De schending van het wapenembargo en sanctieregime door de Rwandese regering |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het addendum bij het interim rapport van de VN-Group of Experts on the DRC (S/2012/348) over de schending van het wapenembargo en sanctieregime door de Rwandese regering?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de conclusies van de Group of Experts van de Verenigde Naties (VN) dat Rwanda het wapenembargo en sanctieregime voor de Democratische Republiek Congo (DRC) heeft geschonden door materieel en financieel steun te geven aan en bij te dragen aan o.a. de oprichting van rebellengroep M23?
De conclusies van de VN-Group of Experts over steun vanuit Rwanda aan de rebellengroep M23 en aan Bosco Ntaganda zijn verontrustend. Volgens de Group of Experts zijn er sterke aanwijzingen voor betrokkenheid van hoge Rwandese militairen en zou Rwanda zo het wapenembargo hebben geschonden.
Rwanda heeft op 27 juli jl. een formele reactie gegeven op het addendum bij het interim rapport van de Group of Experts. De groep heeft hierop nog niet inhoudelijk gereageerd. De regering zal de Rwandese reactie en het eindrapport van de Group of Experts, dat begin november wordt verwacht, meewegen in de nadere beoordeling van de situatie.
Hoe beoordeelt u de ontkenning door de Rwandese regering van deze feiten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de genoemde feiten de toch al fragiele stabiliteit in het Grote Merengebied in gevaar brengen?
Ja.
Welke gevolgen hebben deze feiten voor de ontwikkelingsrelatie met Rwanda? Welke afspraken zijn gemaakt met Rwanda over inmenging in interne aangelegenheden in de DRC? Welke stappen kan Nederland nemen in nauw overleg met andere donorlanden om van Rwanda zo snel mogelijk garanties te krijgen dat het land zich niet langer zal mengen in de interne aangelegenheden van de DRC?
Nederland heeft de beslissing over het verlenen van bilaterale sectorale begrotingssteun aan de Rwandese overheid aangehouden. Ook heeft Nederland in samenwerking met gelijkgezinde landen met succes aangedrongen op uitstel van besluitvorming over multilaterale begrotingssteun aan Rwanda. Belangrijke aandachtspunten bij de verdere beoordeling van de situatie zijn voor Nederland enerzijds een constructieve Rwandese opstelling bij het zoeken naar een oplossing voor het conflict in Oost-Congo en anderzijds de constatering dat er geen sprake (meer) is van steun vanuit Rwandees grondgebied aan rebellengroepen in de DRC. Eveneens zullen de bevindingen in het eindrapport van de Group of Experts worden meegewogen. Hierover voert Nederland regelmatig overleg met internationale partners.
Investeerders die azen op ziekenhuizen in financiële problemen |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat private investeerders in een rap tempo zorginstellingen opkopen in de verwachting daar winst op te maken? Deelt u de mening dat dit een zorgwekkende ontwikkeling is? Zo nee, waarom niet?1
Nederlandse ziekenhuizen zijn (van oudsher) in overgrote meerderheid private partijen die vooral privaat gefinancierd worden en tegenwoordig vooral bekostigd worden door middel van premiegelden. In dit bericht gaat het om financiering van de instellingen. Nederlandse ziekenhuizen zijn voor een groot deel gefinancierd door middel van bankleningen. De laatste jaren is er een opkomst van andere kapitaalverschaffers. Banken en andere privaatkapitaalverschaffers zullen in ruil voor het verstrekken van financiering rendement willen. Daardoor zien we dat ziekenhuizen aan banken en andere privaatkapitaalverschaffers, binnen de grenzen die de wet stelt, rendement op het verschafte kapitaal betalen. In de zorgsector is een grote behoefte aan financiering van investeringen, niet alleen voor gebouwen, maar ook om innovaties te bevorderen en de kwaliteit van zorg te verbeteren. Nu banken noodgedwongen terughoudender zijn met het verschaffen van kapitaal zijn zorginstellingen actiever op zoek naar kapitaal van andere privaatkapitaalverschaffers dan banken. Ik vind de ontwikkeling dat zorgaanbieders bij andere privaatkapitaalverschaffers dan banken financiering zoeken, logisch en dat ziekenhuizen minder afhankelijk willen zijn van banken, in principe niet verontrustend, echter ik wil dat dit zoveel mogelijk op een transparante manier gebeurt.
Op grond waarvan menen investeerders 15 tot 20% rendement op hun investeringen in ziekenhuizen en klinieken te halen, gelet op het verbod op winstuitkering?
Het verbod op winstuitkering ziet niet op alle vormen van het betalen van rendement op kapitaal dat verschaft is aan ziekenhuizen, maar slechts op het behalen van rendement op kapitaal door het uitkeren van winst. Ook door bijvoorbeeld het betalen van rente kan rendement worden behaald. Afhankelijk van de risico’s die de kapitaalverschaffer loopt zal het percentage van rendement variëren. Op welke grond een kapitaalverschaffer in het NRC artikel op 15 tot 20% komt is mij niet bekend.
Wat is uw reactie op de stelling dat het geldende verbod op winstuitkering symbolisch zou zijn en dat het systeem zo lek is als een mandje? Is de uitspraak waar dat er 200 manieren zijn om het verbod te omzeilen? Kunt u een overzicht geven van de vele manieren waarop dit kan, naast de trucs die reeds in het artikel zijn genoemd?
Voor aanbieders van medisch specialistische zorg is het hebben van een winstoogmerk en daarmee het uitkeren van winsten verboden. Dit verbod is gebaseerd op de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi). Het is niet verboden dat ziekenhuizen rente of rendement vergoeden voor ter beschikking gesteld kapitaal. Het artikel geeft enkele voorbeelden van ziekenhuizen die rendement betalen over verschaft kapitaal. Een uitputtend overzicht van manieren om rendement te betalen kan ik niet geven. Enkele in het artikel nog niet genoemde manieren om kapitaal aan te trekken en daarmee dus rente of rendement uit te keren zijn: het betalen van rente op een hypothecaire lening, het betalen van rente op een achtergestelde lening en rendement betalen over uitgegeven obligaties van een fonds dat zorginstellingen financiert.
Hoeveel zorggeld wordt jaarlijks via de bovenstaande constructies weggesluisd? Indien u hier geen overzicht van heeft, bent u dan bereid dit uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
Om verbeteringen in de zorg door te kunnen voeren, is het noodzakelijk dat er voor de zorg kapitaal beschikbaar is dat kan worden geïnvesteerd in de zorg. Om kapitaal beschikbaar te hebben zal een zekere rente of rendement betaald moeten worden, net als dat er voor arbeid betaald zal moeten worden. Er is dus geen sprake van wegsluizen, maar van het vergoeden van het beschikbaar hebben van kapitaal om verbeteringen in de zorg door te voeren en innovaties te bevorderen. Hoe zorgaanbieders hun kapitaalbehoefte financieren is niet geregistreerd. Het zou te ver voeren om voor alle zorgaanbieders in Nederland in kaart te brengen welk financieringsarrangement zij zijn aangegaan.
Is het waar dat momenteel zeker vijf ziekenhuizen technisch failliet zijn? Om welke ziekenhuizen gaat het, en wat gaat u hieraan doen?
Het is mij niet bekend of en welke ziekenhuizen technisch failliet zijn. Zoals ik in de brief «Waarborgen voor continuïteit van zorg»2, die met instemming van uw Kamer is aangenomen, heb toegelicht ligt de primaire verantwoordelijkheid voor de continuïteit van zorg bij zorgaanbieders (in dit geval ziekenhuizen) en verzekeraars. Verzekeraars hebben richting hun verzekerden op basis van de Zorgverzekeringswet een zorgplicht. In het kader van haar zorgplicht dient de zorgverzekeraar de continuïteit van zorg te waarborgen.
Is het waar dat een vijfde van alle medische klinieken in verzekerde zorg een investeringsmaatschappij als aandeelhouder heeft? Zo nee, wat zijn de juiste cijfers? Deelt u de mening dat deze ontwikkeling de continuïteit van zorg bedreigt, gelet op het feit dat investeringsmaatschappijen geen belang hebben bij langdurig voortbestaan van bedrijven, maar slechts in maximaal rendement op zo kort mogelijke termijn?
Ik beschik niet over gegevens van financieringsarrangementen van zorgaanbieders. Wel wil ik aangeven dat dergelijke investeringsmaatschappijen die aandeelhouder zijn, juist zorgen voor continuïteit van de zorgaanbieder die zij financiering hebben verstrekt. Als aandeelhouders hebben zij er namelijk belang bij dat de aandelen een zo hoog mogelijke waarde hebben bij een eventuele doorverkoop. Een goedlopende zorgaanbieder met goede toekomstperspectieven is meer waard dan een zorgaanbieder op de rand van een faillissement. Om het geïnvesteerde kapitaal er op langere termijn weer uit te halen, is het dus nodig dat de zorgaanbieder gezond is en blijft en is er dan ook geen gevaar voor de continuïteit van zorg. Dat geldt des te sterker als er geen onderliggende zekerheden zijn, zoals hypothecaire leningen of andere garanties. Juist bij het ontbreken daaraan, voorzien investeringsmaatschappijen in een financieringsbehoefte, waardoor bijvoorbeeld nieuw of vernieuwend zorgaanbod tot stand kan komen en de zorgaanbieder investeringen kan doen om zijn zorg te verbeteren.
Hoe voorkomt u dat de medische infrastructuur van Nederland in handen komt van sprinkhaankapitalisten? Wilt u uw antwoord toelichten?
De medische infrastructuur, zoals de gebouwen waarin ziekenhuizen en klinieken zijn gevestigd, is doorgaans vrijwel geheel belast met hypothecaire verplichtingen ten opzichte van banken. Andere privaatkapitaalverschaffers zullen deze infrastructuur dus niet snel in handen krijgen. Ik begrijp dat zorgaanbieders juist ook voor andere zaken dan infrastructuur op zoek zijn naar kapitaal, bijvoorbeeld om te investeren in innovaties en kwaliteitsverbetering. Ik vind dat een goede ontwikkeling, zo wordt de zorg verbeterd. Privaatkapitaalverschaffers in de zorg zijn, met name door de complexiteit van de zorg, doorgaans niet uit op korte termijn winsten. Privaatkapitaalverschaffers zijn juist uit op de continuïteit van de zorgaanbieder die zij financiering hebben verstrekt zodat zij zeker zijn van hun rendement en zodat zij zeker zijn dat het verstrekte kapitaal te zijner tijd ook weer terug betaald kan worden.
Bent u van mening dat het wenselijk is dat investeerders zorgaanbieders aanzetten tot het doen van meer verrichtingen, teneinde de omzet te vergroten? Hoe verhoudt dit zich tot uw wens om de zorgkosten te beheersen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Mijn antwoord hierop is drieledig. Ten eerste vind ik het niet onwenselijk dat aanbieders proberen hun omzet te vergroten en meer patiënten te behandelen, zo lang zij dit maar doen door het efficiënt leveren van kwalitatief goede, medisch noodzakelijke zorg. Als zij op die manier patiënten proberen aan te trekken, leidt dit ertoe dat medisch noodzakelijke zorg uiteindelijk op die plek wordt geleverd waar de beste kwaliteit wordt geleverd tegen de laagste kosten. Dat draagt bij aan de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg. Ten tweede is het belangrijk dat onnodige volumegroei in de ziekenhuissector wordt voorkomen. Hier ligt een belangrijke rol voor verzekeraars. Op grond van spiegelinformatie ten aanzien van bepaalde behandelingen, kan de praktijkvariatie tussen aanbieders inzichtelijk worden gemaakt. Verzekeraars kunnen op basis hiervan het gesprek aangaan met aanbieders die bepaalde behandelingen relatief vaak uitvoeren, zonder dat dat verklaard kan worden door afwijkende kenmerken van hun patiëntenpopulatie. Verzekeraars ervaren hier – zeker sinds de afschaffing van de macronacalculatie – een financiële prikkel toe. Voor zover er medische richtlijnen en zorgstandaarden zijn ten aanzien de inzet van bepaalde behandelingen, kunnen ook die bij zo’n gesprek tussen verzekeraar en aanbieder worden betrokken. Tot slot heb ik in het hoofdlijnenakkoord met ziekenhuizen en zorgverzekeraars voor het eerst volumeafspraken kunnen maken zonder dat de wachtlijsten oplopen, waardoor ongepast gebruik van zorg tegen wordt gegaan.
Wat is uw opvatting over de ontwikkeling dat klinieken worden opgekocht die nog niet de afgesproken maximale volumegroei hebben bereikt? Deelt u de mening dat deze handel in «zorgquota» onwenselijk is? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het begrijpelijk dat private investeerders daar hun geld willen investeren, waar zij de meeste groeimogelijkheden zien. Ik zie dit niet als een onwenselijke ontwikkeling. Zoals toegelicht in het antwoord op mijn vorige vraag, is het daarbij wel van belang dat die groei gerealiseerd wordt door het efficiënt leveren van kwalitatief goede, medisch noodzakelijke zorg. Het is de rol van verzekeraars om hierop te sturen.
Deelt u de mening dat het Nederlandse zorgstelsel bedoeld is om zorgbehoevende mensen beter te maken en niet om ondernemers rijker te maken? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ja. Die mening deel ik. Om de zorg in Nederland op peil te houden is niet alleen duurzaam bekostigen noodzaak, maar ook duurzaam financieren. Dat betekent dat ziekenhuizen en andere zorgaanbieders ook in de toekomst kapitaal nodig hebben om te kunnen investeren en om in te kunnen zetten bij het aanbieden van zorg. Te denken valt daarbij niet alleen aan investeringen in vernieuwing van gebouwen, maar ook aan investeringen in innovaties en betere zorg. Dat benodigde kapitaal kunnen zorgaanbieders mondjesmaat zelf opbouwen door winst te maken op het aanbieden van zorg, of dat kapitaal kunnen zij aantrekken van ondernemers zoals banken en andere privaatkapitaalverschaffers door daar rendement tegenover te stellen.
Wat is uw opvatting over de constructie om het verbod op winstuitkering te omzeilen, waarbij (een deel van) een ziekenhuis of kliniek wordt gekocht met het doel dit voor een hoger bedrag door te verkopen? Deelt u de mening dat deze constructie moet worden gestopt, omdat niet verbetering van de zorg, maar snel geld verdienen voorop staat? Wilt u uw antwoord toelichten?
Door de aankoop van een ziekenhuis of kliniek en een latere verkoop hiervan wordt het verbod op winstuitkering niet omzeild. Het winstverbod regelt uitsluitend dat het hebben van een winstoogmerk niet is toegestaan en daarmee voor aanbieders van medisch specialistische zorg het uitkeren van winsten is verboden. Ik vind het begrijpelijk dat een privaatkapitaalverschaffer op termijn het geïnvesteerde kapitaal met een zeker rendement terug wil. Ik geloof niet dat er op dit moment in de zorg snel geld te verdienen valt, door middel van het verschaffen van kapitaal. De zorg is uiterst complex en kapitaalverschaffers zijn terughoudend. Ik hecht er belang aan dat kapitaalverschaffers die aan zorgaanbieders financieringen verstrekken gericht zijn op de langere termijn. Het doel van de investering gedurende deze langere termijn is een waardevermeerdering dus een verbetering van een (deel van) een ziekenhuis dat eerst kennelijk minder goed en later kennelijk beter presteert. Dit vind ik dat geen probleem. Verbetering van de zorg en rendement gaan dan hand in hand.
Wat is uw opvatting over de constructie om het verbod op winstuitkering te omzeilen, waarbij een ziekenhuisstichting winst uitkeert via bedrijven aan wie activiteiten zijn uitbesteed, zoals een schoonmaakbedrijf of callcenter? Deelt u de mening dat deze maas in de wet moet worden gedicht? Zo nee, waarom niet?
Rendement kan alleen worden uitgekeerd via een uitbestede dienst, indien er voor die uitbestede dienst meer dan een marktconforme prijs betaald wordt. Zo lang er uitsluitend een juiste prijs voor de uitbestede dienst wordt uitgekeerd kan er geen sprake zijn van het betalen van rendement aan privaatkapitaalverschaffer via een uitbestede dienst. Ik ben van mening dat er een juiste prijs en niet een te hoge prijs voor uitbestede diensten moet worden betaald. Uitbesteden zou juist moeten gebeuren omdat en indien het uitbesteden efficiënter, beter of goedkoper is. Bovendien staat het te veel betalen voor uitbestede diensten, zelfs indien dat binnen een groep van rechtspersonen plaatsvindt, op gespannen voet met fiscale regels en kan er sprake zijn van fraude. Ik zal met de opsporingsambtenaren van de belastingdienst en het openbaar ministerie in overleg treden in hoeverre er aanwijzingen zijn dat dit soort praktijken voorkomen.
Hoe verklaart u de uitspraak dat de overheid een oogje toe knijpt bij de constructie van winstuitkering via uitbesteding aan bedrijven die niet onder het verbod vallen? Was u op de hoogte van deze en overige constructies? Wat is hierop uw beleid geweest? In hoeverre heeft u de Kamer hierover geïnformeerd?
Zoals hierboven beschreven kan het betalen van rendement via uitbestede diensten uitsluitend plaats vinden door een te hoge prijs voor de dienst af te rekenen. Een dergelijke praktijk zou in strikte zin niet onder het verbod op winstuitkering in de WTZi vallen, maar kan wel in strijd zijn met fiscale regels. Ook kan er sprake zijn van fraude. Mij is bekend dat enkele gevallen van te hoge vergoedingen en wegsluizen van zorggeld, anders dan door het overtreden van het verbod uit de WTZi, door het OM zijn aangepakt. Een voorbeeld van de aanpak van fraude is de uitspraak van de rechter in de Icare-zaak, waarbij een voormalig directeur werd veroordeeld tot een gevangenisstraf (Rb. Assen 1 juli 2010, LJN BM6323).
Wat is uw opvatting over de constructie om het verbod op winstuitkering te omzeilen, waarbij eigenaren van klinieken of ziekenhuizen geld kunnen verdienen door aparte diensten aan te bieden, die vervolgens door het ziekenhuis via outsourcing worden betaald? Deelt u de mening dat hier feitelijk sprake is van witwaspraktijken met premiegeld waaraan een einde moet komen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 12.
Wat is uw opvatting over de constructie waarbij eigenaren van ziekenhuizen rente over leningen opstrijken? Is dit voor u geen aanwijzing dat geld verdienen voorop staat, zelfs zonder dat dit aan een concrete prestatie is gerelateerd? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het verschaffen van kapitaal is in de ziekenhuissector een concrete prestatie, waarvoor in zijn algemeenheid een vergoeding betaald wordt in de vorm van rente. Ik zie geen verschil tussen het betalen van een dergelijke vergoeding aan een bank of aan een andere private partij. Wel acht ik van belang dat de rente niet ongerechtvaardigd hoog is, aangezien op die manier bijvoorbeeld fiscale regels omzeild zouden kunnen worden. De hoogte van de rente van een lening hangt doorgaans af van de looptijd en het risico dat de privaatkapitaalverschaffer loopt.
Wat is uw opvatting over de in het artikel genoemde constructie van maatschappen en apothekers die veel geld verdienen door extreem hoge tarieven te hanteren? Pleit dit niet voor specialisten in loondienst en apothekers in een abonnementensysteem? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik herken de genoemde constructies niet. Onder de huidige bekostiging (per 2012) van medisch specialisten worden alle door medisch specialisten te declareren tarieven voor geleverde zorg door de Nederlandse Zorgautoriteit vastgesteld. Tevens geldt een honorariumomzetplafond per individuele instelling, zodat het totaal aan door medisch specialisten gedeclareerde honorariumtarieven per instelling nooit boven het vooraf gestelde macroplafond kan uitkomen. Het omzetplafond medisch specialisten geldt per instelling (ziekenhuis of zbc) voor de werkzaamheden van alle vrijgevestigd medisch specialisten in die instelling.
Apothekers kunnen niet zomaar extreem hoge tarieven in rekening brengen. Zorgverzekeraars en apotheekhoudenden maken immers afspraken over de tarieven en de prijzen van geneesmiddelen. De contracteergraad voor het jaar 2012 is erg hoog. Ten aanzien van de tariefafspraken voor het jaar 2012 hanteerden zorgverzekeraars als uitgangspunt een budgettair neutrale overgang naar de situatie van vrije tarieven en nieuwe prestatiebeschrijvingen. Dit betekent feitelijk een daling van de tarieven bij een oplopende zorgvraag.
Deze beheersingsmechanismen in acht genomen zie ik niet in waarom een en ander zou pleiten voor specialisten in loondienst of een verplicht abonnementssysteem voor apothekers, te meer omdat apotheekhoudenden en zorgverzekeraars ook andere bekostigingswijzen, waaronder een abonnementstarief, kunnen afspreken voor door de Nederlanders Zorgautoriteit vastgestelde zorgprestaties.
Deelt u de mening dat het verontrustend is dat zorgverzekeraars niet zeggen te weten hoeveel zorggeld wordt uitgekeerd aan eigenaren van klinieken? Hoe kunnen verzekeraars in een liberaal zorgstelsel toezicht houden op de doelmatigheid als er zonder hun weten links en rechts zorggeld weglekt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het niet zorgwekkend dat zorgverzekeraars niet weten hoeveel er wordt uitgekeerd aan eigenaren van klinieken. De wijze waarop zorgaanbieders zich financieren is een zaak van de zorgaanbieder zelf. Zorgverzekeraars hoeven geen inzicht te hebben in alle kostencomponenten van de zorgaanbieder zoals toeleveranciers, rentes en lonen. Dit kan wel een onderwerp van gesprek worden indien de zorgverzekeraar tijdens onderhandelingen met een zorgaanbieder constateert dat de zorgaanbieder te veel vraagt voor zijn aanbod. Ook de kapitaallasten zoals rente kunnen dan onderwerp van gesprek worden. Als de zorgverzekeraar tot de conclusie komt dat de zorgaanbieder te duur is, dan kan de verzekeraar besluiten niet bij die zorgaanbieder in te kopen. Op deze wijze kunnen de zorgverzekeraars de kosten en de doelmatigheid in hun eigen hand houden.
Hebben belangen of eisen van (potentiële) investeerders een rol gespeeld bij het afstoten van zorg door streekziekenhuizen, zoals in Dokkum? Deelt u de mening dat zoiets volstrekt onwenselijk zou zijn? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het is mij niet bekend dat er een verband zou zijn tussen potentiële investeerders en het afstoten van zorg door streekziekenhuizen, zoals in Dokkum. Ik heb geen overzicht van de mate waarin investeerders betrokken zijn bij streekziekenhuizen. In dit verband wijs ik er op dat er voor streekziekenhuizen verschillende redenen kunnen zijn zich te specialiseren in datgene waar zij goed in zijn en dus ook sommige zorg af te stoten. Over het algemeen zullen banken en andere kapitaalverschaffers financiering verstrekken voor die projecten die zij het meest kansrijk achten.
Deelt u de mening dat het vreemd is dat maatschappen van medisch specialisten zijn uitgezonderd van het verbod op winstuitkering? Zo nee, waarom niet?
Maatschappen en specialisten BV’s leveren medisch specialistische zorg. Zij zijn echter geen instelling voor medisch specialistische zorg als in artikel 1.2 Uitvoeringsbesluit WTZi, dat is het ziekenhuis waarin ze werken. Hierdoor vallen zij niet onder de WTZi en daarmee dus niet onder het winstverbod. Alleen als de maatschap of de specialisten BV zelf een kliniek exploiteert die verzekerde zorg levert, valt deze onder de WTZi en het winstverbod.
De opsplitsing c.q. verplaatsing van het Pieter Baan Centrum |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Sharon Gesthuizen (GL), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft ook u kennisgenomen van de berichtgeving1 over de opsplitsing c.q. verplaatsing van het Pieter Baan Centrum?
Ja.
Vind u het kies om hierover met geen woord te spreken in de Tweede Kamer, ook niet in de zeer recente debatten over de terbeschikkingstelling (tbs), waarin het Pieter Baan Centrum uitvoerig aan de orde kwam?
De huidige locatie van het Pieter Baan Centrum voldoet slechts beperkt aan de huidige eisen die aan overheidsgebouwen worden gesteld. Dit is een probleem dat al enige jaren bekend is. Het gebouw aanpassen aan de eisen van de huidige tijd te voldoen, vraagt om zeer substantiële investeringen. De middelen die hiervoor nodig zijn, ontbreken. Daarom onderzoekt het Pieter Centrum al enige tijd de mogelijkheden voor een verhuizing. In de beleidsbrief tbs van 23 maart jl.2 en in die van 17 februari 20113 heb ik u reeds geïnformeerd over de plannen om de klinische onderzoeken van het Pieter Baan Centrum meer landelijk gespreid te kunnen uitvoeren. Ook heb ik u geïnformeerd over de beoogde locaties waarmee ik afspraken maak. In het debat met uw Kamer op 14 juni jl. is inderdaad uitgebreid gesproken over het Pieter Baan Centrum. De weigerende observandi, de wachtlijsten van het Pieter Baan Centrum en de kwaliteit van de rapportages hadden daarbij prioriteit. De mogelijke verhuizing van het Pieter Baan Centrum is toen niet besproken. Er waren op dat moment t.a.v. de verhuizing geen nieuwe ontwikkelingen, dan die waarover ik uw Kamer reeds eerder had geïnformeerd.
Kunt u de Tweede Kamer per omgaande volledig informeren over de plannen aangaande het Pieter Baan Centrum?
Zoals ik ook heb aangegeven in de beantwoording van de vragen (2012Z14241) van het lid Van der Steur (VVD) werkt het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) voortdurend aan het verbeteren van de kwaliteit. Een onderdeel daarvan is een inhoudelijke heroriëntatie van de klinische observatie. Het NIFP wil haar klinische kennis breder ter beschikking stellen aan het gehele Pro Justitia-onderzoeksveld. Dit betekent dat er ook buiten de hoofdlocatie van het Pieter Baan Centrum klinische observaties uitgevoerd moeten kunnen worden. De onderzoekscapaciteit wordt uitgebreid door meer observatieplaatsen te realiseren en differentiatie aan te brengen in de onderzoeksarrangementen. Dit alles volgens de onderzoeksmethodes van het NIFP en onder strikte voorwaarden rond het onderzoeksklimaat. Het NIFP borgt dat haar kwaliteitssysteem gehandhaafd wordt en dat de merknaam PBC-rapport kwaliteit blijft garanderen. Voor o.a. de kwaliteitsbewaking en het koppelen van de vraagstellingen aan de verschillende onderzoeksarrangementen richt het NIFP een centrale klinische rapportage bemiddeling in. Naast de verouderde huisvesting van het Pieter Baan Centrum in Utrecht, is ook dit aanleiding voor een verhuizing van het PBC naar het Multifunctioneel Forensisch Centrum (MFC) te Almere. Naast het Pieter Baan Centrum zijn in dit centrum gehuisvest, de Oostvaarderskliniek en een onderdeel van Centrum Maliebaan (een particuliere instelling). Een heldere scheiding met de andere gebruikers van het MFC is van groot belang. Het Pieter Baan Centrum zal een zelfstandige voorziening binnen het MFC creëren voor 24 plaatsen. Naast de verhuizing van de hoofdlocatie naar Almere wordt een samenwerking aangegaan met het Penitentiair Psychiatrisch Centrum Amsterdam (8 plaatsen) en de Woenselse Poort van GGz Eindhoven (7 plaatsen).
Deze plannen bieden mogelijkheden om capaciteitsuitbreiding én vernieuwing van het product klinische rapportage vorm te geven. Implementatie van deze plannen is thans voorzien voor 2013.
Het bericht dat de politie het rijbewijs van dronken fietsers inneemt |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de politie het rijbewijs van dronken fietsers inneemt?1
De politie is niet bevoegd het rijbewijs in te vorderen van een dronken fietser.
Om een rijbewijs in te kunnen vorderen moet er sprake zijn van een bestuurder van een motorrijtuig, zoals omschreven in de artikelen 1c en 164 van de Wegenverkeerswet 1994.
Tegen een fietser kan wel proces-verbaal worden opgemaakt wegens het rijden onder invloed van alcohol.
Klopt de berichtgeving dat negen van de vijfentwintig politiekorpsen tot inname van het rijbewijs overgaan? Zo ja, bij welke korpsen is dat het geval en hoe vaak hebben zij in 2011 en 2012 een rijbewijs ingevorderd van een dronken fietser? Zo nee, wat klopt er niet?
Nee. Het is geen beleid binnen de politie om het rijbewijs van een dronken fietser in te vorderen. Als het rijbewijs van een dronken fietser toch wordt ingevorderd is dit het gevolg van onjuiste toepassing van de geldende wet- en regelgeving door de politieambtenaar. Wanneer er toch sprake is van inname van het rijbewijs van een dronken fietser wordt dit in de regel ontdekt door de kwaliteitscontroleur van het politiekorps. In dat geval zal de politieambtenaar op de fout worden aangesproken en zal het rijbewijs direct terug gegeven worden.
Wanneer het ingevorderde rijbewijs onverhoopt toch bij het OM terecht komt (binnen 10 dagen na invordering), zal het OM direct overgaan tot teruggave van het rijbewijs.
Hoe verhoudt inname van het rijbewijs bij dronken fietsers zich naar uw mening tot de Wegenverkeerswet, in het bijzonder de artikelen 8 en 164?
Bestuurders van voertuigen vallen onder de reikwijdte van art. 8 van de Wegenverkeerswet, dus ook bestuurders van fietsen. Invordering van het rijbewijs is op grond van de artikelen 1c en 164 Wegenverkeerswet alleen mogelijk voor bestuurders van motorrijtuigen.
Deelt u de mening van het Openbaar Ministerie dat agenten het rijbewijs niet mogen invorderen van iemand die dronken op zijn fiets zit? Zo ja, bent u voornemens maatregelen te treffen waardoor de politie per direct de Wegenverkeerswet eenduidig toepast en niet langer sprake is van onrechtmatige strafvordering van het rijbewijs?
Ja. Er zijn inmiddels maatregelen genomen om onterechte invordering van het rijbewijs van dronken fietsers te voorkomen.
Aan de Hoofdofficieren van Justitie en de Korpschefs van politie u verzoekt om toe te zien op eenduidige toepassing van de Wegenverkeerswet zodat onterechte invordering van het rijbewijs bij dronken fietsers achterwege blijft en waarnodig de toepassing van de Wegenverkeerswet in de driehoek te bespreken. Om de geldende wet- en regelgeving nog eens onder de aandacht van de agenten te brengen heeft op de hoofdpagina van het landelijk intranet van de politie op 9 juli een nieuwsbericht gestaan over eenduidige toepassing van de Wegenverkeerswet en het voorkomen van onterechte invordering van het rijbewijs.
Indien sprake er is geweest van onrechtmatige vordering van rijbewijzen, op welke wijze komt u dan de fietsers, wiens rijbewijs is ingenomen, tegemoet in de geleden schade?
Indien sprake is van onterechte invordering van rijbewijzen kan aan fietsers, waarvan het rijbewijs is ingenomen, de geleden schade worden vergoed op basis van de schadevergoedingsregeling genoemd in artikel 164 lid 9 van de Wegenverkeerswet.
Het bericht dat het deskundigenregister niet onafhankelijk is |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het Register voor Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) zwaar onder vuur ligt?
Aan welke normen moeten forensische experts precies voldoen voordat zij toegelaten worden tot het NRGD? Kunt u per NRGD-eis aangeven in hoeverre deze in lijn is met de internationale normen?
Zijn deze normen in de afgelopen jaren anders geweest en dus aangepast? Zo ja, waarom en om welke eis ging het? Klopt het dat het register de wetenschap uitsluit?
Wat is uw reactie op de conclusie van dna-deskundige R. Eikelenboom dat de eisen laag worden gehouden, zodat ook dna-deskundigen van het NFI kunnen worden toegelaten?
Hoeveel van de bij het NRGD aangesloten forensische deskundigen zijn gelieerd aan instanties als het NIFP of NFI? Hoeveel forensische experts zijn compleet onafhankelijk, dus niet gelieerd aan een instantie?
Wat is uw reactie op de uitspraken van hoogleraar forensische psychologie, C. de Ruiter, dat het NIFP brieven heeft gestuurd naar een rechter over het ontbreken van haar klinische ervaring?
Deelt u de mening dat een rechter zelf kan beoordelen welke forensisch expert voor welke vraagstukken ingezet moet en kan worden? Deelt u de mening dat het NRGD hier geen enkele meerwaarde heeft? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om een onderzoek in te stellen naar bovengenoemde misstanden? Zo niet, waarom niet? Bent u bereid om te onderzoeken of het NRGD na de start van toegevoegde waarde is gebleken? Zo nee, waarom niet?
Miljoenensubsidie voor de megastal in Grubbenvorst |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kunt u bevestigen dat de megastal in Grubbenvorst, waar 1,1 miljoen plofkippen en 35 000 varkens gehouden gaan worden, achter de schermen door de overheid wordt gesubsidieerd, voor onder meer public relations en communicatie rond de bouw van de gigastal, adviesdiensten, het oplossen van juridische knelpunten en marketingkosten?1 Zo ja, hoeveel overheidsgeld wordt er in totaal direct en indirect uitgegeven aan deze megastal voor rekening van de rijksoverheid en hoeveel van deze subsidies wordt door de provincie uitgekeerd? Zo nee, op welk punt is de informatie onjuist?
De initiatiefnemers van het Nieuw Gemengd Bedrijf hebben gebruik gemaakt van subsidieregelingen van de rijksoverheid die openstaan voor iedere ondernemer die voldoet aan de voorwaarden die golden op het moment van openstelling van deze regelingen. Er is dus niet achter de schermen gesubsidieerd. Met innovatie- en investeringsregelingen faciliteer en ondersteun ik vooroplopende ondernemers die investeren in risicovolle innovatieve maatregelen die verder gaan dan de wettelijke eisen en op deze wijze een belangrijke bijdrage leveren aan de verdere verduurzaming van de veehouderij. De drie verleende innovatiesubsidies hebben geen betrekking op de daadwerkelijke fysieke realisatie van het Nieuw Gemengd Bedrijf maar op planvorming en op innovatie- en pilotprojecten op een proefbedrijf en op bestaande bedrijfslocaties. De resultaten van deze projecten komen beschikbaar voor de gehele sector en hebben geen relatie met de schaalgrootte van veehouderijlocaties.
De initiatiefnemers van Nieuw Gemengd Bedrijf hebben in 2005 een innovatiesubsidie verkregen voor de planvorming, adviesdiensten en juridische ondersteuning bij de verdere ontwikkeling van het ontwerp. Dit project werd begeleid door een stuurgroep van het Platform Agrologistiek bestaande uit een vertegenwoordiging van de initiatiefnemers, overheden (waaronder het toenmalige ministerie van LNV) en milieuorganisaties. Het ministerie van EL&I heeft 3 innovatiesubsidies ten bedrage van respectievelijk € 148 000 (2005), € 458 000 (2007) en € 500 000 (2009) verleend in relatie tot de realisatie van het Nieuw Gemengd Bedrijf. Tevens is aan het NGB onder de voorwaarde dat de gehele mestproductie van het bedrijf zou worden verwerkt en afgezet buiten de Nederlandse landbouw een gedeeltelijke ontheffing verleend van het uitbreidingsverbod in het kader van het stelsel van dierrechten. Op 16 juli 2012 heeft het NGB mij verzocht om verlenging van de tot 1 november 2012 geldende mogelijkheid van benutting van de verleende ontheffing.
Het inzetten van subsidies door andere overheden acht ik bij uitstek hun eigen verantwoordelijkheid waarin ik niet wil treden. Gegevens daarover worden door mijn departement niet systematisch gemonitord.
Kunt u aangeven hoe deze subsidie aan deze megastal zich verhoudt tot het door u aangekondigde wettelijke verbod op megastallen? Zo nee, waarom niet?
Nee. In mijn antwoord op Kamervragen van de leden Van Dekken, Hazekamp, Van Gerven, Grashoff en Graus van 25 juni 2012 (Tweede Kamer, 2011–2012, Aanhangsel 2866) heb ik aangegeven dat de bestemmingsplanwijziging in verband met de realisatie van het landbouwontwikkelingsgebied Witveldweg, waarop het Nieuw Gemengd Bedrijf beoogd is om gebouwd te gaan worden, opgestart is in juni 2010.
Ik heb in het Algemeen Overleg op 6 juni jl. en in mijn brief van 12 juni jl. (Tweede Kamer, 2011–2012, 28 973, nr. 122) aangegeven de beslissing over een wetsvoorstel over schaalgrootte in de veehouderij aan een volgend kabinet te laten.
Deelt u de mening dat het subsidiëren van megastallen waarvoor mogelijk al in 6 maanden een verbod zal gelden, niet in de rede ligt en een verspilling van belastinggeld is?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de megastal in Grubbenvorst een voorbeeld bij uitstek is van extreme industrialisatie van de veehouderij, en dat dit soort ontwikkelingen onwenselijk is in ons land? Zo nee, waarom niet, en hoe verhoudt zich dit tot uw uitspraak «Excessen, zoals een bedrijf met een miljoen kippen of meer, passen niet bij Nederland»?2
Agrarische gezinsbedrijven hebben de veehouderijsector sterk gemaakt. Gelet op
onder meer het economisch belang voor het landelijk gebied ben ik van mening
dat organische en geleidelijke groei en doorontwikkeling van deze bedrijven
mogelijk moet zijn en vind ik een ongebreidelde groei van de omvang van
bedrijven niet gewenst. Ik verwijs u voorts naar mijn brief van 23 november 2011
(Tweede Kamer, 2011–2012, 28 973, nr. 85). Zoals ik aan de Tweede Kamer heb
aangegeven is het aan het volgende kabinet om te besluiten over de invulling en
vormgeving.
Bent u bereid de toegezegde subsidies voor deze excessief grote stal per direct terug te vorderen? Zo nee, waarom niet, en hoe rechtvaardigt u het subsidiëren van ongewenste ontwikkelingen in de veehouderij? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Het is niet mogelijk en uit het oogpunt van behoorlijk bestuur ook niet wenselijk om verleende subsidies die aan de gestelde voorwaarden voldoen terug te draaien. Eveneens zijn er geen juridische mogelijkheden om de verleende ontheffing van het uitbreidingsverbod in het kader van het stelsel van dierrechten in te trekken en de gevraagde verlenging niet te honoreren.
Worden er nog andere megastallen (groter dan 300 Nederlandse Grootte Eenheid (NGE) ) direct of indirect gesubsidieerd door de rijksoverheid of door provincies? Zo ja, om hoeveel stallen en hoeveel euro gaat dit? Zo nee, waaraan ontleent u deze zekerheid?
Het ministerie van EL&I heeft in deze kabinetsperiode (oktober 2010 t/m juli 2012) subsidie verleend aan circa 4 500 agrarische bedrijven voor een totaalbedrag van circa € 414 miljoen. Daarvan is onder andere circa € 287 miljoen verleend aan Stimulering Duurzame Energie, circa € 22 miljoen aan innovatiesubsidies, circa € 42 miljoen aan milieusubsidies, circa € 46 miljoen aan duurzame stallen en circa € 12,5 miljoen aan subsidie jonge agrariërs .
Van de circa 4 500 bedrijven waren 101 bedrijven groter dan 300 nge waaraan voor een totaalbedrag van circa € 11,2 miljoen subsidie is verleend.
Het betreft subsidies uit regelingen voor het stimuleren van innovaties, kennisontwikkeling en -verspreiding en investeringsondersteuning. Deze regelingen of hun voorgangers bestonden al bij aanvang van deze kabinetsperiode, schaalgrootte is geen criterium voor de toekenning van een subsidie. Algemene informatie over deze regelingen is te vinden op www.hetlnvloket.nl en www.agentschapnl.nl/programmas regelingen. In de hierboven genoemde bedragen is de Europese Bedrijfstoeslagregeling (BTR) niet meegenomen.
De verlening van subsidies door andere overheden is de verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten en wordt niet systematisch gemonitord door mijn departement.
Bent u bereid om megastallen (groter dan 300 NGE) expliciet uit te sluiten van subsidies, zowel op rijks- als op provinciaal niveau? Zo nee, waarom niet, en hoe verhoudt zich dit tot het wettelijke verbod op dit soort stallen dat u aan het voorbereiden bent? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Het is aan het volgende kabinet hierover te besluiten.
Problemen bij het stemmen in het buitenland |
|
Pierre Heijnen (PvdA), Joost Taverne (VVD), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kloppen de berichten dat aan Nederlanders in de VS, die met de DUTCHHELP-telefoonlijn van ambassades en consulaten bellen met de telefonische hulplijn voor de Tweede Kamerverkiezingen, onjuiste informatie wordt verstrekt, waaronder dat men via internet zijn stem zou kunnen uitbrengen?
Neen. Er wordt niet gesproken over het uitbrengen van de stem via internet; wel wordt informatie verstrekt over hoe en waar men zich kan registreren. Het registratieproces kan deels via internet worden afgehandeld.
Zo ja, wilt u er dan onverwijld voor zorg dragen dat alle gegeven informatie correct is en mensen niet op het verkeerde been worden gezet? Op welke wijze gaat u dit doen?
Zie antwoord op vraag 1.
Is de informatie over de verkiezingen alleen beschikbaar op de websites van ambassades en niet op die van consulaten-generaal en consulaten? Zo ja, waarom?
Ambassades en consulaten-generaal ontvangen vanuit het departement informatie over de verkiezingen ter plaatsing op hun websites. Hierbij wordt via een link verwezen naar onder andere de registratiewebsite van de gemeente Den Haag. Ook wijzen posten via alle mogelijke communicatiekanalen (zoals twitter, facebook, maar ook door middel van flyers en de Nederlandse verenigingen en scholen) de Nederlandse gemeenschap gericht op de Tweede Kamerverkiezingen en de te volgen registratieprocedure om het mogelijk te maken hun stem uit te brengen. Om Nederlanders enthousiast te maken om hun stem niet verloren te laten gaan zijn duizenden rode potloden aan het postennet verstrekt om uit te delen bij wijze van promotie.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat de websites van alle Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland de relevante informatie vermelden of op zijn minst de bezoekers via een makkelijk toegankelijke link naar de relevante informatie leiden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u ervoor zorgen dat ook voor Nederlanders die een bezoek afleggen aan ambassades of andere Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland relevante informatie over de verkiezingen ter plekke aanwezig is? Zo nee, waarom niet?
Alle ambassades zijn geïnstrueerd om aan de loketten zichtbaar een verwijzing naar de website www.denhaag.nl/verkiezingen te hebben hangen. Nederlandse bezoekers zullen hierop attent worden gemaakt om de deelname aan de verkiezingen zo hoog mogelijk te laten zijn.
Vragen van Nederlanders die een bezoek afleggen aan de ambassade of andere vertegenwoordiging zullen ter plekke beantwoord worden. Op verzoek kan de op internet beschikbare informatie voor deze groep geprint worden.
Tv-uitzending waarin kinderen hun toekomstige pleegouders kunnen kiezen |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving1 over het Mediabedrijf Talpa dat, samen met Spirit, voorbereidingen treft voor een tv-uitzending waarin kinderen hun toekomstige pleegouders kunnen kiezen?
Ja. Overigens hebben Jeugdzorg Nederland en ik ook kennis genomen van recente berichten in de media dat de plannen van Talpa van de baan zouden zijn. Dit bericht kon echter nog niet bevestigd worden.
Deelt u de mening dat het proces van matching van een kwetsbaar kind een zorgvuldig proces is, dat ook emotionele druk legt op het kind?
Pleegzorgaanbieders streven naar goede matching tussen pleegkind en pleeggezin. Bij voorkeur biedt de pleegzorgaanbieder de mogelijkheid om te kiezen uit meerdere pleeggezinnen. De kans op een geslaagde matching is dan namelijk veel groter. Afhankelijk van de leeftijd en het ontwikkelingsniveau wordt een pleegkind zoveel als mogelijk bij dit proces van matching betrokken. Het pleegkind wordt daarbij begeleid door professionals om emotionele druk zoveel mogelijk te beperken. Er zijn echter regio’s waar een tekort is aan pleeggezinnen waardoor kinderen niet in een pleeggezin geplaatst kunnen worden, laat staan dat ze kunnen kiezen. Daarom blijft het nodig om op allerlei manieren, dus ook via de media, aandacht te vragen voor het belang van pleegzorg.
Deelt u voorts de mening dat het proces van matching van een kwetsbaar kind met (potentiële) pleegouders zich daarom niet leent voor vulling van een amusementsprogramma?
Zoals ik in antwoord op vraag 1 heb aangegeven willen Jeugdzorg Nederland en Talpa het onderwerp pleegzorg op een positieve manier via een TV-programma onder de aandacht brengen. Een belangrijke reden hiervoor is het tekort aan pleeggezinnen. Het doel van een TV-programma is om dit probleem onder de aandacht te brengen. Dit onderwerp leent zich naar mijn mening niet voor een amusementsprogramma. Dat is ook de mening van Jeugdzorg Nederland, die tot de conclusie is gekomen dat het format niet strookt met de voorwaarden voor daadwerkelijke uitzending, zoals het waarborgen van de integriteit van de deelnemers en de belangen van het pleegkind.
Kunt u toezeggen dat u zich in deze kwestie zult mengen en grenzen zult stellen aan dit «commercieel exploiteren van kinderleed»? Zo nee, waarom niet?
Ik heb mij laten informeren door de verantwoordelijke partijen. Ik heb begrepen dat het bestuur van Jeugdzorg Nederland van mening is dat het huidige format – waarin een jeugdige publiekelijk voor een pleegouder kiest – onvoldoende waarborgen biedt en daarom niet passend is. Ik vertrouw erop dat Jeugdzorg Nederland zeer zorgvuldig omgaat met de positie van kwetsbare jongeren en extra aandacht heeft voor hun privacy.
Wilt u de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de uitkomst van uw bemoeienis? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat het belangrijk is om meer pleegouders te krijgen en dat het een goede manier is om kinderen op te vangen?
Het is voor een kind beter om op te groeien in een normale gezinssituatie. Ik hecht daarom grote waarde aan pleegzorg als alternatief voor kinderen die niet in hun eigen gezin kunnen opgroeien. Als pleegzorg mogelijk is, vind ik dit een betere oplossing dan een residentiële instelling. Er is helaas nog steeds een groot tekort aan beschikbare pleeggezinnen. Ik hecht eraan om veel aandacht te besteden aan werving van pleegouders. Daarom is in 2011 de nieuwe campagne «Ontdek de pleegouder in jezelf» gestart. Vanaf 1 januari 2012 heeft Jeugdzorg Nederland deze campagne overgenomen. De campagne moet ertoe leiden dat meer pleegouders geworven worden.
Op welke wijze wilt u een bijdrage leveren aan het vergroten van animo om pleegouder te zijn?
Momenteel ligt het wetsvoorstel Verbetering positie pleegouders ter behandeling in de Eerste Kamer. In het wetsvoorstel zal de rechtspositie van pleegouders worden verbeterd. Daarnaast regelt het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2012 dat pleegvergoeding ongeacht het aantal pleegkinderen in het gezin expliciet vrijgesteld wordt van belasting.
Verwaarlozing van paarden in Weert |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kunt u zich de ophef nog herinneren over het paard «Pafos», dat eerder dit jaar ernstig verwaarloosd en uitgehongerd is gevonden in een sterk vervuilde stal in Weert, waarna het dier is ondergebracht bij Stichting Paardenopvang?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er nog een paard verwaarloosd is door de vroegere eigenaresse van Pafos en dat dit paard afgelopen weekend plotseling verdwenen is?2
Op 13 maart 2012 hebben de LID en de politie een controle uitgevoerd op het adres waar ook Pafos verbleef, waarbij welzijnsovertredingen werden geconstateerd bij de zeven aanwezige paarden. Op basis van de bevindingen tijdens dit bezoek heeft de eigenaresse een last onder bestuursdwang ontvangen, waarin zij wordt gesommeerd een aantal maatregelen te treffen ter verbetering van het welzijn.
Bij hercontroles op 28 maart, 11 mei en 22 mei is geconstateerd dat de eigenaresse aan deze maatregelen heeft voldaan, waarna haar is medegedeeld dat zij aan de last onder bestuursdwang heeft voldaan. Bij de controles in mei waren er vier paarden aanwezig op de locatie, de overige 3 paarden zijn door de eigenaresse verkocht.
Op 25 juni heeft wederom een controle plaatsgevonden, waarbij een hengst werd aangetroffen in een schrale conditie en zonder schone en droge ligplek. De andere drie paarden waren verplaatst naar een andere (bij de LID bekende) locatie, en verkeerden wel in een goede conditie. Op basis van de situatie van de hengst is wederom een last onder bestuursdwang opgelegd. Tijdens een hercontrole op 29 juni bleek dat de drie overige paarden nog steeds in goede conditie verkeerden, en dat de hengst is verkocht door de eigenaresse.
Is het waar dat dit paard lange tijd «graatmager, zonder eten, smerig en in een dikke laag mest» dag en nacht binnen stond? Zo nee, kunt u aangeven hoe het betreffende dier gehouden werd?3
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat deze eigenaresse zeer recentelijk is beboet is voor de verwaarlozing van dit paard en dat er door de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) is «geadviseerd tot oplegging van een dwangsom per gestelde overtreding», waarop de eigenaresse bijna onmiddellijk het verwaarloosde paard heeft verplaatst naar een onbekende locatie, zodat controle door de LID onmogelijk werd gemaakt?4 Is het waar dat dit eerder dit jaar ook met andere paarden is gebeurd? Zo ja, hoe is het mogelijk dat terwijl er een toezichtstraject liep van de LID een of meer verwaarloosde paarden door de eigenaar konden worden verplaatst zodat de LID het zicht op deze paarden verloor? Zo nee, hoe zit het dan?
Er is recent geen boete opgelegd aan de eigenaresse. Wel is er proces-verbaal opgemaakt vanwege overtreding van het verbod op verwaarlozing (artikel 37 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren).
De eigenaresse heeft vanaf de eerste controle aangegeven dat zij de meeste paarden wilde verkopen. In het algemeen is het een houder toegestaan om dieren te verplaatsen of te verkopen, tenzij expliciet is opgenomen in het besluit tot last onder bestuursdwang dat dit niet mag. Een reden voor het opnemen van een dergelijke bepaling kan zijn dat er een medische behandeling is opgestart onder bestuursdwang die afgemaakt moet worden. In dit geval was dit echter niet noodzakelijk, en is de betrokkene niet ingeperkt in haar recht om de dieren te verkopen. De dieren die zij niet heeft verkocht, zijn op een bij de LID bekende locatie.
Kunt u een overzicht geven van de paarden die, na controle door de LID, door de betreffende eigenaresse gehouden werden de afgelopen maanden, welke dieren daarvan verplaatst zijn, en waarom en waarheen, en in welke conditie deze dieren verkeren?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat bijna vier maanden na de vondst van het ernstig verwaarloosde paard Pafos er door dezelfde eigenaar opnieuw één of meer paarden geruime tijd verwaarloosd lijken te worden? Acht u deze situatie toelaatbaar? Zo nee, wat bent u bereid hieraan te gaan doen?
Zie het antwoord op de vragen 2, 3 en 5 voor de feitelijke situatie van de aanwezige paarden.
Door regelmatige (her)controles van de LID van deze dieren wordt geprobeerd om dergelijke situaties te voorkomen. De situatie bij de controles was niet dermate ernstig dat het in bewaring nemen van de dieren gerechtvaardigd was, er is daarom gekozen voor een last onder dwangsom. Deze is gericht op de verbetering van de situatie.
Acht u het pakket aan bestuursrechtelijke maatregelen en handvatten om op te treden tegen dierenverwaarlozing afdoende? Zo ja, kunt u dit toelichten, in het licht van het verwaarloosde paard in Weert? Zo nee, wat bent u bereid hieraan te doen?
Ja. Het opleggen van een last onder bestuursdwang, zoals in deze situatie, is gericht op herstel. Na het opleggen van een last onder dwangsom heeft de eigenaresse in eerste instantie herstelmaatregelen getroffen.
In zeer ernstige situaties is het mogelijk op te treden door met spoed dieren in bewaring te nemen. Echter in dit geval was nog ruimte voor herstel door de eigenaresse. Het was niet gerechtvaardigd om de paarden met spoed in bewaring te nemen.
Wat vindt u ervan dat de verwaarlozing van het paard nu wellicht voortduurt op een onbekende locatie en dat controle niet meer mogelijk is?
De drie dieren die nog in bezit zijn van de eigenaresse zijn op een bij de LID bekende locatie, waardoor controle nog steeds mogelijk is.
De overige dieren zijn verkocht aan een andere eigenaar.
Is het waar dat overtreders die bestuursrechtelijke maatregelen opgelegd hebben gekregen en waarbij er regelmatig gecontroleerd wordt, in veel gevallen de vrijheid hebben om verwaarloosde dieren naar onbekende locaties te verplaatsen, zodat de gezondheid en conditie van de dieren niet meer gecontroleerd kan worden? Zo ja, acht u dit wenselijk? Zo nee, hoe zit het dan?
Het staat de eigenaar vrij om een dier te verkopen of te verplaatsen. Dit is slechts anders als in het besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang opgenomen is dat dit niet is toegestaan gedurende een bepaalde periode. In deze zaak was daar geen aanleiding voor.
In dit geval is de LID op de hoogte van de huidige locatie van de paarden die de eigenaresse nog in haar bezit heeft. Als verplaatsen van het dier ertoe leidt dat de toezichthouder geen toezicht meer uit kan oefenen, dan is dat strafbaar. Zie ook het antwoord op vraag 10.
Het is overigens niet zo dat verplaatsen per definitie nadelig is voor het dier. De omstandigheden kunnen evengoed zeer verbeterd zijn voor het dier.
Deelt u de mening dat het strafbaar zou moeten worden om dieren waarvan is geconstateerd dat ze worden verwaarloosd te onttrekken aan het toezicht van de inspectiediensten, in ieder geval zolang de situatie niet aantoonbaar en aanzienlijk is verbeterd? Zo ja, bent u bereid op korte termijn de wettelijke mogelijkheid hiertoe te creëren? Zo nee, waarom niet en op welke wijze denkt u dan te kunnen voorkomen dat verwaarloosde dieren aan het zicht van de inspectiediensten worden onttrokken door de eigenaar?
Nee, er zijn voldoende wettelijke mogelijkheden om informatie te verkrijgen of op te treden als geen medewerking wordt verleend. Op grond van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is een ieder verplicht medewerking te verlenen aan de toezichthouder bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden. Weigering van medewerking is strafbaar ingevolge artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht.
De plannen voor een tv-serie over pleegkinderen die hun pleegouders kiezen |
|
Renske Leijten , Nine Kooiman |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Hoe oordeelt u over de plannen die Talpa en Jeugdzorg Nederland hebben om een tv-serie1 te maken waarin kinderen hun pleegouders gaan kiezen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb mij laten informeren door de verantwoordelijke partijen. Ik heb begrepen dat het bestuur van Jeugdzorg Nederland van mening is dat het huidige format – waarin een jeugdige publiekelijk voor een pleegouder kiest – onvoldoende waarborgen biedt en daarom niet passend is. Hieruit blijkt voor mij dat ik erop kan vertrouwen dat Jeugdzorg Nederland zorgvuldig omgaat met de positie van pleegkinderen en extra aandacht heeft voor hun privacy. Overigens hebben Jeugdzorg Nederland en ik ook kennis genomen van recente berichten in de media dat de plannen van Talpa van de baan zouden zijn. Dit bericht kon echter nog niet bevestigd worden.
Bent u van mening dat kinderen die pleegouders nodig hebben in een fortuinlijke positie zitten? Kunt u uw antwoord toelichten?
In principe horen kinderen op te groeien in het eigen gezin en zijn ouders eerst verantwoordelijke voor het opvoeden en verzorgen van hun kinderen. Soms zijn ouders niet of onvoldoende in staat om deze verantwoordelijkheid te dragen. Als het kind niet meer thuis kan wonen, is pleegzorg het beste alternatief omdat het kind dan in een normale gezinssituatie terecht komt. Pleegzorg is een second best oplossing waarin kinderen in de regel gezond en evenwichtig opgroeien tot volwaardige burgers in de samenleving. Ik zou dat niet als een fortuinlijke positie omschrijven.
Is er sprake van een vrije keuze voor dit programma van de deelnemende kinderen? Zo ja, welke vrije keuze hebben zij om niet opgevoed te kunnen worden door hun eigen ouders? Zo neen, wat vindt u ervan dat Jeugdzorg Nederland deze kinderen inzet voor het werven van pleegouders?
Pleegzorgaanbieders zetten regelmatig kinderen in om pleegouders te werven. Een voorbeeld was de Sire-reclame met de slogan «Je mag van een kind niet verwachten dat het zichzelf opvoedt als de ouders dat even niet kunnen». Pleegzorgaanbieders plaatsen ook regelmatig advertenties met kinderen in lokale bladen, als een manier om nieuwe pleegouders te werven. Er zijn veel nieuwe pleegouders nodig en daarvoor is inzet van brede media vereist om een grote groep mensen te kunnen bereiken. Uiteraard houden pleegzorgaanbieders altijd rekening met de integriteit van het kind.
Zoals ik in antwoord op vraag 1 heb aangegeven is Jeugdzorg Nederland in gesprek met Talpa over een aangepast format. Ik kan over de opzet van het programma dus nog geen uitspraken doen.
Is de procedure van drie keer een weekend logeren ook gebruikelijk voor kinderen die zonder het tv-format van Talpa pleegouders zoeken? Zo neen, wat vindt u ervan dat deze situatie gecreëerd wordt?
Afhankelijk van de leeftijd en het ontwikkelingsniveau wordt een pleegkind zoveel als mogelijk bij het proces van matching betrokken. Bij voorkeur biedt de pleegzorgaanbieder de mogelijkheid om te kiezen uit meerdere pleeggezinnen. Deze pleeggezinnen zijn dan wel eerst via een zorgvuldig traject voorgeselecteerd door de pleegzorgaanbieder. Bij deze voorselectie houdt de pleegzorgaanbieder rekening met alle relevante omstandigheden rondom het pleegkind. Als een pleegkind kan kiezen uit voorgeselecteerde pleeggezinnen is de kans op een geslaagde matching namelijk veel groter. Dit gebeurt door het bezoeken van de geselecteerde pleeggezinnen of door een weekend bij hen te logeren. Zoals gezegd kan ik nog geen oordeel vellen over het programma aangezien het format nog niet vast staat.
Bent u van mening dat het vinden van pleegouders via een tv-programma de zorgvuldigheidseisen van een procedure om een kind te koppelen aan pleegouders bevordert? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie ook mijn antwoord op vraag 4. Aan het matchen tussen pleegkind en pleeggezin worden hoge zorgvuldigheidseisen gesteld. Daarnaast moet zorgvuldig omgegaan worden met de privacy van kind en pleegouders. Het lijkt mij niet eenvoudig om een format te vinden waarin aan beide elementen recht wordt gedaan, maar ik kan pas een oordeel hebben over het tv-format als dat definitief vorm heeft gekregen.
Is het mogelijk dat de privacy van de kinderen geschonden wordt, en mogelijk ook voor de toekomst? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik hecht eraan dat de privacy van de kinderen gerespecteerd wordt. Normaal gesproken hebben ouders een rol in de bescherming van de privacy van hun kind. Als ouders deze rol onvoldoende of niet kunnen vervullen, dient de pleegzorgaanbieder dit voor het pleegkind scherp voor ogen te houden. Zoals ik in antwoord op vraag 1 heb aangegeven, vertrouw ik erop dat Jeugdzorg Nederland zeer zorgvuldig omgaat met de positie van pleegkinderen en voldoende aandacht heeft voor hun privacy.
Deelt u de stelling dat kinderen die in een kwetsbare positie verkeren tentoongesteld worden ten behoeve van kijkcijfers? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Bent u bereid er voor te zorgen dat kinderen die pleegouders nodig hebben niet tentoongesteld worden in een tv-serie van Talpa? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat gaat u ondernemen?
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven gaat Jeugdzorg Nederland in gesprek met Talpa om te komen tot een aangepast format zodat het belang van de kinderen gewaarborgd is. Het huidige format – waarin een jeugdige publiekelijk voor een pleegouder kiest – biedt onvoldoende waarborgen en is daarom niet passend. Zoals ik hiervoor heb aangegeven is er een tekort aan pleeggezinnen en is door betrokkenen beoogd pleegzorg op een positieve manier via een TV-programma onder de aandacht te brengen. Ik kan geen oordeel geven over het tv-programma zolang het definitief format niet bekend is.
Hoe oordeelt u over de bereidheid van Bureau Jeugdzorg om deel te nemen aan een programma waarin kinderen publiekelijk moeten kiezen voor hun pleegouders? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u van mening dat Jeugdzorg Nederland het belang van kinderen in de jeugdzorg dient, wanneer zij bereid is ze in tv-series te laten kiezen voor pleegouders? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat er naar een andere wijze gekeken moet worden voor het oplossen van de wachtlijstproblematiek dan het werven van pleegouders via televisie? Zo ja, welke andere middelen gaat u inzetten om de wachtlijsten aan te pakken? Zo neen, waarom niet?
De werving en selectie van pleegouders is een verantwoordelijkheid van de pleegzorgaanbieders. Zij gebruiken verschillende media om de werving van pleegouders kracht bij te zetten, onder andere de mogelijkheid van televisie. Televisie is een sterk medium met een groot bereik dat bij goede inzet de beeldvorming over pleegzorg kan versterken en een bijdrage kan leveren bij de werving van nieuwe pleegouders.
Bent u van mening dat Talpa dit programma maakt voor kinderen of voor kijkcijfers? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben niet de aangewezen persoon om een uitspraak te doen over de beweegredenen van Talpa in deze kwestie.
Een verbod op het in groepsverband dragen van jasjes (MC leden in colors) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Satudarah intimideert stappers Enschede»?1
Kunt u zich voorstellen dat de aanwezigheid van ruim 200 «outlaw bikers» in vol ornaat als intimiderend kan overkomen? Zo ja, bent u tevens van mening dat het in groepsverband dragen van de jasjes (MC-leden in «colors») kan worden bestempeld als een verstoring van de openbare orde? Zo nee, waarom niet?
Ja, deze problematiek is mij bekend en ik kan mij voorstellen dat in bepaalde gevallen de aanwezigheid van groepen outlaw bikers» in vol ornaat als intimiderend kan worden beschouwd. Enkele gemeenten hebben mij bericht dat het uitgaanspubliek dit in voorkomende gevallen ook als zodanig heeft ervaren.
Het in groepsverband dragen van de zogeheten «colors» kan op zichzelf niet verboden worden, temeer daar ook motorclubs die niet als outlaw bikers getypeerd kunnen worden, dergelijke vestjes (kunnen) dragen. Maar wanneer het dragen van deze vestjes gepaard gaat met bepaald gedrag kunnen gemeenten wel degelijk optreden tegen dat gedrag. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden, die ik graag nog eens benadruk.
Het samenscholingsverbod in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kan in veel gevallen uitkomst bieden. Dit verbod ziet ook op het op een openbare plaats in groepsverband onnodig opdringen of uitdagend gedrag dat aanleiding geeft tot ongeregeldheden of de vrees daarvoor. Het samenscholingsverbod wordt dan gehandhaafd jegens de groep die zorgt voor de ongeregeldheden. In APV’s worden daar nadere voorwaarden aan gesteld.
Daarnaast kan op basis van de APV en de Gemeentewet (de lichte bevelsbevoegdheid) worden opgetreden wegens verstoring van de openbare orde of op basis van art 426bis Wetboek van Strafrecht wegens wederrechtelijke belemmering van de bewegingsvrijheid op de openbare weg.
Ook de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast biedt mogelijkheden om op te treden tegen herhaaldelijk groepsgewijs overlastgevend gedrag. Deze wet voorziet in een (langduriger) groepsverbod, dat door de burgemeester kan worden opgelegd aan individuen die herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde hebben verstoord of bij die groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol hebben gehad, en er ernstige vrees is voor verdere verstoring van de openbare orde.
Ten slotte kunnen gemeenten afspraken maken met horecaondernemingen. Horecaondernemingen kunnen hierover richtlijnen opnemen in hun huisregels. Meerdere gemeenten maken op dit punt momenteel afspraken.
De politie werkt bovendien aan interventiestrategieën op de intimiderende aanwezigheid van (leden van) deze clubs in uitgaansgebieden.
Ik zal de mogelijkheden die genoemde instrumenten bieden tegen deze vorm van ordeverstoringen extra onder de aandacht brengen bij de gemeenten.
Bent u bekend met de afspraken die door de korpsbeheerder van politie Gelderland-Midden met horecaondernemers in Arnhem zijn gemaakt over het niet toelaten van MC-leden in «colors»? Bent u bereid om dergelijke afspraken ook in andere gemeenten te introduceren dan wel te stimuleren? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen, inclusief tijdpad?
Meer algemeen, bent u bereid gemeenten te verzoeken om een verbod op het in groepsverband dragen van de jasjes ( MC-leden in «colors») in de Algemene Plaatselijke Verordening op te nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat er in het Verenigd Koninkrijk een verbod van kracht is dan wel in voorbereiding is? Zo ja, bent u bereid dit voorbeeld te volgen?
Het bericht ‘Pieter Baan Centrum gaat dicht’ |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht1 in dagblad Trouw dat het Pieter Baan Centrum dicht gaat? Is dit bericht juist?
Ja.
Het Pieter Baan Centrum gaat niet sluiten maar verhuizen. Hierbij is sprake van een drietal locaties. Een hoofdlocatie in Almere en een beperkt aantal plekken op locaties in Eindhoven en Amsterdam.
Wat zijn de consequenties hiervan voor de kwaliteit van de rapportages en voor het personeel?
Ook na de verhuizing van het Pieter Baan Centrum zal de kwaliteit van de rapportages op het gewenste – hoge – niveau blijven.
Door een betere geografische spreiding kan bovendien de inzetbaarheid van freelance psychiaters worden verhoogd. Dit kan een positief effect hebben op het voorkomen van een wachtlijst.
Voor een groot deel van het personeel betekent de verhuizing dat zij in de toekomst een andere standplaats zullen krijgen. Voor een deel van het personeel (m.n. medewerkers op beveiligingsfuncties) ontstaat waarschijnlijk boventalligheid. Hier is in september 2011 over gecommuniceerd met de Ondernemingsraad en het personeel van het Pieter Baan Centrum. Locaties van de Dienst Justitiële Inrichtingen in de buurt van Utrecht hebben al aangegeven mensen te kunnen opnemen. Zo zijn alle inspanningen zijn erop gericht om medewerkers «van-werk-naar-werk» te helpen.
Deelt u de mening van de in het artikel geciteerde advocaat dat de kwaliteit van het onderzoek verdwijnt als er op drie verschillende plaatsen wordt gewerkt? Deelt u de mening van de advocaat dat het de vraag is of het de objectiviteit van het onderzoek ten goede komt als het onderzoek uitgevoerd gaat worden op plekken waar die mensen wellicht terecht zullen komen? Kunt u uw antwoorden hierop nader toelichten?
Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) werkt voortdurend aan het verbeteren van de kwaliteit van hun werk. Een onderdeel daarvan is een inhoudelijke heroriëntatie van de klinische observatie. Het NIFP wil haar klinische kennis breder ter beschikking stellen aan het gehele Pro Justitia-onderzoeksveld. Dit betekent dat er ook buiten de hoofdlocatie van het Pieter Baan Centrum klinische observaties uitgevoerd moeten kunnen worden. De onderzoekscapaciteit wordt uitgebreid door meer observatieplaatsen te realiseren en differentiatie aan te brengen in de onderzoeksarrangementen. Dit alles volgens de hoogkwalitatieve onderzoeksmethodes van het NIFP en onder de strikte voorwaarden rond het onderzoeksklimaat. Dit geldt voor alle drie de toekomstige locaties van het Pieter Baan Centrum. Voor o.a. de kwaliteitsbewaking en het koppelen van de vraagstellingen aan de verschillende onderzoeksarrangementen richt het NIFP een centrale klinische rapportage bemiddeling in.
Ook de objectiviteit van het onderzoek is in voldoende mate geborgd. In de nagestreefde situatie met drie locaties zal de klinische observatie plaatsvinden op separate afdelingen die daarvoor bestemd worden. De hoofdlocatie van het Pieter Baan Centrum zal een plek krijgen binnen het Multifunctioneel Forensisch Centrum (MFC) te Almere. In dit centrum zijn dan naast het PBC gehuisvest: de Oostvaarderskliniek en een onderdeel van Centrum Maliebaan (een particuliere instelling). Een heldere scheiding met de andere gebruikers van het MFC is van groot belang. Het PBC zal een zelfstandige voorziening binnen het MFC creëren voor 24 plaatsen. Ook anderszins zal de noodzakelijke scheiding tussen observandi en mensen die behandeld worden goed vorm krijgen. Overigens geldt dat ook nu al incidenteel Pro Justitia observaties plaatsvinden bij GGZ-instellingen die tevens behandelen.
In het contract met de betreffende instellingen worden eenduidige afspraken vastgelegd over de te volgen werkwijze. Zoals ook nu het geval is, doet het PBC-rapport geen uitspraken over de locatie waar een eventueel opgelegde maatregel of andere interventie voor forensische zorg uitgevoerd zouden moeten worden. Hierdoor is van subjectiviteit geen sprake.
Het Amsterdamse ‘convenant tegen verhuur aan criminelen’ |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het persbericht van de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) en het ondertekende convenant tegen verhuur van woningen en bedrijfsruimten aan criminelen in Amsterdam van 2 juli jl.?1
Ja.
Welke omvang heeft deze problematiek in Amsterdam? Is dit een landelijk probleem? Hoe wordt de verhuur van woningen en bedrijfsruimten aan criminelen nu aangepakt?
Uit diverse strafrechtelijke onderzoeken in de regio blijkt dat personen die zich bezig houden met georganiseerde criminaliteit woningen misbruiken in de geliberaliseerde sector. Hoewel moet worden aangenomen dat dit over buiten deze regio voorkomt, bestaat daardaarover geen volledig beeld. De afgelopen jaren heeft in Amsterdam een aantal opsporingsonderzoeken plaats gevonden naar malafide woningbemiddelaars. Er wordt niet alleen strafrechtelijk opgetreden tegen malafide woningbemiddelaars; de problematiek wordt integraal aangepakt door de politie, gemeente, belastingdienst en Openbaar Ministerie. In datzelfde kader zijn de voorwaarden die de gemeente Amsterdam stelt aan woning- en kamerbemiddelingsbureaus onlangs aangepast. Fraude en het crimineel gebruik van woningen wordt in gezamenlijkheid zo veel mogelijk tegengegaan.
Daarnaast worden door bonafide woningverhuurders zelf interne richtlijnen opgesteld die het misbruik van woningen door de (georganiseerde) criminaliteit bemoeilijken.
Deelt u de mening dat verhuur aan criminelen een strenge aanpak verdient? Bent u bereid te onderzoeken op welke wijze u het convenant waar nodig kunt ondersteunen? Zo nee, waarom niet en op welke punten niet?
Het tegengaan van misbruik van woningen voor criminele doeleinden verdient een strenge aanpak. In dit kader verwijs ik ook naar de verplichtingen die een makelaar heeft op basis van de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (WWFT). De makelaar moet onderzoek doen naar zijn cliënt (identiteit, herkomst vermogen etc.) en moet een ongebruikelijke transactie melden bij de Financial Intelligence Unit. Wanneer geconstateerd wordt dat er sprake is van deze problematiek, moeten de betrokken instanties in gezamenlijkheid optreden en deze praktijken streng aanpakken.
De vervanging van volksvertegenwoordigers die door een ongeval in coma zijn geraakt |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u de situatie in de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland die is ontstaan als gevolg van een zeer ernstig verkeersongeval waarbij één van de raadsleden in coma is geraakt?1
Ja, ik ben op de hoogte van de droevige omstandigheden als gevolg waarvan het raadslid in Schouwen-Duiveland niet in staat is zijn functie uit te oefenen. Door deze omstandigheden is het raadslid ook niet in staat om zelf een verzoek om tijdelijk ontslag wegens ziekte in de zin van artikel X 10, tweede lid, van de Kieswet te doen.
Deelt u de mening dat het belangrijk is een adequate wettelijke regeling te bieden om er voor te zorgen dat bestuurlijk organen – zoals de gemeenteraad – in dergelijke situaties optimaal kunnen blijven functioneren?
Artikel 57a van de Grondwet biedt een grondslag ten aanzien van de tijdelijke vervanging van Kamerleden bij zwangerschap en ziekte. De bepaling is van overeenkomstige toepassing op raads- en statenleden. Ter uitwerking is in artikel X 10 van de Kieswet geregeld dat op diens verzoek aan een langdurig zieke volksvertegenwoordiger tijdelijk ontslag wordt verleend door de voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan. Ingeval van een gemeenteraadslid is dat dus de burgemeester. Het betreft een gebonden besluit dat wordt genomen overeenkomstig de benodigde doktersverklaring. Vervolgens wordt een vervanger benoemd volgens de lijstvolgorde. De vervanging betreft een vaste periode van 16 weken. Er kan per zittingsperiode ten hoogste 3 keer een vervangingsperiode worden verleend; dus iets minder dan een jaar. Daarna zou de vervangen volksvertegenwoordiger moeten overwegen definitief ontslag te nemen.
Voor wethouders (en gedeputeerden) is er voor verlof en tijdelijke vervanging bij ziekte een soortgelijke regeling. Het college verleent aan een wethouder op diens verzoek verlof wegens langdurige ziekte. Ook hier wordt een doktersverklaring vereist. De raad kan dan een vervanger benoemen. Bij de regeling is tevens bepaald dat in geval een wethouder vanwege zijn ziekte niet in staat is zelf het verzoek te doen, de burgemeester namens hem het verzoek kan doen indien de continuïteit van het gemeentelijk bestuur dringend vereist dat in vervanging van de wethouder wordt voorzien.
Waar het een volksvertegenwoordiger betreft, zou een soortgelijke regeling kunnen worden overwogen voor de situatie dat deze door de ziekte op dat moment niet meer in staat is zijn wil kenbaar te maken en het dus niet mogelijk is dat betrokkene zelf een verzoek tot vervanging doet. Gelet op het andersoortige en principiële karakter van het mandaat van een volksvertegenwoordiger dient dit met de nodige waarborgen omkleed te worden.
Bent u bereid om een wetsvoorstel in te dienen dat de mogelijkheid creëert om in een toekomstig geval – zoals zich thans in de gemeente Schouwen-Duiveland voordoet – te zorgen voor een volwaardige, tijdelijke vervangingsregeling van volksvertegenwoordigers?
Voor een regeling zou artikel X 10 van de Kieswet moeten worden aangepast. Daarbij kan gedacht worden aan een voorziening naar analogie van die voor wethouders, hoewel het de vraag is of een gelijksoortige regeling passend is gelet op het principiële karakter van het mandaat van volksvertegenwoordigers. Een regeling naar analogie zou inhouden dat in geval een raadslid vanwege zijn ziekte niet in staat is zelf het verzoek te doen, de burgemeester namens hem het verzoek kan doen. Dat verzoek zou voorzien moeten zijn van een doktersverklaring. Overigens is het de vraag of het juist zou zijn als de burgemeester kan verzoeken het ambt van raadslid – een volksvertegenwoordiger – tijdelijk te beëindigen.
Een constitutioneel vereiste is dat de vervanging een tijdelijk karakter moet hebben. Het ligt voor de hand om voor de invulling daarvan aan te sluiten bij de termijn die geldt voor andere gevallen waarin de volksvertegenwoordiger zich vanwege ziekte wil laten vervangen. Een afwijkende termijn in geval betrokkene door ziekte niet zelf zijn wil kenbaar kan maken, is althans moeilijk te beargumenteren. De termijn uit de Kieswet (maximaal 3 perioden van 16 weken) biedt hier echter niet altijd uitkomst. Het zal hier in de regel immers gaan om ernstige gevallen van hersenletsel (coma) en derhalve van langdurige aard. Als iemand na de termijn van tijdelijke vervanging nog niet in staat is zijn wil te uiten, is een ontslag niet mogelijk. En dit betekent dat voor de resterende zittingsperiode de zetel niet kan worden vervuld. Een regeling zou dus een beperkte en daarmee onbevredigende oplossing bieden. Een voorziening die leidt tot definitief ontslag vergt grondwetswijziging. Dat acht ik gelet op de zeldzaamheid van deze gevallen niet aangewezen, nog afgezien van de principiële vragen die dit met zich meebrengt ten aanzien van het individuele mandaat van de betrokken volksvertegenwoordiger.
De langstudeerboete voor olympiërs |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat zeker een kwart van de studerende topsporters uit de Nederlandse Olympische ploeg een grote kans loopt op een langstudeerdersboete?1
Elke student kan al één jaar uitlopen in de bachelorfase en één jaar in de masterfase voordat het verhoogde wettelijk collegegeld van toepassing is. Met deze extra uitloopjaren en de aangekondigde tijdelijke verruiming van de mogelijkheid om het bedrag van het verhoogde collegegeld te lenen, wordt studenten die bijvoorbeeld bestuurswerk willen doen of die naast de studie topsport bedrijven, hiervoor ook de ruimte geboden.
Studenten kunnen verder in een bijzondere situatie bij hun instelling een beroep doen op een bijdrage uit het profileringsfonds. In de wet is geregeld in welke bijzondere situaties dit mogelijk is. Daarnaast kan de instelling zelf regels stellen voor een beroep op het profileringsfonds. Sommige universiteiten en hogescholen, zoals bijvoorbeeld Fontys, hebben topsportersregelingen, waarbij bijvoorbeeld excellente sporters een financiële compensatie krijgen voor de opgelopen studievertraging.
Ik wil de keuzevrijheid van de student en de diversiteit van de instellingen bevorderen. Studenten kunnen kiezen voor een instelling met beleid dat voldoende uitdagend is en dat onderwijs biedt dat het beste aansluit bij hun talent. Dit geldt voor topsporters, maar ook voor studenten met andere ambities. Verschillende instellingen moeten verschillend beleid neerzetten, waardoor studenten kunnen kiezen wat hen het beste aanspreekt.
Ook kunnen sporters sponsors zoeken die hen financieel kunnen ondersteunen. Studenten die topsport bedrijven kunnen onder bepaalde voorwaarden ook een uitkering krijgen van het NOC*NSF.
Deelt u de mening van de bestuurders van hogescholen dat de langstudeerdersboete voor deze groep van topsporters moet worden geschrapt of aangepast?
Nee, zie hiervoor mijn antwoord op vraag 1.
Het besluit van Canada zich terug te trekken uit het Navo-Awacs samenwerkingsverband. |
|
Angelien Eijsink (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft Canada besloten zich terug te trekken uit het Airborne Warning And Control System (AWACS) samenwerkingsverband?1
Ja.
Welke redenen heeft Canada voor deze stap, die betekent dat een Navo-bondgenoot zich terugtrekt uit een van de weinige gemeenschappelijke inzetmiddelen van de Navo?
Canada heeft kenbaar gemaakt dat het vanwege een strategische herziening van het defensiebeleid, mede in het licht van noodzakelijke bezuinigingen, de deelneming in het AWACS-programma en in het Alliance Ground Surveillance (AGS)-programma beëindigt.
Hoe beoordeelt u de motieven die Canada tot deze stap hebben gebracht?
Het besluit van Canada om de deelneming in het AWACS-programma te beëindigen betreft een nationale aangelegenheid. Nederland is van mening dat het AWACS-programma een belangrijke bijdrage levert aan internationale missies en een succesvol voorbeeld vormt van multinationale samenwerking.
Zijn er andere deelnemende Navo-partners die een soortgelijke stap overwegen? Zo ja, welke zijn dat en wat zijn hun overwegingen?
Er zijn, voor zover bekend, geen andere Navo-partners die overwegen de deelneming in het AWACS-programma te beëindigen.
Heeft de Canadese stap gevolgen voor de Nederlandse positie in het Awacs samenwerkingsverband? Gaat het Nederland nu meer geld kosten?
De landen die deelnemen in het AWACS-programma hebben te kennen gegeven dat het Canadese aandeel in de kosten van het programma niet zondermeer wordt overgenomen. De deelnemende landen voeren nog overleg met Canada over de financiële gevolgen van het besluit uit het programma te stappen. Het is op dit moment niet duidelijk welke gevolgen er zullen zijn voor het moderniseringsprogramma en de operationele inzet van de AWACS-vliegtuigen.
Is Nederland van plan zelf ook de deelname aan het Awacs samenwerkingsverband tegen het licht te houden? Zo ja, wat zijn daarbij de overwegingen? Zo nee, waarom niet?
Beëindiging van de Nederlandse deelneming in het AWACS-programma is niet aan de orde.
Het bericht ‘Drugsinfiltrant VS actief in Nederland’ |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Drugsinfiltrant VS actief in Nederland»?1
Ja.
Zijn de feiten in dit artikel correct?
De suggestie in het artikel dat sprake was van de inzet in Nederland van een criminele burgerinfiltrant, is ook door de verdediging naar voren gebracht in de Nederlandse strafzaak die in dit artikel wordt genoemd. Op verzoek van het openbaar ministerie heb ik het Amerikaanse Ministerie van Justitie om opheldering verzocht. Ik heb daarop van de Verenigde Staten van Amerika (VS) een formele reactie ontvangen die inhoudt dat de beweringen geen doel treffen en dat in deze zaak geen sprake is geweest van een DEA-undercoveroperatie in Nederland. Op dit moment is het aan de Nederlandse strafrechter om tot een oordeel te komen over deze zaak.
Wat zijn de regels met betrekking tot (buitenlandse) criminele burgerinfiltranten?
Tussen de VS en Nederland geldt een rechtshulpverdrag. Dat verdrag schrijft voor dat voor onderzoekshandelingen op elkaars grondgebied een rechtshulpverzoek nodig is.
Voor onderzoek in Nederland geldt dat naar Nederlands recht wordt beoordeeld of de gevraagde handelingen kunnen worden uitgevoerd. Onderzoek in Nederland ten behoeve van een andere staat vindt altijd plaats onder toezicht en leiding van het Nederlandse openbaar ministerie en de politie. Dit betekent dat buitenlandse politiediensten op Nederlands grondgebied in hun bevoegdheden zijn beperkt en niet zelfstandig opsporingshandelingen mogen verrichten. Het gebruik van het opsporingsmiddel infiltratie is in Nederland, ook op verzoek van een ander land, alleen mogelijk voor zover de Nederlandse regelgeving dat toelaat. De inzet van een burgerinfiltrant is aan strikte voorwaarden gebonden. Bij de behandeling van de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) heeft de Tweede Kamer destijds een motie aanvaard, waarin is vastgelegd dat de inzet van criminele burgerinfiltranten niet is toegestaan2. De regering heeft de motie destijds overgenomen3. In 2003 heeft de toenmalige Minister van Justitie aan de Tweede Kamer te kennen gegeven van mening te zijn dat het in zeer uitzonderlijke gevallen, en met de nodige waarborgen, voor de opsporing van mogelijk terroristische misdrijven toch mogelijk moet zijn om gebruik te maken van de criminele burgerinfiltrant4. Het voorgaande is verwerkt in de Aanwijzing opsporingsbevoegdheden van het openbaar ministerie (http://www.om.nl/organisatie/beleidsregels/overzicht/opsporing/@158933/aanwijzing-1/).
Is het waar dat een buitenlandse infiltrant altijd onder leiding moet staan van een Nederlandse opsporingsdienst?
Zie antwoord vraag 3.
De langstudeerdersboete voor topsporters |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Studieboete dreigt voor Nederlandse olympiërs»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de langstudeerdersboete op deze manier een ontmoedigende werking heeft voor jongeren die zich op hun sport willen toeleggen? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. Elke student kan al één jaar uitlopen in de bachelorfase en één jaar in de masterfase voordat het verhoogde wettelijk collegegeld van toepassing is. Met deze extra uitloopjaren en de aangekondigde tijdelijke verruiming van de mogelijkheid om het bedrag van het verhoogde collegegeld te lenen, wordt studenten die bijvoorbeeld bestuurswerk willen doen of die naast de studie topsport bedrijven, hiervoor ook de ruimte geboden.
Studenten kunnen verder in een bijzondere situatie bij hun instelling een beroep doen op een bijdrage uit het profileringsfonds. In de wet is geregeld in welke bijzondere situaties dit mogelijk is. Daarnaast kan de instelling zelf regels stellen voor een beroep op het profileringsfonds. Sommige universiteiten en hogescholen, zoals bijvoorbeeld Fontys, hebben topsportersregelingen, waarbij bijvoorbeeld excellente sporters een financiële compensatie krijgen voor de opgelopen studievertraging.
Ik wil de keuzevrijheid van de student en de diversiteit van de instellingen bevorderen. Studenten kunnen kiezen voor een instelling met beleid dat voldoende uitdagend is en dat onderwijs biedt dat het beste aansluit bij hun talent. Dit geldt voor topsporters, maar ook voor studenten met andere ambities. Verschillende instellingen moeten verschillend beleid neerzetten, waardoor studenten kunnen kiezen wat hen het beste aanspreekt.
Ook kunnen sporters sponsors zoeken die hen financieel kunnen ondersteunen. Studenten die topsport bedrijven kunnen onder bepaalde voorwaarden ook een uitkering krijgen van het NOC*NSF.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat topsport via de langstudeerdersboete afgeremd wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de topsporters uit te zonderen van deze maatregel?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 ben ik van mening dat het aantal uitzonderingen op de langstudeerdersmaatregel zeer beperkt moet zijn. Ook heb ik daar aangegeven dat ik niet van mening ben dat de topsport via de langstudeerdersboete wordt afgeremd.
Deelt u de mening dat dit bericht helder aantoont dat de boete zijn doel voorbij schiet en dat het beter is zo snel mogelijk een andere regeling te bedenken?
Nee, ik deel deze mening niet. Zie hiervoor het antwoord op vraag 2 en 3. Ik heb deze mening ook eerder meegedeeld in de beantwoording van Kamervragen op 4 april jl. (Kamervragen (aanhangsel), 2011–2012, 2032).
Problemen bij de opleiding tot ambulancebroeder |
|
Attje Kuiken (PvdA), Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Studie medisch hulpverlener op losse schroeven»?1
Ja.
Hoe kan het dat een sector om een bepaalde opleiding vraagt en vervolgens geen stageplaatsen kan of wil aanbieden?
De ziekenhuizen hebben bij de ontwikkeling van de opleiding medisch hulpverlener aangegeven dat zij behoefte hebben aan deze opleiding en zijn enthousiast over de opleiding medisch hulpverlener.
De sector geeft aan dat de nieuw opgeleiden nog wel plaats moeten vinden op de werkvloer. Nu het aantal aanmeldingen van studenten voor deze opleiding de verwachtingen overtreft, is het ingewikkelder geworden. Het aantal aangeboden stageplaatsen is daarmee onvoldoende voor het aantal studenten. De hogescholen en het werkveld hebben elk jaar overleg over het aantal toe te laten studenten. Afgelopen jaar is de instroom van het aantal studenten van 90 plaatsen naar 75 plaatsen teruggebracht.
Voor de ambulancesector en de spoedeisende hulp in de ziekenhuizen is daarbij het vraagstuk van de juridische inbedding van de afgestudeerden van de opleiding medisch hulpverlener rond de bevoegdheden in de voorbehouden handelingen relevant. Daarover wordt met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de hogescholen, de ziekenhuizen en de ambulancesector gesproken, met als doel op zo kort mogelijke termijn doch in ieder geval (ruim) voordat de studenten zijn afgestudeerd en de arbeidsmarkt betreden, zij een volwaardig eigenstandig beroep in de zorg kunnen uitoefenen. Hierbij is, voor zover mogelijk, een breed gedragen advies vanuit de sector noodzakelijk.
Deelt u de mening dat de student nu de dupe wordt en het tekort aan medisch hulpverleners niet slinkt en dat deze situatie ongewenst is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit probleem voor de student zo snel mogelijk op te lossen?
Ja, die mening deel ik. Onzekerheid voor studenten over de toekomst van de beroepsuitoefening is altijd ongewenst, ook in het geval van de opleiding medisch hulpverlener. Ik heb in de beantwoording van vraag 2 aangegeven dat het ministerie in gesprek is met het veld over de noodzaak en mogelijkheden van juridische inbedding van de afgestudeerden op de arbeidsmarkt. Om zorg te dragen voor voldoende stageplaatsen is de opleiding medisch hulpverlener vanaf het collegejaar 2012–2013 opgenomen in het Stagefonds. Het Stagefonds maakt het mogelijk dat zorginstellingen die stageplaatsen realiseren voor deze studenten een bijdrage krijgen voor de kosten van de stagebegeleiding. Ik ga er vanuit dat de opname in het Stagefonds zijn vruchten zal afwerpen wat betreft het positief beschikbaar stellen van stageplaatsen. Gelet op het feit dat de opleiding pas recent is opgenomen in het fonds zijn op dit moment hierover nog geen resultaten bekend.
De ziekenhuizen hebben tevens initiatief genomen om in samenwerking met de hogescholen zowel de inbedding als overige organisatorische problemen gezamenlijk op te pakken. Zo wordt het beroepsbeeld nader gespecificeerd en wordt binnen de zorginstellingen nader naar passende stages gezocht.
Niet functionerende psychiater/artsen die bij disfunctioneren jaren door kunnen werken |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de tv-uitzending waarin schokkende verhalen over een niet-functionerende psychiater aan de orde kwamen?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat uit de verhalen van personeel, familie en patiënten naar voren komt dat de psychiater een schrikbewind voerde en zijn gang kon gaan, en zelfs personeel en de familievertrouwenspersoon adviseerde de familie uit angst geen klacht in te laten dienen? Wat zegt dit over de sfeer op de afdeling en het gevoel van veiligheid van de patiënten?
Ik ben bekend met de uitzending en de hierin vertelde verhalen van personeel, familie en patiënten over hun gebrekkige samenwerking met de betreffende psychiater. Ik onderken ook het belang van een veilige werk- en behandelsfeer voor personeel, patiënten en hun familie. Dit is voor mij onlosmakelijk verbonden met goede zorg op maat. Dat is ook de reden dat het wetsvoorstel verplichte ggz voorziet in de toekomstige verplichting voor ggz-instellingen tot het hebben van een familievertrouwenspersoon (fvp). De landelijk nu al beschikbare patiëntvertrouwenspersoon (pvp) is op basis van zijn overeenkomst met een ggz-instelling gebonden aan geheimhouding. Dat betekent dat deze pvp onafhankelijk is in zijn functioneren en wanneer nodig een melding kan doen bij de IGZ in het geval van eventuele misstanden. Er wordt in dergelijke gevallen een zogenaamde signalering gedaan op basis van onderbouwde feiten. Dit zou voor een Raad van Bestuur van een ggz-instelling aanleiding moeten zijn om te komen tot een passende oplossing voor de geconstateerde problemen, zodat er alsnog een veilige werk- en behandelsfeer wordt gecreëerd.
Overigens heb ik begrepen dat Lentis maatregelen heeft getroffen binnen de behandelafdeling en dat de betreffende psychiater niet meer werkzaam is in deze instelling. Het is aan de IGZ om, als toezichthouder, wanneer nodig aanvullende maatregelen te treffen om herhaling van eventuele misstanden te voorkomen.
Is u bekend dat het bestuur van de desbetreffende instelling inmiddels een verbeterplan heeft opgesteld? Is de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) betrokken bij advisering ter verbetering en controle op resultaat?
Ja. De instelling heeft de IGZ geïnformeerd over het verbeterplan. Een inspectiebezoek d.d. 5 juli jl. gaf geen aanleiding tot aanvullende maatregelen. De IGZ blijft nauwlettend toezicht houden op de uitvoer en implementatie van dit plan.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een tv-programma nodig is om het disfunctioneren van een arts voor een nieuwe werkgever aan het licht te brengen?
Ja. Het is belangrijk dat werkgevers zelf onderzoek doen naar nieuwe werknemers voordat zij deze aannemen. Hierbij dient aandacht te zijn voor het functioneren van de potentiële nieuwe werknemer in het verleden. Bijvoorbeeld door referenties te vragen, maar vooral ook door na te gaan of de rechter tuchtmaatregelen heeft opgelegd of dat de IGZ bevoegdheidsbeperkende maatregelen heeft opgelegd. Werkgevers kunnen dit vanaf 1 juli 2012 nagaan in het BIG-register.
Daarbij vind ik het belangrijk dat collega-artsen ook hun verantwoordelijkheid nemen bij disfunctioneren. De beroepsgroep is primair zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de geleverde zorg. Binnen de medische beroepsgroep wordt hard gewerkt aan het bespreekbaar maken van disfunctioneren. Ik vind het belangrijk dat alle beroepsorganisaties beschikken over gedragsregels in het kader van het bespreekbaar maken van disfunctioneren en zal daarover met de betreffende beroepsorganisaties in gesprek treden.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over dat artsen, na falend handelen, gewoon hun gang kunnen gaan, wat voor patiënten niet inzichtelijk is?2
Ja. Ik verwijs u verder naar het antwoord op vraag 11.
Klopt het bericht dat een niet functionerende orthopedisch chirurg, de heer C. de B., nog steeds in het BIG-register (Beroepen Individuele Gezondheidszorg) staat en zijn werk op ieder moment kan oppakken?3
Het klopt dat de heer de B. staat ingeschreven als orthopeed in het BIG-register. Alleen de rechter kan besluiten een BIG-registratie in te trekken. De IGZ heeft de afspraak met de heer C. de B. dat hij gedurende de looptijd van alle onderzoeken – waaronder nu nog tuchtprocedures – niet als orthopeed aan de slag gaat. In het najaar rondt de inspectie haar eigen onderzoek naar het functioneren van de heer C. de B. af. Wanneer de rechter besluit tuchtmaatregelen op te leggen aan de heer C. de B. zal dit in het BIG-register worden gepubliceerd.
Vindt u het wenselijk dat een arts, zoals de voornoemde heer, die aantoonbaar faalt, tot op de dag van vandaag nog in het BIG-register staat en de fouten en zijn slechte staat van dienst voor zorgconsumenten niet inzichtelijk zijn?
Het doorhalen van een BIG-registratie is een ingrijpende maatregel, voorbehouden aan de tuchtrechter. Overigens worden alle maatregelen van het tuchtcollege, met uitzondering van een waarschuwing, vanaf 1 juli jl. aangetekend in het BIG-register, zie ook mijn antwoord op vraag 4. De IGZ kan hangende een tuchtprocedure een onderzoek instellen naar het functioneren van een betrokken zorgprofessional in relatie tot de patiëntveiligheid. In het geval van de heer C. de B. is de afspraak gemaakt dat hij gedurende de looptijd van alle onderzoeken – waaronder nu nog tuchtprocedures – niet als orthopeed aan de slag gaat.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat, ondanks (of juist door) huidige regels en procedures, artsen die fouten maken heel lang hun gang kunnen gaan, totdat er wordt ingegrepen en informatie openbaar wordt?
Ik verwijs u verder naar het antwoord op de vragen 10 en 11.
Is er een manier denkbaar waarop een psychiater/arts zich verplicht toetsbaar opstelt, hangende een onderzoek naar het functioneren, zodat herhaling kan worden voorkomen?
Bij twijfels over het functioneren van een zorgprofessional – bijvoorbeeld naar aanleiding van een melding – stelt de IGZ onderzoek in. De IGZ beoordeelt of het functioneren van de desbetreffende zorgprofessional een risico is voor de patiëntveiligheid. Tijdens dit onderzoek moet een zorgprofessional zich toetsbaar opstellen. Wanneer de betreffende professional dat niet doet, weegt de IGZ de houding van de professional mee in haar oordeel dat gericht is op de borging van de veiligheid en kwaliteit van de zorg.
Overigens is de onder toezicht gestelde op grond van de Algemene wet bestuursrecht verplicht de IGZ die informatie te geven die nodig is voor houden van toezicht. Indien de betreffende professional onvoldoende meewerkt kan de toezichthouder de gewenste informatie vorderen. Dit is juridisch afdwingbaar.
Daarnaast kan de IGZ – in geval van een zelfstandig gevestigde professional – een bevel geven indien de professional niet, onvoldoende of op onjuiste wijze verantwoorde zorg levert en aan kwaliteitsbewaking doet (artikel 40 wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg).Dit bevel is van kracht totdat er waarborgen zijn dat de praktijkvoering van de betrokken zorgprofessional geen gevaar oplevert voor de patiëntveiligheid.
Op welke manier gaat u voorkomen dat artsen die zich niet gedragen, of – erger nog – zich misdragen en grote fouten maken, jaren door kunnen werken, totdat er een tuchtrechtuitspraak of uitspraak van de IGZ ligt? Op welke manier wordt hier rekening gehouden met het gevoel van patiënten die slachtoffer zijn van een medische fout of misdragingen van een arts en de bescherming van nieuwe patiënten?
Zoals in de brief over het tuchtrecht4 aangegeven zal in de Kaderwet tuchtprocesrecht de mogelijkheid worden opgenomen tot het treffen van een voorlopige voorziening (bijvoorbeeld schorsing). Daardoor kan bij een ernstig vermoeden van een handelen of nalaten waardoor het algemeen belang zeer ernstig wordt geschaad of dreigt te worden geschaad, aan de BIG-geregistreerde zorgverlener een voorlopige bevoegdheidsbeperking worden opgelegd totdat er een definitieve uitspraak is. Zoals in deze brief aangegeven wil ik tevens andere mogelijkheden onderzoeken om vooruitlopend op een tuchtuitspraak de zorgverlener te kunnen beperken in de uitoefening van zijn beroep. Ik kom hierover na de zomer met voorstellen naar uw Kamer.
Deelt u de mening dat het BIG-register en de IGZ momenteel niet voldoen in het voorzien van relevante informatie over het functioneren van artsen/behandelaren voor zorgconsumenten? Deelt u voorts de mening dat er voor zorgconsumenten een herkenbare site moet komen, waarop voor patiënten relevante informatie over artsen/ behandelaren te vinden is? Zo nee, waarom niet? Wat gaat u er dan aan doen om relevantie informatie over het functioneren van artsen/behandelaren voor zorgconsumenten inzichtelijk te maken?
Met de recente wetswijziging van de Wet BIG5 heb ik de mogelijkheden uitgebreid om bevoegdheidsbeperkende maatregelen openbaar te maken. Sinds 1 juli 2012 kan iedereen kennis nemen van alle tuchtmaatregelen – behalve de waarschuwing – opgelegd door de tuchtrechter en van de bevoegdheidsbeperkingen die door de IGZ zijn opgelegd. Deze publiceer ik op http://www.bigregister.nl/zoeken/zoekenopbevoegdheidsbeperking. Hiermee beoog ik meer openheid en transparantie te bewerkstelligen. Het openbaar maken van bevoegdheidsbeperkende maatregelen zorgt ervoor dat zorgconsumenten, collega’s en werkgevers beter zicht krijgen op het functioneren van BIG-geregistreerde zorgprofessionals. Door de openbaarheid heeft de zorgconsument meer inzage in het functioneren van beroepsbeoefenaren en is hij beter in staat dan voorheen om ervoor te kiezen om van de diensten van bepaalde zorgprofessionals geen gebruik te maken.