De wanorde bij toezichthouder de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Wanorde bij NZa: medische gegevens onveilig, klokkenluider genegeerd»?1
Deelt u de mening dat het onvergeeflijk is dat een toezichthouder jarenlang structureel de regels over informatiebeveiliging en de Wet bescherming persoonsgegevens overtreedt?
Kunt u verklaren waarom de NZa niet direct na het overlijden van de klokkenluider een onderzoek heeft ingesteld? Had dit volgens u wel gemoeten?
Wat betekent dit schandaal voor de geloofwaardigheid van de NZa, die geacht wordt toezicht te houden op de zorgsector?
Bent u bereid het bestuur op non-actief te stellen tot het onderzoek is afgerond?
De beveiliging van een bedreigde eigenaar van een schoonmaakbedrijf |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Persoonlijke beveiliging schoonmaakbaas»?1
Ja.
Bent u bekend met de bedreigingen die deze persoon heeft gekregen? Heeft deze persoon aangifte van bedreiging gedaan?
De eigenaar van het schoonmaakbedrijf heeft in de media aangegeven dat hij meermalen met de dood bedreigd is. Bij de politie is geen aangifte van bedreiging bekend van de betreffende persoon.
Hoe ver gaat de verantwoordelijkheid van de bedreigde persoon zelf of de organisatie waarin hij werkt en wanneer ontstaat er verantwoordelijkheid van de overheid voor de beveiliging in het kader van het stelsel van bewaken en beveiligen?
Algemeen uitgangspunt van het stelsel bewaken en beveiligen is dat de burger zelf in eerste instantie verantwoordelijk is voor de eigen veiligheid. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan goed hang- en sluitwerk aan de eigen woning. Bedrijven, organisaties en instellingen dienen beschermende maatregelen te treffen om te voorkomen dat de veiligheid van werknemers en anderen, als gevolg van hun werkzaamheden, in gevaar komt. Bij de werkgeversverantwoordelijkheid kan worden gedacht aan (aanvullende) beveiligingsmaatregelen aan de woning, het vervoer en de werkplek.
Op het moment dat de aantasting van de veiligheid zodanige vormen dreigt aan te nemen dat burgers en organisaties daar op eigen kracht geen weerstand tegen kunnen bieden, kunnen zij van de overheid verwachten dat die hen te hulp schiet.
In hoeverre is het doen van aangifte al dan niet van belang bij het afwegen van de vraag of iemand wel of niet van overheidswege beschermd dient te worden?
Een aangifte door een bedreigde persoon is in de meeste gevallen het startpunt voor de lokale overheid om te bezien of bewakings- en beveiligingsmaatregelen noodzakelijk zijn, gezien de dreiging en het risico. Het doen van aangifte is echter niet noodzakelijk om voor bescherming van overheidswege in aanmerking te komen. Een melding van een opsporings- of inlichtingendienst kan ook aanleiding zijn voor het opstellen van een dreigingsinschatting.
Het aftreden van de regering in Mali |
|
Jasper van Dijk |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de voltallige regering van Mali haar ontslag heeft aangeboden?1
Na de parlementaire verkiezingen, waarvan de tweede ronde op 15 december 2013 plaatsvond, waren de nieuwe verhoudingen in het Malinese parlement nog niet vertaald naar de samenstelling van de regering. Om de nieuwe politieke realiteit te reflecteren moest de regering worden herschikt. In het Malinese politieke bestel is het dan gebruikelijk dat de hele regering bij monde van de premier zijn ontslag aanbiedt.
Wat is uw oordeel over het feit dat voormalig premier Ly zijn aftreden wijt aan het disfunctioneren van het regeringsapparaat?2
Uit de informatie die hierover naar buiten kwam, valt af te leiden dat er onoverbrugbare meningsverschillen tussen president Keïta en premier Ly waren ontstaan. President Keïta zou geweigerd hebben een aantal ministers te ontslaan die in de ogen van premier Ly onvoldoende functioneerden. Meerdere malen is in de Malinese pers gewezen op het gebrek aan cohesie binnen de regering.
Hoe groot is het draagvlak voor de nieuwe regering en hoe is er vanuit de Toeareg-gemeenschap gereageerd op de regeringswissel?
De nieuwe regering is nog maar net benoemd. De nieuwe premier Moussa Mara is jong en staat bekend als een goede communicator, daadkrachtig en integer.
De algemene houding van de bevolking is afwachtend, maar met vertrouwen in de premier. De vraag is hoeveel speelruimte hij krijgt of weet te creëren.
De Toearegs vormen geen hechte gemeenschap, maar bestaan uit clans en subclans. De MNLA, die maar een klein deel van de Toearegs vertegenwoordigt, heeft opmerkingen gemaakt over het feit dat er geen Toeareg meer in de regering zit.
Welke gevolgen heeft de regeringswissel voor de onderhandelingen over het verzoeningsproces tussen het noorden en zuiden van Mali?
Afgaande op de eerste uitspraken van de nieuw benoemde premier Moussa Mara blijven de belangrijkste prioriteiten van de nieuwe regering de veiligheid van alle Malinezen in heel Mali en het verzoeningsproces. Het herstel van de sociale cohesie binnen de Malinese samenleving ziet Mara daarbij als essentieel. Het kabinet verwacht dat de regeringswissel geen fundamentele koerswijziging van het tot nu toe gevoerde beleid zal betekenen.
Verder beoogt de nieuwe premier een sterkere regering, betere openbare dienstverlening en een betere relatie tussen burger en staat.
Decentralisatie is van cruciaal belang bij de onderhandelingen en in het streven naar verzoening. Met de benoeming van een nieuwe minister voor Verzoening heeft dit dossier meer profiel gekregen. Deze nieuwe minister speelde in zijn vorige capaciteit een positieve rol bij de onderhandelingen.
Kunt u een update geven van de onderhandelingen inzake het verzoeningsproces? Wat wordt ondernomen om uw zorgen hierover weg te nemen?3 4
Onderhandelingen zijn een belangrijke voorwaarde voor het verzoeningsproces. De onderhandelingen tussen de Malinese regering en de noordelijke groeperingen Mouvement National de Libération de l’Azawad(MNLA), de Haut Conseil pour l’Unité de l’Azawad(HCUA) en de Mouvement Arabe de l’Azawad(MAA) verlopen moeizaam. Een belangrijke factor is de verbrokkeling van de noordelijke groepen, in het bijzonder de MNLA. De noordelijke groeperingen trachten onderling, tot nu toe met gering succes, hun politieke en militaire posities te consolideren en tot een meer gezamenlijke inzet voor onderhandelingen te komen. Tegen deze achtergrond voelt de Malinese regering zich op dit moment niet genoodzaakt daadwerkelijke concessies te doen op het gebied van machtsdeling.
MINUSMA heeft recentelijk een aantal workshops inzake «lessons learnt», «cantonnement» (inkwartiering van gewapende rebellengroepen) en de Ouagadougou-akkoorden georganiseerd, waarbij alle partijen voor het eerst rond de tafel zaten. Het kabinet hoopt dat hieruit geleidelijk een vertrouwensbasis groeit, die uitmondt in definitieve inclusieve onderhandelingen tussen de Malinese regering en de noordelijke groeperingen. Ook het akkoord van het Malinese parlement op de instelling van de Commissie voor Waarheid, Recht en Verzoening acht het kabinet een stap in de goede richting.
Wat is uw reactie op het bericht «Mensen in Mali zien effect VN-missie niet»? Is het waar dat de prostitutie is toegenomen door de aanwezigheid van militairen?5
Bij aanvang van de Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA) waren de verwachtingen bij de bevolking hooggespannen. Het gaat te ver om te zeggen dat de mensen in Mali de inspanningen van de missie en het effect daarvan niet zien. Het draagvlak voor de missie is groot. De missie heeft de organisatie van verkiezingen effectief gesteund. Er is meer veiligheid in het noorden, waardoor economische activiteit is toegenomen en scholen zijn heropend. Humanitaire steun is op gang gekomen en basisdiensten zijn beter beschikbaar, hoewel op dat terrein nog veel werk te doen is. Impact zichtbaar maken is tegelijk een uitdaging. Ten eerste omdat de Malinese overheid primair verantwoordelijk is en de missie slechts ondersteunend is. Ten tweede omdat veel doelstellingen en taken in het mandaat, zoals het opbouwen van de capaciteit van de overheid, tijd kosten. Daarnaast zijn landen terughoudend met troepen leveren, waardoor het moeite kost om de missie op volle sterkte te brengen. Naar verwachting krijgt de ontplooiing van de missie in de komende maanden een impuls. Dit zal de realisatie van resultaten positief beïnvloeden. Tot slot zou de missie beter moeten uitleggen aan de bevolking wat MINUSMA voor hen betekent. Aan een externe communicatiestrategie wordt momenteel gewerkt, met plannen als het opzetten van een «Radio MINUSMA».
Het kabinet zijn geen gegevens bekend over toegenomen prostitutie in Mali. Als deze ontwikkeling plaatsvindt, is het aan MINUSMA om de eigen militairen nog nadrukkelijker te instrueren op wenselijk gedrag en maatregelen te nemen om misstanden te voorkomen en, indien zij zich voordoen, te adresseren.
Hoe oordeelt u over deze uitspraak van de directeur van Oxfam: «Mijn zorg is dat MINUSMA op korte termijn iets oplevert, maar daarna niet. Er moet geïnvesteerd worden in een politieke oplossing en in ontwikkelingshulp, want tot nu toe is de bijdrage van donoren niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat.»?
Zie het antwoord op vraag 6. Het is juist dat MINUSMA zich in de beginfase, ook door de beperkte capaciteit, heeft geconcentreerd op verkiezingen ondersteunen, stabiliteit in het noorden en humanitaire hulp faciliteren. Daarnaast was de missie actief bij de besprekingen met en in het noorden (de «politieke oplossing»). Dat is een complex proces en sterk afhankelijk van de primaire spelers, zoals de overheid en de verschillende groepen in het noorden. De Malinese regering is verantwoordelijk voor het verzoeningsproces en structurele ontwikkeling, daarbij gesteund door de internationale gemeenschap en donoren, waaronder Nederland. Nu de capaciteit van de missie geleidelijk toeneemt, de gezamenlijke ontwikkelingsstrategie van de regering, het VN landenteam en MINUSMA vorm krijgen en de behoeften aan ondersteuning concreter in kaart worden gebracht, ontstaat er meer ruimte voor investeringen in ontwikkeling in het noorden. In de afgelopen maanden heeft MINUSMA overigens bijgedragen aan een aantal positieve ontwikkelingen zoals het heropenen van scholen, rechtbanken en gevangenissen, en het trainen van politiepersoneel.
Het kabinet heeft gekozen voor een geïntegreerde benadering als uitgangspunt voor de inzet in Mali, waarbij de Nederlandse inzet in MINUSMA zo veel mogelijk aansluit bij het bilaterale ontwikkelingsprogramma: substantiële, meerjarige investeringen in veiligheid en rechtsorde, gericht op conflictpreventie, verzoening en rechtsbesef.
In mei vorig jaar brachten donoren tijdens de grote donorbijeenkomst in Brussel 3,25 miljard euro bijeen voor 2013 en 2014. Het is zaak de hulp op een verantwoorde en transparante manier in te zetten in nauw overleg met de Malinese autoriteiten, maatschappelijke organisaties en de private sector.
Het bericht dat een bedrijf voor een vacature “mensen van Hollandse bodem” zoekt |
|
Mariëtte Hamer (PvdA), Keklik Yücel (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bedrijf zoekt alleen mensen van Hollandse bodem»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht en op de advertentie van de werkgever?
Allereerst wil ik aangeven dat de eigenaar van het bedrijf die deze advertentie heeft geplaatst onlangs heeft aangegeven dat hij deze advertentie heeft gebruikt om aandacht te vragen voor discriminatie op de werkvloer.
Als er sprake is van discriminatie in een personeelsadvertentie en daardoor een hele groep mensen wegens hun etnische afkomst wordt uitgesloten is dat ontoelaatbaar. Het is strafbaar om mensen af te rekenen op hun huidskleur, hun geloof, hun leeftijd of de geboorteplaats van hun ouders. Iedereen verdient een eerlijke kans en een gelijke behandeling.
Mensen die geconfronteerd worden met discriminatie moeten hier melding van maken bij een Antidiscriminatievoorziening of het College voor de Rechten van de Mens (het College) of aangifte doen bij de politie. Op deze wijze kan discriminatie worden aangepakt en kan tevens een beter inzicht in de aard en omvang van discriminatie ontstaan. Ik steun slachtoffers van discriminatie: zij moeten weten dat zij er niet alleen voor staan.
Deelt u de mening dat deze wijze van personeel werven als arbeidsdiscriminatie op grond van afkomst gekwalificeerd moet worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is er waar van de stelling dat deze vorm van arbeidsdiscriminatie pas strafbaar kan worden als er door de werkgever in de daadwerkelijke keuze van de nieuwe werknemer onwettig discriminerend onderscheid wordt gemaakt? Zo ja, deelt u de mening dat een advertentietekst onderdeel is van een wervingsprocedure en niet in strijd mag zijn met artikel 1 van de Grondwet? Zo ja, op welke wijze kunnen werkgevers hierop gewezen worden?
In het artikel gaat de Antidiscriminatievoorziening niet in op het Wetboek van strafrecht maar op de gelijke behandelingswetgeving. Artikel 5, eerste lid van de Algemene wet gelijke behandeling verbiedt niet alleen de ongelijke behandeling bij de vervulling van een openstaande betrekking maar ook de aanbieding van een betrekking zelf. In een vacaturetekst en de bekendmaking daarvan mag dus geen verboden onderscheid worden gemaakt.
Of er in deze personeelsadvertentie sprake is van discriminatie staat ter beoordeling aan de rechter of het College voor de Rechten van de Mens. In het artikel geeft het College aan dat het verboden is om een vacaturetekst zodanig op te stellen dat bepaalde groepen zich al bij voorbaat buitengesloten voelen.
Heeft u signalen dat er meer werkgevers zijn die op deze wijze, onderscheid makend naar afkomst, personeel werven?
Ik heb geen signalen dat werkgevers in personeelsadvertenties structureel onderscheid maken naar afkomst.
Wel volgt uit verschillende onderzoeken dat discriminatie op de arbeidsmarkt nog steeds voorkomt. Zo schetst bijvoorbeeld het SCP onderzoek naar «Ervaren discriminatie in Nederland»2 over de mogelijke omvang van discriminatie een verontrustend beeld. In dit onderzoek springen vooral de hoge ervaren discriminatie onder migrantengroepen en de ervaren leeftijdsdiscriminatie ten aanzien van 45-plussers in het oog. Discriminatie wordt volgens dit onderzoek het meest ervaren bij het zoeken naar werk en in de openbare ruimte.
Wanneer kan de Kamer het toegezegde advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) over arbeidsmarktdiscriminatie en uw brief over de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie verwachten?
De SER is voornemens om in april advies uit te brengen.
In het Algemeen Overleg Integratie van 12 maart 2014 heb ik toegezegd om in mei met een actieplan arbeidsmarktdiscriminatie te komen.
Het bericht ‘Fraude Marokkanen aangemoedigd’ |
|
Sjoerd Potters (VVD), Anoushka Schut-Welkzijn (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Fraude Marokkanen aangemoedigd»?1
Ja.
Is het waar dat het Euro Mediterraan Centrum voor Migratie en Ontwikkeling (Emcemo) Marokkaanse ouderen oproept hun Marokkaanse BSN-nummer niet af te geven aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB)?
Ja.
Keurt u deze oproep tot het niet voldoen aan de Nederlandse wet af?
Het kabinet staat voor de rechtmatige verstrekking van uitkeringen en het maximaal bestrijden van fraude. Dat is van belang voor het behoud van draagvlak voor het sociale stelsel. Van burgers kan worden verlangd dat zij meewerken aan onderzoek naar de rechtmatigheid van hun uitkering en daarvoor gegevens aanleveren.
De SVB doet in dit verband breed onderzoek naar de rechtmatigheid van AIO-uitkeringen. Het CIN-nummer vormt een onderdeel van het totaal aan informatie dat de SVB in het kader van het onderzoek heeft uitgevraagd.
De gevraagde gegevens zijn noodzakelijk om te bepalen of er nader onderzoek moet plaatsvinden. Een uitzondering hierop vormt het CIN-nummer. Omdat de SVB het nummer pas gebruikt bij een eventueel vervolgonderzoek in Marokko heeft zij geoordeeld dat het niet correct was om het in dit stadium van het onderzoek aan iedereen te vragen. Mensen aan wie het nummer nu gevraagd is, hoeven het niet meer mee te sturen. Indien het CIN-nummer al is aangeleverd, zal dit worden vernietigd.
In deze fase heeft het ontbreken van het CIN-nummer geen gevolgen voor het onderzoek. Het onderzoek zal dan ook voortgaan. Mogelijk zal op basis van de beschikbare gegevens vervolgonderzoek in Marokko moeten plaatsvinden. Voor een dergelijk vervolgonderzoek is het CIN-nummer een noodzakelijk gegeven. In dat geval zal de SVB het nummer alsnog vragen en is de AIO-gerechtigde ook gehouden aan levering.
Hieruit volgt dat betrokkenen die in dit stadium van het onderzoek hun CIN-nummer niet overleggen met hun handelen de Wet werk en bijstand (WWB) niet overtreden. Emcemo overtreedt met de oproep geen wettelijke bepaling.
Wanneer Marokkaanse ouderen gehoor geven aan deze oproep, overtreden ze dan de wet? Overtreedt het Emcemo de wet door deze oproep te doen?
Zie antwoord vraag 3.
Wat zijn in uw ogen de consequenties van het niet afgeven van het Marokkaanse BSN-nummer voor het al dan niet opsporen van fraude?
Zie antwoord vraag 3.
De Inspectie SZW geeft in haar jaarverslag aan dat meer dan 1% van de gelden, die naar ouderen gaan die een aanvulling krijgen op hun AOW, omdat ze onvoldoende AOW rechten hebben opgebouwd in Nederland, niet kan worden verantwoord; komt dit doordat betrokkenen niet meewerken aan onderzoek?2
Het percentage waar naar wordt verwezen heeft betrekking op het proces van vaststelling door de SVB en houdt geen verband met de medewerking van rechthebbenden bij onderzoek.
Wat zijn de consequenties voor betrokkenen als zij hun Marokkaanse BSN-nummer niet afgeven en daarmee mogelijk fraudeonderzoek frustreren?
Indien in het kader van een uit te voeren vervolgonderzoek in Marokko het CIN-nummer alsnog uitgevraagd wordt, dienen betrokkenen dit te leveren. De WWB voorziet in mogelijkheden om de uitkering op te schorten en te beëindigen indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, en hem dit te verwijten valt. Hier wordt van geval tot geval door de uitvoerders, in casu gemeenten en de SVB, over geoordeeld.
Hoe gaat u voorkomen dat Emcemo een soortgelijke oproep in de toekomst herhaalt?
Wij kunnen niet garanderen dat Emcemo of andere partijen zich in de toekomst van soortgelijke oproepen onthouden, maar zetten in op het op constructieve wijze voeren van een toekomstige dialoog.
Heeft u kennisgenomen van een nieuwe publicatie van de beroemde Amerikaanse onderzoeksjournalist Seymour Hersh, «The Red Line and the Rat Line», waarin deze onder meer beweert dat Turkije betrokken is bij wapenleveranties aan de Syrische rebellen, steun aan de terroristische organisatie Al Nusra verleent en zelfs betrokken zou zijn bij de chemische aanval op Ghouta?1
Ja.
Klopt het dat vorig jaar mei tien leden van Al Nusra gearresteerd zijn in Zuid-Turkije met, aldus de Turkse politie in een persconferentie, twee kilo sarin?
De Turkse politie heeft vorig jaar twaalf mensen gearresteerd in Istanbul, Mersin, Adana en Hatay op verdenking van banden met een terroristische organisatie. Zes van de twaalf verdachten zijn na een eerste verhoor vrijgelaten in afwachting van hun proces. Bij de arrestaties zijn chemicaliën in beslag genomen. De Turkse autoriteiten hebben niet meegedeeld welke chemicaliën het hier betreft.
Het Turkse Openbaar Ministerie probeert in de lopende rechtszaak tegen de verdachten vast te stellen of deze lid zijn van een terroristische organisatie en of ze van plan waren aanslagen te plegen. De hoofdverdachte is op 30 oktober vrijgelaten na de eerste zitting in deze zaak. Het is nog niet bekend wanneer de volgende zitting zal plaatsvinden.
Klopt het dat deze groep aangeklaagd is voor pogingen tot verwerving van zekeringen en buizen voor de constructie van mortieren, alsmede materialen voor de productie van het zenuwgas sarin?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat vijf van deze arrestanten na een korte detentie vrijgelaten zijn, en de rest, onder wie de leider, tegen wie de aanklager een gevangenisstraf van 25 jaar had geëist, vrijgelaten zijn hangende de rechtszaak?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de uitspraak nadien van de Turkse ambassadeur in Moskou, die de arrestaties afwees en claimde dat het niet sarin betrof dat de gearresteerde groep in bezit had, maar «anti-vries» middel?
Het kabinet heeft geen informatie die het in staat stelt een eigenstandig oordeel te geven over de beweringen die Hersh in zijn artikel doet. Overigens heeft Turkije de beschuldiging van Hersh, dat het achter de gifgasaanval zit, fel van de hand gewezen, onder andere bij monde van vice-premier Arinç. De Verenigde Staten hebben ook de claims in het artikel van de hand gewezen.
Vindt u deze gang van zaken ook verdacht en een mogelijke aanwijzing dat Turkije betrokken was bij de leverantie van sarin aan Al Nusra?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het bericht dat de heer Hersh beweert over een inlichtingendocument te beschikken van de US Defense Intelligence Agency, gedateerd 20 juni 2013, getiteld «Al Nusrah Front associated sarin production cell is the most advanced sarin plot since Al Qaida’s pre-9/11 efforts»?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het feit dat dit document spreekt over een cel van Al Nusra die opereert bij de Syrische stad Aleppo en ondersteund wordt door personen in Turkije die chemicaliën kopen, inclusief zenuwgas, componenten, materialen en hardware?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u de bewering dat de Turkse gendarmerie materialen voor chemische wapens in trucks vanuit Turkije Syrië ingereden heeft tot aan Aleppo?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u de bewering dat de Amerikaanse inlichtingendiensten in 2013 ontdekten dat de Turkse regering, via de inlichtingendienst MIT en de gendarmerie, direct samenwerkte met Al Nusra en bondgenoten om chemische wapencapaciteit te ontwikkelen, inclusief logistiek, advies en training?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u de bewering dat de regering Erdogan betrokken zou zijn bij de chemische aanval op Ghouta, om de Amerikaanse president Obama over diens «rode lijn» te trekken?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid opheldering te vragen bij de Turkse regering over deze schokkende beweringen?
Op regelmatige basis vinden er gesprekken plaats tussen Nederland en Turkije onder meer over de crisis in Syrië, laatstelijk op 5 april met de Turkse Minister van EU-zaken Çavuşoğlu. Çavuşoğlu heeft daarin ontkend dat Turkije jihadistische groeperingen in Syrië steunt. De Turkse autoriteiten hebben herhaaldelijk in het openbaar verklaard dat zij zich juist grote zorgen maken over de Turkse binnenlandse veiligheid ten gevolge van activiteiten van jihadistische groeperingen in de grensregio, en dat zij hiertegen maatregelen treffen.
Bent u bereid in internationaal verband te pleiten voor hernieuwd onderzoek naar de toedracht en schuldvraag van de chemische aanval op Ghouta en alle andere chemische aanvallen in Syrië?
Er is vooralsnog geen aanleiding om de toedracht van de chemische aanval op Ghoutta opnieuw te onderzoeken.
Hoe beoordeelt u de beweringen van Hersh in het licht van de recent uitgelekte audiotapes over een «valse vlag operatie» die de regering Erdogan tegen Syrië zou willen ontkenenen?
Het kabinet kan de authenticiteit van de audiotapes niet beoordelen en zich dus ook geen oordeel vormen over de inhoud ervan in relatie tot de beweringen van Hersh.
Herinnert u zich dat de minister van Buitenlandse Zaken op 26 maart jl. in het Algemeen overleg NAVO toegezegd heeft om contact op te nemen met de Israelische regering over de bewering van de chef van de militaire inlichtingendienst van Israël, generaal Kochavi, dat Al Qaeda beschikt over bases in Turkije voor jihadstrijders die naar Syrië afreizen?
Ja.
Heeft u contact opgenomen met de Israelische autoriteiten? Hoe beoordeelt u het bewijs/de aanwijzingen die zij met Nederland gedeeld hebben?
Syrië en de rol van diverse spelers is doorlopend onderwerp van gesprek met de Israelische autoriteiten. Ook over dit onderwerp is contact met hen opgenomen.
Heeft Nederland zelf of via bevriende regeringen of inlichtingendiensten informatie ontvangen dat er zich trainingskampen en/of bases van strijders in Syrië bevinden of bevonden in Turkije? Zo ja, kunt u daar enige informatie over verschaffen?
Over het delen van informatie tussen de inlichtingendiensten kan in het openbaar geen mededeling worden gedaan.
Heeft Nederland zelf of via bevriende regeringen of inlichtingendiensten informatie ontvangen dat er zich trainingskampen en/of bases van strijders in Syrië bevinden of bevonden in Jordanië? Zo ja, kunt u daar enige informatie over verschaffen?
Zie antwoord vraag 17.
Heeft Nederland zelf of via bevriende regeringen of inlichtingendiensten informatie ontvangen dat er wapens via Turkije naar Syrië vervoerd worden/werden? Zo ja, kunt u daar enige informatie over verschaffen, per incident waarover u informatie heeft?
Zie antwoord vraag 17.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden, met het oog op het Algemeen overleg over Turkije van woensdag 16 april a.s?
Ja.
Politie en Openbaar Ministerie die niets doen tegen ladingdiefstal door spookbedrijf |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Spooktruckers stelen complete ladingen»?1
Ja.
Klopt het dat de politie Limburg-Noord deze zaak in onderzoek heeft? Klopt het dat er nogal wat bedrijven, ook in het buitenland, bij betrokken zijn en dat dit het lastig maakt? Klopt het dat de politie Limburg-Noord snel resultaat hoopt te boeken?
De politie Noord-Limburg heeft deze zaak overgedragen aan de dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid. In deze zaak komen ook diefstallen voor die in het buitenland hebben plaatsgevonden. Op dit moment zijn bij de politie twee diefstallen in België bekend. De samenwerking met de buitenlandse partners in dit onderzoek is goed.
Waarom hoort het bedrijf dat slachtoffer is geworden van deze praktijken helemaal niets meer van de politie, ondanks het feit dat dit een stroom aan informatie heeft doorgestuurd?
De aangever – het bedrijf dat slachtoffer is geworden van deze praktijken – is door het onderzoeksteam gehoord. De aangever heeft tijdens deze ontmoeting nog een extra verklaring afgelegd met betrekking tot de diefstallen. Verder zijn met hem afspraken gemaakt over vervolgcontacten.
Klopt het dat dit bedrijf een afspraak moest maken om aangifte op het bureau te kunnen doen? Deelt u de mening dat dit de kwaliteit van de intake, en daarmee dus van de opsporing, niet ten goede komt? Zo nee, waarom niet?
De politie werkt hard aan de verhoging van de kwaliteit van zowel het opnemen als het afhandelen van aangiftes. De aangifte vormt het begin van de gehele strafrechtketen en is daarom cruciaal voor de kwaliteit van de opsporing en vervolging. Met uw Kamer heb ik hierover al meerdere keren uitvoerig van gedachten gewisseld.
Het bedrijf heeft inderdaad een afspraak gemaakt om aangifte te doen. Het is niet ongebruikelijk om een afspraak te maken om aangifte te doen. Reden hiervoor is dat internetaangifte nu alleen mogelijk is voor een beperkt aantal misdrijven en dat bij ingewikkelde aangiften gespecialiseerd personeel de aangifte opneemt.
Hoe verklaart u dat het politieonderzoek is stopgezet2, terwijl u vorig jaar nog aangaf dat de aanpak van transportcriminaliteit speerpunt blijft en dat de expertise met betrekking tot deze vorm van criminaliteit binnen de Nationale Politie gewaarborgd zou zijn?
Het klopt dat transportcriminaliteit hard wordt aangepakt. De hiervoor benodigde expertise is gewaarborgd binnen de Nationale Politie. Wat deze specifieke zaak betreft die bij de politie Haaglanden in onderzoek zou zijn geweest, hebben Politie en OM mij meegedeeld dat zij niet bekend zijn met een dergelijk onderzoek.
Welke actie gaat u ondernemen om deze zaak per direct op en aan te pakken?
Zie antwoord vraag 5.
De extra miljoenen voor de EU en ontwikkelingshulp |
|
Joram van Klaveren (Van Klaveren) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Flink meer kosten voor EU en ontwikkelingshulp»?1
Ja.
Klopt het dat het nettobedrag dat uitgegeven wordt aan zowel de EU als ontwikkelingshulp gaat stijgen?
De becijfering van de gevolgen van de herziene methodologie voor de berekening van macro-economische grootheden is nu nog niet bekend.
Het effect van de aanpassing van het bbp op de EU-afdrachten hangt af van de relatieve ontwikkeling van het Nederlandse bni ten opzichte van het bni van andere EU-lidstaten. Op dit moment is het precieze effect nog onduidelijk, omdat de benodigde gegevens over het bbp van andere lidstaten ontbreken. In het najaar is deze informatie beschikbaar. Het kabinet zal de Kamer in de Voorjaarsnota informeren over wijzigingen die zich dit begrotingsjaar in de EU-afdrachten voordoen ten opzichte van de Miljoenennota 2014. In de Miljoenennota 2015 zal het kabinet ingaan op mutaties die zich voordoen in het begrotingsjaar 2015. Over de mogelijke gevolgen van de aanpassing van het bnp voor de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking zal de Kamer uiterlijk bij Miljoenennota 2015 nader worden geïnformeerd.
Voor nadere informatie over de revisie van het bbp/bni wordt verwezen naar de binnenkort te verschijnen brief van de Ministers van Financiën en Economische Zaken en naar de eerdere brief van 6 maart 2014 (Nadere informatie revisie CBS).
In hoeverre is de genoemde stijging van de uitgaven een gevolg van een nieuwe Europese rekenmethode?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven om welke bedragen het gaat (zowel qua afdracht aan de EU als voor ontwikkelingshulp)?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre begrijpt u dat velen in ons land de miljarden die in de EU en ontwikkelingshulp gestoken worden liever besteed zien worden aan de broodnodige lastenverlichting in eigen land?
Dergelijke opvattingen zijn begrijpelijk, maar wij delen deze niet. Europese samenwerking en ontwikkelingssamenwerking zijn hoekstenen van het Nederlandse buitenlandbeleid. Met de uitgaven die daarmee samenhangen wil het kabinet groei, banen en veiligheid in Nederland bevorderen en duurzame economische groei in ontwikkelingslanden stimuleren. Daarnaast wil het kabinet werken aan de stabiliteit en veiligheid in de wereld en de waarborg van mensenrechten.
De onrust onder het gevangenispersoneel |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Nine Kooiman |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht van Abvakabo FNV dat er al 300 klachten zijn binnengekomen van het gevangenispersoneel over onder andere personeelstekort, intimidatie en geweldsincidenten?1
De hoofddirecteur van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is in een eerder overleg met de bonden op de hoogte gebracht van de website «Meld misstanden anoniem». Tussen de bonden en de bestuurder is toen afgesproken dat de resultaten van de meldingen voor een overleg tussen de bonden en de hoofddirecteur geagendeerd zouden worden. Ik kan nu alleen constateren dat de bonden dat overleg daarover niet hebben willen afwachten en de zaak in de publiciteit hebben gebracht.
Begin april heeft de hoofddirecteur van DJI een afspraak met de bonden gemaakt dat zij de klachten die zijn ontvangen naar aanleiding van de website geanonimiseerd aanleveren, zodat de bestuurder duiding kan geven aan de cijfers. Justitievakbond Juvox is bereid geweest – zonder de anonimiteit in gevaar te brengen – de bij de vakbonden gemelde misstanden te bespreken met de hoofddirecteur van DJI. De overige bonden hebben deze bereidheid niet betoond.
De klachten die zijn ingediend bij de bonden worden door de hoofddirecteur van DJI als een belangrijk signaal gezien en hij zal maatregelen treffen als de (geanonimiseerde) klachten hiertoe aanleiding geven. Overigens is bij de lancering van de website «Meld misstanden anoniem» door de bonden, namens de hoofddirecteur van DJI een mail verstuurd aan alle personeelsleden, waarin het personeel wordt gevraagd onduidelijkheden, bezwaren of klachten eerst of ook bij de leidinggevende te melden. Zo worden eventuele problemen snel zichtbaar en bespreekbaar. Ook kan direct uitleg worden gegeven en kunnen indien nodig maatregelen worden genomen.
De bonden trekken uit de klachten onder meer de conclusie dat er sprake is van een personeelstekort. Ik herken het probleem van een personeelstekort bij DJI niet. Zoals ik tijdens het Algemeen Overleg van 27 maart jl. over het gevangeniswezen aan uw Kamer heb gemeld, zijn er op dit moment meer DJI-medewerkers dan gedetineerden. Op 1 april 2014 werkten er 9964 fte binnen het gevangeniswezen. Er waren op die datum 9643 gedetineerden. Van de 9964 fte hebben 7819 mensen een substantieel bezwarende functie. Zij hebben contact met gedetineerden. Onder deze groep vallen onder meer de piw’ers, bewaarders en medewerkers arbeid.
De bestuurder van DJI organiseert samen met de medezeggenschap bijeenkomsten voor het personeel. Zo zijn er bijeenkomsten geweest over het thema werkdruk en het thema integriteit. Vanuit de organisatie is dus aandacht voor deze onderwerpen en wordt gezamenlijk opgetrokken met de medezeggenschap.
De commissie Van Werk Naar Werk van de medezeggenschap heeft een ronde gemaakt langs alle inrichtingen om vragen te verzamelen over het Van Werk Naar Werk-beleid. Deze zijn in de vorm van verslagen aangeboden aan de directie Gevangeniswezen van DJI. Door de directie zijn alle vragen beantwoord in een overleg met de medezeggenschap.
Het beeld dat sprake zou zijn van intimidatie vanuit het management van DJI herken ik niet. Door de directie van DJI wordt wel zakelijker gestuurd. Een strakke financiële discipline is noodzakelijk om de opgelegde taakstellingen te kunnen behalen. Zo stuurt het management, meer dan voorheen en binnen de bestaande regelgeving, op onder meer het verminderen van (beter betaald) overwerk en het draaien van onregelmatige diensten. Dit heeft echter niets te maken met intimidatie of een angst- en afrekencultuur.
Bij de implementatie van het Masterplan DJI staat de borging van de veiligheid voorop. DJI monitort eventuele bijzonderheden in het kader van veiligheid binnen inrichtingen en neemt daar waar nodig actie. Uit de cijfers over de afgelopen jaren blijkt dat er een daling is van het aantal geweldsincidenten tussen gedetineerden onderling en van het aantal geweldsincidenten van gedetineerden tegen personeel. Er waren in 2013 7,2 geweldsincidenten tussen gedetineerden onderling per 100 bezette cellen, terwijl dit in 2012 nog 7,7 en in 2011 8,8 per 100 bezette cellen was. Voor de geweldsincidenten van gedetineerden tegen personeel geldt dat het er in 2013 3,8 per 100 bezette cellen waren, in 2012 4,4 en in 2011 5,4 per 100 bezette cellen. Op basis van de geregistreerde aantallen geweldsincidenten tijdens de eerste vier maanden van dit jaar, namelijk 1,8 geweldsincidenten tussen gedetineerden onderling en 0,8 geweldsincidenten van gedetineerden tegen personeel (beide aantallen per 100 bezette cellen) is geen trendbreuk met eerdere jaren waargenomen en lijkt de daling zich door te zetten. De directie Gevangeniswezen volgt de ontwikkeling van het aantal geweldsincidenten nauwlettend. Ik ben me er van bewust dat personeelsleden zich, ondanks de daling van het aantal geregistreerde geweldsincidenten van de afgelopen jaren, onveilig kunnen voelen. Met de implementatie van het Masterplan DJI worden immers ingrijpende maatregelen genomen die ook direct het personeel raken.
Wat is uw reactie op de uitspraken van de GOR Gevangeniswezen naar aanleiding van de zogenaamde Breukelennotitie?2
Conform mijn eerdere toezeggingen tijdens het Algemeen Overleg over het Masterplan DJI van 29 januari jl. en het Algemeen Overleg over het gevangeniswezen op 27 maart jl. zal ik uw Kamer voor het zomerreces informeren over de voortgang van de implementatie van het Masterplan DJI en de aanvullende financiële problematiek. Met deze brief zullen de bovenstaande vragen worden beantwoord.
Wat is uw reactie op de brandbrief die door het gevangenispersoneel in het noorden is geschreven aan de gevangenisdirecteuren in verband met hun zorgen over de extra bezuinigingen van 60 miljoen euro?3 Wat gaat u met de in de brandbrief geuite klachten doen?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u de onrust die speelt bij het gevangenispersoneel? Zo ja, wat gaat u daar aan doen? Zo nee, waarom niet? Wat gaat u doen met de klachten die Abvakabo FNV heeft ontvangen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om bezuinigingen op het personeel uit te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van plan om nog meer te bezuinigen op de bibliotheken in gevangenissen? Zo ja, waarom, hoeveel en en op welke manier gaat u uitvoering geven aan deze bezuiniging?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van plan om nog meer te bezuinigen op de zorg voor gedetineerden? Zo ja, waarom, hoeveel en op welke manier gaat u uitvoering geven aan deze bezuiniging?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van plan te bezuinigen op het Gevangenismuseum te Veenhuizen? Zo ja, waarom? Erkent u dat dit museum een van toegevoegde waarde is voor onze samenleving? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Staat u nog steeds achter uw uitspraak tijdens het algemeen overleg over het gevangeniswezen in de Tweede Kamer op 27 maart 2014 dat er geen gevangenissen meer worden gesloten? Zo ja, kunt u derhalve garanderen dat er geen gevangenissen meer gesloten zullen worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de stand van zaken geven met betrekking tot de invulling van het werk-naar-werk traject?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er door bijvoorbeeld penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn ook personeel wordt geworven van buiten justitie? Zo ja, waarom en hoe past een dergelijke werkwijze in het van werk-naar-werk traject?
De functies die beschikbaar zijn bij de PI Alphen aan den Rijn worden allemaal ingevuld door DJI personeel. De functie van verpleegkundige zal binnen de rijksoverheid worden uitgezet. Er zijn onvoldoende verpleegkundigen bij DJI in de regio van Alphen aan den Rijn die boventallig zijn of worden om de gevraagde formatie te kunnen invullen.
Herinnert u zich uw uitspraak tijdens voornoemd algemeen overleg dat er per 2015 600 man gevangenispersoneel bij de politie aan de slag kan gaan? Hoe zal dit binnen de nationale politie worden gerealiseerd en hoeveel aspiranten kunnen daardoor de komende jaren minder instromen bij de nationale politie?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze denkt u dat gedetineerden goed en gefaseerd worden voorbereid op terugkeer in de samenleving als de zeer beperkt beveiligde inrichtingen moeten sluiten? Op welke wijze zullen gedetineerden geactiveerd en gemotiveerd worden als u meer geld gaat vragen voor hun verblijf in detentie dan ze überhaupt kunnen verdienen tijdens diezelfde detentie?
Er is een wetsvoorstel in voorbereiding waarin staat dat gedetineerden € 16,– per dag gaan bijdragen aan hun detentie. Reden voor dit wetsvoorstel is dat voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties hoge kosten worden gemaakt, met name daar waar het gaat om een verblijf in een justitiële inrichting. Het kabinet vindt het niet meer vanzelfsprekend dat de kosten daarvan alleen of in hoofdzaak door de samenleving worden gedragen. Overigens is het niet zo dat gedetineerden al tijdens hun detentie de bijdrage moeten voldoen. Zij kunnen uitstel van betaling aanvragen en/ of een betalingsregeling treffen.
Dit alles staat los van de persoonsgerichte aanpak en de levensloopbenadering die centraal staat bij DJI. Als een gedetineerde binnenkomt in de PI, wordt zo snel mogelijk de Inkomsten-, Screening- en Selectieprocedure (ISS-procedure) gestart. De informatie die daaruit wordt verkregen wordt vastgelegd in het detentie & re-integratieplan (D&R-plan). Het D&R-plan is het persoonlijke plan over de gedetineerde en wordt gedurende de detentie constant aangepast. Verder zijn alle medewerkers opgeleid in motiverende bejegening. Dit houdt in dat het personeel op zo’n manier omgaat met gedetineerden dat zij worden gemotiveerd om niet te recidiveren na detentie. In alle vestigingen zet het gevangeniswezen casemanagers in om gedetineerden te motiveren en te ondersteunen bij de re-integratie en de nazorg. Het Gevangeniswezen en de ketenpartners stemmen alle activiteiten voor, tijdens en na detentie op elkaar af om de re-integratie van de gedetineerden in de samenleving zo goed mogelijk te laten verlopen. Gedetineerden zijn echter wel zelf verantwoordelijk voor het verloop van hun detentie en re-integratie.
Erkent u dat bij meer bezuinigingsmaatregelen de onrust onder het personeel alleen maar groter zal worden en dat dit uiteindelijk ook ten koste zal kunnen gaan van de veiligheid? Zo ja, gaat u stoppen met verdere bezuinigingen op het gevangeniswezen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de passage in het jaarverslag 2013 van de Raad van State waarin hij aangeeft zich niet aan de indruk te kunnen onttrekken dat het verruilen van detentiefasering voor elektronische detentie primair budgettaire overwegingen dient?4
DJI staat voor een aanzienlijke financiële opgave. De invoering van elektronische detentie levert een bijdrage aan de aanpak van die problematiek. Die invoering is daarmee echter zeker niet alleen een bezuinigingsmaatregel. De invoering van elektronische detentie past in de visie van het kabinet op de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en strafrechtelijke maatregelen. Vergelding, de levensloopbenadering, de persoonsgerichte aanpak en het aanspreken van de gedetineerde op diens eigen verantwoordelijkheid voor een succesvolle re-integratie vormen de belangrijkste pijlers onder het sanctiebeleid van het kabinet.
In het Regeerakkoord is afgesproken de algemeen geldende detentiefasering af te schaffen. Door de invoering van elektronische detentie in de laatste periode van detentie wordt gewerkt aan een gerichte terugkeer naar de maatschappij. Elektronische detentie moet dan wel zo veel mogelijk in het teken van activiteiten in het kader van resocialisatie staan. Ik heb het dan over zinvolle dagbesteding, bij voorkeur arbeid. Verwacht wordt dat de combinatie van insluiting van gedetineerden bij wie dat noodzakelijk is met elektronische detentie voor delinquenten bij wie dat verantwoord is tot een reductie van recidive zal leiden. Met name het kunnen verrichten van arbeid speelt hierbij een grote rol. Daarnaast wordt middels toezicht en begeleiding gewerkt aan gedragsverandering.
Kunt u een overzicht geven van de aantallen gedetineerden in respectievelijk de penitentiaire inrichtingen, tbs-instellingen, detentiecentra en justitiële jeugdinrichtingen?
De bezetting bij de verschillende sectoren van DJI was op peildatum 1 april 2014 als volgt:
Kunt u aangeven hoeveel Penitentiair Inrichtingswerkers, bewaarders en arbeidsmedewerkers er daadwerkelijk ingezet worden en hoe dat zich verhoudt tot het werkelijke aantal gedetineerden?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven hoeveel geregistreerde calamiteiten er zijn geweest in de periode vanaf begin 2013 tot nu?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe staat het op dit moment met de uitvoering van de motie-Gesthuizen c.s.5 over het pensioengat van personeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) met een substantieel bezwarende functie (SBF)? Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over een definitieve oplossing voor betreffende problematiek? Beseft u dat voor ongeveer 11.500 SBF-ers de onzekerheid maar blijft voortduren als maar niets wordt geregeld?
Op PM heb ik mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst uw Kamer over de stand van zaken met betrekking tot de SBF-problematiek geïnformeerd.
De omstreden methoden van re-integratiebedrijf WorkFast |
|
Sadet Karabulut |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Deelt u de mening dat methode van WorkFast omstreden is?1 Zo ja, heeft dit gevolgen voor uw re-integratiebeleid? Zo nee, waarom niet?
Ik hecht zeer aan een zorgvuldige aanpak van de activering en begeleiding om mensen naar werk te leiden. Daarvoor is maatwerk een belangrijke voorwaarde. Uiteraard dient dit binnen de vigerende regelgeving en rekeninghoudend met persoonlijke omstandigheden plaats te vinden. Ook in de situatie van uitbesteding van de re-integratie bij een extern bedrijf, dient de gemeente toe te zien op een zorgvuldige aanpak en is zij verantwoordelijk voor de juiste bejegening van de mensen en voor de opgedragen activiteiten die moeten zijn afgestemd op de mogelijkheden van de betrokkene. Ik vel geen oordeel over de werkwijze van dit specifieke bedrijf. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van de WWB en de wijze waarop zij het re-integratiebeleid vormgeven. Daarbij is het ook aan gemeenten om te bepalen of zij de re-integratietaken uitbesteden aan re-integratiebedrijven en om deze bedrijven te selecteren. De gemeenteraad controleert dit beleid en gemeenteraadsleden kunnen de uitvoering in de Raad aan de orde stellen. Het is dus aan het College en de Raad om misstanden op te sporen en snel te corrigeren.
Mensen die zich door de behandeling in het kader van hun re-integratie benadeeld voelen, kunnen een klacht indienen bij het college van B&W en de cliëntenraad kan dit onderwerp bij het College of bij de gemeenteraad aan de orde stellen. Fouten bij de uitvoering van het re-integratiebeleid moeten op lokaal niveau aan de orde worden gesteld en ook op dat niveau zo nodig worden gecorrigeerd. Het kabinet heeft hierbij geen taak.
In welke gemeenten is WorkFast actief? Hoeveel subsidie wordt per gemeente ingezet, hoeveel bijstandsgerechtigden zitten in een traject en wat kost een traject bij Workfast? Hoeveel deelnemers aan WorkFast trajecten hebben als resultaat hiervan na een jaar een baan? Kunt u voorgaande vragen beantwoorden voor de afgelopen vijf jaar? Kunt u dit toelichten?
Het aanbesteden van re-integratiewerkzaamheden aan private partijen zal doorgaans niet de vorm van een subsidierelatie hebben, maar een privaatrechtelijke overeenkomst zijn om diensten tegen betaling te leveren. De gevraagde gegevens betreffen bedrijfsspecifieke en mogelijk concurrentiegevoelige informatie. Gelet op de decentrale verantwoordelijkheid binnen de WWB, beschik ik niet over deze informatie.
Heeft de eigenaar van WorkFast nog meer reintegratiebedrijven? Zo ja welke? Hoeveel omzet draait dit bedrijf en/of deze bedrijven? Hoeveel winst wordt gemaakt? Wat zijn de inkomsten van eigenaar en medewerkers?
Zie antwoord vraag 2.
Heiligt het doel alle middelen van reïntegratiemethode WorkFast? Zo nee, waar ligt volgens u de grens?
Zie het antwoord op vraag 1.
Acht u het wenselijk en aanvaardbaar dat winst wordt gemaakt via arbeidsbemiddeling? Zo ja, waarom en welke kaders hanteert u hierbij? Zo nee, welke gevolgen heeft dit voor uw re-integratiebeleid?
Zie antwoord vraag 4.
Is het toegestaan dat bijstandsgerechtigden met een beperking of chronische ziekte worden gedwongen om werkzaamheden te verrichten die strijdig zijn met medische adviezen? Zo nee, welke wettelijke wetten en regels zijn hierop van toepassing? Zo ja, op welke wijze moeten consulenten en ambtenaren dan wel rekening houden met specifieke (medische) omstandigheden van individuele bijstandsgerechtigden? Welke stappen kunnen bijstandsgerechtigden zetten wanneer zij gedwongen worden werkzaamheden te verrichten die strijdig zijn met medische adviezen?
Maatwerk is bij de re-integratie geboden. De gemeente bepaalt of de aan de cliënten gestelde eisen aan redelijke normen voldoen, rekening houdend met eventuele medische belemmeringen. Cliënten hebben de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen het besluit van de gemeente om hen op een re-integratietraject te plaatsen of om een sanctie op te leggen. In deze procedure zal dan worden bepaald in hoeverre sprake is van zinvolle verplichtingen die aan de uitkering zijn verbonden. Daarnaast kunnen mensen indien ze de bejegening onjuist vinden, ook een klacht indienen bij de gemeente.
Vindt u dat de methode «breken en weer bouwen», waarbij mensen druk en intimidatie ervaren en wordt aangepraat dat zij alles verkeerd doen, een effectieve en waardige manier is om mensen weer aan de werk te helpen?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u de verplichting om vijf sollicitatiebrieven per dag, honderd sollicitatiebrieven per maand te schrijven, op straffe van een korting op de uitkering, zinvol?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de Inspectie SZW onderzoek te laten doen naar de methode WorkFast? Zo nee, vallen methoden en technieken van WorkFast die veel bijstandsgerechtigden als intimiderend, brekend en ziekmakend ervaren – omdat zij aangevallen worden op hun positie als bijstandsgerechtigde, hun psychische of lichamelijke beperking of hun uiterlijke verschijning – binnen de grenzen van de wet?
Onderzoek door de Inspectie SZW is hier niet aan de orde. Het betreft de uitvoering van re-integratiebeleid waarin de gemeente beleidsvrijheid heeft en waarvoor zij de verantwoordelijkheid draagt. De inspectie SZW doet geen onderzoek naar de uitvoering van individuele gemeenten. De gemeenteraad heeft op dit terrein een controlerende taak in de richting van het college van burgemeester en wethouders.
Mogen gemeenten en/of re-integratiebedrijven van bijstandsgerechtigden in het kader van hun re-integratietraject eisen dat: zij stoppen met vrijwilligerswerk in de avond en het weekend; zij hun kinderen verplicht naar de buitenschoolse opvang doen tegen hoge kosten zonder dat er regulier werk voor handen is en zonder dat deze kosten worden vergoed; zij ondanks eerdere beoordeling van de arts dat bepaalde werkzaamheden onuitvoerbaar zijn vanwege medische beperkingen, nadere gedetailleerde medische informatie moeten aanleveren? Zo nee, aan welke wetten en regels hebben zij zich te houden en welke stappen kunnen bijstandsgerechtigden tegen dergelijke praktijken ondernemen?
Zie het antwoord op vraag 1. De cliënt kan in bezwaar en beroep gaan tegen eventuele sanctiemaatregelen, die worden opgelegd als gevolg van het niet voldoen aan de gestelde eisen.
De verdubbeling van het aantal brandslachtoffers |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht 'Aantal brandslachtoffers verdubbeld» over de uitkomst van het onderzoek van Brandweer Nederland, waarin staat dat het aantal doden bij brand is verdubbeld?1
Ja. Ik ben geschrokken van de uitkomsten van dit onderzoek.
Hoe kunt u deze verdubbeling verklaren met het oog op de daling van het aantal slachtoffers tot 2012?
De uitkomsten van dit onderzoek dienen wel enigszins genuanceerd te worden. Zo betreft het hier een ruwe telling, analyse van de cijfers over het 1e kwartaal 2014 moet nog plaatsvinden. Ook zijn in deze telling alle slachtoffers van brand in gebouwen meegenomen, terwijl bij de definitieve cijfers over 2014 slachtoffers van bijvoorbeeld brandstichting en zelfdoding niet worden meegenomen. Het definitieve cijfer kan daarom lager uitvallen. Doordat een analyse nog niet heeft plaatsgevonden, is er geen informatie over de oorzaken van de branden beschikbaar.
Is het aantal slachtoffers per brand toegenomen? Zo ja, wat is hier de oorzaak van?
De telling van het IFV biedt geen inzicht in het totaal aantal slachtoffers door brand. Hierin biedt de jaarlijkse Brandweerstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wel inzicht.
Uit een analyse van de CBS-Brandweerstatistieken van 2002 tot en met 2012 blijkt dat het totaal aantal branden per jaar fluctueert, evenals het aantal doden per brand (tussen de 0,12% en 0,21%). Momenteel zijn nog geen cijfers met betrekking tot het aantal branden en doden beschikbaar over 2013. Die cijfers worden opgenomen in de CBS-Brandweerstatistiek 2013 die in het najaar van 2014 verschijnt.
Wat zijn de oorzaken van de branden? Kunt u aangeven in hoeverre deze verschillen met de brandoorzaken van de afgelopen vijf jaar?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven in hoeveel van deze gevallen sprake was van illegaal aftappen van elektriciteit?
Nee, over de oorzaken van de branden zijn nog geen gegevens beschikbaar. U zie ook mijn antwoord op de vragen 2 en 4.
Wat gaat het kabinet doen ten aanzien van de verwachting dat het aantal branddoden onder 65-plussers door de vergrijzing tot 2030 met 60% zal toenemen?
De verwachting dat het aantal dodelijke slachtoffers door brand zal toenemen door de vergrijzing is een punt van zorg. Daarom richten activiteiten op het gebied van brandveiligheid zich steeds meer op thuiswonende ouderen. Met mijn financiële steun worden door Brandweer Nederland en de Nederlandse Brandwondenstichting diverse activiteiten ondernomen om het (brand)veiligheidsbewustzijn te bevorderen en daarmee het aantal branden en doden door brand in de toekomst te verminderen. Met name doel ik op het project Brandveilig Leven van Brandweer Nederland en de jaarlijkse campagne Nationale Brandpreventieweken van de Nederlandse Brandwonden Stichting. Dit project en deze campagne richten zich op het geven van voorlichting aan burgers om het (brand)veiligheidsbewustzijn te vergroten, in het bijzonder aan de doelgroep «thuiswonende senioren». Het thema van de Brandpreventieweken, die in oktober 2014 plaatsvinden, is «ouderen en brandveiligheid», en is gericht op de doelgroep thuiswonende ouderen. In het kader van het project Brandveilig Leven is onder meer voorlichting voorzien over brandveiligheid in combinatie met braak- en valveiligheid bij zelfstandig thuiswonende ouderen. Een andere activiteit binnen het project Brandveilig Leven is «Geen Nood Bij Brand», waarin Brandweer Nederland samenwerkt met Actiz, GGZ Nederland en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) om de brandveiligheid en de bewustwording hierover binnen alle lagen van een zorginstelling te verbeteren.
Ik heb uw Kamer per brief van 22 juli 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 26 956, nr. 168) geïnformeerd over de stand van zaken van deze activiteiten die in het kader van brandveiligheid worden verricht.
Welke preventieve maatregelen worden er genomen om het aantal slachtoffers boven de 65 jaar te verminderen?
Zie antwoord vraag 6.
Is het kabinet bereid om deze doelgroep beter te informeren over preventieve maatregelen?
Zie antwoord vraag 6.
Werkt het kabinet samen met partijen die zijn betrokken bij de (thuis)zorg en maatschappelijke ondersteuning? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe gaat het kabinet het veiligheidsbewustzijn van alle burgers vergroten?
Zie antwoord vraag 6.
Is het kabinet bereid om het advies van de brandweer over het gebruik van werkende rookmelders en brandveilig meubilair op te volgen? Zo nee, waarom niet?
In opdracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst (WenR) verricht het IFV/Brandweeracademie tot en met eind 2014 onderzoek naar de effectiviteit van rookmelders. Op verzoek van de Minister voor WenR zal het IFV in dit onderzoek de door het Bouwbesluit 2012 voor nieuwbouw voorgeschreven plaatsing van rookmelders evalueren en zo nodig komen met verbetervoorstellen op dit punt.
Uw Kamer is hierover op 28 augustus 2013 door de minister voor WenR geïnformeerd (Kamerstukken II 2012/13, 32 757, nr. 77). Over de uitkomst van dit onderzoek wordt uw Kamer nader geïnformeerd.
Tijdens het Algemeen Overleg Nationale Veiligheid van 28 november 2013 heb ik toegezegd uw Kamer vóór de zomer 2014 te informeren over het onderzoek naar brandveiligheid in woningen dat in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum wordt uitgevoerd. Dit onderzoek heeft ook betrekking op de brandveiligheid van meubilair.
Wat is de relatie tussen het toegenomen aantal slachtoffers en een kleinere bezetting van brandweerpersoneel per voertuig en de toegenomen werkdruk van de brandweer?
Van enige relatie tussen aantallen slachtoffers, voertuigbezetting en werkdruk is mij niets bekend.
Het bericht over Europese sancties bij werkloosheid boven de 5% |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven wat u vindt van een zogenaamde werkloosheidsnorm?1
Ik deel de opvatting van mevrouw Jongerius dat EU-lidstaten meer kunnen doen om de werkloosheid te bestrijden. De werkloosheid is in veel EU-lidstaten zodanig hoog opgelopen dat extra aandacht voor de bestrijding ervan in EU-kader gerechtvaardigd is. Ik ben het bovendien met mevrouw Jongerius eens dat het vooral aan de lidstaten zelf is om maatregelen te nemen. Zij zijn verantwoordelijk voor hun eigen beleid voor de bestrijding van werkloosheid.
In Nederland hebben we in de afgelopen maanden met uw Kamer overeenstemming bereikt over hervormingen op de arbeidsmarkt. Daarnaast neemt het kabinet aanvullende maatregelen ter bestrijding van de werkloosheid, met name ook ten aanzien van de jeugdwerkloosheid. Ook in andere Europese lidstaten zijn dergelijke hervormingen en maatregelen noodzakelijk. In veel lidstaten zien we echter dat het tempo van hervormingen niet voldoende is.
Het kabinet zoekt daarom naar mogelijkheden om lidstaten beter aan te sporen om hervormingen door te voeren, zonder nu in de competentieverdeling te willen treden zoals deze is vastgelegd in de Europese Verdragen. Dit betekent niet dat we eenzelfde sanctiemechanisme moeten inrichten voor de bestrijding van de werkloosheid als voor de 3-procentbegrotingsnorm.
Voor manieren voor versterkte Europese coördinatie ten aanzien van hervormingen heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd in zijn visie op de toekomst van de EMU (kamerstuk 21 501-20, nr. 704). Bovendien heeft mijn collega van Financiën, Minister Dijsselbloem, bepleit om eventueel uitstel voor lidstaten van hun deadline voor het terugdringen van het buitensporig begrotingstekort binnen de regels van het stabiliteits- en groeipact ook te koppelen aan de verplichting om structurele hervormingen door te voeren voor een herstel van de economie, waaronder een verbetering van de werking van de arbeidsmarkt.
Het is dus een goed idee om lidstaten aan te spreken op de noodzaak om bestrijding van de werkloosheid als absolute prioriteit te beschouwen en te bezien hoe we dit in de EU het beste kunnen inrichten.
Wat voor eventuele sancties ziet u wanneer landen zich niet houden aan de werkloosheidsnorm?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt een eventuele werkloosheidsnorm zich tot de begrotingsnorm?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat de overheid – door simpelweg meer geld uit te geven – banen kan creëren?
Algemeen gesteld ben ik van mening dat structurele werkgelegenheid wordt gecreëerd in het samenspel tussen werkgevers en werknemers – vraag en aanbod. De overheid dient hiervoor de randvoorwaarden te borgen en kan bovendien een faciliterende rol spelen. De sectorplannen die sociale partners samen overeenkomen om werkloosheid te voorkomen en te bestrijden zijn in dit verband een nuttig voorbeeld, omdat ik deze als Minister niet wil voorschrijven, maar wel ondersteunen, in de vorm van cofinanciering.
Dat betekent overigens niet dat dit kabinet zich op het standpunt stelt dat hogere collectieve uitgaven automatisch de werkloosheid zullen doen afnemen. Integendeel, dit kabinet ziet het als zijn opdracht om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Een gezonde begroting is noodzakelijk voor het herstel van het vertrouwen in de nationale economie, reden waarom dit kabinet aanstuurt op het uiteindelijk in evenwicht brengen van de begroting. Ook in Europees verband houdt het kabinet vast aan de lijn dat lidstaten de Europese begrotingsregels dienen te respecteren.
Dit alles neemt niet weg dat de EU-lidstaten voor een lastige opdracht staan: de begroting dient op orde te worden gebracht, en de werkloosheid dient te worden bestreden. Het is de opvatting van dit kabinet dat lidstaten zichzelf de beste dienst bewijzen door zowel hun overheidsfinanciën op orde te brengen als structurele hervormingen in hun arbeidsmarkt door te voeren. Tevens kunnen lidstaten proberen door middel van slim beleid oplopende werkloosheid een halt toe te roepen of de afstand tot de arbeidsmarkt voor kwetsbare groepen te verkleinen, zoals Nederland doet met bijvoorbeeld sectorplannen respectievelijk de mobiliteitsbonus. De Europese samenwerking is er onder meer op gericht ook in dit kader de best practices te identificeren en uit te wisselen. Het op structurele basis subsidiëren van banen lijkt mij inderdaad geen best practice, en zal bovendien niet bijdragen aan het realiseren van een verantwoorde begroting.
Denkt u dat door het op laten lopen van de staatsschuld de werkloosheid af zal nemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel? Denkt u überhaupt dat meer schulden maken en meer geld uitgeven leidt tot afnemende werkloosheid?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre deelt u de mening dat het uitgeven van overheidsgeld aan gesubsidieerde banen marktverstorend kan werken en dit geen echte structurele banen oplevert? Kunt u daarnaast aangeven of wat u er van vindt als een land (dat niet aan de norm voldoet) bepaalde banen subsidieert, terwijl een ander land hetzelfde type banen niet subsidieert? Deelt u de mening dat dit tot oneerlijke concurrentie kan leiden?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel Europese landen hebben op dit moment een werkloosheid van onder de 5%?
Volgens Eurostat had in 2013 (meest recente jaarcijfers) alleen Oostenrijk een werkloosheidspercentage lager dan 5 procent.
Kunt u aangeven in hoeverre Italië, Spanje en Griekenland sinds hun toetreding tot de EU ooit een werkloosheid onder de 5% hebben gehad?
Voor het antwoord op uw vraag maak ik gebruik van de statistieken van de OESO.
Italië trad als oprichtende partij in 1952 toe (tot de EGKS). De OESO heeft werkloosheidsstatistieken over Italië beschikbaar sinds 1956. Alleen in de jaren 1962 tot en met 1964 had het land een werkloosheid onder de 5 procent.
Griekenland trad in 1981 toe (tot de EEG) en had toen een werkloosheid van 4 procent. Sinds het jaar daarop heeft het land niet meer een werkloosheid onder de 5 procent gehad.
Spanje trad in 1986 toe (tot de EEG) en heeft sindsdien nooit een werkloosheid onder de 5 procent gehad.
Betekent een eventuele werkloosheidsnorm ook dat landen die een werkloosheid hebben onder de norm moeten gaan betalen voor landen die de norm niet halen? Zo ja, wat vindt u hier van? Zo nee, waarom niet? Wat moet er gebeuren als alle Europese landen de norm niet halen?
Ik ga niet in op eventuele gevolgen van normen die op dit moment geen deel uitmaken van het Europese beleid of van de kabinetsinzet.
Wat zouden volgens u concrete maatregelen zijn die genomen kunnen worden om de werkloosheid te bestrijden wanneer de norm wordt overtreden? Wat zijn de kosten van deze maatregelen?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat het belangrijk is om de werkloosheid terug te dringen, maar dat banen gecreëerd worden door het bedrijfsleven en dat de overheid enkel de randvoorwaarden kan scheppen?
Zie het antwoord op vraag 4 t/m 6.
Mogelijke postcodediscriminatie bij energiebedrijf Oxxio |
|
Keklik Yücel (PvdA), Mei Li Vos (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat het energiebedrijf Oxxio een kredietcheck uitvoert op bepaalde klanten en daarnaast een borg eist? 1
Energiebedrijf Oxxio heeft mij als volgt geïnformeerd. Oxxio heeft aangegeven dat zij de kredietwaardigheid van al haar potentiële klanten beoordeelt, of laat beoordelen. Het oordeel hangt nooit uitsluitend van de postcode af. Oxxio geeft aan dat aan nieuwe klanten met een verhoogd betalingsrisico in drie situaties een waarborgsom wordt gevraagd.
Klopt het dat dit bedrijf zich daarbij alleen op de postcode van de mogelijke klant baseert? Zo nee, op welke andere gegevens heeft Oxxio zich gebaseerd?
Zie antwoord vraag 1.
Is volgens u in dit geval sprake van strijdigheid met artikel 7 van de Algemene wet gelijke behandeling, dat stelt dat het verboden is om onderscheid te maken bij het aanbieden of verlenen van toegang tot goederen of diensten en bij het sluiten, uitvoeren of beëindigen van overeenkomsten ter zake? Zo nee, waarom niet?
In artikel 7 van de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) is bepaald dat het verboden is om bij het aanbieden van een goed of een dienst onderscheid te maken op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras (in de zin van etnische of nationale afkomst), geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat. Het verbod heeft mede betrekking op de voorwaarden waaronder het goed of de dienst wordt aangeboden, dus bijvoorbeeld ook op het al of niet vragen van een waarborgsom.
Het verbod heeft zowel betrekking op direct onderscheid op een van de genoemde gronden, als op indirect onderscheid. Van indirect onderscheid is sprake indien een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen met een bepaalde godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat in vergelijking met andere personen bijzonder treft. Artikel 2, eerste lid, van de Awgb bepaalt dat het verbod van onderscheid niet geldt ten aanzien van indirect onderscheid dat objectief wordt gerechtvaardigd.
In de door Oxxio verstrekte gegevens zie ik geen aanleiding om aan te nemen dat Oxxio bij het accepteren van nieuwe klanten of het vragen van een waarborgsom direct onderscheid maakt op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat.
Voor wat betreft indirect onderscheid is uit onderzoek gebleken dat er een indirect verband bestaat tussen postcode, inkomen en afkomst.2 Het gebruik van de postcode als (enige) criterium voor kredietwaardigheid zou daarmee tot indirect onderscheid op grond van ras (in de zin van afkomst) leiden. Uit de door Oxxio verstrekte informatie, die in het antwoord op de vragen 1 en 2 is weergegeven, leid ik echter af dat Oxxio en Focum zich voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van een potentiële klant niet uitsluitend op diens postcode baseren, maar tevens op een groot aantal andere factoren, en dat de postcode in dit verband slechts een beperkte rol speelt. Uit de mij beschikbare informatie kan ik bovendien niet afleiden dat de kredietwaardigheidstoets dan wel het beleid ten aanzien van de waarborgsom op een andere wijze tot (ongeoorloofd) direct of indirect onderscheid leidt.
Overigens heeft het College voor de rechten van de mens onlangs advies uitgebracht over een situatie waarin de postcode als criterium werd gebruikt. Het college concludeerde, dat het indirect onderscheid dat daarvan het gevolg is in bepaalde gevallen objectief gerechtvaardigd kan zijn.3
Klopt het dat de toenmalige Minister van Financiën Zalm in het verleden banken tot de orde heeft geroepen, in verband met vermeende postcodediscriminatie bij het verstrekken van hypotheken?
De Minister van Financiën heeft naar aanleiding van de geluiden over het vermeende selecteren op postcode door hypotheekverstrekkers tijdens een bestuurlijk overleg met de banken te kennen gegeven dat de overheid van hypothecair financiers verwacht dat zij naar het publiek toe helder communiceren over de vraag of zij bij de hypotheekverstrekking selecteren op postcode. De banken hebben bij deze gelegenheid toegezegd om hier een persbericht over te publiceren. Na dit overleg is een bepaling in de Gedragscode Hypothecaire Financieringen opgenomen dat het enkele feit dat de hypothecair te verbinden woning in een bepaalde wijk of postcodegebied is gelegen, geen grond zal zijn om een aanvraag af te wijzen.
Kunt u het energiebedrijf Oxxio en eventuele andere energiebedrijven op een vergelijkbare manier tot de orde roepen? Zo nee, waarom niet?
Oxxio geeft aan zich niet uitsluitend op de postcode te baseren. Consumenten kunnen als zij vermoeden dat er sprake is van ongeoorloofde praktijken een klacht indienen bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De ACM kan ook op eigen initiatief een onderzoek uitvoeren en zo nodig optreden. Zij kan optreden op basis van sectorspecifieke regelgeving in de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 en op basis van algemene regelgeving ter bescherming van consumenten. Oxxio heeft in dit kader naar aanleiding van uw vragen over dit onderwerp uit eigen beweging een brief aan de ACM gestuurd. Dit heeft geen aanleiding gevormd voor de ACM om over te gaan tot onderzoek.
Indien iemand zich in een concreet geval gediscrimineerd voelt door de handelwijze van een bedrijf, kan hij of zij zich voor advies wenden tot een gemeentelijke antidiscriminatievoorziening of een oordeel vragen aan het College voor de rechten van de mens of de rechter. Het College voor de rechten van de mens kan ook uit eigen beweging een onderzoek naar vermeende discriminatie starten. Voorts kan een bedrijf het college om een oordeel vragen over het eigen handelen.
Ik zie daarom geen aanleiding om stappen richting Oxxio of andere energiebedrijven te zetten.
Digitaal solliciteren bij de politie |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het bericht «Om 20:00 uur laatste openstelling hoofdagent en politiekundige», waaruit blijkt dat er op donderdag 3 april jl. op drie momenten (13.00 uur, 16.30 uur en 20.00 uur) gedurende korte tijd digitaal gesolliciteerd kon worden op vacatures voor de functies van hoofdagent en politiekundige?1
Ja.
Is het waar dat de servers door de grote toeloop van sollicitaties binnen een paar minuten overbelast waren?
Ja. Om dit probleem op te lossen zijn er inmiddels nieuwe servers in gebruik genomen en is tevens extra capaciteit gegenereerd.
Waarom heeft de politie ervoor gekozen om de website zo kort open te stellen voor sollicitaties?
Vooropgesteld zij dat kwaliteit en motivatie altijd de doorslaggevende elementen binnen het selectietraject zijn. Er worden alleen gemotiveerde en gekwalificeerde kandidaten bij de politie aangenomen.
De belangstelling voor het werken bij de politie is hoog terwijl een beperkt aantal vacatures beschikbaar is. Vanuit het oogpunt van acceptabele doorlooptijden en doelmatigheid van het selectieproces heeft de politie daarom bij de afgelopen sollicitatierondes het aantal sollicitanten dat tot de procedure wordt toegelaten gemaximeerd. Na evaluatie van dit systeem is er inmiddels voor gekozen om nieuwe instrumenten te ontwikkelen om bij een groot aantal belangstellenden op een doelmatig en slagvaardige manier tot de selectie van de meest geschikte kandidaat te kunnen komen. Sollicitanten zullen via de site https://www.werkenbijdepolitie.nl van het gewijzigde proces op de hoogte worden gesteld.
Deelt u de mening dat in de sollicitatieprocedure de kwaliteit en de motivatie van de kandidaten voorop dient te staan en niet de kwaliteit van de internetverbinding en een dosis geluk?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer is de volgende mogelijkheid om te solliciteren naar een opleidingsplaats bij de politie? Bent u bereid een herkansing te bieden aan diegenen die als gevolg van technische problemen niet hebben kunnen solliciteren?
Op dit moment is nog niet bekend wanneer nieuwe opleidingsplaatsen beschikbaar komen. Zodra nieuwe plaatsen beschikbaar zijn, zal dit bekend gemaakt worden. Ook diegenen die als gevolg van technische problemen geen sollicitatie konden indienen kunnen – mits zij aan de gestelde eisen blijven voldoen – meedoen. Ook kunnen belangstellenden zich via de website https://mijn.kombijdepolitie.nl opgeven voor een vacature-alert, om als eerste op de hoogte te zijn van nieuwe vacatures.
Gewelddadig tuig in Rotterdam |
|
Joram van Klaveren (Van Klaveren) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Hangjongeren mishandelen bewoners»?1
Ja.
Zijn de daders die verantwoordelijk zijn voor het gewelddadig binnendringen in een huis en het mishandelen van de bewoners al gepakt? Zo neen, wat is de stand van zaken?
Nee. De politie Rotterdam verricht onder leiding van de officier van justitie van het parket Rotterdam een opsporingsonderzoek. Over dit onderzoek kan ik verder geen mededelingen doen vanwege de belangen van opsporing en vervolging.
Kunt u aangeven welke nationaliteit(en) de verdachten van deze wandaad hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat structurele overlast door criminele jongeren niet wordt opgelost door bezigheidstherapie, straatcoaches of buurtvaders? Zo ja, wanneer wordt er eindelijk eens ingezet op een forse verhoging van de straffen, met name voor geweldscriminaliteit?
De aanpak van overlast en criminaliteit vraagt een stevige inzet van repressieve en preventieve maatregelen. Het lokaal bestuur heeft de nodige instrumenten om op te treden tegen overlast en criminaliteit. Het is aan het lokaal bestuur en zijn partners om te beoordelen welke maatregelen worden ingezet. Of deze maatregelen effectief zijn voor het doel waarvoor ze worden ingezet is mede afhankelijk van de specifieke lokale omstandigheden. De gemeenteraad heeft een controlerende taak bij het beoordelen van de effectiviteit van de inzet van de genomen maatregelen.
De strafmaxima die in de wet zijn opgenomen ten aanzien van de verschillende vormen van geweldscriminaliteit, zijn toereikend. Het is aan de rechter om in individuele zaken te beoordelen welke straf passend is.
Marokkanen en uitkeringsfraude |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Fraudevraag van Sociale Verzekeringsbank zint Marokkanen niet»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het opvragen van het Marokkaanse identiteitsnummer door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een goed middel is in de opsporing van uitkeringsfraude? Zo neen, waarom niet?
Bij de opsporing van uitkeringsfraude is het Marokkaanse identiteitsnummer een noodzakelijk gegeven indien het in dat kader nodig is om onderzoek te doen in Marokko, bijvoorbeeld naar het bezit van onroerend goed.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om iedereen die hier niet aan meewerkt de uitkering voorgoed af te nemen? Zo neen, waarom niet?
De Wet werk en bijstand voorziet in mogelijkheden om de uitkering op te schorten en te beëindigen indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, en hem dit te verwijten valt. Hier wordt van geval tot geval door de uitvoerders, in casu gemeenten en de SVB, over geoordeeld.
Deelt u de mening dat de term «Marokkaanse toestanden» juist van toepassing is op de het Euro-Mediterraan Centrum Migratie & Ontwikkeling (Emcemo) en alle Marokkanen die weigeren mee te werken aan het verzoek van de SVB, die daarmee in elk geval de schijn van uitkeringsfraude in stand houden? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet staat voor de rechtmatige verstrekking van uitkeringen en het maximaal bestrijden van fraude. Dat is van belang voor het behoud van draagvlak voor het sociale stelsel. Van burgers kan worden verlangd dat zij meewerken aan onderzoek naar de rechtmatigheid van hun uitkering en daarvoor gegevens aanleveren. Die gegevens moeten wel nodig zijn voor het onderzoek. Omdat de SVB in dit stadium van haar onderzoek geen gebruik maakt van het CIN-nummer, hoeft dit nu niet te worden aangeleverd. Alle overige door de SVB gevraagde gegevens moeten wel geleverd worden. Indien op basis van de beschikbare gegevens vervolgonderzoek in Marokko moet plaatsvinden, zal de SVB het nummer alsnog vragen en is de AIO-gerechtigde ook gehouden aan levering. Zoals bij antwoord 3. vermeld kan niet meewerken consequenties hebben voor de uitkering.
Welke acties gaat u nog meer ondernemen om vastgoed van uitkeringsgerechtigden in het buitenland op te sporen?
Het doen van vermogensonderzoek in het buitenland vormt een integraal element van de handhaving en controle op rechtmatigheid van alle uitkeringen. Dit geschiedt middels het controleteam Buitenland en de sociaal attaché»s van de SVB en het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF), onderdeel van het UWV, waar ook gemeenten een verificatieverzoek aan kunnen doen.
Krijgt Emcemo subsidie? Zo ja, hoeveel en bent u bereid om deze subsidie af te pakken? Zo neen, waarom niet?
Emcemo ontvangt geen subsidie vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Het bericht 'scheepswerf Peters in Kampen vraagt faillissement aan' |
|
Agnes Mulder (CDA), Eddy van Hijum (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «scheepswerf Peters in Kampen vraagt faillissement aan»?1
Ja.
Kunt u aangeven op welke wijze u betrokken bent (of was) bij pogingen om een faillissement te voorkomen?
Medio 2013 heeft de bank van scheepswerf Peters voor de bouwfinanciering van twee schepen een aanvraag ingediend voor een garantstelling onder de Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF) bij RVO-EZ. De GSF is bedoeld als ondersteuning voor de bouwfinanciering van nieuw te bouwen schepen in Nederland. De garantstelling wordt gegeven over maximaal 80% van de contractprijs van het schip. Hiermee worden werven in staat gesteld om nieuwbouworders, en daarmee werk, binnen te halen die anders niet gefinancierd zouden worden.
Ook de bank van scheepswerf Peters heeft een beroep gedaan op deze regeling om de bouw van schepen door scheepswerf Peters te financieren. De initiële aanvraag door de bank voor een garantstelling onder de GSF is in november 2013 onder een aantal opschortende voorwaarden goedgekeurd. Een voorwaarde is dat de nafinanciering is geregeld.
Omdat de bouwfinanciering bij aflevering van het schip wordt afgelost uit een door de afnemer/opdrachtgever te regelen nafinanciering, is de aanwezigheid van een nafinanciering van belang voor een goede werking van de GSF.
Begin 2014 ontving RVO een verzoek van de bank om in te stemmen met een gewijzigde financieringsopzet. Dit verzoek voldeed niet aan de voorwaarde dat de nafinanciering rond is. Er is nog wel overleg gevoerd om te zien of er aanknopingspunten waren om een oplossing te vinden, maar bij het uitblijven van een sluitende nafinanciering heeft de bank zijn financieringsaanbod aan de werf moeten intrekken. Bijgevolg was uiteindelijk ook geen garantieverstrekking onder de GSF-regeling meer aan de orde.
Is het waar dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland een aanvraag op de garantieregeling scheepsbouw heeft afgewezen? Wat was hierbij de motivering?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoe vaak er tot dusverre een beroep is gedaan op de garantieregeling, die toch juist in het leven was geroepen om financieringsproblemen in de scheepsbouw te tackelen?
De huidige Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF) is in maart 2013 gestart. In 2013 is er voor € 44 miljoen aan garantstellingen onder de GSF gefiatteerd, inclusief € 33 miljoen voor de onder vraag 3 bedoelde twee door Scheepswerf Peters te bouwen schepen.
Deelt u de mening dat het behoud van maakindustrie van groot belang is voor de regionale economie? Op welke wijze kunt u bijdragen aan een mogelijke doorstart van de scheepsbouw in Kampen?
Ja, ik deel de mening dat het behoud van de maakindustrie van belang is voor de regionale economie. Het faillissement van scheepswerf Peters is een klap voor de werkgelegenheid in de regio en vooral voor de hierdoor getroffen medewerkers bij de werf en de toeleveranciers.
De door de rechtbank aangewezen curator zal bezien hoe de verdere afwikkeling gaat plaatsvinden en waar mogelijkheden liggen. Omdat het schip dat nu op de werf ligt bijna gereed is en naar verwachting afgebouwd meer oplevert dan onafgebouwd, zal de curator mogelijk in overweging nemen om het schip te laten afbouwen met (een deel van) het huidige personeel. Indien de curator in dit proces mogelijkheden ziet voor een doorstart voor de werf – al dan niet via een overname – dan is EZ uiteraard bereid om te kijken in hoeverre het reguliere (financierings)instrumentarium inzetbaar is.
Op welke wijze kunt u bevorderen dat mensen die werkloos raken zo snel mogelijk perspectief krijgen op nieuw werk? Bent u bereid om het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) te vragen om bij te dragen aan de mobiliteit van ontslagen medewerkers?
Zoals in het antwoord op de vorige vraag aangegeven, is het aan de curator om de mogelijkheden voor een afbouwscenario of een geslaagde doorstart te bezien. Met een doorstart zou een deel van de werknemers aan het werk kunnen blijven. Voor werknemers voor wie er geen werk meer bij de werf is, helpt het UWV bij het zo snel mogelijk weer vinden van nieuw werk. Dat is een kerntaak van het UWV. Het UWV werkt hierbij nauw samen met gemeenten en private partijen en brengt vraag en aanbod van werkgevers en werkzoekenden bij elkaar en zorgt voor lokale, regionale en landelijke arbeidsmarktinformatie. Een specifiek verzoek van mij aan het UWV om bij te dragen aan de mobiliteit van ontslagen medewerkers acht ik dan ook niet nodig.
De overname van BEB door Gasunie |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht over de overname van BEB door Gasunie, waarbij het ministerie van Financiën bij nader inzien toch op de hoogte bleek te zijn van de grote risico's?1
Ik heb kennisgenomen van het betreffende krantenartikel.
Klopt het dat (ambtenaren van) het ministerie van Financiën wel degelijk op de hoogte waren van de (regulerings)risico's die hebben geleid tot een boekverlies van 1,5 miljard euro?
Het Ministerie van Financiën was ten tijde van de overname op de hoogte van het feit dat het reguleringsrisico een belangrijk risico was. Het ministerie heeft dit nooit ontkend. De kans dat het reguleringsrisico zich zou materialiseren werd, achteraf gezien ten onrechte, destijds echter als zeer klein ingeschat. De feiten en omstandigheden rond de gang van zaken in 2007 heb ik laten onderzoeken door een onafhankelijk onderzoeksbureau en vervolgens uitvoerig toegelicht aan en besproken met de Kamer. Zie onder andere Kamerstukken II 2012/13, 28 165, nr. 139, blg. 199365, nr. 146, nr. 159, nr. 162; Kamerstukken I 2012/13, 33 292, A en Kamerstukken I 2013/14, 33 292, B.
Waarom is in een eerder stadium beweerd dat het ministerie van Financiën hier niet van op de hoogte zou zijn? Welke rol speelde het ministerie van Economische Zaken hierin?
Dit is een onjuiste voorstelling van zaken, zie het antwoord onder 2.
De Minister van Economische Zaken is betrokken geweest bij de vraag of de overname paste in de gasrotondestrategie. Deze Minister was niet betrokken bij de beoordeling van de aankoopprijs en de afweging van de eventuele bijbehorende risico’s. De betrokkenheid van het Ministerie van Economische Zaken is aangegeven in het verslag van 26 februari 2013 naar aanleiding van het onderzoek naar de overname van Gasunie Deutschland (Kamerstukken II 2012/13, 28 165, nr. 146, pag. 27).
Klop het dat voor de aankoop van 50% van de aandelen Gasunie in 2005, van Shell en Exxon, ook te veel is betaald? Waren deze aandelen echt 2,82 miljard euro waard of is ook hier de staatskas benadeeld?
Zoals in de antwoorden op vragen van de heer Jansen (SP) van 3 augustus 2011 (Kamerstukken II, 2010/11, Aanhangsel, 3559, vraag 8) is aangegeven, is er niet teveel betaald voor dit belang.
In 2004 heeft de staat met Shell en ExxonMobil onderhandeld over de splitsing van Gasunie en de overname van hun aandeel in de transportactiviteiten en dat heeft geleid tot een overeenkomst, die op 1 juli 2005 geëffectueerd is (Kamerstukken II, 2004/05, 28 109, nr 6 en nr 7). In het later vernietigde methodebesluit van 30 augustus 2005 heeft de NMa (thans ACM) destijds een gestandaardiseerde activawaarde (GAW) vastgesteld van € 4,8 miljard voor het landelijk transportnet van GTS. Dit op basis van de geïndexeerde historische kosten onder aftrek van regulatorische afschrijvingen. De auteurs in de Groene Amsterdammer (waar het door vragensteller aangehaalde artikel naar verwijst) menen op die basis dat € 4,8 miljard de waarde zou moeten zijn voor het na de splitsing ontstane bedrijf Gasunie, waardoor de staat teveel zou hebben betaald.
De aankoopprijs van Gasunie is indertijd bepaald op basis van algemeen gangbare waarderingsmethodieken en was de uitkomst van een onderhandelingsproces. Daarbij speelden de bestaande regulering in 2004 en de toenmalige verwachtingen over de toekomstige regulering een grote rol. Zoals de toenmalige Minister van Economische Zaken de Tweede Kamer heeft laten weten is er in 2005 € 2,77 miljard betaald voor het 50%-aandeel van Shell (25%) en ExxonMobil (25%) in Gasunie (Kamerstukken II, 2004/05, 28 109, nr 7). Inclusief de overgenomen schuld van € 0,78 miljard leidde dit tot een waardering van Gasunie van circa € 6,3 miljard (2x 2,77 + 0,78), hetgeen hoger is dan de GAW.
Er zijn drie factoren in het aan Shell en ExxonMobil betaalde bedrag, die een opwaarts effect hebben op de waarde van Gasunie. Het aankoopbedrag is inclusief de niet-gereguleerde activiteiten van Gasunie, terwijl de GAW alleen betrekking heeft op de gereguleerde activiteiten. Tot de niet-gereguleerde activiteiten van de N.V. Nederlandse Gasunie die eveneens kwamen toe te vallen aan de staat behoorden ondermeer Gasunie Engineering, Gasunie Research en de BBL Company. Tevens is in het aankoopbedrag de verwachte winst over het jaar 2005 verdisconteerd, terwijl de door NMa vastgestelde GAW in het methodebesluit betrekking had op de jaren 2006–2009. Daarnaast was in het methodebesluit opgenomen dat pas aan het einde van de reguleringsperiode het efficiënte kostenniveau bereikt zou worden. Dat wil zeggen tarieven op basis van een GAW van € 4,8 miljard. Tussen 2005 en 2009 zouden de tarieven stapsgewijs worden verlaagd tot het efficiënte kostenniveau. In de tussentijd waren de tarieven dus hoger.
Het nieuws dat de fiscale structuur van Philip Morris wel in Nederland blijft |
|
Arnold Merkies , Jesse Klaver (GL) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat de fiscale structuur van Philip Morris in Nederland blijft?1
Op grond van de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan ik geen informatie geven over individuele belastingplichtigen. Uit de berichtgeving in de media maak ik overigens op dat Philip Morris een kantoor en wat kleinschalige productiefaciliteiten in Bergen op Zoom handhaaft. Het bedrijf schroeft daarmee wel de productiecapaciteit in Nederland terug, maar verdwijnt zeker niet uit ons land. In totaal resteert er werk voor zo'n honderdveertig mensen, waarmee Philip Morris een significante aanwezigheid in ons land behoudt.
Kunt u bevestigen dat de holdingstructuur in Nederland blijft?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u reden om aan te nemen dat het bedrijf om een andere reden in Nederland blijft dan alleen vanwege de mogelijkheden om belasting te ontwijken? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 1.
In het geval een bedrijf zo wezenlijk van karakter verandert door de productie hier te stoppen, maar tegelijk wel hier om fiscale redenen blijft, moet het bedrijf dan opnieuw een tax ruling aanvragen om aanspraak te maken op verdragsvoordelen?
De Belastingdienst verstrekt zekerheid vooraf over internationale aspecten van de belastingheffing voor het toetsingskader dat ligt verankerd in de APA- en ATR-besluiten. Een bedrijf kan om zekerheid vooraf verzoeken in de vorm van een Advance Pricing Agreement (APA) of Advance Tax Ruling (ATR). Een APA geeft goedkeuring vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning of een methode voor de vaststelling van een dergelijke beloning voor grensoverschrijdende transacties tussen gelieerde lichamen. Een ATR geeft zekerheid vooraf over de fiscale gevolgen van een voorgenomen transactie of samenstel van transacties.
In zijn algemeenheid geldt dat indien zich een wijziging voordoet in de relevante feiten en omstandigheden die ten grondslag hebben gelegen aan de totstandkoming van een APA of ATR, dit aanleiding is voor heroverweging of beëindiging van de APA of ATR. In de praktijk worden bij gewijzigde feiten en omstandigheden ook nieuwe afspraken gemaakt. In dat geval zal uiteraard ook worden gekeken naar de beoogde gewijzigde activiteiten in Nederland. Deze vormen namelijk de basis voor de fiscale gevolgen, waarvoor eventueel zekerheid vooraf wordt gegeven.
Bent u het er mee eens dat de Belastingdienst bij grootschalig ontslag opnieuw moet toetsen of het bedrijf aan alle substance eisen voldoet?
Zie antwoord vraag 4.
Houdt u bij hoe vaak het gebeurt dat multinationals hun productie weghalen uit Nederland, maar hier wel om fiscale redenen blijven zitten? Zo ja, hoe vaak gebeurt dat?
De Belastingdienst houdt het aantal keren dat multinationals hun productie naar het buitenland verplaatsen niet bij.
Vindt u het wenselijk wanneer multinationals enkel om fiscale redenen in Nederland blijven?
Een aantrekkelijk investerings- en vestigingsklimaat voor binnenlandse en buitenlandse bedrijven is van groot belang voor economische bedrijvigheid, het groeivermogen en daarmee gepaard gaande werkgelegenheid in Nederland. Het fiscale stelsel kan daaraan een wezenlijke bijdrage leveren. Het kabinet kiest daarom voor een aantrekkelijk fiscaal vestigingklimaat voor substantiële activiteiten en tegelijkertijd voor het tegengaan van misbruik van verdragen en regelgeving.
Bevestigt een dergelijke praktijk niet het beeld van Nederland als paradijs voor multinationals die de belasting willen ontlopen door de geldstromen via Nederland te laten lopen?
Zie antwoord vraag 7.
Welke ondersteuning heeft Philip Morris de afgelopen tien jaar van de overheid gekregen?
Zoals hiervoor is aangegeven kan de Belastingdienst op grond van haar geheimhoudings-verplichting van artikel 67 van de algemene wet inzake rijksbelastingen geen informatie over individuele belastingplichtigen naar buiten brengen.
De Belastingdienst maakt slechts afspraken met belastingplichtigen die vallen binnen de kaders van wet, beleid en jurisprudentie. De suggestie dat er geheime afspraken zijn gemaakt buiten de hiervoor geschreven kaders is daarom niet juist.
Wat is uw reactie op het bericht over geheime afspraken die zouden zijn gemaakt met de Belastingdienst?2
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht ‘Rijk koopt XPocalypse af via extra support van Microsoft’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Rijk koopt XPocalypse af via extra support van Microsoft»?1
Ja.
Is het waar, dat de Nederlandse rijksoverheid een miljoenencontract heeft gesloten met Microsoft waarmee voor het hele jaar custom support op Windows XP-machines is gegarandeerd? Zo ja, welk bedrag is daarmee gemoeid?
Om de continuïteit te waarborgen, is er recent rijksbreed een overeenkomst gesloten met Microsoft genaamd een Custom Support Agreement (CSA). Deze is in goed overleg tot stand gekomen en geldt tot 8 april 2015. Met dit contract wordt geborgd dat plekken binnen de rijksoverheid waar Windows XP machines nog aanwezig zijn voorzien blijven van de benodigde updates. Het is een maatwerk contract waarmee niet alleen ondersteuning voor Windows XP is verzekerd, maar ook Office 2003 en Exchange 2003. Als leverancier van Windows XP is Microsoft advies gevraagd met betrekking tot de migratie van XP naar een ander besturingssysteem. Het totaal bedrag voor dit maatwerk contract is 2.480.000 Euro, exclusief BTW. Ook andere overheden hebben inmiddels een contract afgesloten met Microsoft.
Voldoet de rijksoverheid aan de adviezen van de Informatiebeveiligingsdienst (IBD) over de migratie van Windows XP? Zo nee, waarom niet?
De rijksoverheid voldoet aan de adviezen van de IBD. De IBD heeft op 30 oktober 2013 het advies van het NCSC opgenomen op haar website2. Verreweg de meeste werkplekken zijn inmiddels gemigreerd en het migreren van de overige werkplekken heeft de hoogste prioriteit. Naar verwachting is de migratie begin 2015 afgerond.
Is het waar, dat een van de eisen van Microsoft is dat gedurende het contract wordt gemigreerd naar Windows 7 of Windows 8?
Dat is onjuist. Die eis is niet door Microsoft gesteld.
Waarom vallen gemeenten niet onder het contract van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met Microsoft?
Autonome overheidsorganisaties, zoals de gemeenten, zijn zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop zij passend invulling geven aan hun ICT- beleid, alsook voor afspraken die zij maken met leveranciers van hun soft- en hardware.
Het afsluiten van een Custom Support Agreement (CSA) betreft onderhoud op reeds afgenomen licenties voor Microsoftproducten, waarvoor de licentiehouder, zoals het rijk, of een gemeente, een contract kan afsluiten met Microsoft.
Welke maatregelen neemt de regering om te voorkomen dat de rijksoverheid te zeer afhankelijk is van een softwareleverancier als Microsoft?
Door middel van zorgvuldige openbare aanbestedingen wordt iedere leverancier de mogelijkheid geboden om in te schrijven op basis van de geformuleerde vraag. Bij de selectie wordt scherp gelet op de bedrijfseconomische aspecten. Dan is het niet uit te sluiten dat voor bepaalde producten de keuze valt op dezelfde softwareleverancier.