Het bericht dat het waterschap Aa en Maas aan Heineken subsidie verstrekt |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Exclusief: Heineken krijgt € 3 mln. subsidie» en de schriftelijke vragen die in het waterschap gesteld zijn over de subsidie?1
Ja.
Hoeveel van dergelijke regelingen, in welke vorm dan ook, worden door waterschappen getroffen met bedrijven, en om welke bedragen gaat het?
Deze regelingen op grond van de Waterschapswet zijn bedoeld om waterschappen subsidie te kunnen laten verstrekken om «afhaken» en daarmee tariefstijging te voorkomen. Bedrijven met een hoge zuiveringsheffing kunnen er namelijk toe overgaan om zelf maatregelen te nemen, bijvoorbeeld door voorzuivering in eigen beheer. Bedrijven «haken af» van de rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s) van het waterschap. Bij vrijwel gelijkblijvende zuiveringskosten leidt dit, door de verminderde belastinginkomsten van het waterschap, tot ongewenste effecten als stijging van het tarief van de zuiveringsheffing voor de gebonden overige lozers (vooral particulieren), het deels onbenut blijven van de capaciteit van rwzi’s (kapitaalvernietiging), verminderde werking van de rwzi’s en stijging van de maatschappelijke kosten van de zorg voor zuivering van stedelijk afvalwater.
De op grond van de anti-afhaakregeling waterschappen verstrekte subsidie wordt verleend om genoemde ongewenste effecten tegen te gaan. De subsidie moet voldoen aan enkele strikt omschreven voorwaarden en dient een algemeen belang: zowel rwzi, waterschap, het bedrijf als de overige gebonden lozers profiteren er van.
Over het aantal bedrijven per waterschap dat op grond van de regeling subsidie ontvangt zijn geen actuele gegevens beschikbaar. In 2012 ging het totaal om ongeveer 10 bedrijven die van de waterschappen de Dommel, Rijn en IJssel, Vallei & Eem, De Stichtse Rijnlanden en Scheldestromen een subsidieregeling hadden. Totaal was daar € 989.615 mee gemoeid, oftewel 0,08% van de opbrengst van de zuiveringsheffing van de waterschappen.
Bij Waterschap Aa en Maas gaat het in 2014 om één bedrijf (Heineken) dat een subsidie van ca. € 300.000 in dat kalenderjaar ontvangt.
Vindt u dat kiezers voor de waterschappen volledig geïnformeerd hun stem moeten kunnen uitbrengen, en deze tussentijds moeten kunnen laten horen bij hun vertegenwoordigers, en dat daarom het vertrouwelijk agenderen van het verlenen van anti-afhaaksubsidies onwenselijk is? Zo ja, welke acties bent u bereid te ondernemen opdat in de toekomst dit recht geëffectueerd wordt? Zo nee, kunt u dan aangeven waarom kiezers niet hoeven te weten welke lopende investeringen en belangen het verstrekken van een anti-afhaaksubsidie rechtvaardigen?
Ik ben inderdaad van mening dat kiezers voor de waterschappen volledig geïnformeerd hun stem moeten kunnen uitbrengen, en deze tussentijds moeten kunnen laten horen bij hun vertegenwoordigers. Ik ben echter ook van mening dat in het geval van Waterschap Aa en Maas met betrekking tot de subsidieverlening aan Heineken een juiste en zorgvuldige procedure is gevolgd. Ten tijde van de onderhandelingen met het bedrijf waren de stukken over de anti-afhaaksubsidie vertrouwelijk geagendeerd in de functionele commissie Emissiebeheer van waterschap Aa en Maas, die het Algemeen Bestuur van het waterschap adviseert. Tijdens de feitelijke besluitvorming in het Algemeen Bestuur op 13 december 2013 was het onderwerp openbaar en waren de vergaderstukken als zodanig ook op de website van het waterschap (www.aaenmaas.nl ) te raadplegen.
Vindt u dat voor het op deze wijze toepassen van artikel 122 lid 5 aanhef en sub b Waterschapswet op zijn minst vereist is dat het toegepaste beoordelingskader integraal openbaar gemaakt dient te worden inclusief, eventueel geanonimiseerd, de invulling daarvan voor Heineken? Zo ja, bent u bereid het waterschap aan te sporen dat zo spoedig mogelijk te doen?
Het door u genoemde beoordelingskader op grond van artikel 122d lid 5 van de Waterschapswet dat door een waterschap voor het verlenen van de subsidie moet worden toegepast, is opgenomen in de brief die ik in oktober 2013 aan de waterschappen heb gestuurd. Deze brief was ook als bijlage2 bij het agendapunt van de, in antwoord 3 genoemde, vergadering van het Algemeen Bestuur van Aa en Maas gevoegd. Daarmee was het beoordelingskader dus openbaar. Ook de afwegingen die het Dagelijks Bestuur van het waterschap op grond van het beoordelingskader ten aanzien van Heineken maakte, lagen in de openbare vergadering voor. Genoemde brief vindt u eveneens als bijlage bij deze beantwoording.
Ik heb geen indicatie dat het waterschap niet conform het beoordelingskader heeft gehandeld, noch dat er geen sprake was van voldoende openbaarheid en ik zie van mijn kant daarom geen aanleiding tot actie.
Begrijpt u dat de geborgde zetels een schijn van belangenverstrengeling kunnen wekken bij het treffen van dergelijke regelingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid mee te werken aan het afschaffen van de geborgde zetels in de waterschappen?
Ik zie geen schijn van belangenverstrengeling. De besluitvorming over de toepassingen van deze regelingen vindt plaats in openbare vergaderingen van waterschappen waarbij alle feiten op tafel liggen en waarvoor geldt dat alle informatie vooraf voor een ieder beschikbaar is. In de openbare besluitvorming van de algemene besturen zitten vertegenwoordigers van alle belanghebbende categorieën aan tafel en worden democratisch gelegitimeerde besluiten genomen.
Tijdens de vertrouwelijke agendering in de functionele commissie Emissiebeheer van waterschap Aa en Maas, genoemd in antwoord 3, heeft het lid van de geborgde zetels voor bedrijven de vergadering verlaten en niet deelgenomen aan de advisering.
Overigens is het zo dat tijdens een openbare vergadering van het algemeen bestuur van het waterschap ieder lid stemrecht heeft zolang er geen persoonlijk belang aan de orde is. Persoonlijk belang is hierbij gedefinieerd als ieder belang dat niet behoort tot de belangen die het bestuursorgaan uit hoofde van de hem opgedragen taak behoort te behartigen. In het onderhavige geval is het van algemeen belang dat het bedrijf aangehaakt blijft.
Mijn mening over het belang van de toegevoegde waarde van de geborgde zetels in de waterschapsbesturen heb ik uitgebreid verwoord in het in december 2013 gehouden debat met uw Kamer over het wetsvoorstel Wet aanpassing waterschapsverkiezingen (Tweede Kamer, 2013–2014, 33 719).
Is de anti-afhaaksubsidie bij het Coördinatiepunt staatssteun van het ministerie van Infrastructuur en Milieu aangemeld of ter advisering voorgelegd? Zo ja, tot welke conclusie kwam men daar? Zo nee, bent u bereid te achterhalen waarom dat niet gebeurd is?
Ja, de anti-afhaakregeling is bij het Coördinatiepunt staatsteun van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu aangemeld en ter advisering voorgelegd. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft de regeling vervolgens gemeld bij de Europese Commissie. Zoals in de, in antwoord 4 genoemde, brief aan de waterschappen is aangegeven heeft de Europese Commissie in 2013 voor 10 jaar goedkeuring verleend. De subsidie van Waterschap Aa en Maas aan Heineken is een toepassing van deze regeling.
Het bericht dat huisartsen als strenge poortwachters bijdragen aan de hoge kankersterfte in Nederland |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het opinieartikel «De huisarts als strenge poortwachter draagt bij aan hoge kankersterfte»?1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
In hoeverre kunt u zich vinden in de stelling van de columnist dat kankerpatiënten door het strenge doorverwijsbeleid van de huisarts regelmatig te laat worden behandeld door een specialist en dat dit tot hoge kankersterfte in Nederland leidt?
Ik zie geen reden om aan te nemen dat kankerpatiënten door een streng doorverwijsbeleid van de huisarts regelmatig te laat worden behandeld door een specialist en dat dit leidt tot hoge kankersterfte in Nederland. Het onderzoek in de Lancet, waar de columnist in zijn opinie naar verwijst, betreft een onderzoek naar de kans op overleving bij kanker in de periode 1999–2007 in verschillende Europese landen. In alle Europese landen is de prognose bij kanker de afgelopen jaren verbeterd. Nederland scoort in het algemeen beter dan het Europese gemiddelde wat betreft de prognose van kankerpatiënten, met uitzondering van de overleving van nier- en maagkanker. Die ligt onder het Europese gemiddelde.
In het onderzoeksartikel van de Lancet worden mogelijke verklaringen gegeven voor de verschillen tussen de landen, zonder dat dit onderbouwd wordt met data, zoals het stadium van de kanker waarmee de patiënt binnenkomt, verschillen in aanpak bij diagnosestelling en screening en socio-economische factoren zoals leefstijl en de algemene gezondheid. In het artikel wordt aangegeven dat verder onderzoek nodig is om de bevindingen nader te duiden.
Heeft u data tot uw beschikking om de stelling van de columnist te bevestigen dan wel te ontkrachten? Gaat u deze data analyseren?
Er zijn geen aanwijzingen dat de poortwachterrol van de huisarts een negatieve rol speelt bij de overleving van kanker. Nederlands onderzoek laat zien dat er wat betreft het zorgtraject bij colorectale kanker geen sprake is van vertraging in het zorgproces door de rol van de huisarts2.
Zoals ik in mijn beantwoording van vraag 2 heb aangegeven, geeft het onderzoek, dat gepubliceerd is in de Lancet, ook geen inzicht in factoren die de Europese verschillen verklaren. Diverse experts hebben in de media gereageerd op het onderzoek in de Lancet. Daarbij wordt onder andere gewezen op de relatief goede landelijke Nederlandse kankerregistratie, waardoor de vergelijking met andere landen voorzichtig moet worden geïnterpreteerd. Door minder goede registratie kan er sprake zijn van overschatting van de overleving in sommige andere landen3.
Krijgt u van huisartsen signalen dat zij beschikken over onvoldoende instrumenten/vaardigheden om te beslissen over een eventuele doorverwijzing als er vermoedens bestaan over de aanwezigheid van kanker?
Het Nederlands huisartsen genootschap (NHG) geeft aan dat er geen signalen bekend zijn van huisartsen dat zij over onvoldoende instrumenten of vaardigheden beschikken om te beslissen over een eventuele doorverwijzing bij een vermoeden van kanker. Het verwijsbeleid van de huisarts is gebaseerd op medisch inhoudelijke gronden, met een zorgvuldige triage van de klachten en klachtpatronen, waarmee patiënten zich presenteren. Bij aspecifieke klachten en symptomen is het beloop daarbij een belangrijk gegeven. Diagnostiek, behandeling, begeleiding en verwijzing vinden plaats op basis van wetenschappelijk onderbouwde en landelijk gedragen richtlijnen voor oncologische zorg, zodat de juiste zorg door de juiste zorgverlener wordt geboden. Het beleid wordt in overleg met de patiënt bepaald. Bij twijfel of verdenking op kanker verwijst de huisarts altijd door voor nadere diagnostiek.
Krijgt u vaker signalen van kankerpatiënten dat zij van mening zijn dat zij te laat zijn doorverwezen naar specialistische zorg?
De inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) heeft geen landelijk beeld over het al dan niet doorverwijzen van kankerpatiënten door de huisarts. De IGZ ontvangt incidenteel meldingen van patiënten of naasten die aangeven dat ze te laat zijn doorverwezen door de huisarts naar de tweede lijn. Er is hier echter geen trend uit op te maken. Ik zie dan ook geen reden om aan te nemen dat huisartsen in het algemeen te streng hun poortwachtersol vervullen.
Wie dient naar uw mening de doorslaggevende stem te hebben in het huisartsconsult? Is dat de patiënt die zich zorgen maakt over de aanwezigheid van kanker, en wellicht al te maken heeft met relevante klachten/symptomen, of is dat de huisarts die rationeel tracht te handelen, conform richtlijnen vanuit zijn poortwachtersfunctie? Welke rol dient shared-decisionmaking te spelen in het huisartsenconsult?
Ik ben van mening dat de huisarts in goed overleg met de patiënt gezamenlijk tot een keuze moet komen over de gewenste te volgen behandeling. Het behoort tot de deskundigheid van de huisarts om een inschatting te maken of (diagnostische) verwijzing al dan niet geboden is. Hierbij wordt rekening gehouden met de persoonlijke situatie van de patiënt en diens (medische) voorgeschiedenis (zoals verhoogd risico op kanker vanwege erfelijkheid of familiaire belasting). Het behoort ook tot de taak van de huisarts om patiënten op te vangen en begeleiden, die zich zorgen maken over hun gezondheid. De besluitvorming moet dus afgestemd worden op het individuele risico en de verwachtingen van de patiënt.
Acht u het opportuun om huisartsen beter te equiperen om verstandige keuzes te maken met betrekking tot doorverwijzing bij vermoedens van kanker, zonder daarbij overdiagnose en overbehandeling in de hand te werken? Zo ja, welke rol ziet u weggelegd voor opleidingen en richtlijnen? Zo nee, waarom niet?
Het NHG werkt voortdurend aan ondersteuning van de beroepsgroep met state-of-the art richtlijnen, implementatiematerialen en producten en scholing. Op gebied van oncologische zorg wordt hiervoor samengewerkt met andere partijen zoals het Integraal kankercentrum Nederland (IKNL). Binnenkort verschijnt er een NHG-standpunt over oncologische zorg door de huisarts. Daarnaast wordt om de kwaliteit van kankerzorg te bevorderen een zorgstandaard kanker ontwikkeld, deze zal dit jaar verschijnen.
De intrekking van verblijfsvergunningen vanwege het verplaatsen van het hoofdverblijf voor studie |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de zestien intrekkingen van permanente verblijfsvergunningen van Angolese en Nigeriaanse jongeren vanwege het verplaatsen van hun hoofdverblijf naar Portugal vanwege studie?1
Kunt u in grote lijnen met betrekking tot deze groep jongeren aangeven wat hun verblijfsduur in Nederland was, wat voor verblijfsvergunningen zij hadden en waarom hun vergunning is ingetrokken?
Waarom is, hoewel de intrekking van de verblijfsvergunningen op formeel juiste gronden lijkt te hebben plaatsgevonden, niet gezocht naar een oplossing voor deze jongeren, gelet op hun zeer lange verblijfsduur in Nederland, hun permanente verblijfsvergunningen en het feit dat zij juist probeerden, binnen de Europese Unie (EU), een toekomstperspectief op te bouwen? Kunt u hierbij betrekken dat zij ook nog in Nederland woonachtig waren en niet is gebleken dat zij voornemens waren hun hoofdverblijf definitief te verplaatsen naar Portugal?
Zouden zij vanwege hun lange legale verblijf in Nederland reeds in aanmerking hebben kunnen komen voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of voor verblijf als EU-ingezetene? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke mogelijkheden zijn er deze jongeren alsnog die mogelijkheid te bieden als zij bereid zijn zich aan de voorwaarden te houden?
Op welke wijze is in deze zaken meegewogen dat deze studenten hun verblijfsstatus netjes bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) hadden gemeld en zij voor hun studie in Portugal ook succesvol studiefinanciering hebben aangevraagd? Waarom heeft DUO de studenten niet voorgelicht over de risico’s van mogelijke intrekking van de verblijfsvergunning door te gaan studeren in Portugal? Heeft DUO de overheid (bv. de Dienst Immigratie en Naturalisatie of de Vreemdelingenpolitie) ingelicht over de zaken van deze studenten, als gevolg waarvan hun verblijfsvergunningen zijn ingetrokken?
Het EU-visserijakkoord met Marokko |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat de Europese Unie deze week een visserijakkoord heeft gesloten met Marokko? Klopt het dat de gemaakte afspraken zowel betrekking hebben op Marokkaans territorium als op door Marokko bezet gebied in de Westelijke Sahara?
Nee. In december 2013 hebben zowel het Europees Parlement als de Raad van Ministers ingestemd met een nieuw protocol in het kader van het bestaande visserijakkoord tussen de Europese Unie (EU) en Marokko. Dit betekent dat, zodra ook aan Marokkaanse zijde de instemmingsprocedure is afgerond, de visserijactiviteiten kunnen starten. Het protocol bevat geen rechtstreekse verwijzing naar de Westelijke Sahara, maar sluit toepassing op de Westelijke Sahara in de praktijk niet uit.
Erkent de EU de soevereiniteit van de Westelijke Sahara? Is de Marokkaanse bezetting van de Westelijke Sahara en haar territoriale wateren volgens de EU illegaal, of erkent de EU de Marokkaanse jurisdictie over de gebieden in kwestie?
De voormalige Spaanse kolonie Westelijke Sahara is het enige gebied in Afrika dat nog wordt bestuurd onder toezicht van de Verenigde Naties in afwachting van de uitoefening van het recht op zelfbeschikking door de (oorspronkelijke) bevolking van het gebied. Het gebied van de Westelijke Sahara wordt door de Verenigde Naties beschouwd als niet-zichzelf besturend gebied («non-self-governing territory») in de zin van het Handvest van de VN. Dit is zo sinds 1963 toen de Algemene Vergadering de Westelijke Sahara op de lijst van niet-zichzelf besturende gebieden plaatste. Ook Nederland en de EU beschouwen het als zodanig.
In navolging van het advies van het Internationaal Gerechtshof (1975) erkent de EU de Marokkaanse claims over het gebied niet. Marokko wordt door de EU beschouwd als de facto beherende macht («de facto administering power»). Vanwege de status van de Westelijke Sahara als een niet-zichzelf besturend gebied als bedoeld in het Handvest van de VN kunnen de beginselen voor de uitoefening van bevoegdheden en verantwoordelijkheden door de beherende macht analoog worden toegepast op Marokko als de facto beherende macht. Dit is de lijn die gevolgd is door de juridisch adviseur van de VN in zijn brief aan de President van de Veiligheidsraad van 29 januari 2002 en die, in navolging daarvan, ook is overgenomen door de EU.
Klopt het dat EU-richtlijnen verbieden Europees belastinggeld uit te geven in bezette gebieden? Gelden die EU-richtlijnen ook voor Europese betrokkenheid bij de exploitatie van grondstoffen in bezet gebied? Hoe verhoudt het deze week gesloten akkoord zich tot EU-regelgeving en internationaal recht?
Er is geen algemene Europese richtlijn inzake de besteding van Europese middelen in bezette gebieden.
Ten aanzien van niet-zichzelf besturende gebieden hanteren de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger het uitgangspunt dat economische activiteiten rechtmatig zijn, zolang deze de behoeften, belangen en voordelen ervan voor de bevolking niet veronachtzamen. Dit betekent dat economische activiteiten in de Westelijke Sahara, dus ook de activiteiten die voortvloeien uit het visserijprotocol tussen de EU en Marokko, niet per definitie in strijd zijn met het internationaal recht. Belangrijke voorwaarde is dat de opbrengsten ten goede komen aan de oorspronkelijke bevolking van het gebied. De rechtmatigheid van de activiteiten hangt af van de wijze waarop die internationaalrechtelijke verplichting door Marokko wordt geïmplementeerd.
Klopt het dat de door Marokko bezette Westelijke Sahara uitgesloten is van het EU-vrijhandelsverdrag met Marokko?
Nee. Het beoogde diepgaand en veelomvattend vrijhandelsakkoord, waarover de onderhandelingen nog niet zijn afgerond, zal betrekking hebben op het grondgebied van Marokko. Dat staat niet in de weg dat Marokko – als de facto beherende macht – afspraken uit het akkoord kan toepassen op de Westelijke Sahara, mits de in het antwoord op vraag 3 genoemde voorwaarde in acht wordt genomen.
Indien de EU-richtlijnen consequent worden toegepast, zou dat er dan toe moeten leiden dat de Marokkaanse bezetting van de Westelijke Sahara niet dient te worden ontzien?
Zie de antwoorden op vraag 2,3 en 4.
Hoe beoordeelt u het EU-beleid inzake de Westelijke Sahara in het licht van het beleid aangaande bezette gebieden elders en in het algemeen?
Als de facto beherende macht is het Marokko in beginsel toegestaan afspraken te maken met derde staten met betrekking tot economische activiteiten in de Westelijke Sahara, bijvoorbeeld op het gebied van handel of visserij. Die afspraken dienen dan wel in overeenstemming met eerdergenoemde voorwaarde ten aanzien van de behoeften, belangen en voordelen van de oorspronkelijke bevolking te worden uitgevoerd. Het huldigen van dit principe is van belang om het recht op zelfbeschikking van oorspronkelijke bewoners te kunnen respecteren. In dit kader zet het kabinet bij overeenkomsten tussen de EU en Marokko in op concrete afspraken die verzekeren dat de activiteiten in overeenstemming met het internationaal recht zullen worden uitgevoerd.
Wachtgeld voor een ex-gedeputeerde van Noord-Holland |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Is het waar dat ex-gedeputeerde Hooijmaijers sinds zijn aftreden in 2009 € 333.821,92 aan wachtgeld heeft ontvangen?1
De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de regelgeving van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa); de provincie Noord-Holland is verantwoordelijk voor de uitvoering ervan voor haar gedeputeerden. Navraag bij de provincie leert dat het inderdaad waar is dat de heer Hooijmaijers sinds zijn aftreden in 2009 in totaal € 333.821,92 bruto aan Appa-uitkering heeft ontvangen.
Acht u het gezien de beoogde integriteit van het bestuur in Nederland wenselijk dat een veroordeeld politicus wachtgeld ontvangt? Zo ja, waarom?
Indien een Appa-gerechtigde politicus wordt veroordeeld tot een vrijheidsbeneming is het stopzetten van de uitkering voor mij alleen voorstelbaar vanaf het moment dat betrokkene daadwerkelijk op basis van een rechterlijke uitspraak zijn of haar vrijheid is ontnomen.
Deze opvatting is niet alleen in lijn met de Appa, maar ook met het Wetboek van Strafvordering. In artikel 557 van dat Wetboek is specifiek vastgelegd dat zolang niet op een ingesteld hoger beroep of cassatieberoep is beslist, niet met de tenuitvoerlegging kan worden begonnen. Het instellen van beroep heeft dus schorsende werking. Aldus wordt zo veel mogelijk voorkomen dat ten aanzien van een verdachte onherstelbare maatregelen worden genomen. Het geeft ook vorm aan het onschuldbeginsel (presumptio innocentiae) dat meebrengt dat een verdachte voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld onherroepelijk vaststaat.
Overigens geldt voor werknemers in de zin van de Werkloosheidswet hetzelfde. U zie artikel 19, eerste lid, onderdeel g, van deze wet.
Deelt u de mening dat indien sprake is van een veroordeling door de rechter, het wachtgeld direct stopgezet dient te worden en eerder ontvangen bedragen teruggevorderd dienen te worden? Zo nee, waarom niet?
De Appa-uitkering is een vangnet voor aftredende politieke ambtsdragers. In de Appa is daarom in artikel 131 bepaald dat er, voordat tot een dergelijke ingrijpende actie wordt overgegaan, daadwerkelijk sprake dient te zijn van een uitkeringsgerechtigde aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
Mocht er na een onherroepelijke vrijheidsbeneming sprake zijn van een onverschuldigd betaalde uitkering dan moet die natuurlijk worden teruggevorderd. De uitkering die betrokkene heeft genoten vóór het moment dat hem of haar rechtens de vrijheid is ontnomen, kan niet worden teruggevorderd; betrokkene had er tot dat tijdstip immers recht op.
Is de uitspraak van de provincie Noord-Holland dat het wachtgeld geheel volgens de regels is verstrekt, juist?
Aangezien er momenteel geen sprake is van de situatie dat aan de heer Hooijmaijers, ondanks zijn recente veroordeling door de rechter, rechtens zijn vrijheid is ontnomen, is de uitkering conform de Appa verstrekt.
Is de opvatting van de provincie Noord-Holland, dat de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) gewijzigd moet worden om het mogelijk te maken wachtgeld stop te zetten of terug te vorderen in het geval van een veroordeling, juist? Zo nee, welke mogelijkheden zijn er dan op basis van deze of andere wetten om het wachtgeld stop te zetten of terug te vorderen? Zo ja, bent u bereid die noodzakelijke aanpassing snel door te voeren?
De opvatting van de provincie is juist. Artikel 131 van de Appa bepaalt expliciet dat de uitkeringsgerechtigde rechtens zijn vrijheid moet zijn ontnomen. Zolang daarvan geen sprake is, bestaat recht op Appa-uitkering. Zolang er geen sprake is van een onherroepelijke vrijheidsbeneming kan die uitkering niet worden stopgezet of teruggevorderd.
Aangezien de heer Hooijmaijers recht heeft op de Appa-uitkering, zie ik geen mogelijkheden om de tot nu toe toegekende uitkering terug te vorderen.
Gezien mijn antwoord op vraag 3 zie ik geen aanleiding om op dit punt een wetswijziging te overwegen.
Het onderzoek naar activiteiten van inlichtingen- en veiligheidsdiensten tegen Roel van Duijn |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is de stand van zaken in het onderzoek van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) naar de inmenging van inlichtingen- en veiligheidsdiensten in de persoonlijke levenssfeer van de heer Van Duijn?
De CTIVD heeft mij laten weten dat het onderzoek haar aandacht heeft. Het is nog niet afgerond.
Zoals bij u bekend is de CTIVD onafhankelijk en gaat zij over haar eigen planning. Overigens kan de Tweede Kamer zich rechtstreeks tot haar wenden.
Klopt het dat u eerder in een gesprek met de heer Van Duijn hebt aangegeven geen bezwaar te zien in verbreding van het door u toegezegde CTIVD-onderzoek naar de inzet van «bijzondere middelen» in onderzoeken door diensten die onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van andere overheden vallen, zoals bijvoorbeeld de Groep IJzerman van de geheime politie van de gemeente Amsterdam? Zo ja, hoe verhoudt uw opstelling zich tot de verklaring van de Amsterdamse burgemeester dat u zich desgevraagd hiertegen kantte en het CTIVD-onderzoek liever beperkte tot nationale instellingen, waaronder de BVD moet worden verstaan?
Heeft u nog meer van dit soort adviezen verstrekt? Zo ja, aan wie en wat was de strekking van uw advies over al dan niet meewerken aan verbreding van het onderzoek?
Bent u van mening dat de waarheid over inmenging van overheidsdiensten in de persoonlijke levenssfeer van de heer Van Duijn nu voor eens en voor altijd moet worden vastgesteld? Zo ja, vloeit hieruit dan niet voort dat alleen een breed onafhankelijk onderzoek de waarheid aan het licht kan brengen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om alsnog de CTIVD te verzoeken om de mogelijke acties van andere diensten, zoals bijvoorbeeld de Groep IJzerman, te betrekken bij het onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Het feit dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 15 september 2010 afstand nam van de methode datamining, maar de minister van Defensie daarvoor juist de voorbereidingen trof |
|
Ronald van Raak |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Deelt u de opvatting dat het ARGO II systeem, dat gebruikt wordt of gaat worden door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AVID) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), onderdeel is van een proces van «datamining»?
Nee. ARGO II vervangt ARGO I, het huidige verwerkingssysteem van SIGINT (Signals Intelligence – verbindingsinlichtingen) van de MIVD. Het betreft de verwerking van dergelijke inlichtingen, niet het vergaren ervan. Deze worden verwerkt binnen de kaders van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002. ARGO II vereenvoudigt het zoeken voor de analist. De geautomatiseerde verwerking met ARGO II voorkomt dat de analist zelf veel data moet bekijken. Zo kan het onderzoek zich richten op data die voor het onderzoek van de MIVD en de AIVD relevant zijn.
Herinnert u zich de volgende uitspraken van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tijdens een algemeen overleg in de Tweede Kamer van 15 september 2010, in reactie op de vraag van het lid Van Raak over datamining: «Ik ben het met de heer Van Raak eens. Het ongericht exploiteren van enorme databestanden is niet zinvol.» En «We doen het dus niet»?1
Ja.
Hoe rijmt u deze uitspraak van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met de uitspraak van het hoofd van de MIVD tijdens een openbare briefing in de Tweede Kamer van 18 december 2013 dat het ministerie van Defensie op dat moment al lang bezig was (sinds 2009) met de voorbereidingen voor de aanbesteding van ARGO II?
De beide uitspraken zijn goed met elkaar te rijmen. De AIVD en de MIVD verwerken informatie binnen de kaders die de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 stelt. Ook met ARGO II worden databestanden niet ongericht geëxploiteerd.
Het Academisch Medisch Centrum (AMC) dat jonge werkloze medische specialisten met behoud van uitkering aan het werk zet |
|
Henk van Gerven , Sadet Karabulut |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Acht u het wenselijk dat jonge medisch specialisten onbetaald werken in Nederlandse ziekenhuizen?1
Wie werkt dient daarvoor een passende beloning te ontvangen, dat wil zeggen dat het AMC zich aan de wettelijke en cao-verplichtingen moet houden. Vanuit medisch inhoudelijk perspectief heb ik er geen problemen mee, dat men in het licht van het op peil houden van de beroepsvaardigheden medische handelingen verricht. Wel dient aan alle veiligheids- en wettelijke normen en cao-verplichtingen te worden voldaan.
Hoeveel medisch specialisten werken in Nederland on(der)betaald? Hoeveel medisch specialisten werken in Nederland voor een salaris boven de Balkendendenorm?
Het is onbekend hoeveel medisch specialisten onbetaald werken. Dit wordt niet geregistreerd. Volgens de enquête van de Jonge Specialisten waar in de berichten naar wordt verwezen, zou het om tientallen gaan.
Hoeveel medisch specialisten in loondienst meer verdienen dan de norm van de Wet normering topinkomens is op dit moment niet bekend. Dat gegeven komt eind dit jaar beschikbaar omdat het op grond van de Wet normering topinkomens gemeld moet worden. In 2014 komen eventuele meldingen binnen over 2013, het eerste jaar dat de Wet normering topinkomens van kracht is.
Kunt u toelichten of de functie van «medische specialist» in Nederlandse ziekenhuizen regulier werk is? Zo ja, is er naar uw mening sprake van verdringing en uitbuiting van werknemers? Zo nee, waarom niet en hoe zou u het dan noemen?
De functie van medisch specialist in Nederlandse ziekenhuizen is regulier werk. Ik heb geen signalen dat er sprake is van verdringing en uitbuiting van werknemers.
Is er naar uw mening in genoemde situaties sprake van ontduiking van het wettelijk minimumloon? Zo ja, ben u bereid om de arbeidsinspectie en de inspectie voor de gezondheidszorg onderzoek te laten doen naar onderbetaling van medisch specialisten en foute werkgevers op te sporen en te beboeten? Zo nee, waarom niet?
Of sprake is van ontduiking van het wettelijk minimumloon zal moeten worden vastgesteld op basis van de feiten en omstandigheden van het geval. Over het AMC zijn geen meldingen binnen gekomen bij genoemde inspecties. Indien een melding wordt ontvangen zal daar door de bevoegde inspectie naar gekeken worden. Er loopt thans geen onderzoek.
Is het waar dat medisch specialisten dit onbetaalde werk moeten doen om hun kennis en kunde op peil te houden? Is het niet aannemelijker dat jonge specialisten die afgestudeerd zijn en bevoegd zijn volledig zelfstandig patiënten te behandelen de benodigde kennis en kunde reeds bezitten? Op welke wijze houden betaalde medische specialisten hun kennis en kunde op peil?
Het komt voor dat er medisch specialisten actief zijn in ziekenhuizen om hiermee de kennis en kunde op peil houden. Hierbij dient aan de veiligheids- en wettelijke normen te worden voldaan. De feiten en omstandigheden zijn daarbij bepalend. Daarnaast zullen zij volgens de normen van de beroepsgroep ook bij- en nascholing volgen om de kennis en kunde geactualiseerd te houden en dus gekwalificeerd te blijven. Het is inderdaad zo dat jonge medisch specialisten die met goed gevolg de opleiding hebben afgerond de benodigde kennis en kunde bezitten om patiënten te mogen behandelen.
Betaalde medisch specialisten houden de kennis en kunde op peil door te werken alsmede bij- en nascholing te volgen.
Hoeveel hebben de ziekenhuizen die medisch specialisten onbetaald laten werken verdiend door deze constructies, doordat zij wel de volledige vergoedingen van de zorgverzekeraars ontvangen, maar de uitkeringsinstanties laten opdraaien voor de «loonkosten»? Is dit naar uw mening een vorm van fraude?
Ziekenhuizen worden afgerekend op basis van de Diagnose Behandeling Combinaties (DBC’s) die ze verrichten. Daarvoor gelden prestaties met onderhandelbare prijzen (maximumtarieven in het gereguleerd segment en vrij overeen te komen prijzen in het vrije segment). In de afspraken met de verzekeraars kan dus rekening worden gehouden met de feitelijke kosten die het ziekenhuis maakt. Daarom zal in dit verband de kwalificatie van fraude niet voor de hand liggen.
Op welke wijze gaat u een einde maken van onderbetaling van medisch specialisten?
Op grond van de arbeidsvoorwaarden medisch specialisten is er in mijn ogen geen sprake van onderbetaling van medisch specialisten. Voor zover daar in individuele gevallen toch sprake van zou zijn verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Het rapport ‘Metamonitor veilige publieke taak 2013’ inzake geweld en agressie tegen hulpverleners |
|
Louis Bontes (Bontes) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat vorig jaar maar liefst 36 procent van alle medewerkers bij de politie, in de zorg en in het onderwijs slachtoffer was van agressie en geweld?
Ook het kabinet vindt agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak onaanvaardbaar. Daarom wordt bij agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak een zero tolerance beleid gevoerd. Dat betekent onder andere dat geweld tegen werknemers met een publieke taak in Nederland nooit wordt getolereerd, dat wordt gestimuleerd om altijd aangifte te doen van strafbare feiten, dat een lik op stuk beleid wordt gevoerd richting de daders, dat schade op hen wordt verhaald en dat zij zwaarder worden gestraft. Ik verwijs ook naar de brief van 12 december jl.1 waarin is aangegeven dat het beleid in organisaties met een publieke taak tussen 2011 en 2012 beter is geïmplementeerd. De meldingsbereidheid is daarbij omhoog gegaan. De aanpak van agressie en geweld wordt de komende jaren volop voortgezet. Het streven blijft een daling van het aantal slachtoffers in alle sectoren.
Deel u de mening dat het onaanvaardbaar is dat het aantal politieagenten dat slachtoffer werd van agressie of geweld vorig jaar is gestegen van 51 naar 61 procent?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat het onacceptabel is dat 67 procent van het personeel in de geestelijke gezondheidszorg, 63 procent van het personeel in de gehandicaptenzorg en 56 procent van het personeel in de jeugdzorg slachtoffer werd van agressie of geweld?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van plan, een jaar na de start van uw «Campagne Geweld tegen Hulpverleners» en jaren na uw brieven aan de Kamer (van 3 november 2009 en van 19 december 20101), eindelijk serieus werk te maken van het aanpakken van agressie en geweld tegen hulpverleners?
De inspanningen van de afgelopen jaren weerleggen de suggestie dat het kabinet deze problematiek niet serieus zou nemen.
Vanuit het programma en het expertisecentrum Veilige Publieke Taak (VPT) worden alle betrokken werkgevers en werknemers gestimuleerd en ondersteund om de acht VPT-maatregelen3 tot op het niveau van de werkvloer te implementeren. De focus ligt op de bestuurlijke aanpak door gemeenten. Meer dan nu het geval is, kan de gemeente – vanuit zijn regierol – stimuleren dat werkgevers met een publieke taak de acht werkgeversmaatregelen treffen.
Daarnaast is inmiddels een landelijk dekkend net van VPT-regio’s gerealiseerd. In deze regio’s wisselen werkgevers met een publieke taak ervaringen uit over de implementatie van VPT-beleid. Bovendien worden hier conform de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) afspraken gemaakt met de politie en het Openbaar Ministerie over de follow up van strafrechtelijke zaken in de regio. Ten aanzien van politiepersoneel wijs ik op de vele initiatieven die genomen zijn om de weerbaarheid te verbeteren.
Op het gebied van preventie worden innovatieve projecten opgezet rond de thema’s omstanders en frequente slachtoffers. Daar liggen nieuwe mogelijkheden om het aantal incidenten terug te brengen.
De Minister van Veiligheid en Justitie ziet erop toe dat de verbeterpunten uit de evaluatie van de ELA worden doorgevoerd.
Door middel van halfjaarlijkse rapportages wordt uw Kamer over de voortgang geïnformeerd.
Gokbedrijven die vooruitlopend op niet bestaande wetgeving investeren in Nederland |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Online Suppliers Line Up Dutch Partners Ahead Of 2015 Market Launch»?1
Ja.
Is het toegestaan dat buitenlandse ondernemingen contracten over het aanbieden van online kansspelen met Nederlandse kansspelaanbieders sluiten terwijl nog lang niet zeker is dat de Nederlandse kansspelmarkt open wordt gesteld op een manier die past bij de plannen van die buitenlandse ondernemingen? Zo ja, zijn deze aanbieders er genoeg van doordrongen dat het Nederlandse kansspelbeleid vooral in het teken van het voorkomen van bovenmatig gokgedrag staat en zal blijven staan? Zo nee, waarom niet?
Het staat kansspelaanbieders, waaronder ook de huidige vergunninghouders, vrij zich voor te bereiden op een eventuele opening van de Nederlandse markt voor online kansspelen. Kansspelaanbieders hebben in het conceptwetsvoorstel kansspelen op afstand, dat vorig jaar mei in openbare consultatie is gegaan, kunnen lezen dat ik voornemens ben stevige vergunningsvoorwaarden te stellen op het gebied van verslavingspreventie. Uit de consultatiereacties blijkt dat aanbieders zich hier terdege van bewust zijn.
Deelt u de mening dat buitenlandse ondernemingen die nu al investeren of contracten sluiten vooruitlopend op wetgeving waarvan de inhoud nog onbekend is, een ondernemersrisico lopen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Elke onderneming, zowel buitenlands als Nederlands, die vooruitlopend op mogelijke aanpassingen in wet- en regelgeving, zoals ook in de wet op de kansspelen, contracten sluit of investeringen doet, neemt daarbij een ondernemersrisico.
Zijn potentiële aanbieders van online kansspelen op de Nederlandse markt er voldoende van doordrongen dat, binnen de kaders van de afspraken in het regeerakkoord, de wetgeving die het aanbieden van online kansspelen mogelijk moet gaan maken ook kan inhouden dat zij niet in aanmerking kunnen komen voor een vergunning voor het aanbieden van die kansspelen? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, acht u het nodig om dat duidelijk te maken?
Uit de reacties op de consultatie van het concept wetsvoorstel kansspelen op afstand blijkt dat kansspelaanbieders zich bewust zijn dat zij aan strikte voorwaarden moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een vergunning.
Is het waar dat Holland Casino online casino software heeft aangeschaft? Zo ja, heeft Holland Casino redenen om er vanuit te gaan dat het een online vergunning gaat krijgen en waarop is die verwachting gebaseerd? Zo nee, acht u het namens de Staat als aandeelhouder verantwoord dat Holland Casino nu al deze investering doet?
Holland Casino is begin 2013 een Europees openbaar aanbestedingstraject gestart, aangezien zij voor de bouw van een online spelomgeving gebruik wil maken van de diensten van marktpartijen. Als gevolg van deze aanbesteding heeft Holland Casino afgelopen december een contract getekend met de winnende marktpartij. Kansspelaanbieders, waaronder Holland Casino, hebben zich op basis van het concept wetsvoorstel kansspelen op afstand dat afgelopen mei 2013 in consultatie is gegaan, een beeld kunnen vormen van het voorgenomen beleid. Holland Casino zal conform dit voorstel, net als andere kansspelaanbieders aan strikte vergunningsvoorwaarden moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een vergunning. De kansspelautoriteit toetst of kansspelaanbieders aan de vergunningsvoorwaarden voldoen en of zij in aanmerking komen voor een vergunning. Zoals ik, mede namens de Staatssecretaris van Financiën vanuit zijn verantwoordelijkheid als pseudo-aandeelhouder in Holland Casino, al in antwoord op eerdere Kamervragen van het lid Mei Li Vos (PvdA) over de plannen van Holland Casino om online gokken te gaan aanbieden (ingezonden 20 februari 2013)2 heb aangegeven, vind ik – gelet op het voornemen van de regering om online kansspelen op korte termijn te reguleren en om Holland Casino te privatiseren – het van verantwoord ondernemerschap getuigen tijdig op toekomstige ontwikkelingen in te spelen.
De transparantie van de lobbypraktijken van Nederlandse banken |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport van SOMO «Taking Lobbying Public: The Transparency of Dutch Banks» Lobbying Activities» over het gebrek aan transparantie van de lobbypraktijken van de Nederlandse banken van 17 december jongstleden?1
Ja.
Wat is uw opvatting over de verschillende aanbevelingen van SOMO aan banken en overheid? Welke bent u voornemens over te nemen? Welke niet en waarom?
Voor een goede beleidsafweging is het van belang om zo veel mogelijk relevante informatie ter beschikking te hebben. Daartoe worden belanghebbenden geraadpleegd, onder meer via het systeem van openbare internetconsultatie waarop hierna nader wordt ingegaan. Uiteindelijk zal, mede aan de hand van die informatie, in het algemeen belang een afweging worden gemaakt waarover het kabinet zich tegenover het parlement zal verantwoorden.
Door inzicht te geven in het beleidsproces, wie daar bij zijn betrokken en de wijze waarop die betrokkenen invloed op dat proces hebben gehad en hier vervolgens openbare verantwoording over af te leggen, is het risico op te grote verwevenheid tussen de overheid en de financiële sector («regulatory capture») klein. Het kabinet onderschrijft derhalve het belang van transparante verantwoording over die invloed van belanghebbenden op het beleidsproces. Zie in die zin ook aanbeveling 18 van de Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel (commissie De Wit) en de kabinetsreactie daarop3.
De aanbevelingen die de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) in haar rapport SOMO «Taking Lobbying Public: The Transparency of Dutch Banks» Lobbying Activities» doet, zijn in dat licht zeer interessant. Een groot aantal van die aanbevelingen richt zich tot de banken zelf. Uit de reactie van de Nederlandse Vereniging van Banken valt op te maken dat de sector positief staat tegenover de uitkomsten van het rapport. Vanuit het oogpunt van maatschappelijke verantwoordelijkheid van banken is dat naar mijn mening een goed teken. Het is in eerste instantie aan de banken zelf om, voor zover zij dat nodig achten, de aanbevelingen uit het rapport te implementeren. Uiteraard is het kabinet bereid, daar waar marktpartijen daar behoefte aan hebben, met hen daarover in gesprek te gaan om te bezien op welke wijze de overheid kan bijdragen.
Ik onderschrijf de conclusie dat de overheid een belangrijke verantwoordelijkheid heeft om, voor zover dat in haar macht ligt, inzicht te geven in de invloed van belanghebbenden op de inhoud en de totstandkoming van beleid. Met het oog daarop wordt als uitgangspunt alle regelgeving op het terrein van de financiële markten openbaar geconsulteerd en wordt in de toelichting bij die wet- en regelgeving uitgebreid ingegaan op de in het kader van de consultatie ontvangen reacties van belanghebbenden. De reacties die in dat verband zijn ontvangen worden als uitgangspunt openbaar gemaakt via www.internetconsultatie.nl . Dit proces zal in de toekomst in lijn met het kabinetsbeleid (zie ook het antwoord op vraag 6) worden voortgezet waarbij telkens zal worden bezien op welke wijze de kenbaarheid, voorspelbaarheid van het wetgevingsproces en de verantwoording daarover verder kan worden versterkt.
Onderschrijft u de conclusie van het rapport dat Nederlandse banken zich niet volledig houden aan de GRI (Global Reporting Initiative) richtlijnen aangaande hun lobbyactiviteiten? Deelt u de opvatting van het rapport dat de Nederlandse bancaire sector kwetsbaar is voor «regulatory capture» en dat meer transparantie aangaande de lobbyactiviteiten van banken gewenst is?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beziet u de toezegging van de Nederlandse Vereniging van Banken actief te zullen meewerken aan volledige implementatie van de aanbevelingen in dit rapport?2 Hoe wilt u er aan bijdragen dat deze toezegging wordt gerealiseerd?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het ermee eens dat transparantie van lobbyactiviteiten niet alleen speelt voor banken maar voor het gehele bedrijfsleven? Deelt u de mening dat meer transparantie aangaande de lobbyactiviteiten van het Nederlandse bedrijfsleven gewenst is? Zo ja, hoe wilt u dit bereiken? Zo nee, waarom niet?
Binnen diverse sectoren ontstaat er steeds meer maatschappelijke druk om meer transparant te zijn over lobbyactiviteiten. Per sector zal gekeken moeten worden of meer transparantie mogelijk is bovenop de mogelijkheid die er al is, zie antwoord op vraag 6.
Is het kabinet voornemens om, conform een eerder voorstel van de leden van de PvdA-fractie, en nu ook een aanbeveling uit dit rapport, een zogenaamde «lobbyparagraaf» aan elk wetsvoorstel toe te voegen, waarbij inzicht wordt gegeven welke verschillende belangenbehartigers een inbreng hebben geleverd en wat ermee is gedaan?
In de memorie van toelichting bij een wetsvoorstel wordt al vermeld welke partijen actief zijn geconsulteerd, welke partijen in dat verband hebben gereageerd, wat de reacties op hoofdlijnen waren en wat hiermee is gedaan in het voorstel. Dit gebeurt vrijwel altijd in een aparte paragraaf van de toelichting, die daarmee beschouwd kan worden als de genoemde «lobbyparagraaf». Als over een voorstel openbaar, via internet is geconsulteerd, wat bij wet- en regelgeving op het gebied van financiële markten bijna altijd het geval is, wordt in de toelichting vermeld wie gereageerd hebben, wat de hoofdlijnen van de ingekomen reacties waren en wat hiermee is gedaan. Ook hiermee bevat zo’n wetsvoorstel dus feitelijk al een lobbyparagraaf in de zin van deze aanbeveling uit het rapport.
Het bericht dat zorgverzekeraars risicoselectie toepassen bij de aanvullende verzekering |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Had u ook gereageerd op de open brief van Daniël de Rijke als deze niet breed in het nieuws was gekomen?1
Ja. Mensen die mij een brief schrijven krijgen in principe altijd een reactie van mij.
Wat zegt het u dat Daniël in zeer korte tijd massaal steun heeft gekregen voor zijn strijd tegen risicoselectie? Deelt u de visie dat dit erop wijst dat Nederland risicoselectie als niet solidair ervaart?
Het feit dat het bericht van Daniël in korte tijd via de social media zoveel aandacht heeft gekregen, geeft aan dat veel mensen betrokken zijn bij zijn verhaal. Het voert mij echter te ver om te stellen dat, omdat er in de aanvullende verzekering risicoselectie kan plaatsvinden, ons zorgstelsel niet solidair is. De overheid is verantwoordelijk voor de basisverzekering. Voor de basisverzekering geldt dat deze voor iedereen toegankelijk is, zorgverzekeraars een acceptatieplicht hebben en er niet op grond van bijvoorbeeld leeftijd of ziekte gedifferentieerd mag worden naar premie. Ook uit internationale vergelijkingen blijkt dat ons ziektekostenstelsel een solidair systeem is. Voor niet medisch noodzakelijke zorg of zorg die in beginsel vanuit de eigen middelen betaald kan worden, kan men zich desgewenst aanvullend verzekeren. De derde schaderichtlijn binnen de Europese Unie is van toepassing op de aanvullende verzekering. Ik kan daarom geen voorwaarden, zoals acceptatieplicht, opleggen aan deze aanvullende verzekering. De aanvullende verzekering behoort per definitie geheel tot de vrije markt en is de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars; ik ga daar niet over. Het is aan verzekeraars om te bepalen wat in het aanvullende pakket zit, welk acceptatiebeleid wordt gevoerd en welke prijs ze ervoor vragen.
Het is dus ook aan verzekeraars om te bepalen of zij medische selectie toepassen bij de aanvullende verzekerden en of er ten behoeve daarvan formulieren moeten worden ingevuld bij de toelating tot de aanvullende verzekering.
Erkent u dat de situatie van Daniël de Rijke niet op zichzelf staat, maar een voorbeeld is van hoe zorgverzekeraars omgaan met mensen die een medisch risico kunnen vormen, dat kan leiden tot hoge zorgkosten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het rechtvaardig dat Daniël en andere mensen met een medische geschiedenis eerst formulieren moeten invullen voordat zij eventueel worden toegelaten tot de aanvullende zorgverzekering? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat zorgverzekeraar ONVZ Daniël karakteriseert als «brandend huis» dat je niet verzekert? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb begrepen dat ONVZ deze uitspraak betreurt.
Vindt u het rechtvaardig dat Zilveren Kruis, Avéro en ONVZ Daniël zelfs direct hebben geweigerd voor de aanvullende zorgverzekering? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Blijft u erbij dat zorgverzekeraars slechts beperkt risicoselectie toepassen via de aanvullende zorgverzekering? Hoe reageert u in dat verband op de stelling van de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) dat «een verhaal als dat van Daniël vaker voor komt»?2
Het is mij bekend dat ook andere verzekerden, bijvoorbeeld reumapatiënten, soms te maken hebben met risicoselectie voor de aanvullende verzekering. In de Marktscan 2013 van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), waarbij onder andere de toegankelijkheid van de verzekering wordt onderzocht, constateert de NZa dat de aanvullende verzekering zeer toegankelijk is. Overigens is – gelet op de hierboven genoemde derde schaderichtlijn – risicoselectie via de aanvullende verzekering niet bij wet verboden.
Vindt u werkelijk dat uw stelling dat «solidariteit een belangrijke drager is van ons zorgstelsel» samen gaat met het toestaan van medische selectie voor de aanvullende verzekering? Denkt u dat Daniël en zijn lotgenoten dat als solidair ervaren? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het werkelijk eerlijk dat Daniël de keuze heeft uit zes zorgverzekeraars, terwijl Nederlanders die niet kampen of hebben gekampt met gezondheidsproblemen uit alle aanvullende verzekeringen kunnen kiezen?
De zes zorgverzekeraars is het aantal verzekeraars waar hij voor een aanvullende verzekering met een onbeperkte vergoeding voor fysiotherapie terecht kan. De overige verzekeraars bieden daarnaast ook pakketten aan met een beperktere vergoeding voor fysiotherapie waar Daniël zich zonder medische selectie kan aanmelden.
Om de premie voor het huidige verzekerdenbestand voor de aanvullende verzekering betaalbaar te houden passen sommige verzekeraars medische selectie toe. Andere verzekeraars hebben de onbeperkte vergoeding voor fysiotherapie met ingang van 2014 gemaximeerd. Hierbij speelt mogelijk een rol dat het aantal mensen dat een aanvullende verzekering met onbeperkte vergoeding voor fysiotherapie afsluit kleiner wordt waardoor het draagvlak voor deze aanvullende verzekering afneemt. Het is aan de verzekeraars om te beoordelen welke maatregelen zij hiertegen treffen, rekening houdend met alle voor hen relevante aspecten zoals hun concurrentiepositie op de markt.
Vindt u het niet gek dat Daniël voor een aanvullende verzekering voor fysiotherapie geweigerd wordt vanwege zijn medische geschiedenis met kanker? Leidt het gehad hebben van kanker tot aantoonbaar meer gebruik van fysiotherapie?
Het staat de zorgverzekeraar vrij om bij de acceptatie voor de aanvullende verzekering iemands ziektegeschiedenis te betrekken. Mijn oordeel over de criteria doet hierbij niet terzake.
Erkent u dat de weigering – op medische gronden – van mensen voor de aanvullende verzekering ook leidt tot verminderde aantrekkelijkheid van de basisverzekering? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Ik kan mij voorstellen dat de keuze voor een verzekeraar mede bepaald wordt door de aantrekkelijkheid van de aanvullende verzekering. Ik wil er wel op wijzen dat koppelverkoop niet is toegestaan en dat verzekerden altijd voor de basisverzekering van verzekeraar kunnen wisselen, ook als zij de aanvullende verzekering bij de «oude» verzekeraar willen houden. De verzekeraar mag die dan niet eenzijdig opzeggen.
Deelt u de visie dat het verkleinen van het basispakket in combinatie met risicoselectie mensen als Daniël, maar ook ouderen en chronisch zieken, voor grote problemen stelt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor wijzigingen van het basispakket laat ik mij altijd adviseren door het College voor Zorgverzekeringen (CVZ). Belangrijke aspecten waarop het CVZ toetst zijn medische noodzakelijkheid, effectiviteit of aantoonbare werking, kosteneffectiviteit en of de behandeling redelijkerwijze voor eigen rekening en verantwoordelijkheid is te dragen. Het is derhalve niet zo dat er willekeurig in het basispakket wordt geschrapt en dat mensen daarvoor vervolgens zijn aangewezen op de aanvullende verzekering. Overigens lopen alle besluiten over de inhoud van de basisverzekering, zowel in het verleden, het heden als in de toekomst via het parlement dat expliciet goedkeuring verleent.
Welke garantie kunt u geven dat volgend jaar, of in de jaren daarna, niet alle zorgverzekeraars medische selectie toepassen op de aanvullende verzekering? Waar kan Daniël in dat geval terecht voor een aanvullende zorgverzekering?
Die garantie kan ik niet geven, zoals gezegd is het de eigen verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar. De NZa volgt met de jaarlijkse Marktscan de ontwikkelingen met betrekking tot de zorgverzekering. Ook de aanvullende verzekering maakt daar onderdeel van uit. Langs die weg houd ik een vinger aan de pols. Zoals ik hiervoor al heb opgemerkt, concludeerde de NZa in de Marktscan 2013 nog dat de aanvullende verzekeringen zeer toegankelijk waren.
Deelt u de mening dat risicoselectie via de aanvullende verzekering uitgebannen moet worden door een acceptatieplicht in te voeren? Zo ja, wanneer kan een voorstel tegemoet worden gezien? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Het is niet mogelijk een acceptatieplicht toe te passen op de aanvullende verzekering vanwege de Europese schaderichtlijnen. Zie voorts mijn gecombineerde antwoord op de vragen 2,3,4,6 en 8.
Het bericht dat jonge medisch specialisten steeds vaker onbetaald werken in ziekenhuizen en maatschappen |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Jong, specialist en onbetaald aan het opereren»?1
Ja.
Acht u het wenselijk dat medische handelingen worden uitgevoerd door medisch specialisten die daarvoor niet worden betaald?
Vanuit medisch inhoudelijk perspectief heb ik er geen problemen mee, dat men in het licht van het op peil houden van de beroepsvaardigheden, medische handelingen verricht. Wel dient er aan alle veiligheids- en wettelijke (onder andere cao-verplichtingen) normen te worden voldaan,
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat maatschappen en ziekenhuizen jonge medisch specialisten onbetaald werkzaamheden laten verrichten waar deze maatschappen en ziekenhuizen een vergoeding voor ontvangen van zorgverzekeraars? Zo nee, waarom niet?
Er gelden prestaties met onderhandelbare prijzen (maximumtarieven in het gereguleerd segment en vrij overeen te komen prijzen in het vrije segment). In de afspraken met de verzekeraars kan dus rekening worden gehouden met de feitelijke kosten die het ziekenhuis maakt.
Klopt het dat door het onbetaald aanstellen van medisch specialisten banen voor diezelfde jonge medisch specialisten wegvallen, en dat een mogelijk effect is dat jonge medisch specialisten moeilijker aan een baan zullen komen? Zo nee, waarom niet?
Het is onbekend hoeveel medisch specialisten onbetaald werken. Dit wordt niet geregistreerd. Volgens de enquête van de Jonge Specialisten zou het om tientallen gaan. Ook is de omschrijving van hun functie niet bekend. Daardoor kan geen oordeel worden gevormd of er sprake is van verdringing van reguliere werkzaamheden en van de inschaling van de functie.
In welke maatschappen en ziekenhuizen zijn onbetaalde of onderbetaalde medisch specialisten aangesteld? Worden door deze medisch specialisten werkzaamheden uitgevoerd die normaal door betaalde specialisten worden uitgevoerd? Welke werkzaamheden vallen hieronder?
Er wordt geen registratie bijgehouden. Ik heb uit de media begrepen dat er bij twee ziekenhuizen zes beginnend medisch specialisten ervaring opdoen. In één van de zorginstellingen betreft het twee personen die voor respectievelijk één en twee dagen in de week ervaring opdoen. Deze afgestudeerde medisch specialisten voeren werkzaamheden uit, die binnen hun deskundigheid vallen.
Wat gaat u ondernemen om tegen te gaan dat medische handelingen waar zorgverzekeraars vergoedingen voor uitkeren, uitgevoerd worden door medisch specialisten die daarvoor niet worden betaald?
Ziekenhuizen worden afgerekend op de Diagnose Behandeling Combinaties (DBC’s) die ze verrichten. Daarvoor gelden prestaties met onderhandelbare prijzen (maximumtarieven in het gereguleerd segment en vrij overeen te komen prijzen in het vrije segment). In de afspraken met de verzekeraars kan dus rekening worden gehouden met de feitelijke kosten die het ziekenhuis maakt. Daarom zal in dit verband de kwalificatie van fraude niet voor de hand liggen.
Hoe verhoudt het feit dat net afgestudeerde medisch specialisten gedwongen worden onbetaald te werken om aan voldoende «vlieguren» te komen zich in uw ogen tot de exorbitante inkomens van andere medisch specialisten, die u weigert onder de Balkenendenorm te brengen?
Ik vind dat er geen relatie is tussen het ene en het andere onderwerp uit uw vraag. Het arbeidsrecht, de cao’s en het feit dat betrokkenen hier niet toe gedwongen worden, geeft de afgestudeerde medisch specialisten voldoende mogelijkheden om voor hun rechten op te komen.
Over de beloning van de medisch specialisten is in het regeerakkoord vastgelegd dat daarvoor het rapport van de commissie Meurs als uitgangspunt wordt gebruikt. Er is op dit punt ook een taakstelling ingeboekt van € 100 miljoen.
Het bericht dat in Kenia twee mannen zijn doodgeslagen vanwege hun seksuele gerichtheid |
|
Ingrid de Caluwé (VVD), Tamara van Ark (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «NSFW: Here is a video of two gay men beaten to death with lumps of wood»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de authenticiteit van de beelden is? Gaat het inderdaad om een recente moord op twee mannen vanwege homoseksualiteit in Kenia, of is er mogelijk een ander motief of een ander land waar zich dit afspeelt? Welke relevante feiten over het filmpje kunt u nog meer melden?
Het is vooralsnog onduidelijk waar en wanneer deze gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Er wordt gespeculeerd over het exacte moment en de plaats, maar deze informatie is onbevestigd. Op basis van omgevingsdetails is wel duidelijk dat het niet in Kenia heeft plaatsgevonden. Ditzelfde geldt voor Nigeria, waarnaar in de commentaren op het bericht wordt verwezen.
Kunt u aangeven of de Keniaanse autoriteiten inmiddels een onderzoek gestart zijn om de daders op te pakken van de vermeende moordpartij in het land?
Aangezien deze gebeurtenis niet in Kenia heeft plaatsgevonden, zijn de Keniaanse autoriteiten geen onderzoek gestart naar de toedracht en de daders van het incident.
Mocht het inderdaad gaat om anti-homogeweld in Kenia, bent u dan bereid om in Europees verband aan te dringen op vervolging van de schuldigen van dit drama?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat bij het niet vervolgen van deze moorden er consequenties dienen te zijn voor de OS-gelden vanuit Nederland en de Europese Unie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Geweld tegen Australisch exportvee in Gaza |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de videobeelden van het extreme geweld dat tegen Australisch exportvee gebruikt wordt in Gaza?1
Ja.
Kunt u aangeven of er Nederlandse dieren in directe of indirecte zin levend geëxporteerd worden naar Gaza? Deelt u de mening dat, indien dit het geval is, de export gestaakt moet worden? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Er worden vanuit Nederland in directe zin geen levende runderen naar Gaza geëxporteerd omdat Nederland geen veterinair exportcertificaat is overeengekomen met Gaza. Zonder dat kan geen export plaatsvinden. Overigens exporteert Nederland alleen fok- en gebruiksrunderen naar landen buiten de EU, geen slachtdieren.
Bent u bereid uw ambtsgenoot in Gaza aan te spreken op deze vorm van excessief geweld tegen weerloze dieren? Zo nee, waarom niet?
Voor de Nederlandse regering geldt een no contact policy met de de facto autoriteiten in Gaza.
Hamas staat op de Europese lijst van terroristische organisaties.
Er zijn dan ook geen officiële contacten tussen Nederland en Gaza.
Bent u bereid uw Australische ambtsgenoot te vragen een exportverbod voor levende dieren naar Gaza af te kondigen op basis van deze beelden? Zo nee, waarom niet?
De Australische regering maakt een eigen afweging, mogelijk mede op basis van de aandacht naar aanleiding van de berichtgeving, of en zo ja welke maatregelen genomen moeten worden.
De gevolgen van het onderzoek dat de curatoren van het failliete Econcern hebben uitgevoerd voor de directie van Typhoon |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het onderzoeksverslag van de curatoren van het failliete Econcern dat op woensdag 11 december 2013 werd gepubliceerd en de berichtgeving hierover?1
Ja.
Deelt u de mening dat de uitkomst van dit onderzoeksverslag en de in dit verslag door beide curatoren van Econcern aangekondigde vervolgonderzoeken mogelijk schadelijk kunnen zijn voor het huidige management van Typhoon, dat bijna geheel uit ex-managers van Econcern bestaat? Zo nee, waarom niet?
Over het onderzoeksverslag van curatoren heb ik geen mening. Het behoort tot de zorgplicht van curatoren om de boedel van Econcern te vereffenen. Over hun bevindingen gaan zij zelf. Op hun handelen is toezicht van de zijde van de rechter-commissaris. Curatoren zullen zich ongetwijfeld bij betrokkenen melden indien zij van mening zijn dat voormalig bestuurders of commissarissen aansprakelijk gesteld moeten worden.
Wat is uw reactie op het door beide curatoren ingestelde diepgaand onderzoek naar de gangen van de toenmalige directeur van Econcern, waaruit is gebleken dat deze een gedeputeerde van de Provincie Noord Holland heeft omgekocht in een poging geld van de provincie los te krijgen om het bedrijf Darwind gunstig bij de Provincie te stemmen?
Zie antwoord vraag 2.
De ex-directeur van Econcern is nu directeur van het door hem opgerichte bedrijf Typhoon, dat bouwplannen heeft om ten noorden van Schiermonnikoog twee windmolenparken te bouwen; bent u bereid door het Openbaar Ministerie of de FIOD bij Typhoon een uitvoerig forensisch financieel onderzoek te laten verrichten naar mogelijk vergelijkbare omkopingsgevallen door leden van het managementteam van Typhoon? Zo nee, waarom niet?
Nee. Er is geen reden voor een bijzonder onderzoek.
Overigens blijkt uit mediaberichten2 dat het belang dat Typhoon Offshore B.V. heeft in de vennoten van Buitengaats CV en ZeeEnergie CV naar verwachting binnenkort zal worden afgestoten bij het bereiken van de zogenaamde financial closure.
In hoeverre komt de toegezegde subsidie van 4,5 miljard euro in gevaar indien blijkt dat één of meerdere managers van Typhoon, die voorheen de directie voerden bij Econcern, zich mogelijk te buiten zijn gegaan aan het plegen van strafbare feiten en daarmee hun integriteit te grabbel hebben gegooid?
De toegezegde subsidie komt niet in gevaar.
In de periode van 4 januari 2010 tot 1 maart 2010 konden partijen die over een Wbr-vergunning (vergunning in het kader van de Wet beheer Rijkswaterstaatwerken) beschikten voor de realisatie van een windpark op zee een aanvraag indienen voor de SDE tender Windenergie op Zee 2009. In totaal zijn er voor twaalf locaties vergunningen afgegeven aan Nederlandse ondernemingen en ondernemingen gevestigd in andere EU-landen. Op 1 maart zijn er 16 aanvragen voor SDE-subsidie ontvangen voor 10 locaties. Na rangschikking van de aanvragen is bij datum van 12 mei 2010 ten behoeve van twee windparken een subsidiebeschikking afgegeven aan Buitengaats CV en ZeeEnergie CV. De subsidiebeschikkingen maken het mogelijk dat Buitengaats CV over een periode van maximaal 15 jaar nadat de productie van duurzame elektriciteit is gestart een subsidie ontvangt tot maximaal € 2.188.926.689 en dat ZeeEnergie CV een subsidie ontvangt van maximaal € 2.206.852.320.
Uiteraard is mij bekend dat de aandelen in de vennoten van de beide CV’s door Bard, een Duitse ondernemer, in augustus 2011 zijn overgedragen aan Typhoon Offshore BV en N.V.HVC, beide Nederlandse vennootschappen. Deze aandelentransactie heeft echter geen enkel gevolg voor de SDE-subsidie; de subsidiegerechtigden blijven derhalve ongewijzigd Buitengaats CV en ZeeEnergie CV.
De subsidie wordt alleen verstrekt bij productie en levering van duurzaam geproduceerde elektriciteit. De subsidiestroom komt zoals het er nu naar uit ziet voor het eerst op gang in 2016. Mocht de installatie niet worden voltooid en er geen stroom geleverd worden dan zal er geen subsidie naar de betrokken CV’s vloeien.
Bent u bereid, hangende de uitkomst van een onderzoek naar mogelijke malversaties door leden van het management van Typhoon, alle subsidieverlening aan het bedrijf op te schorten totdat onomstotelijk is vastgesteld dat zich geen strafbare feiten hebben voorgedaan? Zo nee, waarom niet?
De subsidiebeschikkingen zijn verstrekt op 12 mei 2010 aan ZeeEnergie CV en Buitengaats CV. Er is op dit moment geen reden om deze subsidiebeschikkingen aan te passen. Zoals hierboven aangegeven vindt daadwerkelijke uitkering van subsidiegeld waarschijnlijk vanaf 2016 plaats.
Deelt u de mening, gezien het belang van het recht voor de samenleving, dat het recht in dit geval moet prevaleren boven dwingend opgelegde klimaatregels uit Brussel? Zo nee, waarom niet?
Indien er voor Nederland dwingend regels voortvloeien uit het Europees recht maken deze deel uit het Nederlands recht.
Het bericht dat ‘plain packaging’ als effect heeft dat sigaretten minder aantrekkelijk worden gevonden en rokers meer geneigd zijn te stoppen |
|
Henk van Gerven |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat sigarettenpakjes zonder merksymbolen («plain packaging») als effect hebben dat rokers meer geneigd zijn om te stoppen met roken?1
Sinds 1 december 2012 worden sigarettenpakjes in Australië uitsluitend verkocht zonder merksymbolen (generieke verpakkingen of «plain packaging»).
In Australië is de maatregel onderdeel van de nationale tabaksstrategie die loopt van 2012 tot 2018 en die tot doel heeft de gezondheid van de Australiërs te bevorderen.
Ruim een jaar na invoering verschijnen de eerste onderzoeksresultaten, waaronder de door de heer Van Gerven aangehaalde onderzoeken, die lijken te wijzen op positieve effecten op zowel rokers als jongeren die nog niet roken.
In beide onderzoeken wordt echter ook opgemerkt dat verder onderzoek nodig is om te kunnen stellen dat de maatregel ook langetermijneffecten op rokers en jongeren heeft. Dat lijkt mij op dit moment ook de meest verstandige keuze. Tijdens het AO over de Europese Tabaksproductenrichtlijn van 28 februari 2013 heb ik al aangegeven dat we er nu nog te weinig van weten, maar dat ik de ontwikkelingen op de voet volg.
Wat vindt u ervan dat de tabaksindustrie de merksymbolen op sigarettenpakjes gebruikt om goed zichtbaar te zijn in verkooppunten? Vindt u deze vorm van marketing voor dit dodelijke product wenselijk?
Pakjes sigaretten dienen voor jongeren niet extra aantrekkelijk te worden gemaakt. Om die reden zullen pakjes sigaretten, shagtabak en waterpijptabak binnen een paar jaar worden voorzien van grote gecombineerde gezondheidswaarschuwingen van tekst en foto. Deze waarschuwingen dienen volledig zichtbaar te zijn en daarom aan de bovenkant van de verpakking te worden geplaatst.
Deze maatregel vloeit voort uit de nieuwe Europese Tabaksproductenrichtlijn, waarin nog meer eisen worden gesteld ten aanzien van de etikettering en verpakking van tabaksproducten.
Zo worden bijvoorbeeld ook eisen gesteld aan hoe het product gepresenteerd moet worden: sigarettenpakjes mogen niet lijken op cosmetische producten of de schijn wekken dat het product minder schadelijk is dan andere tabaksproducten.
Deelt u de mening dat het positief is dat sigarettenpakjes zonder merksymbolen het effect hebben op rokers dat zij sigaretten als kwalitatief minder goed beoordelen? Deelt u voorts de mening dat het positief is dat deze rokers hierdoor ook minder voldoening haalden uit het roken?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe reageert u op de studie van KWF Kankerbestrijding, waaruit duidelijk wordt dat kinderen sigarettenpakjes met verleidelijke, vrolijk gekleurde afbeeldingen associëren met gezond, vakantie en hun lievelingskleuren?2 3
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat er in Nederland dagelijks 200 kinderen beginnen met roken? Ziet u hier een verband met de aantrekkelijke verpakkingen van sigaretten?
Mijn beleid is erop gericht om roken onder jongeren tegen te gaan. De meeste jongeren beginnen wanneer ze 15 of 16 zijn. Na het 18e jaar zijn er nog maar weinig jongeren die beginnen met roken. Om die reden heb ik de minimumleeftijd voor de verkoop van tabak verhoogd van 16 naar 18 jaar en ben ik een meerjarige campagne gestart die rookgedrag verder moet helpen denormaliseren. Ook maatregelen specifiek gericht op de verpakking en samenstelling van het product horen maken hier deel van uit, zoals de grote gecombineerde gezondheidswaarschuwingen van tekst en foto en een verbod op kenmerkende aroma’s in tabaksproducten.
Bent u van mening dat de maatregelen die nu worden ingevoerd (leeftijdsverhoging en sociale norm campagne en rookvrije horeca) afdoende zijn om substantieel verandering te brengen in het aantal kinderen dat begint met roken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik wil het aantal rokers verder terugdringen en voorkomen dat jongeren beginnen met roken. Daarvoor wordt een groot aantal instrumenten ingezet, zoals de hierboven genoemde maatregelen, maar ook andere wettelijke maatregelen (een algeheel rookverbod, het reclame- en sponsoringverbod), het accijnsbeleid, voorlichting via school en internet en verschillende acties die in het kader van het NPP in gang zijn gezet, zoals de rookvrije schoolpleinen en een versterkte handhaving van de leeftijdsgrens voor tabak. De combinatie van al deze maatregelen moet het aantal rokers verder terugdringen en voorkomen dat jongeren beginnen met roken.
Deelt u voorts de mening dat de tabaksindustrie de mogelijkheid moet worden ontnomen sigaretten als aantrekkelijk te presenteren? Is dit voor u reden om in navolging van Australië en Ierland ook in Nederland «plain packaging» in te voeren?
Zoals aangegeven in antwoord op de vragen 1,2, 3 en 4 worden al diverse maatregelen genomen om de aantrekkelijkheid van de sigarettenpakjes te doen verminderen. Een maatregel als «plain packaging» dient eerst uitvoerig te worden geëvalueerd, in het bijzonder de effecten op de gezondheid en intellectuele eigendom.
Deelt u de visie dat het beperken van de verkoop van sigaretten tot tabakspeciaalzaken als effect heeft dat sigaretten minder zichtbaar en grijpbaar zijn? Is genoemde berichtgeving voor u aanleiding uw standpunt te herzien, en te kiezen voor het beperken van verkoop van sigaretten tot tabakspeciaalzaken?
Tijdens het debat over de verhoging van de minimumleeftijd voor tabak heb ik de Tweede Kamer toegezegd om onderzoek te laten uitvoeren naar de effectiviteit van aanvullende maatregelen om tabaksgebruik verder terug te dringen, waaronder het terugdringen van het aantal verkooppunten. Mijn streven is de Tweede Kamer hier voor het Zomerreces over te informeren.
De inzameling van Klein Gevaarlijk Afval (KGA) en huisvuil in de binnenvaart |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat er geen draagvlak is in de binnenvaartsector voor de door u ingevoerde nationale regeling voor inzameling van KGA en huisvuil in de binnenvaart?1
Ja, ik ben bekend met het feit dat in de binnenvaartsector het draagvlak voor de inzameling van niet-oliehoudend KGA (Klein Gevaarlijk Afval) en huisvuil door middel van een betaald abonnement uiteenloopt.
Op grond waarvan bestaat bij u de indruk dat deze nieuwe regeling bijdraagt aan een adequate inzameling van afval, terwijl gelijktijdig de inzamelstructuur langs vaarwegen zoals de Maas en de Twenthekanalen is verwijderd of niet aanwezig is?
Bij het invoeren van dit systeem heb ik twee uitgangspunten gehanteerd.
Ten eerste dat de vervuiler betaalt voor zijn eigen afval. De overheid kan en wil niet langer betalen voor de uitzonderingspositie die de binnenvaart – als enige bedrijfssector in Nederland – hier tot voor kort in had.
Ten tweede schrijft het internationale Scheepsafvalstoffenverdrag voor dat er een voldoende dekkend netwerk is voor de afgifte van «overig scheepsbedrijfsafval». De inzameling moet zowel praktisch als financieel adequaat zijn.
Rijkswaterstaat heeft over het inzamelingsnetwerk overleg gevoerd met de binnenvaartsector en heeft enkele varianten voorgelegd. De sector is echter niet tot een eensluidend antwoord of voorstel gekomen. Daarom is een variant ingevoerd, waarbij een afweging is gemaakt tussen enerzijds de kosten en anderzijds de wens tot een voldoende dekkend netwerk.
Het inzamelen en verwerken van afval is helaas een dure aangelegenheid. Een uitgebreider inzamelnetwerk zou een hoger tarief voor het abonnement betekenen; daar lijkt geen draagvlak voor te zijn bij de sector.
Indien in een regio geen inzamelpunten langs vaarwegen beschikbaar zijn, kan de scheepvaart gebruik maken van alternatieve mogelijkheden zoals faciliteiten van havens en gemeenten. Het staat de schipper ook vrij om zelf afspraken te maken met een inzamelaar.
Overigens is vanuit de binnenvaartbrancheorganisaties aangegeven dat veel schippers huisvuil afgeven in havens waar zij via het havengeld voor betalen. Zij zouden daarom geen abonnement willen afsluiten om ook langs de rijksvaarwegen te kunnen afgeven.
Voor wat betreft het Twentekanaal en de Zuid-Willemsvaart kan ik u berichten dat op respectievelijk sluis Eefde en sluis Schijndel inmiddels huisvuilcontainers zijn geplaatst waar met een abonnement huisvuil kan worden afgegeven. Op de Maas vaart een milieuboot rond Maasbracht waar met een abonnement huisafval afgegeven kan worden.
Kunt u aangeven waar de inzamelstructuur voor KGA en huisvuil is verwijderd en welke inzamelplaatsen blijven bestaan?
RWS heeft het aantal inzamellocaties met containers teruggebracht van circa 95 naar 25, om hiermee de kosten voor het abonnement te beperken. Bij het bepalen van de locaties is gekeken naar de hoeveelheid afval die tot nu toe werd afgegeven en de intensiteit van het scheepvaartverkeer.
In onderstaande tabel staan de locaties van de huisvuilcontainers en van de milieuboten, waar met een abonnement huisvuil afgegeven kan worden. Op deze milieuboten en bij de depots Volkerak en Nieuwegein kan ook KGA worden afgegeven.
Locaties milieuboten
Aantal
Locaties gesloten huisvuil containers
Aantal
Milieuboot Werkendam
1
Tiel(Prins Bernhardsluis)
3
Milieuboot Dordrecht
1
Rijswijk(Prinses Marijkesluis)
1
Milieuboot Moerdijk
1
Wijk bij Duurstede(Prinses Irenesluis)
4
Servicekade Nieuwegein
1
Nieuwegein(Prinses Beatrixsluis)
6
Milieuboten Rotterdam
3
Nieuwegein(Plofsluis)
1
Milieuboot Geertruidenberg
1
Nieuwegein(langs afmeerplaats)
1
Milieuboot Delfzijl
1
Nieuwegein(bij KGA-depot)
1
Milieuboot Den Helder
1
Diemen(langs afmeerplaats)
1
Milieuboot Eemshaven
1
s Gravendeel(vluchthaven)
1
Milieuboot Harlingen
1
Volkerak sluiskolken Noord en Zuid
4
Milieuboot Urk
1
Schijndel (Sluis)
1
Milieuboot IJmuiden
1
Eefde (Sluis)
1
Milieuboten Amsterdam
3
Servicekade Volkerak
1
Milieuboot Arnhem
1
Milieuboot Lobith
1
Milieuboot Nijmegen
1
Milieuboot Maasbracht
1
Milieuboot Terneuzen
1
Milieuboot Vlissingen
1
Totaal
24
Totaal
25
Alle andere containers, op diverse plaatsen in het land, zijn of worden binnenkort weggehaald. Rijkswaterstaat blijft de situatie volgen of het inzamelnetwerk voldoende is.
Voor de goede orde merk ik nog op dat de situatie langs de hoofdvaarweg
Lemmer-Delfzijl in verband met de overdracht van de provincies naar het Rijk per 1-1-2014, nader bezien zal worden. Langs deze vaarweg zijn thans inzamelcontainers van de provincie aanwezig. Deze zullen op termijn worden vervangen door gesloten containers, dan wel worden verwijderd. Dit zal in overleg met de provincies gebeuren.
Kunt u aangeven hoeveel abonnementen inmiddels zijn afgesloten met binnenvaartbedrijven en welke verwachting er bestaat met betrekking tot het aantal af te geven abonnementen?
Er zijn tot nu toe (stand begin januari 2014) circa 245 abonnementen afgesloten (circa 45 voor alleen KGA, en circa 200 volledige abonnementen voor KGA en huisvuil).
Een verwachting is lastig te geven, want het aantal is mede afhankelijk van externe factoren, zoals wat de andere verdragslanden en met name de buurlanden nu gaan doen, en of de (gemeentelijke) binnenhavens ook overgaan tot het invoeren van een systeem van afgifte tegen betaling.
Bij welk aantal abonnementen is de afgifte van huisvuil en KGA in de binnenvaart kostendekkend?
Voor de berekening van een kostendekkende exploitatie is uitgegaan van een aantal van 300 abonnementen in combinatie met de thans vastgestelde abonnementsprijzen.
De prijs voor het abonnement wordt overigens steeds voor een jaar vastgesteld. Aan het einde van dat jaar kan de prijs op basis van voortschrijdend inzicht in de werkelijke kosten gewijzigd worden. Dit kan zowel leiden tot een verhoging als een verlaging van de abonnementsprijs. De schipper sluit ook steeds een abonnement voor een jaar af en kan dus per jaar kiezen of hij van het abonnement gebruik wil blijven maken.
Hoe gaat u om met de melding vanuit de binnenvaartorganisaties dat men niet verwacht dat deze regeling gaat werken?
Ik wil invulling geven aan het principe «de vervuiler betaalt». Dat de wijziging van het inzamelsysteem door de binnenvaartorganisaties als ingrijpend wordt ervaren, kan ik begrijpen. Ik vind het nog te vroeg om nu al te concluderen dat de regeling niet gaat werken. Maar ik sta wel open voor suggesties tot verbetering van het nu ingevoerde systeem. Daarbij vind ik het wel belangrijk dat de sector met één stem spreekt. Voor eventuele wijzigingen blijven de uitgangspunten van een kostendekkende exploitatie en de «vervuiler betaalt» overigens onverkort van kracht.
Waarom heeft u niet gekozen voor een internationale oplossing, zoals deze in het Verdrag inzake de Verzameling, Afgifte en Inname van Afval in de Rijn- en Binnenvaart (CDNI-verdrag) overeen is gekomen, zodat de afvalafgifte gratis kan zijn en de kostenverrekening met de sector kan plaatsvinden via een opslag op de brandstof?
Nederland heeft via het internationale overleg meerdere pogingen gedaan om een geharmoniseerde invoering te bewerkstelligen. Vanwege het feit dat de lidstaten van het CDNI voor een deel (met name deel C) voor de inzameling van deze afvalstromen nationaal zeer uiteenlopende systemen hanteren, is door de verdragsluitende partijen (naast Nederland zijn dat België, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland en Zwitserland) besloten dat elk land deel C van het CDNI op dit moment op eigen wijze mag en zal invoeren.
De verdragspartijen hebben besloten om deze situatie tijdelijk te accepteren.
Nederland zal zich blijven inzetten voor een internationaal geharmoniseerd systeem en zal daarbij verschillende mogelijkheden bekijken. Dit voorjaar staat de harmonisatie opnieuw op de internationale agenda. Het laten betalen voor de afgifte van huisvuil en niet oliehoudend KGA via een opslag op de brandstof kan op dit moment niet. Daarvoor is een verdragswijziging van het Afvalstoffenverdrag noodzakelijk. Een dergelijke wijziging zou veel tijd vergen en bovendien is het de vraag in hoeverre het brandstofverbruik een eerlijke maat is voor de hoeveelheid huisvuil per schip. De verwijderingsbijdrage bij het bunkeren van brandstof is in het afvalstoffenverdrag exclusief bedoeld voor de afgifte van oliehoudend afval.
Bent u bereid alsnog te proberen of via het CDNI-verdrag een internationale oplossing te bewerkstelligen is en de huidige nationale regeling in te trekken?
Zie het antwoord op vraag 7.
Wat kan er geboden worden aan «groene schepen» die nagenoeg geen oliehoudende stoffen en KGA meer hebben maar wel huisvuil en die nu worden verplicht om € 469,– euro te betalen voor een abonnement waarvoor ze alleen huisvuil kunnen af geven?
Het abonnement heeft betrekking op de afgifte van niet-oliehoudend KGA en huisvuil. Het heeft geen betrekking op olie- en vethoudend KGA. In die zin vormen de «groene schepen» geen uitzondering.
Hoe gaat u om met de situatie dat er schepen zijn die alleen op de Maas en Twenthekanalen varen en daar geen enkele mogelijkheid tot afgifte van huisvuil meer hebben?
Zie het antwoord op vraag 2.
Het bericht dat MC Zuiderzee BV nu de enige aandeelhouder is van het Slotervaartziekenhuis |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat MC Zuiderzee BV nu de enige aandeelhouder van het Slotervaartziekenhuis is?1
Ik heb inderdaad kennis genomen van het feit dat de MC Groep het Slotervaartziekenhuis overneemt en daartoe overeenkomst heeft bereikt met de betrokken bestuurders van de partijen die nu de aandelen van het Slotervaartziekenhuis in bezit hebben. De aandelenoverdracht heeft 31 december 2013 plaatsgevonden. De MC Groep is hiermee de enige aandeelhouder van het Slotervaartziekenhuis geworden.
Welke rol speelt het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis (AVL)? Is het waar dat het AVL delen van het Slotervaartziekenhuis overneemt?
Het Slotervaartziekenhuis werkt van oudsher nauw samen met het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis op een aantal specialistische gebieden zoals oncologie, microbiologie, spoedeisende eerste hulp, neurologie etc. en op het gebied van de apotheek. Het Slotervaartziekenhuis heeft laten weten voornemens te zijn deze samenwerking te versterken en uit te breiden ten behoeve van de patiënt. Het Slotervaartziekenhuis heeft bovendien laten weten voornemens te zijn de apotheek en bijbehorende onderzoeksactiviteiten, een stuk tussen beide ziekenhuizen in gelegen grond en de oncologische neurochirurgie aan het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis over te dragen. De apotheek werkt ook nu al in grote mate (> 80% van de omzet) voor het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis. Het Slotervaartziekenhuis heeft laten weten met het bedrag dat met de overdracht gemoeid is zijn schuldpositie verder af te bouwen, zodat jaarlijks minder geld besteed wordt aan kapitaallasten/rente en meer geld besteed kan worden aan de zorg. Bovendien komt dit de solvabiliteit van het Slotervaartziekenhuis ten goede, zo stelt het Slotervaartziekenhuis.
Is het waar dat met de nieuwe eigenaar van het Slotervaartziekenhuis overeen is gekomen dat de afdelingen oncologische neurochirurgie, verloskunde, gynaecologie en de apotheek overgaan naar het AVL? Zijn er naast deze afdelingen meer afdelingen die dreigen te sluiten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Slotervaartziekenhuis heeft laten weten het voornemen te hebben om de bestaande samenwerking met het Antoni van Leeuwenziekenhuis te verdiepen. Ik heb begrepen dat alleen de apotheek en oncologische neurochirurgie wordt overgenomen, niet de verloskunde en gynaecologie. Van het sluiten van afdelingen is mij vooralsnog niets bekend.
Vindt u het acceptabel dat de nieuwe eigenaar van plan is het Slotervaartziekenhuis uit te kleden? Welke gevolgen heeft dit voor patiënten en personeel?
Het is mij niet bekend dat de nieuwe eigenaar van het Slotervaartziekenhuis het ziekenhuis wil uitkleden. De nieuwe eigenaar geeft aan een «zo compleet mogelijk algemeen ziekenhuis» te willen behouden.2 Ik ga overigens niet over keuzes die ziekenhuizen maken om zich meer of minder op specifieke gebieden van zorg te concentreren.
Kunt u volledige helderheid scheppen wie nu de nieuwe eigenaar is c.q. nieuwe eigenaren zijn van het Slotervaartziekenhuis?
Met ingang van 31 december 2013 is de MC Groep de enige aandeelhouder cq eigenaar van het Slotervaartziekenhuis.
Hoeveel geld is er betaald voor de overname van het Slotervaartziekenhuis? Kunt u dat bedrag specificeren? Kunt u dat bedrag uitsplitsen per partij die heeft geparticipeerd in de overname?2
Het bedrag is mij niet bekend.
Welke gevolgen heeft de beslaglegging van de familie Erbudak op de aandelen van het ziekenhuis?3
Het beslag is inmiddels opgeheven en de verkoop is geschied.
Welke rol heeft zorgverzekeraar Achmea gespeeld bij de overname van het ziekenhuis? Is het waar dat Achmea heeft gedreigd niets meer voor te schieten? Wat zouden de gevolgen voor het Slotervaartziekenhuis zijn geweest? Bestaat deze dreiging nog steeds? Heeft Achmea op enigerlei andere wijze druk uitgeoefend om deze overname door te laten gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Achmea, de gemeente Amsterdam en de ING bank hebben laten weten vertrouwen te hebben in de overnemende partij van het Slotervaartziekenhuis en daarmee in een stabiele toekomst voor het Slotervaartziekenhuis. Voor deze externe partijen met grote financiele belangen bij het Slotervaartziekenhuis is er als gevolg van de overname een einde gekomen aan de onzekerheid en relatieve instabiliteit van het Slotervaartziekenhuis. Wat er gebeurd zou zijn als de MC Groep niet voornemens zou zijn om het Slotervaartziekenhuis over te nemen, weet ik niet. In het algemeen is het zo dat schuldeisers en andere financieel belanghebbenden hun financiële belang proberen af te bouwen dan wel veilig te stellen als een onderneming in onrustig vaarwater komt.
Welke rol heeft de ING Bank gespeeld bij de overname van het ziekenhuis? Is het waar dat de ING Bank de kredieten razendsnel heeft afgebouwd? Wat zouden de gevolgen voor het Slotervaartziekenhuis zijn geweest als dit was gebeurd? Bestaat deze dreiging nog steeds? Heeft de ING Bank op enigerlei andere wijze druk uitgeoefend om deze overname door te laten gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Is het waar dat de gemeente Amsterdam heeft gedreigd haar lening aan het Slotervaartziekenhuis per direct terug te trekken? Wat zouden de gevolgen voor het Slotervaartziekenhuis zijn geweest als dit was gebeurd? Bestaat deze dreiging nog steeds? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u duidelijkheid scheppen over de rol van de onafhankelijke bewindvoerder C.I. in deze overname? Waarom heeft zij besloten de deal tussen de erven Schram en MC Zuiderzee BV door te laten gaan?
De onafhankelijke bewindvoerder is door de rechter aangesteld. De rechter heeft in een procedure die door mevrouw Erbudak was gestart, geconcludeerd dat er mogelijkerwijs sprake is of is geweest van wanbeleid bij twee BV’s die aandelen van het Slotervaartziekenhuis hadden. Het betreft Jeemer B.V. en Meromi Holding B.V. Deze BV’s maakten onderdeel uit van de erfenis van de heer Jan Schram. Na deze erfenis is, zoals u weet, onenigheid tussen de erfgenamen ontstaan ten aanzien van deze BV’s. De onafhankelijke bewindvoerder die door de rechter is aangesteld heeft gemeld alle mogelijkheden zorgvuldig te hebben afgewogen en is tot de conclusie gekomen om de transactie met de MC Groep voort te zetten.
In welke handen is op dit moment het vastgoed van het Slotervaartziekenhuis? Is dat ook volledig overgegaan naar MC Zuiderzee BV?
Het vastgoed van het Slotervaartziekenhuis is eigendom van het Slotervaartziekenhuis, de aandelen van het Slotervaartziekenhuis zijn in handen van de MC Groep.
Wat is er waar van de berichten dat er wanbeleid is gevoerd bij het Slotervaartziekenhuis door Delta Onroerend Goed? Kunt u uw antwoord toelichten?
De rechter heeft vastgesteld dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat Meromi Holding B.V. en/of Jeemer B.V. onzorgvuldig heeft gehandeld tegenover een of meerdere aandeelhouders van die B.V’s. De rechter heeft echter, voor zo ver mij bekend is, niet geconstateerd dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat er sprake is van wanbeleid bij of door het Slotervaartziekenhuis of Delta Onroerend Goed.
Is hiermee de machtsstrijd, die al bijna een jaar aan de gang is, binnen het Slotervaartziekenhuis afgesloten, of bestaat de kans dat deze voortwoedt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De voormalige aandeelhouders waartussen, volgend op een erfenis, onenigheid is ontstaan zullen nu verder onderling hun meningsverschil moeten oplossen.
Is de machtsstrijd binnen het Slotervaartziekenhuis volgens u ten goede gekomen aan de zorg die in het Slotervaartziekenhuis wordt geboden?
De IGZ ziet toe op randvoorwaarden voor verantwoorde zorg en heeft bij het Slotervaartziekenhuis niet geconstateerd dat gedurende de onenigheid tussen aandeelhouders sprake is geweest van onverantwoorde zorg.
Hoe denkt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) over de situatie in het Slotervaartziekenhuis? Is er sprake van extra controles op de kwaliteit van de zorg?
De IGZ heeft geen signalen ontvangen dat er door de situatie bij het Slotervaartziekenhuis risico’s voor patiëntveiligheid zijn ontstaan. De IGZ houdt zicht op de ontwikkelingen met betrekking tot veiligheid en kwaliteit via haar reguliere toezicht.
Op welke manier zijn het personeel, de medische staf en patiënten betrokken bij de overname? Hebben zij ingestemd met de overname van het Slotervaartziekenhuis? Zo ja, deden zij dit van harte? Kunt u uw antwoord toelichten?
Volgens het bestuur van het Slotervaartziekenhuis steunen de raad van bestuur, de raad van commissarissen, het bestuur medische staf, de ondernemingsraad en cliëntenraad van het Slotervaart de transactie.
Kunt u garanderen dat de kwaliteit van de zorg in het Slotervaartziekenhuis niet lijdt of heeft geleden onder de onduidelijke en onzekere situatie die nu al bijna een jaar bij het Slotervaartziekenhuis bestaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord 16. Het ziekenhuis is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de door haar geleverde zorg. Naar het oordeel van de Raad van Bestuur van het Slotervaartziekenhuis heeft de kwaliteit van zorg niet geleden onder de bedoelde situatie.
Wat gaat u ondernemen tegen de plannen om het Slotervaartziekenhuis uit te kleden?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Wat vindt u ervan dat er bijna een jaar een machtsstrijd heeft gewoed over het eigendom van het ziekenhuis? Vindt u dat in het belang van het ziekenhuis en haar patiënten en medewerkers? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is spijtig dat er onduidelijkheid is ontstaan over het eigenaarschap van het Slotervaartziekenhuis. Ik wijs u er echter op dat zakelijke meningsverschillen kunnen voorkomen en voor kunnen blijven komen, ook bij zorgaanbieders, ongeacht eigendomsstructuur of rechtsvorm.
Blijft u erbij dat de aandeelhoudersconstructie in de zorg niet verboden moet worden? Zo ja, hoe kunt u die stelling volhouden, gezien de grote problemen bij het Slotervaartziekenhuis die hierdoor zijn veroorzaakt?5
Ja. Ik ben van mening dat aandeelhouders kunnen bijdragen aan het verbeteren van de gezondheidszorg in Nederland. Hun investeringen dragen namelijk bij aan de doelmatigheid van een zorgaanbieder en maken innovatie en kwaliteitsverbetering mogelijk. Bovendien komen investeringen van aandeelhouders de solvabiliteit en continuïteit van de instelling ten goede. Private investeerders hebben er immers belang bij dat hun zorgaanbieder uitblinkt, zodat het geïnvesteerd kapitaal de waarde behoudt. Dit is duidelijk in het belang van de patiënt.
Wordt u gelukkig van wat er in Amsterdam rond het Slotervaartziekenhuis heeft plaatsgevonden? Vindt u dit een goed voorbeeld over de toekomst van de gezondheidszorg, waarin aandeelhouders gaan bepalen welke toekomst een ziekenhuis heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gebeurtenissen rondom het Slotervaartziekenhuis hebben enerzijds laten zien dat het systeem goed werkt en anderzijds dat er nog omissies zijn in de regelgeving. Patiënten moeten erop kunnen vertrouwen dat zij zorg ontvangen die voldoet aan de daarvoor geldende eisen. De IGZ heeft nadat er onduidelijkheid ontstond over de situatie bij het Slotervaartziekenhuis, de naleving van de wetgeving en normen op het gebied van governance laten onderzoeken.
Mocht een ziekenhuis onverhoopt in surseance raken of failliet gaan dan ziet de IGZ toe op de naleving van randvoorwaarden voor verantwoorde zorg. De verzekeraars zijn verantwoordelijk voor het garanderen van continuïteit van zorg voor hun verzekerden. De NZa controleert of de zorgverzekeraars hun zorgplicht voldoende naleven.
Ik betreur het dat er onduidelijkheid is ontstaan over wie de eigenaar van het Slotervaartziekenhuis precies was. Onder de huidige wetgeving is niet openbaar wie de aandeelhouders van een besloten vennootschap (zoals het Slotervaart-ziekenhuis) zijn, tenzij er slechts één aandeelhouder is. Dit kabinet wil daar verandering in brengen. De Minister van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft wetgeving in voorbereiding die strekt tot de instelling van een centraal aandeelhoudersregister. Dit register biedt de mogelijkheid eenvoudig vast te stellen wie de aandeelhouders zijn en welke aandelen (in welke rechtspersonen) bepaalde personen hebben.
Erkent u dat de ruzie rond het Slotervaartziekenhuis laat zien dat het bij aandeelhouders gaat om een ordinaire centenkwestie, in plaats van inhoudelijke zorgkeuzes? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kijkt u uit naar meer van dit soort conflicten in de zorg, nadat uw grootste wens om aandeelhouders toe te laten is uitgekomen?6
Inhoudelijke zorgkeuzes hangen vaak samen met financiële aspecten. Zo gaan verbeteringen in de zorg vaak gepaard met extra investeringen. Ik denk dat het één niet los gezien kan worden van het ander. Aandeelhouders zijn reeds toegelaten. Vrijwel alle zorgaanbieders in Nederland zijn private organisaties. Soms hebben zij aandeelhouders en soms niet. Het beleid van het kabinet brengt daar in beginsel geen verandering in.
De boete voor mensen die gebruik maken van Valyvervoer |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat, wanneer iemand op de dag van de reservering van het Valysvervoer hiervan gebruik wenst te maken, de reiziger hier 3 euro voor moet betalen? Zo ja, bent u bereid deze boeteregeling in te trekken voor 1 januari 2014, omdat mensen zonder beperking hier ook niet mee te maken hebben als ze met het openbaar vervoer reizen?
Het is juist dat bij een late boeking € 3 aan boekingskosten in rekening wordt gebracht. Deze maatregel heb ik in goede afstemming met cliëntenorganisaties opgenomen in het Programma van Eisen van de aanbesteding voor het Valysvervoer. In het bestek van de nieuwe voorziening is gezocht naar een pakket van maatregelen dat leidt tot een kwalitatief goed en betaalbaar Valysvervoer.
Valyspashouders kunnen tot 21.00 uur op de dag voorafgaand aan het tijdstip van de rit gratis reserveren. Daarna wordt er € 3 aan boekingskosten in rekening gebracht. Er is geen sprake van een boeteregeling. De meeste ritten binnen het Valysvervoer worden gecombineerd uitgevoerd. De planning van de ritten is daarom van groot belang voor de duur van een geboekte rit. Deze maatregel vergroot de planbaarheid van de ritten waardoor de reistijd van het vervoer voor pashouders kan worden teruggebracht. De omrijtijden die de vervoerder contractueel mag hanteren zijn als gevolg daarvan verkort en bedragen nu nog maar 1,5 keer de reguliere reistijd. Dit was 2 keer de reguliere reistijd. In juli 2012 heb ik het Programma van Eisen in concept aan de Tweede Kamer voorgelegd, daarin was dit punt ook reeds opgenomen. Ik ondersteun deze maatregel en zal hem dan ook niet intrekken.
Klopt het dat het hoge tarief vanaf 1 januari 2014 van € 1,22 naar € 1,31 gaat? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
Binnen het Valysvervoer worden twee typen reizigersgroepen onderscheiden. De grote meerderheid van de reizigers betreft de pashouders die gegeven hun beperking ook van het OV gebruik kunnen maken. Dit zijn de pashouders met een standaard persoonlijk kilometerbudget (pkb), dat is vastgesteld op 600 kilometer per kalenderjaar. De overige pashouders zijn zodanig beperkt dat voor het merendeel van deze groep niet verwacht mag worden dat zij ooit van het OV gebruik zullen kunnen maken. Dit zijn de pashouders met een zogenaamd «hoog pkb», dat is vastgesteld op 2.250 km per kalenderjaar. Pashouders die binnen hun pkb reizen betalen € 0,20 cent per kilometer. Een pashouder die buiten zijn pkb reist, betaalt het zogenaamde commerciële tarief. Voor 2014 is dit tarief vastgesteld op € 1,31. Het commerciële tarief wordt jaarlijks geïndexeerd en daardoor ieder jaar hoger. De wijze van indexeren vloeit voort uit het Programma van Eisen dat eerder aan de Tweede Kamer is voorgelegd. Overigens bevindt het commerciële tarief zich ruim onder dat van de reguliere taxitarieven. Pashouders kunnen vanaf 2014, door gebruik te maken van de ketenrit, meer reizen binnen het pkb omdat een deel van de reis per trein kan worden afgelegd.
Waarom betaalt iemand met een beperking 5,5 keer zo veel, en iemand zonder beperking een bovenregionaal gemiddeld treintarief van 20 cent per kilometer?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de kilometergrens en de registratie van de afgelegde kilometers per 2014 te schrappen en hiermee eventuele meerkosten te dekken? Zo nee, waarom niet?
In het Algemeen Overleg van 14 november jl. heb ik toegezegd om schriftelijk te reageren op deze vraag. Ik verwijs u voor het antwoord naar mijn brief van 19 december 2013 (Kamerstuk II 25 847, nr. 123).