Misbruik van de visavrijstelling voor inwoners van Balkan-landen |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD), Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
Leers |
|
Kent u het artikel «Germany and France demand reintroduction of Balkan visas»1 en het artikel «Snel noodrem voor visa»?2
Ja.
Hoeveel asielverzoeken uit Balkanlanden heeft Nederland ontvangen sinds de invoering van het visavrije regime? Kunt u dit per land uitsplitsen? Hoeveel verzoeken werden in de andere Europese lidstaten ontvangen?
Nadat de Westelijke Balkanlanden3 in 2009 en 2010 visumvrij zijn gesteld voor de EU, heeft een aantal lidstaten te maken gehad met een aanzienlijke groei van asielverzoeken uit de regio. Duitsland en Zweden, die volgens de cijfers van UNHCR, na de visumliberalisatie, jaarlijks enkele duizenden asielaanvragen uit deze landen hebben ontvangen, blijven de meest favoriete bestemmingslanden. Daarnaast hebben ook België, Luxemburg en Zwitserland te maken met toegenomen aantallen asielzoekers.
Nederland heeft, in vergelijking tot de hierboven genoemde bestemmingslanden, minder asielaanvragen uit de Westelijke Balkan ontvangen. De reden hiervan ligt in de relatief snelle asielprocedures in Nederland (bijna 60% wordt beslist in 8 dagen), waardoor het voor indieners van aanvragen die niet voldoen aan de criteria voor bescherming minder interessant is om hier asiel aan te vragen.
Hieronder staan de aantallen per jaar en per land.
2009
2010
2011
Albanië
20
20
30
Bosnië
20
10
30
Macedonië
10
390
270
Montenegro
<5
<5
0
Servië
60
60
110
Voor 2012 heb ik de gevraagde gegevens per land niet beschikbaar. Dit hangt samen met de gefaseerde invoering van het nieuwe systeem van de IND, INDiGO, waardoor deze gegevens tijdelijk niet beschikbaar zijn.4
Is het waar dat een groot deel van deze asielzoekers in feite economische migranten zijn, die asiel aanvragen vanwege het gebrek aan goede gezondheidszorg, werkloosheid en gebrek aan goed onderwijs in het land van herkomst?3
Mede uit rapportages van de Europese Commissie blijkt dat de asielaanvragen die de onderdanen van de Westelijke Balkanlanden in de EU-lidstaten indienen, overwegend niet voldoen aan de geldende criteria en daarom niet worden gehonoreerd. Dit geldt ook voor Nederland. In de voortgangsrapportage6 van de Commissie wordt er tevens op gewezen dat de voornaamste redenen voor vertrek uit de regio economisch van aard zijn.
Hoeveel van deze verzoeken vallen volgens u onder misbruik van de visumvrijstelling?
Het aantal asielverzoeken waarbij sprake is geweest van misbruik van de visumvrijstelling is niet bekend. Wel constateert de Europese Commissie in haar voortgangsrapportage dat het percentage asielaanvragen uit de Westelijke Balkan dat wordt ingewilligd, erg laag is. Dit geldt ook voor de in Nederland ingediende asielaanvragen. Hiervan is in 2010 en 2011 slechts tussen de nul en twee procent ingewilligd.
Hoeveel van deze asielzoekers gaan na afwijzing van het asielverzoek in Nederland de illegaliteit in?
Mede gezien de hoge terugkeercijfers zijn er geen signalen die erop wijzen dat deze vreemdelingen na afwijzing van hun asielverzoek de illegaliteit opzoeken.
Staat u open voor het voorstel van de Servische premier Dacic om te kijken naar mogelijkheden om dit probleem op te lossen anders dan door het schrappen van visavrij personenverkeer? Wat zouden deze alternatieven volgens u kunnen zijn?
De afschaffing van de visumplicht was gebaseerd op het oordeel van de Commissie dat de betreffende landen voldeden aan de benchmarks voor visumliberalisatie. Om te borgen dat landen waarvoor de visumplicht wordt afgeschaft ook blijvend aan die benchmarks voldoen en om ongewenste gevolgen van de afschaffing van de visumplicht te kunnen bestrijden, heeft de Commissie op initiatief van Nederland twee toezeggingen gedaan. Allereerst zal de verdere voortgang worden gemonitord en daarnaast wordt een noodremprocedure in het leven geroepen die het in bepaalde gevallen mogelijk maakt visumliberalisatie alsnog op te schorten.
Het afschaffen van visumliberalisatie voor de landen van de Westelijke Balkan is momenteel (nog) niet aan de orde. In een brief die zes lidstaten, waaronder Nederland, aan de Commissie en het voorzitterschap hebben gericht, wordt aandacht gevraagd voor het probleem dat een aantal lidstaten heeft met de hoge asielinstroom vanuit de regio. Ook wordt de Commissie verzocht om maatregelen te nemen tegen derdelanders die misbruik maken van de visumliberalisatie door ongegronde asielaanvragen in te dienen in de lidstaten. Ten slotte wordt in de brief het voorzitterschap opgeroepen zich in te spannen om de onderhandelingen over wijziging van Verordening 539/2001, waar de noodremprocedure onderdeel van is, zo spoedig mogelijk af te ronden.
Achterstand bij jongeren met psychoses |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de berichten: «Mijn leven begint nu pas; Jongeren met psychoses lopen achterstand op,» en «Vroeg ingrijpen»?1
Ja.
Wat vindt u van de schokkende conclusies uit het onderzoek van het Trimbosinstituut dat driekwart van de mensen die op jonge leeftijd een psychose gehad heeft geen betaald werk heeft, gevolgde opleidingen niet afrondt en dat slechts 18% een partner heeft? Deel u de mening dat deze cijfers onacceptabel zijn en dat de positie van mensen die op jonge leeftijd een psychose hebben gehad verbeterd moet worden? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Een psychose is een zeer ernstige aandoening met vaak levenslange impact op de patiënt en zijn familie. Vroege signalering en interventie zijn essentieel om de kans op genezing te vergroten en de schadelijke gevolgen voor patiënt en zijn familie zo veel mogelijk te beperken. De huisarts speelt hierbij een sleutelrol: hij moet als eerst aanspreekpunt bedacht zijn op psychoses bij jongeren, bij vaststelling hiervan snel de juiste behandeling starten of iemand snel doorverwijzen naar meer gespecialiseerde hulpverleners. In het kader van het bestuurlijk akkoord heb ik afspraken gemaakt met veldpartijen, onder meer over het versterken van de rol van de huisarts en de ontwikkeling en versterking van de generalistische basis-ggz. Dit sluit nauw aan bij de behoefte aan vroege signalering en laagdrempelige interventies.
Daarnaast geldt dat volgens het Trimbos instituut er in het land steeds meer «Early Detection & Intervention»-teams bij ggz-instellingen komen. Deze teams richten zich op het screenen van jongeren, die zich bij de ggz melden voor bijvoorbeeld angst of depressie, om te kijken of er sprake is van een verhoogd risico op een psychose. Hiermee kunnen jongeren eerder naar de juiste hulp doorverwezen worden. Hoe eerder zij een adequate behandeling voor hun psychose krijgen, des te beter de prognose. Jongeren komen ook steeds vaker terecht bij een vroegpsychoseteam, waar zij gespecialiseerde hulp kunnen ontvangen.
Als schade door een psychose niet (helemaal) kan worden voorkomen, wordt geprobeerd de patiënt en zijn familie zo goed mogelijk te ondersteunen, te behandelen en te begeleiden. Mede daarom wordt de ggz-care naar de Zvw overgeheveld, zodat de geneeskundige zorg gewaarborgd blijft en waar mogelijk verbetert. Daarnaast, zo stelt het Trimbos instituut, is opkomst van (F)ACT-teams voor jeugdigen een goede ontwikkeling omdat jeugdigen met behulp van deze methodiek in staat zijn om hun dagelijks functioneren op school en werk weer op te pakken waardoor genezing en herstel bevorderd worden.
In het kader van het bestuurlijk akkoord wordt door veldpartijen ook gewerkt aan een plan van aanpak rondom destigmatisering.
Bovengenoemde beleidsinitiatieven zijn gericht op het zo goed mogelijk bereiken, behandelen en ondersteunen van de patiënt en zijn familie. Verder is er voor de familie van mensen met psychische problematiek die op zoek is naar informatie, hulp en ondersteuning sinds een paar jaar de familievertrouwenspersoon (fvp). De fvp is een vertrouwenspersoon die de familie van mensen met psychische problematiek bijstaat. In 2010 is de Landelijke Stichting Familievertrouwenspersonen (LSFVP) opgericht en van start gegaan. De LSFVP moet er voor zorgen dat er een landelijke dekking is voor de fvp binnen de ggz-instellingen. Op dit moment zijn in 35 GGZ-instellingen familievertrouwenspersonen (fvp-ers) werkzaam die families voorzien in advies, bijstand en informatie over de patiënt in de ggz. Voor families van mensen met psychische problematiek die op zoek zijn naar informatie, hulp en ondersteuning maar die geen toegang hebben tot een fvp via hun ggz-instelling of die nog niet in contact zijn met een ggz-instelling is de landelijke advies- en hulplijn ingesteld.
Wat vindt u van de conclusie uit het onderzoek dat er nog vaak te laat ingegrepen wordt bij patiënten met een psychose, waardoor het nog langer duurt voordat een patiënt zijn leven weer op de rails heeft en het heel vaak ook maar deels lukt weer volwaardig te functioneren in de maatschappij?
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere vragen uit over tekort schietende hulp aan psychiatrische patiënten waarin u aangeeft dat familie het beste naar de huisarts kan gaan die goede zorg en doorverwijzing kan regelen?2 Wat vindt u van deze uitspraak, nu uit onderzoek blijkt dat dit nog veel te weinig gebeurt? Hoe gaat u er zorg voor dragen dat patiënten en naasten sneller hulp zoeken, maar dat ook hulpverleners – zoals de huisarts – zich meer proactief opstellen ten aanzien van mensen met (beginnende) psychiatrische problemen?
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich uw antwoord op een eerdere vraag waar de naasten van personen terecht kunnen wanneer zij constateren dat het met betrokkene niet goed gaat en er mogelijk psychiatrische problemen zijn?2 Deelt u de mening dat, ondanks bestaande maatregelen, het toch nog vaak te lang duurt voordat er hulp beschikbaar komt aan mensen met psychoses en dit vergaande effecten heeft op een goede behandeling en het leven van de patiënt? Zo ja, wat gaat u eraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u inmiddels in beeld bij welke instanties mensen met een hulpvraag voor een psychiatrische patiënt zich nu melden, om hoeveel hulpvragen per jaar dit gaat, en wat er met deze meldingen gedaan wordt? Zo ja, kunt u deze gegevens verstrekken? Zo nee, waarom heeft u dit niet onderzocht n.a.v. mijn vorige vragen?2 Gaat u dit alsnog doen om deze groep beter in beeld te krijgen?
Mensen met een hulpvraag voor een psychiatrische patiënt kunnen zich bij verschillende instanties melden, bijvoorbeeld: de huisarts, ggz-instelling, politie, IGZ, GGD. Landelijke registratie van het aantal mensen dat zich meldt met een hulpvraag voor een psychiatrische patiënt, is niet voorhanden. Ik acht het ook niet wenselijk om deze gegevens te gaan registreren. Niet alleen zal de administratieve lasten/registratiedruk toenemen met een landelijke registratie, ook moet gedacht worden aan de privacy van de patiënt. Gegevens over het aantal mensen dat voor hun psychische zorgvraag in behandeling zijn, zijn wel inzichtelijk.
Hoe ziet u de rol van goede voorlichting over psychiatrische problemen en symptomen aan jongeren en ouders, scholen en onderwijsinstellingen om vroegsignalering te stimuleren? Deelt u de mening dat hier meer aandacht voor moet zijn?
Gezien het specifieke karakter van een psychose, een zeer ernstige psychiatrische aandoening met (vaak) grote en levenslange gevolgen voor alle betrokkenen, ligt algemene voorlichting over vroegsignalering van psychoses niet direct voor de hand. Het is ieders verantwoordelijkheid om gedrag dat opvalt en afwijkt van het gedrag dat de jongere normaal gesproken laat zien bespreekbaar te maken met de desbetreffende jongere en/of zijn of haar familie en hem/haar te ondersteunen bij het zoeken naar de juiste hulp. Als dergelijke problemen gesignaleerd worden, kunnen betrokkenen het beste hierover contact opnemen met hun huisarts. Ook docenten en leraren kunnen, als ze de indruk hebben dat er iets aan de hand is, het beste verwijzen naar de huisarts. Huisartsen en andere hulp- en zorgverleners dienen te beschikken over de juiste kennis en vaardigheden om deze problematiek te herkennen en zo nodig de juiste hulp in te schakelen.
Deelt u de mening dat zorg en behandeling ten behoeve van jonge patiënten met psychoses erop gericht moet zijn om weer volledig en volwaardig te kunnen functioneren in de maatschappij, zodat jongeren weer een opleiding kunnen volgen, betaald werk kunnen verrichten en betere sociale relaties hebben? Zo ja, hoe gaat u dit stimuleren? Zo nee, waarom niet?
Het spreekt voor zich dat zorg en behandeling van jonge patiënten met psychoses als doel moeten hebben om deze mensen zo snel mogelijk weer volledig en volwaardig in de maatschappij te laten functioneren. Hierbij dienen de behoefte(n) en mogelijkheden van de patiënt centraal te staan. Zie verder mijn antwoord op de vragen 2, 3, 4 en 5.
Wat betekent het tekort aan antipsychotica voor jonge mensen met een psychose en hun behandeling?3
Indien er een tekort aan bepaalde antipsychotica bestaat, is dit een ongewenste situatie voor patiënten. Jonge mensen met psychosen dienen continu de vereiste medicatie te kunnen gebruiken. Verschillende betrokken partijen acteren derhalve samen binnen de eigen bevoegdheden en mogelijkheden, teneinde continuering van de beschikbaarheid van essentiële geneesmiddelen zo veel mogelijk te waarborgen. Al enige tijd is het mij bekend dat er problemen zijn met de levering van bepaalde medicijnen zoals antipsychotica. Dit geldt bijvoorbeeld voor het geregistreerde antipsychoticum Semap (penfluridol). Door productieproblemen is dit geneesmiddel al langere tijd niet leverbaar.
De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) heeft ten aanzien van het tekort aan Semap op 4 juni jongstleden een advies opgenomen op haar website om het middel terughoudend voor te schrijven opdat het zo lang mogelijk beschikbaar zou blijven voor de meest kwetsbare patiëntengroep. Ik ga ervan uit dat behandelaars en apotheken dit advies hebben gevolgd. Door tussenkomst van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen zijn de laatste partijen die in het buitenland op voorraad waren in Nederland beschikbaar gesteld, maar de registratiehouder heeft momenteel geen Semap meer in voorraad.
Inmiddels heeft een ander bedrijf van de Inspectie voor de Gezondheidszorg begin augustus toestemming gekregen om als alternatief het ongeregistreerde penfluridol (Acemap) af te leveren op basis van art. 3.17. van de Regeling Geneesmiddelenwet («leveren op artsenverklaring») zolang het geregistreerde product niet beschikbaar is. Acemap en Semap zijn vergelijkbaar, omdat beide middelen eenzelfde dissolutieprofiel hebben. Patiënten die Semap gebruiken kunnen in principe zonder problemen worden overgezet op Acemap.
Op de website www.Farmanco.nl worden de niet-beschikbaarheid van geneesmiddelen en de oorzaken daarvan dagelijks bijgehouden. Ook geeft de website informatie over de verwachte datum van beschikbaarheid, de farmaceutische substitutie en de farmacotherapeutische alternatieven.
Het gebrek aan voortgang van meer vrouwen in topfuncties |
|
Keklik Yücel (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Ook bij de overheid weinig vrouwen in topposities»?1
Ik heb kennisgenomen van genoemd artikel.
Hoe beoordeelt u de stagnatie in de opmars van vrouwen aan de top van het openbaar bestuur in de afgelopen kabinetsperiode en welke verklaring heeft u hiervoor?
De laatste jaren is inderdaad sprake van een beperkte groei van het percentage vrouwen bij overheidsmanagers. In 2008 ging het bij de rijksoverheid om 20%, in 2009 24,9%, in 2010 25,9%, in 2011 25,7% en per september 2012 25,9% (cijfers Algemene Bestuursdienst). Een belangrijke rol spelen de bezuinigingen en krimp binnen het Rijk. Deze hebben geleid tot een beperkte instroom. Het gaat om 67 ABD benoemingen in 2011, waarbij 47 managers al een ABD-functie bekleedden.
Vindt u dat de overheid een voorbeeldfunctie heeft en actief beleid moet voeren om een evenwichtige verdeling van mannen en vrouwen in de top van het openbaar bestuur te bewerkstelligen? Zo ja, op welke wijze zou, volgens u, een actieve voorbeeldrol van de overheid vorm moeten krijgen? Zo nee, waarom vindt u dat de overheid hier geen voorbeeldfunctie heeft?
Het huidig kabinetsbeleid gaat uit van zelfregulering, de stimulering van het charter Talent naar de Top, de corporate governance code en de invoering van het amendement Kalma per 1 januari aanstaande. Dit biedt volop mogelijkheden voor maatwerk per organisatie en past bij het uitgangspunt dat het bevorderen van meer vrouwen in de top primair de verantwoordelijkheid van de werkgever is.
Of en in hoeverre de overheid de komende jaren een voorbeeldfunctie moet hebben is een zaak voor het nieuwe kabinet.
Hoe beoordeelt u – in het licht van dit artikel – de matige resultaten en stagnatie zoals weergegeven in de monitor «Talent naar de Top 2011» van het Sociaal en Cultureel Planbureau?2
Bij het in ontvangst nemen van de monitor Talent naar de Top 2011 van het SCP/ Commissie Monitoring Talent naar de Top heb ik mijn zorgen uitgesproken over het tempo van vorderingen. Ook heb ik aangedrongen bij bedrijven/ondertekenaars op het aanscherpen van de ambitie en het tijdig anticiperen op de invoering van het amendement Kalma.
Hoe ziet u de rol van de overheid om de voortgang van de streefwaarde van 30% vrouwen in de top, zoals neergelegd in de motie van het lid Kalma c.s., in 2016 ook daadwerkelijk te kunnen behalen?3
De invulling van deze rol is een zaak voor het nieuwe kabinet.
Vrees voor onwerkbare situatie in Nieuwkoopse plassengebied door Natura 2000 |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Henk Bleker (CDA) |
|
Kent u het bericht «Regels niet te verkopen»?1
Ja.
Is het waar dat het definitief aanwijzen van de Nieuwkoopse Plassen als Natura 2000-gebied beperkingen met zich meebrengt voor wat betreft het recreatief gebruik van de Nieuwkoopse plassen en beperkingen voor het wonen en werken in en rondom de Nieuwkoopse Plassen? Zo ja, kunt u aangeven om welke beperkingen het gaat? Zo nee, kunt u aantonen dat de aanwijzing van de Nieuwkoopse Plassen als Natura 2000-gebied geen beperkingen met zich meebrengt?
Vanaf het moment dat een gebied op de Europese Communautaire Lijst wordt geplaatst, geldt dat de natuurwaarden in het gebied beschermd zijn en behouden moeten blijven. Deze bescherming wordt voor het gebied gespecificeerd door middel van instandhoudingsdoelstellingen in het (concept)aanwijzingsbesluit. Activiteiten die het bereiken van deze doelstellingen bemoeilijken, kunnen met beperkingen te maken krijgen. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om het uitbreiden van activiteiten zoals wegenaanleg en landbouw.
Is het waar dat agrarische bedrijven en andere ondernemers in de omgeving nu al te maken hebben met de beperkingen als gevolg van Natura 2000? Zo ja, kunt u aangeven om welke beperkingen het hier gaat?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat ondernemers in en rondom het gebied zich moeten kunnen blijven ontwikkelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u aangeven welke maatregelen u gaat nemen als blijkt dat ondernemers niet meer kunnen uitbreiden?
Ik deel met u de opvatting dat er rondom Natura 2000-gebieden, zoals de Nieuwkoopse Plassen, ruimte moet zijn voor ondernemers. In de beheerplanprocessen voor Natura 2000-gebieden is veel aandacht voor de verhouding ecologie en economie, mogelijke knelpunten en oplossingen.
Daarnaast wordt met de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) voor Natura 2000-gebieden in het bijzonder voorzien in een integraal programma dat tot doel heeft om vastgelopen vergunningverlening weer vlot te trekken wat betreft het aspect stikstof. De PAS zal er met natuurherstelmaatregelen en stikstofemissiebeperkende maatregelen voor zorgen dat er in en rond de Natura 2000-gebieden weer ruimte komt voor economische ontwikkeling, terwijl tegelijkertijd wordt zeker gesteld dat de natuurkwaliteit in die gebieden behouden blijft of verbeterd wordt.
Om deze ontwikkeling ook daadwerkelijk mogelijk te maken is het van belang dat onderbouwd kan worden dat met deze maatregelen en het terugbrengen van de stikstofdepositie de natuurwaarden behouden worden en het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen mogelijk blijft. Dat behoud en waar nodig herstel was een tijd lang voor de Nieuwkoopse Plassen nog niet geborgd. Daarom is met het traject «PAS op de plaats» door de provincie Zuid-Holland, gebiedspartijen en deskundigen gezocht naar een oplossing, welke nu binnen bereik lijkt. Zie verder het antwoord op vraag 6.
Deelt u de conclusies van het rapport «Economische effecten categorie 2 aanduiding Natura 2000» uitgevoerd door onderzoeksbureau Panteia/EIM waarin wordt gesteld dat een definitieve aanwijzing van het gebied leidt tot een omzetverlies van € 5,6 miljard voor bedrijfsleven en een verlies van bijna 27 000 banen in een periode van vijf jaar tijd in Nieuwkoop? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat bent u bereid hieraan te doen?2
Nee, deze conclusie deel ik niet. Het rapport gaat er onterecht van uit dat alle bedrijven in een straal van 10 km om het gebied zodanig getroffen worden door de aanwijzing van het gebied als Natura 2000-gebied dat er geen enkele ontwikkeling meer mogelijk is. Het merendeel van de bedrijven die door de onderzoekers zijn meegerekend zal geen belemmering ondervinden van Natura 2000-regelgeving.
Daarnaast gaan de onderzoekers er vanuit dat voor het gebied geen oplossing wordt gevonden voor het stikstofprobleem waardoor geen ontwikkelingsruimte beschikbaar zou komen. Zoals hierboven aangegeven heb ik er vertrouwen in dat deze oplossing er wel gaat komen.
Bent u bereid te wachten met het definitief aanwijzen van de Nieuwkoopse Plassen tot Natura 2000-gebied zolang niet bekend is welke beperkingen een definitieve aanwijzing met zich meebrengt voor ondernemers in en rondom het gebied? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u verder ondernemen om de ontstane impasse in Nieuwkoop te doorbreken?
Zolang niet duidelijk is hoe de PAS uitwerkt voor dit gebied, zal ik nog niet overgaan tot het definitief aanwijzen van het gebied. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland komen binnenkort met een advies voor het gebied Nieuwkoopse Plassen en de Haeck, wat betreft het definitief aanwijzen van het gebied in relatie tot het beheerplan en de PAS.
Wat was er eerder, de Nieuwkoopse Plassen als woon-, werk- en recreatiegebied of de Natura 2000-regelgeving?
De bijzondere natuur in dit gebied maakt dit een plezierige woon-, werk- en recreatiegebied. Om dit ook voor de toekomst te behouden is het beschermen van de aanwezige natuur essentieel.
Nieuwe besmettingen Q-koorts |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Henk Bleker (CDA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Melkgeitenbedrijf opnieuw besmet met Q-koorts»?1
Kunt u aangeven hoe het kan dat een bedrijf waar alle geiten zijn gevaccineerd tegen Q-koorts toch weer besmet raakt? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw antwoord? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven of er sprake is geweest van een onzorgvuldige controle van tankmelk, waardoor het bedrijf eerder onterecht Q-koortsvrij is verklaard en daarom nu weer te maken heeft met een besmetting? Zo ja, wie is verantwoordelijk voor deze onzorgvuldige controle en wat gaat u doen om te voorkomen dat dit in de toekomst weer gebeurt? Zo nee, wat is de oorzaak van deze nieuwe besmetting?
Deelt u de mening dat de besmetting van dit bedrijf en mogelijke andere besmettingen een gevaar vormen voor de volksgezondheid? Zo ja, wat gaat u doen om de risico’s voor de volksgezondheid te beperken? Zo nee, waarom niet?
Wat gaat u doen om verdere besmettingen op andere bedrijven te voorkomen?
Cookies op de websites van de Publieke Omroep (NPO) |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Maxime Verhagen (CDA), Marja van Bijsterveldt (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitvoering van de zogenaamde cookie-wet op de websites van de publieke omroep (NPO), zoals bijvoorbeeld op 3FM en Uitzending Gemist?
Ja.
Is het waar dat de reactie van de NPO (op de berichten over het cookie-beleid zoals bijvoorbeeld op nu.nl) dat ze «gebruikersstatistieken nu eenmaal moeten rapporteren naar OCW» enkel een argument biedt om analytics cookies als voorwaarde aan gebruikers te stellen, maar dat dit argument niet op gaat voor tracking cookies die voor hele andere doeleinden gebruikt worden?
Het is juist dat de NPO voor het optimaal uitoefenen van zijn mediawettelijke taak functionele en analytische cookies nodig heeft. Deze analytische cookies worden ook voor de eigen bedrijfsvoering gebruikt. De NPO gebruikt hierbij geen tracking cookies.
Daarnaast genereert de Ster inkomsten met internetreclame. Om hier in het veranderende medialandschap optimaal gebruik van te kunnen maken, wordt er door de Ster met advertentiecookies gewerkt. Volgens de Ster worden met deze cookies geen IP-adressen of NAW-gegevens verwerkt.
Ook worden via invoegtoepassingen van social media cookies geplaatst (zodat gebruikers met bijvoorbeeld hun Facebookaccount kunnen reageren onder berichten). Deze (tracking)cookies worden door derden geplaatst en het gebruik van deze cookies en de daarmee gegenereerde data komt voor rekening van deze derdepartijen. De NPO kiest ervoor deze invoegtoepassingen niet te blokkeren omdat dit de gebruiksvriendelijkheid niet ten goede komt, bovendien is het complex dit te realiseren.
Deelt u de mening dat de NPO zich onterecht achter de Telecommunicatiewet verschuilt wanneer voor gebruikers, die niet gevolgd willen worden door tracking cookies, de website op zwart wordt gezet?
Nee, de Telecommunicatiewet schrijft voor in welke gevallen toestemming moet worden gevraagd om cookies te plaatsen. De NPO plaatst geen cookies zonder toestemming vooraf.
Bent u van mening dat de NPO ook een optie zou moeten bieden om enkel analytics cookies te accepteren?
Nee, ik vind dat de NPO zich aan de wet moet houden en de gebruikers goed moet informeren over het gebruik van cookies. Het media-aanbod dat de Ster verzorgt (reclame) voor de landelijke publieke mediadienst on- en offline maakt onderdeel uit van het publieke bestel. De Ster kan daarom de middelen toepassen die zij noodzakelijk acht bij het verkopen van reclame, mits zij zich daarbij aan de Telecommunicatiewet en de Wet bescherming persoonsgegevens houdt. Voor wat betreft de toepassing van sociale media zie ik, gezien de enorme populariteit van deze sociale media en de kosten en complexiteit die een gedifferentieerde toegang met zich meebrengen, hier niet de noodzaak van in.
Kunt u zo snel mogelijk het gesprek aan gaan met de NPO om te regelen dat gebruikers ook zonder gevolgd te worden door tracking cookies gebruik kunnen maken van de websites van de NPO?
Nee, ik vind dat de NPO zich aan de wet moet houden en voor het overige verwijs ik naar de antwoorden onder twee en vier.
Het bericht dat emissiearme vloeren van de RAV-lijst verdwijnen |
|
Jaco Geurts (CDA) |
|
Joop Atsma (CDA), Henk Bleker (CDA) |
|
Kent u het bericht «Emissiearme stalvloeren in de melkveehouderij dreigen van de Regeling Ammoniak en Veehouderij-lijst (RAV-lijst) te verdwijnen»?1
Ja.
Kent u het bericht «Ammoniak slot op melksector» waaruit naar voren komt dat de eerste meetresultaten van proefstallen wel een ammoniakreductie laten zien van 20–40%, maar dat door Mosquera et al. een hogere emissiewaarde per dier per jaar van 13–14 kg ammoniak wordt gemeten dan op de RAV-lijst?2 3
Ja.
Hoe verhoudt deze problematiek zich tot de begrotingstaakstelling van 2012–2013 van het ministerie van Infrastructuur en Milieu om het beheer van de RAV-lijst te privatiseren?
De problematiek van de stalvloeren in de melkveehouderij staat geheel los van het voornemen de beoordeling van stalsystemen in het kader van de Rav te privatiseren.
Deelt u de mening dat de oorzaak met name ligt in het ontbreken van metingen door enerzijds dure ingewikkelde metingen en anderzijds doordat soortgelijke vloeren worden ontwikkeld welke dezelfde systeemaanduiding krijgen op de RAV-lijst, maar waar enkel de eerste ontwikkelaar voor de meetkosten aan de lat staat? Welke acties onderneemt u?
Nee, ik deel deze mening niet. Niet het ontwikkelen van soortgelijke stalsystemen door anderen (hun registratie vervalt immers eveneens) zorgt voor stagnatie, maar juist dat het binnen de huidige systematiek van voorlopige emissiefactoren profijtelijk is om steeds nieuwe iets innovatievere systemen op de markt te brengen in plaats van het uitvoeren van de metingen. Desalniettemin, zal ik bezien of binnen het kader van de (uitvoering van de) Regeling ammoniak en veehouderij (hierna Rav) aanpassingen noodzakelijk zijn in verband met de problematiek rond metingen en de ontwikkeling van soortgelijke vloeren.
Is het waar dat veel emissiearme vloeren op 1 februari 2014 van de RAV-lijst dreigen te verdwijnen? Welke impact heeft dat op bedrijven die te maken hebben met het Actieplan ammoniak en de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)?
Indien de emissiearme stalvloeren die in februari 2011 met een voorlopige emissiefactor in de bijlage bij de Rav zijn opgenomen, niet bemeten gaan worden, zullen deze in 2014 uit de bijlage bij de Rav worden verwijderd. Het meten van de proefstallen is immers een voorwaarde om voor een voorlopige emissiefactor in aanmerking te komen. Begin dit jaar zal ik fabrikanten wijzen op de gevolgen van het niet bemeten van hun systeem.
Ik ga er vanuit dat in 2014 in elk geval enkele emissiearme stalvloeren met een definitieve (gemeten) emissiefactor in de bijlage bij de Rav kunnen worden opgenomen (naast reeds bestaande) en dat er de daarop volgende jaren nog een aantal zullen bijkomen. Ik verwacht dat hiermee voldoende stalsystemen beschikbaar blijven voor de melkveehouderij om te voldoen aan de doelen van ammoniakuitstoot die in het kader van de PAS zijn gesteld.
Deze problematiek betreft alleen de melkrundveehouderij en heeft daarom geen gevolgen voor het Actieplan Ammoniak Veehouderij.
Welke activiteiten onderneemt u om voor 1 februari 2013 volop te gaan meten, zodat de systemen wel op de RAV-lijst kunnen blijven?
Zie antwoord vraag 5.
In hoeverre denkt u dat het een oplossing kan zijn om de emissiefactor voor melkvee te actualiseren op basis van het rapport van Mosquera e.a.? Welke consequenties heeft dit voor het nationaal emissieplafond (NEC-plafond) en de doelstelling voor reductie van de ammoniakuitstoot van de rundveesector in het kader van de PAS?
De genoemde problematiek van het niet meten van stallen staat los van het al dan niet actualiseren van de emissiefactoren voor melkvee. Overigens ben ik van plan deze actualisatie door te voeren, maar daarvoor moet een geschikt moment worden gezocht omdat ook de maximale emissiewaarde voor melkveestallen in het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij moet worden aangepast. De aanpassing van het Besluit is reeds aangekondigd in Kamerstukken II, 2011/12, 30 654, nr. 99 in het kader van de PAS. De beoogde ingangsdatum hiervoor is 1 januari 2014.
Aangezien de emissiefactoren nog niet zijn gewijzigd en de maximale emissiewaarden nog niet zijn vastgesteld, is het nog niet duidelijk wat het effect hiervan is op de berekende uitstoot van ammoniak in Nederland en dus op het al dan niet voldoen aan het nationale emissieplafond voor ammoniak.
Het definitieve PAS kent een monitoringsprogramma. Hierdoor kan tijdig ingespeeld worden op voortschrijdend wetenschappelijk inzicht.
Deelt u de mening dat er een duidelijk contrast is tussen stalemissies en mestaanwending? In hoeverre bent u bereid om ammoniakbeleid voor de melkveehouderij, waarin zowel stal- als aanwendemissies onderdeel uitmaken van een integrale bedrijfsvoering, in beleid te harmoniseren? In hoeverre kunnen ontwikkelingen zoals kringlooplandbouw hierin een rol spelen?
Nee, die mening deel ik niet. Zowel bij de exploitatie van stallen als bij de aanwending van mest is het verplicht emissiereducerende technieken toe te passen, gebaseerd op het principe van «beste beschikbare technieken». Dit is nodig om de doelen voor ammoniakemissiereductie te kunnen realiseren, mede tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
Ten algemene ben ik voorstander van ontwikkelingen die de kringlooplandbouw bevorderen. Echter een systematiek die uitgaat van een integrale bedrijfsvoering of kringlooplandbouw zie ik niet als een alternatief maar mogelijk op termijn wel als een aanvulling op de toepassing van emissiereducerende technieken.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het overleg tussen u beiden, de sector en de minister van Financiën over de harmonisatie en vereenvoudiging van de (fiscale) regels, zoals aan de Kamer is toegezegd in december 2011?4 Welke ontwikkelingen zijn er op het vlak van het toen voorgestelde meetfonds? Is er wellicht via de PAS in 2013 budget te reserveren voor versnelde metingen van proefstallen en systemen in de tijdelijke RAV?
Wij hebben dit verzoek inmiddels opgepakt en geven er de voorkeur aan om hierbij aan te sluiten bij lopende trajecten. Dit zijn het privatiseren van de beoordeling van stalsystemen door IenM en de toegezegde brief over het subsidie-instrumentarium van EZ.
Het ministerie van EZ zal daarnaast in het kader van de PAS in de jaren 2013 en 2014 het meten van de effecten van het toepassen van (integraal duurzame) stallen en van voer- en managementmaatregelen subsidiëren door het openstellen van een aangepaste versie van de Regeling LNV-subsidies – module «Onderzoek uitstoot integraal duurzame stallen».
Het bericht ‘Treinkaartjes naar België fors duurder’ en de hoge tarieven op de Hanzelijn |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Treinkaartjes naar België fors duurder»1 en met de prijs die gaat gelden op de Hanzelijn?2
Ja.
De prijzen die op 16 oktober 2012 getoond werden in de NS-reisplanner waren voor het traject Zwolle-Lelystad nog via de Veluwelijn berekend, dus via een flinke omweg met veel extra tariefkilometers. Daardoor zijn de weergegeven tarieven niet juist. Per medio november geeft de NS-reisplanner de juiste prijzen op basis van de nieuwe route via de Hanzelijn. Per medio december vermeldt de reisplanner ook de juiste prijzen per januari 2013.
Deelt u de mening dat het hier erg hoge prijzen betreft? Zo neen, waarom niet?
Voor de Hanzelijn deel ik de mening dat de aangehaalde tarieven hoog zijn. In mijn antwoord op vraag 1 heb ik echter duidelijk gemaakt dat de tarieven voor de Hanzelijn zoals die op dit moment in de NS-reisplanner staan niet kloppen. De prijzen die gaan gelden voor de Hanzelijn zullen worden gebaseerd op het juiste aantal tariefkilometers en dus in lijn liggen met de overige NS-prijzen. De prijzen per tariefkilometer zijn namelijk op het hele net gelijk.
Voor de Fyra deel ik de mening zoals geformuleerd in de vraag niet. Zoals bekend zijn NS Hispeed en NMBS vrij in het bepalen van de tarieven voor deze internationale treindienst. De prijs van internationale tickets varieert, maar gemiddeld zullen tarieven voor de Fyra hoger zijn dan die voor de Beneluxtrein. NS Hispeed heeft mij laten weten dat de precieze prijs die de reiziger betaalt, net als in de luchtvaart, wordt bepaald door het moment van boeken, het reistijdstip en de mate van gewenste flexibiliteit bij omboeken. Ik vind het gerechtvaardigd dat reizigers voor een sneller en beter product een hogere prijs betalen.
Wat is de reden voor het feit dat de prijs op het traject Lelystad–Zwolle zoveel hoger is dan het landelijk trajectgemiddelde?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Wat is de reden voor het feit dat de prijs op het traject Amsterdam–Brussel met 35% is verhoogd?
Zoals gezegd in mijn antwoord op vraag 2 zijn de tarieven voor de Fyra niet vast maar variabel. Het is dus niet mogelijk om te stellen dat de prijs met 35% is verhoogd. Maar NS Hispeed heeft de nieuwe Fyra-prijzen inderdaad hoger vastgesteld dan de huidige Benelux-tarieven. De reden hiervoor is het gebruik van de hogesnelheidslijn op deze verbinding, waardoor de reistijd aanzienlijk korter wordt. NS Hispeed en NMBS hebben gezamenlijk bewust gekozen voor marktprijzen voor Fyra. Tegelijk hebben ze de prijzen voor Fyra naar Brussel lager vastgesteld dan de prijzen van Thalys. Met bovendien voldoende beschikbaarheid van het laagste tarief, zo meldt NS Hispeed. Op die manier wil men een deel van de klanten die men indertijd verloren heeft aan Thalys weer terugwinnen.
Denkt u dat de genoemde prijzen reizigers zullen prikkelen om van deze verbindingen gebruik te maken? Zo ja, waar ligt volgens de NS het punt waarop reizigers afhaken in verband met te dure treinkaartjes?
Ik denk dat elke prijs voor sommige reizigers reden zal zijn om niet of op een andere manier te reizen. Er zullen ook reizigers zijn die de huidige tarieven van de Beneluxtrein te hoog vinden. NS Hispeed kan dus niet één punt noemen waarop reizigers afhaken.
NS Hispeed en NMBS hebben uitgebreid onderzoek laten doen naar de prijselasticiteit van de markt waarop de Fyra Amsterdam-Brussel gaat opereren. Dat onderzoek had ook betrekking op tarieven en tariefsoorten. Gebaseerd op het onderzoek is het geheel aan tarieven en tariefsoorten ontstaan dat klaarstaat voor de start van de Fyra Amsterdam-Brussel. Dit is afgestemd op ingroei in de markt en op het behalen van een bepaalde bezetting per trein. NS Hispeed stelt dat het voor het bedrijf financieel aantrekkelijk is om de aangekondigde tarieven te hanteren. Hiermee is er voor ieder klantsegment een breed tarieven- en prijsaanbod en kan de vervoerder beter sturen op de bezetting en daardoor een beter resultaat behalen.
NS Hispeed en NMBS verwachten met de Fyra-tarieven een aantrekkelijk aanbod aan hun klanten te doen. Na de start van de Fyra Amsterdam-Brussel zal daadwerkelijk blijken wat de reactie van de reizigers is. NS Hispeed kan meteen inspringen en bijsturen als de realiteit andere zaken laat zien dan het marktonderzoek.
De kritiek van de federal Aviation Administration (FAA) op het kennisniveau van de luchtvaartinspectie (ILT) |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Joop Atsma (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Buigen voor de macht van de FAA»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de kritiek van de FAA?
Naar aanleiding van de brief van FAA heeft de ILT op 4 oktober 2012 overleg gehad met de FAA in aanwezigheid van de European Aviation Safety Agency (EASA). Het belangrijkste zorgpunt dat daar besproken is, betreft de type-rating van de inspecteurvliegers. Er blijkt sprake te zijn van een interpretatieverschil tussen VS en Europa over de doorwerking van de International Civil Aviation Organization (ICAO)-voorschriften in de Europese regelgeving op dit punt. De FAA vindt dat iedere luchtvaartautoriteit voor alle vliegtuigtypen die door de luchtvaartmaatschappijen van het betreffende land worden gebruikt, de beschikking moet hebben over een inspecteur met een geldig type-rating op dat specifieke type. De ILT en EASA vinden dat dat niet nodig is en ook niet zo staat beschreven in de ICAO-regelgeving, omdat vliegtuigtypen op elkaar lijken. Een inspecteur met een bepaalde type-rating kan certificatiewerkzaamheden uitvoeren op een vergelijkbaar vliegtuigtype. ILT en EASA vinden dat daarmee de veiligheid gewaarborgd is.
Naar aanleiding van de discussie werkt EASA aan de verduidelijking van de Europese procedures. Door de ILT zijn, vooruitlopend daarop, acties ingezet zodat ruimschoots aan de Europese voorgeschreven standaarden zal worden voldaan. Het aantal beschikbare type-ratings zal worden uitgebreid door gebruik te maken van andere Europese Civil Aviation Authority’s (CAA’s) en/of gepensioneerde vliegers. De FAA heeft in een brief positief gereageerd op de door ILT genomen maatregelen (zie ook antwoord op vraag 5).
Kunt u een overzicht geven van bezuinigingen en taakstellingen sinds het jaar 2000 op de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en haar voorgangers (Inspectie voor Verkeer en Waterstaat en de VROM-inspectie)?
In de periode 2000 tot en met 2012 zijn verschillende taakstellingen van achtereenvolgende kabinetten op de begrotingen ingeboekt. De belangrijkste voor de inspectie zijn in die periode de taakstellingen van het kabinet Balkenende IV, het aanvullende Beleidsakkoord, het Kabinet Rutte/Verhagen en het Begrotingsakkoord 2012.
Voor de Vrom-Inspectie bedroeg de taakstelling Balkenende IV een reductie van 20% van het totale aantal fte van de Vrom-Inspectie. De taakstelling Balkenende IV van de Inspectie Verkeer en Waterstaat bedroeg € 6,9 mln, waarvan € 2,2 mln. is ingevuld door vergunningverlenende taken over te dragen aan KIWA N.V. Daarnaast is in het kader van het aanvullend Beleidsakkoord een taakstelling van € 1 mln. ingeboekt op de begroting van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.
De taakstelling Rutte/Verhagen bedraagt voor de Inspectie Leefomgeving en Transport structureel € 11,4 miljoen vanaf 2018 en – € 0,7 miljoen structureel vanaf 2012 als gevolg van de taakstellingen in het Begrotingsakkoord 2012.
Herkent u de in het artikel geschetste relatie tussen de bezuinigingen en het kennisniveau van de ILT? Zo nee, waarom niet?
Ik herken de geschetste relatie slechts ten dele. Op het moment dat er sprake is van bezuinigingen heeft dit altijd consequenties voor de organisatie. Bij de invulling van de bezuinigingen zijn de primaire processen volgende uit de wettelijke verplichtingen en de ILT-verantwoordelijkheden zoveel mogelijk ontzien. Het grootste deel van de taakstellingen is ingevuld door te reorganiseren (minder stafdirecties en overhead). Daarnaast wordt er weloverwogen gekeken naar taken en de wijze van uitvoering daarvan. Er is en wordt gefocust op toezicht en certificatie als primaire verantwoordelijkheden. De borging van het kennisniveau is daarbij een uitgangspunt. Daar waar nodig wordt het kennisniveau door samenwerking dan wel inhuur geborgd.
Kunt u de betreffende brief van de FAA aan de ILT zo spoedig mogelijk aan de Kamer doen toekomen?
De brief is als bijlage bijgevoegd.*) Voor de volledigheid is ook de brief van de FAA na het overleg op 4 oktober bijgevoegd.*) Daarin laat zij weten onder de indruk te zijn van de door Nederland ingezette acties.
Een zieke Burundese vrouw van 67 jaar die acht maanden in vreemdelingendetentie zit |
|
Martijn van Dam (PvdA) |
|
Leers |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten over een 67-jarige dementerende vrouw uit Burundi die al acht maanden in vreemdelingenbewaring verblijft?1 Klopt dit bericht?
Ja.
Bent u bereid om vanwege de leeftijd en de medische klachten van deze mevrouw een alternatief te zoeken voor een verblijf in een detentiecentrum? Kan hierbij gedacht worden aan een meldplicht, een verblijf in een vrijheidsbeperkende locatie of in een variant van beschermde opvang?
Ik hanteer het uitgangspunt om terughoudend om te gaan met het verstrekken van informatie over individuele zaken. Ik kan u wel meedelen dat inmiddels de maatregel van bewaring van betrokkene is opgeheven, na uitspraak van de Raad van State in hoger beroep.
Het is daarmee thans aan betrokkene zelf om te kiezen voor het in de vraag genoemde aanbod, dan wel bijvoorbeeld te gaan verblijven bij familie of kennissen. Op haar rust nog immer een vertrekplicht.
Heeft u kennisgenomen van het aanbod van het Leger des Heils, dat een speciaal huis heeft waar dit soort kwetsbare, oudere mensen kunnen verblijven, in deze zaak? Bent u bereid om dat aanbod te aanvaarden?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw algemene beleid ten aanzien van het detineren van mensen van ouder dan 65 jaar die medische klachten hebben? Wanneer is sprake van zulke bijzondere omstandigheden dat wordt bepaald dat iemand niet geschikt is voor vreemdelingenbewaring? Kan deze beoordeling ook door de rechter worden getoetst?
Indien niet met een lichter middel kan worden volstaan, bijvoorbeeld omdat er een concrete reden is te vrezen dat betrokkene zich niet aan een toezichtsmaatregel zal houden, wordt de vreemdeling in beginsel in bewaring gesteld. De Nederlandse overheid voldoet aan de bepaling uit de Europese terugkeerrichtlijn, die stelt dat bijzondere aandacht wordt besteed aan de situatie van kwetsbare personen. Personen die extra zorg behoeven worden op een afdeling voor extra zorg geplaatst, waar extra zorg, structuur en aandacht worden geboden. Voor alle ingeslotenen is medische zorg naar behoefte beschikbaar, met het activiteitenaanbod wordt ruim aandacht besteed aan het welzijn van ingeslotenen. Aan de bepaling of een ingeslotene niet detentiegeschikt is ligt een individuele beoordeling door een arts ten grondslag. De arts beoordeelt onder andere aan de hand van de mate waarin de ingeslotene voor zijn algemene dagelijkse levensverrichtingen afhankelijk is van hulp van anderen.
Deelt u de mening dat met het detineren van oudere, zieke mensen zeer terughoudend moet worden omgegaan, en dat het uitgangspunt zou moeten zijn dat een alternatieve vorm van bewaring dan de voorkeur verdient? Deelt u tevens de mening dat, als kwetsbare mensen zoals ouderen al in vreemdelingendetentie worden geplaatst, de duur zo kort mogelijk moet zijn? Kan hier in de uitvoering een maximum aan gesteld worden?
Ik acht het van belang dat in alle gevallen een afweging wordt gemaakt of met een lichter middel kan worden volstaan. Dat houdt in dat de individuele situatie van de vreemdeling leidend is voor de toepasselijke toezichtmaatregel. Daarbij bestaat nadrukkelijk aandacht voor kwetsbare groepen als minderjarigen of vreemdelingen met medische problemen. In het kader van het vreemdelingentoezicht wordt door de Hulpofficier van Justitie van de Vreemdelingenpolitie en van de Koninklijke Marechaussee ook altijd een belangenafweging gemaakt, waarbij ook eerst gekeken wordt naar alternatieven voor vreemdelingenbewaring.
Als gevolg van de Europese Terugkeerrichtlijn geldt er in beginsel een maximale duur voor vreemdelingenbewaring van 6 maanden. Deze mag worden verlengd tot 18 maanden als betrokkene niet meewerkt aan het vertrek of als de benodigde documentatie uit het land waar naar toe moet worden uitgezet op zich laat wachten. Voor ouderen is in dit kader geen apart maximum gesteld.
Het gebrek aan toezicht op de naleving van EU sancties tegen Iran |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Uri Rosenthal (VVD) |
|
Kent u het bericht «Pst! Olie kopen?»1
Ja.
Hoe beoordeelt u het dat Brussel totaal niet toeziet op naleving door de lidstaten van sancties tegen Iran? Wat wilt u doen om dit te verbeteren?
Uitvoering van sancties, inclusief het verlenen van vergunningen en ontheffingen, handhaving, en de communicatie met derden over het sanctiebeleid, is een nationale aangelegenheid. De Europese Commissie kan lidstaten aanspreken indien zij de verplichtingen die voortvloeien uit EU sanctieregelgeving niet naar behoren uitvoeren. In het uiterste geval kan de Commissie een inbreukprocedure starten tegen een lidstaat die in gebreke blijft. Tot op heden heeft de Commissie nog nooit van deze mogelijkheid gebruik hoeven te maken.
Voor een krachtig en effectief Europees sanctiebeleid is een strikte en uniforme toepassing van de regels noodzakelijk. Om deze reden is Nederland in EU-verband actief betrokken bij verdere versterking van de coördinatie van de uitvoering van sanctiemaatregelen door de lidstaten.
Hoe schat u de effecten in van de nieuwe door de EU aangekondigde sancties als er niet eens effectief toezicht is op de naleving van eerdere sancties?2
Zoals omschreven in het antwoord op vraag 2 en 4 vindt er wel degelijk toezicht plaats op de naleving van sancties. De recent aangenomen EU sancties zullen de druk op het Iraanse regime verder verhogen.
Hoe is het mogelijk dat in Nederland niet duidelijk is welk ministerie erop toeziet dat Nederlandse bedrijven de sancties naleven, terwijl wij één van de sterkste pleiters zijn voor een strikt sanctieregime?
Er is geen sprake van onduidelijkheid over het toezicht op en de handhaving van sanctie regelgeving. De ministeries van Financiën en van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie zien toe op de strikte naleving van alle economische en financiële sancties. Dit is een prioriteit voor het kabinet.
In de Regeling toezichthoudende ambtenaren Sanctiewet 1977 zijn voor het toezicht specifieke ambtenaren aangewezen van de douane, de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst – Economische controledienst (FIOD-ECD), de Algemene Inspectiedienst, de Erfgoedinspectie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de commandanten van de Nederlandse marineschepen. Voorts houden de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten bestuursrechtelijk toezicht op de naleving van voorschriften met betrekking tot het financieel verkeer. De strafrechtelijke handhaving is in handen van het Openbaar Ministerie, de politie (inclusief de KLPD en de Koninklijke Marechaussee), en de buitengewone opsporingsambtenaren.
Op de website van de Rijksoverheid is een overzicht opgenomen van de bevoegde autoriteiten die vergunningen of ontheffingen kunnen verlenen per onderdeel van ieder sanctieregime. Dit is te vinden op http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-vrede-en-veiligheid/documenten-en-publicaties/rapporten/2011/09/19/overzicht-bevoegde-autoriteiten.html.
Is het waar dat Egypte op grote schaal Iraanse olie vermengt om zo de herkomst te vermommen en het vervolgens aan Europa verhandelt? Zo ja, bent u bereid hier consequenties aan te verbinden en uw ongenoegen over te brengen aan Egypte tijdens uw bilateraal bezoek op 21 oktober a.s.?
Ik beschik niet over aanwijzingen dat dat het geval zou zijn. Tijdens mijn bezoek aan Egypte op 21 oktober jl. heb ik de sancties tegen Iran aan de orde gesteld.
In meer algemene zin dring ik er binnen de EU op aan het olie importverbod tegen Iran uit te breiden met maatregelen gericht op het tegengaan van vermenging van olie.
Herinnert u zich opmerkingen tijdens het algemeen overleg Raad Buitenlandse Zaken op 10 oktober 2012 over het feit dat Zwitserland en Turkije het EU-sanctieregime voor Iran feitelijk ondergraven door lucratieve handel met Iran over te nemen van EU-lidstaten?3 Ziet u mogelijkheden om deze landen ertoe te bewegen de sancties niet te ondergraven? Zo ja, wat gaat u doen?
Het kabinet zet zich samen met andere EU lidstaten op verschillende niveaus in om niet-EU lidstaten te overtuigen van de noodzaak de druk op Iran op te voeren en hen ertoe te bewegen zich aan te sluiten bij het sanctieregime. Tijdens mijn bilaterale contacten bij de afgelopen AVVN is dit onderwerp veelvuldig aan de orde gekomen.
Bent u er van op de hoogte dat in Duitsland gevestigde bedrijven een spil blijken in het illegaal exporteren naar Iran van nucleaire materialen?4 Gaat u er voor pleiten dat de sancties ook binnen de landen van de EU veel beter worden gehandhaafd?
Ik heb geen reden aan te nemen dat de Duitse autoriteiten niet effectief zouden optreden tegen in Duitsland gevestigde bedrijven die de sancties tegen Iran ontduiken.
De EU lidstaten gaan zorgvuldig om met hun verantwoordelijkheden op dit terrein. Zoals reeds aangegeven in het antwoord op vraag 2 acht het kabinet een strikte implementatie van sancties binnen de EU van groot belang.
De door FMO gefinancierde Barro Blanco dam in Panama |
|
Jasper van Dijk |
|
Knapen (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending «Barro Blanco» van Holland Doc?1
De reportage schetst naar mijn mening een eenzijdig beeld van de situatie. De reportage is vooral gebaseerd op de mening van enkele activisten en er lijkt geen wederhoor te zijn toegepast bij het bedrijf (Genisa) of de democratisch gekozen vertegenwoordiging van de Ngäbe-Buglé gemeenschap. Voorwaarde voor het verstrekken van een financiering door FMO aan dit soort projecten is dat onderzoek door onafhankelijke experts vaststelt dat de milieu- en sociale effecten, inclusief de belangen van de lokale gemeenschap, goed zijn onderzocht, beheersbaar zijn en goed worden gemanaged.
Bent u op de hoogte van de protesten tegen de bouw van deze dam vanwege de gevolgen voor de bevolking, het gebrek aan inspraak en de schade aan het milieu?
Ik ben op de hoogte van algemene protesten tegen mijnbouw en waterkrachtenergie projecten in Panama, die zich ten dele ook tegen het onderhavige project richten.
Was u op de hoogte van het feit dat de European Investment Bank (EIB) afzag van dit project omdat zij geen toestemming kreeg voor onderzoek ter plaatse? Zo ja, waarom was dit voor de FMO geen reden om deelname aan het project te staken?
Nee, de Staat wordt als aandeelhouder niet betrokken bij individuele investeringsbeslissingen. Dit is een zaak van FMO zelf.
Komt de FMO-financiering van de Barro Blanco dam tot stand met Nederlands ontwikkelingsgeld? Zo ja, om welk bedrag gaat het? Zo nee, hoe is de financiering wel geregeld?
FMO is een ontwikkelingsbank met publieke en private aandeelhouders. Naast de staat (51% van de aandelen) zijn er verschillende private aandeelhouders: Nederlandse banken (35% van de aandelen) en meer dan honderd kleinere partijen (14% van de aandelen). FMO moet als bank (onder toezicht van DNB) financieel op eigen benen staan. Sinds 2006 hebben aandeelhouders geen nieuw kapitaal meer ingebracht, zijn de door FMO behaalde financiële resultaten consistent positief en heeft het een solide balans. Voor de financiering van dit soort projecten trekt FMO geld aan op de internationale kapitaalmarkten.
Hoe verklaart u de tegenstrijdige informatie over het project, bijvoorbeeld over het gebied dat wel of niet onder water komt te staan, het draagvlak onder de bevolking en de schade aan het milieu?
Onder een deel van de lokale gemeenschap leeft de indruk dat het project een belangrijke inbreuk op de Ngäbe-Buglé Comarca zal vormen en hun leefomgeving zal aantasten.
Om de dialoog tussen de betrokken partijen en waarheidsvinding te optimaliseren, hecht FMO, samen met de andere financiers, veel waarde aan de zogenaamde Ronde Tafel Dialoog. Het betreft hier een initiatief, waarbij de lokale VN vertegenwoordiger als mediator optreedt en een vertegenwoordiger van de katholieke kerk als waarnemer. Zowel formele als informele vertegenwoordigers van de Ngäbe-Buglé bevolking, Genisa en de overheid nemen deel. Ten behoeve van waarheidsvinding zijn verschillende veldmissies uitgevoerd, inclusief metingen en observaties. De uitkomsten van deze Ronde Tafel Dialoog worden op korte termijn verwacht.
Bent u bereid de informatie uit de reportage te onderzoeken? Bent u tevens bereid onafhankelijk onderzoek naar de problemen en klachten van lokale stakeholders te steunen? Zo neen, waarom niet?
FMO heeft bij de acceptatie van dit project een onderzoek laten uitvoeren naar de milieu- en sociale aspecten van dit project door een onafhankelijke, internationale partij. Na de goedkeuring van dit project monitort FMO of de voortgang voldoet aan de afspraken die gemaakt zijn. Hierbij wordt ook gekeken naar klachten vanuit de omgeving en informatie die over het project circuleert. Het in het antwoord op vraag 5 omschreven bemiddelingsproces zal een bepalende bijdrage kunnen leveren aan een onafhankelijk oordeel. Alle deelnemers hebben toegezegd geen mededelingen te doen alvorens dit proces is afgerond en dit heeft geresulteerd in een gezamenlijke verklaring. Ik ben daarom van mening dat de uitkomsten van dit proces moeten worden afgewacht.
Deelt u de mening dat (de financiering van) dit project moet worden stilgelegd, in afwachting van onderzoek? Deelt u de mening dat hierbij ook de uitkomst van de Ronde Tafel Dialoog betrokken moet worden? Zo neen, waarom niet?
Alle werkzaamheden voor dit project blijven buiten het leefgebied van de Ngäbe-Buglé gemeenschap. Het bedrijf heeft aangegeven te willen handelen naar de uitkomsten van de Ronde Tafel Dialoog. FMO zal de uitkomsten meenemen in de monitoring van het project; deze kunnen aanleiding zijn voor aanvullende afspraken en zo nodig sancties.
Hoe oordeelt u over het feit dat sprake is van «greenwashing», met andere woorden dat het project veel minder groen is dan wordt voorgesteld? Wat voor gevolgen heeft dit voor het Nederlandse beleid met betrekking tot emissierechten?
Bij de afweging die FMO heeft gemaakt om te investeren in dit bedrijf, speelde het al dan niet uitgeven van certificaten door het bedrijf geen rol. De investering is gedaan na onderzoek (inclusief onderzoek ter plaatse door onafhankelijke experts) aan de hand van alle internationaal geaccepteerde standaarden op milieu- en sociaal gebied. Hierin wordt ook gekeken naar eventuele bijeffecten. FMO blijft daarnaast monitoren op milieu- en sociale aspecten van dit project.
Beschikt de FMO momenteel over een openbaringsbeleid (disclosure policy), zoals ook de Wereldbank hanteert? Zo neen, waarom niet?
FMO beschikt momenteel niet over een openbaringsbeleid zoals de Wereldbank dat hanteert. Wel zal FMO met ingang van januari 2013 gecontracteerde investeringen publiceren op internet, waaronder investeringen van overheidsfondsen die vóór 2013 gecontracteerd zijn. Dit betekent dat klanten hiervan op de hoogte moeten worden gesteld en contracten voor projecten moeten worden aangepast. Op dit moment wordt dit voorbereid.
Deelt u de mening dat openbaringsbeleid van groot belang is, zodat investeringen van de FMO van tevoren en op projectniveau bekend worden gemaakt en daarbij inspraak mogelijk is? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat dit gebeuren?
Ja. FMO gaat onderzoeken hoe haar openbaringsbeleid kan worden ingevuld, rekening houdend met de belangen van haar klanten. FMO werkt met private bedrijven, die concurreren op de markt. Mede vanwege concurrentie- en marktpositie is het voor deze bedrijven niet altijd gewenst om interne bedrijfsoverwegingen publiek te maken. Om effectief het bedrijfsleven te kunnen ondersteunen moet FMO rekening houden met deze belangen.
Hoe functioneert het klachtenmechanisme van de FMO? Deelt u de mening dat klachten onafhankelijk getoetst moeten worden? Zo ja, wat gaat u ondernemen om dit mogelijk te maken?
FMO beschikt over een eigen, goed functionerende klachtenprocedure. Deze staat op de website van FMO. Daarnaast is FMO in Europees verband binnen EDFI (Association of European Development Finance Institutions) het gesprek aangegaan om te kijken wat de mogelijkheden zijn voor een onafhankelijke ombudsman op Europees niveau voor DFI’s gezamenlijk. Het blijkt zeer complex te zijn om dat in Europees verband te realiseren. FMO gaat nu onderzoeken hoe ze op nationaal niveau een onafhankelijk klachtenmechanisme op zou kunnen zetten.
Het bericht 'Bouwbedrijven rommelen met faillissementen' |
|
Jacques Monasch (PvdA), John Kerstens (PvdA), Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Bouwbedrijven rommelen met faillissementen»?1
Ja.
Bent u, nu dergelijke geluiden steeds meer (bijvoorbeeld ook in de transportbranche) toenemen, voornemens in deze actie te ondernemen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zoals bij de beantwoording van eerdere Kamervragen over het onderwerp faillissementsfraude al is aangegeven heeft de overheid geen rol bij het voorkomen en bestrijden van faillissementsfraude2. Het voorkomen van dergelijke frauduleuze praktijken is een aangelegenheid van de werkgever en werknemer.
Voor de overheid is echter wel een rol weggelegd bij de strafrechtelijke aanpak van faillissementsfraude. Slachtoffers kunnen aangifte doen, waarna het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek kan instellen en tot vervolging kan overgaan. Afhankelijk van de aard, omvang, ernst en complexiteit van de fraude kan dit onderzoek worden opgedragen aan de politie of een bijzondere opsporingsdienst zoals de Inspectie SZW of de Fiscale Inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD). Ook staan voor slachtoffers van ontslagfraude civielrechtelijke mogelijkheden open als er sprake is van faillissement met het oogmerk om afbreuk te doen aan de arbeidsrechtelijke bescherming.
Bent u bereid om samen met sociale partners in bijvoorbeeld bouw en transport om tafel te gaan om een beeld te vormen van inhoud en omvang van de problematiek rondom «faillissementen met een luchtje» als ook om mogelijke maatregelen te bezien? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag twee is verwoord, heeft de overheid geen actieve rol bij de aanpak van faillissementsfraude. Er staat sociale partners echter niets in de weg om in gezamenlijkheid de problematiek in kaart te brengen en mogelijke maatregelen te bezien.
Bent u bekend met het fenomeen dat bouwvakkers worden ontslagen om vervolgens (veelal door hun voormalige werkgever) te worden ingehuurd als «zelfstandige»? Zo ja, vindt u dat een gewenste ontwikkeling? Zo nee, wat wilt u daar tegen ondernemen?
In de afgelopen jaren is in diverse onderzoeken in opdracht van SZW aandacht besteed aan dergelijke vormen van gedwongen zelfstandigheid, zoals het onderzoek «Zelfstandigen zonder personeel» (EIM, 2008) en het onderzoek naar het gebruik van de overeenkomst van opdracht op de arbeidsmarkt (Research voor Beleid, 2011). In deze onderzoeken zijn constructies van ontslag gevolgd door gedwongen zelfstandigheid slechts sporadisch aangetroffen.
Als een werkgever bij het UWV ontslagaanvragen indient omdat hij om redenen van een doelmatige bedrijfsvoering werkzaamheden wil uitbesteden, dan worden die ontslagvergunningen in de regel verleend. Een dergelijke beslissing behoort immers tot de beleidsvrijheid van een ondernemer. Als het werk wordt uitbesteed aan zelfstandigen zonder personeel is het echter van belang of het hier een echte zelfstandige of een schijnzelfstandige betreft. Alleen als het werk wordt uitbesteed aan echte zelfstandigen kan een vergunning worden verleend. Onder een echte zelfstandige wordt in dit geval verstaan iemand die in het bezit is van een relevante Verklaring arbeidsrelatie Winst uit onderneming (VAR-Wuo), van wie aannemelijk is dat hij in fiscale zin als ondernemer kan worden aangemerkt en die is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
In de enkele gevallen dat een werkgever de arbeidsovereenkomsten van werknemers wil beëindigen en daarvoor in de plaats contracten wil aangaan met diezelfde werknemers, of met anderen, met als uitsluitend doel om werknemerschap te vermijden, dan weigert UWV een ontslagvergunning. Het wel kunnen verlenen van een vergunning zou immers betekenen dat de werknemers in feite vogelvrij zijn.
Bent u van mening dat door het gigantische banenverlies in de bouw het voortbestaan van in de sector overeengekomen collectieve arrangementen omtrent bijvoorbeeld scholing en veilige arbeidsomstandigheden in gevaar komt?
De werking van afspraken uit een cao is gebaseerd op de omvang van het collectief. Bij een groot collectief is er meer financiële ruimte om collectieve arrangementen te kunnen realiseren. Verkleining van het collectief kan gevolgen hebben voor de financiële haalbaarheid van afspraken uit de cao. Op dit moment heb ik geen signalen dat sectorarrangementen in de bouw in gevaar komen. Als het gaat om het draagvlak voor cao’s in sectoren, wil ik wijzen op de recente adviesaanvraag aan de SER over dit onderwerp3. De SER is gevraagd om na te gaan of de draagvlakvergrotende initiatieven van cao-partijen die we nu zien voldoende zijn, of dat er nagedacht moet worden over een herstructurering van het cao- en avv- stelsel. Naar verwachting brengt de SER hierover in februari 2013 een advies uit, waarna het kabinet een standpunt zal innemen.
Tekort aan medicijnen |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u ook geschrokken van de berichten dat medicatie bij behandeling tegen kanker en psychosen niet altijd voorradig zijn?1
Het bericht kwam voor mij niet onverwacht, omdat het al enige tijd bekend is dat zich problemen voordoen met de levering van bepaalde medicijnen. Een voorbeeld hiervan is Semap (Penfluridol).
Wat hebben behandelaren en apothekers in deze gevallen voor hun patiënten gedaan als alternatief?
Behandelaren kunnen alternatieve farmocotherapiën aanbieden. Op de website www.Farmanco.nl worden de niet-beschikbaarheid van geneesmiddelen en de oorzaken daarvan dagelijks bijgehouden. Ook geeft de website informatie over de verwachte datum van beschikbaarheid, de farmaceutische substitutie en de farmacotherapeutische alternatieven.
De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) heeft ten aanzien van het tekort aan Semap op 4 juni jl. een advies opgenomen op haar website. Ik ga ervan uit dat behandelaars en apotheken dit advies hebben gevolgd.
Is bij u bekend aan welke medicijnen er nog meer tekort is en wat er in die gevallen gedaan is voor patiënten?
Zie het antwoord op vraag 2.
Zijn de cijfers in het artikel, namelijk 174 onverkrijgbare medicijnen in 2010 tegen 242 onverkrijgbare medicijnen in 2011, een totaal aantal of is dit een topje van de ijsberg?
De in het Volkskrantartikel genoemde cijfers zijn afkomstig uit de databank van Farmanco van de KNMP. Deze databank wordt gevuld aan de hand van meldingen van beschikbaarheidproblemen door apothekers, groothandels en leveranciers. In hoeverre deze meldingen een compleet beeld geven van alle problemen in de beschikbaarheid kan ik niet zeggen. Ik ga ervan uit dat er wellicht meer (tijdelijke) beschikbaarheidproblemen kunnen voorkomen, maar dat die niet een zodanige impact hebben dat zij worden gemeld.
Bent u bereid om samen met uw collegae in de EU een lijst met knelpunten op te stellen en een plan van aanpak om niet leveren van noodzakelijke medicatie te voorkomen en tegen te gaan?
De borging van de continuïteit van de geneesmiddelenvoorziening heeft volop mijn aandacht. Om die reden heb ik begin dit jaar een projectgroep ingesteld, waarin ook de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), het College ter Beoordeling van de Geneesmiddelen (CBG) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) participeren.
Deze projectgroep besteedt ook aandacht aan Europese aspecten, zowel wat betreft de oorzaken als de oplossingsmogelijkheden van leveringsproblemen met medicijnen. Eind 2012 ontvangt de Tweede Kamer een rapportage over de voorlopige bevindingen, conclusies en aanbevelingen van de projectgroep. Ik wil daarop niet vooruit lopen.
De uitwisseling van gegevens van veroordeelde artsen tussen Nederland en België |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de opmerking van een inspecteur voor de gezondheidszorg dat er sprake is van enige uitwisseling van strafmaatregelen tegen artsen die door het Tuchtcollege zijn veroordeeld?1
Die uitspraak kan ik onderschrijven. Naast mijn inspanningen om de verbetering van de uitwisseling en transparantie over beroepsbeoefenaren met een bevoegdheidsbeperking op Europees niveau aan te pakken in het kader van de EG richtlijn erkenning beroepskwalificaties, zijn mijn ambtenaren op dit moment over dit onderwerp in gesprek met Zweden, het Verenigd Koninkrijk en de buurlanden België (Vlaanderen) en op Länder niveau met Duitsland. Doel van deze gesprekken is om verdergaande afspraken te maken -dan mogelijk is op Europees niveau- over uitwisseling en transparantie van straf – en tuchtrechtelijke gegevens van onbevoegde beroepsbeoefenaren.
De Belgische autoriteiten ondersteunen mijn wens dat bevoegde autoriteiten informatie uit moeten wisselen over straf- en tuchtrechtmaatregelen ter verifiëring of zorgverleners in België respectievelijk in Nederland aan de slag kunnen. Een stap verder is het wederzijds erkennen van de straf- en tuchtmaatregelen. In Nederland is op grond van de Wet Beroepen in de individuele gezondheidszorg een in het buitenland opgelegde bevoegdheidsbeperking een reden voor weigering voor inschrijving in het BIG-register. Een onbevoegde Belgische arts kan in Nederland dan ook niet zijn praktijk voortzetten. Dat is niet in alle landen het geval. Met België wil ik over het overnemen van de tucht – en strafmaatregelen van zorgverleners duidelijke afspraken maken, zodat situaties als beschreven in uw bijgevoegde krantenartikel tot een minimum beperkt blijven.
Welke afspraken heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg gemaakt met de Belgische gezondheidsinspectie met betrekking tot gegevensuitwisseling als het gaat om artsen of andere hulpverleners die ernstige fouten hebben gemaakt?
Op basis van en in overeenstemming met de in mijn antwoord op vraag 1 genoemde Europese regelgeving, wisselt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) toezichtgegevens uit met haar collega inspecties in Europa, zo ook met de Belgische gezondheidsinspectie. Zoals gezegd zou Nederland graag verdere stappen zetten en zijn we daarover in overleg.
Een overzicht van opgelegde maatregelen door een tuchtcollege voor de gezondheidszorg of door het College van Medisch Toezicht, en van doorhalingen op grond van een bevoegdheidsbeperking opgelegd door een rechter in het buitenland is via het BIG-register (www.bigregister.nl) in Nederland openbaar en daarmee voor een ieder inzichtelijk.
Van de door een tuchtcollege voor de gezondheidszorg opgelegde maatregelen wordt (behoudens de waarschuwing) een aantekening gemaakt in het BIG-register en vindt een openbare kennisgeving plaats. Dit geldt ook voor bevelen van de IGZ (op grond van de Wet BIG) die een beroepsbeperkende maatregel inhouden.
Mocht het tot een ernstige maatregel komen in dit concrete geval, kan er dan van worden uitgegaan dat dit gemeld wordt aan de Belgische gezondheidsinspectie, zodat zij zich ten volle van haar toezichtstaak kan kwijten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke informatie van disfunctionerende hulpverleners van België ontvangt de Nederlandse Inspectie van de Belgische gezondheidsinspectie? Welke afspraken bestaan er in dat kader?
Zie antwoord vraag 2.
Vrijheidsbeperking |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU), Martijn van Dam (PvdA), Marianne Thieme (PvdD), Bram van Ojik (GL), Gerard Schouw (D66) |
|
Leers |
|
Bent u bekend met het nieuwsbericht van 10 oktober 2012 op de website van Defence for Children: «Rechter voorkomt nodeloze verhuizing. Vrijheidsbeperking asielzoekersgezin mag alleen in uitzonderlijke gevallen»1 over de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 10 oktober 2012?2
Ik ben bekend met de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 oktober 2012. Naar aanleiding van uw vraag heb ik kennis genomen van het nieuwsbericht op de website van Defence for Children.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechter dat, net zoals bij vrijheidsberoving, ook bij vrijheidsbeperking een individuele belangenafweging nodig is om vast te stellen of er niet met een lichter middel kan worden volstaan? Deelt u de mening dat deze uitspraak het pleidooi onderschrijft om uitgeprocedeerde asielzoekers met kinderen, en in het bijzonder wanneer er geen onderbouwd risico op onttrekking is, vaker en langer de gelegenheid te geven om vanuit een vertrouwde omgeving te werken aan terugkeer naar, indien dat is aangewezen, het land van herkomst?
In deze individuele zaak is door de rechter geconcludeerd dat onvoldoende was gemotiveerd waarom een vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd. Er is dus sprake van een motiveringsgebrek in een individuele zaak. Hier kunnen dan ook alleen maar conclusies aan worden verbonden voor deze specifieke zaak. De uitspraak bevat geen aanknopingspunten om in algemene zin te concluderen dat uitgeprocedeerde gezinnen met kinderen vaker en langer vanuit een vertrouwde omgeving, bijvoorbeeld het asielzoekerscentrum waar ze verbleven tijdens de asielprocedure, aan terugkeer zouden moeten kunnen werken.
Bent u bereid om met onmiddellijke ingang in ieder geval de verhuizing naar gezinslocaties van kinderen die langer dan vijf jaar in Nederland zijn met onmiddellijke ingang te stoppen omdat het doel van het werken aan uitzetting nu niet aan de orde is?3
Bij brief van 25 september jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 19 637, nr. 1577) heb ik uw Kamer laten weten, dat het kabinet oog heeft voor de gewijzigde politieke verhoudingen, en dat ik in dat licht met de grootst mogelijke zorgvuldigheid, hangende het proces van de formatie, uitvoering geef aan het beleid. Dat geldt ook voor eventuele overplaatsingen van gezinnen, die vallen onder de reikwijdte van de motie.
Heeft u kennisgenomen van de bevestiging van de Hoge Raad van 21 september 2012 van de eerder gedane uitspraak door het Gerechtshof Den Haag over het op straat zetten van uitgeprocedeerde asielzoekergezinnen met minderjarige kinderen?4 Deelt u de mening dat het uitvoeren van een rechterlijke uitspraak die de staat dwingt tot het nemen van verantwoordelijkheid voor dakloze minderjarigen zich niet goed verhoudt tot uw brief aan de Tweede kamer van 18 januari 2011, waarin u aangeeft dat u naar aanleiding van de uitspraak voortaan opvang aan in dit kader opgevangen gezinnen zult verlenen aan de hand van een vrijheidsbeperkende maatregel?5
Ik heb kennisgenomen van het arrest van Hoge Raad van 21 september 2012. De door u gesuggereerde spanning tussen het bieden van onderdak en het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel aan gezinnen met kinderen als gevolg van dit arrest van de Hoge Raad herken ik niet.
Het arrest van de Hoge Raad ziet op een verplichting van de Staat om de belangen van het kind te beschermen en daartoe desnoods maatregelen te nemen, indien de ouders hun verantwoordelijkheid niet of onvoldoende nemen. Behoudens de opmerking dat het opvang- en verzorgingsniveau kan worden afgestemd op de tijdelijkheid van het verblijf dat in het teken staat van het daadwerkelijk vertrek uit Nederland, spreekt de Hoge Raad zich niet uit over de wijze waarop deze verplichting moet worden vormgegeven. Daarnaast dient het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel een ander doel. Het doel van de toepassing van deze maatregel is handhaving van de openbare orde en het beschikbaar houden van de vreemdeling met het oog vertrek. De afweging of de openbare orde de toepassing van de maatregel vordert wordt steeds individueel gemaakt. De vrijheidsbeperkende maatregel is dus niet bedoeld om onderdak te bieden, maar in de praktijk zal het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel wel vaak gekoppeld zijn aan onderdak om de maatregel vorm te geven.
De ontvoering van de Nederlandse fotojournalist Jeroen Oerlemans |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Uri Rosenthal (VVD) |
|
Kent u het bericht over de arrestatie van twee Britse burgers in verband met mogelijke betrokkenheid bij de ontvoering van de Nederlandse fotojournalist Jeroen Oerlemans?1
Ja.
Is er contact geweest tussen de Nederlandse en de Britse overheden over deze arrestatie en eventuele vervolgstappen die hieruit voort kunnen vloeien?
De dienst Nationale Recherche heeft na de ontvoering de aangifte en een verklaring van de heer Oerlemans opgenomen en verder onderzoek verricht. Bij de ontvoering was ook een Brits slachtoffer betrokken. De Britse politie is daarom ook een opsporingsonderzoek gestart. In verband hiermee is er contact geweest tussen de Nederlandse en de Britse opsporingsdiensten, waarbij informatie is uitgewisseld en afstemming heeft plaatsgevonden over de te nemen vervolgstappen. In onderling overleg is besloten om de resultaten van het Nederlandse onderzoek ter beschikking te stellen aan de Engelse autoriteiten en de resultaten van het Britse onderzoek af te wachten omdat dit meer aanknopingspunten biedt. De heer Oerlemans is hiervan op de hoogte gesteld.
Wat kunt u zeggen over de betrokkenheid van het gearresteerde tweetal bij de ontvoering van Oerlemans?
Aangezien de aanhoudingen hebben plaatsgevonden op verzoek van de Britse autoriteiten en het onderzoek aldaar nog loopt kan ik hierover geen mededelingen doen.
Is er inmiddels meer duidelijkheid over de betrokkenheid van de Turkse geheime dienst bij de vrijlating?2 Was er een verzoek tot geheimhouding tot de volgende dag, 27 juli, 12:00 van de Turkse geheime dienst? Zo ja, waarom had dit verzoek de Nederlandse overheid niet bereikt? Zo ja, waarom sprak u dan toch op 26 juli in Nieuwsuur over de vrijlating van Oerlemans?
Neen. Een dergelijk verzoek heeft de Nederlandse overheid niet ontvangen.
Is er voor het interview in Nieuwsuur contact geweest tussen Oerlemans en de Nederlandse overheid, zodat de vrijlating met zekerheid kon worden vastgesteld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welk moment? Wat was de inhoud van dit contact?
Op het moment van de Nieuwsuur-uitzending was betrokkene op Turks grondgebied en niet meer in handen van de gijzelhouders. De uitspraak over zijn vrijlating is gedaan op basis van de op dat moment beschikbare openbare en vertrouwelijke bronnen van onder meer de Nederlandse ambassade in Ankara, alsmede nationale en internationale contacten.
Heeft er inmiddels een evaluatie plaatsgevonden naar aanleiding van de gebeurtenissen rond de vrijlating van Oerlemans? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren de belangrijkste lessen en tot welke wijziging van beleid leiden deze?
Er zijn meerdere momenten na de ontvoeringszaak geweest waarop de gang van zaken in deze ontvoeringszaak is besproken. Dit heeft niet geleid tot wijziging in het beleid.
Het bericht dat illegaal afval dat door gemeenten wordt gedumpt |
|
Manon Fokke (PvdA) |
|
Joop Atsma (CDA) |
|
Kent u de berichten «Afval illegaal «gedumpt» door overheid» en «Gadgetgekte is profijtelijk voor illegale handel Ghana»?1
Ja, die zijn mij bekend.
Is het waar dat grote hoeveelheden elektronische apparatuur «illegaal naar dubieuze sloopplaatsen in Afrika en China» verdwijnen? Zo ja, hoe kan dat en wat gaat u doen om dit tegen te gaan? Om welke hoeveelheden gaat het naar uw schatting? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Mij is niet bekend dat grote hoeveelheden elektronische apparatuur illegaal naar het buitenland worden verhandeld.
Indien gemeenten zelf een deel van hun elektronisch afval verhandelen, is er geen zicht op wat er met dit afval gebeurt, omdat het niet geregistreerd wordt. Recent onderzoek van producentenstichting Wecycle (www.wecycle.nl/futureflows) stelt dat ongeveer 3% van het afgedankte afval in de illegale export terecht zou kunnen komen. Dit is veel lager dan de in de Telegraaf genoemde 10–20%.
Mijn ministerie spant zich al jaren in om illegaal afvaltransport terug te dringen en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) onderhoudt contacten hierover met de autoriteiten van de belangrijke bestemmingslanden in Azië en Afrika.
Jaarlijks worden in Europa honderden illegale afvaltransporten tegengehouden2
waarvan een deel betrekking heeft op elektronica-afval. Hoe groot de stroom illegaal afval is, is niet aan te geven. Het gaat immers om een illegale stroom die zich onttrekt aan het zicht.
De (voorloper van de) ILT heeft de afgelopen tien jaren een groot aantal acties en interventies uitgevoerd in de inzamel- en verwerkingsketen van afgedankte elektrische en elektronische apparaten. De aanpak en resultaten staan beschreven in het rapport «Evaluatie en vooruitblik ketenproject elektrische en elektronische apparaten 2010 – VROM-Inspectie». Dit rapport geeft een compleet overzicht van alle activiteiten en de resultaten van de afgelopen jaren.
De inspanningen richtten zich op meerdere schakels in de keten zoals milieustraten, kringloopwinkels, elektronica-winkels, handelaren, locaties waar containers worden geladen en exporteurs. Het evaluatierapport geeft aan «dat het Nederlandse aandeel in de hoeveelheid illegale geëxporteerde elektronica afval sinds 2008 afneemt. Aangezien de intensiteit van de handhaving in de havens in die jaren niet wezenlijk is veranderd, is dit een indicatie dat de handhavings-inspanningen gericht op het indammen van de stroom afgedankte elektronica uit Nederland vruchten beginnen af te werpen».
Ik beschik, vanuit de Europese regelgeving, over twee manieren om het probleem aan te pakken.
Samen met stakeholders (gemeenten, producenten,verwerkers en detaillisten) bekijk ik de komende periode hoe de richtlijn zodanig geïmplementeerd kan worden dat de keten verder gesloten kan worden en (illegale) lekken verder teruggedrongen kunnen worden.
Ik verwacht dat over circa een half jaar de ontwerpregelgeving de vaststellingsprocedure in gaat, waarbij is voorzien in een voorhangprocedure voor het Parlement.
Gaat er inderdaad afval, afkomstig van Nederlandse gemeenten, buiten de door de overheid erkende kanalen om, naar een illegaal circuit? Zo ja, kan dat strafbare feiten met zich meebrengen en welke zouden dat kunnen zijn? Waarom maken gemeenten gebruik van dat illegale circuit?
Gemeenten moeten hun afval afgeven aan inzamelaars die een vergunning hebben of op de lijst van inzamelaars (VIHB lijst) staan. Geven ze hun afval aan anderen af, dan is sprake van een illegale afgifte.
Bij apparatuur is niet zo zeer sprake van afgifte aan een illegaal circuit, maar van afgifte aan inzamelaars en verwerkers die geen onderdeel uitmaken van het Wecycle circuit (zie het antwoord op vraag 4).
Wat is de juridische status van het convenant over de inname en opslag van e-waste dat in 2011 door Wecycle en ICT~Milieu (namens de producenten en importeurs), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Koninklijke Vereniging voor Afval- en Reinigingsmanagement (NVRD) is afgesloten? Welke gemeenten komen dit convenant niet na en wat zijn de consequenties daarvan?
Hoeveel gemeenten hebben een contract met Wecycle voor het afnemen en verwerken van e-waste? Hoeveel gemeenten houden zich niet aan dat contract? Welke gevolgen kan het niet houden aan een dergelijk contract voor de desbetreffende gemeente hebben?
Wecycle heeft met 414 Nederlandse gemeenten een afgiftecontract afgesloten.
16% hiervan geven waardevol elektronica-afval met restwaarde af aan partijen buiten het Wecycle systeem, om een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren.
Wecycle gaat binnenkort met deze gemeenten in gesprek. Indien zij zich niet aan het afgifteovereenkomst willen houden, zal Wecycle nadere stappen ondernemen.
Deelt u de mening dat, zelfs al zou het in formele zin niet strafbaar zijn, de overheid alleen al vanuit een voorbeeldfunctie geen medewerking zou moeten verlenen aan het verkopen van afval als dat tot gevolg heeft dan in andere landen kinderen onder gevaarlijke omstandigheden sloopwerkzaamheden moeten verrichten? Zo ja, hoe gaat u in overleg met de VNG een einde aan deze praktijken maken? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel die mening. Ik wil de keten verder sluiten en meer zicht krijgen op de stromen, zodat bekend is waar deze blijven. Ik ga dat aanpakken bij de implementatie van de herziene Europese WEEE-richtlijn, die het afvalbeheer van elektr(on)ische apparatuur regelt. Nederland moet deze wijziging vóór 14 februari 2014 omzetten in nationale regelgeving.
Bij deze omzetting zal worden gekeken hoe de keten verder gesloten kan worden, zodat illegale lekken verder teruggedrongen kunnen worden. Ook een wijziging van de registratie, waardoor meer stromen in kaart worden gebracht, behoort tot de opties. Vanzelfsprekend ga ik, vóór dat er keuzes gemaakt worden, in overleg met de verschillende stakeholders, waaronder de VNG.
De onveilige situaties als gevolg van de inzet van niet gekwalificeerde Poolse en Hongaarse chauffeurs bij transport van gevaarlijke stoffen |
|
Attje Kuiken (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending van ZEMBLA over het transport van gevaarlijke stoffen door niet- of onvoldoende gekwalificeerde chauffeurs uit Hongarije en Polen?1 Was u al bekend met dit verschijnsel? Zo ja, welke pogingen hebt u reeds ondernomen om deze gevaarlijke situatie te stoppen? Zo nee, welke middelen gaat u nu inzetten tegen deze ontoelaatbare en gevaarlijke ontwikkelingen?
Ja. Binnen de EU erkennen landen elkaars certificaten en vertrouwen ze op elkaars toezicht op de opleidingseisen. Toezicht op eventuele fraude ligt bij het land van herkomst. In Nederland controleert de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) op de aanwezigheid van het ADR-certificaat bij zowel Nederlandse als buitenlandse chauffeurs. Signalen van fraude met certificaten had de ILT tot nu toe niet. Zodra de ILT dergelijke signalen ontvangt, zal zij deze direct doorgeven aan het land van herkomst.
Ik ben ook bereid deze kwestie bij de betrokken lidstaten en de Europese Commissie aan de orde te stellen. Als inderdaad sprake is van grootschalig misbruik van certificaten in bepaalde landen, is het waarschijnlijk dat meer landen hiermee worden geconfronteerd.
Wat vindt u ervan dat buitenlandse chauffeurs zogenaamd «gecertificeerd» zijn, terwijl deze chauffeurs de certificaten voor 70 euro in Polen kopen, zonder dat ze de opleiding die voor het certificaat nodig is, hebben gevolgd? Hoe gaat u de controle hierop aanscherpen?
Ik vind het onaanvaardbaar dat chauffeurs over een certificaat kunnen beschikken bij het vervoer van gevaarlijke stoffen, zonder daarvoor de juiste opleiding te hebben gevolgd. Dit is in strijd met Europese regelgeving.
De aanwezigheid van een ADR-certificaat is één van de ongeveer twintig punten die door de Inspectie Leefomgeving en Transport worden gecontroleerd bij de controles op het vervoer van gevaarlijke stoffen. In de afgelopen jaren bleek bij 3 000 controles per jaar slechts incidenteel een chauffeur geen certificaat te hebben.
Zie verder het antwoord op vraag 1.
Wat vindt u ervan dat in Nederland de inspecteurs van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) deze misstanden onderkennen, maar daar niet keihard tegen optreden? Wat zegt dat volgens u over de effectiviteit van de ILT?
De ILT treedt bij het constateren van overtredingen consequent op. Aan ieder type overtreding is een boetebedrag gekoppeld, dat wordt verhoogd als sprake is van herhaling. De boetebedragen variëren van enkele honderden euro’s tot meerdere duizenden euro’s per overtreding. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 ligt het toezicht op de opleiding van chauffeurs in land van herkomst en ben ik bereid dit punt onder Europese aandacht te brengen. Het beeld dat door inspecteurs van de ILT niet wordt opgetreden tegen geconstateerde overtredingen, herken ik evenwel niet.
Wat vindt u ervan dat ILT inspecteurs slechts 1% van alle transporten kunnen controleren?
De ILT doet jaarlijks 16 000 weginspecties, waarvan 3 000 specifiek gericht op gevaarlijke stoffen. Het toezicht van de ILT is selectief en gebaseerd op risicoanalyses, waardoor de pakkans van overtreders wordt vergroot.
Het controleren van transporten op de weg is één van de onderdelen van het toezicht van de ILT. De inspectie handhaaft de naleving van wet- en regelgeving daarnaast door middel van ruim 300 bedrijfsinspecties en het geven van voorlichting over wettelijke eisen. Ik ben van mening dat de ILT haar toezicht op deze wijze goed uitvoert.
Wat vindt u ervan,dat de ILT hoopt dat er een ramp met een LPG wagen ontstaat, zodat er eindelijk prioriteit kan worden gegeven aan de risico's bij transport van gevaarlijke stoffen?
Elke inspecteur met hart voor zijn werk heeft wel eens het gevoel dat zijn armen te kort zijn. De ILT laat haar aanpak echter niet door incidenten sturen maar baseert haar toezicht op risicoanalyses. De signalen uit de uitzending worden nader bezien op consequenties en waar mogelijk betrokken bij verdere controles. In algemene zin is er op dit moment geen aanleiding om de werkwijze van de inspectie te wijzigen.
Welke acties hebt u ondernomen na de ZEMBLA uitzending?
Zie het antwoord op vraag 5.
Zijn de genoemde bedrijven in de ZEMBLA uitzending uitzonderingen in de manier waarop ze met de regels en voorschriften omgaan? Hoe weet u dat zeker?
De Inspectie SZW en de ILT onderzoeken dit jaar bij 20 transportbedrijven of sprake is van overtredingen als onderbetaling, illegale tewerkstelling via constructies, misbruik van de cabotageregeling en het voeren van dubbele administraties. Het onderzoek loopt tot eind dit jaar. Ik zal met mijn collega van SZW overleggen op welke wijze de Tweede Kamer zal worden geïnformeerd.
Het bericht 'Albanië kan kandidaat-lidstaat EU worden' |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Uri Rosenthal (VVD) |
|
Kent u het bericht «Albanië kan kandidaat-lidstaat EU worden»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het advies van de Europese Commissie waarin staat dat Albanië klaar zou zijn voor het kandidaat-lidmaatschap van de Europese Unie volstrekt belachelijk is? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar de kabinetsappreciatie over het uitbreidingspakket van de Europese Commissie die op 26 oktober jl. aan de Voorzitter van de Tweede Kamer is verzonden.
Deelt u de mening dat, mocht dit advies worden overgenomen, dit een vorm van enorme geldverspilling zal betekenen gezien de miljoenen die kandidaat-lidstaten als «pretoetredingssteun» vanuit Brussel ontvangen?
De steun die Albanië ontvangt uit de pre-accessiemiddelen van de EU houdt geen verband met een eventueel toekomstig besluit over het toekennen van kandidaat-lid status aan Albanië.
Deelt u de mening dat Albanië, een islamitisch land waarin corruptie en misdaad hoogtij vieren, in geen honderdduizend jaar zou mogen toetreden tot de Europese Unie, ook niet als kandidaat-lid? Zo nee, waarom niet?
Albanië heeft evenals de andere landen van de Westelijke Balkan sinds 1999 een lidmaatschapsperspectief. Indien deze landen voldoen aan alle strenge voorwaarden van het uitbreidingsproces, dan kunnen zij op termijn toetreden tot de EU.