Een Nederlandse journalist die Turkije niet in mag |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u ermee bekend dat de Nederlands/Palestijnse journalist Sakir Khader onlangs de toegang tot Turkije is geweigerd?1
Ja.
Klopt het dat hij het land niet in mag omdat hij, op basis van een anti-terrorismewet, gezien wordt als een gevaar voor de openbare orde? Wat is u hierover bekend?
Het is op dit moment niet bekend op basis van welke informatie Turkije tot het oordeel is gekomen dat betrokkene Turkije niet in mag. Nederland heeft hier navraag naar gedaan en is in afwachting van informatie van Turkije. Uw Kamer zal hierover nader worden geïnformeerd.
Is u bekend op basis van welke informatie Turkije tot het oordeel komt de journalist niet toe te laten? Zo nee, wilt u hier navraag naar doen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de zorgen van journalistieke organisaties over de persvrijheid in Turkije, die de afgelopen jaren in rap tempo achteruit is gegaan? Beziet u de weigering van het land Khader toe te laten tegen deze achtergrond? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de genoemde zorgen. Of de weigering van de journalist Sakir Khader in dat kader moet worden bezien, is niet met zekerheid te zeggen.
Bent u bereid met Turkije contact op te nemen om andermaal uw zorgen te uiten over de verslechterde persvrijheid? Zo nee, waarom niet?
Vrijheid van meningsuiting geldt als een prioriteit binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland maakt zich hier wereldwijd hard voor, ook in Turkije. Nederland brengt daarom in bilaterale contacten met Turkije, maar ook via de EU, voortdurend en op alle niveaus de zorgen over het gebrek aan persvrijheid in Turkije op. Dit doe ik zelf ook expliciet in mijn gesprekken met de Turkse Minister Çavuşoğlu. Daarnaast steunen de Nederlandse ambassade en de EU-vertegenwoordiging in Turkije projecten op het gebied van persvrijheid en organiseert de Nederlandse ambassade bijeenkomsten met Turkse journalisten. Turkije wordt door Nederland en de EU ook binnen de Raad van Europa aangesproken op het gebrek aan persvrijheid.
Vermogen van het Wit-Russische regime bij Nederlandse brievenbusfirma’s |
|
Henk Nijboer (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
Is het u bekend of het regime van de Wit-Russische president Loekasjenko vermogen heeft in belastingparadijs Nederland?
Nee, dat is mij niet bekend.
Acht u het ook onwenselijk dat Nederland via brievenbusmaatschappijen bijdraagt aan dictatoriale regimes als dat in Wit-Rusland?
Brievenbusmaatschappijen kunnen zowel een fiscale als een niet-fiscale achtergrond hebben. Als er sprake is van belastingontwijking- en ontduiking via brievenbusmaatschappijen dan is dat inderdaad onwenselijk en worden daar maatregelen tegen genomen.1 Over individuele gevallen kan ik geen uitspraken doen, zolang er geen sprake is van sancties die van toepassing zijn op die personen of regimes.
Daarnaast vindt het kabinet het van groot belang dat voorkomen wordt dat de diensten van (financiële) instellingen worden gebruikt voor witwassen en terrorismefinanciering en de onderliggende delicten, waaronder corruptie en fraude. Het cliëntenonderzoek en de doorlopende monitoring van transacties door poortwachters van het financiële stelsel is daarbij van groot belang. Het verhogen van de effectiviteit van het cliëntenonderzoek en het toezicht daarop is een van de pijlers in het plan van aanpak witwassen.2 Daarbij heeft het kabinet ook bijzondere aandacht voor de integriteitrisico’s die spelen bij de dienstverlening door trustkantoren. Zij beheren doelvennootschappen waarbij internationale geldstromen betrokken zijn. Het regelgevend kader voor trustkantoren is recent al aanzienlijk aangescherpt met de Wet toezicht trustkantoren 2018. Op enkele punten zal deze wetgeving op korte termijn verder worden aangescherpt, onder andere met een verbod om diensten te verlenen als de cliënt of de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt woonachtig of gevestigd is in een derde land met hoge risico’s op witwassen.
Deelt u de mening dat zo snel mogelijk onderzoek moet worden gedaan naar het vermogen van het Loekasjenko-regime bij Nederlandse brievenbusfirma’s?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u ook dat deze tegoeden bevroren moeten worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mede op aandringen van het kabinet, zijn de lidstaten van de Unie onmiddellijk na de bespreking in de ingelaste Raad Buitenlandse Zaken van 14 augustus gestart met de voorbereiding van gerichte sancties tegen personen die verantwoordelijk zijn voor de verkiezingsfraude en het geweld tegen demonstranten. Zodra de Raad hierover overeenstemming heeft bereikt, dienen de lidstaten maatregelen te nemen die garanderen dat beperkende maatregelen worden nageleefd. Het kabinet hecht groot belang aan zorgvuldige implementatie van overeengekomen sancties, waaronder de bevriezing van eventueel gestalde tegoeden van de betreffende personen.
Is het u bekend of andere dictatoriale regimes hun vermogen via Nederlandse brievenbusfirma’s hebben weggezet?
Op het moment dat de Raad besluit dat een buitenlandse overheid moet komen te vallen onder een Europees sanctieregime, dan wordt het vermogen van specifiek aangewezen personen of entiteiten die onderdeel zijn van die buitenlandse overheid bevroren. Dat betekent dat zij niet meer bij hun financiële tegoeden kunnen. Hiermee zorgt Nederland en de EU als geheel ervoor dat dergelijke gesanctioneerde buitenlandse overheden hun geld niet in Nederland kunnen wegzetten. De EU heeft op dit moment meer dan veertig van zulke sanctieregimes in werking. Een overzicht is te vinden via de EU sanctions map.3 Dit overzicht wordt zeer regelmatig geactualiseerd.
Bent u bereid om maatregelen te nemen om vermogens van dictatoriale regimes, zoals dat van Loekasjenko, te weren uit Nederland?
Ik verwijs u graag naar de beantwoording van vraag 3. Dergelijke maatregelen worden in EU-verband genomen. Op dit moment is het onder Nederlandse wetgeving niet mogelijk om unilateraal dergelijke maatregelen te nemen.
Daarnaast is het, zoals in antwoord op vraag 2 aangegeven, van groot belang dat de poortwachters van het financiële stelsel onderzoek doen naar hun cliënt, de zakelijke relatie doorlopend monitoren en ongebruikelijke transacties melden bij FIU-Nederland. Daarbij is van belang dat geen zakelijke relaties aangegaan kunnen worden als vermoedens van witwassen, waaronder middelen uit corruptie of fraude, bestaan, en dat bestaande zakelijke relaties bij dergelijke vermoedens moeten worden beëindigd. De dienstverlening door trustkantoren heeft daarbij bijzondere aandacht van het kabinet. In Nederland geldt al de strengste wetgeving binnen de Europese Unie voor trustdiensten en deze zal nog verder aangescherpt worden.
Het bericht ‘China krijgt voor het eerst militair voet aan de grond in Europa’ |
|
Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «China krijgt voor het eerst militair voet aan de grond in Europa»?1 Kunt u de inhoud hiervan bevestigen?
Ja, ik ben bekend met de inhoud van het artikel, die ik uit openbare bron heb vernomen. Ik kan die informatie daarom vooralsnog niet zelfstandig bevestigen.
Welke gevolgen heeft deze Chinees-Servische samenwerking voor de machtsbalans en de veiligheid van Europese burgers?
Servië maakt, als niet-lid van de NAVO en als land dat een beleid van militaire neutraliteit voorstaat, een eigen afweging ten aanzien van de aanbieder van militair materieel. In dit geval zou er vooralsnog geen reden zijn te veronderstellen dat hiervan een aanzienlijke (positieve of negatieve) invloed zou uitgaan op de machtsbalans in Europa en de veiligheid van Europese burgers.
Welke gevolgen moet deze samenwerking hebben voor de Servische samenwerking met de NAVO?
Servië is een partner van de NAVO, maar heeft geen ambitie daadwerkelijk tot het bondgenootschap toe te treden. Servië heeft een beleid van militaire neutraliteit. Dit beleid wordt door de NAVO (en door Nederland) gerespecteerd. Het is daarom aan Servië een eigen afweging te maken ten aanzien van de aanschaf van materieel. Wel kan dit mogelijk gevolgen hebben voor interoperabiliteit en deelname van Servië aan NAVO-oefeningen. Of dat zo is, kan slechts beoordeeld worden aan de hand van concrete gegevens over de aangeschafte systemen. Over die informatie beschik ik op dit moment niet.
Welke rol bent u bereid hiertoe op u te nemen?
Omdat ik geen eigen informatie heb over de systemen die volgens het aangehaalde artikel zouden zijn aangeschaft en ik ook geen andere informatie tot mijn beschikking heb dan het betreffende artikel, zie ik op dit moment geen directe rol voor Nederland. Dat laat onverlet dat het kabinet de militaire ambities van China – en de eventuele gevolgen daarvan voor de Europese veiligheid – in de gaten houdt.
Het oppakken van een Palestijnse activist door Israël |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kunt u bevestigen dat Israël onlangs de prominente Palestijnse activist Mahmoud Nawajaa, leider van de Boycot, Desinvestering en Sancties (BDS)-beweging die zich verzet tegen de Israëlische bezetting, heeft opgepakt?1 Op basis waarvan is dit gebeurd? Wat zijn de precieze feiten?
Op 30 juli jl. werd Mahmoud Nawajaa rond 03:30 uur in zijn huis in Ramallah gearresteerd door Israëlische militairen, en voor ondervraging vervoerd naar de Kishon-gevangenis in Haifa, Israël. Zijn detentie werd op 2 en 8 augustus verlengd door een Israëlische militaire rechtbank. Dhr. Nawajaa kreeg gedurende de eerste week van zijn detentie geen toegang tot zijn advocaat of familieleden. Op 17 augustus besloot de Israëlische militair aanklager, na 19 dagen detentie, tot zijn vrijlating.
Het kabinet heeft met zorg kennis genomen van berichten dat dhr. Nawajaa gedurende de eerste week van zijn detentie geen toegang kreeg tot zijn advocaat of familieleden.
De redenen voor arrestatie en vrijlating zijn het kabinet onbekend.
Deelt u de zorgen van Palestijnse maatschappelijke organisaties en Amnesty International over de arrestatie van deze Palestijn?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de vrees van velen dat Mahmoud Nawajaa, net als veel andere Palestijnen, om politieke motieven is opgepakt?
Er valt niets te zeggen over de motieven van de arrestatie. Dhr. Nawajaa is vrijgelaten zonder dat het tot een aanklacht kwam.
Kunt u aangeven hoeveel politieke gevangenen Israël momenteel heeft gedetineerd?
Eind juni 2020 bevonden zich, volgens de statistieken van de Israel Prison Service (IPS), zoals verstrekt aan de Israëlische NGO B’Tselem, 4.279 «security detainees» uit de Palestijnse Gebieden om veiligheidsredenen in Israëlische gevangenissen. Palestijnse mensenrechtenorganisaties stellen dat deze personen vanwege hun politieke overtuigingen of activiteiten zijn gedetineerd en daarmee kwalificeren als «politieke gevangenen». Volgens de Israëlische autoriteiten zijn deze personen echter gedetineerd omdat zij een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. De inhoud van de aanklacht, als die er al komt, is niet in alle gevallen bekend.
Bent u bereid om contact op te nemen met de Israëlische autoriteiten om uw zorgen over deze arrestatie uit te spreken en erop aan te dringen dat het land alle politieke gevangenen per direct vrijlaat? Zo nee, waarom niet?
Nederland bespreekt de zorgen over de druk op het maatschappelijk middenveld met Israël, en zal dit blijven doen.
De moorden op Nigeriaanse christenen door Fulani militanten en Boko Haram |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van het rapport «Nigeria’s silent slaughter – Genocide in Nigeria and the Implications for the International Community»?1
Deelt u de opvatting dat Nigeria en de Tsjaadmeerregio zich hebben ontwikkeld tot een epicentrum van terroristische activiteiten en een «tikkende tijdbom»?
Kunt u in algemene zin ingaan op de verslechterde en verslechterende situatie in Nigeria wat betreft geweld tegen en verdrukking van christenen, en op de bewering in het rapport dat zelfs gesproken kan worden van «genocide» tegen christenen en «misdaden tegen de menselijkheid» tegen meisjes die worden ingezet als seksslaaf?
Wat zijn de laatste ontwikkelingen wat betreft de steun aan en omvang, activiteiten en doelen van de islamitische terreurgroep Boko Haram in Nigeria?
Hoe beoordeelt u de verklaring in The Bishop of Truro’s Review dat de Fulani herders zich scharen aan de zijde van Boko Haram door hun pijlen specifiek op christenen en christelijke symbolen te richten?
Deelt u de mening dat er een discrepantie bestaat tussen enerzijds de beloften van de centrale en decentrale overheden in Nigeria om christenen en andere kwetsbare groepen te beschermen, en anderzijds de mate waarin aanslagen toch blijven plaatsvinden?
In hoeverre beaamt u dat de internationale gemeenschap zich onvoldoende actief opstelt en kritisch uitspreekt over de misdaden tegen onder meer christenen in Nigeria?
Kunt u ingaan op de afzonderlijke aanbevelingen van de opstellers van het rapport aan de internationale gemeenschap, en daarbij toelichten hoe Nederland een bijdrage levert, of voornemens is te leveren, aan onder meer het instellen van internationale observatie en internationaal onderzoek, het vergaren van data over het probleem, en het tegengaan van straffeloosheid?
Kunt u een toelichting geven op de status, voortgang en vervolgstappen van het onderzoek door het Internationaal Strafhof (ICC) naar misdaden in Nigeria door onder meer Boko Haram?2 Wilt u bevorderen dat naast onder meer (seksueel) geweld tegen minderjarige meisjes ook expliciet misdaden tegen christenen onderdeel zijn van dit onderzoek?
Wilt u bevorderen dat ook in het verband van de VN-Veiligheidsraad wordt aangedrongen op een einde aan de straffeloosheid en het bevorderen van veiligheid en recht in Nigeria?
Hezbollah en ammoniumnitraat |
|
Raymond de Roon (PVV), Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u de berichtgeving over de voorraden ammoniumnitraat van Hezbollah?1
Ja.
Bent u op de hoogte van uitspraken van de topterrorist Nasrallah over plannen voor het plegen van grootschalige aanslagen?2
Ja.
Is het bekend of de geëxplodeerde voorraad ammoniumnitraat in Beiroet ook aan Hezbollah toebehoorde? Streeft u na om hierover, al of niet in samenwerking met andere landen, informatie te verkrijgen?
Voor zover nu valt te beoordelen is de explosie veroorzaakt door een noodlottig ongeval met door de Libanese overheid inbeslaggenomen stoffen. Nederland maakt zich hard voor gedegen, onafhankelijk internationaal onderzoek naar de explosie en onderzoekt de mogelijkheid om hieraan bij te dragen met technische expertise.
Ziet u mogelijkheden om in internationale samenwerking de activiteiten van Hezbollah te ondermijnen en tegen te werken?
Nederland was in 2004 de eerste Europese lidstaat die Hezbollah als geheel aanmerkte als terroristische organisatie, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen de militaire en de politieke tak. Dit heeft onder andere tot gevolg dat Hezbollah wordt uitgesloten van de nauwe bilaterale contacten tussen Nederland en Libanon. Nederland pleit sindsdien voor de opname van Hezbollah op de EU-terrorismelijst. De militaire tak van Hezbollah staat sinds 2013 op deze lijst. Nederland roept lidstaten op om ook de politieke tak van Hezbollah op te nemen, maar daarvoor is geen draagvlak. Voor de personen, groepen en entiteiten op deze lijst geldt dat hun tegoeden en andere financiële activa worden bevroren én dat tegen hen aangescherpte maatregelen worden genomen in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken.
Foltering en honger in vrouwenkampen in Noord-Korea na gedwongen terugkeer vanuit China |
|
Martijn van Helvert (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Foltering en honger in vrouwenkampen N-Korea»?1
Ja.
Heeft u eveneens kennis genomen van het recente rapport over Noord-Korea van het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties?2
Ja.
Kunt u toelichten op welke schaal en welke wijze Noord-Koreaanse vrouwen die tijdens een verblijf in China worden opgepakt en teruggestuurd, in detentiecentra te maken krijgen met onder meer foltering, belediging, verkrachting, ondervoeding, dwangarbeid en gedwongen abortus?
Het is lastig om betrouwbare informatie uit Noord-Korea te verkrijgen. Dit geldt zeker voor de situatie in detentiekampen. Het recente rapport van het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten van de VN is een goed onderbouwde publicatie over de verschrikkelijke situatie in de detentiecentra. Uit het rapport komt een zeer verontrustend beeld naar voren, dat helaas de zorgen bevestigt die het kabinet al langer heeft.
Het rapport is onder andere gebaseerd op gedetailleerde verklaringen van 100 Noord-Koreaanse vrouwen die in de periode 2009–2019 in Noord-Koreaanse detentiecentra hebben gezeten na door China te zijn gedeporteerd. Het kabinet acht de bevindingen van het rapport betrouwbaar en gaat er, mede op basis van het rapport, vanuit dat genoemde mensenrechtenschendingen in de detentiecentra op grote schaal plaatsvinden.
Deelt u de mening van de VN-onderzoekscommissie dat de grote schaal waarop dit type geweld wordt toegepast de conclusie rechtvaardigt dat in Noord-Korea sprake is van «misdaden tegen de menselijkheid» – zeker bezien in samenhang met andere vormen van systematisch geweld en onderdrukking, bijvoorbeeld tegen christelijke minderheden?
Ja, het kabinet is van mening dat in Noord-Korea sprake is van misdaden tegen de menselijkheid. Het rapport van het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten van de VN bevestigt dit. Uit de gedetailleerde verklaringen van de Noord-Koreaanse vrouwen blijkt onder andere dat het onderhouden van contacten met christelijke groepen in het buitenland door Noord-Korea wordt beschouwd als een vorm van verraad. Dit kan leiden tot strenge straffen waarbij sprake is van ernstige mensenrechtenschendingen.
Ondersteunt u de oproep aan China en andere landen om Noord-Koreaanse migranten nooit terug te sturen naar hun land van herkomst vanwege de mensenrechtenschendingen aldaar? Hoe geeft u dit concreet vorm in de dialoog met China en andere relevante landen?
Ja. Het kabinet is bezorgd over het lot van Noord-Koreanen die door China en andere landen worden teruggestuurd. Landen worden in de jaarlijkse, door de EU geïnitieerde, resoluties van de Mensenrechtenraad en de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN), over de mensenrechtensituatie in Noord-Korea, nadrukkelijk opgeroepen zich aan het principe van non-refoulement te houden en Noord-Koreaanse vluchtelingen humaan te behandelen. Deze zorgen worden ook in de (beperkte) contacten tussen Nederland en Noord-Korea gemeld. Zowel Nederland als de EU hebben China in bilaterale contacten aangesproken op het principe van non-refoulementen toegang van UNHCR bepleit. De problematiek wordt door Chinese autoriteiten ontkend.
Hoe bevordert Nederland in internationaal verband de bescherming van Noord-Koreaanse vrouwen tegen overbevolking van gevangenissen, uithongering, fysiek geweld (verkrachting en gedwongen abortussen) en op welke wijze komt Nederland op voor betere gezondheidszorg en toegang tot eerlijke rechtspraak?
Het kabinet besteedt in EU- en VN-verband en bilateraal aandacht aan de mensenrechtensituatie in Noord-Korea.
Tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) en de VN-Mensenrechtenraad vragen diverse landen, waaronder Nederland, ieder jaar aandacht voor de mensenrechtensituatie in Noord-Korea. In 2019 riep Nederland in het kader van de Universal Periodic Review Noord-Korea op om een einde te maken aan foltering en slechte behandeling in gevangenkampen en detentiecentra, maar het land heeft de aanbeveling afgewezen.
In 2017 en 2018 steunde Nederland met een bescheiden financiële bijdrage een VN-project gericht op de bescherming van seksuele en reproductieve rechten van vrouwen in Noord-Korea. Nederland roept Noord-Korea ook bilateraal op de mensenrechtensituatie te verbeteren. De mensenrechtenproblematiek wordt echter ontkend door het Noord-Koreaanse regime en vormt voor hen dus nauwelijks onderwerp van gesprek. Dit maakt het aangaan van een betekenisvolle dialoog uiterst lastig.
Ziet u de noodzaak en mogelijkheden tot het (verder) intensiveren van de Nederlandse inspanningen om deze misstanden en misdaden tegen te gaan, onder meer in samenwerking met bondgenoten als de Verenigde Staten en Zuid-Korea, en tevens in EU- en VN-verband?
Het kabinet constateert dat de mensenrechtensituatie in Noord-Korea de laatste jaren aanhoudend zorgelijk is. De internationale gemeenschap zal zich uit moeten blijven spreken tegen misstanden in Noord-Korea en voor de universaliteit van mensenrechten.
Er is reeds een scala aan maatregelen ingezet, zoals een Onderzoekscommissie, Accountability-commissie en de oprichting van een kantoor van de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten voor Noord-Korea in Seoul, Zuid-Korea. Daarmee is het land de laatste jaren onderwerp geworden van sterke internationale aandacht. Niettemin blijft er altijd noodzaak te kijken naar andere mogelijkheden. Dit zal het kabinet ook actief blijven doen.
Zie ook het antwoord op vraag 6.
Wilt u toelichten in hoeverre en onder welke voorwaarden binnen de kaders van het internationale recht genoemde en soortgelijke mensenrechtenschendingen, die te kwalificeren zijn als «misdaden tegen de menselijkheid», grond en legitimatie kunnen zijn voor een internationale (gewapende) interventie tegen Noord-Korea, ook wanneer een mandaat van de VN-Veiligheidsraad (VNVR) zou ontbreken omdat bepaalde (permanente) leden van de VNVR een dergelijke interventie vetoën?
Binnen het internationaal recht is het verbod op interstatelijk geweldgebruik, zoals neergelegd in artikel 2, lid 4, van het Handvest van de Verenigde Naties, het uitgangspunt. Erkende uitzonderingen op dit verbod zijn een autorisatie van de VN Veiligheidsraad op basis van hoofdstuk 7 van het VN-Handvest, en nationale zelfverdediging conform artikel 51 van het VN-Handvest. Het plegen van mensenrechtenschendingen, ook wanneer deze kunnen worden gekwalificeerd als misdrijven tegen de menselijkheid, vormen onder het bestaande internationaal recht geen rechtsgrond voor militaire interventie zonder autorisatie van de VN-Veiligheidsraad. Voor een nadere toelichting zij verwezen naar de kamerbrief over «alternatieve volkenrechtelijke mandaten» (kamerstuk 32 623, nr. 110).
Het bericht ‘Diplomaten uit de bocht’ |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Diplomaten uit de bocht»?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht. Het bevat geen informatie die mij nog niet bekend was.
Deelt u de mening dat het uiterst onbevredigend is dat diplomaten zo vaak betrokken zijn bij verkeersdelicten en andere strafbare feiten terwijl zij niet aangepakt kunnen worden wegens hun immuniteit?
Wat betreft verkeersovertredingen heb ik in mijn brief aan uw Kamer (Kamerstuk 35 300 V, nr. 68, d.d. 10 juni jl.) verslag gedaan van de resultaten die het op 1 mei 2019 ingevoerde systeem in het eerste jaar heeft opgeleverd. Zo is het totale aantal verkeersovertredingen van voertuighouders met een bijzonder kenteken in de periode mei 2019 t/m april 2020 met 51,8% afgenomen ten opzichte van het aantal verkeersovertredingen in de periode mei 2018 t/m april 2019.
Het aantal overige strafbare feiten, begaan door diplomaten (i.c. medewerkers van ambassades, consulaten en internationale organisaties die over een vorm van immuniteit beschikken) is laag, afgezet tegen de omvang van de populatie,
Dat betekent niet dat strafbare feiten gepleegd door diplomaten geen gevolgen zouden moeten hebben; integendeel, juist vanwege de bijzondere positie van deze personen zorgen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Openbaar Ministerie voor een goede opvolging, zoals uiteengezet in mijn Kamerbrief van 20 maart 2018 (Kamerstuk 34 775 V).
Waarom is slechts vier keer gevraagd om opheffing van de immuniteit? Wat houdt «een laatste waarschuwing» in de praktijk precies in?
In principe heeft het mijn voorkeur om een strafbaar feit normaal te vervolgen. Het is niet altijd eenvoudig vast te stellen of er op het moment dat een strafbaar feit begaan wordt, sprake is van immuniteit. Het komt met enige regelmaat voor dat nader onderzoek oplevert dat dit niet het geval was, waarna normaal vervolgd kan worden. Waar wel sprake is van immuniteit, dient om opheffing van immuniteit gevraagd te worden. Dit gebeurt altijd in overleg met het OM. Er zijn echter ook gevallen waarin het effectiever kan zijn om niet om opheffing van de immuniteit te vragen, maar andere maatregelen – zoals in de hierboven genoemde Kamerbrieven beschreven – te nemen. Het besluit hoe naar aanleiding van een strafbaar feit te handelen hangt af van een aantal factoren, waaronder de soort en zwaarte van het strafbare feit, de bewijsbaarheid van het strafbare feit, de kans op opheffing van immuniteit en de ook bij normale burgers van toepassing zijnde overwegingen van het OM met betrekking tot de opportuniteit van de vervolging. Een laatste waarschuwing houdt in dat aan de ambassadeur van het betreffende land wordt meegedeeld dat indien de betrokken diplomaat nog een keer een vergelijkbaar strafbaar feit begaat, een verzoek om terugtrekking zal volgen.
Is er eigenlijk geen sprake van klassenjustitie, als diplomaten niet aangepakt worden voor gepleegde feiten waarvoor gewone mensen wel bestraft worden? Zo nee, waarom niet volgens u? Hoe wordt deze onrechtvaardigheid, de internationale verdragen in acht nemend, zoveel mogelijk voorkomen?
De afspraken over de immuniteit van diplomaten zijn internationaalrechtelijk vastgelegd en waarborgen het onafhankelijk functioneren van diplomaten in het gastland. Dit is voor Nederlandse diplomaten in het buitenland ook van belang. Zoals blijkt uit mijn antwoorden op de vragen 2 en 3 is het niet zo dat diplomaten niet aangepakt worden voor gepleegde feiten waarvoor gewone mensen wel bestraft worden. De in de hierboven genoemde Kamerbrieven beschreven wijze van opvolging van strafbare feiten biedt voldoende instrumenten hiervoor.
Hoe wordt de verkeersveiligheid in de praktijk gewaarborgd, als diplomaten niet verplicht kunnen worden mee te werken aan een blaastest?
Wanneer een opsporingsambtenaar een strafbaar feit constateert waarbij een persoon betrokken is die zegt dat hij/zij immuniteit heeft, dan wordt gehandeld overeenkomstig de Handleiding Immuniteit van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Indien de betrokkene aangeeft niet mee te willen werken, wordt door de politie geen voorlopig ademonderzoek afgenomen aangezien afdwingen mogelijk in strijd is met de toepasselijke verdragen. Wel wordt wanneer er mogelijk sprake is van immuniteit proces-verbaal opgemaakt. Zeker indien de politie vermoedt dat alcohol van invloed is geweest op het rijgedrag van betrokkene, zal de kwestie op passende wijze door politie, het OM en het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden opgevolgd binnen de kaders van de verdragen, veelal in samenspraak met de ambassade of internationale organisatie. Indien een diplomaat op heterdaad wordt betrapt op het plegen van een strafbaar feit en/of een zeer gevaarlijke situatie of acuut levensgevaar ontstaat, treedt de politie op om de situatie te beëindigen. Als er bijvoorbeeld sprake is van rijden onder invloed belet de politie de diplomaat om verder te rijden.
Worden slachtoffers altijd gecompenseerd en wordt de schade altijd vergoed, door de individuen of de landen/organisaties waardoor zij zijn uitgezonden? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vragen van de heer Van Nispen, d.d. 26 september 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 234), hebben buitenlandse diplomaten en medewerkers van internationale organisaties de Nederlandse wet- en regelgeving te respecteren, inclusief de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM). Mocht een auto niet verzekerd zijn, dan kan het slachtoffer, op grond van artikel 25, lid 1, sub b, WAM naar het Waarborgfonds Motorverkeer. Het Waarborgfonds Motorverkeer zal de door deze auto veroorzaakte schade dan vergoeden. Op grond van art. 27 lid 1, sub b, WAM, heeft het fonds vervolgens een recht van verhaal op de bezitter of kentekenhouder van de auto. Indien er een probleem is rond de vergoeding van schade met betrekking tot een door een diplomaat veroorzaakt ongeval, kan het Ministerie van Buitenlandse Zaken de desbetreffende ambassade of internationale organisatie hierop aanspreken. Mij zijn over de periode van het artikel echter geen gevallen bekend waarbij het ministerie een verzoek heeft ontvangen om een ambassade of internationale organisatie aan te spreken op het feit dat geen schadevergoeding betaald wordt.
Hoe vaak wordt er na een zogeheten notificatiebrief vrijwillig betaald? Wat gebeurt er als er niet tot betaling wordt overgegaan?
Graag verwijs ik u naar mijn brief aan uw Kamer van 10 juni 2020 inzake dit onderwerp (Kamerstuk 35 300 V).
Waarom wordt niet meer vrijgegeven uit welke landen de diplomaten komen die de regels hebben overtreden? Bent u bereid dat alsnog te doen en een overzicht te verstrekken van de openstaande bedragen per ambassade of internationale organisatie? Zo nee, waarom niet?
Het vrijgeven uit welke landen de diplomaten komen die de regels hebben overtreden moet een doel hebben. Een dergelijke prikkel kan zinvol zijn indien er sprake is van structurele disproportionele aantallen overtredingen en de betreffende organisatie niet op een andere manier aan te sporen is tot meewerken aan verbetering. «Naming and shaming» kan dan mogelijk alsnog de betreffende organisatie aansporen om sterker in te zetten op gedragsverbetering van de medewerkers. Voor de overtredingen die ter kennis van mijn ministerie komen, zou dit met name het geval kunnen zijn bij verkeersovertredingen. Het aantal andere strafrechtelijke incidenten is hiervoor te klein (zie mijn antwoord op vraag2. Ten aanzien van verkeersovertredingen geldt dat, zoals uiteengezet in mijn brief aan uw Kamer van 10 juni 2020 (Kamerstuk 35 300 V) de resultaten van het huidige systeem positief zijn, mede als gevolg van de medewerking van ambassades en Internationale Organisaties. Een prikkel in de vorm van publicatie van de namen van landen ligt derhalve op dit moment niet voor de hand en zou zelfs tot verminderde medewerking kunnen leiden.
Het oppakken van een journalist in Marokko |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met berichten dat eind juli een kritische journalist in Marokko is opgepakt, Omar Radi, die regelmatig publiceerde over corruptie door de politieke elite en onderdrukking in het noordelijke Rif gebied?1 Klopt het dat hij wordt beschuldigd van verkrachting en spionage, mogelijk zelfs voor Nederland? Wat zijn hierover de feiten?
Ik ben bekend met deze berichten. Omar Radi is op 29 juli jl. opgepakt door de Marokkaanse autoriteiten en door de aanklager in Casablanca beschuldigd van verkrachting en aanslag tegen de zeden en het ondermijnen van de staatsveiligheid. Ik beschik niet over aanwijzingen dat in de aanklacht wordt verwezen naar Nederland of enig ander land.
Deelt u de zorgen van mensrechten- en persorganisaties dat de journalist waarschijnlijk is opgepakt juist vanwege zijn journalistieke activiteiten? Zo nee, waarom niet?
Wereldwijd spelen journalisten een belangrijke rol als onafhankelijke bron van informatie. Zij moeten hun werk in vrijheid kunnen uitoefenen. Nederland steunt de onafhankelijke positie van journalisten en mediaorganisaties wereldwijd. Het is aan de Marokkaanse autoriteiten om als onderdeel van de procedure zorgvuldig onderzoek te doen naar aanklachten tegen Omar Radi en hier een oordeel over te vellen.
Hoe beoordeelt u de bevinding van Amnesty International dat op de telefoon van de journalist een spionageprogramma is aangetroffen, wat de mensenrechtenorganisatie tot de conclusie bracht dat hij in de gaten werd gehouden door de Marokkaanse staat?
Ik ben bekend met de berichten van Amnesty International hierover. Ik beschik niet over eigenstandige informatie die deze berichtgeving bevestigt dan wel ontkracht, en kan daar dan ook geen oordeel over geven.
Deelt u de oproep van het Committee to Protect Journalists dat Marokko per direct Omar Radi vrij moet laten? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid, zolang vrijlating niet aan de orde is, zich in te spannen voor een eerlijk proces tegen de journalist en wilt u zich, in EU-verband, hard maken voor monitoring hiervan? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
De financiering van UAWC met Nederlands belastinggeld en de overeenkomst tussen Nederland en de UAWC nadat bekend geworden was dat twee hooggeplaatste medewerkers van de UAWC verdacht worden van een terroristische aanslag |
|
Martijn van Helvert (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Herinnert u zich dat u aan de Kamer heeft meegedeeld dat u de financiering van de Union of Agricultural Work Committees (UAWC) heeft opgeschort omdat twee medewerkers verdacht worden van een terroristische aanslag?1
Ja. Het kabinet nam dit besluit nadat bekend werd dat twee voormalige medewerkers van UAWC, die verdacht worden van een bomaanslag van 23 augustus 2019, die wordt toegeschreven aan de Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP), (een deel van hun) salaris ontvingen als onderdeel van de overheadkosten in het contract met UAWC. De PFLP is een door de EU als terroristisch aangemerkte organisatie.
Zoals eerder geïnformeerd aan uw kamer, tekent het kabinet daarbij aan dat de samenwerking met UAWC reeds een lange geschiedenis kent. Nederland startte in september 2007 (kabinet Balkenende IV) met de financiering van een programma dat werd uitgevoerd door een consortium met de Union of Agricultural Work Committees (UAWC) als één van de uitvoerende partners. Gezien bewezen expertise, kennis en capaciteit, en op basis van eigen risico-analyse en de conclusies van een uitgebreid onderzoek uitgevoerd door Australië in 2012, werd UAWC in juli 2013 (kabinet Rutte II) trekker van een nieuw consortium voor uitvoering van het Land and Water Resource Management Program. In januari 2017 (kabinet Rutte II) startte de tweede fase van dit programma. Dit programma wordt uitgevoerd op de Westelijke Jordaanoever, waaronder area C, en is er op gericht Palestijnse boeren te helpen toegang te behouden tot hun land en water. Daarnaast wordt ondersteuning geboden om zoveel mogelijk klimaatverantwoord te kunnen werken. Zo wordt er bijvoorbeeld ingezet op het effectief hergebruik van regenwater voor landbouw en advisering voor het planten van waterzuinige gewassen.
UAWC wordt direct en indirect door een brede groep internationale donoren gefinancierd, waaronder de Europese Unie, de Voedsel en Landbouw Organisatie van de VN (FAO), Duitsland, Canada en Spanje. Zwitserland steunt UAWC met trainingen. Andere donoren zagen in het verleden en zien ook thans geen redenen om de betalingen aan UAWC aan te houden. De Europese Unie heeft recentelijk (2020) nog een screening uitgevoerd en zag op basis hiervan geen reden tot het stopzetten van de samenwerking met UAWC binnen het huidige raamwerk voor financiële samenwerking en de criteria voor projecten in de Palestijnse gebieden.
Het kabinet acht het niettemin noodzakelijk nader extern onderzoek naar UAWC te laten doen op grond van de recente ontwikkelingen. Dit binnenkort te starten externe onderzoek zal moeten uitwijzen of er informatie naar boven komt die tot nieuwe inzichten leidt. Andere donoren zijn uitgenodigd deel te nemen aan het onderzoek, en alle beschikbare informatie te delen. De EU heeft reeds te kennen gegeven graag op de hoogte te worden gehouden van de uitkomsten van dit onderzoek.
Voordat UAWC in 2013 de leidende rol kreeg in het consortium heeft Nederland uitgebreid contact gehad met andere partners van UAWC, ook over de beschuldigingen van mogelijke banden met PFLP. Australië had in 2012 UAWC grondig doorgelicht na eerdere beschuldigingen van mogelijke steun aan PFLP en kwam tot de conclusie dat de beschuldigingen niet gegrond waren, ook al kon niet worden uitgesloten dat er mogelijk persoonlijke affiliaties waren tussen enkele medewerkers van UAWC en PFLP. Er was volgens het Australische onderzoek geen bewijs dat hiervan misbruik/gebruik was gemaakt. UAWC is niet aangemerkt als een terroristische organisatie door de EU en/of de VN. De bestuursleden van UAWC komen evenmin voor op EU-sanctielijsten. Voor zover kon worden nagegaan, heeft de organisatie nooit op enige officiële lijst van door Israel aangemerkte terroristische organisaties gestaan.
Het kabinet blijft zich inzetten voor het behoud en verwezenlijking van de twee-staten oplossing, zoals vastgelegd in het Regeerakkoord, een onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat naast een veilig en internationaal erkend Israël. De economische ontwikkeling van de Palestijnse gebieden is van belang voor de totstandkoming van een levensvatbare Palestijnse staat, zie ook de motie Van Helvert uit 2019, Kamerstuk 35 300-V). De Nederlandse programma’s in Palestijnse Gebieden vinden plaats in een politiek complexe omgeving, waarbij het 100% uitsluiten van risico’s niet mogelijk is ondanks de grote zorgvuldigheid die wordt betracht. Dit geldt bijvoorbeeld voor het risico van sloop van door Nederland gefinancierde projecten, op de Westelijke Jordaanoever, waarover in 2016 de motie Knops cs. werd aangenomen. Daarnaast heeft volgens mensenrechtenorganisaties in de loop van de jaren een aanzienlijk deel van de Palestijnse bevolking enige tijd in Israelische detentie vastgezeten. Precieze aantallen zijn niet bekend. De Israelische organisatie B’Tselem houdt sinds 2001 maandelijks bij hoeveel Palestijnen om veiligheidsoverwegingen werden vastgezet door Israel. Meest recente gegevens zijn die van de maand juni 2020. Volgens de organisatie zaten er die maand 4279 Palestijnen om veiligheidsredenen in Israelische detentie, waarvan 357 in administratieve hechtenis, waarbij personen op basis van vertrouwelijke informatie enige tijd vastgehouden kunnen worden zonder dat er noodzakelijkerwijs een aanklacht tegen hen wordt ingediend.
Hoeveel indirecte financiering van Nederlands belastinggeld (via NGO’s en multilaterale organisaties) ontvangt de UAWC in 2020?
Voor zover kan worden achterhaald wordt UAWC via de volgende instrumenten direct ofwel indirect gefinancierd. UAWC ontvangt als leidende contractpartner directe financiering voor het Land and Water Resource Management Program.Daarnaast is UAWC uitvoerende partner in hetReform and Development of Markets, Value Chains and Producers» Organizationsproject, dat wordt geleid door de Voedsel en Landbouw organisatie van de VN (FAO). Nederland is één van de vijf donoren in dit project, en financiert ongeoormerkt ongeveer 20% van het budget. Eerder dit jaar is EUR 320.475 door de Voedsel en Landbouw organisatie (FAO) uitbetaald aan UAWC. De EU is één van de andere donoren in dit project. Vanuit dit project zou UAWC in 2020 in totaal EUR 391.915 ontvangen. De Nederlandse bijdrage aan de EU begroting, waaruit ook dit project is gefinancierd, is ongeveer 5%.
Op 1 juli 2020 is een publiek-privaat partnerschapsproject positief beoordeeld onder de Sustainable Development Goals Partnership (SDGP) faciliteit, een Nederlands subsidie-instrument dat wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van de ministeries van Economische Zaken en Klimaat, en Buitenlandse Zaken. Het betreffende project heet Innovating the Value Chain for Palestinian Olives, waarbij UAWC één van de consortiumpartners is. Dit project is nog niet van start gegaan en er zijn geen betalingen gedaan.
UAWC is een partner van het Women’s Peace and Humanitarian Fund (WPHF) van de VN en ontvangt financiering voor activiteiten op het gebied van vrouwen, vrede en veiligheid voor een project in Hebron. Er gaan geen Nederlandse middelen via het WPHF naar UAWC. De Nederlandse bijdrage a 2 miljoen euro gaat in zijn geheel naar Mali.
Betekent dit ook dat indirecte financiering (via NGO’s en multilaterale organisaties) aan de UACW ook is opgeschort? Zo nee, waarom niet?
Hangende het door het kabinet in te stellen externe onderzoek worden door Nederland geen betalingen gedaan via FAO en SDGP die indirect UAWC financiëren.
Klopt het dat de passages van de subsidie-overeenkomst tussen Nederland («the Minister») en UAWC («the other party») de volgende passages bevat:
Ja, dat klopt.
Kunt u dit document, dat in mei 2016 is opgesteld, en latere modificaties, aan de Kamer doen toekomen?
Ja, dit document, dat een modificatie is van de subsidie-overeenkomst van juni 2013, is reeds openbaar. Dit geldt ook voor de subsidie-overeenkomst van januari 2017 en haar modificatie van juli 2017. Alle documenten doe ik u in bijlage toekomen.
Kunt u aangeven wie dit document namens de UAWC ondertekend heeft en wat zijn/haar positie was op het moment van ondertekenen?
Gelet op de privacy van de betrokkene, kunnen we niet concreet aangeven wie heeft ondertekend en wat zijn/ haar positie was op het moment van ondertekenen. Wel kan ik u informeren dat het document niet is ondertekend door een van de twee personen die momenteel verdacht worden van betrokkenheid bij de bomaanslag.
Klopt het dat de overeenkomst ook een aantal deadlines bevat voor rapporten zoals
Ja, dat klopt. In juni 2019 is door de Nederlands vertegenwoordiging in Ramallah gecommuniceerd dat de verplichting voor (openbare) kwartaalrapportages is komen te vervallen waarin onder andere werd ingegaan op projectgevoelige informatie in Area C. De informatie diende opgenomen te worden in de jaarlijkse rapportages.
Kunt u elke melding die onder artikel 6 van de overeenkomst gedaan is aan de Kamer doen toekomen?
Er is geen melding gedaan van ontdekte onregelmatigheden gerelateerd aan de implementatie van de activiteiten onder het Nederlandse contract, zoals beschreven onder artikel 6 van de overeenkomst.
Wanneer is er onder artikel 6 een melding gedaan over het feit dat twee medewerkers van UACW verdacht worden van een terroristische aanslag?
Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 8, is er geen melding gedaan van ontdekte onregelmatigheden gerelateerd aan de implementatie van de activiteiten onder het Nederlandse contract, zoals beschreven onder artikel 6 van de overeenkomst.
In augustus 2019 werd een toenmalige medewerker van UAWC gearresteerd en vervolgens op last van de Israëlische rechter weer vrijgelaten. Deze persoon werd op 25 september opnieuw gearresteerd. Op 1 oktober werd bekend dat hij verdacht werd van betrokkenheid bij de bomaanslag in augustus. Tevens werd die dag duidelijk dat hij in het ziekenhuis was opgenomen, naar verluid als gevolg van zijn arrestatie en verhoor. UAWC heeft Nederland op 1 oktober over de arrestatie geïnformeerd, en dat verder toegelicht in een gesprek op 3 oktober. Zoals gemeld gaf UAWC in dit gesprek met de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah aan dat deze persoon niet betrokken was bij de uitvoering van het Nederlandse project en bleek pas later dat zowel hij, als de tweede persoon die later die maand werd gearresteerd, wel (een deel van hun) salaris ontvingen als onderdeel van de overheadkosten in het contract met UAWC. Na het gesprek tussen de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah en UAWC op 3 oktober zijn er regelmatig contacten geweest tussen de Nederlandse Vertegenwoordiging en UAWC, waaronder over de arrestatie van de tweede medewerker.
Kunt u alle memo’s, emails etc, die de plv. SG, de SG, de Minister van Buitenlandse Zaken en/of de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over UACW ontvangen hebben sinds 1 januari 2018, aan de Kamer doen toekomen?
Ik ben bereid een overzicht van deze stukken met u te delen. Dit overzicht treft u hieronder aan.
Voor zover kon worden achterhaald, hebben de ministers van Buitenlandse Zaken en/of de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de volgende stukken ontvangen over UAWC sinds 1 januari 2018. Het gaat met uitzondering van de berichten op 3 oktober 2019, 12 en 24 juli 2020 in alle gevallen om stukken van de Directie Midden-Oosten en Noord-Afrika van het ministerie.
13-03-2018
e-mail bulletin aan Minister Blok en Minister Kaag (over confiscatie werkmachines/ vernieling aangelegde weg)
02-05-2018
e-mail bulletin aan Minister Blok en Minister Kaag (over sloop watersystemen Area C)
22-05-2018
memo aan Minister Blok en Minister Kaag (over sloop waterproject Palestijnse Gebieden)
20-06-2019
e-mail bulletin aan Minister Blok en Minister Kaag (over vernieling door ISR van landbouwweg en zonnepanelen die onderdeel maken van NL project met UAWC)
01-10-2019
e-mail bulletin aan Minister Blok en Minister Kaag (over arrestatie medewerker UAWC op verdenking bomaanslag)
02-10-2019
03-10-2019
e-mail bulletin update aan Minister Blok en Minister Kaag (over arrestatie medewerker UAWC op verdenking bomaanslag)
e-mail aan Minister Kaag (over berichtgeving Israelische media en mogelijke woordvoering over arrestatie medewerker UAWc op verdenking bomaanslag)
24-06-2020
30-06-2020
12-07-2020
e-mail bulletin update UAWC aan Minister Blok en Minister Kaag (naar aanleiding van brief UKLFI over UAWC en ingediende WOB-verzoeken)
memo aan Minister Kaag (over antwoordbrief aan UKLFI aan UAWC)
e-mail update UAWC aan Minister Kaag (met vooraankondiging van bulletin en laatste bevindingen UAWC)
13-07-2020
e-mail bulletin update UAWC aan Minister Blok en Minister Kaag (informatie dat medewerkers UAWC die verdacht worden van bomaanslag salaris ontvingen uit NL project)
24-07-2020
e-mail update UAWC aan Minister Kaag (o.a. voorbereiding onderzoek)
Wanneer is de ambtelijke en politieke top van het ministerie geinformeerd over de arrestatie van twee door Nederland betaalde medewerkers van UAWC op verdenking van een terroristische aanslag?
Beide ministers zijn op 1 oktober 2019 via een bulletin geinformeerd over de eerste arrestatie van een UAWC-medewerker verdacht van betrokkenheid bij een aanslag.
Kunt u de volgende stukken aan de Kamer doen toekomen
Onze intentie is om deze documenten zo spoedig mogelijk met u te delen. Dit vraagt wel om enkele stappen op het gebied van persoons gegevensbescherming en dient te gebeuren op basis van of met inachtneming van de gedrags- en beroepsregels van auditorganisaties. Graag verwijs ik u ook naar een WOB besluit over de verstrekking kopie due diligencebeleidsdocumenten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het algemeen, en aangaande UAWC over de periode 2013–2021.
Heeft UACW zich onthouden van de activiteiten beschreven in paragraaf 18 van de overeenkomst? Kunt u dit antwoord uitgebreid toelichten?
Uit het Nederlands toezicht is niet gebleken dat Nederlandse bijdragen voor andere doeleinden zijn gebruikt dan overeengekomen. Voor conclusies over of UAWC zich heeft onthouden van de activiteiten beschreven in paragraaf 18 van de overeenkomst wachten we de resultaten van het externe onderzoek af.
Wat zijn de redenen geweest om tot nu toe geen gebruik te maken van artikel 20 van de overeenkomst?
Uit het Nederlands toezicht is niet gebleken dat Nederlandse bijdragen voor andere doeleinden zijn gebruikt dan overeengekomen. UAWC is niet aangemerkt als een terroristische organisatie, niet door de EU en Nederland, niet door de VN en niet door Israël. De bestuursleden staan evenmin op internationale sanctielijsten.
Nu twee inmiddels ontslagen medewerkers van UAWC verdacht worden van betrokkenheid bij een bomaanslag en een deel van hun salaris betaald hebben gekregen uit de Nederlandse bijdrage aan overhead kosten van UAWC, wil het kabinet een extern onderzoek laten uitvoeren dat opnieuw naar de vraag gaat kijken of er sprake is van banden tussen UAWC en de PFLP en het personeelsbeleid van UAWC, zoals toegelicht in de antwoorden op de schriftelijke Kamervragen kenmerk 2020D30210 en 2020D3021. Daarmee wil Nederland meer duidelijkheid scheppen, en kijken of er lessen getrokken moeten worden voor de toekomst.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
De impact van coronabeperkingen op visumverlening aan buitenlandse geliefden van Nederlanders |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Bram van Ojik (GL), Niels van den Berge (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Kunt u een overzicht geven van Nederlandse ambassades en consulaten die door de uitbraak van COVID-19 niet meer bereikbaar zijn voor het afnemen van het basisexamen inburgering, inclusief (on)bereikbaarheid voor partners uit buurlanden waar het niet mogelijk is om het basisexamen inburgering af te leggen1?
Een overzicht van Nederlandse ambassades en consulaten-generaal die momenteel geen basisexamens inburgering kunnen faciliteren is beschikbaar maar dit overzicht is in beweging. Het aantal posten dat de consulaire dienstverlening uitbreidt, neemt dagelijks toe, maar soms resulteren lokale COVID-19 omstandigheden of -maatregelen er helaas ook in dat consulaire dienstverlening weer beperkt wordt. Van de Nederlandse posten waar het basisexamen inburgering buitenland kan worden afgelegd zijn op peildatum 18 september 2020 60 van de 76 posten (79%) beschikbaar voor het inplannen van een basisexamen inburgering.
De top 5 grootste «inburgeringsposten» zijn Rabat, Bangkok, Manilla, Jakarta en Accra. Deze posten faciliteren momenteel alle weer het basisexamen inburgering buitenland.
Kunt u een inschatting geven van het aantal Nederlandse staatsburgers dat op dit moment gedwongen wordt om gescheiden te leven van hun buitenlandse partner, omdat die het basisexamen inburgering in het buitenland niet af kan leggen en als gevolg daarvan geen machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) in Nederland aan kan vragen?
Er is geen inzicht in cijfers van het aantal Nederlandse staatsburgers dat op dit moment gescheiden moet leven vanwege het niet kunnen afleggen van een basisexamen inburgering buitenland. Dit komt doordat het beoogde verblijfsdoel van de kandidaat niet opgegeven wordt bij aanmelding of het afleggen van het examen.
Ziet de regering mogelijkheden om – nu de inreisbeperkingen voor geliefden versoepeld zijn2 – het inburgeringsexamen voor deze geliefden via alternatieve routes mogelijk te maken, zoals bijvoorbeeld het online afnemen van inburgeringsexamens, tijdelijk op meer diplomatieke posten examens te organiseren of het bij uitzondering mogelijk maken na aankomst in Nederland in plaats van voor vertrek het basisexamen af te leggen?
De inreisbeperkingen voor geliefden in een lange afstandsrelatie zijn versoepeld voor verblijf niet langer dan 90 dagen3. Het basisexamen inburgering buitenland is echter bedoeld voor vreemdelingen die lang verblijf in Nederland beogen. Het met goed gevolg afleggen van het basisexamen is één van de vereisten voor het verkrijgen van een MVV en dient derhalve te worden meegenomen in de beoordeling van de MVV-aanvraag, welke plaatsvindt vóór vertrek naar Nederland.
Het na inreis in Nederland afleggen van het basisexamen inburgering buitenland is daarmee niet verenigbaar. Het online aanbieden van het basisexamen ziet het kabinet eveneens niet als optie, omdat het afleggen van het basisexamen toezicht vereist om examenfraude te voorkomen.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kan de basisexamens alleen afnemen op posten die zijn uitgerust met speciale voor dit proces geschikte examen- en biometrie afname/registratie apparatuur. Niet alle consulaire afdelingen beschikken over deze faciliteiten en/of hebben voldoende ruimte en capaciteit om als zodanig in te richten. De diplomatieke vertegenwoordigingen die op dit proces zijn ingericht spannen zich maximaal in om de consulaire dienstverlening waar mogelijk te herstarten of op te schalen om consulaire klanten op de best mogelijke manier bij te staan. Beperkende omstandigheden, zoals de maatregelen die door lokale overheden zijn getroffen in de strijd tegen COVID-19, maken het echter niet altijd mogelijk deze (verder) uit te breiden.
Kunt u een overzicht geven van het aantal geannuleerde basisexamens inburgering in het buitenland sinds 18 maart 2020?
Volgens het registratiesysteem van DUO zijn in de periode van 18 maart tot en met 1 juni 2020 de afspraken van 612 inburgeringskandidaten geannuleerd. Sinds 2 juni 2020 zijn er ca. 4300 examenonderdelen4 afgenomen en zijn er tot 1 januari 2021 weer ca. 2800 examenonderdelen ingepland.
Kunt u een overzicht geven van Nederlandse ambassades en consulaten waarvan de consulaire dienstverlening door de uitbraak van COVID-19 niet of beperkt open is?
Een overzicht van Nederlandse ambassades en consulaten-generaal die nog geheel gesloten zijn voor reguliere consulaire dienstverlening vanwege COVID-19 maatregelen is beschikbaar maar dit overzicht is in beweging. Het aantal posten dat de consulaire dienstverlening uitbreidt, neemt dagelijks toe, maar soms resulteren lokale COVID-19 omstandigheden of maatregelen er helaas ook in dat consulaire dienstverlening weer beperkt wordt. Momenteel (peildatum 18 september 2020) zijn 92 van de 137 Nederlandse ambassades en consulaten open. 45 posten bieden vooralsnog geen- of beperkte reguliere consulaire dienstverlening en kunnen momenteel enkel urgente aanvragen behandelen.
Kunt u een inschatting geven van het aantal Nederlandse staatsburgers dat op dit moment gedwongen wordt om gescheiden te leven van hun buitenlandse partner, omdat die geen Schengen-visum aan kan vragen als gevolg van de sluiting van Nederlandse en andere Europese diplomatieke posten?3
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen inzicht in cijfers van het aantal Nederlandse staatsburgers dat op dit moment gescheiden moet leven vanwege het niet kunnen aanvragen van een Schengenvisum bij een Nederlandse of andere Europese ambassade.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken spant zich maximaal in om de consulaire dienstverlening, waar mogelijk te herstarten of op te schalen om consulaire klanten op de best mogelijke manier in deze moeilijke tijden bij te staan. De gezondheids-en veiligheidsmaatregelen die lokale overheden hebben getroffen (of door een verslechterde gezondheidssituatie opnieuw nemen) om het COVID-19 virus in te dammen, maken het niet altijd mogelijk om de reguliere consulaire dienstverlening aan te bieden. Binnen de omstandigheden van het desbetreffende land, wordt zo veel als mogelijk gefaciliteerd.
Daarnaast zijn door de EU-lidstaten de bestaande bilaterale Schengenvisumvertegenwoordigingsafspraken als gevolg van de Covid-19 pandemie tot nader order opgeschort. Wel zijn de lidstaten in de regel bereid, bij wijze van uitzondering en als de lokale situatie dat toestaat, op formeel verzoek van Nederland een visumaanvraag behorend tot de uitzonderingscategorieën op het EU-inreisverbod te faciliteren.
Ziet de regering mogelijkheden om – nu de inreisbeperkingen voor geliefden versoepeld zijn4 – het aanvragen van een Schengen-visum voor verblijf bij familie, waar nodig, via alternatieve routes mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 6.
De gevolgen van het grensconflict met Frankrijk |
|
Ronald van Raak |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wie of welk land is volgens u verantwoordelijk voor het ontstaan van het grensconflict tussen Frankrijk en het Koninkrijk der Nederlanden op Sint Maarten?1
Het verschil van inzicht over het verloop van de landgrens in Oyster Pond is niet aan een specifiek land of persoon te wijten. In het Verdrag van Concordia uit 1648, dat het eiland opdeelt in een Frans en Nederlands gedeelte, wordt de grens niet specifiek afgebakend. Het oosten van het eiland, waar Oyster Pond zich bevindt, was in de tijd van het Verdrag van Concordia onbewoond en het verdrag geeft geen duidelijkheid over de grens in dit gebied. De formele status van Oyster Pond werd pas relevant toen het gebied ontwikkeld werd.
Bent u bereid Frankrijk te houden aan afspraken die in 2014 zijn gemaakt over handhaving van de status quo in het grensgebied in Oyster Pond?
Frankrijk is meerdere malen via diplomatieke kanalen gewezen op de afspraak die tijdens een overleg tussen Nederland, de Franse Republiek, Sint Maarten en Saint Martin in 2014 is gemaakt om zolang de grens niet is vastgesteld de status quo te handhaven. Nederland zal dat blijven doen als naar het inzicht van het Koninkrijk deze afspraak niet wordt nageleefd.
Bent u bereid de houdster van het betreffende restaurant de zekerheid te geven dat de zaak kan worden opgebouwd zonder kans op arrestatie?
Ik zal mij blijven inzetten om samen met Frankrijk tot een pragmatische oplossing te komen voor de situatie in Oyster Pond. Het Koninkrijk werkt hiertoe aan een voorstel voor een gezamenlijke pragmatische oplossing om Cactus Tree NV comfort te bieden en de wederopbouw te faciliteren. Frankrijk staat daar welwillend tegenover, maar zoals in mijn brief aan de Kamer van 15 juli jl. al verder is toegelicht, is dit proces helaas vertraagd. Recentelijk heeft het Koninkrijk een schriftelijk voorstel met een tweetal opties met Frankrijk gedeeld. Frankrijk en het Koninkrijk zullen in het najaar bijeenkomen om mogelijke oplossingen voor de situatie in Oyster Pond te bespreken.
De naamswijziging van het Confucius instituut en het samenwerkingscontract Stichting Confucius Instituut Groningen |
|
Harry van der Molen (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «China’s Confucius Institute renamed amid global backlash?»1
Ja.
Duidt de nieuwe naam voor het Confucius Instituut («Ministry of Education Centre for Language Education and Cooperation») op meer controle en directer toezicht door de Chinese overheid bij Confucius-samenwerkingen?
Het lijkt erop dat de intentie van de Chinese autoriteiten is in juridische zin meer afstand te creëren tussen het Confucius Institute Headquarters, «Hanban», enerzijds en de Confucius Instituten anderzijds.2 Er wordt een nieuwe niet-gouvernementele stichting in het leven geroepen, de Chinese International Education Foundation, die verantwoordelijk wordt voor de financiering en positionering van de Confucius Instituten. Om de nieuwe rol van Hanban te onderstrepen, zal deze organisatie voortaan als Center for Language Education and Cooperation door het leven gaan.
Gaat deze naamswijziging naar uw weten gepaard met een nieuwe Chinese overheidsstrategie omtrent Confucius-samenwerkingen?
Het ziet ernaar uit dat de naamswijziging gezien moet worden als een reactie op de negatieve publiciteit rond en kritiek op de Confucius Instituten, met name in de VS waar tientallen (van in totaal bijna 100) Confucius Instituten inmiddels zijn gesloten.
Deelt u de mening dat de veranderingen bij dit Chinese instituut moeten zorgen voor extra alertheid bij zowel de Nederlandse contractpartijen als ook bij de Nederlandse rijksoverheid bij het verlengen of aangaan van contracten omtrent Confucius-samenwerkingen?
Op 3 juli jl. stuurde ik uw Kamer het Clingendael rapport «China’s invloed op onderwijs in Nederland: een verkenning».3 De onderzoekers concluderen daarin dat er geen aanwijzingen zijn dat er politieke beïnvloeding plaatsvindt via de Confucius Instituten in het hoger onderwijs in Nederland. Zij voegen daar aan toe dat een voortdurende alertheid op en actieve preventie van politieke beïnvloeding door Confucius Instituten niettemin wenselijk is. Zoals aangegeven in de aanbiedingsbrief bij dit rapport, zal ik uw Kamer dit najaar verder informeren over de positie van Nederland ten opzichte van China op het terrein van onderwijs en wetenschap, in lijn met de kabinetsnotitie «Nederland-China: een nieuwe balans» uit mei 2019.
Deelt u de mening dat samenwerkingscontracten gesloten tussen Chinese en Nederlandse partijen omtrent de werking van Confucius Instituten transparantie behoeven om Chinese politieke beïnvloeding te vermijden? Zo ja, bent u van mening dat deze transparantie wordt verzekerd bij de huidige Nederlandse Confucius Instituten?
Zoals ik bij eerdere vragen van uw Kamer over dit onderwerp al heb aangegeven4 hebben de instellingen van hoger onderwijs in Nederland een hoge mate van autonomie, waarbinnen zij zelf verantwoordelijk zijn voor afspraken die zij maken met andere, ook buitenlandse instellingen. Voor overeenkomsten die instellingen sluiten met derden geldt als uitgangspunt dat deze niet vertrouwelijk zijn. Op dit uitgangspunt zijn uitzonderingen mogelijk, indien de wederpartij daar zwaarwegende redenen voor heeft. De Rijksuniversiteit Groningen liet mij desgevraagd weten dat de overeenkomst m.b.t. het Confucius Instituut Groningen geen vertrouwelijkheidsclausule bevat.
Bestaat op dit moment de mogelijkheid Nederlandse kennisinstituten die een contract sluiten met Confucius Instituten te verplichten deze contracten openbaar te maken, zodat voor eenieder duidelijk is wat de voorwaarden voor samenwerking zijn? Zo nee, kan deze maatregel worden onderzocht en uitgewerkt?
Uitgangspunt is dat overeenkomsten die de betrokken instellingen sluiten met derden niet vertrouwelijk zijn. Indien de wederpartij zwaarwegende argumenten heeft om (onderdelen van de) overeenkomst niet met derden te delen, dan kan dat onder bepaalde omstandigheden in de overeenkomst worden opgenomen. In het geval van de Rijksuniversiteit Groningen is dit niet aan de orde.
Wanneer wordt het samenwerkingscontract tussen de Communication University of China (Beijing), de Stichting Confucius Instituut Groningen (bestaande uit Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool en de gemeente Groningen) en de Chinese overheidspartij Hanban verlengd of heronderhandeld?
Van de Rijksuniversiteit Groningen begrijp ik dat er sprake is van een stilzwijgende verlenging en dat het volgende verlengmoment in december 2020 is.
Heeft u de Stichting Confucius Instituut Groningen op de hoogte gesteld van de grote risico’s die gepaard gaan met samenwerking met Hanban?
In het eerdergenoemde Clingendael rapport merken de onderzoekers op dat hun gesprekspartners aangeven dat «het publieke debat rondom Confucius Instituten alle betrokken partijen zeer alert heeft gemaakt». Dat beeld deel ik, afgaand op de reguliere contacten die er over internationalisering met de kennisinstellingen zijn.
Deelt u de mening dat ook de rijksoverheid moet toezien op dit contract en de onderhandelde voorwaarden, en zo ja, welke maatregelen zal u treffen om dit te verzekeren?
Op voorhand zie ik geen reden om vanwege deze naamswijziging extra maatregelen te treffen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 zal ik uw Kamer in het najaar nader informeren.
Toenemende agressie van Hezbollah tegen Israel |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Vrees voor actie van Hezbollah»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de aanval door Hezbollah-terroristen op een Israelische legerpost een gevaarlijke en onrechtmatige escalatie is tegen de Joodse Staat Israel?
De situatie in de regio, en het Israëlisch-Libanese grensgebied in het bijzonder, is bijzonder volatiel en de verhoudingen zijn al lange tijd gespannen. De recente schermutselingen zijn zorgwekkend, maar hebben vooralsnog niet geleid tot een escalatie.
Vindt u ook dat Hezbollah een verlengstuk is van het islamo-fascistische Iran, dat er uitsluitend toe dient om Israel aan te vallen?
De banden tussen Hezbollah en Iran zijn het kabinet bekend, evenals de positie van zowel Hezbollah als Iran ten opzichte van Israël.
Deelt u de mening dat de aanwezigheid van VN-militairen langs de Libanese grens met Israel van nul en generlei waarde is zolang zij niet keihard optreden tegen de aanwezigheid van Hezbollah in het grensgebied?
Nee. De United Nations interim- Force in Lebanon (UNIFIL) richt zich, conform VNVR-resolutie 1701 (2006), op beëindiging van vijandelijkheden in het grensgebied tussen Israël en Libanon en het ondersteunen van de inzet van de Lebanese Armed Forces (LAF). Daartoe ondersteunt UNIFIL de LAF in het herstellen van het gezag in Zuid-Libanon en speelt UNIFIL een belangrijke verbindingsfunctie tussen de Israel Defence Forces (IDF) en LAF middels de door UNIFIL gecoördineerde tripartite overleggen. De aanwezigheid van UNIFIL draagt hiermee bij aan het verminderen van spanningen en het voorkomen van escalatie.
Deelt u de mening dat de Europese Unie tot op de dag van vanndaag jammerlijk faalt door de politieke tak van Hezbollah niet als terroristische organisatie aan te merken?
De Nederlandse positie op dit punt verschilt van die van de EU. Nederland bestempelt Hezbollah sinds 2004 in zijn geheel als terroristische organisatie, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen de politieke en militaire tak van de organisatie. De EU classificeert alleen de militaire tak van Hezbollah als een terroristische organisatie die conform resolutie 1701 van de VN-Veiligheidsraad ontwapend dient te worden.
Wilt u Nederlandse hulp en steun bieden aan Israel? Zo nee, waarom niet?
Nederland erkent het recht van Israël om zijn bevolking te beschermen tegen geweldgebruik door Hezbollah, met inachtneming van de grenzen die het internationaal recht hieraan stelt. Nederland en Israël hebben regelmatig contact over de strijd tegen het internationale terrorisme, bijvoorbeeld tijdens bilaterale consultaties. Van een Israëlisch verzoek tot hulp en steun is op dit moment echter geen sprake.
Het bericht dat Polen zich wil terugtrekken uit het verdrag dat geweld tegen vrouwen bestrijdt |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Polen wil zich terugtrekken uit verdrag dat geweld tegen vrouwen bestrijdt»?1
Ja.
Maakt u zich ook ernstige zorgen over wat het betekent voor de veiligheid en gezondheid van vrouwen wanneer Polen uit de Istanbul Conventie stapt?
Geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld zijn overal ter wereld zeer ernstige en hardnekkige problemen. Het kabinet onderstreept het belang van de afspraken die zijn vastgelegd in de Istanbul Conventie voor de preventie en aanpak van deze vormen van geweld. Om die reden volgt het kabinet met zorg de oproep binnen het Poolse kabinet om zich uit de Conventie terug te trekken.
Tegelijkertijd stelt het kabinet vast dat er op dit moment geen Pools terugtrekkingsbesluit ligt. Daarover moeten eerst het Poolse kabinet, het Poolse parlement en de Poolse president nog een besluit nemen en het is niet duidelijk of er in al deze geledingen ook voldoende steun zal zijn voor opzegging. Dat zal mede afhangen van de uitspraak van het Constitutioneel Hof over de vraag of de Conventie – met name op het punt van het concept genderidentiteit – strijdig is met de Poolse Grondwet. Het is niet bekend wanneer het Hof uitspraak zal doen in deze zaak.
Daarop vooruitlopend heeft op 7 augustus jl. een gesprek plaatsgevonden bij het Poolse Ministerie van Buitenlandse Zaken om in een vroegtijdig stadium zorgen te uiten over de ontstane discussie, om het belang van de Conventie te onderstrepen en om Polen op te roepen daarbij partij te blijven. Aan deze zogeheten démarche van Frankrijk en Duitsland namen Nederland en nog negen andere landen deel.
Het kabinet blijft de zaak volgen en zal na de uitspraak van het Pools Constitutioneel Hof en een mogelijk besluit van de Poolse regering bezien of en welke verdere actie opportuun is en het meest effectief.
De rechten en positie van LHBTI-personen staan binnen en buiten Europa onder druk. Binnen de bescherming tegen geweld blijft daarom ook aandacht voor LHBTI- en gendergelijkheid belangrijk. Hard bevochten rechten van vrouwen, meisjes en LHBTI’s zijn nu binnen de EU en de VN opnieuw punt van discussie en dat is zorgelijk. Het kabinet blijft zich internationaal inzetten voor rechten van vrouwen en meisjes en gelijke rechten van LHBTI’s. Daarnaast is Nederland niet voornemens om zich terug te trekken uit de Istanbul Conventie. Integendeel, het is een zeer belangrijk instrument in de aanpak van geweld tegen vrouwen en meisjes en tegen huiselijk geweld.
Wilt u bevestigen dat het van onveranderd groot belang is dat geweld tegen vrouwen wordt bestreden en hier nog veel werk te doen ligt? Wilt u eveneens bevestigen dat Nederland onder geen beding van plan is het Poolse voorbeeld te volgen?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u contact opgenomen met uw Poolse collega’s in reactie op dit nieuws om te bespreken welke schadelijke gevolgen dit zal hebben naar mening van de Nederlandse regering? Zo ja, wat kunt u vertellen over dit gesprek of deze gesprekken? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid een reactie te formuleren (mogelijk in Europees verband) om kenbaar te maken dat de Nederlandse regering het gedrag van Polen afkeurt en om de noodzaak van het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen nogmaals te onderstrepen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u tevens bereid om, al dan niet in Europees verband, Poolse maatschappelijke organisaties die zich inzetten tegen geweld tegen vrouwen te ondersteunen? Zo ja, welke organisaties heeft u in gedachten hoe ziet dergelijke steun eruit? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is bereid om – in samenspraak met het Comité van Landen die de Istanbul Conventie geratificeerd hebben (Nederland is hier lid van) – deze steun te overwegen als daar voldoende aanleiding voor is.
Het bericht ‘Ngo’s: hele modewereld betrokken bij dwangarbeid Oeigoeren’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Ngo’s: hele modewereld betrokken bij dwangarbeid Oeigoeren»?1
Ja.
Welke concrete stappen zijn gezet nadat u aangaf «zowel bilateraal als multilateraal aandacht te vragen voor de mensenrechten van Oeigoeren en andere moslimminderheden in China» in uw beantwoording op eerdere Kamervragen?2
In aanvulling op de concrete stappen die in de aangehaalde beantwoording van 27 maart jl. worden genoemd, heeft het kabinet op 30 juni jl. in een gezamenlijke verklaring in de VN-mensenrechtenraad met 27 andere landen opnieuw zorgen uitgesproken over arbitraire detenties, wijdverbreide surveillance en beperkingen die met name gericht zijn tegen Oeigoeren en andere minderheden in Xinjiang. Ook is in deze verklaring wederom aangedrongen op vroegtijdige en betekenisvolle toegang tot Xinjiang voor de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN.3 Tevens heeft Minister Blok op 26 augustus jl. in zijn gesprek met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi de zorgen van dit kabinet over de mensenrechten van Oeigoeren overgebracht.
Bent u van mening dat ondanks de verantwoordelijkheid van bedrijven zelf, de Nederlandse overheid tenminste in kaart moet brengen welke bedrijven profiteren van dwangarbeid?
Het kabinet blijft bedrijven wijzen op hun verantwoordelijkheid om internationaal maatschappelijk verantwoord te ondernemen, conform de OESO-Richtlijnen, en wijst bedrijven actief op de risico’s van zakendoen in China, bijvoorbeeld via de MVO risicochecker. Het toepassen van gepaste zorgvuldigheid is de verantwoordelijkheid van bedrijven.
Ondernemingen die opereren in een context met IMVO risico’s zoals dwangarbeid moeten bereid zijn tot openheid over hun besluit om in die context te blijven opereren en dat besluit kunnen motiveren. Zij moeten overwegen of ze daar verantwoord kunnen blijven opereren of inkopen.
Gegeven de ernstige verdenkingen beschreven in internationale rapportages en de beperkte mogelijkheden voor bedrijven om daar gepaste zorgvuldigheid toe te passen, kan beëindiging van de betrekkingen met een zakelijke relatie passend zijn.
Heeft u geïnventariseerd welke bedrijven gelinkt zijn aan de uitbuiting van Oeigoeren? Heeft u op basis van eerdere berichten hierover contact gehad met de industrie? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft geen overzicht van bedrijven die via hun toeleveringsketen zijn gelinkt aan de situatie in Xinjiang. Wel zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken met andere belanghebbenden als VNO-NCW, MKB Nederland en RVO een kennissessie voor Nederlandse bedrijven organiseren over mensenrechten, ketentransparantie en risico’s bij het ondernemen in China. In verband met het coronavirus wordt nog bezien of deze sessie fysiek of virtueel plaats zal vinden.
Voor wat betreft de Nederlandse textielindustrie informeert het secretariaat van het Convenant Duurzame Kleding en Textiel bedrijven aan de hand van algemene nieuwsberichten over de situatie in Xinjiang en stelt het de situatie in Xinjiang aan de orde in jaarlijkse beoordelingsgesprekken met bedrijven.
Bent u bereid uw afkeuring kenbaar te maken richting de Chinese overheid in navolging van uw collega uit het Verenigd Koninkrijk?3
Nederland stelt de mensenrechten in China consequent bilateraal aan de orde. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2 heeft Minister Blok in zijn gesprek met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi op 26 augustus jl. de zorgen van dit kabinet over de mensenrechten van Oeigoeren overgebracht. Op 8 juli jl. heeft de Nederlandse ambassadeur in China de mensenrechtensituatie in Xinjiang opgebracht in een gesprek met de Directeur-Generaal voor Europese Zaken – een hoge ambtenaar binnen het Chinese Ministerie van Buitenlandse Zaken. Op 5 november 2019 heeft Minister Kaag in een gesprek met de Chinese assistent-minister voor Handel Ren Hongbin de zorgen van het kabinet overgebracht over het gebruik van technologie voor de surveillance van met name etnische en/of religieuze minderheden. Op 19 juni 2019 heeft Minister Blok in een gesprek met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi de mensenrechtensituatie in China aangekaart met specifieke aandacht voor de situatie van religieuze minderheden in Xinjiang en Tibet. Minister-President Rutte heeft op 29 mei 2019 de mensenrechten van de Oeigoeren opgebracht in zijn gesprek met de Chinese vicepresident Wang Qishan. Op 2 november 2018 heeft de Nederlandse ambassadeur in China met 17 andere ambassadeurs een brief aan de partijsecretaris van Xinjiang gestuurd waarin zorgen worden geuit over de behandeling van Oeigoeren in China. Minister-President Rutte heeft in zijn tête-à-tête met de Chinese premier Li Keqiang op 15 oktober 2018 de culturele en religieuze vrijheden van etnische minderheden in China aan de orde gesteld, in het bijzonder naar aanleiding van de zorgwekkende berichten over de situatie in Xinjiang. Op 17 september 2018 heeft Minister Blok in gesprek met Chinese viceminister Wang Chao van Buitenlandse Zaken zijn zorgen gedeeld over de situatie in Xinjiang.
Ziet u inmiddels wel reden om in overleg te treden met Europese collega’s om een gezamenlijke reactie te formuleren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft er conform de motie Van Helvert c.s. (Kamerstuk 32 735, nr. 281) reeds voor gezorgd dat de EU op 10 maart jl. in de VN-Mensenrechtenraad zorgen over dwangarbeid door Oeigoeren heeft uitgesproken.5 Tijdens de meest recente sessie van de VN-Mensenrechtenraad heeft de EU op 30 juni jl. opnieuw aan deze zorgen gerefereerd.6
Op welke manier en met welk resultaat zijn krachtige internationale reacties gegeven in antwoord op de voortdurende uitbuiting van Oeigoeren, zoals u in uw antwoorden van 27 maart 2020 aangaf nodig te vinden?
De Chinese autoriteiten hechten sterk aan een positief internationaal imago van China. Het is aannemelijk dat kritische interventies door de internationale gemeenschap op zijn minst leiden tot het besef dat mensenrechtenschendingen niet onweersproken blijven. Specifiek wat Xinjiang betreft, heeft de druk van Nederland, de EU en andere gelijkgezinde landen er in ieder geval voor gezorgd dat China zich aangespoord voelt om zich te verantwoorden.
Welke additionele stappen gaat u zetten nu wederom blijkt dat de uitbuiting en dwangarbeid van Oeigoeren voortduurt en wijdverspreid is?
Zoals vermeld in de antwoorden op vraag 2 en 4 heeft Minister Blok in zijn gesprek met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi op 26 augustus jl. de zorgen van dit kabinet over de mensenrechten van Oeigoeren opnieuw overgebracht. In dit gesprek wees Minister Blok specifiek op het feit dat Nederlandse en Europese bedrijven moeite hebben om aannemelijk te maken dat bijvoorbeeld textiel uit Xinjiang zonder dwangarbeid of andere mensenrechtenschendingen worden geproduceerd. Het kabinet blijft de mensenrechten van Oeigoeren bilateraal, in EU-verband, en in de VN-Mensenrechtenraad aan de orde stellen.
De informatie die de Nederlandse regering had over de betrokkenheid van door Nederland betaalde UAWC-medewerkers bij de terreurorganisatie PFLP en het feit dat zij verdacht worden van een terreuraanslag, waarbij de 17 jarige Rina Shnerb om het leven gekom |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kunt u de hele briefwisseling tussen UK laywers for Israel en de Nederlandse regering aan de Kamer doen toekomen?
Ja. Ik verwijs u graag naar de bijlages bij deze beantwoording1 en de eerdere beantwoording op schriftelijke Kamervragen, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3572.
Heeft u, met de kennis van nu, een aantal vragen van hen onvolledig beantwoord? Zo ja, welke signalen zijn niet goed opgepakt?
De vragen van UKLFI zijn in het verleden zo volledig mogelijk beantwoord op basis van de toen beschikbare informatie. Het binnenkort in opdracht van het kabinet te starten externe onderzoek zal moeten uitwijzen of er informatie naar boven komt die tot nieuwe inzichten leidt.
Op welke datum heeft de Union of Agricultural Work Committees (UAWC) de Nederlandse vertegenwoordiging geinformeerd over het feit dat twee van haar medewerkers gearresteerd waren als terrorismeverdachte?
Een toenmalige medewerker van UAWC werd in augustus 2019 gearresteerd, maar vervolgens op last van de Israëlische rechter weer vrijgelaten. Deze persoon werd op 25 september opnieuw gearresteerd. Op 1 oktober werd bekend dat hij verdacht werd van betrokkenheid bij de bomaanslag in augustus 2019, waarbij een dodelijk slachtoffer viel. Tevens werd die dag duidelijk dat hij in het ziekenhuis was opgenomen, naar verluidt als gevolg van zijn arrestatie en verhoor. UAWC heeft Nederland op 1 oktober over de arrestatie geïnformeerd, en dat verder toegelicht in een gesprek op 3 oktober. Sindsdien zijn er regelmatig contacten geweest tussen de Nederlandse Vertegenwoordiging en UAWC, waaronder over de arrestatie van de tweede medewerker.
Op welke datum heeft UAWC de salarissen van deze twee medewerkers stop gezet?
Op 6 en 8 oktober 2019 zijn de contracten met beide personen beëindigd.
Hoe lang (van welke datum tot welke datum) is er geld betaald aan deze twee medewerkers? En hoeveel salaris betreft het?
Het financieren van indirecte kosten, zoals gedeelten van de salarissen van werknemers in ondersteunende diensten en management, die niet direct betrokken zijn bij de uitvoering van projecten, is nodig om een organisatie draaiende te houden en kunnen pro-rato worden doorgerekend aan de verschillende donoren. Zonder financiering van zulke kosten kunnen er geen projecten worden uitgevoerd. Het bedrag dat is opgenomen in een begroting (inclusief indirecte kosten) is de basis waarvoor het Ministerie van Buitenlandse Zaken een financiering aangaat. Voordat een financiering wordt aangegaan vindt er een beoordeling van het projectvoorstel plaats. Middels deze beleidsmatig, beheersmatige en financiële toetsing wordt vastgesteld of het voorstel voor financiering in aanmerking komt. Uitgangspunt is dat financiering van werkelijke kosten plaatsvindt. Dit proces is ook doorlopen bij de financiering aan UAWC.
Op basis van de van UAWC ontvangen informatie is berekend dat het Nederlandse aandeel (inclusief het percentage via het FAO-project, zoals beschreven in de beantwoording van vraag 7) in de ontvangen salarissen van deze twee medewerkers in de hierboven genoemde periode van zes jaar een totaal is van ongeveer USD 121.692. Dit is in totaal ongeveer 27% van het totaalsalaris dat aan deze twee personen is betaald over de periode januari 2013 tot en met oktober 2019. De andere delen van hun salarissen werden betaald door andere donorprojecten en door de organisatie zelf.
Uit door UAWC verstrekte salarisgegevens blijkt het volgende. Voor de eerste medewerker is vanaf januari 2013 tot en met september 2019 een gedeelte van het salaris betaald via het Nederlandse project. Daarnaast is een ander gedeelte van het salaris van deze medewerker betaald via een project van FAO (zie antwoord vraag 7) waarvan Nederland één van de vijf donoren is. Voor de tweede medewerker is vanaf januari 2013 tot en met oktober 2019 een gedeelte van het salaris betaald via het Nederlandse project.
Op welke datum was het bij Nederland duidelijk dat de twee medewerkers deels met Nederlands belastinggeld betaald zijn?
Op 8 juli 2020 bleek bij archiefonderzoek in het kader van beantwoording van Kamervragen dat zij een deel van hun salaris ontvingen als onderdeel van de overheadkosten in het contract met UAWC.
Hoeveel geld zou UAWC ontvangen aan subsidie van Nederland dit jaar en hoeveel daarvan is al overgemaakt? En op welke data is dat gebeurd?
Voor zover kan worden achterhaald wordt UAWC via de volgende instrumenten direct ofwel indirect gefinancierd. In 2020 zou UAWC EUR 1.658.888 subsidie ontvangen ten behoeve van het Land and Water Resource Management Program. Op 30 januari 2020 is de eerste betaling van EUR 1.274.056 ontvangen door UAWC. Op 9 juli 2020 is besloten verdere betalingen aan te houden.
UAWC is daarnaast uitvoerende partner in het Reform and Development of Markets, Value Chains and Producers» Organizationsproject, dat wordt geleid door de Voedsel en Landbouw organisatie van de VN (FAO). Nederland is één van de vijf donoren in dit project, en financiert ongeveer 20% van het budget. Eerder dit jaar is EUR 320.475 door de Voedsel en Landbouw organisatie uitbetaald aan UAWC. De EU is één van de andere donoren in dit project. Vanuit dit project zou UAWC in 2.020 EUR 391.915 ontvangen. De Nederlandse bijdrage aan de EU begroting, waaruit ook dit project is gefinancierd, is ongeveer 5%.
Op 1 juli 2020 is een publiek-privaat partnerschapsproject positief beoordeeld onder de Sustainable Development Goals Partnerhip (SDGP) faciliteit, een Nederlands subsidie-instrument dat wordt uitgevoerd door RVO. Het betreffende project heet Innovating the Value Chain for Palestinian Olives, waarbij UAWC één van de consortiumpartners is. Dit project is nog niet van start gegaan en er zijn geen betalingen gedaan.
UAWC is een partner van het Women’s Peace and Humanitarian Fund (WPHF) van de VN en ontvangt financiering voor activiteiten op het gebied van vrouwen, vrede en veiligheid voor een project in Hebron. Er gaan geen Nederlandse middelen via het WPHF naar UAWC. De Nederlandse bijdrage a 2 miljoen euro gaat in zijn geheel naar Mali.
Hangende het externe onderzoek worden door Nederland geen betalingen gedaan via FAO en SDGP die indirect UAWC financieren.
Kunt u de laatste twee audits van UAWC aan de Kamer doen toekomen alsmede alle jaarrekeningen of stukken waarmee de Nederlandse subsidie aan UAWC verantwoord is over de jaren 2017–2020?
Onze intentie is om deze documenten zo spoedig mogelijk met u te delen. Dit vraagt wel om enkele stappen op het gebied van persoons gegevensbescherming en dient te gebeuren op basis van of met inachtneming van de gedrags- en beroepsregels van auditorganisaties.
Acht u de controle over substantiele subsidiebedragen aan UAWC de afgelopen jaren voldoende?
Ja. Het toezicht bestaat uit werkbezoeken, het beoordelen van financiële en inhoudelijke rapportages, onafhankelijke audits door internationale auditorganisaties en informatiedeling tussen donoren. De steun aan UAWC maakte tevens deel uit van de doorlichting van het ontwikkelingsprogramma gedurende de jaren 2008–2014 door de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB). IOB concludeerde dat »Fiduciary mechanisms were built into the project designs. These mechanisms and the project documentation did not reveal irregularities in project management.» Zie ook de evaluatie «How to Break the Vicious Cycle – Evaluation of Dutch Development Cooperation
Wie gaat nu onderzoek uitvoeren en wat is de onderzoeksopdracht?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is gestart met de werving van een externe partij voor dit onderzoek. Het onderzoek is gericht op eventuele banden tussen PFLP en UAWC en de wijze waarop UAWC invulling geeft aan het eigen beleid dat medewerkers politiek niet actief mogen zijn.
Kunt u deze vragen een voor een, zorgvuldig en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
De arrestatie en gevangenneming van mensenrechtenverdedigers in Niger |
|
Anne Kuik (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de berichten van Amnesty International1 en CNV Internationaal2 over de arrestatie en gevangenneming van mensrechtenverdedigers, waaronder twee vakbondsleiders Moudy Moussa en Halidou Mounkaila, in Niger?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat onlangs drie activisten zijn vrijgelaten, mede onder druk van (inter)nationale niet-gouvernementele organisaties en mensenrechtenorganisaties, waaronder ook Amnesty International, maar dat het verzoek voor voorlopige vrijlating van beide vakbondsleiders (Moudy en Halidou) is afgewezen, terwijl zij van dezelfde strafbare feiten beschuldigd worden? Deelt u de opvatting dat de mensenrechten van deze gevangen vakbondsleiders in Niger gerespecteerd moeten worden, ook in tijden van corona, en dat de overheid in Niger alles in het werk moet stellen om de veiligheid van deze vakbondsleiders te waarborgen?
Ja daar ben ik van op de hoogte. Mensenrechten, waaronder het recht op vrijheid en recht op een eerlijke rechtsgang, staan aan de basis van open en vrije samenlevingen overal ter wereld en vormen de hoeksteen van het Nederlands buitenlandbeleid. Dit draagt Nederland internationaal uit, in multilaterale fora en bilaterale gesprekken, zo ook in gesprekken met de autoriteiten van Niger.
Deelt u de opvatting dat overheden zoals Niger de COVID-19 crisis aangrijpen om de politieke ruimte, zoals vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vakvereniging (ILO-conventie 87), te verkleinen en dat dit obstakels zijn waardoor vakbondsleiders hun werk niet uit kunnen voeren?
De Covid-19 maatregelen zetten de ruimte voor het maatschappelijk middenveld in veel landen onder druk. Het is van belang dat autoriteiten een goede, transparante afweging maken in het opleggen van restricties, met oog voor de tijdelijkheid en proportionaliteit van de maatregelen. Het recht op vrijheid van meningsuiting en de vrije ruimte voor het maatschappelijk middenveld om zich te laten horen, vormen belangrijke speerpunten in het buitenlandbeleid. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor mensenrechtenverdedigers. Nederland keurt disproportionele en willekeurige maatregelen af waarbij fundamentele rechten zoals het recht op vrijheid van meningsuiting geschonden worden en roept internationaal en via internationale partners op tot een mensenrechtenbenadering in COVID-19 maatregelen.
Wanneer zijn gesprekken gevoerd met de autoriteiten van Niger, inclusief de Mensenrechten Commissie van Niger, over dit onderwerp? Kunt u de uitkomsten van die gesprekken delen?
Het onderwerp is meermaals opgebracht in gesprekken met de autoriteiten van Niger. De Nederlands Tijdelijk Zaakgelastigde in Niamey heeft de kwestie in april 2020 aangekaart bij de mensenrechtencommissie van Niger, in samenwerking met de EU-ambassadeur te Niamey. Vervolgens heeft de Mensenrechten Commissie de zaak eind april aan de orde gesteld bij de premier van Niger, de heer Brigi Rafini. Daarna heeft de EU, mede op verzoek van Nederland, het onderwerp aangekaart tijdens de politieke dialoog met Niger in juni 2020. Tot slot is in juli 2020 de Nederlandse zorg omtrent de arrestaties en het belang van een eerlijke rechtsgang opgebracht in een gesprek met de Nigerese ambassadeur voor Nederland in Brussel. Ook is expliciet gevraagd naar de reden van gevangenhouding van de twee vakbondsleiders Moudy Moussa en Halidou Mounkaïla.
In welke mate heeft Nederland financieel en in ander opzicht bijgedragen aan het tegengaan van jongerenwerkloosheid in Niger en in welke mate zijn de vakbonden, van wie de leiders nu vastzitten, betrokken bij de uitvoering van de door Nederland gesteunde projecten?
Nederland is haar portfolio in Niger nog aan het opbouwen, waarbij het opbouwen van het jeugdwerkgelegenheidsportfolio door COVID-19 enige vertraging heeft opgelopen. Naar verwachting zullen er in het vierde kwartaal van dit jaar uitvoeringscontracten voor jeugdwerkgelegenheidsprojecten worden gesloten met geïnteresseerde partijen, op basis van in de komende weken af te ronden voorbereidende studies. Hiervoor is dit jaar EUR 4 miljoen beschikbaar. Tevens is Generation Unlimited (Unicef), met financiële steun van o.a. Nederland, voornemens om EUR 4 miljoen te investeren in Niger om jeugdwerkgelegenheid te bevorderen.
Daarnaast draagt Nederland in het kader van het vakbondsmedefinancieringsprogramma via CNV Internationaal bij aan de versterking van de sociale dialoog en het tegengaan van jongerenwerkloosheid in Niger. Halidou Mounkaila is verbonden aan de Confédération Nigérienne du Travail (CNT), een vakbondspartner van CNV Internationaal in Niger. Moudy Moussa is verbonden aan de Syndicat National des Travailleurs de l'Information et de la Communication (SYNATIC). Ook deze federatie is aangesloten bij vakcentrale CNT.
Deelt u de mening dat door de gevangenneming van de vakbondsleiders de vakbond gehinderd wordt in het uitvoeren van de programma’s gericht op het verminderen van armoede en het bieden van perspectief aan jongeren door middel van Nederlandse financiering voor het vergroten van inzetbaarheid van jongeren?
Ja. Beide vakbondsleiders zijn actief betrokken bij trainingsprogramma’s van het vakbondsmedefinancieringsprogramma. Hun gevangenneming hindert de uitvoering daarvan.
Bent u bereid om zo spoedig mogelijk in een politieke dialoog met Niger op ministerieel niveau expliciet aandacht te vragen voor de situatie van de gevangen gehouden vakbondsleiders, en wilt u daarbij aandragen dat het respecteren van mensenrechten en een eerlijke rechtsgang voor deze twee vakbondsleiders onderdeel zijn van good governance?
Nederland heeft diplomatieke stappen ondernomen om dit onder de aandacht te brengen bij de Nigerese autoriteiten (zie ook antwoord op vraag 4). Het belang dat Nederland en de EU hechten aan het respect voor mensenrechten, veiligheid en een eerlijk proces in deze zaak is uitdrukkelijk genoemd. Nederland blijft deze kwestie nauwlettend volgen, met respect voor de onafhankelijke rechtsgang in Niger.
In hoeverre staat de Nederlandse steun aan Niger tegen jongerenwerkloosheid op de tocht op het moment dat Niger vakbondsleden die de Nederlandse projecten mee uitvoeren, zonder eerlijke rechtsgang vast houdt?
De op jongeren gerichte activiteiten van het vakbondsmedefinancieringsprogramma ondervinden hiervan hinder. Voor de overige programma’s waarmee Nederland Niger steunt tegen jongerenwerkloosheid geldt dit niet. Echter, juist op dit moment is het van groot belang dat de programma’s tegen jongerenwerkloosheid doorgang vinden, gezien de negatieve gevolgen van Covid-19 op de fragiele economie van Niger. Nederland zet zich er dan ook voor in om het jeugdwerkgelegenheidsportfolio dit jaar nog op te bouwen in Niger, ondanks de bovengenoemde arrestaties en de vertragingen die zijn opgelopen door COVID-19. Daarbij blijft Nederland zich uiteraard inzetten voor mensenrechten en het versterken van het maatschappelijk middenveld in Niger.
Een zoekgeraakte wapenleverantie in Libië in 2017 |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bereid een feitenrelaas te geven over de gebeurtenissen die zich afspeelden in september 2017 in Tripoli in Libië, waar een voorraad wapens en communicatieapparatuur ten behoeve van de beveiliging van de Nederlandse ambassade in Tripoli door onbekenden is meegenomen?1 Zo nee, waarom niet?
De Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie hebben de Vaste Kamercommissies voor Buitenlandse Zaken en Defensie destijds meermaals vertrouwelijk geïnformeerd (Kamerstuk 34 775 V, nr. 40 d.d. 14 december 2017, Kamerstuk 34 775 V, nr. 80 d.d. 25 mei 2018, Kamerstuk 35 000 V, nr. 6 d.d. 5 oktober 2018).
Voor de bewaking en beveiliging van de Nederlandse diplomatieke aanwezigheid zijn goederen naar Libië gestuurd.
Medio september 2017 zijn deze goederen verzegeld en afgesloten vanuit Nederland verscheept naar Tripoli. Deze zending is ook gemeld bij de VN in het kader van het geldende wapenembargo.
Er is bewust gekozen voor een vervoer per schip, omdat dit de meest veilige optie was.
Hoewel de Libische autoriteiten de zending vooraf hadden geaccordeerd, en de havenautoriteiten het materiaal hadden vrijgegeven, werd deze toestemming kort voor vertrek vanuit de haven naar het ambassadekantoor op last van de Libische autoriteiten ingetrokken.
Uiteindelijk werd het grootste deel van de zending op 04 oktober 2017 alsnog vrijgegeven, maar bleef op last van de Libische autoriteiten een deel van het materiaal achter in de haven.
Ondanks dat de vergunningen en papierwerk in orde waren, kreeg Nederland deze goederen niet mee.
Nadat er alsnog groen licht was gegeven door de Libische autoriteiten op 19 oktober 2017 voor een volledige vrijgave van het achtergebleven materiaal vond er in de daaropvolgende dagen een machtsovername plaats waarbij de controlerende militie van de haven door een andere militie verjaagd werd uit het havengebied.
Deze machtsovername kon niet worden voorzien.
Op 22 oktober 2017 werd bekend dat het achtergebleven materiaal niet meer aanwezig was in het havengebied.
BZ heeft de Libische autoriteiten, het VN Panel of Experts on Libyaen het VN Exemption Committee Arms Embargo Libyageïnformeerd over de vermissing.
In de daaropvolgende maanden is door de Libische veiligheidsdiensten een groot deel van het materiaal teruggevonden en door de Libische autoriteiten overhandigd aan ZMA Tripoli. Het VN Panel of Experts on Libya en het VN Exemption Committee Arms Embargo Libya zijn ook opnieuw geïnformeerd.
Klopt het dat de Kamer hier niet over is geïnformeerd? Zo ja, vindt u dat de Kamer niet geïnformeerd hoeft te worden over dergelijke gebeurtenissen?
De Vaste Kamercommissies voor Buitenlandse Zaken en Defensie zijn meermaals vertrouwelijk geïnformeerd, zowel over de vermissing van het materiaal als over het terugkrijgen van een groot deel van het materiaal (Kamerstuk 34 775 V, nr. 40 d.d. 14 december 2017, Kamerstuk 34 775 V, nr. 80 d.d. 25 mei 2018, Kamerstuk 35 000 V, nr. 6 d.d. 5 oktober 2018).
Bent u bereid aan te geven welke wapens, in eenheden en soorten, met de hoeveelheid bijbehorende munitie, vermist zijn geraakt? Zo nee, waarom niet?
Over de aard van de goederen doen we uit veiligheidsoverwegingen geen mededelingen. De Vaste Kamercommissies voor Buitenlandse Zaken en Defensie zijn hierover destijds vertrouwelijk geïnformeerd (Kamerstuk 34 775 V, nr. 40 d.d. 14 december 2017, Kamerstuk 34 775 V, nr. 80 d.d. 25 mei 2018, Kamerstuk 35 000 V, nr. 6 d.d. 5 oktober 2018).
Bent u bereid aan te geven welke communicatieapparatuur vermist is geraakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven welke overige goederen in de container werden vervoerd die voor de ambassade waren bestemd?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven welke militie de goederen in beslag heeft genomen? Bestaat deze militie nog en zijn daar contacten mee?
We hebben niet met zekerheid kunnen vaststellen wie de goederen in beslag heeft genomen. Uit veiligheidsoverwegingen doen we hierover geen verdere mededelingen.
Kunt u aangeven op welke wijze er indirecte invloed is geweest voor de veiligheid, nu u tegenover het Algemeen Dagblad heeft verklaard dat er «geen directe invloed» op de veiligheid is geweest?
Veiligheid van onze ambassades heeft de hoogste prioriteit en de veiligheidssituatie wordt constant gemonitord. De veiligheidssituatie van de Nederlandse diplomatieke aanwezigheid en de aanwezige medewerkers in Tripoli is niet direct of indirect in het geding geweest door vermissing van de goederen.
Deelt u de analyse van het Algemeen Dagblad dat de officiële regering in Libië volledig afhankelijk is van plaatselijk milities? Bent u van mening dat dat ook nog in 2020 geldt?
Zowel de officiële internationaal erkende regering in Tripoli als het Libyan National Army (LNA) leunen sterk op gewapende lokale milities in het gewapend conflict. Beide partijen kunnen daarbij rekenen op buitenlandse steun waardoor het risico op regionale escalatie toeneemt. Als lid van de Internationale Follow Up Conference voor Libië (IFCL) zet Nederland zich in voor de-escalatie en een einde aan buitenlandse militaire inmenging.
Wat is uw opvatting over het nut en de functie van het werk van de Nederlandse ambassade in Libië sinds de heropening in september 2017? Kunt u dat toelichten?
Stabiliteit in Libië is van direct belang voor de Europese en Nederlandse veiligheid. Het werk van de Nederlandse ambassade draagt hieraan bij middels het tegengaan van gewelddadig extremisme, illegale migratie en smokkelactiviteiten. Diplomatieke vertegenwoordiging van Nederland in Libië geeft de mogelijkheid de situatie te monitoren, relaties met de Libische overheid en internationale partners te onderhouden, en een actieve rol te vervullen in het huidige proces richting een politieke oplossing. Een concreet voorbeeld hiervan is de toetreding van Nederland tot het Berlijn proces als covoorzitter van de International Humanitarian Law and Human Rights (IHL/HR) werkgroep.
Het bericht ‘Rusland betaalde Afghaanse strijders om Amerikaanse militairen te doden’ |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Salima Belhaj (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Rusland betaalde Afghaanse strijders om Amerikaanse militairen te doden»?1
Ja.
Heeft u pogingen ondernomen om deze berichten te bevestigen? Zo ja, met welk resultaat? Zo nee, waarom niet?
De Amerikaanse media zeggen zich te baseren op informatie afkomstig vanuit de Amerikaanse inlichtingendiensten. Het kabinet doet, zoals bekend, in het openbaar geen mededelingen over de samenwerking met en tussen buitenlandse inlichtingendiensten. Over casuïstiek die het actuele kennisniveau en de modus operandi van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten raken, doet het kabinet in het openbaar evenmin uitspraken.
Heeft u informatie die deze berichten bevestigt?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat de Amerikaanse veiligheids- en inlichtingendiensten hierover sinds maart dit jaar hebben gesproken?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens dat wanneer een belangrijke bondgenoot als de VS over dergelijke informatie beschikt, die raakt aan de veiligheid van onder meer Nederlandse militairen, deze informatie direct met u gedeeld zou moeten worden?
Het ligt in de rede dat de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van bondgenoten informatie delen indien deze informatie raakt aan de veiligheid van elkaars militairen.
Hebben de Amerikaanse veiligheids- en inlichtingendiensten u op enig moment geïnformeerd over deze berichten? Zo ja, wanneer?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Minister van Binnenlandse Zaken, Minister van Buitenlandse Zaken of de President van de Verenigde Staten ooit enig signaal aan u overgebracht over deze informatie? Zo ja, wanneer?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u naar aanleiding van deze berichten contact opgenomen met de Amerikaanse autoriteiten en veiligheidsdiensten om deze informatie te verifiëren? Zo ja, met welk resultaat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Beschikt u over enige informatie dat Nederlandse militairen die actief zijn in Afghanistan hierdoor een verhoogd risico hebben gelopen?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, is in zijn algemeenheid bekend dat Afghaanse overheidsinstanties, veiligheidstroepen, maar ook coalitietroepen in Afghanistan gewilde doelwitten zijn voor aanvallen van opstandelingen.2 Het kabinet doet in het openbaar echter geen uitspraken over specifieke inlichtingen. Onze militairen in Afghanistan zijn zich bewust van de gevaren in het land en houden daarmee rekening bij hun optreden. De veiligheidssituatie wordt vanzelfsprekend nauwlettend in de gaten gehouden en waar nodig worden passende voorzorgsmaatregelen getroffen. Wanneer dit significante wijzigingen behelst wordt uw Kamer hierover geïnformeerd. Overigens liggen de trainingsactiviteiten van de NAVO-missie grotendeels stil in verband met de wereldwijde pandemie.3 De huidige trainingsactiviteiten beperken zich tot advisering via telefoon en VTC. Verder richten de Nederlandse militairen zich op het weer kunnen voortzetten van de trainingsactiviteiten zodra de situatie dit toelaat.
Heeft u naar aanleiding van deze berichten of eventuele eerdere voor u beschikbare informatie hieromtrent extra maatregelen ter bescherming van de Nederlandse militairen in Afghanistan genomen?
Zie antwoord vraag 9.