Het schrappen van de PV-vergoeding |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat u voornemens bent om de vergoeding aan gemeenten op basis van het aantal uitgeschreven bekeuringen op grond van de plaatselijke verordening af te schaffen? Zo ja, waarom? Wat zijn hiervan de gevolgen voor gemeenten?1
Ik ben nog in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over de vergoedingsregeling voor gemeenten met betrekking tot de bestuurlijke strafbeschikking overlast. Zodra er meer bekend is, zal ik uw Kamer informeren.
Hoe draagt dit voornemen volgens u bij aan de veiligheid van Nederland in het algemeen en van gemeenten in het bijzonder?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de vrees dat gemeenten met het schrappen van deze vergoeding financieel in de problemen kunnen komen indien zij de gemeentelijke handhaving op hetzelfde niveau willen houden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de analyse dat met deze maatregel de lasten geheel bij gemeenten worden gelegd en de lusten aan het rijk toekomen, aangezien gemeenten de kosten maken voor de handhaving en het rijk de opbrengsten van de bekeuringen opstrijkt? Deelt u de mening dat hiermee de bezuiniging wel erg makkelijk op gemeenten wordt afschoven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hebben gemeenten de vrijheid om niet langer te handhaven op deze gebieden, indien de vergoeding vanuit het rijk zou komen te vervallen? Wat betekent het voor de schatkist als gemeenten dit instrument niet meer toe zouden passen, aangezien de opbrengsten van dergelijke bekeuringen aan het rijk toekomen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat u overlast, verloedering en ander asociaal gedrag aanpakken als gemeenten niet langer (kunnen) handhaven op deze gebieden? Gaat de politie daar dan weer een rol in krijgen? Acht u dit haalbaar en wenselijk, gezien de toch al hoge werkdruk van agenten?
Zie antwoord vraag 1.
Welke mogelijke alternatieven ziet u voor deze vergoedingen? Waarom heeft u dit niet onderzocht voor u besloot om de vergoeding te schrappen?2
Zie antwoord vraag 1.
Het ongewenst toekennen van dubbele nationaliteiten |
|
Sadet Karabulut |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Klopt het dat kinderen, van wie in ieder geval één van de ouders een Turkse nationaliteit heeft, bij inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie automatisch de Turkse nationaliteit als tweede nationaliteit krijgen? Kan een gemeente dit achteraf niet meer ongedaan maken? Zo ja, waarom wordt dit beleid gehanteerd? Zo nee, hoe komt het dan dat het toch voorkomt in, onder andere, de gemeente Almelo?1
Het is niet juist dat kinderen, van wie in ieder geval één van de ouders een Turkse nationaliteit heeft, bij inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) automatisch de Turkse nationaliteit als tweede nationaliteit verkrijgen. Men verkrijgt een nationaliteit slechts op basis van de wettelijke nationaliteitsregels van de desbetreffende staat. De registratie in de GBA is niets anders dan een weergave van (rechts)feiten. In het geval van de registratie van een vreemde nationaliteit gaat het om feit dat op basis van buitenlandse regelgeving is ontstaan. In dit verband verwijs ik gaarne naar mijn antwoord van 12 november 2012 op de vragen van de leden Van Nieuwenhuizen-Wijbenga en Hennis-Plasschaert (beiden VVD) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de automatische registratie van de Turkse nationaliteit in de GBA.2 Doordat de registratie van de vreemde nationaliteit in de GBA een weergave is van de feiten die op basis van buitenlandse regelgeving zijn ontstaan, wordt de registratie van een vreemde nationaliteit in de GBA dan ook slechts beëindigd, indien op grond van de toepasselijke buitenlandse regelgeving de betrokken persoon feitelijk niet meer beschikt over de desbetreffende nationaliteit. Hier is geen sprake van beleid maar van toepassing van de Wet GBA.
Klopt het dat deze inschrijving plaatsvindt ongeacht of de ouders het kind in het Turks familieregister («Nüfus Idaresi») hebben of zullen laten inschrijven? Zo ja, waarom? Wordt bij de inschrijving in de GBA aan de ouders gevraagd of de Turkse nationaliteit als tweede nationaliteit gewenst is, en wordt gecontroleerd of het kind ook is, of wordt, ingeschreven bij het Turks familieregister? Zo nee, waarom niet?
Het is juist dat de inschrijving van het kind in het Turks familieregister geen rol speelt bij de registratie van de nationaliteit van het kind in de GBA. Volgens artikel 43, eerste lid, van de Wet GBA worden gegevens over een vreemde nationaliteit ontleend aan een beschikking of uitspraak van een daartoe volgens het ter plaatse geldend recht bevoegde administratieve of rechterlijke instantie, die tot doel heeft tot bewijs te dienen van de betreffende nationaliteit, dan wel opgenomen met toepassing van het betreffende nationaliteitsrecht. De gegevens van het betrokken kind zijn in de GBA opgenomen met toepassing van het Turkse nationaliteitsrecht. Wat dit betreft wil ik nog op het volgende wijzen. In de bovengenoemde beantwoording van eerdere Kamervragen had ik uw Kamer gemeld dat ik, teneinde de gevolgen van de uitleg van de Turkse nationaliteitswetgeving voor de feitelijke registratie in de GBA te bepalen, de Minister van Buitenlandse Zaken had verzocht de centrale Turkse autoriteiten een toelichting te vragen op de Turkse nationaliteitswetgeving en uw Kamer daarover te informeren zodra ik die zou hebben ontvangen.
Uit de inmiddels binnengekomen reactie van de centrale Turkse autoriteiten kan worden opgemaakt dat een persoon bij geboorte uit een Turkse ouder op grond van artikel 7 van de Turkse nationaliteitswet van rechtswege de Turkse nationaliteit verkrijgt. Voor de verkrijging van de Turkse nationaliteit is het niet nodig dat de betrokken persoon bij de Turkse autoriteiten is geregistreerd. Deze registratie is slechts van belang voor het effectueren van de nationaliteit, bijvoorbeeld voor het verkrijgen van een paspoort of een verklaring omtrent het bezit van de Turkse nationaliteit.
Hoe vaak komt het voor dat gemeenten automatisch en zonder toestemming van de ouder(s) meer nationaliteiten dan alleen de Nederlandse toekennen aan een in de GBA in te schrijven kind?
Zoals hiervoor is aangegeven, kennen gemeenten geen nationaliteit toe, maar registreren zij slechts het rechtsfeit dat een persoon een vreemde nationaliteit bezit. De opneming van een hier te lande geboren kind in de GBA vindt plaats op grond van de geboorteakte, opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand in Nederland. De registratie van de vreemde nationaliteit van het kind geschiedt met toepassing van het bepaalde in het hiervoor genoemde artikel 43 Wet GBA. De registratie van gegevens over burgers in de GBA is niet gebonden aan een toestemming van de betrokken persoon of van diens wettelijke vertegenwoordiger(s).
Bent u op de hoogte van de problemen die deze automatische bijschrijving met zich mee brengt als een kind uiteindelijk afstand wil doen van zijn of haar dubbele nationaliteit, o.a. doordat het Turkse consulaat geen bewijs van afstand van nationaliteit kan overleggen als een persoon niet in het Turkse familieregister staat ingeschreven en doordat een gemeente, indien geen afstandsverklaring kan worden overgelegd, niet over kan gaan tot het verwijderen van de tweede nationaliteit?
Ja.
Klopt het dat personen met een Turkse nationaliteit als niet-effectieve nationaliteit, zich eerst moeten inschrijven in het Turkse familieregister om de Turkse nationaliteit te krijgen, om vervolgens direct afstand te doen teneinde zich uit te kunnen laten schrijven bij de GBA? Zo ja, deelt u de mening dat dit zeer ongewenst is? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 is het juist dat de registratie van een vreemde nationaliteit in de GBA slechts wordt beëindigd, indien op grond van de toepasselijke buitenlandse regelgeving de betrokken persoon feitelijk niet meer beschikt over de desbetreffende nationaliteit. Dit kan voor betrokkene tot onwenselijke situaties leiden.
Welke maatregelen gaat u nemen om deze problematiek op te lossen? Wanneer kan een oplossing tegemoet worden gezien, ook voor het in vraag 1 genoemde geval?
Zoals u weet, heeft uw Kamer op 16 april 2013 ingestemd met het wetsvoorstel Basisregistratie personen (Brp), waarin is opgenomen dat in de basisregistratie geen gegevens over een vreemde nationaliteit naast gegevens over het Nederlanderschap worden opgenomen. Dit betekent tevens dat reeds opgenomen gegevens in die gevallen uit de basisregistratie zullen worden verwijderd. Indien het wetsvoorstel ook door de Eerste Kamer wordt aangenomen en in werking is getreden, zal de aan de orde gestelde problematiek tot het verleden behoren.
De vergunningplicht Autoriteit Financiële Markten (AFM) op het gebied van onder andere curatele en bewindvoering |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over de vergunningplicht Autoriteit Financiële Markten (AFM) op het gebied van onder andere curatele en bewindvoering?1
Ja.
Herinnert u zich dat u in de beantwoording heeft aangegeven dat het, gezien de wettelijke plicht om een rekening te openen en het toezicht waar de bewindvoerder thans onder staat, het uws inziens niet nodig is om te eisen dat een bewindvoerder in de zin van Boek 1 van het BW een Wft-vergunning nodig heeft om te voldoen aan zijn wettelijke plicht tot het openen van een rekening, dat u in samenspraak met de AFM een vrijstelling zou vormgeven en dat u, om onduidelijkheid over de vergunningplicht in de tussentijd te voorkomen, ervoor zou zorgen dat de vrijstelling zou gelden vanaf de dag dat de beantwoording van eerdergenoemde vragen is verzonden?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat het desondanks voorkomt dat een bank van een bewindvoerder een AFM-vergunning eist? Klopt het dat de reden daarvan zou zijn dat men weliswaar stelt op de hoogte te zijn van uw toezegging maar dat die nog niet officieel bekrachtigd zou zijn?
De door het lid Oskam beschreven problematiek is mij bekend; de Branchevereniging van Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders heeft mij een afschrift gestuurd van haar brief aan de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) waarin zij aandacht vraagt voor de problemen die bewindvoerders ondervinden bij het openen van bankrekeningen.
In februari jongstleden heb ik toegezegd om bewindvoerders vanaf dat moment vrij te stellen van de vergunningplicht voor bemiddelen met betrekking tot het openen van bankrekeningen. Het doel van die toezegging was er mede in gelegen om de markt zekerheid te bieden in de periode tussen mijn toezegging en de publicatie van de vrijstelling, zodat marktpartijen daarop kunnen anticiperen. Ik heb de NVB daarom gevraagd haar leden te wijzen op mijn toezegging en mijn bedoeling daarmee. De NVB heeft mij toegezegd dat te zullen doen. Om alle onduidelijkheid te voorkomen, streef ik ernaar om de toegezegde vrijstelling zo snel mogelijk, dat wil zeggen voor 1 juli 2013, te publiceren. De vrijstelling zal, zoals toegezegd, terugwerkende kracht hebben tot en met 26 februari jongstleden.
Wat gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat banken volledig op de hoogte zijn van en handelen conform uw toezegging om bewindvoerders vrij te stellen van de AFM-vergunningplicht?
Zie antwoord vraag 3.
Betalingen aan krijgsheren, drugsbaronnen en de Taliban in Afghanistan |
|
Harry van Bommel |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht «With bags of cash, C.I.A. seeks influence in Afghanistan»?1
Ja
Kunt u bevestigen dat de CIA in Afghanistan tot op heden tientallen miljoenen dollars (deels) contant aan het kantoor van de Afghaanse president Karzai heeft betaald? Indien nee, wat zijn dan de feiten?
De regering heeft geen informatie dat dergelijke betalingen zijn gedaan en kan daarom evenmin bevestigen dat er geen kritisch toezicht op de besteding van dergelijke betalingen zou hebben plaatsgevonden.
Kunt u eveneens bevestigen dat er geen kritisch toezicht op de besteding van dit geld is geweest en dat een groot deel ervan terecht is gekomen bij krijgsheren, van wie velen banden hebben met drugsbaronnen en de Taliban? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een indicatie geven van de omvang van het geld van NAVO-landen dat sinds de Amerikaanse invasie van Afghanistan in 2001 direct dan wel indirect terecht is gekomen bij krijgsheren, drugsbaronnen dan wel de Taliban? Indien neen, waarom niet?
De middelen die NAVO-landen sinds 2001 hebben besteed in Afghanistan zijn omvangrijk. De regering heeft geen inzage in het totale bedrag. Het is niet uit te sluiten dat een deel terecht is gekomen bij informele machthebbers en opstandelingen.
Deelt u de in het artikel geuite opvatting dat de operaties van de CIA het werk van andere Amerikaanse overheidsdiensten om criminele netwerken in Afghanistan op te rollen, dwarsbomen? Indien neen, waarom niet?
Het is niet aan de Nederlandse regering om de afstemming tussen overheidsinstellingen van een NAVO partner te beoordelen.
Kunt u uitsluiten dat Nederlands geld, bijvoorbeeld geld dat aan beveiligingskosten voor Nederlandse projecten is uitgegeven2, direct of indirect terecht is gekomen bij Afghaanse krijgsheren, drugsbaronnen dan wel de Taliban? Kunt u uw antwoord toelichten en aangeven om wat voor bedrag het hier, bij benadering gaat?
Bij de besteding van Nederlands ontwikkelingsgeld worden zorgvuldige procedures gevolgd en worden preventieve maatregelen genomen en controles toegepast die ervoor moeten zorgen dat het geld terecht komt bij die partners waarvoor het bestemd was. Het valt niet volledig uit te sluiten dat Nederlands geld uiteindelijk terecht is gekomen bij informele machthebbers en opstandelingen. Zie ook het antwoord op vraag 8.
Heeft Nederland beveiligingskosten ook contant betaald?
Zoals reeds eerder aan uw Kamer gemeld hanteert de Nederlandse regering het beleid dat beveiliging van ontwikkelingsprojecten in algemene zin de verantwoordelijkheid is van de Afghaanse politie en waar relevant, het Afghaanse leger. Ook hanteert de Nederlandse regering het beleid dat geen «beschermingsgelden» worden betaald aan militieleiders3. Indien vanwege een specifieke veiligheidssituatie extra beveiliging nodig is, kan een door de Afghaanse overheid goedgekeurd bedrijf ingehuurd worden. Zo heeft het Duitse GTZ (thans GIZ), die namens Nederland de uitvoering van het bouwproject «verharding van de weg van Tarin Kowt naar Chora» coördineerde, in overleg met en met instemming van het Afghaanse provinciaal bestuur, «Afghan Security Guards» ingehuurd en contact betaald.
Welke maatregelen zijn genomen opdat de financiële bijdragen van Nederland aan Afghanistan niet bij Afghaanse krijgsheren, drugsbaronnen dan wel de Taliban terecht zijn gekomen, en hoe is gecontroleerd dat dit ook daadwerkelijk niet is gebeurd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nederlandse hulpgelden worden grotendeels uitgegeven via fondsen die worden beheerd door internationale instellingen of via non-gouvernementele organisaties. Voordat financiële middelen aan een organisatie of overheidsinstelling ter beschikking worden gesteld, wordt een risicoanalyse van de desbetreffende organisatie gemaakt. Indien nodig worden aanvullende maatregelen ter controle genomen. Op deze wijze wordt de kans op misbruik van Nederlandse hulpgelden zoveel mogelijk beperkt. Bij vermoedens van fraude worden betalingen direct stopgezet en wordt nader onderzoek uitgevoerd om onrechtmatige besteding terug te vorderen.
Het belastingtarief voor alternatieve genezers |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin voor de verschuldigdheid van omzetbelasting een magnetiseur gelijk is gesteld aan een psycholoog?1
Ja.
Hoe kan het dat gespreksbehandelingen, verricht door een alternatieve genezer, volgens de Nederlandse wet op dezelfde voet zijn vrijgesteld van omzetbelasting als psychologen, zonder dat dezelfde opleidingseisen worden gesteld en zonder dat is aangetoond dat deze behandeling ook effectief werkt en/of kwalitatief van minimaal hetzelfde niveau is? Kunt u dit toelichten?
In het tijdvak waarin de genoemde procedure speelt – 2004 tot en met 2007 – waren volgens de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) de diensten door psychologen vrijgesteld van btw. In de Wet waren geen opleidingseisen genoemd. Dit neemt niet weg dat ik van mening ben dat de vrijstelling alleen geldt voor de gezondheidskundige diensten van gediplomeerde psychologen. Het Gerechtshof legt de wettelijke term «psycholoog» alleen uit naar spraakgebruik. Dit is naar mijn oordeel een te ruime uitleg van het begrip «diensten van een psycholoog» als bedoeld in de vrijstellingsbepaling. Daarom heb ik dan ook cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Wet is aangescherpt per 1 januari 2013. Met ingang van die datum is voor de (para)medische vrijstellingsbepaling aangesloten bij de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: de Wet BIG). De vrijstelling voor psychologische diensten is beperkt tot alleen door gezondheidszorgpsychologen (GZ-psychologen) geleverde diensten. Voor enkele differentiaties die met betrekking tot opleidingsduur en -niveau gelijkwaardig zijn aan die van een GZ-psycholoog, namelijk de kinder- en jeugdpsycholoog (inclusief specialist), de psycholoog arbeid en gezondheid en de orthopedagoog-generalist, blijft de btw-vrijstelling voorlopig gelden op grond van het fiscale neutraliteitsbeginsel.
Deelt u de mening dat deze uitkomst onwenselijk is? Zo niet, bent u bereid de wet op dit punt aan te scherpen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het feit dat op grond van EU-richtlijnen komt vast te staan dat behandelingen in de vorm van magnetiseren, die naar nationaal recht niet zijn vrijgesteld van omzetbelasting, op grond van deze Europese regels wél moeten worden vrijgesteld van omzetbelasting? Vindt u deze uitkomst wenselijk?
De heffing van omzetbelasting vindt plaats op grond van de Wet, die gebaseerd is op de EU-Richtlijn 2006/112/EG. Volgens deze Richtlijn is vrijgesteld van btw de gezondheidskundige verzorging van de mens in het kader van de uitoefening van medische en paramedische beroepen. Lidstaten omschrijven deze medische en paramedische beroepen zelf. Daarnaast zijn lidstaten, zoals Nederland, op grond van vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie verplicht om soortgelijke gezondheidskundige diensten, die dus met elkaar concurreren, voor de btw gelijk te behandelen (Hof van Justitie van 27 april 2006, C-443/04). Van een gelijkwaardig niveau van psychologische dienstverlening door een magnetiseur is ten opzichte van een gediplomeerd psycholoog alleen sprake als blijkt dat de magnetiseur psychologische diensten verricht en een beroepsopleiding heeft gevolgd die gelijkwaardig is aan de beroepsopleiding van een gediplomeerd psycholoog.
Het Gerechtshof is er vanuit gegaan dat de opleiding van de magnetiseur gelijkwaardig is aan de opleiding van een psycholoog. Dit is een feitelijke oordeel dat in cassatie alleen kan worden bestreden als het onbegrijpelijk is. Naar mijn mening is dat het geval omdat het gerechtshof de opleiding tot magnetiseur niet heeft vergeleken met de opleiding tot academisch gevormd psycholoog. Voor de toepassing van de vrijstelling op de diensten van een magnetiseur is echter verder ook noodzakelijk dat een psycholoog dezelfde werkzaamheden verricht en daarvoor wordt vrijgesteld van btw. Bij de dienst bestaande uit het magnetiseren is dit niet het geval. Psychologen verrichten geen behandelingen door middel van magnetiseren en als ze dat zouden doen, zou daarvoor de wettelijke vrijstelling niet van toepassing zijn. Inmiddels heb ik beroep in cassatie tegen het oordeel van het Gerechtshof aangetekend. Voor de belastingplicht van andere alternatieve genezers heeft deze uitspraak geen gevolgen.
Wat vindt u ervan dat vanwege Europese regels een magnetiseur is gelijkgesteld aan een psycholoog of psychiater?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de Europese Unie niet de bevoegdheid moet hebben om te bepalen welke alternatieve geneeswijzen al dan niet vrijgesteld moeten worden van de (nationale) omzetbelastingverplichting? Zo niet, wat gaat u ondernemen om dit te veranderen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u de reikwijdte van deze ruime interpretatie van deze EU-richtlijnen door het Gerechtshof? Wat betekent dit voor de belastingplicht van andere alternatieve genezers?
Zie antwoord vraag 4.
Indien cassatie wordt ingesteld en volledige beantwoording van deze vragen om die reden nog niet mogelijk zou zijn, bent u dan bereid de Kamer in uw antwoorden te informeren voor zover mogelijk en de overige antwoorden op een later moment aan de Kamer te zenden?
Zie antwoord vraag 4.
De AT5 uizending "Voortvluchtige A. A. werd steeds crimineler" |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de AT5-uitzending waarin wordt gesproken over de onttrekking van A. A. aan het toezicht?1
Ja.
Is het waar dat A. A. zich heeft onttrokken aan het toezicht door zijn enkelbandje door te knippen? Zo nee, wat is er feitelijk gebeurd? Zo ja, welke procedure wordt in zo'n geval gevolgd?
Het klopt dat betrokkene zich heeft onttrokken aan het reclasseringstoezicht door zijn enkelband door te knippen. Door de enkelband te saboteren overtreedt een veroordeelde de voorwaarden die zijn verbonden aan zijn sanctie. Wanneer een enkelband wordt doorgeknipt komt hier direct een melding van binnen bij de reclassering, die daarop direct de opdrachtgever, het openbaar ministerie of de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), informeert. In principe leidt het doorknippen van een enkelband tot retourzending van het toezicht door de reclassering. De opdrachtgever beslist daarop welke reactie volgt op het niet naleven van de voorwaarden. In de onderhavige casus is volledig conform genoemde procedure gehandeld.
Welke acties zijn er ondernomen toen werd vernomen dat A. A. het enkelbandje had doorgeknipt? Had dit incident voorkomen kunnen worden?
Direct nadat de melding bij de reclassering binnenkwam is de opdrachtgever, DJI, hiervan op de hoogte gebracht. Daarop heeft DJI betrokkene in het opsporingsregister laten plaatsen.
In de onderhavige casus nam betrokkene deel aan een penitentiair programma. Elektronische controlemiddelen kunnen hierbij worden ingezet om te controleren of de veroordeelde zich aan de voorwaarden houdt. Helaas kan de inzet van deze middelen niet in alle gevallen incidenten voorkomen, ondanks adequaat handelen van de betrokken ketenpartners.
Hoe vaak onttrekken veroordeelden zich aan het toezicht door het doorknippen van een enkelbandje?
Het is in de afgelopen jaren slechts zeer incidenteel (2 à 3 keer per jaar) voorgekomen dat een veroordeelde de enkelband doorknipt en zich op die wijze onttrekt aan het toezicht door de reclassering. In alle gevallen krijgt de reclassering hier direct een melding van en wordt daaraan direct opvolging gegeven.
Het aantal verkeersdoden in 2012 |
|
Norbert Klein (50PLUS) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
In uw brief1 over het aantal verkeersdoden in 2012 schrijft u dat het aantal ouderen (65-plus) dat omkomt in het verkeer hoog blijft: 244 van de 650; kunt u aangeven wat u gaat doen om het aantal verkeersdoden van 65 jaar en ouder terug te dringen?
In september 2012 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd (kamerstuk 29 398 nr 340) over 23 extra maatregelen die ik samen met decentrale overheden, maatschappelijke organisaties en onderzoeksinstituten heb afgesproken om de verkeersveiligheid met fietsers en ouderen voorop, te verbeteren.
Bent u ook in overleg met de ouderenbonden en organisaties als Veilig Verkeer Nederland, de Fietsersbond en de ANWB om ook dit specifieke probleem aan te pakken? Zo niet, staat u daar voor open?
Ja. Sinds 2009 doe ik dat structureel met het programma «Blijf Veilig Mobiel» waarin 10 organisaties op landelijk niveau samenwerken om senioren te stimuleren langer veilig mobiel te blijven: ANBO, ANWB, CG-Raad, Fietsersbond, NVVS, Oogvereniging, PCOB, samenwerkende ROV’s, Unie KBO en Veilig Verkeer Nederland. Ik ondersteun het samenwerkingsverband inhoudelijk en financieel. Op de website www.blijfveiligmobiel.nl vindt u tips, tests en praktische informatie over verschillende soorten vervoer. Daarnaast brengen de betrokken organisaties de ontwikkelde informatie onder de aandacht van hun achterban.
Uit de cijfers komt naar voren dat meer dan de helft van het aantal verkeersdoden op de fiets een 65-plusser was; kunt u aangeven wat het aantal ongelukken met gewone fietsen en wat het aantal ongelukken met elektrische fietsen was?
De reguliere politieregistratie geeft hiervoor geen aparte cijfers. Daarom heb ik onderzoek naar ongevallen met de elektrische fiets laten uitvoeren door VeiligheidNL. Dit rapport is beschikbaar op de website van VeiligheidNL. Een van de conclusies is dat de kenmerken van een elektrische fietsongeval met senioren niet afwijken van de kenmerken voor fietsongevallen met senioren in het algemeen. Ook heb ik de SWOV opdracht gegeven tot een nadere dieptestudie naar ongevallen onder fietsende senioren. Deze resultaten verwacht ik eind 2013.
Bent u bereid om het voertuigreglement zodanig aan te passen dat fietsen voor ouderen veiliger wordt?
Auto’s worden steeds veiliger voor kwetsbare verkeersdeelnemers. Dat komt door Europese voertuigeisen en doordat de voertuigindustrie zelf auto's steeds veiliger maakt. De EuroNCAP rating (het systeem waarbij veiliger auto's meer sterren krijgen, tot maximaal 5) speelt hierbij een centrale rol. Het is voor auto's sinds 2009 niet mogelijk 5 sterren te behalen zonder bescherming voor kwetsbare verkeersdeelnemers te bieden. Ook Nederland draagt bij aan kennis om auto’s veiliger te maken voor kwetsbare verkeersdeelnemers. Zo heb ik met de ontwikkeling van de fietsersairbag een impuls gegeven. In november 2012 is het prototype gedemonstreerd.
Aanpassen van de Regeling Voertuigen is nog niet aan de orde. Daarvoor zijn deze technieken niet ver genoeg ontwikkeld. Daarnaast moet op Europese schaal draagvlak voor dergelijke verplichtingen zijn, omdat deze voertuigeisen altijd op Europese schaal worden vastgesteld.
Senioren kunnen zelf ook maatregelen nemen. Op mijn verzoek heeft de Fietsersbond in 2012 seniorvriendelijke fietsproducten getest zoals spiegels en trappers. De resultaten zijn door de partners van Blijf Veilig Mobiel onder de aandacht gebracht bij hun achterban.
In de bijlage bij uw brief wordt aangegeven dat er in 2012 doden als gevolg van een ongeluk met een gemotoriseerd invalidenvoertuig te betreuren vielen en dat het vaak ouderen zijn die bij dergelijke ongelukken om het leven komen; welke maatregelen wilt u nemen om dit aantal, en het aantal bestuurders van scootmobielen dat na een ongeval in het ziekenhuis belandt, terug te dringen?
Blijf Veilig Mobiel heeft een cursusboek «Scoot veilig» ontwikkeld en begin vorig jaar aan alle Nederlandse gemeenten aangeboden. Dit cursusboek biedt een gemeente materiaal om een cursus over het veilig gebruik van de scootmobiel te kunnen geven aan nieuwe en ervaren scootmobielgebruikers. Onlangs is de keuzewijzer scootmobiel ontwikkeld om particulieren en professionals te helpen bij het maken van de juiste keuze voor een scootmobiel. De keuzewijzer wordt door de Blijf Veilig Mobiel partners onder de aandacht gebracht bij de achterban.
Daarnaast heb ik VeiligheidNL opdracht gegeven onderzoek te doen naar ongevallen met scootmobielen. Dit onderzoek wordt voor de zomer afgerond.
Een waterproject in Israël |
|
Harry van Bommel |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kunt u aangeven of dit project van het Joods Nationaal Fonds (JNF) (mogelijk) nadelige gevolgen heeft voor de bedoeïenen in de regio? Is er een relatie tussen dit project of andere projecten van het JNF en de plannen die in Israël worden besproken om 30.000 bedoeïenen uit hun traditionele leefomgeving te verwijderen? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Uit navraag bij onder andere een in de belangen van bedoeïenen in de Negev-woestijn gespecialiseerde Israëlische mensenrechtenorganisatie blijkt dat het grondgebied waar het project wordt uitgevoerd niet betwist is en dat er geen bedoeïenen wonen. Ook ligt het project niet in het gebied waarop de genoemde Israëlische overheidsplannen betrekking hebben.
Ten aanzien van deze overheidsplannen geldt dat over het betrokken wetsvoorstel nog moet worden gestemd in het Israëlische parlement, de Knesset. Het is nog niet bekend wanneer dit zal gebeuren, noch of er voor dit wetsvoorstel een meerderheid bestaat in de Knesset. Nederland volgt dergelijke ontwikkelingen nauwgezet.
Kunt u aangeven of als gevolg van bebossingsprojecten van het JNF ruïnes van Palestijnse dorpen zijn verdwenen en dat weide- en landbouwgronden voor Palestijnen onbruikbaar zijn geworden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor de zogenaamde «Absentee Lands», gebieden die ooit aan Palestijnse vluchtelingen behoorden, heeft de Israëlische staat sinds zijn
oprichting nieuwe bestemmingen gevonden. KKL-JNF heeft onder meer op deze gronden bossen aangelegd met toestemming van de Israëlische overheid, die verantwoordelijk is voor het opstellen van bestemmingsplannen. De Israëlische staat heeft een regeling ingesteld ter compensatie van Palestijnse vluchtelingen aan wie dit land vroeger toebehoorde.
Deelt u de opvatting dat JNF Nederland een onwenselijke projectpartner voor prins Willem-Alexander is? Indien nee, waarom niet?
Er is geen sprake van een projectpartnerschap. Zie tevens het antwoord op vraag 2 (vragen van 24 april jl.) hierboven.
Het (voorbarig publiceren van het) advies omtrent etikettering van producten uit Joodse nederzettingen |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Deelt u de mening dat het etiketteren van Israëlische nederzettingenproducten een politiek besluit is, geboren uit frustratie over het nederzettingenbeleid, en geenszins te maken heeft met de juridische vereisten van het voorkomen van «consumentenmisleiding», daar de Nederlandse en Europese wetgeving omtrent misleiding resp. uit 1991 en 2000 stammen en tot voor kort het labellen van Joodse nederzettingenproducten nooit een issue was?
Er is geen sprake van een besluit tot specifieke etikettering van producten uit nederzettingen. Het gaat hier om het geven van voorlichting aan bedrijven over correcte etikettering van producten. Dat is een technische kwestie. Hiermee wordt gehoor gegeven aan een uitdrukkelijk verzoek van het Nederlandse bedrijfsleven om voorlichting over bestaande EU-regelgeving, alsmede aan afspraken gemaakt door de Raad van ministers van de EU in mei vorig jaar.
Zo nee, kunt u dan de koppeling uitleggen die de minister van Buitenlandse Zaken zelf maakte tijdens het PvdA Grote Midden-Oostendebat tussen enerzijds zijn frustratie over het nederzettingenbeleid en anderzijds zijn inzet om ervoor te zorgen dat Europese consumenten in de supermarkt aan etiketten kunnen zien dat ze in illegale nederzettingen zijn gemaakt, zodat ze weten wie ze daarmee ondersteunen?1
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het etiketteren van Israëlische nederzettingenproducten een discriminerend besluit is, aangezien dergelijke etikettering niet gebruikt wordt voor territoriale disputen zoals Tibet, Noord- Cyprus, Kahsmir, Kosovo et cetera? Zo nee, waarom niet?
De bestaande-EU regelgeving over het weergeven van de herkomst van producten geldt voor alle producten die in de EU worden geïmporteerd, ongeacht land van herkomst.
Kunt u toelichten waarom het op 6 maart 2013 door Agentschap NL gepubliceerde «Advies inzake herkomstetikettering voor producten uit door Israël bezette gebieden» binnen enkele dagen van de website Agentschap NL verwijderd werd?2
AgentschapNL heeft onbedoeld een concept advies op de website geplaatst, terwijl consultaties binnen de EU en nationale besluitvorming nog niet waren afgerond. Zodra deze vergissing is opgemerkt, is het concept advies van de website verwijderd.
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat de minister-president tegenover NOS aangaf dat minister «Timmermans de komende weken een voorstel zal doen aan de ministerraad», omtrent implementatie van de EU-raadconclusies, en het kabinet «er de komende weken nog nader over zal spreken», terwijl het Advies inzake herkomstetikettering via Agentschap NL al lang en breed de deur uit was?3
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u voorts aangeven of de minister-president foutief geïnformeerd was, daar hij ten onrechte tegenover NOS stelde dat Duitsland producten uit nederzettingen labelt?
De minister-president doelde op Denemarken, dat, evenals het VK, een advies aan Deense supermarkten heeft uitgebracht over correcte etikettering van producten uit nederzettingen.
Is het waar dat het advies nog in de conceptfase was, zoals Haaretz stelt4, en dus voortijdig op de website Agentschap NL is gepubliceerd? Zo ja, hoe heeft dit kunnen gebeuren en welke actie heeft u ondernomen richting het Nederlandse bedrijfsleven om dit te rectificeren, daar de inhoud van het advies nog steeds vindbaar is op websites als afg.nl ?
Zie de beantwoording op vragen 4 en 5.
AgentschapNL heeft de Nederlandse brancheorganisaties verzocht het bericht, indien reeds overgenomen, te verwijderen van hun websites.
Bent u bereid te onderzoeken of het voorbarig publiceren van het advies een negatief effect heeft gehad op de import en verkoop van Israëlische producten? Zo nee, waarom niet?
Ik zie hiertoe geen aanleiding.
Deelt u de overtuiging dat het moreel en historisch gezien verwerpelijk is de «verboden te kopen bij Joden-oproep» van radicale organisaties (zoals de ook in Nederland actieve BDS) te faciliteren door middel van gewijzigde etikettering? Zo nee, waarom niet?
Ik acht een dergelijke kwalificatie niet gepast voor het geven van voorlichting aan het Nederlandse bedrijfsleven over bestaande Europese regelgeving.
Bent u ervan op de hoogte dat president Abbas meermaals heeft gezegd dat er geen Jood in het toekomstige Palestina mag wonen, terwijl er in Israël miljoenen Arabieren wonen?5 Deelt u de mening dat Joden overal ter wereld moeten kunnen wonen, dus ook in Judea en Samaria? Zo ja, hoe rijmt u dit met het ontmoedigen van het kopen van hun producten?
Nee. Verder ben ik van mening dat discriminatie op basis van etnische afkomst of religieuze overtuiging te allen tijde ongeoorloofd is.
Kunt u de breuk toelichten met de beleidslijn van het vorige kabinet, die omvatte dat handelssancties niet als middel gebruikt dienen te worden om het Midden-Oosten Vredesproces te beïnvloeden?6
Zoals hierboven betoogd is er geen sprake van een handelssanctie. Er is ook geen sprake van een breuk met de beleidslijn van het vorige kabinet: het EU-besluit van mei 2012 om bestaande EU-regelgeving die van toepassing is op producten uit Israëlische nederzettingen strikter te handhaven is genomen ten tijde van het vorige kabinet.
Deelt u de mening dat speciale etikettering van nederzettingenproducten indruist tegen het WTO-verdrag dat stelt dat labeling geen onnodige obstakels voor internationale handel mag vormen?7 Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van speciale etikettering van nederzettingenproducten. De EU-regelgeving betreffende etikettering is niet in strijd met het WTO verdrag.
Bent u bereid, alvorens advies uit te brengen aan de ministerraad in het kader van zorgvuldigheid, in gesprek te gaan met de niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) die, omdat zij het etiketteren niet steunen, uitgesloten werden van de EU conferentie, alsook met de Manufacturers Association of Israël?8 Zo nee, waarom niet?
De reactie van de VN Speciaal Rapporteur voor de zgn. Palestijnse gebieden |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht «VN-rapporteur Richard Falk weer onder vuur» n.a.v. diens publicatie «A commentary on the Marathon Murders»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer kwalijk en verwerpelijk is dat Richard Falk de Boston-aanslagen vergoelijkt met de stelling «dat Amerika Israël teveel steunt»?
De Nederlandse regering verwerpt iedere vergoelijking van terroristische aanslagen.
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere vragen over vergoelijking van terreurdaden door Richard Falk, waarin u stelde dat Speciaal Rapporteurs op een integere, onpartijdige en verantwoordelijke manier invulling dienen te geven aan hun mandaat?2
Ja.
Deelt u de mening dat Richard Falk voor de zoveelste maal bewijst absoluut niet onpartijdig te staan in het Israëlisch-Arabisch conflict door o.a. de Israëlische premier Netanyahu te kwalificeren als «oorlogszuchtig», terwijl het toch juist Hamas-leiders zijn die genocidale oorlogstaal bezigen?
Ik acht de gebruikte kwalificatie ongepast. De uitlatingen van de heer Falk komen voor zijn rekening.
Wilt u aan de VN kenbaar maken dat Nederland Richard Falk niet langer als onpartijdig, integer en professioneel Rapporteur beschouwt? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds toegezegd aan uw Kamer, zal Nederland in EU-verband in de reguliere dialoog met de heer Falk de manier waarop Speciaal Rapporteurs hun mandaat dienen in te vullen aan de orde stellen.
Onderschrijft u het oordeel van de Amerikaanse ambassadeur bij de VN, Susan Rice, dat het tijd is dat Richard Falk uit de functie van VN Speciaal Rapporteur wordt ontheven?3 Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit te bevorderen?
Zie antwoord vraag 5.
Dossier Stortplaats van de Stentor |
|
Henk van Gerven |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Kent u het Dossier Stortplaats van de Stentor?1
Ja.
Herkent u de bodemverontreinigingen in en om stortplaatsen in Apeldoorn die in het Dossier Stortplaats worden beschreven? Zo ja, hoe en wanneer worden die verontreinigingen gesaneerd?
Het gaat hier om voormalige stortplaatsen, ook wel aangeduid als NAVOS-stortplaatsen (NAzorg VOormalige Stortplaatsen). Dit zijn oude stortplaatsen waar sinds 1 september 1996 niet meer is gestort. Uitvoering en handhaving van de Wet bodembescherming (Wbb) is gedecentraliseerd naar provincies en rechtstreekse gemeenten. De provincie Gelderland, als zijnde bevoegd gezag Wbb, heeft aangegeven dat deze bodemverontreinigingen bekend zijn en dat de betreffende NAVOS-stortplaatsen geen risico’s opleveren voor volksgezondheid en milieu. Soms worden bepaalde NAVOS-stortplaatsen ook aangepakt in het kader van ontwikkeling van het gebied waarbinnen deze stortplaats ligt. De Vellert in Apeldoorn is daar een voorbeeld van.
Worden drinkwaterbronnen in de omgeving van Apeldoorn bedreigd door uitlogen van bodemverontreiniging uit de storten «Gat van Zevenhuizen» en «Imbosweg Loenen»? Hoe en door wie wordt dit gecontroleerd?
Nee. De provincie geeft aan dat onderzoeken, waaronder Lekker Water 20102, hebben aangetoond dat er geen bedreiging is voor de drinkwaterwinning en er derhalve geen aanvullende maatregelen nodig zijn. Hoewel er op grond van milieuhygiënische criteria geen aanleiding is om deze locaties te blijven monitoren, blijft Vitens, met het oog op de waterwinning, de kwaliteit van het grondwater periodiek meten.
Onderschrijft u ook de uitspraak dat de situatie in Apeldoorn model staat voor vele andere stortplaatsen in Nederland? Zo nee, waarom niet en hoe weet u dat zeker? Zo ja, waar komt dit dan nog meer voor en welke maatregelen treft u?
Ja. In vrijwel elke Nederlandse gemeente komen NAVOS-stortplaatsen voor. Afhankelijk van de verontreinigingsituatie van de individuele NAVOS-stortplaats kan dat betekenen dat sanerings- en of beheersmaatregelen zijn of worden opgelegd door bevoegd gezag, dan wel dat monitoring op regelmatige basis (bijvoorbeeld jaarlijks of vijfjaarlijks) plaatsvindt.
Hoeveel stortplaatsen zijn er in Nederland die aan de onderkant geen afdekking kennen en waar uitloging van verontreiniging plaats kan vinden?
Voor alle NAVOS-stortplaatsen geldt dat er geen onderafdichting is aangebracht. In de periode 1999–2003 hebben de provincies in het kader van het project NAVOS een inventarisatie uitgevoerd van de meeste bekende voormalige stortplaatsen. In de brief van Minister Cramer aan uw Kamer van 9 maart 2009 (vergaderjaar 2008–2009, 30 015, nr. 294) wordt opgemerkt dat: «Uit de onderzoeken blijkt dat van de ongeveer 4.000 voormalige stortplaatsen bij slechts zo’n 6% sprake is van een verdere aantasting van het grondwater». Inmiddels zijn op veel van deze locaties maatregelen getroffen, vergelijkbaar met die genoemd bij antwoord 4.
Heeft u een actueel overzicht van de verspreiding van vervuiling rond stortplaatsen? Zo nee, bent u bereid de actuele stand van verontreiniging rond stortplaatsen in kaart te brengen?
Vanwege de decentralisatie van de verantwoordelijkheid voor NAVOS-stortplaatsen zijn bij het Ministerie geen actuele gegevens op landelijk niveau beschikbaar over de huidige stand van zaken rond de aanpak van deze stortplaatsen. Het Ministerie onderhoudt contacten met bevoegd gezag en er zijn geen signalen van grote problemen met NAVOS-stortplaatsen op dit vlak.
Hoe wordt ondervangen dat er bij controle en toezicht te makkelijk van wordt uitgegaan dat verontreiniging minder wordt terwijl slechts vertraging in de verspreiding optreedt doordat stoffen bijvoorbeeld tijdelijke verbindingen aangaan?
Indien door het bevoegd gezag op grond van onder meer het NAVOS-onderzoek is geconcludeerd dat er geen aanleiding bestaat om direct maatregelen te nemen, dan kan de uitvoering van vervolgonderzoek of het treffen van maatregelen op een natuurlijk moment plaatsvinden, bijvoorbeeld in het kader van gebiedsontwikkeling. Daarnaast kan het voorkomen dat het bevoegd gezag Wbb in het kader van de beschikking ernst en spoed voor een individuele locatie een beoordeling heeft gemaakt van onder meer de aard, omvang en verspreidingrisico’s van de verontreinigingen. In deze situatie worden eventueel noodzakelijke maatregelen hierop afgestemd. Ik heb vooralsnog geen reden om de effectiviteit van het huidige toezicht en de controle op dit terrein in twijfel te trekken. Zie ook antwoord 4 en 8.
Voor hoeveel generaties in de toekomst is de bescherming van volksgezondheid en milieu rond stortplaatsen bedoeld? Hoe wordt ondervangen dat in de loop der jaren verloedering in toezicht en controle plaatsvindt?
Om blijvend aandacht te hebben voor bodemverontreiniging heeft het bevoegd gezag in Gelderland in 2009 het project «Beheer en nazorg bodemverontreiniging» gestart. De provincie heeft hiervoor een systematiek van toezicht op beheer en nazorg van bodemverontreiniging opgesteld. Deze systematiek van toezicht is inmiddels overgenomen in landelijk beleid (Handhavings- en Uitvoeringsmethodiek Wbb), die de leidraad is voor toezicht en controle.
Ik heb vooralsnog geen reden om de effectiviteit van het huidige toezicht en de controle op dit terrein in twijfel te trekken.
De drama’s in de textielindustrie in Bangladesh |
|
René Leegte (VVD) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de berichten «Ploumen: drama Bangladesh geen incident» en «Brand zet C&A op scherp»?1
Ja.
Kunt u aangeven welke Nederlandse bedrijven producten laten maken in de fabriek die is ingestort? En heeft u contact gehad met deze bedrijven na het drama?
Volgens de Nederlandse brancheorganisaties voor textiel zijn er geen Nederlandse bedrijven bekend die producten laten maken in de fabriek die is ingestort.
Deelt u de opvatting dat extra regelgeving naast de OESO-richtlijnen voor Nederlandse bedrijven die produceren in Bangladesh, niet direct een oplossing is, omdat er hierdoor minder investeringen richting Bangladesh zullen gaan, zeker vanuit de kleinere Nederlandse bedrijven?
Ik ben van mening dat extra Nederlandse regelgeving geen oplossing is voor de problematiek verbonden aan de arbeidsomstandigheden in Bangladesh. Wanneer de Bengaalse overheid beter toe gaat zien op de naleving van wet- en regelgeving, zal dit de meest effectieve oplossing zijn. Daarnaast kunnen Nederlandse bedrijven verbeteringen bewerkstelligen door hun invloed in de keten aan te wenden voor het verbeteren van arbeidsomstandigheden.
Deelt u de mening van het Business Social Compliance Initiative dat er weliswaar nationale regels zijn voor brand- en bouwveiligheid van fabrieken, maar dat die niet worden nageleefd en dat er door de nationale en lokale overheid niet op naleving wordt gecontroleerd?
Het is juist te stellen dat er voor de brand- en bouwveiligheid van fabrieken voldoende regelgeving bestaat, maar dat de handhaving van deze regels te wensen overlaat. Dit is deels te wijten aan een capaciteitsprobleem van de overheid (gebrekkige kennis en te weinig inspecteurs), maar ook corruptie is een probleem. Langere tijd heeft naleving geen prioriteit gehad bij de overheid in Bangladesh.
Mentaliteitsverandering bij de overheid ten aanzien van de urgentie om arbeidsomstandigheden en -veiligheid te verbeteren van arbeiders in de textielsector gaat geleidelijk. Dit proces is de laatste jaren op gang gekomen onder toenemende druk van onder andere de media, buitenlandse afnemers, overheden en maatschappelijk middenveld.
Welke rol ziet u voor de Nederlandse overheid richting landen als Bangladesh om te zorgen dat er de overheid aldaar verantwoordelijkheid neemt voor het opstellen, maar vooral het naleven van regels inzake brand- en bouwveiligheid en om overtreders van die regels te straffen?
Met het oog op de EU als voornaamste afzetmarkt van de textielsector in Bangladesh trekt Nederland gezamenlijk op met andere EU- landen. De Nederlandse ambassadeur intervenieert gezamenlijk met andere EU- ambassadeurs richting de Bengaalse overheid om kwesties als brand- en bouwveiligheid bij de overheid aan de orde te stellen. Ook trekken de EU- ambassadeurs gezamenlijk op om alle betrokken partijen, waaronder Bengaalse overheid, werkgeversorganisaties, vakbonden, internationale afnemers en fabriekseigenaren, op hun verantwoordelijkheid te wijzen.
De Nederlandse ambassade in Bangladesh gaat zich extra inzetten voor verbetering van arbeidsomstandigheden in de kledingsector. Nederland zal, samen met de Bengaalse Staatsecretaris voor Handel, de lokale donorgroep voor private sectorontwikkeling voorzitten. Deze groep zal alle donorinspanningen voor veilige arbeidsomstandigheden in de textielsector in Bangladesh gaan inventariseren, coördineren en monitoren. Een inventarisatie van bestaande MVO-activiteiten en afspraken in de kledingsector is reeds uitgevoerd. Eén van de initiatieven is gericht op versterking van de reguliere arbeidsinspectie.
Een ander belangrijk recent initiatief is het Bangladesh Fire and Building Safety Accord waaraan steeds meer internationale modemerken zich committeren. Om overlap te voorkomen en synergie te vergroten tussen bestaande en nieuwe activiteiten, is de Nederlands-Bengaalse coördinatie van groot belang. Ook zal de donorgroep vinger aan de pols houden inzake de voortgang en te behalen resultaten. Nederland als voorzitter van de groep zal de politieke dialoog namens alle landen voeren met de overheid en werkgeversorganisaties.
Nederland zal als donor ook zelf gaan bijdragen door 9 miljoen euro beschikbaar te stellen voor het verbeteren van de werkomstandigheden in de kledingfabrieken in Bangladesh. Het voorgenomen project is ter aanvulling van het Better Work project, een grootschalig project van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) en de International Finance Corporation voor naleving van arbeidsrechten, dat naar verwachting binnenkort van start zal gaan. De ambassade gaat het nieuwe project vormgeven met aanvullende financiële bijdragen van de internationale modemerken, zoals de ambassade ook gedaan heeft met een MVO waterzuiveringsprogramma in de textielsector. Mijn ministerie is in gesprek met de Nederlandse textielsector over hoe zij gaat deelnemen aan de Nederlandse inspanning in Bangladesh. De sector heeft voor dit doel 5 miljoen euro beschikbaar gesteld.
Tot slot draagt Nederland reeds bij aan een aantal samenwerkingsprojecten in de textielsector waar ook de Bengaalse overheid bij betrokken is. Nederland heeft 200.000 euro toegezegd aan de ILO ter uitvoering van het Nationaal Actieplan Brandveiligheid in Bangladesh naar aanleiding van de brand eind vorig jaar in de Tazreen fabriek en ruim 20.000 euro aan het Duitse Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ) voor acute noodhulp ten behoeve van de slachtoffers van de in april jl. ingestorte Savar fabriek.
Klopt het bericht dat het gemeentebestuur van Dhaka aangifte heeft gedaan tegen de eigenaren van het bedrijf?
Voor zover de ambassade na kan gaan, heeft de Bengaalse overheid aangifte gedaan tegen de eigenaar van het gebouw. Ook de eigenaren van de vijf kledingfabrieken die zich in het complex bevonden, zijn door de overheid aangeklaagd.
Deelt u de mening dat Nederland het juridische proces in Bangladesh moet respecteren voordat het zelf met nieuwe maatregelen en regels komt?
Ja, deze mening deel ik. De eerste verantwoordelijkheid voor het handhaven van
nationale regels voor brand- en bouwveiligheid van fabrieken in Bangladesh ligt bij de Bengaalse overheid.
Is het waar dat de Nederlandse overheid deelneemt aan een dialoog van de Nederlandse brancheorganisaties in de textielsector, VGT, CBW-MITEX en MODINT, die gericht is op zelfregulering om misstanden in de textielsector aan te pakken? Zo ja, wat is het doel van die dialoog en wat zijn uw verwachtingen?
Ja, de Nederlandse overheid neemt deel aan de stakeholderdialoog van de Nederlandse textielsector. Doel van de dialoog is te komen tot een actieplan dat is gericht op verbeteringen in de keten van de textiel- en kledingindustrie. Concrete werkzaamheden binnen dit overleg zijn het gezamenlijk vaststellen van de belangrijkste problemen in de textielketen, de gewenste aanpak van deze problemen en afspraken over wie, wat, waar en hoe een bijdrage zal leveren aan de uitvoering van het actieplan. Uiteraard wordt hierbij waar dit kan, aangehaakt bij reeds bestaande internationale initiatieven. De textielsector zal op haar MVO-congres «Groen is de rode draad» op 20 juni het actieplan presenteren.
Ik heb waardering voor de inzet en initiatieven van de Nederlandse textielsector en voor de rol die maatschappelijke organisaties vervullen ook bij het agenderen van problemen. Alleen met alle partijen samen kunnen we tot een effectieve oplossing komen. Ik verwacht dat het actieplan ambitieuze en afrekenbare doelstellingen bevat om MVO-kwesties in de textielketen aan te pakken en te verbeteren.
Deelt u de opvatting dat zelfregulering en bedrijfsinitiatieven zoals BSCI en de Fair Wear Foundation goede manieren zijn om dit soort drama’s in de toekomst te voorkomen?
Ja. Door samen te werken in initiatieven als BSCI en de Fair Wear Foundation kunnen bedrijven onderling informatie delen en creëren zij meer invloed in de keten om verbeteringen van arbeidsomstandigheden te bewerkstelligen. Maar dit is niet voldoende. Wanneer de Bengaalse overheid beter toe gaat zien op de naleving van wet- en regelgeving, zal dit de meest effectieve oplossing zijn. Ook de internationale gemeenschap speelt een rol; bij het vaststellen en toezien op internationale standaarden en het verlenen van financiële en technische assistentie.
Aangezien u bij meerdere gelegenheden hebt aangegeven dat het Nederlandse bedrijfsleven een koploperspositie heeft daar waar het aankomt op internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, deelt u de mening dat striktere nationale regels die koploperspositie negatief beïnvloeden en dat er altijd Europese, maar liever nog internationale samenwerking gezocht moet worden?
Ik ben van mening dat Europese en internationale samenwerking essentieel is in het vormgeven van beleid op het vlak van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik wil het onderwerp in overleg met Commissaris Barnier een plek geven op de Europese (handels)agenda.
Kunt u deze vragen vóór het algemeen overleg op 23 mei over uw nota beantwoorden?
Ja.
De Haagse spionagekastjes |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht dat in de Haagse Schilderswijk op verschillende plaatsen kasten, voorzien van HD-camera’s, UMTS-modems en andere opname-apparatuur, in de publieke ruimte zijn aangetroffen?1
Ja.
Door wie, onder wiens gezag en met welk doel is deze apparatuur geplaatst? Is het Haagse college burgemeester en wethouders en de gemeenteraad hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
De apparatuur is door de politie met toestemming van de officier van justitie van arrondissementsparket Den Haag geplaatst ter observatie in verband met een opsporingsonderzoek naar vermogenscriminaliteit. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag is niet geïnformeerd over deze inzet van de opsporingsbevoegdheden. Daartoe bestaat geen wettelijke plicht, noch heeft het gemeentebestuur of de gemeenteraad een wettelijke bevoegdheid in het kader van de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen.
Zijn er nog meer van dit soort kasten geplaatst? Zo ja, waar en zijn hierbij de voorgeschreven besluitvormingsprocedures gevolgd?
Wanneer in een opsporingsonderzoek de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen noodzakelijk wordt geacht, zal het Openbaar Ministerie dat doen met inachtneming van de daarvoor geldende regels. Per opsporingsonderzoek zal dit besluit door de officier van justitie worden genomen. Er is geen algeheel overzicht beschikbaar van de in dat kader geplaatste kasten en/of opnameapparatuur.
Deelt u de mening dat dit soort stiekeme handhavingsinstrumenten zich slecht verhoudt tot de uitgangspunten van een democratische rechtstaat en het publieke vertrouwen in de integriteit van de handhaving ondergraaft? Zo nee, waarom niet?
Er is hier geen sprake van de inzet van opnameapparatuur en of -kastjes als handhavingsinstrument. In dit geval is met toestemming van het Openbaar Ministerie als bevoegd gezag de betreffende apparatuur ingezet ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek. Van spanning met de uitgangspunten van de democratische rechtstaat is derhalve geen sprake.
Het bericht ‘EU will anbau von obst und gemuese gaerten verbieten’ |
|
Jaco Geurts (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht «EU will anbau von obst und gemuese gaerten verbieten»1?
Ik ben bekend met genoemd bericht.
Deelt u de analyse dat deze voorstellen gaan leiden tot het aan banden leggen en reguleren van kleinschalige productie zoals stadslandbouw en volkstuinen?
De Europese Commissie heeft op 6 mei jl. voorstellen gepresenteerd ten aanzien van plant- en diergezondheid, de handel in teeltmateriaal en de officiële controles op deze terreinen. De stelling dat tuinieren alleen nog mag met door Europa toegelaten zaaizaad, dat de Europese Commissie land- en tuinbouwers zou willen verplichten standaard zaadgoed te gebruiken ten koste van oude en traditionele rassen, en hobbytuiniers zou willen verbieden zelfgekweekt zaaigoed te ruilen, blijkt bij eerste lezing niet uit de voorstellen. En is ook niet de gewenste richting zoals de Europese Commissie voor ogen heeft.
Het in de door de Europese Commissie gedane voorstel van het vrijstellen van registratierechten voor kleine telers lijkt mij een goede zaak te zijn. Dat voor oude en traditionele rassen slechts lichte registratievoorschriften worden voorgesteld, wil ik nader bezien met het oogpunt van vereenvoudiging en voorkomen van administratieve lasten.
Conform afspraak met de Tweede Kamer zal het kabinet zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 6 weken middels een zogenaamd BNC-fiche zijn standpunt over deze voorstellen toezenden. Voor mij staat voorop bij de verdere beoordeling dat er geen negatieve effecten mogen zijn voor productie in volkstuinen en (buurt)moestuinen. Los daarvan zal ik me er ook voor inzetten dat het belang van traditionele rassen en de belangen van de biologische landbouw op een goede manier zullen worden geborgd in het voorstel.
Deelt u de analyse dat specifieke zaden van bijzondere groenten hiermee verboden worden?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat kleinschalige productie, zoals stadslandbouw, volkstuinen en buurtmoestuinen, gevrijwaard moet blijven van overbodige regelgeving en lastendruk? Op welke wijze zult u garanderen dat dit geregeld gaat worden?
Zie antwoord vraag 2.
Het bereikte akkoord over crisismaatregelen in de binnenvaart in België |
|
Albert de Vries (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht over het bereikte akkoord tussen de Belgische overheden en de binnenvaartsector over het opstarten van de procedure «structurele marktverstoring» bij de Europese Unie?1
Ja. Ik voeg hieraan toe ook ermee bekend te zijn dat de Belgische overheden – anders dan aangegeven in het bereikte akkoord – op 26 april jl. nog geen formele aanmelding gedaan hebben bij de Europese Commissie omdat het voor te leggen dossier nog aanvulling behoeft overeenkomstig de bepalingen van de Richtlijn 96/75/EU. Wel is op de genoemde datum een brief naar de Commissie gestuurd met het verzoek om, vooruitlopend op de formele aanmelding, zo spoedig mogelijk een vergadering van het binnenvaartcomité conform Richtlijn 91/672/EU bijeen te roepen om de ontwikkelingen in de binnenvaart in de verschillende landen in kaart te brengen en te verkennen of een crisismelding op steun kan rekenen en er bereidheid bestaat om op EU-niveau maatregelen te overwegen.
Wat is uw visie op het Belgische pakket aan crisismaatregelen voor de binnenvaartsector?
Ik heb mijn Belgische ambtsgenoten al laten weten dat ik het Belgische initiatief om de crisis aan te melden bij de Europese Commissie zal steunen. Daarnaast heb ik met instemming ervan kennis genomen dat ook België binnen de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) de toepassing van de zogenaamde Overgangsbepalingen voor technische voorschriften kritisch wil bezien. De Nederlandse inzet om voor de meest kritische bepalingen tot voor de sector beter werkbare en goedkopere alternatieven te komen, kan hiermee in de CCR hopelijk op meer steun rekenen. Vanwege het internationale karakter van de binnenvaartmarkt ben ik voor wat betreft het koninklijk besluit om op nationaal niveau dumping tegen te gaan van mening dat regelgeving die de mededinging en prijsvorming in het goederenvervoer over binnenwateren raakt, op Europees niveau overwogen moet worden. Overigens is een definitief oordeel eerst mogelijk als de aangekondigde uitwerking van dit onderdeel van het akkoord beschikbaar is. De uitkomsten van een beoordeling van de concurrentiepositie van de Belgische vloot en hiermee mogelijk verband houdende vormen van vermeende oneerlijke concurrentie, zie ik met belangstelling tegemoet.
Bent u inmiddels ver genoeg gevorderd met de gesprekken met de Nederlandse binnenvaartsector en de betrokken banken om tot een breed gedragen pakket van crisismaatregelen voor de binnenvaartsector te komen?
In vervolg op het Algemeen Overleg zee- en binnenvaart op 6 februari 2013 heb ik bij het Transitiecomité Binnenvaart aangedrongen om het onderling overleg over mogelijke crisismaatregelen voortvarend voort te zetten en te pogen om zo spoedig mogelijk tot resultaten te komen. In de loop van maart zijn ook gesprekken tussen de binnenvaartsector en de banken gestart. Gesprekken worden gevoerd onder leiding van de door mij aangestelde voorzitter van het Transitiecomité Binnenvaart, de heer A. Kraaijeveld. De gesprekken concentreren zich op een mogelijke aanpak van de problemen in de droge ladingvaart met grote schepen (> 2000 ton). Zoals eerder aangegeven blijf ik van oordeel dat het aan de sector zelf is om met voorstellen te komen die op voldoende breed draagvlak kunnen rekenen, op korte termijn effectief zijn en passen binnen (Europees en nationaal) mededingingsrecht. Wel blijf ik bereid mee te denken en voorstellen van de sector constructief te bezien. Overeenkomstig mijn antwoord in het VAO van 14 maart jl. op de motie De Vries (Kamernummer 31 409, nr. 50) zal ik mij samen met de sector ook inspannen om het gesprek met de Europese Commissie aan te gaan over een mogelijke Europese aanpak van de crisis in de binnenvaart. Met de voorgenomen crisismelding door België is de context van het voorgenomen overleg met de Commissie vanzelfsprekend gewijzigd. Van belang is nu vooral dat in het komende overleg op Europees niveau naar aanleiding van de Belgische crisismelding een breed gedragen Nederlandse inbreng wordt voorbereid. Het overleg met de sector hierover is gaande.
Heeft u de intentie om aansluiting te zoeken bij het initiatief van de Belgische overheden om de binnenvaart bij de Europese Commissie aan te melden als een sector waar de markt structureel verstoord is?
Zoals reeds gemeld in het antwoord op de vraag 1, heb ik mijn Belgische collega’s steun toegezegd voor het initiatief om de crisis aan te melden bij de Europese Commissie.
Deelt u de mening dat de kans van slagen van crisismaatregelen voor de sector aanmerkelijk toeneemt als lidstaten in deze procedure gezamenlijk optreden?
Ja. Overeenstemming tussen de Lidstaten onderling en binnen de verschillende geledingen van de Europese binnenvaartsector is een belangrijke overweging voor de Europese Commissie in haar oordeel over de voorgenomen Belgische crisismelding.
Bent u bereid om ook uw collega's van Duitsland en Frankrijk te verzoeken zich aan te sluiten?
Mijn Duitse ambtsgenoot heb ik in een bespreking op 23 april jl. al opgeroepen om het Belgische initiatief om de crisis aan te melden bij de Europese Commissie te ondersteunen. Indien nodig en door België gewenst, ben ik bereid om samen met de verantwoordelijke bewindspersoon in België ook Frankrijk met hetzelfde verzoek te benaderen. Overigens zullen alle relevante EU-landen vertegenwoordigd zijn in het komende overleg in het binnenvaartcomité, op korte termijn te houden op uitnodiging van de Europese Commissie.
Het bericht “België werkt aan verbod op dumpvrachten” |
|
Farshad Bashir |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat is uw mening over het voornemen van de Belgische staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie, Mobiliteit en Staatshervorming om deze week te gaan werken aan een Koninklijk Besluit tegen het varen beneden de kostprijs in de binnenvaart?1
Ik heb kennis genomen van het voornemen om in België per koninklijk besluit het varen tegen «ongeoorloofd lage prijs» tegen te gaan. Ik heb eveneens kennis genomen van het voornemen van de Staatssecretaris voor Mobiliteit om binnen een termijn van 60 dagen uitwerking te geven aan dit besluit wat betreft controle en handhaving alsmede sancties en boetes. Omdat de nadere uitwerking nog moet plaatsvinden, is het nu niet mogelijk een afgewogen oordeel te geven over de inhoud van deze voorgenomen maatregel. Zoals aangegeven tijdens het Algemeen Overleg zee- en binnenvaart op 6 februari 2013, hecht ik groot belang aan de handhaafbaarheid van wettelijke maatregelen. Ook hecht ik groot belang aan de mededingingsrechtelijke houdbaarheid van maatregelen die raken aan de principes van vrije marktwerking, prijsvorming en concurrentieverhoudingen. Ten aanzien van voorstellen in deze richting ben ik ten principale van oordeel dat deze op Europees niveau overwogen moeten worden, en niet nationaal. De binnenvaart heeft immers per definitie een internationaal karakter. Ik zal derhalve bij mijn Belgische ambtsgenoten erop aandringen deze voorstellen in te brengen in het komende overleg op Europees niveau over de binnenvaart in het kader van de Belgische crisismelding.
Waarom heeft u meerdere malen aangegeven dat het verbod om onder de kostprijs te varen niet mogelijk is binnen de richtlijnen van de Europese Unie, terwijl genoemde Belgische staatssecretaris dit wel op korte termijn lijkt te kunnen invoeren?
Anders dan gesteld in de vraag heb ik eerder aangegeven van oordeel te zijn dat het hanteren van bodemtarieven in de binnenvaart mededingingsrechtelijk niet geoorloofd is, met name vanwege Richtlijn 96/75/EU over bevrachting en prijsvorming in de binnenvaart. Hiervoor verwijs ik naar mijn brief van 30 januari 2013 (Kamerstuk 30 523 nr. 73), alsook naar hetgeen ik naar voren heb gebracht tijdens het Algemeen Overleg op 6 februari. Naar ik begrijp is het niet het voornemen van de Belgische regering om bodemtarieven wettelijk te regelen. Over een verbod tot varen onder de kostprijs heb ik in genoemde brief gewezen op de bestaande bepalingen ter zake in het Wetboek Vervoer in Frankrijk, welke overigens – naar ik heb begrepen – nog nooit tot een veroordeling geleid hebben. Invoering op korte termijn van bedoeld verbod in België is eerst aan de orde als de nadere uitwerking van regelgeving beschikbaar is en wettelijke voorbereiding is afgerond.
Bent u het eens met de stelling dat het gezien de huidige situatie in de binnenvaart verstandig is om ook in Nederland een dergelijk verbod in te voeren? Zo ja, op welke termijn kunnen we dit verwachten? Zo nee, wat is hier dan de reden van?
Zoals ik in antwoord 1 heb aangegeven, vind ik verder dat voorstellen die raken aan de beginselen van vrije marktwerking, prijsvorming en concurrentieverhoudingen primair op Europees niveau besproken dienen te worden. Bovendien moeten maatregelen effectief, proportioneel en handhaafbaar zijn. Ik zal mijn Belgische ambtsgenoten oproepen hun uitgewerkte voorstellen hiertoe in het overleg op Europees niveau in te brengen.
Het bericht “EU diplomats to spend more on salaries, less on security” |
|
Mark Verheijen (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht «EU diplomats to spend more on salaries, less on security»?1
Ja.
Gaat de kostenstijging voor personeel van de diplomatieke dienst vooral naar verhoging van salarissen en arbeidsvoorwaarden?
De inhoud van het bericht kan niet bevestigd worden. De bedragen die daarin genoemd worden zijn kennelijk afkomstig uit de ontwerpbegrotingen voor de EDEO en het Europees Parlement voor 2014. Deze zijn nog niet beschikbaar voor de Raad en worden pas openbaar met de publicatie door de Europese Commissie van de ontwerp EU-begroting voor 2014. Dat voorstel wordt de komende weken verwacht. Vervolgens zal de Raad daarover een standpunt formuleren. Het kabinet zal de Kamer daarover te zijner tijd informeren.
Wat zijn de «mandatory salary hikes» waar over wordt gesproken?
Zie antwoord vraag 2.
Gaat de kostenstijging voor personeel van de diplomatieke dienst naar het aanstellen van nieuw personeel? Wordt dit personeel van buiten aangetrokken of intern herplaatst?
Zie antwoord vraag 2.
Waar zit de gewenste kostenstijging van 3,6% van het Europees Parlement in?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe komt het dat de lonen van ambtenaren van de Europese diplomatieke dienst zo schrikbarend hoog liggen? Vindt u dit wenselijk?
Het aandeel ambtenaren in hogere schalen (vanaf AD 12) is bij de EDEO inderdaad hoger dan bijvoorbeeld bij de Europese Commissie of de Raad. Dit hangt mede samen met de specifieke structuur van de EDEO (externe vertegenwoordigingen) en het brede werkterrein en verantwoordelijkheden van de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid. Daarnaast is sprake van een erfenis aan hogere schalen uit onderdelen van de Commissie en het Raadssecretariaat die in de EDEO zijn samengebracht.
In algemene zin is de inzet van het kabinet er op gericht om via de lopende herziening van het EU-ambtenarenstatuut de arbeidsvoorwaarden voor Europese ambtenaren te versoberen en meer in lijn te brengen met die in de lidstaten.
Hoe komt het dat het aantal «top-earners» bij de diplomatieke dienst naar verhouding zo veel hoger ligt dan bij andere instellingen van de commissie?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke toelagen hebben in het buitenland werkzame ambtenaren van de diplomatieke dienst van de Europese Unie recht?
EU-ambtenaren die werkzaam zijn in een derde land komen in aanmerking voor specifieke toelagen vanwege woon- en werkomstandigheden. Deze regelingen zijn opgenomen in het EU-ambtenarenstatuut, Annex 10 en betreffen o.a. een vergoeding voor lokale levensomstandigheden (gezondheidszorg, veiligheid, klimaat en mate van isolement), een vergoeding in verband met persoonlijke risico’s (in specifieke gevallen), scholing en een koopkrachtcorrectie. Daarnaast wordt in bepaalde gevallen voorzien in onkostenvergoedingen voor bijvoorbeeld vervoer of hoge ziektekosten. Deze toelagen zijn een aanvulling op de toelagen voor niet-uitgezonden Europese ambtenaren.
Kunt u een vergelijking maken in kosten en verdeling (efficiency) met de Nederlandse diplomatieke dienst?
De apparaatsuitgaven van de EDEO bedragen € 509 miljoen (2013). Hiervan betreft € 146 miljoen personeelsuitgaven op het hoofdkantoor in Brussel en € 50 miljoen gebouwen, materieel en operationele uitgaven in Brussel. Het budget voor de EU-delegaties bedraagt € 312 miljoen. Dit betreft personeelsuitgaven, gebouwen en daarmee samenhangende kosten en overige administratieve uitgaven.
De apparaatsuitgaven van het ministerie van Buitenlandse Zaken bedragen bijna € 760 miljoen. Hiervan betreft € 252 miljoen apparaatskosten voor het departement in Den Haag en € 508 miljoen apparaatskosten voor het postennetwerk in het buitenland. In de apparaatskosten van het postennet worden meegenomen de totale personeelskosten (uitgezonden en lokaal) en materiele uitgaven, waaronder huisvesting, beveiliging en ICT.
Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft aangekondigd voor de zomer met een evaluatierapport te komen over het functioneren en de organisatie van EDEO. Het kabinet wil deze evaluatie aangrijpen om een slag te maken naar een sterkere Europese diplomatieke dienst, die in staat is een krachtigere rol te spelen in mondiale kwesties.
Daarbij is budgettaire discipline essentieel voor het maatschappelijk draagvlak. Onder grote bezuinigingsdruk zoeken lidstaten, waaronder Nederland, naar manieren om zonder extra middelen hun postennet effectiever in te richten. Hierover zal ik u vóór de zomer nader informeren in de brief over moderne diplomatie en het postennet. Ook de EDEO ontkomt hier niet aan. Het streven naar grotere synergie tussen het postennet van de lidstaten en de EDEO kan hieraan bijdragen. Het evaluatierapport zal besproken worden in de Raad Buitenlandse Zaken. Het kabinet zal in de geannoteerde agenda nader op het rapport ingaan.
Het Rapport “Detainee Treatment” |
|
Harry van Bommel , Joël Voordewind (CU), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Désirée Bonis (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «U.S. Engaged in Torture After 9/11, Review Concludes»1 en van «The Report of the Constitution Project’s Task Force on Detainee Treatment», gepubliceerd op 15 april jl?2
Ja.
Wat is uw reactie op de bevinding dat de Verenigde Staten (VS) in vele gevallen gebruik hebben gemaakt van martelpraktijken en andere vormen van ernstige inhumane behandeling tijdens de ondervraging en opvang van gedetineerden?
Deze aantijgingen over foltering en onmenselijke behandeling van gedetineerden acht het Kabinet zorgelijk. Dit rapport toont opnieuw het belang aan van het zo snel mogelijk sluiten van Guantánamo.
Hoe oordeelt u over de martelpraktijken en andere vormen van ernstige inhumane behandelingen die hebben plaatsgevonden in Guantánamo Bay? Vindt u dat de VS hun internationale verplichtingen onder de Geneva Convention, de War Crimes Act en de United Nations Convention Against Torture and Other Cruel Inhuman or Degrading Treatment or Punishment artikel 1.1 en artikel 2 geschonden hebben?
Het is nu aan de Amerikaanse autoriteiten om, gezien het rapport van het Constitution Project, vast te stellen of inderdaad sprake is van foltering en onmenselijke behandeling in de zin van bovengenoemde verdragen.
Deelt u de mening dat het vasthouden van mensen zonder aanklacht, zonder uitzicht op een proces en met slechts zeer beperkte toegang tot rechtshulp in strijd is met het internationaal recht?
De situatie op Guantánamo Bay waar gevangenen jarenlang zonder vorm van proces vastzitten, is uitermate zorgwekkend. Het Amerikaanse Hooggerechtshof stelde in 2008 al dat detentie op Guantánamo Bay ongrondwettelijk is. Ook President Obama heeft meermaals duidelijk gemaakt dat hij van mening is dat de gevangenis op Guantánamo Bay gesloten moet worden. De Amerikaanse regering is er tot nu toe echter niet in geslaagd om de Guantánamo-gevangenen te berechten in de VS, mede vanwege beperkingen die het Congres heeft opgelegd aan het overbrengen van gevangenen naar de VS. Het Congres heeft tevens beperkingen opgelegd aan het overbrengen van gevangenen naar landen van herkomst en derde landen.
Op basis van het humanitair oorlogsrecht is detentie in juridische zin om dwingende redenen van veiligheid, zonder dat dit samenhangt met een strafrechtelijk proces, geoorloofd als een uitzonderlijke maatregel. Het Kabinet benadrukt in dit verband dat een dergelijke detentie in casu conform internationaalrechtelijke waarborgen dient te worden uitgevoerd. Daaronder valt een regelmatige toetsing van de detentiegrond door een daartoe bevoegde instantie. Daar waar het humanitair oorlogsrecht niet van toepassing is, geldt het mensenrechtenregime onverkort. Zie verder antwoord op vraag 2.
Had u kennis van de martelprakijken en andere vormen van ernstige inhumane behandeling van gevangenen door de VS? Zo ja, wat heeft u met deze kennis gedaan?
Nederland heeft de zorgelijke situatie in Guantánamo Bay meermaals aangekaart bij de VS, zowel in bilateraal als multilateraal verband. Het onderwerp wordt verder in EU-verband regelmatig met Amerikaanse autoriteiten besproken in het kader van de dialoog over internationaal recht en terrorismebestrijding.
Wat is uw mening over het inzetten van medisch personeel tijdens martelingen en andere vormen van ernstige inhumane behandeling in Guantánamo Bay ten behoeve van de ondervragers en niet ten behoeve van de ondervraagden?
Het Kabinet kan dit op basis van onafhankelijke informatie bevestigen noch beoordelen. In algemene zin hebben medici de ethische plicht om op geen enkele wijze betrokken te zijn bij marteling of andere vormen van wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Dergelijke betrokkenheid zou ook een misdrijf op basis van het internationaal recht vormen.
Hoe plaatst u de inzet van medisch personeel binnen het kaders van het internationale recht en het medisch recht? Vindt u dat er sprake is van schendingen van deze rechtskaders?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is het huidige kabinetsstandpunt ten aanzien van de gevangenis Guantánamo Bay? Bent u bereid er bij de VS op aan te dringen maatregelen te nemen om de situatie van deze gevangenen te verbeteren en welke maatregelen bent u bereid daartoe te nemen?
Het Kabinet stelt zich nog steeds op het standpunt dat Guantánamo Bay gesloten moet worden en steunt derhalve het recent geuite voornemen van de Obama-administratie om opnieuw samen met het Congres te zoeken naar een oplossing voor Guantánamo. De afwikkeling van de sluiting en de behandeling van gedetineerden moet in overeenstemming zijn met het internationaal recht. In contacten met de VS is bij herhaling het belang benadrukt om dit proces zoveel mogelijk te bespoedigen en dat zal het Kabinet blijven doen.
Heeft u er bij uw Amerikaanse ambtgenoot op aangedrongen Guantánamo Bay te sluiten? Zo ja, wat was zijn reactie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Heeft Nederland in het verleden gevangenen overgedragen aan de VS die uiteindelijk zijn beland in Guantánamo Bay? Zo ja, waarom heeft Nederland hiertoe besloten en om hoeveel gevangenen gaat het?
Nee.
Het bericht dat Achmea Health Center adverteert met tien kilo afvallen in tien weken |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat Achmea Health Center (AHC) adverteert met tien kilo afvallen in tien weken?1
Het staat verzekeraars vrij dit soort nevenactiviteiten te ontplooien en publiekelijk aan te prijzen. In zijn algemeenheid vind ik het een goede zaak wanneer verzekeraars hun handelingsvrijheid benutten om hun verzekerden te stimuleren tot een gezonde leefwijze.
Hoe beoordeelt u de suggestie van AHC dat dit gezond zou zijn? Kunt u uw antwoord toelichten? Is dat volgens u niet misleidend, bijvoorbeeld omdat een jojo-effect dreigt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen aanleiding om een programma dat een kilo gewichtsverlies per week claimt als misleidend of ongezond te bestempelen. Naar ik heb begrepen gaat het niet alleen om een dieet maar om een op de persoon toegespitst combinatie-programma van de juiste voeding en beweging met motiverende begeleiding. Ik vind het positief als dit betekent dat er op maat en binnen een gewenst doel van een persoon gewerkt wordt aan een gezond gewicht en een gezond leefpatroon.
Deelt u de mening dat een zorgverzekeraar, of een aan een zorgverzekeraar gelieerd initiatief, geen ongezonde leefstijl zou moeten promoten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in de antwoorden op vraag 1 heb gesteld staat het Achmea vrij dit soort nevenactiviteiten te ontplooien temeer daar ik, zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb gesteld, geen aanleiding heb om het onder de aandacht gebrachte programma als ongezond te bestempelen.
Is het toegestaan dat AHC adverteert met een afvalprogramma dat niet goed is voor de gezondheid? Zo ja, wat gaat u doen om dit onmogelijk te maken? Zo nee, wat gaat u ondernemen tegen AHC?
In aanvulling op het antwoord op vraag 3 ben ik van mening dat de wijze waarop AHC het afvalprogramma publiekelijk aanprijst de grenzen van het toelaatbare niet overschrijdt. Ik ga dan ook niets doen om dit onmogelijk te maken.
Is hier niet gewoon sprake van het maken van reclame om geld te verdienen, in plaats van mensen gezond te houden? Zo neen, waarom niet?
Zorgverzekeraars zijn binnen de grenzen die de wet stelt, vrij om hun bedrijf uit te oefenen. Het is in hun belang dat hun verzekerden gezond blijven maar ze kunnen daarbij de zakelijke kant niet uit het oog verliezen. Het is niet aan mij om een uitspraak te doen over in hoeverre zorgverzekeraars activiteiten ontplooien vanuit het motief om mensen gezond te houden dan wel vanuit het motief om geld te verdienen.
Welke wettelijke mogelijkheden zijn er om een dergelijke vorm van misleidende reclame tegen te gaan? Ziet u aanleiding om stappen te ondernemen tegen een dergelijke vorm van reclame? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen?
Zoals ik in antwoord op de vragen 1 t/m 4 heb gesteld zie ik geen aanleiding om stappen te ondernemen tegen de wijze waarop AHC het afvalprogramma, dat aanleiding is voor het stellen van deze vragen, publiekelijk aanprijst.
Welke banden heeft AHC met zorgverzekeraar Achmea? Vindt u deze banden geoorloofd?
Achmea is 100% aandeelhouder van Achmea Health Centers. Omdat de door AHC aangeboden diensten geen verzekerde prestaties zijn onder de zorgverzekerings-wet maar onder de aanvullende verzekering, zie ik vanuit mijn beleid om verticale integratie te beperken geen probleem. Omdat de bij Achmea verzekerde klanten voor de basisverzekering vrij zijn de aangeboden diensten van AHC naar behoefte af te nemen, zie ik ook vanuit de Zorgverzekeringswet geen probleem. In het kader van een brede door alle partijen gedragen ontwikkeling om gezond gedrag en preventie te stimuleren vind ik deze inzet juist positief.
Maakt AHC niet op een ongeoorloofde wijze gebruik van de naamsbekendheid van zorgverzekeraar Achmea?
Achmea Health Centers is een dienstenbedrijf van de verzekeraar Achmea. Ik zie, met inachtneming van wat ik op vraag 7 heb geantwoord, niet in wat er ongeoorloofd aan is dat de naam van de verzekeraar voorkomt in de naam van het dienstenbedrijf.
In hoeverre vloeit er geld van zorgverzekeraar Achmea naar AHC? Betaalt AHC geld aan Achmea vanwege de naamsbekendheid van zorgverzekeraar Achmea?
Zoals in het antwoord op vraag 7 is gezegd is Achmea 100% aandeelhouder van Achmea Health Centers. De aanvullende zorgverzekeringen van Achmea bieden vergoedingsmogelijkheden voor preventieve cursussen zoals het afvalpakket waarover deze vragen zijn gesteld. Daarnaast biedt Achmea zijn klanten met een Achmea zorgverzekering 20% korting op de diensten van AHC (zie ook het antwoord op vraag 10).
Wat vindt u van het feit dat verzekerden bij zorgverzekeraar Achmea korting krijgen op diensten aangeboden door AHC? Hoe hoog zijn deze kortingen, en welke bedragen zijn er jaarlijks gemoeid met alle Achmeaverzekerden die hiervan gebruik maken? Vindt u dit een acceptabele vorm van reclame?
Zoals in antwoord op vraag 9 is opgemerkt krijgen Achmea verzekerden 20% korting op de pakketten die Achmea Health Centers aanbiedt. Ongeveer 60% van de klanten van Achmea Health Centers heeft een Achmea zorgverzekering. Achmea staat niet alleen in het geven van kortingen op diensten van fitnesscentra en dergelijke. Ik vind deze kortingen acceptabel omdat er geen wettelijke bepalingen mee worden overtreden. En met het oog op het stimuleren van een gezonde leefstijl van de verzekerden, vind ik dit juist positief.
Vindt u de bestaande relatie tussen zorgverzekeraar Achmea en AHC aanvaardbaar? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo neen, wat gaat u daartegen ondernemen?
Ik vind de relatie tussen Achmea en AHC aanvaardbaar omdat deze valt binnen de grenzen van de Zorgverzekeringswet en de Wet marktordening gezondheidszorg. Met het oog op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van verzekeraars vind ik het positief dat zij zich inzetten voor het gemakkelijker en toegankelijker maken van een gezonde leefstijl van hun verzekerden. In het Regeerakkoord is hierop ook een voorschot genomen door op te nemen dat op terrein afspraken met verzekeraars zullen worden gemaakt.
Wat waren de reclamekosten van de Nederlandse zorgverzekeraars in 2012? Hoe hoog is de stijging ten opzichte van 2011? Wat is uw oordeel over deze ontwikkeling?
Op 12 november 2012 heb ik in antwoord op vragen van de SP gemeld dat het aan verzekeraars is om te bepalen of en hoeveel geld ze aan reclame besteden en dat dit buiten mijn verantwoordelijkheid valt. Als indicatie voor de hoogte van de reclamekosten in 2011 heb ik verwezen naar een rapport van BS Health Consultancy waarin een bedrag van 58 mln werd genoemd. Het in opdracht van de VvAA gemaakte rapport «Inzicht in geldstromen» van april 2013 noemt dit bedrag voor 2011 ook en vermeldt tevens dat de reclamekosten voor 2012 lager uitkomen, te weten op 49 mln. Ik heb geen oordeel over de omvang of deze ontwikkeling.
Wat wordt verstaan onder acquisitiekosten van zorgverzekeraars? Wat is het verschil tussen reclamekosten en acquisitiekosten?
Acquisitiekosten zijn kosten die gemaakt worden om klanten te werven in brede zin. Reclamekosten zijn daar een onderdeel van. Acquisitiekosten, niet zijnde reclamekosten, zijn bijvoorbeeld provisiebetalingen aan tussenpersonen.
Hoe hoog waren de acquisitiekosten van de Nederlandse zorgverzekeraars in 2011 en 2012? Wat is uw oordeel over de stijging dan wel daling van de acquisitiekosten?
Voor acquisitiekosten voor de basisverzekering komt DNB voor het jaar 2011 uit op een bedrag van 265 mln en voor 2012 op een bedrag van 287 mln. Ik heb geen oordeel over de omvang noch over deze stijging.
Het bericht dat criminelen in toenemende mate apaan gebruiken als grondstof voor de productie van synthetische harddrugs |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat criminelen in toenemende mate apaan gebruiken als grondstof voor de productie van synthetische harddrugs als xtc, amfetamine MDMA, meth en lsd?1
Er zijn aanwijzingen dat APAAN in toenemende mate wordt gebruikt. Zowel in Nederland als in andere Europese landen worden steeds grotere hoeveelheden APAAN in beslag genomen.
De productie van BMK met behulp van APAAN gebeurt in zogenaamde conversielaboratoria. In deze conversielaboratoria wordt de omzetting APAAN-BMK als zelfstandig productieproces aangetroffen. Ook wordt steeds vaker geconstateerd dat op een locatie naast amfetamine ook BMK wordt gemaakt. Op deze productielocaties wordt APAAN eerst omgezet naar BMK, waarna vervolgens die BMK gebruikt wordt voor de vervaardiging van amfetamine.
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank Den Bosch van 19 december 2012 waarin wordt geoordeeld dat apaan geen drug is omdat het niet in de Opiumwet wordt genoemd en dat het gebruik daarvan niet valt onder het bereik van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (WVMC), maar dat het in deze zaak wel tot een veroordeling is gekomen omdat de rechtbank het gebruik van apaan beschouwt als het treffen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van harddrugs?
In de zaak waarnaar de vraag verwijst was niet de vraag aan de orde of APAAN een drug zou zijn. APAAN is een essentiële grondstof (of: precursor) voor BMK en geen drug. In deze zaak is aan de verdachten onder andere ten laste gelegd dat zij als marktdeelnemer geregistreerde stoffen – waaronder APAAN – in de handel hebben gebracht zonder dat ze in het bezit waren van een daarvoor door de bevoegde instanties afgegeven vergunning. Dit is strafbaar gesteld in artikel 2 van de WVMC. Anders dan het Openbaar Ministerie had betoogd, was de rechtbank van oordeel dat APAAN niet valt onder de definitie van «geregistreerde stof» zoals bedoeld in artikel 2a Verordening (EG) nummer 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren. De rechtbank komt tot dit oordeel omdat APAAN niet een mengsel of natuurproduct is dat BMK bevat.
Naast overtreding van artikel 2 van de WVMC werd de verdachten ook verweten dat zij van APAAN BMK maakten en APAAN voorhanden hadden. Dit is gekwalificeerd als het treffen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van amfetamine en metamfetamine (artikel 10a Opiumwet). De rechtbank is ten aanzien van dit feit wel tot een veroordeling gekomen.
Klopt het dat het Openbaar Ministerie het hoger beroep in deze zaak heeft ingetrokken?
Het Openbaar Ministerie heeft enkel het hoger beroep ten aanzien van de vrijspraken van overtreding van artikel 2 van de WVMC ingetrokken. Het hoger beroep ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten, waaronder overtreding van artikel 10a van de Opiumwet, is gehandhaafd.
Het partieel intrekken van het hoger beroep houdt inderdaad verband met de prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het Europees Hof van Justitie. Deze prejudiciële vragen zien op de definitie van «geregistreerde stof» (onder andere of APAAN als geregistreerde stof beschouwd dient te worden) en op het begrip «marktdeelnemerschap». Omdat de beantwoording van de prejudiciële vragen naar verwachting nog enige tijd in beslag zal nemen, is besloten het hoger beroep ten aanzien van het ten laste gelegde artikel 2 WVMC om proceseconomische redenen in te trekken. Op die manier kan het hoger beroep ten aanzien van de overige feiten wel doorgang vinden.
Houdt de intrekking van het beroep verband met een zaak die momenteel loopt bij het Europese Hof van Justitie? Zo ja, wat is de aard van die zaak is en waarom wordt op de uitspraak in deze zaak gewacht?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom wordt apaan niet genoemd in de WVMC?
De WVMC verwijst voor de inhoudelijke strafbepalingen naar de artikelen van de EG Verordeningen nr. 273/2004 en nr. 111/2005. Op basis van deze verordeningen wordt een zgn. «Voluntary Monitoring List» gehanteerd. Hierop staan stoffen waarvan bekend is dat ze (mogelijk) gebruikt kunnen worden bij de productie van synthetische drugs en ten aanzien waarvan uitdrukkelijk wordt verzocht verdachte of ongebruikelijke transacties te melden aan de bevoegde autoriteiten. APAAN staat op deze lijst.
Waarom is apaan niet geplaats op de Europese lijst met geregistreerde stoffen waarvoor een vergunning nodig is?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 5 staat APAAN op dit moment op de «Voluntary Monitoring List». Deze lijst geldt als een voorportaal voor de lijst met geregistreerde stoffen. Stoffen op deze lijst worden gemonitord. Wanneer blijkt dat zij misbruikt worden voor de productie van synthetische drugs, kan op Europees niveau worden besloten de stof op de lijst met geregistreerde stoffen te plaatsen.
Klopt het dat apaan tegenwoordig eigenlijk nergens anders meer voor wordt gebruikt dan voor de productie van drugs?
Ja. Uit onderzoek is gebleken dat in Nederland de afgelopen 7 jaar in totaal slechts circa 40 gram geleverd is aan diverse (wetenschappelijke) onderzoeksinstellingen. APAAN wordt tegenwoordig niet legaal gebruikt ten behoeve van andere (productie)processen.
Deelt u de mening dat het ontbreken van een verbod op het bezit en gebruik van apaan het voor drugscriminelen wel erg gemakkelijk is om harddrugs te produceren?
Artikel 10a van de Opiumwet (voorbereidingshandelingen) vereist dat uit feiten en omstandigheden moet blijken dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat met de bij hem in bezit zijnde APAAN een stof als bedoeld op lijst I van de Opiumwet (bv amfetamine) gemaakt zou gaan worden. Dit is tot nu toe in de praktijk lastig gebleken. Dat is ook de reden dat besloten is prejudiciële vragen te stellen aan het Europees Hof van Justitie (zie het antwoord op vragen 3 en 4). Verder heeft Nederland in EU verband bepleit dat APAAN op de lijst met geregistreerde stoffen komt te staan.
Bent u bereid het bezit en gebruik van apaan te verbieden en apaan op lijst I van de Opiumwet te plaatsen?
APAAN is enkel een grondstof (precursor) voor BMK en heeft geen psychoactieve werking, het is geen Opiumwetmiddel. Plaatsing op lijst I van de Opiumwet is gelet op de vereisten uit artikel 3a van de Opiumwet dan ook niet mogelijk.
Bent u bereid te bevorderen dat apaan wordt geplaats op de Europese lijst met geregistreerde stoffen waarvoor een vergunning nodig is?
Zie antwoord vraag 8.