Het SBS-programma Undercover in Nederland |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat een veroordeelde zedendelinquent, notabene in afwachting van zijn hoger beroep, opnieuw slachtoffers maakt1?
Ik ben bekend met de uitspraak van de Rechtbank Limburg van 13 juli 2021 waarbij een 40-jarige man is veroordeeld wegens o.a. het vervaardigen en het bezit van materiaal van seksueel kindermisbruik.2 Ook ben ik bekend met de uitzending van het SBS-programma Undercover in Nederland van 21 augustus 2022, waarin aan de orde wordt gesteld dat deze betreffende man, gedurende de tijd dat hij in afwachting is van de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep, nieuwe slachtoffers maakt. De nieuwe meldingen die in dit verband tegen de verdachte zijn gedaan worden op dit moment door de politie onderzocht. Ik kan daar op dit moment niet op vooruit lopen.
Deelt u de mening dat dit absoluut onacceptabel is? Zo ja, hoe gaat u de samenleving beter beschermen tegen zedendelinquenten?
Seksueel geweld, waaronder seksueel kindermisbruik (online en offline) is een maatschappelijk probleem. Dergelijke strafbare feiten hebben veel impact op de slachtoffers en de maatschappij en zijn onacceptabel. Om die reden heeft dit onderwerp voortdurend mijn aandacht en werkt de gehele strafrechtketen samen om herhaling van misdrijven, en daarmee (nieuw) slachtofferschap, zoveel mogelijk te voorkomen.
Ik kan mij echter niet in lopende strafzaken mengen. Om die reden zal ik mij niet inhoudelijk uitlaten over de eerdergenoemde strafzaak en hetgeen hierover aan de orde is gesteld in de uitzending van het SBS-programma Undercover in Nederland van 21 augustus 2022.
Wel vind ik het van belang het volgende te benadrukken. Het strafrecht biedt nu al ruimschoots opties om de kans op recidive te beperken. Als iemand verdacht wordt van een strafbaar feit, kan het Openbaar Ministerie (OM) de reclassering en/of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) de opdracht geven een adviesrapport op te stellen. De reclassering en het NIFP maken op basis van wetenschappelijk onderbouwde risicotaxatie-instrumenten een inschatting van het risico op herhaling van delictgedrag. Indien een gemiddeld of hoog risico wordt ingeschat of als een andere aanleiding bestaat voor de inzet van bijvoorbeeld behandeling of begeleiding om het risico te verminderen, dan zal hierover worden geadviseerd. Bij zedenverdachten wordt vaak geadviseerd om het meewerken aan een (ambulante) behandeling bij een forensische zorginstelling op te leggen als bijzondere voorwaarde of als onderdeel van een maatregel. In het geval er een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een Tbs-maatregel wordt opgelegd, kan ook een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking worden opgelegd.3 Deze maatregel maakt langdurig toezicht op de veroordeelde mogelijk. Het OM kan in de strafeis het advies van de reclassering of het NIFP betrekken. De rechter beslist uiteindelijk welke straf, maatregel of voorwaarden worden opgelegd.
Het Wetboek van Strafvordering kent verder als algemene regel dat een uitspraak van de rechter pas ten uitvoer wordt gelegd als die uitspraak onherroepelijk is. Dit betekent dat zolang een ingesteld hoger beroep of cassatieberoep loopt, niet met de tenuitvoerlegging kan worden begonnen.4 Het Wetboek van Strafvordering kent op deze hoofdregel een aantal uitzonderingen, waaronder bevelen betreffende de voorlopige hechtenis. Indien een verdachte zich gedurende de behandeling van zijn zaak door de rechtbank en de daaropvolgende uitspraak in voorlopige hechtenis bevindt, dan blijft de voorlopige hechtenis in ieder geval van kracht tot 60 dagen na de datum van de einduitspraak. In het geval een verdachte de behandeling van zijn zaak in eerste aanleg op vrije voeten mocht afwachten, kan de rechtbank bevelen dat hij, in afwachting van zijn hoger beroep, gevangen wordt genomen als de rechtbank dit aangewezen acht. Daarnaast heeft de rechtbank de mogelijkheid om, in bepaalde situaties en in verband met het risico op recidive, opgelegde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. In dat geval hebben de voorwaarden direct al hun werking, zelfs als de verdachte in hoger beroep of cassatie gaat tegen een uitspraak.
Hoe is de controle op masseurs die kinderen masseren? Graag opheldering over die controle naar aanleiding van naaktmasseur Henk, waarvan Undercover in Nederland bericht dat hij kinderen in hun blootje blijkt te masseren (aanranding) met ernstige psychische gevolgen.
Of masseurs onder de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en daarmee het toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) vallen, is afhankelijk van het type massages dat masseurs aanbieden. Aanbieders van ontspanningsmassages vallen daar doorgaans niet onder (meer informatie hierover is te lezen in de folder «Val ik onder de Wkkgz» onder de letter u in de uitzonderingslijst).5
Massages die zich richten op genezing of handelingen ten gevolge waarvan individuele cliënten een aanmerkelijke kans op schade lopen, vallen onder het toezicht van de IGJ (dit staat ook nader toegelicht in de folder). Het toezicht van de IGJ op alternatieve zorgverleners (waartoe masseurs behoren) is reactief. Dus wanneer meldingen binnenkomen, wordt beoordeeld of nader onderzoek wordt verricht of niet. Hierbij is het Uitvoeringsbesluit Wkkgz leidend.
Indien strafbare feiten worden gepleegd geldt uiteraard dat opsporing, vervolging en berechting kan plaatsvinden.
Bent u bekend met de petitie die oproept om zedendelinquenten beter te monitoren?2 Graag een reactie op alle in de petitie genoemde oplossingen om de samenleving beter tegen de samenleving te beschermen.
Ja, ik ben bekend met de petitie die, onder andere, door de fractie van Belang van Nederland en Kim Feenstra geopend is. In deze petitie wordt het kabinet opgeroepen om:
Bij zedendelinquenten te allen tijde bijzondere voorwaarden, zoals het opleggen van een gebiedsverbod, een verplichting tot behandeling door een zorginstelling of een verbod contact te leggen met bepaalde personen, op te leggen;
Tot een plan van aanpak te komen om zedendelinquenten beter te monitoren teneinde recidive te voorkomen en het zwaarder straffen, langdurig gebruik van een enkelband, het verbeteren van de politiële politietaken en het verbeteren van een intensievere samenwerking tussen betrokken instanties hierbij te betrekken;
Om zedendelinquenten waarbij vooraf blijkt dat toezichtmaatregelen geen zin hebben rücksichtslos vast te houden.
Ik begrijp dat de opstellers en ondertekenaars van de petitie zorgen hebben over veroordeelde zedendelinquenten die terugkeren in de maatschappij.
Hieronder reageer ik op de verschillende onderdelen van deze petitie:
Het Wetboek van Strafrecht7 biedt nu al voldoende mogelijkheden om, als dat naar het oordeel van de rechter nodig en wenselijk is, bijzondere voorwaarden, zoals behandeling of het verbod contact op te leggen of te laten leggen met bepaalde personen of instellingen, op te leggen. Wanneer de persoon in kwestie zich niet aan de bijzondere voorwaarden houdt, dan heeft de officier van justitie de (voorlopige) tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf (vTUL en TUL)8 als stok achter de deur.
Of er bijzondere voorwaarden worden opgelegd, is onder meer afhankelijk van het vastgestelde recidiverisico. Een laag risico op herhaling of persoonlijke omstandigheden van de verdachte kunnen reden zijn om weinig of geen interventies in te zetten. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat zware en ingrijpende interventies een averechts effect kunnen hebben bij laagrisico delinquenten.9 Het is uiteindelijk aan de rechter om afhankelijk van de individuele omstandigheden van een zaak, een passende straf te zoeken en te bepalen of en in dat geval welke bijzondere voorwaarden opgelegd moeten worden.
Instanties en organisaties die betrokken zijn bij het toezicht op zedendaders voelen een grote verantwoordelijkheid om het proces van terugkeer van deze personen in de samenleving op veilige en verantwoorde wijze te laten verlopen. Ter bevordering van de samenwerking en het terugdringen van de recidive is wet- en regelgeving (o.a. de Wet langdurig toezicht) ontwikkeld en zijn diverse ketenafspraken gemaakt tussen het OM, de politie en de reclassering. Deze ketenafspraken maken voor de betrokken partijen duidelijk wat hun rol en verantwoordelijkheid is binnen de re-integratie van zedendaders in de maatschappij en wat men van elkaar kan verwachten. In 2018 is een landelijk ketenoverleg zeden ingericht en de regionale ketensamenwerking zedenzaken geïmplementeerd. Ook hebben het OM, de politie en de reclassering in elke regio een contactfunctionaris die het proces van terugkeer, toezicht en samenwerking binnen toezicht coördineert. Daarnaast is in iedere regio een periodiek casusgestuurd ketenoverleg georganiseerd. Instrumenten zoals een enkelband worden al, indien nodig, gebruikt om zedendaders, net als andere onder toezicht gestelden, te monitoren. Zoals hieruit zijn al instrumenten ontwikkeld en ketenbrede afspraken gemaakt om zedendaders te monitoren. Ik zie daarom geen aanleiding om op dit moment tot andere of aanvullende afspraken te komen. Wat het zwaarder straffen betreft is Nederland nu al één van de strengst straffende landen in West- en Noord-Europa. Overigens blijkt uit onderzoek dat zwaarder straffen niet per se tot minder recidive leidt.10
Indien toezicht, bijvoorbeeld binnen het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk opgelegde straf of binnen het kader van een Tbs-maatregel, door een rechtbank niet geïndiceerd wordt geacht, heeft de rechtbank de mogelijkheid – indien de aard en ernst van het delict alsmede de persoon van de verdachte dit toelaten – binnen de grenzen van het wettelijk strafmaximum een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarnaast bestaat, zoals al bij het antwoord bij vraag 2 benoemd, voor de rechtbank de mogelijkheid om een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (langdurig toezicht) op te leggen. Met de Wet langdurig toezicht is het mogelijk gemaakt om onder andere plegers van zeden- en zware geweldsdelicten langer onder toezicht te stellen en zo nodig levenslang te kunnen monitoren. In dat geval wordt op het moment dat de gevangenisstraf of Tbs-maatregel eindigt, door de rechtbank beslist op een vordering van het OM of de maatregel ten uitvoer moet worden gelegd en of toezicht op dat moment (wel) geïndiceerd is.
Voor nadere informatie over het toezicht op zedendaders verwijs ik ook graag naar de beantwoording van uw vragen van 8 juni 2022.11
Britse berichtgeving over sterfte door lockdowns |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Britse CBS: lockdown blijkt dodelijker dan corona»?1
Ja.
Kunnen wij aannemen dat ook in Nederland een aanzienlijk aantal mensen is gestorven als (indirect) gevolg van de lockdowns en alle beperkingen die daarbij kwamen kijken? Zo nee, waarom niet? Graag een uitgebreide analyse.
In Nederland kunnen we (nog) geen direct verband leggen tussen de lockdowns en het overlijden van mensen. In het recent uitgevoerde oversterfte onderzoek, dat uitgevoerd is door het CBS en het RIVM, is onder meer gekeken naar de hoogte van de oversterfte in 2020 en 2021 en de doodsoorzaken in die periode. De (indirecte) gevolgen van lockdowns op (over)sterfte zijn daarin niet onderzocht.
Aanvullend op het bovengenoemde oversterfte onderzoek is recentelijk een derde traject gestart. Gedurende dit traject zal via een subsidieprogramma van ZonMw onderzoek gedaan kunnen worden door onafhankelijke academische wetenschappers, die niet gelieerd zijn aan het RIVM of het CBS. ZonMw heeft een beoordelings- en begeleidingscommissie ingesteld om de uitvoering van dit traject te ondersteunen. Zij hebben een onderzoeksagenda opgesteld voor het vervolg van het oversterfte onderzoek en hierin is onder andere uitgestelde zorg en het effect van lockdowns meegenomen als belangrijk thema. Een deel van dit onderzoek is uitvoerbaar op basis van de op dit moment beschikbare data en is reeds van start gegaan. Voor het andere deel wordt gewacht op de analyse van de mogelijkheden om data toegankelijk te maken binnen de geldende privacy- en wettelijke kaders. Op de website van ZonMw is verdere informatie te vinden over het vervolg van het oversterfte onderzoek en de opgestelde onderzoeksagenda2.
In het Verenigd Koninkrijk wachten 6,7 miljoen mensen op een ziekenhuisbehandeling, die zij eerder hadden moeten krijgen, maar door de lockdowns werd vertraagd, hoe verhouden deze cijfers zich ten opzichte van de cijfers in Nederland? Hoeveel mensen wachten hier op een behandeling in het ziekenhuis, die is uitgesteld door de lockdowns?
Het is goed te beseffen dat het niet de lockdowns zijn die hebben geleid tot uitgestelde zorg. Door de corona-pandemie is de zorg onder grote druk komen te staan. Er was niet altijd genoeg plek en personeel voor de zorg die niet direct met corona te maken had. De zorg voor niet-levensbedreigende aandoeningen, zoals bepaalde operaties, werd vaak uitgesteld.3 De collectieve maatregelen die tijdens de crisis zijn genomen, waren erop gericht om de hoeveelheid coronabesmettingen te beperken en daarmee ook de druk op de zorg te verlichten. Dat er sprake zou zijn geweest van uitgestelde zorg ten gevolge van lockdowns, zoals de vraagsteller suggereert, deel ik dan ook niet.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, heb ik op dit moment geen inzicht in de precieze aantallen sterfgevallen als gevolg van uitgestelde zorg en lockdowns. Ik vind het dan ook belangrijk dat de begeleidingscommissie van ZonMw dit onderwerp op de onderzoeksagenda van het vervolgtraject van het oversterfte onderzoek heeft geplaatst. Wat betreft de gezondheidsgevolgen van uitgestelde operaties tijdens de coronapandemie heeft het RIVM onlangs een rapport gepubliceerd4. Daarin geeft het RIVM aan dat door de uitgestelde operaties in totaal in 2020 en 2021 ongeveer 320.000 levensjaren in goede gezondheid verloren zijn gegaan. Dit is een gezondheidsverlies van 18 procent ten opzichte van de gezondheid die de operaties hadden opgeleverd als ze waren doorgegaan. Voor meer informatie hierover verwijs ik u graag naar het door het RIVM gepubliceerde rapport.
Momenteel is het zo dat het overgrote deel van de uitgestelde zorg planbare, niet-urgente zorg betreft met een laag risico op verdere verslechtering. De druk op de zorg neemt toe door de werkvoorraad die de zorg nu nog heeft door de uitgestelde zorg, maar het risico op verdere verslechtering van deze patiënten (en daarmee ook een grotere belasting van de zorg) is klein. Een deel van de zorg die niet is gerealiseerd, is ondertussen opgelost of niet meer nodig, bijvoorbeeld doordat een patiënt met meniscusproblematiek ondertussen naar tevredenheid geholpen is door de fysiotherapeut.
Het beleid was, en is er nog steeds op gericht om de reguliere zorg zoveel mogelijk doorgang te laten vinden. Daar werd, en wordt, hard aan gewerkt. Hierover heb ik u geïnformeerd in mijn brief aan uw Kamer op 5 juli 2022.
Heeft u inzicht in hoeveel sterfgevallen er de afgelopen twee jaar in Nederland zijn geweest als gevolg van uitgestelde zorg door de lockdowns? Zo ja, kunt u deze cijfers openbaar maken? Zo nee, waarom zijn deze cijfers er niet en gaat u daar onderzoek naar doen?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u inzicht in hoeveel mensen op dit moment kampen met een verslechterde gezondheidssituatie en/of misschien zullen komen te overlijden als gevolg van uitgestelde zorg, of te laat verleende zorg, door de lockdowns? Zo ja, kunt u deze cijfers openbaar maken? Zo nee, waarom zijn deze cijfers er niet en gaat u daar onderzoek naar doen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel levens er in Nederland zijn gered door de lockdowns, afgezet tegen het aantal levens dat door de lockdowns en de neveneffecten daarvan verloren is? Zo nee, waarom is deze analyse er niet en gaat u deze nog maken? Wat gaat u doen als de conclusie van deze analyse is dat er ook in Nederland meer mensen gestorven zijn aan de (indirecte) gevolgen van de lockdowns dan aan het coronavirus?
Er is (nog) geen direct verband te leggen tussen het aantal levens dat is gered, afgezet tegen het aantal levens dat verloren is gegaan. Het derde traject van het oversterfte onderzoek moet hier meer inzicht in gaan bieden. Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 2.
Weet u hoeveel mensen door de lockdowns geen contact hebben gezocht met een arts voor klachten die zij hadden?
Het RIVM en NIVEL hebben een analyse gemaakt van mijding van de huisartsenzorg in 20205. Hieruit bleek dat voornamelijk tijdens de eerste golf (maart tot juni 2020) het aantal reguliere consulten bij de huisarts lager was dan in dezelfde periode in 2019 (gemiddeld 11%). Daar tegenover staat dat het aantal consulten in de zomer van 2020 en in de tweede golf gelijk was aan dezelfde periode in 2019. Het aantal korte consulten lag gedurende de eerste golf juist 14% hoger dan in dezelfde periode in 2019. De verklaring hiervoor is waarschijnlijk dat kortere telefonische consulten de reguliere fysieke consulten deels vervingen gedurende de eerste golf. Er is nog geen analyse gemaakt van zorgmijding over 2021 en 2022. De afname in het aantal consulten in 2020 is zowel het gevolg van afschaling van de zorg, als het mijden van zorg door patiënten. Op dit moment voeren het RIVM en NIVEL verdere analyses uit om de beweegredenen van patiënten bij het mijden van zorg verder in beeld te krijgen.
Weet u of huisartsen, ziekenhuizen en andere zorgverleners actief mensen die contact zochten voor medische vragen en/of hulp hebben geweerd, in verband met de lockdowns en de daarbij behorende restricties? Zo ja, op basis van welke criteria is dat gebeurd? Welke assessments zijn hierbij gemaakt, op basis waarvan? Zijn deze afwegingen in retrospectief juist gebleken, of moeten wij concluderen dat er, wellicht onder overheidsdruk, verzaakt is om mensen adequaat en op tijd te helpen?
Tijdens de crisis en verschillende golven is het nooit het beleid geweest om patiënten actief te weren van zorg die op dat moment medisch noodzakelijk was. Conform het LNAZ opschalingsplan COVID-19 zorg werd de COVID-19 capaciteit opgeschaald en zorg die medisch verantwoord kon wachten werd afgeschaald. Patiënten met planbare behandelingen moesten daardoor langer wachten of de behandeling werd uitgesteld. De acute zorg heeft wel doorgang kunnen vinden.
Ook in Nederland hebben veel mensen zich niet gemeld bij de huisarts en/of een andere zorgverlener met klachten, omdat zij zich daarin door de lockdowns beperkt voelden, wat naar alle waarschijnlijkheid heeft geleid tot gemiste diagnoses en gezondheidsschade bij patiënten, hoe reflecteert u hierop?
Alle inzet is er steeds op gericht om de medische zorg zoveel mogelijk doorgang te kunnen laten vinden. Hierbij is het cruciaal dat er goede triage plaatsvindt, zodat mensen die risico lopen op verdere achteruitgang bij uitstel van behandeling tijdig de benodigde zorg krijgen. Het is aan de ziekenhuizen/zorgverleners om deze triage uit te voeren en te beoordelen welke patiënten als eerste geholpen moeten worden om verdere gezondheidsschade te voorkomen. Zoals hiervoor aangegeven, worden op dit moment verdere analyses uitgevoerd om de beweegredenen van patiënten bij het mijden van zorg verder in beeld te krijgen.
Bent u het ermee eens dat de opgelopen gezondheidsschade zal leiden tot meer en complexere zorg voor veel patiënten, aangezien hun aandoeningen door gemiste zorg verergerd zullen zijn? Hoe reflecteert u daarop?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vragen 3, 4 en 5.
Bent u het ermee eens dat dit zal leiden tot een nog grotere druk op de zorg en bovendien hogere zorgkosten? Zo ja, hoe reflecteert u daarop en hoe gaat u dit ondervangen? Hoe gaat deze grotere en duurdere zorgvraag worden bekostigd?
Zoals ik in het antwoord op vragen 3, 4 en 5 heb toegelicht, wordt de zorg nog steeds belast door het inhalen van uitgestelde zorg, maar is tegelijkertijd het risico klein dat verslechtering van deze patiënten tot grotere belasting van de zorg leidt. Zoals eveneens toegelicht, is het kabinetsbeleid, en de inzet van contactbeperkende maatregelen daarbinnen specifiek, steeds primair gericht geweest op het verlichten van de druk op de zorg, zodat reguliere zorg zo veel mogelijk doorgang kon vinden.
Worden de mensen die zorg zijn misgelopen door de lockdowns en daardoor ernstige, permanente gezondheidsschade hebben opgelopen daarvoor gecompenseerd? Zo ja, hoe en waarvan wordt dit bekostigd?
Mensen moeten de zorg krijgen die ze nodig hebben, dat is en blijft een topprioriteit. Om dit te borgen en uitgestelde zorg weg te werken lopen verschillende acties. Ik verwijs u hiervoor naar mijn brief aan uw Kamer van 5 juli 2022.6
Wordt er in Nederland ook een onderzoek ingesteld naar de sterfte als gevolg van de lockdowns? Zo ja, hoe en door wie wordt dit onderzoek gedaan? Welke gegevens worden hiervoor gebruikt en worden deze toegankelijk en openbaar gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 2.
Indien blijkt dat de lockdowns ook in Nederland meer levens hebben gekost dan zij hebben bespaard, wat is daarvan dan het gevolg voor de verantwoordelijke beleidsmakers?
Op grond van artikel 22, eerste lid, van de Grondwet is de overheid verplicht maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid. Aan deze verplichting is uitvoering gegeven door collectieve maatregelen te treffen. De collectieve maatregelen waarmee de lockdowns zijn gerealiseerd hadden een wettelijke grondslag in de Tijdelijke wet maatregelen (hierna: de Twm). De Twm is op een democratische wijze tot stand gebracht, en daarmee zijn de getroffen maatregelen democratisch gelegitimeerd. De Twm kende een democratisch gelegitimeerd besluitvormingsproces waarbij zowel de Tweede als de Eerste Kamer waren betrokken en waarbij de Tweede Kamer een beslissende stem had. De verantwoordelijke Ministers leggen over gevoerd beleid verantwoording af aan het Parlement. Dit zal in de door vragensteller geschetste situatie niet anders zijn.
Kunt u, nu steeds duidelijker wordt dat de coronamaatregelen en de lockdowns allesbehalve het gewenste effect hebben gehad en zelfs op vele fronten aanzienlijke schade hebben aangericht, garanderen dat Nederland nooit meer in lockdown gaat? Zo nee, waarom niet? Kunt u uitleggen welke proportionaliteit u nog ziet voor deze vergaande maatregel ten opzichte van alle aantoonbaar geleden schade van de afgelopen twee jaar?
De stelling dat het nu steeds duidelijker wordt dat de coronamaatregelen en de lockdowns allesbehalve het gewenste effect hebben gehad, deel ik niet, aangezien de werkzaamheid van deze pakketten aannemelijk is gemaakt door experts van het RIVM. De effectiviteit van maatregelen bij toekomstige epidemieën is afhankelijk van verschillende factoren. De verspreiding van dergelijke infectieziekten levert een gevaar op voor de volksgezondheid. Het is dan zaak om snel te kunnen handelen en, indien noodzakelijk en proportioneel, ook verplichtende collectieve maatregelen te kunnen nemen om de (verdere) verspreiding te voorkomen. Ik ben voornemens in het wetsvoorstel Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid te verankeren dat bij het nemen van maatregelen steeds de noodzakelijkheid en proportionaliteit moeten worden afgewogen. Hierbij wordt vanzelfsprekend ook de epidemiologische situatie in ogenschouw genomen.
Stikstofreductie, stikstofminnende planten en insecten |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
Kunt u uitsluiten dat de voorgestelde stikstofreductie in 2030 en 2035 mogelijk een negatief effect heeft op flora en fauna en daarbij specifiek op de insectenpopulatie?
Het is uit te sluiten dat de voorgesteld stikstofreductie een negatief effect heeft op flora en fauna, waaronder de insectenpopulatie. De stikstofdepositie is al meer dan een eeuw hoger dan de natuurlijke hoeveelheid stikstofdepositie. Dat betekent dat er al die tijd (in meerdere of mindere mate) ophoping van stikstof heeft plaatsgevonden. Daardoor is er geen sprake meer van een normale stikstoftoestand: er zit meer stikstof in onze ecosystemen dan van nature het geval zou zijn. Dat heeft echter op verschillende typen natuur een verschillend effect. Om stikstofgevoelige natuur te ondersteunen is een stikstofreductie noodzakelijk. Het Nationaal Programma Landelijk Gebied is gericht op het ondersteunen van alle kwetsbare soorten, stikstofgevoelig en niet-stikstofgevoelig.
De voorgestelde stikstofreductie komt ook specifiek ten goede van de diversiteit aan insecten. Onderzoek wijst uit dat de huidige verhoogde beschikbaarheid van stikstof insectenpopulaties via een scala aan mechanismen negatief beïnvloedt. Zo leidt door stikstof veroorzaakte bodemverzuring bijvoorbeeld tot een afname van diversiteit aan planten wat een directe relatie heeft met diversiteit aan insecten.
Kunt u uitsluiten dat de voorgestelde stikstofreductie mogelijk een negatief effect heeft op stikstofminnende habitats?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven hoeveel stikstofminnende planten er zijn en welke insecten daarvan afhankelijk zijn?
De beoogde stikstofreductie via stikstofmaatregelen is noodzakelijk voor het herstellen van onze stikstofgevoelige natuur. Aantallen planten en/of insecten, maar ook de diversiteit aan soorten speelt daarbij een rol. Op basis van data uit het informatiesysteem SynBioSys is circa de helft van de hogere planten en mossen stikstofgevoelig, en de andere helft niet-stikstofgevoelig te noemen. Het beeld van de afhankelijkheid van insecten van verschillende plantensoorten kan nog completer worden dan het nu is. Verschillende partijen werken al enige tijd aan het aanleggen van een database van voedselrelaties tussen planten en insecten in Nederland, welke in de toekomst gerelateerde vragen zou kunnen beantwoorden.
Kunt u aangeven hoeveel niet-stikstofminnende planten er zijn en welke insecten daarvan afhankelijk zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoeveel levend gewicht aan insecten er nu in Nederland voorkomt?
Er wordt in Nederland geen dekkend onderzoek gedaan naar verandering in de biomassa van insecten. De paar studies die biomassa hebben gemeten, hebben dit slechts in enkele jaren gedaan. Op basis van beschikbare data is het daarom niet mogelijk om uitspraken te doen over het levend gewicht aan insecten in Nederland. Projecten waarbij trends van insecten worden gemonitord, kijken met name naar aantallen individuen, soortenrijkdom of soortensamenstelling. Biomassa of levend gewicht wordt in deze onderzoeken niet of beperkt meegenomen omdat dit een complexe opgave is: in sommige gevallen kunnen ongunstige milieuomstandigheden tot een sterke toename in biomassa van slechts één of enkele soorten leiden, waarmee een hoge biomassa in deze gevallen niet getuigt van hogere natuurwaarden.
Omdat het levend gewicht aan insecten niet structureel wordt gemeten is het niet mogelijk om inzicht te geven in (ontwikkelingen in) levend gewicht aan insecten over de periode 1960 tot heden. Om dezelfde reden is het niet mogelijk om inzicht te geven in de hoeveelheid stikstof die benodigd is voor het vormen van deze insectenpopulatie.
Kunt u aangeven wat het levend gewicht aan insecten is over de periode 1960 tot het heden?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven hoeveel stikstof er nodig is om deze insectenpopulatie te vormen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven welke vogels afhankelijk zijn van insecten voor hun voedsel?
Vogels kunnen in verschillende mate afhankelijk zijn van insecten als voedsel. De afhankelijkheid kan ook variëren over de seizoenen. Data van Sovon Vogelonderzoek Nederland laat zien dat ongeveer 50% van alle in Nederland broedende soorten insectivoor is in de broedtijd. Voor de groep zangvogels ligt dit percentage op ongeveer 80%. Onder vogels die in de winter in Nederland verblijven is het aandeel insecteneters met circa 15% een stuk lager, dat is onder andere het gevolg van de veel lagere beschikbaarheid van insecten in die tijd van het jaar en het feit dat we in de winter een behoorlijke toename hebben van trekvogels uit noordelijke streken (zoals eenden en ganzen) die vaak watergebonden zijn en niet insectivoor. De meeste insecteneters in Nederland zijn trekvogels en in de winter niet in ons land aanwezig.
Luxetaks op drinkwater |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving over een luxetaks op drinkwater?1
Ja.
Deelt u de mening dat drinkwater een primaire levensbehoefte is, die niet alleen weggelegd dient te zijn voor de rijken? Zo ja, wilt u de waterbedrijven op hun falie geven voor dit onaanvaardbare plan en het plan van tafel vegen, zeker in een tijd waarin alles duurder wordt en veel mensen niet meer rond kunnen komen? Graag een gedetailleerd antwoord.
Ja, drinkwater is een eerste levensbehoefte. De Europese Drinkwaterrichtlijn verplicht dat iedereen toegang heeft tot drinkwater. Betaalbaarheid van drinkwater is daarom erg belangrijk.
Voldoende beschikbaarheid van bronnen voor de bereiding drinkwater is niet meer vanzelfsprekend. De toenemende vraag naar drinkwater en de onder druk staande waterkwaliteit zet het watersysteem als geheel onder druk. We moeten nadenken over hoe we de Nederlandse drinkwatervoorziening toekomstbestendig maken. In de Beleidsnota Drinkwater is onder meer gekozen om in te zetten op waterbesparing. Afgesproken is te beginnen met een verkenning (overzicht) van mogelijke maatregelen en instrumenten voor zowel huishoudens als bedrijven om drinkwater te besparen. Dit najaar wordt de Kamer geïnformeerd over deze verkenning. Over de mogelijke maatregelen en instrumenten in de nog te verschijnen verkenning heeft nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden. In de beleidsreactie op de verkenning zal worden ingegaan op (on)wenselijkheid van diverse onderdelen van de verkenning.
Waterbesparing begint met bewustzijn. Ik waardeer dat de drinkwaterbedrijven hier steeds meer aandacht voor vragen. Het idee van het instellen van een hoger tarief voor bovengemiddeld gebruik, meer gebruik dan nodig voor de eerste levensbehoeften, is een mogelijkheid die in de verkenning aan de orde komt en in Vlaanderen al is geïmplementeerd.
Het aandringen bij Indonesië voor het maken van excuses voor de Bersiap |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «bestuur Indiëherdenking zwicht voor intimidatie en geweld. Indonesische ambassadeur krijgt prominente rol tijdens ceremonie»?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Deelt u de mening dat het aanpassen van de Nationale Herdenking 15 augustus 1945, mede gelet op de onaangekondigde en niet-overlegde wijziging van het memorandum van de Nationale Dodenherdenking, opnieuw een klap in het gezicht is van Indische Nederlanders en andere betrokken?
Nee, deze mening deel ik niet. Op 15 augustus worden alle slachtoffers van de oorlog tegen Japan en de Japanse bezetting van voormalig Nederlands-Indië herdacht. De Indonesische slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog horen hierbij. Dat is reeds lange tijd de beleidslijn van de organiserende stichting. Ik ben mij ervan bewust dat sommige Indische Nederlanders de aanpassingen als pijnlijk ervaren. Anderen zien de aanpassingen juist als een positieve ontwikkeling.
Deelt u de mening dat de organisatie van de nationale herdenking nooit had mogen zwichten voor intimidatie en geweld?
De stichting Nationale herdenking 15 augustus 1945 heeft laten weten dat er geen sprake was van intimidatie of geweld dat heeft geleid tot wijzigingen. Nederland kent een herinnerings- en herdenkingscultuur waarbij ontwikkelingen in de samenleving leidend zijn. De stichting Nationale herdenking 15 augustus 1945 beweegt hierin mee en probeert een zeker evenwicht te vinden tussen alle verschillende opvattingen die er over de herdenking bestaan.
Begrijpt u dat de prominente rol die de Indonesische ambassadeur nu krijgt op de nationale herdenking door Indische Nederlanders wordt beschouwd als een regelrechte provocatie, omdat zij zowel tijdens de Tweede Wereldoorlog als tijdens de daaropvolgende Bersiap zwaar hebben geleden onder Indonesisch racisme én terreur?
Tijdens de Nationale herdenking 15 augustus 1945 wordt stilgestaan bij alle bevolkingsgroepen in voormalig Nederlands-Indië die het slachtoffer waren van de oorlog tegen Japan, waaronder Molukkers, Indo-Europeanen, Europeanen, Papoea’s, de Joods-Indische, Chinees-Indonesische gemeenschap en miljoenen Indonesiërs. Allen die geleden hebben. In dit licht wordt de ambassadeur van Indonesië al vele jaren uitgenodigd om gezamenlijk bij onze gedeelde geschiedenis en de slachtoffers stil te staan.
Ik besef dat er binnen de Indische gemeenschap verschillend wordt gedacht over een prominentere rol van de Indonesische ambassadeur. Een deel beschouwt dit als provocatie. Vanwege de complexe geschiedenis, die veelal tot op de dag van vandaag bij mensen en families doorwerkt, is dat begrijpelijk. Anderen spreken juist hun waardering uit voor een inclusieve aanpak waarbij alle slachtoffers binnen ons Koninkrijk worden herdacht van de oorlog tegen Japan.
Deelt u de mening dat het absoluut ontoelaatbaar is, zelfs sadistisch, dat de Indonesische ambassadeur, als vertegenwoordiger van een staat waarvan belangrijke politieke actoren en instituties tijdens de Tweede Wereldoorlog op grote schaal hebben samengespannen met de asmogendheid Japan en ook tijdens de daaropvolgende Bersiap verantwoordelijk is voor duizenden doden aan (Indisch-)Nederlandse zijde, nu een krans legt op de herdenking waar die doden worden herdacht?
Zie antwoord vraag 4.
In een reactie in de Volkskrant geeft de Indonesische ambassadeur ook aan dat de doden die tijdens de Tweede Wereldoorlog aan Indonesische zijde zijn gevallen in Indonesië NIET worden herdacht. Heeft u misschien een idee waarom dat is? Kan het toevallig iets te maken hebben met het feit dat Indonesiërs tijdens de Tweede Wereldoorlog op grote schaal samenspanden met de Japanners?
In Indonesië vindt geen nationale herdenking plaats rondom het einde van de Tweede Wereldoorlog op 15 augustus 1945 zoals dat in Nederland gewoon is. Landen herinneren en herdenken naar eigen inzicht.
Waarom zijn de Indische Nederlanders niet gekend in deze ongewenste aanpassing van hun herdenking?
De verschillende zienswijzen en emoties binnen de Indische gemeenschap ten aanzien van het herdenkingsprogramma zijn bij de stichting Nationale Herdenking 15 augustus 1945 bekend.
Heeft u de bereidheid om bij het bestuur van de nationale herdenking aan te dringen de aanpassingen onmiddellijk terug te draaien?
Nee, dat heb ik niet. De stichting Nationale herdenking 15 augustus 1945 is onafhankelijk en bepaalt zelf hoe de herdenking wordt vormgegeven.
Deelt u de mening dat de nationale herdenking een Nederlandse herdenking is en dat dat ook zo moet blijven?
De herdenking op 15 augustus is een nationale herdenking, waarin alle onderdanen van het toenmalig Koninkrijk, die slachtoffer werden van Japans geweld, terreur en verwaarlozing tijdens de Tweede Wereldoorlog, worden herdacht. Velen van de betrokken families wonen in Nederland, maar ook elders in de wereld, ook in Indonesië.
Wordt de nationale herdenking ook live uitgezonden op de Indonesische staatstelevisie of andere buitenlandse media?
De nationale herdenking is voor zover bekend niet live uitgezonden op de Indonesische staatstelevisie of door andere buitenlandse media. Het was zoals in voorgaande jaren wel te volgen op internet.
Wat voor afspraken zijn er met de Indonesische regering gemaakt omtrent de wijziging van de Indië herdenking? Is dit onderdeel van een ruil? Wat krijgen wij er voor terug/wat is de inzet van Indonesië?
De Nederlandse overheid heeft geen afspraken gemaakt met de Indonesische regering omtrent de Nationale herdenking 15 augustus 1945.
Is de prominentere rol van de Indonesische ambassadeur tijdens de Indië herdenking direct of indirect verzocht door de overheid?
Nee, dat is niet gebeurd. De stichting Nationale Herdenking 15 augustus 1945 is een onafhankelijke organisatie die zelf bepaalt hoe de herdenking er inhoudelijk uitziet. De overheid stuurt hier niet in.
Is er momenteel een plan om Indonesië (de ambassadeur dan wel Joko Widodo) aan te moedigen excuses aan te bieden voor de Bersiap? Zo nee, waarom niet?
De focus van het kabinet ligt bij ons eigen verleden en onze eigen rol daarin. Het is aan landen zelf om naar eigen inzicht met hun verleden om te gaan.
Op de nationale herdenknig herdenken Indische Nederlanders onder andere het verlies van familieleden en vrienden die zijn vermoord tijdens de Bersiap. U heeft deze verschrikkelijke episode uit onze geschiedenis tussen aanhalingstekens geplaatst nadat de Indonesiër Bonnie Triyana de Bersiap een racistische term noemde. Welke rol speelt de ambassadeur dan wel de Indonesische overheid in het bagatelliseren van de Bersiap?
De Minister-President gebruikte aanhalingstekens rond de term Bersiap op 17 februari 2022 omdat deze term aanleiding bleek voor maatschappelijke discussie en niet door iedereen als gepast werd ervaren. Het gebruik van aanhalingstekens markeert dat het belangrijk is om deze term van context te voorzien.
Ook het optreden van het Van Heutsz-regiment tijdens de nationale herdenking wordt aangepast. Bent u bereid bij het bestuur erop aan te dringen dit onmiddellijk terug te draaien?
Nee, dat ben ik niet. Het is aan de stichting om de herdenking naar eigen inzicht vorm te geven. Zie verder de antwoorden op vragen 8 en 12.
Het bericht dat de aanpak van de fileknelpunten A4 op de lange baan is geschoven |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving dat de aanpak van de fileknelpunten A4 op de lange baan is geschoven?1
Ja.
Deelt u de mening dat u boter bij de vis moet leveren bij het faciliteren van de ongebreidelde immigratie ten gevolge van uw beleid en dat u congestie op de steeds drukker wordende wegen moet bestrijden? Zo ja, deelt u de mening dat het daarom geen pas geeft om de met bevolkingsgroei samenhangende files niet op te lossen door de verbreding van de A4 tussen Leidschendam en Leimuiden uit te stellen, omdat er te weinig rekenmeesters zijn om de stikstofberekeningen uit te voeren? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
Ik vind het project A4 Knooppunt Burgerveen-N14 (door u genoemd de A4 tussen Leidschendam en Leimuiden) een belangrijk project, ondanks het feit dat het project niet in de lijst met prioritaire projecten is opgenomen. De reden hiervoor is het feit dat het voor de verkeersdoorstroming beter is om eerst de capaciteit op het traject van de A4 ter hoogte van Den Haag uit te breiden. Daarom is het project A4 Haaglanden-N14 opgenomen in de lijst met prioritaire projecten. Dit betekent echter niet dat het project A4 Knooppunt Burgerveen-N14 niet meer zal worden uitgevoerd. Het project zal meer vertraging oplopen dan bij de prioritaire projecten het geval is.
Elke vier jaar voert het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) de Integrale Mobiliteitsanalyse2 (IMA) uit, de opvolger van de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse. De IMA brengt mobiliteits- en bereikbaarheidsopgaven voor de lange termijn in beeld, onder andere die op ons Hoofdwegennet. Bevolkingsgroei wordt meegenomen in de prognoses, de scenario's van de Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving (WLO) van het Planbureau voor de Leefomgeving.
De IMA-2021 toont aan dat de automobiliteit in het scenario WLO Hoog toeneemt. Daarom voer ik diverse wegenprojecten uit ten behoeve van de verkeersdoorstroming.
Zoals u al stelt, zijn er niet voldoende deskundigen beschikbaar voor het uitvoeren van alle stikstofonderzoeken. Daarom moet ik keuzes maken en de volgorde bepalen waarin wegenprojecten kunnen worden voorbereid. Dit heb ik toegelicht in de Kamerbrief over het MIRT van 23 juni jl.3 Het is daarbij onvermijdelijk dat sommige projecten meer vertraging oplopen. Omdat het gaat om projecten die nodig zijn om Nederland bereikbaar, veilig en leefbaar te houden, zijn dit geen gemakkelijke keuzes.
Deelt u de mening dat gebruikers van de A4 dagelijks last hebben van het uitstellen van de broodnodige infrastructurele investeringen door het kabinet, waarbij forensen bumper aan bumper muurvast staan en het in de file staan ook het bedrijfsleven veel geld kost? Zo ja, heeft u de bereidheid om de verbreding alsmede het aanpakken van de overige file-hotspots op de A4 alsnog doorgang te laten vinden? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat werkt aan diverse wegenprojecten waarmee de capaciteit van het wegennet wordt vergroot. Er wordt daarbij gekeken naar het functioneren van het netwerk als geheel. Capaciteitsuitbreiding is echter niet het enige instrument dat wordt ingezet om de verkeersdoorstroming te bevorderen.
Zo maakt de rijksoverheid afspraken met werkgevers over het reisgedrag van hun werknemers en zet het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in op spreiding van verkeer om te zorgen dat niet iedereen op hetzelfde drukke moment de weg op gaat. Een concreet voorbeeld hiervan zijn afspraken die zijn gemaakt met acht bedrijven, de gemeente Den Haag en de provincie Zuid-Holland om te reizen buiten de spits om de positieve effecten van hybride werken na de coronapandemie vast te houden. Dergelijke afspraken en maatregelen kunnen op de korte(re) termijn ook de drukte op het door u beschreven traject verminderen.
Heeft u bij een negatief antwoord op vraag de bereidheid om de door uw beleid getroffen bloemen- en plantensector, met veilingen in het Westland en Aalsmeer, te compenseren?
De realisatie van het project A4 Burgerveen-N14 was gepland voor 2026 tot en met 2029.4 Door de recente ontwikkelingen op het gebied van stikstof schuift deze planning helaas op. Dit betekent voor de weggebruikers dat de verbetering van de verkeersdoorstroming langer op zich laat wachten. Ik acht compensatie hiervoor echter niet opportuun, omdat er geen sprake is van minder capaciteit. De huidige capaciteit is en blijft beschikbaar.
Personeelsbeleid GGD m.b.t. coronapandemie en voortzetting vaccinatiecampagne. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Klopt het dat er bij de GGD werknemers op stand-by staan, in afwachting van een nieuwe corona-uitbraak? Zo ja, hoeveel zijn dat er?
Met de GGD’en is afgesproken dat zij voor testen, bron- en contactonderzoek en vaccineren een beperkte basiscapaciteit aanhouden die indien nodig kan worden opgeschaald. Hierover is de Tweede Kamer met de brief van 13 juni jl. geïnformeerd.1 Het huidige testbeleid leidt tot minder testvraag bij de GGD’en. Zolang antigeen(zelf)testen voldoende betrouwbaar zijn, blijft zelftesten de primaire testmethode om individuele besmettingen op te sporen en wordt niet opgeroepen tot grootschalig testen bij de GGD. Bepaalde doelgroepen, waaronder zorgpersoneel dat werkt met mensen met een kwetsbare gezondheid, kunnen wel terecht bij de GGD voor een PCR-test. Hiertoe houdt de GGD een basistestcapaciteit beschikbaar. Deze basiscapaciteit geeft ook de mogelijkheid tot beperkte opschaling indien nodig. Grootschalige opschaling van PCR-testen voor de gehele bevolking is alleen nodig in specifieke scenario’s, bijvoorbeeld bij een virusvariant waarbij antigeen(zelf)testen onvoldoende betrouwbaar zijn, terwijl de besmettingen en druk op de zorg onverhoopt toch weer oplopen. Dat is (voorlopig) niet aan de orde. Omdat de testvraag fluctueert en onvoorspelbaar is, vraagt dit flexibiliteit van personele inzet, en worden hiervoor oproepkrachten en beschikbaarheidsdiensten ingezet. Het al dan niet oproepen van personeel is afhankelijk van de testvraag. Hierdoor varieert de personele inzet per dag. Oproepkrachten zijn, wanneer zij niet worden opgeroepen, beschikbaar voor ander werk op de arbeidsmarkt.
Het vaccineren loopt bij de GGD’en gewoon door. Voor vaccineren geldt dat de GGD’en een basiscapaciteit aanhouden van 300.000 prikken per week die opgeschaald kan worden bij het starten van een nieuwe vaccinatiecampagne. Op dit moment is die opschaling bezig voor de najaarsronde.2 Door tijdig te starten met vaccineren kunnen we ervoor zorgen dat minder mensen ernstig ziek worden door COVID-19. Daarmee draagt vaccineren bij aan het toegankelijk houden van de zorg en indirect aan het zoveel mogelijk openhouden van de samenleving. Met het oog op de krapte op de arbeidsmarkt en om toch snel op te kunnen schalen werken de GGD’en aan flexibele inzet van personeel voor zowel testen als vaccineren. De GGD’en zetten hun personeel zo efficiënt en productief mogelijk in. Het personeel is de afgelopen periode bijvoorbeeld ook ingezet bij de vaccinatie tegen apenpokken. GGD’en bespreken met werkgevers de mogelijkheden voor het beschikbaar stellen van medewerkers met ervaring met prikken of testen. Ook voor de GGD’en is het in de huidige arbeidsmarkt moeilijk om personeel vast te houden in de minder drukke periodes.
Zo ja, kunt u aangeven op basis van welke informatie/aanwijzingen u deze op handen zijnde nieuwe uitbraak baseert? Kunt u dit vermoeden epidemiologisch staven en zo ja, aan de hand waarvan? Kunt u hierbij een uitgebreide (statistische) analyse geven?
Er zijn verschillende indicatoren die bepalen of een nieuwe uitbraak mogelijk op handen is. De immuniteit van de populatie speelt een rol bij een mogelijke nieuwe uitbraak. Zo zijn de circulatie van het virus in groepen met een lage vaccinatiegraad, afnemende bescherming na vaccinatie of na doorgemaakte infectie of een hogere mate van «immuunevasie» van nieuwe virusvarianten allemaal factoren die kunnen leiden tot een toename in het aantal besmettingen. Daarnaast verspreidt een respiratoir virus zoals SARS-CoV-2 zich makkelijker in het najaar/de winter (seizoenseffect).
In 2020 en 2021 is er in het najaar steeds een toename gezien van het aantal besmettingen, ondanks dat er contactbeperkende maatregelen golden. Nu op dit moment geen maatregelen meer gelden, de kans op een nieuwe virusvariant aanwezig is, een afnemende immuniteit sinds eerdere (booster)vaccinatie of infectie aanwezig is en een seizoenseffect niet valt uit te sluiten, moet rekening gehouden worden met een mogelijke nieuwe uitbraak in het najaar. Om die reden heb ik in een vroeg stadium besloten het RIVM en de GGD’en opdracht te geven zich voor te bereiden op een vaccinatieronde in het najaar3 en heb ik onlangs op advies van het OMT-V besloten deze najaarsronde vanaf half september te starten.4
Gaat u de bevolking proactief oproepen om zich de komende tijd weer te laten testen bij klachten?
Zolang antigeen(zelf)testen bij klachten voldoende betrouwbaar zijn, blijft zelftesten de primaire testmethode om individuele besmettingen op te sporen en wordt niet opgeroepen tot grootschalig testen bij de GGD. Bepaalde doelgroepen, waaronder zorgpersoneel dat werkt met mensen met een kwetsbare gezondheid, kunnen nu wel terecht bij de GGD voor een PCR-test.
Grootschalige opschaling van PCR-testen voor de gehele bevolking is alleen nodig in bepaalde scenario’s, bijvoorbeeld als er een virusvariant komt waarbij de antigeen(zelf)testen onvoldoende betrouwbaar zijn, terwijl de besmettingen en druk op de zorg onverhoopt toch weer oplopen. Dat is (voorlopig) niet aan de orde.
Bent u het eens dat een proactief testbeleid automatisch ook zal leiden tot meer aangetoonde «besmettingen», waardoor de coronacijfers dus logischerwijs weer zullen oplopen?
Testen op corona is slechts één van de vele methoden waarmee de infectiedruk in kaart gebracht wordt. Op dit moment, zonder grootschalig te testen, wordt onder meer door middel van rioolwatermetingen, NIVEL-peilstations en de infectieradar het aantal besmettelijke personen in Nederland in beeld gebracht. Wanneer grootschalig PCR-testen opnieuw wordt ingezet, heeft dit als doel het inperken van besmettingen en het geven van gepast isolatie- of quarantaine advies in het kader van de volksgezondheid.
Onderkent u ook dat een positieve test weinig zegt, aangezien hierbij niet bekend is of een persoon ook daadwerkelijk op dat moment actief en/of een besmettelijk virus bij zich draagt?
De PCR-test toont specifiek stukjes genetisch materiaal van het SARS-CoV-2 virus aan en heeft een hoge testgevoeligheid. Dat betekent dat de PCR-test het virus ook oppikt bij iemand die nog weinig virus heeft of weinig virus meer bij zich draagt. Een positieve PCR-testuitslag kan niet altijd worden gebruikt om te bepalen of iemand na de isolatieperiode en het verdwijnen van de symptomen, nog besmettelijk is na het doormaken van COVID-19. Wel is het zeer geschikt om een actuele besmetting bij klachten of na recent contact met iemand die besmet was, aan te tonen. Op basis van die kennis kan iemand in thuisisolatie gaan en contacten informeren.
Zo ja, kan geconcludeerd worden dat door het toegenomen proactief testen straks (opnieuw) een potentieel kunstmatig gecreëerde «golf» zal optreden? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide verklaring geven?
Nee, met het huidige testbeleid wordt al proactief aangespoord een zelftest te gebruiken bij corona-gerelateerde klachten. De uitslagen hiervan worden niet centraal geregistreerd. Het al dan niet toenemen van de infectiedruk wordt gemeten door de reeds eerdergenoemde instrumenten en wordt dus niet enkel bepaald door positieve testuitslagen. Het aansporen van de bevolking om zich te laten testen bij de GGD, zal dus niet bijdragen aan het «ontstaan van die golf».
Worden de mensen die op dit moment bij de GGD op stand-by staan 100 procent betaald en zo ja, hoe verantwoordt u dat? Kunnen wij daaruit dus concluderen dat zij op dit moment betaald worden, terwijl zij geen werkzaamheden uitvoeren? Kunt u de motivatie daarachter verklaren?
Nee, als een oproepkracht niet wordt opgeroepen door de GGD wordt deze niet betaald. Indien een werknemer een beschikbaarheidsdienst heeft, wordt deze volgens CAO gedeeltelijk betaald. Omdat de testvraag fluctueert en onvoorspelbaar is vraagt dit flexibiliteit van personele inzet. Daarom worden oproepkrachten ingezet. Het al dan niet oproepen van personeel is afhankelijk van de testvraag. Hierdoor varieert de personele inzet per dag.
Uit welke gelden worden deze werknemers op stand-by bekostigd?
In de begroting van VWS is geld gereserveerd voor de bestrijding van het coronavirus. De kosten die de GGD’en maken in het kader van coronabestrijding worden gefinancierd vanuit de meerkostenregeling.
Hoeveel kosten deze werknemers op stand-by de belastingbetaler op maandelijkse basis exact?
Omdat de testvraag varieert van maand tot maand fluctueert ook het aantal ingezette oproepkrachten. Hierdoor variëren de vaste maandelijkse kosten.
Hoe lang worden deze werknemers op stand-by al betaald en hoe lang worden zij doorbetaald als er voor hen (nog) geen werk (meer) is? Kunt u de contractbepalingen van deze mensen openbaar maken voor de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Als een oproepkracht niet wordt opgeroepen door de GGD wordt deze niet betaald. Indien een werknemer een beschikbaarheidsdienst heeft, wordt deze volgens CAO gedeeltelijk betaald. Het contract van de oproepkracht is in overeenstemming met de CAO van SGO. Deze is openbaar.5
Bent u zich ervan bewust dat Nederland kampt met een nijpende koopkrachtcrisis? Zo ja, hoe verklaart u dan dat er belastinggeld wordt uitgetrokken voor het betalen van salarissen van mensen waarvoor, vooralsnog, geen werk is, terwijl er voor koopkrachtcompensatie geen ruimte is?
Het uitgangspunt van het kabinet bij de lange termijnaanpak van het coronavirus is het open houden van de samenleving. De GGD’en houden voor testen, bron- en contactonderzoek en vaccineren een beperkte basiscapaciteit aan die indien nodig kan worden opgeschaald. Het opschalen van de testcapaciteit zou nodig kunnen zijn bij de opkomst van een virusvariant waarbij antigeen(zelf)testen onvoldoende betrouwbaar zijn, terwijl de besmettingen en druk op de zorg onverhoopt toch weer oplopen. In dat geval zijn testen en bron- en contactonderzoek belangrijke instrumenten in de bestrijding van de epidemie. Voor het vaccineren geldt dat de basiscapaciteit opgeschaald kan worden met het oog op een nieuwe vaccinatieronde, zoals op dit moment het geval is. Door te vaccineren kunnen we ervoor zorgen dat minder mensen ernstig ziek worden door COVID-19. Daarmee draagt vaccineren bij aan het toegankelijk houden van de zorg en indirect aan het zoveel mogelijk openhouden van de samenleving.
Vanuit maatschappelijk oogpunt vind ik het daarom te verantwoorden dat de GGD’en deze beperkte capaciteit aanhouden en opschalen indien nodig. De GGD’en hebben daarbij nadrukkelijk aandacht voor een flexibele en zo efficiënt mogelijke inzet van personeel, gelet zowel op de kosten en op de krapte op de arbeidsmarkt.
Bent u zich ervan bewust dat Nederland kampt met grote personeelstekorten? Zo ja, waarom worden de mensen die op dit moment op stand-by staan dan niet gekoppeld aan sectoren die dringend mensen nodig hebben?
De afgelopen jaren hebben we gezien dat het coronavirus een grote impact kan hebben op onze samenleving. Het openhouden van de samenleving is een gezamenlijke opgave waar de GGD’en door te vaccineren en te testen een belangrijke bijdrage aan leveren. De GGD’en werken met een beperkte basiscapaciteit die alleen wordt opgeschaald indien daar aanleiding toe is. Oproepkrachten zijn, wanneer zij niet worden opgeroepen, beschikbaar voor ander werk op de arbeidsmarkt.
De toename van het aantal plofkraken |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving over de zorgelijke toename van het aantal plofkraken, die gepaard gaan met heftige explosies en buurtbewoners die nabij geldautomaten wonen in angst doen leven?1
Ja.
Heeft u de bereidheid om te onderzoeken hoe daders van plofkraken harder aangepakt kunnen worden met strengere straffen? Graag een gedetailleerd antwoord met concrete oplossingen.
Per 1 mei 2018 is de strafvorderingsrichtlijn ram- en plofkraken van het Openbaar Ministerie aangescherpt. Reden hiervoor is de ernstige gevaarzetting van dit delict en de hoge impact op de veiligheidsgevoelens binnen de samenleving. Het nieuwe uitgangspunt van de strafeis bij een plofkraak is 24 maanden gevangenisstraf. Indien sprake is van een geldautomaat in een gebouw waarin ook woningen zijn gesitueerd, kan een gevangenisstraf van 48 maanden worden geëist. Verder kunnen de omvang van de schade en/of de buit, het georganiseerd verband en eventuele gevolgen voor slachtoffers reden zijn de strafeis nog verder te verhogen. De officier van justitie heeft daarmee voldoende mogelijkheden om passende sancties op te eisen, waarbij hij per zaak maatwerk kan toepassen.
Heeft u de bereidheid om met gemeenten en banken te kijken naar andere veiligheidsmaatregelen die ten aanzien van geldautomaten genomen kunnen worden, bijvoorbeeld het inpandig maken van geldautomaten? Graag een gedetailleerd antwoord.
Na een significante stijging van het aantal plofkraken in Nederland in 2019 zijn tijdens twee Bestuurlijke Overleggen, d.d. 16 december 2019 en 30 januari 2020, verschillende maatregelen afgesproken en in gang gezet om plofkraken tegen te gaan.2 De maatregelen zien op: 1. het waardeloos maken van de buit, 2. de verplaatsing van geldautomaten in gevels van woningen en/of wooncomplexen en 3. de continuering van de opsporing en vervolging van daders en de intensivering van de publiek-private samenwerking. Mede door deze maatregelen is het aantal plofkraken de afgelopen jaren gedaald. In 2019 was het aantal plofkraken 95, waarvan 72 met explosieven. In 2020 is dat aantal gedaald tot 42, waarvan 30 met gebruik van (zware) explosieven. Het aantal aanvallen op geldautomaten daalde in 2021 verder naar 20, waarvan 12 met gebruik van (zware) explosieven.3 Het beeld van 2022 is vooralsnog dat de daling wordt voortgezet: dit jaar hebben tot 26 augustus tien plofkraken plaatsgevonden, waarvan negen met (zware) explosieven. Het is – los van de daling van de aantallen plofkraken – zorgelijk dat criminelen zware en/of zelf gemaakte explosieven gebruiken.
Zoals in de brief aan uw Kamer4 vermeld, blijft het belangrijk om dit fenomeen te monitoren om eventuele verschuivingen en of nieuwe ontwikkelingen aan te pakken. De dialoog hierover wordt met de relevante samenwerkingspartners voortgezet.
Geleverde streek aan vissers |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Henk Staghouwer (CU) |
|
Bent u bekend met het nieuws dat vissers woest op u zijn vanwege uw slikken of stikken-beleid jegens de in nood verkerende visserijsector?1
Ik denk dat u doelt op de vereiste van de saneringsregeling dat contingenten vervallen wanneer een visserijondernemer besluit zijn vissersvaartuig aan te melden voor saneringssubsidie. Ik ben mij bewust van de reacties van de sector op dit vereiste.
Kunt u duiden waarom u een in potentie gezonde visserijsector, die voor Nederland een eeuwenoude traditie is, kapot wil maken met onzinnige maatregelen tot krimp?
De genomen maatregelen voor krimp werden niet alleen door het ministerie maar ook door de sector gezien als noodzaak. Ten gevolge van de Brexit heeft de EU minder visquota ter beschikking en hierdoor verliest Nederland een aanzienlijk deel van bijvoorbeeld het tongquotum. Het is niet realistisch om een kleiner quotum op te vissen met een vloot die niet in grootte is veranderd sinds de inkrimping van het quotum. Om er voor te zorgen dat er voor visserijondernemers die naar aanleiding van de Brexit geen toekomst meer zien in de visserij, werd de saneringsregeling opgezet. De aan vissersvaartuigen verbonden contingenten (vangstmogelijkheden) die vervallen bij het ontvangen van saneringssubsidie worden naderhand gratis tijdelijk beschikbaar gesteld aan groepen of producentenorganisaties, die zij vervolgens verdelen onder de visserijondernemers die willen blijven vissen. Hierdoor wordt de omvang van de vloot in overeenstemming gebracht met de hoeveelheid vangstmogelijkheden. Een inkrimping van de huidige vloot is daarom noodzakelijk voor zowel de visserijondernemers die willen stoppen als voor de visserijondernemers die willen blijven vissen.
Waarom kiest u voor een stilzwijgen bij het kapot maken van de boeren door middel van het stikstofbeleid? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Er is een transitie in de landbouw nodig vanwege de urgente natuur-, klimaat- en waterproblematieken om te komen tot een toekomstbestendige landbouw met voldoende verdienvermogen. Het toekomstperspectief voor boeren en de brede welvaart van het landelijk gebied zijn zaken die hier zwaar bij worden meegewogen. Boeren worden op diverse manieren ondersteund bij het vormgeven van deze transitie. Ik verwerp dan ook de suggestie dat het kabinet boeren kapot zou maken met het stikstofbeleid.
Waarom kiest u er nu ook voor om de visserijsector te slopen en om afspraken met vissers met betrekking tot saneringsregelingen niet na te komen? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Afspraken met betrekking tot de saneringsregeling zijn nagekomen. Het uitgangspunt is dat bij de voorbereiding van nieuw beleid er altijd overleg met de sector plaatsvindt. De saneringsregeling was hierin geen uitzondering: de invulling van de regeling is waar mogelijk voorbesproken met de sectorvertegenwoordigers zoals producentenorganisaties. De uitzondering hierop, wat dus niet met de sector is gecommuniceerd, is dat het vervallen van de contingenten een vereiste is van de saneringsregeling. Dit is gedaan omdat vooroverleg over dit onderdeel van de saneringsregeling zou kunnen leiden tot handel met voorkennis, wat ongewenst is.
Vindt u zichzelf geschikt als Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, daar u geenszins de belangen van de boeren en vissers dient? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Ja. Ik zet mij in voor een duurzame en toekomstbestendige visserijsector. Mijn ambtsvoorganger heeft de Tweede Kamer met de brief van 1 juli jl. (Kamerstuk 29 675, nr. 210) geïnformeerd over de agenda visserij waarmee ik toe wil werken naar een duurzame toekomst voor de visserij. De saneringsregeling is een instrument dat daar aan bijdraagt.
Heeft u de bereidheid om uw eerdere belofte aan vissers om te komen tot goede saneringsregelingen na te komen of nog beter, om af te zien van krimp van een sector die al eeuwenlang met ons land verbonden is? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven waarbij u duidelijk aangeeft hoe u de sector in nood te hulp schiet?
Zoals ik aangaf in mijn antwoord op vraag 2, is de saneringsregeling noodzakelijk voor visserijondernemers die geen toekomst meer zien in de visserij. Een krimp van de huidige vissersvloot is door toedoen van de Brexit onvermijdelijk. Visserijondernemers wordt de gelegenheid geboden om te saneren als zij geen toekomst meer zien in de visserij. Dit is op vrijwillige basis, er is geen sprake van dwang. Om visserijondernemers die schade hebben ondervonden van de gevolgen van de Brexit doordat zij stil hebben gelegen en inkomsten hebben misgelopen, te ondersteunen, zullen uit het Brexit Adjustment Reserve (BAR) begin 2023 nog twee regelingen (stillegregeling en liquiditeitsregeling) opengesteld worden.
Heeft de bereidheid om af te zien van het inleveren van vangstrechten, daar dit kapitaalvernietiging is en een doorkruising van al bestaande verduurzamingsplannen? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Van kapitaalvernietiging is geen sprake, want het gaat om een vrijwillige deelname aan een subsidieregeling om visserijactiviteiten te beëindigen. Visserijondernemers hebben een keuze om hier al dan niet aan mee te doen. De contingenten zijn in het verleden door de overheid gratis verstrekt aan visserijondernemers. In het onderling verhandelen van deze contingenten tussen vissers heeft de overheid geen rol gespeeld. Van een doorkruising van al bestaande verduurzamingsplannen is geen sprake aangezien de saneringssubsidie wordt verleend aan visserijondernemingen die definitief stoppen met hun visserijactiviteiten. Als gevolg van de Brexit heeft de EU een gedeelte van de visquota’s in moeten leveren. Hierdoor is er minder quotum beschikbaar voor de vloot die we vandaag de dag kennen. Om toekomstperspectief te bieden voor vissers die geen gebruik willen maken van de saneringsregeling worden de bij sanering vervallen contingenten tijdelijk via de producentenorganisaties weer over deze vissers verdeeld tot duidelijk is wat de resultaten zijn van het traject rond de herziening van het contingentenstelsel. Er zal dan ook niet worden afgezien van de voorwaarde dat bij gebruikmaking van de saneringsregeling de contingenten komen te vervallen.
Personeelstekorten overheid |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Ook personeelstekorten bij uitvoeringsorganisaties als UWV, fiscus en IND» van de NOS?1
Ja.
Erkent u dat er door de personeelstekorten bij uitvoeringsorganisaties problemen ontstaan in de toegankelijkheid en kwaliteit van de publieke voorzieningen, zoals de bereikbaarheid en wachttijden bij de BelastingTelefoon?
Ondanks alle inspanningen leiden de personeelstekorten bij de uitvoeringsorganisaties ertoe dat de dienstverlening soms onder druk kan staan, zoals dat ook op het moment breder speelt in veel sectoren.
Het tekort aan personeel zorgt o.a. voor langere wachttijden bij de BelastingTelefoon voor burgers. Om te zorgen dat de toegankelijkheid zo goed als mogelijk geborgd blijft, zijn de volgende maatregelen genomen:
Op de website maakt de Belastingdienst inmiddels gebruik van het hulpmiddel «Contact op maat», die burgers en bedrijven versneld naar het juiste onderwerp leidt. De eerste resultaten laten een fors gebruik van de tool zien.
Ook kunnen burgers en bedrijven langskomen bij de steunpunten en balies van de Belastingdienst. Indien gewenst kan hiervoor online een afspraak gemaakt worden.
De Belastingdienst houdt bij welke vragen vaak gesteld worden en past deze dynamisch aan op de website onder «veel gestelde vragen».
De Belastingdienst informeert intern en extern, en in het keuzemenu dat de wachttijden helaas langer zijn en wat men zelf kan doen. Verder kan een burger of ondernemer online zien wat de actuele wachttijd is. Ook kan gebruik worden gemaakt van de callback-functie waarmee de Belastingdienst de mogelijkheid biedt teruggebeld te worden als de wachtrij te lang is.
Er wordt veel geïnvesteerd in het werven, opleiden en behouden van (nieuwe) medewerkers om de bereikbaarheid van de Belastingdienst te verbeteren. De aanvangssalarissen voor de BelastingTelefoon zijn verhoogd om de concurrentiepositie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Ook hebben zittende medewerkers dit jaar een extra verhoging gekregen vanwege de bovenmatige bijdrage die nu van hen gevraagd wordt.
Naast uitvoering van reguliere taken heeft de Belastingdienst te maken met uitbreiding en intensivering van taken en ziekteverzuim. Dat leidt tot extra vragen naar mensen. De krappe arbeidsmarkt en de extra benodigde capaciteit bij de herstelwerkzaamheden maken de invulling van de wervingsopgave fors moeilijker en hoger.
Erkent u dat de problemen bij uitvoeringsorganisaties het gevolg zijn van bezuinigingen, extra toebedeelde taken en imagoschade bij bijvoorbeeld de Belastingdienst?
Op 25 februari 2021 heeft de Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties (TCU) het rapport «Klem tussen balie en beleid» opgeleverd. Tevens is in opdracht van het vorige kabinet een analyse (Werk aan Uitvoering) opgesteld door ABDTOPConsult naar gedeelde problematiek in de uitvoering. Zowel de TCU als ABDTOPConsult concluderen dat onder meer door bezuinigingen in de periode tussen 2007 en 2017 en door toenemende complexiteit van wet- en regelgeving problemen zijn ontstaan bij uitvoeringsorganisaties, waaronder ook de Belastingdienst. Of het aspect imagoschade hier ook aan heeft bijgedragen is niet onderzocht. Het kabinet heeft de conclusies uit het TCU-rapport en het WaU rapport onderschreven2.
De reeds geschetste problemen zijn ook de reden dat dit kabinet ervoor kiest in het coalitieakkoord om de uitvoeringsorganisaties en de dienstverlening van de overheid te versterken. Zodat uitvoeringsorganisaties de randvoorwaarden hebben om hun publieke waarden goed uit te kunnen voeren. Daarom zet het kabinet het overheidsbrede programma Werk aan Uitvoering voort. Daarbij reserveert het kabinet 600 miljoen per jaar gedurende 10 jaar, met een aanloop van 200 miljoen in 2022 om de versterking van de uitvoeringsorganisaties ook financieel te ondersteunen. Binnen Werk aan Uitvoering wordt aan de hand van zes thema’s de dienstverlening verbeterd. Deze zes thema’s zijn: dienstverlening, digitalisering, wetgeving, samenwerken in de driehoek, statuur en vakmanschap en de rol van de politiek3.
Bent u het eens dat het van groot belang is dat de toegankelijkheid en kwaliteit van publieke voorzieningen gestaafd wordt?
Daar is het kabinet het mee eens. Daarom staat in het eerste thema binnen Werk aan Uitvoering een toekomstbestendige dienstverlening centraal. Binnen dit thema werken we aan de toegankelijkheid en kwaliteit van de publieke dienstverlening.
Hoe gaat de overheid om met het personeelstekort en de uitvoeringsproblemen?
De rijksoverheid heeft, net als andere werkgevers in Nederland, te maken met de effecten van de krapte op de arbeidsmarkt. Specifieke kraptefuncties zijn ICT-functies, juridische functies en financieel-economische functies. Momenteel staan er rond de 2000 vacatures open op de externe vacaturesite van de rijksoverheid.4
Een deel van de vacatures staat open bij uitvoeringsorganisaties, waaronder UWV, de Belastingdienst en de IND. Dit gaat gepaard met een spanning tussen het verlies van expertise door natuurlijk verloop en de krappe arbeidsmarkt die het aantrekken van deze kennis en nieuwe medewerkers bemoeilijkt. Dat brengt met zich mee dat de dienstverlening door deze en andere diensten soms onder druk kan staan.
Met het programma Werk aan Uitvoering zet het kabinet in op de belangrijkste thema’s om de dienstverlening voor burgers (en bedrijven) echt te verbeteren: zorgen dat de overheid randvoorwaarden heeft om de publieke taken goed te vervullen. Daarbij hoort het realiseren van de menselijke maat in grootschalige processen, persoonlijke dienstverlening en in uiterste instantie, maatwerk en het aanpakken van onbedoelde, maar in de praktijk hardvochtig uitpakkende wetten en regels. Maar ook door de samenwerking russen politiek, beleid en uitvoering te verbeteren, opdat wat politiek wordt beloofd ook waargemaakt kan worden in de praktijk. Op deze manier kunnen dilemma’s in de uitvoering transparant politiek worden gedeeld en gewogen.
Binnen dit programma wordt ook gewerkt aan het vergroten van de statuur en aantrekkelijkheid van het werken in de uitvoering met het programma Werk aan Uitvoering (WaU), onder meer door middel van een versterkte inzet op leren en ontwikkelen en mobiliteit, en gelijke waardering van beleid en uitvoering.
De rijksoverheid biedt – naast een gemiddeld genomen marktconform salaris – een aantrekkelijk pakket secundaire arbeidsvoorwaarden, waaronder een Individueel Keuzebudget (IKB) en een ruime ouderschapsverlofregeling. Leidinggevenden binnen de rijksoverheid kunnen daarbovenop een eenmalige of tijdelijke arbeidsmarkttoelage bieden aan (potentiële) medewerkers in kraptefuncties. Ook zijn er rijksbrede en departementale initiatieven gericht op werving, interne doorstroom en behoud van medewerkers.
Zijn er plannen om personeel te werven voor publieke functies waar tekorten zijn, zoals bijvoorbeeld de reclames van het Ministerie van Defensie?
Ja, deze plannen zijn er. In 2022 is de Rijksbrede arbeidsmarktcommunicatiestrategie doorontwikkeld waarmee het Rijk als aantrekkelijk werkgever gepositioneerd wordt. Naar verwachting zal vanaf eind oktober 2022 een arbeidsmarktcampagne live gaan om potentiële medewerkers te werven en huidige medewerkers te blijven interesseren om te werken bij de rijksoverheid. De campagne wordt zichtbaar op televisie, social media, online media platformen en via online zoekmachines.
In welke mate wordt er geanticipeerd op demografische ontwikkelingen als vergrijzing en bevolkingsgroei waardoor er een grotere vraag naar publieke voorzieningen zal ontstaan?
De omvang en samenstelling van de Nederlandse bevolking veranderen de komende dertig jaar door vergrijzing en migratie. Deze demografische ontwikkelingen brengen uitdagingen en onzekerheden met zich mee. Het kabinet wil meer zicht krijgen op de mogelijke scenario’s tot 2050. De vraag is daarbij wat de gevolgen zijn voor de samenleving, hoe de regering hier met beleid op kan inspelen en welke effecten dat heeft.
Om de opgaven en mogelijke oplossingen in kaart te brengen is de «Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050» ingesteld5.
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) kijkt naar oplossingen waarbij hetzelfde werk wordt gedaan met minder personeel door bijvoorbeeld de inzet van drones, kunstmatige intelligentie en cameratoezicht, in welke mate is technologie een hulpmiddel voor de uitvoeringsorganisaties om de groeiende vraag naar publieke voorzieningen op te vangen en hoe stimuleert u dit?
We hebben de afgelopen decennia gezien hoe technologie een steeds belangrijker hulpmiddel is geworden voor uitvoeringsorganisaties. Nieuwe technologieën bieden kansen. Veel uitvoeringsorganisaties kijken daarom voortdurend naar de mogelijkheden van nieuwe technologieën. De NVWA is daar een voorbeeld van. Nieuwe technologieën veranderen de aard van de werkzaamheden, maar niet altijd de totale omvang ervan. Waar de inzet van drones en andere technologieën op de ene plek mensen vrij kan spelen, kan de vraag naar mensenwerk op andere plekken juist weer toenemen. Het kabinet vindt het bijvoorbeeld belangrijk dat burgers en ondernemers die daar behoefte aan hebben, kunnen rekenen op persoonlijke aandacht van de overheid. Daar is personeel voor nodig. Daarnaast zijn wet- en regelgeving vaak zo complex dat het potentieel van technologieën voor uitvoeringsorganisaties maar gedeeltelijk bruikbaar is: er zit veel mensenwerk in het zorgvuldig interpreteren van wetten en regels om tot goede besluiten te komen.
Binnen het eerder geschetste Werk aan Uitvoering is een van de thema’s digitalisering, waarmee we de digitale agenda versnellen en daarmee de digitale dienstverlening versneld doorontwikkelen, zodat we blijvend aansluiten op de behoeften van burgers en ondernemers. Binnen dit thema zetten we een Meerjarenprogramma Infrastructuur Digitale Overheid (MIDO) op en brengen en houden we de ICT-systemen in de uitvoering op orde. Ook kijken we hoe de gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties onderling op bredere schaal mogelijk is. Daarbij houden we oog houden voor digitale inclusie en de betrouwbaarheid, veiligheid en gebruiksvriendelijkheid van de digitale dienstverlening door de overheid.
De tweet van Dr. Chantal Bleker-Rovers en langdurige bescherming na infectie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met de tweet van Dr. Chantal Bleker-Rovers, internist-infectioloog bij het Radboud UMC en tevens OMT-adviseur, waarin zij stelt: «Mensen bouwen geen weerstand op voor de winter als ze deze zomer besmet zijn geweest», een uitspraak en toekomstvoorspelling die zij desgevraagd niet concreet met onderzoeksgegevens kon onderbouwen, behalve dan door te persisteren en te parafraseren?1
Ik heb deze tweet bekeken.
Kunt u de uitspraak van deze OMT-adviseur rijmen met het recente onderzoek uit Qatar dat de bekende kinderarts en hoofddocent infectieziekten en epidemiologie Patricia Bruijning op Twitter eerder deelde, waarin goed onderbouwd staat dat er langdurige bescherming is na infectie, tot wel 14 maanden, ongeacht de variant? Zo ja, hoe rijmt u dat, aangezien de niet met onderzoeksdata onderbouwde uitspraak van Dr. Chantal Bleeker-Rovers – die ten onrechte aanvoerde dat de studie over varianten vóór Omikron zou gaan – haaks lijkt te staan op de conclusies uit deze studie?2, 3
Binnen het wetenschappelijk discours, dat ook op twitter gevoerd wordt, komen verschillen van inzicht en verschillende inschattingen voor. Het is niet mijn rol om een discussie tussen wetenschappers te beslechten; de wetenschap is daar uitstekend zelf toe in staat.
Bent u, aangezien de uitspraak van Dr. Chantal Bleker-Rovers tot veel onrust heeft geleid en gezien haar rol in het OMT, bereid om opheldering te vragen over deze kwestie, zodat zij haar uitspraak met concrete en verifieerbare onderzoeksdata kan onderbouwen of publiekelijk kan intrekken? Wilt u op korte termijn aan dit verzoek voldoen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u, het RIVM, het OMT en de Gezondheidsraad bekend met diverse studies over de langdurige bescherming die natuurlijke infectie biedt? En zo ja, op welke wijze worden deze studies door de diverse OMT adviseurs meegenomen in de advisering en daarna door de u in de beleidsbepaling?
Alle wetenschappelijke literatuur wordt door de experts van het RIVM, het OMT en de Gezondheidsraad meegenomen bij de advisering, ook wetenschappelijke literatuur over bescherming na een natuurlijke infectie.
Kunt u hier referenties van geven, bijvoorbeeld hoe de eerdergenoemde studie over bescherming na natuurlijke infectie als onderbouwing heeft gediend van een advies door het OMT of hoe de mate van natuurlijke bescherming na infectie als parameter voor groepsimmuniteit door het RIVM wordt mee-gemodelleerd in haar prognoses?
De informatie uit de eerder genoemde studie is gebruikt voor diverse OMT adviezen. Voor de vraag hoe bescherming na infectie in de modellen wordt gebruikt wil ik u verwijzen naar de openbare gegevens daarover op de website van het RIVM5.
Zo nee, kunt u aangeven waarom natuurlijke bescherming na infectie geen deel uitmaakt van de advisering en de beleidsbepaling? Indien dergelijke studies niet worden meegenomen omdat ze nog niet peer-reviewed of iets dergelijks zijn, kunt u dan aangeven waarom adviezen die gebaseerd zijn op boerenverstand in plaats van peer-reviewed onderzoek (sic) dan wel worden opgevolgd? Zo nee, waarom niet?4
Zie antwoord vraag 5.
De vergoedingen die netbeheerders betalen voor duurzaam opgewekte stroom |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het feit dat TenneT in 2021 4 miljard euro heeft moeten uitkeren als vergoeding voor duurzaam opgewekte stroom die het kreeg van eigenaren van windmolenparken, maar niet op het landelijke netwerk kwijt kon?1
De 4 miljard uit het krantenbericht waarnaar verwezen wordt2, betreft de kosten die TenneT in 2021 in zowel Nederland en Duitsland heeft gemaakt om de leveringszekerheid van het elektriciteitsnet te garanderen. De kosten die TenneT heeft gemaakt voor het oplossen van transportproblemen (redispatchkosten) waren in Nederland in 2021 € 336 miljoen.
Om de leveringszekerheid te waarborgen lost TenneT onder andere transportproblemen op. In deze gevallen is de capaciteit van het net op een bepaald knelpunt onvoldoende om het geplande transport te laten plaatsvinden. Dan moet TenneT de opwek of het gebruik van elektriciteit verplaatsen. Dit doet TenneT door de markt via biedplatformen te vragen om op de ene plek minder te produceren (of te consumeren) en op een andere plek meer. Met behulp van deze biedplatformen kiest TenneT de beste en goedkoopste oplossing voor het transportprobleem, ongeacht de bron van de elektriciteit.
Kunt u een overzicht geven van de totale kosten die netbeheerders in 2021 hebben gemaakt aan vergoedingen voor duurzaam opgewekte stroom die men uiteindelijk niet op het landelijke net kwijt kon?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u al een beeld van de vergoedingen die netbeheerders in 2022 ongeveer zullen moeten betalen?
Tot en met 30 juni 2022 heeft TenneT in Nederland € 188 miljoen uitgegeven om transportproblemen op te lossen. Gezien de huidige omstandigheden op de energiemarkt is het voor TenneT niet mogelijk om een vooruitblik te geven over hoe de redispatchkosten zich de komende tijd gaan ontwikkelen.
Bent u het ermee eens dat het betalen van deze vergoedingen zonde van het geld is en beter besteed kan worden aan het uitbreiden van het elektriciteitsnet en het opleiden van technisch personeel?
Uiteraard probeert TenneT de kosten voor redispatch zo laag mogelijk te houden en de noodzaak van redispatch zo veel mogelijk te vermijden. TenneT sluit vanuit dat oogpunt in beginsel alleen marktpartijen aan waar voldoende transportcapaciteit voor is. Wanneer onverhoopt toch congestie ontstaat is de inzet van redispatch een economisch efficiënte manier om met transportschaarste om te gaan. De uitgaven van TenneT voor redispatch gaan niet ten koste van investeringen en het opleiden van personeel.
In welke mate worden deze kosten uiteindelijk aan de burger doorberekend?
De doelmatige kosten die gepaard gaan met redispatch mag TenneT bij haar afnemers in rekening brengen. Ongeveer 85 tot 90 procent van zijn tarieven brengt TenneT in rekening bij de regionale netbeheerders, die deze kosten mogen doorberekenen aan hun klanten (zowel huishoudens als bedrijven).
Dat de nettarieven voor huishoudens gebaseerd zijn op de efficiënte kosten van netbeheerders, waaronder de kosten voor redispatch, vind ik redelijk. De ACM stelt de tarieven vast en beoordeelt de doelmatigheid van netbeheerders. De ACM stelt ook de tariefstructuur vast; hierin is vastgelegd hoe de kosten van het elektriciteitsnet over de afnemers worden verdeeld. De ACM gebruikt hierbij het uitgangspunt dat de tarieven de werkelijke kosten moeten weerspiegelen. Zowel de taak van ACM om de tarieven vast te stellen als de uitgangspunten waaraan de ACM moet voldoen, staan vastgelegd in Europese regelgeving.
Indien deze kosten worden doorberekend of indirect door de burger worden betaald, hoe vindt u dit uit te leggen, gezien de enorm hoge energieprijzen van de afgelopen maanden?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u het ermee eens dat er in het verleden in onvoldoende mate is geanticipeerd op de benodigde netverzwaringen? Wat was de rol van uw voorgangers hierin?
Ik stel vast dat de energie-infrastructuur zich afgelopen jaren, ondanks forse versterkingen door netbeheerders, minder snel heeft ontwikkeld dan de onverwacht sterk gestegen vraag naar transportcapaciteit. De vraag naar transportcapaciteit is onlangs sterk toegenomen door de hoge gasprijs waardoor partijen eerder willen elektrificeren.
Eerder is de kostprijsverlaging bij hernieuwbare energie sneller gegaan dan verwacht en was er van te voren onvoldoende helder waar hernieuwbare energieproductie precies zou komen. Dit inzicht was wel nodig voor de aanpassing van de infrastructuur. Ten slotte was er ook in het klimaatbeleid sprake van voortschrijdend inzicht, bijvoorbeeld de afstap van laagwaardige warmte uit biomassa. Dit heeft effect op de benodigde elektriciteitsinfrastructuur.
Kunt u aangeven of netbeheerders in voldoende mate het net kunnen verzwaren om grotere problemen en daarmee onnodige kosten in de nabije toekomst te voorkomen? Indien dit niet het geval is, is het mogelijk om een stop te zetten op de productie van nieuwe windmolens totdat het probleem op het net is opgelost?
Op dit moment kunnen netbeheerders niet onmiddellijk in alle gevraagde transportcapaciteit voorzien, ondanks het fors opvoeren van de investeringen. Netbeheerders moeten uiteindelijk alle partijen van transportcapaciteit voorzien. Een specifieke stop voor individuele (wind)projecten lijkt me dan ook niet wenselijk, wel kijk ik of ik uitbreidingsinvesteringen maatschappelijk kan prioriteren. Hierover heb ik uw Kamer op 9 september ook geïnformeerd, Kamerstuk 29 023, nr. 343.
Indien dit niet mogelijk is, kunt u aangeven of het mogelijk is om bijvoorbeeld producenten van windenergie via een flexibele aansluiting te dwingen om hun productie tijdelijk af te schakelen zonder daarvoor een vergoeding te krijgen, zoals wordt gedaan in West-Vlaanderen?2
Netbeheerders werken in Nederland ook aan een contract waarbij partijen bij drukte op het net niet mogen invoeden. Ze dienen hiervoor een voorstel in bij de ACM om deze zogenoemde non-firm Aansluit en Transport Overeenkomsten mogelijk te maken. Het aangaan van een dergelijk contract zal overigens altijd op vrijwillige basis zijn.
Kunt u deze vragen voor het commissiedebat Elektriciteitsnet, energie-infrastructuur en RES van 28 september 2022 beantwoorden?
Ja
De hoge gasprijs in Nederland in vergelijking tot de rest van de Europese Unie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u ermee bekend dat Nederland in juli de hoogste gasprijs had van heel de Europese Unie?1
Ik ben op de hoogte van het bericht dat de Nederlandse gasprijs voor nieuwe klanten fors is gestegen de afgelopen maanden en dat deze hoger ligt dan in andere landen. In mijn beantwoording van de vragen van de leden Kops en Wilders (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1, ingezonden op 11 augustus 2022) licht ik toe waarom het overzicht op basis waarvan deze internationale prijsvergelijking gemaakt wordt enkele nuanceringen behoeft.
Ten eerste is van belang om mee te wegen dat er in sommige landen reeds direct ingegrepen wordt door de overheid op de consumentenprijs voor gas door middel van prijsplafonds, het aanbieden van een sociaal tarief of andere maatregelen. Dit leidt tot een lagere gasprijs en een lagere energierekening voor huishoudens, maar de kosten van dergelijke maatregelen zullen uiteindelijk elders door de belastingbetaler gedragen worden.
Daarnaast biedt het overzicht waarnaar verwezen wordt slechts inzicht in de aangeboden prijzen op dit moment voor nieuwe variabele contracten van een deel van de leveranciers, terwijl er in Nederland aanzienlijke spreiding bestaat in de aangeboden prijzen voor nieuwe klanten.
Ten slotte is de analyse niet representatief voor de gemiddelde prijs voor energie die huishoudens in Nederland betalen. Inzicht in de prijzen die aangeboden worden aan nieuwe klanten is van belang om de markttrend te volgen, maar deze analyse geeft dus geen sluitend beeld van de daadwerkelijke prijs die de meeste Nederlandse huishoudens gemiddeld op dit moment betalen voor gas.
Bent u ermee bekend dat een Nederlands huishouden in de maand juli zelfs ruim twee keer zoveel betaalt voor gas als een gemiddeld EU-huishouden?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven waarom de gasprijs in Nederland zo hoog was in vergelijking tot het gemiddelde voor een EU-huishouden?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat de gasprijs in Nederland enorm hoog is, terwijl wij met het Groningerveld beschikken over het grootste gasveld van Europa?
De prijsvorming op de groothandelsmarkt voor gas wordt bepaald door het grensoverschrijdende vraag en aanbod. De schaarste, die leidt tot hogere prijzen, is daarom zowel zichtbaar in de markt die voor Nederland het meest relevant is (de zogeheten TTF) als in veel andere Europese landen. Lokale factoren kunnen daarbij wel een rol spelen, zoals de aanwezigheid van pijpleidingen en terminals voor vloeibaar gas, maar de handel en daarmee de prijsvorming is grotendeels internationaal van aard.
Klopt het dat er in Nederland relatief veel belasting wordt betaald over de gasprijs in vergelijking tot andere EU-landen? Zo ja, waarom kiest u hiervoor?
De gasprijs voor consumenten voor nieuwe contracten ligt in Nederland volgens het overzicht in het aangehaalde artikel hoger dan in de rest van Europa, wat het kabinet zorgen baart. Hoewel het overzicht waarnaar verwezen wordt een indicatie van de verschillen tussen energieprijzen in Europese landen geeft, zijn er relevante kanttekeningen die hierbij geplaatst dienen te worden.
Ten eerste wordt dit overzicht gebaseerd op een steekproef van de energieprijzen die de grootste energieleverancier en directe concurrenten op de eerste dag van de maand aanbieden aan nieuwe klanten. Dit betekent dat het overzicht een gemiddelde prijs presenteert die voor slechts een paar marktpartijen representatief is voor de prijs die aan nieuwe klanten aangeboden wordt. In Nederland is het aanbod, met circa 60 energieleveranciers, groot en bestaat er aanzienlijke spreiding tussen de prijzen die aangeboden worden aan nieuwe klanten. Op 24-8-2022 is bijvoorbeeld te zien op een prijsvergelijkingswebsite met prijzen van 25 leveranciers dat de prijs voor aardgas (incl. heffingen en netbeheerkosten) voor nieuwe klanten in augustus varieert tussen € 1,84/m3 en € 4,63/m3. Het moment van de steekproef is dus zeer bepalend voor de prijs die in het overzicht opgenomen wordt, zeker wanneer het aanbod van prijzen en de spreiding daartussen beperkter is in andere landen.
Ten tweede biedt dit overzicht inzicht in de prijzen die door een klein deel van de markt aan nieuwe klanten aangeboden worden, maar het blijft onduidelijk in welke mate deze tarieven daadwerkelijk afgenomen worden en wat nieuwe klanten daadwerkelijk betalen. Dit overzicht is daarmee ook niet representatief voor de gemiddelde prijs voor energie die huishoudens in Nederland betalen. Huishoudens met lopende contracten zullen momenteel lagere prijzen ervaren en ook bestaande klanten met een variabel contract betalen over het algemeen lagere prijzen dan nieuwe klanten, doordat leveranciers voor deze groep ook al eerder heeft kunnen inkopen op de groothandelsmarkt. Hier wordt in dit overzicht geen rekening mee gehouden.
Ten slotte is, zoals genoemd in het antwoord op de vragen 1,2 en 3, van belang om mee te wegen dat er in sommige landen reeds direct ingegrepen wordt door de overheid op de consumentenprijs voor gas, waarbij de kosten uiteindelijk elders door de belastingbetaler gedragen zullen worden. Daarmee leidt dit niet tot een structurele oplossing voor het feit dat er schaarste is in het aanbod van aardgas in Europa doordat de toevoer vanuit Rusland wordt afgeknepen als drukmiddel.
Er zijn dit jaar reeds verschillende belastingen op energie en brandstoffen verlaagd. Voor wat betreft mogelijke fiscale maatregelen voor 2023, zal het kabinet uw Kamer met Prinsjesdag informeren. Ook zal het kabinet u dan informeren welke aanvullende maatregelen worden genomen ter ondersteuning van de koopkracht.
Hoe vindt u het uit te leggen aan de Nederlander dat het blijkbaar wel mogelijk is om een gasprijs te hebben die vele malen lager is, zoals in landen als België en Duitsland (ongeveer de helft goedkoper), terwijl ook de middenklasse nu in grote financiële problemen dreigt te geraken?
Zie antwoord vraag 5.
Ziet u mogelijkheden om de gasprijs meer in lijn te brengen met die van buurlanden door bijvoorbeeld de belastingen op gas te verlagen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat de hoge gasprijs ook ervoor zorgt dat het kabinet meer inkomsten ontvangt?
Het kabinet heeft volle aandacht voor de hoge energierekening van huishoudens en de impact hiervan op de koopkrachtontwikkeling. Het kabinet kijkt integraal naar de koopkrachtontwikkeling en neemt daarbij de ontwikkeling van de energieprijzen mee. Mede gelet op de ontwikkelingen, zet het kabinet zich in om waar mogelijk de mensen te helpen om de gevolgen te compenseren. Zo is voor dit jaar een pakket aan maatregelen getroffen. Daarin worden onder andere de energiebelastingen, de brandstofaccijnzen en de btw op energie verlaagd. Tevens wordt een energietoeslag via de gemeenten verstrekt, voor de meest kwetsbare mensen met lagere inkomens. Op Prinsjesdag wordt uw Kamer hierover geïnformeerd naast de koopkrachtmaatregelen die het kabinet wil nemen om huishoudens te ondersteunen. Ook zal het kabinet u dan informeren welke aanvullende maatregelen worden genomen ter ondersteuning van de koopkracht.
In hoeverre worden deze extra inkomsten ingezet om de koopkracht van burgers te compenseren? Indien dit niet het volledige bedrag is, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Indien de extra inkomsten niet volledig worden ingezet om de koopkracht van burgers te compenseren, bent u bereid om dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u gezien de ernst van de situatie deze vragen snel beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
De wettelijke verankering van coronamaatregelen in de Wpg |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Hebt u kennisgenomen van de wijdverspreide kritiek op het wetsvoorstel voor de nieuwe, permanente «coronawet»? Zo ja, hoe reflecteert u op deze kritiek?1
Allereerst hecht ik eraan te benadrukken dat het hier niet gaat om een «coronawet» maar om de eerste tranche van de wijziging van de Wet publieke gezondheid. Dit nog in voorbereiding zijnde wetsvoorstel ziet niet specifiek op corona maar op de bestrijding van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan.
Ik heb kennisgenomen van de diverse beschouwingen op het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel. De kritiek had betrekking op de consultatieversie. De consultatieversie van het wetsvoorstel is voorgelegd aan verschillende (advies)organen, bestuurlijke partners en andere instanties. Daarnaast is de consultatieversie op 8 juni 2022 openbaar in consultatie gebracht, via www.internetconsultatie.nl. Deze stappen in het proces zijn bedoeld om de gedachten en wensen van een ieder te verzamelen. In de memorie van toelichting is aangegeven hoe met de uitkomsten van de consultatie en adviezen is omgegaan. De inbreng heeft op onderdelen geleid tot aanpassing van het wetsvoorstel. Op 21 juli jl. is het aangepaste wetsvoorstel ter advisering voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Op 25 augustus 2022 ontving ik het advies van de Afdeling. Momenteel wordt het nader rapport opgesteld en wordt het wetsvoorstel waar nodig aangepast. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in september 2022 aanboden aan uw Kamer.
Waarom hebt u ervoor gekozen dit wetsvoorstel pas tijdens het zomerreces naar de Kamer te laten komen, terwijl deze wet na de zomer al zou moeten worden ingevoerd? Bent u het eens dat dit de Kamer weinig ruimte laat om zich in te lezen en hun controlerende taak uit te voeren?
Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in september aan de Tweede Kamer aangeboden. In mijn brief van 4 mei 2022 heb ik de Tweede Kamer gevraagd om het wetsvoorstel vervolgens zo snel mogelijk te behandelen. Het is aan de Tweede Kamer zelf om te bepalen binnen welke termijn deze behandeling vervolgens plaatsvindt.
Kunt u uitleggen waarom er zoveel haast is bij het implementeren van deze nieuwe wet, aangezien het coronavirus op dit moment niet voor veel zieken en/of druk op de zorg zorgt en het virus gezien de normale epidemiologische ontwikkeling alleen maar minder schadelijk zal worden?
De Eerste Kamer heeft op 17 mei 2022 niet ingestemd met de vijfde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Er bestaan vanaf 20 mei 2022 geen specifieke wettelijke grondslagen meer om verplichtende collectieve maatregelen te kunnen treffen mochten deze nodig zijn. Het doel van het wetsvoorstel is niet om coronamaatregelen wettelijk te verankeren. Het wetsvoorstel voorziet in bevoegdheidsgrondslagen voor het nemen van collectieve maatregelen ten behoeve van de bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan. De verspreiding van dergelijke infectieziekten levert een gevaar op voor de volksgezondheid. Het is dan zaak om snel te kunnen handelen en, indien noodzakelijk en proportioneel, ook verplichtende collectieve maatregelen te kunnen nemen om de (verdere) verspreiding te voorkomen. De beoordeling van de epidemiologische noodzaak komt aan de orde bij zowel het aanwijzen van een infectieziekte in de groep A1 als bij het daadwerkelijk inzetten van de bevoegdheid. Ik ben voornemens in het wetsvoorstel te verankeren dat bij het nemen van maatregelen steeds de noodzakelijkheid – d.w.z. de epidemiologische noodzaak – en proportionaliteit moeten worden afgewogen.
Kunt u uitleggen welke, epidemiologische noodzaak er is om verscheidene coronamaatregelen wettelijk te verankeren in de Wet publieke gezondheid (Wpg)?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom moeten deze ingrijpende en grondrechtbeperkende maatregelen permanent in de wet verankerd worden, gelet op het feit dat voor de effectiviteit van de maatregelen, zoals het dragen van mondkapjes, een test- en quarantaineplicht en het houden van 1.5 meter afstand, nog altijd geen wetenschappelijke onderbouwing is en de afgelopen twee jaar bovendien hebben laten zien dat zij weinig tot geen verschil hebben gemaakt?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4, wordt met het wetsvoorstel niet beoogd om ingrijpende en grondrechtbeperkende maatregelen permanent wettelijk te verankeren. Het wetsvoorstel voorziet in bevoegdheidsgrondslagen voor de bestrijding van de epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan. De verspreiding van dergelijke infectieziekten levert een gevaar op voor de volksgezondheid. Het is dan zaak om snel te kunnen handelen en, indien noodzakelijk en proportioneel, ook verplichtende collectieve maatregelen te kunnen nemen om de (verdere) verspreiding te voorkomen. Het wetsvoorstel bevat juist waarborgen om de uitoefening van grondrechten bij het nemen van dergelijke maatregelen zo min mogelijk te beperken. Daarbij verankert dit wetsvoorstel dat wanneer maatregelen worden genomen steeds de noodzakelijkheid en proportionaliteit moeten worden afgewogen. De stelling dat er geen wetenschappelijk bewijs is voor de effectiviteit van de maatregelen en dat deze maatregelen weinig tot geen verschil hebben gemaakt in de bestrijding van covid-19, deel ik niet, aangezien de werkzaamheid van deze pakketten aannemelijk is gemaakt door experts van het RIVM.
Waarom zijn de verschillende bestuursorganen, zoals de veiligheidsregio’s, niet betrokken geweest bij het opstellen van dit wetsvoorstel?
Bij het opstellen van het wetsvoorstel zijn diverse koepelorganisaties betrokken. Zo zijn onder meer het Veiligheidsberaad, de VNG en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters uitgenodigd om een reactie te geven op de consultatieversie van het wetsvoorstel. Gedurende de consultatieperiode is er ook overleg geweest met deze partijen. De door hen ingezonden consultatiereactie is verwerkt in het wetsvoorstel dat voor advies is voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State.
Is het feit dat de Eerste Kamer de tijdelijke coronawet heeft weggestemd niet een duidelijk teken dat er in Nederland geen noodzaak en geen draagvlak meer is voor de coronamaatregelen? Waarom geeft u hieraan geen gehoor?
Voor wat betreft de coronaepidemie bevinden we ons momenteel in een gunstige epidemiologische situatie. Het aantal opnames van mensen met COVID-19 op de IC en in de kliniek is gelukkig laag. Daarom zijn er momenteel ook geen verplichtende (collectieve) maatregelen nodig ter bestrijding van deze epidemie. Tegelijkertijd heeft het virus ons vaker verrast en daarom bereiden we ons op verschillende manieren voor op een eventuele opleving van het virus. Een onderdeel van deze voorbereiding is het creëren van bevoegdheidsgrondslagen op basis waarvan verplichtende collectieve maatregelen getroffen kunnen worden ter bestrijding van de epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan. Het feit dat het kabinet deze juridische basis mogelijk wil maken, betekent niet dat deze collectieve maatregelen ook automatisch zullen worden getroffen. COVID-19 is in het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel nog geen A1-infectieziekte. In geval een infectieziekte in het belang van de volksgezondheid wordt aangewezen als behorend tot de groep A1 en als de epidemiologische situatie noopt tot het treffen van maatregelen ter bestrijding van die A1-infectieziekte, dient er een separate procedure doorlopen te worden. Een belangrijk onderdeel van dit wetsvoorstel is het borgen van een passende parlementaire betrokkenheid hierbij.
Op basis van welke criteria worden de maatregelen in deze permanente coronawet afgekondigd? Is hiervoor een protocol opgesteld? Zo ja, hoe ziet dat eruit en op basis van welke wetenschappelijke inzichten is dit vormgegeven?
Er vanuit gaande dat met de «permanente coronawet» het voorstel van de eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid wordt bedoeld:
Op 25 augustus 2022 ontving ik het advies van de Raad van State. Momenteel wordt het nader rapport opgesteld en wordt het wetsvoorstel waar nodig aangepast. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in september 2022 aanboden aan uw Kamer.
Daarmee is het nu nog te vroeg om deze vragen inhoudelijk van antwoord te kunnen voorzien.
Op basis van welke criteria worden de ingevoerde maatregelen weer afgeschaald? Wie bepaalt dat en op basis waarvan?
Zie antwoord vraag 8.
Waarom gaat u de maatregelen permanent wettelijk verankeren, terwijl wij nog in afwachting zijn van de evaluatie over de genomen maatregelen van de afgelopen twee jaar?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 3.
Worden de wettelijk verankerde maatregelen potentieel ook gebruikt voor andere/toekomstige virusuitbraken? Kunnen wij nu verwachten dat dergelijke maatregelen iedere winter van kracht zullen worden?
De coronacrisis heeft laten zien dat Nederland goed voorbereid moet zijn op epidemieën die een dreiging zijn voor de volksgezondheid en dat verbetering in de infrastructuur van de infectieziektebestrijding noodzakelijk is. Hiertoe heb ik uw Kamer op 20 mei 2022 geïnformeerd middels een beleidsagenda gericht op de pandemische paraatheid van de zorg en infectiebestrijding.2 Onderdeel van deze beleidsagenda is aanpassing van de Wpg voor een effectievere bestrijding van toekomstige epidemieën. Het wetsvoorstel Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid heeft mede tot doel het creëren van een adequaat wettelijk instrumentarium om ten behoeve van de volksgezondheid verplichtende collectieve maatregelen te kunnen treffen ter bestrijding van de epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan.
Voor de vraag wanneer deze maatregelen kunnen worden genomen verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 8.
Hoe zet u de immense schade die de coronamaatregelen de afgelopen twee jaar aan de samenleving hebben toegebracht af tegen de geringe werking die zij hebben gehad op het indammen van het virus?
We hebben ter bestrijding van de coronaepidemie veel gevraagd van de samenleving. Niet alleen op financieel-economisch, maar ook op sociaal-maatschappelijk vlak. Door middel van ruimhartige steunmaatregelen heeft het kabinet getracht de pijn zo veel als mogelijk te verzachten, maar dat niet neemt weg dat velen geleden hebben onder de epidemie en de maatregelen ter bestrijding ervan. Tegelijkertijd waren deze maatregelen noodzakelijk om de infecties met het virus af te remmen, en daarmee de zorgketen toegankelijk te houden en de kwetsbaren in onze samenleving te beschermen. Bij het treffen van deze maatregelen heeft het kabinet deze doelen afgezet tegen de kosten in brede zin. Zij is bij deze afweging dan ook breed geadviseerd, niet alleen voor wat betreft epidemiologische noodzaak van de maatregelen, maar ook voor wat betreft de financieel-economische en sociaal-maatschappelijke kosten ervan. De verhouding tussen de doelmatigheid van de maatregelen, de proportionaliteit alsook de subsidiariteit ervan is daarbij continu in ogenschouw genomen.
Hoe zet u het permanent schenden van de rechten en vrijheden van mensen af tegen het te vergeefs pogen een virus te bestrijden dat voor het overgrote deel van de samenleving niet gevaarlijk is en zich door de muterende aard bovendien eigenlijk niet laat indammen? Kunt u een uitgebreide analyse geven?
De stelling over het permanent schenden van de rechten en vrijheden van mensen, deel ik niet. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 al aangaf, kan de verspreiding van dergelijke infectieziekten een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Het is dan zaak om snel te kunnen handelen en, indien noodzakelijk en proportioneel, ook verplichtende collectieve maatregelen te kunnen nemen om de (verdere) verspreiding te voorkomen. Het wetsvoorstel bevat juist waarborgen om de uitoefening van grondrechten bij het nemen van dergelijke maatregelen zo min mogelijk te beperken. Daarbij verankert dit wetsvoorstel dat wanneer maatregelen worden genomen steeds de noodzakelijkheid en proportionaliteit moeten worden afgewogen. De regering en de beide Kamers van de Staten-Generaal hadden samen, met de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm), een zorgvuldig, democratisch gelegitimeerd besluitvormingsproces ingericht, zowel voor verlenging van de Twm als voor het nemen van maatregelen. De Twm had een aanvankelijke geldingsduur van maximaal drie maanden en de wet voorzag in een verlengingsprocedure waarbij de parlementaire betrokkenheid wettelijk was gewaarborgd. Maatregelen werden genomen bij ministeriële regeling, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, en nagehangen bij beide Kamers. Aan beide Kamers kwam daarbij het gebruikelijke instrumentarium toe om de besluitvorming te beïnvloeden. De Tweede Kamer had bovendien de mogelijkheid om niet in te stemmen met ministeriële regelingen waarin de maatregelen waren vervat. Deze maatregelen werden hierdoor niet van kracht c.q. kwamen van rechtswege te vervallen. Ik ben voornemens in de Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid ook een zorgvuldig en democratisch besluitvormingsproces voor te stellen.
Ook de stelling over het tevergeefs pogen een virus te bestrijden dat voor het overgrote deel van de samenleving niet gevaarlijk is en zich door de muterende aard bovendien eigenlijk niet laat indammen deel ik niet. Daarbij verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 5.
Heeft u een analyse gemaakt van de schade die het permanent invoeren van deze maatregelen gaat opleveren bij iedere opvlamming van het coronavirus? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen en kunt u hierbij aangeven welke afwegingen op basis van welke inzichten u heeft gemaakt?
Het voorzien in een juridische basis voor verplichtende collectieve maatregelen ter bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan, betekent niet dat deze maatregelen permanent gaan gelden. Pas wanneer een dergelijke infectieziekte is ingedeeld als een A1-ziekte zullen collectieve maatregelen ingezet kunnen worden, mits noodzakelijk en proportioneel. Zoals ik aangaf in mijn antwoord op vraag 5 is een belangrijk onderdeel van dit wetsvoorstel het borgen van een passende parlementaire betrokkenheid hierbij. Het kabinet laat zich bij het eventueel nemen van collectieve maatregelen adviseren door het OMT, uitvoeringsorganisaties en het Maatschappelijk Impact Team. Daarnaast kunnen de uitgewerkte sectorplannen de basis vormen voor de te nemen maatregelen bij een eventuele opleving van het coronavirus, zoals in juni jl. gecommuniceerd aan uw Kamer in de brief over de lange termijn aanpak COVID-19.3 Daar de bevoegdheidsgrondslagen zoals voorgesteld in het onderhavige wetsvoorstel zien op de bestrijding van epidemieën van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan en geen sprake is van concrete voorgeschreven maatregelen kan er op voorhand geen kosten/baten analyse gegeven worden aangezien we de eventuele kosten van de bestrijding van een toekomstige infectieziekte op voorhand niet kunnen kennen.
Wat gaat het permanent invoeren van dergelijke maatregelen het Nederlandse midden- en kleinbedrijf (MKB) en daarmee onze economie kosten? Heeft u een analyse gemaakt van hoeveel bedrijven door deze permanente wet failliet zullen gaan?
Specifiek in de lange termijn aanpak van COVID-19 is de sectorale aanpak. Aan sectoren is gevraagd een sectorplan op te stellen met werkbare preventie- en interventiemaatregelen in de eigen sector. Hierbij houden sectoren ook rekening met de kosten van het invoeren van de maatregelen die zij als werkbaar achten. In september wordt uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de sectorale aanpak. Tenslotte kan de oprichting van het Maatschappelijk Impact Team (MIT) bijdragen aan een gebalanceerde aanpak van epidemieën. Het MIT is een onafhankelijk team dat parallel en gelijkwaardig aan het OMT de regering adviseert over de aanpak van de coronaepidemie en mogelijk ook andere epidemieën met brede sociaalmaatschappelijke en economische gevolgen. Waar het OMT op medische gronden adviseert over de gezondheidssituatie, is de rol van het MIT om oog te hebben voor de sociaalmaatschappelijke en economische impact.
De gevolgen voor bedrijven en de economie hangen overigens onder meer af van de aard en omvang van de te nemen maatregelen op het moment dat er sprake is van een infectieziekte met pandemisch potentieel. Maatregelen bewegen mee met de bestrijding van een (dreigende) epidemie. De maatregelen worden telkens versoepeld waar dat kan, maar zullen worden aangescherpt als dat noodzakelijk is.
Wat gaat de permanente coronawet betekenen voor het onderwijs in Nederland? Zullen leerlingen opnieuw geconfronteerd worden met schoolsluitingen, afstandsonderwijs en beperkende en schadelijke maatregelen en beperkingen op scholen? Zo ja, hoe zet u dit af tegen de enorme schade en achterstanden die kinderen en jongeren in de afgelopen twee jaar al hebben opgelopen?
Zoals ik uw Kamer heb geïnformeerd in de brief betreffende de lange termijn aanpak COVID-19, ligt de maatregel tot sluiting van fysiek onderwijs onderop de stapel van mogelijke maatregelen en heeft het open houden van fysiek onderwijs de hoogste prioriteit.4 Ervanuit gaande dat met de «permanente coronawet» het wetsvoorstel Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid wordt bedoeld: ik ben niet voornemens daarin een specifieke grondslag op te nemen om sluiting van fysiek onderwijs mogelijk te maken.
Fors hogere rekening drinkwater |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat de rekening voor drinkwater fors duurder gaat worden?1
Ja, de komende jaren zullen de drinkwatertarieven stijgen. De tarieven van drinkwater dienen kostendekkend te zijn (artikel 11 van de Drinkwaterwet). Als de kosten die de drinkwaterbedrijven maken voor productie en levering toenemen mogen de drinkwaterbedrijven hun tarieven verhogen. De komende jaren verwachten de drinkwaterbedrijven veel meer te moeten investeren en zullen de tarieven daarom naar verwachting stijgen.
Deelt u de mening dat drinkwater een primaire levensbehoefte is? Zo ja deelt u de mening dat 30 tot 35% prijsstijging (10% inflatie, 20 tot 25% investeringen vanwege klimaatgedram) onaanvaardbaar is?
Drinkwater is een eerste levensbehoefte. Toegankelijkheid tot voldoende en veilig drinkwater voor iedereen is belangrijk voor de volksgezondheid en ook een Europese verplichting. Betaalbaarheid van drinkwater is in dit kader erg belangrijk. Dat de drinktarieven komend jaar stijgen met 30 tot 35% is niet aan de orde. Vitens geeft in het artikel aan dat zij voor komend jaar een tariefstijging van 10% verwacht, het is aan de aandeelhouders van Vitens om daarover te beslissen.
Heeft u, zeker gezien het feit dat de bevolking al te kampen heeft met vele zaken die duurder worden, de bereidheid inzet te leveren om een prijsstijging op de primaire levensbehoefte drinkwater te voorkomen? Zo ja, graag een gedetailleerd antwoord hoe u dat gaat bewerkstelligen.
De drinkwatertarieven worden jaarlijks vastgesteld door de drinkwaterbedrijven. Als de kosten van de drinkwaterbedrijven stijgen, dan zullen de tarieven mee stijgen, dit is wettelijk zo bepaald. In algemene zin is het kabinet zich zeker bewust van de gevolgen die de inflatie van de afgelopen maanden heeft, en bekijkt het op welke wijze deze gevolgen te bestrijden zijn.
Bent u het eens met het streven om voor de voorziening in ons drinkwater volledig soeverein te zijn en dus onafhankelijk van het buitenland?
We zijn afhankelijk van de natuur en geografische ligging van ons land. De watersystemen waar wij ons drinkwater uit bereiden, zowel grondwater als oppervlaktewater, zijn grensoverschrijdend. Volledig onafhankelijk zijn van het buitenland is daardoor niet mogelijk.
Dreigende stalbezettingen door extremisten |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Henk Staghouwer (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht dat extremisten stallen van boeren willen bezetten en dat Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland waarschuwt om waakzaam te zijn?1
Ja.
Hoe gaat u boeren beschermen tegen aanvallen op hun eigendommen? Kunt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
Naar aanleiding van de stalbezetting in Boxtel in 2019 hebben de politie en mijn ambtsvoorganger afspraken gemaakt met de brancheorganisaties over uitwisseling van informatie en het instellen van contactpunten bij de politie, zodat in het geval van een incident snel gehandeld kan worden. Dit contactpunt bij de Landelijk Eenheid van de politie is ingericht en de contactgegevens zijn doorgestuurd naar de verschillende brancheorganisaties. Eind 2019 is er een factsheet opgesteld voor boerenbedrijven en organisaties die te maken kunnen krijgen met dierenrechtenextremisme waaronder ook strafbare uitingen. Deze factsheet is ook met uw Kamer gedeeld2 en is terug te vinden op de website van LTO. Daarnaast heeft de politie ook een handelingskader opgesteld, met operationele adviezen voor de politie in het hele land3. Dit handelingskader wordt deze maand naar aanleiding van de aangenomen motie van Van der Plas (BBB) van 25 november 20214 ter beschikking gesteld aan de regionale eenheden van de politie zodat het kan worden betrokken bij overleggen over dit thema in de lokale driehoeken (burgermeester, politie, Openbaar Ministerie (OM)). Actievoeren is toegestaan, maar als sprake is van strafbare feiten, voorbereidingshandelingen of vormen van extremisme zal er worden opgetreden. Hier is en blijft aandacht voor bij de betrokken diensten.
Bent u bekend met de Australische wet «Het recht op landbouw»?2
Ja.
Heeft u de bereidheid om illegale stalbezettingen in ons land ook zwaarder te bestraffen? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
In Nederland kan het OM over gaan tot vervolging voor huisvredebreuk (artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht, hierna: Sr) en verboden toegang (artikel 461 Sr) bij een illegale stalbezetting. Huisvredebreuk is een misdrijf dat wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie (artikel 138, eerste lid, Sr). Indien een betrokkene bij de huisvredebreuk bedreigingen uit of zich bedient van middelen geschikt om vrees aan te jagen, kan een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of een geldboete van de vierde categorie worden opgelegd (artikel 138, derde lid, Sr). Indien de huisvredebreuk door twee of meer verenigde personen wordt gepleegd, kunnen de hiervoor genoemde strafmaxima met een derde worden verhoogd. Verboden toegang (artikel 461 Sr) is een overtreding die wordt bestraft met een geldboete van de eerste categorie. Het is aan het OM om afhankelijk van de omstandigheden te bepalen of vervolging aangewezen is en – zo ja – welke feiten ten laste worden gelegd. Verder is het aan de rechter voorbehouden om de meest aangewezen straf – naar soort, lengte of omvang en modaliteit – te bepalen. Hij weegt daarbij alle factoren tegen elkaar af die hij voor het bepalen van de straf van belang acht. Indien tijdens een illegale stalbezetting andere strafbare feiten worden gepleegd (bijvoorbeeld vernieling van eigendommen van de staleigenaar), kan ook daarvoor strafrechtelijke vervolging plaatsvinden. De huidige juridische mogelijkheden om illegale stalbezettingen te vervolgen en passend te bestraffen acht ik toereikend.
Wat vindt u van het feit dat de Australische wet Justitie aldaar de mogelijkheid biedt om de zwaarste straffen te eisen voor stalbezettingen en inbraken in stallen? Behalve een maximumstraf van drie jaar kunnen de boetes oplopen tot 22.000 Australische dollars (13.433 euro). Moet dit niet een gevalletje van goed voorbeeld doet goed volgen worden? Wilt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
In mijn antwoord op vraag 4 ben ik ingegaan op de straffen die na illegale stalbezettingen worden opgelegd, afhankelijk van de ernst van het vergrijp. De daar genoemde strafmaxima lopen niet uit de pas met aangehaalde mogelijkheden naar Australisch recht. In het in artikel 138, derde lid, Sr, genoemde geval kan daarnaast een geldboete van de vierde categorie worden opgelegd (op dit moment € 22.500). Dit geldboetemaximum is fors hoger dan het genoemde Australische boetemaximum.
Puntief onderzoek door de IGJ ten aanzien van de voorganger van Baptistengemeente De Rank |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de onder uw verantwoordelijkheid staande Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) het voornemen heeft geuit een boete op te leggen aan predikant Rennie Schoorstra van Baptistengemeente De Rank in Alkmaar wegens overtreding van de Geneesmiddelenwet, omdat de IGJ meent geloofsovertuigingen die de predikant in de uitoefening van zijn ambt gedurende een godsdienstoefening heeft gedaan te mogen aanmerken als ongeoorloofde reclame voor een geneesmiddel?
Ja
Op welke wijze is er een klacht ontvangen, gezien IGJ stelt dat er een klacht is ontvangen? Stimuleert de IGJ op enigerlei wijze het indienen van klachten?
IGJ heeft een melding ontvangen. Naar aanleiding daarvan is zij een onderzoek gestart. IGJ doet soms een oproep tot melden over risico’s in de zorg. Bijvoorbeeld als de indruk bestaat dat er onderrapportage is, of als bij het publiek niet duidelijk is dat IGJ toezichthouder is op bepaalde zaken. IGJ heeft geen oproep voor meldingen gedaan relatie tot het toezicht op verboden reclame.
Bent u zich ervan bewust dat de vrijheid van godsdienst is opgenomen in de Grondwet en in verschillende mensenrechtenverdragen waarbij Nederland partij is, en dat dit dus betekent dat leden van een geloofsgemeenschap, en meer in het bijzonder de voorganger, een grote mate van vrijheid genieten in het belijden en verkondigen van hun overtuigingen? Zo ja, hoe rijmt u dat met het doen van punitief onderzoek naar vermeende reclame gedurende de godsdienstoefening?
Uiteraard ben ik mij bewust van de vrijheid van godsdienst. Godsdiensten verdienen bescherming onder artikel 9 EVRM. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de vrijheid van geloof (vrijheid van godsdienst) en geloofsuitingen. De vrijheid van godsdienst betekent dat men vrij is te geloven wat men wil, maar aan uitingen van dit geloof mogen beperkingen worden gesteld, bijvoorbeeld ter bescherming van de volksgezondheid.
Kortom, de vrijheid van godsdienst gaat niet zo ver dat daarmee de volksgezondheid onaanvaardbaar in gevaar mag worden gebracht. Gedragingen binnen kerken, waaronder geloofsuitingen, zijn, op grond van de godsdienstvrijheid, niet uitgezonderd van de reikwijdte van verbodsbepalingen die ook buiten de kerk gelden. Een geloofsovertuiging rechtvaardigt dus niet alle uitingen van het geloof.
De Geneesmiddelenwet bevat diverse verbodsbepalingen die strekken ter bescherming van de gezondheid. Deze bepalingen kunnen leiden tot een beperking op de vrijheid om godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen, maar enkel wanneer dit in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de gezondheid als bedoeld in artikel 9 lid 2 EVRM.
Dit betekent dat IGJ bij vermeende overtredingen van wettelijke bepalingen gebruik kan maken van de haar toekomende bevoegdheden en daarmee soms ook geloofsuitingen kan beperken indien dit noodzakelijk is ter bescherming van de volksgezondheid.
Erkent u dat de beslissing om onderzoek te doen naar geloofsuitingen binnen een geloofsgemeenschap ingrijpend is en daarom niet lichtvaardig mag worden genomen? Bent u vooraf van dit onderzoek in kennis gesteld en heeft u daarmee ingestemd? Zo nee, waarom niet? Op welk ambtelijk niveau is de beslissing dan wel genomen?
IGJ is onafhankelijk toezichthouder die haar eigen afwegingen maakt. Ik ben van tevoren niet op de hoogte gesteld van dit onderzoek. Al het werk van IGJ moet uiteraard zorgvuldig plaatsvinden. Dit geldt ook voor het onderzoek naar de uitingen in deze zaak. De Geneesmiddelenwet bevat echter verbodsbepalingen die het recht op vrijheid van geloofsuiting kunnen beperken. Onderzoek hiernaar valt onder de reguliere toezichtstaken van IGJ.
Erkent u dat het geloofsgemeenschappen vrij staat te geloven dat bepaalde nutriënten en geneesmiddelen, waaronder ivermectine, heilzaam kunnen werken bij Covid-19, ook al is uw departement niet overtuigd door de uitvoerige wetenschappelijke literatuur en ervaringen van artsen die dit geloof ondersteunen?
Een ieder in Nederland is vrij om zijn eigen overtuigingen te vormen en te delen, zolang dit past binnen de grenzen van de wet.
Erkent u dat het geloofsgemeenschappen vrij staat zich binnen hun kring ook feitelijk te gedragen overeenkomstig hun overtuigingen?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Erkent u dat een redelijkerwijs te verwachten gevolg van het onderzoek van de IGJ en het geuite voornemen een boete op te leggen, is dat predikanten zich minder vrij voelen in het uiten van hun geloof gedurende de godsdienstoefening en dat dit onderzoek en dat voornemen alleen al daarom een beperking van de belijdenisvrijheid inhoudt?
Nee. Er wordt niet ingegrepen op de vrijheid van mensen om hun geloof gedurende de godsdienstoefening te uiten.
Kunt u uitleggen op basis van welke belangenafweging is besloten tijd en middelen in te zetten voor deze zaak, gezien de IGJ zich beklaagt over een tekort een personele en financiële middelen? Deelt u de opvatting dat de IGJ niets belangrijkers te doen heeft? Acht u het gerechtvaardigd dat nog meer publieke middelen aan deze zaak worden besteed?
IGJ heeft een melding ontvangen en heeft daarnaar onderzoek gedaan. Gelet op de capaciteit aan inspecteurs, het grote veld aan onder toezicht staanden en daaruit voortvloeiende veelheid van meldingen, thema’s en trajecten, moet IGJ inderdaad keuzes maken en prioriteren. Dat doet zij risico-gestuurd. IGJ is onafhankelijk toezichthouder die haar eigen afwegingen maakt en ik meng mij niet in deze afweging.
Kunt u een overzicht geven van alle zaken waarin de IGJ onderzoek doet of heeft gedaan naar geloofsgemeenschappen in verband met vermeende uitlatingen over behandelmogelijkheden bij Covid-19?
IGJ heeft mij laten weten dat het onderzoek waar deze vragen over gaan het enige onderzoek is waarbij opvolging is gegeven aan een melding over uitingen van een voorganger.
Kunt u aangeven welk percentage van de patiënten voor wie deze recepten zijn uitgeschreven is overleden, in het ziekenhuis is opgenomen dan wel zonder ziekenhuisopname is genezen, gezien de IGJ niet alleen optreedt tegen geloofsgemeenschappen die geloven dat bepaalde nutriënten en geneesmiddelen, waaronder ivermectine, heilzaam kunnen werken bij Covid-19, maar ook tegen artsen en apothekers die op grond van wetenschappelijke literatuur en eigen ervaring dezelfde mening zijn toegedaan en de IGJ meerdere honderden doktersrecepten in beslag heeft genomen waarbij ivermectine of hydroxychloroquine is uitgeschreven bij Covid-19? Kunt u aangeven hoe deze percentages zijn voor andere patiënten die met Covid-19 onder behandeling van een huisarts zijn geweest?
Dat kan ik niet aangeven omdat ik niet beschik over deze cijfers.
Is het juist dat hydroxychloroquine gedurende een periode in de tweede lijn is ingezet voor de behandeling van Covid 19?
Dit klopt. Onder andere in dit onderzoek1 van het VUMC kan over deze inzet worden gelezen. Ook is dit middel enige tijd opgenomen in de behandelrichtlijn van het SWAB, waarin momenteel staat: «Een van de eerste versies van het SWAB-COVID-19-document gaf een dosisadvies van 2 x 400 mg hydroxychloroquine sulfaat op dag 1, vervolgens 2 x 200 mg hydroxychloroquine sulfaat op dag 2–5.». Inmiddels is opgenomen: «Alles bijeengenomen moet op grond van meerdere grote gerandomiseerde studies en een meta-analyse op dit moment geconcludeerd worden dat hydroxychloroquine en chloroquine (ook in combinatie met azitromycine) niet effectief zijn in de behandeling of preventie van COVID-19.»2
Erkent u dat een zinvolle maatschappelijke discussie over de vraag welke keuzes kunnen worden gemaakt om Covid-19 tegemoet te treden, vergt dat alle verschillende opvattingen de ruimte hebben om hun wetenschappelijke onderbouwingen naar voren te brengen? Bent u bekend met het feit dat ten gevolge van punitief optreden door de IGJ een groot aantal wetenschappelijke publicaties en vertalingen daarvan voor een groter publiek, over onder meer hydroxychloroquine en ivermectine, is verwijderd van de website zelfzorgcovid19.nl van de Algemene Nederlandse BurgerBelangen Vereniging (ANBB)? Erkent u dat hierdoor het vrije debat wordt belemmerd en dat partijen zoals de heer Schoorstra, die zich tegenover de IGJ op deze literatuur willen beroepen, in hun verdediging worden geschaad?
Ik ben er niet mee bekend dat de genoemde publicaties van de website zelfzorgcovid19.nl zijn verwijderd. IGJ heeft niet verzocht om publicaties van voornoemde website te verwijderen.
Bent u bereid uw verantwoordelijkheid te nemen door een aanwijzing aan de IGJ te geven dat buiten geval van evident misbruik serieuze bijdragen aan de geloofsbelijdenis, aan het politieke, maatschappelijke of wetenschappelijke debat waarin mogelijke voor- of nadelen van geneesmiddelen aan de orde komen, niet dienen te worden aangemerkt als reclame?
Nee. De inspectie is onafhankelijk in haar toezicht en moet bij vermeende overtredingen van wettelijke bepalingen gebruik kunnen maken van de haar toekomende bevoegdheden.
Uitspraken Maarten van Rossem en opstarten van een boerderij door de Staatstelevisie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met de recente uitspraken van Maarten van Rossem in het programma De Slimste Mens?1
Ja.
Wat vindt u van de uitspraak van Van Rossem: «Wat mij betreft schieten ze die morgen dood en begraven ze hem op een anonieme plek»? Wilt u een gedetailleerd antwoord geven met het oog op het eerdere veroordelen van uitspraken van Johan Derksen?2
Pluriformiteit is onderdeel van de wettelijke taakopdracht van de publieke omroep. Het is echter niet aan mij om een oordeel te geven over de inhoud van afzonderlijke programma’s of uitlatingen die daarin worden gedaan. Het Commissariaat voor de Media is als toezichthouder belast met het toezicht op de naleving van de Mediawet. Daarnaast kan men een klacht indienen bij de NPO Ombudsman en uiteraard bij de desbetreffende omroep zelf.
Deelt u de mening dat de publieke omroep pluriform moet zijn, daar het mogelijk wordt gemaakt door de belastingbetaler? Zo ja, hoe duidt u dan de anti-houding van Van Rossem jegens boeren en stemmers op partijen die het heerschap Van Rossem niet aanstaan?
Zie antwoord vraag 2.
Wat verdient Van Rossem bij de Nederlandse Publieke Omroep (NPO)?
KRO-NCRV heeft mij laten weten dat de vergoeding van de heer Van Rossem binnen de geldende beloningsregels valt. Het Commissariaat voor de Media houdt hier toezicht op. Om te voorkomen dat de onafhankelijkheid van de publieke omroep op het spel komt te staan, wordt van de publieke omroep geen verantwoording van kosten op programmaniveau en salarisbetalingen die daar onderdeel van zijn, gevraagd.3
Deelt u de mening dat Van Rossem zijn uitspraken niet passend zijn voor de Staatstelevisie? Zo ja, deelt u de mening dat de geweldsverheerlijkende PvdA-mastodont van de buis moet verdwijnen?
Zie mijn antwoord op vraag 3. In Nederland is er geen staatstelevisie, hier zijn de media onafhankelijk. Het is niet aan mij om te bepalen of de heer Van Rossem wel of niet op tv verschijnt.
Wat vindt u van het idee van de Staatstelevisie om een boerderij te beginnen, terwijl diezelfde Staat met het stikstofbeleid hardwerkende boeren het mes op de keel zet en voor hen een regelrechte bedreiging vormt in het voortbestaan? Wilt ervoor zorgen dat wordt afgezien van dit welhaast lugubere idee? Graag een gedetailleerd antwoord.3
Er is in Nederland geen Staatstelevisie. Er is dan ook geen sprake van dat de Staat een boerderij zou beginnen. Volgens KRO-NCRV begint mevrouw Jaspers in het nieuwe KRO-NCRV-programma «Onze boerderij: en nu zelf», als hobbyboer, haar eigen kleinschalige boerderij. Uiteindelijk is iedereen vrij om een boerderij te beginnen en KRO-NCRV is vrij om daar een programma over te maken.
Ziekenhuisopnames van gevaccineerde personen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Heeft u kennisgenomen van de recente cijfers van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), waaruit blijkt dat een aanzienlijk percentage (volledig) gevaccineerde personen vanaf 50 jaar alsnog in het ziekenhuis wordt opgenomen met COVID-19 en zelfs op de Intensive Care (IC) terechtkomt?1
Ja.
Hoe verklaart u het feit dat zoveel (volledig) gevaccineerde personen de laatste tijd in het ziekenhuis terechtkomen met/door COVID-19?
Rioolwatermetingen laten zien dat er vanaf mei een toegenomen infectiedruk is van het coronavirus2. Hierdoor komen meer mensen in aanraking met het virus, waardoor ook het absolute aantal personen dat ernstig ziek wordt door het virus stijgt. Dit resulteert in een stijging van de ziekenhuisopnames. Het RIVM geeft in de rapportage van 2 augustus jl.3 aan dat sinds mei de incidentie van ziekenhuisopnames in alle leeftijdsgroepen en voor elke vaccinatiestatus is toegenomen. Uit de laatste rapportage van 30 augustus jl.4 blijkt dat, in de periode 29 juni t/m 23 augustus 2022, de incidentie van ziekenhuisopnames het hoogst was bij mensen uit de leeftijdsgroep van 80 t/m 89 jaar die niet gevaccineerd waren. De incidentie van IC-opnames was in dezelfde periode het hoogst bij mensen uit de leeftijdsgroep van 70 t/m 79 jaar die alleen de basisserie (deels) hebben gehad.
We hebben gezien dat de bescherming van de basisserie tegen ernstige ziekte en ziekenhuisopname door COVID-19 na verloop van tijd langzaam afneemt, met name bij mensen van wie het immuunsysteem minder goed werkt. Het is daarom belangrijk om deze bescherming op peil te houden door middel van revaccinatie. Gegevens van het RIVM5 laten zien dat, in de periode 29 juni t/m 23 augustus 2022, het risico op ziekenhuisopname voor personen vanaf 12 jaar die een boostervaccinatie hebben ontvangen 51% lager was dan voor personen die alleen de basisserie hebben ontvangen. Het risico op ziekenhuisopname voor personen in de leeftijdsgroep vanaf 60 jaar die de herhaalprik hebben gekregen was 24% lager dan voor personen die alleen de booster hebben gekregen.
Houdt u er rekening mee dat de coronavaccins wellicht zorgen voor verzwakking van het immuunsysteem, waardoor mensen een corona-infectie juist minder goed af kunnen weren, of een corona-infectie in combinatie met persisterende co-morbiditeiten daardoor ernstiger gevolgen heeft? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide verklaring geven?
Nee. Vaccins worden alleen goedgekeurd door het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) en het Centrum ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) als de werkzaamheid, kwaliteit én veiligheid voldoende zijn aangetoond. Sinds de start van de vaccinatiecampagne in januari 2021 hebben we kunnen zien dat vaccineren een belangrijke bijdrage levert aan de bescherming tegen ernstige ziekte en sterfte door COVID-19. Het RIVM houdt voortdurend de incidentie van ziekenhuisopnames bij gevaccineerde en ongevaccineerde mensen en de effectiviteit van de vaccins in de gaten, op basis van eigen wetenschappelijk onderzoek en internationale wetenschappelijk literatuur, en informeert mij daar elke vier weken over.
Gaat u onderzoeken waarom zoveel gevaccineerde personen de laatste tijd in het ziekenhuis terechtkomen? Zo ja, hoe gaat u dat onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in mijn antwoorden op uw vragen van 6 juli jl. over de effectiviteit van coronavaccins6, zijn in de afgelopen twee jaar de meeste mensen inmiddels wel één of meerdere keren besmet geraakt met het coronavirus. Verschillen in risico’s op ziekenhuisopname tussen gevaccineerde mensen en ongevaccineerde mensen zijn daarom niet meer alleen te herleiden tot effecten van de vaccinatie, maar ook tot effecten van infecties. Ook speelt mee dat mensen die door onderliggende aandoeningen (zoals diabetes, COPD of overgewicht) of medicijngebruik meer risico lopen om ernstig ziek te worden door COVID-19, zich
relatief vaker hebben laten vaccineren dan mensen zonder dit soort risicofactoren. De groep ongevaccineerde mensen kan dus gemiddeld gezonder zijn dan de groep gevaccineerde mensen.
Het RIVM publiceert maandelijks een rapport over de ziekenhuis- en IC-opnames door COVID-19 per vaccinatiestatus in Nederland. Uit de laatste rapportage van 30 augustus jl.7 blijkt dat, in de periode 29 juni t/m 23 augustus 2022, het risico op ziekenhuisopname voor personen vanaf 12 jaar die een boostervaccinatie hebben ontvangen 51% lager was dan voor personen die alleen de basisserie hebben ontvangen. Het risico op IC-opname was in dezelfde periode 76% lager voor personen van 12 jaar en ouder die een boostervaccinatie hebben ontvangen ten opzichte van personen die alleen de basisserie hebben ontvangen. De bescherming van vaccinaties is daarmee nog steeds erg goed tegen ziekenhuisopname en opname op de IC. Dit blijkt ook uit onderzoek in andere landen. Er is op dit moment dus geen reden om – naast de maandelijkse rapportage van het RIVM – aanvullend onderzoek te doen.
Deelt u de mening dat de potentiële relatie tussen het (herhaaldelijk) vaccineren en de vele ziekenhuisopnames onder gevaccineerde personen specifiek onderzocht moet worden? Zo nee, waarom niet?
Hier is in de rapportage van het RIVM van 30 augustus jl.8 aandacht aan besteed. Uit de rapportage blijkt juist dat het risico op ziekenhuisopname voor personen vanaf 12 jaar die een boostervaccinatie hebben ontvangen 51% lager was dan voor personen die alleen de basisserie hebben ontvangen. Het risico op ziekenhuisopname voor personen in de leeftijdsgroep vanaf 60 jaar die de herhaalprik hebben gekregen was 24% lager dan voor personen die alleen de booster hebben gekregen. Dit betekent dat de kans op ziekenhuisopname voor personen die een booster hebben gehad in deze periode ongeveer 2 keer kleiner was dan voor personen met alleen een afgeronde basisserie. Voor personen vanaf 60 jaar die een herhaalprik hebben gehad was het risico op ziekenhuisopname daar bovenop nog ongeveer 1,3 keer kleiner dan voor mensen die wel een booster hebben gehaald, maar geen herhaalprik. Hieruit valt op te maken dat vaccineren juist een belangrijke bijdrage levert aan het voorkomen van ziekenhuisopnames door COVID-19.
Kunt u reflecteren op de effectiviteit van de coronavaccins, nu blijkt dat zoveel (volledig) gevaccineerde personen toch weer in het ziekenhuis terecht komen met COVID-19?
Zoals ik ook in mijn antwoorden op vraag 2 t/m 5 heb aangegeven blijkt dat de bescherming van de COVID-19-vaccins nog steeds erg goed is tegen ziekenhuis- en IC-opnames. De cijfers van het RIVM, ondersteund door internationale wetenschappelijke literatuur, zijn hier volstrekt helder over.
Kunt u reflecteren op het feit dat het juist de personen in de zogenaamde risicogroepen zijn (ouderen, kwetsbaren) die meestal volledig gevaccineerd zijn, maar desondanks toch weer in het ziekenhuis terechtkomen? Deelt u de mening dat dit laat zien dat de risicogroep door de coronavaccins dus helemaal niet beschermd wordt? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide verklaring geven?
Deze mening deel ik niet. Zie voor een verdere onderbouwing het antwoord op vraag 4.
Kan worden geconcludeerd dat de meeste mensen in Nederland inmiddels natuurlijke immuniteit genieten, welke beter is dan immuniteit door vaccins, aangezien in de recente data van het RIVM valt te lezen dat een groot deel van de Nederlandse bevolking inmiddels een natuurlijke corona-infectie heeft doorgemaakt? Zo nee, waarom niet?
Nee, die conclusie valt niet te trekken. Het is niet te zeggen of het doormaken van een natuurlijke infectie op termijn een superieure immuniteit geeft tegen nieuwe varianten dan dat het vaccineren oplevert. We hebben inmiddels gezien dat ook mensen die in de eerste golf zijn besmet met de Wuhanvariant, besmet kunnen raken met de (verschillende subvarianten van de) omikronvariant. Voor meer informatie verwijs ik u naar de antwoorden op de op 22 september 2021 gestelde vragen van het lid Van Houwelingen (FvD)9.
Als het overgrote deel van de Nederlandse bevolking inmiddels een natuurlijke corona-infectie heeft doorgemaakt en de vaccins bewezen nauwelijks bescherming bieden, waarom start u in september dan toch met een nieuwe vaccinatiecampagne? Kunt u een uitgebreide uitleg geven?
Op 29 juli jl.10 heb ik de Kamer geïnformeerd over mijn besluit dit najaar een aanvullende vaccinatie tegen het coronavirus aan te bieden. Dit besluit heb ik genomen op basis van het advies van het OMT-V, dat ik op 26 juli jl. heb ontvangen. De belangrijkste redenen om te starten met een nieuwe vaccinatieronde worden in dit advies uitgebreid toegelicht. Het gaat daarbij allereerst om het voorkomen van ernstige ziekte en sterfte door COVID-19, door de groepen die een verhoogd risico hebben op ernstige ziekte en ziekenhuisopname met voorrang een vaccinatie aan te bieden en zo de bescherming op peil te houden. Door het vaccin daarnaast ook aan te bieden aan iedereen vanaf 12 jaar die dat wil, zorgen we ervoor dat de samenleving zo open mogelijk kan blijven. Zoals in de antwoorden op vraag 2 t/m 6 aangegeven, zijn vaccins hierbij ontzettend belangrijk.
Deelt u de mening dat u een groot risico neemt door mensen nu opnieuw te gaan vaccineren, terwijl niet met zekerheid gesteld kan worden dat de vaccinaties niet leiden tot een toename van ziekenhuisopnames onder gevaccineerde personen? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. Uit mijn eerdere antwoorden blijkt dat vaccinaties wel degelijk beschermen tegen ziekenhuis- en IC-opname. Daarnaast blijkt uit onderzoek van het RIVM eerder dit jaar dat er door de boostervaccinatieronde naar schatting 1.620 ziekenhuisopnames voorkomen zijn in de periode 26 januari t/m 8 februari 2022. Er kan dus wel degelijk gesteld worden dat vaccinaties het aantal ziekenhuisopnames reduceert.
De klokkenluider Huig Plug |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Kent u de opname «Oud-collega’s van klokkenluider Huig Plug getuigen in rechtbank over verzwegen misstanden in Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ)»?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat een getuige/verpleegkundige van het gevangenisziekenhuis JCvSZ op 12 mei 2022 in de rechtbank van Utrecht vertelde dat circa twintig werknemers van het medisch personeel van het gevangenisziekenhuis JCvSZ sinds 1 januari 2019 ontslag hebben genomen?
Ja, met het feit dat zij dit heeft verteld ben ik bekend.
Kunt u aangeven hoeveel artsen, verpleegkundigen en directeuren van het JCvSZ vanaf 1 januari 2019 tot heden ontslag hebben genomen en/of op staande voet zijn ontslagen en/of tijdelijk op non-actief zijn gezet?
In de genoemde periode zijn 9 artsen, 19 verpleegkundigen en 2 directieleden uit dienst getreden, en twee verpleegkundigen op non-actief gesteld. Deze cijfers zijn exclusief inhuurpersoneel.
Wat was de reden van hun vertrek en/of ontslag op staande voet en/of tijdelijke schorsing?
Omwille van de privacy van betrokkenen ga ik niet nader in op de omstandigheden van het vertrek per medewerker.
Hoeveel verpleegkundigen, artsen en Directeuren Somatische Zorg staan in direct contact met de patiënten van het JCvSZ?
Het contact tussen patiënten en zorgprofessionals wordt bepaald door de zorgbehoefte van de patiënten. Door een pool van ongeveer 35 fte (justitieel) verpleegkundigen wordt de dagelijkse verpleegkundigenzorg 24/7 aan de opgenomen patiënten geleverd op drie afdelingen in het JCvSZ.
De basisartsen zijn primair verantwoordelijk voor de dagelijkse zorg aan patiënten, met extra aandacht voor de continuïteit van zorg. Het JCvSZ beschikt over een pool van 4–6 basisartsen die volgens een rooster werken waarin ook ANW (avond, nacht en weekend) bereikbaarheidsdiensten zijn opgenomen.
Vanuit een pool van 4–5 huisartsen wordt directe supervisie en aansturing gegeven aan basisartsen waarbij dagelijks één huisarts superviseert en een achterwachtfunctie heeft.
De directeur somatische zorg (1) is eindverantwoordelijk voor de medische zorgverlening, maar heeft geen rol in de directe dagelijkse patiëntenzorg
Bent u bekend met de «Brief Uitkomst oriëntatie melding JCvSZ» die de Inspectie van J&V op 20 januari 2020 publiceerde?2
Ja.
Bent u bekend met het feit dat tijdens een zitting op 12 mei 2022 in de rechtbank van Utrecht een getuige/ verpleegkundige vertelde dat ook drie artsen en de directeur van het JCvSZ een melding bij de Inspectie J&V hadden gedaan maar dat hun melding(en) niet in de brief van hoofinspecteur-directeur H.C. Faber terecht waren gekomen?
Ja, met het feit dat deze getuige dit heeft verteld ben ik bekend.
Is het u bekend dat de Directeur Somatische Zorg en drie JCvSZ-artsen in oktober/november2019 een melding hebben gedaan bij de Inspectie J&V? Indien ja, waarom heeft de Inspectie J&V en de Inspecteur-generaal dat nooit vermeld? Indien nee, kunt u dit dan uitzoeken?
Nee, dat meldt de Inspectie en Veiligheid mij in beginsel niet, omdat dat toezichtvertrouwelijke informatie betreft. Die vertrouwelijkheid dient juist om melders te beschermen zodat zij hun verhaal in veiligheid en anonimiteit kunnen doen, zonder dat die informatie naar hen te herleiden is.
Waarom heeft de Directeur Somatische Zorg, als hoogste medische autoriteit van het JCvSZ, in december 2019 plotseling ontslag genomen?
Over individuele medewerkers doe ik geen uitspraken.
Kunt u het exacte aantal artsen, directeuren, verpleegkundigen en penitentiair inrichtingswerkers doorgeven die tussen 31 mei 2019 en 31 december 2019 contact hebben opgenomen met de Inspectie J&V?
Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord, zoals reeds gegeven (vraag 8).
Hoeveel melders, piw’ers, verpleegkundigen, artsen en directeuren van het JCvSZ, zijn op het hoofdkantoor in gesprek geweest met de inspecteurs van de JenV om melding(en) te doen van(vermeende) misstanden?
Op 30 en 31 oktober 2019 heeft de Inspectie Justitie en Veiligheid een onaangekondigd bezoek gebracht aan het JCvSZ om zich op die manier een eigen beeld te vormen ten aanzien van de veiligheid en cultuur in het JCvSZ.
Gedurende deze bezoeken heeft de Inspectie Justitie en Veiligheid bij benadering met 20 medewerkers, ook in groepsgesprekken, gesproken. Ook heeft de Inspectie een e-mailadres geopend waar medewerkers van het JCvSZ zich konden melden, mochten zij niet in de gelegenheid zijn geweest om tijdens het bezoek met de inspecteurs in contact te komen, óf/en indien zij anoniem hun verhaal wilden doen. Wie deze personen zijn, en wat hun rol in de organisatie is óf is geweest, óf de aantallen per functie is, kan de Inspectie Justitie en Veiligheid op grond van de protocollaire geheimhoudingsplicht niet zeggen.
Nadien heeft de Inspectie Justitie en Veiligheid bij benadering met 10 medewerkers gesproken. Hierbij zijn zowel positieve als negatieve geluiden gehoord/besproken.
Kunt u de audio-opnames van de gesprekken van de melders met de Inspectie J&V aan de Tweede Kamer verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Nee, opnames van dergelijke gesprekken, indien die al gemaakt worden, worden niet verstrekt aangezien het informatie over individuele medewerkers betreft. Daarover verstrek ik geen informatie.
Bent u bekend met het feit dat de artsen en de verpleegkundigen zeggen dat het grootste gedeelte van hun meldingen niet in de inspectierapporten van de IGJ en Inspectie J&V terecht zijn gekomen en bent u zich bewust van het feit dat zij een klacht indienden tegen de Inspectie J&V en dat inspecteur-generaal Korvinus de klacht, die was ingediend tegen zijn eigen inspectie-team, zelf mocht onderzoeken(!)? Kunt u gedetailleerd ingaan waarom Korvinus zeven maanden deed over het afhandelen van deze klacht?3
De klacht van de medewerkers is overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht door de Inspecteur Generaal (IG) van de Inspectie Justitie en Veiligheid behandeld. De IG heeft zowel de klagers als de betreffende inspecteurs gehoord.
Voor wat betreft de duur van de klachtbehandeling kan ik u het volgende berichten:
De klacht werd medio maart 2020 door de IG ontvangen. Daarop zijn de klagers medio juni 2020 gehoord door de IG. De vertraging is te wijten aan de onduidelijkheid van over hoe te handelen, met betrekking tot aanwezige, en de te komen, overheidsmaatregelen ter bestrijding van de Coronapandemie. Daarnaast gaven zowel de klagers als de IG, de voorkeur aan fysieke hoorzitting. In het kader van hoor en wederhoor in een klachtenprocedure, zijn eveneens de inspecteurs gehoord.
De IG heeft de klagers in juni 2020 in een persoonlijk gesprek zijn eerste bevindingen en zijn voornemen hoe en waarom te beslissen in het kader van het Klachtrecht medegedeeld. Op verzoek van de klagers heeft de IG nadien de gespreksopnames van het onderzoek beluisterd. Hierop hebben zowel klagers als de betreffende inspecteurs, de mogelijkheid gekregen om op de conceptverslagen van de verschillende hoorzittingen te reageren.
Ná de daarvoor geboden reactietermijn heeft de IG het besluit genomen en aan partijen bekend gemaakt. De Inspectie Justitie en Veiligheid heeft medio oktober 2020 een bericht van de klacht op haar website gezet. Hier staat samengevat wat de aard van de klacht was en wat het oordeel na de klachtenprocedure is.
Heeft de inspecteur-generaal na het afhandelen van de klacht alsnog gespreksverslagen aan de medewerkers van het JCvSZ verstrekt? Zo ja, kunt u deze gespreksverslagen aan de Tweede Kamer verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Interviewverslagen die de Inspectie Justitie en Veiligheid maakt zijn vertrouwelijk en worden niet aan derden beschikbaar gesteld. Ook niet aan de Voorzitter dan wel de Leden van uw Tweede Kamer. Ik verwijs u in deze, eveneens, naar de gegeven antwoorden, zoals gesteld.
Bent u bekend met het feit dat de Tweede Kamer in het voorjaar van 2020 bij u aandrong op een apart onderkomen voor de Inspectie JenV, waarmee de onafhankelijkheid van uw ministerie ook in de huisvesting tot uitdrukking moest komen?
Ja, dat is mij bekend.
Is de Inspectie J&V inmiddels al verhuisd naar het Lange Voorhout 7? Zo nee, waarom is dit nog niet gerealiseerd?
De Inspectie Justitie en Veiligheid gaat op korte termijn verhuizen, te weten in de loop van september 2022. De vertraging is gelegen in redenen van praktische aard: vertraging bij de verbouwing en daarvan ten gevolge vertraging in de afgifte van de vergunning door de gemeente.
Heeft de Integriteitscommissie J&V (ICJenV), gevestigd op Lange Voorhout 13, klachten ontvangen over de angstcultuur in het JCvSZ? Zo ja, wanneer heeft /hebben die melder(s) van het JCvSZ zich bij de ICJenV gemeld? Wat deed de ICJenV met deze melding en wanneer is deze melding afgerond? Waren/was de melder(s) tevreden over de afwikkeling van hun melding?
Ad 1.
De commissie JenV heeft twee meldingen ontvangen over de angstcultuur in het JCvSZ.
Eén melder (hierna melder A.) heeft zich gemeld in november 2020 en één melder (hierna melder B.) heeft zich gemeld in mei 2022.
Ad 3.
Melder A.
Melder A. heeft twee keer een formeel gesprek met de commissie gehad. Melder A. heeft telkens aangegeven anoniem te willen blijven. Dit heeft als gevolg gehad dat de commissie geen onderzoek kon uitvoeren zonder de identiteit van de melder direct of indirect kenbaar of herleidbaar te maken. Dit is meerdere malen met melder A. besproken.
Gezien de aard van de melding heeft de commissie, na overleg met melder, met inachtneming van de gevraagde anonimiteit, in juli 2021 een gesprek gevoerd met de toenmalige vestigingsdirecteur van de PI Haaglanden. Ook heeft de commissie gesproken met vertegenwoordigers van de departementale ondernemingsraad en de vakbonden.
Op 16 december 2021 heeft de commissie aan de voormalig vestigingsdirecteur verzocht om een update. Per brief van 3 januari 2022 heeft de toenmalige vestigingsdirecteur de commissie uitvoerig geïnformeerd. Op 3 februari 2022 heeft de voormalig vestigingsdirecteur de secretaris telefonisch nader geïnformeerd. Op 4 maart 2022 heeft de commissie aan melder A. laten weten dat de mogelijkheden van de commissie om nog verdere actie te ondernemen zijn uitgeput vanwege de eis van anonimiteit van melder A. Daarna heeft de commissie het dossier gesloten.
Melder B.
Melder B. deed zijn melding in mei 2022. Op 1 juni 2022 heeft de secretaris van de commissie melder B. per e-mail geïnformeerd dat de commissie op grond van artikel 2.4 van haar instellingsbesluit waarschijnlijk niet bevoegd is de melding in behandeling te nemen. In dit artikel is bepaald dat de commissie alleen meldingen in behandeling kan nemen van melders wier arbeidsovereenkomst niet langer dan twee jaar geleden is geëindigd. Wel heeft er op 2 juni 2022 een gesprek plaatsgevonden, waarin melder B. de melding telefonisch heeft toegelicht aan de coördinator van het meldpunt van de commissie. De commissie heeft in juli 2022 besloten dat de melding van B niet in behandeling kan worden genomen omdat de commissie wegens het overschrijden van de termijn van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst daartoe niet bevoegd is. Zie hieronder voor een nadere toelichting daarop.
Omdat op het moment dat de melder zijn melding deed er een procedure liep bij de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) die mogelijk tot uitkomst zou kunnen hebben dat het ontslagbesluit vernietigd zou worden, was over de datum van de beëindiging van het dienstverband op dat moment nog geen zekerheid. Immers, de mogelijkheid bestond dat de CRvB het ontslagbesluit zou vernietigen. De commissie wilde eerst deze uitspraak afwachten voordat zij een definitief besluit zou nemen.
Op 23 juni 2022 heeft de CRvB uitspraak gedaan in de zaak van melder B. Deze uitspraak heeft melder B. op 11 juli 2022 per mail aan de secretaris van de commissie doen toekomen. De CRvB heeft onder meer geoordeeld dat de Minister van Justitie en Veiligheid bevoegd was melder B. per 15 december 2019 te ontslaan.
De commissie heeft per brief van 26 juli 2022 aan melder B. laten weten dat zij op grond van haar instellingsbesluit (art. 2.4) niet bevoegd is de melding in behandeling te nemen vanwege het overschrijden van de tweejaars termijn.
Ad 4.
Melder A.
Melder A. heeft na de toelichting in maart 2022 van de commissie op het besluit om het dossier te sluiten, niet meer nader gereageerd.
Melder B.
Melder B. heeft per mail laten weten het niet eens te zijn met de beslissing van de commissie. Per brief van 16 augustus 2022 heeft de commissie aan melder laten weten dat de commissie blijft bij de beslissing dat zij niet bevoegd is om een onderzoek in te stellen naar de melding van melder B.
Bent u bekend met het feit dat Huig Plug, (de klokkenluider van het JCvSZ, erkend door de Expertgroep Klokkenluiders) beide publicaties van hoofdinspecteur-directeur Faber en inspecteur-generaal Korvinus betwist?
Ja, dat is mij bekend.
Bent u bekend met het feit dat Huig Plug zegt dat het merendeel van zijn meldingen/materiaal niet door de Inspectie J&V is behandeld en dat hij en zijn collega’s zich niet serieus genomen voelen en spreken over een doofpot op het hoogste niveau? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven hierop?
De Inspectie Justitie en Veiligheid heeft al het geleverde materiaal verwerkt. De Inspectie Justitie en Veiligheid treedt niet in individuele geschillen en/of arbeidsconflicten tussen werkgevers en werknemers. Van belang is dat de Inspectie niet naar de kwaliteit van geleverde zorg door JCvSZ heeft gekeken. Dat is de taak van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Dit is nadrukkelijk aan de heer Plug uitgelegd, tijdens het eerste gesprek met hem.
Bent u bereid een nieuw onderzoek op te starten naar de (vermeende) misstanden in het gevangenisziekenhuis JCvSZ? Kunt u een gedetailleerd antwoord hierop geven?4 5 6
Nee, daarvoor zie ik geen aanleiding. De gemelde vermeende misstanden zijn uitgezocht door onafhankelijke inspecties en auditors. Uit deze onderzoeken is gebleken dat van misstanden geen sprake is. Ik heb geen reden om aan de kwaliteit en de deugdelijkheid van de onderzoeken en de uitgebrachte rapporten te twijfelen. Er zijn na afronding van het laatste onderzoek geen andere punten rond deze kwestie gemeld dan die reeds bij mij bekend zijn. Er is dan ook geen aanleiding voor een nieuw onderzoek.