Het bericht ‘Sint-Maarten wijst voorwaarden hulp af’ |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (PvdA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Sint-Maarten wijst voorwaarden hulp af»?1
Ja.
Is het waar dat de regering van Sint-Maarten niet akkoord gaat met de voorwaarden die u hebt gesteld aan terbeschikkingstelling van financiële middelen voor de wederopbouw na orkaan Irma?
Op 2 november jl. heeft een meerderheid van het parlement van Sint Maarten een motie aangenomen waarmee akkoord wordt gegaan met de Nederlandse voorwaarden voor het wederopbouwfonds, te weten de oprichting van een integriteitskamer en het versterken van het grenstoezicht. Dat is positief nieuws. Door de politieke crisis die op het eiland is ontstaan, is er echter nog veel onduidelijk.
Welke maatregelen neemt u om rechtmatige, doeltreffende en doelmatige besteding van financiële middelen voor de wederopbouw van Sint-Maarten te borgen?
Vanzelfsprekend moeten de projecten die met een Nederlandse bijdrage worden gefinancierd, voldoen aan voorwaarden die zien op een rechtmatige, doeltreffende en doelmatige besteding. De gestelde randvoorwaarden zien op een integere benutting van de financiële middelen voor de wederopbouw. Overige waarborgen worden nader uitgewerkt.
Wat is uw antwoord op het pleidooi van Sarah Wescott-Williams (bij brief van 14 oktober 2017 aan de Rijksministerraad, op persoonlijke titel) om de financiële steun los te koppelen van voorwaarden die niet direct te maken hebben met de transparantie, effectieve en efficiënte aanwending en besteding van de steun voor de wederopbouw vanuit Nederland?
De gestelde randvoorwaarden hebben als doel een integere benutting van de financiële middelen voor wederopbouw te borgen en om goed functionerend, ordentelijk en ongecompromitteerd grenstoezicht te garanderen. Daarmee zijn ze direct gerelateerd aan een transparante, effectieve en efficiënte besteding van de Nederlandse bijdrage aan wederopbouw.
Erfpacht in Amsterdam |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Erik Ronnes (CDA) |
|
Ronald Plasterk (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Overstapper kan onzekere erfpacht nu vastnagelen»?1
Ja.
Bent u van mening dat erfpachters die onroerend goed in erfpacht hebben, van overheden voldoende consumentenbescherming genieten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze worden de onroerend goed bezitters in bijvoorbeeld Amsterdam of op de Waddeneilanden die een pand in erfpacht hebben, beschermd?
De inhoud van het recht van erfpacht wordt bepaald door de wettelijke regeling van titel 5.7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en hoofdzakelijk door partijen in de akte van vestiging en op grond daarvan eventueel toepasselijke algemene voorwaarden. Daarnaast spelen de eisen van redelijkheid en billijkheid een rol, die impliceren dat de redelijkheid en billijkheid zowel aanvullend als beperkend kunnen werken ten opzichte van wat is overeengekomen (artikel 6:248 BW). Bij de aankoop van een erfpachtrecht rust op de makelaar en notaris een informatieplicht, de koper zal daarom ook dienen te worden geïnformeerd over de inhoud van zijn erfpachtrecht. Van de erfpachter zelf mag ook verwacht worden dat hij zichzelf voldoende informeert. Bij geschillen staat de weg naar de burgerlijke rechter open. Voor de erfpacht in Amsterdam en op de Waddeneilanden geldt bovendien dat de erfverpachters veelal gebonden zijn aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Hiermee wordt erfpachters voldoende bescherming geboden.
Kent u de overstapmogelijkheden in Amsterdam waarmee erfpachters zich kunnen aanmelden voor een overstap naar de «eeuwigdurende erfpacht»? Zo ja, vindt u dat de bescherming van deze consumenten gelijkwaardig is aan de bescherming van klanten van financiële organisaties?
Erfpacht is een zakelijk recht en valt onder de werking van het BW. Middels de erfpachtovereenkomst hebben de woningeigenaren een privaatrechtelijke overeenkomst (via de vestigingsakte van de erfpacht) die hen het recht geeft om gebruik te maken van de grond, al dan niet tegen een vergoeding, de canon. De overstapmogelijkheid naar eeuwigdurende erfpacht in Amsterdam is een nieuwe mogelijkheid die de waardeontwikkeling na overstap niet meer, zoals sinds invoering van erfpacht in Amsterdam in 1896, aan de gemeenschap laat toekomen, maar aan de erfpachter. De overstap naar eeuwigdurende erfpacht is een vrijwillige keus. De erfpachter kan er ook voor kiezen om niet over te stappen en in het voortdurende stelsel te blijven. Voor erfpachtovereenkomsten gelden de normen van redelijkheid en billijkheid, die impliceren dat de erfverpachter en erfpachter over en weer met elkaars gerechtvaardigde belangen rekening moeten houden (zie naast titel 5.7 BW, de artikelen 6:2 en 6:248 van het BW). Dit betekent dat de erfpachter voldoende informatie dient te krijgen over de belangrijkste kenmerken van de erfpachtovereenkomst. Deze zijn, naast in wettelijke voorschriften, vastgelegd in de vestigingsakte. Bij geschillen staat de weg naar de burgerlijke rechter open. Bovendien dienen overheden als erfverpachter zich te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Op deze manier worden consumenten voldoende beschermd.
Deelt u de overtuiging dat alle financiële producten voor de klant begrijpelijk moeten zijn, zodat de klant een goede afweging kan maken bij het aangaan van een overeenkomst met grote financiële gevolgen? Zo ja, is dat bij de genoemde erfpachtsituaties het geval?
Net als bij een financieel product is het belangrijk dat de erfpachtovereenkomst voor de consument begrijpelijk is. Zowel de erfverpachter, als de makelaar en de notaris hebben hierbij een informatieplicht. Zij dienen de koper te informeren over de erfpacht en de geldende voorwaarden. De overstapregeling naar eeuwigdurende erfpacht van de gemeente Amsterdam biedt de erfpachter de mogelijkheid om het huidige, voortdurende erfpachtcontract (waarbij de grondwaarde en de overeenkomst na afloop van het tijdvak worden herijkt) om te zetten naar een eeuwigdurend erfpachtcontract (waarbij geen sprake meer zal zijn van herijking). Het is belangrijk dat de erfverpachter transparant is over de nieuwe voorwaarden, de grondwaarde en de bijbehorende jaarlijkse canonbetaling. Dit doet de gemeente Amsterdam bijvoorbeeld met behulp van de website en het Overstapportaal waar veel informatie te vinden is. Op de website staat ook een rekentool die erfpachters inzicht geeft in de actuele grondwaarde en de varianten voor jaarlijkse canonbetaling dan wel de afkoopsom voor eeuwigdurende erfpacht. Daarnaast organiseert de gemeente Amsterdam een informatiemarkt over eeuwigdurende erfpacht en andere bijeenkomsten waar erfpachters vragen kunnen stellen en informatie kunnen ontvangen. Naast een informatieplicht geldt een onderzoeksplicht voor de erfpachter. Het is om die reden aan de erfpachter om zich goed te informeren over de verschillen tussen de huidige erfpachtovereenkomst en de overstapregeling naar eeuwigdurende erfpacht. Alleen de erfpachter kan hier een afweging over maken, waarbij de eigen verwachtingen omtrent de prijsontwikkeling en persoonlijke voorkeuren een grote rol spelen.
Kent u de ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen waar bij wet geregeld wordt dat de bescherming van erfpachters verbeterd wordt?2. Zo ja, zou u kunnen aangeven of deze ontwikkeling ook voor Nederland gewenst zou kunnen zijn, nu uitspraken vooral ingegeven zijn vanwege gerechtelijke uitspraken die door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) zijn gedaan?3
In het Verenigd Koninkrijk is in hoofdzaak sprake van particuliere erfpacht waarbij de erfverpachter eenzijdig voorwaarden kan opleggen die tot aanzienlijke verhogingen van de canon leiden, soms ook gedurende de looptijd. Om die reden vindt in het Verenigd Koninkrijk nu een consultatie plaats waarbij op basis van stellingen reacties uitgelokt worden om punten voor mogelijke wetgeving te inventariseren.
In Noorwegen gaat het eveneens in hoofdzaak om particuliere erfpacht. Hierbij schoot juist de bescherming van de erfverpachter tekort. Een Noorse wet uit 2004 ontnam de erfverpachter het recht om een erfpachtovereenkomst aan te passen aan de actuele marktomstandigheden bij het einde van de looptijd van de overeenkomst. Uitsluitend inflatiecorrectie werd toegelaten, terwijl de grondprijzen aanzienlijk meer waren gestegen dan de inflatie. Na de nationale procedures doorlopen te hebben, komt het EHRM tot het oordeel dat de wet strijdig is met art. 1 van het Eerste Protocol (EP) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De bijzonder lage vergoeding, die in geen verhouding staat tot de waarde van de grond van de erfverpachter, is niet gerechtvaardigd. Het EHRM oordeelt dat deze wetgeving in strijd is met art. 1 EP van het EVRM omdat de benadeling van de erfverpachters disproportioneel is.
In beide gevallen gaat het om ontwikkelingen die met name van toepassing zijn op particuliere erfpacht.
Bij erfpacht wordt een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten. Hierop zijn, zoals ook aangegeven in de antwoorden 2 en 3, onze regels van het BW van toepassing. Voor wat betreft de in vraag 2 aangevoerde voorbeelden, Amsterdam en Waddeneilanden, gaat het veelal om erfpacht waarop bovendien de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van toepassing zijn.
Op grond van het bovenstaande zie ik in de ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen geen aanleiding voor een andere inrichting van de bescherming in het Nederlandse erfpachtrecht.
Klopt het dat bij u om vernietiging is gevraagd van een drietal raadsbesluiten van Amsterdam inzake erfpacht? Kunt u aangeven op welke termijn daarover een besluit verwacht kan worden?
Ik heb het verzoek ontvangen om twee beslissingen van de gemeenteraad van Amsterdam inzake de vernieuwing van het erfpachtstelsel, zoals genomen op 28 juni 2017, bij de Kroon voor te dragen voor vernietiging. Op dat verzoek heb ik afwijzend beschikt.
Onvoldoende mobiel bereik in delen van Brabant |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Erik Ronnes (CDA) |
|
Henk Kamp (VVD) |
|
Kent u het bericht «Mobiel bereik in Olland nog altijd belabberd: «Mijn man klimt op het tuinhuisje van de kinderen»»?1
Ja.
Klopt het dat gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant eind 2016 een brief naar u heeft gestuurd over onvoldoende mobiel telefoonbereik in delen van Brabant? Zo ja, heeft u een reactie gestuurd naar gedeputeerde staten en is deze reactie openbaar? Heeft de brief van gedeputeerde staten geleid tot actie van u of het Agentschap Telecom?
Het klopt dat de gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant de Minister van Economische Zaken op 12 december 2016 een brief hebben geschreven waarin zorgen worden geuit over de mobiele bereikbaarheid in Noord-Brabant.
In de brief wordt gevraagd de casus onder de aandacht van operators te brengen, zodat zij in samenspraak met betreffende gemeenten aan een oplossing kunnen werken. De provincie Noord-Brabant erkent dat de primaire verantwoordelijkheid voor mobiele bereikbaarheid bij mobiele operators en gemeenten ligt. Dat is ook de lijn die ik hanteer.
Agentschap Telecom biedt in geval van lokale problematiek op verzoek beschikbare technische expertise aan gemeenten en mobiele telecomaanbieders. Daar waar nodig vinden ook metingen plaats naar de mobiele bereikbaarheid van het alarmnummer 112, mits gemeenten en telecomaanbieders de lokale situatie en de oplossingsmogelijkheden gezamenlijk al goed in kaart hebben gebracht.
Ik heb de brief van de gedeputeerde staten doorgezet naar Agentschap Telecom, met het verzoek om deze brief onder aandacht van operators te brengen. Agentschap Telecom heeft dit gedaan.
Wat is de reden van het matige mobiele bereik in Sint-Oedenrode en Olland (gemeente Meierijstad)? Ligt dit aan onvoldoende netwerkdekking door onvoldoende masten of spelen alleen oorzaken als isolatie en weeromstandigheden een rol?
Het is uiteraard vervelend dat men in Sint-Oedenrode en Olland problemen ervaart met de mobiele bereikbaarheid. In het algemeen is de mobiele netwerkdekking in Nederland zeer goed te noemen. Uit recent onderzoek in opdracht van de Europese Commissie2 blijkt dat Nederland een algehele 4G-dekking van ruim 99% kent. 100% mobiele bereikbaarheid is vanuit technisch oogpunt niet haalbaar. Er zijn verschillende factoren, zoals het weer, bebouwing en vegetatie, van invloed op het tot stand komen van een mobiele verbinding.
Klopt het dat in het dorp Olland (gemeente Meierijstad) alarmnummer 112 met grote regelmaat onbereikbaar is? Zo ja, is, bent u bereid hier actie op te ondernemen?
In de beantwoording van vraag 3 is aangegeven welke factoren van invloed kunnen zijn op de mobiele bereikbaarheid en in het verlengde daarvan de mobiele bereikbaarheid van 112. Voor de goede orde wil ik benadrukken dat wanneer het eigen netwerk niet beschikbaar is, dit niet automatisch betekent dat 112 niet bereikt kan worden. Wanneer het eigen netwerk niet beschikbaar is, wordt de oproep via een ander (Nederlands, Belgisch of Duits) beschikbaar netwerk afgehandeld. Hiervoor zijn afspraken gemaakt. Als er geen enkel mobiel netwerk beschikbaar is, blijft uiteraard een noodoproep via een vaste lijn mogelijk. Overigens geeft de politie aan geen informatie te hebben over burgers die vanuit Olland het alarmnummer 112 niet konden bereiken omdat zij geen mobiel bereik hadden.
Is Agentschap Telecom in contact met de gemeente Meierijstad of de provincie Noord-Brant om een oplossing te zoeken voor het matige mobiele bereik in delen van Brabant? Zo ja, kunt u een update geven wat hier uit is gekomen? Zo nee, waarom niet?2
Agentschap Telecom heeft in 2016 zowel telefonisch als schriftelijk contact gehad met de gemeente Sint-Oedenrode4. Het betrof de mobiele bereikbaarheid van het alarmnummer 112 in deze gemeente. Agentschap Telecom heeft bij brief van 18 januari 2016 aangegeven wat de uitkomsten zijn van het onderzoek dat TNO en Agentschap Telecom in 2015 hebben uitgevoerd naar de mobiele bereikbaarheid van 112 in de gemeente Sint-Oedenrode. In de brief is ook aangegeven dat de sleutel voor goede bereikbaarheid van 112 ligt bij dekking van de netwerken van de mobiele operators en dat operators bereid zijn om met gemeenten in gesprek te gaan over de mobiele bereikbaarheid van 112. Ook de gemeente Sint-Oedenrode kon daar gebruik van maken.
Met welke gemeenten is Agentschap Telecom momenteel in contact om een oplossing te zoeken voor het onvoldoende mobiele bereik?
Op dit moment heeft Agentschap Telecom met de gemeenten Weststellingwerf (Fr.) Huizen (N-H) en Gooise meren (N-H) contact om te bezien hoe het met de mobiele bereikbaarheid in die gemeenten zit.
De aanbesteding fotografie in relatie tot de naleving van het clusterverbod |
|
Attje Kuiken (PvdA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Wat is de huidige status van de aanbesteding fotografie?1
Ja, er wordt voor de aanbesteding fotografie een niet-openbare Europese aanbestedingsprocedure doorlopen. Hoewel de formulering wellicht anders doet vermoeden, kan elke geïnteresseerde partij zich aanmelden voor een niet-openbare aanbesteding. De niet-openbare procedure bestaat uit twee fases; een eerste ronde voor het selecteren van de geïnteresseerde marktpartijen, en een tweede ronde voor het selecteren van de beste inschrijvingen. Door deze verdeling in twee fases is deze aanbestedingsprocedure zeer geschikt voor het aanbesteden van opdrachten in een markt met een groot aantal marktpartijen, zoals de fotografie branche.
De aanbesteding is op 6 juli 2017 gepubliceerd op Tenderned, het voor iedereen toegankelijke marktplein voor aanbestedingen (www.tenderned.nl), waarna iedere in de opdracht geïnteresseerde fotograaf zich tot 24 augustus 2017 heeft kunnen aanmelden voor deelname aan de aanbestedingsprocedure. Er hebben zich 101 fotografen aangemeld, waarvan de ingediende verzoeken tot deelneming op dit moment worden beoordeeld op basis van de ervaring van de fotografen met de gevraagde soorten fotografie. Van de 101 fotografen die een verzoek tot deelneming aan de aanbestedingsprocedure hebben ingediend zullen er 75 worden uitgenodigd om een offerte in de dienen. Uiteindelijk zal met 40 fotografen een overeenkomst worden gesloten. De beoogde ingangsdatum voor de nieuwe overeenkomsten is 1 maart 2018.
Uit marktonderzoek voorafgaande aan de aanbesteding is gebleken dat de fotografie branche voor het overgrote deel valt binnen de categorie MKB/ZZP. Ook de huidige overeenkomsten met fotografen vallen allemaal onder de categorie MKB/ZZP.
In de aanbestedingsprocedure wordt rekening gehouden met de structuur van de fotografie branche door bij de opdrachtspecifieke eisen/selectiecriteria alleen te vragen naar ervaring van de fotograaf met de gevraagde soorten fotografie: reportagefotografie, portretfotografie, themafotografie. Alle MKB/ZZP fotografen kunnen hier in principe aan voldoen. Dit blijkt ook uit de 101 ontvangen verzoeken tot deelneming aan de aanbestedingsprocedure die zonder uitzondering behoren tot de categorie MKB/ZZP.
Kunt u bevestigen dat bij de procedure voor de aanbesteding fotografie gekozen is voor een niet-openbare aanbesteding?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u weergeven op welke wijze het aanbestedingsproces is ingericht en hoe de selectiecriteria zijn bepaald, zodat kleine ondernemers niet buitenspel komen te staan en ondernemers in het midden- en kleinbedrijf (MKB'ers) en zelfstandigen zonder personeel (ZZP'ers) een eerlijke kans krijgen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot contracten met de ongeveer 30 zelfstandige freelancers? Hoelang wordt al met de betrokkenen samengewerkt en wat is de omzet in totaal en de verdeling daarvan over de betrokkenen?
De samenwerking met de 35 fotografen is begonnen op de startdatum van de huidige overeenkomsten op 1 januari 2014. De huidige overeenkomsten lopen tot 1 januari 2018. De totale uitgaven aan fotografie onder de huidige overeenkomsten over de periode 1 januari 2014 tot 30 juni 2017 bedragen 2.935.000,– (inclusief BTW). De omzet per fotograaf betreft commercieel vertrouwelijke informatie.
Kunt u nader toelichten waar uw verwachting op is gebaseerd dat alle gecontracteerde fotografen onder de nieuwe aanbesteding voor 2018 MKB’ers en/of ZZP’ers zullen zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Nationale veiligheidseisen bij aanbestedingen van cruciale communicatiediensten van de overheid |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het artikel «Vodafone, CM en Ziggo winnen bij IWR2017»?1
Ja.
Wat is de reden dat u op 10 juli 2017 een uitstel van beantwoording stuurt op de vragen over nationale veiligheidseisen bij aanbestedingen van cruciale communicatiediensten van de overheid, terwijl volgens het bovenstaande bericht blijkt dat de opdracht dan al gegund is?2
De reden van uitstel was de overdracht van de beantwoording van de Minister van Economische Zaken aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De beantwoording staat los van de opdracht gunning.
Kunt u aangeven of de privacy bij CM Telecom volledig is geborgd in relatie tot de aanbesteding? Zo ja, op welke wijze? Op welke wijze is bij de aanbesteding het privacybeleid van CM Telecom meegenomen, waarin bijvoorbeeld staat dat persoonlijke gegevens aan derden kunnen worden verstrekt en persoonlijke gegevens kunnen worden overgebracht naar een land of gebied buiten de Europese Economische Ruimte, indien dat land of gebied een passend niveau van bescherming van de rechten en vrijheden van de betrokkenen heeft in verband met de verwerking van persoonsgegevens?3
Het privacy beleid en de algemene voorwaarden van CM Telecom zijn in het contract IWR2017 SMS Gateway niet van toepassing. In het contract zijn de algemene voorwaarden van het Rijk (ARBIT2016) van toepassing verklaard en is bepaald dat dient te worden voldaan aan Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).4 Hiermee is de privacy bij CM Telecom volledig geborgd.
Kunt u nader toelichten waarom de rijksbrede aanbesteding voor mobiele communicatiediensten IWR2017 volgens u geen cruciale communicatiediensten zijn? Waarom is deze aanbesteding volgens u niet gerelateerd aan essentiële veiligheidsbelangen dan wel gevoelige informatie? Hoe kijkt u hier specifiek tegenaan met betrekking tot persoonsgegevens en de verkeersgegevens?
IWR2017 Mobiele Communicatiediensten betreft een aanbesteding van telefoniediensten («simkaarten») voor gebruik op het publieke telefonienetwerk.
Deze telefoniediensten zijn niet bestemd voor gerubriceerde communicatie. Mobiele communicatiediensten moeten voldoen aan de Telecommunicatiewet (Tw) en de Wet bescherming persoonsgegeven (Wbp). Deze wetgeving biedt bescherming ten aanzien van persoonsgegevens en verkeersgegevens. Zie ook de beantwoording van de vragen van de leden Hijink en Van Raak (beiden SP) over de aanbesteding van mobiele telefonie 5
Kunt u aangegeven wat u bij deze aanbesteding met betrekking tot verkeersgegevens heeft geëist, mede in het kader van het voornemen om dergelijk digitaal verkeer onder het briefgeheim van de Grondwet te laten vallen?
Bij de aanbesteding treedt de overheid – gelet op het feit dat zij een contract sluit met een private partij – op als een contractsluitende partij in een horizontale verhouding. Als het gaat om bescherming van de inhoud van communicatie is hier niet de normering vanuit de Grondwet aan de orde, maar worden verkeersgegevens beschermd door de eerdergenoemde Wbp en door artikel 18.13 van de Telecommunicatiewet (Tw). Dit artikel bepaalt dat bij het opstellen van maatregelen en regels de bescherming van de persoonlijke levenssfeer alsmede de bescherming van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim en het geheim van daarmee vergelijkbare technieken in acht moeten worden genomen.
Wat houdt het maatregelenpakket in, waarvan de Minister van Veiligheid en Justitie in de zijn brief aan de Kamer over de voortgang van de uitvoering van het kabinetsbeleid inzake economische veiligheid heeft de aangeven dat het is ontwikkeld met het oog op de selectiefase en contractuele voorwaarden?4 Hoe is het maatregelenpakket toegepast bij de selectiefase en hoe wordt het maatregelenpakket toegepast in het contract? Hoe gaat op basis van het maatregelenpakket de komende jaren de monitoring en handhaving van de afspraken eruit zien?
Het maatregelenpakket waar de Minister van Veiligheid en Justitie in genoemde brief aan de Tweede Kamer naar verwijst ziet onder meer op de ontwikkeling van praktische instrumenten die gebruikt kunnen worden om mogelijke risico’s voor de nationale veiligheid bij inkoopopdrachten en aanbestedingen te signaleren en het toepassen van instrumenten gericht op het beheersen van deze risico’s. Deze instrumenten betreffen:
Over de ontwikkeling van deze instrumenten wordt momenteel overleg gevoerd met de Centrale Directeuren Inkoop van de departementen, de Commissie Bedrijfsjuridisch Advies (beheerder algemene rijksvoorwaarden) en stakeholders.
In de aanbesteding IWR2017 Mobiele Communicatiediensten kon met deze instrumenten nog geen rekening worden gehouden.
Wat vindt u van de strengere regels in Zwitserland op het gebied van aanbestedingen van telecommunicatiediensten door de Zwitserse overheid? Wat zijn de ervaringen in Zwitserland op dit gebied? Hoe kijkt u aan tegen deze strengere regels in relatie tot de Nederlandse aanbesteding rijksbrede aanbesteding voor mobiele communicatiediensten IWR2017, nu in het rapport «Vitale vennootschappen in veilige handen» wordt gemeld dat naar aanleiding van de inschrijving van UPC Cablecom op de aanbesteding van telecommunicatiediensten, waar de Zwitserse overheid gebruik van zou gaan maken, de Federale Raad van Zwitserland in 2014 heeft besloten dat buitenlandse bedrijven niet langer met de Zwitserse regering of daaraan gerelateerde entiteiten mochten samenwerken wanneer het werk betrekking heeft op de kritieke infrastructuur van Zwitserland?
Over de strengere regels in Zwitserland op het gebied van aanbestedingen van communicatiediensten door de Zwitserse overheid wijs ik er op dat de positie van Zwitserland niet vergelijkbaar is met die van Nederland. Zwitserland is geen lid van de EU en het is geen EER land. Als gevolg daarvan is Zwitserland niet gebonden aan EU-wetgeving ten aanzien van aanbestedingen en privacy. De Nederlandse aanbesteding IWR2017 Mobiele Communicatiediensten moet voldoen aan de Europese regelgeving. Deze regelgeving kent beperkingen, waardoor het in beginsel niet mogelijk is buitenlandse ondernemingen uit te sluiten van de mededinging, zoals eerder aangegeven in de beantwoording van de vragen van het lid Van den Berg-Jansen (CDA) over nationale veiligheidseisen bij aanbestedingen van cruciale communicatiediensten van de overheid van 14 juni 2017 7 IWR2017 MCD is een aanbesteding voor mobiele telefoniediensten op het publieke telefonienetwerk waarbij geen sprake is van essentiële veiligheidsbelangen of gerubriceerde communicatie.
Welke maatregelen heeft u genomen om ervoor te zorgen dat de Rijksdiensten gaan voldoen aan de Richtlijn houdende maatregelen om een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Unie te waarborgen in relatie tot deze aanbesteding?
De door u genoemde EU-Richtlijn wordt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie omgezet in nationale wetgeving. De Rijksdienst en de telecomsector vallen in beginsel niet onder de richtlijn. Bij de aanbesteding IWR2017 Mobiele Communicatiediensten is geen sprake van essentiële veiligheidsbelangen of gerubriceerde communicatie. Om die reden zijn er geen maatregelen genomen met betrekking tot genoemde Richtlijn.
Het bericht van PostNL dat goede bezorging op het platteland binnen enkele jaren onmogelijk wordt |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «PostNL vreest voor bezorging op platteland»?1
Ja.
Kunt aangeven of de bewering van bestuursvoorzitter Herna Verhagen van PostNL klopt dat goede bezorging op het platteland binnen enkele jaren onmogelijk wordt als de regels niet worden versoepeld waar PostNL mee te maken heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op 10 juli jl. heb ik u mijn analyse toekomst postmarkt doen toekomen (Kamerstuk 29 502, nr. 140). Uit deze analyse en de onderliggende evaluatie van de universele postdienst (UPD) blijkt dat door dalende volumes de financiële houdbaarheid van de UPD onder druk staat. In de eerdergenoemde analyse heb ik ook verschillende mogelijke oplossingsrichtingen geschetst om deze financiële houdbaarheid te verbeteren, ook met het oog op bezorging op het platteland. De keuze voor nieuw beleid is aan het volgende kabinet.
Zorgt het voorstel van bestuursvoorzitter Herna Verhagen van PostNL om de regels voor PostNL te versoepelen er juist niet voor dat het versturen van brieven en kaarten voor inwoners op het platteland nog lastiger wordt doordat PostNL nog meer brievenbussen kan weghalen? Zo ja, leidt dit voorstel van PostNL er dan toe dat er nog wel goede bezorging op het platteland is, maar dat deze inwoners op het platteland zeer lastig brieven en kaarten kunnen versturen doordat er geen brievenbus meer dichtbij hun woning is?
In de huidige Postwet 2009 en het Postbesluit 2009 zijn eisen gesteld aan het aantal brievenbussen en de bereikbaarheid van deze brievenbussen. Deze eisen zijn uitgebreid met u besproken in voorbereiding op de wijziging van de Postwet 2009 en het Postbesluit 2009 die op 1 januari 2016 in werking is getreden. De vraag in hoeverre deze eisen nog voldoen aan de huidige behoeften kan onderdeel zijn van de discussie over de toekomst van de postmarkt die dient te worden gevoerd. Daarbij dient ook aandacht te worden besteed aan de specifieke behoeften op het platteland. In het betreffende bericht van mw. Verhagen wordt hier nog niet op vooruitgelopen.
Kunt u aangeven hoeveel brievenbussen van de 19.000 brievenbussen PostNL al heeft weggehaald? Kunt u hierbij weergeven hoeveel brievenbussen verhoudingsgewijs zijn weggehaald in de stad en hoeveel op het platteland?
Eind 2016 beschikt PostNL volgens de post- en pakketmonitor van ACM gepubliceerd op 10 augustus 2017 over iets meer dan 17.000 brievenbussen2. Per saldo zijn er 2082 brievenbussen gereduceerd, waarvan 74% van de brievenbussen in stedelijk gebied stonden en de overige 26% op het platteland. Onder stedelijk gebied worden gebieden met meer dan 5.000 inwoners verstaan en onder platteland de gebieden met minder dan 5.000 inwoners.
Kunt aangeven of de bewering van bestuursvoorzitter Herna Verhagen van PostNL klopt dat er op termijn geen ruimte meer is voor meerdere postbedrijven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in mijn analyse toekomst postmarkt heb laten weten gaat de postmarkt op lange termijn waarschijnlijk op in een bredere bezorgmarkt. Deze bezorgmarkt groeit, zoals ook blijkt uit de eerder genoemde post- en pakkettenmonitor 2016 van de ACM. Postbedrijven zullen een transitie moeten maken om te kunnen profiteren van deze groeiende markt. In de transitiefase is het vooral van belang de betaalbaarheid van de UPD te borgen, rekening houdend met de belangen van bedrijven die actief zijn in de postmarkt. De grootste efficiëntiewinsten zijn te behalen bij de bezorging in niet-stedelijke gebieden. Ik heb er daarom op gewezen dat een hybride model zou kunnen ontstaan; concurrentie waar het kan, samenwerking waar het moet. In dichter bevolkte gebieden zal waarschijnlijk ruimte voor concurrentie blijven, terwijl samenwerking in rurale gebieden de financiële druk op de UPD kan verlichten.
Kloppen de cijfers van PostNL dat het besluit Aanmerkelijke Marktmacht (AMM) die de toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM) aan het postbedrijf oplegt het postbedrijf tussen de 30 en 50 miljoen euro per jaar gaat kosten? Zo ja, kunt u zo specifiek mogelijk weergeven waar deze kosten uit bestaan?
De door PostNL en ACM gepubliceerde cijfers betreffen een verwachting, omdat de precieze uitwerking van het AMM-besluit op voorhand niet exact kan worden voorspeld en het besluit nog niet definitief is geïmplementeerd. De daadwerkelijke impact hangt af van de precieze invulling van de tarieven en voorwaarden uit het besluit en de gedragsreactie van andere partijen in de markt daarop.
Kunt u aangeven of de krimp van de postmarkt, met name de gewone geadresseerde post (brieven en kaarten), hoger is dan voorzien op het moment van de laatste wijziging van de Postwet 2009?
Uit de evaluatie van de UPD, die ik u als bijlage bij de analyse toekomst postmarkt heb doen toekomen, blijkt dat het volume van binnenlandse brieven over de periode 2010 – 2015 daalde met 38% naar ongeveer 406 miljoen stuks in 2015. In de vorige evaluatieperiode (2006–2010) daalden de UPD-volumes ook al met 30%. De UPD-volumes daalden sterker dan werd voorspeld in de vorige evaluatie van de UPD in 2011. De voorspelling was een daling van ongeveer 30%. De krimp is dus hoger dan voorzien op het moment van de laatste wijziging van de Postwet 2009.
Kunt aangeven of de bewering van bestuursvoorzitter Herna Verhagen van PostNL klopt dat soepele regels voor PostNL een mogelijke vijandige overname van PostNL moeilijker maakt?
De regels op de postmarkt zijn er om de publieke belangen op de postmarkt te borgen. De aantrekkelijkheid van een bedrijf voor een mogelijke overname hangt af van een samenstel aan factoren, zoals de verwachting van partijen over de te behalen efficiencywinsten, synergievoordelen of schaalgrootte. Het is niet aan mij daarover uitspraken te doen.
Dat is een zaak voor de aandeelhouders, het bestuur en beleggingsanalisten. Voor het kabinetsbeleid met betrekking tot (vijandige) overnames verwijs ik u naar mijn brieven van 20 mei jl. en 4 juli jl. (Kamerstukken 29 826, nr. 70 en 83).
Het inspectieonderzoek naar de stroomstoring van Amsterdam en omstreken van 17 januari 2017. |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u aangeven hoe het komt dat uit het inspectieonderzoek naar de stroomstoring van Amsterdam en omstreken van 17 januari 2017 blijkt dat de inrichting van de aanname van 1-1-2 oproepen uit de tijd stamt dat mobiele telefonie beperkt werd gebruikt?1 Waarom is deze inrichting niet aangepast?
De reden voor een landelijke aanname van 1-1-2 oproepen is dat de technische en organisatorische randvoorwaarden niet aanwezig waren voor het automatisch routeren van mobiele oproepen naar regionale meldkamers. Met de realisatie van de een landelijke meldkamerorganisatie verandert dit en zullen oproepen zonder tussenkomst van een landelijke centrale in de meldkamers uitkomen. In 2018 wordt tevens de technische inrichting van de landelijke 1-1-2 centrale vernieuwd. Deze nieuwe infrastructuur maakt het onder andere mogelijk om het 1-1-2 proces beter te kunnen monitoren.
Kunt u aangeven wat de oorzaken zijn geweest dat tijdens de stroomstoring ongeveer 19% van de bellers helemaal geen contact heeft gehad met de centrale? Hoe wilt u in de toekomst gaan voorkomen dat mensen met een noodoproep geen contact krijgen met de centrale?
De personeelsbezetting van meldkamers wordt ingepland op basis van het historisch werkaanbod en voorzienbare piekbelasting. De stroomstoring zorgde voor een onverwacht hoge piekbelasting waarbij ook sprake was van een zeer hoge mate van oneigenlijk gebruik. Dit heeft ertoe geleid dat burgers in de wachtrij kwamen en daarbij een groot aantal het contact met 1-1-2 heeft verbroken.
Voor de korte termijn worden organisatorische maatregelen genomen om sneller extra capaciteit in te kunnen zetten. Ook worden procedures en afspraken voor het handelen tijdens piekbelastingen aangescherpt. Tot slot worden met de implementatie van vernieuwing van de technische infrastructuur voor 1-1-2 in 2018 verbeteringen doorgevoerd, zoals technische monitoring op wachtrijen. Op de lange termijn zal de realisatie van de landelijke meldkamerorganisatie moeten zorgen voor een betere opvang van onverwachte piekbelastingen. Voor een nadere toelichting op bovengenoemde maatregelen verwijs ik u naar de beleidsreactie op het rapport.
(Zie ook antwoord op vraag 10 van de leden Van Engelshoven en Paternotte van D66)
Hoe kan het dat de meldkamer niet kan zien wat de wachttijden zijn? Ben u bereid dit aan te passen zodat de meldkamer dit in de toekomst wel kan zien?
Veiligheidsregio’s zijn nu verantwoordelijk voor het beheer van de gemeenschappelijke meldkamers. Dit betekent dat de organisatorische en technische inrichting veelal gebaseerd is op keuzes die regionaal zijn gemaakt. Een van de hoofddoelstellingen van de landelijke meldkamerorganisatie is het beter omgaan met piekbelastingen en om hierbij de burgers een uniform niveau van dienstverlening aan te bieden. Hiervoor wordt het beheer van alle meldkamerlocaties centraal belegd bij de politie.
De politie bereidt op dit moment een wijziging voor in de technische 1-1-2 dienstverlening (zie Kamerstuk 29517, nr. 112 inzake 112 aangelegenheden) die in 2018 in gebruik wordt genomen. Deze nieuwe infrastructuur maakt het onder andere mogelijk om het 1-1-2 proces beter te kunnen monitoren.
Waarom gebruikt Nederland het systeem waarbij als je met een vaste telefoon naar 1-1-2 belt, je direct bij je regionale meldkamer terecht komt terwijl als je met mobiele telefoon naar 1-1-2 belt, je terecht komt bij een telefooncentrale in Driebergen die je uiteindelijk doorzet naar je regionale meldkamer? Hoe kijkt u tegen dit systeem aan?
Zie ook mijn antwoord op vraag 1. In het Transitieakkoord is afgesproken dat er geen sprake meer zal zijn van centrale aanname van mobiele telefonie. De politie onderzoekt momenteel de organisatorische consequenties van decentralisatie van 1-1-2 oproepen. Het eindbeeld is dat de tien meldkamers samen als één geheel kunnen werken.
Kunt u uiteenzetten wat Nederland qua systemen kan leren van het buitenland? Is het waar dat er in Oostenrijk nooit wachttijden zijn doordat daar een computer de centralist kiest? Zou dit systeem ook wat voor Nederland kunnen zijn?
Bij het maken van de afspraken om te komen tot een landelijke meldkamerorganisatie is goed gekeken naar buitenlandse voorbeelden. Het eindbeeld van de landelijke meldkamerorganisatie is onder andere dat meldkamers werk van elkaar kunnen overnemen en op die manier virtueel als één geheel kunnen werken. Zonder specifiek in te gaan op de prestaties van meldkamers in afzonderlijke landen, ben ik van mening dat wachttijden ook afhankelijk zijn van het aanbod en het aantal beschikbare centralisten. Dit betekent dat een systeem op zich niet volledig kan voorkomen dat er wachttijden kunnen ontstaan tijdens enorme piekbelasting.
Hoe wilt u ervoor gaan zorgen dat 1-1-2 beschikbaar blijft via de mobiele netwerken tijdens een langdurige stroomstoring met een groot effectgebied?
Naar aanleiding van de rapporten van de inspecties over de stroomstoringen in Diemen en in Amsterdam is overleg gestart met de aanbieders van mobiele telecommunicatie over de wijze waarop invulling moet worden gegeven aan de aanbevelingen in de rapporten voor wat betreft de aankiesbaarheid van 1-1-2 tijdens een stroomstoring. Dit overleg heeft geleid tot een goed beeld van de situatie. Telecompartijen hebben maatregelen genomen om te zorgen dat de noodstroomvoorziening beter functioneert. In zowel de rapportage over de stroomstoring in Diemen als de rapportage over de stroomstoring in Amsterdam wordt het Ministerie van Economische Zaken aanbevolen om over te gaan tot nadere normering voor de onderbroken toegang tot 1-1-2 bij een langdurige stroomstoring. Zoals aangegeven is in de beleidsreactie, wordt eerst een gedegen kosten en baten analyse uitgevoerd om te kijken wat een redelijke norm is. Beoogd wordt om in het eerste kwartaal van 2018 de Kamer te informeren over de resultaten hiervan.
Hoe wilt u ervoor gaan zorgen dat 1-1-2 beschikbaar blijft via de mobiele netwerken tijdens een (langdurige) stroomstoring in minder dicht bevolkte gebieden waar minder masten in de omgeving zijn die het belverkeer van uitgevallen masten kunnen opvangen?
De Minister van Economische zaken voert met de telecomproviders het gesprek over het effect van stroomstoringen op de dienstverlening, dit mede naar aanleiding van de aanbeveling om hiervoor tot een normering te komen. De resultaten hiervan zijn niet gebied gebonden, zodat deze op zowel dichter als minder dicht bevolkte gebieden van toepassing kunnen zijn. Voor een nadere toelichting hierop verwijs ik u naar de beleidsreactie.
Daarnaast wordt bij de eerstvolgende veiling van frequentievergunningen voor mobiele communicatie een dekkingseis geïntroduceerd (zie Kamerstuk 24 095, nr.418 voortgang nota Mobile Communicatie). Daarmee kan een verbetering optreden van de beschikbaarheid van 1-1-2.
Wat heeft u gedaan met de in eerdere onderzoeken geconstateerde kwetsbaarheden door de inspecties in de continuïteit en bereikbaarheid van de 1-1-2 keten? Is het waar dat niet alle eerdere aanbevelingen om de bereikbaarheid van 1-1-2 verder te optimaliseren, zijn gerealiseerd? Zo ja, wat is hiervan de reden? Kunt u uiteenzetten hoe het komt dat ondanks eerdere aanbevelingen van de inspecties tot op heden geen norm is gesteld voor de duur van de beschikbaarheid van 1-1-2 na stroomuitval?
In 2013 heeft de Inspectie VenJ naar aanleiding van technische storingen die zich in 2012 in de 1-1-2 keten hebben voorgedaan een aantal aanbevelingen gedaan om de 1-1-2 keten te verbeteren. In 2015 heb ik de Auditdienst Rijk gevraagd om de stand van zaken van de opvolging van de aanbevelingen van de Inspectie te beoordelen. Hierover heb ik u op 1 september 2015 geïnformeerd (Kamerstuk 29 628 nr. 560). De ADR heeft in haar rapport van september 2015 geconstateerd dat de verbetermaatregelen die betrekking hebben op het gebied van beleid, sturing, regie maar ook technische verbetermaatregelen, monitoring van de 1-1-2 keten en communicatie over het handelingsperspectief inmiddels zijn gerealiseerd. Een aantal verbetermaatregelen vroegen toen nog aandacht. Hiervoor is met behulp van alle ketenpartners een risico-analyse opgesteld waaruit verbeterpunten zijn opgepakt zoals het realiseren van meer nauwkeurige locatie-informatie voor de burger. Een ander deel van de verbetermaatregelen zal ook met de vernieuwing van de technische infrastructuur van de 1-1-2 in 2018 worden gerealiseerd. Ik zal deze risico analyse periodiek herhalen, zodat continue aandacht is voor de robuustheid van de «1-1-2 keten».
Voor het antwoord inzake het instellen van een norm verwijs ik u naar de beleidsreactie.
Kunt u een update geven van de verbeteringen die zijn aangebracht aan het mobiele netwerk om de mobiele bereikbaarheid van 1-1-2 te verbeteren, met name in de grensgebieden?
Telecomaanbieders geven aan continu bezig te zijn hun mobiele netwerken te optimaliseren. Elke lokale situatie kent eigen specifieke uitdagingen. Dat geldt ook voor grensgebieden. Telecomaanbieders spreken over de nodige aanpassingen met hun buitenlandse collega’s om wederzijdse storingen zoveel mogelijk te voorkomen. Overigens is het niet evident dat de bereikbaarheid van 1-1-2 in grensregio’s minder goed is dan in de overige delen van Nederland. Om de kans op een geslaagde noodoproep zo hoog mogelijk te maken, kunnen noodoproepen door ieder beschikbaar mobiel netwerk worden afgehandeld. Ook door buitenlandse netwerken.
Kunt u uiteenzetten voor welke gemeenten het Agentschap Telecom het afgelopen jaar heeft geadviseerd om de mobiele bereikbaarheid van 1-1-2 te verbeteren? Bent u bereid het Agentschap Telecom de opdracht te geven proactief advies te geven aan gemeenten waar zich op het gebied van dekking problemen voordoen met de mobiele bereikbaarheid van 1-1-2?
In beantwoording van Kamervragen van 3 november 2016 door het lid Mulder (CDA) en Oosenbrug (PvdA) is aangegeven dat bij het bieden van ondersteuning bij het vergroten van de bereikbaarheid van 1-1-2 Agentschap Telecom uitgebreid contact heeft gehad met de gemeenten Huizen, Naarden, Bergen (L), Midden Drenthe, Barneveld, Neerijnen, Lingewaal, Vlagtwedde, alle Zeeuwse gemeenten via de Vereniging Zeeuwse Gemeenten (VZG) en de provincie Groningen. Aanvullend daarop kan gemeld worden dat er afgelopen periode contact is geweest met gemeente Dronten, waterschap Hunze en Aa, gemeente Bladel, provincie Drenthe en gemeente Weststellingwerf. In 2015 hebben TNO en Agentschap Telecom een onderzoek uitgevoerd naar de mobiele bereikbaarheid van het alarmnummer 1-1-2. Aansluitend heeft Agentschap Telecom opdracht gekregen om op verzoek beschikbare technische expertise aan te bieden aan gemeenten en telecomaanbieders. Daar waar nodig vinden ook metingen plaats naar de mobiele bereikbaarheid van 1-1-2, mits gemeente en telecomaanbieders de situatie lokaal gezamenlijk al goed in kaart hebben gebracht en oplossingsmogelijkheden over en weer hebben onderzocht.
Het bericht dat een huurkorting van 170 euro niet wordt toegestaan in Zeeland |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Erik Ronnes (CDA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Cadeautje aan Zeeuwse huurders voorlopig van de baan?» inzake een huurkorting van 170 euro die bij een door de Autoriteit woningcorporaties goedgekeurde fusie (leidend tot woningcorporatie Zeeuwland) was afgesproken, alsnog wordt geblokkeerd door de Autoriteit woningcorporaties?1
Ja. Ik ben bekend met het bericht «Cadeautje aan Zeeuwse huurders voorlopig van de baan».
Kunt u aangeven waarom een eenmalige huurkorting niet gegeven zou mogen worden? Welke wettelijke regels worden hier geschonden? Is het toepassen van een hardheidsclausule mogelijk?
Een doel van de herziene Woningwet is geweest, mede gelet op de aanbevelingen van de parlementaire enquête, om woningcorporaties terug te laten keren naar hun kerntaak en grenzen te stellen aan hun werkdomein. Vanuit dit opzicht beperkt de Woningwet de mogelijkheden voor woningcorporaties om diensten te verlenen en meer specifiek om financiële middelen ter beschikking te stellen aan huurders, om willekeur en oneigenlijke vormen van subsidieverlening te voorkomen en tevens uit te sluiten dat de geldende huurprijswetgeving kan worden omzeild.
Het geven van een eenmalige korting op de maandelijkse huur door een corporatie is naar oordeel van de Autoriteit woningcorporaties (Aw) materieel het «ter beschikking stellen van financiële middelen». Op grond van de Woningwet mogen woningcorporaties geen financiële middelen ter beschikking stellen, met uitzondering van de gevallen die zijn opgenomen in artikel 48 van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting (Btiv). In de Woningwet is naast deze vastgelegde uitzonderingen geen hardheidsclausule opgenomen op grond waarvan alsnog een eenmalige huurkorting gegeven zou kunnen worden.
Hoewel een eenmalige korting op de maandelijkse huur niet mogelijk is, zijn er voor een woningcorporatie andere mogelijkheden om kostenbesparingen die samenhangen met een fusie structureel ten goede te laten komen aan de doelgroep. Bijvoorbeeld doordat in huurovereenkomsten de huurprijs structureel wordt verlaagd, of toekomstige huurverhogingen worden beperkt. Tevens kan er voor worden gekozen om woningverbeteringen en duurzaamheidsmaatregelen toe te passen in de woningvoorraad, die leiden tot lagere energielasten voor zowel huidige als toekomstige bewoners, zonder dat voor deze maatregelen huurverhoging wordt gevraagd door de woningcorporatie.
Deelt u de mening dat het juist in de geest van de nieuwe Woningwet is om samen met huurders en gemeente afspraken te maken over wat te doen met besparingen en dat dit dus ook kan betekenen dat dit op korte termijn verrekend wordt met de huren van huurders? Zo nee, waarom niet?
De Woningwet stimuleert de woningcorporatie, gemeente en huurdersorganisatie om prestatieafspraken te maken over de bijdrage van de woningcorporatie aan het lokale volkshuisvestingsbeleid van de gemeente, binnen de grenzen van de wettelijke toegestane activiteiten van corporaties. Onderdeel hiervan kunnen prestatieafspraken zijn over het huurprijsbeleid van een woningcorporatie inclusief de mogelijkheid van structurele huurmatiging voor bewoners als gevolg van financiële besparingen door een woningcorporatie.
Kunt u aangeven of de eenmalige huurkorting ook onderdeel was van het door de Autoriteit woningcorporaties goedgekeurde fusievoorstel? Zo ja, kunt u dan aangeven waarom de Autoriteit woningcorporaties wel toestemming heeft gegeven voor dit voorstel waarvan deze korting niet alleen onderdeel was, maar zelfs een voorwaarde van de huurders zonder wiens toestemming de fusie niet plaats kon vinden?
De Autoriteit woningcorporaties geeft aan dat de eenmalige huurkorting was opgenomen in het fusievoorstel van woningcorporatie Zeeuwland. Omdat dit specifieke punt geen onderdeel van beoordeling van fusievoorstellen is, heeft de Autoriteit woningcorporaties toestemming gegeven voor de fusie. De Autoriteit woningcorporaties komt dus niet terug op haar goedkeuringsbesluit voor de fusie. Echter, geeft zij nu wel aan dat het eenmalig toepassen van huurkorting, in de door Zeeuwland gekozen vorm, niet mogelijk is omdat dit in strijd is met de Woningwet. Omdat dit plan al in het fusievoorstel opgenomen was, had de Autoriteit woningcorporaties Zeeuwland hier eerder op kunnen wijzen.
Tegelijk geldt in het algemeen dat zaken waarover de Aw geen signaal heeft afgegeven niet automatisch zijn toegestaan onder de Woningwet en dat woningcorporaties ook zelf geacht worden de wet te kennen en hiernaar te handelen.
Kunt u aangeven waarom de Autoriteit woningcorporaties nu kennelijk terug komt op haar eerdere goedkeuring van het fusievoorstel? Deelt u de visie van de Autoriteit woningcorporaties zelf dat zij eerder had moeten reageren op het plan?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u uiteenzetten hoe een huurkorting wel op korte termijn bij de huurders terecht kan komen? Bent u bereid om met de Autoriteit woningcorporaties in gesprek te gaan om te bezien hoe deze huurkorting alsnog op korte termijn verstrekt kan worden aan de huurders en hoe er zo snel mogelijk voor gezorgd kan worden dat woningcorporaties als Zeeuwland zich niet bezig hoeven te houden met dergelijke doorgeslagen regels en gewoon weer hun tijd kunnen besteden aan het betaalbaar huisvesten van mensen?
In het antwoord op vraag 2 is aangegeven dat er voor een woningcorporatie voldoende mogelijkheden zijn om conform de voorschriften uit de Woningwet kostenbesparingen structureel ten goede te laten komen aan de doelgroep. De Autoriteit woningcorporaties is reeds in gesprek geweest met woningcorporatie Zeeuwland over de verschillende mogelijkheden die de Woningwet toelaat.
Financiële besparingen kunnen door een woningcorporatie ten goede worden gebracht van haar doelgroep, binnen de geldende kaders van de Woningwet en de geldende huurprijswetgeving. Op grond van de geldende huurprijswetgeving mag een woningcorporatie jaarlijks een keer (per 1 juli) de huur verhogen, waarbij zij tevens is gebonden aan een maximumpercentage voor de huurverhoging. Daarnaast kan een huurverhoging plaatsvinden bij mutatie van een woning.
Bij een besluit tot structurele huurverlaging is een woningcorporatie niet gebonden aan een jaarlijks vaststaand moment en dus kan het besluit tot structurele huurverlaging door een woningcorporatie in overleg met de huurdersorganisatie snel worden genomen, zodat het effect hiervan binnen enkele maanden merkbaar is voor de huurders.
De staat van onderhoud van het Kanaal van Gent naar Terneuzen en wateroverlast Sluiskil |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kunt u de Kamer informeren over de staat van onderhoud van het Kanaal van Gent naar Terneuzen?
Beheer en onderhoud van het Nederlandse deel van het kanaal van Gent naar Terneuzen is ondergebracht bij Rijkswaterstaat, gemeente Terneuzen, havenbedrijf Zeeland Seaports en derden. Rijkswaterstaat renoveert momenteel 5 km oever, zodat de oevers en damwanden blijven voldoen aan de huidige veiligheidseisen. Het renovatieproject – vervanging van een aantal damwanden die aan het einde van hun technische levensduur zijn – wordt eind 2017 afgerond.
Bent u op de hoogte van het feit dat de damwand van het Kanaal van Gent naar Terneuzen bij Sluiskil grote roestgaten heeft?
Ter hoogte van Sluiskil is een deel van de damwand in beheer bij Rijkswaterstaat en een deel bij Zeeland Seaports. Zoals ik aangaf in het antwoord op vraag 1, vervangt Rijkswaterstaat een aantal damwanden die aan het eind van hun technische levensduur zijn. Zo ook een deel ten zuiden van Sluiskil. Voor het overige deel van de door Rijkswaterstaat beheerde damwand bij Sluiskil zijn mij geen concrete aanwijzingen bekend dat de damwand roestgaten heeft.
Zeeland Seaports voert momenteel onderzoek uit naar de staat van de bij hen in beheer zijnde damwand bij Sluiskil. De resultaten van het onderzoek worden eind augustus verwacht.
Wanneer is onderhoud aan deze damwand gepland?
Rijkswaterstaat toetst in 2018–2019 de regionale keringen aan de huidige veiligheidsnorm. De volgende onderhoudscyclus aan oevers en damwanden in beheer van Rijkswaterstaat wordt ingepland vanaf medio 2022. In 2017 vinden baggerwerkzaamheden plaats om te voldoen aan het vereiste vaarwegprofiel. Zeeland Seaports zal voor de bij hen in beheer zijnde damwand, naar aanleiding van de uitkomsten van in antwoord 2 genoemd onderzoek, de meest urgente zaken in het vierde kwartaal van 2017 aanpakken. Minder urgente zaken staan gepland medio 2018. Tevens voert Zeeland Seaports momenteel onderzoek uit in verband met de technische levensduur van hun damwand. De resultaten van dit onderzoek worden binnen enkele maanden verwacht. Op basis daarvan zal Zeeland Seaports haar renovatieproject inplannen.
Bent u op de hoogte van de grote wateroverlast voor mensen die achter de damwand wonen?1
Ik ben op de hoogte van de wateroverlast van bewoners aan het kanaal ter hoogte van zijkanaal B te Sluiskil en neem hun problemen serieus. De oorzaak van de problemen is nog niet duidelijk. Rijkswaterstaat, gemeente Terneuzen en Zeeland Seaports hebben als beheerders in het gebied eerder dit jaar gezamenlijk het initiatief genomen voor een onderzoek naar oorzaak, effect en mogelijke oplossingen, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheden, te weten peilbeheer, grondwaterbeheer en damwandbeheer. Het onderzoek start nog deze maand. Zodra de onderzoeksresultaten bekend zijn (gepland eind oktober 2017) worden deze gedeeld met de bewoners.
Welke contacten zijn er vanuit Rijkswaterstaat of Zeeland Seaports geweest over de schade aan vastgoed en gezondheid van mensen?
Sinds de zomer van 2016 heeft Rijkwaterstaat gesprekken gevoerd met enkele bewoners over ingediende klachten. Dit heeft geresulteerd in het hierboven genoemde gezamenlijke onderzoek naar de waterproblematiek te Sluiskil.
In welke stadium verkeren de plannen over het verbreden van het kanaal bij Sluiskil om de bocht voor grotere zeeschepen te vergemakkelijken?
Momenteel zijn er geen plannen voor of initiatieven tot het aanpassen en/of verbreden van het kanaal van Gent naar Terneuzen. De nieuwe sluis Terneuzen wordt nu gerealiseerd; oplevering is voorzien in 2022. In de dimensionering van de nieuwe sluis is rekening gehouden met mogelijke doorvaart van grotere schepen in de toekomst. Daarmee is het ontwerp van de sluis toekomstvast.
Bent u bereid om in overleg te treden met de gemeente Terneuzen, zodat eigenaren van woningen weten in hoeverre zij nog moeten investeren in hun woningen met wateroverlast, terwijl zij over een aantal jaren wellicht moeten verhuizen in verband met de verbreding van het kanaal?
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Bent u op de hoogte van het feit dat het schommelen van het waterpeil in het kanaal gevolgen heeft voor het grondwaterpeil achter de damwand? Wat voor invloed heeft dit op uw beleid ten aanzien van het wijzigen van het waterpeil in het Kanaal van Gent naar Terneuzen?
Het eerder genoemde onderzoek neemt het eventuele effect van het kanaalpeil mee als te onderzoeken onderdeel bij het vinden van oorzaken en oplossingen van de wateroverlast.
Welke afspraken zijn met de Belgische overheid gemaakt over de hoogte van het waterpeil in het kanaal?
Met de Belgische overheid zijn operationele afspraken gemaakt over het beheersen van het waterpeil op het kanaal. Het peil wordt beheerst binnen de marge van +1,88mNAP tot +2,38mNAP. In perioden van piekneerslagen en verhoogde afvoeren uit Vlaanderen kan het voorkomen dat kortstondig peil overschrijdingen plaatsvinden hoger dan +2,38mNAP. Het overtollig water uit Vlaanderen wordt dan mede via het kanaal afgevoerd.
Hebben de Belgische en Nederlandse autoriteiten deze afspraken in de afgelopen zes maanden goed nageleefd?
Ja, deze afspraken zijn goed nageleefd.
Bent u bereid om de met reden geannoteerde wijzigingen in het waterpeil van het Kanaal van Gent naar Terneuzen in de afgelopen zes maanden met de Kamer te delen?
Ja. Het afgelopen half jaar is de fluctuatie van het waterpeil binnen de afgesproken marges gebleven, behoudens een periode van 8 uur op 14 januari 2017 waarin een overschrijding plaats heeft gevonden tot gemiddeld 2,40m+NAP waar 2,38m+NAP is afgesproken. In het bij antwoord 4 genoemde onderzoek dat deze maand start, zal de analyse van de waterstanden van de afgelopen periode een onderdeel zijn.
De waterstanden zijn te volgen via https://waterinfo.rws.nl/#!/details/publiek/waterhoogte-t-o-v-nap/1311/Waterhoogte___20Oppervlaktewater___20t.o.v.___20Normaal___20Amsterdams___20Peil___20in___20cm.
Kunt u aangeven wie juridisch verantwoordelijk is voor (de staat van) de damwanden, het waterpeil in het kanaal, de wateroverlast als gevolg van schommelingen in het waterpeil in het kanaal, schade als gevolg van kanaalwater aan huizen en aan gezondheid, alsmede de waardedaling van de woningen in Sluiskil?
Een deel van de damwanden is in beheer bij Rijkswaterstaat en een ander deel is in beheer en onderhoud bij Zeeland Seaports. Rijkswaterstaat is als beheerder van het kanaal verantwoordelijk voor het waterpeil. Het gezamenlijke onderzoek richt zich op de oorzaken van de wateroverlast en de mogelijke verbanden met geconstateerde schade en andere effecten.
Nationale veiligheidseisen bij aanbestedingen van cruciale communicatiediensten van de overheid |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Zorgen om aanbestedingen» en het jaarbericht 2016 van het Agentschap Telecom?1
Ja.
Kunt u aangeven of bij de aanbestedingen van cruciale communicatiediensten van de overheid de kostprijs een van de belangrijkste selectiecriteria is? Zo ja, brengt dit dan geen veiligheidsrisico’s met zich mee? Zo nee, waar blijkt dit uit?
Onder de term «cruciale» in uw vraag wordt door mij steeds begrepen «essentiële veiligheidsbelangen», dan wel «gevoelige informatie».
Bij opdrachten voor cruciale communicatiediensten van het Rijk, vindt de gunning plaats op grond van de economische meest voordelige inschrijving, in beginsel vastgesteld op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding. Behalve (kost)prijs is kwaliteit hierin een belangrijk criterium, waarin mede aspecten als veiligheid, innovatie en duurzaamheid zijn begrepen. Iedere inschrijver zal moeten voldoen aan de overeenkomstig de Nederlandse wet- en regelgeving gestelde eisen gericht op informatiebeveiliging. Zie in dit verband ook mijn antwoord op vraag 3 van de vragen van de leden Hijink en Van Raak over de aanbesteding mobiele telefonie van 27 juni 20172.
Wat is de reden dat deze aanbesteding openbaar is? Waarom heeft u geen beroep gedaan op het wetsartikel dat bepaalt dat bij nationale veiligheid niet openbaar aanbesteed hoeft te worden (zo wordt de renovatie van de Tweede Kamer niet openbaar aanbesteed)?2
Voor zover met «deze aanbesteding» de aanbesteding in het hierboven aangehaalde bericht «Zorgen om aanbestedingen» (IWR2017|Mobiele telefonie) wordt bedoeld, is de reden dat het bij deze opdracht het normale gebruik van sim-kaarten en mobiele telefoontoestellen door ministeries betreft. Dit zijn geen cruciale communicatiediensten.
Op welke manier worden nationale veiligheidsbelangen meegenomen bij aanbestedingen van de overheid op het gebied van cruciale communicatiediensten?
Bij opdrachten op het gebied van cruciale communicatiediensten moet worden voldaan aan de overeenkomstig de Nederlandse wet- en regelgeving gestelde eisen inzake informatiebeveiliging en privacy. Indien er bij de opdracht ook sprake is van persoonsgegevens wordt met de ondernemer aanvullend een zogenoemde verwerkersovereenkomst gesloten, waarin nadere voorwaarden worden gesteld inzake de verwerking van persoonsgegevens en de beveiliging ervan. Zie in dit verband ook mijn antwoord op vraag 3 van de vragen van de leden Hijink en Van Raak over de aanbesteding mobiele telefonie van 27 juni 20174.
Vindt u dat op dit moment voldoende nationale veiligheidseisen worden opgenomen in de aanbestedingseisen van dit soort type aanbestedingen? Zo ja, kunt u dat nader toelichten? Zo nee, wat gaat u daaraan doen? Is dit een reden om opnieuw aan te besteden?
Ja. Zie mijn antwoord op vraag 2 en vraag 4.
Verwacht u in het licht van de aanstaande Brexit dat de Britse inlichtingendiensten via hacks zullen proberen zoveel mogelijk informatie uit andere landen te verzamelen? Zo ja, acht u het dan verstandig dat een Brits bedrijf aanbestedingen kan winnen op het gebied van cruciale communicatiediensten in Nederland?
Ik kan in het openbaar geen uitspraak doen over specifieke gevallen. In het algemeen geldt dat inlichtingenactiviteiten van buitenlandse mogendheden op Nederlands grondgebied zonder voorafgaande instemming van de Nederlandse regering, niet zijn toegestaan. Indien geconstateerd wordt dat een buitenlandse mogendheid zonder instemming dergelijke activiteiten verricht op Nederlands grondgebied, treft de Nederlandse regering maatregelen.
Kunt u in zijn algemeen aangeven of de kans groter wordt op hacks van buitenlandse inlichtingendiensten op cruciale communicatiediensten indien de taken hieromtrent worden uitgevoerd door een buitenlands bedrijf? Zou u dit kunnen toelichten?
In het algemeen geldt dat aanbieders van communicatiediensten die in Nederland actief zijn, moeten voldoen aan alle terzake geldende wet- en regelgeving, waaronder waarborgen rondom de beveiliging van de informatie en de privacy van de klanten. Dat geldt ook voor in Nederland actieve aanbieders die in buitenlandse handen zijn. Voor het overige verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.
Is het juridisch mogelijk om bij de aanbesteding van cruciale en gevoelige communicatiediensten eisen op te nemen over de herkomst van een onderneming of de vestigingsplaats van de onderneming? Zo nee, zou u het wenselijk achten dat dit wel juridisch mogelijk wordt?
Wanneer het bij een opdracht van het Rijk om cruciale en gevoelige communicatiediensten gaat, dan wordt deze opdracht in beginsel niet openbaar aanbesteed maar wordt gebruik gemaakt van de uitzondering artikel 2.23, lid 1, sub e Aanbestedingswet 2012 (geheim verklaard) zodat de opdracht één op één aan een bepaalde ondernemer kan worden gegund, dan wel aanbesteed op basis van de Aanbestedingswet op Defensie en Veiligheid op grond waarvan buitenlandse ondernemers van buiten de Europese Unie van de aanbesteding kunnen worden uitgesloten (artikel 1.7 Aanbestedingswet op Defensie en Veiligheid).
Kunt u aangeven of de Nederlandse overheid de eis opneemt bij aanbestedingen van cruciale communicatiediensten van de overheid dat bij calamiteiten de dienstverlener dicht in de buurt moet zijn om dit op te kunnen lossen? Zo nee, bent u bereid dit in het vervolg standaard op te nemen in de aanbestedingseisen van dit soort aanbestedingen?
In beginsel worden bij opdrachten geen eisen gesteld over de locatie van een dienstverlener. In plaats daarvan wordt van de ondernemer verlangd dat deze voldoet aan de eisen die worden gesteld aan de termijn waarbinnen door de ondernemer eventuele calamiteiten moeten worden opgelost. Dit acht ik afdoende en zie daarom geen reden om voortaan standaard eisen over de nabijheid van een ondernemer op te nemen.
Op welke manier toetst de Nederlandse overheid of de opgenomen (veiligheids-)eisen na de aanbesteding van cruciale communicatiediensten werkelijk worden uitgevoerd? Kunt u aangeven of de Nederlandse overheid op dit moment beschikt over voldoende capaciteit om dit soort toetsen uit te kunnen voeren? Zo nee, bent u bereid meer capaciteit hiervoor beschikbaar te stellen?
Voor communicatie van staatsgeheime informatie is in het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijkdienst Bijzondere Informatie 2013 (VIRBI 2013) bepaald dat ministeriële goedkeuring noodzakelijk is, voorzien van een advies van de Werkgroep Bijzondere Informatie. Voorafgaand aan een dergelijk advies zijn dergelijke producten door het Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging van de AIVD (NBV) geëvalueerd.
Tijdens de uitvoering van een opdracht wordt via contractmanagement toegezien op de nakoming door de ondernemer van de gestelde eisen betreffende wezenlijke belangen van veiligheid. Ik heb geen aanwijzingen dat de capaciteit hiervoor onvoldoende is.
Deelt u de mening van professor Bas de Jong dat er op het terrein van nationale veiligheidsbelangen nog geen consequent beleid wordt gevoerd door de Nederlandse overheid? Kunt u hierbij toelichten waarom er volgens u wel of geen consequent beleid wordt gevoerd op dit gebied?
Nee, ik deel deze mening niet. Op grond van het Besluit van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 1 juni 2013, nr. 3124134, Voorschrift Informatiebeveiliging Rijkdienst Bijzondere Informatie 2013 (VIRBI 2013), wordt per departement beveiligingsbeleid vastgesteld.
Voorts is, zoals in de Kamerbrief van 22 mei jl. van de Minister van Veiligheid en Justitie5 aangegeven, een interdepartementaal programma in uitvoering gericht op het versterken van de economische veiligheid. Aan de hand van ex-ante-analyses worden voor elke sector binnen de vitale infrastructuur eventuele risico’s voor de nationale veiligheid bij buitenlandse investeringen en aanbestedingen van overheidsopdrachten in kaart gebracht om te bepalen of het bestaande instrumentarium van de overheid voldoende waarborgen biedt en zo nodig aanvullende maatregelen te nemen. Op dit moment zijn er drie ex-ante-analyses uitgevoerd: waterkeren, energie en ICT/telecom. Alle overige nog uit te voeren ex-ante-analyses zijn op dit moment in voorbereiding of gaande.
In genoemde brief is ook gemeld dat ter vergroting van de bewustwording van mogelijke risico’s voor de nationale veiligheid bij inkoop en aanbestedingen voorlichtingsbijeenkomsten voor Rijksinkopers zijn gehouden en dat ter ondersteuning van de praktijk een handreiking in voorbereiding is ten behoeve van risico-inschatting en het stellen van selectiecriteria en contractuele voorwaarden. Mede aan de hand hiervan kan beoordeeld worden of bij een aanbesteding nationale veiligheidsbelangen aan de orde zijn en welke beheersmaatregelen in dat geval passend zijn.
Op welke manier opereren andere Europese lidstaten bij aanbestedingen op het gebied van nationale veiligheid bij cruciale communicatiediensten van de overheid? Zijn er landen die strengere aanbestedingseisen hanteren op het gebied van de nationale veiligheid bij cruciale communicatiediensten? Zo ja, welke zijn dat en welke strengere eisen stellen zij?
Andere lidstaten zijn wat de mogelijkheden voor het aanbesteden van hun opdrachten van cruciale communicatiediensten gehouden aan dezelfde Europese regelgeving als lidstaat Nederland. Zie antwoord op vraag 8.
Een inschattingsfout van Rijkswaterstaat bij de A58 |
|
Martijn van Helvert (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Forse file A58 door inschattingsfout Rijkswaterstaat»?1
Ja
Klopt het bericht van de ANWB dat Rijkswaterstaat de hoeveelheid verkeer op de A58 compleet verkeerd heeft ingeschat?
RWS heeft zich voor de planning van de uitvoering van het werk gebaseerd op ervaringen uit het verleden. De afgelopen jaren ging het verkeer tijdens het Pinksterweekend verspreid naar huis. RWS heeft daarom de werkzaamheden op de dinsdag na het Pinksterweekeinde gepland. Dit jaar kwam het vakantieverkeer, in tegenstelling tot voorgaande jaren, echter pas op dinsdagochtend na Pinksteren op gang. Dat was dus niet voorzien. Deze ervaring zal uiteraard wel worden meegenomen bij de toekomstige planning van werkzaamheden.
Wat was de reden van Rijkswaterstaat om de werkzaamheden op 6 juni in te plannen?
In 2017 staan er veel werkzaamheden gepland in Zeeland. RWS houdt met het inplannen hiervan nadrukkelijk rekening met te verwachten piekmomenten, zoals vakantieperiodes, (buitenlandse) feestdagen en evenementen. Die piekmomenten waren op 6 juni niet voorzien. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Op welke manier wordt bij het inplannen van werkzaamheden rekening gehouden met drukte door vakantieverkeer? Wordt volgens u voldoende rekening gehouden met drukte door vakantieverkeer? Kunt u dat toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Welke werkzaamheden staan er gepland in de zomerperiode die mogelijk grote hinder kunnen veroorzaken in verband met vakantieverkeer? Zou het verstandig zijn deze werkzaamheden op een ander moment in te plannen? Zo ja, gaat u zich hiervoor inzetten?
In de zomermaanden juli en augustus wordt door RWS in Zeeland niet aan de weg gewerkt in verband met het vakantieverkeer van (buitenlandse) toeristen. In 2017 staan veel werkzaamheden gepland in Zeeland. Deze worden daarom vooral in het voorjaar en najaar uitgevoerd. Vanwege het feit dat veel werkzaamheden alleen bij hogere temperaturen en beperkte regenval kunnen worden uitgevoerd, is het uitwijken naar de winter geen optie. Bij het inplannen wordt overigens niet alleen rekening gehouden met piekmomenten als gevolg van vakantieverkeer, maar ook met drukte als gevolg van het reguliere woon/werkverkeer.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat Rijkswaterstaat in de toekomst bij werkzaamheden meer rekening houdt met vakantieverkeer? Zo ja, op welke termijn kunt u dit in gang zetten?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Lekkages bij AKZO-Nobel in Twente |
|
Stientje van Veldhoven (D66), Agnes Mulder (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA), Liesbeth van Tongeren (GL), Pieter Omtzigt (CDA), Carla Dik-Faber (CU) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Weer lekke boring AkzoNobel»?1
Ja.
Kunt u een lijst geven van alle lekkages die AkzoNobel de afgelopen twee jaar gemeld heeft bij het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)? Kunt u per lekkage aangeven wat het betrof, welke hoeveelheid van welke stof is vrijgekomen en hoeveel tijd er zat tussen het begin van de lekkage en de melding bij SodM?
Op 5 juli 2016 heb ik uw Kamer per brief2 geïnformeerd over de tijdlijn betreffende de melding van de lekkage van boorput 335, het onderzoek naar deze lekkage en over het door SodM ingestelde integriteitsonderzoek naar alle 551 boorputten van AkzoNobel.
SodM heeft AkzoNobel gevraagd om lijsten op te stellen waarin alle lekkages uit de transportleidingen en boringen vanaf 1994 zijn weergegeven. AkzoNobel heeft deze lijsten gepubliceerd op haar website3 en houdt de lijsten ook actueel.
In de lijsten heeft men voor iedere lekkage, tot dusver bekend, de datum van de lekkage, de gelekte vloeistoffen en de gelekte hoeveelheden opgenomen. Ook zijn de recentelijk onderzochte boorputten opgenomen waarvan is gebleken dat deze niet lek zijn. De lijsten zijn door SodM gecontroleerd en juist bevonden.
Kunt u aangeven welke mogelijke gevolgen deze lekkages hebben op de omgeving en de waterkwaliteit?
SodM heeft bij AkzoNobel aangedrongen op gepaste urgentie bij het onderzoek en de sanering van lekkages en mogelijke verontreinigingen in Twente. Men heeft daarbij aangegeven dat de veiligheid van het personeel van AkzoNobel, omwonenden en milieu niet in het geding mag zijn. In de omgeving van elke put die gelekt heeft, wordt een bodemonderzoek uitgevoerd. Als daarbij een verontreiniging wordt geconstateerd zal AkzoNobel naar gelang de aard en omvang van de verontreiniging een bodemsanering moeten uitvoeren. Uit de tot nu toe uitgevoerde bodemonderzoeken is gebleken dat de bodemverontreinigingen beperkt zijn tot circa 20 meter uit de put. Op dit moment lijken de mogelijke gevolgen dan ook beperkt te zijn tot de onmiddellijke nabijheid van de lekke putten. In mijn brieven4 5 aan uw Kamer van 5 juli en 13 september 2016 ben ik nader ingegaan op de gevolgen voor de omgeving en de wijze waarop de verontreinigingen worden gesaneerd.
Wat zijn de consequenties van deze recente, en zoveelste lekkage nu AkzoNobel al onder verscherpt toezicht van SodM staat?
In mijn brief6 van 27 januari 2017 heb ik uw Kamer nader geïnformeerd over dit onderzoek naar de boorputten van AkzoNobel. Op dit moment beschikt AkzoNobel over 551 boorputten, zijnde 87 actieve putten, 322 inactieve putten en 142 verlaten putten. Uit het onderzoek is gebleken dat 35 inactieve putten een verhoogde kans op lekkage. Inmiddels zijn er 17 van deze inactieve putten met een druktest beproefd. Hiervan bleken er 12 lek te zijn. Voor het einde van 2017 zullen alle inactieve putten met een verhoogd risico op lekkage worden onderzocht. Het is niet ondenkbaar dat ook daar nog lekkende inactieve putten bij zullen zitten. Het is niet uitgesloten dat naar aanleiding van de resultaten van de testen het onderzoeksprogramma nog zal veranderen.
De onlangs geconstateerde lekkage in de inactieve boorput 329 is ontdekt tijdens het integriteitsonderzoek dat AkzoNobel in het kader van het verscherpt toezicht uitvoert en is onderdeel van het met SodM afgesproken onderzoeksprogramma. Het lek in put 329 geeft SodM geen aanleiding om voortijdig het onderzoeksprogramma aan te passen of het verscherpt toezicht te wijzigen.
Welke acties heeft SodM ondernomen sinds AkzoNobel onder verscherpt toezicht staat? Welke acties kan SodM nog verder ondernemen?
Het verscherpte toezicht houdt onder meer in dat een speciaal team van inspecteurs onder dagelijkse leiding van de Inspecteur-generaal der Mijnen er op toeziet dat AkzoNobel haar verantwoordelijkheid neemt. Dit regime blijft van kracht tot AkzoNobel heeft aangetoond dat de integriteit van alle putten en transportleidingen geborgd is binnen de kaders van wet- en regelgeving en op een manier die veilig is voor mens en milieu. SodM heeft bij AkzoNobel aangedrongen op gepaste urgentie bij onderzoek en sanering van lekkages en mogelijke verontreinigingen in Twente, en daarbij aangetekend dat de veiligheid van het personeel van AkzoNobel, omwonenden en milieu niet in het geding mag zijn. AkzoNobel heeft inmiddels stappen in de goede richting gezet en ligt op schema om het onderzoek betreffende de 35 geselecteerde boorputten voor 1 januari 2018 af te ronden.
Kunt u aangeven wat de uitkomsten zijn van de twee toezichtprojecten gericht op de zoutindustrie (zie Kamerstuk 32 849, nr. 84)? Wanneer worden deze bekend gemaakt?
Naar aanleiding van de incidenten bij AkzoNobel en vragen uit de samenleving, heeft SodM besloten twee toezichtprojecten uit te voeren die betrekking hebben op de zoutindustrie en op ondergrondse cavernes. Hierbij zullen op een geïntegreerde manier zowel geologische als technisch operationele aspecten onderzocht worden. De beide projecten zijn gestart en SodM verwacht in 2018 haar bevindingen en aanbevelingen te publiceren.
Welke resultaten heeft het inspectieproject van SodM «integriteit bestaande putten» opgeleverd (zie Kamerstuk 33 136, nr. 15, antwoord op vraag2? Is bij dit inspectieproject ook onderzoek gedaan naar putten die niet in gebruik zijn?
In de periode oktober 2016 tot en met april 2017 heeft SodM uitvoering gegeven aan het inspectieproject met als thema «Integriteit Bestaande Putten». In dit inspectieproject zijn alle elf mijnondernemingen die zich bezig houden met de opsporing en winning van olie en gas geïnspecteerd op veiligheid van kritische onderdelen en beheersaspecten van bestaande in gebruik zijnde putten. De focus was hierbij op:
De hoofdbevinding die SodM heeft opgetekend uit het inspectieproject is dat er geen putten zijn aangetroffen waaruit gas, olie of zout water naar de bodem lekt. Wel bleek dat drie van de elf mijnondernemingen onvoldoende voorzien in een Well Integrity Management System (WIMS). Ook bleek dat de meeste mijnondernemingen de criteria voor het melden en insluiten van een put niet altijd goed hebben vastgelegd in WIMS en voert men geen audits uit op dit WIMS. De desbetreffende mijnondernemingen zijn hierop aangesproken en hebben inmiddels verbeteringen doorgevoerd door het WIMS in lijn te brengen met de recentelijk ingevoerde internationale norm ISO/TS 16530–2 betreffende putintegriteit.
SodM is in april 2017 gestart met de uitvoering van het project om de algehele staat van de integriteit van alle in gebruik zijnde putten op land te duiden. «In gebruik» impliceert de mijnbouw-wettelijke status van een put die niet in aanleg is en ook niet buiten gebruik gesteld is. Alle andere statussen van een put, zoals inactief, ingesloten, gesuspendeerd, deels buiten gebruik gesteld, etc., vallen wel onder deze status van «in gebruik». SodM verwacht eind 2017 de eerste conclusies te kunnen trekken en zal dan ook aanbevelingen doen.
Vindt u het ook niet verontrustend dat er zoveel lekkages zijn bij niet in gebruik zijnde putten? Gaat u extra onderzoek laten doen naar de integriteit van oudere putten?
De lekkages van de putten zijn inderdaad verontrustend. Met name vind ik het verontrustend dat deze lekkages zo lang onopgemerkt zijn gebleven. De lekken in put 335 waren er al direct bij de aanleg van de put in 1987 en zijn pas in 2016 aan het licht gekomen. Voor SodM was dat dan ook een belangrijke reden voor het instellen van het verscherpt toezicht. SodM heeft sindsdien ook nog diverse projecten geïnitieerd (zie antwoorden op vragen 6 en 7). Tevens besteedt SodM extra aandacht aan de integriteit van bijvoorbeeld geothermieputten omdat deze een vergelijkbare configuratie hebben als de in bedrijf zijnde zoutwinningsputten.
In hoeverre kan het SodM toezicht houden op putten nadat deze niet meer in gebruik zijn?
De Mijnbouwwet maakt geen onderscheid tussen putten die in gebruik zijn en putten die niet in gebruik zijn. De inactieve putten van AkzoNobel moeten dan ook aan alle regels van de Mijnbouwwet voldoen totdat de put verlaten is.
Verlaten putten (de Mijnbouwwet spreekt over «buiten gebruik gestelde putten») vallen in principe niet meer onder de Mijnbouwwet zodra deze conform de Mijnbouwwet buiten gebruik zijn gesteld. Wel is de mijnonderneming nog op basis van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk voor buiten gebruik gestelde putten en ontstaat een bijzondere situatie als achteraf blijkt dat de put niet conform de Mijnbouwwet buiten gebruik is gesteld.
Kunt u voor elk van de lekkages die opgetreden zijn aangeven of AkzoNobel altijd verantwoordelijk en aansprakelijk blijft voor door lekkages veroorzaakte schade? Indien de aansprakelijkheid van AkzoNobel op een zeker moment vervalt, kunt u dan aangeven wanneer dat gebeurt en om welke reden?
Ingevolge artikel 6:175 van het Burgerlijk Wetboek (BW) rust de aansprakelijkheid bij degene die bij de aanvang van de tot verontreiniging leidende gebeurtenis als aansprakelijke persoon werd aangewezen. Indien na de lekkage een ander exploitant wordt van het mijnbouwwerk, blijft de aansprakelijkheid voor deze schade rusten op degene die ten tijde van de lekkage aansprakelijk was.
Volgens artikel 3:310 BW tweede lid, geldt voor verontreiniging van de bodem door een gebeurtenis zoals bedoeld in artikel 6:175 (BW), een verlengde termijn van 30 jaar. Bestaat de gebeurtenis uit een voortdurend feit, dan begint de termijn van dertig jaren te lopen nadat dit feit is opgehouden te bestaan. Bestaat de gebeurtenis uit een opeenvolging van feiten met dezelfde oorzaak, dan begint deze termijn te lopen na dit laatste feit.
Indien AkzoNobel ooit wordt overgenomen, is er dan enige mogelijkheid dat de overnemende partij niet alle aansprakelijkheid voor kosten van bestaande en toekomstige lekkages overneemt van AkzoNobel?
Zie antwoord vraag 10.