De berichten ‘Crimineel Martha op vrije voeten’ en ‘Topcrimineel vrijgelaten door Hof van Amsterdam’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Crimineel Martha op vrije voeten» en «Topcrimineel vrijgelaten door Hof van Amsterdam»?1 2 Klopt het wat hierin vermeld wordt?
De strafzaak tegen betrokkene waarin hij door het gerechtshof Amsterdam is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar is door de Hoge Raad teruggewezen naar het gerechtshof. Betrokkene is na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in deze zaak aangehouden op verdenking van nieuwe feiten. Na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis voor deze nieuwe feiten is hij aansluitend opnieuw in voorlopige hechtenis genomen vanwege de eerste zaak.
Bij de tussentijdse toetsing van de voorlopige hechtenis wegens de eerste zaak is deze door het gerechtshof recent opnieuw geschorst op verzoek van betrokkene. Het gerechtshof heeft, naast de gebruikelijke voorwaarden zoals het zich niet schuldig maken aan nieuwe strafbare feiten, wel aanleiding gezien om bijzondere voorwaarden op te leggen die ondermeer zijn gericht op het beperken van de bewegingsvrijheid van betrokkene.
Deelt u de mening dat deze crimineel, ten aanzien waarvan de kans op herhaling levensgroot is en die tevens een groot gevaar vormt voor de samenleving, nooit vrijgelaten had mogen worden? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om deze beslissing van het Hof van Amsterdam terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Een voorlopige hechtenis kan worden geschorst wanneer de persoonlijke belangen van de betrokkene om in vrijheid de behandeling van diens zaak af te wachten prevaleren boven de belangen van de samenleving bij het voortduren van de voorlopige hechtenis. Ik kan niet treden in de beoordelingen door de rechtbank en het gerechtshof in verband met de schorsingen in de in antwoord 1 genoemde strafzaken. Het Openbaar Ministerie heeft bij het laatstgenoemde verzoek tot schorsing voor voortduring van de voorlopige hechtenis gepleit. Er staan voor het Openbaar Ministerie geen rechtsmiddelen open tegen het besluit van het gerechtshof.
Deelt u de mening dat levensgevaarlijke criminelen nooit zomaar vrijgelaten mogen worden alleen maar vanwege het feit dat zij in hoger beroep gaan? Zo nee, waarom niet?
Het enkele feit dat een verdachte in hoger beroep gaat tegen een vonnis is geen grond voor het schorsen van diens voorlopige hechtenis. Het is dan ook niet aan de orde om in verband daarmee maatregelen te nemen. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op de overige vragen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de doelstelling uit het Regeerakkoord «Executie direct na veroordeling in eerste aanleg»? Bent u bereid met de grootst mogelijke spoed deze doelstelling te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Een wetsvoorstel dat strekt tot het regelen van de dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen van ten minste één jaar, zoals voorzien in het Regeerakkoord, zal nog deze maand ter consultatie worden aangeboden aan de gebruikelijke adviesinstanties.
Bent u bereid per direct maatregelen te nemen zodat in de toekomst dergelijke onverbeterlijke misdadigers nooit meer zomaar vrijgelaten worden alleen maar vanwege het feit dat zij in hoger beroep gaan? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen en per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De gevolgen van het inflatiecijfer op de huurstijgingen |
|
Jacques Monasch (PvdA), Ed Groot (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht van de Woonbond over de gevolgen van het inflatiecijfer voor de huurstijgingen en van het daarin genoemde onderzoek van de Woonbond?1
Ja.
Kunt u toelichten in hoeverre u de analyse en conclusies van de Woonbond uit het onderzoek onderschrijft?
Van een onjuiste berekening van het inflatiecijfer is geen sprake. De berekening van het inflatiecijfer door het CBS vindt plaats conform internationale richtlijnen.2
De Woonbond geeft drie redenen aan waarom het inflatiecijfer momenteel fors opwaarts zou zijn vertekend, te weten: de onjuiste berekening van de toegerekende huur voor eigen woningen, de doorwerking van de extra huurverhoging in het inflatiecijfer en het onterecht meerekenen van de btw-verhoging in het inflatiecijfer. Onderstaand ga ik nader op de drie genoemde punten in.
Het CBS hanteert voor de prijsverandering van eigenwoningbezit de methode van toegerekende huur. Deze methode is conform internationale richtlijnen. De Woonbond stelt dat deze methode de werkelijke prijsverandering overschat, omdat de kosten van koopwoningen al enige jaren dalen als gevolg van dalende koopprijzen en dalende hypotheekrente. De CPI (Consumentenprijsindex) meet echter de prijsontwikkeling van consumptieve bestedingen van huishoudens. De aankoop van een woning, als investeringsbeslissing van een huishouden, telt niet mee in de consumptie. In de CPI wordt voor de consumptie van een woningbezitter een bedrag toegerekend voor het gebruik van de woning. Dit toegerekende bedrag aan de koper is vergelijkbaar met de huur die voor de woning zou moeten worden betaald. Op deze wijze wordt de woonconsumptie van huurders en kopers vergelijkbaar gemaakt. Als de huur van een huurwoning stijgt, neemt hierdoor ook de toegerekende huurwaarde van een koopwoning toe.
In de inflatieberekening wordt de prijsontwikkeling van woninghuren meege-nomen. Dit is conform de internationale richtlijnen. Al jarenlang is in het huurbeleid de maximale huurverhoging gerelateerd aan de inflatie en werken huurverhogingen die in een jaar worden doorgevoerd indirect door in de huurverhoging van het volgend jaar.
De Woonbond geeft aan dat de btw-verhoging van 19% naar 21%, die verwerkt is in het inflatiecijfer, niet relevant is voor de huursector. Dit omdat de huren vrijge-steld zijn van btw. De btw-verhoging is echter wel relevant voor het algemene prijspeil en moet volgens de internationale richtlijnen worden meegenomen in de berekening van het inflatiecijfer.
Bent u het met de Woonbond eens dat de berekeningsmethode van het inflatiecijfer een ongewenst huurprijsopdrijvend effect heeft? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken hoe dit ongewenste effect voortaan te voorkomen is?
De CPI is een goede maatstaf voor de ontwikkeling van prijzen. Al jarenlang speelt de CPI een rol in de bepaling van de jaarlijkse maximale huurverhoging voor de gereguleerde huursector. De CPI is overigens ook de basis voor de huurverhoging in veel geliberaliseerde huurcontracten. Door de koppeling van de toegestane huurstijging aan de ontwikkeling van de inflatie wordt voorkomen dat de reële huurstijging te hoog of te laag wordt. Incidentele ontwikkelingen kunnen leiden tot zowel hogere als lagere inflatiecijfers en huurverhogingen. Gemiddeld genomen blijft de CPI echter een goede indicator om de huurverhoging op te baseren. Ik zie dan ook geen aanleiding om een onderzoek te starten naar een ander inflatiecijfer als basis voor het huurbeleid.
Labour Organisation.
De sluiting van een huisartsenpost in Woerden |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de sluiting van de huisartsenpost in Woerden? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Volgens informatie van de huisartsenpost is er geen sprake van sluiting van de huisartsenpost Woerden. De huisartsenpost is en blijft open gedurende de avond en de weekenden en wordt alleen gedurende de nacht gesloten. Dit heeft te maken met veranderen van locatie in de regio van de huisartsenpost die in de nacht open is. De regio De Meern, De Ronde Venen, Haarzuilens, Leidsche Rijn, Montfoort, Stichtse Vecht, Vleuten en Woerden heeft twee huisartsenposten. De huisartsenpost in Leidsche Rijn wordt verplaatst naar het nieuwe ziekenhuis en gecombineerd met de afdeling spoedeisende hulp (SEH) van het nieuwe ziekenhuis. Deze locatie ligt centraler voor het gehele werkgebied en derhalve is besloten de nachtopening die eerst alleen in Woerden was te verplaatsen naar Leidsche Rijn. Deze verandering vindt plaats met tegelijkertijd verruiming van de openingstijden in de avond.
Waarom, en door wie, is besloten dat de huisartsenpost in Woerden moet sluiten? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te infomeren? Zo nee, waarom niet?
De aangesloten huisartsen van, De Meern, De Ronde Venen, Haarzuilens, Leidsche Rijn, Montfoort, Stichtse Vecht, Vleuten en Woerden hebben recentelijk gekozen voor de locatie in Leidsche Rijn als post die open blijft in de nacht. Volgens betreffende huisartsen zijn de argumenten daarvoor dat de gemiddelde reistijd voor de inwoners van het gehele verzorgingsgebied naar locatie Leidsche Rijn korter zijn dan naar Woerden, omdat de locatie Leidsche Rijn centraler ligt in de regio. Maar ook vanwege veiligheidsaspecten voor medewerkers van de huisartsenpost in het ziekenhuis Leidsche Rijn, die op de nieuwe locatie in de nacht beter te garanderen zijn.
Vindt u het verantwoord dat zorgbehoevende mensen zeker 20 kilometer moeten reizen voor huisartsenzorg, en is dit in overeenstemming met uw voornemen om zorg dichtbij de mensen te organiseren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het gaat in de nacht om een beperkt aantal patiënten. Uit gegevens van de huisartsenpost Woerden blijkt dat per nacht gemiddeld 1 patiënt uit Woerden wordt uitgenodigd naar de huisartsenpost te komen voor een consult. Het betreft enkel patiënten die medisch stabiel zijn. Bij twijfel over deze stabiliteit wordt op korte termijn een bezoek bij de patiënt afgelegd door de huisarts dan wel ambulancepersoneel. Gedurende de hele nacht blijft de telefonische bereikbaarheid gewaarborgd en onveranderd. Mij is verzekerd dat in geval van twijfel de huisartsen altijd de veiligheid van de patiënt voorop zullen stellen.
Deelt u de mening dat het sluiten van huisartsenposten in buurten leidt tot de verschraling van de huisartsenzorg, en dat dit niet ten goede komt aan de zorg van mensen? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om sluiting te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van sluiting van een huisartsenpost, zoals uit mijn antwoord op vraag 1 blijkt. Het betreft hier een verandering van locatie voor wat betreft het openblijven in de nacht. Mij is niets bekend over het sluiten van andere huisartsenposten in het land. Ik deel uw mening dan ook niet dat er sprake zou zijn van verschraling van huisartsenzorg en zie het dan ook niet als mijn verantwoordelijkheid maatregelen te treffen.
Hoeveel andere huisartsenposten worden bedreigd met sluiting, en waarom? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Mij is niets bekend van huisartsenposten die bedreigd worden met sluiting. Ook bij navraag hierover bij de Vereniging van Huisartsenposten Nederland is daarover niets bekend. Een specifiek onderzoek is derhalve niet nodig.
Is het niet tegenstrijdig dat aan de ene kant huisartsen relatief meer geld krijgen dan andere sectoren, maar aan de andere kant toch een huisartsenpost bij het ziekenhuis in Woerden wordt gesloten op bepaalde tijden? Is dit niet strijdig met het uitgangspunt de eerstelijnszorg te versterken?
Ik zie die tegenstrijdigheid niet omdat er zoals aangegeven geen sprake is van sluiting van een huisartsenpost tijdens de nachtelijke uren, waarvoor geen alternatief beschikbaar is. Het betreft een verplaatsing van die zorg naar een andere locatie, die voor alle bewoners in het werkgebied centraler en beter bereikbaar is. Dat doet niets af aan mijn beleid tot versterking van de eerstelijnszorg.
Het bericht ‘Weduwe buitenland houdt pensioen’ |
|
Barry Madlener (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Weduwe buitenland houdt pensioen»?1
Ja.
Gaat het kabinet in beroep tegen deze uitspraak van de rechter? Zo nee, waarom niet?
Ja, de Sociale Verzekeringsbank zal hoger beroep instellen tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 22 augustus jl., waarin de Rechtbank heeft geoordeeld dat de verlaging per 1 januari 2013 van reeds lopende nabestaanden-uitkeringen door toepassing van het woonlandbeginsel in strijd is met verschillende internationale regelingen.
Bent u nog steeds van mening dat de nabestaandenuitkeringen van weduwen die naar het buitenland vertrekken moeten worden aangepast (verlaagd) naar het niveau van het woonland? Zo nee, waarom niet?
Ja, conform de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid wordt de hoogte van een uitkering in het kader van de Algemene nabestaandenwet (Anw) in landen buiten de EU, EER en Zwitserland afgestemd op het kostenniveau van het land waar de belanghebbende woont.
Bent u bereid op de kortst mogelijke termijn reparatiewetgeving voor te leggen aan de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Nee, de Sociale Verzekeringsbank zal hoger beroep instellen tegen de uitspraak. Reparatiewetgeving is niet aan de orde.
Hoeveel zou deze rechterlijke uitspraak de Nederlandse belastingbetaler per jaar extra kunnen kosten?
Voor verlaging van de nabestaandenuitkeringen door toepassing van het woonlandbeginsel is vanaf 2013 in totaal circa € 8 mln. ingeboekt. Dit bedrag loopt – in verband met de afnemende groep van mensen geboren voor 1950 in de Algemene nabestaandenwet – de komende jaren af.
Deelt u de mening dat het gekkenwerk is dat horden Marokkaanse en Turkse vrouwen hun Nederlandse uitkering houden in Marokko en Turkije?
De Sociale Verzekeringsbank voert de door het parlement aangenomen sociale zekerheidswetgeving uit.
De stormvloedkering |
|
André Bosman (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de artikelen «Rijkswaterstaat: veiligheid stormvloedkering niet in geding»1 en «Grote kuilen bij Oosterscheldedam – «geen gevaar voor waterveiligheid»»?2
Uiteraard volg ik de berichtgeving over de Oosterscheldekering. Ik onderschrijf de strekking van deze artikelen, de veiligheid is en was niet in het geding. Rijkswaterstaat doet er alles aan om dit ook in de toekomst zo te houden.
Klopt het dat er bij de bouw van de stormvloedkering al rekening is gehouden met het ontstaan van ontgrondingskuilen? Zo ja, wat was de planning in het onderhoud?
Ja, dat klopt. Rond de Oosterscheldekering liggen matten en blokken om het wegspoelen van zand – erosie – te voorkomen. Dat is de bodembescherming. Aan de randen van die matten – op minimaal 600 meter van de Oosterscheldekering – ontstaan van nature zogenoemde ontgrondingskuilen door stroming. In het oorspronkelijke beheerplan werd hier al rekening mee gehouden door tweemaal per jaar de bodemontwikkeling te bemeten. Zo nodig werden de hellingen bestort om deze te stabiliseren.
Kunt u aangeven of deze kuilen in de loop der jaren groter zijn geworden dan bij de bouw is aangenomen? Zo ja, kunt u dan aangeven waarom eerdere aannames niet meer kloppen?
De ontwikkeling van de diepte van de ontgrondingskuilen verloopt gemiddeld nog steeds in lijn met de voorspellingen zoals die bij de bouw van de Oosterscheldekering in de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn gemaakt. Waar geen rekening mee was gehouden was de verdergaande zijwaartse ontwikkeling van de ontgrondingskuilen wat tot de afschuivingen in de nabijheid van de Noordbevelandse dijken heeft geleid. Hier en aan de randen van de bodembescherming zijn recent bestortingen uitgevoerd om de bodem te stabiliseren en verdere afschuivingen te voorkomen.
Kunt u aangeven hoe de structurele aanpak gaat verlopen nu deze aangepast wordt en welke extra kosten hiermee gemoeid zijn?
In mijn brief van 26 april 2013 met kenmerk 33 400 J nr. 19 heb ik u reeds gemeld dat het beheer rondom de Oosterscheldekering is aangescherpt. Dit houdt in dat een groter gebied wordt bemeten en strengere eisen worden gesteld aan de maximale steilheid van de hellingen van de ontgrondingskuilen. Zo nodig worden de hellingen meerdere malen bestort om deze te stabiliseren. Onderzoek loopt nog om te bekijken of het beheer nog verdere aanscherping behoeft.
In 2012 en begin 2013 zijn versnelde, in de onderhoudsprogrammering naar voren gehaalde, bestortingen uitgevoerd. De hellingen van de ontgrondingskuilen zijn gestabiliseerd door het uitvoeren van bestortingen. Hierdoor is de stabiliteit van de bodembescherming en de veiligheid van de Noordbevelandse dijken gewaarborgd.
Voor de periode vanaf oktober 2013 tot en met 2014 staat het verder stabiliseren van de reeds aangepakte en overige aan te pakken ontgrondingskuilen gepland en gebudgetteerd. Hierdoor wordt de stabiliteit van de bodembescherming en de veiligheid van de Noordbevelandse dijken ook voor de langere termijn gewaarborgd. Gelet op de lopende aanbesteding kan ik hier geen bedragen noemen. Bij zowel het genoemde onderzoek naar het optimale beheer als bij het ontwerp van de genomen en te nemen maatregelen zijn onafhankelijke experts, waaronder hoogleraren van de TU-Delft, betrokken.
In het personeelsbeleid van Rijkswaterstaat wordt gericht gestuurd op borging en behoud van de benodigde waterbouwkundige kennis om ook in de toekomst gesteld te staan voor haar taak.
Het bericht dat apothekers verdienen aan geneesmiddelen |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is de berichtgeving waar dat apothekers veel hogere kortingen ontvangen op geneesmiddelen dan zij doorgeven aan zorgverzekeraars? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?1
Ik kan deze vragen niet beantwoorden omdat ik niet beschik over de afspraken tussen apotheekhoudenden en farmaceutische groothandels en ook niet over de contracten tussen apotheekhoudenden en zorgverzekeraars met afspraken over kortingen en het afromen daarvan. Daarnaast is mij niet bekend op welke informatie de Telegraaf zich baseert.
Hoeveel apothekers krijgen meer dan vijf procent korting bij de inkoop van geneesmiddelen? Wilt u een overzicht sturen aan de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom hebben apothekers laten weten aan zorgverzekeraars dat er geen rek meer zit in inkoopprijzen voor geneesmiddelen, terwijl zij forse kortingen ontvangen bij de inkoop? Kunt u uw antwoord toelichten?
Waarom apothekers dit hebben laat weten, weet ik niet. Ik houd er wel rekening mee dat er meer factoren in het spel kunnen zijn dan alleen de gegevens die de Telegraaf kennelijk voor zijn artikel heeft gebruikt. Volledigheidshalve verwijs ik verder naar de zeer recente publicatie «Data en feiten 2013» van de aan de Koninklijke Maatschappij der Pharmacie (KNMP) gelieerde Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK). Daarin is onder meer aangeven dat de tariefinkomsten van apothekers in 2012 zijn gedaald en dat deze daling niet wordt goedgemaakt door de hoogte van de tarieven en het volume in 2013:
Bron Stichting Farmaceutische kengetallen (SFK) dd. 29 augustus 2013, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 148 nr 35.
In een reactie op de website van de KNMP op het desbetreffende artikel in de Telegraaf, voegt de KNMP hier aan toe:
Bron: website KNMP, dd. 27-08-2013.
Vindt u het eerlijk dat mensen die zorg nodig hebben veel geld moeten betalen voor geneesmiddelen en incontinentiematerialen, terwijl de apotheker hieraan fors blijkt te verdienen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Volledigheidshalve merk ik echter op dat geneesmiddelen en incontinentiemateriaal tot de verzekerde zorg behoren. Behoudens de eigen betalingen en het eigen risico komen de uitgaven hiervoor ten laste van de zorgverzekering en niet van de individuele patiënt. Wel zouden de zorgpremies hoger kunnen worden. De zorgpremies zijn echter gedaald als gevolg van lagere uitgaven voor genees- en hulpmiddelen.
Vindt u het wenselijk dat zorgverzekeraars honderden miljoenen euro’s teveel uitbetalen aan medicijnverstrekkers, waardoor de premies sneller stijgen? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
De premies zijn gedaald met name door minder uitgaven voor farmaceutische zorg en voor medische hulpmiddelen. Zie verder de antwoorden op de vragen 1, 2 en 3.
Hoeveel procent korting krijgen apothekers op incontinentiematerialen en verbandmiddelen? Hoeveel geld is hiermee in totaal gemoeid? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat deze perverse prikkel per direct gestopt moet worden, en dat er een eerlijke prijs moet komen voor geneesmiddelen en incontinentiematerialen? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen? Zo nee, waarom niet?
Ik kan dit niet beoordelen daartoe ontbreken gegevens. Zie ook de antwoorden op de vragen 1,2 en 3.
Gaat u het geld terugvorderen dat apothekers in hun eigen zak hebben gestoken voor geneesmiddelen en incontinentiematerialen? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Wat is uw reactie op de uitspraak van een woordvoerder van de branche-organisatie van apothekers, de KNMP, dat zorgverzekeraars wel degelijk weten dat apothekers geld overhouden aan kortingen? Is dit daadwerkelijk het geval? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Enerzijds kan ik dat niet en anderzijds is het de taak van zorgverzekeraars in ons zorgstelsel om goede verantwoorde zorg (inclusief geneesmiddelen) voor hun verzekerden tegen aanvaardbare prijzen te contracteren. Dat dit lukt blijkt uit de fors lagere uitgaven voor farmaceutische zorg (ruim € 600 mln) en voor hulpmiddelen (€ 75 mln) ten opzichte van de raming en uit de verlaging van de zorgpremies als gevolg hiervan.
Het bericht dat ROC's diploma's hebben verstrekt voor opleidingen die onder de maat zijn |
|
Harm Beertema (PVV) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nepdiploma's voor Polen kosten fiscus miljoenen»?1
Ja.
Van welke zes ROC’s is inmiddels vastgesteld dat ze de wet hebben overtreden?
De meeste instellingen houden zich bij het aanbieden van beroepsopleidingen gericht op werkenden in samenwerking met bedrijven (bedrijfsgerichte maatwerktrajecten) aan de wet- en regelgeving.
Een aantal mbo-instellingen houdt zich echter niet aan de wet- en regelgeving en heeft opleidingen die niet over de vereiste kwaliteit beschikken. Daarbij gaat het om zowel niet-bekostigde als bekostigde mbo-instellingen en dan met name om opleidingen in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl).
Bij de volgende roc’s zijn tekortkomingen vastgesteld: ROC/AOC West Brabant, ROC Landstede en ROC De Leijgraaf. Ook bij SVO (een vakinstelling) zijn tekortkomingen geconstateerd.
Voorts gaat het om de volgende niet-bekostigde instellingen: P3transfer, SBK, Global Academy, Vak & Werkcollege en VOC.
Alle mbo-instellingen, waarvan een opleiding door de Onderwijsinspectie werd onderzocht, ontvingen na het onderzoek een inspectierapport met daarin de bevindingen. De rapporten zijn door de inspectie vervolgens 5 weken na definitieve vaststelling openbaar gemaakt.
Deelt u de mening dat ook hier het toezicht vanuit de Colleges van Bestuur en de Raden van Toezicht wederom ernstig gefaald heeft?
Het College van Bestuur en de Raad van Toezicht zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van opleidingen en het voldoen aan wet- en regelgeving en van hen mag worden verwacht dat zij zicht hebben op de kwaliteit van opleidingen.
In zijn algemeenheid kan niet worden gezegd dat het toezicht gefaald heeft. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, houden de meeste instellingen zich aan de wet- en regelgeving.
Begin 2012 is heel expliciet in de wet- en regelgeving vastgelegd aan welke kwaliteitseisen de onderwijstrajecten moeten voldoen, met name ook de bedrijfsgerichte trajecten. Daarnaast is de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) op onderdelen aangescherpt (zie hiervoor ook het antwoord op vraag 5). Hierdoor zijn eventuele onduidelijkheden zoveel mogelijk weggenomen. Overigens is de WEB zoals vastgesteld in 1996 een kaderwet en is de bedoeling van de wet op dit onderdeel herhaaldelijk uitgelegd. In 2008 is het veld hierover schriftelijk geïnformeerd.
Welke stappen gaat u ondernemen tegen de betreffende instellingen?
Opleidingen van onvoldoende kwaliteit staan onder geïntensiveerd toezicht van de Onderwijsinspectie. Ik heb de betreffende instelling voor de desbetreffende opleidingen een waarschuwing gegeven, onder vermelding van de termijn waarbinnen gevolg gegeven dient te zijn aan de verbeterpunten opgenomen bij de waarschuwing.
Na deze verbetertijd volgt een onderzoek naar de kwaliteitsverbetering. Bij herhaaldelijk onvoldoende kwaliteit kan de instelling het recht verliezen de opleiding te verzorgen, dan wel examens af te nemen.
Indien voor een opleiding onterecht bekostiging is ontvangen, zal deze worden teruggevorderd.
Welke maatregelen gaat u ten aanzien van het middelbaar beroepsonderwijs treffen om deze vorm van misbruik van belastinggeld te voorkomen?
Vanaf schooljaar 2012–2013 moeten alle opleidingen diplomagericht zijn. Dit is expliciet in de WEB opgenomen. Vanaf 1 augustus 2014, als het wetsvoorstel «Doelmatige leerwegen»2 in werking is getreden, is het ook niet meer mogelijk je voor een deel van de opleiding in te schrijven.
Daarnaast geldt vanaf 1 augustus 2013 voor de bbl-opleidingen een norm van minimaal 200 begeleide onderwijsuren, exclusief de beroepspraktijkvorming. De invoering van deze aangescherpte norm is bedoeld om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren en geldt ook voor beroepsopleidingen die in samenwerking met bedrijven voor werkenden tot stand komen.
In het regeerakkoord is vastgelegd dat de afdrachtvermindering onderwijs (AV onderwijs) per 1 januari 2014 wordt afgeschaft en wordt omgevormd tot een subsidieregeling praktijkleren.
Een subsidieregeling op de begroting van OCW kan doelgerichter worden ingericht en onbedoeld gebruik van de regeling kan effectiever worden tegengegaan. De nieuwe subsidieregeling praktijkleren is op 16 september jl. naar uw Kamer gestuurd.
Antwoord 6Onterechte besteding van overheidsmiddelen moet zoveel en zo effectief mogelijk worden aangepakt. De voorziene omvorming van de AV onderwijs in een subsidie is mede bedoeld om onterecht gebruik effectiever tegen te gaan.
Voorop staat dat jongeren en werkenden – als verplicht onderdeel van de beroepsopleiding – de beroepspraktijkvorming moeten krijgen, die een substantiële component van hun opleiding vormt. Zo worden zij in staat gesteld zich een duurzame plek op de Nederlandse arbeidsmarkt te verwerven en bij te dragen aan de Nederlandse (kennis)economie.
Deelt u de teleurstelling dat anno 2013 ROC's nog altijd op zoek zijn naar mazen in de wet om de belastingbetaler te tillen?
De tabakslobby in Nederland |
|
Henk van Gerven |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «De onderzoeker en de tabak»?1
Het komt regelmatig voor dat onderzoeken die in opdracht van en gefinancierd door brancheorganisaties of andere belanghebbenden worden opgesteld, aan ministeries ter kennisneming worden toegestuurd. De ministeries beoordelen vervolgens of en zo ja in hoeverre deze onderzoeken bruikbare informatie bevatten. Daarbij wordt niet uit het oog verloren door wie het onderzoek is uitgevoerd en wie de opdrachtgever is. Voor een overzicht van recent door het ministerie van Financiën ontvangen onderzoeken naar grenseffecten als gevolg van accijns- en prijsverschillen met de buurlanden zij bijvoorbeeld verwezen naar de onlangs aan de Kamer gezonden grenseffectenrapportage. Het merendeel van deze onderzoeken is uitgevoerd door of in opdracht van de alcohol- of tabaksbranche. In de grenseffectenrapportage is ingegaan op de relevantie van deze onderzoeken voor het vaststellen van de grenseffecten als gevolg van de accijnsverhoging per 1 januari jongstleden.
Hoe oordeelt u over de betrokkenheid van Philip Morris bij de totstandkoming van onderzoek en cijfers over de juistheid van de handel in illegale tabaksproducten? Is het feit dat Philip Morris opdrachtgever voor het onderzoek is, en grote financiële belangen heeft als tabaksfabrikant, niet een belangenverstrengeling die dient te worden vermeden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Philip Morris is opdrachtgever van het STAR-rapport. Het jaarlijks opstellen van dit rapport maakt onderdeel uit van de verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst van Philip Morris met de Europese Commissie en de lidstaten. Ook andere grote tabaksfabrikanten zoals Japan Tobacco, British American Tobacco en Imperial Tobacco hebben een overeenkomst met de Europese Commissie en de lidstaten. Deze overeenkomsten zijn openbaar2 en hebben tot doel om namaak en smokkel van sigaretten te bestrijden. In de overeenkomsten is onder andere opgenomen wat van de fabrikanten wordt verwacht om te voorkomen dat hun producten op de illegale markt terecht komen. De Europese Commissie is betrokken bij de onderzoeksopzet van het STAR-rapport. Voor zover de STAR-rapporten van belang zijn voor activiteiten op het terrein van toezicht of fraudebestrijding, worden ze daarvoor ook gebruikt.
Waarom gebruikt u informatie die is gefinancierd door de tabaksindustrie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Welke bevindingen van het STAR-rapport 2012 en eerdere rapporten heeft het kabinet daadwerkelijk gebruikt in haar beleid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er andere rapporten en onderzoeken door het kabinet gebruikt die in opdracht van de tabaksindustrie ontwikkeld en/of gefinancierd zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wilt u antwoord geven op hetgeen wordt gesteld door de Algemene Rekenkamer over het STAR-rapport en aan zijn verzoek tegemoet komen? 2)
In het onderzoeksrapport van de Algemene Rekenkamer was opgenomen dat in Nederland geen informatie beschikbaar zou zijn over de mate waarin tabaksfabrikanten aan de verplichtingen voldoen die volgen uit Europese overeenkomsten. In reactie hierop heb ik aangegeven dat dit niet juist is, omdat het Ministerie van Financiën wel over informatie beschikt, zoals het STAR-rapport.
De Rekenkamer geeft aan dat het STAR-rapport niet publiek beschikbaar is en inhoudelijk onvolledig. De rapporten zijn in het verleden altijd vertrouwelijk aan het ministerie van Financiën verstrekt. Het staat mij niet vrij deze rapporten zonder toestemming van de opdrachtgever aan de Kamer te verstrekken. Het laatste STAR-rapport is overigens openbaar gemaakt.4 Hierin zijn ook de cijfers uit voorgaande jaren opgenomen waardoor deze informatie uit eerdere rapporten feitelijk ook openbaar is geworden. Zoals blijkt uit de openbare overeenkomst tussen Philip Morris, de Europese Commissie en de lidstaten, gaan de verplichtingen die volgen uit de overeenkomst verder dan de inhoud van het jaarlijkse STAR-rapport. Zo dient bijvoorbeeld ook informatie te worden verstrekt over het traceren en volgen van sigaretten. Het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) ziet toe op het uitvoeren van de verplichtingen. Het Ministerie van Financiën neemt hier kennis van.
Zijn de STAR-rapporten – behalve de laatste – nog steeds geheim? Zo ja, wat vindt u daarvan? Wilt u bewerkstelligen dat deze dan openbaar worden, en zorg dragen voor toezending aan de Kamer?
Zie antwoord vraag 6.
In hoeverre is er sprake van extreme belastingstelsels en regelgeving, waardoor de consumptie van tabak verschuift van de legale naar de illegale tabaksmarkt? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren bij de toegezegde grenseffectenrapportage? Zo nee, waarom niet?
De verschillen tussen belastingstelsels en regelgeving tussen landen worden binnen de Europese Unie enigszins beperkt door Europese richtlijnen. De Europese richtlijn 2011/64/EU voorziet onder meer in minimumtarieven voor de accijnzen van tabaksproducten binnen de Europese Unie.5 Ook de structuur van de tabaksaccijnzen is hierin vastgelegd. Desalniettemin zijn er grote verschillen tussen de accijnstarieven van de verschillende lidstaten. De hoogste accijnstarieven van sigaretten binnen de Europese Unie zijn ongeveer viermaal het minimumtarief. Per 1 januari 2014 gaat het minimumtarief van sigaretten omhoog. De accijnsverschillen met landen buiten de Europese Unie zijn overigens soms groter dan de verschillen tussen de lidstaten van de EU onderling.
De Douane heeft in het verleden herhaaldelijk onderzoek gedaan om inzicht te krijgen in de omvang van de zwarte markt van accijnsgoederen op basis van een empty package survey (het rapen van lege sigarettenverpakkingen). Het laatste onderzoek is afgerond in 2011. Van de toen verzamelde verpakkingen was één op de tien pakjes niet in de Nederlandse heffing betrokken. Sigaretten die buiten de Nederlandse heffing blijven zijn overigens niet per definitie illegaal, ook sigaretten die door reizigers legaal vanuit het buitenland naar Nederland worden meegenomen, kunnen legaal zijn ingevoerd. Het is moeilijk, zo niet onmogelijk om vast te stellen in hoeverre buitenlandse sigaretten terecht of ten onrechte buiten de heffing zijn gebleven. Alleen van nagemaakte illegale sigaretten kan dat met zekerheid worden vastgesteld. Deze laatstgenoemde categorie is in het onderzoek uit 2011 berekend op minder dan 1%.
Bent u bereid de bestaande contacten met de tabaksindustrie en haar lobbyisten zoveel mogelijk te beperken? Zo nee, waarom niet?
Zoals bij de beantwoording van de Kamervragen van 2 september 2013 (nr. 2013Z15401) is aangegeven, wordt alleen contact gezocht wanneer dat nodig wordt geacht, bijvoorbeeld waar het gaat om technische zaken bij implementatie van wet- en regelgeving. De ministeries houden zich aan wat in art. 5.3 van het FCTC-verdrag staat voorgeschreven wanneer het gaat om tabaksontmoedigingsbeleid.
Is u bekend of, en zo ja in welke mate, hoogleraren een functie bekleden in, dan wel werkzaam zijn voor, de tabaksindustrie? Zo ja, kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen. Zo neen, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer daarover te berichten?
Of en in welke mate hoogleraren functies bekleden of werkzaam zijn voor de tabaksindustrie is niet bekend. Het zou ondoenlijk zijn om overzichten bij te houden van alle relaties die er zijn tussen hoogleraren en bedrijven of bedrijfstakken, om die reden kan aan uw verzoek niet worden voldaan. Over nevenfuncties dient wel helderheid te bestaan. Er zijn afspraken gemaakt dat hoogleraren hun nevenfuncties vermelden op hun profielpagina’s op de website van hun instelling.
Ondersteunt u de mening van de president van de KNAW, professor Hans Clevers, die stelt dat hoogleraren geen posities bij de tabaksindustrie dienen in te nemen, omdat een wetenschapper «op deze wijze helpt de status van Philip Morris te legitimeren.»? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen om ervoor zorg te dragen dat hoogleraren en wetenschappers vanuit de universitaire wereld dit inderdaad doen? Zo neen, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. De heer Clevers deed deze uitspraak op persoonlijke titel.
Het bericht ‘Moordenaar niet teruggekeerd van verlof’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Moordenaar niet teruggekeerd van verlof»?1
Ja.
Klopt het dat de Bredase moordenaar Ron N. (45) in juli 2013 niet is teruggekeerd van verlof uit de gevangenis en sindsdien spoorloos is?
Op 26 juli 2013 heeft de gedetineerde N. regimair verlof gekregen. Hij diende zich weer te melden bij de penitentiaire inrichting op 28 juli 2013, hetgeen niet is gebeurd. Vervolgens is gedetineerde N. op maandag 26 augustus 2013 aangehouden in Oostenrijk.
Was dit het eerste verlof van de crimineel?
Nee. Gedetineerde N. was sinds 20 juni 2013 geplaatst in een zeer beperkt beveiligde inrichting (ZBBI) en daarbij hoort (in de regel) weekendverlof.
Deelt u de mening dat het bizar is dat een crimineel al na twee derde van de aan hem opgelegde straf voorwaardelijk vrij komt en dat hij dan ook nog eens voor die tijd mag «resocialiseren»? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Een goede voorbereiding en een gecontroleerde terugkeer van gedetineerden in de samenleving dragen bij aan het terugdringen van recidive. Wel ben ik van mening dat het huidige verblijf buiten een penitentiaire inrichting door de deelname aan een penitentiair programma of het verlenen van (algemeen of regimair) verlof moet worden afgeschaft. In het Regeerakkoord is daarom in de afschaffing van de huidige detentiefasering voorzien. Bij de terugkeer in de samenleving dienen we meer dan nu het geval is, rekening te houden met de veiligheid van die samenleving en de belangen van slachtoffers en nabestaanden. Naar mijn mening is daarom in het belang van de samenleving toezicht nodig op veroordeelden aan wie het verblijf buiten de penitentiaire inrichting is toegestaan. De toepassing van elektronische detentie voorziet in aanvullende waarborgen voor een veilige en op beperking van de recidive gerichte executie van vrijheidsstraffen.
Het wetsvoorstel dat voorziet in de afschaffing van de bestaande detentiefasering en in de invoering van elektronische detentie is onlangs bij uw Kamer ingediend.
Deelt u de mening dat het resocialiseren van gevangenen de Nederlandse belastingbetaler een hoop geld kost zonder dat duidelijk is of het wel werkt en het daarom niet meer dan logisch is dat een veroordeelde crimineel daar zelf een geldelijke bijdrage aan moet leveren? Zo nee, waarom niet?
Resocialisatie van gedetineerden is van groot belang in de bestrijding van recidive en het zo veel als mogelijk proberen te voorkomen van nieuwe slachtoffers. Met zijn gedrag en inspanningen tijdens de detentieperiode moet de gedetineerde laten zien dat hij bereid is te investeren in zichzelf. In dat geval ben ik bereid te investeren in de gedetineerde. Met de aanstaande invoering van promoveren en degraderen in het gevangeniswezen kan de gedetineerde door middel van het laten zien van goed gedrag extra activiteiten ten behoeve van de resocialisatie verdienen. Ook de toepassing van elektronische detentie moet worden verdiend.
Zoals eerder toegezegd (Kamerstukken II 2012–2013, 33 552, nr. 5) wordt uw Kamer op korte termijn geïnformeerd over de uitwerking van de eigen bijdrage voor gedetineerden.
Bent u bereid het verlof van gevangenen af te schaffen, daar zij gewoon hun straf dienen uit te zitten en gevangenen maar in hun «vrije» tijd (dus na het uitzitten van (twee derde van) de opgelegde gevangenisstraf) moeten gaan resocialiseren? Zo nee, waarom niet en bent u dan bereid om tenminste voorafgaand aan een verlof de politie hierover te informeren en te voorzien van een signalement? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4. Verder is het enkele feit dat een gedetineerde met verlof gaat geen basis voor het verstrekken van informatie over de gedetineerde aan de politie. Wel wordt de burgemeester (indien hij zich hiervoor heeft aangemeld) op de hoogte gesteld van algemeen verlof van ernstige gewelds- en zedendelinquenten in het kader van openbare orde en veiligheid.
Is de maatschappij geïnformeerd over deze loslopende moordenaar? Bent u bereid burgers altijd direct te informeren als een crimineel de benen neemt? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie informeert de maatschappij in dergelijke gevallen doorgaans alleen actief in het kader van opsporingsberichtgeving. Gedurende het opsporingsonderzoek was er geen aanleiding voor de inzet van opsporings-berichtgeving. Rond 22 en 23 augustus 2013 heeft de pers vragen gesteld aan het OM naar aanleiding van de geplande zitting op 27 augustus 2013. Hierop heeft het OM bevestigd dat de reden voor deze zitting was dat gedetineerde N. niet van verlof was teruggekeerd. Op maandag 26 augustus heeft het OM een persbericht uitgebracht dat gedetineerde N. in Oostenrijk was aangehouden.
Wat is er tot nu toe gedaan om deze crimineel op te sporen?
Na de melding van het niet-terugkeren van gedetineerde N. is direct een opsporingsonderzoek naar diens verblijfplaats ingesteld. Het onderzoek heeft ertoe geleid dat gedetineerde N. op maandag 26 augustus 2013 door een Oostenrijks arrestatieteam is aangehouden en inmiddels weer in Nederland is. Het Openbaar Ministerie heeft gezien dit voorval bij de rechtbank gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidstelling van gedetineerde N. verder achterwege blijft.
Welke maatregelen gaat u nemen om deze crimineel per direct op te sporen en weer terug in de gevangenis te stoppen zoals de officier van justitie ook wil?
Het misbruiken van de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), Manon Fokke (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de signalen van gemeenten en de VNG over het oneigenlijk gebruik van de WOB met betrekking tot het vorderen van dwangsommen bij niet tijdig beslissen op een WOB-verzoek?
Deze signalen zijn mij bekend. Ik herken de problematiek. Dergelijke signalen van oneigenlijk gebruik (ook wel: misbruik) van de Wob heb ik van diverse organen ontvangen. Zo heeft het college van procureurs-generaal namens de ketenpartners CJIB en politie uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor het oneigenlijk gebruik van de Wob in dit kader.
Deelt u de mening dat de dwangsom, zoals geïntroduceerd door de «Wet dwangsom en direct beroep bij niet tijdig beslissen» (verder: Wet dwangsom), in zijn algemeenheid een nuttig instrument is dat er aan kan bijdragen dat bestuursorganen binnen de daarvoor geldende wettelijke beslistermijnen een beschikking geven? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief van 11 maart 2013 naar aanleiding van vragen van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over de monitor Wet dwangsom (Kamerstukken II 2012/13, 29 934, nr. 30) heb ik reeds geoordeeld dat de Wet dwangsom een bijdrage levert aan meer tijdige besluitvorming.
Deelt u de mening dat de WOB van belang is om burgers, waaronder journalisten, inzage te geven in overheidsinformatie en om daarmee de deelname aan de democratie en overheidsbesluitvorming te bevorderen? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat de WOB niet bedoeld is om burgers via de weg van het vorderen van een dwangsom, financieel voordeel te geven?
In de considerans van de Wob is het doel van die wet reeds verwoord: een goede en democratische bestuursvoering. Het gaat er dan ook om dat burgers toegang moeten hebben tot overheidsinformatie om het bestuur adequaat te kunnen controleren en eventuele misstanden aan de kaak te kunnen stellen. Daarnaast moeten zij over voldoende informatie beschikken om deel te kunnen nemen aan het werk van de overheid. Wob-verzoeken die gericht zijn op financieel gewin door het innen van dwangsommen hebben inderdaad niets te maken met een goede en democratische bestuursvoering.
Deelt u de mening dat het genoemde oneigenlijk gebruik van de WOB weliswaar voortvloeit uit de Wet dwangsom maar dat de wijze waarop overheidsinformatie op grond van de WOB moet worden verstrekt geen verband houdt met de dwangsomregeling? Zo ja, deelt u dan tevens de mening dat het beëindigen van het oneigenlijk gebruik van de WOB ook los van een inhoudelijke herziening van de WOB, zoals bijvoorbeeld aangekondigd door de fractie van GroenLinks, geregeld kan worden? Zo ja, hoe en op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van oordeel dat er snel iets moet gebeuren aan het oneigenlijk gebruik van de Wob. Met de toezending van een afschrift van mijn brief aan de Nationale ombudsman heb ik uw Kamer kort voor de zomer reeds bericht dat onderzoek wordt gedaan naar de effecten van drie recent in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingevoerde «versnellingsinstrumenten», waaronder de Wet dwangsom. Daarbij wordt op verzoek van mij en mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie ook het gesignaleerde misbruik van de Wet dwangsom bij met name de Wob betrokken. De resultaten van dit onderzoek zijn naar verwachting op korte termijn beschikbaar. Mede op basis van deze resultaten bezie ik op welke wijze op korte termijn paal en perk kan worden gesteld aan oneigenlijk gebruik van de Wob. Een volledige inhoudelijke herziening van de Wob is daarvoor in elk geval geen noodzakelijke voorwaarde.
Op welke wijze kunnen indieners van een WOB-verzoek, anders dan via de dwangsomregeling, binnen het bestuursrecht afdwingen dat een bestuursorgaan tijdig informatie verstrekt? Acht u deze mogelijkheden afdoende om voor een effectieve werking van de WOB te zorgen? Zo ja, deelt u dan de mening dat het niet per se nodig is dat WOB-verzoeken onder de werking van de Wet dwangsom blijven vallen? Zo nee, waarom acht u die mogelijkheden niet afdoende?
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, onderdeel f, Awb kan tegen het niet nemen van een besluit rechtstreeks (dus zonder een daaraan voorafgaande bezwaarfase) beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. In beginsel doet de bestuursrechter op een dergelijk beroep binnen acht weken uitspraak (art. 8:55b Awb). Indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter ingevolge artikel 8:55d Awb dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. De rechter verbindt aan zijn uitspraak een dwangsom voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. De vraag of hiermee in het kader van het waarborgen van tijdige besluitvorming op grond van de Wob kan worden volstaan, zal ik binnenkort bezien mede in het bredere perspectief van de uitkomsten van eerdergenoemd onderzoek.
Deelt u de mening dat de mogelijkheid die op grond van de Wet dwangsom bestaat om bij overschrijding van de beslistermijn in de WOB, zonder eerst bezwaar bij het bestuursorgaan aan te hoeven tekenen, rechtstreeks in beroep te kunnen gaan bij de rechter, ook kan dienen tot het geven van een tijdige WOB-beschikking door het bestuursorgaan? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Voldoen de gewraakte aanvragen voor een WOB-beschikking in alle gevallen aan de eisen van artikel 4:2 lid 1 onder c van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) waarin is bepaald dat een aanvraag een aanduiding van de gevraagde beschikking moet bevatten?
Ingevolge artikel 3 van de Wob kan een ieder verzoeken om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid. De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document waarover hij informatie wil ontvangen. Daarmee is tevens voldaan aan de eis van artikel 4:2, eerste lid, onder c, van de Awb.
Artikel 3 van de Wob bepaalt verder dat de verzoeker bij zijn verzoek geen belang hoeft te stellen en dat het bestuursorgaan de verzoeker bij een te algemeen geformuleerd verzoek zo spoedig mogelijk vraagt om zijn verzoek te preciseren en hem daarbij behulpzaam is.
Moet een aanvrager gebruik maken van een formulier dat het bestuursorgaan voor een aanvraag heeft vastgesteld (artikel 4:4 AWB)? Zo ja, wat zijn de gevolgen voor de aanvraag indien de aanvrager geen gebruik heeft gemaakt van een door het bestuursorgaan vastgesteld formulier? Zo nee, waarom niet?
Aan het doen van een verzoek stelt de Wob geen formele eisen. Uitgangspunt is dat een Wob-verzoek vormvrij is: een dergelijk verzoek kan naar keuze schriftelijk (eventueel elektronisch, mits het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat die weg openstaat) of mondeling worden gedaan. De Wob schrijft dan ook niet het gebruik van een formulier als bedoeld in artikel 4:4 van de Awb voor. Het is aan het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen, te beslissen of het wenselijk is voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vast te stellen. Als een formulier is vastgesteld kan een aanvraag die anders dan via het formulier is ingediend onder omstandigheden op grond van artikel 4:5 Awb buiten toepassing worden gelaten (indien essentiële gegevens ontbreken of het op andere wijze indienen van de aanvraag voor het bestuursorgaan tot administratieve problemen aanleiding geeft). Wel moet het bestuursorgaan op grond van artikel 4:5 Awb de aanvrager eerst gelegenheid bieden alsnog een aanvraagformulier in te vullen.
Overigens geeft artikel 4:4 Awb zelf niet de bevoegdheid gegevens te verlangen: de vraag om welke gegevens via het formulier mag worden gevraagd, wordt beheerst door de artikelen 4:2 en 4:3 Awb alsmede de wettelijke regeling waarop het besluit waarop de aanvraag betrekking heeft, is gebaseerd, i.c. de Wob.
Overigens heb ik begrepen dat sommige bestuursorganen de mogelijkheid om Wob-verzoeken langs de elektronische weg in te dienen niet hebben opengesteld. Bulkverzoeken waarbij een verzoek om informatie met één e-mail aan een groot aantal bestuursorganen kan worden gezonden of dubbele, bijna identieke Wob-verzoeken die kort na elkaar per fax worden ingediend met de bedoeling het bestuursorgaan op het verkeerde been te zetten, kunnen zo effectief worden tegengegaan. Het is echter zeer de vraag of deze handelwijze een werkelijke rem zet op het oneigenlijk gebruik van de Wob, gericht op het innen van (grote bedragen aan) dwangsommen. Ook dit zal binnenkort worden bezien bij gelegenheid van de resultaten van eerdergenoemd onderzoek.
Kan de WOB zodanig worden aangepast dat een aanvraag zonder een vastgesteld formulier niet in behandeling hoeft te worden genomen? Zo ja, acht u dit een werkbare oplossing ter voorkoming van het genoemde oneigenlijk gebruik van de WOB? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Ziet u mogelijkheden tot het stellen van andere vormeisen ten aanzien van het doen van een WOB-verzoek waardoor oneigenlijk gebruik niet of nauwelijks meer mogelijk wordt? Zo ja, waar denkt u dan aan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht dat de politie ongeoorloofd ‘stealth’ sms’jes naar mobiele telefoons stuurt om verdachten te kunnen volgen |
|
Gerard Schouw (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met klachten van advocaten en kritische uitspraken van rechters dat de politie veelal ongeoorloofd gebruik maakt van zogenaamde stealth sms?1
Ja.
Klopt het bericht dat de politie al ruim acht jaar gebruik maakt van onzichtbare sms-berichten die naar mobiele telefoons worden verzonden om personen te kunnen volgen?
Ja. De zogenoemde stille sms wordt ingezet bij de opsporing van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en bij het opsporen van voortvluchtigen. Daarnaast kan dit middel ook worden ingezet in het kader van hulpverlening, bijvoorbeeld bij de vermissing van personen. Een stille sms is het verzenden van een voor de gebruiker van de telefoon niet waarneembaar sms-bericht; de aflevering van het bericht wordt echter geregistreerd in de verkeersgegevens van het netwerk doordat de telefoon een bepaalde zendmast aanstraalt. Aan de hand hiervan is het mogelijk om de gebruiker van de telefoon binnen het (zendmast-)gebied, doch niet exact, te traceren.
Wat is uw reactie op de recente uitspraak van het gerechtshof in Den Bosch dat dit middel willekeurig wordt ingezet, betekenisvolle inbreuk kan maken op de privacy van de gsm-drager, de integriteit van de opsporing onvoldoende waarborgt en dat een bijzondere wettelijke grondslag voor het gebruik van deze opsporingsmethode noodzakelijk is?2
De uitspraak van 20 juni 2013 van het Hof Den Bosch wijkt op belangrijke punten af van zowel eerdere uitspraken als ook een aantal latere uitspraken over het gebruik van de stille sms. Zo oordeelt het Hof Den Bosch in een recent arrest3 uitdrukkelijk dat het gebruik van stille sms geen afzonderlijke wettelijke regeling behoeft om rechtmatig te kunnen zijn en evenmin bijzondere risico’s oproept voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing, zodat «ook om die reden geen bijzondere wettelijke grondslag voor deze opsporingsmethode is vereist». Het Hof oordeelt in deze zaak dat door het versturen van stille sms-berichten slechts globaal is vastgesteld waar het betreffende toestel zich bevond, waardoor een zo beperkt beeld is verkregen van de bewegingen van de persoon die de telefoon droeg, dat van een betekenende inbreuk op diens privacy geen sprake was. In een eveneens recent arrest4 oordeelt het Hof Arnhem-Leeuwarden dat het gebruik van de stille sms in de onderhavig zaak gerechtvaardigd is op grond van art. 2 Politiewet (oud).
In deze en eerdere arresten uitten de rechters, vanuit het oogpunt van de transparantie en de toetsbaarheid van het strafproces, ook punten van zorg met betrekking tot de procedurele zorgvuldigheid van het gebruik van dit middel. Politie en OM hebben mij laten weten deze kritische punten ter harte te nemen en de procedure voor de inzet van de stille sms te zullen aanscherpen.
Herkennen de politie, het Openbaar Ministerie en u de kritiek dat rechercheurs de interne regels voor toepassing van stealth sms negeren? Zo ja, wat is uw reactie daarop en wat heeft verzaking van de interne toepassingsregels mogelijk gemaakt? Zo nee, op grond waarvan meent u dat dit beeld onjuist is?
Nee. Het beeld dat ik krijg van Politie en OM is dat de interne regels worden nageleefd. Op punten lieten die regels echter ruimte toe, zoals de keuze om de inzet van het middel niet aan het dossier toe te voegen of niet uitgebreid de inzet duur en frequentie te verbaliseren. Zoals ook vermeld in antwoord op vraag 3 worden deze interne procedures door politie en OM herzien.
Welke voorwaarden voor toepassing van stealth sms’jes zijn precies vastgelegd in de interne richtlijn en op welke wijze wordt in de praktijk toegezien op integere toepassing van dit opsporingsmiddel?
De stille sms mag alleen met toestemming van de officier van justitie worden ingezet. De officier van justitie toetst aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en neemt daarbij in overweging dat de wijze waarop het middel wordt ingezet niet in betekenende mate inbreuk mag maken op grondrechten, zoals de privacy van betrokkenen. Bij de inzet van een stille sms is onder andere vereist dat er een spoedeisend en zwaarwegend onderzoeksbelang is en er geen andere, minder ingrijpende methoden voorhanden zijn waarmee een (globale) geografische positie van de telefoon kan worden vastgesteld. Zoals in het antwoord op vraag 1 is opgemerkt, wordt de aflevering van een stil sms-bericht geregistreerd in de verkeersgegevens van de gebruiker van de mobiele telefoon. Deze verkeersgegevens worden door de officier van justitie met een afzonderlijk bevel gevorderd bij de aanbieder van het mobiele telefonienetwerk.
Wordt bijgehouden hoe vaak dit middel sinds 2005 is toegepast en in hoeverre is in die gedocumenteerde gevallen sprake geweest van een als verdachte aangemerkt persoon, waarbij een proces-verbaal is opgesteld en schriftelijk en gemotiveerd toestemming verleend is door een Officier van Justitie? Zo ja, door wie wordt toepassing bijgehouden en hoe vaak was dit het geval? Zo nee, waarom is geen sprake van documentatie over de inzet van dit opsporingsmiddel?
Politie en OM hebben mij laten weten dat het belang van de opsporing en vervolging zich ertegen verzet om publiekelijk informatie te verstrekken over het aantal keer dat de stille sms is ingezet.
In hoeveel gevallen is dit opsporingsmiddel aangevoerd als bewijs in een strafzaak en heeft het middel bijgedragen aan een veroordeling?
Hiervan wordt geen afzonderlijke registratie bijgehouden.
Bent u voornemens om op korte termijn de wenselijkheid en het toepassingskader van de zogenaamde stealth sms te herzien en de Kamer voor 1 oktober 2013 per brief te informeren over te nemen maatregelen in het belang van de integriteit van de opsporing?
Zoals blijkt uit mijn antwoord op de voorgaande vragen is de integriteit van de opsporing niet in het geding. Ik zie dan ook geen aanleiding om het toepassingskader van de stealth sms te herzien, afgezien van de procedurele aanscherpingen zoals genoemd in antwoord op vragen 3 en 4.
Langere ambulanceritten vanuit Spijkenisse |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de zorgen van de veiligheidsregio Rijnmond over de langere aanrijtijden van ambulances vanuit Spijkenisse, omdat ze niet meer terecht kunnen in het Ruwaard van Putten Ziekenhuis?1
Van belang is dat in de regio wordt voldaan aan de normen voor kwaliteit en bereikbaarheid. Uit berekeningen van het RIVM met het nieuwe vigerende referentiekader spreiding en beschikbaarheid, en het daarbij behorende rijtijdenmodel, is gebleken dat de SEH van het Spijkenisse MC niet cruciaal is voor de 45 minutennorm. Ik heb begrepen dat de Regionale Ambulancevoorziening (RAV) Rotterdam-Rijnmond, in overleg met de verzekeraar, desondanks heeft besloten om in ieder geval tot 1 oktober een extra ambulance in te zetten om het capaciteitsverlies te compenseren dat ontstaat door de langere rijtijden vanuit Voorne Putten naar andere ziekenhuizen in de regio.
Vindt u dat de verlening van een paar minuten tot een kwartier extra rijtijd verantwoord is voor patiënten die met acute klachten naar een ziekenhuis moeten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat de nieuwe eigenaren van het Ruwaard van Putten Ziekenhuis helemaal geen doorstart van het ziekenhuis beogen, maar een afbouw van cruciale klinische capaciteit die van belang is voor een volwaardig ziekenhuis met dito spoedeisende hulp? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Vanaf de doorstart is duidelijk geweest dat het ziekenhuis zou verdergaan onder een nieuw ziekenhuisprofiel, waarin een deel van de (acute) zorgfuncties zou worden afgebouwd. Voor mij is van belang dat de continuïteit van de cruciale zorg in de regio wordt geborgd, niet de continuïteit van de zorginstelling. Zie verder mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Hoe reageert u op de opmerking van de voorzitter van de Veiligheidsregio dat het er op lijkt dat een extra ambulance het hoogst haalbare lijkt als het gaat om de spoedeisende hulpvoorziening op Voorne-Putten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u dat een extra ambulance de rijtijd naar de andere ziekenhuizen niet verkort? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot uw uitspraak dat de spoedzorg op Voorne-Putten en in Spijkenisse op orde moet blijven?2
Met de inzet van een extra ambulance wordt de beschikbaarheid van ambulancezorg op het eiland vergroot waardoor ze sneller ter plaatse kunnen zijn. Vooral wanneer er sprake is van gelijktijdigheid van meldingen kan de inzet van een extra ambulance de aanrijdtijd verkorten, aangezien niet eerst hoeft te worden gewacht op de beschikbaarheid van de ambulance die reeds was ingezet voor een eerdere melding.
Wat is het oordeel van de Inspectie voor de Gezondheidszorg over de verlengde aanrijtijd? Hoe is zij betrokken bij de afbouw van het Ruwaard van Putten Ziekenhuis, en wat is haar oordeel daarover?
De zorgverzekeraar is vanuit zijn zorgplicht verantwoordelijk voor de continuïteit van cruciale zorg en daarmee voor de bereikbaarheid. De NZa ziet hier op toe. Zie hiervoor mijn antwoord op vragen 1 en 2. De inspectie houdt intensief toezicht op het afbouwproces van klinische functies en de patiëntveiligheid door middel van frequente bezoeken, zowel aangekondigd als onaangekondigd. Tijdens die bezoeken spreekt zij met alle relevante functionarissen in het ziekenhuis. Van belang is dat de zorg die wordt geleverd in het Ruwaard van Puttenziekenhuis op verantwoorde wijze wordt geleverd. De IGZ ziet hier op toe. Als op enig moment blijkt dat de randvoorwaarden om verantwoorde zorg te leveren niet aanwezig zijn grijpt de IGZ in. Daar is op dit moment volgens de IGZ geen aanleiding voor.
Klopt het dat de huisartsen zich nog steeds ongerust maken over het toekomstige niveau van acute zorg?3 Wat is het oordeel van de huisartsen over de verlengde aanrijtijd en het verdwijnen van acute zorg op Voorne-Putten?
Zoals ik u in mijn antwoord op vraag 1 van de Kamerleden Van Gerven en Leijten, van 30 augustus 2013, met kenmerk 134898–107366-CZ, heb laten weten is het de verantwoordelijkheid van de betrokken partijen in het ROAZ, waarin de huisartsen zijn vertegenwoordigd, om een oplossing te vinden voor eventuele zorgen over de geleverde zorg in de regio. Naar ik heb begrepen worden de ontwikkelingen door deze partijen wekelijks besproken.
Worden zij op een correcte wijze betrokken bij de ontwikkelingen in het Ruwaard van Putten Ziekenhuis? Zo neen, hoe wordt dat dan wel geborgd?
Zie antwoord vraag 7.
Wat gebeurt er wanneer het Ruwaard van Putten Ziekenhuis verder wordt uitgekleed, en de huisartsen van mening zijn dat het niveau van acute zorg onacceptabel is?
De normen voor kwaliteit en bereikbaarheid zijn leidend voor de inrichting van de zorg in de regio. De IGZ en NZa zien hierop toe. Zie verder mijn antwoord op vraag 7 en 8.
Waarom heeft u nog niet de moeite genomen om de op 16 juli jl. ingestuurde Kamervragen te beantwoorden? Vindt u de situatie in Spijkenisse en Voorne-Putten zo'n uitstel waard?4
De beantwoording is op 30 augustus aan uw Kamer gestuurd. Zie verder mijn antwoorden op de vragen van de Kamerleden Leijten (SP) en Van Gerven (SP) over langere ambulanceritten vanuit Spijkenisse145121–109127-CZ).
De voorgenomen uitzetting van een Irakees gezin met kinderen die onder toezicht zijn gesteld en uit huis zijn geplaatst |
|
Joël Voordewind (CU), Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) voornemens is om op maandag 26 augustus aanstaande een Iraaks gezin waarvan alle vier kinderen bij Nidos1 onder toezicht zijn gesteld uit te zetten naar België?
Bent u bekend met het feit dat het oudste kind op basis van een machtiging uithuisplaatsing al enige tijd in een opvanggezin verblijft? Bent u voorts op de hoogte dat de overige drie kinderen in de leeftijd van 2 tot 14 jaar met de ouders op 14 augustus 2013 in het uitzetcentrum in Zestienhoven zijn geplaatst met het oog op uitzetting en dat er voor deze drie kinderen op 21 augustus 2013 een spoed machtiging uithuisplaatsing is afgegeven door de kinderrechter op verzoek van Nidos en dat de bewaring voor hen (na veel aandringen door Nidos) pas aan het einde van deze dag is opgeheven?
Bent u bekend met het feit dat Nidos, Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen hebben vastgesteld dat de kinderen op dit moment ernstig beschadigd worden in hun ontwikkeling, wat voor de kinderrechter aanleiding vormde om de kinderen onder toezicht van Nidos te stellen en op 21 augustus ook een spoed machtiging uithuisplaatsing af te geven vanwege «onmiddellijk en ernstig gevaar»?
Bent u bekend met feit dat DT&V aanvankelijk de hele dag weigerde om het bevel van de kinderrechter op te volgen waardoor de kinderen de hele dag in vreemdelingenbewaring verbleven terwijl dit volgens de kinderrechter onverantwoord was? Hoe verhoudt in uw ogen het feit dat de Nederlandse Staat op last van de rechter de kinderen bij hun ouders vandaan moet halen zich tot het feit dat diezelfde Staat de kinderen met hun ouders in detentie laat zitten en wil uitzetten?
Bent u bekend met het feit dat Nidos zich als gezinsvoogd verzet tegen de overplaatsing van dit gezin omdat er op dit moment onvoldoende waarborgen zijn om dan de kinderbeschermingsmaatregelen ten uitvoer te brengen?
Hoe beoordeelt u deze situatie in het licht van artikel 5 en 18 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) waarin staat dat de overheid de taken en verantwoordelijkheden van ouders en voogden moet respecteren en hen moet bijstaan als zij hulp nodig hebben?
Ben u bekend met het feit dat de ouders en twee oudste kinderen van vijftien en veertien jaar oud al veertien jaar zwervende zijn buiten Irak, dat de jongste twee kinderen van dertien en twee jaar oud in Nederland zijn geboren en dat zij de meeste tijd in Nederland zijn geweest? Bent u van mening dat in de huidige procedure de rechten van de kinderen voorop zijn gesteld?
Bent u bereid deze vragen met spoed (eventueel vertrouwelijk) te beantwoorden?
De sloop van flats in Hoensbroek zonder ontheffing |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Heerlen sloopt flats met zwaluwen en mussen»?1
Ja.
Is het waar dat Heerlen voornemens is de sloop uit te voeren zonder de daartoe vereiste ontheffing? Zo nee, waarop baseert u zich? Zo ja, bent u bereid handhavend op te treden?
De gemeente Heerlen heeft inmiddels contact gehad over de onderhavige problematiek met Dienst Regelingen en toegezegd ook voor de huismus en de gierzwaluw een ontheffing aan te vragen en dit traject te doorlopen, alvorens te starten met de sloopwerkzaamheden.
Bent u bereid erop toe te zien dat sloopwerkzaamheden zoals deze niet in strijd met de vigerende wetgeving plaatsvinden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u ervoor zorgen dat Heerlen in dit geval de wettelijke regels niet zal overtreden?
Zie ook mijn antwoord op vraag 2. Ik ga er, na de toezeggingen van de gemeente Heerlen, van uit dat de wettelijke regels in acht genomen zullen worden.
De opbrengsten van gemeenten voor textielinzameling en de fijnsortering van het ingezamelde textiel |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Goede doelen betalen gemeenten fors meer voor kledinginzameling»1 en «Vechten om een oude trui»?2
Ja.
Herkent u het beeld dat de vergoedingen die charitatieve kledinginzamelaars kwijt zijn aan gemeenten in twee jaar zijn verdubbeld en inmiddels net zo hoog zijn als het bedrag dat overblijft voor het goede doel?
Zoals ik u antwoordde op eerdere vragen van het Lid Dik-Faber (tk-20122013–1163) is de gemeente op grond van de Wet milieubeheer en het Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021 (LAP) verplicht om de (gescheiden) inzameling van textiel te organiseren. De wijze waarop men aan die verplichting uitvoering geeft, behoort tot de autonome bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de gemeente. Ik weet van de afzonderlijke gemeenten in Nederland niet wat hun beleid is voor textielinzameling en heb daarom geen overzicht van inzamelmethoden, aanbestedingen, kosten en inkomsten. Uit navraag bij de VNG en de NVRD (Koninklijke vereniging voor afval- en reinigingsmanagement) blijkt dat zij die informatie ook niet hebben. Ik kan dus niet beoordelen of de vergoedingen zijn verdubbeld en ook niet of deze net zo hoog zijn als het bedrag dat overblijft voor het goede doel.
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere Kamervragen hierover en specifiek dat u het niet gepast vindt dat voor textielinzameling een vergoeding in rekening wordt gebracht, waarmee ook andere kosten van de gemeente worden voldaan?3
Ja.
Deelt u de mening dat gemeenten de opbrengst van textielinzameling voor het goede doel niet mogen inzetten om de afvalstoffenheffing voor de inzameling van andere afvalfracties zo laag mogelijk te houden?
Zoals ik in mijn eerdere antwoorden heb gesteld, ben ik van mening dat een gemeente aan derden een vergoeding in rekening mag brengen die noodzakelijk is voor het voldoen van de kosten die de gemeente moet maken. Dat geldt dus ook voor textielinzameling. Ik vind het niet gepast dat voor textielinzameling een vergoeding in rekening wordt gebracht, waarmee ook andere kosten van de gemeente worden voldaan. Ik ga ervan uit dat de eventuele kosten en baten van het door de gemeente ingestelde textielinzamelsysteem door de gemeente worden verwerkt in de gemeentelijke afvalstoffenheffing die de burgers moeten betalen.
Herinnert u zich uw toezegging dat u samen met de minister van Binnenlandse Zaken het onderwerp textielinzameling met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) zou gaan bespreken en uw toezegging dat daar ambtelijke ondersteuning vanuit uw ministerie bij aanwezig zou zijn?4 Wat is de uitkomst van dit overleg? En indien het overleg nog niet heeft plaatsgevonden; wanneer zal dit overleg plaatsvinden?
Het onderwerp is aan de orde gesteld in het Bestuurlijk Koepel Overleg waar ik met IPO, UvW en VNG aan tafel zit. De VNG gaf aan met betrekking tot het dossier afval erg actief te zijn. Echter binnen dit dossier zijn aandachtsgebieden waar minder tot geen inspanning in wordt gestoken. Het inzamelen van textiel is er daar één van. De VNG onderschrijft het belang van het inzamelen van textiel en van een goede communicatie over welke rol gemeenten daarin kunnen spelen. Op korte termijn zal de inzet van de VNG hierop echter niet veranderen.
Deelt u de mening dat met de huidige hoge prijzen de continuïteit van de textielinzameling in gevaar kan komen, indien de marktprijzen voor oud textiel plotseling dalen en inzamelaars niet meer aan hun verplichtingen jegens gemeenten kunnen voldoen?
In de Green Deal textielinzameling heb ik met alle betrokken partijen afgesproken te komen tot een door alle ketenpartijen gedragen oplossing voor een mogelijk ketendeficit dat kan optreden bij de inzameling van textiel. Bij het verkennen en onderzoeken van dit mogelijke deficit worden alle kosten meegenomen. Dit onderzoek loopt momenteel en wordt naar verwachting in de eerste helft van 2014 afgerond.
Deelt u de mening dat de inzameling van textiel door bedrijven via kledingketens als C&A en H&M kan bijdragen aan het vergroten van het aandeel gerecyclede kleding?
Ik deel de aanname, maar of de hoeveelheid ingezamelde textiel door initiatieven als dat van H&M en C&A daadwerkelijk vergroot, kan ik niet zeggen. Mede omdat de acties vooralsnog te kortlopend en incidenteel zijn, zijn momenteel geen cijfers beschikbaar om hier uitspraken over te doen.
Deelt u de mening dat bij inzameling via kledingketens ook een vergunning aanwezig moet zijn?
Voor de inzameling van textiel zelf is geen inzamelvergunning als bedoeld in de Wet milieubeheer nodig. Op grond van de Wet milieubeheer en het Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021 (LAP) zijn gemeenten verplicht om de (gescheiden) inzameling van textiel te organiseren. De wijze waarop men aan die verplichting uitvoering geeft, behoort tot de autonome bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de gemeente. Zo kunnen gemeenten bepalen wie wel of niet zorg mag dragen voor de inzameling en kan in de plaatselijke verordening aparte toestemming worden geëist.
Wat betekent inzameling via kledingketens voor de vergunningverlening, de rapportage van de inzamelresultaten en de handhaving van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) en het Landelijk Afvalbeheerplan, aangezien dit op gemeentelijk niveau gebeurt terwijl dergelijke ketens meerdere vestigingen verspreid over het land of de regio hebben?
Mijns inziens fungeren de vestigingen van de winkelketens als inzamelpunt, waar consumenten met hun kleding terecht kunnen. De inzameling zelf gaat in het geval van H&M en C&A via I:CO, een grote speler in de markt. De jaarlijkse afval rapportage van het CBS wordt samengesteld op basis van een enquête onder gemeenten, de kans bestaat dat de inzamelresultaten van winkels bij gemeente niet bekend zijn.
De EVOA heeft betrekking op grensoverschrijdend transport van afvalstoffen en komt pas aan de orde als kledingketens het ingezamelde textiel willen uitvoeren. Op dat moment moeten de ketens (cq I:CO) aan dezelfde eisen voldoen als ieder ander die ingezameld textiel wil uitvoeren.
Herinnert u zich uw antwoord op vragen van het lid Dik-Faber met betrekking tot de fijnsortering van textiel in relatie tot de EVOA?5 Bent u bereid de toegezegde schriftelijke antwoorden met de beantwoording van deze schriftelijke vragen mee te sturen?
Ja, hiermee stuur ik u de antwoorden toe:
De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft recentelijk naar aanleiding van een handhavingsverzoek een aantal controles uitgevoerd naar de sortering van voor de export bestemde textiel. Uit deze controles bleek dat, op een enkel geval na, de textiel voordat uitvoer plaats vond, werd gesorteerd op textiel en niet-textiel. Daarmee is het textiel een «groene lijst afvalstroom», waarvoor het lichte regiem van de EVOA geldt. Dat betekent dat er, behoudens export naar sommige landen, geen vergunningplicht geldt, maar dat bijlage 7 van de EVOA als vervoersdocumenten op orde en aanwezig dient te zijn. Deze documenten kunnen worden gecontroleerd.
Staking van de sluismeesters op de Duitse vaarwegen |
|
Sander de Rouwe (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht1 dat stakingsacties worden gehouden op Duitse vaarwegen en dat de Koninklijke Schuttevaer, het Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart (CBRB), de Binnenvaart Branche Unie (BBU) en verladersorganisatie EVO daarom een klacht hebben ingediend bij de Europese Commissie wegens niet-naleving van het Europees recht, in casu het beginsel van vrij verkeer van goederen, door de Bondsrepubliek Duitsland?
Ja.
Deelt u de mening dat de staking in tegenspraak is met het vrije Europese verkeer van goederen en dat bij voortduring van de stakingen een ongewenste situatie ontstaat omdat de binnenvaart financiële schade lijdt, die zelfs tot faillissementen kan leiden? Zo neen, waarom niet?
Ik deel de mening dat de stakingen van sluispersoneel in Duitsland op gespannen voet staan met het principe van het vrije verkeer van goederen in Europa en dat deze – zeker bij voortduren van de stakingen – tot ernstige financiële consequenties voor de binnenvaart kunnen leiden. Of de schade ook daadwerkelijk tot faillissementen van binnenvaartondernemingen kan leiden, kan ik niet beoordelen ook omdat stakingen niet steeds op dezelfde locatie plaatsvinden.
Deelt u de opvatting dat de Nederlandse binnenvaartvloot weliswaar geen partij is in de Duitse stakingen, maar wel disproportioneel getroffen wordt door de gevolgen ervan? Kunt u aangeven hoe groot de schade voor de Nederlandse vloot is?
Omdat de Nederlandse binnenvaart een groot aandeel heeft in het Europese goederenvervoer over binnenwateren, ook naar en van Duitsland, is te verwachten dat deze verhoudingsgewijs sterk getroffen wordt door de stakingen. Uit de gang van Duitse binnenvaartorganisaties eind augustus naar de rechter, is op te maken dat ook de Duitse binnenvaart ernstige gevolgen ondervindt van de stakingen. Over de omvang van de schade voor Nederlandse binnenvaartondernemingen kan ik geen onderbouwde uitspraken doen.
Op welke wijze ondersteunt u in deze situatie de Nederlandse binnenvaartsector en werkt u ook actief samen met belangenorganisaties zoals Schuttevaer, EVO, CBRB en BBU?
Blijkens de klacht die de Nederlandse belangenorganisaties BBU, CBRB, EVO en Koninklijke Schuttevaer op 2 augustus 2013 hebben ingediend bij de Europese Commissie wegens niet-naleving van het Unierecht, met name op het punt van het beginsel van vrij verkeer van goederen door de Bondsrepubliek Duitsland, zijn deze zeer wel in staat om zelfstandig stappen te zetten in deze. Organisaties hebben mij ook van deze stap op de hoogte gesteld.
Omgekeerd zijn organisaties bekend met het telefonisch contact dat ik reeds op 12 juli 2.013 had met mijn Duitse ambtgenoot naar aanleiding van de stakingen van het sluispersoneel. In mijn antwoord op vragen van het lid De Boer d.d. 28 augustus 2013, heb ik aangegeven dat ik in dit contact gewezen heb op de gevolgen van de stakingen voor het vrije verkeer van goederen in Europa. Ook de consequenties van de stakingen voor de Nederlandse binnenvaart heb ik onder de aandacht gebracht. Tenslotte heb ik erop aangedrongen de vrije doorvaart van de rivieren en kanalen zo snel mogelijk zeker te stellen.
Een brief van de gezamenlijke organisaties d.d. 20 augustus 2013 is mede aanleiding voor mij geweest om mijn Duitse collega per brief d.d. 27 augustus 2013 opnieuw te benaderen.
Op deze wijze zijn sector en ministerie over en weer steeds goed geïnformeerd geweest en hebben acties van beide zijden elkaar aangevuld.
Bent u bereid om de Nederlandse belangen bij de Duitse Bondsregering onder de aandacht te brengen? Zo ja, hoe gaat u dit doen en kunt u de Kamer over de uitkomst informeren? Zo neen, waarom niet?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 4. Als daartoe aanleiding is, ben ik bereid de Kamer over de uitkomsten van contacten te informeren.
Deelt u de mening dat het goed zou zijn als u in dit verband uw invloed zou aanwenden om de Duitse Bondsregering tot daadkrachtiger optreden te bewegen zodat de acties van de sluismeesters op de Duitse vaarwegen zo spoedig mogelijk worden beëindigd? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt gezien de acute en nijpende situatie deze vragen op korte termijn beantwoorden, doch uiterlijk voor 3 september a.s?
Ja.
Het opgezegde vertrouwen van de ondernemings- en de cliëntenraad in bestuur van Emergis |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat zowel de ondernemingsraad (OR) als de cliëntenraad het vertrouwen hebben opgezegd in het bestuur van de instelling voor geestelijke gezondheidszorg Emergis?1
Ik heb met bezorgdheid kennis genomen van het feit dat de Ondernemingsraad (OR) en de cliëntenraad locatie Kloetinge het vertrouwen in het bestuur van Emergis hebben opgezegd. Het opzeggen van vertrouwen is een duidelijk signaal dat serieus genomen dient te worden.
Wat is uw oordeel over de kwaliteit en het gedrag van het bestuur van Emergis als de cliëntenraad spreekt van het «creëren van een angstcultuur» en het «onder druk zetten van mensen» door de voorzitter van de Raad van Bestuur?
Een angstcultuur is binnen geen enkele organisatie acceptabel. Ik wil een zorgsector waar bestuurders aanspreekbaarheid, afrekenbaarheid en verantwoordelijkheid hoog in het vaandel hebben staan. De Raad van Toezicht van Emergis heeft Berenschot gevraagd een onderzoek uit te voeren naar verschillende gremia binnen de organisatie. Hierin wordt de rol van de Raad van Bestuur ook meegenomen.
Hoe is de houding van het bestuur van Emergis ten opzichte van het personeel en cliënten geweest, nadat het «doordrammen» van een fusie met de Parnassia Bavo groep in maart 2012 niet doorging? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Raad van Bestuur is verantwoordelijk voor het besturen van de zorgaanbieder. Daarbij hoort ook het onderhouden van de relatie met de medezeggenschapsorganen. Het is mij niet bekend wat de houding van de Raad van Bestuur van Emergis ten opzichte van de medezeggenschapsorganen is geweest. Wel kan ik opmaken uit de media dat de verstandhoudingen tussen de Raad van Bestuur en de medezeggenschapsorganen onder druk zijn komen te staan door de fusieplannen.
Wat vindt u ervan dat de cliëntenraad niet om advies is gevraagd over het gebruik van e-health en de samenwerking van Emergis met de Parnassia Bavo groep daarbij?
Op grond van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen hebben cliëntenraden het recht om advies uit te brengen over uiteenlopende onderwerpen. Of een onderwerp adviesplichtig is, dient per geval onderzocht te worden. Indien de cliëntenraad geen advies heeft mogen uitbrengen en zij menen hier wel recht op te hebben, dan kunnen zij het geschil voorleggen aan een commissie van vertrouwenslieden. De commissie kan dan een bindende uitspraak doen.
Heeft het bestuur bewust de Wet op de ondernemingsraden (WOR) genegeerd omdat het in zee wilde gaan met een partner die gevoelig ligt bij de OR en het personeel gezien de oude fusieplannen, en wat is uw mening daarover?
Het is mij niet bekend of het bestuur bewust de Wet op de ondernemingsraden genegeerd heeft. Het onderzoek dat wordt uitgevoerd door Berenschot richt zich specifiek op de verhoudingen tussen de verschillende gremia binnen Emergis. De verhouding tussen de Raad van Bestuur en de OR hoort daar uiteraard ook bij.
Hoe reageert u op het persbericht van de OR van Emergis waarin staat dat medezeggenschap onmogelijk werd gemaakt door het bestuur, bijvoorbeeld door voorbij te gaan aan advies- en instemmingsrecht zoals beschreven in de WOR?2
Op grond van de Wet op de ondernemingsraden heeft de ondernemingsraad advies- en instemmingrechten. Indien aan de ondernemingsraad geen advies wordt gevraagd, terwijl dit wel had gemoeten, kan de ondernemingsraad naar de rechter stappen.
Wat is uw oordeel over beslissingen van een bestuur die voorafgaand aan een traject van medezeggenschap, inspraak en advies al vaststaan?
De toegevoegde waarde van medezeggenschap is dat een kant van het verhaal belicht wordt die mogelijk daarvoor onderbelicht was. Het bestuur hoeft het advies van een medezeggenschapsorgaan niet te volgen, het bestuur weegt immers meerdere belangen af. Indien de Raad van Bestuur af wijkt van het advies van het medezeggenschapsorgaan dienen zij echter wel te motiveren waarom zij dit doen.
Bent u van mening dat het bestuur van Emergis te lichtzinnig is omgesprongen met het vertrouwen van de OR en de cliëntenraad, en zo nee waarom niet?
Zoals gezegd is de Raad van Bestuur verantwoordelijk voor de relatie met de medezeggenschapsorganen. Het is niet aan mij om het gedrag van een raad van bestuur jegens hun medezeggenschapsorganen te beoordelen (dat is de taak van de Raad van Toezicht), evenmin beschik ik over de benodigde informatie om dit te kunnen beoordelen. Het onderzoek van Berenschot kan inzicht geven in het handelen van de Raad van Bestuur jegens de medezeggenschapsorganen.
Deelt u de mening dat het negeren van medezeggenschapsrecht en het jarenlang schaden van vertrouwen door het bestuur gegronde redenen zijn voor het opzeggen van vertrouwen? Zo nee, waarom niet?
Het opzeggen van vertrouwen in een bestuurder is een belangrijk signaal, dat niet lichtvaardig gegeven wordt. Ik ga ervan uit dat cliëntenraad en ondernemingsraad hiervoor goede redenen hebben.
Deelt u de mening dat de positie van de Raad van Bestuur van Emergis onhoudbaar is geworden en wat gaat u hieraan doen? Wilt u uw antwoord toelichten?
De Raad van Toezicht vervult een werkgeversrol ten opzichte van de Raad van Bestuur. Het is aan hen om te beoordelen of de Raad van Bestuur al dan niet goed functioneert. Indien de Raad van Bestuur niet goed functioneert, kan de Raad van Toezicht maatregelen treffen en in het uiterste geval bestuurders ontslaan. Ik heb hierbij geen rol.
Wat is de rol van de Raad van Toezicht geweest in de geschiedenis met de mislukte fusie en de problemen tussen de Raad van Bestuur enerzijds en de OR en cliëntenraad anderzijds?
Uit het jaarverslag blijkt dat de Raad van Toezicht intensief betrokken is geweest bij de fusies en uiteindelijk heeft geadviseerd om het fusietraject af te breken vanwege het gebrek aan draagvlak binnen de organisatie. Zoals gezegd heeft de Raad van Toezicht van Emergis aan Berenschot gevraagd om een onderzoek te doen waarin de verhoudingen tussen de verschillende gremia binnen Emergis onderzocht worden. Hierin wordt de rol van de Raad van Toezicht ook meegenomen.
Wat is de rol van de Raad van Toezicht geweest over het aangaan van een samenwerking wat betreft e-health zonder dat er voorwaarden op papier stonden?
Dit is mij niet bekend, noch is het mijn taak om dit te weten. Zorgaanbieders zijn zelf verantwoordelijk voor de inrichting van hun eigen organisatie. Zoals gezegd heeft de Raad van Toezicht van Emergis aan Berenschot gevraagd om een onderzoek te doen waarin de verhoudingen tussen de verschillende gremia binnen Emergis onderzocht worden. Hierin wordt de rol van de Raad van Toezicht ook meegenomen.
Welke consequenties moet bovenstaande problematiek hebben voor de Raad van Toezicht volgens u en waarom?
Het onderzoek van Berenschot zal moeten uitwijzen welke maatregelen genomen dienen te worden. Overigens is de Raad van Toezicht zelf verantwoordelijk voor ontslag en benoemingen van de leden van de Raad van Toezicht. Zij zullen dus zelf bepalen of er consequenties zijn voor de Raad van Toezicht. Ik beoog dit recht verder uit te breiden met bijvoorbeeld een ontslagrecht voor de cliëntenraad (via de rechter). Ik zal hier verder op ingaan in mijn brief over goed bestuur in de zorg die ik in het begin van dit najaar aan u zal zenden.
Waarom willen zowel de Raad van Bestuur als de Raad van Toezicht niet reageren op het geuite gebrek aan vertrouwen en vindt u dit zwijgen terecht?3
Dit is mij niet bekend. Ik kan mij echter voorstellen dat zij de resultaten van het onderzoek van Berenschot willen afwachten.
Deelt u de mening dat het een zorgelijke ontwikkeling is wanneer de kloof tussen het bestuur van een zorginstelling enerzijds en personeel, cliënten en familie anderzijds groter wordt, mede gezien de gebeurtenissen bij Emergis en NOVO?4
Het is onwenselijk als er een kloof ontstaat tussen de Raad van Bestuur en de rest van de organisatie. Bovendien is een angstcultuur binnen zorginstellingen onacceptabel. Zoals gezegd wil ik een zorgsector waar bestuurders aanspreekbaarheid, afrekenbaarheid en verantwoordelijkheid hoog in het vaandel hebben staan. Ik zal u op korte termijn een brief sturen waarin ik mijn visie op het gebied van goed bestuur en medezeggenschap uiteen zet.
Wat heeft u ondernomen om te voorkomen dat er angstculturen kunnen worden gecreëerd of cliënten en familieleden onder druk kunnen worden gezet in zorginstellingen door bestuurders, zoals eerder het geval was bij Bartiméus?5
Zie antwoord vraag 15.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat dergelijke gedragingen en houdingen van raden van bestuur in de richting van het personeel en cliënten en hun familie, zoals bij Emergis, NOVO of Bartiméus het geval zijn, voorkomen worden in de toekomst?
Zie antwoord vraag 15.
De immer oplopende Fyra-kosten |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het artikel «Fyra kan NS tot 300 miljoen kosten»?1
Ja.
Kunt u de boodschap uit dit bericht bevestigen, namelijk dat de schade voor NS en daarmee voor de Staat als enig aandeelhouder kan oplopen tot 300 miljoen euro?
In diens halfjaarbericht hebben Nederlandse Spoorwegen een bandbreedte gegeven voor de mogelijke schade voor NS Groep (NSG). De door de NS genoemde bandbreedte ligt tussen EUR 0 en EUR 300 mln en deze inschatting is met veel onzekerheden omkleed. Over de afwikkeling van de schade zijn gesprekken tussen NS en Ansaldobreda gaande. Om de belangen van de Staat en diens deelneming niet te schaden kan ik u over het verloop daarvan op dit moment niet nader informeren.
NS en Staat hebben overigens gescheiden boekhoudingen. Het door NS genomen waardeverminderingsverlies als gevolge van het besluit het V250-materieel niet in te zetten vertaalt zich niet één-op-één door in de Rijksbegroting. De schade voor de Staat als gevolg van het besluit het V250-materieel niet in te zetten bestaat uit lagere verwachte NSG-dividenden over de HSL-concessieperiode.
Kunt u een inschatting geven van de kans dat de daadwerkelijke kosten van het Fyra-trein-debacle inderdaad oplopen tot 300 miljoen euro?
De onzekerheden rondom de afwikkeling van het contract tussen NS en Ansaldobreda zijn groot; daarbij valt te denken aan mogelijke verplichtingen met financiële gevolgen voortkomend uit het contract met Ansaldobreda, mogelijk zullen er over en weer claims neergelegd worden, mogelijk kan een eventuele verkoopopbrengst van het V250-materieel gerealiseerd worden. De door de NS genoemde bandbreedte is op basis van de huidige kennis de best te geven inschatting. Daarmee is niet gezegd dat de schade zal oplopen tot de rand van de gegeven bandbreedte. Op 27 september is een brief aan uw Kamer verzonden over de besluitvorming van het kabinet over een volwaardig alternatief voor de Fyra; in die brief zijn de kosten voor de Nederlandse Spoorwegen en voor de Staat uiteengezet.
Klopt het dat toekomstig dividend van de NS reeds is ingeboekt aan de «uitgavenkant van de begroting» en dat het ontbreken van deze inkomsten direct negatieve consequenties zal hebben voor investeringen in de infrastructuur?
Van deelnemingen ontvangen dividenden vallen toe aan de algemene middelen. Conform de door het Kabinet-Rutte II vastgesteld begrotingsregels worden mutaties in dividenden via het generale beeld verwerkt.2 Dit is dus niet één op één vertaalbaar naar consequenties voor de investeringen in infrastructuur die worden gedaan vanuit de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het uitvallen van de Fyra en de ingroeiperiode van het door NS en NMBS gedane voorstel leiden tot een forse inkomstenderving bij NS. Dit leidt tot een vermindering van het vermogen bij de NS van EUR 340 mln in de periode van 2013 tot en met 2024. Deze waardevermindering leidt via het dividend voor de aandeelhouder tot verminderde inkomsten op de Rijksbegroting ter hoogte van EUR 119 mln (35% van EUR 340 mln) over de 2013–2024 periode. IenM zal ter compensatie van de directe dividendderving de uitgaven in het Infrastructuurfonds met EUR 119 mln verlagen. Daarnaast is er een verlaagde vermogensopbouw van EUR 221 mln de NS. Over hoe hiermee zal worden omgegaan zullen nadere afspraken worden gemaakt. Financiën en IenM zullen het gesprek met NS aangaan over concrete maatregelen ter verbetering van de efficiency en doelmatigheid met als doel de vermogensverliezen verder te mitigeren. De verwerking van de budgettaire afspraken zal plaatsvinden bij Voorjaarsnota 2014.
Welke acties gaat u ondernemen om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘Belgen tegen lijn Den Haag-Brussel’ |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Belgen tegen lijn Den Haag–Brussel»?1
Ja.
Klopt het dat de Belgische spoorbeheerder weigert voor 2014 een vergunning af te geven voor de zogenoemde Lage Landen Lijn van Den Haag naar Brussel? Zo ja, is het u bekend wat hiervoor de reden is?
Om reizigersvervoer per spoor aan te kunnen bieden in België, dient een vervoerder rijpaden aan te vragen bij Infrastructuurbeheerder Infrabel en dient een vervoerder te beschikken over een veiligheidscertificaat van de Belgische veiligheidsinstantie DVIS (Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen).
Arriva heeft in april 2013 een veiligheidscertificaat B aangevraagd bij DVIS. Na onderzoek kwam de veiligheidsinstantie tot de conclusie dat het ingediende dossier niet voldeed aan de eisen van de Belgische regelgeving. Gedurende bovenstaand proces heeft Arriva ook rijpaden aangevraagd voor een treindienst tussen Den Haag en Brussel. Deze aanvraag werd ontvankelijk verklaard omdat Arriva bezig was met het verkrijgen van een veiligheidscertificaat. Toen medio augustus Infrabel de treinpaden wilde toewijzen, werd duidelijk dat Arriva nog niet over veiligheidscertificaat B beschikt, waardoor Infrabel conform Belgische regelgeving ook geen treinpaden kon toekennen aan Arriva. Indien Arriva de komende maanden er in slaagt om een veiligheidscertificaat B te bemachtigen, dan kan Arriva alsnog treinpaden aanvragen voor dienstregeling 2014.
Deelt u de mening dat de Lage Landen Lijn een belangrijke uitkomst kan zijn om een betere verbinding tussen Den Haag en Brussel te realiseren?
Ik sta in beginsel positief tegenover initiatieven zoals de «Lage Landen Lijn». Dit initiatief kan een uitkomst zijn voor een betere verbinding tussen Den Haag en Brussel, maar dit is afhankelijk van wat een dergelijke verbinding toevoegt aan de reeds voorziene verbindingen.
Bent u bereid om uw Belgische ambtsgenoot en de Belgische spoorbeheerder om opheldering te vragen?
Ik ben reeds op ambtelijk niveau goed geïnformeerd over het Belgische toelatingsproces en zie op basis daarvan geen noodzaak om verdere opheldering te vragen bij mijn Belgische ambtgenoot.
Armoede en de toenemende vraag naar schuldhulpverlening |
|
Paul Ulenbelt |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de thema-uitzending van EenVandaag over armoede?1
Zoals ik in de uitzending al heb aangegeven is effectief armoede- en schuldenbeleid – zeker in deze moeilijke economische tijd – van groot belang. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor dit beleid en het kabinet helpt hen hierbij. Dit doet het kabinet door extra middelen ter beschikking te stellen, maar bijvoorbeeld ook door kennisuitwisseling te faciliteren.
Wat is uw reactie op de zorgen die Joke de Kock, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK), uit in de uitzending over de groeiende groep mensen in de schuldhulpverlening met inkomen uit arbeid? Welke specifieke maatregelen gaat u nemen om deze problemen op te lossen?
Het klopt dat tegenwoordig steeds meer mensen met een inkomen uit arbeid een beroep moeten doen op de schuldhulpverlening. Een «life event», zoals een scheiding en/of het niet kunnen verkopen van een huis, kan er toe leiden dat het water bij mensen aan de lippen staat. Het is dan ook erg belangrijk dat iedereen zijn huishoudboekje op orde heeft en bij een financiële tegenslag zijn uitgavenpatroon snel aanpast.
Zoals ik de Tweede Kamer op 3 juli jl. (TK 2012–2013, 24 515, nr. 265) heb laten weten, zet ik stevig in op preventie en vroegsignalering van (problematisch) schulden. Voor de groep mensen met een inkomen uit arbeid is de werkgever iemand die in een vroeg stadium kan signaleren dat iemand financieel in zwaar weer verkeert. Een werkgever heeft bijvoorbeeld weet van een loonbeslag, krijgt een verzoek om een voorschot, een lening of om meer uren te mogen werken of krijgt te maken met meer ziekteverzuim. Er vinden momenteel gesprekken plaats tussen mijn ministerie, Divosa, Nibud en Wijzer in Geldzaken, en afzonderlijk met enkele werkgevers, over mogelijke acties waarmee werkgevers ondersteund kunnen worden hun signalerende functie in deze maximaal in te zetten.
Wat is uw reactie op de zorgen die Joke de Kock uit in de uitzending over de staat van de schuldhulpverlening? Hoe ziet u deze zorgen in het licht van het bericht «Amsterdamse daklozen lijden onder trage schuldhulp»?2
Ik deel de mening van Joke de Kock dat het erg belangrijk is dat de schuldhulpverlening goed is verankerd. Het bericht «Amsterdamse daklozen lijden onder trage schuldhulp» onderschrijft dit. Dit kabinet versterkt de (gemeentelijke) schuldhulpverlening onder andere door het ontwikkelen van business cases integrale aanpak schuldhulpverlening en door het beschikbaar stellen van extra middelen. Verder ga ik in oktober gedurende een week het land in om goede voorbeelden op het vlak van armoede- en schuldenbeleid op te halen en deze te verspreiden. Bij het verzamelen van deze goede voorbeelden doe ik een beroep op gemeenten, maatschappelijke organisaties en vrijwilligers.
Bent u van plan om de extra middelen van 20 miljoen euro voor armoedebestrijding in te zetten voor specifieke doelgroepen? Welke harde doelstelling (in cijfers) heeft u in het kader van armoedebestrijding?
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 3 juli jl. gaat het leeuwendeel van de middelen naar de gemeenten. Ik zal deze middelen niet oormerken. Hierdoor worden gemeenten in staat gesteld integraal maatwerk te bieden. Ook zal ik geen kwantitatieve doelstelling hanteren. Wel vraag ik gemeenten in het najaar 2014 inzicht te geven in de versterking van het armoede- en schuldenbeleid sinds juli 2013, met specifieke aandacht voor hun ondersteuning van kinderen die opgroeien in armoede.
Kunt u aangeven hoe groot het bestaande budget voor armoedebestrijding is? Kunt u ook aangeven hoe groot het bestaande budget voor schuldhulpverlening is? Zo nee, waarom niet?
In totaal wordt circa € 6,2 miljard (SZW-begroting 2014) door gemeenten aan bijstandsuitkeringen besteed. Daarbovenop bestrijden gemeenten armoede- en schuldenproblematiek onder ander door het aanbieden van een stadspas, het kwijtschelden van gemeentelijke belastingen en het verstrekken van bijzondere bijstand en de langdurigheidstoeslag. De middelen die hiervoor worden ingezet zijn integraal onderdeel van het Gemeentefonds en dus niet als zodanig geoormerkt. Via de Bijstandsuitkeringenstatistiek wordt door de gemeenten aangegeven welk bedrag zij direct besteden aan mensen die een beroep doen op bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag. In 2012 was dit € 279 miljoen (SZW-jaarverslag 2012; pagina 60)).
Kunt u aangeven of er de komende jaren verandering in deze budgetten komt? Hoeveel geld komt er extra beschikbaar voor de bestrijding van armoede en hoeveel geld komt er extra beschikbaar voor de schuldhulpverlening?
Het kabinet heeft in 2013 een bedrag van € 20 miljoen extra beschikbaar gesteld voor armoede- en schuldenbeleid. De komende jaren gaat het kabinet het armoede- en schuldenbeleid verder intensiveren en stelt daartoe in 2014 € 80 miljoen euro en voor 2015 en latere jaren € 100 miljoen euro extra ter beschikking. Een groot deel van deze middelen zal beschikbaar gesteld worden aan gemeenten, die primair verantwoordelijk zijn voor het armoede- en schuldenbeleid.
Wat is uw reactie op het bericht «Grootste koopkrachtdaling sinds 1985»?3
De koopkrachtdaling hangt samen met de economische recessie waar Nederland zich in bevindt. De werkloosheid is toegenomen, lonen blijven achter bij de inflatie, pensioenen worden verlaagd en veel zelfstandig ondernemers hebben moeite om opdrachtgevers te vinden. Daarnaast drukken de bezuinigingsmaatregelen die nodig zijn om de overheidsbegroting op orde te brengen ook de koopkracht. De recessie is helaas nog niet voorbij. Daarom zullen in 2013 en 2014 veel mensen merken dat hun koopkracht afneemt.
Vindt u het acceptabel dat juist de bijstandsgerechtigden en gepensioneerden veel koopkracht inleveren? Zo nee, wat gaat u eraan doen om de koopkracht van deze mensen te repareren?
Wanneer de overheid moet bezuinigen is het helaas onvermijdelijk dat mensen die veel van overheidsregelingen gebruik maken, zoals bijstandsgerechtigden en gepensioneerden, daar mee te maken krijgen. Bovendien zien veel gepensioneerden met aanvullend pensioen hun koopkracht afnemen doordat pensioenfondsen vanwege hun financiële positie pensioenen niet kunnen indexeren of moeten verlagen. Het kabinet vindt het van belang dat er bij het invullen van de bezuinigingen voor gezorgd wordt dat er niet teveel van deze groepen wordt gevraagd. Daarom is afgelopen augustus met het oog op een evenwichtig koopkrachtbeeld voor 2014 besloten tot het naar voren halen van de verhoging en afbouw van de algemene heffingskorting. De algemene heffingskorting wordt daardoor in 2014 in de tweede en derde schijf van de inkomstenbelasting met 2% afgebouwd. Hierdoor kan de algemene heffingskorting met circa € 90 worden verhoogd. Daarnaast komt er in 2014 een eenmalige extra uitkering voor minima.
Kunt u aangeven welke maatregelen van dit kabinet de inkomenspositie van de lagere inkomens nog verder raken? Kunt u ook aangeven in welke mate de inkomensposities van de lagere inkomens worden geraakt? Zo nee, waarom niet?
Het koopkrachtbeeld voor 2014 en de maatregelen die de koopkracht beïnvloeden worden in de inkomensbijlage in de SZW-begroting uitgebreid toegelicht.