Het bericht dat het Verenigd Koninkrijk asielzoekers een enkele reis Rwanda geeft |
|
Tom van der Lee (GL), Suzanne Kröger (GL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht van de BBC dat het Verenigd Koninkrijk (VK) van plan is om sommige asielzoekers een enkele reis Rwanda te geven?1
Ja.
Hoe oordeelt u over dit bericht?
Het Verenigd Koninkrijk is sinds het terugtrekken uit de EU niet meer gebonden aan het asielacquis van de EU. Dit betekent bijvoorbeeld dat het Verenigd Koninkrijk niet langer gebonden is aan de EU-asielprocedurelijn, waarin onder meer staat dat de verzoeker het recht heeft om tijdens zijn asielprocedure op het grondgebied van de lidstaat te blijven. Het VK is echter wel aangesloten bij het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Binnen de normatieve kaders van deze verdragen hebben staten de ruimte om een eigen beleidsafweging te maken. Het is aan de Verenigde Naties en Raad van Europa om over de naleving van deze verdragen te oordelen.
Net als het VK wil het kabinet graag dat migratiebewegingen op de middellange en lange termijn beter kunnen worden beheerst. Samenwerking met derde landen is daar een belangrijk onderdeel van. Het kabinet zet in op brede migratiepartnerschappen met derde landen, zowel in Europees als bilateraal verband. In tegenstelling tot het VK ziet het kabinet het overplaatsen van personen die een asielaanvraag doen in Nederland – of in de EU – naar een derde land om de uitkomst van een dergelijke procedure af te wachten, conform het concept van external processing niet als wenselijk. Wat het kabinet betreft ligt het versterken van veilige, zorgvuldige procedures in lijn met het VN-Vluchtelingenverdrag in derde landen, bijvoorbeeld met steun van UNHCR, meer voor de hand.
Deelt u de mening van vluchtelingen organisaties die stellen dat dit een wrede maatregel is en dat de mensenrechtensituatie in Rwanda zorgelijk is?
Het kabinet is bezorgd over bepaalde aspecten van de mensenrechtensituatie in Rwanda. Het gaat dan vooral over inperkingen van de persvrijheid en de politieke ruimte. Of de mensenrechten van asielzoekers, die als gevolg van de overeenkomst in Rwanda belanden, adequaat zullen worden beschermd is onder meer afhankelijk van de afspraken die het VK en Rwanda maken over de opvang van deze personen en de uitvoering van die afspraken.
In hoeverre schendt het VK hiermee het VN Vluchtelingenverdrag uit 1951 waar het VK ook onderdeel van is?
Het Vluchtelingenverdrag bepaalt dat vluchtelingen niet mogen worden uitgezet naar een land waar hun leven of vrijheid bedreigd wordt (het verbod oprefoulement). Dit verdrag bevat echter geen bepalingen over waar een asielverzoek moet worden afgehandeld of waar een vluchteling moet worden opgevangen. Het concept van het behandelen van asielverzoeken buiten het grondgebied van het land waar het verzoek is ingediend, is niet per definitie in strijd met het Vluchtelingenverdrag. Of het concept zoals het Verenigd Koninkrijk en Rwanda overeen gekomen zijn in strijd met het Vluchtelingenverdrag komt zal met name afhangen van hoe Rwanda de mensenrechten van de asielzoekers die ten gevolge hiervan in Rwanda worden behandeld beschermt.
Bent u bereid om uw ambtsgenoten in het VK direct aan te spreken op dit beleid, eventueel samen met andere gelijkgestemde landen?
Nederland is terughoudend in het appreciëren van nationale beleidskeuzes van regeringen van andere landen. Echter, wanneer zou blijken dat het VK hiermee internationaal recht schendt, zal het kabinet dit aankaarten op zowel bilateraal als internationaal niveau.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De mishandeling van asielzoekers uit Wit-Rusland in Polen |
|
Kati Piri (PvdA), Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het nieuwe rapport van Amnesty International waarin nieuw bewijs wordt geleverd dat bijna tweeduizend asielzoekers willekeurig zijn vastgezet die in 2021 de grens vanuit Wit-Rusland overstaken?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat een groot deel van deze tweeduizend asielzoekers door Polen mishandeld zijn, in te kleine en overvolle kamers worden vastgezet, soms gedwongen verdoofd, geboeid en bewerkt met stroomstootwapens? Bent u het eens dat dit grove mensenrechtenschendingen zijn die door de Poolse autoriteiten worden begaan?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de berichtgeving en acht deze zorgelijk. De wetgeving van de Europese Unie bevat diverse regels ten aanzien van de behandeling van asielzoekers, zowel tijdens de asielprocedure als gedurende detentie. Het kabinet hecht eraan dat lidstaten deze regels te allen tijde naleven en daarbij tevens internationaalrechtelijke waarborgen respecteren. Het spreekt voor zich dat er nooit sprake mag zijn van discriminatie of racisme.
Ten aanzien van het detineren van asielzoekers merkt het kabinet in algemene zin het volgende op. Wanneer personen in strijd met de bepalingen van de Schengengrenscode een grens oversteken, is het kabinet er voorstander van dat er een grensprocedure wordt toegepast op basis van het bestaande EU-recht. Dat betekent dat voor migranten die op onwettige wijze de grens oversteken een vorm van grensdetentie aangewezen kan zijn. Dat geldt óók als zij asiel aanvragen, in lijn met de procedurerichtlijn. Deze grensdetentie is vanzelfsprekend wel aan regels gebonden en mag niet lang duren, mede afhankelijk van hoe kansrijk de asielaanvraag is. Zoals gesteld hecht het kabinet eraan dat wanneer detentie wordt toegepast dat bestaande waarborgen worden gerespecteerd.
Zoals eerder met uw Kamer is gewisseld heeft het kabinet begrip voor de complexe situatie waar Polen zich in bevindt in relatie tot Belarus en ten aanzien van het beheer van de buitengrens. Polen ziet zich geconfronteerd met door het Belarussisch regime georkestreerde reisbewegingen naar de Europese Unie om de Unie zo, vanwege geopolitieke overwegingen, onder druk te zetten. Vanzelfsprekend blijft het, ook in situaties van instrumentalisering van migratie, van belang dat grensbeheer en asielopvang altijd plaatsvindt conform internationaal en Europees recht. Hieronder valt ook het recht om asiel aan te vragen, waarbij er sprake kan zijn van detentie aan de grens. Het kabinet heeft het belang van het respecteren van internationaal en Europees recht, transparantie en het toelaten van humanitaire hulp consequent op verschillende niveaus benadrukt richting de Poolse autoriteiten.
Bent u het eens met de conclusie van Amnesty International dat deze praktijk van de Poolse autoriteiten riekt naar hypocrisie en racisme, vooral in het licht van het schrille contrast met de Poolse houding jegens Oekraïense vluchtelingen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u uitleggen hoe u bij uw Poolse ambtgenoot aandringt op gelijke behandeling van alle asielzoekers in Polen, ongeacht land van herkomst?
In bilaterale contacten met Polen is de afgelopen maanden benadrukt dat het kabinet eraan hecht dat eenieder vlucht voor oorlog en geweld, ongeacht nationaliteit, een veilig heenkomen dient te kunnen vinden. Zo sprak de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn Poolse collega Rau in brede zin over migratiebeleid en het belang van respecteren van mensenrechtelijke waarborgen. Dezelfde boodschap is verschillende malen hoogambtelijk, door de Nederlandse ambassade in Warschau, alsmede binnen verschillende EU-gremia, afgegeven.
Kunt u uitleggen hoe u, in multilateraal verband zoals bij de EU, aandringt op gelijke behandeling van alle asielzoekers in Polen, ongeacht land van herkomst?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid zich nog meer in te zetten voor een menswaardige en gelijkwaardige behandeling van asielzoekers die via Wit-Rusland Polen binnenkomen, en kunt u uw antwoord toelichten middels concrete stappen en een tijdspad?
Het kabinet hecht eraan dat lidstaten het Unierecht naleven, in het bijzonder wanneer dit fundamentele rechten betreft. Zoals uw Kamer bekend spreekt het kabinet zich hier ook over uit binnen relevante EU-gremia en in bilaterale contacten. Het kabinet zal dit blijven doen.
Dit is ook van belang omdat we als waardengemeenschap binnen de EU zorg moeten dragen voor het respecteren van de rechtsstaat en het Unierecht in het algemeen. Hierbij heeft de Europese Commissie een belangrijke rol, zoals in de Verdragen is vastgelegd. De Commissie ziet, als hoedster van de verdragen, toe op de naleving van Europees recht door de lidstaten. Op basis van artikel 258 van het EU-Werkingsverdrag kan de Commissie stappen ondernemen tegen een lidstaat die, naar het oordeel van de Commissie, diens EU-rechtelijke verplichtingen niet nakomt. Het kabinet hecht aan deze rol van de Commissie als onafhankelijke scheidsrechter.
Bent u bereid binnen EU verband aan te dringen op het verbinden van consequenties als Polen het Europees recht en internationaal asielrecht blijft schenden jegens migranten?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u op korte termijn antwoord geven op bovenstaande vragen?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Straffeloosheid voor oorlogsmisdaden in Jemen |
|
Jasper van Dijk , Sjoerd Sjoerdsma (D66), Tunahan Kuzu (DENK), Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u ermee bekend dat de afgelopen maanden, nadat het onderzoek naar oorlogsmisdaden door de Mensenrechtenraad van de VN was beëindigd, luchtaanvallen in Jemen door de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië in omvang en intensiteit stevig zijn toegenomen?1
Het aantal grensoverschrijdende luchtaanvallen over en weer nam sterk toe in het begin van dit jaar. Sinds begin april heeft de coalitie geen bombardementen meer uitgevoerd en hebben de Houthi rebellen geen drones of raketten op KSA en VAE afgevuurd. Dit is te danken aan het bestand dat onder leiding van de VN-gezant voor Jemen, Hans Grundberg, tot stand is gekomen.
Hoe beoordeelt u het onlangs door partijen in Jemen overeengekomen staakt-het-vuren? In welke mate houdt dit stand? Wat is de inzet van Nederland om de partijen in Jemen te bewegen om het staakt-het-vuren te verlengen?
Het bestand dat begin april voor twee maanden door VN-gezant Grundberg werd aangekondigd houdt vooralsnog stand, ondanks lokale gewelddadigheden, en is begin juni met twee maanden verlengd. Het biedt verlichting aan de bevolking van Jemen en schept nieuwe mogelijkheden om de vredesbesprekingen te starten. De VN gezant probeert door onderhandelingen met de conflictpartijen het bestand om te zetten in een duurzamer staakt-het-vuren door middel van wederzijdse vertrouwenwekkende maatregelen. Voorzichtige stappen hiertoe zijn zichtbaar zoals het aanmeren van brandstofschepen in de havens, het hervatten van enkele commerciële vluchten en een gevangenenruil. Meer stappen zijn nodig om het wederzijdse vertrouwen te bestendigen.
Om dit proces te bevorderen steunt Nederland de VN-gezant in zijn mandaat om een duurzame en inclusieve vrede te bewerkstelligen. Daarnaast dringt Nederland op politiek en hoog-ambtelijk niveau in bilaterale gesprekken met de regering van Jemen, lokale partijen en regionale spelers aan op het belang van een politieke oplossing van het conflict en spoedige duurzame en inclusieve vrede.
Deelt u onze opvatting dat het belangrijk is dat straffeloosheid wordt bestreden en daarom onderzoek naar oorlogsmisdaden en andere schendingen van het internationaal recht door alle partijen in het conflict in Jemen wordt hervat?
Ja. De bevordering van mensenrechten en het tegengaan van straffeloosheid is een kernelement van het Nederlands buitenlandbeleid. Onderzoek naar oorlogsmisdaden, schendingen van internationaal recht en mensenrechten is hiervoor essentieel. Dit geldt ook voor het conflict in Jemen.
Bent u bereid voor de aankomende vergadering van de Mensenrechtenraad een initiatief te nemen tot hervatting van een door de VN gemandateerd onderzoek, vergelijkbaar met het onderzoek in Oekraïne waartoe vorige maand besloten is, zodat ook in Jemen misdaden worden gedocumenteerd en verantwoordelijken worden geïdentificeerd?2 Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft zich de afgelopen jaren intensief ingezet op multilaterale initiatieven om straffeloosheid in Jemen tegen te gaan. Dit heeft geleid tot het onafhankelijk en internationaal onderzoek naar mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden in Jemen door de Group of Eminent Experts. Nadat tijdens de Mensenrechtenraad in oktober 2021 bleek dat er geen vereiste meerderheid was om het mandaat van de Group of Eminent Experts te verlengen, heeft Nederland, samen met gelijkgezinde landen, de noodzaak van het tegengaan van straffeloosheid in Jemen benadrukt in twee gezamenlijke verklaringen in New York (Derde Commissie, oktober jl.) en Genève (de 49e Mensenrechtenraad, maart jl.).
Gelet op de huidige samenstelling van de Mensenrechtenraad, acht Nederland de kans van slagen van een nieuw initiatief in de aankomende vergadering zeer klein. Gelijkgezinde landen delen deze inschatting. Op basis van de bovenstaande analyse heeft Nederland besloten geen initiatief te nemen tijdens de aankomende Mensenrechtenraad. Gelijkgezinde landen hebben om vergelijkbare redenen aangegeven dat zij ook geen initiatief zullen nemen.
Het tegengaan van straffeloosheid in Jemen blijft echter onverminderd belangrijk. Daarom maakt Nederland extra middelen uit het Mensenrechtenfonds beschikbaar voor lokale initiatieven die hierop gericht zijn. Ook zal Nederland het belang van het tegengaan van straffeloosheid in internationale fora en in bilaterale gesprekken blijven benadrukken. Verder blijft Nederland, in nauwe samenwerking met gelijkgezinde landen, zoeken naar mogelijkheden om te komen tot een onafhankelijk VN-gemandateerd onderzoek.
De grove uitzetting van journalist Dulmers uit de Oekraïne |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Uitzetting van ND-correspondent Robert Dulmers uit Oekraïne»1?
Ja.
Wat vindt u van de bijzonder grove uitzetting van Dulmers, waarbij hij een doorgeladen pistool tegen het hoofd gedrukt heeft gekregen? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven met een feitenrelaas van het incident?
Het ministerie is bij de Oekraïense autoriteiten nagegaan waarom correspondent Dulmers is uitgezet en hoe de uitzetting is verlopen. De Oekraïense autoriteiten hebben aangegeven dat de heer Dulmers in strijd heeft gehandeld met regelgeving die geldig is geworden na het uitroepen van de noodtoestand. Door de wijze van delen van beeldmateriaal zou hij volgens de autoriteiten informatie prijsgegeven hebben over de tijd, locatie en impact van een aanslag. Daarmee zou hij heel direct burgers en hulpdiensten in gevaar hebben gebracht. De Oekraïense autoriteiten laten weten dat dit de reden van uitzetting is. Wegens de huidige oorlogssituatie konden de Oekraïense autoriteiten niet achterhalen hoe de heer Dulmers is behandeld tijdens de uitzetting. Indien hij daadwerkelijk op de manier is behandeld zoals beschreven in het artikel, is dat een vreselijke ervaring geweest en doorstaat dat de toets van proportionaliteit niet. Dat heeft het ministerie kenbaar gemaakt aan de Oekraïense autoriteiten.
Wilt u de uitzetting van Dulmers, die voor zijn werk officiële militaire toestemming had, scherp veroordelen? Zo ja, kunt u daarbij de ambassadeur van de Oekraïne ontbieden voor het geven van tekst en uitleg?
Het ministerie heeft de Oekraïense autoriteiten gesproken over de toedracht van de situatie. In dat gesprek is aangegeven dat persvrijheid in Nederland hoog in het vaandel staat en dat onafhankelijke verslaggeving en toegang tot informatie, zeker in oorlogstijd, van groot belang is. De Oekraïense autoriteiten hebben bevestigd dat de waarden van persvrijheid en vrijheid van meningsuiting ook voor hen een groot goed zijn. Echter, in de huidige oorlogssituatie is regelgeving opgesteld om de nationale veiligheid te beschermen. De heer Dulmers heeft deze regelgeving volgens de Oekraïense autoriteiten niet gerespecteerd en daarmee burgers en hulpdiensten in gevaar gebracht. De Oekraïense autoriteiten hebben laten weten dat er veel journalisten, ook buitenlandse, in Oekraïne actief zijn en dat zich daarbij over het algemeen geen problemen voordoen. De autoriteiten hebben aangegeven dat Nederlandse journalisten welkom zijn in Oekraïne om verslag te doen.
Wilt u Oekraïne, via de ambassadeur, verzoeken om een volledig rapport rond de uitzetting van Dulmers? Zo neen, waarom niet?
Het ministerie heeft de Oekraïense autoriteiten gevraagd naar de exacte toedracht van de situatie. Wegens de huidige oorlogssituatie is het niet mogelijk om een volledig rapport op te stellen en te overhandigen.
Wilt u de ambassadeur kenbaar maken dat Nederland het absoluut onvaardbaar vindt dat Oekraïne zo met onze journalisten omgaat? Zo neen, waarom niet?
In het gesprek met de Oekraïense autoriteiten is naar voren gebracht dat persvrijheid zeer hoog in het vaandel staat in Nederland. Mediavrijheid en toegang tot – en het vergaren van – onafhankelijke informatie zijn cruciaal, ook in oorlogssituaties. De Oekraïense ambassadeur heeft dat ook onderstreept. In het gesprek heeft het ministerie kenbaar gemaakt dat Oekraïne deze regelgeving helder moet communiceren aan journalisten.
De hongersnood in Sri Lanka |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het artikel‘In Sri Lanka, Organic Farming Went Catastrophically Wrong» van Foreign Policy1?
Ja.
Was uw ministerie sinds het begin bekend met het experimentele Sri Lankaanse landbouwbeleid in haar agrarische sector?
De Ministeries van BZ en LNV waren op de hoogte van het besluit van de Sri Lankaanse regering om over te stappen op 100% biologische landbouw met een verbod op de import van kunstmest en agro-chemicaliën in april 2021 als gevolg.
Zou u met de Kamer de communicatie kunnen delen die de Nederlandse ambassade in Sri Lanka heeft gedeeld met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het experimentele landbouwbeleid in Sri Lanka?
De Nederlandse ambassade in Sri Lanka heeft de ministeries in haar vertrouwelijke berichtgeving geïnformeerd over het besluit om 100% biologische landbouw in te voeren in Sri Lanka met de introductie van het verbod op de import van kunstmest en agro-chemicaliën in april 2021 als belangrijkste maatregel. Daarbij werd in de berichtgeving kort stilgestaan bij de consequenties van deze keuze, zoals lagere productie, stijgende prijzen en het risico voor de voedselzekerheid in Sri Lanka. Bovendien werd deze beleidskeuze geplaatst in het bredere kader van de economische en politieke uitdagingen waarmee het land al geruime tijd kampt. Ook is bericht over het recente terugdraaien van het verbod vanwege tegenvallende oogsten. Het artikel Sri Lanka wil organisch worden2 is ook gepubliceerd op de website van de RVO.
Heeft Nederland of de Nederlandse agrarische sector een poging gedaan President Gotabaya Rajapaksa te adviseren toen hij een verbod op gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest besloot af te vaardigen en daardoor 2 miljoen Sri Lankaanse boeren werden verplicht biologische landbouw te bedrijven? Zo ja, wat hield dit advies in? Wat is hiermee gedaan door de Sri Lankaanse regering? Zo nee, waarom is de Nederlandse kennis over het gevaar van dit beleid niet gepresenteerd richting de regering in Sri Lanka?
Vooropgesteld is het uiteraard aan een land zelf om de eigen beleidskeuzes te maken. Wel heeft Nederland, evenals de EU, in contacten met relevante spelers de zorgen over deze beleidskeuze en de wijze van implementatie uitgesproken, onder andere in een gesprek met de premier. In deze contacten is gedeeld dat de ambassade bereid is om Nederlandse kennis en ervaring op dit terrein te delen met de Sri Lankaans autoriteiten, zoals Nederland al doet via uitwisselingen en trainingen in onder andere de land- en tuinbouwsector.
Om kennis over stapsgewijze hervormingen naar meer duurzame landbouw te delen, heeft de Ambassade in maart 2022 een webinar over (de overstap op) duurzame en biologische landbouw voor de Nederlandse en Sri Lankaanse landbouwsector georganiseerd3. De ambassade heeft ook een tuinbouwsectoronderzoek4 laten uitvoeren die in een workshop in juli 2021 is gepresenteerd, waarin de uitdagingen en mogelijkheden van duurzame en biologische landbouw in Sri Lanka uitgebreid zijn besproken.
Wat gaat u doen om andere ontwikkelingslanden te proberen te beletten voor dezelfde beleidsfouten en haar gevolgen?
Er zijn geen aanwijzingen dat de OS-partnerlanden waarmee Nederland samenwerkt op het gebied van landbouw een beleid naar Sri Lankaans voorbeeld overwegen.
Hoe beoordeelt u het resultaat van het Sri Lankaanse landbouwbeleid sinds het aantreden van President Gotabaya Rajapaksa?
Het besluit van de president om per direct, zonder overgangsperiode en voldoende voorbereidingen door de sector, over te stappen op biologische landbouw en het verbod op de import van kunstmest en agro-chemicaliën hebben niet tot het gewenste resultaat geleid. In zijn speech op maandag 18 april 2022 heeft de president zelf ook aangegeven dat zijn beslissing om de import van kunstmest en agro-chemicaliën te verbieden een foute was.
Welke lessen trekt u uit het grootschalige experiment in Sri Lanka?
Dit experiment bevestigt wat reeds bekend was, namelijk dat er niet een exclusief model van landbouwontwikkeling bestaat en dat een transitie naar een duurzamere vorm van landbouw bij voorkeur geleidelijk moet plaatsvinden.
Bent u bereid onderzoek te laten doen naar de lessen die we kunnen trekken uit het Sri Lankaanse landbouwbeleid voor het beleid in Nederland en de Europese Unie?
Het besluit van de Sri Lankaanse regering en de wijze waarop dit tot stand is gekomen is dermate rigoureus en afwijkend van de Nederlandse besluitvormingsprocedure dat ik het niet nodig acht onderzoek te laten uitvoeren naar de lessen die we kunnen trekken uit dat beleid.
Deelt u de angst dat beleid wat het gebruik van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen doet afnemen kan leiden tot een afname in voedselzekerheid? Zo nee, waarom niet?
Nee, niet per definitie. Het belang van voedselzekerheid is leidend. Dat wordt niet alleen bereikt door het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. In geval van overmatig gebruik van deze stoffen kan dit leiden tot afname van de voedselzekerheid en gezondheidsrisico’s voor de mens en het milieu. Het is daarom belangrijk dat kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen zorgvuldig en met terughoudendheid worden toegepast, binnen ecologische, maatschappelijke en economische randvoorwaarden.
Bent u het eens met de conclusies in het artikel dat biologische landbouw geschikt is voor een niche in de consumentenmarkt, maar niet voor het grootschalig voeden van een groeiende wereldbevolking?
In Nederland is biologische landbouw momenteel een niche, maar ontwikkelt het kabinet, in lijn met Europese doelstellingen, een nationale strategie biologische productie en consumptie voor de mogelijke groei van de sector, passend binnen de Nederlandse context. Er is geen landbouwmodel dat exclusief kan claimen de wereldbevolking te kunnen voeden. Zie ook vraag 7.
Wat zijn de gevolgen voor de Nederlandse landbouwproductie als we met onmiddellijke ingang gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest verbieden?
Bij een onmiddellijk verbod op gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest zal de Nederlandse landbouwproductie fors dalen, vanwege plagen en ziekten die gewassen zullen aantasten en vanwege gebrek aan nutriënten die niet volledig met natuurlijke meststoffen zijn op te vangen.
Wat is de invloed van organisaties met een financieel belang bij het inperken van gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest op het Nederlandse landbouwbeleid? Dit mede in relatie tot het artikel waarin wordt geanalyseerd dat het Sri Lankaanse landbouwbeleid werd bepaald door de Viyathmaga-beweging, waarin de financiele belangen meespeelden van organisaties die winst behaalden bij het afbouwen van gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest.
Er is in Nederland volop debat over de wijze waarop we de transitie naar duurzame voedselproductie vormgeven. Maatschappelijke organisaties en bedrijven nemen daar aan deel en trachten hun standpunten onder de aandacht te brengen van de politiek, de media en bij andere betrokken partijen. Organisaties die een financieel belang hebben bij het inperken van gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest, hebben geen wezenlijk andere invloed dan organisaties die een belang hebben bij het gebruik en het tegendeel bepleiten. De argumenten op basis waarvan we in het debat tot besluiten komen worden uiteindelijk uitgewisseld in uw Kamer.
Welke belangenorganisaties en denktanks hebben in het verleden of hedendaags bij het ministerie bepleit dat Nederland kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen uitfaseerd of het gebruik ervan drastisch verminderd?
In het debat over de reductie van het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen worden vele stemmen gehoord. Zo hield de commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 12 januari 2022 een rondetafelgesprek over gewasbeschermingsmiddelen en heeft de vaste commissie van LNV recent een brief ontvangen van tien maatschappelijke organisaties die pleiten voor een reductie van gebruik en risico’s van gewasbeschermingsmiddelen. De Toekomstvisie gewasbescherming 2030 en het bijbehorende Uitvoeringsprogramma, die is opgesteld in samenwerking met Agrodis, Artemis, Cumela, Fedecom, LTO Nederland, Natuur en Milieu, Nefyto, Plantum, UvW en VEWIN, richt zich op een transitie naar weerbare planten en teeltsystemen waardoor de behoeft aan gewasbeschermingsmiddelen afneemt en daardoor ook het gebruik en de risico’s.
Wat was de reactie van de Nederlandse delegatie naar de VN klimaattop in Glasgow op de speech van President Gotabaya Rajapaksa waarin hij het succes van zijn «agrarische revolutie» verkondigde?
Het programma van de VN klimaattop voorziet formeel niet in reacties op de nationale speeches die worden gehouden. De Nederlandse delegatie heeft hierover geen contact gehad met delegatie uit Sri Lanka.
In welke mate heeft deze toespraak effect gehad op de besluitvorming tijdens de top?
Besluitvorming vindt met name plaats in de tweede week van de klimaattop over de onderhandelingsonderwerpen en staat los van de gehouden speeches. Het indirecte effect van speeches valt niet vast te stellen.
Heeft de Nederlandse delegatie de foutieve claims van President Gotabaya Rajapaksa richting andere delegaties weerlegd?
De Nederlandse delegatie heeft niet met andere delegaties over deze speech gesproken.
Bent u op de hoogte dat ongeveer 4 miljard mensen wereldwijd afhankelijk zijn voor hun voedselvoorziening van de toegenomen agrarische productiecapaciteit door gewasbestrijdingsmiddelen en kunstmest? In welke mate speelt dit mee in het Nederlandse buitenlandbeleid?
Het kabinet erkent het belang van gebruik van agrochemicaliën voor de wereldwijde voedselproductie. Het kabinetsbeleid in deze is gericht op een zorgvuldige toepassing van deze middelen, dat wil zeggen op een manier die veilig en rendabel is voor de boer en duurzaam en gezond voor mens, maatschappij en milieu.
Zou u deze vragen zo snel mogelijk elk afzonderlijk kunnen beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk, ieder afzonderlijk beantwoord.
De Russische 'sigarettenkoning' die onder Europese sancties uitkomt omdat Nederland er niet in slaagt om zijn vermogen te bevriezen |
|
Kati Piri (PvdA), Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over de Russische oligarch Kesajev, die naar verluidt een vermogen heeft van meer dan 1 miljard euro, waarbij het nog maar de vraag is of Nederland dit vermogen kan bevriezen?1
Ja.
Klopt het dat de bezittingen van Kesajev niet onder het sanctieregime van Europa vallen, omdat hij sinds 11 april is teruggetreden uit de raad van commissarissen van Megapolis Distribution? Zo ja, deelt u de mening dat het uitermate onwenselijk is dat een sanctieregime zo makkelijk ontweken kan worden?
Als een (rechts)persoon op een EU-sanctielijst is geplaatst, betekent dit dat de tegoeden en economische middelen die eigendom zijn of onder zeggenschap staan van de gesanctioneerde (rechts)persoon moeten worden bevroren. Hierbij geldt een eigendomsdrempel van 50%. Nederland pleit voor de verlaging van deze drempel naar 25%, maar hier is vooralsnog geen meerderheid voor.
Ook dienen de tegoeden en economische middelen te worden bevroren van (rechts)personen die met de gesanctioneerde (rechts)persoon zijn verbonden. Zolang een persoon op een sanctielijst staat, geldt dit gebod tot bevriezen van tegoeden en economische middelen. Daarnaast mogen er (direct en indirect) geen tegoeden en economische middelen of andere voordelen ter beschikking worden gesteld aan gesanctioneerde (rechts)personen zoals aandeelhouders.
Indien eigendom van meer dan 50% niet kan worden aangetoond, kan zeggenschap doorslaggevend zijn om over te gaan tot bevriezing. Enkel het terugtreden uit de raad van commissarissen is niet voldoende om de drempel van zeggenschap te ontwijken. Informatie over zeggenschap van gesanctioneerden in vennootschappen dient gecontroleerd te worden door betrokken financiële instellingen en dienstverleners, maar kan niet in het openbaar gedeeld worden. De coördinator kan hier dus geen uitspraken over doen.
Het is verboden om bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of gevolg hebben dat bevriezingsmaatregelen worden omzeild. Overtreding van het omzeilingsverbod is strafbaar gesteld in de nationale sanctieregelingen. Bij verdenking van overtreding kan strafrechtelijk onderzoek worden ingesteld. Onder meer via deelname aan de freeze and seize task force werkt Nederland samen met Europese en andere internationale partners om de handhaving van sancties tegen Russische en Belarussische personen en entiteiten te versterken.
Welke stappen gaat u ondernemen om te voorkomen dat Russische oligarchen op deze manier onder het sanctiebeleid uit kunnen komen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat sanctiecoördinator Stef Blok nog geen uitspraken kan doen over de betrokkenheid van Kesajev bij Megapolis? Zo ja, waarom is het nog niet duidelijk hoe deze Russische oligarch gesanctioneerd zal worden?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan het dat het onduidelijk is of Kesajev nog een controlerend belang heeft in twee andere Nederlandse vennootschappen?
Indien een gesanctioneerde persoon doorslaggevende zeggenschap kan uitoefenen over een bedrijf, is sprake van een zeggenschapsrelatie. In een dergelijk geval kan een gesanctioneerde persoon een effectieve en beslissende invloed uitoefenen op het gedrag van het bedrijf. Om welke zeggenschap het precies gaat, dient onderzocht te worden aan de hand van alle ter zake doende feiten en omstandigheden. Daarbij geldt in algemene zin dat door het gebruik van verschillende (bedrijfs- en eigendoms)constructies, het moeilijk kan zijn om te beoordelen of sprake is van doorslaggevende zeggenschap.
Klopt het dat toezichthouder De Nederlandsche Bank niet ingaat op individuele gevallen? Zo ja, waarom geldt er een geheimhoudingsplicht voor De Nederlandsche Bank met betrekking tot individuele gevallen?
De Nederlandsche Bank (DNB) is, net als de Autoriteit Financiële Markten (AFM), aangewezen als toezichthouder op de naleving van de sanctiewetgeving door specifieke categorieën financiële instellingen. DNB beoordeelt en handhaaft vanuit haar toezichthoudende taak de effectiviteit van de door de betreffende instellingen getroffen procedures en maatregelen die zijn gericht op de naleving van de sanctiewetgeving. Daarnaast beoordeelt DNB meldingen die deze instellingen aan haar doen wanneer zij constateren dat zij met in een bepaalde sanctieregeling opgenomen personen, bedrijven en/of entiteiten een relatie hebben. De wet bepaalt dat gegevens en inlichtingen die op grond van de sanctiewetgeving zijn verkregen over afzonderlijke ondernemingen, instellingen of personen, niet worden gepubliceerd en geheim zijn; op de toezichthouder rust een strikte geheimhoudingsplicht als het gaat om informatie die in de uitoefening van de toezichttaak is verkregen (artikel 10g, eerste en tweede lid, Sanctiewet 1977). Het is DNB op grond van de wet dus inderdaad niet toegestaan om op individuele gevallen in te gaan.
Het primaire belang van geheimhouding is dat zij het toezicht ondersteunt, doordat zij de drempel verlaagt om de toezichthouder te voorzien van informatie. Zowel instellingen die onder toezicht staan als andere toezichthouders en (buitenlandse) overheidsinstanties zullen immers gemakkelijker en sneller informatie delen als zij erop kunnen vertrouwen dat die informatie geheim blijft. Geheimhouding ondersteunt dus het toezicht doordat het de uitwisseling van informatie bevordert. Het zorgt er daarnaast voor dat de toezichthouder ongestoord onderzoek kan doen naar mogelijke overtredingen en dat onderzoeksmethoden geheim blijven. Daarnaast worden met geheimhouding de belangen beschermd van onder toezicht staande instellingen. Uitgangspunt is immers dat ondernemingen zelf kunnen bepalen welke informatie zij over hun activiteiten naar buiten brengen en delen met anderen. Bij het toezicht ligt dat anders. De betreffende financiële instellingen zijn in het kader van de sanctiewetgeving verplicht de toezichthouder te voorzien van informatie over allerlei aspecten van hun bedrijfsvoering en in bepaalde gevallen ook hun clientèle. Als tegenwicht voor deze verplichting mogen deze gegevens vervolgens niet in de openbaarheid komen. Dat zou ook niet bijdragen aan het doel van de sanctiewetgeving, te weten de nakoming van internationale afspraken en verplichtingen.
Kunt u nader toelichten wie binnen Nederlandse vennootschappen aandelen in een vennootschap moet melden, wanneer er geen trustkantoor bij betrokken is?
Er geldt volgens de sanctieverordening (EU) nr. 269/2014 (artikel 8, eerste lid) een algemene informatieplicht voor natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die informatie hebben die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, zoals informatie over wat er bevroren is door de vennootschap zelf. In Nederland wordt een vennootschap bestuurd en vertegenwoordigd door het bestuur van de vennootschap. De verantwoordelijkheid voor het melden bij of informeren van de bevoegde autoriteiten berust dan ook bij het bestuur, dat daarvoor ook medewerkers of dienstverleners kan inschakelen. Voor beursgenoteerde ondernemingen waarvan de effecten op een gereglementeerde markt worden verhandeld, geldt deze verplichting strikt genomen ook voor het bestuur. Bij deze beursgenoteerde ondernemingen zijn de aandelen echter in de vorm van effecten giraal gemaakt en worden ze gehouden op effectenrekeningen bij financiële instellingen. Op deze instellingen rust een meldplicht aan de toezichthouders AFM en DNB krachtens de sanctieverordening en de Regeling toezicht Sanctiewet (zie artikel 3 van die regeling).
Klopt het dat de sanctiecoördinator Stef Blok geld niet kan bevriezen wanneer er geen trustkantoor bij betrokken is? Zo ja, bent u het ermee eens, dat dit niet per sé via trustkantoren zou moeten lopen?
De sanctieregelgeving verplicht het bevriezen van tegoeden van gesanctioneerde partijen of entiteiten door marktpartijen. Deze verplichting geldt voor iedereen en dus niet alleen als er een trustkantoor bij betrokken is. Financiële instellingen en trustkantoren dienen een melding te maken bij DNB of de AFM van de relatie en de eventueel bevroren tegoeden. De coördinator bevriest niet zelf tegoeden, maar dit gebeurt door marktpartijen en de daartoe bevoegde overheidsinstanties.
Op welke wijze achterhaalt de overheid wie er als uiteindelijke gerechtigde (UBO) een belang heeft in een B.V. ten behoeve van het sanctiebeleid?
Controle van dit soort structuren bij bedrijven gebeurt allereerst door de betrokken marktpartijen zelf. Bij verdenking van overtreding kan strafrechtelijk onderzoek worden ingesteld door FIOD in opdracht van het OM. Daarnaast onderzoeken ambtenaren belast met investeringstoetsing (Bureau Toetsing Investeringen) individuele gevallen ten behoeve van het sanctiebeleid. Hier wordt onder andere gebruik gemaakt van gegevens uit het handelsregister, de basisregistratie kadaster en de openbare registers. Daarnaast ook bronnen met openbare informatie zoals jaarverslagen en nieuwsberichten van ondernemingen. Ten slotte kan ook informatie worden opgevraagd bij de Nederlandse onderneming over de zeggenschapsrelatie.
Hoe is het mogelijk dat, indien een Russische eigenaar een minderheidsbelang heeft in een bedrijf, er dan geen aanslag kan worden geheven of gelden kunnen worden bevroren?
Als er sprake is van 50% of meer aandelenbezit van een gesanctioneerde (rechts)persoon in een bedrijf wordt bezit bevroren en is zakendoen met dit bedrijf verboden. Dit geldt ook wanneer meerdere gesanctioneerde personen gezamenlijk 50% of meer van een bedrijf in eigendom hebben. Nederland heeft bij het onderhandelen over sancties gepleit voor verlaging van deze drempel naar 25%. Deze verlaging is niet overgenomen. Nederland zal hiervoor blijven pleiten. Daarnaast geldt dat de tegoeden en economische middelen van een bedrijf worden bevroren indien een gesanctioneerde (rechts)persoon doorslaggevende zeggenschap heeft over dit bedrijf. Er zou, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, ook sprake kunnen zijn van doorslaggevende zeggenschap van een Russische eigenaar die een minderheidsbelang heeft in een bedrijf.
Indien dit zo is, wat gaat u er dan aan doen dat ook minderheidsaandelen onder het sanctieregime gaan vallen? Kunt u dit op EU-niveau aanhangig maken? Zo nee, waarom niet?
Nederland pleit in EU-verband voor verlaging van de drempel voor eigendom van 50% naar 25%; helaas is daar vooralsnog onvoldoende steun voor.
Het voornemen van de EU om Oekraïne militair te steunen met 500 miljoen euro extra |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het voorstel van Ursula Von der Leyen, Josep Borrell en Charles Michel met betrekking tot de extra 500 miljoen euro aan militaire hulp voor Oekraïne1?
Hoge Vertegenwoordiger (HV) Borrell heeft op 7 april jl. voorgesteld om de steun die de EU vanuit de Europese Vredesfaciliteit (EPF) aan Oekraïne levert, te verhogen. Het gaat wederom om 500 miljoen euro, waarvan 450 miljoen euro voor lethale middelen en 50 miljoen euro voor niet-lethale middelen. Het voorstel voor de verhoging is eerst voorgelegd aan het Politiek en Veiligheidscomité (PSC) van de EU voor besluitvorming door de lidstaten. Op 13 april jl. is de Raad akkoord gegaan met het voorstel, waarmee het totaal aan beschikbare EPF steun voor Oekraïne op dit moment in totaal 1,5 miljard euro is.
Klopt het dat dit de derde «tranche» van 500 miljoen euro is voor Oekraïne en dat daarmee het plafondbedrag voor de European Peace Facility (EPF) voor het jaar 2022, nu reeds verdriedubbeld wordt?
In het Raadsbesluit 2021/509 tot oprichting van de Europese Vredesfaciliteit is opgenomen dat van 2021 tot 2027 een bedrag van 5,7 miljard euro beschikbaar is.2 Het bedrag voorzien voor 2022 was 520 miljoen euro. De Nederlandse inzet is om budget voor aankomende jaren naar voren te halen en de uitbetaling van de vergoedingen uit te spreiden over de komende jaren. Daarmee kan het plafond van 5,7 miljard in stand worden gehouden, conform de motie Van Haga.3 Zodoende kan de totale Nederlandse bijdrage aan de EPF, ongeveer 5,9% van het totaal budget, gelijk blijven. Het EPF Comité, waaraan alle lidstaten deelnemen, zal op korte termijn bijeenkomen om hierover afspraken te maken. Gezien het uiterst onvoorspelbare verloop van de oorlog in Oekraïne kan het kabinet een toekomstige discussie over de hoogte van de Europese Vredesfaciliteit niet uitsluiten. Het kabinet zal uw Kamer informeren over de ontwikkelingen hieromtrent.
Klopt het dat de bedragen van de EPF niet ten laste van de EU-begroting vallen, maar worden opgebracht door de lidstaten? Is dat ook het geval met de nu aangekondigde extra 500 miljoen euro? Zo ja, bent u het met mij eens dat de EU daarmee sinterklaas speelt met het geld van de lidstaten? Zo ja, bent u bereid mevrouw Von der Leyen daarop aan te spreken?
In aanvulling op het antwoord op vraag 2. De EPF valt inderdaad buiten de EU-begroting. Niet de Europese Commissie maar de EU lidstaten besluiten over de wijze waarop dit budget wordt besteed. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar de kamerbrief over de oprichting van het EPF, d.d. 15 januari 2021.4
Bent u voornemens de aangenomen motie Van Haga c.s.2 over het vasthouden aan de plafondbedragen van de EPF, uit te voeren? Zo ja, wanneer en hoe gaat u in de EU communiceren dat Nederland niet akkoord gaat met extra financiële hulp en niet van plan is mee te betalen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2.
Is er vooroverleg geweest met Nederland voordat mevrouw Von der Leyen het aanbod deed? Zo ja, wat was de uitkomst ervan en bent u op de een of andere manier akkoord gegaan? Zo ja, hoeveel gaat Nederland bijdragen en hoe wordt dat gefinancierd? Wordt de Kamer hierbij betrokken?
Zie het antwoord op vraag 1 en 2.
Klopt het dat lidstaten die meedoen aan de EPF, de ruimte hebben om nee te zeggen tegen concrete voorstellen binnen de EPF? Gaat u daar gebruik van maken?
Conform art. 5 van het EPF raadsbesluit (2021/509) vindt besluitvorming plaats op basis van unanimiteit. Lidstaten kunnen zich ook «constructief» onthouden van stemming. Daarover is in art. 5 lid 3 van het besluit is, afgesproken dat een lidstaat die zich van stemming onthoudt betreffende een steunmaatregel inzake de levering van lethale steun, die lidstaat niet bijdraagt in de kosten daarvan. In een dergelijk geval draagt die lidstaat een extra bedrag bij aan andere steunmaatregelen inzake niet-lethale steun.
Het kabinet beoordeelt per voorstel of het kan instemmen met een steunmaatregel.
Klopt het dat Denemarken niet deelneemt aan de EPF (opt-out) en geen financiële bijdrage levert aan het fonds? Is zo’n constructie ook voor Nederland mogelijk? Kunt u deze vraag feitelijk beantwoorden? Zo ja, wat vindt u van deze optie?
De Europese Vredesfaciliteit heeft twee pilaren: de financiering van EU missies en operaties en de financiering van steunmaatregelen. Denemarken heeft een opt-out voor het Gemeenschappelijk Veiligheid- en Defensiebeleid op het gebied van militaire aangelegenheden en draagt derhalve niet bij aan de eerste pijler, missies en operaties, maar wel aan de twee pijler, steunmaatregelen. Nederland heeft niet gekozen voor een opt-out op het GVDB en het kabinet ambieert dit evenmin.
Het bericht dat een Nederlandse journalist hardhandig Oekraïne is uitgezet |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht in het Nederlands Dagblad «De uitzetting van ND-correspondent Robert Dulmers uit Oekraïne: Een reconstructie»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over dit bericht?
Het ministerie is bij de Oekraïense autoriteiten nagegaan waarom correspondent Dulmers is uitgezet en hoe de uitzetting is verlopen. De Oekraïense autoriteiten hebben aangegeven dat de heer Dulmers in strijd heeft gehandeld met regelgeving die geldig is geworden na het uitroepen van de noodtoestand. Door de wijze van delen van beeldmateriaal heeft hij volgens de autoriteiten informatie prijsgegeven over de tijd, locatie en impact van een aanslag. Daarmee zou hij heel direct burgers en hulpdiensten in gevaar gebracht hebben. De Oekraïense autoriteiten laten weten dat dit de reden van uitzetting is geweest.
Kunt u bevestigen dat Dulmers onder dwang het land is uitgezet? Was deze uitzetting in uw ogen legitiem?
Wegens de huidige oorlogssituatie konden de Oekraïense autoriteiten niet achterhalen op welke wijze de heer Dulmers is behandeld tijdens de uitzetting. Indien de heer Dulmers is behandeld op de manier zoals beschreven in het artikel, is dat voor betrokkene een uiterst nare ervaring geweest en doorstaat dat de toets van proportionaliteit niet. Dat heeft het ministerie ook kenbaar gemaakt aan de Oekraïense autoriteiten.
Klopt het dat Dulmers zijn persaccreditatie voor Oekraïne voor 10 jaar is kwijtgeraakt? Zo ja, vindt u dit proportioneel?
De Oekraïense autoriteiten hebben bevestigd dat de heer Dulmers voor 10 jaar geen persaccreditatie voor Oekraïne kan verkrijgen. Het is in geval van oorlog of andere noodsituaties toegestaan om vrijheden in te perken, waaronder de persvrijheid. In de huidige oorlogssituatie is regelgeving opgesteld om militaire doelen, militairen, burgers en hulpdiensten te beschermen. De heer Dulmers heeft deze regelgeving volgens de Oekraïense autoriteiten niet gerespecteerd en daarmee burgers en hulpdiensten in gevaar gebracht. Welke reactie daarop toelaatbaar is, is afhankelijk van de precieze context van de casus. Hierover lopen de lezingen van de heer Dulmers en de Oekrainse autoriteiten uiteen. Het ministerie heeft geen mogelijkheid om deze lezingen te verifiëren.
In hoeverre levert deze casus een schending op van het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op verzameling en verspreiding van informatie, zoals vastgelegd in artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR), waarbij Oekraïne sinds 1991 partij is?
Oekraïne is verplicht de vrijheid van meningsuiting te respecteren, zoals neergelegd in artikel 10 EVRM en artikel 19 IVBPR. Deze rechten mogen bij wet beperkt worden om de nationale veiligheid te beschermen. Oekraïne heeft naar aanleiding van de Russische inval noodtoestandsverklaringen afgelegd onder artikel 15 paragraaf 3 EVRM en artikel 4 paragraaf 3 IVBPR. Daarmee heeft Oekraïne tijdelijk meer ruimte om bepaalde vrijheden te beperken. Het kabinet ziet persvrijheid als een groot goed en zal alle partijen, waaronder Oekraïne, blijven oproepen de persvrijheid te blijven waarborgen voor zover dat mogelijk is. In het gesprek met de Oekraïense autoriteiten is dit benadrukt. Oekraïne heeft daarop aangegeven het belang van persvrijheid te onderschrijven en groot belang te hechten aan verslaglegging van de oorlog. De Oekraïense autoriteiten hebben laten weten dat er veel journalisten, ook buitenlandse, in Oekraïne actief zijn en dat zich daarbij over het algemeen geen problemen voordoen. De autoriteiten hebben aangegeven dat Nederlandse journalisten welkom zijn in Oekraïne om verslag te doen.
Indien u acht dat Dulmers zijn accreditatie ten onrechte kwijt is geraakt, bent u bereid in bilaterale gesprekken deze casus te bespreken en te bezien hoe de informatie en uitleg aan journalisten over de regels rondom oorlogscorrespondentie verbeterd kan worden?
Het ministerie heeft deze casus uitgebreid besproken met de Oekraïense autoriteiten. Daarbij heeft het ministerie kenbaar gemaakt dat Oekraïne de vanwege de oorlogsomstandigheden geldende regelgeving helder moet communiceren aan journalisten.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat voor de derde keer 500 miljoen euro wordt vrijgemaakt voor wapens aan Oekraïne via het Europees Vredesfonds |
|
Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Is het juist dat de Hoge Vertegenwoordiger van de EU (Josep Borrell) voor de derde maal heeft voorgesteld om de bijdrage voor wapens via het «Europees Vredesfonds» met 500 miljoen euro te verhogen naar 1,5 miljard euro?1
Ja. Hoge Vertegenwoordiger (HV) Borrell heeft op 7 april jl. voorgesteld om de steun die de EU vanuit de Europese Vredesfaciliteit (EPF) aan Oekraïne levert, te verhogen. Het gaat wederom om 500 miljoen euro, waarvan 450 miljoen euro voor lethale middelen en 50 miljoen euro voor niet-lethale middelen. Het voorstel voor de verhoging is eerst voorgelegd aan het Politiek en Veiligheidscomité (PSC) van de EU voor besluitvorming door de lidstaten. Op 13 april jl. is de Raad akkoord gegaan met het voorstel, waarmee het totaal aan beschikbare EPF steun voor Oekraïne op dit moment in totaal 1,5 miljard euro is.
Hoe kijkt u naar de gebrekkige transparantie rond dergelijke besluiten? Op welke manier kunnen parlementen van lidstaten deze procedure nog goed- of afkeuren?
Het kabinet heeft uw Kamer in de afgelopen periode schriftelijk op de hoogte gehouden over de steunmaatregelen die worden gefinancierd onder de Europese Vredesfaciliteit,2 waaronder besluiten ten aanzien van de steun aan Oekraïne.3 In aanloop naar Europese besluitvorming is hier tijdens diverse Kamerdebatten ook met uw Kamer over gesproken, waaronder tijdens het plenaire debat van 28 februari 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 56, debat over de situatie in Oekraïne).
De EU-lidstaten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de steunmaatregelen aan Oekraïne en de levering van militair materieel. Over de Nederlandse leveringen wordt uw Kamer steeds nauwgezet geïnformeerd.4
Welke wapens komen wel/niet in aanmerking voor dit Europees vredesfonds? Komen zware wapens zoals tanks en artillerie in aanmerking voor dit fonds?
Onder deze steunmaatregelen kan een breed scala aan militaire steun worden gefinancierd, waaronder zwaarder materieel. Niet alle door lidstaten geleverde steun komt in aanmerking voor een vergoeding. Het EPF Comité heeft besloten dat, in ieder geval voor de eerste 500 miljoen euro, alleen de meest prioritaire goederen worden vergoed. De prioriteiten, die worden vastgesteld door de EU Militaire Staf (EUMS), worden constant bijgesteld op basis van de meest urgente noden zoals Oekraïne die aangeeft.
Voor welk bedrag (en welke wapens) heeft Nederland tot nu toe gedeclareerd bij het Europees vredesfonds?
Het kabinet heeft voor de leveringen, inclusief wapens, in de periode tussen 28 februari en 22 maart jl. voor een bedrag van 30 miljoen euro gedeclareerd bij de Europese Vredesfaciliteit (EPF). In de periode tussen 22 maart en 8 april jl. heeft het kabinet aanvullend een bedrag van 6 miljoen euro gedeclareerd. Het gaat om declaraties voor militair materieel dat Nederland in deze twee periodes heeft geleverd.5 Welk deel hiervan daadwerkelijk wordt vergoed, is nog niet duidelijk en hangt ook af van de hoogte van het totaal aan declaraties van EU lidstaten. Nederland zal waar mogelijk ook voor nieuwe leveringen declaraties bij de EPF indienen.
Welk budget was aanvankelijk beschikbaar voor het Vredesfonds in 2022? Hoeveel middelen waren de komende tien jaar voor dit fonds gereserveerd?
In het Raadsbesluit 2021/509 tot oprichting van de Europese Vredesfaciliteit is opgenomen dat van 2021 tot 2027 een bedrag van 5,7 miljard euro beschikbaar is.7 Het bedrag voorzien voor 2022 was 520 miljoen euro. De Nederlandse inzet is om budget voor aankomende jaren naar voren te halen en de uitbetaling van de vergoedingen uit te spreiden over de komende jaren. Daarmee kan het plafond van 5,7 miljard in stand worden gehouden, conform de motie Van Haga.8 Zodoende kan de totale Nederlandse bijdrage aan de EPF, ongeveer 5,9% van het totaal budget, gelijk blijven. Het EPF Comité, waaraan alle lidstaten deelnemen, zal op korte termijn bijeenkomen om hierover afspraken te maken. Gezien het uiterst onvoorspelbare verloop van de oorlog in Oekraïne kan het kabinet een toekomstige discussie over de hoogte van de Europese Vredesfaciliteit niet uitsluiten. Het kabinet zal uw Kamer informeren over de ontwikkelingen hieromtrent.
Hoe verhoudt deze verhoging zich tot de aangenomen motie om vast te houden aan de plafondbedragen van het Vredesfonds (European Peace Facility, EPF) en dus «niet meer bij te dragen dan is afgesproken»?2
Zie antwoord vraag 5.
Is het juist dat de wapenleveringen vanuit het westen aan Oekraïne een nieuwe fase ingaan, vanwege de levering van zware (en offensieve) wapens, zoals tanks, artillerie en pantservoertuigen?3
Zowel de behoeften vanuit Oekraïne als de leveringen vanuit lidstaten en andere partners aan Oekraïne zijn de laatste weken uitgebreid. Oekraïne heeft behoefte aan zwaarder materieel. Nederland onderzoekt alle behoeften op haalbaarheid en wenselijkheid. Graag verwijs ik u naar de Kamerbrief van 19 april 2022 over de levering van aanvullende militaire goederen aan Oekraïne, waaronder ook zwaarder materieel.10
Worden er voorwaarden gesteld aan de inzet van deze wapens of mogen zij onbeperkt worden ingezet door het leger van Oekraïne?
Welke doelen moeten bereikt worden met de levering van deze wapens? Gaat het louter om defensief gebruik of mogen zij ook gebruikt worden voor offensieve acties in de Donbas, de Krim dan wel Russisch grondgebied?
Deelt u de mening dat afspraken over inzet van wapens wenselijk zijn? Zo nee, waarom niet?
Het voldoen aan inreisregels van andere landen rondom corona |
|
Wieke Paulusma (D66) |
|
Kuipers , Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met inreisregels van landen, alsmede met de eisen voor het bezoek van bijvoorbeeld horeca in het land zelf, waar andere eisen gelden dan het Nederlandse coronatoegangsbewijs (ctb)?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is afhankelijk van overheden van andere landen voor de meest actuele informatie over geldende coronamaatregelen. In de reisadviezen wordt voor gedetailleerde informatie daarom verwezen naar de overheidswebsite van het land zelf, opdat reizigers het meest actuele overzicht hebben van maatregelen (die regelmatig veranderen). Het is ook de verantwoordelijkheid van de reiziger om goed kennis te nemen van de geldende coronamaatregelen voor inreis en bij activiteiten in het land van bestemming.
Wat kunnen Nederlanders doen in het geval dat een doorgemaakte infectie in Nederland niet geldig is als bewijs om in te reizen en men geen booster kan halen omdat men niet binnen drie maanden na doorgemaakte infectie geboost mag worden?
Het RIVM geeft in de uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie1 aan dat een besmetting volgend op de basisserie de immuunrespons opnieuw stimuleert en adviseert daarom inderdaad de boostvaccinatie uit te stellen tot minimaal drie maanden.
De mogelijkheden die de Nederlandse reiziger in dat geval heeft, zijn afhankelijk van de inreiseisen die het land van bestemming heeft vastgesteld. Sommige landen accepteren een negatief NAAT- of antigeentestresultaat om in te reizen. In het geval dat derde landen geen in Nederland uitgegeven herstelbewijs accepteren, wordt in Europees verband met deze landen gesproken. Dat is ook nu al het geval.
Wat kunnen Nederlanders doen als landen een doorgemaakte infectie niet erkennen in combinatie met twee prikken en minimaal drie vaccinaties vragen, aangezien in met in Nederland een ctb kan krijgen na een doorgemaakte infectie plus twee prikken (basisserie en booster)?
Het advies aan mensen die op reis gaan is om goed na te kijken welke inreisvoorwaarden er voor het betreffende land gelden. Dat geldt ook voor welke herstelbewijzen worden gevraagd. Dat kan onder meer via rijksoverheid.nl2. In de reisadviezen wordt verwezen naar de websites van de lokale overheden voor de meest actuele informatie over geldende coronamaatregelen. Het kan voorkomen dat iemand niet over het juiste herstelbewijs voor een bepaald land beschikt en daarmee niet kan inreizen. Indien ook een boostvaccinatie wordt gevraagd en die, zoals het RIVM aangeeft, nog niet gegeven kan worden vanwege een recente besmetting, is een andere mogelijkheid dat men zich laat testen.
Welke opties hebben mensen gevaccineerd met AstraZeneca en/of Janssen als landen minimaal drie mRNA-vaccinaties eisen en andere type vaccins niet meer worden gezien als geldig vaccinatiebewijs?
In sommige Europese landen, zoals Duitsland, is een vaccinatie met het Janssen-vaccin en daarna een boostvaccinatie niet voldoende. Het kabinet heeft op 11 maart jl. besloten dat de groep mensen (> 18 jaar) die gevaccineerd is met het Janssen-vaccin en één boostvaccinatie heeft ontvangen, een extra boostvaccinatie met een mRNA-vaccin kan krijgen. Volgens de Gezondheidsraad is een extra vaccinatie na de booster voor de meeste mensen vanuit epidemiologisch oogpunt niet nodig. Er zijn echter ook geen medisch inhoudelijke bezwaren om de extra vaccinatie aan te bieden in individuele gevallen. Omdat er in dergelijke situaties geen medische noodzaak is voor de extra prik, vraagt de GGD-medewerker bij het maken van de afspraak of er sprake is van een weloverwogen keuze («informed consent»).
Er zijn momenteel geen voorbeelden van dergelijke vereisten voor het AstraZeneca-vaccin bij mij bekend.
Wat zijn momenteel de mogelijkheden voor Nederlanders om extra vaccinaties te krijgen in het kader van een reizigersvaccinatie? Indien die mogelijkheden er nog niet zijn, hoe kijkt u in de lange termijn aan tegen het zetten van vaccinaties omdat andere landen deze eisen?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de langetermijnstrategie COVID-193 wil ik de inzet van COVID-19-vaccinaties als reisvaccinaties onderzoeken. Dit onderzoek loopt. Als het onderzoek afgerond is, zal ik de Kamer hierover informeren.
Zijn er nog andere situaties waarbij Nederlanders bij het reizen naar het buitenland problemen kunnen ondervinden omdat de definities van «volledig gevaccineerd» of «booster» verschillen met Nederland?
Anders dan de hierboven genoemde situaties zijn recentelijk geen signalen binnengekomen van situaties waarbij Nederlanders op dit moment problemen ondervinden bij het reizen naar het buitenland als gevolg van afwijkende definities van «volledig gevaccineerd» of «booster».
Omdat ieder land zijn eigen voorwaarden mag stellen, kan het met name buiten de Europese Unie voorkomen dat landen inreiseisen stellen die afwijken van het Nederlandse beleid.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Ja, zie hierboven.
De stroperige implementatie van sancties in Nederland |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt), Tom van der Lee (GL), Jesse Klaver (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Is er één Minister eindverantwoordelijk voor de implementatie en handhaving van het totale sanctiebeleid in Nederland? Zo nee, draagt dat juist niet bij aan de stroperigheid en onduidelijkheid waarmee Nederland dit oppakt? Bent u bereid dit anders te organiseren?
Nee. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft een coördinerende rol op basis van de Sanctiewet 1977 en stelt de sanctieregelingen vast in overeenstemming met de Minister die het mede aangaat. De ministers die verantwoordelijk zijn voor de onderwerpen die de sancties betreffen hebben tevens verantwoordelijkheid voor de uitvoering en naleving van sancties. Per sanctieregeling wordt de bevoegde autoriteit voor specifieke sanctiemaatregelen aangewezen. De handhaving van sancties is de verantwoordelijkheid van het OM. Hiervoor is de Minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk.
De nationaal coördinator is bezig met een rapport met aanbevelingen dat medio mei zal worden aangeboden en met uw Kamer zal worden gedeeld. Hierin zal aandacht worden besteed zijn voor aan eventuele aanpassingen aan wet- en regelgeving omtrent naleving en toezicht, evenals de organisatorische verankering van het sanctiebeleid in de rijksoverheid.
Hoe kan het dat het kabinet pas ruim een maand na de oorlog een ontheffing heeft verleend voor de fiscale geheimhoudingsplicht uit art. 67AWR?
Het handhaven van en het toezicht houden op de Sanctiewet 1977 in het algemeen en de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 en de Sanctieregeling Belarus 2006 in het bijzonder is geen taak van de Belastingdienst. Vanzelfsprekend kan de Belastingdienst over informatie beschikken die van belang is voor de bestuursorganen die wel belast zijn met de handhaving en het toezicht. Deze informatie kan de Belastingdienst alleen op verzoek verstrekken mits de fiscale geheimhoudingsplicht daaraan niet in de weg staat. Om in de gevallen waarin om informatie verzocht wordt de fiscale geheimhoudingsplicht geen beletsel te laten zijn, is door de Staatssecretaris van Financiën een ontheffing verleend vooruitlopend op een nadere wettelijke regeling, nadat er eerst advies is gevraagd aan de Landsadvocaat (zie ook antwoord vraag 8). Bovendien zijn met ingang van 5 april jl. de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 en de Sanctieregeling Belarus 2006 aangepast zodat de Belastingdienst desgevraagd ook informatie aan het Kadaster kan verstrekken.
Kunt u het besluit sturen waarmee u een uitzondering gemaakt heeft op art. 67 AWR?
Ja, in de bijlage bij de beantwoording treft u de verleende ontheffing.1 Ontheffing van de geheimhoudingsplicht wordt vrijwel altijd verleend aan de inspecteur of ontvanger. De onderhavige ontheffing van de geheimhoudingsplicht is verleend aan de algemene directeuren van vier organisatieonderdelen van de Belastingdienst, die op grond van artikel 5, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 zijn aangewezen als inspecteur en ontvanger.
Hoeveel Advance pricing agreements (APA's) en Advance tax rulings (ATR's) zijn er gevonden die een relatie hebben met de personen die op de sanctielijst staan? Zijn al die APA’s en ATR’s overhandigd aan de autoriteiten die de sancties opleggen en uitvoeren? Kunt u dit toelichten?
Alle APA- en ATR-verzoeken vanaf 2014 zijn bekeken. Dit zijn er ruim 6000. Het leverde naar de stand van 9 mei 2022 zes signalen op van mogelijke verbondenheid van vennootschappen met personen die op de EU-sanctielijst staan. Hiervan bleek dat er in vijf gevallen geen sprake is van een uiteindelijk verbonden persoon in de zin van EU-sanctielijst en één geval wordt nog onderzocht. Bij de beoordeling van deze dossiers vindt een analyse plaats naar de omvang van de belangen in relatie tot het verbondenheidscriterium zoals de EU-sanctielijst die kent. Daarbij is getoetst of er sprake is van een aandeelhouderschap van 50% of meer of van doorslaggevende zeggenschap. Dit vergt een handmatige beoordeling.
Om fiscale gegevens aan andere overheidsinstanties te kunnen verstrekken moet de verzoekende instantie een rechtsgrond hebben om de gegevens te kunnen vorderen. Inmiddels is er één verzoek tot verstrekking van gegevens door de Belastingdienst ontvangen en deze verstrekking heeft op 11 april jl. plaatsgevonden. De rechtsgrond voor deze informatieverstrekking is de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 en de Sanctieregeling Belarus 2006.
Kunt u ook verder gaan en zoeken naar alle APA’s en ATR’s die nog van kracht zijn en deze naast de sanctielijst leggen?
Zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven zijn inmiddels alle APA- en ATR-verzoeken vanaf 2014 onderzocht. De kans dat er rulings van vóór 2014 zijn waarbij er én sprake is van een verbonden persoon in de zin van de EU-sanctielijst én de ruling nog van kracht is, is nagenoeg verwaarloosbaar. Nagenoeg alle rulings kennen een looptijd van vier tot vijf jaar.
Betekent het feit dat er vanaf juli 2017 een beëindigingsgrond is in de rulings op het moment dat de tegenpartij op de sanctielijst komt te staan, dat er nog actieve rulings zijn van voor 2017 waarin die beëindigingsgrond niet ingebouwd is? Waarom worden deze dan juist niet nu al onderzocht? Bent u daartoe alsnog bereid?
Er zijn inderdaad actieve APA- en ATR-rulings van voor juli 2017 waarin niet een beëindigingsgrond is opgenomen in relatie tot de vennootschap of haar bestuurders die op de EU-sanctielijst staan. Mede daarom is de Belastingdienst in zijn onderzoek verder in de tijd teruggegaan en zijn alle desbetreffende verzoeken vanaf 2014 onderzocht. De Belastingdienst is alert op de aanvullingen op de EU-sanctielijst en de signalen uit de media en zal blijven bezien of informatie uit de APA- en ATR-dossiers beschikbaar is. De uitgevoerde acties en opgedane ervaring in de afgelopen weken vormen daartoe een goede basis.
Zijn er presentaties gegeven door de Nederlandse overheid over het Nederlandse vestigingsklimaat aan Russische bedrijven, personen en/of overheden, bijvoorbeeld door het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) of door Nederlandse ambassades? Zijn er dergelijke presentaties gegeven door Nederlandse advieskantoren, gefaciliteerd door de Nederlandse overheid, via ambassades ofwel NFIA ofwel anderszins?
Er zijn verschillende presentatie gegeven, zowel door (onderdelen van) de Nederlandse overheid alsook gefaciliteerd door de Nederlandse overheid (ook via private partijen) over het Nederlandse vestigingsklimaat.
Hoe kan het dat de Belastingdienst eerst nog twee weken heeft moeten wachten op een advies van de Landsadvocaat over de vraag of gegevensdeling over Russische oligarchen wel in lijn is met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), terwijl gegevensdeling essentieel is in de opsporing? Hoe kunt u dit totale gebrek aan urgentie uitleggen?
De informatie van de Belastingdienst wordt beschermd door de fiscale geheimhoudingsplicht, die slechts in een beperkt aantal situaties doorbroken kan worden. Voor het verwerken van deze informatie, waaronder ook het verstrekken van die informatie valt, moeten de eisen en voorwaarden van de AVG in acht worden genomen. Schending van de fiscale geheimhoudingsplicht is bovendien een strafbaar feit. De Belastingdienst hecht er bijzonder aan zorgvuldig met zijn informatie om te gaan, ook in urgente situaties en juist omdat het verstrekken van de voor de uitvoering van de sancties relevante informatie vergaande gevolgen voor betrokkenen kan hebben. Onderdeel van die zorgvuldige omgang met informatie is geweest dat de Belastingdienst de Landsadvocaat gevraagd heeft of de toen bestaande kaders voldoende waren om de fiscale geheimhoudingsplicht te doorbreken en desgevraagd informatie te verstrekken. Dit zijn complexe vragen waarover de Landsadvocaat zo snel mogelijk advies uitgebracht heeft. Naar aanleiding van dit advies zijn direct aanvullende stappen ondernomen in de vorm van een ontheffing van de fiscale geheimhoudingsplicht en aanpassing van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 en de Sanctieregeling Belarus 2006.
Kunt u de conceptwijziging voor het uitvoeringsbesluit over de Algemene verordening gegevensbescherming opsturen, inclusief het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens?
De conceptwijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 ziet op een aanpassing van artikel 43c waarmee het voor de Belastingdienst (de inspecteur en ontvanger) mogelijk wordt om aan de bestuursorganen die in de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 en de Sanctieregeling Belarus 2006 worden genoemd de gegevens en inlichtingen te verstrekken die nodig zijn voor het uitvoeren van, het handhaven van en het toezicht houden op de sanctieregelgeving. Eerder zijn in dit kader en vooruitlopend op deze regeling reeds ontheffingen verleend van de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 67 van de Invorderingswet 1990. Met de conceptwijzigingsregeling worden deze ontheffingen bestendigd en verduidelijkt. De conceptwijzigingsregeling ligt op dit moment ter advisering bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De AP heeft haar advies nog niet uitgebracht. Zodra het advies is ontvangen, zal de Staatssecretaris van Financiën dit onmiddellijk verwerken en de regeling, inclusief het advies van de AP, zo snel mogelijk publiceren. De Staatssecretaris voor Fiscaliteit en Belastingdienst zal u dan een kopie van de regeling sturen.
Wat bekent het precies dat het toezicht en de handhaving van sancties op de terreinen van vastgoed, kunst en erfgoed, het eigendom van bedrijven en niet-financiële dienstverlening op dit moment «nog niet is geregeld», aldus de kabinetsbrief van 1 april1? Vindt hier nu überhaupt geen toezicht en handhaving plaats? Wanneer gaat dit geregeld worden?
In de Sanctiewet 1977 zijn voor de financiële sector toezichthouders aangewezen om toezicht te houden of de administratieve organisatie en interne controles binnen financiële ondernemingen de vereiste waarborgen bevatten die nodig zijn voor de naleving van de Sanctiewet. Voor de genoemde sectoren is dit nog niet het geval. Dat houdt in dat er geen instantie is aangewezen die belast is met het toezicht op naleving van sancties in deze sectoren. In algemene zin geldt de Sanctiewet 1977 echter voor iedereen en is overtreding daarvan een economisch delict. Datzelfde geldt voor het gebod om alle tegoeden en economische middelen van gesanctioneerden te bevriezen en het verbod om alle tegoeden en economische middelen ter beschikking te stellen aan gesanctioneerden in de Europese sanctieverordening. De FIOD en het OM doen onderzoek bij vermoedens van overtreding.
De nationaal coördinator zal medio mei een rapport met aanbevelingen aanbieden dat ook met uw Kamer zal worden gedeeld. Dit zal ook ingaan op mogelijke verbeteringen en wijzigingen omtrent naleving en het toezicht daarop en eventuele wijzigingen in wet- en regelgeving die daarvoor nodig zijn.
Overigens is voor de uitvoering van het toezicht door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) ten aanzien van het eigendom van niet-beursgenoteerde ondernemingen is het Bureau Toezicht Investeringen (BTI) sinds 5 april 2022 aangewezen als toezichthouder.
Waarom kijkt Nederland in de vergelijking met andere landen alleen naar tegoeden bij de financiële sector, terwijl er bijvoorbeeld in Italië al voor bijna een miljard aan goederen is bevroren?
Financiële instellingen hebben de plicht bij de toezichthouders te melden wanneer zij overgaan tot bevriezing. Hierdoor zijn deze cijfers snel inzichtelijk. In de berichtgeving aan uw Kamer wordt eveneens aangegeven wat de resultaten zijn van overig optreden door marktpartijen en overheidsinstanties met betrekking tot de naleving van sancties. Deze resultaten zijn echter niet altijd goed uit te drukken in een monetaire waarde en laten zich dus minder makkelijk vergelijken.
Heeft u überhaupt wel zicht op de sancties ten aanzien van niet-financiële activa? Hoeveel niet-financiële activa zijn er op dit moment in Nederland bevroren door niet-financiële instellingen?
In de kabinetsbrief van 22 april, nr. Min-BuZa.2022.387 is een totaaloverzicht opgenomen van de tot dan toe bevroren tegoeden. Dit geldt voor zowel financiële als niet-financiële activa.
Hoe wordt de naleving van sancties bij niet-financiële instellingen voor niet-financiële activa gewaarborgd?
Voor de uitvoering van het toezicht op de naleving van de sanctieregeling door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) ten aanzien van het eigendom van niet-beursgenoteerde ondernemingen is het Bureau Toezicht Investeringen (BTI) sinds 5 april 2022 aangewezen als toezichthouder.
Het kan zijn dat een bedrijf of aanbestedende dienst, al dan niet ergens in de keten, te maken krijgt met de Europese sanctieregelgeving en stappen moet ondernemen. Bedrijven dienen bijvoorbeeld rechten verbonden aan het aandelenbelang te bevriezen of contracten op te zeggen. Dat betekent dat informatierechten, vergaderrechten, agenderingsrecht, stemrecht en recht op dividend en uitkering uit de reserves verbonden aan deze aandelenbelangen moeten worden bevroren. Ook mag het bestuur van een Nederlandse onderneming geen gevolg geven aan instructies of verzoeken van de aandeelhouder of eigenaar van de onderneming over de vermogensbestanddelen of tegoeden van deze Nederlandse ondernemingen.
Benadrukt moet worden dat bedrijven zelf verantwoordelijk zijn voor het naleven van de sancties. Dat betekent dat zij altijd zelf moeten kijken of zich ergens in hun bedrijf een gesanctioneerde persoon of entiteit bevindt en zelf vervolgens de juiste stappen moeten zetten.
Kan de bevriezing van niet-financiële tegoeden voortaan worden meegenomen in het overzicht? Zo niet, waarom kan dit in andere landen dan wel?
Ja, dit is in de Kamerbrief van 22 april jl. meegenomen in het overzicht.
Hoe kan het dat, hoewel trustkantoren doorgaans niet direct tegoeden aanhouden, in de eerste overzichtstabel van in Nederland bevroren tegoeden (van 14 maart jl.) gemeld werd dat er door trustkantoren geen tegoeden bevroren zijn, terwijl op 31 maart is gemeld dat «trustkantoren [...] circa EUR 227 miljoen hebben bevroren»? Waarom is de bevriezing van vermogensbestanddelen van een doelvennootschap eerst niet en nu wel meegerekend?
Indien er een gesanctioneerde persoon of entiteit geïdentificeerd is moet een trustkantoor tot passende acties overgaan, zoals de sanctiewet voorschrijft. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat een trustkantoor tegoeden of economische middelen moet bevriezen. Het is afhankelijk van het type dienstverlening en de contracten met de zakelijke relatie of er tegoeden en/of economische middelen vatbaar zijn voor bevriezing. Onder «economische middelen» wordt verstaan: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen. Voorbeelden zijn het niet meewerken aan acties ten aanzien van pandrechten, het bevriezen van tegoeden op de bankrekening of investeringen bevriezen.
Trustkantoren moeten de bedrijfsvoering zo inrichten dat zij in staat zijn om tijdig na te gaan of er gesanctioneerde personen en/of entiteiten voorkomen in de klantenportefeuille of in de structuren (doelvennootschappen) die ze bedienen. Trustkantoren zijn verplicht het te melden aan DNB als ze een gesanctioneerde persoon of entiteit identificeren. Bij de eerst aangehaalde brief van 14 maart betroffen de meldingen enkel geconstateerde relaties met gesanctioneerde personen en werden er nog geen tegoeden gevonden die vatbaar waren voor bevriezing. Dat was later wel het geval.
Hoeveel vermogen was er op 14 maart al bevroren, doordat trustkantoren als bestuurder van een doelvennootschap vermogensbestanddelen bevroren hadden?
Op 14 maart waren er nog geen meldingen gedaan van bevroren tegoeden door trustkantoren. Indien er een gesanctioneerde persoon of entiteit geïdentificeerd is moet een trustkantoor dit melden. De gesanctioneerde relatie en de eventueel bevroren tegoeden worden gemeld bij DNB, die vervolgens door meldt aan het Ministerie van financiën. Op basis van deze meldingen worden de periodieke overzichten voor de Kamer opgesteld.
Hoe kan een trustkantoor als bestuurder van een doelvennootschap vermogen van die doelvennootschap bevriezen? Hoe kan voorkomen worden dat dit niet gewoon voorkomen wordt door aandeelhouders en/of uiteindelijke belanghebbenden, bijvoorbeeld door de bestuurder te verwijderen?
In hoeverre een trustkantoor tegoeden en/of economische middelen kan bevriezen is afhankelijk van het type dienstverlening en de contracten met de zakelijke relatie. Voortdurende monitoring is een wettelijke verplichting. Vaak zijn bestuurders bevoegd op de bankrekening zodat men beter in staat is om transacties te monitoren. In dat geval kunnen tegoeden op bankrekeningen ook bevroren worden.
Wat betreft de mogelijkheid om een trustkantoor als bestuurder te verwijderen, geldt volgens rechtspraak in algemene zin dat een bestuurder van een gesanctioneerde doelvennootschap niet verwijderd mag worden door aandeelhouders en/of uiteindelijke belanghebbenden.
In hoeverre zorgt het afscheid nemen van Russische klanten door trustkantoren ervoor dat deze trustkantoren niet langer in staat zijn om als bestuurder van de doelvennootschap vermogensbestanddelen te bevriezen? Hoe gaat u dit mogelijke probleem ondervangen in de aanstaande spoedwetgeving?
Indien een trustkantoor afscheid neemt van een Russische klant wordt de zakelijke relatie beëindigd. Het trustkantoor zal niet meer optreden als bestuurder. Het trustkantoor kan nadat afscheid is genomen van een Russische klant dus geen tegoeden meer bevriezen. Het bevriezen van tegoeden geldt alleen voor personen en entiteiten die op de sanctielijst zijn geplaatst. Daar waar het gaat om Russische klanten die niet op de sanctielijst staan, kan het vermogen niet worden bevroren. Bij Russische klanten die wel op de sanctielijst staan, moeten de tegoeden waar het trustkantoor over beschikt worden bevroren. In dat geval mag de zakelijke relatie niet worden beëindigd. Pas als de sanctie op de betrokken persoon wordt opgeheven, is er sprake van een nieuwe situatie en kan het beëindigen van de zakelijke relatie aan de orde zijn.
Welke termijn stelt de sanctiewet om tegoeden te bevriezen? Betekent het feit dat het totaaloverzicht van bevroren tegoeden nog kan wijzigen, dat tegoeden die nu nog niet bevroren zijn maar dat straks wel zijn, en dus voor een wijziging in het totaaloverzicht zorgen, eigenlijk nu direct al en niet pas op een later moment bevroren moeten worden? Wanneer is een dergelijke vertraging een overtreding van de sanctiewet?
Er wordt in de sanctiewet geen termijn genoemd om tegoeden te bevriezen. Europese (sanctie)verordeningen hebben directe werking in de lidstaten van de EU. Bevriezing kan vanaf het moment van inwerkingtreding van de Europese verordening plaatsvinden. Een overtreding van een gebodsbepaling uit de Europese verordening is strafbaar op het moment dat de nationale sanctieregeling de overtreding van die gebodsbepaling strafbaar stelt. Na de inwerkingtreding van sancties halen financiële instellingen de nieuwe lijst namen door het eigen systeem. Dit kan hits opleveren die nader moeten worden onderzocht, vanwege vermoedens van verbondenheid met een persoon of entiteit op de lijst. Bij nader onderzoek kan blijken dat een bevriezing terecht is, maar ook dat het vermoeden van verbondenheid ongegrond blijkt. Dit kan fluctuaties in de hoogte van het totale aantal bevroren tegoeden teweegbrengen. Het feit dat een melding later plaatsvindt is dus niet direct een overtreding van de sanctiewet. Wel worden gedurende een onderzoek de middelen vastgehouden totdat het onderzoek is afgerond en definitief vaststaat of bevriezing aan de orde is.
Staat de Russische Federatie zelf ook op de sanctielijst? Zo ja, betekent dit dat diensten aan de Russische Federatie zelf, zoals door advocatenkantoren aan de Zuidas, ook verboden worden? Zo nee, bent u bereid ervoor te pleiten ook Rusland zelf op de lijst te zetten?
Het plaatsen van de Russische Federatie als geheel op de EU-sanctielijst zou hoogstwaarschijnlijk tot onvoorziene gevolgen leiden. Dit komt doordat de reikwijdte van een dergelijke maatregel zeer breed is en niet met zekerheid valt te zeggen wat er wel en niet onder valt. Plaatsing van de Russische Federatie als geheel op de sanctielijst zou bovendien tot een de facto totaalembargo leiden en zeer verstrekkende economische en humanitaire gevolgen hebben voor zowel de lokale bevolking als EU-lidstaten en -burgers. Daarmee staat het op gespannen voet met het uitgangspunt van Nederland en de EU dat sancties proportioneel dienen te zijn en de bevolking zoveel mogelijk dienen te ontzien. Als kernelement van de aangenomen sanctiepakketten tegen Rusland zijn concrete onderdelen van de Russische staat, zoals staatsbedrijven, evenals aan de Russische staat verbonden personen zoals politici, ambtenaren, militairen en oligarchen op de sanctielijst geplaatst. Nederland pleit ervoor dat dergelijke maatregelen ook deel uitmaken van aanvullende sanctiepakketten.
Erkent u dat het vorige kabinet, in tegenstelling tot wat u beweert in de beantwoording op Kamervragen van de leden Klaver en Van der Lee2 geen reactie heeft gegeven op het rapport van de Commissie doorstroomvennootschappen, maar enkel een samenvatting van het rapport, en daarbij aangegeven heeft dat een reactie juist aan dit kabinet is? Welke deadline geeft u zichzelf om de Kamer te informeren over hoe u wilt omgaan met de adviezen van de Commissie Doorstroomvennootschappen?
Het rapport van de Commissie doorstroomvennootschappen is aan het vorige kabinet aangeboden terwijl het kabinet demissionair was. In de kabinetsreactie van het vorige kabinet worden de bevindingen van het rapport daarom enkel bezien in het licht van de reeds genomen maatregelen. De aanbevelingen van de Commissie Doorstroomvennootschappen worden op dit moment bestudeerd in samenhang met internationale ontwikkelingen op dit vlak, waaronder het Europese richtlijnvoorstel om misbruik van doorstroomvennootschappen tegen te gaan.4 In de fiscale beleids- en uitvoeringsagenda wordt uitgebreid ingegaan op de beleidsinzet op het gebied van belastingontwijking. Hierin wordt inhoudelijk op de aanbevelingen van de Commissie Doorstroomvennootschappen gereageerd. De fiscale beleids- en uitvoeringsagenda zal later dit voorjaar met uw Kamer worden gedeeld.
Ziet u aanleiding om het proces om tot een inzet te komen ten aanzien van hoe om te gaan met de aanbevelingen van de Commissie Doorstroomvennootschappen, te versnellen? Zo ja, hoe wordt deze deadline dan naar voren gehaald? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 21.
Kunt u aangeven of u bereid bent om te pleiten voor een «global asset registry»? Heeft u hier zelf ook een mening over, los van het feitelijke gegeven dat de Europese Commissie op dit moment een onderzoek doet naar de haalbaarheid? Bent u bereid om los van die haalbaarheid te zeggen, dat als dit inderdaad haalbaar blijkt te zijn, dit iets is dat u steunt?
Het kabinet heeft nog geen mening gevormd over een eventueel Global Asset Registry. Het kabinet zal zich hierover buigen op het moment dat de resultaten van de haalbaarheidsstudie bekend worden.
Op welke manier wordt het faciliteren van geldstromen van geopolitieke opponenten, zoals Rusland, als separate dimensie van de onwenselijkheid van de trustsector in Nederland, meegenomen in het onderzoek naar de voor- en nadelen van de trustsector? Bent u het met ons eens dat deze geopolitieke dimensie een uiterst relevante is in de beoordeling van de wenselijkheid van een verbod op trustdienstverlening?
In het onderzoek naar de toekomst van de trustsector wordt gekeken naar de integriteitsrisico’s die spelen bij trustdienstverlening. Het faciliteren van onwenselijke geldstromen zal in dit kader zeker aan de orde komen in het onderzoek. De geopolitieke dimensie is relevant voor het faciliteren van onwenselijke geldstromen door trustkantoren.
Overigens wil het kabinet niet wachten op het onderzoek als het gaat om maatregelen aan cliënten gevestigd of woonachtig in Rusland. Daarom heeft het kabinet op 14 april jl. een wetsvoorstel bij uw Kamer ingediend om trustdienstverlening aan cliënten gevestigd of woonachtig in Rusland te verbieden.
Vindt u het wenselijk dat anderen dan financiële instellingen die kunnen beschikken over vermogen van gesanctioneerden, bevriezingen niet hoeven te melden? Maakt dit het niet zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, om de naleving van de sanctiewet in die gevallen te controleren? En bent u bereid om anderen dan financiële instellingen alsnog op te roepen bevriezingen te melden, ook om de alertheid te vergroten?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 10 zal de nationaal coördinator medio mei een rapport met aanbevelingen aanbieden dat ook met uw Kamer zal worden gedeeld. Dit zal ook ingaan op mogelijke verbeteringen en wijzigingen omtrent naleving en het toezicht daarop en eventuele wijzigingen in wet- en regelgeving die daarvoor nodig zijn. Daarbij moet ook oog worden gehouden voor de administratieve last die een meldplicht kan meebrengen voor ondernemers in het MKB.
Wat gaat u, ook in Europees verband, doen om het sanctielek te dichten als twee of meer gesanctioneerden samen meer dan 50% van de aandelen hebben in een vennootschap, omdat deze aandelenbelangen niet opgeteld mogen worden?
Naar aanleiding van navraag door lidstaten heeft de Europese Commissie nieuwe guidance uitgebracht waarin wordt gesteld dat opgeteld vermogen van gesanctioneerden dat gezamenlijk uitkomt boven de 50% ook valt onder de reikwijdte van EU-sancties.
Kunt u aangeven waarom het nog langer wenselijk is dat Russische oligarchen die (nog) niet op de sanctielijst staan, onbelast vermogen kunnen wegsluizen naar Saoedi-Arabië en/of de Verenigde Arabische Emiraten? Waarom ziet Nederland hier eenzijdig af van de heffing van dividendbelasting?
Uit de vraagstelling blijkt niet duidelijk op welke situatie wordt gedoeld. Daarom zal de beantwoording van deze vraag in het algemeen ingaan op de heffing van Nederlandse dividendbelasting. Dividendbelasting wordt geheven van aandeelhouders over de opbrengsten die zij behalen uit aandelen in een lichaam dat in Nederland is gevestigd. De dividendbelasting wordt ingehouden door het in Nederland gevestigde lichaam. Het tarief is 15%.
Ook op dividenden die worden uitgekeerd aan een buitenlandse aandeelhouder die een portfoliobelang5 heeft in een Nederlandse vennootschap wordt Nederlandse dividendbelasting geheven. Deze buitenlandse aandeelhouder kan zowel een buitenlandse natuurlijke persoon als een buitenlands lichaam zijn. Een andere vraag is of de Nederlandse dividendbelasting bij de (uiteindelijke) buitenlandse portfoliobelegger als last neerslaat. Dit hangt af van verschillende factoren, zoals de belastingwetgeving in het woon- of vestigingsland van de aandeelhouder, de regelingen in een eventueel belastingverdrag tussen Nederland en het woon- of vestigingsland van de aandeelhouder, en of de aandeelhouder de Nederlandse aandelen rechtstreeks houdt dan wel dat een belegger participeert in een beleggingsfonds dat Nederlandse aandelen houdt. Ook speelt een rol dat de buitenlandse aandeelhouder in bepaalde gevallen aanspraak kan maken op een teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting.6 Indien geen mitigerende regeling van toepassing is, geldt dat de ingehouden dividendbelasting (15%) voor de buitenlandse portfoliobelegger als een eindheffing fungeert. Dit zal vaak het geval zijn voor buitenlandse portfoliobeleggers.
Voor dividenduitkeringen binnen concernverband (deelnemingsdividenden7) geldt over het algemeen een inhoudingsvrijstelling. Een dergelijke vrijstelling is internationaal geaccepteerd en gebruikelijk om dubbele belasting te voorkomen. Deze inhoudingsvrijstelling is niet onverkort van toepassing en geldt – naast puur nationale situaties – alleen in relatie tot EU/EER-landen of verdragslanden. Met Rusland is er op dit moment geen geldend belastingverdrag. Dit betekent dat deelnemingsdividenden die stromen van Nederland naar Rusland altijd onderworpen zijn aan Nederlandse dividendbelasting. Maar ook in de situatie dat wel sprake is van deelnemingsdividenden naar een EU/EER- of verdragsland (bijvoorbeeld Verenigde Arabische Emiraten en Saudi-Arabië), kan de toepassing van de inhoudingsvrijstelling worden beperkt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij misbruiksituaties. Daarvan is sprake als de buitenlandse aandeelhouder het belang in de Nederlandse lichaam houdt met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van belasting bij een ander te ontgaan en er sprake is van een kunstmatige constructie of transactie.
Kunt u toelichten op welke manier het belastingverdrag tussen Nederland en Cyprus dat op 1 juni 2021 gesloten is, de mogelijkheden voor vermogende Russen, die veel van Cyprus als doorvoerhaven van geld gebruikmaken, om via belastingontwijkingsconstructies geld vanuit en naar Nederland toe te schuiven, vergroot?
Het belastingverdrag dat op 1 juni 2021 tussen Nederland en Cyprus is gesloten, leidt er niet toe dat de mogelijkheden voor vermogende Russen om via belastingontwijkingsconstructies geld vanuit en naar Nederland te schuiven, worden vergroot.
Het belastingverdrag tussen Nederland en Cyprus (hierna: «het Verdrag») is gebaseerd op het Nederlands verdragsbeleid zoals uiteengezet in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 20118 (hierna: «NFV 2011»). Tijdens de onderhandelingen heeft Nederland steeds ingezet op het tegengaan van oneigenlijk gebruik en misbruik van het Verdrag. Het Verdrag bevat dan ook de maatregelen waarvan in de BEPS-rapporten is geconcludeerd dat deze minimaal nodig zijn om verdragsmisbruik op een adequate manier te bestrijden (onderdeel van de zogenoemde «minimumstandaard»). Belastingontwijkingsconstructies worden in het Verdrag voorkomen o.a. doordat een algemene bepaling is opgenomen die verdragsmisbruik beoogt te bestrijden. Op grond van deze bepaling worden verdragsvoordelen in beginsel niet toegekend wanneer het verkrijgen van het verdragsvoordeel één van de voornaamste redenen was voor een constructie of transactie die tot dit voordeel heeft geleid.
Wat zijn de overwegingen om enkel een inspanningsverplichting voor cliëntenonderzoek in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) te hebben, en geen resultaatverplichting? Bent u bereid in het licht van de acute crisis te onderzoeken of de Wwft op dit punt aangescherpt kan worden?
De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme(Wwft) verplicht banken en andere Wwft-instellingen o.a. tot het verrichten van cliëntenonderzoek. Deze verplichting dient ertoe te voorkomen dat de dienstverlening van een Wwft-instelling wordt gebruikt voor witwassen of terrorismefinanciering en houdt in dat Wwft-instellingen bepaalde cliëntenonderzoeksmaatregelen dienen te treffen. Een Wwft-instelling dient het cliëntenonderzoek risicogebaseerd in te richten. Het cliëntenonderzoek moet zijn afgestemd op het risico op witwassen en terrorismefinanciering, welk risico o.a. afhangt van de te leveren dienst of het gevraagde product, zodat het cliëntenonderzoek per geval kan verschillen. De Wwft schrijft dan ook niet (per geval) voor hoe het cliëntenonderzoek moet worden verricht, maar wel dat het tot bepaalde, in de Wwft genoemde, resultaten dient te leiden, waaronder de identificatie van de cliënt, de identificatie van de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt en de vaststelling van het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie. De resultaten van het cliëntonderzoek en de documentatie die daarbij gebruikt wordt moeten worden vastgelegd. Indien die resultaten niet worden behaald mag een Wwft-instelling een zakelijke relatie niet aangaan c.q. een transactie niet uitvoeren voor een cliënt. Er is dus wel degelijk sprake van een resultaatsverplichting.
Op basis waarvan schat u in dat er slechts in een beperkt aantal gevallen bestuurders of hun vennootschappen later dan 2017 op de sanctielijst gezet zijn? Is dat aantal juist door de recente sanctiegolf niet vrij groot? En is in deze gevallen de automatische beëindigingsgrond niet getriggerd? Kan dat niet anders?
De verwachting was gebaseerd op de inschatting van experts op het gebied van de rulings bij de Belastingdienst. Uit feitelijk onderzoek in de dossiers is dit ook naar voren gekomen. Zoals ook in antwoord 4 is aangeven, zijn inmiddels alle APA’s en ATR’s vanaf 2014 onderzocht. Dit leverde 6 signalen op, waarvan bij 3 gevallen geen verbondenheid conform de EU-sanctieregelgeving is geconstateerd en er 3 dossiers nog in onderzoek zijn. Desgewenst kan de Belastingdienst in een technische briefing aan uw Kamer een nadere toelichting geven over relevante beschikbare informatie bij de Belastingdienst voor de uitvoering van de sanctieregelgeving.
Hoe kan het dat de Belastingdienst informatie over fiscale aangelegenheden van gesanctioneerde personen lang niet altijd paraat heeft, of dat deze informatie achterhaald is?
De Belastingdienst beschikt over informatie die voor de belastingheffing van belang is. Deze informatie is grotendeels afkomstig uit belastingaangiften, renseignementen en onderzoeken. De informatie wordt meestal ruim na afloop van een belastingjaar ingediend en is daarom bijna per definitie niet actueel. Daarnaast wordt opgemerkt dat de aangiften vennootschapsbelasting meestal geen gedetailleerde informatie over bezittingen van de betreffende rechtspersoon bevatten. De aangiften bevatten weliswaar informatie over de directe aandeelhouders van een vennootschap maar niet over de uiteindelijke gerechtigde, de ultimate beneficial owner (UBO). De verbondenheid van Nederlandse rechtspersonen met personen op de EU-sanctielijst kan daarom vaak niet of niet eenvoudig worden vastgesteld, zeker als gebruik wordt gemaakt van verhullende structuren. De Belastingdienst heeft doorgaans geen informatie over veranderingen in de juridische structuur in de periode tussen het einde van het belastingjaar en het indienen van de aangifte, tenzij dit onderdeel is geweest van recent vooroverleg. Het handhaven van en het toezicht houden in het kader van de Sanctiewet 1977 is geen taak van de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft dan ook geen bevoegdheden om met het oog hierop informatie op te vragen.
Wat is het verschil tussen de taakgroep, de stuurgroep en de sanctie-eenheid?
De sanctie-eenheid komt voort uit de extra financiering die is vrijgemaakt voor sanctiecapaciteit bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken met een amendement op de begroting van dat ministerie tijdens de meest recente begrotingsbehandeling. Dit betreft een structurele uitbreiding van de capaciteit bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken en is bedoeld voor de ontwikkeling van nieuwe sanctiemaatregelen. Hiervoor wordt momenteel geworven, dus deze is nog niet operationeel.
De stuurgroep is een wekelijks hoog-ambtelijk overleg van alle bij sanctienaleving betrokken departementen en instanties. De taakgroep brengt alle betrokken departementen en instanties op werkniveau bij elkaar en brengt knelpunten in kaart, identificeert verbeterpunten en voert deze uit.
Kunt u een organogram toesturen met de relatie tussen de Nationaal Coördinator, de stuurgroep, de taakgroep, de sanctie-eenheid, en andere relevante entiteiten in de governance van het uitvoeren/implementeren/handhaven van de sancties, wie hierin vertegenwoordigd zijn, en hoe deze organen zich in de verantwoordelijkheid tot elkaar verhouden?
Kunt u de wettelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden (inclusief vindplaats) geven voor de Nationaal Coördinator sanctiebeleid, de stuurgroep, de taskforce en de sanctie-eenheid? Kunt u heel precies aangeven wie voor welk besluit verantwoordelijk is?
De nationaal coördinator is een ambtenaar van het Ministerie van Buitenlandse Zaken met een tijdelijk contract en een taak. Zijn taken zijn vastgelegd in een Terms of Reference document dat geen wettelijke bevoegdheden toekent. De belangrijkste taken zijn het oplossen van knelpunten, monitoring van communicatie over de voortgang van naleving en handhaving van sancties, zorgdragen voor betere coördinatie en informatie-uitwisseling, bevorderen van actieve opsporing en handhaving, het voorzitten van de rijksbrede stuurgroep, het leiden van de taakgroep en deelname aan internationale overleggen.
In het antwoord op vraag 32 wordt ingegaan op de verschillende verantwoordelijkheden van de taakgroep en de stuurgroep. De sanctie-eenheid wordt zoals gezegd nog gevormd. Besluitvormingsbevoegdheid berust bij de Minister van Buitenlandse Zaken.
Kunt u een precies overzicht geven van alle ministeries, agentschappen, ZBO’s, etc. die een taak hebben bij het uitvoeren, opleggen en afdwingen van sancties?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 13 is de naleving van sancties in verschillende sectoren en het toezicht daarop weergegeven in de kabinetsbrief van 22 april, nr. Min-BuZa.2022.387.
Wat heeft de nationaal coördinator sinds zijn komst strakgetrokken in de operationele uitvoering van de implementatie van de sancties?
Door een nieuwe sanctieregeling is gegevensuitwisseling mogelijk gemaakt tussen Belastingdienst, KvK, Kadaster, EZK (Bureau Toetsing Investeringen). Met terugwerkende kracht (sinds het instellen van de sancties) is daarmee geverifieerd dat er met huidige informatie geen zaken gemist zijn in sanctienaleving.
Ook zijn de eerste bijeenkomsten van het Datateam sancties georganiseerd met 20+ organisaties om bovenstaande mogelijk te maken.
Ten slotte hebben de inspanningen geleid tot een scherper beeld van langere-termijntaken voor behoeftes en verbeterpunten omtrent toezicht, handhaving en eventuele nieuwe regelgeving. De coördinator biedt medio mei zijn rapport aan, dat ook met uw Kamer zal worden gedeeld.
Kunt u aangeven in het internationale overzicht dat u naar de Kamer gaat sturen over het vergelijk van het succes van de implementatie van sancties, hoeveel procent van het totale gesanctioneerde vermogen dat in landen gestald staat, en het totale gesanctioneerde vermogen dat in landen bevroren is, daadwerkelijk bevroren is?
Deze informatie is helaas niet beschikbaar.
Wat wordt bedoeld met «Met betrekking tot het toezicht op de naleving van de sanctieregelgeving door advocaten en notarissen wordt in samenwerking met de Minister voor Rechtsbescherming gewerkt aan een noodzakelijke wettelijke regeling» uit de brief van 6 april3? Welke wettelijke grondslag is er nu niet en waarom was die er niet? Wat gaat daardoor nu mis? Wordt er in de tussentijd al verzocht dat notarissen en advocaten handelen in lijn met wat later geborgd zal worden door de noodzakelijke wettelijke regeling?
De Europese sanctieverordeningen hebben na inwerkingtreding rechtstreekse werking binnen Nederland en zijn daardoor op iedereen in Nederland van toepassing, ook op advocaten en notarissen. Advocaten en notarissen zijn dus verplicht de afkondigde sancties na te leven. De Sanctiewet 1977 geeft de bevoegdheid om voor de naleving van de Europese sanctieverordening nationale regels te stellen bij ministeriële regeling in zogeheten sanctieregelingen. De Sanctiewet 1977 en de daarop gebaseerde sanctieregelingen bepalen dat het niet naleven daarvan, inclusief omzeiling, een strafbaar feit is. Het OM kan dan besluiten tot opsporing en vervolging. Daarnaast geldt dat advocaten en notarissen geen medewerking mogen verlenen aan het ontduiken van sancties door cliënten op grond van artikel 7.3 van de Verordening op de advocatuur (Voda) en artikel 21 van de Wet op het notarisambt (Wna). Op de naleving van laatstgenoemde regelingen wordt toezicht uitgeoefend conform de Advocatenwet en de Wna. Daarnaast is de advocaat of notaris tuchtrechtelijk aanspreekbaar.
Zowel de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) als de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) hebben de afgelopen weken hun leden geattendeerd op het naleven van de Sanctieregelgeving.
Er is dus geen enkele twijfel mogelijk over het feit dat alle geboden en verboden in de Europese en nationale sanctieregels ook gelden voor advocaten en notarissen. Op dit moment is er echter geen wettelijke grondslag voor advocaten en notarissen om te melden dat zij tegoeden van gesanctioneerde (rechts)personen en entiteiten hebben bevroren. Die wettelijke grondslag is noodzakelijk omdat bij het melden van bevroren tegoeden advocaten en notarissen hun geheimhoudingsplicht moeten doorbreken (artikel 11a van de Advocatenwet respectievelijk artikel 22 van de Wet op het notarisambt). Ook in de EU-Verordening 269/2014 is voor wettelijke geheimhouders, zoals advocaten en notarissen, een uitzondering gemaakt op de verplichting om alle informatie die de naleving van de sancties vergemakkelijkt, waaronder rekeningen en bedragen, te melden bij de bevoegde autoriteit in een lidstaat.10 Doordat advocaten en notarissen nu geen melding kunnen doen van bevroren tegoeden is het op dit moment niet bekend of, en zo ja hoeveel, tegoeden zij hebben bevroren. Dat inzicht vindt het kabinet noodzakelijk en wenselijk en om die reden is afgelopen week een verzoek naar Brussel gestuurd om de uitzondering in die EU-verordening te laten vervallen. In dat geval kan de meldplicht in een sanctieregeling worden geregeld. Los daarvan wil ik samen met de Minister voor Rechtsbescherming bezien of ook in een Nederlandse wet een plicht wordt opgenomen voor advocaten en notarissen om melding te maken van bevroren tegoeden.
Bent u ervan overtuigd dat er genoeg FTE’s zijn vrijgemaakt voor de coördinatie van de implementatie van sancties? Is 1 FTE per relevant departement genoeg? Waarom?
Voor coördinatie is één aanspreekpunt per relevant departement voldoende. Met de uitvoering en naleving van sancties zijn meer FTE’s gemoeid. Het is niet de bedoeling van de taakgroep om het werk dat al gedaan wordt binnen de betrokken departementen en instanties te dupliceren.
In hoeverre zijn er de afgelopen tijd overschrijvingen geweest van de nationaliteit van boten en vliegtuigen in het Koninkrijk, bijvoorbeeld van de Russische of Cypriotische vlag naar de vlag van de Marshall-eilanden? Erkent u dat dit een mogelijke «loophole» is, waarmee sancties ontweken kunnen worden?
In de afgelopen maanden is er geen luchtvaartuig waarop de sancties van toepassing zijn uit een van de luchtvaartregisters van het Koninkrijk uitgeschreven. Het omvlaggen van schepen van de ene naar de andere vlaggenstaat vindt veelvuldig plaats volgens internationale afspraken. Het omvlaggen wordt niet op een centrale plek bijgehouden. In het kader van het vijfde sanctiepakket brengt de Kustwacht samen met een aantal andere Europese landen in kaart welke schepen op het moment van het begin van het conflict in Oekraïne onder Russische vlag voeren. Schepen die op en vanaf 24 februari onder de Russische vlag varen zijn namelijk onder het havenverbod komen te vallen en mogen niet worden toegelaten tot Europese havens. Het omvlaggen van een schip is daardoor met terugwerkende kracht geen aantrekkelijke manier om de sancties te ontwijken.
Bent u bereid financiële instellingen op te roepen in het naleven van de sancties grote voorzichtigheid en terughoudendheid te betrachten? Bent u het met ons eens dat het onwenselijk zou zijn als er financiële instellingen zijn die hier opportunistisch in zouden opereren?
Het is van belang dat de sanctiewetgeving adequaat wordt nageleefd. Dit betekent dat de reikwijdte van de sanctiewet goed wordt toegepast. Sancties worden gericht ingezet en hebben verstrekkende gevolgen voor de betrokkenen. Het is van belang dat financiële instellingen niet meer doen dan de sanctiewet eist. Dat zou geen doel treffen. Van financiële instellingen en trustkantoren wordt verwacht dat zij na uitvaardiging van sancties hun klantenbestand screenen en in geval een signaal over een gesanctioneerde persoon of entiteit naar boven komt, zorgvuldig onderzoek doen of daadwerkelijk sprake is van een relatie met een gesanctioneerde en vervolgens zo nodig tegoeden bevriezen.
Over de wijze van toepassing van de Europese verordening en het beoordelen of bijvoorbeeld een entiteit onder controle staat van gesanctioneerde personen, heeft de Europese Commissie guidance gepubliceerd. Ook gaat de Commissie in op verschillende manieren waarop bevroren kan worden. Het Ministerie van Financiën werkt daarnaast aan updates van de leidraad over toepassing van de sanctieregelgeving.
Waarop is de verwachting gebaseerd dat de goederenstroom met Rusland in de loop van de tijd weer zal toenemen, zeker als nog hevigere sancties bepaald niet uit de sluiten zijn?
Het is te vroeg om vooruit te lopen op hoe de goederenstroom naar Rusland zich zal gaan ontwikkelen. De ervaringen van eerder ingestelde sancties leert dat direct na het instellen van sancties de omvang van de goederenstroom daalt en dat bedrijven op termijn weer gaan kijken naar de mogelijkheden binnen de kaders van de geldende sancties.
Kunt u meer zeggen over de 137 miljoen euro die de FIOD in beslag heeft genomen, omdat overtreding van de sanctiewet dreigde?
Op vrijdag 18 maart 2022 heeft er een snelle interventie plaatsgevonden door de FIOD en het Openbaar Ministerie (OM) vanwege het mogelijk overtreden van de Sanctiewet. Op meerdere bankrekeningen toebehorend aan een rechtspersoon gelieerd aan een natuurlijk persoon die recentelijk is gesanctioneerd (i.v.m. de oorlog tussen Rusland en Oekraïne) is strafvorderlijk beslag gelegd. Ook zijn op die dag tegoeden op een aantal andere bankrekeningen door de betrokken financiële instelling bevroren. Het strafvorderlijk beslag behelst een bedrag van 137 miljoen euro. Aanleiding voor het leggen van het beslag is een melding van de Financial Intelligence Unit (FIU).
Kunt u deze vragen één voor één en binnen twee weken beantwoorden?
Binnen twee weken is helaas niet gelukt.
Het bericht ‘The backdoor that keeps Russian oil flowing into Europe’ |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «The backdoor that keeps Russian oil flowing Into Europe»?1
Ja.
Is het juist dat bedrijven als Shell, die publiek beweren zich uit Rusland te hebben terug getrokken en miljarden euro’s zeggen te hebben afgeschreven, Russische fossiele brandstoffen bijmengen met brandstof van een andere origine?
Met het zesde sanctiepakket heeft de EU maatregelen ingesteld tegen de invoer van ruwe olie en olieproducten uit Rusland. Het vaststellen van de oorsprong van olieproducten vergt een case-by-case benadering. De oorsprong van goederen waarvoor sanctiemaatregelen gelden wordt vastgesteld op basis van niet-preferentiële oorsprongsregels zoals vastgelegd in het Douanewetboek van de Unie (Verordening (EU) Nr. 952/2013). De oorsprong van het olieproduct, in dit geval diesel, hangt onder andere af van het productieproces alsook de relatieve hoeveelheden van componenten van verschillende oorsprong die gebruikt zijn in het productieproces.
Het is sowieso op basis van de sanctiemaatregelen niet toegestaan om ruwe olie of olieproducten zoals diesel te betrekken van Russische partijen die gesanctioneerd zijn, ook niet als deze partijen vanuit andere landen actief zijn.
Ik heb geen signalen dat Shell, of andere Europese partijen, zich niet aan de Europese sanctieregels houden. Evenwel gelden deze regels alleen voor onder meer Amerikaanse en Europese partijen, maar bijvoorbeeld niet voor Indiase of Chinese partijen. Ondanks verschillende strenge bepalingen, waaronder het verzekerverbod op Russische olie, kan het evenwel voorkomen dat Russische olie nog indirect in de mix van Europese partijen zit. Daarom blijft het belangrijk om in te zetten op een zo streng mogelijke implementatie en handhaving van het importverbod, en dient zoveel mogelijk ingezet te blijven worden op het voorkomen van (abusievelijke) omzeiling. Dit is ook de inzet van het kabinet bij eventuele volgende pakketten.
Wanneer is volgens u bijvoorbeeld een lading Russische diesel geen lading Russische diesel meer?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er aanwijzingen dat Shell Plc, de grootste Europese oliemaatschappij, Russisch fossiele brandstof omzet in wat handelaren een Letse blend noemen?
Zie antwoord vraag 2.
Is het feitelijk waar dat Shell vaten als «niet van Russische oorsprong» op de markt brengt, waarin bijvoorbeeld wel 49,99% Russische brandstof zit, maar waarvan de overige 50,01 procent ergens anders vandaan komt?
Zie antwoord vraag 2.
Zo ja, wat vindt u van deze praktijk? En in hoeverre is dit in strijd met bestaande regelgeving?
Voor olie is deze problematiek bekend, zoals in het geval van Iran en destijds Irak. Wat er in zulke gevallen vaak gebeurt is dat er (aanvullende) antidumpingheffingen worden ingesteld tegen de betrokken landen om de omzeiling tegen te gaan.
Ten tijde van de publicatie van het artikel, op 8 april jl., was er nog geen sprake van een verbod op de invoer van Russische ruwe olie of olieproducten. De vaststelling van de oorsprong van olieproducten zoals beschreven in het artikel was ten behoeve van een zelf opgelegde beperking door marktpartijen op het gebruik van Russische ruwe olie en olieproducten. Sindsdien is het zesde sanctiepakket aangenomen dat voorziet in een gefaseerd verbod op de invoer van Russische ruwe olie en olieproducten. Marktpartijen zijn nu gebonden aan wettelijk vastgestelde oorsprongsregels zoals vastgelegd in het Douanewetboek van de Unie (Verordening (EU) Nr. 952/2013). De beschreven vaststelling van Russische oorsprong in het artikel is niet in lijn met de vastgelegde oorsprongsregels in het Douanewetboek.
Wat kunt u ondernemen tegen het feit dat er al een snelgroeiende en ondoorzichtige markt voor gemengde Russische diesel en andere geraffineerde aardolieproducten te ontstaan, hoewel er formeel nog geen boycot van Russische olie is?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe kan ook deze praktijk worden aangepakt als Nederland dan wel de EU tot een formele boycot van Russische olie overgaat?
Tot op heden is er nog geen formele boycot van Russische olie door Nederland of de EU. Het is nu niet aan de orde om in te gaan op de uitvoering van maatregelen die nog niet genomen zijn.
Bent u bereid, om net als Polen en de Baltische Staten over te gaan tot een boycot van Russische olie en daarbij bijmengpraktijken ook aan te pakken?
De oorlog in Oekraïne maakt glashelder dat de EU haar afhankelijkheid van fossiele energie uit Rusland zo snel mogelijk moet afbouwen. Uw Kamer wordt – conform de motie van de leden Klaver c.s. over een concreet afbouwplan inclusief tijdpad van Russische olie, gas en kolen (Kamerstuk 36 045 nr. 48) – eind deze maand middels een Kamerbrief van Minister voor Klimaat en Energie verder geïnformeerd over een Nederlands afbouwplan voor Russische energie (kolen, olie en gas).
Nederland pleit ervoor om verdere EU-sanctiemaatregelen tegen Rusland voor te bereiden, inclusief op het terrein van olie. Het kabinet bestudeert potentiële maatregelen ter beperking van de import van Russische olie en treedt hierover in overleg met andere lidstaten, de Europese Commissie en de sector. Bij het voorbereiden van aanvullende sancties, is het belangrijk om rekening te houden met de energieleveringszekerheid en de EU-eenheid.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden en uiterlijk binnen 2 weken beantwoorden?
Het is toch mijn grote spijt niet gelukt om deze antwoorden binnen de gevraagde termijn te beantwoorden.
Het bericht dat 30 miljard euro aan bezittingen van Russische oligarchen is bevroren door de Europese Freeze and Seize Taskforce |
|
Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het werk van de «Freeze and Seize Taskforce» van de Europese Commissie waarmee tot nu toe 30 miljard euro aan Russische en Wit-Russische bezittingen zijn bevroren?1
Ja.
Welke landen hebben voor zover u weet melding gedaan bij deze Taskforce en welke landen nog niet?2
Zoals weergegeven in de kamerbrief van 22 april, nr. Min-BuZa.2022 hebben, naast Nederland, enkel EU-lidstaten Frankrijk, België, Luxemburg, Polen en Portugal in het openbaar gecommuniceerd over de hoogte van bevroren tegoeden.
Welk deel van de bevroren 30 miljard euro is het gevolg van (een) melding(en) uit Nederland? Kunt u aangeven wat voor zaken dit betreft?
Zoals weergegeven in de kamerbrief van 22 april, nr. Min-BuZa.2022 is er momenteel voor € 632,9 miljoen bevroren door financiële instellingen.
Kunt u inzage geven in de lijsten met bezittingen die de lidstaten naar de Europese Commissie hebben gestuurd in het kader van deze «Freeze and Seize Taskforce»?
De gevraagde informatie is helaas niet openbaar. Voor zover vindbaar in openbare bronnen is een overzicht weergegeven in de kabinetsbrief van 22 april, nr. Min-BuZa.2022. Sinds die datum heeft de Irish Times geschreven over een niet-openbaar overzicht van de Europese Commissie.3
Zo nee, kunt u geaggrereerde overzichten verstrekken van de financiële tegoeden, (de waarde van) het vastgoed, het aantal schepen, het aantal vliegtuigen, het aantal helikopters, het aantal kunstwerken en eventuele andere bezittingen die de verschillende lidstaten hebben bevroren?
Zie antwoord vraag 4.
Zo nee, hoe gaat u tegemoetkomen aan uw toezegging om een internationale vergelijking te maken in de uitvoering van sancties?
Zie antwoord vraag 4.
Is het juist dat de Koning en Koningin in het bezit zijn van een villa in Griekenland in de nabijheid van de villa van Vladimir Poetin?3
De Nederlandse staat heeft geen informatie over eigendom van vastgoed van niet-Nederlanders in Griekenland.
Hebben de Griekse autoriteiten deze villa van Poetin al bevroren? Zo nee, bent u bereid uw Griekse evenknie hierop aan te spreken?
Europese coördinatie op het gebied van naleving en handhaving van sancties geschiedt in de seize and freeze task force, waar zowel Nederland als Griekenland bij is aangesloten. Binnen dit kader worden voortgang, uitdagingen en mogelijkheden tot samenwerking besproken. Voor zover volgens de Griekse autoriteiten bekend, bezit president Poetin geen villa in Griekenland. Daarnaast voert Griekenland de aan Rusland opgelegde sancties naar volledigheid uit en is het niet nodig de Griekse Minister van Buitenlandse Zaken hierop aan te spreken.
Klopt het onderzoek van de Russische journaliste Maria Pevchikh – waarin zij aantoont dat het schip «Scheherazade» (liggend in een Italiaanse haven), in bezit is van Vladimir Poetin?4
Het is voor mij niet mogelijk om te verifiëren of dit onderzoek klopt.
Bent u bereid uw Italiaanse evenknie aan te sporen om actie te ondernemen op basis van dit onderzoek?
De contacten tussen mij en mijn Italiaanse collega zijn zeer nauw. Ook sancties en de naleving daarvan zijn regelmatig onderwerp van gesprek. Daarnaast vindt coördinatie plaats in de Europese seize and freeze task force over de inspanningen van de lidstaten op het vlak van sanctienaleving en handhaving. Daarbij vallen de inspanningen van de Italiaanse autoriteiten in positieve zin op.
Hoeveel personen en/of entiteiten vallen precies onder de Europese sancties? En op hoeveel daarvan is reeds actie ondernomen?
Er staan nu 1.110 personen en 83 entiteiten op de sanctielijst territoriale integriteit Oekraïne. Er bestaat geen overzicht van welke van deze personen of entiteiten precies tegoeden zijn bevroren. Vanwege toezichtvertrouwelijkheid is het ook in Nederland niet mogelijk voor de financiële toezichthouders om in te gaan op individuele gevallen.
Dwangarbeid in relatie tot het WK voetbal in Qatar |
|
Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over het rapport van Amnesty «They think they we're machines» over dwangarbeid bij beveiligingsbedrijven die betrokken zijn bij het WK voetbal?1
Het kabinet heeft kennis genomen van het rapport van Amnesty International. Qatar heeft de afgelopen jaren een aantal belangrijke hervormingen doorgevoerd, maar implementatie van hervormingen blijft een punt van zorg. Nederland zal zich blijven inzetten voor verbetering van de situatie van arbeidsmigranten, in aanloop naar het WK en daarna, en Qatar blijven oproepen alle hervormingen volledig te implementeren en te handhaven. Het kabinet zet daarom de kritische dialoog voort en verwelkomt samenwerking van Qatar met internationale mensenrechtenorganisaties. Naast directe gesprekken met Qatar, is Nederland hierover in gesprek met verschillende stakeholders, waaronder internationale partners en mensenrechtenorganisaties.
Bent u het ermee eens dat Qatar nog steeds een lange weg te gaan heeft in de naleving van de rechten van arbeidsmigranten?
Zie antwoord vraag 1.
Gaat u zich ervoor inspannen dat Qatar de misstanden in deze sector onderzoekt, de resultaten publiek maakt en actie onderneemt?
Nederland staat in nauw contact met Qatar om de situatie van arbeidsmigranten concreet te verbeteren en draagt via engagement en kritische dialoog bij aan verbetering van de situatie van arbeidsmigranten.
Nederland brengt zorgen omtrent arbeidsmigranten, ook los van het WK, regelmatig over op zowel politiek als hoog-ambtelijk niveau. In maart jl. bracht de Nederlandse mensenrechtenambassadeur een bezoek aan Qatar, waarbij zij deze kwesties heeft aangekaart bij de Qatarese autoriteiten en bij verschillende andere stakeholders. Ook heeft de Secretaris-Generaal van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken in februari van dit jaar een bezoek gebracht aan Qatar en zorgen omtrent implementatie van arbeidshervormingen besproken met de Qatarese overheid. Zelf hoop ik ook binnenkort in de gelegenheid te zijn Qatar te bezoeken.
De Nederlandse ambassade in Doha zet zich daarnaast actief in om verbetering in de praktijk te bewerkstelligen. Zo wordt kennis en ervaring met autoriteiten gedeeld, bijvoorbeeld op het gebied van arbeidsinspectie en medezeggenschapsraden in samenwerking met de Qatarese overheid, ILO en het bedrijfsleven. Ook adviseert de ambassade Nederlandse bedrijven die zaken (willen) doen in Qatar over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Vindt u de verklaring van uw mensenrechtenambassadeur na haar meest recente bezoek aan Qatar niet veel te rooskleurig, onder meer waar zij Qatar een voorbeeld in de regio noemt?2
De Nederlandse mensenrechtenambassadeur heeft in al haar gesprekken het belang van implementatie en handhaving van arbeidshervormingen benadrukt. Ook onderschreef ze hierin de verantwoordelijkheid van de Qatarese overheid.
Nederland zet zich daarnaast actief in om verbetering in de situatie van de arbeidsomstandigheden in Qatar in de praktijk te bewerkstelligen. Zo wordt kennis en ervaring met de autoriteiten gedeeld, bijvoorbeeld op het gebied van arbeidsinspectie en medezeggenschapsraden. Qatar heeft over de afgelopen jaren een aantal belangrijke arbeidshervormingen doorgevoerd, waarbij het land voorloopt op andere landen in de regio. Dit neemt niet weg dat implementatie van hervormingen een punt van zorg blijft.
Bent u bereid om de druk op Qatar te verhogen, bilateraal dan wel samen met gelijkgezinde landen, om te komen tot volledige uitvoering en handhaving van de hervormingen van het systeem van tewerkstelling van arbeidsmigranten, dat nog altijd te wensen overlaat?
Zie antwoord vraag 3.
Beschouwt u het bericht dat de sponsors (ING, Albert Heijn) van de KNVB niet naar het WK gaan als bevestiging van de indruk dat meer druk op Qatar geboden is?3
Bedrijven die het Nederlands voetbalelftal sponsoren maken zelf een afweging over de mate waarin zij betrokken willen zijn bij het WK in Qatar, bijvoorbeeld door het afreizen naar het WK, shirtsponsoring of reclames. Het kabinet heeft en neemt zijn eigen verantwoordelijkheid in de betrekkingen met Qatar.
Bent u het eens met Louis van Gaal als hij zegt dat het belachelijk is dat het WK in Qatar wordt gehouden: «Het gaat om geld, om commerciële belangen. Dat doet ertoe bij de FIFA»? Zo ja, had u liever gewild dat het WK ergens anders werd georganiseerd?4
Het kabinet heeft geen invloed op en zeggenschap over de processen van FIFA en speelt daarmee geen rol in de toewijzing van het WK.
Gaat u alsnog onze motie van 25 februari 2021 over een diplomatieke boycot van het WK uitvoeren, opdat wordt voorkomen dat de Koning of een bewindspersoon aanwezig is bij het WK?5
Het kabinet blijft door middel van constructief-kritisch beleid, waarbij samenwerking en dialoog met Qatar centraal staan, bijdragen aan verbetering op het gebied van mensenrechten, en specifiek de situatie van arbeidsmigranten. Internationale (mensenrechten)organisaties, zoals Amnesty International en Human Rights Watch, benadrukken het belang van samenwerking en kritische dialoog, omdat daarmee duurzame veranderingen in de situatie van arbeidsmigranten in Qatar kunnen worden gerealiseerd. Zij zijn derhalve geen voorstander van een boycot. Nederland is hierover tevens in gesprek met andere landen. EU-partners en andere gelijkgezinde landen zijn mede gezien voorgenoemde redenen ook geen voorstander van een boycot.
De Nederlandse regering kiest voor samenwerking en dialoog met Qatar om verbetering en implementatie van arbeidshervormingen verder te bewerkstelligen. Samenwerking en dialoog met Qatar zijn ook nodig in het licht van een reeks andere dossiers die raken aan de belangen van Nederland. Zo heeft het land een cruciale rol gespeeld in het veilig overbrengen van mensen uit Afghanistan die recht hebben op verblijf in Nederland. Ook kan Qatar een belangrijke rol spelen in de verdere diversifiëring van de Europese energie-import.
Het kabinet houdt de motie-Karabulut c.s. (21 501-02 nr. 2273) voorlopig dus nog in beraad en zal voor de start van het WK Voetbal terugkomen op de uitvoering van de motie.
De wederopbouw van Oekraïense steden en dorpen |
|
Alexander Hammelburg (D66) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met de oproep van President Zelensky, gedaan tijdens zijn toespraak aan de Tweede Kamer op 31 maart 2022, om een stad te kiezen in Oekraïne en bij te dragen aan de wederopbouw daarvan?
Ja.
Kunt u toezeggen zich in internationaal verband hard te maken voor het herstel en de wederopbouw van Oekraïne?
Ja.
Kunt u toezeggen om op zeer korte termijn aan de slag te gaan met een plan voor wederopbouw, waaruit de Nederlandse inzet inzichtelijk wordt?
Ja, uw Kamer zal op korte termijn per brief geïnformeerd worden over de Nederlandse inzet conform motie Amhaouch c.s. over een Europees herstelprogramma gericht op het herstel en de wederopbouw van Oekraïne (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1768).
Kunt u in dat plan ook de mogelijkheden schetsen voor Nederlandse gemeenten om door middel van het aangaan van partnerschappen met Oekraïense steden en dorpen te kunnen bijdragen aan het herstel en de wederopbouw van Oekraïne?
Uw kamer zal op korte termijn per brief geïnformeerd over de uitvoering van motie Kuzu over het voorbereiden van plannen voor een bijdrage aan de wederopbouw van een Oekraïense stad na de oorlog (Kamerstuk 36 045, nr. 53).
Kunt u toezeggen om op zeer korte termijn in gesprek treden met de Nederlandse gemeenten over hun bereidheid om partnerschappen met Oekraïense steden en dorpen aan te gaan en om te inventariseren op welke manier de gemeenten hiervoor het beste geëquipeerd kunnen worden?
Zie antwoord vraag 4.
Het recht op abortus in Polen |
|
Jan Paternotte (D66), Lilianne Ploumen (PvdA), Corinne Ellemeet (GL) |
|
Kuipers , Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht in de Guardian1 waaruit blijkt dat de eerste vrouwen in Polen nu worden vervolgd voor (het assisteren bij) abortus?
Ja.
Bent u bekend met het bericht uit Euronews2 van 26 januari jl. over twee Poolse vrouwen die het leven hebben moeten laten door het verbod op abortus aldaar?3
Ja.
Wat kunt u in Nederland betekenen voor vrouwen in Polen die hun zwangerschap willen afbreken?
Vrouwen uit het buitenland, waaronder Poolse vrouwen, kunnen in Nederland een behandeling in een abortuskliniek ondergaan. Dit is echter geen recht en de Nederlandse staat biedt deze individuele vrouwen geen financiële ondersteuning. Wel maakt Nederland zich sterk voor het bereikbaar en toegankelijk houden van abortushulpverlening. Elk jaar maken ruim 3000 vrouwen, niet woonachtig in Nederland, hiervan gebruik. In 2020 betrof het 308 vrouwen uit Polen. De Nederlandse Zorgautoriteit stelt jaarlijks maximumtarieven vast voor abortusbehandelingen voor vrouwen die niet op grond van de Wet langdurige zorg verzekerd zijn. Afhankelijk van het soort behandeling gaat het om ca. 435 – 1.185 euro. De klinieken kunnen hier flexibel mee omgaan, en een lager tarief vragen als een vrouw het maximumtarief niet kan betalen. Van deze mogelijkheid maken de klinieken in praktijk ook gebruik.
Welke mogelijkheden zijn er om Poolse vrouwen die een abortus willen actief naar Nederland te halen voor een veilige en zorgvuldige abortus?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met het bericht van Euronews4 dat vrouwenrechtenactivisten worden opgepakt in Polen?
Ja.
Hoe kan de Nederlandse overheid de Poolse vrouwenrechtenactivisten bijstaan?
Het bevorderen van gelijke rechten voor vrouwen en meisjes is een van de prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Om deze beleidsprioriteit te ondersteunen worden via het Mensenrechtenfonds mensenrechtenorganisaties wereldwijd, waaronder in Polen, gefinancierd. Komende jaren zal, conform de motie van het lid Sjoerdsma over inzet van het Mensenrechtenfonds voor gelijke rechten voor LHBTI en vrouwen en andere kwetsbare groepen in de periode 2022–2027 in Europa, deze inzet vanuit het Mensenrechtenfonds ook in Polen worden voortgezet en waar mogelijk geïntensiveerd, inclusief op het terrein van informatievoorziening over en pleitbezorging voor toegang tot veilige abortus. Over dit onderwerp is ook met uw Kamer gesproken tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken op 18 november 2021. Daarbij moet worden vermeld dat het fonds niet ter ondersteuning van abortusdiensten voor individuen kan worden ingezet, enkel ter ondersteuning van organisaties die zich inzetten voor toegang tot en informatie over veilige abortus.
Ook financiert Nederland middels een ongeoormerkte bijdrage de International Planned Parenthood Federation (IPPF), dat zich wereldwijd inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. In Polen organiseert de IPPF een netwerk van o.a. abortusactivisten en mensenrechtenorganisaties om de situatie van vrouwen in Polen te verbeteren en de effecten van de aangescherpte abortuswetgeving onder de aandacht te brengen van bijvoorbeeld parlementariërs, Europese instanties en de media.
Gezondheidszorg is een competentie van de lidstaten, maar binnen de EU kaders blijft Nederland het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), inclusief veilige en legale abortus, actief uitdragen.
Bent u zich ervan bewust dat vrouwen in Polen nu geen toegang meer hebben tot abortus?5
Ja. Het kabinet maakt zich zorgen over die toenemende regressieve druk op vrouwenrechten en SRGR, waaronder toegang tot veilige abortus, in Polen.
Door de uitspraak van het Pools Constitutioneel Tribunaal van 22 oktober 2020 is toegang tot legale en veilige abortus in Polen verder ingeperkt. Vrouwen in Polen komen alleen in aanmerking voor een abortus als de moeder in levensgevaar is of als de zwangerschap het resultaat is van verkrachting of incest.
Heeft u ook kennisgenomen van het bericht uit The Quint6 over het gebruik van seksueel geweld door Russische troepen als oorlogsmiddel, en dat gevluchte slachtoffers hiervan dus ook geen toegang hebben tot abortus in Polen?
Ja. Vrouwen in Polen komen alleen in aanmerking voor een abortus als de moeder in levensgevaar is of als de zwangerschap het resultaat is van verkrachting of incest. Wat dit precies betekent voor gevluchte vrouwen uit Oekraïne die een abortus zouden willen ondergaan, is momenteel onderdeel van bespreking in Polen.
Bent u bereid om samen te werken met Poolse pro-abortus groepen om vluchtelingen in Polen die toegang tot abortus nodig hebben te identificeren en hen de mogelijkheid te bieden om deze zorg in Nederland te verkrijgen?
Zoals ook aangegeven tijdens het plenair debat d.d. 10 maart 2022 (voortzetting) inzake het voorstel van wet van de leden Ellemeet, Ploumen, Paternotte en Van Wijngaarden tot wijziging van de Wet afbreking zwangerschap alsmede enkele andere wetten in verband met de legale medicamenteuze afbreking van de zwangerschap via de huisarts (34 891), geeft de Minister van VWS de garantie voor toegankelijkheid van abortuszorg, wanneer dat nodig is, voor vrouwen uit Oekraïne die naar Nederland komen. Zie ook de beantwoording op de vragen 3 en 4. De Nederlandse staat biedt geen faciliterende steun aan vrouwen uit het buitenland om naar Nederland te komen om een abortus te ondergaan.
Bent u bereid om abortus voor deze vluchtelingen uit Oekraïne te realiseren?
Zie antwoord vraag 9.
De oorlogsmisdaad in Boetsja |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Jesse Klaver (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht ««Zeker 300 doden», steeds meer duidelijk over gruwelijkheden in Boetsja»?1
Ja.
Bent u bereid zich in samenwerking met bondgenoten hard te maken voor een snelle veroordeling van het bloedbad door de VN-Veiligheidsraad en de Algemene Vergadering? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De gebeurtenissen in Boetsja zijn op 5 april jl. in de VN-Veiligheidsraad besproken door de leden van VN-Veiligheidsraad, in aanwezigheid van onder andere de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties en virtuele deelname van de Oekraïense president Zelensky. Hierbij veroordeelden vrijwel alle leden van de VN-Veiligheidsraad, in verschillende mate, de gebeurtenissen in Boetsja, met uitzondering van de Russische Federatie. Een unanieme veroordeling van de gebeurtenissen in Boetsja door de gehele VN-Veiligheidsraad wordt in de weg gestaan door het vetorecht waarover de Russische Federatie beschikt.
Nederland zet zich in VN-verband in om de agressie van de Russische Federatie een halt toe te roepen, te verwerpen en waar mogelijk consequenties hieraan te verbinden. Dit vertaalt zich onder andere in actieve Nederlandse outreach naar VN-lidstaten bij stemmingen in de Algemene Vergadering van de VN, zoals bij de recente stemming over het schorsen van de Russische Federatie uit de VN-Mensenrechtenraad. Deze inzet is doorlopend en Nederland zal blijven optrekken met VN-lidstaten om de agressie van de Russische Federatie te veroordelen.
Bent u bereid om er bij de door de VN-Mensenrechtenraad ingestelde «Commission of Inquiry» voor te pleiten het bloedbad in Boetsja zo snel mogelijk in behandeling te nemen? Welke mogelijkheden ziet u daarnaast als lid van de VN-Mensenrechtenraad om mede-lid Rusland uit deze Raad te zetten?
De Commission of Inquiry heeft de taak om onderzoek te verrichten naar alle vermeende schendingen van mensenrechten en humanitair oorlogsrecht, en aanverwante misdaden, bij de invasie van Oekraïne door de Russische Federatie. De gruwelijke moord op Oekraïense burgers in Boetsja dient vanzelfsprekend te worden betrokken in het werk van deze onderzoekscommissie. De Commission of Inquiry is met het onderzoek begonnen en er wordt gestart met het uitvoering geven aan het brede mandaat dat het heeft ontvangen. Nederland zal zich ervoor hardmaken dat de gebeurtenissen in Boetsja zo snel mogelijk door de Commission of Inquiry worden onderzocht.
De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft op 7 april, met een ruime meerderheid van stemmen, besloten de Russische Federatie te schorsen als lid van de Mensenrechtenraad. Nederland heeft het initiatief van de VS hiertoe actief ondersteund.
Zoals gemeld in de Kamerbrief van 2 juni jl. (Kamerstuknummer 2022Z11083) richt het kabinet zich ook het steunen van vrouwelijke slachtoffers van oorlogsmisdaden in Oekraïne, waaronder slachtoffers van seksueel geweld. Daarbij wordt ingezet op accountability, humanitaire hulp en (psychosociale) ondersteuning van slachtoffers.
Bent u bereid om er bij het Internationaal Strafhof op aan te dringen acuut een onderzoek in te stellen en een arrestatiebevel voor Poetin uit te vaardigen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft op 2 maart 2022 – met inmiddels 40 andere verdragspartijen, waaronder alle lidstaten van de Europese Unie – de Aanklager van het Internationaal Strafhof (ICC) verzocht om de situatie in Oekraïne te onderzoeken teneinde vast te stellen of een of meer specifieke personen in staat van beschuldiging dienen te worden gesteld wegens het begaan van genocide, misdrijven tegen de menselijkheid of oorlogsmisdrijven. Op basis van dit onderzoek kan de Aanklager de rechters vervolgens verzoeken om een bevel tot aanhouding van een of meerdere personen uit te vaardigen.
Voorafgaand aan de Raad Buitenlandse Zaken van 11 april jl. heb ik een informeel ontbijt voor de ministers van Buitenlandse Zaken georganiseerd met aanklager van het Internationaal Strafhof, de heer Karim Khan. Daarbij is ook gesproken over het lopende ICC-onderzoek naar de situatie in Oekraïne, en is het belang van coördinatie en samenwerking rondom verschillende accountability initiatieven benadrukt.
Zoals ook gemeld in de Kamerbrief van 29 april jl. (Kamerstuk 36 045, nr. 75) levert het kabinet ook een bijdrage aan het onderzoeken en veiligstellen van bewijs ten behoeve van internationaal onderzoek naar, en zo mogelijk berechting van, mogelijk gepleegde oorlogsmisdrijven in Oekraïne. Nederland heeft hiervoor een forensisch- en opsporingsteam (FO)-team ingezet, dat onder de vlag van het ICC in Oekraïne onderzoek heeft gedaan.
Bent u bereid om bij het Internationaal Gerechtshof te pleiten voor het aanspannen van een vervolgzaak? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Oekraïne heeft op 26 februari 2022 een zaak aangebracht tegen de Russische Federatie onder het Genocideverdrag uit 1949 bij het Internationaal Gerechtshof. Inmiddels heeft dit Hof voorlopige maatregelen opgelegd, waarbij het de Russische Federatie opdraagt:
onmiddellijk zijn militaire operatie in Oekraïne te staken; en
ervoor te zorgen dat alle militaire en irreguliere gewapende eenheden die door de Russische Federatie worden aangestuurd of ondersteund, alsmede alle organisaties en personen die zijn onderworpen aan haar rechtsmacht of controle, geen stappen ondernemen om de militaire operatie zoals bedoeld onder 1 voort te zetten.
De aanklacht van Oekraïne is echter niet beperkt tot het vragen van voorlopige maatregelen. Het is op dit moment niet nodig te pleiten voor een vervolg op deze zaak, nu de zaak, inclusief de inhoudelijke beoordeling van de aanklacht van Oekraïne, nog onder de rechter is. Nederland heeft in een publieke verklaring op 15 april jl. ook steun uitgesproken voor de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof en partijen opgeroepen de bindende voorlopige maatregelen na te leven.
Bent u gezien de vele verkrachtingen van Oekraïense vrouwen en meisjes door Russische militairen bereid hard te maken voor het instellen van een wereldwijde sanctieregime tegen verkrachting als oorlogswapen? Zo ja, hoe wilt u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Sanctiemaatregelen zijn politieke instrumenten in het buitenlands en veiligheidsbeleid van staten (of van de Verenigde Naties en de Europese Unie). Het zijn dwingende, niet-militaire, instrumenten die worden ingezet als reactie op schendingen van het internationale recht of van mensenrechten door regimes die rechtsstatelijke en democratische beginselen niet eerbiedigen, in een poging een kentering teweeg te brengen. Een wereldwijd sanctieregime kan alleen door de VN Veiligheidsraad worden ingesteld. Er bestaan al diverse VN-sanctie regimes waarin seksueel en gender gebaseerd geweld een grond is voor het instellen van persoonsgebonden sancties. Echter, in de VN Veiligheidsraad zal Rusland op dit moment naar mag worden verwacht een veto uitspreken tegen een thematisch VN-sanctieregime gericht op conflict gerelateerd seksueel geweld, waardoor dit nu geen reële optie is.
Onder het EU mensenrechtensanctieregime is het onder voorwaarden nu al mogelijk om personen sancties op te leggen voor seksueel en gender gebaseerd geweld, bijvoorbeeld als het gaat om wijdverbreid en stelselmatig geweld.
Verkrachting door strijdende partijen in een conflict is altijd een schending van het humanitair oorlogsrecht en het kabinet veroordeelt dit met klem. Het kabinet heeft in bilaterale contacten meerdere malen de Russische Federatie opgeroepen om de verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht en mensenrechten na te leven.
Bent u het eens dat het hoog tijd is om bestaande sancties eindelijk beter te handhaven in Nederland en in Europees verband te pleiten voor nieuwe strengere sancties? Kunt u uw antwoord toelichten?
De ingestelde EU-sancties hebben directe werking. De financiële instellingen in Nederland zijn direct aan de slag gegaan met het bevriezen van financiële tegoeden in Nederland van de personen en entiteiten op de EU-sanctielijst. Inmiddels is er meer dan een half miljard euro aan financiële tegoeden bevroren in Nederland. Ook zijn 24 jachten in beeld bij de Douane, waarvan er twee zijn bevroren. Daarnaast staan er Russische vliegtuigen aan de grond in Nederland. Deze mogen niet naar Rusland geëxporteerd worden. Vastgoed van geliste personen of entiteiten is vanaf de invoering van de sancties bevroren: er mogen geen transacties worden uitgevoerd. Notarissen hebben hierin een poortwachtersfunctie. Zoals gemeld aan uw Kamer in de Kamerbrief van 22 april2 is er onder leiding van de nationaal coördinator geverifieerd dat er op basis van de beschikbare informatie niets is gemist, en wordt hard gewerkt om naleving en het toezicht daarop waar dat nodig is verder te verbeteren. Het rapport van de coördinator is op 13 mei met uw Kamer gedeeld. Het kabinet omarmt de aanbevelingen uit het rapport en gebruikt de komende periode om deze uit te werken.
In reactie op de Russische agressie tegen Oekraïne heeft de EU reeds zes opeenvolgende sanctiepakketten aangenomen, met maatregelen van een ongekende omvang. Nederland pleit ervoor om verdere sanctiemaatregelen tegen Rusland voor te bereiden.
Bent u gezien het feit dat Europese landen met de import van energie uit Rusland nog altijd op grote schaal Poetin’s oorlogsmachine financieren, bereid om in Europees verband te pleiten voor een acute boycot van Russisch gas, olie en steenkool? Zo nee, waarom niet?
Op 8 april jl. is in EU-verband een 5e pakket sancties aangenomen tegen Rusland. Dit pakket sancties omvat op energiegebied onder meer een embargo op de aankoop, import en doorvoer van kolen uit Rusland, dat in augustus in werking zal treden. Daarbovenop is op 3 juni jl. een 6e pakket aangenomen met onder meer sancties op de import van Russische olie. Nederland is voorstander van aanvullende sanctiemaatregelen tegen Rusland. Bij het voorbereiden van aanvullende sancties, is het belangrijk om rekening te houden met de energieleveringszekerheid en de EU-eenheid.
Mocht een Europees akkoord niet haalbaar zijn, bent u bereid om acuut een nationaal boycot van Russisch gas, olie en steenkool af te kondigen? Zo nee, waarom niet?
Voor de effectiviteit van (energie)sancties is het zaak dat die worden aangenomen in EU-verband (zoals is gebeurd t.a.v. kolen en recent olie), en niet eenzijdig door Nederland. De oorlog in Oekraïne maakt glashelder dat de EU haar afhankelijkheid van fossiele energie uit Rusland zo snel mogelijk moet afbouwen. Zoals vermeld in de brief aan uw Kamer van 22 april jl. van de Minister voor Energie en Klimaat en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, wil het kabinet aan het einde van dit jaar op nationaal niveau onafhankelijk zijn van Russische fossiele brandstoffen3.
Oorlogsmisdaden door het Oekraïense leger |
|
Gideon van Meijeren (FVD), Simone Kerseboom (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met de beelden zoals genoemd in het artikel in NRC van 29 maart jl.1 waarin Russische krijgsgevangenen, die zich hebben overgegeven en in de boeien zijn geslagen, door Oekraïense soldaten in de knieën worden geschoten, met geweerkolven op het hoofd worden gestompt en op andere wijze ernstig worden mishandeld?
Ja.
Erkent u dat de echtheid van deze beelden in binnen- en buitenland is onderzocht door verschillende gevestigde media, die de beelden als echt beschouwen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De beelden zijn door verschillende organisaties onderzocht. Deze organisaties concludeerden dat deze beelden niet zijn gefabriceerd, maar het is aan de daartoe bevoegde opsporings- en vervolgingsinstanties en uiteindelijk aan de bevoegde rechter om een oordeel over te vellen over de echtheid van de beelden en wat er op de beelden te zien is.
Erkent u dat het Oekraïense leger met dergelijke praktijken oorlogsmisdaden begaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Alle partijen bij een gewapend conflict moeten zich houden aan het humanitair oorlogsrecht. Schendingen daarvan moeten altijd worden onderzocht en degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn moeten worden vervolgd, ongeacht tot welke partij zij behoren.
De Oekraïense autoriteiten hebben zelf direct gereageerd op de beelden, zij hebben de beelden veroordeeld en aangekondigd een onderzoek te starten.
Erkent u dat Nederland met de militaire steun aan Oekraïne direct of indirect oorlogsmisdaden steunt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Nederlandse steun gaat naar een soeverein land dat op een brute, op geen enkele manier te rechtvaardigen, wijze wordt aangevallen.
Oekraïne heeft conform artikel 51 van het VN-Handvest het volste recht zich te verdedigen tegen de Russische invasie die sinds 24 februari 2022 plaatsvindt. Met de levering van militaire goederen komt Nederland tegemoet aan concrete Oekraïense verzoeken om dat recht uit te oefenen. De leveringen worden getoetst aan de geldende wapenexportcriteria
Hoe beoordeelt u in het licht van deze oorlogsmisdaden het feit dat Volodymyr Zelensky, opperbevelhebber van het Oekraïense leger, op 31 maart jl. 15 minuten lang het Nederlandse parlement, de Minister-President en u beiden als Ministers heeft toegesproken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan de Tweede Kamer wie zij uitnodigt in de parlementaire zaal te spreken.
Bent u van plan maximale militaire steun aan Oekraïne te blijven bieden, zoals u benadrukte tijdens de bijeenkomst van NAVO-Ministers van Defensie van 16 maart jl.2? Waarom?
Nederland zal Oekraïne blijven steunen om zich te verdedigen tegen de Russische inval, conform het internationale recht. Nederland biedt daartoe politieke, economische en militaire steun.
Bent u bereid om consequenties aan deze oorlogsmisdaden te verbinden en de Nederlandse steun aan het Oekraïense leger te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Nederland is niet voornemens om steun aan Oekraïne te staken. Er is vooralsnog geen sprake van vastgestelde schendingen van het humanitair oorlogsrecht door Oekraïne.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het Nederlandse meisje Insiya, die 5 jaar geleden ontvoerd is naar India en de pogingen die de Nederlandse regering onderneemt om haar terug te krijgen in Nederland |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Kunt u aangeven welke concrete acties er sinds de beantwoording van de vragen van de leden Van Helvert c.s.1 zijn ondernomen om Insiya, een Nederlands staatsburger, terug naar Nederland te halen, en wat daarvan de resultaten zijn geweest?
Het is verdrietig dat deze situatie al zo lang voortduurt en dat de moeder van Insiya haar dochter al die tijd moet missen. De Nederlandse autoriteiten hebben langs diplomatieke weg verzocht om teruggeleiding van Insiya. Omdat India geen partij is bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag, kan India niet worden gehouden aan het meewerken aan de verplichtingen in dat verdrag. Ook het uitleveringsverzoek voor de vader is door India niet toegewezen. De Nederlandse autoriteiten blijven bij de Indiase autoriteiten aandringen op het belang van een snelle en goede oplossing voor moeder en kind. Met dit doel worden Nederlandse gerechtelijke uitspraken aangeboden aan de Indiase autoriteiten en wordt aandacht gevraagd voor een spoedige afronding van de procedures die nog lopen in India. De uitspraken van de Nederlandse rechter zijn echter niet zonder meer bindend in India. Een verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging moet worden gehonoreerd door een Indiase rechter om deze te doen laten gelden.
Nederland volgt uitspraken in de procedures in India nauwlettend. Ook brengt Nederland deze zaak aanhoudend bij bilaterale gesprekken met India op, zo ook tijdens het staatsbezoek in 2019. Hetzelfde geldt voor het staatsbezoek op 5 en 6 april 2022; tijdens meerdere gesprekken is aandacht gevraagd voor deze zaak. Daarbij is onderstreept dat het belangrijk is dat moeder en dochter contact met elkaar kunnen hebben, ook totdat er een definitieve oplossing is.
Tijdens de telefonische kennismaking van de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn counterpart in India alsmede tijdens het recente bezoek aan dat land is deze zaak eveneens opgebracht.
Erkent u het feit dat op grond van de Nederlandse gerechtelijke uitspraken Insiya behoort te worden teruggeleid naar Nederland, en dat Insiya als Nederlands staatsburger recht heeft op de actieve inzet van de regering om haar terug naar Nederland te halen?
Op grond van de Nederlandse civiele gerechtelijke uitspraken behoort Insiya te worden teruggeleid naar Nederland. Deze uitspraken zijn echter in India niet automatisch bindend of af te dwingen, hetgeen inhoudt dat de Indiase rechter moet beslissen over een verzoek deze uitspraken te erkennen en ten uitvoer te leggen. Om de Nederlandse uitspraken dus in India te laten gelden zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, zal de moeder van Insiya de Indiase rechter moeten vragen hier gevolg aan te geven.
De Ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid vragen bij de Indiase autoriteiten aandacht voor de uitspraken van de Nederlandse rechter, en voor een spoedige afronding van de procedures in India, met als uiteindelijk doel hereniging van Insiya met haar moeder.
Zo ja, bent u bereid om tijdens het inkomende staatsbezoek uit India op 5 en 6 april alles op alles te zetten om deze zaak aan te kaarten tijdens de gesprekken en te zorgen dat Insiya kan worden herenigd met haar moeder?
Nederland brengt deze zaak bij bilaterale gesprekken met India op, zo ook en marge van het staatsbezoek in 2019. Ook bij het staatsbezoek op 5 en 6 april 2022 is tijdens meerdere gesprekken aandacht gevraagd voor deze zaak.
Bent u bereid om deze vragen uiterlijk dinsdagochtend 5 april te beantwoorden?
Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord. Aangezien het verzoek om uiterlijk 5 april de antwoorden te sturen mogelijk te maken had met het staatsbezoek is hier in het uitstelbericht van 5 april aandacht aan besteed.
Het bericht 'Activist Defending Safe Abortion Risks Jail' |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Activist Defending Safe Abortion Risks Jail»1?
Ja.
Wat vindt u ervan dat een Poolse mensenrechtenactiviste een celstraf boven het hoofd hangt, omdat zij andere vrouwen toegang tot abortusmedicatie heeft gegeven?
Het kabinet maakt zich zorgen over de toenemende regressieve druk op vrouwenrechten, gendergelijkheid en SRGR. Een voorbeeld daarvan is de krimpende maatschappelijke ruimte die mensenrechtenactivisten die zich inzetten voor deze rechten ervaren.
In Europa en wereldwijd zet het kabinet zich dan ook in voor het beschermen van mensenrechtenactivisten en de maatschappelijke ruimte. Bovendien zet het kabinet zich in voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief legale en veilige abortus, in lijn met internationale afspraken en Nederlandse wetgeving en beleid.
Vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn Europese kernwaarden die zijn verankerd in Artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waaraan alle lidstaten zich derhalve hebben gecommitteerd.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat het Poolse hof zich over zo’n controversieel onderwerp uit zal spreken en daarmee een gevaarlijk precedent kan scheppen in de Europese Unie?
Gezondheidszorg is een competentie van de lidstaten, maar binnen de EU kaders blijft Nederland het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), inclusief veilige en legale abortus, actief uitdragen. Daarmee kan de stringente Poolse abortuswetgeving op zichzelf niet worden aangemerkt als in strijd met Europese wetgeving. Binnen de EU kaders draagt Nederland het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief veilige en legale abortus, actief uit. Deze actieve diplomatie, zowel publiekelijk als achter de schermen, is van belang om het Europese debat over vrouwenrechten, gendergelijkheid en toegang tot SRGR ten positieve te beïnvloeden.
Deelt u de zorg dat dit soort rechtszaken een afschrikkend effect heeft op hulporganisaties en dat dit de toegang tot veilige abortus nog verder beperkt in Polen?
Het kabinet deelt de zorgen omtrent rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers en activisten, die de maatschappelijke ruimte van mensenrechten- en hulporganisaties inperken. Het kabinet is van mening dat mensenrechtenverdedigers en hulporganisaties hun werk goed en veilig moeten kunnen doen zonder risico te lopen slachtoffer te worden van bedreiging, arrestatie, geweld of andere vormen van intimidatie door overheden of andere partijen. Nederland blijft zich inzetten voor de waarborging van maatschappelijke ruimte en holistische veiligheid van mensenrechtenverdedigers en maatschappelijke organisaties.
Bent u bereid om diplomatieke vertegenwoordiging van Nederland op 8 april de rechtszaak te laten bijwonen om langs deze weg de Nederlandse steun voor deze vrouw, en andere personen die vrouwen in Polen helpen, zichtbaar te maken?
Nederland werkt in coalitieverband met gelijkgezinden landen bij de promotie en verdediging van vrouwenrechten, gendergelijkheid en toegang tot SRGR. Ook de Nederlandse vertegenwoordiging in Warschau trekt nauw op met gelijkgezinde landen om de inzet kracht bij te zetten. Zo organiseren ambassades gezamenlijk bijeenkomsten met overheidsinstellingen en het maatschappelijk middenveld, nemen deel aan jaarlijkse Pride evenementen, en zijn – waar opportuun – afwisselend aanwezig bij rechtszaken tegen mensenrechtenactivisten die opkomen voor vrouwenrechten, gendergelijkheid en toegang tot SRGR.
De behandeling van de rechtszaak tegen mensenrechtenactivist Justyna Wydrzyńska is verdaagd tot 14 juli as. Een medewerker van de Nederlandse vertegenwoordiging in Warschau is voornemens aanwezig te zijn bij de zitting.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en het liefst voor 8 april beantwoorden?
Bij de beantwoording zijn de laatste ontwikkelingen rondom rechtszaak tegen mensenrechtenactivist Justyna Wydrzyńska meegenomen om een zo actueel mogelijk beeld te geven.