De vergoedingen die de Trojka in rekening brengt bij steunprogramma’s |
|
Arnold Merkies |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Is het waar dat de Trojka sinds 2010 voor 224 miljoen euro aan vergoedingen heeft ontvangen in het kader van het steunprogramma voor Ierland?1
Nee. De Trojka bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Commissie, de ECB en het IMF. De genoemde kosten hebben betrekking op de overeengekomen vergoedingen, die Ierland in de periode 2010–2012 heeft betaald aan het EFSF en het IMF voor de door deze instellingen verstrekte leningen, bovenop de rente over deze leningen.
Zijn dit hoofdzakelijk «service and administration fees»?
In de leningovereenkomst van het EFSF met Ierland zijn drie vergoedingen opgenomen (naast de verschuldigde rente) t.w. een «commitment fee», een «service fee» en een «guarantee commission fee» (zie de master financial facility agreement http://www.efsf.europa.eu/attachments/efsf_ireland_ffa.pdf).
De lening van het IMF aan Ierland onder de Extended Fund Facility (EFF) kent een onderscheid tussen een service charge en een commitment fee. De service charge is de vergoeding van kosten gemaakt door het IMF indien een land een beroep op middelen doet. De commitment fee dient als vergoeding voor administratieve kosten indien een land niet trekt. Een land betaalt deze fee voorafgaande aan de trekking en krijgt het bedrag terug indien het een beroep doet op middelen van het IMF. De hoogte van de fee wordt mede bepaald door de omvang van het trekkingsrecht (zie voor toelichting op de EFF-faciliteit http://www.imf.org/external/np/exr/facts/pdf/eff.pdf).
Het aandeel van beide instellingen in het totaal van de vergoedingen is afhankelijk van de omvang van de verstrekte lening en de hoogte van bovengenoemde vergoedingen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de kosten die door de verschillende instanties in rekening worden gebracht aan de programmalanden Ierland, Portugal en Griekenland.
Base rate
Commitment fee
Service fee/charge
Guarantee commission fee
EFSF/ESM
Cost of funding
variabel
50 basispunten (bp) upfront, 0,5 bp per jaar
10 bp per jaar
EFSM
Back-to-back
nvt
nvt
nvt
IMF
SDR-rente
variabel1
50 basispunten
nvt
De commitment fee wordt terugbetaald als er een beroep wordt gedaan op de IMF middelen, zoals op de programmalanden van toepassing is.
Welke instanties brengen deze in rekening, en welk aandeel is voor welke instantie bestemd?
Zie antwoord vraag 2.
Waarop is de hoogte van deze «service and administration fees» gebaseerd?
De hoogte van de verschillende vergoedingen is vastgelegd in het prijsbeleid van het EFSF en het IMF. In het «framework agreement» van het EFSF is bepaald dat in het prijsbeleid rekening gehouden wordt met een vergoeding voor de lidstaten die garanties verstrekken aan het EFSF: hier is de guarantee commission fee voor bedoeld. De service fee is bedoeld om de operationele kosten van het EFSF te dekken. De commitment fee wordt door het EFSF aan de programmalanden in rekening gebracht om de zogenoemde negative carry te dekken: dit zijn de kosten die ontstaan doordat EFSF eerst de middelen op de markt aantrekt en pas later uitkeert aan de programmalanden.
De service charge van het IMF bedraagt altijd 50 basispunten van het uitstaande bedrag als vergoeding van kosten gemaakt door het IMF indien een land een beroep op middelen doet. De commitment fee van het IMF is afhankelijk van de grootte van het programma: 15 basispunten voor programma’s tot 200% quota; 30 basispunten voor programma’s tussen 200%-1000% quota en 60 basispunten voor programma’s boven 1000% quota.
Betreft het hier (ook) betalingen aan het ESM (European Stability Mechanism)? Zo ja, heeft er ooit een evaluatie plaatsgevonden van de «service fees», zoals aangekondigd in de «pricing guidelines» van het ESM?
Nee. Het Ierse macro-economisch aanpassingsprogramma wordt gefinancierd via leningen vanuit het EFSF, het EFSM en het IMF alsmede bilaterale leningen van het VK, Denemarken en Zweden; er is geen sprake van leningen vanuit het ESM. Sinds de oprichting van het EFSF in juni 2010 is het prijsbeleid meermaals herzien. Bij het opstellen van het prijsbeleid van het ESM is rekening gehouden met de ervaringen van het prijsbeleid van het EFSF. De richtsnoeren voor de beprijzing van ESM-instrumenten heb ik eerder aan de Kamer toegezonden (zie TK 2012–2013 21 501-07 nr. 954).
Kunnen programmalanden rekenen op een terugbetaling van de in rekening gebrachte administratie- en servicekosten, indien deze achteraf lager blijken uit te vallen? Zo neen, waarom niet?
Nee, dit is niet voorzien in de EFSF Framework Agreement. De prijsstelling van de leningen is een integraal onderdeel van de aan de lening verbonden voorwaarden. Aanpassing van deze voorwaarden vereist een unaniem besluit van de lidstaten die garant staan voor het EFSF. Ook voor het IMF geldt dat de vergoedingen zijn vastgesteld en voor alle programmalanden op dezelfde manier zijn opgebouwd. Daarbij zij aangetekend dat, zoals ook hierboven gemeld, de commitment fee wordt terugbetaald als er een beroep wordt gedaan op de IMF-middelen.
Wat is het totaal aan betaalde vergoedingen per programmaland?
Op basis van informatie verkregen van het EFSF en het IMF bedraagt het totaal aan betaalde vergoedingen aan EFSF en IMF in de periode 2010- 2012 (in mln euro):
Ierland
164
Portugal
208
Griekenland
675
De door Ierland betaalde vergoedingen aan het EFSF en IMF zijn lager dan de 224 mln euro genoemd in vraag 1, die gebaseerd is op cijfers uit jaarverslagen van het Ierse agentschap voor schuldmanagement. Naast mogelijke verschillen in accounting-standaarden, kan dit te maken hebben met vergoedingen die Ierland heeft betaald over het gedeelte van het programma dat met bilaterale leningen van VK, Denemarken en Zweden is gefinancierd. Spanje heeft in 2012 gebruik gemaakt van de ESM-faciliteit voor herkapitalisatie van financiële instellingen. Aangezien het geen macro-economisch aanpassings-programma betreft, wordt Spanje niet aangeduid als programmaland. Spanje heeft aan het ESM in 2012 197 mln euro aan contractueel overeengekomen vergoedingen betaald.
Wat is de huidige rente die de verschillende programmalanden op dit moment betalen, uitgesplitst naar de verschillende bestandsdelen?
De rente die de verschillende programmalanden momenteel betalen is bij EFSF, EFSM en ESM afhankelijk van de rente waarvoor deze op de geld- en kapitaalmarkt lenen (zgn. cost of funding). Zoals beschreven staat in de «pricing policy» van het ESM is geen sprake van directe doorgifte door EFSF/ESM van uitgegeven leningen aan specifieke programmalanden. Het verschuldigde rentepercentage is een samenstelling van de rente die EFSF/ ESM betaalt voor uitgiftes met verschillende looptijden; voor kortlopende leningen (looptijd 3–6 maanden) bedraagt de huidige rente circa 0% en voor tienjaars-leningen betaalt het ESM/EFSF circa 2% rente. Op basis van de op de markt aangetrokken middelen berekent het ESM/EFSF op dagbasis de gemiddelde financieringskosten, welke worden doorberekend aan de programmalanden. (Informatie over recente uitgiftes van EFSF/ESM-schuldpapier is te vinden op de website van het EFSF en het ESM).
De prijsstelling van het EFSM kent als uitgangspunt dat deze direct worden doorgegeven aan de specifieke programmalanden tegen dezelfde rente als waarvoor de Europese Commissie inleent.
De rente voor IMF-leningen bestaat uit verschillende onderdelen. De basisrente wordt wekelijks bepaald door de SDR-rente: deze bedraagt momenteel 1,06%. Daarnaast geldt een opslag van 200 basispunten voor het gedeelte van de lening dat boven 300% van het quotum van het land uitkomt (dat op dit moment geldt voor alle programmalanden). Hiermee komt de rente uit op 3,06% voor het bedrag dat boven de 300% van het quotum komt. Bovendien betaalt een land 100 basispunten extra als de lening langer dan drie jaar boven 300% van het quotum van een land uitkomt om te ontmoedigen dat er langdurig van de faciliteiten gebruik wordt gemaakt. Dat is op dit moment alleen van toepassing op Griekenland. De rente die Griekenland betaalt bedraagt momenteel daarom 4,06%. Voor de overige bedragen wordt de basisrente berekend.
Een uitspraak van de Raad van State over schijnconstructies met MOE landers |
|
John Kerstens (PvdA), Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de Raad van State van 21 augustus jongstleden, waaraan onder meer aandacht wordt besteed in Het Noordhollands Dagblad van diezelfde datum («Megaboete illegalen Tuitjenhorn van tafel»)?1
Is bedoelde uitspraak voor u dan wel de Inspectie SZW aanleiding om hernieuwde aandacht te besteden aan de wijze van onderzoek in gevallen als hier aan de orde en/of de procedure voor dergelijke onderzoeken aan te passen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Bent u van mening dat, indien de door de Raad van State gevolgde redenering in de aan de orde zijnde uitspraak correct is, sprake is van een «constructie die binnen de huidige wet- en regelgeving past, maar toch onwenselijk is» (zie uw beantwoording van eerdere vragen omtrent een «mogelijke schijnconstructie met Poolse arbeiders»2? Zo ja, op welke wijze gaat u er dan voor zorgen dat dergelijke constructies in de toekomst niet meer mogelijk zijn? Zo nee, waarom niet?
Het bericht 'Kanslozenkaravaan uit Balkan komt eraan' |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Kanslozenkaravaan uit Balkan komt eraan»?1 Zo ja, wat is uw reactie op het artikel?
Het aangehaalde artikel suggereert dat de Roemeense overheid actief beleid voert om bepaalde mensen naar de rijkere delen van de Europese Unie te sturen. Dergelijke signalen heb ik niet ontvangen.
In het artikel wordt ook gesproken over uitzendbureaus die met schijncontracten mensen uit Roemenië en Bulgarije naar West-Europa halen en voor laag loon laten werken. Het is onwenselijk dat door de komst van migranten de Nederlandse arbeidsvoorwaarden onder neerwaartse druk komen te staan. Dat leidt onder andere tot oneerlijke concurrentie voor bonafide werkgevers en opent de deur voor arbeidsuitbuiting. In navolging van het project EU-arbeidsmigratie (2010) is in 2012 gestart met het programma Aanpak Malafide Uitzendbureaus. Tevens heeft het kabinet in april van dit jaar het actieplan schijnconstructies aangekondigd2 met tal van maatregelen om schijnconstructies aan te pakken. Zoals ik eerder heb aangegeven hecht ik een groot belang aan internationale samenwerking. En marge van de Raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid op 20 juni jl. in Luxemburg heb ik afspraken bekrachtigd met mijn Roemeense en Bulgaarse ambtsgenoten. Deze afspraken gaan behalve over gegevensuitwisseling ook over voorlichting over rechten en plichten van werknemers in Nederland om zo bij te dragen aan het voorkomen dat mensen in zee gaan met malafide werkgevers. De onderhandelingen met Polen over vergelijkbare afspraken, boven op de bestaande bilaterale samenwerking met Polen, hoop ik dit najaar af te ronden. Mijn Roemeense en Bulgaarse collega’s hebben daarnaast ook deelgenomen aan de bestuurlijke top op 9 september jl. Bij die gelegenheid hebben we gezamenlijk geconstateerd dat het vrij verkeer van werknemers in de EU ook schaduwkanten heeft en dat bilaterale samenwerking in het licht van de openstelling van de Nederlandse arbeidsmarkt voor Bulgaren en Roemenen (met ingang van 1 januari 2014) van belang is. We hebben afgesproken dat we ons gaan inspannen om excessen, zoals onderbetaling, uitbuiting en schijnconstructies, tegen te gaan. De eerder overeengekomen bilaterale samenwerkingsafspraken gaan we nu uitwerken in concrete acties.
Wat is uw reactie op de uitlatingen van inspecteurs van de Rapid Intervention Police Service in Boekarest dat «kanslozen» met bijvoorbeeld een strafblad hun heil vooral elders moeten zoeken» en dat «draaideurcriminelen niet zullen worden tegengehouden als ze naar rijke delen van de Europese Unie willen»?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het vrije verkeer van personen een groot goed is, maar niet bedoeld is voor het herplaatsen van criminelen, dat de uitlatingen van de inspecteurs ongepast zijn en dat de Roemeense autoriteiten zelf verantwoordelijk zijn voor de aanpak van hun criminelen?
Dat Nederland met zijn open en internationaal georiënteerde economie profiteert van de Europese Unie en de bijbehorende verworvenheden staat buiten kijf. We moeten echter ook oog hebben voor de schaduwkanten van het vrij verkeer van personen. De vaak slechtere sociaaleconomische positie van migranten uit Midden- en Oost-Europa kan leiden tot onwenselijke sociale situaties en maatschappelijke overlast. Het is daarom van groot belang de hierboven beschreven initiatieven ten aanzien van EU-arbeidsmigratie voort te zetten.
Uiteraard betekent het recht op vrij verkeer van personen niet dat de lidstaten van herkomst niet langer zelf verantwoordelijkheid hoeven te nemen voor hun eigen onderdanen. Maar zoals eerder aangegeven, ik heb geen aanwijzingen dat de Roemeense overheid dit anders ziet.
Bent u bereid om contact te leggen met uw Roemeense collega om de uitlatingen van de inspecteurs aan de kaak te stellen en het aanmoedigingsbeleid van de Roemeense politie te stoppen?
Ik kan mijn Roemeense collega alleen ergens op aan spreken als ik daarvan duidelijke signalen heb. Dat is hier niet het geval. Overigens heb ik tijdens de Top EU-arbeidsmigratie van mijn Roemeense collega de indruk gekregen dat zij zich wil inzetten om te voorkomen dat Roemenen naar andere landen migreren, vanwege groeiende schaarste aan werknemers in eigen land.
Heeft u signalen dat andere EU-landen ook gebruik maken van dit aanmoedigingsbeleid om «kanslozen» hun heil te laten zoeken in rijkere EU-landen? Zo ja, bent u bereid om ook met uw collega's van deze landen contact te leggen en dit aanmoedigingsbeleid te stoppen?
Net zo min als ik signalen heb over een aanmoedigingsbeleid van de Roemeense overheid heb ik signalen dat andere lidstaten een aanmoedigingsbeleid voeren. Het is derhalve niet opportuun om specifiek dit onderwerp bij de Roemeense overheid, bij andere EU-lidstaten, dan wel in Europees verband aan de orde te stellen.
Uiteraard zijn de negatieve gevolgen van het vrij verkeer van werknemers onderwerp van gesprek in Europa. Zoals aangegeven in mijn brief van 13 september jl, blijft het kabinet zich inspannen om in Europees verband aandacht te vragen voor de schaduwkanten van het vrij verkeer van werknemers. In de brief is ook aangekondigd dat het kabinet zich wil richten op het voorlichten van EU-burgers in de landen van herkomst over hun kansen op de Nederlandse arbeidsmarkt, gericht op het werven van hoogopgeleide arbeidsmigranten en het ontmoedigen van arbeidsmigranten voor de onderkant van de arbeidsmarkt.
Meerdere landen binnen de EU kunnen geconfronteerd worden met dit aanmoedigingsbeleid van de Roemeense politie; bent u bereid dit op Europees niveau onder de aandacht te brengen om gezamenlijk dit beleid een halt toe te roepen?
Zie antwoord vraag 5.
Wilt u de Kamer op de hoogte te houden van de vorderingen in uw gesprekken en de reactie van uw Roemeense collega?
Zie antwoord vraag 5.
Welke mogelijkheden heeft Nederland om Roemeense veroordeelde criminelen te weren dan wel uit te zetten naar Roemenië?
Een in Nederland tot vrijheidsstraf veroordeelde gedetineerde Roemeen kan op grond van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) worden overgebracht naar Roemenië om daar zijn straf uit te zitten.
Wanneer Roemenië het Kaderbesluit3 implementeert, zal de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafvonnissen (WETS) waar mogelijk worden toegepast. Op dat moment wordt het mogelijk dat in Nederland veroordeelde Roemenen hun straf in Roemenië uitzitten, zonder dat hun instemming nodig is.4
Daarnaast komen strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder verblijfstatus sinds 2011 niet meer in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling na twee-derde van de straf. In plaats daarvan bestaat de bevoegdheid om de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf tussentijds te beëindigen indien de vreemdeling kan worden uitgezet. Dat betekent dat als de illegaal niet meewerkt aan de uitzetting, hij de volledige straf moet uitzitten. Als hij wel Nederland verlaat, dan kan de straf worden bekort. Hierdoor wordt voor de strafrechtelijk veroordeelde vreemdeling gedurende de tenuitvoerlegging van zijn straf een prikkel tot vertrek gecreëerd. Keert de vreemdeling terug naar Nederland en heeft hij geen verblijfstitel, dan «herleeft» het strafrestant en wordt door het OM een tenuitvoerlegging gevorderd.
Het verblijfsrecht van een EU-burger en zijn familieleden, ongeacht hun nationaliteit, kan worden ontzegd of beëindigd. De vreemdeling kan ook ongewenst verklaard worden om redenen van openbare orde of openbare veiligheid.5 Ook kunnen sinds 2011 zogenaamde «veelplegers» ongewenst worden verklaard en worden uitgezet. Hierover bent u onlangs geïnformeerd in mijn brief over EU-arbeidsmigratie.
De berichten ‘Crimineel Martha op vrije voeten’ en ‘Topcrimineel vrijgelaten door Hof van Amsterdam’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Crimineel Martha op vrije voeten» en «Topcrimineel vrijgelaten door Hof van Amsterdam»?1 2 Klopt het wat hierin vermeld wordt?
De strafzaak tegen betrokkene waarin hij door het gerechtshof Amsterdam is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar is door de Hoge Raad teruggewezen naar het gerechtshof. Betrokkene is na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in deze zaak aangehouden op verdenking van nieuwe feiten. Na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis voor deze nieuwe feiten is hij aansluitend opnieuw in voorlopige hechtenis genomen vanwege de eerste zaak.
Bij de tussentijdse toetsing van de voorlopige hechtenis wegens de eerste zaak is deze door het gerechtshof recent opnieuw geschorst op verzoek van betrokkene. Het gerechtshof heeft, naast de gebruikelijke voorwaarden zoals het zich niet schuldig maken aan nieuwe strafbare feiten, wel aanleiding gezien om bijzondere voorwaarden op te leggen die ondermeer zijn gericht op het beperken van de bewegingsvrijheid van betrokkene.
Deelt u de mening dat deze crimineel, ten aanzien waarvan de kans op herhaling levensgroot is en die tevens een groot gevaar vormt voor de samenleving, nooit vrijgelaten had mogen worden? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om deze beslissing van het Hof van Amsterdam terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Een voorlopige hechtenis kan worden geschorst wanneer de persoonlijke belangen van de betrokkene om in vrijheid de behandeling van diens zaak af te wachten prevaleren boven de belangen van de samenleving bij het voortduren van de voorlopige hechtenis. Ik kan niet treden in de beoordelingen door de rechtbank en het gerechtshof in verband met de schorsingen in de in antwoord 1 genoemde strafzaken. Het Openbaar Ministerie heeft bij het laatstgenoemde verzoek tot schorsing voor voortduring van de voorlopige hechtenis gepleit. Er staan voor het Openbaar Ministerie geen rechtsmiddelen open tegen het besluit van het gerechtshof.
Deelt u de mening dat levensgevaarlijke criminelen nooit zomaar vrijgelaten mogen worden alleen maar vanwege het feit dat zij in hoger beroep gaan? Zo nee, waarom niet?
Het enkele feit dat een verdachte in hoger beroep gaat tegen een vonnis is geen grond voor het schorsen van diens voorlopige hechtenis. Het is dan ook niet aan de orde om in verband daarmee maatregelen te nemen. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op de overige vragen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de doelstelling uit het Regeerakkoord «Executie direct na veroordeling in eerste aanleg»? Bent u bereid met de grootst mogelijke spoed deze doelstelling te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Een wetsvoorstel dat strekt tot het regelen van de dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen van ten minste één jaar, zoals voorzien in het Regeerakkoord, zal nog deze maand ter consultatie worden aangeboden aan de gebruikelijke adviesinstanties.
Bent u bereid per direct maatregelen te nemen zodat in de toekomst dergelijke onverbeterlijke misdadigers nooit meer zomaar vrijgelaten worden alleen maar vanwege het feit dat zij in hoger beroep gaan? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen en per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Vertraging van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) |
|
Anoushka Schut-Welkzijn (VVD), Helma Neppérus (VVD) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u het bericht «Topdrukte bij UWV leidt tot problemen» vernomen?1 Wat is hierop uw reactie?
Deelt u de mening dat voor het functioneren van het gelijk speelveld tussen publieke en private verzekeringen tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid transparante informatie essentieel is om het risico te kunnen inschatten dat werkgevers lopen als zij ervoor kiezen eigenrisicodrager te worden?
Klopt het dat de informatie die werkgevers nodig hebben om te bepalen of zij per 2014 eigenrisicodrager worden voor de Ziektewet of de Wet werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) nog niet hebben ontvangen van het UWV? Zo ja, op welke termijn verwacht het UWV deze informatie alsnog te kunnen leveren aan werkgevers?
Klopt het dat in vorige jaren werkgevers nog vijf weken de tijd hadden na 1 oktober om het eigenrisiodragerschap te organiseren, maar dat de Belastingdienst nu heeft gevraagd aan werkgevers om dit voor 2014 al veel eerder in het jaar te doen? Zo ja, is dit verzoek aan werkgevers afgestemd met de informatieverstrekkingstermijn van het UWV?
Deelt u de mening dat, als werkgevers de informatie niet tijdig krijgen van het UWV, zij dan geen gewogen besluit kunnen nemen voor het eigenrisicodragerschap en ook niet tijdig aan het eventuele verzoek van de Belastingdienst kunnen voldoen? Hoe bent u van plan ervoor te zorgen dat werkgevers wel aan hun verplichtingen kunnen voldoen?
Mogelijke monopolievorming bij de nationale databank OV in relatie tot de recente DDoS-aanvallen |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Kent u de berichten «Markt krijgt drie maanden voor start loket ov-data», «Beide NDOV-loketten naar volgende ronde» en «9292 doelwit van DDoS-aanvallen»?1 2 3
Ja.
Klopt het dat op dit moment formeel geen van de twee getoetste marktpartijen een Nationale Data Openbaar Vervoer-(NDOV) loket is? Herinnert u zich de door u toegezegde deadline om op 1 januari 2013 een loket te kunnen tonen?4 Waarom is deze deadline inmiddels met bijna negen maanden overschreden?
In mijn brief over de voortgang van NDOV heb gemeld dat een belangrijke informatieketen is gerealiseerd. Dit is juist vanwege het feit dat 9292OV en OpenGeo een loket voor doorgifte van OV-gegevens uitvoeren.
De beide loketten hebben zich in september gemeld. Ze zijn getoetst aan de door de overheden opgestelde criteria in de eerste helft van 2013. Beide loketten waren eind maart op het moment van toetsing operationeel. Afnemers kunnen dus sinds die tijd data halen bij beide loketten. De toetsing vond plaats na de publicatie van «kaders voor een loket voor brongegevens reisinformatie openbaar vervoer» 31 augustus 2012
De onderzoekers geven aan dat beide partijen op het moment van toetsen voldoen aan alle criteria. De toets was bedoeld om vast te kunnen stellen of marktpartijen bereid en in staat zijn om de functie van NDOV-loket te vervullen. Dat is gezien het resultaat van de toets het geval. Met de komst van de loketten is de laatste schakel ingevuld en is er een belangrijke stap gezet in de zogenaamde reisinformatieketen. Hierdoor zijn vervoerders, app bouwers en service providers beter in staat om actuele reisinformatiediensten aan te bieden aan de reizigers zodat deze een bewuste keuze kunnen maken.
Het streven is dat er per 1 januari 2014 een duurzame vorm van samenwerking tussen de partijen wordt ingericht. Dit gekozen model wordt na één jaar geëvalueerd.
Bent u er van op de hoogte dat de vervoerders niet twee datastromen naar twee loketten sturen, maar dat de ene NDOV-organisatie als bron van de andere fungeert?5 Is het vervoerdersoverleg, waar ook uw ministerie aan deelnam, akkoord gegaan met deze manier van aanleveren?
Conform de bepalingen in het Besluit Personenvervoer 2000 zijn vervoerders verplicht data te leveren. In NDOV-verband is afgesproken dat zij de gegevens conform Bijlage 1 van het Publicatiedocument11 aan alle NDOV-loketten leveren.
In het overleg van overheden en vervoerders is afgesproken dat vervoerders zelf bepalen op welke wijze zij de gegevens aanleveren, zolang de gegevens maar geleverd worden en dat dit onder dezelfde condities gebeurd voor een ieder die deze gegevens wenst. Een aantal vervoerders (Arriva, Veolia, RET en HTM) heeft daarvoor afspraken gemaakt met 9292SSC (shared service center) om hen te ontzorgen bij het leveren van deze data.
Deelt u de mening dat als dit distributiecentrum uitvalt, bijvoorbeeld door een DDoS-aanval, zoals die afgelopen week langere tijd plaatsvond, alle afnemers van beide loketten geen data meer ontvangen en de aansturing van dynamische reisinformatie panelen op straat uitvalt, waarvan de reiziger altijd de dupe is?
Voorop staat dat de reizigers kunnen beschikken over goede reisinformatie. Daarom spreken de overheden hun vervoerder erop aan als data niet worden geleverd aan een loket. Het is vervolgens zaak dat vervoerders dit snel oplossen.
In hoeverre is het wenselijk dat de eigenaar van dit distributie centrum «9292SSC», Reisinformatiegroep B.V., naast NDOV-loket (9292opendata.org), ook «service provider» is (9292.nl), en daarmee een directe concurrent is van zowel het andere NDOV-loket als van de service providers van beide loketten? Is deze bundeling van verschillende rollen getoetst door de Autoriteit Consument en Markt (ACM)?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat Reisinformatiegroep B.V. op dit moment naast het invullen van de rol van «service provider» aan consumenten ook conversiediensten tussen internationale en nationale standaarden voor de vervoerders RET en HTM verzorgt om vervolgens aan de NDOV-loketten te leveren?6 Hoe garandeert u hier de gelijke behandeling en gelijkwaardige informatiepositie van het andere loket en de overige aangesloten «service providers» bij de loketten, als 9292SSC claimt namens vervoerders op te treden? Deelt u de mening dat zij vanuit die communicatiepositie altijd in staat is om eerder strategische beslissingen te nemen en te beïnvloeden op zowel distributie- als presentatieniveau?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoe u akkoord kunt gaan met centrale aanlevering voor NDOV als dit de Nederlandse reisinformatie afhankelijk maakt van het wel en wee binnen één organisatie, die voor deze taak in 2010 nog 17,2 miljoen euro nodig dacht te hebben en het advies aan u was om dit openbaar aan te besteden?7
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat dit distributiecentrum weigert om reisinformatie één op één en per vervoerder onafhankelijk door te leveren naar de NDOV-loketten maar de gegevens bundelt tot één nieuw product, wat vertragend werkt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat Reisinformatiegroep B.V. alleen een NDOV loket kan voeren als hij zich committeert aan alle criteria van het publicatiedocument?8 Klopt het dat dit op dit moment niet het geval is?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven waarom het criterium van een maximum van 1.000 euro aan verstrekkingskosten per jaar, dat door u is bepaald9, niet terug is te vinden in de door 9292opendata.org gehanteerde datalicentievoorwaarden, maar dat hier alleen wordt gesproken over een maximum bedrag dat door overheden en vervoerders wordt vastgesteld?10 Wat is de reden dat de vervoerders volgens de datalicentievoorwaarden van 9292 iets te zeggen hebben over de tarieven van het NDOV-loket?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het loket spoordata nog niet is gerealiseerd? Klopt het dat 9292SSC tijdens de bespreking over dit loket heeft aangegeven dat zij ook als «shared service center» reisinformatie aan derden gaat leveren wanneer zij formeel door u niet tot NDOV wordt verklaard?11 Hoe typeert u deze houding? Deelt u de mening dat spoorvervoerders gewoon op de kortst mogelijke termijn de spoordata aan beide NDOV-loketten moeten gaan aanleveren onder dezelfde voorwaarden, zodat een gelijk speelveld ontstaat?
De NDOV-loketten leveren alle OV-gegevens voor reisinformatie. Er is geen apart loket voorzien voor «spoordata».
Overheden hebben afspraken met vervoerders over de levering van data en spreken zonodig hun vervoerders op de uitvoering van deze afspraken aan. De spoorvervoerders moeten net als alle andere vervoerders hun data leveren conform de gegevens in Bijlage 1 in het Publicatiedocument van 31 augustus 2013.
Klopt het dat u de Waddeneilanden buiten de scope van NDOV wilt houden, maar deze informatie wel door de vervoerders aan 9292 beschikbaar wordt gesteld? Zijn er meer openbaar vervoerdiensten die niet binnen de kaders van NDOV vallen? Hoe verhoudt dit zich tot artikel 10 van het Besluit Personenvervoer 2000?
Ik wil de Waddeneilanden niet buiten de scope van NDOV houden. Bijlage 1 van het Publicatiedocument van 31 augustus 2012 is leidend. Bij de start zijn om praktische redenen niet alle vervoerders opgenomen zoals de veerdiensten. Het is wel de intentie dat Bijlage 1 op termijn wordt aangevuld met de veerdiensten.
Klopt het dat op dit moment ook OV-chipkaarttariefinformatie in het TransLinkSystems-formaat SDOA/EOD exclusief door alle vervoerders beschikbaar wordt gesteld voor de website 9292.nl, maar de volledige tariefinformatie (inclusief kortingsproducten) niet beschikbaar is en komt voor de afnemers van de loketten?12 Kunt u aangeven wat hiervan de reden is?
De OV-chipkaartdata zijn eigendom van de vervoerders. Zij kunnen bepalen of zij deze beschikbaar stellen, in welke vorm en aan wie.
In het kader van NDOV zijn alleen afspraken gemaakt over het beschikbaar stellen van het tarief reizen op saldo. Mijn ambitie is dat er in de toekomst meer informatie over tarieven beschikbaar gesteld gaat worden. Dit is echter een traject dat de overheden samen met de vervoerders doorlopen. De hiervoor te ontwikkelen standaarden worden gezamenlijk opgesteld.
Deelt u de mening dat in het kader van transparante OV-chipkaarttarieven en abonnementen naar de reiziger alle ruwe informatie rond deze tarieven zo spoedig mogelijk beschikbaar moet worden gemaakt voor de NDOV loketten, zodat er nieuwe en van vervoerders onafhankelijke diensten ontstaan zoals ovchipkaartabonnement.nl? Heeft u de vervoerders hierover al aangesproken? Welke mogelijkheden heeft u om dit bij de vervoerders af te dwingen conform het besluit personenvervoer 2000, artikel 10 lid 1 sub e? Kunt u garanderen dat deze informatie binnen een maand openbaar beschikbaar is voor alle dienstverleners die daar om hebben verzocht?
Zie antwoord vraag 13.
Klopt het dat GOVI (Grenzeloze Openbaar Vervoer Informatie) als de grootste leverancier van reisinformatie op DRIS-panelen13 bij de haltes sinds kort haar gegevens niet meer direct aangeleverd krijgt van vervoerders, maar gedwongen is om data af te nemen van 9292SSC?
GOVI ontving tot voor kort gegevens rechtstreeks van vervoerders en krijgt nu de gegevens van een aantal vervoerders (Arriva, Veolia, RET en HTM) via 9292SSC. 9292SSC vervult voor deze vervoerders de rol van «shared service center».
Het staat vervoerders vrij om de data zelf te leveren of om een partij te kiezen die ze ondersteunt bij de levering van data, zolang de data maar aan alle loketten geleverd worden onder dezelfde condities.
De verantwoordelijkheid voor het leveren van data en het voldoen aan de kwaliteitseisen zoals gesteld in de concessie-eisen blijft liggen bij de vervoerder.
Bent u er mee bekend dat GOVI, op een klein deel van één vervoerder na, alle geplande en actuele data van alle vervoerders in Nederland kreeg? Klopt het dat GOVI tevens als kanshebber naar voren kwam in de «Audit Business Case» NDOV? Waarom heeft u niet gekozen voor uitbreiding van de functiebeschrijving van GOVI als loket van ruwe stad/streekinformatie?
GOVI krijgt van alle vervoerders actuele data, maar nog niet van alle regio’s. De audit ging over juridische, technische en financiële aspecten van de door vervoerders aangeboden businesscase. De Businesscase bleek niet haalbaar. De overheden zien bij voorkeur dat het loket in de markt ontstaat. Zij hebben de markt de kans geboden om te laten zien of ze voldoen aan de door de overheden opgestelde criteria. Bij GOVI gaat het om een overheidsloket.
Bent u bereid om in de Hoofdrailnetconcessie vast te leggen dat Europese standaarden voor de uitwisseling van dienstregelingen en tariefinformatie (NeTEx) worden gebruikt, zoals ook uw doelstelling is voor de uitwisseling van reisinformatie over bus, tram en metro?
Er wordt gestreefd om zoveel mogelijk gebruik te maken van standaarden. In de nieuwe Hoofdrailnetconcessie wordt gedacht aan een verwijzing om gegevens voor reisinformatie te leveren conform Bijlage 1 van het Publicatiedocument.
Wanneer zullen de data van het NDOV loket geschikt zijn om MIPOV-rapportages14 van te maken zodat er werkelijk open data in het OV ontstaan en er niet alleen reisinformatieapplicaties kunnen worden gemaakt op basis van deze data, maar ook analyse-instrumenten over bijvoorbeeld vertragingen en uitval in het OV?
NDOV gegevens zijn bestemd voor reisinformatie en niet voor managementinformatie. Managementinformatie is een zaak tussen concessieverlener en concessiehouder. Dit valt daarmee buiten de scope van NDOV.
Het belang van de ondersteunende rol die NGO’s kunnen hebben voor het aannemelijk maken van het asielrelaas door asielzoekers |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Onderkent u het belang van de ondersteunende rol die niet-gourvermentele organisaties (NGO’s) kunnen hebben voor het aannemelijk maken van het asielrelaas door asielzoekers?
Ja.
Klopt het dat de NGO Center for Legal Aid Assistance & Settlement (CLAAS) nog steeds subsidie ontvangt van Nederland en dat zij een nauwe band heeft met de Nederlandse ambassade in Pakistan? Kunt u aangeven of deze status ertoe leidt dat door CLAAS verstrekte akten en documenten in beginsel als betrouwbaar worden aangemerkt? Zo nee, waarom niet en welke aanvullende criteria worden gehanteerd?
In de periode 2011–2013 financiert de Nederlandse ambassade in Islamabad uit het Mensenrechtenfonds een project van de organisatie CLAAS. De activiteit waarvoor CLAAS subsidie ontvangt, is een andere dan de in deze vragen beschreven activiteit. De subsidieverstrekking zegt daarmee niet per definitie iets over de status van door CLAAS verstrekte informatie in de asielprocedure.
In algemene zin wordt informatie van een NGO door de IND niet zonder meer als betrouwbaar aangemerkt. Dit geldt overigens ook voor informatie van enig ander persoon of organisatie. De IND maakt altijd een beoordeling ten aanzien van de objectiviteit, betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van de bron waarvan de informatie afkomstig is. Daarnaast wordt er gekeken naar de inhoud van de informatie. Daarbij kan bijvoorbeeld gekeken worden of de informatie overeenkomt met de verklaringen van de vreemdeling tijdens de procedure of met de beschikbare informatie over de situatie in het land van herkomst. Ook kan gekeken worden of de informatie door (andere) bronnen bevestigd wordt. Verder is het van belang vast te stellen op welke wijze, praktisch en inhoudelijk, de informatie tot stand is gekomen. Op basis hiervan kan de IND een oordeel vormen over de waarde die toegekend wordt aan de ingebrachte informatie. Voorgaande geldt ook voor een organisatie als CLAAS. Bij iedere zaak wordt, op basis van de inhoud van de informatie, een individuele afweging gemaakt.
Ik heb geen informatie over hoe in andere Europese landen wordt omgegaan met informatie van CLAAS.
Klopt het dat de informatie van CLAAS in andere Europese landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, in principe als betrouwbaar wordt aangemerkt in asielprocedures? Wordt deze lijn door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ook gevolgd? Zo nee, welke redenen zijn er voor de IND om hiervan af te wijken?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom wordt aan documenten die met behulp van CLAAS zijn verkregen bewijskracht ontzegd, terwijl de oorzaak ligt in het feit dat het bureau documentenonderzoek van de IND geen uitspraak kan doen? Deelt u de mening dat deze situatie onbevredigend is en bent u bereid te onderzoeken op welke wijze meer recht gedaan kan worden aan de inspanningen van de vreemdeling?
Het onderzoek door Bureau Documenten van de IND is tweeledig: een technisch onderzoek (wijze waarop documenten worden vervaardigd) en een tactisch onderzoek (onderzoek naar de (on)verenigbaarheid van verschillende aspecten). Als Bureau Documenten een document binnenkrijgt waarvan het geen vergelijkingsmateriaal heeft, dan kan er op basis van eerdergenoemd onderzoek niet altijd een uitspraak worden gedaan over de echtheid. Als er door Bureau Documenten geen uitspraak kan worden gedaan, betekent dit echter niet dat de inhoud van een document zonder meer terzijde geschoven wordt. Allereerst zal worden bezien of onderzoek anderszins, bijvoorbeeld in het land van herkomst, tot de mogelijkheden behoort. Indien ander onderzoek ook geen uitkomst biedt, zal zoals ik in antwoord 2 en 3 heb toegelicht, in iedere zaak een individuele beoordeling plaatsvinden. Ik acht deze werkwijze zorgvuldig en toereikend.
Het bericht “minister wil maatregelen tegen sensatiejournalistiek’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel «Minister wil maatregelen tegen sensatiejournalistiek»?1
Ja
In hoeverre klopt het dat de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van Sint Maarten de persvrijheid wil inperken door het invoeren van een gefaseerd media-accreditatiebeleid?
De persvrijheid is een zeer hoog goed. Iedere inperking van journalistieke vrijheden is daarom aan regels gebonden, niet alleen aan de Staatsregeling, maar ook aan verdragsbepalingen. De naleving van grondrechten is een landsaangelegenheid. De regering van Sint Maarten legt daarover aan de Staten van Sint Maarten verantwoording af.
Klopt het dat een journalist die zich niet aan deze code zal houden, geen accreditatie krijgt en dus beperkt wordt in zijn werk?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre past het voorstel van de minister van Sint Maarten binnen artikel 10 lid 1 van de staatsregeling over de vrijheid van meningsuiting?2
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat het inperken van journalistieke vrijheden in strijd is met deze staatsregeling en een ernstige aantasting van de democratie is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid in contact te treden met de regering van Sint Maarten om haar te wijzen op het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting en het belang daarvan in een democratie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het evaluatierapport over Aruba van het IMF |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het evaluatierapport over Aruba van het IMF1 en het artikel «IMF: Aruba moet tekort aanpakken»2?
Ja.
In hoeverre klopt het dat de Arubaanse overheid het gat in de begroting bewust heeft laten oplopen tot 8,5% van het BBP?
In het rapport van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) staat aangegeven dat het tekort van de Arubaanse overheid in 2012 naar verwachting op 8,5 procent van het bruto binnenlands product zal uitkomen.
Klopt het dat de schuldenpositie van Aruba de laatste drie jaar is opgelopen tot ongeveer 60% van het BBP in 2013?3
Het IMF stelt dat de overheidsschuld voor 2013 naar verwachting uitkomt op 72,3 procent van het bruto binnenlands product. Uit het rapport van het IMF blijkt verder dat de overheidsschuld in 2012 op 67 procent, in 2011 op 61,2 procent en in 2010 op 55,9 procent van het bruto binnenlands product uitkwam.
Deelt u de mening dat het overheidstekort van Aruba op korte termijn ingeperkt moet worden? Zo nee, waarom niet?
Aruba is sinds het verwerven van de Status Aparte in 1986 een autonoom land in het Koninkrijk der Nederlanden en voert derhalve een eigen financieel en economisch beleid. Het is daarmee de verantwoordelijkheid van de Arubaanse regering om toe te zien op houdbare overheidsfinanciën, met de Staten als controlerend orgaan.
Dit neemt niet weg dat bijvoorbeeld tijdens zijn recente bezoek aldaar minister-president Rutte namens het kabinet de Arubaanse regering onze zorgen over de staat van de Arubaanse overheidsfinanciën heeft overgebracht.
Kunt u aangeven hoe de Arubaanse regering het tekort dit jaar zal terugdringen tot 6% en of de regering van Aruba structureel zal werken aan gezonde overheidsfinanciën en daarbij gebruik zal maken van de aanbevelingen van het IMF en Standard & Poor’s?
De Arubaanse regering heeft richting de rijksministerraad, mede naar aanleiding van de aldaar geuitte zorgen, aangegeven begrotingsregels in de Staatsregeling te verankeren en een College van Advies in te stellen dat zal toezien op de naleving van deze regels. De IMF rapportage bevat een aantal (potentiële) beleidsopgaven voor Aruba daartoe.
In hoeverre voldoet Aruba momenteel aan de criteria van houdbare overheidsfinanciën die gelden in het Koninkrijk en internationaal gehanteerd worden?
Het Koninkrijk kent als zodanig geen eenduidige criteria. Per land binnen het Koninkrijk gelden verschillende criteria. Nederland is gebonden aan de criteria van de EMU, Curaçao en Sint Maarten worden gebonden door de afspraken van de schuldsanering van «»10-10-10»». Voor Aruba geldt dat op de kapitaalmarkt blijkt of er voldoende vertrouwen is in de overheidsfinanciën om een lening verstrekt te krijgen.
Kunt u aangeven wie er eindverantwoordelijk is als Aruba zijn financiën niet op orde krijgt en er niet in slaagt om besparingen te realiseren en hervormingsmaatregelen te treffen?
Zie antwoord vraag 4.
De gevolgen van het inflatiecijfer op de huurstijgingen |
|
Jacques Monasch (PvdA), Ed Groot (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht van de Woonbond over de gevolgen van het inflatiecijfer voor de huurstijgingen en van het daarin genoemde onderzoek van de Woonbond?1
Ja.
Kunt u toelichten in hoeverre u de analyse en conclusies van de Woonbond uit het onderzoek onderschrijft?
Van een onjuiste berekening van het inflatiecijfer is geen sprake. De berekening van het inflatiecijfer door het CBS vindt plaats conform internationale richtlijnen.2
De Woonbond geeft drie redenen aan waarom het inflatiecijfer momenteel fors opwaarts zou zijn vertekend, te weten: de onjuiste berekening van de toegerekende huur voor eigen woningen, de doorwerking van de extra huurverhoging in het inflatiecijfer en het onterecht meerekenen van de btw-verhoging in het inflatiecijfer. Onderstaand ga ik nader op de drie genoemde punten in.
Het CBS hanteert voor de prijsverandering van eigenwoningbezit de methode van toegerekende huur. Deze methode is conform internationale richtlijnen. De Woonbond stelt dat deze methode de werkelijke prijsverandering overschat, omdat de kosten van koopwoningen al enige jaren dalen als gevolg van dalende koopprijzen en dalende hypotheekrente. De CPI (Consumentenprijsindex) meet echter de prijsontwikkeling van consumptieve bestedingen van huishoudens. De aankoop van een woning, als investeringsbeslissing van een huishouden, telt niet mee in de consumptie. In de CPI wordt voor de consumptie van een woningbezitter een bedrag toegerekend voor het gebruik van de woning. Dit toegerekende bedrag aan de koper is vergelijkbaar met de huur die voor de woning zou moeten worden betaald. Op deze wijze wordt de woonconsumptie van huurders en kopers vergelijkbaar gemaakt. Als de huur van een huurwoning stijgt, neemt hierdoor ook de toegerekende huurwaarde van een koopwoning toe.
In de inflatieberekening wordt de prijsontwikkeling van woninghuren meege-nomen. Dit is conform de internationale richtlijnen. Al jarenlang is in het huurbeleid de maximale huurverhoging gerelateerd aan de inflatie en werken huurverhogingen die in een jaar worden doorgevoerd indirect door in de huurverhoging van het volgend jaar.
De Woonbond geeft aan dat de btw-verhoging van 19% naar 21%, die verwerkt is in het inflatiecijfer, niet relevant is voor de huursector. Dit omdat de huren vrijge-steld zijn van btw. De btw-verhoging is echter wel relevant voor het algemene prijspeil en moet volgens de internationale richtlijnen worden meegenomen in de berekening van het inflatiecijfer.
Bent u het met de Woonbond eens dat de berekeningsmethode van het inflatiecijfer een ongewenst huurprijsopdrijvend effect heeft? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken hoe dit ongewenste effect voortaan te voorkomen is?
De CPI is een goede maatstaf voor de ontwikkeling van prijzen. Al jarenlang speelt de CPI een rol in de bepaling van de jaarlijkse maximale huurverhoging voor de gereguleerde huursector. De CPI is overigens ook de basis voor de huurverhoging in veel geliberaliseerde huurcontracten. Door de koppeling van de toegestane huurstijging aan de ontwikkeling van de inflatie wordt voorkomen dat de reële huurstijging te hoog of te laag wordt. Incidentele ontwikkelingen kunnen leiden tot zowel hogere als lagere inflatiecijfers en huurverhogingen. Gemiddeld genomen blijft de CPI echter een goede indicator om de huurverhoging op te baseren. Ik zie dan ook geen aanleiding om een onderzoek te starten naar een ander inflatiecijfer als basis voor het huurbeleid.
Labour Organisation.
Het bericht dat apothekers verdienen aan geneesmiddelen |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is de berichtgeving waar dat apothekers veel hogere kortingen ontvangen op geneesmiddelen dan zij doorgeven aan zorgverzekeraars? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?1
Ik kan deze vragen niet beantwoorden omdat ik niet beschik over de afspraken tussen apotheekhoudenden en farmaceutische groothandels en ook niet over de contracten tussen apotheekhoudenden en zorgverzekeraars met afspraken over kortingen en het afromen daarvan. Daarnaast is mij niet bekend op welke informatie de Telegraaf zich baseert.
Hoeveel apothekers krijgen meer dan vijf procent korting bij de inkoop van geneesmiddelen? Wilt u een overzicht sturen aan de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom hebben apothekers laten weten aan zorgverzekeraars dat er geen rek meer zit in inkoopprijzen voor geneesmiddelen, terwijl zij forse kortingen ontvangen bij de inkoop? Kunt u uw antwoord toelichten?
Waarom apothekers dit hebben laat weten, weet ik niet. Ik houd er wel rekening mee dat er meer factoren in het spel kunnen zijn dan alleen de gegevens die de Telegraaf kennelijk voor zijn artikel heeft gebruikt. Volledigheidshalve verwijs ik verder naar de zeer recente publicatie «Data en feiten 2013» van de aan de Koninklijke Maatschappij der Pharmacie (KNMP) gelieerde Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK). Daarin is onder meer aangeven dat de tariefinkomsten van apothekers in 2012 zijn gedaald en dat deze daling niet wordt goedgemaakt door de hoogte van de tarieven en het volume in 2013:
Bron Stichting Farmaceutische kengetallen (SFK) dd. 29 augustus 2013, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 148 nr 35.
In een reactie op de website van de KNMP op het desbetreffende artikel in de Telegraaf, voegt de KNMP hier aan toe:
Bron: website KNMP, dd. 27-08-2013.
Vindt u het eerlijk dat mensen die zorg nodig hebben veel geld moeten betalen voor geneesmiddelen en incontinentiematerialen, terwijl de apotheker hieraan fors blijkt te verdienen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Volledigheidshalve merk ik echter op dat geneesmiddelen en incontinentiemateriaal tot de verzekerde zorg behoren. Behoudens de eigen betalingen en het eigen risico komen de uitgaven hiervoor ten laste van de zorgverzekering en niet van de individuele patiënt. Wel zouden de zorgpremies hoger kunnen worden. De zorgpremies zijn echter gedaald als gevolg van lagere uitgaven voor genees- en hulpmiddelen.
Vindt u het wenselijk dat zorgverzekeraars honderden miljoenen euro’s teveel uitbetalen aan medicijnverstrekkers, waardoor de premies sneller stijgen? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
De premies zijn gedaald met name door minder uitgaven voor farmaceutische zorg en voor medische hulpmiddelen. Zie verder de antwoorden op de vragen 1, 2 en 3.
Hoeveel procent korting krijgen apothekers op incontinentiematerialen en verbandmiddelen? Hoeveel geld is hiermee in totaal gemoeid? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat deze perverse prikkel per direct gestopt moet worden, en dat er een eerlijke prijs moet komen voor geneesmiddelen en incontinentiematerialen? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen? Zo nee, waarom niet?
Ik kan dit niet beoordelen daartoe ontbreken gegevens. Zie ook de antwoorden op de vragen 1,2 en 3.
Gaat u het geld terugvorderen dat apothekers in hun eigen zak hebben gestoken voor geneesmiddelen en incontinentiematerialen? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Wat is uw reactie op de uitspraak van een woordvoerder van de branche-organisatie van apothekers, de KNMP, dat zorgverzekeraars wel degelijk weten dat apothekers geld overhouden aan kortingen? Is dit daadwerkelijk het geval? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Enerzijds kan ik dat niet en anderzijds is het de taak van zorgverzekeraars in ons zorgstelsel om goede verantwoorde zorg (inclusief geneesmiddelen) voor hun verzekerden tegen aanvaardbare prijzen te contracteren. Dat dit lukt blijkt uit de fors lagere uitgaven voor farmaceutische zorg (ruim € 600 mln) en voor hulpmiddelen (€ 75 mln) ten opzichte van de raming en uit de verlaging van de zorgpremies als gevolg hiervan.
De sluiting van een huisartsenpost in Woerden |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de sluiting van de huisartsenpost in Woerden? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Volgens informatie van de huisartsenpost is er geen sprake van sluiting van de huisartsenpost Woerden. De huisartsenpost is en blijft open gedurende de avond en de weekenden en wordt alleen gedurende de nacht gesloten. Dit heeft te maken met veranderen van locatie in de regio van de huisartsenpost die in de nacht open is. De regio De Meern, De Ronde Venen, Haarzuilens, Leidsche Rijn, Montfoort, Stichtse Vecht, Vleuten en Woerden heeft twee huisartsenposten. De huisartsenpost in Leidsche Rijn wordt verplaatst naar het nieuwe ziekenhuis en gecombineerd met de afdeling spoedeisende hulp (SEH) van het nieuwe ziekenhuis. Deze locatie ligt centraler voor het gehele werkgebied en derhalve is besloten de nachtopening die eerst alleen in Woerden was te verplaatsen naar Leidsche Rijn. Deze verandering vindt plaats met tegelijkertijd verruiming van de openingstijden in de avond.
Waarom, en door wie, is besloten dat de huisartsenpost in Woerden moet sluiten? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te infomeren? Zo nee, waarom niet?
De aangesloten huisartsen van, De Meern, De Ronde Venen, Haarzuilens, Leidsche Rijn, Montfoort, Stichtse Vecht, Vleuten en Woerden hebben recentelijk gekozen voor de locatie in Leidsche Rijn als post die open blijft in de nacht. Volgens betreffende huisartsen zijn de argumenten daarvoor dat de gemiddelde reistijd voor de inwoners van het gehele verzorgingsgebied naar locatie Leidsche Rijn korter zijn dan naar Woerden, omdat de locatie Leidsche Rijn centraler ligt in de regio. Maar ook vanwege veiligheidsaspecten voor medewerkers van de huisartsenpost in het ziekenhuis Leidsche Rijn, die op de nieuwe locatie in de nacht beter te garanderen zijn.
Vindt u het verantwoord dat zorgbehoevende mensen zeker 20 kilometer moeten reizen voor huisartsenzorg, en is dit in overeenstemming met uw voornemen om zorg dichtbij de mensen te organiseren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het gaat in de nacht om een beperkt aantal patiënten. Uit gegevens van de huisartsenpost Woerden blijkt dat per nacht gemiddeld 1 patiënt uit Woerden wordt uitgenodigd naar de huisartsenpost te komen voor een consult. Het betreft enkel patiënten die medisch stabiel zijn. Bij twijfel over deze stabiliteit wordt op korte termijn een bezoek bij de patiënt afgelegd door de huisarts dan wel ambulancepersoneel. Gedurende de hele nacht blijft de telefonische bereikbaarheid gewaarborgd en onveranderd. Mij is verzekerd dat in geval van twijfel de huisartsen altijd de veiligheid van de patiënt voorop zullen stellen.
Deelt u de mening dat het sluiten van huisartsenposten in buurten leidt tot de verschraling van de huisartsenzorg, en dat dit niet ten goede komt aan de zorg van mensen? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om sluiting te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van sluiting van een huisartsenpost, zoals uit mijn antwoord op vraag 1 blijkt. Het betreft hier een verandering van locatie voor wat betreft het openblijven in de nacht. Mij is niets bekend over het sluiten van andere huisartsenposten in het land. Ik deel uw mening dan ook niet dat er sprake zou zijn van verschraling van huisartsenzorg en zie het dan ook niet als mijn verantwoordelijkheid maatregelen te treffen.
Hoeveel andere huisartsenposten worden bedreigd met sluiting, en waarom? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Mij is niets bekend van huisartsenposten die bedreigd worden met sluiting. Ook bij navraag hierover bij de Vereniging van Huisartsenposten Nederland is daarover niets bekend. Een specifiek onderzoek is derhalve niet nodig.
Is het niet tegenstrijdig dat aan de ene kant huisartsen relatief meer geld krijgen dan andere sectoren, maar aan de andere kant toch een huisartsenpost bij het ziekenhuis in Woerden wordt gesloten op bepaalde tijden? Is dit niet strijdig met het uitgangspunt de eerstelijnszorg te versterken?
Ik zie die tegenstrijdigheid niet omdat er zoals aangegeven geen sprake is van sluiting van een huisartsenpost tijdens de nachtelijke uren, waarvoor geen alternatief beschikbaar is. Het betreft een verplaatsing van die zorg naar een andere locatie, die voor alle bewoners in het werkgebied centraler en beter bereikbaar is. Dat doet niets af aan mijn beleid tot versterking van de eerstelijnszorg.
Het bericht ‘Moordenaar niet teruggekeerd van verlof’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «Moordenaar niet teruggekeerd van verlof»?1
Ja.
Klopt het dat de Bredase moordenaar Ron N. (45) in juli 2013 niet is teruggekeerd van verlof uit de gevangenis en sindsdien spoorloos is?
Op 26 juli 2013 heeft de gedetineerde N. regimair verlof gekregen. Hij diende zich weer te melden bij de penitentiaire inrichting op 28 juli 2013, hetgeen niet is gebeurd. Vervolgens is gedetineerde N. op maandag 26 augustus 2013 aangehouden in Oostenrijk.
Was dit het eerste verlof van de crimineel?
Nee. Gedetineerde N. was sinds 20 juni 2013 geplaatst in een zeer beperkt beveiligde inrichting (ZBBI) en daarbij hoort (in de regel) weekendverlof.
Deelt u de mening dat het bizar is dat een crimineel al na twee derde van de aan hem opgelegde straf voorwaardelijk vrij komt en dat hij dan ook nog eens voor die tijd mag «resocialiseren»? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Een goede voorbereiding en een gecontroleerde terugkeer van gedetineerden in de samenleving dragen bij aan het terugdringen van recidive. Wel ben ik van mening dat het huidige verblijf buiten een penitentiaire inrichting door de deelname aan een penitentiair programma of het verlenen van (algemeen of regimair) verlof moet worden afgeschaft. In het Regeerakkoord is daarom in de afschaffing van de huidige detentiefasering voorzien. Bij de terugkeer in de samenleving dienen we meer dan nu het geval is, rekening te houden met de veiligheid van die samenleving en de belangen van slachtoffers en nabestaanden. Naar mijn mening is daarom in het belang van de samenleving toezicht nodig op veroordeelden aan wie het verblijf buiten de penitentiaire inrichting is toegestaan. De toepassing van elektronische detentie voorziet in aanvullende waarborgen voor een veilige en op beperking van de recidive gerichte executie van vrijheidsstraffen.
Het wetsvoorstel dat voorziet in de afschaffing van de bestaande detentiefasering en in de invoering van elektronische detentie is onlangs bij uw Kamer ingediend.
Deelt u de mening dat het resocialiseren van gevangenen de Nederlandse belastingbetaler een hoop geld kost zonder dat duidelijk is of het wel werkt en het daarom niet meer dan logisch is dat een veroordeelde crimineel daar zelf een geldelijke bijdrage aan moet leveren? Zo nee, waarom niet?
Resocialisatie van gedetineerden is van groot belang in de bestrijding van recidive en het zo veel als mogelijk proberen te voorkomen van nieuwe slachtoffers. Met zijn gedrag en inspanningen tijdens de detentieperiode moet de gedetineerde laten zien dat hij bereid is te investeren in zichzelf. In dat geval ben ik bereid te investeren in de gedetineerde. Met de aanstaande invoering van promoveren en degraderen in het gevangeniswezen kan de gedetineerde door middel van het laten zien van goed gedrag extra activiteiten ten behoeve van de resocialisatie verdienen. Ook de toepassing van elektronische detentie moet worden verdiend.
Zoals eerder toegezegd (Kamerstukken II 2012–2013, 33 552, nr. 5) wordt uw Kamer op korte termijn geïnformeerd over de uitwerking van de eigen bijdrage voor gedetineerden.
Bent u bereid het verlof van gevangenen af te schaffen, daar zij gewoon hun straf dienen uit te zitten en gevangenen maar in hun «vrije» tijd (dus na het uitzitten van (twee derde van) de opgelegde gevangenisstraf) moeten gaan resocialiseren? Zo nee, waarom niet en bent u dan bereid om tenminste voorafgaand aan een verlof de politie hierover te informeren en te voorzien van een signalement? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4. Verder is het enkele feit dat een gedetineerde met verlof gaat geen basis voor het verstrekken van informatie over de gedetineerde aan de politie. Wel wordt de burgemeester (indien hij zich hiervoor heeft aangemeld) op de hoogte gesteld van algemeen verlof van ernstige gewelds- en zedendelinquenten in het kader van openbare orde en veiligheid.
Is de maatschappij geïnformeerd over deze loslopende moordenaar? Bent u bereid burgers altijd direct te informeren als een crimineel de benen neemt? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie informeert de maatschappij in dergelijke gevallen doorgaans alleen actief in het kader van opsporingsberichtgeving. Gedurende het opsporingsonderzoek was er geen aanleiding voor de inzet van opsporings-berichtgeving. Rond 22 en 23 augustus 2013 heeft de pers vragen gesteld aan het OM naar aanleiding van de geplande zitting op 27 augustus 2013. Hierop heeft het OM bevestigd dat de reden voor deze zitting was dat gedetineerde N. niet van verlof was teruggekeerd. Op maandag 26 augustus heeft het OM een persbericht uitgebracht dat gedetineerde N. in Oostenrijk was aangehouden.
Wat is er tot nu toe gedaan om deze crimineel op te sporen?
Na de melding van het niet-terugkeren van gedetineerde N. is direct een opsporingsonderzoek naar diens verblijfplaats ingesteld. Het onderzoek heeft ertoe geleid dat gedetineerde N. op maandag 26 augustus 2013 door een Oostenrijks arrestatieteam is aangehouden en inmiddels weer in Nederland is. Het Openbaar Ministerie heeft gezien dit voorval bij de rechtbank gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidstelling van gedetineerde N. verder achterwege blijft.
Welke maatregelen gaat u nemen om deze crimineel per direct op te sporen en weer terug in de gevangenis te stoppen zoals de officier van justitie ook wil?
De tabakslobby in Nederland |
|
Henk van Gerven |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «De onderzoeker en de tabak»?1
Het komt regelmatig voor dat onderzoeken die in opdracht van en gefinancierd door brancheorganisaties of andere belanghebbenden worden opgesteld, aan ministeries ter kennisneming worden toegestuurd. De ministeries beoordelen vervolgens of en zo ja in hoeverre deze onderzoeken bruikbare informatie bevatten. Daarbij wordt niet uit het oog verloren door wie het onderzoek is uitgevoerd en wie de opdrachtgever is. Voor een overzicht van recent door het ministerie van Financiën ontvangen onderzoeken naar grenseffecten als gevolg van accijns- en prijsverschillen met de buurlanden zij bijvoorbeeld verwezen naar de onlangs aan de Kamer gezonden grenseffectenrapportage. Het merendeel van deze onderzoeken is uitgevoerd door of in opdracht van de alcohol- of tabaksbranche. In de grenseffectenrapportage is ingegaan op de relevantie van deze onderzoeken voor het vaststellen van de grenseffecten als gevolg van de accijnsverhoging per 1 januari jongstleden.
Hoe oordeelt u over de betrokkenheid van Philip Morris bij de totstandkoming van onderzoek en cijfers over de juistheid van de handel in illegale tabaksproducten? Is het feit dat Philip Morris opdrachtgever voor het onderzoek is, en grote financiële belangen heeft als tabaksfabrikant, niet een belangenverstrengeling die dient te worden vermeden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Philip Morris is opdrachtgever van het STAR-rapport. Het jaarlijks opstellen van dit rapport maakt onderdeel uit van de verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst van Philip Morris met de Europese Commissie en de lidstaten. Ook andere grote tabaksfabrikanten zoals Japan Tobacco, British American Tobacco en Imperial Tobacco hebben een overeenkomst met de Europese Commissie en de lidstaten. Deze overeenkomsten zijn openbaar2 en hebben tot doel om namaak en smokkel van sigaretten te bestrijden. In de overeenkomsten is onder andere opgenomen wat van de fabrikanten wordt verwacht om te voorkomen dat hun producten op de illegale markt terecht komen. De Europese Commissie is betrokken bij de onderzoeksopzet van het STAR-rapport. Voor zover de STAR-rapporten van belang zijn voor activiteiten op het terrein van toezicht of fraudebestrijding, worden ze daarvoor ook gebruikt.
Waarom gebruikt u informatie die is gefinancierd door de tabaksindustrie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Welke bevindingen van het STAR-rapport 2012 en eerdere rapporten heeft het kabinet daadwerkelijk gebruikt in haar beleid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er andere rapporten en onderzoeken door het kabinet gebruikt die in opdracht van de tabaksindustrie ontwikkeld en/of gefinancierd zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wilt u antwoord geven op hetgeen wordt gesteld door de Algemene Rekenkamer over het STAR-rapport en aan zijn verzoek tegemoet komen? 2)
In het onderzoeksrapport van de Algemene Rekenkamer was opgenomen dat in Nederland geen informatie beschikbaar zou zijn over de mate waarin tabaksfabrikanten aan de verplichtingen voldoen die volgen uit Europese overeenkomsten. In reactie hierop heb ik aangegeven dat dit niet juist is, omdat het Ministerie van Financiën wel over informatie beschikt, zoals het STAR-rapport.
De Rekenkamer geeft aan dat het STAR-rapport niet publiek beschikbaar is en inhoudelijk onvolledig. De rapporten zijn in het verleden altijd vertrouwelijk aan het ministerie van Financiën verstrekt. Het staat mij niet vrij deze rapporten zonder toestemming van de opdrachtgever aan de Kamer te verstrekken. Het laatste STAR-rapport is overigens openbaar gemaakt.4 Hierin zijn ook de cijfers uit voorgaande jaren opgenomen waardoor deze informatie uit eerdere rapporten feitelijk ook openbaar is geworden. Zoals blijkt uit de openbare overeenkomst tussen Philip Morris, de Europese Commissie en de lidstaten, gaan de verplichtingen die volgen uit de overeenkomst verder dan de inhoud van het jaarlijkse STAR-rapport. Zo dient bijvoorbeeld ook informatie te worden verstrekt over het traceren en volgen van sigaretten. Het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) ziet toe op het uitvoeren van de verplichtingen. Het Ministerie van Financiën neemt hier kennis van.
Zijn de STAR-rapporten – behalve de laatste – nog steeds geheim? Zo ja, wat vindt u daarvan? Wilt u bewerkstelligen dat deze dan openbaar worden, en zorg dragen voor toezending aan de Kamer?
Zie antwoord vraag 6.
In hoeverre is er sprake van extreme belastingstelsels en regelgeving, waardoor de consumptie van tabak verschuift van de legale naar de illegale tabaksmarkt? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren bij de toegezegde grenseffectenrapportage? Zo nee, waarom niet?
De verschillen tussen belastingstelsels en regelgeving tussen landen worden binnen de Europese Unie enigszins beperkt door Europese richtlijnen. De Europese richtlijn 2011/64/EU voorziet onder meer in minimumtarieven voor de accijnzen van tabaksproducten binnen de Europese Unie.5 Ook de structuur van de tabaksaccijnzen is hierin vastgelegd. Desalniettemin zijn er grote verschillen tussen de accijnstarieven van de verschillende lidstaten. De hoogste accijnstarieven van sigaretten binnen de Europese Unie zijn ongeveer viermaal het minimumtarief. Per 1 januari 2014 gaat het minimumtarief van sigaretten omhoog. De accijnsverschillen met landen buiten de Europese Unie zijn overigens soms groter dan de verschillen tussen de lidstaten van de EU onderling.
De Douane heeft in het verleden herhaaldelijk onderzoek gedaan om inzicht te krijgen in de omvang van de zwarte markt van accijnsgoederen op basis van een empty package survey (het rapen van lege sigarettenverpakkingen). Het laatste onderzoek is afgerond in 2011. Van de toen verzamelde verpakkingen was één op de tien pakjes niet in de Nederlandse heffing betrokken. Sigaretten die buiten de Nederlandse heffing blijven zijn overigens niet per definitie illegaal, ook sigaretten die door reizigers legaal vanuit het buitenland naar Nederland worden meegenomen, kunnen legaal zijn ingevoerd. Het is moeilijk, zo niet onmogelijk om vast te stellen in hoeverre buitenlandse sigaretten terecht of ten onrechte buiten de heffing zijn gebleven. Alleen van nagemaakte illegale sigaretten kan dat met zekerheid worden vastgesteld. Deze laatstgenoemde categorie is in het onderzoek uit 2011 berekend op minder dan 1%.
Bent u bereid de bestaande contacten met de tabaksindustrie en haar lobbyisten zoveel mogelijk te beperken? Zo nee, waarom niet?
Zoals bij de beantwoording van de Kamervragen van 2 september 2013 (nr. 2013Z15401) is aangegeven, wordt alleen contact gezocht wanneer dat nodig wordt geacht, bijvoorbeeld waar het gaat om technische zaken bij implementatie van wet- en regelgeving. De ministeries houden zich aan wat in art. 5.3 van het FCTC-verdrag staat voorgeschreven wanneer het gaat om tabaksontmoedigingsbeleid.
Is u bekend of, en zo ja in welke mate, hoogleraren een functie bekleden in, dan wel werkzaam zijn voor, de tabaksindustrie? Zo ja, kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen. Zo neen, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer daarover te berichten?
Of en in welke mate hoogleraren functies bekleden of werkzaam zijn voor de tabaksindustrie is niet bekend. Het zou ondoenlijk zijn om overzichten bij te houden van alle relaties die er zijn tussen hoogleraren en bedrijven of bedrijfstakken, om die reden kan aan uw verzoek niet worden voldaan. Over nevenfuncties dient wel helderheid te bestaan. Er zijn afspraken gemaakt dat hoogleraren hun nevenfuncties vermelden op hun profielpagina’s op de website van hun instelling.
Ondersteunt u de mening van de president van de KNAW, professor Hans Clevers, die stelt dat hoogleraren geen posities bij de tabaksindustrie dienen in te nemen, omdat een wetenschapper «op deze wijze helpt de status van Philip Morris te legitimeren.»? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen om ervoor zorg te dragen dat hoogleraren en wetenschappers vanuit de universitaire wereld dit inderdaad doen? Zo neen, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. De heer Clevers deed deze uitspraak op persoonlijke titel.
Het misbruiken van de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) |
|
Manon Fokke (PvdA), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u de signalen van gemeenten en de VNG over het oneigenlijk gebruik van de WOB met betrekking tot het vorderen van dwangsommen bij niet tijdig beslissen op een WOB-verzoek?
Deze signalen zijn mij bekend. Ik herken de problematiek. Dergelijke signalen van oneigenlijk gebruik (ook wel: misbruik) van de Wob heb ik van diverse organen ontvangen. Zo heeft het college van procureurs-generaal namens de ketenpartners CJIB en politie uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor het oneigenlijk gebruik van de Wob in dit kader.
Deelt u de mening dat de dwangsom, zoals geïntroduceerd door de «Wet dwangsom en direct beroep bij niet tijdig beslissen» (verder: Wet dwangsom), in zijn algemeenheid een nuttig instrument is dat er aan kan bijdragen dat bestuursorganen binnen de daarvoor geldende wettelijke beslistermijnen een beschikking geven? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief van 11 maart 2013 naar aanleiding van vragen van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over de monitor Wet dwangsom (Kamerstukken II 2012/13, 29 934, nr. 30) heb ik reeds geoordeeld dat de Wet dwangsom een bijdrage levert aan meer tijdige besluitvorming.
Deelt u de mening dat de WOB van belang is om burgers, waaronder journalisten, inzage te geven in overheidsinformatie en om daarmee de deelname aan de democratie en overheidsbesluitvorming te bevorderen? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat de WOB niet bedoeld is om burgers via de weg van het vorderen van een dwangsom, financieel voordeel te geven?
In de considerans van de Wob is het doel van die wet reeds verwoord: een goede en democratische bestuursvoering. Het gaat er dan ook om dat burgers toegang moeten hebben tot overheidsinformatie om het bestuur adequaat te kunnen controleren en eventuele misstanden aan de kaak te kunnen stellen. Daarnaast moeten zij over voldoende informatie beschikken om deel te kunnen nemen aan het werk van de overheid. Wob-verzoeken die gericht zijn op financieel gewin door het innen van dwangsommen hebben inderdaad niets te maken met een goede en democratische bestuursvoering.
Deelt u de mening dat het genoemde oneigenlijk gebruik van de WOB weliswaar voortvloeit uit de Wet dwangsom maar dat de wijze waarop overheidsinformatie op grond van de WOB moet worden verstrekt geen verband houdt met de dwangsomregeling? Zo ja, deelt u dan tevens de mening dat het beëindigen van het oneigenlijk gebruik van de WOB ook los van een inhoudelijke herziening van de WOB, zoals bijvoorbeeld aangekondigd door de fractie van GroenLinks, geregeld kan worden? Zo ja, hoe en op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van oordeel dat er snel iets moet gebeuren aan het oneigenlijk gebruik van de Wob. Met de toezending van een afschrift van mijn brief aan de Nationale ombudsman heb ik uw Kamer kort voor de zomer reeds bericht dat onderzoek wordt gedaan naar de effecten van drie recent in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingevoerde «versnellingsinstrumenten», waaronder de Wet dwangsom. Daarbij wordt op verzoek van mij en mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie ook het gesignaleerde misbruik van de Wet dwangsom bij met name de Wob betrokken. De resultaten van dit onderzoek zijn naar verwachting op korte termijn beschikbaar. Mede op basis van deze resultaten bezie ik op welke wijze op korte termijn paal en perk kan worden gesteld aan oneigenlijk gebruik van de Wob. Een volledige inhoudelijke herziening van de Wob is daarvoor in elk geval geen noodzakelijke voorwaarde.
Op welke wijze kunnen indieners van een WOB-verzoek, anders dan via de dwangsomregeling, binnen het bestuursrecht afdwingen dat een bestuursorgaan tijdig informatie verstrekt? Acht u deze mogelijkheden afdoende om voor een effectieve werking van de WOB te zorgen? Zo ja, deelt u dan de mening dat het niet per se nodig is dat WOB-verzoeken onder de werking van de Wet dwangsom blijven vallen? Zo nee, waarom acht u die mogelijkheden niet afdoende?
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, onderdeel f, Awb kan tegen het niet nemen van een besluit rechtstreeks (dus zonder een daaraan voorafgaande bezwaarfase) beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. In beginsel doet de bestuursrechter op een dergelijk beroep binnen acht weken uitspraak (art. 8:55b Awb). Indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter ingevolge artikel 8:55d Awb dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. De rechter verbindt aan zijn uitspraak een dwangsom voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. De vraag of hiermee in het kader van het waarborgen van tijdige besluitvorming op grond van de Wob kan worden volstaan, zal ik binnenkort bezien mede in het bredere perspectief van de uitkomsten van eerdergenoemd onderzoek.
Deelt u de mening dat de mogelijkheid die op grond van de Wet dwangsom bestaat om bij overschrijding van de beslistermijn in de WOB, zonder eerst bezwaar bij het bestuursorgaan aan te hoeven tekenen, rechtstreeks in beroep te kunnen gaan bij de rechter, ook kan dienen tot het geven van een tijdige WOB-beschikking door het bestuursorgaan? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Voldoen de gewraakte aanvragen voor een WOB-beschikking in alle gevallen aan de eisen van artikel 4:2 lid 1 onder c van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) waarin is bepaald dat een aanvraag een aanduiding van de gevraagde beschikking moet bevatten?
Ingevolge artikel 3 van de Wob kan een ieder verzoeken om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid. De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document waarover hij informatie wil ontvangen. Daarmee is tevens voldaan aan de eis van artikel 4:2, eerste lid, onder c, van de Awb.
Artikel 3 van de Wob bepaalt verder dat de verzoeker bij zijn verzoek geen belang hoeft te stellen en dat het bestuursorgaan de verzoeker bij een te algemeen geformuleerd verzoek zo spoedig mogelijk vraagt om zijn verzoek te preciseren en hem daarbij behulpzaam is.
Moet een aanvrager gebruik maken van een formulier dat het bestuursorgaan voor een aanvraag heeft vastgesteld (artikel 4:4 AWB)? Zo ja, wat zijn de gevolgen voor de aanvraag indien de aanvrager geen gebruik heeft gemaakt van een door het bestuursorgaan vastgesteld formulier? Zo nee, waarom niet?
Aan het doen van een verzoek stelt de Wob geen formele eisen. Uitgangspunt is dat een Wob-verzoek vormvrij is: een dergelijk verzoek kan naar keuze schriftelijk (eventueel elektronisch, mits het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat die weg openstaat) of mondeling worden gedaan. De Wob schrijft dan ook niet het gebruik van een formulier als bedoeld in artikel 4:4 van de Awb voor. Het is aan het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen, te beslissen of het wenselijk is voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vast te stellen. Als een formulier is vastgesteld kan een aanvraag die anders dan via het formulier is ingediend onder omstandigheden op grond van artikel 4:5 Awb buiten toepassing worden gelaten (indien essentiële gegevens ontbreken of het op andere wijze indienen van de aanvraag voor het bestuursorgaan tot administratieve problemen aanleiding geeft). Wel moet het bestuursorgaan op grond van artikel 4:5 Awb de aanvrager eerst gelegenheid bieden alsnog een aanvraagformulier in te vullen.
Overigens geeft artikel 4:4 Awb zelf niet de bevoegdheid gegevens te verlangen: de vraag om welke gegevens via het formulier mag worden gevraagd, wordt beheerst door de artikelen 4:2 en 4:3 Awb alsmede de wettelijke regeling waarop het besluit waarop de aanvraag betrekking heeft, is gebaseerd, i.c. de Wob.
Overigens heb ik begrepen dat sommige bestuursorganen de mogelijkheid om Wob-verzoeken langs de elektronische weg in te dienen niet hebben opengesteld. Bulkverzoeken waarbij een verzoek om informatie met één e-mail aan een groot aantal bestuursorganen kan worden gezonden of dubbele, bijna identieke Wob-verzoeken die kort na elkaar per fax worden ingediend met de bedoeling het bestuursorgaan op het verkeerde been te zetten, kunnen zo effectief worden tegengegaan. Het is echter zeer de vraag of deze handelwijze een werkelijke rem zet op het oneigenlijk gebruik van de Wob, gericht op het innen van (grote bedragen aan) dwangsommen. Ook dit zal binnenkort worden bezien bij gelegenheid van de resultaten van eerdergenoemd onderzoek.
Kan de WOB zodanig worden aangepast dat een aanvraag zonder een vastgesteld formulier niet in behandeling hoeft te worden genomen? Zo ja, acht u dit een werkbare oplossing ter voorkoming van het genoemde oneigenlijk gebruik van de WOB? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Ziet u mogelijkheden tot het stellen van andere vormeisen ten aanzien van het doen van een WOB-verzoek waardoor oneigenlijk gebruik niet of nauwelijks meer mogelijk wordt? Zo ja, waar denkt u dan aan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht ‘Weduwe buitenland houdt pensioen’ |
|
Barry Madlener (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Weduwe buitenland houdt pensioen»?1
Ja.
Gaat het kabinet in beroep tegen deze uitspraak van de rechter? Zo nee, waarom niet?
Ja, de Sociale Verzekeringsbank zal hoger beroep instellen tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 22 augustus jl., waarin de Rechtbank heeft geoordeeld dat de verlaging per 1 januari 2013 van reeds lopende nabestaanden-uitkeringen door toepassing van het woonlandbeginsel in strijd is met verschillende internationale regelingen.
Bent u nog steeds van mening dat de nabestaandenuitkeringen van weduwen die naar het buitenland vertrekken moeten worden aangepast (verlaagd) naar het niveau van het woonland? Zo nee, waarom niet?
Ja, conform de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid wordt de hoogte van een uitkering in het kader van de Algemene nabestaandenwet (Anw) in landen buiten de EU, EER en Zwitserland afgestemd op het kostenniveau van het land waar de belanghebbende woont.
Bent u bereid op de kortst mogelijke termijn reparatiewetgeving voor te leggen aan de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Nee, de Sociale Verzekeringsbank zal hoger beroep instellen tegen de uitspraak. Reparatiewetgeving is niet aan de orde.
Hoeveel zou deze rechterlijke uitspraak de Nederlandse belastingbetaler per jaar extra kunnen kosten?
Voor verlaging van de nabestaandenuitkeringen door toepassing van het woonlandbeginsel is vanaf 2013 in totaal circa € 8 mln. ingeboekt. Dit bedrag loopt – in verband met de afnemende groep van mensen geboren voor 1950 in de Algemene nabestaandenwet – de komende jaren af.
Deelt u de mening dat het gekkenwerk is dat horden Marokkaanse en Turkse vrouwen hun Nederlandse uitkering houden in Marokko en Turkije?
De Sociale Verzekeringsbank voert de door het parlement aangenomen sociale zekerheidswetgeving uit.
Het bericht dat ROC's diploma's hebben verstrekt voor opleidingen die onder de maat zijn |
|
Harm Beertema (PVV) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Nepdiploma's voor Polen kosten fiscus miljoenen»?1
Ja.
Van welke zes ROC’s is inmiddels vastgesteld dat ze de wet hebben overtreden?
De meeste instellingen houden zich bij het aanbieden van beroepsopleidingen gericht op werkenden in samenwerking met bedrijven (bedrijfsgerichte maatwerktrajecten) aan de wet- en regelgeving.
Een aantal mbo-instellingen houdt zich echter niet aan de wet- en regelgeving en heeft opleidingen die niet over de vereiste kwaliteit beschikken. Daarbij gaat het om zowel niet-bekostigde als bekostigde mbo-instellingen en dan met name om opleidingen in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl).
Bij de volgende roc’s zijn tekortkomingen vastgesteld: ROC/AOC West Brabant, ROC Landstede en ROC De Leijgraaf. Ook bij SVO (een vakinstelling) zijn tekortkomingen geconstateerd.
Voorts gaat het om de volgende niet-bekostigde instellingen: P3transfer, SBK, Global Academy, Vak & Werkcollege en VOC.
Alle mbo-instellingen, waarvan een opleiding door de Onderwijsinspectie werd onderzocht, ontvingen na het onderzoek een inspectierapport met daarin de bevindingen. De rapporten zijn door de inspectie vervolgens 5 weken na definitieve vaststelling openbaar gemaakt.
Deelt u de mening dat ook hier het toezicht vanuit de Colleges van Bestuur en de Raden van Toezicht wederom ernstig gefaald heeft?
Het College van Bestuur en de Raad van Toezicht zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van opleidingen en het voldoen aan wet- en regelgeving en van hen mag worden verwacht dat zij zicht hebben op de kwaliteit van opleidingen.
In zijn algemeenheid kan niet worden gezegd dat het toezicht gefaald heeft. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, houden de meeste instellingen zich aan de wet- en regelgeving.
Begin 2012 is heel expliciet in de wet- en regelgeving vastgelegd aan welke kwaliteitseisen de onderwijstrajecten moeten voldoen, met name ook de bedrijfsgerichte trajecten. Daarnaast is de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) op onderdelen aangescherpt (zie hiervoor ook het antwoord op vraag 5). Hierdoor zijn eventuele onduidelijkheden zoveel mogelijk weggenomen. Overigens is de WEB zoals vastgesteld in 1996 een kaderwet en is de bedoeling van de wet op dit onderdeel herhaaldelijk uitgelegd. In 2008 is het veld hierover schriftelijk geïnformeerd.
Welke stappen gaat u ondernemen tegen de betreffende instellingen?
Opleidingen van onvoldoende kwaliteit staan onder geïntensiveerd toezicht van de Onderwijsinspectie. Ik heb de betreffende instelling voor de desbetreffende opleidingen een waarschuwing gegeven, onder vermelding van de termijn waarbinnen gevolg gegeven dient te zijn aan de verbeterpunten opgenomen bij de waarschuwing.
Na deze verbetertijd volgt een onderzoek naar de kwaliteitsverbetering. Bij herhaaldelijk onvoldoende kwaliteit kan de instelling het recht verliezen de opleiding te verzorgen, dan wel examens af te nemen.
Indien voor een opleiding onterecht bekostiging is ontvangen, zal deze worden teruggevorderd.
Welke maatregelen gaat u ten aanzien van het middelbaar beroepsonderwijs treffen om deze vorm van misbruik van belastinggeld te voorkomen?
Vanaf schooljaar 2012–2013 moeten alle opleidingen diplomagericht zijn. Dit is expliciet in de WEB opgenomen. Vanaf 1 augustus 2014, als het wetsvoorstel «Doelmatige leerwegen»2 in werking is getreden, is het ook niet meer mogelijk je voor een deel van de opleiding in te schrijven.
Daarnaast geldt vanaf 1 augustus 2013 voor de bbl-opleidingen een norm van minimaal 200 begeleide onderwijsuren, exclusief de beroepspraktijkvorming. De invoering van deze aangescherpte norm is bedoeld om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren en geldt ook voor beroepsopleidingen die in samenwerking met bedrijven voor werkenden tot stand komen.
In het regeerakkoord is vastgelegd dat de afdrachtvermindering onderwijs (AV onderwijs) per 1 januari 2014 wordt afgeschaft en wordt omgevormd tot een subsidieregeling praktijkleren.
Een subsidieregeling op de begroting van OCW kan doelgerichter worden ingericht en onbedoeld gebruik van de regeling kan effectiever worden tegengegaan. De nieuwe subsidieregeling praktijkleren is op 16 september jl. naar uw Kamer gestuurd.
Antwoord 6Onterechte besteding van overheidsmiddelen moet zoveel en zo effectief mogelijk worden aangepakt. De voorziene omvorming van de AV onderwijs in een subsidie is mede bedoeld om onterecht gebruik effectiever tegen te gaan.
Voorop staat dat jongeren en werkenden – als verplicht onderdeel van de beroepsopleiding – de beroepspraktijkvorming moeten krijgen, die een substantiële component van hun opleiding vormt. Zo worden zij in staat gesteld zich een duurzame plek op de Nederlandse arbeidsmarkt te verwerven en bij te dragen aan de Nederlandse (kennis)economie.
Deelt u de teleurstelling dat anno 2013 ROC's nog altijd op zoek zijn naar mazen in de wet om de belastingbetaler te tillen?
De stormvloedkering |
|
André Bosman (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u de artikelen «Rijkswaterstaat: veiligheid stormvloedkering niet in geding»1 en «Grote kuilen bij Oosterscheldedam – «geen gevaar voor waterveiligheid»»?2
Uiteraard volg ik de berichtgeving over de Oosterscheldekering. Ik onderschrijf de strekking van deze artikelen, de veiligheid is en was niet in het geding. Rijkswaterstaat doet er alles aan om dit ook in de toekomst zo te houden.
Klopt het dat er bij de bouw van de stormvloedkering al rekening is gehouden met het ontstaan van ontgrondingskuilen? Zo ja, wat was de planning in het onderhoud?
Ja, dat klopt. Rond de Oosterscheldekering liggen matten en blokken om het wegspoelen van zand – erosie – te voorkomen. Dat is de bodembescherming. Aan de randen van die matten – op minimaal 600 meter van de Oosterscheldekering – ontstaan van nature zogenoemde ontgrondingskuilen door stroming. In het oorspronkelijke beheerplan werd hier al rekening mee gehouden door tweemaal per jaar de bodemontwikkeling te bemeten. Zo nodig werden de hellingen bestort om deze te stabiliseren.
Kunt u aangeven of deze kuilen in de loop der jaren groter zijn geworden dan bij de bouw is aangenomen? Zo ja, kunt u dan aangeven waarom eerdere aannames niet meer kloppen?
De ontwikkeling van de diepte van de ontgrondingskuilen verloopt gemiddeld nog steeds in lijn met de voorspellingen zoals die bij de bouw van de Oosterscheldekering in de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn gemaakt. Waar geen rekening mee was gehouden was de verdergaande zijwaartse ontwikkeling van de ontgrondingskuilen wat tot de afschuivingen in de nabijheid van de Noordbevelandse dijken heeft geleid. Hier en aan de randen van de bodembescherming zijn recent bestortingen uitgevoerd om de bodem te stabiliseren en verdere afschuivingen te voorkomen.
Kunt u aangeven hoe de structurele aanpak gaat verlopen nu deze aangepast wordt en welke extra kosten hiermee gemoeid zijn?
In mijn brief van 26 april 2013 met kenmerk 33 400 J nr. 19 heb ik u reeds gemeld dat het beheer rondom de Oosterscheldekering is aangescherpt. Dit houdt in dat een groter gebied wordt bemeten en strengere eisen worden gesteld aan de maximale steilheid van de hellingen van de ontgrondingskuilen. Zo nodig worden de hellingen meerdere malen bestort om deze te stabiliseren. Onderzoek loopt nog om te bekijken of het beheer nog verdere aanscherping behoeft.
In 2012 en begin 2013 zijn versnelde, in de onderhoudsprogrammering naar voren gehaalde, bestortingen uitgevoerd. De hellingen van de ontgrondingskuilen zijn gestabiliseerd door het uitvoeren van bestortingen. Hierdoor is de stabiliteit van de bodembescherming en de veiligheid van de Noordbevelandse dijken gewaarborgd.
Voor de periode vanaf oktober 2013 tot en met 2014 staat het verder stabiliseren van de reeds aangepakte en overige aan te pakken ontgrondingskuilen gepland en gebudgetteerd. Hierdoor wordt de stabiliteit van de bodembescherming en de veiligheid van de Noordbevelandse dijken ook voor de langere termijn gewaarborgd. Gelet op de lopende aanbesteding kan ik hier geen bedragen noemen. Bij zowel het genoemde onderzoek naar het optimale beheer als bij het ontwerp van de genomen en te nemen maatregelen zijn onafhankelijke experts, waaronder hoogleraren van de TU-Delft, betrokken.
In het personeelsbeleid van Rijkswaterstaat wordt gericht gestuurd op borging en behoud van de benodigde waterbouwkundige kennis om ook in de toekomst gesteld te staan voor haar taak.
Het bericht dat de politie ongeoorloofd ‘stealth’ sms’jes naar mobiele telefoons stuurt om verdachten te kunnen volgen |
|
Gerard Schouw (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met klachten van advocaten en kritische uitspraken van rechters dat de politie veelal ongeoorloofd gebruik maakt van zogenaamde stealth sms?1
Ja.
Klopt het bericht dat de politie al ruim acht jaar gebruik maakt van onzichtbare sms-berichten die naar mobiele telefoons worden verzonden om personen te kunnen volgen?
Ja. De zogenoemde stille sms wordt ingezet bij de opsporing van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en bij het opsporen van voortvluchtigen. Daarnaast kan dit middel ook worden ingezet in het kader van hulpverlening, bijvoorbeeld bij de vermissing van personen. Een stille sms is het verzenden van een voor de gebruiker van de telefoon niet waarneembaar sms-bericht; de aflevering van het bericht wordt echter geregistreerd in de verkeersgegevens van het netwerk doordat de telefoon een bepaalde zendmast aanstraalt. Aan de hand hiervan is het mogelijk om de gebruiker van de telefoon binnen het (zendmast-)gebied, doch niet exact, te traceren.
Wat is uw reactie op de recente uitspraak van het gerechtshof in Den Bosch dat dit middel willekeurig wordt ingezet, betekenisvolle inbreuk kan maken op de privacy van de gsm-drager, de integriteit van de opsporing onvoldoende waarborgt en dat een bijzondere wettelijke grondslag voor het gebruik van deze opsporingsmethode noodzakelijk is?2
De uitspraak van 20 juni 2013 van het Hof Den Bosch wijkt op belangrijke punten af van zowel eerdere uitspraken als ook een aantal latere uitspraken over het gebruik van de stille sms. Zo oordeelt het Hof Den Bosch in een recent arrest3 uitdrukkelijk dat het gebruik van stille sms geen afzonderlijke wettelijke regeling behoeft om rechtmatig te kunnen zijn en evenmin bijzondere risico’s oproept voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing, zodat «ook om die reden geen bijzondere wettelijke grondslag voor deze opsporingsmethode is vereist». Het Hof oordeelt in deze zaak dat door het versturen van stille sms-berichten slechts globaal is vastgesteld waar het betreffende toestel zich bevond, waardoor een zo beperkt beeld is verkregen van de bewegingen van de persoon die de telefoon droeg, dat van een betekenende inbreuk op diens privacy geen sprake was. In een eveneens recent arrest4 oordeelt het Hof Arnhem-Leeuwarden dat het gebruik van de stille sms in de onderhavig zaak gerechtvaardigd is op grond van art. 2 Politiewet (oud).
In deze en eerdere arresten uitten de rechters, vanuit het oogpunt van de transparantie en de toetsbaarheid van het strafproces, ook punten van zorg met betrekking tot de procedurele zorgvuldigheid van het gebruik van dit middel. Politie en OM hebben mij laten weten deze kritische punten ter harte te nemen en de procedure voor de inzet van de stille sms te zullen aanscherpen.
Herkennen de politie, het Openbaar Ministerie en u de kritiek dat rechercheurs de interne regels voor toepassing van stealth sms negeren? Zo ja, wat is uw reactie daarop en wat heeft verzaking van de interne toepassingsregels mogelijk gemaakt? Zo nee, op grond waarvan meent u dat dit beeld onjuist is?
Nee. Het beeld dat ik krijg van Politie en OM is dat de interne regels worden nageleefd. Op punten lieten die regels echter ruimte toe, zoals de keuze om de inzet van het middel niet aan het dossier toe te voegen of niet uitgebreid de inzet duur en frequentie te verbaliseren. Zoals ook vermeld in antwoord op vraag 3 worden deze interne procedures door politie en OM herzien.
Welke voorwaarden voor toepassing van stealth sms’jes zijn precies vastgelegd in de interne richtlijn en op welke wijze wordt in de praktijk toegezien op integere toepassing van dit opsporingsmiddel?
De stille sms mag alleen met toestemming van de officier van justitie worden ingezet. De officier van justitie toetst aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en neemt daarbij in overweging dat de wijze waarop het middel wordt ingezet niet in betekenende mate inbreuk mag maken op grondrechten, zoals de privacy van betrokkenen. Bij de inzet van een stille sms is onder andere vereist dat er een spoedeisend en zwaarwegend onderzoeksbelang is en er geen andere, minder ingrijpende methoden voorhanden zijn waarmee een (globale) geografische positie van de telefoon kan worden vastgesteld. Zoals in het antwoord op vraag 1 is opgemerkt, wordt de aflevering van een stil sms-bericht geregistreerd in de verkeersgegevens van de gebruiker van de mobiele telefoon. Deze verkeersgegevens worden door de officier van justitie met een afzonderlijk bevel gevorderd bij de aanbieder van het mobiele telefonienetwerk.
Wordt bijgehouden hoe vaak dit middel sinds 2005 is toegepast en in hoeverre is in die gedocumenteerde gevallen sprake geweest van een als verdachte aangemerkt persoon, waarbij een proces-verbaal is opgesteld en schriftelijk en gemotiveerd toestemming verleend is door een Officier van Justitie? Zo ja, door wie wordt toepassing bijgehouden en hoe vaak was dit het geval? Zo nee, waarom is geen sprake van documentatie over de inzet van dit opsporingsmiddel?
Politie en OM hebben mij laten weten dat het belang van de opsporing en vervolging zich ertegen verzet om publiekelijk informatie te verstrekken over het aantal keer dat de stille sms is ingezet.
In hoeveel gevallen is dit opsporingsmiddel aangevoerd als bewijs in een strafzaak en heeft het middel bijgedragen aan een veroordeling?
Hiervan wordt geen afzonderlijke registratie bijgehouden.
Bent u voornemens om op korte termijn de wenselijkheid en het toepassingskader van de zogenaamde stealth sms te herzien en de Kamer voor 1 oktober 2013 per brief te informeren over te nemen maatregelen in het belang van de integriteit van de opsporing?
Zoals blijkt uit mijn antwoord op de voorgaande vragen is de integriteit van de opsporing niet in het geding. Ik zie dan ook geen aanleiding om het toepassingskader van de stealth sms te herzien, afgezien van de procedurele aanscherpingen zoals genoemd in antwoord op vragen 3 en 4.
De sloop van flats in Hoensbroek zonder ontheffing |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Heerlen sloopt flats met zwaluwen en mussen»?1
Ja.
Is het waar dat Heerlen voornemens is de sloop uit te voeren zonder de daartoe vereiste ontheffing? Zo nee, waarop baseert u zich? Zo ja, bent u bereid handhavend op te treden?
De gemeente Heerlen heeft inmiddels contact gehad over de onderhavige problematiek met Dienst Regelingen en toegezegd ook voor de huismus en de gierzwaluw een ontheffing aan te vragen en dit traject te doorlopen, alvorens te starten met de sloopwerkzaamheden.
Bent u bereid erop toe te zien dat sloopwerkzaamheden zoals deze niet in strijd met de vigerende wetgeving plaatsvinden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u ervoor zorgen dat Heerlen in dit geval de wettelijke regels niet zal overtreden?
Zie ook mijn antwoord op vraag 2. Ik ga er, na de toezeggingen van de gemeente Heerlen, van uit dat de wettelijke regels in acht genomen zullen worden.