heb uw Kamer toegezegd de resultaten van dit onderzoek voor de zomer van 2012 toe te zenden.
Kunt u garanderen dat deze dader geen taakstraf maar een lange gevangenisstraf zal krijgen? Kunt u er zorg voor dragen dat de taakstraf als hoofdstraf wordt afgeschaft? Zo nee, waarom niet?
Het is aan het OM om, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, te bepalen welke straf wordt geëist, en aan de rechter om te bepalen welke straf wordt opgelegd.
Wat betreft het afschaffen van de taakstraf als hoofdstraf is het kabinet van mening dat de taakstraf in het sanctiestelsel behouden moet blijven. De taakstraf is effectief waar het gaat om het voorkomen van recidive. Wel acht het kabinet een taakstraf ongeschikt voor de bestraffing van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven. De legitimiteit van en het maatschappelijk draagvlak voor taakstraffen worden ondergraven als taakstraffen worden opgelegd voor dergelijke ernstige misdrijven. Het kabinet streeft daarom naar een duidelijke positionering van de taakstraf als passende straf voor plegers van naar verhouding lichtere delicten. De wettelijke regeling die de mogelijkheden beperkt om een taakstraf op te leggen voor dergelijke misdrijven is onlangs van kracht geworden. Bij de evaluatie van deze wetswijziging zal de vraag worden betrokken of de taakstraf, in plaats van een hoofdstraf, een bijkomende straf zou moeten worden.
De vertraging en het nut van een Nationaal Noodnet voor communicatie bij rampen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Opnieuw vertraging noodnet» en «Het nut van noodnet»?1
Bij mij is bekend het artikel «Rampennet loopt weer bijna jaar vertraging op» uit het Nederlands Dagblad van 11 januari 2012.
Is het waar dat er met het in gebruik nemen van een nieuw nationaal noodnet sprake is van een vertraging? Zo ja, wanneer had volgens het oorspronkelijke plan het systeem operationeel moeten zijn en wanneer zal het naar verwachting daadwerkelijk operationeel zijn? Zo nee, wat is er dan niet waar aan dat bericht?
De uitrol van de opvolger van het Nationaal Noodnet (NN), de Noodcommunicatievoorziening (NCV), is gestart in het najaar van 2010. Zoals aan de Kamer is gemeld in de 3e brief Nationale Veiligheid (TK 2009–2010 30 821, nr. 10) is de NCV met ingang van 1 mei 2011 operationeel en bruikbaar voor de gemigreerde gebruikers. Gedurende de migratie van gebruikers van NN naar NCV blijft ook het oude NN in functie.
Verwacht werd dat de meeste gebruikers van het NN na het in gebruik nemen van NCV op korte termijn opdracht zouden geven voor migratie naar de NCV. In de praktijk blijkt de migratie meer tijd te kosten. Een groot aantal gebruikers benut de beëindiging van de overeenkomst met het NN om een zorgvuldige heroverweging te maken en de vraag te beantwoorden welke partijen moeten worden aangesloten. Daarnaast zijn voorgenomen herindelingen van gemeenten en plannen ten aanzien van samenvoegen van meldkamers aanleiding om geen overhaaste beslissing te nemen. Ook waren er veel vragen over, met name de extra functionaliteiten die in de NCV beschikbaar zijn. Al deze factoren zijn redenen waarom de migratie trager op gang gekomen is. De noodcommunicatievoorziening is echter niet in gevaar gekomen omdat het NN nog functioneert.
De Kamer is niet eerder geïnformeerd omdat er sinds de ingebruikneming van de NCV geen sprake is van beschikbaarheidverlies van functionaliteit van de noodcommunicatie en er geen sprake is van enige verhoging van de kosten. Het beeld dat geschetst wordt in het artikel in het Nederlands Dagblad komt dan ook niet overeen met het beeld en de feiten waarover ik beschik.
Wat is de oorzaak of wat zijn de oorzaken van de bovengenoemde vertraging?
Zie antwoord vraag 2.
Had de Kamer al eerder op de hoogte kunnen zijn van deze vertraging? Zo ja, op welke wijze?
Zie antwoord vraag 2.
Welke betrokken bedrijven en/of overheidsinstanties zijn betrokken bij de aanleg en het in gebruik nemen van het nieuwe noodnet? Wat is de rol van deze partijen bij de ontstane vertraging?
De minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor de continuïteit van de crisisbeheersing. Communicatie is hierbij een essentieel onderdeel en wordt sinds 1991 gegarandeerd door middel van het NN. KPN, de beheerder van het NN, heeft echter aangegeven dat dit netwerk op termijn niet in stand kan worden gehouden, vanwege veroudering en het ontbreken van geschikte onderdelen. Om die reden heeft het ministerie van VenJ, na een Europese aanbesteding, aan KPN opdracht gegeven om een opvolger te realiseren en in stand te houden in de vorm van een dienst. Tot het moment waarop de laatste NN-gebruiker is gemigreerd zal het NN operationeel blijven.
De gebruikers van de dienst zijn klant van KPN. Hoewel de minister van Veiligheid en Justitie de zorg draagt voor de voorziening, zijn -evenals bij het «oude» NN- de beoogde gebruikers zelf verantwoordelijk om zich aan te sluiten. Conform de toezegging tijdens het overleg van 8 februari 2012 inzake de wijziging van wet Veiligheidsregio’s, in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid, zal ik u de Tweede Kamer nader informeren over het beheer de monitoring en de uitvoering van verschillende ICT-projecten. Ik zal het noodnet hierin meenemen.
Er is geen sprake van een verplichting. De gebruikers van het NN zijn herhaaldelijk schriftelijk attent gemaakt op de beschikbaarheid van de NCV en gestimuleerd om over te stappen naar deze dienst. De migratie van alle aansluitingen blijkt langer te duren dan ik gewenst acht en om die reden heb ik er samen met KPN, als beheerder van zowel het oude – als nieuwe netwerk, voor gekozen om vanaf 1 januari 2012 dezelfde werkwijze te hanteren als bij de ontmanteling van de centrale in Groningen (zie ook het antwoord op vraag 7). Gebleken is dat dit een goede aanpak is die snel tot resultaat leidt.
Welke bewindspersoon is verantwoordelijk voor de aanleg en het in gebruik nemen van het nieuwe noodnet? Wat heeft deze bewindspersoon gedaan om er voor te zorgen dat het noodnet wel op tijd in gebruik zou zijn genomen en waarom is die bewindspersoon daarin niet geslaagd?
Zie antwoord vraag 5.
Is het waar dat alleen Groningen en Drenthe overgezet zijn naar het nieuwe noodnetsysteem? Zo ja, wanneer volgt de rest van het land en hoe kunnen zij met andere delen van het land als zij moeten terugvallen op het oude systeem? Zo nee, wat is de stand van zaken dan wel?
Nee.
Voor de gebruikers in Groningen en Drenthe geldt dat zij in december 2011 moesten worden overgezet naar de nieuwe NCV. De reden hiervoor is dat het beschermd onderkomen (bunker) waar de NN-centrale was geplaatst, vanwege sloop moest worden verlaten.
Voor alle huidige gebruikers geldt dat zij vanaf het moment dat de NCV beschikbaar was, hun oude NN-aansluiting konden migreren naar de NCV. Een gedeelte daarvan heeft hiervoor inmiddels opdracht gegeven. Doordat beide systeem tijdens de migratieperiode met elkaar zijn gekoppeld, kunnen NN-gebruikers zonder problemen communiceren met gebruikers die zijn overgaan op de NCV.
Begin januari 2012 is 26% van de (5560) NN-aansluitingen gemigreerd of is hiervoor opdracht ontvangen. Van 14% van de aansluitingen is het abonnement opgezegd. Via een strakke planning die gebaseerd op de migratie van aansluitingen per NN-centrale (bunker) zullen in 2012 de overige aansluitingen worden gemigreerd.
Hoe vaak is het oude nu nog bestaande noodnet sinds de ingebruikneming daarvan gebruikt?
Nederland kent gelukkig weinig rampen waarbij eveneens de openbare telefoonvoorzieningen niet te gebruiken zijn. Op grote schaal is het NN dan ook weinig ingezet. Sinds 2004 is het NN op kleinere schaal gebruikt bij de politie-inval in het Haagse Laakkwartier (Hofstadgroep, november 2004) en de elektriciteitsuitval in de Bommelerwaard (december 2007). Dagelijks wordt het NN gebruikt om de mobiele 112-oproepen die standaard bij het KLPD binnenkomen door te verbinden met de regiomeldkamers. Ook het Hare Majesteitsnet is onderdeel van het NN en wordt dagelijks gebruikt.
Is er ooit met het oude systeem geoefend? Zo ja, wat was daarvan de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
Er wordt periodiek (4x per jaar) met het NN geoefend. Voorbeelden daarvan zijn oefening Verbindingen In Gemeenten En Provincies (VIGEP) waarmee de (nood)verbindingen tussen de crisiscentra van diverse organisaties wordt getest. Bij deze VIGEP-oefeningen is gebleken dat het NN aan de verwachtingen voldoet en zijn alle verbindingen zonder problemen tot stand gekomen.
Waaruit blijkt uit de praktijk van rampenbestrijding dat er behoefte is aan een noodnet?
De NCV zorgt ervoor dat bij verstoringen van de openbare voorzieningen toch nog communicatie mogelijk is tussen overheidsorganisaties onderling en met bedrijven die deel uitmaken van de vitale infrastructuur. Juist omdat het een «last resort» communicatievoorziening is, wordt er net als bij het eerdere Noodnet veel aandacht besteed aan de betrouwbaarheid en weerbaarheid tegen fysieke en niet fysieke dreigingen. Zo blijft het nieuwe netwerk beschikbaar als het gewone vaste telefoonverkeer tijdens een ramp uitvalt door overbelasting of stroomuitval.
Is het waar dat het nieuwe noodnet niet veel meer zal kunnen dan het oude, sterk verouderde systeem? Zo ja, waarom is er dan in de praktijk een nieuw systeem nodig? Zo nee, wat kan het nieuwe systeem dan meer dan het oude?
De NCV heeft meer functionaliteiten dan het oude NN. De primaire noodzaak voor vervanging van het Noodnet is gelegen in het feit dat de gebruikte apparatuur van het NN verouderd raakt en in de nabije toekomst onvoldoende onderhouden kan worden, bijvoorbeeld als gevolg van het ontbreken van reserveonderdelen.
Het nieuwe systeem is gebaseerd op IP-technologie. Dit systeem is na volledige ingebruikname ook geschikt voor email, mobiel gebruik, videoconferencing, internet, etc. Deze functionaliteiten komen beschikbaar nadat het gehele NN gemigreerd is.
Is het waar u te weinig heeft gedaan om het nieuwe systeem bij de gebruikers te promoten? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd? Zo nee, wat heeft u dan wel gedaan?
Zie antwoord op vraag 5 en 6
Deelt u de verwachting dat als gebruikers niet op het nieuwe systeem zitten te wachten, zij dan in het uitzonderlijke geval dat het systeem mogelijk gebruikt zou kunnen worden dat dan toch niet zullen doen? Zo ja, hoe gaat u met dit gegeven om? Zo nee, waarom niet?
Omdat het gebruik van de NCV niet verplicht is, kunnen gebruikers na de beëindiging van het NN kiezen voor de NCV of geen noodcommunicatie. Hoewel ik van mening ben dat een «last resort» voorziening noodzakelijk is om de continuïteit van de communicatie te garanderen (bijvoorbeeld bij langdurige stroomuitval), is en blijft het de eigen verantwoordelijkheid van gebruikers om aangesloten te zijn en hiervan in voorkomend geval gebruik te maken. Via diverse brieven heb ik mijn mening kenbaar gemaakt bij de veiligheidsregio’s en hun crisispartners. Ik merk hierbij op dat het merendeel van de gebruikers heeft aangegeven ook van de NCV gebruik te zullen gaan maken. Ik vertrouw er dan ook op dat de NCV in voorkomend geval daadwerkelijk gebruikt zal worden.
Lopen de kosten van het nieuwe noodnet door de opgelopen vertraging hoger op dan de genoemde 6,5 mln. euro? Zo ja, met hoeveel?
De kosten voor de begeleiding van de migratie zijn vast en bedragen EUR 155 per aansluiting. In deze kosten is voorzien en zijn voor rekening van het ministerie van VenJ. Er is geen sprake van toename van kosten indien de migratie langer duurt dan voorzien.
De kosten voor de realisatie van de nieuwe noodcommunicatievoorziening zijn voor rekening van KPN. Om KPN de mogelijkheid te bieden de kosten voor de NCV-dienst terug te verdienen, heeft de overheid zich contractueel verbonden met KPN gedurende 11,5 jaar.
Hoewel ik mij realiseer dat de NCV niet vaak ingezet zal (behoeven te) worden, biedt het kunnen beschikken hierover zekerheid voor de continuïteit van communicatie. Het ontbinden van de overeenkomst vind ik dan ook zeer ongewenst. Dit zou betekenen dat de continuïteit van de crisisbeheersing in gevaar komt bij uitval van de openbare telecommunicatievoorzieningen. Bovendien kan het aanzienlijke kosten tot gevolg hebben. De totale contractwaarde voor de basisaansluitingen bedraagt voor KPN circa EUR 34,5 mln.
Is het nog mogelijk om helemaal af te zien van een nieuw noodnet? Zo ja, op welke wijze en wat zouden daar de operationele en financiële gevolgen van zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
De zoveelste gewelddadige straatroof |
|
Lilian Helder (PVV), Joram van Klaveren (PVV), Hero Brinkman (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Leers |
|
Bent u bekend met het artikel «Clown Chipo lacht niet meer na overval bontkraagjes»?1
Ja.
In hoeverre heeft u, gezien de inmiddels structurele straatterreur door «bontkraagjes» in Utrecht, en het uitblijven van een keiharde aanpak van dit probleem, alle vertrouwen in PvdA-faalburgemeester Wolfsen verloren?
Het is primair aan de gemeenteraad om te oordelen over het functioneren van een burgemeester. Over de maatregelen die het kabinet neemt ter ondersteuning van burgemeesters bij de aanpak van problematische jeugdgroepen verwijs ik u naar het antwoord op eerdere vragen, bijvoorbeeld die van het lid Marcouch (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 812) of die van het lid Van Klaveren (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 398).
Deelt u de mening dat zware straffen, denaturalisatie en uiteindelijk uitzetting van criminelen met een dubbele nationaliteit de problemen met straatterreur in Utrechtse wijken bijna volledig op zal lossen?
Om overlast en criminaliteit op straat op een structurele manier aan te pakken, is de combinatie van repressieve en preventieve maatregelen onontbeerlijk. Preventieve maatregelen zoals o.a. opvoedondersteuning zijn gericht op het voorkomen van afglijden van broertjes en zusjes van betrokkenen. Wat het opleggen van zware straffen betreft, is het aan het oordeel van de rechter of dit gelet op het delict, de persoon van de dader(s) en het aangedane leed passend is.
De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor commune misdrijven is op dit moment niet mogelijk. Het kabinet bereidt een wetsvoorstel voor dat regelt dat het Nederlanderschap van rechtswege vervalt indien binnen vijf jaar na verkrijging een onherroepelijke veroordeling plaatsvindt voor een misdrijf waar twaalf jaar of meer gevangenisstraf op staat.
Welke maatregelen gaat u richting burgemeester Wolfsen nemen ten einde de anarchie in Utrechtse wijken te beëindigen en het gevoel van veiligheid van burgers te herstellen?
Zie antwoord vraag 2.
Europese wapenexport naar ontwikkelingslanden |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het dertiende Europese jaarverslag over de controle op export van militaire technologie en materieel?1
Ja.
Klopt het dat België, Denemarken, Duitsland, Polen, Griekenland, Ierland en het Verenigd Koninkrijk, geen volledige informatie hebben gegeven over leveranties? Zo ja, welke redenen geven deze landen om geen volledige openheid te geven over wapenleveranties?
Volgens de gebruikersgids bij het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport worden de lidstaten gevraagd om – indien beschikbaar – onder meer de volgende informatie te delen ten behoeve van het EU-jaarverslag over de controle op export van militaire technologie en materieel:
De in de vraag genoemde lidstaten kiezen ervoor om de waarde van de feitelijke uitvoer niet te registreren of, als ze dat wel doen, deze gegevens niet aan Brussel door te geven.
Deelt u de mening dat deze rapportage onvolledig en voor cijfers over 2010 wel erg laat is?
Voor de publicatie van dit rapport is de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) afhankelijk van bijdragen van alle 27 lidstaten van de EU. De door EDEO gestelde deadline is dit jaar door enkele lidstaten overschreden.
Hoe beoordeelt u dit in het licht van artikel 8 van de Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport (2008/994/GBVB) van de Raad van 8 december 2008? Kunt u dit toelichten?
In artikel 8 van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport (2008/994/GBVB) wordt geen termijn gesteld waarbinnen de lidstaten aan de rapportageplicht moeten voldoen, noch wordt in artikel 8 voorgeschreven welke informatie gedeeld moet worden.
Klopt het dat bijna de helft van alle exportvergunningen naar ontwikkelingslanden gaat? Zo ja, kunt u een overzicht geven van het aantal aanvragen voor ontwikkelingslanden afgezet tegen het aantal afwijzingen op grond van criterium 8 van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport? Zo neen, waarom niet?
Uitgaand van de OESO-DAC lijst van landen in ontwikkeling, die voor Nederland leidend is om te bepalen of een aanvraag naar een specifiek land getoetst dient te worden aan criterium 8, gaat een aanzienlijk deel van de Europese wapenexport naar landen in ontwikkeling. In tabel A.I van het dertiende Europese jaarverslag over de controle op export van militaire technologie en materieel (http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2011:382:0001:0470:EN:PDF) kan per land van bestemming, dus ook voor elk ontwikkelingsland, worden nagegaan hoeveel vergunningen zijn afgegeven en of er eventueel afwijzingen zijn geweest. In vier gevallen is in 2010 sprake geweest van een afwijzing op grond van criterium 8.
Is de daadwerkelijke omvang van Europese wapenexport naar het Midden-Oosten en Noord Afrika door het ontbreken van volledige informatie groter of kleiner dan 8.3 miljard euro zoals uit de rapportage blijkt en kunt u een overzicht geven van het aantal aanvragen naar het Midden-Oosten en Noord Afrika afgezet tegen het aantal afwijzingen op grond van criterium 2 en 3 van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport? Zo neen, waarom niet?
De regering kan niet nagaan of de waarde van de daadwerkelijke export naar het Midden-Oosten en Noord-Afrika in 2010 groter of kleiner dan 8,3 miljard euro was. Sommige lidstaten hebben slechts gegevens geleverd over de waarde van de afgegeven vergunningen.
Tabel A.I bij het dertiende Europese jaarverslag geeft een overzicht van het aantal vergunningen en aantal afgewezen vergunningen per land van bestemming, met inbegrip van afwijzingsgronden. Een overzicht van de vergunningen voor de regio Midden-Oosten vindt u op pagina 375 – 385. Een overzicht van de vergunningen voor de regio Noord-Afrika vindt u op pagina 385–387. Afwijzingen op grond van criterium 2 en 3 van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport is waar van toepassing per land toegevoegd in Tabel A.I.
Deelt u de mening dat evaluatie conform artikel 15 van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport, in 2012 alleen zinvol kan zijn als deze gebaseerd is op coherente en volledige gegevens en bent u bereid in de Raad ervoor te pleiten dat deze 8 landen wel volledige openheid geven over wapenleveranties?
De Nederlandse regering streeft naar een zo groot mogelijke transparantie binnen de wereldwijde wapenhandel. Ook binnen de Europese Unie pleit Nederland voor openheid op dit gebied.
De overplaatsing van een Afghaans asielzoekersgezin uit Utrecht naar ter Apel |
|
Hans Spekman (PvdA), Diederik Samsom (PvdA) |
|
Leers |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Utrechtse ouders in actie voor Afghaans gezin»?1
Klopt het dat deze familie wordt overgeplaatst naar de vrijheidsbeperkende locatie in Ter Apel, in afwachting van de overplaatsing naar de gezinslocatie in Katwijk? Wat is hiervoor de reden? Waarom wordt de uitspraak in hoger beroep van hun toelatingsaanvraag niet afgewacht? Klopt het dat de rechter een voorlopige voorziening heeft toegewezen waardoor deze mensen niet uitzetbaar zijn?
Is bij de beslissing om over te plaatsen rekening gehouden met het belang van de continuïteit van onderwijs voor de kinderen, en met de ernstige psychische problemen van de moeder? Op welke wijze zijn voortzetting van onderwijs en een adequate medische behandeling gegarandeerd?
Hoe verhoudt deze overplaatsing zich met uw beleid om gezinnen slechts over te plaatsen naar de gezinslocatie indien onderwijs en medische behandeling gegarandeerd zijn?2 Welke concrete inspanningen heeft u ten aanzien van dit gezin gedaan om dat te bewerkstelligen?
Deelt u de mening dat het tijdelijk verplaatsen van dit gezin naar Ter Apel, terwijl het al bijna 10 jaar in het Asielzoekerscentrum (AZC) Utrecht verblijft, onnodige schade toebrengt aan de moeder en de vier in Nederland gewortelde kinderen? Klopt het dat de behandelaars van de moeder hebben geconcludeerd dat een overplaatsing van haar kan leiden tot een ernstige terugval in psychische gezondheid?
Waarin zit de noodzakelijkheid om deze mensen nu over te plaatsen? Waarom kan niet vanuit de vertrouwde omgeving gewerkt worden aan mogelijke terugkeer naar Afghanistan? Waarom kan niet een nieuw advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) over de gezondheid van de moeder worden afgewacht voordat deze maatregel wordt genomen?
De overname van Zonnehuizen en het ontslag van medewerkers |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het failliete Zonnehuizen wordt overgenomen en dat één derde van 1500 fte gaat verdwijnen?1
Van dat bericht heb ik kennis genomen.
Welke onderdelen van Zonnehuizen worden door welke partij overgenomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Volgens het persbericht van LSG-Rentray en de Groep Winter nemen zij gezamenlijk alle activiteiten van Zonnehuizen over waarbij LSG-Rentray zich zal richten op de kind- en jeugdzorg en het onderwijs en de Groep Winter zich zal richten op de volwassenenzorg.
Klopt het dat de ondernemer Loek Winter de winstgevende onderdelen van de Zonnehuizen overneemt en geen (mede)verantwoordelijkheid wil dragen voor de niet of minder winstgevende onderdelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Blijkens bovengenoemd persbericht is sprake van een gezamenlijke overname van alle activiteiten. Er is sprake van gezamenlijke verantwoordelijkheid. Van geen (mede)verantwoordelijkheid voor niet of minder winstgevende onderdelen is dus geen sprake. Volledigheidshalve zij vermeld dat winstuitkering in de intramurale AWBZ verboden is.
Welke en hoeveel BV’s zijn opgericht door de heer Winter en/of Rentray om een overname van Zonnehuizen mogelijk te maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deze vraag kan ik niet beantwoorden omdat ik niet over de daarvoor benodigde informatie beschik.
Waarom heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg de voormalige Zonnehuizen nu onder verscherpt toezicht gesteld, en niet eerder? Kunt u uw antwoord toelichten?
De IGZ hield al intensief toezicht op de Stichting Zonnehuizen. De overname van de Stichting Zonnehuizen door de LSG-Rentray en de groep Winter biedt duidelijkheid voor de continuïteit van de organisatie, maar kan- zoals elke overname- ook extra risico’s met zich meebrengen voor de kwaliteit en continuïteit van zorg. De IGZ wil de effecten van de overname nauwlettend volgen en heeft daarom voor een periode van zes maanden verscherpt toezicht ingesteld. Ik ben blij met deze extra waarborg voor de kwaliteit van zorg.
Klopt het, dat het aantal van 500 voltijdsfuncties dat verdwijnt naar boven bijgesteld kan worden door de nieuwe organisatie? Hoeveel mensen komen daarmee in totaal op straat te staan?
Een dergelijk aantal wordt vermeld in de media. Het precieze aantal voltijdsfuncties dat verdwijnt alsmede het aantal personen dat die voltijdsfuncties vervulde zal pas na verloop van tijd duidelijk worden. Zie ook het antwoord op de volgende vraag.
Op welke manier moeten de hulp- en zorgverleners van Zonnehuizen de continuïteit en kwaliteit van zorg waarborgen, als zij niet weten waar zij aan toe zijn en hun baan wellicht op de tocht staat?
Voor de periode dat het UWV de salarisbetaling overneemt worden medewerkers geacht hun werkzaamheden voort te zetten. Daarmee is voor die periode de continuïteit van zorg gewaarborgd. In de tussentijd moet duidelijk worden welke medewerkers door de overnemende partijen weer in dienst worden genomen. Overigens heb ik geen enkele aanwijzing dat medewerkers in deze voor hen moeilijke omstandigheden die verantwoordelijkheid niet nemen. Ik hoor juist dat ze hun schouders er onder zetten en daar heb ik respect voor.
Hoe kunt u garanderen dat de overname van Zonnehuizen geen negatieve consequenties zal hebben voor de continuïteit en kwaliteit van de zorg wanneer honderden medewerkers ontslagen zullen worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgkantoor en IGZ houden daar (verscherpt) toezicht op.
Waarom lag er een concept-brief klaar lag bij Zonnehuizen om daarin te melden dat de kwaliteit van zorg niet langer gewaarborgd kon worden?
Bij de regelmatige bezoeken van de IGZ is die conceptbrief aan de orde geweest. Mede op basis van de conceptbrief heeft de IGZ besloten om na de overname verscherpt toezicht in te stellen. Blijkbaar is deze conceptbrief niet verstuurd.
Was u ten tijde van het debat, gehouden op 22 december 2011, ervan op de hoogte dat er mensen ontslagen zouden worden of dat daar voornemens toe waren? Zo ja, over hoeveel fte werd er toen gesproken? Waarom heeft u dat niet gemeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ten tijde van het debat op 22 december 2011 was de surseance van betaling uitgesproken. Van (voorgenomen) ontslagen was mij toen niets bekend.
Deelt u de mening dat het al dan niet in opstand komen tegen het voormalig bestuur, het faillissement en de nasleep ervan geen reden mag zijn voor ontslag? Kunt u uw antwoord toelichten?
De curator heeft de arbeidsovereenkomst met alle medewerkers verbroken. Overnemende partijen beslissen welke medewerkers weer in dienst genomen worden.
Op welke wijze zijn de opgebouwde arbeidsrechten van de medewerkers van Zonnehuizen gewaarborgd?
Het is aan het personeel en hun vertegenwoordigers om hun belangen te behartigen. De overheid heeft daarbij geen rol. Wel ben ik blij dat de overnemende partijen het overgrote deel van het primaire personeel overnemen.
Bent u bereid al het mogelijke te doen om de banen van de medewerkers van Zonnehuizen te behouden, en ervoor te zorgen dat hun eisenpakket, met 5 eisen die overhandigd zijn aan de curator, wordt ingewilligd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik hoop dat de medewerkers die niet bij de overnemende partijen aan de slag kunnen elders snel weer aan het werk kunnen. VWS heeft daarbij geen rol.
Zijn de Cliëntenraad Volwassenenzorg Zonnehuizen en andere cliëntenraden om advies gevraagd, conform het medezeggenschapsrecht? Zo nee, waarom niet?
Op mijn verzoek onderhoudt de IGZ nauw contact met de cliëntenraden omdat ik vind dat hun stem van belang is. De IGZ bericht mij dat er sprake is van transparante informatieverstrekking door de curator en de bestuurder a.i. aan de cliëntenraden.
Waarom wordt de overname aan de cliëntenraad gepresenteerd als een feit, terwijl hij er wettelijk nog een advies over dient uit te brengen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 14.
Wie neemt de verantwoordelijkheid voor het onderwijs bij Zonnehuizen voor zijn rekening? Kunt u uw antwoord toelichten?
LSG-Rentray heeft de onderwijs activiteiten overgenomen.
Wanneer zal de onzekerheid en onduidelijkheid voor alle betrokkenen, van medewerkers tot bewoners en hun naasten, voorbij zijn, en wat gaat u doen om dat te bespoedigen?
Ik hoop dat die onzekerheid niet lang meer zal duren. Dat is afhankelijk van de voortgang van de besluitvorming van overnemende partijen.
Kunt u garanderen dat de overname geen negatieve consequenties zal hebben voor de continuïteit en kwaliteit van het onderwijs? Kunt u uw antwoord toelichten?
Door de overname van de onderwijsactiviteiten door LSG-Rentray is sprake van continuïteit van het onderwijs. Het bevoegd gezag van de school (wat dus LSG- Rentray is) is verantwoordelijk voor de continuïteit van het onderwijs. De onderwijsinspectie houdt daar toezicht op.
Is er nog de inzet om de miljoenen euro’s, die zijn verdwenen onder het voormalig bestuur en Raad van Toezicht, terug te krijgen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Er is een procedure gestart om de voormalige bestuurder en raad van toezicht aansprakelijk te stellen.
Bent u voornemens een diepgravend onderzoek te starten naar de rollen van alle betrokken (interim) bestuurders die met het faillissement van Zonnehuizen en de overname te maken hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
Eerder al zegde ik toe onderzoek te doen naar de manier waarop onder andere de externe toezichthouders in deze casus hun rol vervuld hebben. Ook de curator doet onderzoek naar de oorzaken van het faillissement.
Welke betrokkenheid heeft u, of uw ministerie, gehad bij de overname? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mijn ministerie, noch ikzelf, zijn betrokken geweest bij deze overname. Het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) heeft namens VWS, samen met de banken, deelgenomen aan besprekingen met overnemende partijen en de curator. Dat vloeide voort uit het feit dat Stichting Zonnehuizen beschikt over rijksgegarandeerde leningen. Eerder informeerde ik u daar al over. Het WFZ heeft ervoor gewaakt dat de rijksgarantie misbruikt werd om kosten of risico’s van banken, geïnteresseerde partijen en/of curator af te wentelen op de staat en daarmee op de collectieve middelen.
Klopt het dat men de hypotheek financieel niet rond krijgt, maar dat men dit in de komende 2 jaar wel wil proberen?
Ik heb begrepen dat LSG-Rentray en de Groep Winter alleen de activiteiten van Stichting Zonnehuizen overnemen. Het vastgoed blijft in de boedel van de oude Stichting Zonnehuizen. Geprobeerd wordt in de komende tijd een oplossing te vinden voor de financiering van het onroerend goed.
Wat is de rol van Triodos Bank geweest in deze? Kunt u uw antwoord toelichten?
Daarover heb ik geen informatie.
Hoe ziet de huurconstructie eruit die nu is afgesproken?
De inhoud van de overeenkomst over het vastgoed tussen curator, banken en overnemende partijen is niet openbaar. Zie verder het antwoord op vraag 22.
Wilt u deze vragen beantwoorden in de week van 17 januari aanstaande, zodat de Kamer de antwoorden heeft voor er een nieuw debat wordt gevoerd?
Ja.
Het niet vergoeden van de kosten die ouders moeten maken om hun zieke kind te laten behandelen in het buitenland |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de 9-jarige Delano een mogelijk levenreddende behandeling dreigt te worden onthouden omdat de zorgverzekeraar wel de behandeling, maar niet de kosten voor het verblijf vergoedt?1
Naar aanleiding van deze vraag zal ik eerst ingaan op de vraag of de behandeling in de Verenigde Staten behoort tot de verzekerde zorg. Hierbij is het volgende van belang. Ik heb de indruk dat het bij deze behandeling in de Verenigde Staten gaat om een experimentele behandeling. Het is immers nog niet aangetoond dat de behandeling werkzaam is. Op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) behoren experimentele behandelingen niet tot de verzekerde zorg. Het is de zorgverzekeraar dus niet toegestaan deze behandeling via de Zorgverzekeringswet te vergoeden. Dat de zorgverzekeraar uit coulance toch besloten heeft de kosten te vergoeden, is fijn voor Delano en zijn ouders.
Gelet op de ernst van de aandoening is het ook voor anderen die dezelfde ziekte hebben van belang dat hier zo snel mogelijk duidelijkheid over komt. Om die duidelijkheid te verkrijgen heeft de zorgverzekeraar als mogelijkheid het indienen van een zogenaamde «vrijwillige adviesaanvraag» bij het College voor zorgverzekeringen (CVZ). Recent is zo’n aanvraag ingediend bij het CVZ. Het CVZ zal naar aanleiding van deze vraag onderzoek doen en een standpunt ter zake uitspreken.
Indien de uitkomst van dit onderzoek zou zijn dat hier (nog) geen sprake is van verzekerde zorg, zal de betreffende zorgverzekeraar de kosten van deze zorg alleen op basis van coulance kunnen vergoeden.
Met betrekking tot de kosten van het verblijf van het gezin van Delano staat vast dat dergelijke kosten niet ten laste van de Zvw kunnen worden vergoed. Deze kosten vormen geen onderdeel van de op grond van de Zvw verzekerde zorg. Hoe zeer ik dat ook voor Delano en zijn ouders betreur, ik heb tot mijn spijt geen mogelijkheden om hen te helpen. Ik waardeer het daarom zeer dat familie en vrienden zich ervoor inzetten dat deze kosten betaald kunnen worden.
Volledigheidshalve merk ik op dat het ook in de Nederlands situatie zo is dat kosten van het verblijf van familieleden niet voor vergoeding op grond van de Zvw in aanmerking komen.
Vindt u het rechtvaardig dat, hoewel de zorgverzekeraar de behandeling vergoedt, deze mogelijk niet wordt uitgevoerd omdat de ouders zich niet het noodzakelijke halfjaar durende verblijf in de Verenigde Staten kunnen veroorloven? Zo nee, wat gaat u doen om Delano te helpen? Op welke wijze voorkomt u dat andere zieke kinderen in deze situatie terecht komen?
De vergoeding van de kosten van het verblijf van het betrokken gezin is geen verantwoordelijkheid van de overheid. Zoals ik in het antwoord op vraag 1 aangaf, waardeer ik het zeer dat familie en vrienden van Delano hiervoor een oplossing nastreven.
Komt de behandeling in Nederland beschikbaar? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet? Vindt u dan niet dat in ieder geval de kosten verbonden aan behandeling in het buitenland vergoed zouden moeten worden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ervan uitgaande dat het hier gaat om een behandeling met geneesmiddelen is mijn antwoord als volgt. Of een experimentele behandeling in Nederland ter beschikking komt hangt af van de onderzoeksresultaten naar de werkzaamheid van die behandeling. Als die onderzoeksresultaten 1) een toelating tot de markt en 2) toelating tot het verzekerde pakket rechtvaardigen, zal het middel – onder voorwaarde van voldoende beschikbaarheid van het middel – ook in Nederland toepasbaar zijn. Het onderzoek naar de werkzaamheid van een behandeling en de deelname daaraan in het buitenland behoren niet tot de verzekerde zorg.
Overigens kan bij de zorg voor deze kankerpatiëntjes het Nationaal Kinderoncologisch Centrum (NKOC), waarvan recent bepaald is dat het in Utrecht komt, een belangrijke rol gaan spelen. Het NKOC zal borg staan voor optimale kwaliteit van de complexe kankerzorg en zorgt er ook voor dat er efficiënt gewerkt wordt doordat faciliteiten gedeeld kunnen worden. Vanwege de omvang van dit centrum kan het als één van de weinige centra in de wereld ook een voorloperrol vervullen bij het ontwerpen en uitvoeren van experimenten om de zorg nog verder te verbeteren. Ik ben blij dat we die slagkracht voor goede en bewezen effectieve zorg en voor experimenteel onderzoek vanuit Nederland zelf nu nog beter kunnen gaan ontwikkelen.
Hoeveel kinderen moeten jaarlijks voor levensbedreigende ziekten een behandeling in het buitenland ondergaan? In hoeveel gevallen wordt hen deze behandeling om financiële redenen onthouden? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen publieke registraties die bijhouden hoeveel kinderen er om levensbedreigende redenen een behandeling in het buitenland ondergaan. De waarde ervan is in mijn ogen overigens beperkt. Het is de zorgverzekeraar die vanuit de zorgplicht individueel toetst of de gevraagde behandeling in het buitenland tot het verzekerde pakket behoort. Heel vaak behoort een behandeling in het buitenland niet tot het verzekerde pakket. Het gaat dan bijvoorbeeld om clinical trials met (uiteraard) veelbelovende behandelmodaliteiten. In dat geval kan de verzekeraar besluiten de behandeling in het buitenland coulancehalve te vergoeden of vergoeding daarvan te weigeren. Als de zorgverzekeraar – zie ook het antwoord op vraag 1- zekerheid wil over de vraag of een behandeling tot het verzekerde pakket behoort, kan hij een zogenaamde «vrijwillige adviesaanvraag» bij het College voor zorgverzekeringen doen. Recent is zo’n aanvraag ingediend bij het CVZ. Bezien vanuit het bovenstaande zie ik dus geen meerwaarde in het inrichten van een registratie en zal daar ook geen onderzoek naar initiëren.
Deelt u de mening dat toegankelijkheid van de zorg in deze gevallen meer behelst dan alleen het vergoeden van de behandeling? Zo nee, waarom niet?
De Zvw heeft betrekking op het vergoeden van geneeskundige zorg indien die zorg behoort tot het verzekerde pakket en de verzekerde daarop redelijkerwijs is aangewezen. Vergoeding van verblijfskosten van familieleden behoort niet tot de te verzekeren zorg.