De voorgenomen uitzetting van een Oeigoerse asielzoeker naar China |
|
Khadija Arib (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een voorlopige voorziening heeft getroffen, waardoor de voor vandaag geplande uitzetting van een Oeigoerse asielzoeker naar China tijdelijk is verhinderd?1 Ziet u af van de geplande uitzetting?
Het klopt dat op 9 januari 2013 een uitzetting naar China stond gepland van een Oeigoerse asielzoeker. Op 8 januari 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de voorlopige voorziening van de betrokken vreemdeling toegewezen en bepaalt dat betrokkene niet wordt uitgezet totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist. De uitzetting is derhalve geannuleerd.
Met het oog op het belang van de privacy van de betrokken vreemdeling en gezien het feit dat zijn zaak onder de rechter is, ga ik niet verder in op deze individuele zaak.
Bent u ervan op de hoogte dat deze asielzoeker zich in Nederland actief en publiekelijk heeft ingezet voor de Oeigoerse zaak, bijvoorbeeld door zijn aanwezigheid bij het World Uyghur Congress in 2012, waarvan foto’s op het internet staan en dat daardoor groot gevaar op ernstige mensenrechtenschendingen bij terugkeer naar China ontstaat? Vindt u ook dat daarom opnieuw extra zorgvuldig naar de inhoud van dit asieldossier gekeken moet worden? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid in dit geval af te zien van verdere onomkeerbare stappen totdat duidelijk is welke precieze veiligheidsrisico’s deze asielzoeker bij terugkeer in China zal lopen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat Vluchtelingenwerk Nederland en Amnesty International zich ernstige zorgen maken om zijn veiligheid bij uitzetting naar China? Klopt het dat Oeigoeren die asiel hebben aangevraagd bij terugkeer naar China een reëel risico lopen om in een gevangenis of een werkkamp terecht te komen en slachtoffer worden van ernstige mensenrechtenschendingen zoals marteling? Wat vindt u van de gezamenlijke oproep van deze mensenrechtenorganisaties om geen Oeigoerse asielzoekers naar China uit te zetten?2
Zoals bekend, maak ik bij het vaststellen van het landgebonden asielbeleid inzake herkomstlanden van asielzoekers en bij het beoordelen van individuele asielaanvragen gebruik van de ambtsberichten van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Bij de totstandkoming van deze ambtsberichten wordt onder meer gebruik gemaakt van informatie die afkomstig is van de door u genoemde organisaties en dit wordt uitdrukkelijk vermeld. De in de ambtsberichten genoemde risico’s worden in de asielprocedure meegenomen.
Het laatste algemeen ambtsbericht China dateert van december 2012. Ik bestudeer op dit moment dit ambtsbericht en zal uw Kamer op korte termijn informeren of dit ambtsbericht voor mij aanleiding is om het beleid aan te passen. Daarbij kijk ik ook naar het beleid in andere lidstaten, waaronder Zweden.
Bent u bereid uw Zweedse collega te bevragen over het lot van twee door Zweden uitgezette Oeigoerse asielzoekers en over de achtergrond van de beslissing om voorlopig geen Oeigoeren meer vanuit Zweden naar China uit te zetten?3
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om opnieuw onderzoek te doen naar de veiligheidsrisico’s voor Oeigoerse asielzoekers bij uitzetting naar China en bij dit onderzoek de bij mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International en Human Rights Watch beschikbare informatie uitdrukkelijk te betrekken en hangende dit onderzoek geen Oeigoerse asielzoekers naar China uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De waarde van een diploma naar aanleiding van een LOOT-programma |
|
Renske Leijten , Jasper van Dijk |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Erkent u dat leerlingen die een aangepast programma volgen op het middelbaar onderwijs in het kader van de Landelijke Organisatie Onderwijs en Topsport (LOOT) een volwaardig einddiploma verwerven, ondanks mogelijke vrijstellingen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, erkent u dan tevens dat ieder diploma een entreebewijs is voor een vervolgopleiding in het mbo, hbo of wo?
Ja, dat klopt. Leerlingen die een aangepast programma volgen op het middelbaar onderwijs in het kader van mijn Beleidsregel verstrekking Loot-licentie voortgezet onderwijs1, kunnen een volwaardig einddiploma verwerven. Daarmee voldoen ze aan de vooropleidingseisen op dezelfde wijze als ware het een diploma uit een regulier programma en hebben zij toegang tot het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs.
Wat is uw reactie op de situatie van topturnster L.W. die de toegang tot de opleiding Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs (HTRO) op de Saxion Hogeschool is geweigerd, omdat de hogeschool een ontheffing in het kader van het LOOT-programma voor een vak gelijk gesteld heeft aan een deficiëntie en op grond daarvan is uitgesloten voor de betreffende studie?1
Voor de opleiding Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs (HTRO) geldt voor gegadigden met het profiel Cultuur en Maatschappij (C&M) als nadere vooropleidingseis het vak Economie of het vak Management en Organisatie. Dat geldt voor alle studenten met een C&M-profiel, dus ook voor studenten die een Loot-programma hebben gevolgd.
Erkent u dat een ontheffing in het kader van het LOOT-programma mogelijk is, zonder dat dit de waarde van het diploma beïnvloedt? Zo neen, betekent dit dat diploma’s van leerlingen die een (gelegitimeerde) ontheffing – dan wel vrijstelling – voor een vak hebben gehad een andere waarde hebben dan diploma’s van leerlingen die geen ontheffing hebben gehad? Wat betekent dat dan voor de rechtsgeldigheid en uniformiteit van de diplomering door scholen met een LOOT-licentie?
Ontheffing van bepaalde vakken is mogelijk in het kader van de beleidsregel Loot-licenties, maar dit betreft niet alle vakken. Loot-leerlingen3 die ingeschreven zijn op een school met een Loot-licentie kunnen alleen ontheffing krijgen voor de vakken ANW, CKV en LO uit het gemeenschappelijke deel en voor het profielkeuzevak óf het keuze-examenvak. In het havo-profiel C&M is Economie een profielkeuzevak, dus er kan in beginsel op grond van de Beleidsregel verstrekking Loot-licentie VO ontheffing voor verleend worden.
Ontheffingen kunnen per leerling verschillen. Dit gaat in overleg met de school en de leerling. De waarde van het diploma wordt door deze ontheffingen niet beïnvloed, zodat de tweede en derde deelvraag niet van toepassing zijn.
Erkent u tevens dat een ontheffing van het doen van eindexamen in een vak geenszins (of juist niet) betekent dat dit vak niet beheerst wordt door de gediplomeerde in kwestie? Wilt u uw antwoord toelichten?
Daarover is ten principale niet op voorhand en niet categorisch een uitspraak te doen. Of een leerling het betreffende vak al dan niet beheerst, kan zo in elk geval niet aangetoond worden.
Erkent u dat het wegwerken van deficiëntie van een vak de (mede)verantwoordelijkheid is van de vervolgopleiding, omdat deze immers ook kan bestaan bij iemand die wél eindexamen heeft gedaan in een bepaald vak? Wilt u uw antwoord toelichten?
Een gegadigde moet voldoen aan de vooropleidingseis (art.7.24 WHW) en, indien van toepassing, aan de nadere vooropleidingseisen (art.7.25 WHW) om toegelaten te worden tot een opleiding in het hoger onderwijs. De vooropleidingseis heeft betrekking op het niveau en is het diploma vwo, havo of mbo-4. Daarnaast kunnen er nadere vooropleidingseisen zijn, die betrekking hebben op vakken, programmaonderdelen die deel moeten uitmaken van een diploma. Deze zijn erop gericht om de vereiste specifieke kennis, inzicht en vaardigheden te garanderen die nodig zijn voor een bepaalde opleiding. Deze eisen worden opgenomen in de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs. Als een gegadigde niet aan de nadere vooropleidingseisen voldoet, is hij deficiënt en kan hij de opleiding niet gaan volgen. Een instelling kan echter besluiten dat een persoon die deficiënt is toch wordt toegelaten tot een opleiding als hij blijkens een onderzoek voldoet aan eisen die inhoudelijk overeenkomen met de nadere vooropleidingseisen. Een dergelijk onderzoek moet voor aanvang van de opleiding hebben plaatsgevonden. Het onderzoek is voor de gegadigde een soort «omweg» om toch aan de eisen te voldoen; daarom is het zijn verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat hij ten tijde van het onderzoek over de benodigde kennis beschikt.
Is de redenering van de Hogeschool ToelatingsCommissie van Saxion geldig en mag zij L.W. weigeren, ondanks het feit dat zij een geldig diploma heeft? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ja, de redenering van de hogeschool is juist. De gegadigde heeft van de VO-school ontheffing gekregen voor het vak Economie (zijnde een keuzevak in het profieldeel of het vrije deel van het profiel Cultuur & Maatschappij (C&M)), terwijl dat vak voor leerlingen met een diploma met het profiel Cultuur en Maatschappij nu juist het vak is waarin eindexamen gedaan had moeten zijn om toelaatbaar te zijn op de betreffende opleiding. Zij heeft dit vak dus niet of in onvoldoende mate gevolgd en daarin geen eindexamen gedaan. Daarmee werd ze deficiënt.
De betreffende Loot-leerling behoeft het vak Economie niet te hebben gevolgd en met een examen afgerond te hebben om recht te hebben om in te stromen in eenvervolgopleiding in het mbo, hbo of wo. Het diploma is – ook met de ontheffingsmogelijkheden in het kader van de Beleidsregel verstrekking Loot-licentie VO – een «entreebewijs» voor het vervolgonderwijs in algemene zin. Er kan echter wel op het niveau van de opleiding om bepaalde vakken gevraagd worden. In dit geval (de opleiding Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs) wordt door Hogeschool Saxion voor C&M-leerlingen specifiek het vak Economie of het vak Management & Organisatie gevraagd om toelaatbaar te zijn.
Welke gevolgen heeft de afwijzing van Saxion voor het LOOT-programma dat juist topsporters in staat moet stellen om wel een diploma te halen? Wilt u uw antwoord toelichten?
De afwijzing van Saxion heeft geen gevolgen voor het Loot-programma. De Beleidsregel verstrekking Loot-licentie VO stelt topsporters juist in de gelegenheid om een VO- diploma te halen met ontheffingen voor bepaalde vakken, waardoor er een combinatie mogelijk is tussen onderwijs en topsport, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan het onderwijs en de waarde van het diploma. Het is voor degene die een opleiding wil volgen waarvoor nadere vooropleidingseisen bestaan, van belang tijdig voor aanvang van de opleiding te weten welke dat zijn. Voor de VO-school is het van belang dat men goed geïnformeerd is over de regelgeving omtrent nadere vooropleidingseisen en dat op het moment dat bekend is welke opleiding een topsporter, die op de school zit, wil gaan volgen een juiste afweging en keuze wordt gemaakt ten aanzien van eventuele programmaonderdelen waarvoor ontheffing wordt gegeven.
Hoeveel meer (oud) topsporters hebben te maken gehad met weigering op een vervolgopleiding vanwege een ontheffing van het doen van eindexamen in een bepaald vak? Bent u bereid dit uit te zoeken?
Mij zijn hierover geen andere cases bekend. Ik acht het niet opportuun hier nu nader onderzoek naar te doen.
Is het LOOT-programma inmiddels geëvalueerd? Kan de Kamer de evaluatie ontvangen?2
Naar verwachting is de evaluatie in de zomer van 2013 afgerond en zal deze naar uw Kamer worden verzonden.
Bent u bereid om de beantwoording van deze vragen binnen zeven dagen te beantwoorden?
Ja.
Een uitzending van Omroep Brabant over drugssmokkel via de Antwerpse Haven |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending «Onder ons»?1
Ja.
Is het waar dat een groot deel van de cocaïnesmokkel zich heeft verplaatst van de Rotterdamse haven naar de Antwerpse haven? Is dat terug te zien in politiecijfers?
Het openbaar Ministerie (OM) heeft mij meegedeeld dat uit de resultaten van strafrechtelijke onderzoeken inderdaad blijkt dat de haven van Antwerpen steeds vaker door Nederlandse criminelen voor cocaïnesmokkel wordt gebruikt en dat er een verplaatsing heeft plaatsgevonden.
Wat is de geschatte omvang van de invoer van cocaïne vanuit overige EU-lidstaten? Welk bedrag levert dit de daarvoor verantwoordelijke groeperingen op?
De omvang van de invoer van cocaïne vanuit overige EU-lidstaten en het bedrag dat dit zou opleveren is het OM niet bekend.
Is het waar dat het vooral Nederlandse groeperingen zijn die de smokkel van harddrugs binnen Europa aansturen en dat deze groepen (merendeels) bij het Openbaar Ministerie (OM) in beeld zijn?
In zijn algemeenheid bevestigt het OM het beeld dat vooral groeperingen waar Nederlanders deel van uitmaken de smokkel van harddrugs binnen Europa aansturen. Volgens het OM gaat het in Nederland bij cocaïnehandel- en smokkel veelal om etnisch heterogene netwerken, waarbij de verdachten in verschillende landen wonen. Het merendeel van de hoofdverdachten heeft een Nederlandse achtergrond.
Deelt u de mening dat bij het OM bekende criminele groeperingen op de kortst mogelijke termijn dienen te worden aangepakt, zeker als zij verantwoordelijk zijn voor internationale drugssmokkel?
Aan de bestrijding van cocaïnehandel- en smokkel is grote prioriteit toegekend. In elk opsporingsonderzoek worden de mogelijkheden bezien en benut om verkregen criminele winsten te ontnemen.
Deelt u de mening dat de met deze smokkel behaalde winst dient te worden ontnomen?
Zie antwoord vraag 5.
Wat vindt u van de in de reportage naar voren gebrachte constatering dat de Nederlandse politiestructuur te star zou zijn en de samenwerking met Belgische collegae en dus ook de aanpak van drugssmokkel via de Antwerpse haven in de weg zou staan?
De slagvaardigheid van het politieoptreden krijgt voortdurend aandacht, zoals zeker ook blijkt uit de nieuwe politiestructuur die sinds 1 januari 2013 bestaat in Nederland. Met deze nieuwe structuur beoog ik een sneller en flexibeler politieoptreden. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vragen 8 en 9.
Welke maatregelen gaat u treffen om de voor de aanpak van de internationale smokkel van (hard)drugs benodigde samenwerking tussen (instanties van) EU-lidstaten te verzekeren?
Bij de aanpak van cocaïnehandel- en smokkel is samenwerking met andere landen van cruciaal belang. Voor het onderscheppen van containers wordt reeds structureel samengewerkt met België. Met Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk en Spanje wordt er op ad hoc basis samengewerkt, al dan niet via tussenkomst van Eurojust. Er wordt de komende jaren verder geïnvesteerd in een gecoördineerde (internationale) aanpak, zo ook op cocaïnehandel- en smokkel via ongeregelde scheepvaart (als via zeilboten, motorboten en wilde vaart). Nederland neemt hiertoe deel aan het Maritiem Analyse en Operatie Centrum – Narcotica (MAOC-N). Dit is een samenwerkingsverband tussen een aantal West-Europese landen met als doel de ongeregelde scheepvaart te analyseren op vooral drugstransporten en op basis daarvan onderzoek in te laten stellen en op te treden tegen verdachte schepen. België is hier overigens (nog) geen lid van. Sinds de deelname aan het MAOC-N zijn de informatiestroom en coördinatie daarvan sterk verbeterd.
Verder werkt de Nederlandse Douane goed samen met collega-handhavingsdiensten ten behoeve van een effectieve drugsbestrijding. Een voorbeeld van een dergelijk samenwerkingsverband is Europol, waarin de Douane participeert.
Bovendien richt de internationale samenwerking zich op de bestrijding van corruptie in de havens.
Tenslotte zijn er op beleidsniveau verschillende Europese gremia waarin afspraken worden gemaakt over de aanpak van de internationale smokkel (Horizontale Drugsgroep, COSI, het comité binnenlandse veiligheid).
De controles in het kader van het Mobiel Toezicht Veiligheid van de Koninklijke Marechaussee zijn primair gericht op het tegengaan van illegale migratie en strafrechtelijke gedragingen die daarmee samenhangen. Aan de KMar is niet de actieve bestrijding van drugshandel of -vervoer als wettelijke politietaak opgedragen. De KMar treedt op basis van haar algemene politiebevoegdheden op tegen drugshandel wanneer zij in het kader van haar vreemdelingentaken stuit op (mogelijke) drugssmokkel. Er bestaat geen voornemen de taakomschrijving van de KMar uit te breiden.
Welke consequenties gaat u verbinden aan het achterblijven van de aanpak van drugssmokkel in overige EU-lidstaten? Worden de mobiele grenscontroleteams van de Koninklijke Marechaussee al gericht ingezet om deze drugsstroom te stuiten? Zo nee, bent u van plan dit te gaan doen?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht 'Britse premier David Cameron zegt Brussel de wacht aan' |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Britse premier David Cameron zegt Brussel de wacht aan»?1
Ja.
Is het kabinet bereid om, net als Cameron, op te komen voor het nationaal belang en zodoende Brussel de wacht aan te zeggen?
Het kabinet is ervan overtuigd dat Europa van groot belang is voor onze vrede, veiligheid en welvaart. In het bijzonder Nederland, met zijn open economie en internationale oriëntatie, heeft belang bij een sterk Europa dat zo snel mogelijk de crisis overwint.
Het kabinet zet niet in op een herdefiniëring van de relatie met Europa. Wel wil het kabinet op Europees niveau een discussie voeren over subsidiariteit om te bespreken welke maatregelen op Europees niveau moeten worden genomen en welke niet. Ook zet het kabinet in op verbetering van de werking van de Europese Unie. Zo kan het bestuur doelmatiger en moeten kosten worden bespaard.
Wat vindt het kabinet van de aankondiging van Cameron dat hij de verdere integratie binnen de eurozone zal blokkeren?
Het kabinet neemt kennis van de berichtgeving hierover.
Is dit kabinet er ook voorstander om de sociale uitkeringen voor immigranten te beperken?
Het kabinet steunt het vrij verkeer van werknemers binnen de EU. Nederland kent een goed en solide socialezekerheidsstelsel dat mensen een vangnet biedt als de omstandigheden waarin ze verkeren (tijdelijk) minder gunstig zijn. Het kabinet zal zich echter inspannen om een aanzuigende werking van het Nederlandse stelsel te voorkomen.
Is dit kabinet tevens bereid om ook in Nederland een referendum te houden over de toekomst van de Europese Unie? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is voorstander van de representatieve democratie en is niet voornemens een referendum te organiseren over de toekomst van de Europese Unie.
De provincie Noord-Brabant een meerdaagse vergadering in het Italiaanse Parma gaat organiseren |
|
Pierre Heijnen (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht over een «snoepreisje», georganiseerd door de provincie Noord-Brabant, naar het Italiaanse Parma?1
Ja.
Vooropgesteld zij dat dit een provinciale aangelegenheid betreft. Het organiseren van dienstreizen en werkbezoeken behoort tot de verantwoordelijkheid van het provinciebestuur. Verantwoordingen daaromtrent dienen te geschieden in de statenvergadering, en er zijn inmiddels daar schriftelijke vragen gesteld. De staten dienen te beoordelen of dit de optimale aanwending is van de publieke middelen ten behoeve van de inwoners van Noord-Brabant.
Wat is het doel van de vergadersessie van Brabantse statenleden met vertegenwoordigers van andere organisaties? Kan dat doel alleen worden bereikt door in het buitenland te vergaderen?
Via de media heb ik begrepen dat de kosten ongeveer 50.000 euro bedragen.
In zijn algemeenheid streeft het kabinet naar een sobere overheid die de beste kwaliteit dienstverlening biedt met een zo laag mogelijke inzet van publieke middelen.
Wanneer het enkele doel van de vergaderlocatie is «een inspirerende omgeving» waar kan worden vergaderd, «zonder dat men vanwege zijn drukke agenda wordt afgeleid», dan zijn er beslist uitstekende locaties in Nederland.
Wat zijn de totale kosten, inclusief reis- en verblijfskosten, die aan deze sessie zijn verbonden? Wie dragen deze kosten? Hoeveel van de kosten worden, direct dan wel indirect, uit publieke middelen gefinancierd?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat financiële soberheid, in tijden van bezuiniging en in het kader van het verantwoord uitgeven van publieke middelen, gewenst is? Zo ja, hoe verhoudt het organiseren van meerdaagse vergaderingen in het buitenland, zich tot die opvatting? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat ook in Nederland een «inspirerende omgeving» kan worden gevonden waar ook, zonder dat men «vanwege zijn drukke agenda wordt afgeleid», kan worden vergaderd? Zo ja, zou u deze mening aan de Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant willen overbrengen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat Arriva een gevaar is op het spoor |
|
Farshad Bashir |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Is het bijna-treinongeluk van vorig jaar bij Zwolle-Herfte1 direct gemeld aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)? Zo ja, wanneer is dit gebeurd en wat heeft de ILT met deze melding gedaan? Zo niet, waarom niet en hoe kan dit?
Het incident, waarbij een trein van Arriva voorbij een stoptonend sein te Herfte aansluiting is gereden, is direct op 14 december 2012 aan de ILT gemeld. De ILT heeft daarop een vooronderzoek uitgevoerd. Naar aanleiding van eerdere signalen over problemen op een aantal nieuwe lijnen van Arriva heeft de ILT in december 2012 extra inspecties en een handhavingsaudit uitgevoerd bij Arriva.
Bent u bereid de ILT opdracht te geven om dit bijna-ongeluk te onderzoeken, juist om rampen in de toekomst te voorkomen?
De ILT concludeert op basis van het vooronderzoek dat het incident niet geleid heeft tot een gevaarlijke situatie. Er was geen sprake van een bijna-aanrijding. De ILT heeft besloten geen vervolgonderzoek naar dit incident in te stellen. Ook de resultaten van de extra uitgevoerde inspecties en de handhavingsaudit geven geen aanleiding tot verdere handhavende acties. Ik sluit mij bij de conclusies van de ILT aan.
Wat vindt u ervan dat de Arriva-machinist die de bewuste trein bestuurde zegt niet optimaal wegbekend te zijn? Wat vindt u ervan dat een Arriva-machinist, die zichzelf niet voldoende wegbekend acht, van Arriva de trein mag besturen?
Uit het vooronderzoek van de ILT blijkt dat de machinist beschikte over de gebruikelijke hoeveelheid wegbekendheid en voldoende ervaren was voor een beginnende machinist. De dag voorafgaand aan het incident had hij het traject ook bereden. Arriva geeft aan dat de machinist niet gemeld heeft dat hij zich onvoldoende wegbekend achtte om dit traject zelfstandig te berijden. Arriva heeft naar aanleiding van het voorval besloten de machinist vooralsnog niet meer als machinist in te zetten.
Hoeveel ervaring had deze bewuste machinist?
Zie het antwoord op vraag 3.
Vindt u het ook schokkend dat oud-machinisten zeggen dat Arriva wat wegbekendheid betreft onveiliger werkt dan NS? Wat gaat u hieraan doen?
Noch uit het regulier toezicht, de extra inspecties en handhavingsaudit die de ILT heeft uitgevoerd, noch uit het vooronderzoek naar het incident op 14 december jl. blijkt dat Arriva onveiliger werkt dan NS, dan wel dat de veiligheid bij Arriva onderhandelbaar is. Ik zie dan ook geen aanleiding tot het nemen van verdere maatregelen.
Wat vindt u ervan dat oud-Arriva-machinisten zeggen dat bij Arriva de veiligheid onderhandelbaar is?
Zie antwoord vraag 5.
Wat zijn de meest recente cijfers van stop tonend sein-passages (STS-passages), in een tabel afgezet tegen het aantal treinbewegingen per vervoerder?
De cijfers van STS-passages over 2012 worden op dit moment geverifieerd en zijn daarom nog niet beschikbaar. Onderstaande tabel geeft het aantal STS-passages per vervoerder in de periode 2007 – 2011 weer.
Vervoerder
Aantal STS-passages per miljoen treinkm
Aantal STS-passages 1
Totaal aantal treinkm
Arriva
0,97
36
37.194.709
Connexxion
2,83
18
6.362.531
DB Autozug
4,52
3
663.946
NS Int/NS Hispeed/HSA
0,56
13
23.281.000
NSR
0,83
472
567.416.971
Syntus
0,68
17
24.827.121
Veolia Transport
2,20
43
19.544.632
Totaal( 2 )
0,89
604
679.901.338
Bron: STS-passages 2011, Analyse en resultaten over de periode 2007 – 2011, 18 juni 2012, ILT. Kamerstuk 29 893, nr.135 d.d. 9 juli 2012
Exclusief rangeerproces en herroepen seinen.
Het totaal betreft alle reizigersvervoerders, niet alleen de in de tabel genoemde vervoerders.
Denkt u dat we hier de eerste gevolgen van het vermarkten van het spoor zien, nu geld verdienen belangrijker lijkt te worden dan de veiligheid op het spoor? Op welke manieren heeft u laten inventariseren welke risico's voor de veiligheid ontstaan door het vermarkten van het spoor en de decentralisatie? Wat waren hier de uitkomsten van?
Uit het aangegeven voorbeeld kunnen geen algemene conclusies worden getrokken. De veiligheid staat altijd voorop. De overheid speelt een belangrijke rol in de spoormarkt. Zij stelt de randvoorwaarden voor de markt in de vorm van wetgeving en regelt de toetreding tot die markt. Alvorens een spoorvervoerder op het spoor wordt toegelaten, moet hij in het bezit zijn van een veiligheidscertificaat. Het veiligheidscertificaat toont aan dat de spoorwegonderneming beschikt over een adequaat veiligheidsbeheersysteem en dat de spoorwegonderneming door toepassing van haar veiligheidsbeheersysteem een veilig gebruik kan maken van de spoorweg en daarbij kan voldoen aan de Gemeenschapswetgeving en de bij of krachtens de Spoorwegwet gestelde voorschriften voor risicobeheersing en veilige exploitatie van het spoornet. Alle vervoerders zijn gehouden aan deze wet- en regelgeving. Door het vermarkten van het spoor of decentralisatie ontstaan geen risico’s voor de veiligheid.
De Inspectie Leefomgeving en Transport is de handhavende instantie. De NMa toetst de toegang tot de markt.
Hoe staat het met het invoeren van een alternatieve manier van attendering van rood-geel naderingen (als alternatief voor afschaffing van de ATB-kwiteerfunctie)?
In mijn brief van 11 december 2012 (Kamerstuk 29 893, nr. 137) heb ik aangegeven dat NS investeert in de invoering van een waarschuwingssysteem om machinisten voor een rood sein te waarschuwen. De voorbereidingen voor een pilot met dit systeem zijn inmiddels gestart. De pilot zal in het eerste kwartaal van 2013 gestart worden en zal tot de zomer 2013 duren. Op basis van de resultaten van deze pilot zal na de zomer 2013 helder zijn hoe landelijke invoering gaat plaatsvinden, inclusief de doorlooptijd. NS neemt ook maatregelen om de afleiding van machinisten tijdens het rijden door gele seinen en in 40 km/u gebieden verder te beperken. Ook is aangegeven dat NS het Handboek machinist zal aanscherpen en hierover via de reguliere kanalen met de machinisten zal communiceren. Verder onderzoekt NS op welke wijze er extra aandacht geschonken kan worden aan (het voorkomen van) afleiding bij de herinstructie van machinisten.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Koopmans, Samsom en Cramer over het reserveren van 160 miljoen euro voor de spoordriehoek in Noord-Nederland2 om de capaciteitsproblemen bij Herfte aan te pakken? Wat is er met dat geld precies gedaan voor Herfte? Bent u bereid om de capaciteitsproblemen bij Herfte met prioriteit aan te pakken, nu ook ProRail erkent dat er een capaciteitsprobleem is en het spoorvak Zwolle-Herfte overbelast is verklaard?
De motie Koopmans heeft de regering eind 2007 verzocht € 160 miljoen te reserveren voor de sporendriehoek in Noord Nederland, binnen het voor de Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse (LMCA) Spoor aangekondigde pakket van € 4 500 miljoen voor de periode 2020, het tegenwoordige PHS. Daarbij werd gedacht aan maatregelen om intensivering van de treindienst mogelijk te maken, zoals de aansluiting bij Herfte en kosteneffectieve maatregelen om de rijtijden van en naar de Randstad te verbeteren, zoals wachtsporen en het optimaliseren van bogen. De middelen maken onderdeel uit van het convenant Regiospecifiek Pakket (RSP) Zuiderzeelijn uit juni 2008. De uitvoering van deze motie is met als titel Sporendriehoek Noord Nederland opgenomen in het MIRT projectenboek 2013. Uit dit projectenboek is op te maken dat het om meer maatregelen gaat dan alleen Herfte.
Zo is naast lopende studies als seinoptimalisatie Zwolle-Meppel en aanpassing boog Hoogeveen inmiddels € 4 miljoen bijgedragen aan het voorbereiden van een viersporige halte Groningen Europapark. Deze halte is eind december 2012 geopend. Daarnaast is € 46 miljoen bijgedragen aan het project ZwolleSpoort voor het verbeteren van de rijtijden van en naar de Randstad. Dit deel van ZwolleSpoort wordt momenteel bestudeerd in combinatie met het capaciteitsprobleem bij Herfte. De alternatievenstudie zal naar verwachting eind april 2013 gereed zijn inclusief een kosteninschatting.
Besluitvorming over de middelen is weliswaar voorbehouden aan IenM, maar in lijn met de motie Cramer en Roefs (TK 27 658, nr. 40) is het aan de regio om binnen de beschikbare middelen de capaciteitsproblemen bij Herfte met prioriteit aan te pakken.
Het nieuws dat dokter Jansen Steur een verklaring van geen bezwaar zou hebben gekregen |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het bericht van het Duitse ziekenhuis Klinikum am Gesundbrunnen waar dat op maandag 7 januari in een persverklaring meldt dat de neuroloog Jansen Steur daar aan het werk kon omdat hij in 2006 een verklaring van geen bezwaar had gekregen met rechtsgeldige Duitse vertaling, afkomstig uit Nederland?1
Ik verwijs u naar paragraaf 4 van de begeleidende brief.
Om wat voor een verklaring gaat het en door welke instantie is dit document uitgegeven?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe is het mogelijk dat een dergelijke verklaring is afgegeven?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de uitspraak: «Dit ziekenhuis had de naam één keer in hoeven tikken en hoeven googelen en die had natuurlijk al een enorme ellende boven zien drijven» in het licht van het nieuws dat Jansen Steur een verklaring van geen bezwaar heeft gekregen? Blijft u bij die stellingname ondanks dat Jansen Steur klaarblijkelijk een verklaring van geen bezwaar heeft gekregen van een Nederlandse instantie?2
Ziekenhuizen in Duitsland nemen personen aan als arts indien die personen aan de eisen van de Duitse wet voldoen om het beroep van arts in Duitsland uit te mogen oefenen. Dat betekent dat de sollicitant de bevoegdheid tot beroepsuitoefening in Duitsland («Approbation») moet bezitten. Bij het aanvragen van de Approbation moet een buitenlandse aanvrager een op dat moment recente verklaring van geen bezwaar («certificate of good conduct») overleggen. In het kader daarvan is het bij een sollicitatie in 2011 overleggen van een verouderde verklaring van geen bezwaar van het BIG-register uit 2006 niet relevant. De datum van afgifte van de verklaring van het BIG-register strookt met de datum van de aanvraag van de bevoegdheid in Duitsland. In het algemeen acht ik het verstandig om bij sollicitaties andere bronnen dan nationale registers te raadplegen. Vooral als zij met behulp van bijvoorbeeld Google zeer eenvoudig te raadplegen zijn. En ik acht het verstandig om recente verklaringen te vragen aan sollicitanten. De Duitse bevoegde autoriteit accepteert geen verklaring die ouder is dan een maand.
Hoe gaat u voorkomen dat er in de toekomst opnieuw een verklaring van geen bezwaar wordt afgegeven aan een arts die in Nederland zijn vak niet meer mag uitoefenen?
Dat is in het geval van de heer Jansen Steur ook niet gebeurd. De heer Jansen Steur was in 2006 toen het BIG-register de Duitstalige verklaring van geen bezwaar afgaf bevoegd om zijn beroep uit te oefenen.
Deelt u de mening dat het onverstandig is dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) geen tuchtzaak tegen Jansen Steur heeft aangespannen om hem zo te laten schrappen uit het BIG-register? Waarom heeft de inspectie namens u ervoor gekozen om Jansen Steur zich vrijwillig uit het BIG-register te laten uitschrijven?
Ik verwijs u naar paragraaf 4 van de begeleidende brief.
De oproep van Vluchtelingenwerk om te stoppen met de grensdetentie van vluchtelingen |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de oproep van Vluchtelingenwerk Nederland om te stoppen met het detineren van vluchtelingen die met het vliegtuig Nederland willen binnenkomen om asiel aan te vragen?1 Wat is uw reactie hierop? Heeft u tevens kennisgenomen van de uitzending van Vrijdagmiddag Live op Radio 1 hierover?2
Ja, ik heb kennisgenomen van de mening van VluchtelingenWerk Nederland.
Nederland heeft in het kader van de Schengengrenscode de verplichting om vreemdelingen die niet aan de toegangsvoorwaarden voldoen, de toegang tot het Schengengebied te weigeren. Uit de Schengengrenscode volgt de verplichting om al het nodige te doen om te voorkomen dat vreemdelingen aan wie de toegang is geweigerd, alsnog toegang tot het Schengengebied verkrijgen. Dit wordt ingevuld door in beginsel aan vreemdelingen die niet voldoen aan de voorwaarden voor toegang, een vrijheidsontnemende maatregel (grensdetentiemaatregel) op te leggen indien hun terugkeer niet onmiddellijk kan worden gerealiseerd. Dat is noodzakelijk omdat wij een Europese verplichting hebben om personen die niet voldoen aan de voorwaarden niet toe te laten in het Schengengebied.
Om die reden worden vreemdelingen aan wie de toegang tot Nederland wordt geweigerd en die een asielaanvraag willen indienen in de gelegenheid gesteld om deze aanvraag, onder voortzetting van de grensdetentiemaatregel, in te dienen in het aanmeldcentrum Schiphol, dat sinds 1 januari 2013 onderdeel uitmaakt van het Justitieel Complex Schiphol. Aldaar wordt binnen de algemene asielprocedure beoordeeld of er direct een beslissing op de aanvraag kan worden genomen, of dat dit nader onderzoek nodig vergt. In de praktijk betekent dit, dat vreemdelingen die asiel aanvragen op Schiphol in de meeste gevallen binnen ongeveer twee weken weten of zij in Nederland mogen blijven. Wanneer nader onderzoek noodzakelijk is, dan wordt de grensdetentiemaatregel in beginsel opgeheven en wordt de vreemdeling overgeplaatst naar een (open) opvangcentrum van waaruit de asielprocedure verder wordt doorlopen. Hierop kan in enkele gevallen een uitzondering worden gemaakt. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er nader onderzoek nodig is naar de identiteit of nationaliteit van de vreemdeling, wanneer er sprake is van misbruik of fraude, wanneer een ander land verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag of wanneer vermoedelijk artikel 1F Vluchtelingenverdrag zal worden tegengeworpen. In die gevallen wordt de grensdetentiemaatregel gehandhaafd en wordt de zogenaamde gesloten verlengde procedure (GVA) gevolgd. In de gevallen dat de asielaanvraag kan worden afgewezen, wordt de grensdetentiemaatregel in beginsel voortgezet tot aan het vertrek van de vreemdeling uit Nederland. Wanneer de asielaanvraag kan worden ingewilligd wordt de maatregel direct opgeheven. De maatregel wordt in beginsel ook opgeheven indien het niet mogelijk is om binnen zes weken een beslissing op de asielaanvraag te nemen.
Een ieder die asiel vraagt in Nederland vrijelijk toegang geven tot het Schengengebied, louter vanwege het doen van een asielverzoek, zou op gespannen voet staan met de verplichting onze buitengrenzen te bewaken. Tegelijkertijd is met de hiervoor beschreven asielprocedure gewaarborgd dat asielzoekers met een kansrijke asielaanvraag niet langer dan nodig aan een grensdetentiemaatregel worden onderworpen.
Is het waar dat asielzoekers die per vliegtuig naar Nederland komen meteen in detentie worden genomen? Wat is hier de reden van?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u zo precies mogelijk aangeven hoeveel asielzoekers in 2012 in grensdetentie zijn geplaatst, hoeveel asielzoekers in de gesloten verlengde asielprocedure zijn geplaatst en hoeveel kinderen in 2012 in grensdetentie hebben gezeten?
In 2012 zijn door de Koninklijke Marechaussee (KMar) en de Zeehavenpolitie Rotterdam-Rijnmond (ZHP) 6203 vreemdelingen die asiel aanvroegen, overgedragen aan de IND nadat aan hen de toegang tot het Schengengebied was geweigerd en een vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw (grensdetentiemaatregel) was opgelegd. Ik heb u bij brief van 20 december 20124 geïnformeerd over het nieuwe beleid in zake het beperken van vreemdelingenbewaring voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. In 2012 zijn 50 minderjarige vreemdelingen in een Justitiële Jeugdinrichting geplaatst. Aan geen van deze minderjarige vreemdelingen is een grensdetentiemaatregel opgelegd. Het aantal asielzoekers dat in 2012 in de Gesloten Verlengde Asielprocedure (GVA) is geplaatst betreft 50 personen5.
Wat is de duur van de plaatsing van asielzoekers in grensdetentie, uitgesplitst naar korter dan 4 weken, langer dan 4 weken en langer dan 3 maanden?
De gemiddelde duur van de GVA-procedure in 2012 bedroeg 39 dagen. Deze gemiddelde duur is berekend vanaf de datum dat de GVA-beslissing is genomen tot aan de datum van vertrek naar de betreffende Dublin-lidstaat, het land van herkomst en/of de opheffing van de maatregel ex artikel 6 Vw. Bij nog lopende procedures is gerekend tot 31 december 2012.
Op welke gronden zijn deze asielzoekers in grensdetentie geplaatst? Wat zijn de uitkomsten van de asielaanvragen die in de gesloten verlengde asielprocedure worden gevoerd?
De asielaanvragen van deze asielzoekers zijn om de volgende redenen in de GVA-procedure behandeld6:
Aan 30 vreemdelingen is een beschikking uitgereikt in de GVA-procedure. Daarvan zijn 20 vreemdelingen verwijderd naar het land van herkomst of overgedragen aan een andere Dublin-lidstaat. 20 vreemdelingen hadden op 31 december 2012 (nog) geen beschikking gekregen in de GVA-procedure. Het merendeel van deze vreemdelingen is overgeplaatst naar een AZC in afwachting van een beslissing op de asielaanvraag.
Bent u bereid om te bezien of in het geval van grensdetentie, zeker waar het asielzoekers met kinderen betreft, voortaan te voorzien in een alternatief voor grensdetentie of een met andere asielzoekers vergelijkbare wijze van opvang? Zo nee, waarom niet? Op welke wijze kunt u ervoor zorgen dat voor deze groep de grensdetentie tot hooguit een week beperkt blijft?
De achtergrond van de grensdetentie, namelijk de toegangsweigering en de Europeesrechtelijke verplichting te voorkomen dat de vreemdeling alsnog de toegang tot het Schengengebied verkrijgt, leent zich niet snel voor alternatieven. Immers, elk alternatief zal een niet-gesloten setting betreffen en houdt dus het risico in van onttrekken aan toezicht, waarmee de vreemdeling zich toegang tot Nederland verschaft, hetgeen juist moet worden voorkomen. Er vindt wel een weging plaats tussen grensbelang en het persoonlijk belang van de vreemdeling, met name in die gevallen waarin de vreemdeling stelt over alternatieve opvang te kunnen beschikken.
Desalniettemin wordt thans in het kader van het zoeken naar alternatieven voor vreemdelingenbewaring getoetst of voor de specifieke categorie van asielzoekers die in afwachting zijn van de overdracht in het kader van de Dublinverordening, er verantwoorde alternatieven beschikbaar zijn. Ik verwacht uw Kamer hierover voor het zomerreces te kunnen berichten.
Wat is uw beleid ten aanzien van de aanzien van de grensdetentie van alleenstaande minderjarige vreemdelingen, waar in eerdere vragen aandacht voor is gevraagd, nadat de rechtbank in een individuele zaak had geoordeeld dat dit in strijd was met artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM)?3
Vrijheidsontneming van vreemdelingen die aangeven minderjarig te zijn en aan wie de toegang is geweigerd, is aan de orde tot de minderjarigheid is vastgesteld. Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) aan wie de toegang is geweigerd aan de grens en die wel asiel aanvragen gold voorheen dat hun vrijheid werd ontnomen terwijl hun asielaanvraag werd behandeld in AC Schiphol. Mede naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2010 is deze praktijk gewijzigd. Dit betekent dat staande praktijk is dat, mits de minderjarigheid niet wordt betwijfeld, de asielaanvraag van amv niet in AC Schiphol zal worden behandeld. In die gevallen wordt de grensdetentiemaatregel direct opgeheven en wordt de aanvraag verder behandeld in het aanmeldcentrum te Den Bosch. De vrijheid van de amv wordt dan dus alleen nog gedurende hooguit enkele dagen ontnomen indien twijfel bestaat over de minderjarigheid van betrokkene. In dat geval zal een leeftijdsonderzoek worden opgestart. De vrijheidsontneming wordt dan voortgezet tot de uitkomsten van het leeftijdsonderzoek bekend is. In gevallen waarin beschermde opvang geïndiceerd is, wordt de amv vanuit AC Schiphol in de beschermde opvang geplaatst. Bij hoge uitzondering kan kortdurend voorzetting van de vrijheidsontneming op Schiphol plaatsvinden indien het COA niet direct plaats in de beschermde opvang beschikbaar heeft.
Deelt u de mening dat mensen die gevlucht zijn bij binnenkomst in Nederland niet meteen langdurig in een cel dienen te worden geplaatst? Deelt u de mening dat er geen grond bestaat om onderscheid te maken tussen asielzoekers die per vliegtuig naar ons land reizen en asielzoekers die dat over land doen?
Ik onderschrijf het belang dat asielzoekers, ook als zij aan de grens geweigerd zijn, niet langer in hun vrijheid worden beperkt dan noodzakelijk. Dat is ook reden dat bij asielzoekers waarvan wordt geconstateerd dat zij mogelijk in aanmerking komen voor asiel, meteen de bewaring wordt opgeheven. Ik streef er steeds naar bewaring zo beperkt mogelijk op te leggen en voor een zo kort mogelijke duur, maar hecht wel aan de bovenbeschreven uitgangspunten voor een goede grensbewaking van het Schengengebied.
Het onderscheid in de benadering van vreemdelingen die over land naar Nederland reizen, en zij die dat via de lucht doen, is gerechtvaardigd. Dit zijn namelijk twee verschillende situaties die een verschillende benadering rechtvaardigen. In het ene geval betreft het vreemdelingen die reeds in het Schengengebied aanwezig zijn. In het andere geval betreft het vreemdelingen die, zonder aan de voorwaarden te voldoen, toegang tot het Schengengebied wensen.
De vermeende aangifte wegens ambtelijke corruptie tegen dhr. J. van Rey |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat (een ambtenaar van) de Belastingdienst in maart 2012 aangifte wegens ambtelijke corruptie heeft gedaan tegen dhr. J. van Rey, op dat moment lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal?
Ambtelijke corruptie is een strafrechtelijke aangelegenheid. Als een medewerker van de Belastingdienst het vermoeden krijgt van ambtelijke corruptie, is hij verplicht deze informatie te verstrekken aan de officier van justitie. Dit geldt ook als het een lid van de Staten-Generaal betreft. Van deze procedure wordt niet afgeweken.
Op welke wijze wordt een belastingplichtige op de hoogte gesteld wanneer er aangifte gedaan wordt tegen hem/haar?
Het op de hoogte stellen van een verdachte is een zaak van het openbaar ministerie. In de gevallen waarin er grond bestaat een onderzoek te starten naar aanleiding van een aangifte, bepaalt het openbaar ministerie op grond van het onderzoeksbelang het moment waarop een verdachte op de hoogte wordt gesteld van een aangifte.
Indien tegen een belastingplichtige aangifte gedaan wordt, staat dat dan vermeld in het persoonlijk dossier dat de Belastingdienst van die persoon heeft?
Een aangifte van strafbare feiten van niet fiscale aard wordt bewaard in het archief van de contactambtenaar, de standaard is dat een dergelijke aangifte niet in het fiscale dossier van de betrokkene wordt vermeld (ik verwijs verder naar de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Neppérus van uw Kamer, ingezonden 4 januari 2013, kenmerk 2013Z00082).
Was de plaatsvervangend directeur-generaal van de Belastingdienst op de hoogte van de aangifte toen hij gesprekken voerde met de heer Van Rey naar aanleiding van zijn brief van 23 maart 2012?
Het departement van Financiën was toen het gesprek met betrokkene werd gevoerd niet bekend met de tegen hem gerezen vermoedens. Voor de interne procedure bij de Belastingdienst verwijs ik naar de eerdergenoemde antwoorden op de vragen van het lid Neppérus.
Welke formele richtlijnen bestaan er wanneer er aangifte gedaan wordt tegen een lid van de Staten-Generaal? Zijn die in deze zaak gevolgd?
Er bestaan geen richtlijnen ten aanzien van het doen van aangifte tegen een lid van de Staten-Generaal.
Wordt iemand uit de regering automatisch vertrouwelijk op de hoogte gesteld van een aangifte tegen een lid van de Staten-Generaal, zeker wanneer die aangifte door het apparaat van de rijksoverheid zelf geschiedt? Zo ja, wie van de bewindspersonen was wanneer op de hoogte van welke verdenking(en) en/of aangifte(s) tegen dhr. Van Rey tussen februari 2012 en januari 2013?
Een aangifte dient eerst te worden beoordeeld voordat wordt besloten al dan niet een strafrechtelijk onderzoek in te stellen.
In het geval een strafrechtelijk onderzoek wordt ingesteld naar een persoon die op dat moment lid is van de Staten-Generaal, wordt een dergelijk onderzoek door het openbaar ministerie aangemerkt als een gevoelige zaak. Dit heeft tot gevolg dat ik door het openbaar ministerie wordt geïnformeerd. Ik ben in dit geval geïnformeerd over het feit dat betrokkene verdacht werd van ambtelijke corruptie en schending van zijn geheimhoudingsplicht en dat in dat kader een strafrechtelijk onderzoek is gestart. Gelet op de belangen van dit strafrechtelijk onderzoek, dat nog gaande is, kan ik niet verder in detail treden.
Dat Polen en Tsjechie schakelaars aan de grens bouwen om de dump van wisselvallige windstroom uit Duitsland te keren |
|
René Leegte (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat Polen en Tsjechië schakelaars aan de grens bouwen om de dump van wisselvallige windstroom uit Duitsland te keren?1
Wat zijn de gevolgen voor de Nederlandse stroomvoorziening van deze Poolse en Tsjechische ontwikkeling?
Zou Nederland het voorbeeld van Polen en Tsjechië moeten volgen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u uitleggen wat de gevolgen zijn voor de Nederlandse economie van het opvangen van het wisselvallige Duitse elektriciteitsaanbod?
Kunt u aangeven op welke wijze u met Duitsland in contact bent om negatieve gevolgen voor de Nederlandse economie van de Duitse «Energiewende» te voorkomen?
Kent u ook het bericht waaruit blijkt dat de voormalig Noorse staatssecretaris voor milieu bekent spijt te hebben van haar windenergiebeleid?2
Welke lessen kunnen hieruit worden getrokken voor de Nederlandse situatie?
Zowel in Noorwegen als in Duitsland is er steeds meer lokaal verzet tegen de bouw van windmolens; wat is uw inschatting hierover wat betreft de situatie in Nederland, verwacht u ook in Nederland in toenemende mate verzet tegen windmolens? Zo ja, waarom en hoe denkt u daar mee om te gaan? Zo nee, waarom verwacht u dat niet? Wat maakt in uw ogen de Nederlandse situatie anders dan die in ons omringende landen?
EU-subsidie voor multinationals |
|
Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Is het waar dat honderden miljoenen euro aan EU-subsidies die bestemd waren voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) in Polen terecht zijn gekomen bij multinationals als Unilever, Pepsi, Mercedes Benz en Deutsche Bank?1
Het kabinet heeft kennis genomen van het artikel dat dagblad Trouw op 5 januari jl. over het onderwerp ter zake heeft gepubliceerd. Naar aanleiding van het bericht in Trouw heeft de Europese Commissie de Poolse managementautoriteit gevraagd te onderzoeken of er middelen naar multinationals zijn gegaan en zo ja, of dit is gebeurd conform de afspraken zoals vastgelegd in het Poolse operationele programma 2007–2013 voor de besteding van EU-middelen uit het Europees Sociaal Fonds, waarin afspraken zijn vastgelegd tussen de lidstaat en de Europese Commissie. De resultaten van het onderzoek van de Europese Commissie moeten worden afgewacht alvorens het kabinet gedetailleerde uitspraken kan doen over deze situatie.
Is het waar dat veel subsidie bij multinationals terecht is gekomen omdat het MKB moeite had de grote hoeveelheid beschikbare subsidie nuttig te gebruiken? Zo ja, op welke wijze wordt voorkomen dat dit probleem zich bij nieuwe subsidieprogramma’s weer voordoet?
Zie antwoord 1
Deelt u de opvatting dat de eis aan overheden in Polen om projecten mee te financieren onvoldoende garantie heeft gegeven dat alleen gewenste en verantwoorde projecten zijn gestart?
Het staat niet vast dat er projecten zijn gestart die niet passen in het operationele programma of die niet voldoen aan de Poolse en Europese subsidiabiliteitsregels. Daarvoor moet de informatie van de Poolse managementautoriteit en het aanvullende onderzoek door de Europese Commissie worden afgewacht.
Zijn de verleende subsidies aan multinationals rechtmatig volgens de Europese subsidieverordening? Indien neen, welke stappen gaat u ondernemen om te zorgen dat het verleende subsidiegeld wordt teruggevorderd?
De Europese Rekenkamer, als onafhankelijke instantie, publiceert ieder jaar rapporten over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van EU-begrotingsmiddelen. Uit de jaarverslagen over de EU-begroting van 2010 en 2011 blijkt dat respectievelijk 3,7% en 3,9% van de EU-begroting «fouten van materieel belang» bevat2, met een financieel belang van respectievelijk € 4,5 en 5 miljard. Het kabinet acht het een zeer onwenselijke situatie dat het foutenpercentage op een dergelijk hoog niveau ligt en zelfs stijgt. Het kabinet zet zich in voor het realiseren van maatregelen die een positief effect hebben op verlaging van deze percentages en zorgen voor verbetering van de rechtmatigheid en doelmatigheid van EU-subsidies. Daarbij ligt er een verantwoordelijkheid voor zowel de lidstaten afzonderlijk als voor de Europese Commissie.
Het kabinet is hoe dan ook van mening dat iedere lidstaat zijn verantwoordelijkheid dient te nemen om ervoor te zorgen dat EU-fondsen op hun grondgebied op de juiste manier worden besteed. Om dat te bereiken zet het kabinet zich in voor verbetering van het verantwoordingsketen, zoals dit in de onderhandelingen over het Financieel Reglement heeft geleid tot enkele verbeteringen dienaangaande voor de nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK)-periode (Kamerstukken II 32 437 nrs. 8 t/m 14). Verder zet het kabinet zich tijdens de lopende onderhandelingen over de diverse sectorverordeningen in voor het formuleren van duidelijke regels, waardoor kan worden voorkomen dat interpretatieverschillen ontstaan over de specifieke invulling ervan. Daarnaast hebben alle operationele programma’s in de nieuwe MFK-periode de expliciete toestemming van de Europese Commissie nodig om gerealiseerd te kunnen worden. Het kabinet steunt de Europese Commissie in het uitvoeren van zijn handhavende rol. Tot slot streeft het kabinet naar meer transparantie over de besteding van EU-subsidies, bijvoorbeeld door te pleiten voor het openbaar maken van gegevens per lidstaat, inclusief foutenpercentages.
Deelt u de mening dat het doel van EU-subsidies aan armere Europese regio’s niet wordt gediend door een bijdrage te leveren aan de winsten van multinationale ondernemingen? Indien neen, waarom niet? Indien ja, bent u bereid te pleiten voor een aanpassing van de Europese subsidieverordening om dit voortaan te voorkomen?
Deze mening deel ik niet. EU-subsidies kunnen onder andere zijn gericht op scholing van werknemers in minder welvarende lidstaten en beogen hun productiviteit en inzetbaarheid te vergroten, ook als hun werkgever een winstgevende onderneming is die actief is in meerdere landen. Het uitsluiten van werknemers van ESF subsidies om louter de reden dat hun werkgever actief is in meerdere landen, benadeelt in eerste instantie deze werknemers zelf. Hoewel de ondernemingen waarin deze werknemers werkzaam zijn gebaat zijn bij goed geschoolde en productieve werknemers, is het vergroten van de winsten van de betreffende ondernemingen niet het doel van de ESF-steun.
Gewonden door jachtongelukken |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Jager raakt wandelaar in gezicht»1 en «Jager schiet familielid in arm en buik»?2
Ja.
Kunt u uiteenzetten hoe vaak in de afgelopen vijf jaar in Nederland passanten of andere mensen geraakt zijn door kogels uit jachtgeweren? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw antwoord? Zo nee, waarom niet en bent u bereid hier onderzoek naar in te stellen?
De gevraagde gegevens over het aantal passanten of andere mensen dat geraakt werd door kogels uit jachtgeweren, worden niet in een gecentraliseerd systeem bijgehouden.
Deelt u de mening dat alles gedaan moet worden om ongelukken voortvloeiend uit particulier wapenbezit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ongelukken moeten uiteraard voorkomen worden. De schutter is daar in eerste instantie verantwoordelijk voor. Bij of krachtens de Flora- en faunawet zijn eisen gesteld aan de schietvaardigheid van de jager en zijn, wat betreft de uitoefening van de jacht, voorschriften vastgesteld over waar en wanneer gejaagd mag worden.
Bent u bereid nadere eisen te stellen aan de schietvaardigheid van houders van een jachtakte? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
De aanvrager van een jachtakte moet een jachtdiploma overleggen op basis waarvan hij kan aantonen dat hij het jachtexamen met goed gevolg heeft afgelegd. In dit examen wordt de aanvrager onder andere getoetst op zijn schietvaardigheid en de omgang met het vuurwapen. Ik vind de eisen van dit examen afdoende.
Bent u bereid tot beperking van de geldigheidsduur van schietvaardigheidstests voor jagers en het bezit van een jachtakte? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
De omstandigheden van de twee genoemde ongelukken geven mij geen aanleiding voor aanscherping van de regels over schietvaardigheid. De jachtakte wordt afgegeven met een geldigheidsduur van 1 jaar. Een jager zal zich elk jaar moeten melden bij de korpschef om een verlenging van zijn akte te krijgen. De aanvrager heeft daarbij een actieve informatieplicht om aan te tonen dat hij geschikt is om verantwoord met een vuurwapen om te kunnen gaan. Ik verwijs daaromtrent ook naar de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 28 maart 2012 over de maatregelen ter beheersing van legaal wapenbezit (Kamerstukken II 2011/12, 33 033, nr. 7) en de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 26 september 2012 over het aanvraagproces en toezicht op wapenverloven (Kamerstukken II 2012/13, 33 033, nr. 9).
De kosten verbonden aan creditcardbetalingen |
|
Mei Li Vos (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Winkeliers zijn dure creditcards zat»?1
Ja.
Wat is het gemiddelde prijsverschil tussen een pinbetaling en een creditcardbetaling in Nederland en wat is de verklaring voor dit prijsverschil?
Gezamenlijk onderzoek2 van banken en toonbankinstellingen laat zien dat de totale gemiddelde kosten per pintransactie voor toonbankinstellingen in 2009 € 0,21 bedroeg en per creditcardtransactie € 1,88. De door betaalaanbieders gehanteerde pin- en creditcardtarieven verschillen per aanbieder. Het prijsverschil voor winkeliers in Nederland tussen een pin- en creditcardbetaling heeft verschillende oorzaken.
Debitcards (pinpassen) en creditcards (kredietkaarten) zijn andere betaalproducten. Zo is een debitcard direct gekoppeld aan de bankrekening van de kaarthouder, waarbij het betaalde bedrag direct wordt afgeschreven. Creditcards bieden een aantal extra diensten voor kaarthouders. Denk hierbij aan uitstel- of kredietfaciliteiten, aankoopverzekeringen tegen schade, verlies en diefstal en spaarprogramma’s en/of -acties. Ook is de tariefopbouw voor winkeliers voor creditcardbetalingen anders dan die voor pinbetalingen. De kosten van pinbetalingen worden onafhankelijk van de hoogte van het gepinde bedrag getarifeerd met een vast bedrag per transactie. Creditcardtarieven zijn daarentegen vrijwel altijd gebaseerd op een percentage van het aankoopbedrag. Nederlandse consumenten gebruiken hun creditcard, vergeleken met pinbetalingen en contante betalingen, met name bij dure of luxe aankopen.3 Dit verklaart deels de hogere kosten voor een creditcardbetaling ten opzichte van een debitcardbetaling.
Een andere verklaring voor de verschillen in tarieven die ter zake van een creditcardbetaling of een debitcardbetaling aan een winkelier in rekening worden gebracht betreft de mate van gebruik van beide soorten betalingen. Debitcardtransacties doen zich relatief vaker voor dan creditcardtransacties. In 2011 werd er aan de toonbank 2,3 miljard keer met een debitcard betaald en «slechts» 40 miljoen keer met een creditcard. Voorts rekenden Nederlanders in 2011 35% van al hun aankopen af met een debitcard. Debitcardbetalingen brengen hierdoor een kostenefficiëntie met zich mee. Dit kan zich doorvertalen in lagere tarieven per debitcardtransactie.4
Deelt u de mening dat creditcardmaatschappijen winkeliers geen kosten mogen berekenen die boven de kostprijs en eventuele een beperkte opslag liggen? Is daarvan momenteel sprake, en zo ja bent u bereid daar actie tegen te ondernemen?
Winkeliers onderhandelen niet met creditcardmaatschappijen, maar met hun betaaldienstverlener (vaak een bank) over de tarieven die aan hen (winkeliers) in rekening gebracht worden bij een creditcardbetaling. De betrokken ondernemingen zijn in beginsel vrij om hun tarieven te bepalen. Van belang vanuit een oogpunt van kostenefficiëntie is dat winkeliers voldoende keuze in het aanbod van betaaldienstverleners houden. Ik zie op dit moment geen aanleiding om actie op dit vlak te ondernemen.
In hoeverre zal de op de Britse wetgeving lijkende Europese consumentenrichtlijn de hoge creditcardtarieven in Nederland aan banden kunnen leggen? Deelt u de zorg of deze richtlijn voldoende effect zal hebben met het oog op de vooralsnog beperkte effecten die deze lijkt te hebben in het Verenigd Koninkrijk?
In het Verenigd Koninkrijk zijn de kosten die handelaren in rekening brengen aan hun klanten beperkt tot de werkelijk door handelaren gemaakte kosten. Deze kosten bestaan voor retailers onder meer uit de kosten die gemaakt worden voor het aanhouden en onderhouden van een betaalterminal en het bedrag dat de handelaren verschuldigd zijn aan hun eigen betaaldienstverlener (bank). Deze laatste kosten zullen, zoals hiervoor in het antwoord op de tweede vraag is toegelicht, bij een betaling met een creditcard hoger zijn dan bij betaling met een debitcard. Deze kosten zijn kosten die de handelaar daadwerkelijk heeft gemaakt en die hij aan klanten mag doorberekenen.
De Europese richtlijn consumentenrechten5 ziet net als de Britse wetgeving op de relatie tussen handelaar en consument. Op grond van de Europese richtlijn consumentenrechten is het handelaren niet toegestaan om aan consumenten meer kosten in rekening te brengen dan de werkelijk door hen gemaakte kosten die verband houden met het gekozen betaalmiddel.6 De tarifering van de betaaldienst zelf zal door de richtlijn consumentenrechten niet worden beïnvloed. Indien handelaren gebruik maken van het betaalmiddel creditcard, mogen zij na de inwerkingtreding van deze richtlijn aan consumenten niet meer kosten in rekening brengen dan kosten die de handelaar als gevolg van het gebruik van het betreffende betaalmiddel heeft moeten maken. Het is op dit moment niet mogelijk om goed in te schatten wat de gevolgen van de richtlijn ten aanzien van de hoogte van die kosten in Nederland zullen zijn.
Deelt u de mening dat effectieve Europese wetgeving over de kosten van creditcardbetalingen niet moet worden afgewacht – de onderhandelingen over de betaaldienstenrichtlijn starten pas dit jaar – maar dat Nederland nu al reeds actie moet ondernemen om handelaren en consumenten te beschermen tegen exorbitante tarieven? Zo nee, waarom niet?
De betaalmarkt is, mede door de implementatie van de richtlijn betaaldiensten en de komst van een Single European Payments Area (SEPA), een Europese markt geworden. Ook nieuwe regelgevingvoorstellen op het terrein van betalingsverkeer hebben uiteindelijk tot doel om zoveel mogelijk bij te dragen aan harmonisatie van de Europese betaalmarkt. Er was en blijft daarbij ook aandacht voor kosten die aan consumenten in rekening worden gebracht. Uiteraard zal het kabinet de markt en de effecten van alle regelgeving nauwlettend blijven volgen. Ik zie, mede gelet op de aanpassingen in de laatste jaren en de nog ophanden zijn voorstellen, geen aanleiding om nu alvast nationale maatregelen te nemen.
Bent u bereid de Autoriteit Financiële Markten en / of de Nederlandse Mededingingsautoriteit te verzoeken om onderzoek te doen naar de tariefstelling door creditcardmaatschappijen op de Nederlandse markt?
De NMa houdt toezicht op naleving van het mededingingsrecht. De NMa is een onafhankelijke toezichthouder, het is dan ook niet aan mij om haar te verzoeken onderzoek te doen naar bepaalde markten. Wel kan ik u mededelen dat de NMa op de hoogte is van de signalen en Detailhandel Nederland heeft uitgenodigd voor een toelichting op haar bevindingen. Indien de NMa daartoe aanleiding ziet, zal zij een nader mededingingsrechtelijk onderzoek starten.
De AFM heeft hier in beginsel geen rol in.
Multinationals halen miljoenen uit EU-fonds |
|
Geert Wilders (PVV), Barry Madlener (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht «Multinationals halen miljoenen uit EU-fonds»?1
Ja
Sinds wanneer is de Nederlandse regering op de hoogte van de zinloze verkwisting van EU gelden uit het Europees Sociaal Fonds?
Het kabinet heeft kennis genomen van het artikel dat dagblad Trouw op 5 januari jl. over het onderwerp ter zake heeft gepubliceerd. Naar aanleiding van het bericht in Trouw heeft de Europese Commissie de Poolse managementautoriteit gevraagd te onderzoeken of er middelen naar multinationals zijn gegaan en zo ja, of dit is gebeurd conform de afspraken zoals vastgelegd in het Poolse operationele programma 2007–2013 voor de besteding van EU-middelen uit het Europees Sociaal Fonds, waarin afspraken zijn vastgelegd tussen de lidstaat en de Europese Commissie. De resultaten van het onderzoek van de Europese Commissie moeten worden afgewacht alvorens het kabinet gedetailleerde uitspraken kan doen over deze situatie.
Deelt u de mening dat er miljarden EU-subsidies slecht worden besteed en dat dit slechts het topje van de ijsberg is?
De Europese Rekenkamer, als onafhankelijke instantie, publiceert ieder jaar rapporten over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van EU-begrotingsmiddelen. Uit de jaarverslagen over de EU-begroting van 2010 en 2011 blijkt dat respectievelijk 3,7% en 3,9% van de EU-begroting «fouten van materieel belang» bevat2, met een financieel belang van respectievelijk € 4,5 en 5 miljard. Het kabinet acht het een zeer onwenselijke situatie dat het foutenpercentage op een dergelijk hoog niveau ligt en zelfs stijgt. Het kabinet zet zich in voor het realiseren van maatregelen die een positief effect hebben op verlaging van deze percentages en zorgen voor verbetering van de rechtmatigheid en doelmatigheid van EU-subsidies (zie ook antwoord op vraag 5). Daarbij ligt er een verantwoordelijkheid voor zowel de lidstaten afzonderlijk als voor de Europese Commissie.
Werkt het subsidiëren van bedrijven door de Europese Unie concurrentievervalsend? Zo nee, waarom niet?
Neen. Aangezien subsidieaanvragen open staan voor alle bedrijven en omdat gelijke voorwaarden gelden voor alle aanvragers is er geen sprake van concurrentievervalsing.
Wat gaat u ondernemen om dergelijke fraude en misbruik van EU gelden te voorkomen?
Het staat geenszins vast of hier sprake is van fraude. Het kabinet is hoe dan ook van mening dat iedere lidstaat zijn verantwoordelijkheid dient te nemen om ervoor te zorgen dat EU-fondsen op hun grondgebied op de juiste manier worden besteed. Om dat te bereiken zet het kabinet zich in voor verbetering van het verantwoordingsketen, zoals dit in de onderhandelingen over het Financieel Reglement heeft geleid tot enkele verbeteringen dienaangaande voor de nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK)-periode (Kamerstukken II 32 437 nrs. 8 t/m 14). Verder zet het kabinet zich tijdens de lopende onderhandelingen over de diverse sectorverordeningen in voor het formuleren van duidelijke regels, waardoor kan worden voorkomen dat interpretatieverschillen ontstaan over de specifieke invulling ervan. Daarnaast hebben alle operationele programma’s in de nieuwe MFK-periode de expliciete toestemming van de Europese Commissie nodig om gerealiseerd te kunnen worden. Het kabinet steunt de Europese Commissie in het uitvoeren van zijn handhavende rol. Tot slot streeft het kabinet naar meer transparantie over de besteding van EU-subsidies, bijvoorbeeld door te pleiten voor het openbaar maken van gegevens per lidstaat, inclusief foutenpercentages.
Bent u bereid iedere betaling aan de EU te staken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het kabinet ziet daarvoor geen aanleiding.
De gevolgen van de oorlog in Syrië voor de mogelijkheden van Nederlandse statushouders om te naturaliseren en voor de gezinsleden van vluchtelingen om naar Nederland na te reizen |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich de brief van de toenmalige minister van Justitie waarin bekendgemaakt werd dat aan 181 Syrische vreemdelingen een verblijfsvergunning werd verstrekt omdat zij op onjuiste wijze waren gepresenteerd aan een delegatie van de Syrische overheid?1
Ja.
Is het waar dat deze mensen inmiddels vijf jaar lang in het bezit zijn van een verblijfsvergunning en zij daarmee, net als andere uit Syrië afkomstige vreemdelingen, in aanmerking kunnen komen voor naturalisatie?
Ja, in principe wel, tenzij iemand het land heeft verlaten of door omstandigheden (bijv. niet-tijdige verlenging van de verblijfsvergunning) niet aan de termijn van vijf jaar toelating en verblijf voldoet.
Hoeveel uit Syrië afkomstige vreemdelingen die in Nederland een verblijfsvergunning hebben, komen op basis van de vijf jaar termijn inmiddels in beginsel in aanmerking voor naturalisatie?
Deze informatie is niet beschikbaar. De IND legt deze gegevens niet vast. Gegevens over aaneengesloten verblijf en de huidige verblijfplaats van de vreemdeling worden niet geregistreerd.
Kunt u aangeven aan welke eisen deze uit Syrië afkomstige vreemdelingen moeten voldoen om Nederlander te worden?
Een vreemdeling die de Nederlandse nationaliteit wil verkrijgen moet minimaal vijf jaar onafgebroken en met een geldige verblijfsvergunning voor een niet-tijdelijk verblijfsdoel in Nederland verblijven. De identiteit en nationaliteit moeten worden aangetoond met een gelegaliseerde en vertaalde of van apostille voorziene geboorteakte en een geldig buitenlands reisdocument (bijv. paspoort). Daarnaast geldt als voorwaarde een inburgeringsdiploma (A2-niveau) of ander bewijs van inburgering en er mag geen sprake zijn van een inbreuk op de openbare orde. Onderdanen uit Syrië kunnen geen afstand doen van hun oorspronkelijke nationaliteit, dus geldt voor hen een uitzondering op de afstandsplicht.
Worden deze vreemdelingen vanwege de oorlog in Syrië vrijgesteld van het vereiste om een geboortebewijs en een paspoort te overleggen, omdat het te onveilig is om naar Syrië te reizen en de overheid ter plaatse buitengewoon instabiel is? Zo nee, bent u bereid in voorkomende gevallen die vrijstelling te verlenen? Zo nee, bent u bereid de criteria voor het aannemen van bewijsnood wegens het niet kunnen bemachtigen van identiteitsdocumenten voor deze Syrische vreemdelingen te versoepelen?
In de naturalisatieprocedure wordt van de verzoeker, houder van een regulier verblijfsrecht, gevraagd een gelegaliseerde geboorteakte en een buitenlands reisdocument (paspoort) over te leggen. Indien verzoeker stelt deze stukken niet te kunnen overleggen, dient hij aan te tonen dat hij in bewijsnood verkeert.
De beoordeling of sprake is van bewijsnood is altijd een individuele beoordeling. Voor de beoordeling van de vraag of terecht een beroep op bewijsnood wordt gedaan, gelden de richtlijnen in de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Slechts in een uitzonderlijk geval kan de vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning regulier een gegrond beroep doen op bewijsnood. De vreemdeling moet objectief en verifieerbaar aantonen dat hij/zij er alles aan gedaan heeft om aan de documenten te komen. Indien wordt aangetoond dat sprake is van bewijsnood wordt voorbijgegaan aan de voorwaarde dat moet worden beschikt over een gelegaliseerde geboorteakte en/of een geldig paspoort.
Hierbij merk ik op dat de Syrische consulaten in Europa open zijn. Onderdanen uit Syrië kunnen bij deze consulaten paspoorten aanvragen en verkrijgen. Of in Syrië geboorteakten kunnen worden verkregen, is afhankelijk van de situatie in de regio waar de betreffende akte moet worden aangevraagd. Voor het aanvragen van een geboorteakte in Syrië kan de vreemdeling eventueel een familielid, kennis of andere derde machtigen.
De legalisatieketen is onderbroken in verband met de opschorting van de werkzaamheden van de Nederlandse ambassade in Damascus. Documenten uit Syrië moeten nog steeds worden gelegaliseerd door het Syrische ministerie van Buitenlandse Zaken.
De situatie in Syrië leidt gelet op het voorgaande niet op voorhand tot de conclusie dat sprake is van bewijsnood. Bij de individuele beoordeling of sprake is van bewijsnood wordt de situatie in het land van herkomst betrokken.
Hoeveel asielzoekers uit Syrië zijn in 2011 en 2012 naar Nederland gevlucht? Hoeveel van hen hebben een asielstatus gekregen?
In 2011 hebben 1702 Syriërs in Nederland een asielaanvraag ingediend. In datzelfde jaar zijn 30 verblijfsvergunningen asiel aan Syrische vreemdelingen verleend (deze 30 zijn niet een op een te relateren aan de 170 aanvragen omdat de aanvraag en de behandeling hiervan niet altijd in hetzelfde kalenderjaar plaatsvindt). Gedurende de tweede helft van 2011 gold een besluit- en vertrekmoratorium voor asielzoekers afkomstig uit Syrië en in deze periode zijn aan Syriërs dus geen asielvergunningen verleend. Medio 2012 liepen deze moratoria af en sindsdien worden Syrische asielaanvragen weer behandeld. Op dit moment geldt een toelatingsbeleid dat volledig recht doet aan de zorgwekkende situatie in Syrië.
Momenteel vindt conversie plaats van het oude primaire registratie- en behandelsysteem van de IND (INDIS) naar een nieuw ontwikkeld systeem (INDiGO). Vanwege deze conversie is gegevenslevering over 2012 maar beperkt mogelijk, namelijk alleen voor de belangrijkste kengetallen en alleen op een geaggregeerd niveau3. Niettemin kan ik u in algemene zin wel melden dat in vergelijking met vorig jaar sprake is van een aanzienlijke stijging van het aantal asielaanvragen door Syriërs, maar dat dit aantal nog steeds een beperkt aandeel vormt in het totale aantal asielaanvragen in Nederland.
Hoeveel gezinsleden van erkende asielzoekers hebben een aanvraag gedaan om na te reizen vanuit Syrië of een derde land zoals Turkije? Wat is de gemiddelde termijn waarbinnen deze nareisaanvragen worden afgehandeld? Herkent u de signalen dat in sommige gevallen de aanvragen om nareis van Syrische gezinsleden van vluchtelingen pas na tien maanden worden behandeld? Wat is hiervan de oorzaak?
Het aantal in 2011 afgehandelde aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die in het kader van nareis zijn ingediend door gezinsleden met de Syrische nationaliteit bedroeg tien en deze zijn ingediend bij de ambassades in Damascus, Syrië en in Beiroet, Libanon. In dat jaar zijn tevens tien mvv-adviesaanvragen, die zijn ingediend door de Syrische vreemdeling in Nederland, beoordeeld en voorzien van advies.
De gemiddelde doorlooptijd van de mvv-aanvragen van Syrische nareizigers in 2011 was 22 weken en die van de mvv-adviesaanvragen van Syrische nareizigers was gemiddeld elf weken. Er is dus geen sprake van een structurele behandelduur van tien maanden, hoewel het niet is uit te sluiten dat de behandeling in individuele gevallen langer duurt dan de gemiddelde doorlooptijd.
De behandelduur van een mvv-aanvraag wordt beïnvloed door verschillende factoren. Deze kan oplopen door het aantal nareisaanvragen dat wordt ingediend. De beoordeling van de mvv-nareisaanvragen vergt meestal meer tijd dan andere mvv-aanvragen omdat de meeste asielzoekers en hun gezinsleden niet in het bezit zijn van (goede) documenten. In die gevallen zal de feitelijke gezinsband op andere wijze moeten worden onderzocht, namelijk door middel van DNA-onderzoek en/of identificerende vragen. Dit kost vanzelfsprekend extra tijd. De nieuwe werkwijze in nareisprocedures zoals deze in de brief aan de Tweede Kamer van 16 juli 2012 bekend is gemaakt, zal naar verwachting een kortere gemiddelde behandelduur tot gevolg hebben.
De gevraagde aantallen zijn gedetailleerd van aard waardoor deze over 2012 niet leverbaar zijn gelet op de conversie.
Deelt u de mening dat door de lange behandelingsduur van de nareisaanvragen gezinnen die uit een oorlogssituatie komen een zeer lange periode van elkaar gescheiden worden en dat dit zoveel mogelijk moet worden voorkomen? Bent u zich er tevens van bewust dat deze nareizende gezinsleden tijdens de aanvraagfase, bijvoorbeeld in Turkije, niet verzekerd zijn van onderdak en andere elementaire levensbehoeften?
Uiteraard ben ik van mening dat de behandeling van nareisaanvragen zo kort mogelijk moet duren. De termijn voor het indienen van een nareisaanvraag is mede daarom gesteld op maximaal drie maanden na vergunningverlening aan de hoofdpersoon, zodat gezinshereniging zo snel mogelijk kan plaatsvinden. Zorgvuldigheid in de behandeling van nareisaanvragen is evenwel van belang, waarbij oog moet zijn voor het tegengaan van fraude. In mijn antwoord op vraag 7 heb ik toegelicht welke factoren de behandelduur onder andere beïnvloeden.
Ik ben mij ervan bewust dat sommige nareizigers – al dan niet legaal – buiten hun herkomstland verblijven. Ook hierom beoog ik de procedures zo kort mogelijk te laten duren. Er is geen regel dat bepaalde zaken voorrang krijgen, dit zou immers ten koste gaan van andere vreemdelingen die al of niet buiten hun land van herkomst – wellicht ook in een lastige positie – verkeren. In de praktijk wordt soms door bijvoorbeeld VluchtelingenWerk Nederland aandacht gevraagd voor een specifieke zaak. In die individuele gevallen waar sprake is van een bijzondere schrijnende situatie wordt waar mogelijk door de IND naar een praktische oplossing gezocht. Hierbij wordt uiteraard steeds in het oog gehouden dat de meeste nareizigers in een lastige positie (kunnen) verkeren.
Bent u bereid daarom extra prioriteit te geven aan deze nareisaanvragen en die met voorrang te behandelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid het mogelijk te maken om de nareizende gezinsleden in een eerder stadium naar Nederland te laten reizen, zodat zij korter van elkaar gescheiden zijn en zij in Nederland kunnen worden opgevangen? Zo nee, waarom niet?
Inreis op basis van een mvv is pas mogelijk als de mvv-aanvraag die door de vreemdeling is ingediend, positief is beoordeeld. Het is niet mogelijk en wenselijk om vreemdelingen toe te laten voordat deze aanvraag is beoordeeld. Immers, de mvv-procedure is bedoeld om te toetsen of de persoon in aanmerking komt voor een afgeleide asielvergunning en de vreemdeling die een mvv krijgt, kan hiermee legaal Nederland inreizen. Zou de mvv zonder beoordeling worden afgegeven, dan bestaat het risico dat de asielaanvraag in Nederland alsnog wordt afgewezen. Indien de nareiziger mét mvv inreist, kan in beginsel in ieder geval een afgeleide asielvergunning (art. 29, onder e of f Vw) worden verleend. Daarnaast is belangrijk om bij de mvv-aanvraag de persoon te identificeren. Om dezelfde reden kunnen nareizigers niet worden toegelaten voordat de hoofdpersoon een asielvergunning heeft verkregen.
Uiteraard kan een mvv-aanvraag sneller behandeld worden als de vreemdeling relevante informatie, bij voorkeur documenten, overlegt.
Het bericht “Toezichthouder negeerde risico Vestia” |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Toezichthouder negeerde risico Vestia»?1
Ja.
Kunt u bij elk van de contracten die het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) bij woningcorporatie Vestia vanaf 2008 geborgd c.q. gegarandeerd heeft, aangeven of het WSW volgens de wetten en de eigen regels de borgstelling hadden mogen afgeven?
Er zijn geen specifieke wettelijke regels van toepassing op het afgeven van borgstellingen door het WSW. Het WSW is een private organisatie die in een civielrechtelijke context overeenkomsten aangaat (borgstellingen afgeeft).
Desgevraagd heeft het WSW mij bericht, dat zij alle reguliere borgingen heeft afgegeven op basis van een kredietwaardigheidsbeoordeling. Deze is gebaseerd op de Prognose Informatie (dPi) en op de Verantwoordingsinformatie (dVi) en als gevolg hiervan mede op de betreffende jaarrekeningen van Vestia. Daarmee is volgens het WSW de in het reglement van deelneming verplichte procedure gevolgd waardoor de borgstellingen binnen de eigen regels zijn afgegeven.
Kunt u een gedetailleerd overzicht geven van de borgstellingen van Vestia en van de derivatencontracten bij woningcorporatie Vestia?
De informatie bij het WSW met betrekking tot (individuele) leningen en derivaten is bedrijfsgevoelig en kan het WSW derhalve niet verstrekken zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de deelnemer. E.e.a. is vastgelegd in het reglement van deelneming (artikel 32).
Klopt het dat woningcorporatie Vestia tegen de regels in vrij eigen vermogen aanhield en dat dat op zich al een beletsel had moeten zijn voor de borging van contracten door het WSW?
Een toegelaten instelling heeft de mogelijkheid eigen middelen aan te houden, die voor een normale bedrijfsvoering vereist is. De hoogte van de eigen middelen bepaalt echter mede de hoogte van de mogelijke borging. Het WSW heeft aangegeven, dat zij in 2009 en 2010 een beperking heeft toegepast op het te borgen volume vanwege de omvang van de eigen middelen bij Vestia. Het beschikbaar gestelde volume is het bedrag dat de deelnemer periodiek (meestal jaarlijks) krijgt om leningen met borging van het WSW aan te trekken voor de financiering van borgbare onroerende zaken en voor herfinancieringen van geborgde leningen voor de komende een tot drie prognosejaren. De hoogte van het volume hangt af van de kasstroomprognose en de financieringsbehoefte van de woningcorporatie. Vestia had veel eigen middelen, hetgeen een beletsel vormde voor een door Vestia destijds gewenste sterke toename van de borging van leningen door het WSW.
Hoe groot was het probleem van woningcorporatie Vestia geweest indien het WSW strikt zijn regels gehandhaafd zou hebben en hoeveel minder verlies zou er dan geleden zijn?
De schade bij Vestia is primair veroorzaakt doordat Vestia een derivatenportefeuille heeft opgebouwd die niet passend was voor een woningcorporatie. Het WSW is van oordeel, dat zij haar eigen beleid inzake eigen middelen gehandhaafd heeft met als resultaat een sterke beperking van het te borgen volume in 2009 en 2010, omdat Vestia over veel eigen middelen beschikte. Bij de beperking van het volume in 2010 heeft het WSW echter wel aangegeven dat voldoende middelen moesten worden aangehouden om liquiditeitsrisico’s bij een rentedaling van 2 procentpunt op te kunnen vangen.
Aangezien het WSW van oordeel is, dat zij haar eigen regels heeft gehandhaafd, kan niet aangegeven worden hoeveel minder verlies geleden zou zijn zoals bedoeld in de vraag.
Zijn de contracten die het WSW niet had mogen garanderen rechtsgeldig?
Er zijn volgens het WSW geen contracten geborgd die het WSW niet had mogen borgen. De borgstellingen zijn derhalve volgens het WSW rechtsgeldig afgegeven.
Zijn de bestuurders en/of toezichthouders van het WSW verantwoordelijk voor de onterecht afgegeven garanties?
Volgens het WSW zijn er geen borgingen onterecht afgegeven en daarmee is er ook geen sprake van aansprakelijkheid op dat punt.
Zijn de bestuurders en/of toezichthouders van het WSW aansprakelijk indien het WSW verlies leidt op garanties die ten onrechte zijn afgegeven?
Zie antwoord vraag 7.
Welke gevolgen heeft het voor bestuurders, indien zij tegen de regels in voor miljarden aan garanties afgeven, die in het uiterste geval gedekt worden door de belastingbetaler?
Zie antwoord vraag 7.
Waarom hield het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) geen toezicht op derivaten en waarom kwam deze taak indirect in zijn geheel bij het WSW te liggen?
Het CFV oefent het integrale financiële toezicht uit. Zij deed dat in de betreffende periode op basis van de meerjarige ontwikkeling van het vermogen (solvabiliteitsprognoses). Bij derivaten en margin calls is het van belang dat woningcorporaties voldoende liquiditeiten hebben. Nadat eind 2008 bij een aantal woningcorporaties geconstateerd werd, dat er problemen waren bij het kunnen voldoen aan hun margin call verplichtingen, heeft het WSW in het jaarverslag 2008 aangegeven de derivaten te zullen gaan monitoren. Het WSW heeft mij in het kader van de beantwoording van deze schriftelijke vragen overigens aangegeven dat deze tekst uit het jaarverslag niet geheel juist is. Het WSW is alleen de betreffende deelnemers met liquiditeitsproblemen, en derhalve niet generiek, gaan monitoren. Het WSW stelt nu met de generieke monitoring van derivaten in februari 2010 te zijn begonnen en heeft pas toen kwartaalgewijs info opgevraagd bij alle deelnemers. Het WSW heeft evenwel geen formele rol in het toezicht.
Volgens het CFV was echter de eerdere communicatie aanleiding voor het CFV om niet zelf op derivaten toezicht uit te oefenen.
Klopt het dat WSW niet per kwartaal inzicht kreeg in de transacties, terwijl dit wel was geë
Het klopt dat het WSW van Vestia dit inzicht niet per kwartaal kreeg terwijl het wel was opgevraagd. Conform het reglement van deelneming mocht het WSW deze informatie opvragen.
Hoe beoordeelt u de zin op de website van WSW: » Het WSW is betrouwbaar: er is nog nooit een aanspraak geweest op onze borgstelling»2 2) na de zeer ingewikkelde, uitgebreide en kostbare noodoplossing die gevonden is voor de afhandeling van de derivaten?
Het is juist, dat er nog nooit aanspraak is gemaakt op de borgstelling. In die zin is de kwalificatie correct.
Het bericht Gemeente verdient aan kledinginzamelaars |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Gemeente verdient aan kledinginzamelaars»?1
Ja, daarvan heb ik kennis genomen.
Is het u bekend dat gemeenten via aanbesteding inkomsten genereren voor het plaatsen van inzamelingscontainers voor kleding? Kunt u aangeven om hoeveel gemeenten het gaat?
De gemeente is op grond van de Wet milieubeheer en het Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021 (LAP) verplicht om de (gescheiden) inzameling van textiel te organiseren. De wijze waarop men aan die verplichting uitvoering geeft, behoort tot de autonome bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de gemeente. De eventuele kosten en baten van het door de gemeente ingestelde textielinzamelsysteem kunnen door de gemeente worden verwerkt in de gemeentelijke afvalstoffenheffing die de burgers moeten betalen.
Ik weet van de afzonderlijke gemeenten in Nederland niet wat hun beleid is voor textielinzameling en heb daarom geen overzicht van inzamelmethoden, aanbestedingen, kosten en inkomsten. Uit navraag bij de VNG en de NVRD (Koninklijke vereniging voor afval- en reinigingsmanagement) blijkt dat zij die informatie ook niet hebben.
Is het inderdaad zo dat gemeenten structureel inkomsten genereren door een deel van de opbrengst van het ingezamelde textiel af te romen, terwijl zij slechts eenmalig de kosten voor plaatsing van de containers hebben?
Vanwege de autonomie van de gemeenten op dit punt, heb ik geen zicht op hoe zij omgaan met de inkomsten van textielinzameling. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Hoe beoordeelt u de hoogte van de (jaarlijkse) bijdrage voor de plaatsing van containers in relatie tot de daadwerkelijke kosten van gemeenten en in relatie tot de opbrengst van textiel?
De afzonderlijke gemeenten zijn verantwoordelijk voor het in rekening brengen van vergoedingen voor de plaatsing van containers. Het is mij niet bekend hoe hoog die vergoedingen zijn en hoe zich die verhouden tot de opbrengst van textiel. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat de opbrengst van textiel, door de consument ingezameld voor een goed doel, niet gebruikt mag worden om de gemeentelijke begroting sluitend te maken?
Ik ben van mening dat een gemeente aan derden een vergoeding in rekening mag brengen die noodzakelijk is voor het voldoen van de kosten die de gemeente moet maken. Dat geldt dus ook voor textielinzameling. Ik vind het niet gepast dat voor textielinzameling een vergoeding in rekening wordt gebracht, waarmee ook andere kosten van de gemeente worden voldaan.
Bent u bereid hierover in overleg te treden met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)?
Ja, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal hierover in overleg treden met de VNG en de Kamer over het resultaat informeren.
Voor de volledigheid merk ik op dat over de vergoeding die gemeenten vragen aan goede doelen voor de inzameling van textiel al eerder overleg is geweest met de VNG. Dat is gebeurd naar aanleiding van een op 20 april 2009 ingediende motie (30 872, nr. 35), waarin de regering onder meer wordt verzocht om in overleg met de gemeenten te komen tot een afschaffing van de inzamelvergoeding voor kleding voor goede doelen. Tijdens het algemeen overleg op 23 maart 2010 (30 872, nr. 61) heeft toenmalig minister Huizinga-Heringa van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu geantwoord dat dit onderwerp is besproken met de VNG en dat de VNG zich niet bereid toonde om op genoemd onderwerp verder actie te ondernemen richting de gemeenten. Het argument hiervoor was dat goede doelen soms ook een commerciële kant hebben.
De ontwikkelingen rondom neuroloog Jansen Steur |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Drost: Jansen Steur dankt Duitse baan aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)»?1
Voor uitspraak daarover is het onder andere van belang te weten op welke wijze het Duitse ziekenhuis waar de heer Jansen Steur in 2006 is gaan werken, is omgegaan met door de IGZ verstrekte informatie die bij dat ziekenhuis wel bekend was over de heer Jansen Steur. En in welke mate latere werkgevers in Duitsland de antecedenten van de heer Jansen Steur hebben nagetrokken.
Bent u op de hoogte van het «akkoord» dat de IGZ gesloten heeft met deze omstreden neuroloog? Zo ja, vindt u dat de IGZ hiermee goed gehandeld heeft?
Ik verwijs u naar paragraaf 4 van de begeleidende brief.
Is het waar dat bij een tuchtrechtzaak vrijwillige uitschrijving uit het BIG-register niet mogelijk is?
Iemand kan zich op elk moment op eigen verzoek laten doorhalen in het BIG-register. Ik verwijs u voorts naar paragraaf 4 van de begeleidende brief.
Waarom heeft de inspectie Jansen Steur niet in 2003 geschorst door middel van een tuchtrechtzaak zodat deze schorsing in het BIG-register kwam te staan?
Zie het antwoord op vraag 2.
Hoe gaat u voorkomen dat falende zorgverleners zich vrijwillig laten uitschrijven uit het BIG-register?
Ik verwijs u naar paragraaf 4 van de begeleidende brief.
Bent u van plan zorgaanbieders te verplichten om bij sollicitaties het functioneren van de arts in het verleden te laten nagaan? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar paragraaf 4 van de begeleidende brief.
De voorgenomen sluiting op- en afrit Nuth (A76) |
|
Raymond Knops (CDA), Sander de Rouwe (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de voorgenomen afsluiting van de op- en afrit van de A76 bij Nuth?
Ja. De afsluiting van de bestaande op- en afrit in de gemeente Nuth is afgesproken in het convenant «Bereikbaarheidsimpuls Limburg» dat op 3 juni 2010 door mijn voorganger en de provincie Limburg is ondertekend.
Klopt het dat Rijkswaterstaat bovenstaande op- en afrit wil slopen omdat er minder op- en afritten moeten komen, terwijl op hetzelfde traject op slechts één kilometer afstand van een knooppunt een nieuwe op- en afrit (Simpelveld/Molsberg) gerealiseerd wordt? Wat vindt u van deze tegenstrijdigheid?
Nee,
Wat is uw oordeel over de gigantische toename van sluipverkeer door kleine buurtschappen zoals Hellebroek als gevolg van sluiting van de op- en afrit bij Nuth, terwijl de doelstelling van de Buitenring is om doorgaand verkeer om de kernen heen te leiden?
De provincie Limburg is het verantwoordelijke bevoegde gezag en heeft ten behoeve van de belangenafweging een PIP-procedure ingezet. Uit het PIP blijkt dat de provincie aandacht heeft voor de omrijdbewegingen en het sluipverkeer.
Op welke manier heeft Rijkswaterstaat de provincie en desbetreffende gemeenten betrokken bij het voorgenomen besluit tot afsluiting?
De provincie Limburg heeft als bevoegd gezag van het PIP de desbetreffende gemeenten betrokken bij het voorgenomen besluit tot afsluiting.
Het bericht “Ziekenhuisfusies zonder winnaar” |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Ziekenhuisfusies zonder winnaar»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat in Nederland slechts één op de vijf ziekenhuizen de optimale omvang van tussen de 200 en 300 bedden heeft en dat de rest fors groter is?
Optimale omvang is geen absoluut of eenduidig begrip. Omvang is een afgeleide van de vraag welke (soorten) zorg een ziekenhuis wil en kan leveren. Het leveren van complexe zorg vraagt omvangrijke infrastructuur, aanzienlijke investeringen en (super)gespecialiseerd personeel. Sinds enige tijd krijgt ook het minimum aantal verrichtingen bij complexe zorg steeds meer gewicht. Al deze aspecten hebben consequenties voor de omvang van een ziekenhuis en dus ook voor de optimale omvang van elk specifiek, individueel ziekenhuis.
De studies waarin gesproken wordt over een optimale omvang van tussen de 200 en 300 bedden, bedoelen optimale omvang bezien vanuit het perspectief van de doelmatigheid. Doelmatigheid is natuurlijk belangrijk. Voordelen van schaalvergroting kunnen echter ook op andere terreinen liggen: bijv. kwaliteit (specialisatie).
Fusies en overnames zijn dus niet per definitie ongewenst omdat zij leiden tot een omvang die boven de 300 bedden uitstijgt, fusies en overnames zijn ook niet per definitie gewenst, omdat het doelmatiger of beter zal worden. Fusies en overnames moeten goed onderbouwd zijn. Zolang het wetsontwerp dat de zorgspecifieke fusietoets (zie verder hieronder) nog niet is aangenomen schrijf ik alle ziekenhuizen die aangeven te willen fuseren aan en wijs ik hen op de bepalingen uit dat wetsontwerp. Ik vraag hen al te handelen alsof het wetsontwerp is aangenomen.
Wat is uw reactie op de conclusie van de onderzoekers van de Technische Universiteit Delft (TU Delft) dat ziekenhuizen minder efficiënt worden naarmate ze groter zijn? Wat is uw reactie op de conclusie dat de enorme schaalgrootte van ziekenhuizen in Nederland een belangrijke oorzaak van de hoge kosten, 23 miljard euro per jaar, is?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat Nederlandse ziekenhuizen al bovengemiddeld groot zijn en dat verdere schaalvergroting door middel van fusies of overnames ongewenst is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat vermindering van het aantal ziekenhuizen leidt tot verslechtering van de bereikbaarheid van de zorg? Zo nee, waarom niet?
Fusie en overname van ziekenhuizen leiden niet noodzakelijkerwijs tot verslechtering van de bereikbaarheid. Pas wanneer besloten wordt tot verdergaande taakverdeling en concentratie van functies op één locatie (bijvoorbeeld van de spoedeisende hulpafdeling) kan dat leiden tot verslechterde bereikbaarheid. Voor een dergelijk geval is er vanuit het publiek belang een norm voor bereikbaarheid geformuleerd: een patiënt moet na een spoedoproep binnen 45 minuten een spoedeisende hulpafdeling (SEH) van een ziekenhuis kunnen bereiken.
Hoewel het aantal ziekenhuizen afneemt neemt het aantal zorglocaties toe. De behandeling van chronische zorg, waarvoor mensen frequenter een arts consulteren, zoals diabeteszorg en longproblematiek, wordt steeds vaker dichtbij geboden, bijv. door huisartsen, buitenpoli’s en private zorgcentra. Zo ontstaat er een nieuwe balans tussen concentratie en spreiding van zorg.2
Ook komt het voor dat samenwerkende ziekenhuizen de complexere gevallen zelf blijven behandelen en voor de grotere volumes een nieuwe organisatie of locatie oprichten. Meer concentratie en meer spreiding gaan daarbij aldus hand in hand.3
Bent u bereid om met de minister van Economische Zaken te zorgen dat de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) meer wapens krijgt om ziekenhuisfusies tegen te kunnen houden? Zo nee, waarom niet?
De NMa toetst of de mededinging door een voorgenomen fusie significant beperkt wordt en hanteert daarbij een in de Mededingingswet omschreven afwegingskader. Een zorgspecifieke fusietoets vanuit kwaliteitsperspectief door de NZa in combinatie met een fusietoets vanuit mededingingsperspectief door de NMa is in mijn ogen een volwaardig instrumentarium om ziekenhuisfusies te beoordelen.
Bent u het eens met de aanbeveling om bij geplande fusies de bewijslast om te draaien en een fusie niet door te laten gaan als het publieke belang niet aangetoond kan worden? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment ligt er een wetsvoorstel (33 253) in uw Kamer, waarmee de regels voor zorgspecifieke fusietoetsing worden aangescherpt. Onderdeel van dit wetsvoorstel is de verplichte fusie-effectrapportage. Zorgaanbieders met een fusievoornemen worden door deze verplichting gedwongen hun fusievoornemen goed te doordenken en in ieder geval aandacht te besteden aan de volgende onderwerpen: de doelstellingen van de concentratie, de redenen voor de concentratie, de structuur van de nieuwe organisatie, de financiële gevolgen, de gevolgen voor de zorgverlening voor de cliënt, de risico’s met betrekking tot kwaliteit en bereikbaarheid en de wijze waarop deze risico’s worden ondervangen, de wijze waarop overleg is gepleegd met betrokkenen (in ieder geval cliënten en personeel) en hoe met deze inbreng is omgegaan en het tijdsbestek waarbinnen de concentratie zal worden gerealiseerd. Deze fusie-effectrapportage wordt betrokken bij de zorgspecifieke fusietoets van de NZa. De NZa toetst of cliënten en personeel op zorgvuldige wijze betrokken zijn bij de voorbereiding van de fusie en of er geen cruciale zorg in het geding is waardoor de continuïteit van de zorg in gevaar kan komen. Zorgaanbieders worden door het opstellen van de fusie-effectrapportage als het ware gedwongen de meerwaarde van de fusie aan te tonen. Met deze verplichting wordt tegemoet gekomen aan de gevraagde omkering van de bewijslast.
Wat is de rol van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bij de beoordeling van fusies en hoe staat het met de werking van de zorgspecifieke fusietoets?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is uw visie over het optimale aantal ziekenhuizen in Nederland?
Ik vind het belangrijk dat voldaan wordt aan de volume-, kwaliteits- en bereikbaarheidsnormen. Het optimale aantal ziekenhuizen is daar een afgeleide van.