De stelselmatige terreur tegen joden in Nederland |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse Joden huren bewaking in»?1
Ja.
In hoeverre deelt u de afgrijzing van het gegeven dat Joodse Nederlanders stelselmatig worden uitgescholden, geïntimideerd en zelfs met de dood bedreigd?
Het kabinet verwerpt antisemitisme en elke andere vorm van discriminatie. Ieder mens moet zich in Nederland veilig en gerespecteerd voelen. Door racisme of antisemitisme gedreven geweld van wie dan ook vormt een bedreiging van onze rechtsstaat die hard wordt aangepakt door het Kabinet.
De stijging van het aantal meldingen van antisemitisme in de afgelopen weken lijken vooral voort te komen uit versterkte tegenstellingen als gevolg van de affiniteit van mensen in Nederland met één van de strijdende partijen in het Midden-Oosten. Het is goed invoelbaar dat mensen in Nederland uiting geven aan zorgen, verdriet en woede over wat elders in de wereld gebeurt. We zijn er echter met elkaar voor verantwoordelijk dat conflicten die zich elders in de wereld afspelen niet leiden tot antisemitische en anderszins discriminatoire uitingen of oplopende spanningen en conflicten tussen bevolkingsgroepen in onze Nederlandse samenleving en dat wij elkaar met wederzijds respect tegemoet blijven treden. Vanuit dat perspectief zal er door het Kabinet ook een interreligieuze bijeenkomst worden georganiseerd in november.
Het Kabinet zal, zoals ook is aangekondigd in de gemeenschappelijke verklaring na het overleg met de Joodse organisaties op 4 augustus jongstleden, in navolging van verschillende gemeenten, het initiatief nemen met alle betrokken partijen om de oplopende spanningen tussen groepen te bespreken en waar nodig te interveniëren. We juichen het initiatief toe van de Raad van Moskeeën en de Unie van Marokkaanse Moskeeën Nederland om in moskeeën op te roepen tot tolerantie en zetten het gesprek graag voort. De Joodse gemeenschap vormt een onlosmakelijk onderdeel van Nederland, net als andere minderheidsgroeperingen. Wij zijn het erover eens dat de gesprekken tussen de vertegenwoordigers uit al deze gemeenschappen van grote waarde zijn.
Op welke manier richt u zich, gezien de omvang, specifiek op het bestrijden van het groeiende islamitische antisemitisme in onze maatschappij? Erkent u deze ontwikkeling überhaupt?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u geconstateerd dat de vele anti-Israëldemonstraties uitmonden in orgies van Jodenhaat? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat deze tendens zich voortzet?
Grondrechten zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en recht van demonstreren, vormen een groot goed in ons land en verdienen zowel een krachtige als zorgvuldige bescherming. Deze grondrechten zijn begrensd als ze uitmonden in geweld, haatzaaien of discriminatie.
Het recht om een bijeenkomst te organiseren is vastgelegd in de Grondwet en in internationale verdragen en vormt een belangrijke pijler van onze rechtsstaat. Op basis van de Wet openbare manifestaties (WOM) kan de burgemeester vooraf voorschriften en beperkingen verbinden aan een demonstratie, en de nodige veiligheidsmaatregelen treffen zodat de betoging ordelijk en vreedzaam verloopt. Deze bevoegdheden mag hij slechts aanwenden ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Het is de burgemeester op grond van de WOM niet toegestaan een demonstratie te verbieden of tegen te gaan omdat de betoging naar zijn inhoud of doelstelling, of vanwege de inhoud van de mee te voeren leuzen, ongewenst wordt geacht. De burgemeester heeft ook geen bevoegdheid tegen een demonstratie op te treden enkel ter voorkoming of beëindiging van strafbare feiten, aangezien het enkele feit dat iemand de strafwet overtreedt geen wanordelijkheid is in de zin van de WOM. De burgemeester, die het gezag heeft over de politie als het de handhaving van de openbare orde betreft, kan ingrijpen als sprake is van zodanige (strafbare) feiten dat (tevens) sprake is van (vrees voor) wanordelijkheden. In andere gevallen kunnen individuele demonstranten die de strafwet overtreden strafrechtelijk worden aangepakt en eventueel worden gearresteerd op grond van het strafrecht, maar dat moet dan de betoging onverlet laten. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft het gezag over de politie als het de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde betreft. Als tijdens een demonstratie bijvoorbeeld belediging van personen, opruiing tot geweld of haatzaaien tegen dan wel discriminatie van bevolkingsgroepen wordt geconstateerd, kan de politie optreden. Het is aan het Openbaar Ministerie om de strafbaarheid van deze handelingen te beoordelen. Deze beoordeling kan plaatsvinden tijdens of na het voordoen van het incident.
Op welke wijze worden niet alleen joodse instellingen maar ook bedreigde personen tegemoet gekomen in de beveiligskosten die zij genoodzaakt zijn te maken?
In eerste instantie zijn personen, en indien van toepassing hun werkgever, zelf verantwoordelijk voor hun beveiliging. Uiteraard worden door de overheid direct aanvullende maatregelen getroffen als de dreiging dusdanige vormen aanneemt dat van personen en de organisaties waartoe zij behoren, redelijkerwijs niet meer kan worden verwacht dat zij hier zelf weerstand tegen bieden. Het spreekt voor zich dat de eventuele (persoonsbeveiligings)maatregelen die de overheid treft, voor rekening van de overheid komen. Recent is extra capaciteit ingezet op de beveiliging van Joodse instellingen. Die bescherming zal blijven worden geboden zolang dat nodig is.
De Gaza-demonstratie van 24 juli 2014 in Den Haag |
|
Kees van der Staaij (SGP), Pieter Omtzigt (CDA), Gert-Jan Segers (CU) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «De Gaza-demo die helemaal niet over Gaza ging»?1
Ja.
Is de bedoelde demonstratie aangemeld conform de geldende wet- en regelgeving terzake? Is daarbij waarheidsgetrouwe informatie verstrekt door de organisatoren over het te verwachten verloop van de demonstratie?
Volgens de burgemeester van Den Haag was de demonstratie op de gebruikelijke wijze aangemeld, zoals verplicht gesteld in artikel 2:3 de Algemene Politieverordening voor Den Haag 2009. Hierbij is aangegeven dat er 50 demonstranten werden verwacht. Dit getal komt overeen met het aantal personen dat de politie gedurende de demonstratie heeft waargenomen.
Zie voorts het antwoord op de schriftelijke vraag 2 van de leden De Graaf, Helder en Wilders over de antisemitische demonstratie door moslims in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014) en op de schriftelijke vragen 2 en 3 van de leden Marcouch en Yücel over de demonstratie van ISIS-aanhangers (ingezonden 28 juli 2014.2
Is toestemming verleend voor de demonstratie? Welke lering is daarbij getrokken uit het verloop van recente eerdere demonstraties die verband houden met de situatie in het Midden-Oosten?
Zie antwoord vraag 2.
Hebt u zich vergewist van het verloop van de demonstratie? Hebben de politie en het openbaar ministerie (OM) hetzelfde gedaan? Is er op toegezien dat geen overtredingen van het strafrecht of regels ter zake van de openbare orde hebben voorgedaan? Stelt het OM nader onderzoek in naar mogelijke overtredingen, zoals de belaging en bedreiging van een of meer journalisten en het oproepen tot Jodenhaat?
Zie het antwoord op de schriftelijke vragen 2 en 3 van de leden Marcouch en Yücel over de demonstratie van ISIS-aanhangers (ingezonden 28 juli 2014)3, het antwoord op de schriftelijke vragen 2 en 3 van de leden De Graaf, Helder en Wilders over de antisemitische demonstratie door moslims in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014)4.
Hoeveel agenten waren aanwezig bij de demonstratie? Waren er voldoende politiemensen aanwezig om de veiligheid van omstanders en journalisten te garanderen en om te beoordelen of spreekkoren binnen de grenzen van de wet bleven? Wie nam het besluit om niet op te treden bij de antisemitische uitingen?
Zie het antwoord op de schriftelijke vraag 5 van het lid Dijkhoff (VVD) over de berichten «GeenStijl bedreigd op ISIS-demo, politie doet niks» en «Van Aartsen, het Kalifaat heerst in uw Schilderswijk» (ingezonden 25 juli 2014)5 en het antwoord op de schriftelijke vraag 2 van de leden De Graaf, Helder en Wilders over de antisemitische demonstratie door moslims in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014).6
Kunt u beschrijven of en hoe journalisten bedreigd zijn? Welke strafrechtelijke actie wordt daarop ondernomen?
Zie het antwoord op de schriftelijke vraag 3 van de leden De Graaf, Helder en Wilders over de antisemitische demonstratie door moslims in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014)7
Deelt u de mening van de burgemeester dat er met antisemitische spreekkoren en het vertonen van jihad-vlaggen geen grenzen zijn overschreden of deelt u de mening dat die grenzen wel zijn overschreden?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de schriftelijke vraag 6 van de leden Van Klaveren en Bontes over de antisemitische demonstratie in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014)8.
Welke beloften heeft de burgemeester van Den Haag gedaan in een gesprek met vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap met betrekking tot ingrijpen bij uitingen van antisemitisme? Heeft hij die belofte gehouden bij de demonstratie van 24 juli 2014?
Hetgeen tussen deze partijen is besproken is een zaak van deze partijen waarover de burgemeester verantwoording aflegt aan de gemeenteraad.
Vindt u het wenselijk en is het toegestaan om met de vlag te zwaaien van ISIS, een volgens de Verenigde Naties terroristische organisatie?
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij bericht dat het medio augustus het landelijke standpunt ten aanzien van de strafbaarheid van symbolen, vlaggen en andere uitingsvormen nader heeft bepaald. Daarbij is rekening gehouden met de meest recente ontwikkelingen nadat lokaal reeds eerder beleid was afgestemd. Het standpunt houdt in dat nu IS (voorheen ISIS/ISIL) en Hamas (door de EU en de VN) verboden, terroristische organisaties zijn die tot doel hebben geweld te plegen tegen bepaalde bevolkingsgroepen, het in het openbaar tonen van deze vlaggen van deze organisaties naar het oordeel van het Openbaar Ministerie strafbaarheid oplevert, op grond van artikel 137d en 137c Wetboek van Strafrecht. Tegen het dragen van deze vlaggen zal dan ook worden opgetreden.
De doorstart van het kinderdagverblijf Estro |
|
Enneüs Heerma (CDA), Peter Oskam (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Klopt het bericht dat het investeringsbedrijf HIG, één van de eigenaren van het failliete kinderdagverblijf Estro, de doorstart van het bedrijf, in overleg met de directie, zelf heeft voorbereid en in feite met zichzelf een miljoendeal heeft afgesloten?1
Op 22 juli jl. heeft mr. W.J.P. Jongepier, de curator in het faillissement van de Estro Groep B.V., Estro Kinderopvang B.V. en Estro Services B.V. (hierna kort gezegd: créchebedrijf Estro) een faillissementsverslag uitgebracht.2 Daarin doet hij verslag van zijn bevindingen en van zijn handelen in zijn rol als «stille bewindvoerder» in de weken voorafgaand aan het faillissement. Uit het verslag blijkt dat het bestuur van crèchebedrijf Estro eind vorig jaar concludeerde dat de onderneming in ernstige financiële problemen dreigde te raken. Om de financiële problemen op te kunnen lossen werd aanvankelijk aan de hand van verschillende scenario’s gezocht naar additionele financiering. Toen geen enkele partij bereid bleek te zijn deze additionele financiering te verstrekken en een faillissement niet langer te vermijden was, heeft het bestuur van het crèchebedrijf zich ingezet voor een verkoop en daarop volgende doorstart van een belangrijk deel van het crèchebedrijf uit faillissement. In dit kader verzocht het bestuur de rechtbank om de aanwijzing van een «stille bewindvoerder», waarna de rechtbank besloot mr. Jongepier aan te wijzen. Deze kreeg tot opdracht het faillissement voor te bereiden en kennis te nemen van de onderhandelingen die werden gevoerd ten behoeve van een mogelijke doorstart.
Zoals mr. Jongepier in zijn verslag beschrijft was investeringsbedrijf HIG in het verkoopproces lange tijd als enige overnamekandidaat in beeld. Gelet op het feit dat HIG daarnaast ook de belangrijkste financier en voornaamste eigenaar (dat wil zeggen; de belangrijkste aandeelhouder) was van crèchebedrijf Estro, concludeert mr. Jongepier in zijn verslag dat HIG in zekere zin met zichzelf onderhandelde. Omdat een verkoopproces en in het bijzonder het realiseren van het meest gunstige verkoopresultaat er over het algemeen bij gebaat is wanneer er meerdere met elkaar concurrerende potentiële overnamekandidaten zijn, werden er op aandringen van mr. Jongepier nog twee andere potentiële overnamekandidaten benaderd. Deze haakten echter af nog voordat een bieding werd gedaan. Vervolgens werd ook nog een ander investeringsbedrijf en oud-financier van Estro (KKR & Co. L.P.) benaderd. Deze deed een bieding die volgens mr. Jongepier als verdedigbaar kon worden beschouwd. Investeringsbedrijf HIG overtrof deze bieding, zodat mr. Jongepier in zijn rol als curator in het faillissement op de dag van de faillietverklaring van crèchebedrijf Estro met deze partij een overeenkomst kon sluiten – waarbij een belangrijk deel van de onderneming werd verkocht en een doorstart kon worden gerealiseerd – die naar zijn overtuiging:
«(i) Een goede koopsom bevat voor het overgenomen deel van de activa en goodwill van Estro groep;
(ii) Voor alle crediteuren verre te verkiezen is boven een «gewoon» faillissement;
(iii)De minst slechte oplossing biedt aan ouders, werknemers en alle andere bij Estro groep betrokken partijen.»
Hoe beoordeelt u de wijze waarop de betreffende doorstart heeft plaatsgevonden?
Voorop gesteld moet worden dat het als Ministers van Veiligheid en Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet aan ons is om deze specifieke praktijksituatie te beoordelen. Deze taak is voorbehouden aan de rechter mocht hij hierom worden gevraagd. In algemene zin kunnen wij wel het volgende zeggen over het proces dat heeft geleid tot de doorstart.
In de aanloop van het faillissement van crèchebedrijf Estro is gebruik gemaakt van een rechtens aanvaarde praktijk die inmiddels door acht van de elf rechtbanken wordt toegepast. Deze praktijk wordt in navolging van een Engelse regeling waarmee deze enige gelijkenissen vertoont ook wel aangeduid met de term «pre-pack». Zij houdt – kort gezegd – in dat de rechtbank, op verzoek van een onderneming die in ernstige financiële problemen verkeert, al voor een mogelijke faillietverklaring in stilte aanwijst wie als curator en rechter-commissaris zullen worden aangesteld mocht het daadwerkelijk tot een faillissement komen. Bedoeling daarbij is de onderneming de gelegenheid te geven het aanstaande faillissement in relatieve rust, onder het toeziend oog van de toekomstig curator (in de praktijk ook wel «stille bewindvoerder» genoemd), voor te bereiden zodat de schade bij crediteuren, werknemers en andere betrokkenen zoveel mogelijk beperkt kan worden en de kansen op een verkoop en daarop volgende doorstart van rendabele bedrijfsonderdelen tegen een maximale opbrengst worden vergroot. Inmiddels is een wetsvoorstel in voorbereiding waarin ten behoeve van de rechtszekerheid de «pre-pack» een uitdrukkelijke grondslag in de wet wordt geboden. Dit wetsvoorstel (voor de zgn. Wet continuïteit ondernemingen I) is onlangs voor advies naar de afdeling Advisering van de Raad van State gezonden.
Het verslag van mr. Jongepier geeft een goed beeld van het proces dat heeft plaatsgevonden in de fase voorafgaand aan de faillietverklaring en heeft geleid tot de doorstart. Ook blijkt hieruit goed welke afwegingen er door mr. Jongepier zijn gemaakt toen hij besloot als «stille bewindvoerder» betrokken te blijven bij het onderhandelingsproces en toen hij later in zijn rol van curator in het faillissement van crèchebedrijf Estro besloot het overnamebod van investeringsbedrijf HIG te accepteren. Zo beschrijft mr. Jongepier in het verslag dat hij aanvankelijk enige bedenkingen had bij het verkoopproces zoals dat door het bestuur van het crèchebedrijf in gang was gezet, maar dat na enige bijsturing toch een verkoop van een belangrijk deel van de onderneming tegen aanvaardbare voorwaarden gerealiseerd kon worden. De doorstart van crèchebedrijf Estro heeft ertoe geleid dat een groot aantal kinderopvang locaties en veel werkgelegenheid behouden kon blijven en dat de schuldenlast aanzienlijk kon worden beperkt. Zou het faillissement niet zijn voorbereid en zou er geen doorstart plaats hebben kunnen vinden, dan zou volgens de curator de werkgelegenheid van alle personeelsleden en de belangen van de ouders en de kinderen die gebruik maakten van de diensten van crèchebedrijf Estro onmiddellijk in het geding zijn geweest.
Geeft de gang van zaken rondom de doorstart van Estro aanleiding om de directie, alsmede het investeringsbedrijf HIG, aansprakelijk te stellen?
De beantwoording van deze vraag is aan de curator in het faillissement van crèchebedrijf Estro. Het is aan hem om te beoordelen of er aanwijzingen zijn dat de bestuurders zich in de aanloop naar het faillissement schuldig hebben gemaakt aan wanbeleid. Indien hiervan sprake is dan zou dit kunnen leiden tot aansprakelijkheid van de bestuurders voor de schade die als gevolg daarvan is ontstaan (vlg. artikelen 2:138 of 248 BW). In de toekomst – na inwerkingtreding van de aangekondigde nieuwe regeling betreffende het civielrechtelijk bestuursverbod – zou dit gedrag ook kunnen uitmonden in de oplegging van een civielrechtelijk bestuursverbod aan de bestuurders of feitelijk leidinggevenden van de onderneming.3
Is HIG de afgelopen twee jaar in meer Nederlandse faillissementszaken betrokken geweest? Indien dit het geval is, kunt u aangeven in welke?
Nee, dit is ons niet bekend.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de aangekondigde wetsvoorstellen die onderdeel uitmaken van het Wetgevingsprogramma Herijking Faillissementsrecht, waarin onder meer de stille bewindvoering een plaats krijgt?
Over de voortgang van alle wetsvoorstellen die in het kader van het programma herijking van het faillissementsrecht worden voorbereid – waaronder het wetsvoorstel inzake de Wet continuïteit ondernemingen I – bent u onlangs geïnformeerd in de voortgangsbrief van 15 juli jl.4
Welke nadelen kleven aan het voeren van een stille bewindvoering voor de positie van respectievelijk concurrerende bedrijven en schuldeisers?
Crediteuren hebben doorgaans juist baat bij de hiervoor beschreven «pre-pack»-praktijk. Het doel van de aanwijzing van de toekomstig curator is immers om de schade bij crediteuren en werknemers als gevolg van een eventueel faillissement zoveel mogelijk te beperken en om de kansen op een verkoop – tegen een zo een hoog mogelijke prijs – en een daarop volgende doorstart van rendabele bedrijfsonderdelen te vergroten. Het resultaat dat wordt beoogd is een hogere boedelopbrengst ten behoeve van de gezamenlijke crediteuren in het faillissement en behoud van zoveel mogelijk werkgelegenheid. In zijn verslag geeft mr. Jongepier ook aan wat de meeropbrengst voor de boedel is geweest bij het Estro faillissement. Wordt een hogere boedelopbrengst gerealiseerd dan hebben de individuele crediteuren een grotere kans dat in ieder geval een deel van hun vordering in faillissement zal kunnen worden voldaan.
Een bezwaar dat wel naar voren is gebracht tegen doorstarts na faillissement is dat het concurrentievervalsend zou werken. Dit omdat de koper/»doorstarter» de afgeslankte onderneming relatief «goedkoop» in handen zou krijgen en bij de voortzetting van de onderneming vervolgens zou kunnen genieten van een kostenvoordeel. Bij een via de «pre-pack»-praktijk onder het toeziend oog van de beoogd curator en de beoogd rechter-commissaris voorbereide verkoop en daarop opvolgende doorstart is het risico hierop echter kleiner dan bij een «klassieke doorstart» uit faillissement. Dit komt omdat bij de verkoop van de bedrijfsonderdelen bij de koper een aanzienlijk betere prijs kan worden bedongen. De koper/«doorstarter» zal dus meer moeten investeren, wil hij de bedrijfsonderdelen overnemen. Wanneer de aankoopprijs hoger is, hebben de concurrerende ondernemingen minder «last» van de doorstart.
De eerder genoemde Wet continuïteit ondernemingen I zal de positie van crediteuren, werknemers en andere betrokkenen in «pre-pack»-trajecten nog verbeteren. In die wet zullen de rol en de taken en bevoegdheden van de toekomstig curator en rechter-commissaris in de stille fase voorafgaand aan het faillissement worden vastgelegd. Ten aanzien van de toekomstig curator zal worden bepaald dat hij in de «stille voorbereidingsfase» voorafgaand aan de faillietverklaring – net als in faillissement – tot taak heeft de belangen van de crediteuren (waaronder ook de werknemers) te behartigen. Ook zal in de wet worden bepaald hoe de toekomstig curator over de vervulling van die taak verantwoording aflegt aan de toekomstig rechter-commissaris, die toezicht op hem houdt, en na afloop van het voorbereidingstraject ook aan derden door middel van het uitbrengen van een eindverslag. Hierin zal hij in ieder geval moeten ingaan op:
De informatieverstrekking naar betrokkenen vindt weliswaar achteraf plaats, maar daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat het hierboven beschreven resultaat alleen bereikt kan worden wanneer het treffen van de daarvoor benodigde voorbereidingen in stilte kan plaatsvinden. Zodra bekend wordt dat een onderneming zich in financiële moeilijkheden bevindt en een faillissement aanstaande is, zal de onderneming zeer waarschijnlijk te maken krijgen met een onbeheersbare situatie die bij een «klassiek» onvoorbereid faillissement vrijwel altijd optreedt; financiers gaan over tot het uitwinnen van zekerheden, leveranciers weigeren nog langer te leveren, werknemers gaan op zoek naar een andere baan en klanten verliezen het vertrouwen. Dit kan ertoe leiden dat de onderneming vrijwel tot stilstand komt en dat de nog rendabele bedrijfsonderdelen in korte tijd veel van hun waarde en potentiële rendement verliezen. Deze situatie zou een verkoop van bedrijfsonderdelen tegen een zo hoog mogelijke verkoopprijs, en een daarop volgende doorstart met behoud van zoveel mogelijk werkgelegenheid, illusoir maken en daarmee leiden tot een uitkomst met vooral verliezers. In het geval van kinderopvang speelt daarnaast ook het maatschappelijk belang van de dienstverlening aan ouders en kinderen. Dit laatste is een zeer relevant element geweest in de afwegingen die mr. Jongepier heeft gemaakt toen hij (ondanks zijn aanvankelijke bedenkingen) besloot als «stille bewindvoerder» betrokken te blijven bij het onderhandelingsproces en toen hij later in zijn rol van curator in het faillissement van crèchebedrijf Estro besloot het overnamebod van investeringsbedrijf HIG te accepteren. Het via de «pre-pack» praktijk tot stand gekomen overnamebod van investeringsbedrijf HIG was naar het oordeel van mr. Jongepier een begaanbare en verdedigbare oplossing met een voor alle betrokken partijen minst negatieve uitkomst.
De anti-Israëldemonstratie in Den Haag op 24 juli 2014 |
|
Renske Leijten |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat op 24 juli 2014 in Den Haag bij een demonstratie tegen Israël door gemaskerde mannen anti-Joodse leuzen werden geroepen?1 Vindt u dit ook verwerpelijk?
Zie het antwoord op de schriftelijke vraag 2 van de leden Van Klaveren en Bontes over de antisemitische demonstratie in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014).2
Bent u het met burgemeester van Den Haag eens dat bij deze demonstratie geen strafbare grenzen zijn overschreden? Zo ja, hoe is dit zo snel vastgesteld? Zo nee, hoe oordeelt u dan over dit standpunt van de burgemeester?
Zie het antwoord op de schriftelijke vraag 6 van de leden Van Klaveren en Bontes over de antisemitische demonstratie in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014).3
Wat was het vooraf ingeschatte risicoprofiel van deze demonstratie? Is overwogen hierbij meer politie in te zetten? Zo ja, waarom is daar vanaf gezien? Zo nee, waarom is dit niet overwogen?
Zie het antwoord op de schriftelijke vraag 2 en 3 van de leden Marcouch en Yücel over de demonstratie van ISIS-aanhangers (ingezonden 28 juli 2014)4 en het antwoord op de schriftelijke vraag 5 van het lid Dijkhoff over de berichten «GeenStijl bedreigd op ISIS-demo, politie doet niks» en «Van Aartsen, het Kalifaat heerst in uw Schilderswijk» (ingezonden 25 juli 2014).5
Zijn er vooraf door de burgemeester en het openbaar ministerie afspraken gemaakt met de politie over hoe om te gaan met de pers bij deze demonstratie? Zo ja, hoe luidden die? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op de schriftelijke vraag 3 van de leden De Graaf, Helder en Wilders over de antisemitische demonstratie door moslims in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014).6 Volgens de burgemeester was er op voorhand geen aanleiding om aparte afspraken te maken over de wijze waarop de media bij deze demonstratie hun werk zouden moeten kunnen doen.
Was voorzien dat deze demonstratie bedreigend zou kunnen zijn voor journalisten?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Noch het Openbaar Ministerie noch de burgemeester van Den Haag hebben mij gemeld vooraf signalen te hebben gehad over een dreiging jegens journalisten. Zie voorts het antwoord op de schriftelijke vraag 3 van de leden De Graaf, Helder en Wilders over de antisemitische demonstratie door moslims in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014).8
Erkent u dat bij demonstraties de vrije nieuwsgaring veilig moet kunnen gebeuren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt hiervoor zorggedragen?
Zie het antwoord op de schriftelijke vraag 3 van het lid Dijkhoff over de berichten «GeenStijl bedreigd op ISIS-demo, politie doet niks» en «Van Aartsen, het Kalifaat heerst in uw Schilderswijk» (ingezonden 25 juli 2014).9
De berichten ‘GeenStijl bedreigt op ISIS-demo, politie doet niks’ en ‘Van Aartsen, het Kalifaat heerst in uw Schilderswijk’ |
|
Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «GeenStijl bedreigd op ISIS-demo, politie doet niks» en «Van Aartsen, het Kalifaat heerst in uw Schilderswijk»?1
Ja.
Klopt het dat een journaliste van GeenStijl door de politie is verzocht te stoppen met haar werk, zoals het maken van foto’s van de demonstratie, omdat dit onrust zou kunnen veroorzaken?
Zie het antwoord op de schriftelijke vraag 3 van de leden De Graaf, Helder en Wilders over de antisemitische demonstratie door moslims in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014).2
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat journalisten ongehinderd verslag kunnen doen in de openbare ruimte en dat dit recht op het ongehinderd verslag kunnen doen eenzelfde bescherming verdient als het recht op demonstratie?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kwalificeert u de uitingen die tijdens de demonstratie te horen waren zoals «Dood aan Israël!» en «Er komt een dag dat ik zeg: vermoord!»? Deelt u de mening dat onderzocht moet worden of hier sprake is van een oproep tot geweld en mogelijk steun van terrorisme en of daarmee de Nederlandse wet wordt overtreden? Waarom heeft het lokale gezag niet ingegrepen om dit te stoppen? Waarom heeft de politie de personen die zich mogelijk schuldig maakten aan strafbare feiten niet opgepakt voor onderzoek om vervolging voor deze feiten mogelijk te maken?
Zie het antwoord op de schriftelijke vraag 2 van de leden De Graaf, Helder en Wilders over de antisemitische demonstratie door moslims in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014).3
Waren de aanwezige politieagenten voldoende geëquipeerd om een demonstratie van deze aard in goede banen te leiden? Zo nee, bent u bereid met het lokale gezag in overleg te treden om dit in toekomstige gevallen wel het geval te laten zijn?
Volgens de burgemeester van Den Haag was tijdens de demonstratie een politiefunctionaris aanwezig die de Arabische taal beheerst, er waren politieagenten met bodycams, er was een videowagen aanwezig om alles vast te leggen en er was een directe lijn met een Officier van Justitie. De politie zette zeven mensen in voor de begeleiding van de demonstratie. Gelet op het aantal demonstranten (50) achtte de burgemeester dit voldoende.
Acht u het noodzakelijk opnieuw te bekijken of de beveiliging van Joodse instellingen voldoende is om de veiligheid van de gemeenschap te garanderen? Zo nee, waarom niet?
Momenteel worden aanvullende maatregelen getroffen en is er intensief contact met de joodse gemeenschap. De situatie wordt altijd nauwlettend gemonitord. De joodse gemeenschap mag er, net als alle burgers en organisaties in Nederland, op rekenen dat de overheid adequate aanvullende beveiligingsmaatregelen neemt wanneer de dreiging, het risico of gebeurtenissen daartoe aanleiding geven.
Deelt u de mening dat het van belang is dat op alle plaatsen in Nederland het lokale gezag één lijn trekt als het gaat om het garanderen van en toezicht houden op demonstraties? Deelt u de mening dat in het geval van oproepen tot geweld tijdens deze demonstraties een «zero tolerance»-beleid zou moeten worden gevoerd?
Het is een verantwoordelijkheid van de lokale driehoek, burgemeester, OM en politie, om te bepalen welke beleidsuitgangspunten en tolerantiegrenzen worden gehanteerd ten aanzien van een demonstratie. Aangezien lokale omstandigheden en de aard van demonstraties kunnen verschillen, kunnen ook de daarop toegesneden (voorzorgs-)maatregelen van de lokale autoriteiten uiteenlopen.
Indien strafrechtelijke grenzen worden overschreden, bepaalt het OM of hiertegen strafrechtelijk wordt opgetreden.
De antisemitische demonstratie in Den Haag |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Anti-Joods protest in Den Haag»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het meer dan verwerpelijk is dat er een antisemitisch protest plaatsvindt?
Het kabinet verwerpt antisemitisme en elke vorm van discriminatie. Het is goed invoelbaar dat mensen in Nederland uiting geven aan zorgen, verdriet en woede over wat elders in de wereld gebeurt. We zijn er echter met elkaar voor verantwoordelijk dat conflicten die zich elders in de wereld afspelen niet leiden tot oplopende spanningen en conflicten tussen bevolkingsgroepen in onze Nederlandse samenleving. Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van demonstratie zijn een groot goed, maar zij mogen nooit leiden tot haat zaaien, discriminatie en geweld.
Ziet u inmiddels het verband tussen het hedendaagse antisemitisme en de groeiende invloed van de islam? Zo neen, waarom niet?
De stijging van het aantal meldingen van antisemitisme in de afgelopen weken lijkt vooral voort te komen uit versterkte tegenstellingen als gevolg van affiniteit van mensen in Nederland met een van de strijdende partijen in het Midden-Oosten. Affiniteit met één van de partijen of opvattingen over het Midden-Oosten mogen evenwel nooit en te nimmer leiden tot antisemitische uitingen of gedrag of vijandelijkheden tussen mensen in Nederland.
Kunt u aangeven waarom er niemand is opgepakt tijdens de antisemitische demonstratie terwijl er verschillende keren een Hitlergroet is gebracht, meerdere journalisten zijn bedreigd, er opgeroepen is tot het vermoorden van Joden en er mensen rondliepen met bivakmutsen?
Ik verwijs naar het antwoord op de schriftelijke vragen 2 en 3 van de leden De Graaf, Helder en Wilders over de antisemitische demonstratie door moslims in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014).2
Kunt u aangeven wat de meerwaarde is van de aanwezigheid van een politiemacht als deze blijkbaar de instructie krijgt om niet in te grijpen als de wet wordt overtreden?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de analyse dat de burgemeester van Den Haag het contact met de werkelijkheid kwijt is door te stellen dat er, gezien de zaken genoemd in vraag 4, geen grenzen zijn overschreden tijdens de demonstratie? Zo neen, in hoeverre vindt u zijn mening dan niet absurd en deelt u hem?
De burgemeester van Den Haag legt conform het stelsel in de Gemeentewet verantwoording af over zijn handelen aan de gemeenteraad te Den Haag. De beoordeling van de handelwijze van de burgemeester is dan ook primair voorbehouden aan de gemeenteraad.
Vanuit de gemeente is op donderdagavond 24 juli 2014 in antwoord op vragen van de pers gezegd dat tijdens de demonstratie van die dag door de politie geen strafbare feiten zijn geconstateerd en derhalve op dat moment niet kon worden gesteld dat strafbare grenzen waren overschreden. Ook is gezegd dat in sommige media ten onrechte de suggestie is gewekt dat de burgemeester meende dat er geen grenzen waren overschreden. Nimmer heeft hij, of is op zijn gezag, gezegd dat tijdens de demonstratie van 24 juli geen morele grenzen zijn overschreden, aldus de gemeente.
Zie voorts het antwoord op de schriftelijke vraag 2 van de leden De Graaf, Helder en Wilders over de antisemitische demonstratie door moslims in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014).3
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om te zorgen dat de personen die zich schuldig hebben gemaakt aan de zaken genoemd in vraag 4 alsnog worden opgepakt en vervolgd? Hoe verklaart u de groeiende islamitische Jodenhaat in onze samenleving?
Zie het antwoord hiervoor op vraag 3, en het antwoord op de schriftelijke vraag 2 van de leden De Graaf, Helder en Wilders over de antisemitische demonstratie door moslims in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014).4
De antisemitische demonstratie door moslims in Den Haag |
|
Geert Wilders (PVV), Lilian Helder (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de antisemitische demonstratie door moslims op 24 juli 2014 in de Haagse Schilderswijk?
Wij zijn bekend met de demonstratie die op 24 juli jongstleden heeft plaatsgevonden.
Waarom is er niet opgetreden tegen de strafbare feiten die bij deze demonstratie door velen zijn geconstateerd, zoals het oproepen tot geweld en het brengen van de Hitlergroet?
Grondrechten zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en recht van demonstreren, vormen een groot goed in ons land en verdienen zowel een krachtige als zorgvuldige bescherming. Deze grondrechten zijn begrensd als ze uitmonden in geweld, haatzaaien of discriminatie. Ieder mens moet zich in Nederland veilig en gerespecteerd voelen. Extremisme van wie dan ook vormt een bedreiging van onze rechtsstaat die hard wordt aangepakt door het Kabinet.
De burgemeester van Den Haag heeft conform het stelsel in de Gemeentewet verantwoording afgelegd over zijn handelen aan de gemeenteraad te Den Haag. Uit deze verantwoording1 blijkt dat de politie zich tijdens de demonstratie van 24 juli 2014 in Den Haag steeds in de directe nabijheid van de demonstratie bevond en dat diverse film- en audio-opnames zijn gemaakt. De politie heeft op dat moment geen strafbare feiten geconstateerd. Daarbij moet worden vermeld dat het gescandeerde moeilijk te verstaan was, mede door een technisch falen van de geluidsversterking van de organisatie van de demonstratie. Het door de demonstranten gescandeerde leidde niet tot onrust in de omgeving.
Het Openbaar Ministerie (OM), dat het gezag heeft over de politie als het de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde betreft, heeft mij gemeld dat het na afloop van de demonstratie samen met de politie en twee tolken de beelden heeft bekeken. Beide tolken hebben onafhankelijk van elkaar gescandeerde teksten vertaald die door het OM als strafbaar worden bestempeld. Op basis van de beelden zijn twee personen aangehouden die volgens het OM aan deze strafbare uitlatingen gekoppeld kunnen worden. De verdenking bestaat uit het in vereniging aanzetten tot geweld tegen een bevolkingsgroep wegens geloof en ras. Ze worden daarnaast verdacht van groepsbelediging gepleegd in vereniging. Beide personen ontvangen binnenkort een dagvaarding. Uit onderzoek is niet gebleken dat tijdens de demonstratie een Hitlergroet is gebracht.
Het recht om een bijeenkomst te organiseren is vastgelegd in de Grondwet en in internationale verdragen. Op basis van de Wet openbare manifestaties (WOM) kan de burgemeester vooraf voorschriften en beperkingen verbinden aan een demonstratie, en de nodige veiligheidsmaatregelen treffen zodat de betoging ordelijk en vreedzaam verloopt. Deze bevoegdheden mag hij slechts aanwenden ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Het is de burgemeester op grond van de WOM niet toegestaan een demonstratie te verbieden of tegen te gaan omdat de betoging naar zijn inhoud of doelstelling, of vanwege de inhoud van de mee te voeren leuzen, ongewenst wordt geacht. De burgemeester heeft ook geen bevoegdheid tegen een demonstratie op te treden enkel ter voorkoming of beëindiging van strafbare feiten, aangezien het enkele feit dat iemand de strafwet overtreedt geen wanordelijkheid is in de zin van de WOM. De burgemeester, die het gezag heeft over de politie als het de handhaving van de openbare orde betreft, kan ingrijpen als sprake is van zodanige (strafbare) feiten dat (tevens) sprake is van (vrees voor) wanordelijkheden. In andere gevallen kunnen individuele demonstranten die de strafwet overtreden strafrechtelijk worden aangepakt en eventueel worden gearresteerd op grond van het strafrecht, maar dat moet dan de betoging onverlet laten. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft het gezag over de politie als het de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde betreft. Als tijdens een demonstratie bijvoorbeeld belediging van personen, opruiing tot geweld of haatzaaien tegen dan wel discriminatie van bevolkingsgroepen wordt geconstateerd, kan de politie optreden. Het is aan het Openbaar Ministerie om de strafbaarheid van deze handelingen te beoordelen. Deze beoordeling kan plaatsvinden tijdens of na het voordoen van het incident.
Waarom heeft de politie een journalist het werken onmogelijk gemaakt in plaats van haar bedreigers op te pakken?
Vrije nieuwsgaring en het recht op demonstratie worden in het Nederlandse rechtssysteem beschermd ten behoeve van een goed functionerende democratische rechtsstaat. Het is dan ook van groot belang dat journalisten in de openbare ruimte in beginsel vrijelijk verslag kunnen doen van gebeurtenissen met nieuwswaarde, zoals een demonstratie. Dat wil niet zeggen dat de mogelijkheid om journalistiek werk te verrichten onbeperkt is. Ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden kan de politie tijdens een demonstratie zo nodig regulerend optreden en interventies plegen, waarvan journalisten niet op voorhand zijn uitgesloten. Het garanderen van de veiligheid van journalisten kan ook daarop gerichte maatregelen van de politie vergen.
De burgemeester van Den Haag heeft de gemeenteraad meegedeeld2 dat tijdens de demonstratie enige onrust ontstond onder omstanders, omdat een journaliste met een mobiele telefoon foto’s van hen maakte. De politie heeft haar daarom in eerste instantie gevraagd enige voorzichtigheid te betrachten bij het maken van foto’s van omstanders. Later is de journaliste door een politieauto naar het politiebureau gebracht omdat er een dreigende sfeer ontstond en de journaliste aangaf dat zij de demonstratie wilde verlaten. Het optreden van de politie ten aanzien van de journaliste, de demonstranten en de omstanders bij de demonstratie, is erop gericht geweest een escalatie te voorkomen en de veiligheid van de journaliste te garanderen. De journaliste heeft ondertussen aangifte gedaan van bedreiging. Deze aangifte wordt op dit moment nog onderzocht.
Vindt u het niet optreden van de burgemeester van Den Haag passen in het door u aangekondigde plan van aanpak? Zo ja, op grond waarvan?
Zie het antwoord op vraag 2 voor wat betreft het handelen van de burgemeester en de verantwoording die hij daarover heeft afgelegd aan de gemeenteraad.
Het aangekondigde plan van aanpak dat in deze vraag wordt aangehaald betreft overigens een integraal actieplan tegen jihadisme.
Wilt u de beantwoording van de vragen gesteld op 12 juli 2014 meenemen in de beantwoording van bovenstaande vragen en deze met grote spoed aan de Kamer doen toekomen?1
De eerder gestelde schriftelijke vragen die gaan over de demonstratie die op 12 juli in Den Haag heeft plaatsgevonden, worden gelijktijdig met de antwoorden op deze vragen aan uw Kamer gestuurd.
Het bericht ‘Nu al even veel drugsafval gedumpt als in heel 2014’ |
|
Peter Oskam (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Van hoeveel burgemeesters in Brabant en Limburg heeft u inmiddels het verzoek gekregen om extra capaciteit beschikbaar te stellen voor de aanpak van drugscriminaliteit?1
De problematiek ten aanzien van de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland is hardnekkig en zorgwekkend. Openbaar Ministerie (OM) en politie hebben verontrustende signalen over de (ontwikkeling van de) ondermijnende en georganiseerde criminaliteit aldaar. Ook vanuit het openbaar bestuur uit die regio's zijn grote zorgen hierover geuit. Het bevoegd gezag in Zuid-Nederland heeft dan ook besloten om per 1 oktober 2014, binnen de bestaande sterkte, meer politiecapaciteit in te gaan zetten op de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit. Voor een nadere uitwerking van de intensivering verwijs ik graag naar mijn brief van 4 september 2014 specifiek over dit onderwerp.
Deelt u de analyse dat de georganiseerde drugscriminaliteit zich lijkt te verplaatsen naar Zuid-Nederland? Zo ja, waarom volhardt u dan in uw weigering om extra capaciteit voor deze regio’s beschikbaar te stellen?2
Zie antwoord vraag 1.
Welke inzichten heeft u opgedaan en welke boodschappen zijn u meegegeven tijdens uw meest recente bezoek aan Brabant in het kader van de aanpak van drugscriminaliteit?
Op 15 juli jl. heb ik een werkbezoek gebracht aan de gemeente Gilze en Rijen waarbij ook de burgemeesters van Heusden en Tilburg aanwezig waren. Ik heb daar met de burgemeesters gesproken over de aanpak van georganiseerde criminaliteit, waaronder drugscriminaliteit. Zij gaven aan zorgen te hebben over de aanpak hiervan in de kleinere gemeenten in Brabant. Ik heb richting de burgemeesters het belang van de samenwerking in de TaskForce Brabant Zeeland (voorheen: TaskForce B5) onderstreept. Reden voor de uitbreiding van het werkterrein van deze TaskForce sinds begin dit jaar naar heel Brabant en Zeeland is juist gelegen in het feit dat het niet zo mag zijn dat door de gezamenlijke aanpak in de grote steden criminelen uitwijken naar kleinere gemeenten. De kleinere gemeenten hebben dan ook de volle aandacht van de TaskForce BZ. Zoals eerder aangegeven heeft het bevoegd gezag inmiddels besloten tot een intensivering van de aanpak van de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland. Deze intensivering vindt in de regio’s Brabant en Zeeland plaats binnen de gezamenlijke strategie van de TaskForce BZ. Voor een nadere uitwerking van de intensivering verwijs ik graag naar mijn brief van 4 september 2014 specifiek over dit onderwerp.
Kunt u deze vragen gezamenlijk beantwoorden met de eerdere vragen van 14 juli 2014?3
Ik heb er de voorkeur aan gegeven om deze vragen afzonderlijk van elkaar te beantwoorden.
Het bericht dat er geen extra capaciteit ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van de aanpak van zware criminaliteit in Zuid-Nederland |
|
Klaas Dijkhoff (VVD), Ard van der Steur (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat u geen extra capaciteit ter beschikking stelt voor de strijd tegen de zware criminaliteit in Zuid-Nederland?1 2 Is het waar dat onder meer de burgemeesters van een aantal gemeenten daar om hebben gevraagd?
De problematiek ten aanzien van de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland is hardnekkig en zorgwekkend. Openbaar Ministerie (OM) en politie hebben verontrustende signalen over de (ontwikkeling van de) ondermijnende en georganiseerde criminaliteit aldaar. Ook vanuit het openbaar bestuur uit die regio's zijn hierover grote zorgen geuit. Het bevoegd gezag in Zuid-Nederland heeft dan ook besloten om per 1 oktober 2014, binnen de bestaande sterkte, meer politiecapaciteit in te gaan zetten op de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit. Voor een nadere uitwerking van de intensivering verwijs ik graag naar mijn brief van 4 september 2014 specifiek over dit onderwerp.
Hoe verklaart u het gevoel bij onder andere de betreffende burgemeesters dat extra capaciteit noodzakelijk zou zijn? Voor welke vormen van criminaliteit achten deze burgemeesters extra capaciteit gewenst?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de bestaande capaciteit van het Openbaar Ministerie en de politie in Zuid-Nederland? Wat is de omvang van de ingestelde taskforce en wat is de omvang van de extra inzet die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden? Wat zijn de resultaten van de extra inzet?
De bestaande capaciteit op het gebied van «Ondermijning» in Zuid-Nederland omvat naast de drie zuidelijke parketten ook de inzet van het landelijk parket en het functioneel parket in die regio. Daarbij geldt steeds dat indien nodig ook OM-capaciteit die voorzien was voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit wordt ingezet elders in het land of op andere criminaliteitsgebieden. Zo geven ondermijningsofficieren tevens leiding aan Teams Grootschalige Opsporing (TGO’s) die (onder meer) onderzoek doen naar liquidaties met geweld die (vaak) met de georganiseerde misdaad samenhangen.
De capaciteit van de arrondissementsparketten Limburg, Oost-Brabant, Zeeland-West-Brabant, het Landelijk Parket en het Functioneel Parket, die is toe te rekenen aan de aanpak van «Ondermijning» in Zuid-Nederland was in 2013 in totaal 57 fte, waarvan 22 fte officieren van justitie.
De totale operationele politiesterkte van de drie zuidelijke eenheden is 9.644 fte.3 De eenheden hebben daarin de volgende operationele sterkte tot hun beschikking: Oost Brabant 3.320 fte, Limburg, 2.860 fte en Zeeland-West Brabant 3.464 fte.
Eind 2010 is door mij, op verzoek van enkele bestuurders uit Brabant, de TaskForce B5 opgericht. In deze TaskForce zaten, naast de burgemeesters van de vijf grote Brabantse steden en de Directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving van mijn departement, de top van OM, politie, Belastingdienst en van de Koninklijke Marechaussee uit die regio. Deze organisaties bepalen de prioriteiten binnen de gezamenlijke aanpak en plegen de inzet die daarvoor nodig is. Dit heeft in de periode 2010–2013 ervoor gezorgd dat er meer criminele organisaties werden aangepakt, meer beslag werd gelegd op crimineel vermogen en dat de bestuurlijke weerbaarheid van gemeenten werd verbeterd. Juist omdat de problematiek in Brabant ernstig is en het niet zo mag zijn dat door de gezamenlijke aanpak in de grote steden criminelen uitwijken naar kleinere gemeenten, wordt deze aanpak de komende jaren krachtig voortgezet en is de aanpak uitgebreid naar heel Brabant en Zeeland. Recent is besloten tot een extra inzet van OM en politie in de integrale aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland. Voor een nadere uitwerking van de intensivering verwijs ik graag naar mijn brief van 4 september 2014 over dit onderwerp.
Onder welke omstandigheden bent u bereid tegemoet te komen aan het verzoek om extra capaciteit?
Zie antwoord vraag 1.
Herkent u zich in de opmerking van korpschef Bouman van de nationale politie dat de georganiseerde misdaad zich van de Randstad naar de grensstreken Brabant en Limburg verplaatst? Deelt u zijn mening dat als gevolg hiervan geweld, bedreiging van burgers en gezagsdragers, afpersing, witwassen, drugshandel, en liquidaties toenemen?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn de observaties van deze korpschef voor u aanleiding uw besluit ten aanzien van extra capaciteit te herzien?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Franse hardrijders vrijuit gaan omdat met het uitwisselen van gegevens over verkeersboetes tussen Frankrijk en Nederland zaken niet goed geregeld zijn?1 Wat is uw reactie op dit bericht?
Kunt u aangeven waarom de afgesproken uitwisseling van gegevens niet gelijktijdig gebeurt, waardoor overtredingen door Nederlanders in Frankrijk begaan wel beboet worden en overtredingen door Fransen in Nederland niet?
Wat is de reden van de ontstane vertraging, op welke termijn is er een duurzame oplossing en kunt u die oplossing schetsen?
Wat is de stand van zaken en de planning ten aanzien van afspraken over gegevensuitwisseling met andere landen, met name ten aanzien van Polen aangezien de meeste overtredingen van buitenlandse automobilisten uit dat land komen?
Kunt u aangeven welk bedrag de Nederlandse staat jaarlijks misloopt door het niet goed uitwisselen van deze gegevens en wat de gevolgen zijn voor de verkeersveiligheid?
Zoals uiteengezet in de voornoemde antwoorden op eerdere schriftelijke vragen over dit onderwerp, worden bestuurders van voertuigen met kentekens uit andere landen dan België, Duitsland en Zwitserland momenteel uitsluitend beboet door deze bestuurders staande te houden. Deze boetes worden in het algemeen ter plekke voldaan. Het valt niet te zeggen hoeveel boetes en boete-inkomsten er met behulp van digitale handhavingsmiddelen aan voertuigen met een Frans kenteken opgelegd zouden kunnen worden en wat het effect daarvan zou zijn op de verkeersveiligheid.
Kunt u uitleggen hoe het kan dat Franse hardrijders nu toch geen boete ontvangen, gelet op het feit dat de EU-lidstaten op grond van de Cross Border Enforcement-richtlijn vóór 7 november 2013 hun kentekenregister (geautomatiseerd) moesten openstellen zodat andere lidstaten de mogelijkheid hebben om de naam- en adresgegevens van buitenlandse kentekenhouders op te vragen die een verkeersovertreding hebben begaan, dat Nederland aan deze verplichtingen heeft voldaan en dat alleen lidstaten die hun kentekenregister eveneens reeds hebben opengesteld het Nederlandse kentekenregister mogen raadplegen?2 Overweegt u vrijgave van Nederlandse gegevens aan Frankrijk in te trekken zolang er geen sprake is van gelijke aanpak?
Het kwijtraken van geld na een pseudokoop van drugs |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Flater politie met undercovergeld»?1
Ja.
Kloppen de feiten in dit bericht? Zo ja, kunt u uitleggen hoe het geld buiten het gezichtsveld van de politie is geraakt? Welke maatregelen worden er genomen om soortgelijke risico’s te minimaliseren?
In het belang van het lopende onderzoek kan ik hierover geen mededelingen doen anders dan dat aan het uit het zicht raken van het zogenaamde toongeld een ongelukkige samenloop van omstandigheden vooraf ging die niet was te voorzien.
Is er naar uw mening nog een kans dat het geld alsnog wordt teruggevonden?
Ja.
Hoe zijn de verantwoordelijkheden bij samenwerking verdeeld, gelet op het feit dat er bij deze transactie is gebruik gemaakt van Portugese pseudokopers en is samengewerkt met de Drug Enforcement Administration? Is er gehandeld in overeenstemming met de Nederlandse wet- en regelgeving?
In het belang van het onderzoek kan ik hierover geen nadere mededelingen doen. Er is gehandeld in overeenstemming met de Nederlandse wet- en regelgeving.
De publicatie ‘Verstand op veilig’ |
|
Henk van Gerven , Nine Kooiman , Eric Smaling |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de publicatie «Verstand op veilig» (2014) van het Rathenau instituut, waarin wordt geconcludeerd dat de kerntaken van onze op nationale veiligheid gerichte kennisinstellingen, zoals het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI), het Rijks- Kwaliteitsinstituut voor Land- en Tuinbouwproducten (RIKILT), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Deltares, de afdeling Defensie van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO Defensie), het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en het Nederlands Vaccin Instituut (NVI) onder druk zijn komen te staan?
Ja. Hierbij zij opgemerkt dat het Rathenau instituut zich alleen heeft gericht op KNMI, RIKILT, NFI en NVI en niet op de andere in uw vraag genoemde instituten.
Deelt u de bezorgdheid van de auteurs dat de kerntaken van deze instellingen, vanwege de intrede van marktwerking in de jaren-90 van de vorige eeuw, in meer of mindere mate in het gedrang zijn gekomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, in tegendeel. Private financiering is van belang voor het in stand houden van voldoende expertise en capaciteit om de (wettelijke) onderzoekstaken uit te voeren. De betrokken departementen en instituten zijn gezamenlijk verantwoordelijk om goede waarborgen te scheppen voor een onafhankelijke en transparante uitvoering van de onderzoekstaken. Zo is er bijvoorbeeld voor de uitvoering van de wettelijke taken van het KNMI, o.a. die op het gebied van de publieke veiligheid, een vaste financiering vanuit de begroting van het departement van I&M beschikbaar. Vooruitlopend op de nieuwe Wet taken Meteorologie en Seismologie, die binnenkort zal worden behandeld in de Tweede Kamer, is een heldere scheiding aangebracht tussen wettelijke taken en andere aanvullende taken waarvoor aparte maatwerkfinanciering noodzakelijk is.
De kerntaken van het NFI zijn vastgelegd in de Regeling Taken NFI. Naast het verrichten van zaaksonderzoek behoort het ontwikkelen van nieuwe onderzoeksmethoden en technieken ter bevordering van kennis op het gebied van forensisch onderzoek en het zijn van (inter)nationaal kennis- en expertisecentrum op het gebied van het forensisch onderzoek tot de kerntaken. Tevens verwijs ik u ten aanzien van de positionering van het NFI naar mijn brief van november 2013 (Kamerstuk 33 750 VI, nr. 28) waarin ik heb aangegeven dat het NFI zich niet mag begeven op de commerciële civiele markt, maar uitsluitend diensten of producten mag aanbieden aan afnemers die worden genoemd in de Regeling Taken NFI.
De publieke veiligheidstaken van RIKILT op het gebied van voedselveiligheid worden als wettelijke taken benoemd in de Subsidieregeling DLO. De kerntaken die daarbij horen en de uitvoering daarvan zijn vastgelegd in een Uitvoeringsovereenkomst met DLO. De onafhankelijkheid is geborgd met een statuut.
Bent u bereid op grond van de in het rapport geschetste analyse met betrokken instellingen en andere relevante partijen om de tafel te gaan zitten om te bezien in hoeverre aan de gesignaleerde zorgen tegemoet kan worden gekomen?
Het kabinet ziet in het rapport geen aanleiding om met de betrokken instellingen en andere relevante partijen om tafel te zitten buiten verbanden waarin dat al gebeurt. Binnen de bestaande verbanden kunnen relevante zorgen uiteraard worden gedeeld.
Acht u het zinvol te bezien in hoeverre de in het rapport genoemde instituten naast verantwoordelijkheid naar het moederministerie ook via onderlinge horizontale dwarsverbanden effectiever zouden kunnen opereren? Bent u bereid dit te onderzoeken?
Er is geen directe aanleiding nieuwe horizontale dwarsverbanden op te zetten, maar dit punt kan worden meegenomen in bestaande overleggen en evaluaties van structuren.
Acht u het zinvol te bekijken in hoeverre Inspecties en andere op toezicht en handhaving toegesneden organisaties, die voor hun kennis leunen op de instituten beschreven in het rapport van het Rathenau instituut (zoals de Inspectie voor de Gezondheidszorg, Inspectie Leefbaarheid en Transport, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit), ook gebaat zouden zijn bij sterkere horizontale dwarsverbanden? Bent u bereid dit te onderzoeken?
De inzet van de overheid is in het algemeen gericht op het versterken van de samenwerking tussen de inspectiediensten en andere op toezicht en handhaving toegesneden organisaties. Zo zijn de rijksinspecties verenigd in de Inspectieraad. Het kabinet ziet, gelet op wat er is en gelet op het risico van bureaucratisering, geen reden te onderzoeken of nog sterkere horizontale dwarsverbanden (tussen de inspectiediensten en andere op toezicht en handhaving toegesneden organisaties danwel de kennisinstellingen onderling) meerwaarde zouden opleveren.
Het besluit van de NZa om het onderzoeksrapport inzake de boeteoplegging aan het Sint Antonius Ziekenhuis niet openbaar te maken |
|
Renske Leijten |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Waarom heeft u de weigering van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om het onderzoeksrapport inzake de boeteoplegging aan het Sint Antonius Ziekenhuis niet openbaar te maken, geaccepteerd?1 2
Het boeterapport bestaat uit het rapport van bevindingen van de toezichthouder en 12 bijlagen (waaronder verhoorverslagen). Het rapport van bevindingen van de toezichthouder is inmiddels als bijlage bij de brief «Aanbieding rapport commissie Borstlap, evaluatie Wmg en andere beoordeling bestuurskosten NZa» bijgevoegd.
Vindt u het acceptabel dat de NZa een beroep doet op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) terwijl informatieverstrekking aan de Kamer niet valt onder de Wob? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat, aangezien het onderzoek is afgerond en het tot een sanctiebesluit is gekomen, daarmee de noodzaak van geheimhouding van het onderzoeksrapport is vervallen? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de NZa in het verleden onderzoeksrapporten wel openbaar maakte? Zo ja, waarom heeft zij deze werkwijze gewijzigd?
Een boeterapport gaat vooraf aan een boetebesluit. Een boeterapport bevat de informatie op basis waarvan de beslissing wordt genomen of het opleggen van een boete mogelijk en wenselijk is. In het boetebesluit wordt een boete daadwerkelijk opgelegd aan de overtreder. Het betreft dus twee verschillende documenten. Boetebesluiten worden door de NZa doorgaans actief openbaar gemaakt, boeterapporten niet. Het boetebesluit inzake deze casus d.d. 11 februari 2014 is reeds openbaar gemaakt en te vinden op de website van de NZa. Het document van 28 januari 2014 is het boeterapport.
Is de weigering conform artikel 10, tweede lid, onder d, van de Wet openbaarheid van bestuur wel houdbaar? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat met de mogelijkheid om het rapport te anonimiseren, het argument om vanwege privacygevoelige informatie het onderzoeksrapport niet openbaar te maken geen standhoudt? Kunt u dit antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de weigering van de NZa te vernietigen en ervoor te zorgen dat het – eventueel geanonimiseerde – rapport alsnog openbaar wordt zodat de Kamer haar controlerende taak goed kan vervullen?3 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven wat het verschil is tussen het genoemde boeterapport d.d. 28 januari 2014, waarnaar verwezen wordt in het boetebesluit4, en het genoemde onderzoeksrapport inzake de boeteoplegging aan het Sint Antonius Ziekenhuis d.d. 11 februari 2014, zoals omschreven in de brief van de NZa van 1 juli 2014? Bestaan er twee verschillende rapporten? Kunt u beide naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het tekort aan politierechercheurs door liquidatiegolf |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Te weinig rechercheurs door liquidatiegolf»?1
Ja
Hoe oordeelt u over de noodkreet uit politiekringen dat er een groot tekort is aan rechercheurs als gevolg van het groeiend aantal liquidaties?
Er is voldoende capaciteit bij de nationale politie beschikbaar. De recherchecapaciteit is gestegen van 8.500 fte in 2002 naar 14.000 fte op dit moment. Ook is er de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in de kwaliteit van de opsporing. De vraag naar politiecapaciteit en politie-expertise is echter divers en groot. Daarom moeten zaken aan de hand van de beschikbare capaciteit en expertise door het bevoegde gezag worden geprioriteerd. Dat gebeurt bijvoorbeeld op basis van criteria als de aard en ernst van de zaak. Aangiftes van zware zaken zoals overvallen met fors geweld en zware mishandelingen worden door de politie altijd opgepakt. Daarnaast is het niet alleen de vraag óf een zaak kan worden opgepakt binnen de huidige capaciteit, maar vooral op welke wijze en vanuit welke expertise binnen de politieorganisatie. Samenwerking met partners blijft hierin ook een cruciale succesfactor. Ter bestrijding van incidentele problemen, waarbij naar het inzicht van de gezagsdragers de eigen politie-eenheid niet kan voorzien in de noodzakelijke inzet, kan capaciteit ingezet worden vanuit andere eenheden. Daarbij wordt uiteraard ook gekeken of dit geen risico’s voor de operatie oplevert bij die eenheid.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat misdrijven als mishandeling niet worden aangepakt door een capaciteitsprobleem bij de politie?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze gaat u de meer dan één miljoen geweldsdelicten die ons land telt fors omlaag brengen?
Ik heb de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in de aanpak van geweldsdelicten. Hierbij is gekozen voor een integrale aanpak waarbij het OM, de politie en de gemeenten nauw samenwerken. Zo wordt ingezet op een kabinetsbrede aanpak van bijvoorbeeld geweld in afhankelijkheidsrelaties. Uw Kamer heeft op 10 juli 2014 een voortgangsrapportage ontvangen waarin wordt ingegaan op de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Ingezet wordt op de versterking van de positie van slachtoffers, een gerichte daderaanpak en het stoppen van intergenerationele overdracht van geweld. Voor de bestrijding van uitgaansgeweld is er een pakket aan maatregelen gericht op de registratie door de politie van alcohol en drugs bij geweldplegers en de inzet van justitiële sancties die op dit middelengebruik ingrijpen.
Geweld is een onderdeel van de landelijke prioriteiten voor de politie 2011–2014. Hierin staat opgenomen dat de pakkans voor geweld flink moet toenemen. Over de periode 2011–2013 is de pakkans gestegen tot 68%. Ook in de veiligheidsagenda 2015 – 2018 blijft de aanpak van geweld aandacht houden en wordt ingezet op een versterking van de aanpak. Ik zal uw Kamer hier dit najaar nader over informeren.
In hoeverre bent u bereid één miljard extra in de politie te investeren, zodat extra rechercheurs tekorten weg kunnen werken en er meer blauw op straat komt om de veiligheid te allen tijde te waarborgen?
Daar ben ik niet toe bereid. De politie beschikt over een adequate capaciteit en middelen. Prioritering daarvan zal altijd aan de orde zijn.
De onbeheersbare georganiseerde criminaliteit in Noord-Brabant en Limburg |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Misdaad piekt in Brabant, Limburg»?1
Ja.
Klopt het dat in Noord-Brabant en Limburg enkele van de grootste wietproducenten en producenten van synthetische drugs ter wereld zich bevinden?
In Noord-Brabant en Limburg bevinden zich grote producenten van wiet en synthetische drugs. Kijkende naar een aantal rapporten dat onder meer de ontwikkelingen in productie van verschillende soorten drugs in de wereld beschrijft2, kan niet gezegd worden dat Nederland de grootste producent ter wereld van beide soorten drugs is.
Klopt het dat er in Noord-Brabant en Limburg met de georganiseerde criminaliteit miljarden worden verdiend? Klopt het dat er alleen al in de regio Tilburg dagelijks liefst 2.500 mensen actief zijn in de wietteelt? Klopt het dat enkele topcriminelen in Noord-Brabant en Limburg de status van miljardair hebben bereikt?
In de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Noord-Brabant en Limburg gaat zeer veel geld om. Het gaat om een illegale markt, hetgeen per definitie met zich meebrengt dat precieze gegevens met betrekking tot de verdiensten niet te geven zijn; hooguit beredeneerde schattingen. Van een dergelijke beredeneerde schatting wordt tevens melding gemaakt in het NOS-bericht «Misdaad piekt in Brabant, Limburg». In dit bericht wordt verwezen naar een onderzoek dat is uitgevoerd door het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) Zeeland-West-Brabant en Oost-Brabant, het Integraal Afpakteam Brabant en Tilburg University.
Klopt het dat een oud-wethouder als adviseur optreedt voor de betrokkenen bij de xtc-productie? Klopt het dat een broer van een huidige wethouder nauwe banden onderhoudt met deze criminelen? Klopt het dat politieagenten worden omgekocht? Klopt het dat burgemeesters door criminelen worden bedreigd? Klopt het dat in steeds grotere mate onderwereldfiguren via stromannen, soms oud-politici, greep proberen te krijgen op de bovenwereld? Kunt u cijfers verstrekken aangaande het aantal omgekochte agenten en corrupte (oud-)politici?
Het Openbaar Ministerie heeft mij bericht dat het geen mededelingen doet over eventuele bedreigingen van openbaar bestuurders. Het bedreigen van openbaar bestuurders is volstrekt onaanvaardbaar en kan altijd rekenen op een stevige aanpak. Het OM kan niet ingaan op concrete gevallen, noch informatie geven over – geruchten ter zake – vermeend strafbaar handelen van (oud)wethouders, familieleden hiervan, politici of politieagenten.
Klopt het dat recent de top van het Openbaar Ministerie en de politie bijeen zijn geweest in het kader van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit in Noord-Brabant en Limburg? Wat zijn de uitkomsten van die ontmoeting? Op welk wijze gaat u de georganiseerde misdaad bestrijden? Deelt u de mening dat het de hoogste tijd is voor een «Nationaal Coordinator Bestrijding Georganiseerde Misdaad»? Zo nee, waarom niet?
Er is een bijeenkomst geweest over de aanpak van georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland. Het OM en de politie hebben verontrustende signalen over de (ontwikkeling van de) ondermijnende en georganiseerde criminaliteit aldaar. Ook vanuit het openbaar bestuur uit die regio's zijn hierover grote zorgen. Het bevoegd gezag in Zuid-Nederland heeft dan ook besloten om per 1 oktober 2014, binnen de bestaande sterkte, meer politiecapaciteit in te gaan zetten op de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit.
Zoals ik in mijn brief van 4 september 2014 aan uw Kamer aangeef, wordt bij deze intensivering aangesloten op de regionale structuur en strategie bij de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit. Dat betekent dat de intensivering in Brabant en Zeeland vorm krijgt via de TaskForce BZ en in Limburg via het RIEC.
De keuze voor een regionale structuur voor de aanpak is een hele bewuste: op die manier kan het beste worden aangesloten bij de regionale en lokale problematiek. De problematiek is immers niet in iedere regio hetzelfde en is het leveren van maatwerk een voorwaarde voor een effectieve aanpak. Sturing op die samenwerking door het (lokale) gezag is daarbij cruciaal. In aanvulling hierop is de landelijke aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit (die regio overstijgend is) belegd bij het Landelijk Parket, het Functioneel Parket en de Landelijk Eenheid van de Nationale Politie. Deze werken ook nauw samen met andere partners zoals gemeenten en de Belastingdienst. Ik kan, gelet op het vorenstaande, niet anders dan concluderen dat bovenop hetgeen al is ingericht en plaatsvindt, de suggestie van een nationaal coördinator misdaadbestrijding geen toegevoegde waarde heeft.
De toenemende georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland |
|
Manon Fokke (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA), Marith Volp (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over de bijna onbeheersbare georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland en de reactie van de politievakbond hierop?1
Ja.
In hoeverre bent u ervan op de hoogte dat meerdere burgemeesters worden bedreigd? Welke acties heeft u ondernomen teneinde deze burgemeesters bij te staan? Weet u wat de aard van de bedreigingen zijn en van wie ze afkomstig zijn?
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij bericht dat het geen mededelingen doet over eventuele bedreigingen van openbaar bestuurders. Het bedreigen van openbaar bestuurders is volstrekt onaanvaardbaar en kan altijd rekenen op een stevige aanpak. Indien sprake is van bedreiging van openbaar bestuurders wordt opgetreden conform de Aanwijzing beveiliging van personen, objecten en diensten van het College van Procureurs-generaal. Dat betekent dat er een dreigingsinschatting wordt gemaakt en dat eventueel beveiligingsmaatregelen worden getroffen, onder verantwoordelijkheid van de hoofdofficier van justitie. Daarnaast wordt onder leiding van het OM een strafrechtelijk opsporingsonderzoek ingesteld naar de herkomst van de bedreiging.
Is het waar dat de grootste zorg met betrekking tot de georganiseerde criminaliteit, de drugsgerelateerde criminaliteit betreft? Zo nee, welke criminaliteit betreft het nog meer?
Eén van de prioritaire aandachtsgebieden bij de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit betreft de handel in en de productie van drugs. Tevens krijgen mensenhandel, witwassen, zware milieucriminaliteit en financieel-economische criminaliteit meer dan bijzondere aandacht van OM en politie en van andere organisaties die betrokken zijn bij de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit, zoals gemeenten en de Belastingdienst. De noodzaak om deze thema’s met prioriteit aan te pakken wordt bevestigd door het meest recente Nationaal Dreigingsbeeld Georganiseerde Criminaliteit 2012 (verder te noemen: NDB). Ik berichtte uw Kamer hier eerder over per brief d.d. 13 maart 2013.2 In deze brief heb ik tevens aangegeven dat er geen enkele twijfel over bestaat dat de illegale drugsmarkten onverminderd prioriteit moeten krijgen, ook na 2014.
Het wordt bovendien steeds duidelijker dat veel criminele samenwerkingsverbanden niet statisch zijn, maar bestaan uit individuen die flexibel opereren en dat de verbanden van samenstelling, rolverdeling én van werkterrein veranderen. Zij houden zich vaak bezig met diverse soorten van (georganiseerde) criminaliteit, waaronder de handel in of productie van drugs.
Deelt u de constatering van de burgemeesters dat de georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland (Noord-Brabant en Limburg) onbeheersbaar dreigt te worden? Zo ja, was het u bekend voordat de berichten hierover in de media kwamen en wat heeft u vervolgens gedaan met deze kennis?
De problematiek ten aanzien van de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland is hardnekkig en zorgwekkend. Het OM en de politie hebben verontrustende signalen over de (ontwikkeling van de) ondermijnende en georganiseerde criminaliteit aldaar. Ook vanuit het openbaar bestuur uit die regio's zijn hierover grote zorgen. Het bevoegd gezag in Zuid-Nederland heeft dan ook besloten om per 1 oktober 2014, binnen de bestaande sterkte, meer politiecapaciteit in te gaan zetten op de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit. Voor een nadere uitwerking van de intensivering verwijs ik graag naar mijn brief van 4 september 2014 over dit onderwerp.
Wat is uw mening over deze constatering van de burgemeesters? Deelt u de mening dat er snel actie ondernomen moet worden?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u kennisgenomen van de wensen van de burgemeesters, politie en het Openbaar Ministerie (OM) dat zij meer geld nodig hebben voor opsporing, meer mogelijkheden voor de aanpak van eigenaren van panden waarin drugslaboratoria zijn aangetroffen en een nationaal coördinator misdaadbestrijding? Zo ja, in hoeverre gaat u tegemoetkomen aan deze wensen?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 4 en 5 voor wat betreft de intensivering van de aanpak van ondermijning in Zuid-Nederland. Zoals ik in mijn brief van 4 september 2014 aan uw Kamer aangeef, wordt voor deze intensivering aangesloten op de regionale structuur en strategie bij de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit. Dat betekent dat de intensivering in Brabant en Zeeland vorm krijgt via de TaskForce BZ en in Limburg via het RIEC.
De keuze voor een regionale structuur voor de aanpak is een hele bewuste: op die manier kan het beste worden aangesloten bij de regionale en lokale problematiek. De problematiek is immers niet in iedere regio hetzelfde en is het leveren van maatwerk een voorwaarde voor een effectieve aanpak. Sturing op die samenwerking door het (lokale) gezag is daarbij cruciaal. In aanvulling hierop is de landelijke aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit (die regio overstijgend is) belegd bij het Landelijk Parket, het Functioneel Parket en de Landelijk Eenheid van de Nationale Politie. Deze werken ook nauw samen met andere partners zoals gemeenten en de Belastingdienst. Ik kan, gelet op het vorenstaande, niet anders dan concluderen dat bovenop hetgeen al is ingericht en plaatsvindt, de suggestie van een nationaal coördinator misdaadbestrijding geen toegevoegde waarde heeft.
Voor de aanpak van eigenaren van panden waarin drugslaboratoria zijn aangetroffen bestaan diverse wettelijke instrumenten waar gemeenten gebruik van kunnen maken. Voor een uiteenzetting hierover verwijs ik naar de brief die ik uw Kamer op 20 mei 2014 stuurde.3
Als u hieraan niet kunt tegemoetkomen: wat is daarvan dan de reden?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke manier moeten betrokken overheidsdiensten beter gaan samenwerken, daar waar dat nu nog niet gebeurt? Hoe gaat u deze samenwerking bevorderen?
Het optreden als één overheid bij de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit wordt ook de komende jaren met kracht voortgezet via de RIEC’s en in Brabant en Zeeland met de inzet van de TaskForce BZ. Hierbij kijken alle betrokken partners en ik continue naar mogelijkheden voor verdere verbetering en aanscherping. Een sprekend voorbeeld hiervan is de aangekondigde intensivering van de aanpak in Zuid-Nederland.
Heeft u de overtuiging dat, door deze verbeterde samenwerking, de bedreigingen richting de burgemeesters zullen afnemen en dat tevens de georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland zal afnemen? Waar baseert u deze overtuiging op?
Dat is uitdrukkelijk de bedoeling. Het optreden als één overheid, hetgeen extra kracht wordt bijgezet door de intensivering van de aanpak in Zuid-Nederland door meer inzet van OM en politie, kan van invloed zijn op het gedrag van de criminelen jegens individuele personen, waaronder burgemeesters. Immers, de crimineel zal zich realiseren dat het niet van één persoon afhankelijk is dat hij of zij wordt aangepakt: deze bijzondere aandacht krijgt hij namelijk van alle overheidsdiensten die hij of zij op zijn (criminele) pad tegenkomt.
De huidige ervaringen en cijfers leren ons dat samenwerking bij de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit loont. Dit blijkt uit mijn brief aan uw Kamer van 16 juli jl., waarin ik uw Kamer het Jaarverslag RIEC-LIEC 2013 en de Verantwoordingsrapportage georganiseerde criminaliteit 2013 heb aangeboden.4
Heeft u kennisgenomen van de opmerkingen van de voorzitter van de politievakbond ACP?2
Ja.
Deelt u zijn mening dat er te veel opsporingsdiensten zijn waardoor er veel tijd en energie verloren gaan aan afstemming tussen de diensten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat betekent dat voor het vervolg van uw beleid?
Ik deel die mening niet. We kennen in Nederland vier bijzondere opsporingsdiensten. Deze diensten hebben allen een eigen takenpakket en verantwoordelijkheid. Over de afbakening zijn duidelijke afspraken gemaakt. Zoals aangegeven is samenwerking en afstemming bij de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit cruciaal. Dit geldt ook voor de betrokken opsporingsdiensten. De Nationale Politie, de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) en de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zijn om die reden aangesloten bij de samenwerking in de RIEC’s.
Wat moet er nog meer gebeuren alvorens u constateert dat de huidige aanpak met betrekking tot de georganiseerde criminaliteit en met name de druggerelateerde criminaliteit in Zuid-Nederland niet werkt?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 4, 5 en 9.
Hakenkruizen bij een anti-Israëldemonstratie |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Vlaggen met hakenkruis bij demonstratie»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het meer dan walgelijk is dat er vlaggen met hakenkruizen werden getoond tijdens de anti-Israëldemonstratie in Den Haag?
Het kabinet verwerpt antisemitisme en elke andere vorm van discriminatie. Grondrechten zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en recht van demonstreren, vormen een groot goed in ons land en verdienen zowel een krachtige als zorgvuldige bescherming. Deze grondrechten zijn begrensd als ze uitmonden in geweld, haatzaaien of discriminatie. Ieder mens moet zich in Nederland veilig en gerespecteerd voelen. Extremisme van wie dan ook vormt een bedreiging van onze rechtsstaat die hard wordt aangepakt door het Kabinet. Het is goed invoelbaar dat mensen in Nederland uiting geven aan zorgen, verdriet en woede over wat elders in de wereld gebeurt. We zijn er echter met elkaar voor verantwoordelijk dat conflicten die zich elders in de wereld afspelen niet leiden tot oplopende spanningen en conflicten tussen bevolkingsgroepen in onze Nederlandse samenleving en dat wij elkaar met wederzijds respect tegemoet blijven treden.
De burgemeester van Den Haag heeft conform het stelsel in de Gemeentewet verantwoording afgelegd over zijn handelen aan de gemeenteraad te Den Haag. Uit deze verantwoording2 blijkt dat de demonstranten zich verzamelden op het Spuiplein. Na enige tijd werd geconstateerd dat enkele borden omhoog werden gehouden waarop een Israëlische vlag werd getoond, gevolgd door een = (teken) en vervolgens een hakenkruis. De organisator is hierop door de politie aangesproken gelet op het aanstootgevende en mogelijk ook strafbare karakter dat van het tonen van deze symbolen/tekens uit kan gaan. De politie heeft daarbij in afstemming met de burgemeester de organisatie gewaarschuwd, dat indien deze uitingen gebruikt zouden blijven worden, een demonstratieve optocht door de stad niet zou worden toegestaan. De organisatie liet in reactie direct weten deze uitingen zelf ook onwenselijk te vinden en heeft daarop demonstranten opgeroepen de bewuste borden en vlaggen te verwijderen. Daar is gehoor aan gegeven. Vervolgens heeft de demonstratieve optocht plaatsgevonden.
Hoeveel verdachten zijn er aangehouden na deze antisemitische geweld-propagerende demonstratie?
Na deze demonstratie zijn tot dusver geen verdachten aangehouden.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen teneinde de jodenhaters die met de hakenkruis-vlaggen zwaaiden op te laten pakken en andere demonstraties waar ook wordt opgeroepen tot geweld subiet af te laten breken?
Het recht om een bijeenkomst te organiseren is vastgelegd in de Grondwet en in internationale verdragen en vormt een belangrijke pijler van onze rechtsstaat. Op basis van de Wet openbare manifestaties (WOM) kan de burgemeester vooraf voorschriften en beperkingen verbinden aan een demonstratie, en de nodige veiligheidsmaatregelen treffen zodat de betoging ordelijk en vreedzaam verloopt. Deze bevoegdheden mag hij slechts aanwenden ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Het is de burgemeester op grond van de WOM niet toegestaan een demonstratie te verbieden of tegen te gaan omdat de betoging naar zijn inhoud of doelstelling, of vanwege de inhoud van de mee te voeren leuzen, ongewenst wordt geacht. De burgemeester heeft ook geen bevoegdheid tegen een demonstratie op te treden enkel ter voorkoming of beëindiging van strafbare feiten, aangezien het enkele feit dat iemand de strafwet overtreedt geen wanordelijkheid is in de zin van de WOM. De burgemeester, die het gezag heeft over de politie als het de handhaving van de openbare orde betreft, kan ingrijpen als sprake is van zodanige (strafbare) feiten dat (tevens) sprake is van (vrees voor) wanordelijkheden. In andere gevallen kunnen individuele demonstranten die de strafwet overtreden strafrechtelijk worden aangepakt en eventueel worden gearresteerd op grond van het strafrecht, maar dat moet dan de betoging onverlet laten. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft het gezag over de politie als het de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde betreft. Als tijdens een demonstratie bijvoorbeeld belediging van personen, opruiing tot geweld of haatzaaien tegen dan wel discriminatie van bevolkingsgroepen wordt geconstateerd, kan de politie optreden. Het is aan het Openbaar Ministerie om de strafbaarheid van deze handelingen te beoordelen. Deze beoordeling kan plaatsvinden tijdens of na het voordoen van het incident.
Ten aanzien van de uitingen die zijn gedaan tijdens de demonstratie van 12 juli 2014 in Den Haag, is aangifte gedaan. Deze aangifte wordt nu onderzocht door het OM. Indien sprake is van een strafbaar feit, zal het OM tot vervolging overgaan.
In hoeverre ziet u ook het groeiende antisemitisme en anti-Israëlsentiment in Nederland? Op welke wijze denkt u deze ontwikkeling te keren?
De toename van het aantal meldingen van antisemitisme is bekend. Het CIDI registreerde 147 antisemitische incidenten in 2013 tegen 114 in 2012. Dit zijn zorgelijke cijfers. Antisemitisme wordt in samenwerking met andere bewindslieden en stakeholders op verschillende wijzen aangepakt. Dit heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid u op 16 januari jongstleden ook schriftelijk laten weten.3
Het kabinet zal, zoals ook is aangekondigd in de gemeenschappelijke verklaring na het overleg met de Joodse organisaties op 4 augustus jongstleden, in navolging van verschillende gemeenten, het initiatief nemen met alle betrokken partijen om de oplopende spanningen tussen groepen te bespreken en waar nodig te interveniëren. We juichen het initiatief toe van de Raad van Moskeeën en de Unie van Marokkaanse Moskeeën Nederland om in moskeeën op te roepen tot tolerantie en zetten het gesprek graag voort. De Joodse gemeenschap vormt een onlosmakelijk onderdeel van Nederland, net als andere minderheidsgroeperingen. Wij zijn het erover eens dat de gesprekken tussen de vertegenwoordigers uit al deze gemeenschappen van grote waarde zijn.
De anti-Israëldemonstratie |
|
Lilian Helder (PVV), Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Weet u dat er bij de anti-Israëldemonstratie, die vandaag in Den Haag werd gehouden, hakenkruizen werden getoond, de Hitlergroet werd gebracht, en islamitische terreurvlaggen werden getoond?1
Ik verwijs naar het antwoord op de schriftelijke vragen 2 en 4 van de leden Van Klaveren en Bontes over hakenkruizen bij een anti-Israëldemonstratie (ingezonden 15 juli 2014).
Waarom is daar niet tegen opgetreden? Waarom zijn mensen die met nazivlaggen met hakenkruizen of islamitische terreurvlaggen zwaaiden, of mensen die de Hitlergroet brachten niet ter plekke gearresteerd? Deelt u de mening dat de burgemeester van Den Haag hier heeft gefaald?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid alsnog via videobeelden te achterhalen welke demonstranten de genoemde symbolen toonden en de Hitlergroet maakten, en hen alsnog op te pakken, vast te zetten en, in geval van een dubbel paspoort, het Nederlandse paspoort af te nemen, tot persona non grata te verklaren en Nederland voor altijd uit te zetten? Zo neen, waarom niet?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vragen 1 en 2.
Indien iemand een strafbaar feit heeft begaan, is het aan de rechter om te beoordelen welke straf passend is, gelet op het delict, de persoon van de dader(s) en het aangedane leed. De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor commune misdrijven is niet mogelijk. Wel kan de Nederlandse nationaliteit afgenomen worden indien sprake is van een onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf dat is gepleegd na 1 oktober 2010. Na het intrekken van het Nederlanderschap, wordt betrokkene ongewenst vreemdeling verklaard en wordt hij uitgezet.
Voor zover het vreemdelingen betreft, is voor het beëindigen van het rechtmatig verblijf een onherroepelijke veroordeling nodig waarna aan de hand van de glijdende schaal wordt beoordeeld of het rechtmatig verblijf kan worden beëindigd. Het recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM speelt bij deze beoordeling een belangrijke rol. Als het rechtmatig verblijf van een vreemdeling wordt beëindigd, krijgt hij een inreisverbod opgelegd of wordt hij ongewenst verklaard en moet hij Nederland direct verlaten. Als de vreemdeling dat niet doet, kan hij worden uitgezet.
Het bericht dat tijdens de brand op het Shellcomplex aan de Chemieweg in Moerdijk d.d. 3 juni 2014 tegen de afspraken in de drinkwaterbedrijven niet zijn geïnformeerd |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat op de avond van de explosie de drinkwaterbedrijven Brabant Water en Evides niet door de meldkamer van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant zijn geïnformeerd? Zo ja, wat is hiervan de reden?1
Ja. De Veiligheidsregio Midden- en West- Brabant (MWB) geeft aan de genoemde drinkwaterbedrijven op 3 juni niet te hebben gealarmeerd. Het Regionaal Operationeel Team van MWB heeft geen aanleiding gezien om de drinkwaterbedrijven te alarmeren omdat zij geen risico zagen.
Klopt het dat later in deze week Evides door de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid niet geïnformeerd is over het feit dat er op vrijdag 6 juni 2014 nog steeds onderzoek werd verricht aangaande neergeslagen roetdeeltjes op Goeree-Overflakkee? Zo ja, wat is hiervan de reden?
Verondersteld wordt dat de vragensteller hier Hoeksche Waard bedoelt en niet Goeree-Overflakkee. Het antwoord is dan neen. De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid geeft aan dat Evides volgens het logboek in de nacht van 3 op 4 juni om 04.08 uur is geïnformeerd over het incident. Ook is er contact geweest tussen de crisisorganisatie van de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en Evides. Evides heeft als crisispartner onmiddellijk toegang gekregen tot het Landelijk Crisismanagement systeem (LCMS). Zodoende had Evides kennis van de lopende onderzoeken mbt de BOT-MI (Beleidsondersteunend Team-milieu incidenten) adviezen, zoals de neerslag van eventuele roetdeeltjes.
Zijn er nog meer zaken die tijdens de bestrijding van deze brand niet goed zijn verlopen met betrekking tot de communicatie tussen de veiligheidsregio’s en drinkwaterbedrijven?
De Onderzoeksraad voor Veiligheid verricht nader onderzoek naar o.a. de crisisbeheersing inclusief de communicatie. Ook inzake de oorzaak van de brand wachten wij de uitkomsten van het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid af. De Staatsecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft u hierover schriftelijk geïnformeerd in haar brief van 17 juni 2014 (ILT-2014/33874)
Kunt u navraag doen bij Vewin of behalve deze brand meer gevallen bekend zijn in de afgelopen vier jaar waarin de drinkwaterbedrijven niet of onvoldoende zijn geïnformeerd door de betreffende veiligheidsregio?
Vewin geeft aan dat dit alleen Chemie-Pack (januari 2011) betreft en dat verder geen andere incidenten bekend zijn waarbij de drinkwaterbedrijven niet of onvoldoende geïnformeerd zijn door de betreffende veiligheidsregio(s).
Kunt u aangeven wat de risico’s zijn met betrekking tot de kwaliteit van drinkwater en daarmee voor de volksgezondheid bij het uitbreken van een brand waarbij mogelijk giftige stoffen in de lucht zijn gekomen?
Het risico bestaat dat bij een brand in de lucht vrijkomende giftige stoffen neerdwarrelen als roetdeeltjes in oppervlaktewater dat gebruikt wordt voor de drinkwaterwinning. Afhankelijk van de aard van de stof en de concentratie waarin deze stof in het ruw water, dat gebruikt wordt als grondstof voor drinkwater, terechtkomt kan dit een risico vormen voor de kwaliteit daarvan. Daarnaast wordt via de zuivering buitenlucht ingenomen voor beluchting/ontgassing van het drinkwater in bepaalde processtappen. Het beluchtingssysteem is voorzien van luchtfilters. Hiermee worden (roet)deeltjes afgevangen. Dampen blijven echter een probleem en worden niet door de luchtfilters afgevangen.
Kunt u beschrijven welke maatregelen drinkwaterbedrijven kunnen nemen om de kwaliteit van drinkwater te waarborgen na het uitbreken van een brand met giftige stoffen?
Naast de gebruikelijke bereidings- en zuiveringsstappen en constante monitoring van de drinkwaterkwaliteit, kan een drinkwaterbedrijf responsemaatregelen nemen om te voorkomen dat door een brand met giftige stoffen de drinkwaterproductie nadelig wordt beïnvloed. Zo kan een drinkwaterbedrijf preventief de inname van oppervlaktewater (tijdelijk) stopzetten, als er bij een brand giftige stoffen in het oppervlaktewater zijn gekomen. Ook kan het gebruik van ruw water uit een waterbekken (tijdelijk) worden stilgelegd als er bijvoorbeeld een verontreiniging van het water dreigt door depositie van roetdeeltjes.
Is al meer bekend over de oorzaak van de brand op het Shellcomplex en welke stoffen hier precies bij zijn vrijgekomen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u garanderen dat de kwaliteit van het drinkwater in de regio van Moerdijk niet is aangetast als gevolg van de brand op het Shellcomplex?
Naar aanleiding van de brand heeft het RIVM ten behoeve van het BOT-mi een risicobeoordeling uitgevoerd op de drinkwaterkwaliteit. Geconcludeerd werd dat de drinkwaterwinning niet in gevaar is geweest, omdat de eventuele depositie van metalen geen risico vormde voor de drinkwaterwinning. De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft naar aanleiding van de meetresultaten geconcludeerd dat de normen van het Drinkwaterbesluit niet zijn overschreden.
Beschouwt u dit incident als een «leerpunt» zoals de Veiligheidsregio Midden-en West Brabant het omschrijft of valt het volgens u meer in de categorie «blunder», zeker in het licht van lessen die getrokken zouden moeten zijn na de brand bij ChemiePack in 2011?2
Op basis van de thans beschikbare informatie beschouwen wij dit incident in ieder geval als een verbeterpunt. Wij willen niet vooruitlopen op de resultaten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Overigens achten wij het van vitaal belang dat bestuursorganen bij branden, rampen en crises de crisispartners – waaronder drinkwaterbedrijven – tijdig informeren ten behoeve van een optimale samenwerking.
Wat gaat u doen om tot een echte geoperationaliseerde samenwerking tussen de veiligheidsregio’s en drinkwaterbedrijven te komen?
Het belangrijkste is dat er daadwerkelijk acties worden ondernomen. In de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 2 juli jl. bent u geïnformeerd over de gezamenlijke doelstellingen van de Minister van Veiligheid en Justitie met het Veiligheidsberaad. Een van de doelstellingen, «continuïteit en veerkracht van de samenleving (voorkomen van maatschappelijke ontwrichting door grootschalige uitval van ICT, telecom, energie en drinkwater)», ziet toe op concrete afspraken tussen veiligheidsregio’s en vitale partners op het terrein van alarmering, informatievoorziening, planvorming, oefenen, trainen, opleiden. Hiermee hebben het Veiligheidsberaad en de Minister van Veiligheid en Justitie de borging van de afspraken verder ingezet.
Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) heeft onlangs een Quick scan uitgevoerd naar de samenwerking tussen veiligheidsregio’s en de vitale partners. De QuickScan van het IFV toont aan, dat de meeste regio’s (22) de convenanten hebben getekend en dat hiervan 20 regio’s de afspraken hebben geïmplementeerd. Een flinke stap is gezet.
Er is duidelijk sprake van stevig commitment, waarbij de diverse crisispartners vanzelfsprekend vanuit de eigen betrokkenheid hun inbreng hebben. Zo heeft VEWIN de wens geuit dat drinkwaterbedrijven te allen tijde worden geïnformeerd, zodat zij zelf op basis van eigen verantwoordelijkheid en expertise kunnen handelen. Wij delen dat standpunt.
In verband met de brand Shell Moerdijk is te melden dat Zuid -Holland Zuid concrete afspraken met de drinkwaterbedrijven heeft gemaakt en deze ook al heeft geïmplementeerd. De Veiligheidsregio Midden- en West- Brabant geeft aan bestuurlijke afspraken te hebben gemaakt met Rijkswaterstaat en de drinkwaterbedrijven in de regio. De verwachting is dat volledige implementatie van de afspraken in oktober is voltooid. De regio geeft voorts aan, dat de ervaringen van het incident van 3 juni 2014 kunnen leiden tot nadere afspraken, inspelend op nadere wensen van Vewin.
Wij achten het overigens een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de crisispartners elkaar aan te spreken op het navolgen van gemaakte afspraken.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de toegezegde afspraken met het Veiligheidsberaad over de prestaties die veiligheidsregio’s moeten leveren ten aanzien van de samenwerking met zogeheten vitale sectoren?3
Zie antwoord vraag 10.
Wat hebben de gesprekken die de veiligheidsregio’s en het ministerie van Veiligheid en Justitie hebben gevoerd met de deze vitale partners opgeleverd?4
Zie antwoord vraag 10.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat een in 2010 landelijk gesloten convenant tussen de drinkwatersector en het Veiligheidsberaad met betrekking tot incidenten zijn waarbij het drinkwater gevaar loopt, vier jaar later klaarblijkelijk niet steeds geïmplementeerd is en opgevolgd wordt?
Zie antwoord vraag 10.
Wat is volgens u de oorzaak dat de regionale ondertekening van het convenant en de implementatie van de afspraken zo moeizaam verlopen?
Zie antwoord vraag 10.
Is het waar dat een van de oorzaken hiervan onvoldoende commitment van de kant van de veiligheidregio’s betreft? Kunt u verklaren waar dit gebrek aan commitment vandaan komt?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat, als het inderdaad een gebrek aan commitment betreft, dit absoluut ontoelaatbaar is gezien het belang van de bescherming van de volksgezondheid?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u van alle 25 veiligheidsregio’s aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de ondertekening, implementatie, naleving en beoefening van de convenanten met de drinkwaterbedrijven en de Kamer hierover informeren ruim vóór het algemeen overleg over nationale veiligheid, crisisbeheersing en brandweerzorg op 25 september 2014?
De QuickScan die het IFV heeft laten uitvoeren is geanonimiseerd. Uit de scan blijkt dat ten aanzien van:
Convenanten:
Regulier overleg:
Informatie en alarmering:
Planvorming
Oefenen
Bent u van mening dat de door u aangekondigde strategie om de ondertekening en implementatie van afspraken te bespoedigen, te weten het «erop aandringen en sturen», succesvol is tot nu toe?5
Ja.
Daarnaast constateren wij dat er nog meer op dit terrein moeten worden geregeld. Vervolgacties worden opgepakt in het kader van de eerder genoemde gezamenlijke doelstelling continuïteit en veerkracht van de samenleving, waarvan de continuïteit van de drinkwatervoorziening onderdeel uitmaakt. Dit traject wordt onder regie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Veiligheidsberaad in samenspel met onder meer I&M en Vewin uitgewerkt en voorzien van duidelijke afspraken in de tijd. Wij willen hierop niet vooruitlopen.
Welk deadline stelt u zichzelf ten aanzien van de ondertekening, implementatie, naleving en beoefening van alle gesloten convenanten door de veiligheidsregio’s met de drinkwaterbedrijven?
Zie antwoord vraag 18.
Het bericht ‘Nu al even veel drugsafval gedumpt als in heel 2013’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Peter Oskam (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u de speciale themasite van de Omroep Brabant bekeken over synthetische drugs naar aanleiding van de vele dumpingen in deze provincie?1 2
Ja.
Hoe beoordeelt u de inschattingen die zijn gemaakt met betrekking tot het aantal drugsdumpingen en de daaraan gerelateerde kosten voor 2013 en 2014?
Uit door de provincie Noord-Brabant aan mij verstrekte informatie blijkt dat er in 2013 ongeveer 150 dumpingen hebben plaatsgevonden. De gemiddelde opruimkosten per dumping zijn 20.000 euro. In totaal bedroegen de opruimkosten in 2013 dus 3 miljoen euro. In 2014 zijn er in Noord-Brabant tot eind mei 90 dumpingen geregistreerd. De opruimkosten bedragen dit jaar dus bijna 2 miljoen euro. De provincie Noord-Brabant verwacht dat over heel 2014 de opruimkosten zo’n 5 miljoen euro zullen bedragen.
Indien u van mening bent dat (een aantal van) deze inschattingen niet kloppen, kunt u ze dan corrigeren?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat vanaf 2014 jaarlijks 1,8 miljoen euro naar de Taskforce Brabant Zeeland gaat?
De TaskForce Brabant Zeeland (TaskForce BZ) speelt een belangrijke aanjagende rol bij de gezamenlijke aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit. Ik ondersteun deze aanpak in Brabant en Zeeland onder meer door het leveren van een financiële bijdrage. In 2014 betreft mijn bijdrage € 750.000 voor het werk van het Integraal Afpakteam Brabant Zeeland en € 500.000 voor de andere activiteiten van de TaskForce BZ.
Hoeveel geld wordt vanaf 2014 jaarlijks besteed aan de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO)?
Vanuit mijn ministerie wordt jaarlijks een bedrag van € 520.000 in de algemene bijdrage voor de politie gereserveerd voor de LFO. Inmiddels heeft de politie aangegeven dat de kosten voor de LFO voor 2014 zijn geprognosticeerd op tenminste € 832.000,–. Gezien het feit dat de capaciteit van de LFO in 2014 is verdubbeld (van 4 naar 8 LFO-coördinatoren) betekent dit dat deze kosten verder zullen stijgen en worden geprognosticeerd op € 1.223.000,–.
Welke doelstelling legt u zichzelf op met betrekking tot de vermindering van het aantal drugsdumpingen, zowel in Brabant als Limburg?
Het aantal drugsdumpingen moet worden teruggebracht. Met het aanpakken van de productie van synthetische drugs wordt ook het aantal drugsdumpingen teruggedrongen. De aanpak van de productie van drugs heeft daarom onverminderd prioriteit, ook na 2014. Een belangrijke focus daarbij ligt op het verstoren van het productieproces. Het wordt criminelen moeilijk gemaakt om aan het benodigde gereedschap en de chemische grondstoffen te komen, bijvoorbeeld door intensieve internationale samenwerking met de bronlanden van deze grondstoffen. Naast deze aanpak aan de voorkant loopt in Noord-Brabant een project gericht op de aanpak van dumpingen. Diverse partners werken daarin samen om de gevolgen van de drugsdumpingen en de daarmee gepaard gaande opruimkosten te beperken. Ook wordt er in het kader van dit project door politie en openbaar ministerie (OM) bij drugsdumpingen onderzocht of de dader kan worden achterhaald om zo, naast een mogelijk strafrechtelijk vervolg, de opruimkosten te kunnen verhalen. De aanpak van synthetische drugs is bovendien een van de prioriteiten van de intensivering van de aanpak van ondermijnende criminaliteit in Zuid-Nederland. Concreet ziet de intensivering in Zuid-Nederland op het inzetten van meer capaciteit door de politie, binnen de bestaande capaciteit, ten behoeve van de integrale aanpak van ondermijning. Met behulp van vaste ondermijningsteams kan sneller geacteerd worden op signalen van ondermijnende criminaliteit, waaronder drugsdumpingen. Voor een nadere uitwerking van de intensivering verwijs ik graag naar mijn brief van 4 september 2014 over dit onderwerp.
Hoe wordt in de opsporing van drugslaboratoria rekening gehouden met de trend dat deze labs steeds vaker mobiel van aard zijn?
De aanpak van mobiele labs in bijvoorbeeld vrachtwagens, containers en aanhangers, maakt onderdeel uit van de training en voorlichting van opsporingsambtenaren die zijn belast met de bestrijding van synthetische drugs. Tevens is de nodige kennis overgebracht aan verkeersdiensten en specialistische onderdelen van de Nationale politie.
Hoe definieert u de door u vaak gebezigde term «topprioriteit»?
Bepaalde vormen van criminaliteit hebben een zodanig ondermijnend karakter, of een zodanige impact op de samenleving dat ik het van belang vind te benadrukken dat het een bijzonder belangrijke aangelegenheid betreft die topprioriteit verdient.
Waarom verwijst u in de beantwoording op eerdere vragen over drugsdumpingen op uw doelstelling dat eind 2014 het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden moet zijn verdubbeld? Niet ieder crimineel samenwerkingsverband is toch gelieerd aan georganiseerde drugscriminaliteit en evenmin is toch niet iedere drugsdumping het werk een criminele groepering?3
Ik heb gewezen op de doelstelling dat eind 2014 het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden moet zijn verdubbeld, omdat deze doelstelling op een beperkt aantal thema’s ziet waarvan synthetische drugs er één is. In de beantwoording is tevens gewezen op het belang van een gezamenlijke aanpak van drugsdumpingen, zoals in het project in Noord-Brabant en de verdubbelde capaciteit bij de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) om de problemen rondom dumpingen van drugsafval aan te pakken.
Wat hebben de gesprekken met uw Duitse, Franse, Belgische en Luxemburgse ambtgenoten om te bezien hoe de gezamenlijke inspanningen om de georganiseerde drugscriminaliteit te bestrijden geïntensiveerd kunnen worden, tot nu toe opgeleverd en wanneer wordt het gezamenlijke actieplan naar de Kamer gestuurd?4
Het actieprogramma waar ik momenteel aan werk met mijn Franse, Belgische en Luxemburgse collega’s zal later dit jaar gereed zijn en naar uw Kamer worden gestuurd. Ik acht het niet wenselijk op de inhoud daarvan vooruit te lopen.
Kunt u een overzicht geven van het aantal verdachten, alsmede het aantal uiteindelijke veroordelingen dat het onderzoek in de provincies Noord-Brabant en Limburg door de politie en het Openbaar Ministerie (OM) naar daders van dumpingen, de afgelopen twee jaar heeft opgeleverd?5
Nee, het College van procureurs-generaal heeft mij gemeld dat het niet beschikt over een overzicht van zaken waarin verdachten zijn veroordeeld ter zake van het dumpen van drugsafval. Zoals ik reeds heb gemeld in antwoord op vragen van de leden Jacobi en Rebel over «Handhaving dumping drugsafval in de natuur»6, kan het dumpen van drugsafval onder verschillende feiten worden vastgelegd, hetzij als een milieudelict hetzij als overtreding van de Opiumwet. Het dumpen van drugsafval wordt als zodanig niet geregistreerd in de bedrijfsprocessensystemen van het OM. Navraag bij de Eenheid Limburg van de Nationale politie heeft uitgewezen dat ook door de politie voor dit soort incidenten niet tevens een afzonderlijke classificatie wordt gebruikt. Deze incidenten zijn derhalve niet onder de noemer van «dumpen van drugsafval» in het bedrijfsprocessensysteem Basisvoorziening Handhaving (BVH) te identificeren.
Kunt u de meest actuele cijfers met betrekking tot het landelijke aantal drugszaken, de afdoening daarvan en het aantal betrokken verdachten zoals deze jaarlijks gepubliceerd worden in het Jaarbericht van de Nationale Drug Monitor, weergeven in de beantwoording van deze vragen?
Uit het meest recente jaarbericht van de Nationale Drugs Monitor (NDM), de NDM 2012, blijkt dat bij politie en Koninklijke Marechaussee in 2012 in totaal 18.327 verdachten van Opiumwetdelicten zijn geregistreerd en 18.098 Opiumwetzaken zijn ingestroomd bij OM. Per verdachte kan meer dan één zaak geregistreerd zijn. De zaken die door OM zijn afgedaan zijn onder te verdelen in: dagvaarding (59,8%), transactie (15,8%), beleidssepot (8,7%), technisch sepot (9,4%), voeging (1,0%), strafbeschikking (5,4%). Uit de cijfers blijkt verder dat 9.491 zaken door de rechter zijn afgedaan. Dit heeft in 3.211 zaken geleid tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, in 3.610 zaken tot een taakstraf en in 1.040 zaken tot een geldboete.
Kunt u bedenken waarom het een meerwaarde heeft als behalve registratie in de Basisvoorziening Handhaving (het zogenaamde BHV-systeem) ook het OM het dumpen van drugsafval als zodanig gaat registreren?6
Nee. De nationale politie ontvangt meldingen en aangiften van dit soort delicten.
Slechts de zaken die leiden tot een verdachte, worden ingezonden naar het OM. Vanuit deze optiek leidt afzonderlijke registratie door het OM niet tot het genereren van extra informatie, maar slechts tot extra registratiedruk voor de medewerkers van het OM. Ik zet mij er juist voor in om administratieve lasten terug te dringen.
Hoeveel geld stelt u beschikbaar aan Noord-Brabant, alsmede aan andere provincies, ten behoeve van het vergroten van kennis over de aanpak van drugsdumpingen?7
In mijn brief van 20 mei 20149 aan uw Kamer heb ik gemeld dat ik bereid ben om een financiële bijdrage te leveren om de kennis over de aanpak van drugsdumpingen in Noord-Brabant ook voor andere provincies beschikbaar te stellen. Daarvoor heb ik een bedrag van 20.000 euro gereserveerd. Over de uitvoering daarvan is inmiddels op ambtelijk niveau tussen Noord-Brabant en mijn ministerie overleg gaande.
Waarom wilt u wel geld besteden aan het vergroten van kennis, maar weigert u extra geld uit te geven aan extra capaciteit voor bestrijding van drugscriminaliteit alsmede geld voor een bijdrage aan een waarborgfonds dat de provincie Noord-Brabant wil instellen?8
In de voorbije periode zijn forse inspanningen geleverd voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Naar aanleiding van signalen van politie, OM en het openbaar bestuur is besloten de geïntegreerde aanpak van ondermijnende criminaliteit in Zuid-Nederland te intensiveren. Concreet ziet de intensivering in Zuid-Nederland op het inzetten van meer capaciteit door de politie, binnen de bestaande sterkte, ten behoeve van de aanpak van ondermijning. Met behulp van vaste ondermijningsteams kan sneller geacteerd worden op signalen van ondermijnende criminaliteit, waaronder drugscriminaliteit. Voor een nadere uitwerking van de intensivering verwijs ik graag naar mijn brief van 4 september 2014 over dit onderwerp. Voor wat betreft het waarborgfonds wijs ik er op dat er geen wettelijke beperkingen zijn aan het vormen van een waarborgfonds, zoals de provincie Noord-Brabant dit heeft voorgesteld. Het staat deze provincie dus vrij om een dergelijk fonds te vormen, maar voor zover mij bekend is dat nog niet gebeurd. Het verzoek van de provincie Noord-Brabant om een waarborgfonds (mede) te vullen uit Plukze-gelden heb ik, zoals ik op 20 mei van dit jaar (TK 2013–2014, 29 911, nr. 91) aan uw Kamer heb laten weten, afgewezen omdat deze gelden in de algemene middelen vloeien.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de totstandkoming van dit waarborgfonds?
Zie antwoord vraag 15.
Waarom is het niet mogelijk om uit de registratiesystemen van het OM en de Raad voor de rechtspraak gegevens te destilleren om de vraag te beantwoorden in hoeveel (straf)rechtszaken in 2012 en 2013 door onherstelbaar vormverzuim strafvermindering of vrijspraak volgde terwijl uit de bewijsmiddelen onomstotelijk is vast komen te staan dat er sprake was van een hennepkwekerij? Behoort een indicatie aan de hand van bestudering van onlinegepubliceerde uitspraken wel tot de mogelijkheden?9
In het registratiesysteem van het OM worden wel de rechterlijke uitspraken geregistreerd met het oog op de executie van die uitspraken. Registratie van de motivering van de uitspraken vindt niet plaats, omdat zo’n registratie zou leiden tot een grote werklastverzwaring van het OM. Bovendien worden niet alle vonnissen schriftelijk gemotiveerd en is (met name in politierechterzaken) vaak sprake van een verkort (mondeling) vonnis. Registratie van vonnissen zou niet leiden tot betrouwbare gegevens met betrekking tot de redenen die hebben geleid tot strafvermindering of vrijspraak. Onlinegepubliceerde uitspraken bevatten niet de informatie die nodig is om deze vraag te beantwoorden. Daarvoor zal zeer arbeidsintensief dossier- en jurisprudentieonderzoek noodzakelijk zijn.
Waarom heeft het OM mede op grond van beperkte onderzoeksmogelijkheden geen hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van een hennepkwekerij10, terwijl uit de bewijsmiddelen onomstotelijk was vast komen te staan dat er sprake was van een hennepkwekerij?11
Zoals ik uw Kamer reeds heb gemeld in de beantwoording van de vragen van het lid Oskam14 heeft het OM geen hoger beroep ingesteld vanwege de ouderdom van de zaak en de beperkte onderzoeksmogelijkheden die resteren op het punt van de start van het onderzoek. De kans dat het Hof tot een ander oordeel zou komen werd als klein ingeschat.