De ervaringen met Nader Onderzoek DoodsOorzaak minderjarigen (NODO-procedure) |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het artikel over de NODO-procedure bij het overleden gehandicapte kind Jaymie?1 Wat vindt u van dit verhaal?
Ja, daarvan ben ik op de hoogte. Het overlijden van een minderjarige is tragisch voor ouders en familie. Het is een groot verlies, waarbij de gevoelens van pijn, verdriet en ontreddering hevig moeten zijn.
Op welke wijze zijn de ouders van Jaymie ingelicht over de NODO-procedure?
Bij de beantwoording van deze en volgende vragen kan ik niet ingaan op de casuïstiek, maar zal ik in algemene zin aangeven wat het antwoord is op de vragen.
De behandelend arts informeert de ouders van een overleden kind over de komst van de NODO-forensisch arts. Aan de ouders wordt uitgelegd dat het een standaard procedure in Nederland betreft, die gevolgd wordt bij elk geval van overlijden van een minderjarige waarbij de doodsoorzaak niet duidelijk is en geen vermoeden bestaat van een niet natuurlijke dood.
Wanneer de NODO-forensisch arts na een eerste schouw, in overleg met de NODO-kinderarts beslist om de NODO-procedure te starten, informeert hij de ouders uitgebreid over de verschillende aspecten van het onderzoek en de stappen die worden doorlopen:
Hoe kan een NODO-procedure worden gestart in een situatie waarbij een kind ernstig gehandicapt was en eerder in een ziekenhuis is opgenomen?
De NODO-procedure is gericht op het achterhalen en registreren van de doodsoorzaak bij overleden minderjarigen in die gevallen waarin er in eerste instantie geen overtuigende verklaring voor het overlijden wordt gevonden en geen vermoeden bestaat van een niet-natuurlijke dood.
Na de schouw neemt de behandelend arts bij alle minderjarige overlijdensgevallen direct contact op met de dienstdoende forensisch arts. De behandelend arts deelt achtergrondinformatie en schouwgegevens met de forensisch arts. Nagegaan wordt of het overlijden van het kind overtuigend te verklaren is uit de ziektegeschiedenis van het kind en of het overlijden verwacht werd. In samenspraak komen de behandelend arts en dienstdoende forensisch arts vervolgens tot één van de volgende conclusies:
Alleen wanneer tijdens telefonisch overleg met de dienstdoende forensisch arts blijkt dat de doodsoorzaak niet (voldoende) duidelijk is én er geen aanwijzingen zijn voor een niet-natuurlijk overlijden, wordt door de dienstdoende forensisch arts de NODO-forensisch arts ingeschakeld.
De NODO-forensisch arts overlegt met de NODO-kinderarts op basis van een eerste schouw of nader onderzoek naar de doodsoorzaak in gang moet worden gezet. Wanneer de NODO-forensisch arts en NODO-kinderarts gezamenlijk besluiten dat een overleden kind binnen de NODO-criteria valt, wordt het kind nader onderzocht in het kader van de NODO-procedure.
Deelt u de mening dat wanneer sprake is van een ernstige ziekte en een kind als gevolg daarvan is komen te overlijden, er altijd een medisch dossier aan ten grondslag ligt en dat een NODO-procedure inclusief obductie overbodig is? Deelt u de mening dat onnodige obductie tot traumatische ervaringen kan leiden bij de nabestaanden? Zo ja, hoe kan dit in de toekomst worden voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Bestaat er een richtlijn voor hoe te handelen bij het overlijden van minderjarigen als gevolg van ernstige ziekte?
Nee. Er is geen specifieke richtlijn voor overleden minderjarigen met ernstig onderliggend lijden (vooraf bekend). Wel is er een richtlijn lijkschouw en zijn er door de beroepsgroep criteria opgesteld met betrekking tot de NODO-procedure. Dit betreffen criteria voor natuurlijk overlijden, niet-natuurlijk overlijden en onverklaard overlijden.
Welke aanloopproblemen kent de NODO-procedure tot nu toe met betrekking tot de vorm en werkwijze?
De NODO-procedure is op 1 oktober 2012 landelijk ingevoerd. Gezien de gevoeligheid en complexiteit van het onderwerp is aangevangen met een startfase. Deze startfase heeft een looptijd van 1 oktober 2012 tot 1 oktober 2013 en wordt begeleid door een evaluatieonderzoek. Daarna zal op basis van de uitkomsten van het evaluatieonderzoek een beslissing worden genomen over het vervolg.
In de periode 1 oktober-31 december 2012 zijn 16 NODO-procedures uitgevoerd.
Hoeveel NODO-procedures zijn tot nu toe gestart en in welke situaties? Bent u bereid de NODO-procedure te evalueren? Zo ja, wanneer?
Zie antwoord vraag 6.
Is het waar dat er maar twee NODO-ziekenhuizen zijn in heel Nederland namelijk het UMC (Utrecht) en het AMC (Amsterdam) die afwisselend een hele week dienst hebben? Wat betekent dit voor de overleden kinderen uit het hele land die naar Utrecht of Amsterdam moeten worden overgebracht? Wat betekent het voor de ouders dat zij vaak er vanaf moeten zien om mee te gaan naar het NODO-centrum? Hoe beoordeelt u deze gang van zaken?
Op basis van inhoudelijke en financiële overwegingen zijn, in overleg met de betrokken medische instellingen, twee NODO-centra ingericht. Hierover heb ik uw Kamer per brief2 van 4 september 2012 geïnformeerd.
Per jaar wordt uitgegaan van vijftig NODO-gevallen. De betrokken ziekenhuizen hebben nadrukkelijk naar voren gebracht dat om de expertise te waarborgen en de NODO-procedure op zorgvuldige wijze uit te voeren er beter twee NODO-centra kunnen worden ingericht. Bij een gemiddeld laag aantal NODO-gevallen per centrum, is het niet mogelijk de noodzakelijke expertise op te bouwen.
Ook uit het oogpunt van kostenefficiëntie zijn twee NODO-centra ingericht. Uit onderzoek naar de kosten van de NODO-procedure is gebleken dat bij de uitvoering van de NODO-procedure de bereikbaarheidsdiensten van kinderartsen, radiologen en pathologen de grootste kostenposten zijn. Door de NODO-procedure in twee centra uit te voeren liggen de kosten veel lager dan bij 4 of 5 centra.
Het inrichten van twee NODO-centra kan voor ouders betekenen dat zij met hun overleden kind langer moeten reizen naar het NODO-centrum. Wij realiseren ons dat het meereizen een extra belasting voor de ouders oplevert. Om te voorkomen dat ouders afzien van meereizen zijn in de subsidiëring van de NODO-centra daarom de reis- en het verblijfkosten van ouders en hun overleden kind meegenomen. De centra organiseren en bekostigen de reis en het verblijf.
Ik acht het van groot belang dat de NODO-procedure op zorgvuldige en efficiënte wijze wordt uitgevoerd. Ook voor de ouders is het van belang dat op zorgvuldige wijze het overlijden van hun kind verklaard kan worden.
Van belang bij dit alles is een goede en zorgvuldige communicatie met de ouders. In de procedure wordt hieraan dan ook de nodige aandacht besteed.
Is het waar dat ouders vaak weinig voor de NODO-procedure voelen? Wat zijn de redenen hiervan?
De ervaringen van ouders worden waar mogelijk bij het evaluatieonderzoek van de startfase van het NODO-procedure meegenomen. Gezien de korte looptijd van de startfase is er op dit moment nog onvoldoende inzicht in de ervaringen van ouders.
Is het waar dat er op dit moment te veel NODO-forensisch artsen zijn die weinig ervaring hebben met overleden kinderen? Deelt u de mening dat het nodig is een kleine goed opgeleide groep NODO-forensisch artsen te hebben dan te veel die weinig ervaring hebben?
Er zijn in Nederland ruim 300 geregistreerde forensisch artsen. Om de NODO-procedure goed uit te kunnen voeren zijn in vijf regionale GGD samenwerkingsverbanden 5 tot 8 NODO-forensisch artsen opgeleid. Dit aantal is nodig voor een goede bereikbaarheids- en beschikbaarheidsregeling van forensisch geneeskundigen over het gehele land.
De NODO-forensisch artsen zijn goed opgeleid. Alle opgeleide artsen hebben een uitgebreide forensische ervaring. De meeste NODO-forensisch artsen hebben daarnaast ruime ervaring in de jeugdgezondheidszorg, kindergeneeskunde of een combinatie van beide vakken. Die combinatie van ervaring, kennis en scholing moet voldoende zijn om op te treden als NODO forensisch arts.
Is het waar dat de NODO-opleiding van twee dagen door het Nederlands Forensische Instituut (NFI) is opgezet en georganiseerd? Zo ja, hoe kan dit als het NFI geen opleidingsinstituut is en geen lijkschouwers en kinderartsen in dienst heeft?
Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft het NFI verzocht om in nauw overleg met het werkveld de NODO scholing voor forensisch artsen te ontwikkelen. Aanvullend zijn ook kinderartsen en pathologen geschoold inzake de NODO-procedure. Het NFI is hiertoe de samenwerking aangegaan met de SHK (Stichting Spoedeisende Hulp bij Kinderen) en de NSPOH (Netherlands School of Public and Occupational Health). De SHK organiseert onder meer trainingen voor kinderartsen over kindermishandeling. De NSPOH organiseert onder meer de opleiding tot forensisch arts. Het NFI verzorgt lessen over onder meer letselherkenning bij kindermishandeling en lijkschouw en organiseert cursussen voor onder andere huisartsen, kinderartsen en forensisch artsen.
Gezamenlijk hebben deze drie organisaties de tweedaagse NODO scholing voor forensisch artsen, kinderartsen en pathologen ontwikkeld en georganiseerd, met inschakeling van vertegenwoordigers van het FMG (Forensisch Medisch Genootschap), de NVK (Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde) en GGD Nederland Vakgroep Forensische Geneeskunde. De ingezette docenten zijn allen gekwalificeerd en deskundig op de onderdelen waarop ze ingezet zijn in het onderwijs en werken bij GGD-en (forensisch artsen), Academische Ziekenhuizen (kinderartsen, kinderradioloog) en het NFI (forensisch artsen pediatrie, kinderpatholoog).
Bij het NFI zijn meerdere forensisch artsen werkzaam die jarenlange ervaring hebben met lijkschouw en er werken forensisch artsen met als specialisatie pediatrie. Daarnaast beschikt het NFI over 2 forensisch kinderpathologen.
De opleidingen zijn geaccrediteerd en voldoen derhalve aan de daarvoor vereiste kwaliteitsnormen.
Klopt het dat de NODO-procedure vaak heel lang duurt, namelijk 24 uur onafgebroken, en een groot beslag legt op de dienstdoende NODO-artsen?
Het NODO-onderzoek wordt zo snel mogelijk wordt afgerond, bij voorkeur binnen 24 uur, maar uiterlijk binnen drie dagen.
Deelt u de mening dat de doelstelling van de NODO-procedure altijd is geweest het verklaren van de doodsoorzaak bij minderjarigen die plotseling en onverwacht zijn overleden en die tevoren gezond waren? Zo ja, wilt u ervoor zorgen dat deze doelstelling ook in de praktijk wordt toegepast?
De NODO-procedure is gericht op het achterhalen en registreren van de doodsoorzaak bij overleden minderjarigen in die gevallen waarin er in eerste instantie geen overtuigende verklaring voor het overlijden kan worden gevonden en geen vermoeden bestaat van een niet-natuurlijke dood. Dit gebeurt door middel van een neutraal nader onderzoek. Door het achterhalen van de doodsoorzaak en het in kaart brengen van de omstandigheden en factoren die de dood tot gevolg hebben gehad, is het mogelijk een gefundeerde conclusie te trekken over de aard van het overlijden: een natuurlijke dan wel niet-natuurlijke dood. De NODO-procedure heeft een neutraal, niet-justitieel karakter.
De moskee als toevluchtsoord voor schietende criminelen |
|
Joram van Klaveren (PVV), Lilian Helder (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Groep mannen vlucht moskee Rotterdam in»?1
Ja.
Klopt het dat een groep mannen de Anadolu moskee is ingevlucht na een ruit kapot te hebben geslagen en in de lucht te hebben geschoten?
Het betreffende incident was een vechtpartij, waarbij een raam werd vernield. Twee getuigen zagen hierna twee mannen een pand in vluchten. Eén van de mannen had een vuurwapen bij zich en één van de getuigen zag dat er met het vuurwapen werd geschoten. Het gebouw waarin de mannen zijn gevlucht betreft niet de moskee, maar een bijgebouw, waarin onder andere een bibliotheek en een kapper zijn gevestigd. Het pand is geen Godshuis/gebedsruimte.
Is de politie de moskee binnengegaan om de vermoedelijke daders zo snel mogelijk op te pakken? Zo neen, waarom niet?
Alle personen die zich in het betreffende gebouw bevonden, zijn op verzoek van de daar aanwezige medewerkers naar buiten gekomen en aangehouden. De politie nam daarna echter nog steeds beweging in het pand waar. Hierop is met toestemming van het dienstdoende lid van de korpsleiding tevens districtschef en de gemandateerde van de hoofdofficier van justitie het Aanhoudings- en Ondersteuningsteam ingezet. Dit team is ter aanhouding het pand binnengetreden en heeft vervolgens niemand aangetroffen.
Deelt u de visie dat een moskee nooit een toevluchtsoord mag zijn voor verdachten?
Ja. Wanneer er in strafvorderlijk opzicht voldoende reden is om binnen te treden en voldaan is aan de daarvoor geldende wettelijke voorwaarden, dan bestaan voor het binnentreden van moskeeën en andere gebedshuizen in beginsel geen beperkingen. Wel zal, buiten heterdaad, niet een ruimte worden betreden waar op dat moment godsdienstoefening gaande is (artikel 12, onderdeel b, Algemene wet op het binnentreden).
Bent u bereid de betreffende moskee te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Nee. De eventuele sluiting van een moskee is een gemeentelijke bevoegdheid.
Het bericht inzake Politiegeweld in Papua in december 2012roon |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Wilt u kennis nemen van het rapport van mensenrechtenactivist Markus Hakuk over politiegeweld in Papua in december 2012?1
Ja.
Wilt u er bij de Indonesische autoriteiten op aandringen om deze incidenten ter plaatse te laten onderzoeken door buitenlandse mensenrechtenorganisaties, zoals Amnesty International en Human Rights Watch? Zo nee, waarom niet?
Onderzoek naar vermeende mensenrechtenschendingen is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de bevoegde Indonesische autoriteiten. Daarnaast bestaat de mogelijkheid van onderzoek door de nationale mensenrechtencommissie Komnasham. Nederland vraagt in gesprekken met de Indonesische autoriteiten aandacht voor de mensenrechtensituatie in Papua, ook voor specifieke incidenten. Daarnaast bepleit Nederland regelmatig grotere toegang van internationale maatschappelijke organisaties en media tot het gebied. Deze kwesties komen ook aan de orde tijdens de jaarlijkse EU-Indonesië Mensenrechtendialoog.
Wilt u diplomaten van de Nederlandse ambassade opdragen deze incidenten ter plaatse te onderzoeken en hun rapportage daarover aan de Tweede Kamer toezenden? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Het schandaal rondom de Griekse ex-minister van Financien |
|
Teun van Dijck (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van de NOS-website over het schandaal rondom de Griekse ex-minister van Financiën?1
Ja
Kunt u toelichten in hoeverre de lijst van Lagarde met 2000 namen van Grieken, die geld in Zwitserland hebben weggesluisd, is opgeschoond met speciale aandacht voor de moeder van ex-premier Papandreou, die 550 miljoen euro heeft weggesluisd?
De huidige Griekse minister van Financiën Stournaras heeft dit najaar een nieuw exemplaar van deze lijst bij het Franse ministerie van Financiën opgevraagd en heeft deze medio-december ontvangen. De nieuwe lijst heeft aanleiding gegeven tot veel geruchten, waaronder het gerucht dat een tegoed zou toebehoren aan de moeder van de voormalige premier George Papandreou. Minister Stournaras heeft de lijst doorgestuurd naar de openbare aanklager voor nader onderzoek.
Kunt u uitleggen waarom de Nederlandse belastingbetalers dit corrupte land met miljarden moeten steunen, terwijl de Grieken zelf weigeren belasting te betalen en hun geld wegsluizen naar het buitenland?
Op 13 december 2012 is er overeenstemming bereikt over de voortgang van het leningenprogramma aan Griekenland. Griekenland zal de komende periode verdere maatregelen moeten nemen en laten zien dat het de noodzakelijke hervormingen implementeert. In het programma zijn onder andere doelstellingen opgenomen die moeten leiden tot een effectievere aanpak van belastingontduiking in Griekenland en versterking van het belastingstelsel en de belastinginning.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat voormalig minister van Financiën Papaconstantinou, die namen van familieleden op de lijst probeerde te verdoezelen, strafrechtelijk wordt vervolgd?
In beginsel is Griekenland zelf verantwoordelijk voor de strafrechtelijke vervolging van mogelijke belastingontduiking. De druk op de Griekse regering vanuit de Griekse bevolking om actie te ondernemen is groot. Het Griekse parlement beslist binnenkort over de instelling van een parlementaire onderzoekscommissie. Aan de orde is de vraag of de immuniteit van de betrokkenen moet worden opgeheven zodat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid door de reguliere rechtspraak kan worden beoordeeld.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat alle personen op de lijst worden aangepakt?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid te stoppen met geld te pompen in dit corrupte land en een exit van Griekenland uit de euro voor te bereiden? Zo nee, waarom niet?
Een exit van Griekenland uit de eurozone is niet aan de orde. Op 13 december 2012 is er overeenstemming bereikt over de voortgang van het leningenprogramma aan Griekenland. Zie ook antwoord onder 3.
Dreigende deportatie van een islam-kritische filmmaker |
|
Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat Spanje een procedure heeft gestart om Imran Firasat te deporteren omdat hij een bedreiging zou vormen voor de nationale veiligheid?1
Het is aan de Spaanse autoriteiten om te beoordelen of deze in Spanje verblijvende persoon wel of niet een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid. Hetzelfde geldt voor andere factoren die een rol kunnen spelen bij vragen rond diens verblijfstitel. Indien de heer Firasat het niet eens is met beslissingen omtrent zijn verblijf, staan de gebruikelijke rechtsgangen voor hem open. Ik zie geen aanleiding voor bemoeienis vanuit de Nederlandse overheid, net zo min als Nederland dat zou wensen van een EU-partner.
Zo ja, wilt u bij de Spaanse regering protesteren tegen uitwijzing van Firasat naar een land waar hij een strafvervolging, al of niet leidend tot de doodstraf, wegens blasfemie tegemoet kan zien?2
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat Firasat het volste recht heeft om op geweldloze wijze een wereld zonder islam na te streven?3
Ieder heeft het recht op vrijheid van meningsuiting, zo ook de heer Firasat. De vrijheid van meningsuiting brengt echter ook verantwoordelijkheden met zich mee. Het is aan de onafhankelijke rechter om te bepalen of de grenzen van de vrijheid van meningsuiting in dit geval zijn overschreden.
Indien Spanje openbaarmaking van de film van Firasat belemmert, wilt u dan bevorderen dat de film in Nederland openbaar gemaakt kan worden? Zo nee, waarom niet?
De film is sinds medio december op diverse websites te zien.
De toestand van het VOC-archief |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Inktvraat verwoest VOC-archief»?1
Het VOC-archief wordt door vijf landen beheerd. Het totale VOC-archief is ongeveer vier strekkende kilometer groot. Hiervan ligt circa twee strekkende kilometer in het Arsip Nasional Republik Indonesia (ANRI), het nationale archief van Indonesië in Jakarta. Het VOC-archief in het ANRI valt onder verantwoordelijkheid van de Indonesische overheid.
De materiële gesteldheid van het VOC-archief in Jakarta is niet volledig zoals in het betreffende artikel wordt beschreven. Een deel ervan is aangetast door inktvraat en zal bij gebruik versneld degraderen. Inktvraat veroorzaakt schade en kan in vochtige bewaaromstandigheden leiden tot onleesbaarheid en desintegratie van papier.
Het Nationaal Archief in Nederland (NA) heeft de afgelopen jaren veel informatie vergaard over de conditie en toegankelijkheid van het VOC-archief. Sinds 1999 zetten NA en ANRI zich samen in om deze te verbeteren. Er wordt samengewerkt om het archief te inventariseren, herverpakken, hernummeren en conserveren en om de bewaaromstandigheden te verbeteren. Bovendien zijn medewerkers van het ANRI getraind.
Wat vindt u van de opmerking van de historicus Niemeijer van de Nederlandse Corts Foudation dat het archief in slechte toestand is en dat vele kilometers aan origineel materiaal van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) ligt weg te rotten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op het bericht «Toestand VOC-archief is stabiel»?2
Het totale VOC-archief in Jakarta is in de jaren na 1999 herverpakt in archiefdozen van hoge kwaliteit en opgeslagen in een apart depot waar een lage luchtvochtigheid en temperatuur heersen. Door deze verbetering van de bewaaromstandigheden is het degradatieproces als gevolg van inktvraat sterk vertraagd. Ongeveer 40% van het VOC-archief dat in Jakarta wordt bewaard is zonder meer fysiek raadpleegbaar en stabiel.
Het ANRI in Jakarta en het Nationaal Archief in Den Haag werken aan de conservering en voorbereiding op het digitaliseren van het VOC-archief. Sinds 2009 gebeurt dit in het kader van het programma voor Gedeeld Cultureel Erfgoed. Over de uitgangspunten en doelen van dit programma bent u geïnformeerd bij brief van 24 april 2012 (Kamerstuk II 31 482, nr. 84).
Deelt u de mening van de Rijksarchivaris en directeur van het Nationaal Archief dat het archief niet langer achteruit gaat door de «herverpakking»?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op de opmerking van de Rijksarchivaris dat om de gesteldheid van het materiaal te verbeteren, er nog veel werk verzet moet worden en dat particuliere initiatieven, zoals die van de Corts foundation, daarvoor niet genoeg zijn?
Het realiseren van goede bewaaromstandigheden, het conserveren en vooral het digitaliseren van de archieven is een zeer arbeidsintensieve bezigheid. Het proces van scannen/digitaliseren, metadateren, nabehandelen en duurzame bewaring vereist deskundigheid, menskracht en voldoende financiële middelen die de mogelijkheden van één enkele organisatie vaak overstijgen. Samenwerking van gouvernementele organisaties en private instellingen is daarom nodig.
Bent u net als de Rijksarchivaris van mening dat het VOC-archief geen prioriteit heeft?
Waar de toestand van het VOC-archief in Indonesië door de gezamenlijke inzet is gestabiliseerd, moet dit voor het archief uit de 19e en 20e eeuw grotendeels nog gebeuren. Dit archief is ook van groot belang aangezien de documenten hierin betrekking hebben op het einde van het koloniale tijdperk en het begin van de ontstaansgeschiedenis van de republiek Indonesië. De opmerking van de Algemene Rijksarchivaris ten aanzien van het VOC-archief moet in dit licht worden gezien.
Wat gaat het kabinet concreet doen, en op welke termijn, om de staat van de stukken van de Verenigde Oost-Indische Compagnie te verbeteren?
Binnen het programma voor Gedeeld Cultureel Erfgoed 2013–2016 komt de nadruk te liggen op vergroting van toegankelijkheid en gebruik van koloniale archieven door middel van digitalisering. Het VOC-archief in Indonesië is daarvan een belangrijk onderdeel. Het Nationaal Archief en het ANRI zetten hun samenwerking voort en zijn in gesprek over een volgend driejarenplan. De voorstellen worden in het voorjaar verwacht.
Het gebrek aan dranktoezicht van de gemeenten |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat het drankentoezicht van gemeenten niet op orde zou zijn voor de de ingangsdatum van de decentralisatie van het toezicht per 1 januari 2013?1
Dat bericht is mij bekend.
Wat is uw oordeel over het feit dat nog maar 30 van de mogelijk benodigde 400 BOA's tot nu toe hun diploma hebben gehaald hiervoor?
De komende periode is sprake van een overgangssituatie, waardoor lokale toezichthouders die nog geen diploma hebben direct aan de slag kunnen, onder de voorwaarde dat ze binnen een jaar na aanstelling met goed gevolg het examen toezichthouder Drank- en Horecawet hebben afgelegd. Ik ga ervan uit dat gemeenten hun verantwoordelijkheid op dit punt zullen nemen en dat gedurende het jaar voldoende lokale controleurs zullen worden opgeleid. De komende maanden zal ik de ontwikkelingen omtrent de decentralisatie van het toezicht op de voet volgen.
Kunt u de Kamer een overzicht sturen van gemeenten die wel hun toezicht op orde hebben en welke gemeenten niet en wanneer deze gemeenten dan wel denken dat het toezicht en dus de benodigde BOA's actief kunnen zijn om het toezicht over te nemen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), ook omdat nu snel de verhoging van de alcoholleeftijd naar 18 jaar zal volgen?
Zie antwoord vraag 2.
Voorziet u, net als Koninklijke Horeca Nederland2, dat dit kan leiden tot meer drankmisbruik in bijvoorbeeld keten en hokken of dat de jongeren door een gebrek aan toezicht gemakkelijker onder de toegestane leeftijd alcohol kunnen kopen?
Ik deel deze verwachting niet. De gedachte achter de decentralisatie van het toezicht is juist dat gemeenten het beste zicht hebben op de plekken waar de problemen – waaronder het onder de toegestane leeftijd kopen van alcohol – zich voordoen en waar de beschikbare instrumenten, waaronder handhaving, zo effectief mogelijk kunnen worden ingezet. Om gemeenten hierbij te ondersteunen is ten aanzien van de hokken en keten in 2010 een handleiding hokken en keten opgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende typen keten (commercieel / niet commercieel). Daarnaast is ook een handreiking en een gedragscode voor ouders en keeteigenaren ontwikkeld. Met deze handleiding kunnen gemeenten aan de slag, zeker nu ze alle benodigde bevoegdheden hebben.
In hoeverre is de NVWA nog in staat om in de overgangsfase deze controle uit te voeren en tot wanneer duurt de overgangsfase?
Per 1 januari 2013 is het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet overgegaan van de NVWA naar de burgemeester, behoudens enkele uitzonderingen. In 2013 blijft de leeftijdgrenzenpoule van de NVWA beschikbaar om gemeenten te ondersteunen met de nieuwe toezichtstaak tijdens specifieke risicovolle evenementen. Een afgeleid doel van dit team is het overdragen van de expertise van de NVWA aan gemeenten.
Deelt u de mening dat toezicht van cruciaal belang is voor het welslagen van de nieuwe maatregelen die nu (per 1 januari 2013) worden ingevoerd naar aanleiding van de wijzigingen in de Drank- en Horecawet?
Die mening deel ik, met de kanttekening dat de primaire verantwoordelijkheid voor het naleven van de wettelijke bepalingen rust bij de verstrekkers van alcoholhoudende dranken. Het kan niet zo zijn dat wettelijke bepalingen alleen worden nageleefd als er voldoende toezicht op wordt gehouden.
Wat gaat u doen om gemeenten ertoe aan te zetten haast te maken met het opleiden van de ambtenaren tot de BOA's, zodat zij hun wettelijke taak vanaf 2013 kunnen gaan uitvoeren?
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op de vragen 2 en 3.
Het makkelijker aan drank komen door jongeren |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Jongeren kunnen in nieuwe jaar weer makkelijk aan drank komen»? 1
De conclusie van het nieuwsbericht en de mening van Koninklijke Horeca Nederland deel ik niet. Ik verwacht niet dat jongeren onder de toegestane leeftijd gemakkelijker alcohol kunnen kopen. De gedachte achter de decentralisatie van het toezicht is juist dat gemeenten het beste zicht hebben op de plekken waar de problemen zich voordoen en waar de beschikbare instrumenten, waaronder handhaving, zo effectief mogelijk kunnen worden ingezet.
Deelt u de mening van Koninklijke Horeca Nederland dat door de wijziging van de Drank- en Horecawet op 1 januari 2013 jongeren weer makkelijker aan drank komen, omdat gemeenten niet klaar zouden zijn om de gewijzigde Drank- en Horecawet te handhaven?
Zie antwoord vraag 1.
Krijgt u net als Koninklijke Horeca Nederland signalen dat gemeenten nog niet klaar zijn voor handhaving conform de gewijzigde wet?
Er zijn verschillende signalen. Een deel van de gemeenten moet het toezicht nog nader vorm geven en een ander deel van de gemeenten heeft de zaken goed op orde. De komende periode is sprake van een overgangssituatie, waardoor lokale toezichthouders die nog geen diploma hebben direct aan de slag kunnen, onder de voorwaarde dat ze binnen een jaar na aanstelling met goed gevolg het examen toezichthouder Drank- en Horecawet hebben afgelegd. Ik ga ervan uit dat gemeenten hun verantwoordelijkheid op dit punt zullen nemen en dat gedurende het jaar voldoende lokale controleurs zullen worden opgeleid. De komende maanden zal ik de ontwikkelingen omtrent de decentralisatie van het toezicht op de voet volgen.
Is er sprake van een geleidelijke implementatie van de gewijzigde wet of wordt van alle gemeenten verwacht dat zij op 1 januari 2013 gaan handhaven conform de gewijzigde wet?
Er is geen sprake van een geleidelijke implementatie van de gewijzigde wet. Per 1 januari 2013 is de burgemeester verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet (DHW) binnen zijn gemeente.
Hoe verloopt de kennisoverdracht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) naar gemeenten?
Door de NVWA is een expertisecentrum opgericht, waar gemeenten terecht kunnen met vragen over handhaving en toepassing van de DHW. De website is operationeel en er is ook een telefonische helpdesk. Het expertisecentrum blijft tot eind 2014 bestaan. In 2013 blijft ook de leeftijdgrenzenpoule van de NVWA beschikbaar om gemeenten te ondersteunen met de nieuwe toezichtstaak tijdens specifieke risicovolle evenementen. Een afgeleid doel van dit team is het overdragen van de expertise van de NVWA aan gemeenten.
Daarnaast is een handreiking voor gemeenten opgesteld, om gemeenten te ondersteunen bij het implementeren van de nieuwe maatregelen uit de DHW binnen de eigen organisatie. Deze handreiking is medio 2012 met een begeleidende brief verzonden aan alle burgemeesters.
Vreest u net als Koninklijke Horeca Nederland dat door gebrekkige handhaving er sprake zal zijn van zogenaamde alcohol traffic tussen gemeenten en het probleem zich verder zal verplaatsen naar illegale keten en hokken? Zo ja, wat gaat u daar aan doen?
Er is geen aanleiding om te vrezen voor het ontstaan van alcoholtoerisme tussen gemeenten. Ik heb er vertrouwen in dat burgemeesters de nieuwe bevoegdheden inzetten op een manier die recht doet aan de lokale omstandigheden. Wel zal ik de komende maanden de ontwikkelingen omtrent de decentralisatie van het toezicht op de voet volgen. Ten aanzien van de hokken en keten is in 2010 een handleiding hokken en keten opgesteld voor gemeenten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende typen keten (commercieel / niet commercieel). Deze handleiding helpt gemeenten bij het formuleren, implementeren en handhaven van lokaal beleid op het gebied van hokken en keten. Naast een handleiding voor gemeenten is ook een handreiking en een gedragscode voor ouders en keeteigenaren ontwikkeld. Met deze handleiding kunnen gemeenten aan de slag, zeker nu ze alle benodigde bevoegdheden hebben.
Heeft u zicht op hoe de handhaving conform de gewijzigde wet verloopt? Zo ja, bent u tevreden?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft u zicht op hoe de handhaving conform de «oude wet» (voor 1 januari 2013) verloopt, kijkend naar alcoholgebruik door jongeren onder de 16 jaar? Zo ja, bent u tevreden?
De inspanningen rond de handhaving van de DHW van de NVWA in 2012 waren in lijn met de jaren daarvoor. De NVWA heeft de beschikbare capaciteit zo adequaat mogelijk ingezet. Deze capaciteit stond echter niet in verhouding tot het totale aantal verkooppunten van alcoholhoudende drank. Ook daarom is de decentralisatie van het toezicht een verbetering ten opzichte van de situatie in 2012, omdat het nu al duidelijk is dat er meer controleurs zullen worden ingezet. Overigens ben ik van mening dat de handhaving op orde moet zijn, ongeacht de hoogte van de wettelijke leeftijdsgrens.
Bent u van mening dat voordat de alcoholleeftijd wettelijk wordt verhoogd van 16 naar 18 jaar, de handhaving verbeterd moet worden? Zo ja, hoe en zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht 'Brussel straft Tsjechische corruptie met EU-subsidies mild' |
|
Geert Wilders (PVV), Barry Madlener (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Brussel straft Tsjechische corruptie met EU-subsidies mild»?1
Aan de orde is geen fraude, dat wil zeggen strafbare feiten, maar niet-naleving van Europese regels door een nationale controle-instantie van Tsjechië waarbij onregelmatigheden en fouten zijn geconstateerd bij de besteding van EU-fondsen. Het kabinet kan de in de media genoemde foutpercentages tot 100% niet bevestigen dan nadat openbaarheid is verkregen over de geciteerde bronnen in het desbetreffende krantenartikel. Dat deze problemen aan het licht komen is een indicatie voor het goed functioneren van de Europese Commissie en van de Europese Rekenkamer.
Wat vindt het kabinet van de Tsjechische fraude die is gepleegd, met foutpercentages tot 100%, en de rol van de Europese Commissie die dit moedwillig bagatelliseert?
De Europese Commissie volgt bij het bepalen van de hoogte van een financiële correctie de wettelijke voorschriften zoals neergelegd in Europese wetgeving die is goedgekeurd door zowel het Europees Parlement en de Raad.
Is het kabinet het met de PVV eens dat het korten van € 450 mln. een schijnstraf is vergeleken met de vele miljarden die Tsjechië jaarlijks krijgt?
Het kabinet kan in het algemeen niet uitsluiten dat met publieke middelen, Europese of nationale publieke middelen, fraude wordt gepleegd. Daarnaast is het van belang te benadrukken dat in onderhavig geval geen sprake is van fraude.
Sluit het kabinet uit dat in andere lidstaten fraude en corruptie met Europese subsidies ook aan de orde van de dag zijn?
Het EU-verdrag schrijft voor dat de Europese Commissie belast is met de implementatie van de EU-begroting en handhaving van EU-recht. Verder is de Europese Commissie samen met de onderhavige lidstaat verantwoordelijk voor het terugvorderen van foutief bestede middelen. Eventuele terugvorderingen vloeien terug naar de EU-begroting.
Is het kabinet bereid om per direct alle EU-subsidies aan Tsjechië te stoppen en het Nederlands aandeel in de gesubsidieerde fraude terug te vorderen? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Is het kabinet bereid te bevorderen dat landen die met subsidies frauderen, zoals Tsjechië, uit de EU worden verwijderd?
De jacht op schoonmaaksters |
|
Sadet Karabulut |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Zembla over de jacht op schoonmaaksters? Deelt u de mening dat bij deze handelwijze van politie sprake is van etnische profilering?1
Uit de betreffende uitzending van Zembla kan het beeld ontstaan dat de vreemdelingenpolitie Kennemerland schoonmakers enkel op basis van huidskleur staande houdt. Dit beeld is onjuist.
Een van de taken van de vreemdelingenpolitie is het tegengaan van illegaal verblijf en (in het verlengde hiervan) van illegale tewerkstelling. Huidskleur alleen is nooit voldoende reden voor een dergelijk optreden.
Herinnert u zich nog uw antwoorden op vragen van de leden Karabulut en Ulenbelt over de klopjacht op de negroïde werksters? Wat heeft uw gesprek opgeleverd met de politie en andere betrokken partijen om onrechtmatig toezicht op vreemdelingen te doen stoppen?2
Ja. Met de betrokken partijen heb ik gesproken over vreemdelingentoezicht in bredere zin. Ik heb een algemene visie opgesteld over de inrichting van het vreemdelingentoezicht. Hierover zal ik uw Kamer binnenkort nader informeren.
Klopt het bericht dat de vreemdelingenpolitie Kennemerland de uitspraken van de hoogste rechter, namelijk dat het zogenoemde busproject in strijd is met fundamentele mensenrechten, negeert en doorgaat met onrechtmatige handelingen? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee, wat doen ze dan wel?
Neen. De vreemdelingenpolitie Kennemerland voert haar taak uit binnen de grenzen van de wet. Nadat de Raad van State heeft geoordeeld dat er in de betreffende zaak onvoldoende gronden waren voor een redelijk vermoeden van illegaal verblijf, heeft de politie haar handelwijze op dit punt aangepast. Dit betekent echter niet dat de politie is gestopt met het toezicht op illegale vreemdelingen.
Deelt u de mening dat de positie van huishoudelijk werksters in Nederland verbeterd moet worden? Zo ja, welke acties gaat u hiertoe ondernemen? Zo nee, waarom niet?
In de brief van de bewindspersonen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 december jl. aan uw Kamer is ingegaan op de positie van huishoudelijke werkers die onder de regeling Dienstverlening aan huis vallen (Kamerstukken II 29 544, nr. 425). Daarbij is opgemerkt dat kabinet en sociale partners hebben afgesproken een commissie te laten adviseren over een mogelijke verbetering van de positie van huishoudelijk werkers en de gevolgen van een eventuele ratificatie van ILO-verdrag nr. 189 inzake «decent work for domestic workers». Hierbij zal ook de relatie tot de huidige regeling Dienstverlening aan huis worden bezien. Na ommekomst van het advies zullen kabinet en de Stichting van de Arbeid een standpunt bepalen.
De problemen die ouders ondervinden bij het terugvragen van de kinderopvangtoeslag |
|
Manja Smits |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Herkent u het probleem dat ouders beschrijven in de uitzending van Kassa, namelijk dat zij de kinderopvangtoeslag niet meer per jaar kunnen terugvragen maar daarvan wel uitgingen?1
Het klopt dat ouders de kinderopvangtoeslag niet meer per jaar met terugwerkende kracht kunnen aanvragen. Ik ben van mening dat ouders die kinderopvangtoeslag (gaan) aanvragen, zich tijdig moeten verdiepen in de rechten en plichten die hieraan vastzitten. Dit kan onaangename gevolgen zoals toegelicht in het programma «Kassa» van 15 december 2012 voorkomen.
De systematiek van toeslagen is gebaseerd op het boter bij de vis-principe. Burgers krijgen de kosten vergoed op het moment dat de kosten worden gemaakt. De toeslag wordt uitbetaald als voorschot, in mei ontvangen burgers de toeslag voor de kosten die ze in juni gaan maken. In afwijking van deze systematiek is het mogelijk met terugwerkende kracht toeslagen aan te vragen. Sinds 1 januari 2012 is deze afwijking bij de kinderopvangtoeslag ingeperkt. Burgers kunnen voor de lopende maand en een maand daaraan voorafgaand kinderopvangtoeslag aanvragen.
Hoe groot is de groep ouders waarom het hierbij gaat?
Er zijn geen cijfers bekend over het aantal mensen dat niet tijdig de kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd.
Welke stappen heeft u ondernomen om ouders op de hoogte te stellen van de wijziging in de wijze van terugvragen van kinderopvangtoeslag?
Op Rijksoverheid.nl zijn twee informatiesheets geplaatst met informatie over wijzigingen van de Wet kinderopvang, waaronder het beperken van het aanvragen van kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht. De eerste sheet is in november 2011, voorafgaand aan de wijziging van de regelgeving, geplaatst en is tevens aangeboden aan alle kinderopvangondernemers met het verzoek deze te verspreiden onder hun klanten. Een tweede sheet is geplaatst in januari 2012 nadat de nieuwe regelgeving bekrachtigd is door het parlement en vervolgens van kracht werd. Deze brochures zijn eveneens verzonden naar ouders die kinderopvangtoeslag ontvingen. Vanaf medio november 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen via www.toeslagen.nl gecommuniceerd over de wijzigingen voor het jaar 2012. Vanaf dat moment heeft de Belastingdienst/Toeslagen de maatregel dat het aanvragen van kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht beperkt werd, verwerkt in alle communicatie-uitingen naar (potentiële) toeslagaanvragers, onder andere op de site www.toeslagen.nl en in de brochure over toeslagen. Op www.toeslagen.nl is de informatie opgenomen op de campagnepagina met wijzigingen voor 2012 en structureel toegevoegd onder het kopje «aanvragen en wijzigen». Daarnaast heeft de Belastingdienst/Toeslagen een mediacampagne gevoerd over de wijzingen voor onder andere de kinderopvangtoeslag. In het laatste kwartaal van 2011 zijn verspreid in het land presentaties gehouden voor kinderopvanginstellingen over de wijzingen in 2012.
Tot slot heeft de Brancheorganisatie Kinderopvang haar leden (kinderdagverblijven en gastouderbureaus) gevraagd aandacht te besteden aan de wijziging van de regelgeving. Ook de belangenorganisatie van ouders in de Kinderopvang, Boink, heeft voor verspreiding van informatie binnen haar achterban zorg gedragen.
Is het waar dat de desbetreffende informatie tot voor kort pas bij het aanklikken van de functie «aanvragen en wijzige»« zichtbaar werd? Zo ja, begrijpt u dat veel ouders dat niet hebben gezien, omdat ze nog geen toeslag aan hoefden te vragen?
Het klopt dat volgens de informatie-indeling van de site procesinformatie over het aanvragen en wijzigen van kinderopvangtoeslag staat onder «aanvragen en wijzigen». Op het moment dat ouders besluiten van kinderopvangtoeslag gebruik te willen maken en op het genoemde onderdeel van de site van de Belastingdienst uitkomen, wordt de betreffende informatie zichtbaar. Het is gebruikelijk dat websites van grote organisaties uit verschillende lagen bestaan en er doorgeklikt dient te worden. Aanvragers van een toeslag, in dit geval ouders die kinderopvangtoeslag aanvragen, dienen zich ervan te vergewissen dat ze alle noodzakelijke informatie over rechten en plichten tot zich hebben genomen. Hiertoe zijn ook andere communicatie activiteiten verricht, zoals onder antwoord 3 is toegelicht.
Bent u van mening dat ouders, die van tevoren hebben gekeken of zij recht hadden op de toeslag en niet zagen dat het per maand moet worden teruggevraagd, zich voldoende hebben geïnformeerd? Zo nee, wat hadden deze ouders nog meer moeten doen? Zo ja, welke conclusie trekt u daaruit?
Ik kan niet beoordelen op welke wijze betrokken ouders zich precies hebben laten informeren. Zoals de antwoorden op de vragen 3 en 4 laten zien, heeft er op brede schaal informatie uitwisseling over deze wijziging vanuit de overheid plaatsgevonden.
Wilt u coulant zijn en voor deze groep personen een uitzondering maken? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet voornemens coulant te zijn voor deze groep personen en een uitzondering te maken op de huidige regelgeving. Mensen zijn via diverse instanties geïnformeerd over wijzigingen in de regelgeving kinderopvang per 1 januari 2012. Deze informatievoorziening is breed geweest. Het blijft in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de aanvrager van een toeslag zich tijdig te verdiepen in de rechten en plichten die bij het ontvangen van een toeslag horen.
Bent u van mening dat de informatie nu wel duidelijk op de website van de Belastingdienst staat? Zo ja, waarom is de informatie dan nog steeds pas te zien bij het aanvragen van kinderopvangtoeslag?
Zoals hierboven gesteld is het voor aanvragers mogelijk geweest via verschillende bronnen zich te informeren over rechten en plichten die bij het ontvangen van een toeslag horen. De site www.toeslagen.nl is daar slechts één onderdeel van. Volgens de informatie-indeling van de site staat procesinformatie over het aanvragen en wijzigen van kinderopvangtoeslag onder «aanvragen en wijzigen», direct bovenaan de betreffende pagina. Ouders worden hier geadviseerd de toeslag tijdig aan te vragen.
Kunt u toelichten waarom kinderopvangtoeslag niet, zoals andere toeslagen, jaarlijks teruggevraagd mag worden?
De afgelopen jaren is een aantal fraudezaken geconstateerd waarin op (georganiseerde) wijze misbruik is gemaakt van het aanvragen van kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht. Het ging in een aantal gevallen om grote bedragen waarbij terugvordering van ten onrechte ontvangen bedragen moeilijk bleek. In vergelijking met de huur- en zorgtoeslag gaat het bij het aanvragen van kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht om aanzienlijk grotere bedragen.
Heeft u niet voldoende andere middelen om fraude met de toeslagen tegen te gaan?
Er zijn meerdere maatregelen genomen om fraude met toeslagen tegen te gaan. Het beperken van het aanvragen van kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht is een van de belangrijkste. Om de budgettaire beheersbaarheid van de kinderopvangtoeslag te verbeteren en het draagvlak in de samenleving voor de kinderopvangtoeslag te behouden, is het noodzakelijk om fraude en oneigenlijk gebruik aan te pakken.
Bent u bereid het jaarlijks terugvragen van de kinderopvangtoeslag weer mogelijk te maken?
Nee, daar ben ik niet toe bereid. De maatregel om fraude tegen te gaan is nu 1 jaar van kracht. Ouders kunnen kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht aanvragen over de lopende maand en de maand daaraan voorafgaand. Het aanvragen van kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht over een langere periode bleek de mogelijkheid te scheppen om grote bedragen aan kinderopvangtoeslag te ontvangen, waarvan achteraf lastig vast te stellen was of er kosten voor kinderopvang tegenover stonden.
Het bericht dat gezochte criminelen makkelijk aan een paspoort kunnen komen |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «gezochte criminelen komen moeiteloos aan een paspoort»?1
Is het waar dat van de 1566 voortvluchtige veroordeelden die op de lijst zouden moeten staan er slechts 217 gesignaleerd staan en slechts 16 paspoorten zijn ingetrokken? Zo ja, waarom staan deze voortvluchtige veroordeelden niet op de signaleringslijst? Zo nee, hoeveel verdachten en voortvluchtige onherroepelijk veroordeelden die in aanmerking komen voor signalering staan niet op de signaleringslijst?
Niet in alle gevallen waarbij sprake is van een veroordeling van zes maanden of meer en de veroordeelde zich onttrekt aan zijn straf, kan een veroordeelde worden opgenomen in het Register Paspoortsignalering (RPS). Om voor opname in het RPS in aanmerking te komen moet de veroordeelde daarnaast namelijk de Nederlandse nationaliteit bezitten. Tevens moet er een gegrond vermoeden bestaan dat die persoon zich door verblijf in het buitenland aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken. Een dergelijk vermoeden bestaat indien een veroordeelde geen woon- of verblijfplaats heeft in Nederland of indien dat wel het geval is meermalen niet op zijn GBA-adres is aangetroffen, dan wel indien anderszins signalen binnenkomen dat een persoon het land mogelijk wil ontvluchten. Deze voorwaarden zijn destijds opgenomen in artikel 18 van de Paspoortwet met het oog op het grondwettelijke, EU-rechtelijke en verdragsrechtelijke recht het land te verlaten.
Van alle voortvluchtige veroordeelden met de Nederlandse nationaliteit, die veroordeeld zijn tot een vrijheidsstraf van zes maanden of meer en waarvan het gegrond vermoeden tot onttrekking aan de tenuitvoerlegging van de straf door verblijf in het buitenland kan worden vastgesteld, wordt door het Openbaar Ministerie (OM) het verzoek gedaan de personalia van de veroordeelde op te nemen in het RPS.
Hoe komt het dat de signaleringslijst voor paspoorten van gezochte criminelen ernstig onvolledig is?
Zie antwoord vraag 2.
Welke afspraken zijn er met het Openbaar Ministerie (OM) en gemeenten om toe te zien op toepassing en handhaving van de signaleringslijst ten aanzien van gezochte criminelen?
De procedures inzake weigering en vervallenverklaring van paspoorten zijn vastgelegd in de paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001. Daarnaast zijn de procedures betreffende het verzoek een paspoort te signaleren voor het OM vastgelegd in de Aanwijzing paspoortsignalering van het College van procureurs-generaal2. Het betreft hier procedures rond een verzoek de personalia van een veroordeelde op te nemen in het RPS en de bestuurlijke afhandeling van deze registratie. Voor de bijzonderheden met betrekking tot deze afspraken verwijs ik u naar de desbetreffende Aanwijzing.
Welke maatregelen neemt u om de signaleringslijst op korte termijn zo volledig mogelijk te laten zijn?
Zoals in het antwoord op vraag 2 en 3 is aangegeven, is het Register Paspoortsignaleringen ten aanzien van de voortvluchtige veroordeelden met een vrijheidsstraf van zes maanden of meer, volledig. Opmerking verdient echter wel dat voor iedere casus het gegrond vermoeden tot onttrekking door de veroordeelde aan de tenuitvoerlegging van de straf door verblijf in het buitenland moet worden vastgesteld. Het OM zal voor iedere casus opnieuw moeten beoordelen of naar zijn mening het gegrond vermoeden aanwezig is.
Welke ruimte ziet u bij het OM om de wettelijke mogelijkheden in dezen beter te benutten?
Zoals aangegeven worden de mogelijkheden van de huidige Paspoortwet3 met betrekking tot vrijheidsstraffen door het OM reeds optimaal benut. Een beperkt aantal zaken waarin een geldboete van de derde categorie of hoger4 is opgelegd, komt eveneens voor paspoortsignalering in aanmerking. Deze mogelijkheid wordt verder geoptimaliseerd. Het OM werkt samen met het CJIB aan een landelijke coördinatie om ook voor deze categorie zaken consequent een paspoortsignalering uit te laten gaan.
Als u constateert dat er bij het OM nog ruimte is om hier scherper in op te treden, op grond waarvan en met welk doel meent u dan dat tevens een verruiming van de paspoortwet moet worden overwogen?2
Naast het optimaal benutten van de bestaande mogelijkheden van het huidige artikel 18 onderdeel b, acht ik een verruiming van de Paspoortwet aangewezen zowel vanuit het doel op te treden als een consequente overheid, als vanuit de noodzaak de opsporingskans van personen die veroordeeld zijn tot een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel en daarnaast onvindbaar, zijn te vergroten. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik zijn overeengekomen de Paspoortwet op zo kort mogelijke termijn aan te passen wat betreft de voorwaarden voor paspoortsignalering.
Executieveilingen en onderhandse executies |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Eddy van Hijum (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Huizen zijn goedkoper op executieveiling»1 en het onderliggende onderzoeksrapport «Executieveilingen: verbeteren of voorkomen?»2
Ja.
Ja.
Kunt u reageren op de bevindingen? Kunt u het grote verschil tussen transactieprijs via de executieveiling (gemiddeld 40% lager dan de marktwaarde) en de onderhandse verkoop (gemiddeld 14% lager dan de marktwaarde) verklaren? Kunt u het verschil tussen deze korting bij Nederlandse executieveilingen en die bij veilingen in het buitenland verklaren?
Het is bekend dat de transactieprijs via de veiling lager is dan bij onderhandse verkoop. Een verklaring voor dit verschil is dat op een executieveiling huizen binnen een korte tijdspanne moeten worden verkocht, waardoor de prijs lager wordt. Verder zijn er bijkomende kosten bij aankoop van een woning op een veiling. Bij onderhandse verkoop bestaan de bijkomende kosten voor de koper uit de van te voren bekende overdrachtsbelasting en notariskosten. Bij executieveilingen komen hierbij voor de koper veilingkosten en eventuele achterstallige betalingen voor onder andere belastingen of vereniging van eigenaren. Bovendien is vaak niet duidelijk in welke staat de woning zich bevindt, of de bewoner vrijwillig uit de woning zal vertrekken en of er nog huurders aanwezig zijn. Tevens zijn de banken terughoudend met de financiering van een woning die gekocht wordt op de veiling. Deze risico’s zullen door de potentiële koper in zijn bod worden betrokken. De genoemde factoren zijn voor het kabinet aanleiding geweest om met het wetsvoorstel verbetering executieveilingen de informatievoorziening te verbeteren, de kosten voor kopers te beperken en de procedure voor ontruiming te vereenvoudigen (Kamerstukken II 2012–13, 33 484, nr. 2). Het tweede deel van de beantwoording van de vraag treft u in het antwoord van vraag 3 aan.
Wat zijn de ervaringen in landen als de VS, Spanje en Ierland met executieveilingen? Zorgen daar de wettelijke kaders voor een betere prijs bij dergelijke veilingen?
Er is geen recente informatie beschikbaar over specifieke ervaringen in andere landen. Uit een eerder verricht rechtsvergelijkend onderzoek naar executoriale verkoop van woningen in de EU-lidstaten3 komt wel naar voren dat de procedures en de effectiviteit en efficiëntie sterk verschillen. De Nederlandse procedures springen er in lengte en flexibiliteit positief uit. De opbrengst van een huis op de Nederlandse executieveiling ligt wel lager dan in andere Europese landen. Of dat samenhangt met het wettelijke kader is niet bekend. Voor veel landen, waaronder Nederland, geldt dat de opbrengst van de verkoop van een huis op de executieveiling onder de marktwaarde van de woning ligt.
Kunt u verklaren waarom het aantal executieveilingen recent is gedaald, terwijl het economisch gezien in Nederland minder gaat en er meer mensen in betalingsproblemen komen?
Zoals uit de cijfers van het Kadaster naar voren komt (zie het antwoord op vraag 25) is het totale aantal executieveilingen over 2012 gedaald ten opzichte van 2011. Dit zou het eerste resultaat kunnen zijn van de inzet van het Waarborgfonds Eigen Woningen als de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG), de banken en overige financiële instellingen om te voorkomen dat woningen op de veiling worden aangeboden. De financiële instellingen besteden meer aandacht aan vroegtijdige signalering van betalingsproblemen en trachten door begeleiding van de consument, financieel beheer, schuldsanering en dergelijke gedwongen verkopen te voorkomen. Indien gedwongen verkoop toch noodzakelijk blijkt dan tracht men een executieveiling te voorkomen en door middel van een onderhandse verkoop de opbrengst van de verkoop te optimaliseren.
Heeft u gegevens over het aantal (vrijwillige) onderhandse verkopen? Is er sprake van een grote toename van dit soort van verkopen en op welke wijze is deze toename te verklaren? Kunt u hierbij reageren op de bevindingen op basis van cijfermateriaal van het NHG dat in 2006 nog 48% van de observaties in de veilingzaal eindigde, terwijl dit aandeel in 2011 is teruggelopen tot slechts 24%?3 Vindt u deze ontwikkeling wenselijk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel?
Er zijn geen openbaar beschikbare gegevens over de aantallen onderhandse verkopen voor de gehele Nederlandse woningmarkt. Wel is informatie hierover beschikbaar voor NHG-hypotheken en hebben DNB en de AFM in 2012 kredietverstrekkers gevraagd naar het aantal onderhandse verkopen.
De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) geeft aan dat door inspanningen (maatwerkoplossingen) van zowel het WEW als de kredietverstrekkers om de verkoop op de veiling te voorkomen in de afgelopen jaren, het aandeel gedwongen verkopen dat plaats vindt via de veiling bedroeg in de jaren 2003 tot en met 2005 ongeveer 70%. In 2006 en 2007 was het percentage 60% en daarna is het langzaam gaan verschuiven naar 40% en verder afgenomen naar 13% (zie ook de beantwoording van vraag 26).
De afname in het aantal executieveilingen bij de hypotheken met NHG is met het oog op het beperken van de restschuld wenselijk omdat de opbrengst van woningen op de veiling doorgaans lager is dan bij een onderhandse verkoop. Hiermee wordt een beroep op het fonds van de NHG zo veel mogelijk beperkt.
DNB en de AFM hebben 14 kredietverstrekkers informatie gevraagd over onderhandse verkopen in de periode 2008 t/m 2011. Een woningverkoop wordt door DNB en de AFM aangemerkt als een onderhandse verkoop als de transactie plaatsvindt nadat een betalingsachterstand is ontstaan van meer dan 90 dagen. Niet alle kredietverstrekkers hebben voor alle jaren informatie kunnen leveren. Hierdoor kunnen de uitkomsten afwijken van de markttotalen. De uitkomsten op jaarbasis staan in onderstaande tabel.
1.356
1.518
2.711
3.847
Het aantal onderhandse verkopen is op basis van deze gegevens gestegen in de afgelopen jaren. Deze trend lijkt zich ook in 2012 door te zetten. Van de Nederlandse Vereniging van Banken heb ik begrepen dat het aantal onderhandse verkopen in 2012 op 4.500 wordt geschat.
Hoeveel mensen krijgen te maken met gedwongen verkoop? Vindt u dat er genoeg gebruik wordt gemaakt van maatwerkoplossingen bij banken?
Zoals in het antwoord op vraag 5 is aangegeven bestaan er geen betrouwbare gegevens over het totale aantal gedwongen verkopen. Over maatwerkoplossingen bij de banken is mij de door het WEW geleverde informatie zoals onder vraag 5 en onder vraag 22 aangegeven informatie bekend.
Voorts kan ik u melden dat de AFM in 2012 onderzoek heeft gedaan naar de afhandeling van betalingsachterstanden bij hypotheken door kredietverstrekkers. Over de bevindingen zal de AFM binnenkort naar buiten treden. De AFM is van oordeel dat kredietverstrekkers een breed palet aan mogelijkheden hebben om met de klant tot een oplossing te komen en deze zouden ook passend ingezet moeten worden. De AFM heeft een aantal kredietverstrekkers hier al op gewezen.
In welke mate heeft de terugloop in executieveilingen te maken met het vertrouwen in veilingen en de prijs die daar tot stand komt?
Zoals in het antwoord op de vragen 2 en 5 is aangegeven, is bekend dat de opbrengst van de woning via de executieveiling lager is dan bij onderhandse verkoop. Het ligt daarom voor de hand dat zowel de geldgever als de consument zoekt naar alternatieven voor de veiling, zoals onderhandse verkoop.
Indien u niet over de nodige gegevens beschikt, bijvoorbeeld omdat deze niet door het kadaster worden bijgehouden, vindt u het dan wenselijk dat deze gegevens in de toekomst wel worden bijgehouden? En bent u in dat geval bereid om hier onafhankelijk onderzoek naar te doen?
Het aantal verkopen op executieveilingen wordt bij het Kadaster geregistreerd maar bij gedwongen verkopen wordt geen onderscheid gemaakt tussen een reguliere vrije verkoop van een woning en een gedwongen onderhandse verkoop. Het proces van gedwongen onderhandse verkoop kent veel gelijkenis met reguliere vrije onderhandse verkoop. Het onderscheid in transacties wordt niet bij het Kadaster geregistreerd. Het verkrijgen van data over gedwongen onderhandse verkopen is daarmee in de praktijk niet mogelijk. Ik zie onvoldoende meerwaarde in het bijhouden van die gegevens en ben niet voornemens zo’n onderzoek te doen.
Zijn er aanwijzingen dat in het afgelopen jaar het besluit van de NMa rondom executieveilingen (besluit 6538, 13 december 2011) positief effect heeft gehad op de toeloop richting veilingen en de prijsvorming?
De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) is in 2009 een kartelonderzoek gestart naar prijsafspraken bij executieveilingen. Inmiddels is het onderzoek afgerond en heeft de NMa eind 2011 aan 14 handelaren en onlangs aan nog eens 65 handelaren boetes opgelegd van in totaal € 10,4 miljoen. Er is geen onderzoek gedaan naar het effect van het NMa-onderzoek. De prijs op executieveilingen wordt door verschillende factoren beïnvloed, het gedrag van de handelaren is daar één van. Voor een betere werking van executieveilingen is het van belang dat veilingen transparanter worden en dat particuliere kopers meer kansen krijgen om mee te bieden. Handhavend optreden door de NMa draagt er ongetwijfeld toe bij dat handelaren op executieveilingen nu in concurrentie bieden. Ook het bij uw Kamer voorliggende wetsvoorstel ter verbetering van de executieveilingen (Kamerstukken II 2012–13, 33 484, nr. 2) draagt bevat maatregelen om de transparantie en competitie te bevorderen. Bovendien heeft de NMa een handleiding gepubliceerd met richtsnoeren voor het in concurrentie bieden op executieveilingen.5
Kunt u aangeven of de NMa nog steeds onderzoek doet naar kartelvorming bij executieveilingen en onderhandse verkopen? Vindt u dat de NMa deze markt nadrukkelijk in de gaten dient te houden gelet op het grote economische belang?
Het in 2009 gestarte mededingingsrechtelijk onderzoek van de NMa is met de recent genomen besluiten afgerond (zie voetnoot 5). De NMa zal ook in de toekomst in de gaten houden of de Mededingingswet bij executieveilingen wordt nageleefd. Zij zal zo nodig handhavend optreden.
Kunt u aangeven of de 56 door de NMa van kartelovertreding verdachte, en tot nu ca. 14 beboete, huizenhandelaren nog steeds actief zijn op executieveilingen en/of anderszins bijvoorbeeld via onderhandse executoriale biedingen? Wat vindt u hiervan?
Inmiddels heeft de NMa boetes uitgedeeld aan 65 andere handelaren, zodat in totaal 79 handelaren beboet zijn. Het mededingingsrecht is er niet op gericht partijen uit de markt te halen. De betreffende handelaren kunnen dus nog actief zijn op veilingen. Hierover bestaat bij dit kabinet geen informatie. Aangezien betreffende handelaren bestraft zijn voor hun handelen, staat het hun vrij opnieuw actief te zijn op onder andere executieveilingen. In dit kader verwijs ik ook naar de opmerking in het antwoord op vraag 9: «handhavend optreden door de NMa draagt er naar verwachting toe bij dat handelaren op executieveilingen nu in concurrentie bieden». Er bestaat daarom geen bezwaar tegen de deelname van beboete huiseigenaren op onder andere de veiling.
Bent u het eens dat er goed toezicht moet zijn op de partijen die van rechtswege betrokken zijn bij de verkoopprocedures na het inroepen van het recht op hypotheek (artikel 3:268 B), gelet op het belang bij makelaars en notarissen? Zo ja, op welke wijze is dit toezicht georganiseerd? En vindt u dit afdoende geregeld?
De notaris houdt als publiek ambtenaar onafhankelijk toezicht op de executieveiling. Zo heeft hij een rol bij de voorbereiding van de veiling, door bijvoorbeeld de veilingvoorwaarden te controleren. De notaris controleert verder of het bieden op de veiling eerlijk verloopt. Tot slot draagt hij zorg voor de levering van het verkochte goed aan de hoogste bieder. Dit betekent dat de notaris in de eerste plaats verantwoordelijk is voor een juist verloop van de executieveiling. De onderhandse executoriale verkoop staat uiteindelijk onder toezicht van de rechter, doordat de voorzieningenrechter van de rechtbank een onderhandse verkoop moet goedkeuren. De verdere afwikkeling van de onderhandse executoriale verkoop ligt in handen van de notaris. Indien er aanwijzingen zijn voor onrechtmatigheden, zoals kartelafspraken of strafbare feiten, dan kunnen de NMa of het Openbaar Ministerie worden ingeschakeld. Hiermee bestaat voldoende toezicht op de executie van het hypotheekrecht.
Kunt u aangeven op welke wijze de keuze tussen executieveiling of onderhandse verkoop wordt gemaakt? Is hierbij sprake van dwang of drang? Vindt u het wenselijk dat banken steeds meer mensen bewegen om te kiezen voor (vrijwillige) onderhandse verkoop vanwege de zeer lage opbrengst bij executieveilingen?
Het is in het belang van de bank en de consument om te streven naar een zo hoog mogelijke opbrengst wanneer een woning executoriaal moet worden verkocht. Hoe aan dit streven concreet invulling wordt gegeven, hangt af van het interne beleid van de banken en is verder afhankelijk van de situatie van de consument. Uiteraard heeft het de voorkeur als een keuze tussen de verkoop van een woning op de executieveiling en onderhandse verkoop tot stand komt na onderling overleg. In de praktijk komt het echter voor dat woningbezitters geen medewerking verlenen aan enige vorm van verkoop van de woning. Zoals in de beantwoording van vraag 2 en vraag 5 wordt aangegeven, is bekend dat in de huidige situatie de onderhandse verkoop doorgaans meer oplevert. Daarom is het redelijk dat financiële instellingen mensen stimuleren om te kiezen voor (vrijwillige) onderhandse verkoop. Het is echter aan de financiële instelling om, zo mogelijk in overleg met de woningbezitter, tot de meest gunstige keuze te komen. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 6 heeft de AFM in 2012 onderzoek gedaan naar de afhandeling van betalingsachterstanden. Ook de AFM heeft aangegeven van mening te zijn dat kredietverstrekkers die het klantbelang voorop stellen executieveilingen zoveel mogelijk zouden moeten vermijden met het oog op de lagere verwachte verkoopopbrengst.
In de brief over woningcorporaties (d.d. 14 december 2012, TK 29 453, nr. 284) heeft u aangegeven gegevens te vragen aan NVB en WEW over de restschuldproblematiek. Bent u ook bereid om de NVB te vragen naar het beleid rondom executieveilingen en onderhandse verkoop bij betalingsachterstanden? Bent u tevens bereid te vragen naar het beleid m.b.t. de verschillende regio's (krimp- en/of schaarsteregio's) en verschillende woninggebieden, gelet op de conclusie in het eerder genoemde rapport dat woningen in populaire wijken vaker onderhands worden verkocht, terwijl panden in mindere wijken sneller doorverwezen worden naar de veilingzaal? Vindt u dergelijk onderscheid legitiem en acceptabel? Heeft dit onderscheid geen zeer nadelige gevolgen voor de hypotheekhouders?
Zoals onder vraag 5 is aangegeven heeft het WEW gegevens verstrekt over de inspanningen die worden verricht bij betalingsachterstanden in geval van een hypotheek met NHG. Met betrekking tot uw vraag over het beleid van de banken rondom executieveilingen en onderhandse verkoop bij betalingsachterstanden is onder vraag 6 aangegeven dat de AFM in 2012 onderzoek heeft gedaan naar de afhandeling van betalingsachterstanden bij hypotheken door kredietverstrekkers en binnenkort met de resultaten naar buiten komt. Tevens wordt in de beantwoording van vraag 22 gemeld dat de NVB aangeeft dat hypotheekaanbieders in overeenstemming met de Gedragscode Hypothecaire Financieringen (GHF) handelen.
Voor het overige is het aan de banken om te beoordelen hoe zij omgaan met betalingsproblematiek in de verschillende regio’s en woninggebieden.
Bent u bereid om ook bij het WEW navraag te doen over de ontwikkelingen van executoriale verkoop en onderhandse verkoop?
Het WEW verstrekt deze gegevens in haar openbare jaarverslag. Tevens bestaat er op dit punt reguliere informatie-uitwisseling tussen het WEW en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De ontwikkelingen op het gebied van executoriale verkoop van woningen met NHG worden uiteraard nauwlettend gevolgd.
Kunt u aangeven of het beleid de laatste tijd bij het WEW is aangescherpt? Zo ja, op welke wijze? Vindt u dat de balans tussen risico's voor het WEW (met achtervanger het Rijk) en voor de banken voldoende is geregeld?
De afgelopen jaren heeft het WEW haar beleid gericht op het voorkomen danwel beperken van de verliezen steeds verder aangescherpt. In samenwerking met de geldgevers wordt er op gestuurd om woningverkoop op de veiling te voorkomen. Dit beleid wordt in 2013 geïntensiveerd. Het WEW staat met de NHG borg voor de door de geldgevers met NHG verstrekte hypotheken. Dit betekent dat de verliezen van de geldgever op hypotheken met NHG door het WEW worden vergoed, ongeacht de vraag of de woning onderhands of via de veiling is verkocht. Er wordt nauw samengewerkt tussen het WEW en de geldgevers om de verliezen zo veel mogelijk te beperken en te voorkomen.
Bent u bereid om samen met WEW een analyse te maken van de ontwikkelingen van executies, gedwongen en (vrijwillige) onderhandse verkoop van de afgelopen (crisis-)jaren en deze analyse af te zetten tegen de ontwikkelingen eind jaren 1970/begin jaren 1980, gelet op mogelijke parallellen?
Gezien de verschillende achtergronden van het ontstaan van de huidige crisis (problemen bij de banken) en de crisis eind jaren zeventig/ begin jaren 80 (stagflatie en oliecrisis) is er geen meerwaarde in een dergelijke exercitie. De inspanningen van dit kabinet richten zich op de huidige ontwikkelingen en op welke wijze het overheidsbeleid een bijdrage aan oplossingen kan leveren.
Kunt u aangeven wat het juridische kader is bij onderhandse executoriale verkoop? Wat is hierbij de rol van de voorzieningenrechter? Is het mogelijk dat de rechter bij deze vorm van verkoop de verschillende belangen afweegt? Zo nee, vindt u dit niet wenselijk?
Bij de aankondiging van de executieveiling wordt aangegeven dat ook onderhands kan worden geboden, door middel van een aan de notaris gericht geschrift (artikel 547 Rv). Als de hypotheekhouder of de hypotheekgever besluit tot onderhandse verkoop, dan moet de koopovereenkomst door de voorzieningenrechter worden goedgekeurd (artikel 3:268 lid 2 BW). Hiertoe moet een verzoek vergezeld gaan van een volledige koopakte. Ook moeten eventuele andere ingekomen biedingen aan de voorzieningenrechter worden gemeld (artikel 548 Rv). Indien door de hypotheekhouder of hypotheekgever voor de afloop van de behandeling van het verzoek om onderhandse verkoop toe te staan, aan de rechter een gunstiger aanbod wordt voorgelegd, kan de rechter bepalen dat de verkoop overeenkomstig dat gunstigere aanbod zal geschieden. Met de belangen van alle betrokkenen wordt daarmee op adequate wijze rekening gehouden. De geplande veiling vervalt indien de rechter het verzoek tot goedkeuring van de koopovereenkomst inwilligt. Mocht de rechter geen goedkeuring verlenen, dan bepaalt de rechter een nieuwe dag waarop de veiling zal plaatsvinden (artikel 548 Rv).
Welke acties gaat u ondernemen om er voor te zorgen dat de restschuld na gedwongen onderhandse verkoop dan wel executieverkoop zo laag als mogelijk blijft? Welke aanpassingen in wet- en regelgeving zijn hiervoor nodig? Bent u van mening dat banken meer zorgvuldigheid dienen te betrachten en hoe gaat u dat bevorderen?
Het is ten eerste aan de geldverstrekkers hierin hun verantwoordelijkheid te nemen.
Naast het op dit moment bij uw Kamer voorliggende wetsvoorstel ter verbetering van de executieveilingen (Kamerstukken II 2012–13, 33 484, nr. 2) heeft het kabinet maatregelen genomen ten aanzien van de stapsgewijze afbouw van de LTV (Loan to Value) ratio’s en heeft dit kabinet de financiering van restschulden mogelijk gemaakt. Voorts zet dit kabinet met de maatregelen met betrekking tot de hypotheekrenteaftrek aflossing van de hypotheek weer centraal. Deze maatregelen tezamen zullen er in de toekomst toe leiden dat er minder restschulden zullen voorkomen.
Bent u verder van mening dat notarissen voldoende doen om er voor te zorgen dat de executieveilingen goed verlopen? Welke verbeteringen ziet u rondom de inzet van notarissen en hoe gaat u dit bevorderen? Bent u van mening dat het de taak is van notarissen om (vrijwillige) onderhandse verkoop te bevorderen of hebben zij een bredere taak- en doelstelling ook met het oog op de huizenbezitters die uit hun huis worden gezet? Kunt u dit toelichten? Bent u in gesprek met de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie om het proces tot executieveilingen te verbeteren?
In het antwoord op vraag 18 is ingegaan op de rol van de notaris bij de executieveiling. Het is inherent aan de wettelijke executieprocedure dat de belangen van de schuldeiser een grote rol spelen. Het past binnen deze procedure dat de notaris alle relevante belangen -dus ook die van de huizenbezitter- in dit proces betrekt. Zo kan de notaris door middel van voorlichting aan de huizenbezitter wijzen op de voordelen van een onderhandse verkoop. Verder draagt de notaris er, in opdracht van de executerende partij, zorg voor dat de aankomende veiling aan een zo breed mogelijk publiek bekend wordt gemaakt en dat potentiële kopers van zoveel mogelijk informatie over het te verkopen object worden voorzien. In deze aankondiging wordt ook melding gemaakt van de mogelijkheid tot het doen van een onderhandse bieding. Het ligt, gezien de wettelijke taken van de notaris, niet voor de hand dat de notaris nauwer wordt betrokken bij de daadwerkelijke bevordering van de onderhandse verkoop. Voor dat doel kan uiteraard wel een makelaar worden ingeschakeld. Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel (Kamerstukken 2012–13 33 484, nr. 2 e.v.) tot verbetering van de executieveilingen is de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) betrokken geweest. Ook los van dit wettelijke traject zijn door de betrokken partijen, zoals de KNB, initiatieven ontplooid om de executieveiling te verbeteren. Dit heeft onder meer geleid tot het concentreren van de openbare executoriale verkopen bij 16 regioveilingen, die op uniforme wijze opereren. Deze concentratie maakt het naar verwachting aantrekkelijker voor particulieren om deel te nemen aan een dergelijke veiling.
Bent u bekend met het feit dat banken/hypotheekverstrekkers gedragscode 15 hypothecaire financieringen veelal niet naleven. Welke maatregelen wilt u in dit kader treffen?
Bent u bekend met het feit dat banken en hypotheekverstrekkers ook bij tijdelijke betalingsachterstanden en in aantoonbaar oplosbare situaties toch overgaan tot executieverkoop en in dit kader zelfs door inhoudsdeskundigen aangedragen realistische integrale oplossingen en betaalvoorstellen ongegrond afwijzen evenals aanwezige andere voor de hand liggende oplossingen compleet buiten beschouwing laten? Wat vindt u van dit feit dat banken onderbouwde oplossingen die executieverkoop kunnen voorkomen onbeargumenteerd afwijzen? Zou het in deze financieel moeilijke tijden juist niet gewenst zijn en zeker ook van banken verwacht mogen worden (ook gezien het feit dat banken debet zijn aan de bankencrisis vanaf 2008) dat zij openstaan voor realistische oplossingen en pro-activiteit? Welke maatregelen en/of aanvullende wetgeving zou u kunnen treffen?
Artikel 15 van de GHF bepaalt dat aanbieders van hypothecair krediet bij (dreigende) betalingsproblemen eerst in overleg treden met de consument. Ik heb van de NVB begrepen dat zij zich niet herkent in het signaal dat banken dit artikel niet naleven. De NVB stelt dat een woning enkel via een executieveiling verkocht wordt als er geen andere oplossing meer mogelijk is. Dat kan bijvoorbeeld zo zijn als consumenten naar het buitenland zijn vertrokken of als consumenten op geen enkele andere manier willen meewerken aan een onderhandse verkoop. De NVB bestrijdt dan ook dat aanbieders niet in lijn met de GHF handelen en vroegtijdig aansturen op een executieveiling. Deze informatie komt overeen met de informatie die hierover in de beantwoording van vraag 4 en vraag 5 is gegeven.
Bent u bekend met het feit dat banken en hypotheekverstrekkers ook bij tijdelijke betalingsachterstanden en in aantoonbaar oplosbare situaties toch overgaan tot executieverkoop en in dit kader zelfs door inhoudsdeskundigen aangedragen realistische integrale oplossingen en betaalvoorstellen ongegrond afwijzen alsmede aanwezige andere voor de hand liggende oplossingen compleet buiten beschouwing laten? Wat vindt u van dit feit dat banken onderbouwde oplossingen die executieverkoop kunnen voorkomen onbeargumenteerd afwijzen? Zou het in deze financieel moeilijke tijden juist niet gewenst zijn en zeker ook van banken verwacht mogen worden (ook gezien het feit dat banken debet zijn aan de bankencrisis vanaf 2008) dat zij openstaan voor realistische oplossingen en pro-activiteit? Welke maatregelen en/of aanvullende wetgeving zou u kunnen treffen?
Zie antwoord vraag 21.
Bent u bekend met het feit dat woningen die via executieveiling en/of onderhandse executoriale verkoop verkocht worden direct erna doorverkocht worden voor bedragen die meer dan 50% van het executie bod/onderhandse executoriale bod bedragen? Bent u bekend met het feit dat in dit kader ook beide notariële leveringen (dus aan de huizenhandelaar en aan de volgende eigenaar) door een en dezelfde notaris worden gedaan; hetgeen 2 keer een transactie is van dezelfde woning in zeer korte tijd, waarbij de meeropbrengst niet ten goede komt aan de voormalig huiseigenaar/«geëxecuteerde». Wat vindt u hiervan?
Het is bekend dat in een enkel geval een woning direct wordt doorverkocht. Het feit dat een notaris in dit soort gevallen 2 keer bij de verkoop van dezelfde woning betrokken is, is op zichzelf genomen niet van belang. Zo’n doorverkoop zal vaker voorkomen naarmate een woning verder onder de prijs wordt verkocht. Hierbij speelt een rol dat de opbrengst van de woning bij verkoop op de veiling onder andere sterk door het moment van veilen wordt bepaald. Dit is inherent aan het systeem van veilingen. Een factor die van belang is, is het aantal bieders op de veiling. Als het aantal bieders laag is, zal ook de opbrengst achterblijven bij de verwachtingen. Tevens kan een hogere prijs bij het doorverkopen van een woning bijvoorbeeld worden verklaard doordat er na de aanvankelijke executieveiling meer bekend is geworden over de staat van het pand. Zo kan de staat van de woning beter zijn dan aanvankelijk werd gedacht. Daarnaast zijn de transactiekosten voor de koop van een woning op een executieveiling hoger dan die bij een reguliere koop. Bieders op een executieveiling houden rekening met de hiervoor genoemde risico’s en kosten bij het bepalen van hun bod.
Verder is van belang te melden dat de NMa boetes heeft opgelegd aan handelaren die de opbrengst op de executieveilingen kunstmatig laag hebben gehouden. Tevens zet het kabinet in om het aantal deelnemers aan de executieveilingen te vergroten, door het wetsvoorstel ter verbetering van de executieveilingen (Kamerstukken II 33 484, nr. 2). Het aantal gevallen waarin een huis direct na aankoop voor een onverklaarbaar hoge prijs wordt doorverkocht, zal naar verwachting door beide maatregelen worden verminderd.
Denkt u aan concrete wijzigingen in wet- en regelgeving om een en ander in het belang van mensen met een betalingsachterstand te verbeteren? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer deze tegemoet zien?
Het op dit moment bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstel ter verbetering van de executieveilingen (Kamerstukken II 2012–13, 33 484, nr. 2) draagt er aan bij om de positie van mensen met een betalingsachterstand te verbeteren. Dit wetsvoorstel beoogt de opbrengst van een huis op de executieveiling te verbeteren wanneer een huiseigenaar vanwege betalingsachterstanden zijn huis gedwongen moet verkopen. Voorts is de rente op restschulden aftrekbaar gemaakt en hiernaast is er door dit kabinet voor gezorgd dat mensen, als ze met twee huizen zitten, nog een jaar extra de rente op 2 hypotheken af kunnen trekken, tot drie jaar na het jaar van de verhuizing. Deze maatregelen dragen bij aan lagere maandlasten voor huishoudens met restschulden. In de nieuwe regels voor aftrekbaarheid van de hypotheekrente is ook nog voorzien in een speciale regeling voor betalingsachterstanden. Onder voorwaarden leidt een periode waarin niet wordt afgelost niet tot het verlies van de aftrekbaarheid van de hypotheekrente. Het kabinet overweegt op dit moment geen aanvullende regelgeving.
Kunt u aangeven hoeveel woningen er verkocht zijn via executoriale verkoop per maand sinds 1 januari 2010?
Onderstaand is een weergave van de gegevens zoals deze bekend zijn bij het Kadaster.
206
189
228
189
170
195
241
134
54
220
232
128
2.186
393
15
270
223
222
224
222
144
66
226
281
384
2.670
149
167
259
226
269
229
259
170
91
225
259
185
2.488
Kunt u aangeven hoeveel woningen er verkocht zijn via onderhandse executoriale verkoop per maand sinds 1 januari 2010?
Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, bestaan hierover landelijk geen betrouwbare cijfers. Onderstaand is een weergave van de gegevens zoals deze van hypotheken met NHG op dit moment al bekend zijn.
1.220
878
342
1.819
1.404
415
3.067
2.731
336
Kunt u aangeven hoeveel woningeigenaars een betaalachterstand hadden op hun hypotheek, per maand sinds 1 januari 2010?
Onderstaand treft u het aantal bij de BKR geregistreerde kredietnemers met betalingsproblemen aan. Het BKR heeft ons laten weten dat alle betalingsachterstanden conform de Wet op het financieel toezicht (Wft) en het BKR Reglement gemeld worden, van 500 euro of meer en langer lopend dan 3 maanden. Consumenten met een betalingsachterstand van minder dan 3 maanden hebben dus geen negatieve registratie.
44.981
46.947
49.228
52.821
55.275
57.413
59.607
62.453
65.329
68.717
72.367
niet beschikbaar
De multiplier in de Geefwet |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat u in oktober 2011 aan de Kamer schreef dat u de multiplier in de Geefwet ter goedkeuring had voorgelegd aan de Europese Commissie?1
Hoe lang heeft de Europese Commissie nodig om een oordeel te geven over een vraag of dit geoorloofde constructie is of niet?
Kunt u een overzicht doen toekomen aan de Kamer van alle gesprekken, mails en brieven, die tussen de Europese Commissie en de Nederlandse regering zijn gewisseld over de multiplier?
Is het mogelijk om bij het invullen van de belastingaangifte inkomstenbelasting (IB) of vennootschapsbelasting (VPB) over 2012 een beroep te doen op de multiplier? Zo nee, waarom is dat niet gecommuniceerd?
Zal, indien het op het formulier van de belastingaangifte mogelijk is om een beroep te doen op de multiplier, aan de burgers worden gecommuniceerd dat het niet zeker is dat de Europese Commissie toestemming geeft voor deze aftrekpost en dat de Nederlandse regering te weinig inspanning heeft geleverd om tijdig een antwoord van de Commissie te krijgen?
Wat gebeurt er met de ingediende aangiftes en personen, die een beroep doen op de multiplier, indien de Europese Commissie niet akkoord gaat met de multiplier voor culturele instellingen?
Kunt u een overzicht van alle wetten, regelingen, projecten en andere zaken, waarvoor de Nederlandse regering toestemming heeft gevraagd van de Europese Commissie en waarop de Commissie nog geen antwoord heeft gegeven, aan de Kamer toezenden, inclusief de datum waarop de Nederlandse regering die toestemming formeel heeft gevraagd aan de Commissie?
Behoudens specifieke uitzonderingen, onder andere voor maatregelen die staatssteun behelzen waarvan de multiplier in de Geefwet een voorbeeld is, kent het Unierecht niet de verplichting nationale wet- en regelgeving vooraf ter goedkeuring voor te leggen aan de Commissie. Voor wat betreft Nederlandse staatssteunmeldingen van de verschillende ministeries wordt geen centraal overzicht bijgehouden.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Kunt u de overige vragen over de multiplier voor 15 januari 2013 beantwoorden, wanneer de belastingaangiftes beginnen en vraag 7 voor 1 februari 2013 met het oog op het debat over de staat van de Unie in de Kamer?
Het bericht over het bericht dat er in Nederland er meer kinderen seksueel worden uitgebuit |
|
Myrthe Hilkens (PvdA), Loes Ypma (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Meer kinderen seksueel uitgebuit»?1, het rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel «Mensenhandel in en uit beeld. Cijfermatige rapportage 2007-2011»2 en herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen van het lid Arib (PvdA) over een tekort aan opvang van slachtoffers voor mensenhandel?3
Ja.
Kunt u het hierboven genoemde rapport, voorzien van uw reactie, naar de Kamer sturen?
Ik zal het rapport in kwestie van de NRM binnenkort aan uw Kamer doen toekomen.
Is het waar dat instanties die daartoe verplicht zijn niet altijd melding maken van mensenhandel waaronder seksuele uitbuiting? Zo ja, hoe kan dat, welke instanties zijn dat en wat gaat u doen om er voor te zorgen dat de meldplicht wel wordt nageleefd? Zo nee, hoe verhoudt zich dit dan tot de mening van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel?
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen van het lid Van der Steur van 28 december 2012.
Deelt u de mening van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel dat bij een correcte registratie het probleem van het aantal minderjarige slachtoffers groter zou blijken te zijn dan nu het geval is? Zo ja, betekent dit dat uw aanpak dan ook geïntensiveerd zou moeten worden en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De aanpak van mensenhandel is reeds een prioriteit van dit kabinet. Onder andere in de Rijksbrede aanpak van loverboyproblematiek wordt voorzien in tal van maatregelen om mensenhandel te bestrijden, daarom acht ik een verdere intensivering van de aanpak op dit moment niet nodig. Voor uw vragen inzake de registratie van slachtoffers mensenhandel verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen van de heer Van der Steur van 28 december 2012.
Deelt u de mening dat zolang de ware aard en omvang van mensenhandel niet volledig bekend is de aanpak van mensenhandel niet optimaal kan zijn? Zo ja, hoe gaat u er voor zorgen dat die aard en omvang beter bekend worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Is het aantal opvangplaatsen van slachtoffers van seksuele uitbuiting naar uw mening nog steeds voldoende? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de mening van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en waarin verschilt u van mening? Zo nee, wat gaat u doen om het aantal opvangplaatsen op peil te brengen?
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u naar de antwoorden op de Kamervragen van mevrouw Berndsen-Jansen van 28 december 2012.
De schikking van het Openbaar Ministerie met Ballast Nedam |
|
Jan de Wit |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de schikking die het Openbaar Ministerie (OM) heeft getroffen met het bedrijf Ballast Nedam?1
De bedoelde hoge transactie houdt in dat twee dochtervennootschappen van Ballast Nedam de voor de geconstateerde strafbare feiten maximale geldboete betalen en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel tot een bedrag van 15,7 miljoen wordt ontnomen. Het transactievoorstel is conform de Aanwijzing hoge en bijzondere transacties aan mij ter instemming voorgelegd. Ik ben van oordeel dat deze hoge transactie in dit bijzondere geval, na afweging van alle belangen, een passende afdoening vormt, te meer nu de maximale boete overeen is gekomen. Ik wijs er verder op dat aan een rechtspersoon slechts een financiële sanctie kan worden opgelegd.
Het onderzoek naar derden wordt voortgezet en Ballast Nedam heeft toegezegd haar medewerking aan het doorlopende onderzoek te zullen verlenen. Het enkele feit van deze schikking betekent niet dat er in dit onderzoek geen openbare verantwoording voor de strafrechter zal plaatsvinden.
Acht u het gewenst dat het betreffende bedrijf er vanaf komt met een bedrag van € 17 mln. en zich niet in het openbaar hoeft te verantwoorden voor de rechter, vooral nu het om een omvangrijke zaak gaat en het OM momenteel verscheidene bedrijven, eveneens verdacht van omkoping, onderzoekt? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 1.
Bestaat het gevaar dat het OM door de handelwijze in deze zaak op grond van het principe «gelijke monniken gelijke kappen» zichzelf als het ware verplicht om in de andere zaken eveneens te schikken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Aan deze hoge transactie kunnen voor toekomstige gevallen geen rechten worden ontleend. Voor elke transactie geldt dat deze, gelet op de concrete omstandigheden van het geval, een passende afdoening moet vormen. Voor hoge transacties geldt deze eis des te sterker. In de Aanwijzing hoge en bijzondere transacties is daarom het uitgangspunt «dagvaarden, tenzij» opgenomen. Door verschillende omstandigheden kan evenwel een hoge transactie een passende afdoening vormen. In alle gevallen is sprake van maatwerk. Dat maakt dat in elke zaak opnieuw naar de omstandigheden van dat geval een afweging moet worden gemaakt. In mijn brief van 29 juni 2011 aan uw Kamer (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 29 911, nr. 53) ben ik uitvoerig ingegaan op de achtergronden van de hoge transactie en de factoren die een rol kunnen spelen bij de aanbieding van een hoge transactie.
Hoe kijkt u aan tegen de consequentie van deze schikking, te weten dat de samenleving nimmer de ware feiten omtrent deze omkoping zal vernemen?
Zie antwoord vraag 1.
Is deze schikking niet des te meer ongewenst nu als gevolg daarvan ook omtrent de betrokkenheid van een Nederlandse provinciale bestuurder bij deze omkopingszaak nimmer helderheid zal ontstaan?2
De strafrechtelijke vervolging van de bedoelde Nederlandse ambtsdrager is als gevolg van de buitengerechtelijke afdoening met Ballast Nedam niet beëindigd. De zaak tegen de Nederlandse ambtsdrager en de andere hoofdverdachten wordt op een openbare zitting behandeld.
Bent u bereid met het OM opnieuw te overleggen over de wenselijkheid van schikkingen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen aanleiding om met het OM opnieuw te overleggen over de wenselijkheid van schikkingen. Elke hoge transactie die aan mij ter instemming wordt voorgelegd zal ik beoordelen met inachtneming van de kaders van de Aanwijzing hoge transactie, zoals nader uiteengezet in mijn hiervoor aangehaalde brief van 29 juni 2011.
De verwevenheid van Nictiz en VZVZ |
|
Henk van Gerven , Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is precies de relatie tussen de Vereniging Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ) en het Nationaal ICT Instituut in de Zorg (Nictiz)? In hoeverre zijn deze relaties juridisch gescheiden?
De VZVZ is een vereniging van zorgaanbieders, opgericht op initiatief van de koepels van huisartsen (Landelijke Huisartsen Vereniging, LHV), huisartsenposten (Vereniging Huisartsenposten Nederland, VHN), apotheken (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie, KNMP) en ziekenhuizen (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, NVZ). Het Nictiz is een private stichting. Deze twee organisaties staan juridisch volledig los van elkaar.
Is het waar dat het copyright van de VZVZ-site bij het het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) ligt?
Nee.
Door wie wordt de VZVZ gefinancierd?
Voor het overgangsjaar 2012 hebben de koepels van zorgaanbieders (LHV, VHN, KNMP en NVZ) met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) afgesproken dat de verzekeraars de VHN in staat stellen de VZVZ te financieren. Naast de financiering via de VHN zijn in 2012 aansluitkosten in rekening gebracht bij de apotheken (ca. € 1,3 miljoen).
In het convenant dat is afgesloten op 5 november 2012 door de bij de doorstart betrokken partijen1 zijn afspraken gemaakt over de financiering van de VZVZ voor 2013 tot en met 2015. De VZVZ sluit privaatrechtelijke overeenkomsten met zorgaanbieders voor de aansluiting op het LSP. Vanaf 2013 worden geen aansluitkosten meer aan zorgaanbieders in rekening gebracht voor het LSP door de VZVZ. In verband met efficiency is met zorgaanbieders afgesproken dat de kosten voor de exploitatie en doorontwikkeling van het LSP door verzekeraars direct worden vergoed aan de VZVZ.
Is het waar dat de VZVZ een soort window-dressing-organisatie is, die in feite wordt aangestuurd door het ministerie van VWS?
Nee, de VZVZ is een zelfstandige vereniging en initiatief van zorgaanbieders.
Wordt de VZVZ gebruikt als dekmantel om het elektronisch patiëntendossier/ landelijk schakelpunt (EPD/LSP) er alsnog vanuit het ministerie door te drukken?
Zie antwoord vraag 4.
Wat bedraagt het salaris van de heer E. Velzel voor zijn werkzaamheden voor de VZVZ? Hoeveel uren per week is hij werkzaam voor de VZVZ?
De werkzaamheden worden door de heer E. Velzel uitgevoerd op basis van een consultantcontract. Ik heb geen inzicht in dit contract en beschik dan ook niet over de door u gevraagde informatie.
Welke opdrachten heeft het Nictiz?
Met de motie X van het lid Tan heeft de Eerste Kamer de regering verzocht de betrokkenheid bij het LSP af te bouwen.
In het overgangsjaar 2012 heeft Nictiz dan ook geen instellingsubsidie meer ontvangen voor het LSP. Nictiz heeft in 2012 eenmalig een subsidie ontvangen voor het klantenloket voor een zorgvuldige invulling van de rechten van de patiënt in de overgangsfase, zoals ook gemeld in mijn brief aan uw Kamer d.d. 8 december 2011 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 27 529, nr. 90). Daarnaast heeft Nictiz voor 2012 een instellingssubsidie ontvangen voor het uitvoeren van taken rondom standaardisatie van gegevensuitwisseling in de zorg en bewaking van eenheid van taal.
Voor het jaar 2013 is aan Nictiz een instellingssubsidie toegekend van ca € 5 mln. Nictiz richt haar werkzaamheden in 2013 op generieke standaardisatie-taken van beheer en onderhoud, ondersteunende activiteiten in het kader van de Nationale Implementatie Agenda eHealth (NIA), de totstandkoming van informatiestandaarden in het kader van de zorgstandaarden/Zorginstituut Nederland en standaardisatietrajecten rond de gegevensuitwisseling van patiënteninformatie die op initiatief van het veld zijn of worden gestart. De kerntaken van Nictiz zijn in te delen naar activiteiten op het terrein van kennis en expertise, standaardisatie en het bevorderen van het gebruik.
Bestaat er een jaarverslag van het Nictiz?
De stichting Nictiz stelt jaarlijks een jaarverslag op. Dit jaarverslag wordt gepubliceerd op de website van het Nictiz: http://jaarverslag.nictiz.nl
Is het waar dat het Nictiz voor 2013 een subsidie krijgt van bijna € 22 mln, die met name wordt geïnvesteerd in het LSP? Zo ja, wie kent deze subsidie toe? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de afwijzing van het EPD door de Eerste Kamer?
Zie het antwoord op vraag 7.
Van wie is het Nictiz? Is het Nictiz eigendom van het ministerie van VWS?
Nictiz is een private stichting. Het Nictiz is niet het eigendom van het Ministerie van VWS.
Oppakken van vreemdelingen op basis van huidkleur |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Zembla over het oppakken van vreemdelingen op basis van huidskleur?1
Voor de antwoorden op vraag 1 t/m 4 verwijs ik u graag naar de antwoorden op de kamervragen door het lid Karabulut met kenmerk 2012Z23015. Deze antwoorden zijn op 21 januari aan uw Kamer verzonden.
Welke gevolgen hebben de in de uitzending vermelde uitspraken van de Raad van State voor de mogelijkheden om vreemdelingentoezicht uit te voeren?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe kan het dat de Vreemdelingenpolitie in Kennemerland e.o. ondanks uitspraken van rechtbanken en de hoogste rechter toch een toezichtpraktijk voortzet die meerdere malen onrechtmatig is bevonden? Deelt u de mening dat ook de Vreemdelingenpolitie gehouden is om deze rechterlijke uitspraken te respecteren en op te volgen?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u indicaties dat andere korpsen van de Vreemdelingenpolitie in Nederland er dezelfde werkwijze op nahouden, die dus hoofdzakelijk gebaseerd is op huidskleur? Kunt u de Kamer daarover rapporteren?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de precieze inhoud van het samenwerkingsverband in Kennemerland en omstreken tussen busmaatschappij Connexxion en de Vreemdelingenpolitie? Acht u dit soort samenwerkingen aanvaardbaar, zeker als later blijkt dat rechters de toezichtacties onrechtmatig bevinden wegens het onderscheid maken op basis van huidskleur?
Er was geen sprake van een formeel samenwerkingsverband tussen Connexxion en de (toenmalige) politie Kennemerland. Wel hebben agenten van de (vreemdelingen)politie, in het kader van vervoersbewijscontrole, tweemaal samengewerkt met controleurs van Connexxion bij het natrekken van de identiteit van zwartrijders. Sinds de komst van de OV-chipkaart, begin 2011, wordt er door Connexxion op een andere wijze gecontroleerd waardoor er bij controles niet langer een beroep wordt gedaan op de (vreemdelingen)politie. Wanneer er een directe aanleiding is, zoals in het geval van zwart rijden in het openbaar vervoer, acht ik het de normale gang van zaken dat de politie wordt ingeschakeld ter fine van het vaststellen van de identiteit.
Hoe oordeelt u over het achterlaten van een uit vreemdelingenbewaring geplaatste vrouw met zware psychische problemen op het station van Amersfoort, zoals in bovengenoemde televisierapportage te zien was? Deelt u de mening dat het strijdig met mensenrechten kan zijn om zo met mensen om te gaan? Wat is uw beleid in het geval van uitplaatsing van kwetsbare groepen vreemdelingen na vreemdelingenbewaring?
In verband met de privacy kan ik niet ingaan op dit individuele geval, dat speelde in 2011. Wel kan ik melden dat volgens de werkwijze van Dienst Justitiële Inrichtingen het medisch dossier nadrukkelijk wordt meegewogen bij de opheffing van vreemdelingendetentie. Opheffing van detentie gebeurt waar mogelijk in overleg met de medische dienst. In 2011 was deze medische dienst bij de meeste detentiecentra tot 18.00 aanwezig waardoor overleg ‘s avonds – dus ook in het onderhavige geval – niet mogelijk was. Het personeel van de Penitentiaire Inrichting maakte in die gevallen zelf de afweging of de vreemdeling zelfstandig kon reizen. In 2012 is de werkwijze aangepast en is de medische dienst ook ’s avonds (tussen 18.00 en 22.00) aanwezig.
Wanneer bewaring op last van de rechter wordt opgeheven dient de betrokkene zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen zes uur, uit detentie te worden ontslagen. Indien de bewaring van een vreemdeling wordt opgeheven terwijl de vreemdeling geen rechtmatig verblijf heeft, blijft staan dat hij of zij gehouden is Nederland onmiddellijk te verlaten, en ook gezien het koppelingsbeginsel, geen recht op opvang heeft. Gezinnen met kinderen kunnen, wanneer zij zelf niet in hun onderdak kunnen voorzien, onderdak krijgen in een gezinslocatie. Voor het beleid ten aanzien van illegale vreemdelingen met medische problemen verwijs ik u naar de brief aan de Tweede Kamer van 30 januari 2012. Hierin wordt bericht over de toegang tot de zorg voor illegale vreemdelingen.2
De slechte situatie voor asielzoekers in Griekenland |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport van Amnesty International over de slechte leefomstandigheden van asielzoekers en vluchtelingen in Griekenland?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit rapport?
In het rapport schrijft Amnesty International onder meer dat asielzoekers in Griekenland met moeite een asielaanvraag kunnen indienen en er een tekort aan geschikte opvangplaatsen is. Vreemdelingen zonder geldige verblijfsdocumenten lopen het risico in slechte omstandigheden voor langere tijd te worden gedetineerd. Bovendien neemt het racistische geweld in Griekenland toe, volgens Amnesty International. De omstandigheden, zoals beschreven in het rapport, baren mij zorgen en ik acht het van belang de reactie van de Griekse regering op het rapport te vernemen.
Is het waar dat ook kinderen zonder begeleiders in een detentiecentrum worden geplaatst en dat zij ook op straat worden gezet?
In het rapport wordt inderdaad de mogelijkheid genoemd dat minderjarigen geen opvang wordt geboden of in een detentiecentrum worden geplaatst. De Griekse regering heeft vooralsnog niet officieel gereageerd op het rapport. Ik wil inhoudelijk pas ingaan op het rapport na deze reactie.
De Griekse overheid heeft overigens wel aangegeven dat zij van plan is om semi-gesloten centra op te zetten voor minderjarigen, zodat hun veiligheid kan worden gegarandeerd. De operationele aspecten van deze centra zullen grotendeels worden uitbesteed aan gespecialiseerde niet-gouvernementele organisaties (NGO’s). Bovendien is er een project samen met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) opgezet voor minderjarigen van 14–16 jaar, die in een bepaalde wijk van Athene (Pedio Areos) het slachtoffer worden van mensensmokkelaars/handelaars.
Nederland is verder voornemens een IOM-project gericht op alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) te ondersteunen. Onderdeel van dit project is de Griekse autoriteiten beter toe te rusten om amv´s op te vangen, de asielprocedure te laten doorlopen en degene die niet in aanmerking komen voor bescherming te bewegen mee te werken aan terugkeer naar het land van herkomst.
Bent u bereid de Griekse regering hierop aan te spreken en met zoveel mogelijk andere lidstaten Griekenland voor te houden dat deze praktijken onmenselijk en strijdig zijn met het Europese asielacquis, zoals dat voor de lidstaten geldt?
Zoals aangegeven vind ik het van belang de reactie van de Griekse regering op het rapport te vernemen. Los daarvan oefent Nederland in bilaterale contacten en op EU-niveau druk uit op de Griekse regering om de zorgelijke situatie van asielzoekers en andere vreemdelingen te verbeteren.
Hoe kan het dat deze, door Amnesty naar voren gebrachte, zorgelijke bevindingen nog steeds plaatsvinden, terwijl Griekenland al twee jaar bezig is met het actieplan om de asielprocedure en de asielopvang op orde te brengen? Is de conclusie gerechtvaardigd dat het actieplan onvoldoende verbeteringen tot stand heeft gebracht?
Het in augustus 2010 door de Griekse autoriteiten gepresenteerde actieplan had een doorlooptijd van drie jaar. Hoewel het plan van 2010 duidelijke verbeteringen laat zien, zijn er, zoals ook beschreven door Amnesty International, nog gebreken in het Griekse asielsysteem, die verdere verbeteringen vereisen. Mede tengevolge van de financiële crisis hebben de Griekse autoriteiten moeten constateren dat de voorziene planning van drie jaar niet realistisch is. Hierom hebben zij besloten het actieplan te herzien. Het herziene plan zal medio januari 2013 worden gepresenteerd. De Griekse autoriteiten hebben aan de Commissie toegezegd dat zij in dit herziene actieplan zullen weergeven welke acties uit het oorspronkelijke actieplan zijn uitgevoerd, wat de stand van zaken op dit moment is en welke acties de komende tijd nog uitgevoerd moeten gaan worden. Griekenland heeft met de Commissie afgesproken dat dit herziene actieplan wordt voorzien van concrete doelen en deliverables, inclusief duidelijke uitgangspunten en deadlines.
Ik hecht eraan te melden dat, hoewel de situatie nog steeds zorgelijk is, de huidige Griekse regering veel inspanningen richt op het verbeteren van de situatie. Er is grote vooruitgang geboekt bij het verbeteren van de grensbewaking, waardoor steeds minder illegale immigranten de Griekse grens kunnen oversteken. Ook is vooruitgang te melden op het gebied van het terugkeerbeleid en het wegwerken van achterstanden bij de behandeling van asielverzoeken, het opzetten van een nieuwe asieldienst en het bouwen van nieuwe opvangcentra. Deze geboekte vooruitgang is nog lang niet voldoende, maar het toont wel degelijk de wil van de huidige regering de problemen aan te pakken.
Zijn er in Europees verband extra instrumenten beschikbaar om Griekenland te helpen met het zo snel mogelijk op orde krijgen van de asielprocedure, de opvang en de detentiecentra?
De lidstaten van de Europese Unie – ook Nederland –, de Europese Commissie en internationale organisaties zoals UNHCR en IOM hebben tot nu toe veelvuldige ondersteuning verleend bij de hervorming van het Griekse asielsysteem. Nederland zal deze ondersteuning – met name door het sturen van grenswachten, tolken en experts naar Griekenland – ook in de toekomst blijven geven. In onder andere de JBZ-Raad zal Nederland nadrukkelijk op een intensivering van de ondersteuning voor Griekenland door de Europese Commissie en het Europese ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) aandringen. Hierbij is het van belang dat de daarvoor beschikbare EU-solidariteitsfondsen effectief en volledig worden aangewend. Nederland zal bovendien aandringen op een effectieve politieke begeleiding van het doorvoeren van het Griekse actieplan door de Griekse minister van Burgerbescherming en de Europese Commissie.
Een belangrijke ontwikkeling is dat er in de Raad overeenstemming is gevonden over het voorstel van de Commissie om voor lidstaten die gebruik maken van de financiële steunmaatregelen (waaronder Griekenland) tijdelijk het EU-cofinancieringspercentage te verhogen voor de huidige solidariteitsfondsen op het terrein van asiel en migratie. De Griekse autoriteiten zijn niet altijd goed in staat gebruik te maken van de solidariteitsfondsen die hen ter beschikking staan, omdat zij het verplichte nationale cofinancieringsdeel niet kunnen opbrengen. Afgesproken is nu dat deze lidstaten zelf een kleiner deel hoeven bij te dragen om in aanmerking te komen voor financiering van projecten vanuit de solidariteitsfondsen. Het maximumbedrag dat uit deze fondsen beschikbaar is, wordt hiermee niet verhoogd. Er wordt niet meer geld beschikbaar gemaakt voor deze landen, het wordt deze landen slechts tijdelijk eenvoudiger gemaakt om deze fondsen aan te wenden voor projecten in het kader van asiel, migratie en grensbewaking.
Op welke termijn verwacht u dat Nederland, op grond van de Dublinverordening, weer asielzoekers naar Griekenland kan terugsturen? Deelt u de mening dat het niet acceptabel is dat Griekenland zijn verplichtingen op grond van de Dublinverordening al zo lang niet nakomt, en naar moet worden gevreesd binnen afzienbare termijn ook niet zal nakomen? Welke acties kunnen en moeten hierop worden ondernomen?
Ik onderschrijf het belang dat Griekenland zo snel als mogelijk weer aan zijn (Dublin-) verplichtingen voldoet. Ik ga er vanuit dat op basis van het herziene actieplan, dat naar verwachting medio januari 2013 door Griekenland wordt gepresenteerd, er meer duidelijkheid zal komen over de inspanningen die nog nodig zijn om de hervormingen tot stand te brengen. Dit zal ook meer zicht geven op de termijn waarin Griekenland de hervormingen ingevoerd denkt te hebben.
Het bericht dat de Haarlemse vreemdelingenpolitie een Ghanese tuinman, enkel op grond van zijn huidskleur heeft, opgepakt |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Politie blijft jagen op donkere huidskleur»?1
Ja.
Klopt dit bericht en wat is uw reactie daarop?
Het bericht in het Haarlems Dagblad is onjuist. Het suggereert dat de tuinman zou zijn opgepakt wegens zijn huidskleur. Uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal, noch uit de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage betreffende het beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel, blijkt dat de tuinman vanwege zijn huidskleur is gecontroleerd.
Wat zijn criteria waaraan moet worden voldaan voordat de Vreemdelingenpolitie iemand op verdenking van illegaal verblijf staande kan houden?
Artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000 geeft aan dat de ambtenaren belast met de grensbewaking en de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen bevoegd zijn, hetzij op grond van feiten of omstandigheden die naar objectieve maatstaven gemeten een redelijk vermoeden van illegaal verblijf opleveren, hetzij ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding, personen staande te houden ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie.
Deelt u de mening dat enkel de huidskleur als criterium volstrekt onvoldoende is en dat het een discriminerende actie betreft als toch enkel daarop wordt afgegaan?
Huidskleur alleen levert geen naar objectieve maatstaven gemeten redelijk vermoeden van illegaal verblijf op. Ik deel die mening.
Kunt u bij benadering aangeven hoe vaak de laatste 5 jaar staandehoudingen hebben plaatsgevonden die enkel gebaseerd zijn op huidskleur, en waarbij de rechter achteraf heeft geoordeeld dat dit onrechtmatig was?
Mij zijn geen uitspraken bekend waarbij de rechter oordeelde dat sprake was van een staandehouding enkel gebaseerd op huidskleur op grond waarvan de daarop volgende vreemdelingenbewaring onrechtmatig was.
Ziet u aanleiding om de richtlijnen voor de Vreemdelingenpolitie aan te passen om te voorkomen dat dit gebeurt?
Nee.