Het bericht ‘VWS blijft dwangsommen betalen voor het niet openbaren Sywert-communicatie’ |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «VWS blijft dwangsommen betalen voor het niet openbaren Sywert-communicatie»?1
Ja.
Kunt u uitleggen waarom u nog altijd niet kunt voldoen aan de uitspraak van de rechter om de interne communicatie rondom de zogenaamde «Sywert-deal» vrij te geven?
Wij verwijzen hiervoor naar de brief die we op 12 oktober jongstleden2 naar uw Kamer hebben gezonden. Hierin hebben wij u onder andere gemeld dat ten eerste recent is verduidelijkt dat voor zover bewindspersonen via chatberichten met elkaar overleggen, dit overleg bescherming verdient uit oogpunt van eenheid van kabinetsbeleid. Deze lijn strekt zich ook uit tot passages in andere chat- en sms berichten waarin verslag wordt gedaan van deze overleggen. De betrokken chat- en sms berichten dienen hierop te worden beoordeeld. Eerder was er Rijksbreed onvoldoende helderheid over hoe in deze context omgegaan moest worden met chat- en sms berichten.
Ten tweede is duidelijk geworden dat de voor het desbetreffende verzoek geselecteerde chat- en sms berichten nog niet compleet zijn. Tijdens het zienswijze traject is gebleken dat de selectie van (onderdelen van) berichten niet eenduidig is geweest en dat niet alle corona gerelateerde chat- en sms berichten daarin zijn meegenomen. De geselecteerde chat- en sms berichten dienen hierop te worden aangevuld en te worden beoordeeld. Dit is van belang zodat een zo volledig mogelijk beeld van de desbetreffende chatconversaties ontstaat.
Hieraan ligt ten grondslag dat het op een juiste manier bewaren van chat- en sms berichten uitermate complex is gebleken en extra aandacht verdient uit oogpunt van archief- en privacy regelgeving. Het samenspel van de archiefwetgeving, Woo en privacy-rechtelijke regels waaraan bij dit verzamel- en bewaarproces moet worden voldaan, maakt de situatie extra complex. Het selecteren en beoordelen van de documenten vergt veel capaciteit, te meer omdat de wijze van archivering en de stand van de informatiehuishouding maken dat veel werkzaamheden handmatig dienen te gebeuren. Denk daarbij ook aan het gereed maken van de chat- en sms berichten voor de beoordeling op grond van de Woo. Er dient een (technisch) proces plaats te vinden om de berichten op een correcte manier doorzoekbaar te maken, ze te kunnen bewaren en vervolgens ook geschikt te maken om juridisch te laten beoordelen op grond van de Woo. Dit maakt dat eerst dit proces moet worden doorlopen, voordat het openbaarmakingsproces in gang kan worden gezet.
Hoe verhoudt zich de hinder die uw departement ondervindt van de overvraging van informatieverzoeken met betrekking tot de coronapandemie, ten opzichte van de hinder die het Nederlandse volk en de Kamer ondervindt van het gebrek aan openheid en transparantie van het kabinet over de gemaakte beleidskeuzes met betrekking tot de coronapandemie in het algemeen en de Sywert-deal in het bijzonder?
Het Ministerie van VWS werkt met man en macht om de informatie openbaar te maken. We hechten net zo zeer aan transparantie als u, VWS wil zo transparant mogelijk zijn over de crisisbestrijding. Het gaat echter om zeer veel en omvangrijke documenten. Noch de Wob, noch de Woo is toegerust voor zo’n grote hoeveelheden documenten.
Bij de totstandkoming van de Woo is onvoldoende voorzien in (crisis)situaties, waarin door de hectiek en de vereiste snelheid van handelen omvangrijke hoeveelheden documenten zich niet altijd in de reguliere document management systemen bevinden. Het vergt zeer veel capaciteit om de documenten te verzamelen, selecteren en beoordelen. Mede gezien de grote hoeveelheden documenten waar het hier over gaat en de huidige arbeidsmarkt, die het complex maakt de beschikbare capaciteit op peil te houden, laat staan uit te breiden, vergt openbaarmaking meer tijd.
Om toch zo veel mogelijk verzoekers te kunnen voorzien van informatie, heeft het Ministerie van VWS een aangepaste werkwijze voor de afhandeling van Woo-verzoeken betreffende de coronabestrijding. Bij deze werkwijze worden stukken rondom de coronacrisis gefaseerd vrijgegeven. Dit betekent dat er per categorie en per maand documenten openbaar worden gemaakt. Deze werkwijze is ingevoerd gelet op de grote hoeveelheid corona-gerelateerde documenten (op dit moment meer dan 7,2 miljoen) die krachtens de Woo zo snel mogelijk moeten worden verwerkt. En het gaat om een zeer groot aantal Wob-verzoeken (inmiddels ruim 380). De Raad van State heeft in haar uitspraken van 20 oktober 20213 de behandeling van verzoeken om informatie over het coronavirus in stand gelaten. Het Ministerie van VWS heeft inmiddels zo’n 600.000 documenten verwerkt, en 108 corona-gerelateerde verzoeken afgedaan, voorzover het gaat over corona-gerelateerde documenten als mails en nota’s.
Kunt u aangeven op welke absolute of relatieve weigeringsgronden u zich baseert om de communicatie nog steeds niet vrij te geven? Kunt u een uitgebreide verklaring geven met een uiteenzetting van de gronden met betrekking tot de betreffende communicatie?
Nee. De weigeringsgronden zijn onderdeel van het nog te nemen Woo-besluit. Voor de redenen van de vertraging verwijs ik u naar het antwoord van vraag 2.
Bent u niet van mening dat het openbaar maken van deze communicatie het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering dient?
Ja. Het Ministerie van VWS doet er alles aan om verzoekers zo snel en zo doelgericht mogelijk van informatie te voorzien met in achtneming van de zorgvuldigheidseisen die de Woo stelt. Zo stelt de wet ook eisen betreffende privacy en bedrijfsgeheimen.
Kunt u uitleggen waarom van de communicatie die op dit moment wel al is verzameld nog nader bepaald moet worden wat kan worden vrijgegeven en wat niet? Welke informatie zou potentieel niet vrijgegeven kunnen worden en waarom niet? Welke afwegingen worden daarbij gemaakt? Prevaleert het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering hierbij (inmiddels) niet boven ieder ander belang?
We verwijzen u hiervoor naar het antwoord op vraag 2. De chat- en sms berichten dienen nog beoordeeld te worden op vertrouwelijkheid uit oogpunt van eenheid van kabinetsbeleid. We kunnen niet vooruitlopen op de uitkomst van die beoordeling of de daarin te maken afwegingen. Dit is onderdeel van het nog te nemen Woo-besluit.
Aangezien er grote sommen gemeenschapsgeld gemoeid waren met de zogenaamde «Sywert-deal», bent u dan niet van mening dat het Nederlandse volk recht heeft op volledige en compleet transparante verantwoording over en specificaties van deze deal?
Ja, met dien verstande dat op grond van de Woo ook bepaalde zorgvuldigheidsvereisten in acht genomen moeten worden. Het Ministerie van VWS doet er alles aan om verzoekers zo snel en zo doelgericht mogelijk van informatie te voorzien met in achtneming van deze zorgvuldigheidseisen.
Reflecteert u inmiddels anders op de uitspraak die hoogleraar staatsrecht de heer Voermans in juni jongstleden al deed, dat het weigeren deze communicatie vrij te geven «in strijd met zowat alle openbaarheids- en archiefregels die we hebben» is? Bent u inmiddels wel van mening dat het handelen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in deze kwestie ernstig in strijd is met deze openbaarheids- en archiefregels? Of bent u het eens met de uitspraken van ambtenaren van het Ministerie dat deze keuze «juridisch verdedigbaar» is? Zo ja, kunt u dat dan verantwoorden?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe reflecteert u op het feit dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inmiddels duizenden euro’s aan dwangsommen moet betalen, welke worden bekostigd middels gemeenschapsgeld, waarmee de burger dus defacto zelf opdraait voor het feit dat hem democratische bestuursvoering wordt ontzegd? Op welke manier vindt u dit te rechtvaardigen?
We betreuren dat het niet gelukt is om binnen de door de rechter opgelegde termijn volledig aan de desbetreffende Wob/Woo-verzoeken te voldoen. Dat geldt ook voor het verbeuren van dwangsommen. We zijn doordrongen van het belang van tijdige besluitvorming en transparantie. Alles is er dan ook op gericht om zo snel als mogelijk op de verzoeken om informatie te beslissen (voor zover dat nog niet gebeurd is) en het verbeuren van dwangsommen te voorkomen.
Welk bedrag aan dwangsommen acht u nog redelijk om te moeten betalen voor het niet vrijgeven van de betreffende communicatie? Zit er een maximum aan dit bedrag en welke afwegingen liggen ten grondslag aan deze bepaling, met het oog op het daarmee gemoeide gemeenschapsgeld?
Zie antwoord vraag 9.
Het tweede OVV rapport over de Nederlandse aanpak van de coronacrisis |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers , Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het tweede rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) over de Nederlandse aanpak van de coronacrisis?1, 2
Ja
Onderschrijft u de conclusies van dit rapport? Kunt u reflecteren op de bevindingen?
In de kabinetsreactie op het tweede deelrapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) geeft het kabinet een gezamenlijke reactie op de bevindingen van de OvV. Deze kabinetsreactie verwacht het kabinet zodra gereed aan uw Kamer te sturen.
Kunt u verklaren waarom uw departement en het kabinet in de periode tussen september 2020 en juli 2021, waarover dit rapport gaat, besloot tot ingrijpende coronamaatregelen, terwijl weinig bekend was over de effecten daarvan, waarmee de onderbouwing voor het invoeren van deze maatregelen in retrospectief onderuit gehaald wordt?
Gedurende de coronapandemie is er veel onderzoek uitgevoerd om de effectiviteit van maatregelenpakketten te onderbouwen en te evalueren. De actuele inzichten zijn steeds meegewogen in de besluitvorming. De maatregelenpakketten die in de afgelopen jaren zijn genomen, waren dan ook vanuit epidemiologisch oogpunt steeds effectief. Met betrekking tot dit onderwerp heb ik de Kamer uitgebreid geïnformeerd in mijn brief van 11 november 2022.3
Kunt u uitleggen waarom het kabinet de keuzes voor het invoeren van deze maatregelen destijds wel presenteerde als (wetenschappelijk) onderbouwd effectief, terwijl dat niet het geval was? Is bewust gekozen voor het achterwege laten en/of verdraaien van deze informatie? Zo ja, wat waren hiervoor de overwegingen en de verantwoording?
Met betrekking tot dit onderwerp heb ik uw Kamer geïnformeerd in mijn brief van 11 november 2022.4 Zie ook het antwoord op vraag 3.
Bij de besluitvorming over de maatregelen heeft het kabinet steeds de meest recente wetenschappelijke inzichten over de verspreiding van het virus en de effectiviteit van de maatregelen gebruikt. Het kabinet heeft deze adviezen met uw Kamer gedeeld, zie hiervoor onder andere alle adviezen van het OMT en de Gezondheidsraad. Voorafgaand aan elk debat werd een technische briefing georganiseerd waarin deze informatie ook met uw Kamer werd gedeeld.
Waarom heeft u de Kamer niet geïnformeerd over het feit dat de onderbouwing voor de coronamaatregelen minimaal was? Is deze informatie bewust voor de Kamer achtergehouden?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u uitleggen waarom, ondanks het gegeven dat de Kamer herhaaldelijk heeft gevraagd naar de effecten van de maatregelen, deze maatregelen desondanks nooit adequaat zijn onderzocht? Hoe kijkt u nu terug op deze keuze?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de overheid door deze beeldvorming en deze manier van communiceren aan het verspreiden van desinformatie, framen en misleiden van de burger en de Kamer heeft gedaan? Zo nee, waarom niet?
Nee, van bewust misleidende en onjuiste informatie is vanuit de overheid nooit sprake geweest.
Wat vindt u van de conclusie dat de communicatie van de overheid over de coronacrisis niet transparant was? Onderschrijft u die conclusie en kunt u uitleggen waarom de communicatie op een dusdanige manier verlopen is? Is bewust gekozen voor een dergelijke communicatiestrategie? Welke lessen trekt u hieruit en hoe gaat u uw communicatiestrategie in de toekomst verbeteren?
Transparantie en het geven van zoveel en zo duidelijk mogelijke feitelijke informatie is en blijft het fundament van de overheidscommunicatie. De communicatieaanpak heeft zich, mede op basis van evaluaties en onderzoek, gedurende de coronabestrijding continu doorontwikkeld. Dat lerende effect vind ik van groot belang. Het laat zien dat het kabinet regelmatig stilstaat bij wat goed gaat en wat beter kan, en dat het kabinet de aanpak daarop kan aanpassen.
Hoe reflecteert u op de rol van het Outbreak Management Team (OMT), naar aanleiding van de conclusies uit het OVV-rapport? Gaat dit orgaan naar aanleiding van de bevindingen in dit rapport in de toekomst anders vormgeven en/of inzetten? Zo ja, hoe?
De OVV beveelt in zijn tweede deelrapport aan om een »reglement van orde» voor het OMT op te stellen.5 Deze aanbeveling sluit aan bij verbeterpunten die het RIVM en de voorzitter van het OMT zelf ook gezien hebben.
Het OMT zal hier, vanuit zijn onafhankelijke positie, op reageren richting de OVV. Het kabinet zal de reactie van het OMT meesturen met de aanstaande kabinetsreactie op het tweede deelrapport.
Waarom is nog steeds weinig bekend over het werkelijke, zowel positieve als negatieve, effect van de maatregelen op het bestrijden van de pandemie en op de samenleving? Waarom is er nog steeds nauwelijks geëvalueerd?
Met betrekking tot dit onderwerp heb ik de Kamer uitgebreid geïnformeerd in mijn brief van 11 november 2022.6
Deelt u de meningn dat het gebrek aan monitoring en evaluatie van de maatregelen, het adequaat uitvoeren van de komende parlementaire enquete bemoeilijkt en dat dit onwenselijk is, omdat het na een crisis met een dusdanig grote impact als de coronapandemie van groot belang is dat de bestuurlijke macht en het uitgevoerde beleid gecontroleerd worden?
Ik deel de mening dat het belangrijk is om tijdens én na een ingrijpende crisis te evalueren en reflecteren. Een parlementaire enquête is hiervoor een belangrijk instrument. Het is belangrijk om stil te staan bij wat goed gaat en wat beter kan en daar onze aanpak op aan te passen. Dit is een aanpak waar ik achter sta.
Zoals reeds in mijn brief van 11 november 2022 beschreven, is er gedurende de coronapandemie veel onderzoek uitgevoerd om de effectiviteit van maatregelenpakketten te onderbouwen en te evalueren.7 Ook de rapporten van de OvV vormen een grondige evaluatie van de aanpak van de Covid-19 crisis. Deze onderzoeken en rapporten bevatten waardevolle informatie voor de enquêtecommissie.
Aangezien er door ontoereikende monitoring en evaluatie nog steeds weinig bekend is over de effecten van de coronamaatregelen, is het naar uw mening dan nog steeds opportuun om te overwegen dezelfde maatregelen wettelijk te verankeren in de Wet publieke gezondheid (Wpg)? Waarom een juridisch instrumentarium optuigen voor mogelijk en waarschijnlijk, in ieder geval deels, ineffectieve en schadelijke maatregelen? Heroverweegt u de wijziging van de Wpg naar aanleiding van de conclusies van dit rapport? Zo nee, waarom niet?
Om bij een volgende pandemie slagvaardig en flexibel te opereren is het noodzakelijk ook het wettelijk kader daarvoor op onderdelen te herzien. Daarvoor is op dit moment het wetsvoorstel Eerste tranche wijziging van de Wet publieke gezondheid bij de Tweede Kamer aanhangig.
Zie voor een reflectie op monitoring en evaluatie mijn brief aan uw Kamer van 11 november 2022.8
Gaat u de toekomstige coronastrategie naar aanleiding van de conclusies van dit rapport herzien? Gaat u terughoudender zijn in het opnieuw invoeren van coronamaatregelen, of deze helemaal niet meer inzetten? Bent u voornemens om, zoals het OVV adviseert, zo spoedig mogelijk te evalueren en voor de uitkomst van die evaluatie in ieder geval geen coronamaatregelen meer in te voeren? Zo ja, op welke termijn gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Als de verspreiding van het virus om maatregelen vraagt, zal ik die nemen. Daarbij houd ik rekening met de omstandigheden van dat moment. Ik verwijs met betrekking tot dit onderwerp verder naar mijn brief aan uw Kamer van 11 november 2022.9
Kunt u verklaren waarom in de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor 2023 en de jaren daarna opnieuw miljarden zijn begroot voor coronagerelateerde maatregelen, terwijl het effect van deze maatregelen dus onduidelijk is? Hoe verantwoordt u deze uitgaven met de kennis en conclusies uit het OVV-rapport? Waarom moet de burger betalen voor beleid waarvoor geen onderbouwing kan worden gegeven?
Het effect van coronamaatregelen is niet onduidelijk, zie de antwoorden 3 t/m 6. Het kabinet zal zeker op de korte termijn voorbereid moeten blijven op de mogelijkheid van nieuwe oplevingen en nieuwe virusvarianten. Dat betekent ook dat hiervoor middelen beschikbaar moeten zijn.
Staat u nog altijd achter de beleidskeuzes die destijds zijn gemaakt, zoals het invoeren van de avondklok en de mondkapjesplicht? Zo ja, waarom, als u nu weet dat de effectiviteit hiervan onbekend is en de schade waarschijnlijk wel aanzienlijk?
Het kabinet heeft op basis van de destijds beschikbare kennis en ervaring maatregelen getroffen om verspreiding van het virus tegen te gaan. De maatregelenpakketten en hun (neven)effecten worden vanaf het begin van de pandemie geëvalueerd en gemonitord ten behoeve van (toekomstige) besluitvorming.
Ik verwijs graag opnieuw naar mijn brief van 11 november.10
Had u, met de kennis van nu, destijds andere keuzes gemaakt bij de aanpak van de coronapandemie? Zo ja, hoe had u het coronabeleid anders vormgegeven?
In mijn brief van 4 november jl. aan uw Kamer over pandemische paraatheid worden de eerste lijnen geschetst voor de visie op een versterkte pandemische paraatheid van de zorg en infectieziektebestrijding.11 De agenda is gericht op de voorbereiding op een toekomstige pandemie. Hierin zijn de lessen van de coronacrisis meegenomen.
Deelt u de mening dat op basis van dit rapport en ander voortschrijdend inzicht het coronatoegangsbewijs nooit meer in de zogenaamde «gereedschapskist» van in te zetten maatregelen terecht mag komen en dat er daarnaast nooit meer mag worden overgegaan tot welke inperking van grondrechten en vrijheden dan ook, zonder sluitende (wetenschappelijke) onderbouwing?
Op dit moment is het wetsvoorstel Eerste tranche wijziging van de Wet publieke gezondheid bij de Tweede Kamer aanhangig. In het verslag van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn (vergelijkbare) vragen gesteld over de door u aangehaalde themas. Momenteel heb ik de Nota naar aanleiding van het Verslag (NnavV) in voorbereiding. In de Nota naar aanleiding van het Verslag
met betrekking tot de Eerste tranche wijziging van de Wet publieke gezondheid ga ik hier nader op in. Ik verwacht de NnavV binnen afzienbare tijd aan te bieden aan de Tweede Kamer. Ik verwijs u naar deze beantwoording.
De uitspraak van de Pfizer-directeur in het Europees Parlement over effectiviteit coronavaccin tegen verspreiding van het coronavirus |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Bent u op de hoogte van de uitspraak van Pfizer-directeur J. Small, naar aanleiding van een vraag van Europarlementariër Rob Roos in het Europees Parlement, dat het coronavaccin van Pfizer voor het op de markt kwam nooit was getest op effectiviteit tegen transmissie van het coronavirus? Zo ja, wat is uw reactie op deze uitspraak?
Ja, ik ben op de hoogte van deze uitspraak. Een uitgebreide reactie op deze uitspraak geef ik in mijn antwoorden op de onderstaande vragen.
Waren uw voorganger en het toenmalige kabinet ervan op de hoogte dat het coronavaccin van Pfizer voor het op de markt kwam nooit is getest op de effectiviteit op transmissie van het coronavirus? Zo ja, vanaf wanneer waren zij daarvan op de hoogte? Was bij het kabinet al voor de start van de eerste vaccinatieronde al bekend dat de effectiviteit op transmissie niet kon worden aangetoond, omdat hierop (nog) niet getest was?
Uw Kamer is op 24 december 2020 geïnformeerd over de werkzaamheid, kwaliteit en veiligheid van het BioNTech/Pfizer-vaccin, op basis van het advies van de Gezondheidsraad van diezelfde dag. In zowel het advies van de Gezondheidsraad als de Kamerbrief van 24 december 2020 is benoemd dat de mate waarin het vaccin beschermt tegen overdracht van het virus nog verder onderzocht diende te worden. Het is gebruikelijk dat dit soort populatieonderzoek na (voorwaardelijke) markttoelating wordt gedaan.
De Gezondheidsraad oordeelde, net als het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA), positief over de werkzaamheid en veiligheid van het BioNTech/Pfizer-vaccin. Ik vind het belangrijk om dat hier te benadrukken, net als het gegeven dat de COVID-19-vaccins een buitengewoon belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het voorkomen van ernstige ziekte en sterfte als gevolg van het coronavirus.
Waarom heeft het (toenmalige) kabinet vanaf het begin van de vaccinatiecampagne benadrukt dat vaccineren van belang was voor het beschermen van anderen in je omgeving, en stoppen van de verspreiding van het coronavirus, als dat helemaal niet was aangetoond? Kunt u uitleggen waarop deze bewering was gebaseerd als daarvoor geen wetenschappelijke onderbouwing bestond, of deze op zijn minst nog onzeker was, en waarom er dan gekozen is voor het verspreiden van deze informatie op een dusdanige stellige manier, als motivatie voor mensen om zich te laten vaccineren?
Wanneer minder mensen (ernstig) ziek worden door vaccinatie, heeft dit indirect ook een effect op de verspreiding van het virus. Het is daarom aannemelijk dat een vaccin dan ook een effect op transmissie zal hebben. Als de vaccins de verspreiding van het virus verminderen, dan ligt het in de lijn der verwachting dat ook de mensen die (nog) niet zijn gevaccineerd beschermd worden als veel mensen om hen heen zijn gevaccineerd. Dit is ook benoemd in de adviezen van de Gezondheidsraad1.
Indien uw voorganger en het (toenmalige) kabinet wel degelijk in de veronderstelling waren dat het coronavaccin van Pfizer transmissie zou voorkomen, van wie hebben zij deze informatie dan gekregen en is daarvoor wetenschappelijke onderbouwing aangeleverd? Bent u er bovendien van op de hoogte dat er al heel vroeg in de coronacrisis studies waren die lieten zien dat de vaccins waarschijnlijk geen effect op transmissie zouden hebben? Waarom is dan toch gekozen voor het aanhangen van een op zijn minst wetenschappelijk discutabele hypothese en is deze als waarheid geponeerd?
Het kabinet heeft bij de voorbereidingen en aanvang van de vaccinatiecampagne steeds benoemd dat er nog onzekerheden waren met betrekking tot de mate waarin het vaccin transmissie van het virus kon voorkomen. De Gezondheidsraad is daarom op 2 maart 2021 gevraagd te adviseren over het verwachte effect van vaccinatie op de transmissie van SARS-CoV-2. Op 20 mei 2021 gaf de raad aan dat het, op basis van de beschikbare wetenschappelijke literatuur, waarschijnlijk is dat vaccinatie tot op zekere hoogte transmissie tegengaat. De Gezondheidsraad baseerde zich hierbij onder andere op rapportages van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC). Inmiddels zijn er meerdere wetenschappelijke studies verschenen waaruit blijkt dat vaccinatie transmissie van het coronavirus tegengaat. Dit is onder andere gebleken uit verschillende onderzoeken die het afgelopen jaar door het RIVM zijn uitgevoerd2. Er blijft echter altijd een zekere mate van onzekerheid over de exacte bescherming tegen transmissie, omdat dit sterk afhankelijk is van de op dat moment dominante variant van het virus.
Indien uw Ministerie en het (toenamalige) kabinet verkeerd waren voorgelicht, bent u dan voornemens om (juridische) stappen te ondernemen tegen Pfizer BioNTech, voor het misleiden van de Nederlandse overheid en de burgers? Zo nee, waarom niet?
In de antwoorden op vraag 2 tot en met 4 heb ik toegelicht waarom geen sprake is van misleiding.
Indien uw Ministerie en het (toenmalige) kabinet er wel van op de hoogte waren dat het coronavaccin van Pfizer niet getest was op effectiviteit tegen transmissie, bent u het dan eens dat het Nederlandse volk bewust door de overheid is misleid middels desinformatie over betreffend vaccin en dat er dus geen sprake is geweest van informed consent? Zo ja, kunt u verantwoorden waarom gekozen is voor deze tactiek? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide uitleg geven van de overwegingen om het vaccin te presenteren als effectief tegen transmissie?
Zoals ik in de antwoorden op vraag 2 tot en met 4 heb toegelicht, is het kabinet steeds transparant geweest over de beschikbare informatie rondom de effectiviteit van het COVID-19-vaccin van BioNTech/Pfizer.
Hoe reflecteert u op het feit dat mensen zich gedwongen hebben gevoeld zich te laten vaccineren, in de veronderstelling dat zij anders hun naasten en omgeving in gevaar zouden brengen door het virus te verspreiden? Vindt u achteraf bezien niet dat er van dergelijke psychologische drukmiddelen nooit gebruik gemaakt had mogen worden, aangezien daarvoor geen wetenschappelijke rechtvaardiging was?
Vaccineren is een vrije keuze. Dit laat onverlet dat je niet laten vaccineren nadelige effecten kan hebben voor anderen. Er is brede wetenschappelijke consensus over de mate waarin vaccinatie bijdraagt aan bescherming tegen het coronavirus en het tegengaan van transmissie. Op die manier draagt vaccinatie in grote mate bij aan het bevorderen de volksgezondheid. Van gebruik van psychologische drukmiddelen is geen sprake.
Zou u, in retrospectief en met het voortschrijdend inzicht van nu, de vaccinatiestrategie anders hebben vormgegeven en alle vormen van dwang, drang en druk achterwege hebben gelaten?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 7.
Bent u het eens dat deze nieuwe informatie over het coronavaccin van Pfizer moet leiden tot een grondige herziening van de vaccinatiestrategie en dat deze per direct slechts nog gebaseerd mag zijn op volledige vrijwilligheid en volstrekte transparantie over de werking en effectiviteit van deze vaccins?
Vaccineren tegen COVID-19 gebeurt op vrijwillige basis. Er is daarnaast brede wetenschappelijke consensus over de werking en effectiviteit van de COVID-19-vaccins van BioNTech/Pfizer. De Tweede Kamer en de samenleving zijn hierover langs verschillende kanalen geïnformeerd.
Bent u voornemens om de vaccinatiebereidheid en/of de vaccinatiegraad op geen enkele manier meer van invloed te laten zijn op het toekomstige coronabeleid? Zo nee, waarom niet?
Het coronabeleid is gebaseerd op verschillende variabelen. De mate van immuniteit onder de bevolking en de kennis die op dat moment beschikbaar is over de mate van bescherming van vaccins wegen daarin mee. Wat deze variabelen betekenen voor het coronabeleid heb ik in mijn Kamerbrief van 13 oktober jl. aan uw Kamer toegelicht3.
Bent u voornemens om het inzetten van het coronatoegangsbewijs gegarandeerd voorgoed te verwerpen, aangezien vaccineren weinig effect heeft op transmissie en er dus geen grond is om mensen uit te sluiten van het openbare leven op grond van hun vaccinatiestatus? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op eerdere vragen van het lid Van Haga4 heb toegelicht, bestaat er op dit moment geen wettelijke grondslag voor de inzet van het coronatoegangsbewijs (CTB). Ook in de eerste tranche wijziging van de Wet Publieke Gezondheid is geen grondslag voor de inzet van het CTB meegenomen. Een aantal sectoren die de afgelopen twee jaar zwaar getroffen zijn door het coronavirus, geeft aan dat het CTB een wenselijke – en in een aantal gevallen zelfs de enige werkbare – maatregel is om renderend open te kunnen blijven tijdens een zware opleving van het virus. Deze sectoren willen het CTB als instrument in kunnen zetten in het geval dat er bij een opleving van het virus zwaardere interventiemaatregelen nodig zijn. Ook hebben de Raad van State en het MIT geadviseerd een CTB op te nemen in de «gereedschapskist» om de samenleving zo veel mogelijk open te kunnen houden bij een opleving van het virus. Het kabinet hoopt dat de inzet van ingrijpende interventiemaatregelen, zoals het CTB, niet meer nodig zal zijn, maar ziet ook dat het op voorhand uitsluiten van maatregelen bij een mogelijke opleving in de toekomst de mogelijke interventiemaatregelen beperkt. Hierdoor kunnen mogelijke ingrijpendere maatregelen sneller in beeld komen. Als er in uw Kamer draagvlak is voor een instrument als het CTB dan valt een wetsvoorstel te overwegen ter ondersteuning van de sectorplannen.
In de sectorplannen waar het CTB genoemd wordt als mogelijke maatregel, gaat het om het CTB in de vorm van 1G (Testen voor Toegang) of 3G. Bij beide vormen geldt dat mensen die ervoor kiezen zich niet te laten vaccineren een geldig CTB kunnen krijgen met een negatieve testuitslag. Een alternatief voor vaccinatie is bij deze toepassingen van het CTB dus altijd mogelijk.
De term piekbelaster en de lijst van piekbelasters |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
Bent u bekend met de uitspraken van Johan Remkes in de uitzending van Buitenhof over de lijst van boerenbedrijven die moeten worden uitgekocht?1, 2
Ja.
Kunt u aangeven of er nu wel of niet een lijst is, gezien het feit dat Johan Remkes in de uitzending van Buitenhof aangaf dat er een lijst is van boerenbedrijven die moeten stoppen, terwijl u eerder aangaf dat zo’n lijst er niet is? Hoe kan dit?3, 4, 5
Er is geen concrete lijst van boerenbedrijven die moeten stoppen. De heer Remkes heeft inmiddels ook toegelicht dat hij ten onrechte in die veronderstelling was. De heer Remkes heeft zich gebaseerd op de hem toegezonden ambtelijke analyse van de mogelijke effecten van een aanpak gericht op piekbelasters, en daarbij verondersteld dat er een lijst met concrete bedrijven onder lag. Voor de ambtelijk analyses is echter gebruik gemaakt van geanonimiseerde data. Zie voor een verdere toelichting daarop de notitie die ik 14 oktober jl. aan uw Kamer heb verzonden (Kamerstuk 35 334, nr. 202).
Zijn desbetreffende boerenbedrijven hierover reeds geïnformeerd? Zo niet, op welke termijn zal dit gebeuren?
Nee. Zoals toegelicht is er geen concrete lijst van bedrijven die moeten worden uitgekocht, en deze zijn dus ook nog niet benaderd. Momenteel werk ik een kortetermijnaanpak gericht op onder andere de uitstoot van piekbelasters uit. In november zal ik de Tweede Kamer hier nader over informeren.
Onderschrijft u dat ondernemers die vrezen voor de toekomst van hun bedrijf zo snel mogelijk duidelijkheid verdienen?6
Ja.
Op welke termijn moeten boerenbedrijven, die hierover worden geïnformeerd, vervolgens stoppen met hun bedrijfsvoering?
De heer Remkes noemt de termijn van één jaar. In zijn reactie op het rapport van de heer Remkes heeft het kabinet aangegeven dat deze tijdsperiode ambitieus is. Ik ga met provincies en sectorpartijen hierover in gesprek. Enerzijds is er de urgentie van een werkende aanpak om op korte termijn de stikstofdepositie terug te brengen, anderzijds vereist de aanpak van piekbelasters zorgvuldigheid en moeten bedrijven ook de mogelijkheid krijgen om, met hulp van de benodigde externe kennis en expertise, de mogelijkheid hebben om, naast beëindiging van de desbetreffende activiteit, in kaart te brengen op welke wijze de uitstoot tot bijna nul terug kan worden gebracht.
Op welke termijn gaat u de desbetreffende lijst openbaar maken?
Zoals toegelicht is er geen concrete lijst opgesteld. In november zal ik de Tweede Kamer nader informeren over de kortetermijnaanpak, waarbij ik ook in zal gaan op de voorgenomen tijdlijn.
Welke juridische status heeft deze lijst?
Zoals toegelicht is er geen concrete lijst opgesteld.
Kunt u de onderbouwing voor de samenstelling van deze lijst geven?
Zoals toegelicht is er geen concrete lijst opgesteld. In de notitie die met de heer Remkes is gedeeld en die ik 14 oktober jl. aan de Tweede Kamer heb verzonden, staat de onderbouwing bij de conclusies uit die notitie toegelicht.
Wat bedoelt u precies met de «smalle» en «brede» definitie van de term piekbelaster, gezien het feit dat u in antwoord op schriftelijke vragen over de term piekbelaster van 9 juni jongstleden aangaf dat de term piekbelaster «geen vast omschreven begrip is» en dat «deze groep qua omvang smal of juist breder kan worden begrensd of gedefinieerd»?7
De definitie van een piekbelaster en de begrenzing van de groep piekbelasters hangt samen met de context waarin de term wordt gebruikt. Zoals in de beantwoording van de schriftelijke vragen van 9 juni jongsleden is aangegeven, wordt de term gebruikt voor bedrijven met een hoge uitstoot op stikstofgevoelige natuur, die in de meeste gevallen op relatief korte afstand van stikstofgevoelige natuur zijn gelegen. De context wordt bepaald door het doel van bijvoorbeeld een maatregel (waarbij een grotere of kleinere groep in aanmerking kan komen), van de omstandigheden in een gebied, van maatregelen die al genomen zijn of nog genomen gaan worden en van de staat van nabijgelegen Natura 2000-gebieden.
Kunt u uitleggen welke definitie de boerenbedrijven op de lijst van bedrijven, die moeten worden uitgekocht, precies kenmerkt?
Zoals beschreven in de ambtelijke notitie zijn er keuzes te maken in criteria. Zo kan een nadruk worden gelegd op de bedrijven die landelijk zorgen voor de meeste depositie, of specifieker worden gekeken naar wat per (als urgent aangemerkt) natuurgebied de bedrijven zijn die de meeste stikstofdepositie veroorzaken. Ik zal de Tweede Kamer op korte termijn nader informeren over de keuzes die hierin te maken zijn.
Het totaal onvoorbereid zijn op een nucleaire oorlog |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving dat Nederland totaal niet is voorbereid op de toenemende dreiging van een allesvernietigende nucleaire oorlog?1
Ja, het kabinet is op de hoogte van deze berichtgeving.
Wat vindt u van het feit dat de Amerikaanse president Biden heeft gesteld dat de dreiging van een allesvernietigende nucleaire oorlog op het hoogste niveau is sinds de Cubacrisis? Kunt u in uw beantwoording uw eigen oorlogsretoriek duiden dat de oorlog in de Oekraïne «onze oorlog» is? Kunt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
President Biden deed zijn uitspraken in reactie op de recente nucleaire retoriek van de Russische autoriteiten. Het kabinet deelt de zorgen over deze nucleaire retoriek. Dreigen met het gebruik van kernwapens is zeer onverantwoord. Afgelopen maanden heeft Rusland meermaals nucleaire retoriek geuit. Naar aanleiding van de illegale annexatie door Rusland van vier Oekraïense deelregio’s heeft Nederland de Russische ambassadeur ontboden. Daarbij is onder meer benadrukt dat Nederland zich niet laat intimideren door de Russische agressieve retoriek. Veel landen hebben de retoriek ook sterk veroordeeld, onder andere in de Algemene Vergadering van de VN.
De NAVO-bondgenoten nemen de Russische uitspraken serieus. Er wordt rekening gehouden met verschillende scenario’s en de NAVO houdt de situatie nauwlettend in de gaten. Zoals recentelijk door de VS is benadrukt, is aan Rusland gecommuniceerd dat er geen onduidelijkheid mag bestaan over de vastberadenheid om te reageren bij de Russische inzet van een kernwapen.
Het kabinet benadrukt dat Rusland de oorlog in Oekraïne is gestart en dat van agressieve oorlogsretoriek alleen sprake is bij Rusland. Oekraïne heeft het recht om zich te verdedigen tegen de Russische illegale inval. Het kabinet acht het onverminderd van belang om bij te blijven dragen aan de Oekraïense zelfverdediging. De Russische agressie ondermijnt ook de bredere Europese veiligheidsarchitectuur. Ook daarom is het in ons belang om Oekraïne te steunen in zijn strijd tegen deze agressie. De NAVO en bondgenoten zijn zelf geen partij bij de oorlog in Oekraïne en richten zich primair op de afschrikking en verdediging van het verdragsgebied.
Kunt u uw oorlogsretoriek duiden met het feit dat experts stellen dat Nederland totaal niet is voorbereid op een mogelijke oorlog?
Zoals in het antwoord van vraag 2 aangegeven, benadrukt het kabinet dat Rusland de oorlog in Oekraïne is gestart en dat van agressieve oorlogsretoriek alleen sprake is bij Rusland. Het kabinet acht het onwaarschijnlijk dat het conflict zich uitbreidt tot het NAVO-verdragsgebied. Niettemin heeft de NAVO in het kader van de verslechterde veiligheidssituatie afgelopen halfjaar verschillende maatregelen getroffen om de collectieve afschrikking en verdediging te versterken en de veiligheid van het verdragsgebied te blijven garanderen.
Wat vindt u van het feit dat experts stellen dat we met de huidige systemen nooit het hele land kunnen verdedigen, dat zij constateren dat ons land totaal niet voorbereid is op een eventuele nucleaire aanval en dat onze luchtverdediging niet goed genoeg is? Kunt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
Nederland is voor zijn veiligheid afhankelijk van de NAVO. De bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging dient ter bescherming van het gehele NAVO-verdragsgebied. De NAVO heeft een geïntegreerde lucht- en raketverdediging (Integrated Air and Missile Defence, IAMD) om het verdragsgebied te beschermen tegen luchtdreigingen. Daarbij werken bondgenoten nauw samen om hun nationale luchtverdedigingssystemen geïntegreerd te laten optreden, waarbij de NAVO bepaalt waar en hoe de capaciteiten zo optimaal mogelijk worden ingezet. Nederland beschikt over verschillende luchtverdedigingscapaciteiten die bijdragen aan de NAVO IAMD. In dat kader droeg een Nederlandse Patriot-eenheid in de periode maart – oktober 2022 in Slowakije bij aan de versterking van de oostflank. Op dit moment zijn Nederlandse militairen nog steeds in Slowakije gestationeerd om de Duitse Patriot-eenheden bij te staan.
Bij de inzet van luchtverdedigingssystemen tegen luchtdreigingen met een nucleaire lading spelen verschillende facetten een rol. Daarbij gaat het onder meer om het verschil tussen strategische en niet-strategische nucleaire wapens, alsmede de overbrengingsmiddelen. In algemene zin geldt dat NAVO’s afschrikking, en specifiek de extended deterrence die de VS biedt aan bondgenoten, de belangrijkste verdediging is tegen nucleaire wapens.
Wat vindt u van het feit dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) benadrukt dat er geen openbare schuilkelders meer zijn die ingezet zullen worden voor noodsituaties en dat de bevolking het voor het grootste deel maar moet uitzoeken? Kunt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
Halverwege de jaren tachtig zette de rijksoverheid een streep door het schuilkelderbeleid in verband met het einde van de koude oorlog. Er is op dit moment ook geen fundamentele aanleiding voor het terugvallen op voorzieningen die destijds zijn afgeschaft. Het Landelijk Crisisplan Straling beschrijft de organisatie voor crisisbeheersing bij stralingsongevallen. Bij noodsituaties kan worden opgeschaald naar de nationale crisisstructuur en wordt door de overheid informatie (die van toepassing is op de specifieke situatie) verspreid via NL Alert en/of via betrokken veiligheidsregio’s en/of gemeenten.
Heeft u de bereidheid om, gezien de dreiging van een nucleaire oorlog, jodiumpillen aan de bevolking uit te delen? Zo nee, waarom niet?
Het is zeer onwaarschijnlijk dat Nederland getroffen wordt door een aanval met een nucleair wapen.
Het innemen van jodiumprofylaxe biedt bescherming tegen de inname van radioactief jodium (dat vrijkomt bij een kernongeval van bijvoorbeeld een kerncentrale) en niet tegen andere radioactieve stoffen. Ook de kans op een kernongeval is heel klein. Maar in het onwaarschijnlijke geval van een stralingsincident waarbij radioactief jodium vrijkomt, zijn jodiumtabletten in Nederland beschikbaar. Daarnaast hebben in Nederland huishoudens met minderjarigen, die zich in een cirkel van 100km rondom een kerncentrale bevinden, al via de post tabletten ontvangen in 2017 en 2021. De rijksoverheid zal altijd communiceren wanneer het nodig is om zo’n tablet in te nemen: dat moet op specifieke momenten, werkt alleen voor de doelgroep (afhankelijk van de afstand tot de bron) en biedt alleen bescherming tegen de schadelijke effecten van de inname van radioactief jodium. Een jodiumtablet moet dan ook nooit preventief of ter bescherming van andere radioactieve stoffen worden ingenomen. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is verantwoordelijk voor het beleid op jodiumprofylaxe.
Wilt u het advies van deskundigen opvolgen om zo snel als mogelijk weer een «Bescherming Bevolking» (BB) op te richten? Zo nee, waarom niet?
Zou u alsnog willen inzetten op de-escaleren omdat meer wapens en meer oorlog niet tot vrede zullen leiden, maar vredesonderhandelingen tussen Oekraïne en Rusland mogelijk wel? Kunt u toelichten hoe u hiervoor internationale steun gaat zoeken en hoe u hiervoor gaat lobbyen?
Rusland heeft met zijn invasie de soevereiniteit en de territoriale integriteit van Oekraïne op grove wijze geschonden. Oekraïne heeft het volste recht zich te verdedigen tegen de Russische agressie. Het kabinet blijft zich inzetten om, samen met internationale partners, Oekraïne te steunen. Want de urgentie van deze steun is en blijft hoog. Het initiatief voor vredesonderhandelingen met Rusland ligt bij Oekraïne zelf. Op dit moment zijn vredesonderhandelingen niet aan de orde.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de Begrotingsbehandeling Defensie?
Ja.
Een mogelijk verband tussen de start van de najaars-vaccinatiecampagne en de oplopende sterfte |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving aangaande vermeende oplopende meersterfte en de start van de vaccinatiecampagne in het najaar?1
Ja.
Klopt het dat de wekelijkse sterfte direct na de start van de najaarscampagne hoger werd dan verwacht? Zo ja, hoe reflecteert u op deze cijfers?
Het klopt dat in de tweede helft van september wekelijks meer mensen zijn overleden dan verwacht.2 Hier geldt dat correlatie geen causaliteit bewijst, zoals ook nadrukkelijk is aangegeven in het bericht waar in vraag 1 naar verwezen wordt, en dat de oversterfte verschillende andere oorzaken kan hebben. In eerder onderzoek van het CBS en het RIVM kon geen oorzakelijk verband tussen COVID-19-vaccinatie en een verhoogd risico op overlijden worden aangetoond. Daarnaast worden meldingen van overlijden na vaccinatie doorlopend gemonitord en onderzocht door Bijwerkingencentrum Lareb. Over de resultaten van onderzoek naar oversterfte en de zorgvuldige wijze waarop bijwerkingen van vaccinaties in Nederland worden gemonitord heb ik de Kamer geïnformeerd, onder meer in antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 5 juli3, 25 juli4, 31 augustus5 en 2 september jl.6 en van het lid Van Houwelingen (FvD) van 17 augustus jl.7 Er zijn geen aanwijzingen dat de herhaalprik tegen COVID-19 zou leiden tot een verhoogd risico op overlijden. Het is daarom aannemelijk dat de samenloop van een stijging van de sterftecijfers met de start van de herhaalprikronde op toeval berust.
Houdt u er rekening mee dat de stijging van sterfte verband zou kunnen houden met de start van de vaccinatiecampagne in het najaar? Zo ja, gaat u hier onderzoek naar doen en op welke manier? Zo nee, waarom acht u dit verband niet mogelijk?
Zie antwoord vraag 2.
Houdt u er rekening mee dat de afweer van de in eerste instantie voor een herhaalprik opgeroepen ouderen en mensen met een kwetsbare gezondheid door de vaccinatie mogelijk (tijdelijk) verder is verzwakt, waardoor hun risico op overlijden (als gevolg van andere aandoeningen) (tijdelijk) is verhoogd?
Ik ben op 25 augustus en 2 september jl. in reactie op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 5 juli8 en 26 juli jl.9 reeds ingegaan op de werking van het immuunsysteem en de effecten van vaccinatie hierop. Daarnaast is het – zoals ook aangegeven in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 12 september jl.10 – niet zo dat na vaccinatie een verhoogde kwetsbaarheid optreedt. Wel is bekend dat bijwerkingen mogelijk hebben bijgedragen aan het verslechteren van een al kwetsbare gezondheidssituatie of sluimerende conditie al dan niet door hoge leeftijd. Het gaat om bekende bijwerkingen van de coronavaccins zoals koorts, misselijkheid en algemene malaise. Er is dan geen sprake van verhoogde kwetsbaarheid, maar van mensen die al erg kwetsbaar zijn. Het is belangrijk om dat onderscheid te maken.
Gaat u in het licht van de huidige stijgende meersterfte, in het oversterfte-onderzoek van het RIVM en CBS zijn circa 135.000 immuungecompromitteerden uitgezonderd bij de bepaling van sterfte vlak na vaccinatie in een periode dat circa 3.000 doden niet konden worden verklaard, actief onderzoek doen naar het mogelijke verband tussen deze groep mensen en sterfte direct na vaccinatie, aangezien kwetsbare mensen in de samenleving als eerste zijn opgeroepen voor de vaccinatieronde in het najaar?
Zoals ook aangegeven in mijn antwoorden op de vragen van het lid Van Haga van 12 september jl.11, geven de cijfers van Bijwerkingencentrum Lareb, de eerdere resultaten van het oversterfteonderzoek en de huidige wetenschappelijke inzichten op dit moment geen aanleiding voor een vervolgonderzoek naar de groep immuungecompromitteerde personen.
Wordt de groep ouderen en kwetsbare mensen die onlangs is opgeroepen voor de vaccinatieronde actief gevolgd, aangezien de Gezondheidsraad heeft geadviseerd de groep immuungecompromitteerden na vaccinatie goed in de gaten te houden in verband met mogelijk verhoogde risico’s direct na vaccinatie? Zo ja, kunt u delen wat de bevindingen van deze monitoring tot nu toe zijn?
Het is mij niet duidelijk naar welk advies van de Gezondheidsraad wordt verwezen. Ouderen en kwetsbare mensen die zijn opgeroepen voor de herhaalprik worden niet actief door de overheid gevolgd. Wel vinden er verschillende – door ZonMw gefaciliteerde – onderzoeken plaats naar de effectiviteit van vaccinatie tegen COVID-19 bij patiënten met een verstoord immuunsysteem. Resultaten van deze onderzoeken lieten zien dat ook deze patiënten veilig gevaccineerd kunnen worden. Uitgebreide informatie over deze studies, inclusief tussentijdse resultaten, zijn te vinden op de website van ZonMw12.
Heeft u zicht op wat er ten grondslag ligt aan de oplopende sterfte, aangezien uit de cijfers van het RIVM en het CBS af te lezen valt dat de oplopende sterfte (vooralsnog) waarschijnlijk niet veroorzaakt wordt door Covid-19? Zijn de doodsoorzaken bekend en/of wordt hier onderzoek naar gedaan? Wordt er actief gekeken naar bijvoorbeeld hartaandoeningen, aangezien deze eerder al in mogelijk verband werden gebracht met de coronavaccins?
Het CBS publiceert regelmatig over de oversterfte en de veranderingen in de doodsoorzakenstatistiek. De laatste publicatie van het CBS over de doodsoorzakenstatistiek is over het tweede kwartaal van 2022 en is te vinden op de website van het CBS13. Periodes van oversterfte kunnen naast sterfte door COVID-19 ook andere oorzaken hebben. Het door ZonMw begeleid onderzoek in traject 3 van het oversterfteonderzoek, dat reeds van start is gegaan, biedt onderzoekers de mogelijkheid gericht onderzoek naar oorzaken van oversterfte te doen.
Houdt u rekening met het potentieel cumulatieve risicoverhogende effect van verschillende variabelen tijdens een vaccinatiecampagne, dat mogelijk kan leiden tot oplopende sterfte als gevolg van deze vaccinatiecampagne? Wordt hiernaar gekeken en onderzocht of er een mogelijk verband is tussen deze factoren en de mensen die vlak na vaccinatie komen te overlijden, denk bijvoorbeeld aan een op dat moment toenemende infectiedruk (in combinatie met andere rondgaande virussen), het vaccineren met een vaccin dat gericht is op een eerdere variant, een extra kwetsbare groep die aan de beurt is, psychologische factoren zoals stress? Zo nee, waarom wordt hier niet naar gekeken?
Ik onderschrijf de stellingname dat verschillende variabelen van invloed zijn op de hoogte van het risico dat iemand loopt. Zo lopen ouderen met een onderliggende aandoening die niet of lang geleden zijn gevaccineerd een relatief hoog risico op ernstige ziekte of sterfte door COVID-19. In de vaccinatiecampagne is hiermee rekening gehouden door steeds de meest kwetsbaren in de samenleving met prioriteit een (herhaal)vaccinatie aan te bieden, zodat zij voldoende beschermd zijn wanneer de infectiedruk toeneemt.
Zoals aangegeven worden meldingen van sterfgevallen na vaccinatie zorgvuldig gemonitord en onderzocht door Bijwerkingencentrum Lareb. Uiteraard wordt daarbij gekeken naar verschillende mogelijke oorzaken voor het overlijden. Er zijn hieruit geen aanwijzingen naar voren gekomen dat vaccinatie zou leiden tot grootschalige sterfte. Daarnaast zijn wereldwijd inmiddels rond de 13 miljard doses van de COVID-19-vaccins toegediend waarvan de eerste vaccinaties al bijna twee jaar geleden gegeven zijn. Er zijn geen aanwijzingen dat de vaccins op langere termijn bijwerkingen geven die zouden moeten leiden tot een andere afweging met betrekking tot de inzet van vaccins. Hier is brede wetenschappelijke consensus over.
Over het gegeven dat vaccinatie met een vaccin dat gericht is op een eerdere virusvariant niet schadelijk is voor de werking van het immuunsysteem, heb ik de Kamer in de op 2 september jl. gegeven antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 26 juli jl.14 reeds geïnformeerd.
Bent u het eens dat de gestegen sterftecijfers vlak na de start van de vaccinatiecampagne in het najaar de noodzaak van het zo snel mogelijk toegankelijk maken en koppelen van de oversterftedata voor vervolgonderzoek naar de aanhoudende oversterfte grote prioriteit heeft? Heeft u al zicht op wanneer deze data voor onafhankelijke wetenschappers beschikbaar gesteld wordt?
Ik informeer de Kamer regelmatig over de voortgang van het onderzoek naar de redenen en oorzaken van oversterfte en de totstandbrenging van de daarvoor gewenste toegang tot data. Over de huidige stand van zaken heb ik de Kamer met mijn brief van 18 november jl.15 geïnformeerd. Hierin heb ik aangegeven dat ik groot voorstander ben van het delen van data voor wetenschappelijk onderzoek en dat er stappen zijn gemaakt in het beschikbaar komen van relevante datasets ten behoeve van het oversterfteonderzoek.
Houdt u er rekening mee dat het «stapelen» van meerdere coronavaccinaties in relatief korte tijd bij sommige mensen wellicht kan leiden tot problemen met/voor het immuunsysteem, waardoor zij een verhoogd risico lopen op overlijden (eventueel door andere/chronische aandoeningen)? Zo nee, kunt u uitleggen waarom dit niet mogelijk is?
Ik ben in de op 7 oktober jl. gegeven antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 2 september jl.16 reeds ingegaan op de veiligheid van het «stapelen» van vaccinaties. Ik beschouw deze vraag daarmee als beantwoord.
Openbaargemaakte WOB-verzoeken aangaande corona-communicatie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving over vrijgegeven WOB-verzoeken met betrekking tot communicatie rondom de coronacrisis, van november 20201, 2?
Ja.
Kunt u reflecteren op het streven om de coronacommunicatie «net zo irritant als de wasmiddelenreclame» te maken? Waarom moest het coronavirus/de pandemie/de maatregelen als het ware «aan de man gebracht worden», als een te verkopen product? Waarom was feitelijke, epidemiologische informatievoorziening niet toereikend en moest er sterke beeldvorming aan te pas komen?
Feitelijke informatie is en blijft het fundament van alle overheidscommunicatie. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan zo effectief mogelijk overbrengen van die feitelijke informatie. Onderdeel daarvan is informatie geven en het vergroten van de bewustwording over de verspreiding van het virus.
Is het u bekend dat er in de WOB-documenten wordt gesproken over «op gevoelsniveau contact maken» en «emotioneel laden», waarna hypothetisch wordt ingespeeld op het beïnvloeden van het verantwoordelijkheidsgevoel van ouders richting hun kind en bezorgdheid creëren over wat er zou kunnen gebeuren met mensen die je lief hebt, wat gezien kan worden als emotionele manipulatie/chantage? Kunt u uitleggen waarom van dergelijke technieken gebruik werd gemaakt en op welke manier u dit ethisch verantwoord acht?
Zie antwoord vraag 2.
Is het u bekend dat in de WOB-documenten valt te lezen dat er grote twijfel bestond over het gefundeerd invoeren van een mondkapjesplicht? Waarom zijn ook in dit geval gedrags-, en psychologische factoren leidend geweest boven wetenschappelijk aangetoonde feiten? Kunt u aangeven waarom beeldvorming en (onjuiste) aannames vanuit de samenleving belangrijker waren dan epidemiologische effectiviteit?
Voor de mondkapjesplicht is de werkzaamheid in samenhang met andere maatregelen aannemelijk gemaakt door het RIVM; de modelleurs van het RIVM rekenden immers pakketten van maatregelen door op hun impact op het R-getal.
Vindt u, terugkijkend op het coronabeleid van de afgelopen jaren, dan dat de communicatie met betrekking tot de pandemie en de maatregelen richting de burger op de juiste manier is verlopen? Staat u achter de communicatiestrategie die is gebruikt? Zo ja, kunt u dit uitgebreid verklaren aan de hand van genomen overwegingen, aangezien inmiddels duidelijk is dat veel van de beweringen vanuit het kabinet over het virus en de maatregelen niet juist bleken te zijn?
Voortschrijdend inzicht speelt ook een rol bij de langdurige bestrijding van dit tot voor kort onbekende virus. De communicatieaanpak heeft zich, mede op basis van evaluaties en onderzoek, gedurende de coronabestrijding continu doorontwikkeld. Dat lerende effect vind ik van groot belang. Het laat zien dat we regelmatig stilstaan bij wat goed gaat en wat beter kan en dat we onze aanpak daarop aanpassen. Achter deze aanpak sta ik.
Hoe reflecteert u op het feit dat inmiddels uit verscheidene WOB-verzoeken is gebleken dat het kabinet zich zelf ook van, zoals hierna genoemde, communicatietechnieken bediende en op verschillende momenten en over verschillende onderwerpen (bewust) onjuiste informatie heeft verstrekt en zaken anders heeft voorgespiegeld dan zij waren, wanneer tijdens de coronacrisis het kabinet heeft sterk ingezet op het bestrijden van valse framing en het verspreiden van desinformatie?
Van bewust misleidende en onjuiste informatie is vanuit de overheid nooit sprake geweest.
Waarom is tijdens de coronacrisis zo eenvoudig overgegaan tot het inzetten van dergelijke middelen, in acht nemend dat hoewel een crisissituatie uiteraard vraagt om crisiscommunicatie, het gebruik van psychologische drukmiddelen altijd met grote voorzichtigheid moet geschieden, terwijl daarvoor vaak (nog) geen goed gefundeerde reden was? Kunt u een analyse geven van de keuze voor deze communicatiemiddelen?
Zie antwoord vraag 6.
Wat zijn de psychologische en maatschappelijke gevolgen van deze manier van communiceren op de lange termijn? Is er door de overheid een analyse gemaakt van de effecten ervan op het welzijn van mensen en op het functioneren van de samenleving in brede zin? Zo ja, wegen de baten van deze manier van communiceren op tegen de kosten en op welke manier?
Zie antwoord vraag 6.
Volgens de berichtgeving vanuit het kabinet staan wij aan het begin van een nieuw «coronaseizoen», dus zal de communicatie vanuit de overheid hieromtrent op dezelfde manier en met dezelfde overwegingen worden gevoerd? Zullen emotionele argumenten en beeldvorming opnieuw een belangrijk deel uitmaken van de communicatiestrategie, ook als deze argumenten (nog) niet (goed genoeg) wetenschappelijk onderbouwd kunnen worden?
Feitelijke informatie is en blijft het fundament van alle overheidscommunicatie. Dat geldt voor alle huidige en toekomstige coronacommunicatie-uitingen.
De nieuwe coronagolf, de terugkeer van influenza en de vaccinatiecampagnes |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving over de «najaarsgolf» van het coronavirus en de terugkeer van het influenzavirus en de daarmee gepaard gaande verwachte griepgolf?1, 2, 3, 4
Ja.
Hoe reflecteert u op de manier van communiceren en de beeldvorming die hierdoor ontstaat van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), dat stelt dat de ontwikkeling van de nieuwe golf van het coronavirus afhangt van de mate waarin mensen zich laten vaccineren? Is het niet zo dat hierdoor opnieuw sprake is van vaccinatiedrang, of dat dat tenminste zo kan worden ervaren?
Het RIVM verstrekt feitelijke informatie over de huidige epidemiologische situatie en de effectiviteit van vaccinatie tegen COVID-19. Ik vind het van belang dat burgers hier goed over worden voorgelicht, zodat zij een weloverwogen keuze kunnen maken om zich wel of niet te laten vaccineren.
Bent u op de hoogte van het gegeven dat epidemiologen waarschuwen voor een heviger griepgolf omdat mensen door de afgelopen jaren van maatregelen hun afweer tegen influenza grotendeels kwijt zijn, waardoor de terugkerende griep voor velen ernstiger zou kunnen verlopen? Hoe kijkt u in dat licht bezien en in retrospectief naar de coronamaatregelen, die er defacto voor gezorgd hebben dat meer mensen dan voor de coronacrisis kampen met een verminderde afweer en dus een groter risico om ziek te worden?
Deze mening deel ik niet, aangezien de aannames die hieraan ten grondslag liggen onjuist zijn. De coronamaatregelen hebben er niet voor gezorgd dat mensen hun afweer tegen influenza kwijt zijn. Ook is de aanname dat jonge en gezonde mensen hierdoor meer risico lopen onjuist.
De coronamaatregelen hadden als gevolg dat het influenzavirus in de afgelopen twee jaar minder vrij kon rondgaan onder de bevolking. In de afgelopen periode zijn daardoor relatief weinig mensen aan influenza overleden. Omdat er nu minder maatregelen zijn, kunnen virussen zoals het influenzavirus makkelijker rondgaan, waardoor mogelijk meer mensen weer ziek worden. Om ernstige ziekte en sterfte door influenza te voorkomen is het dus belangrijk dat de mensen die hiervoor in aanmerking komen, naast de herhaalprik tegen COVID-19, ook de jaarlijkse griepprik halen.
Deelt u de mening dat, aangezien ook de afweer van jonge, gezonde mensen waarschijnlijk is afgenomen door de coronamaatregelen waardoor meer mensen in de samenleving risico lopen om (ernstig) ziek te worden, dat de coronamaatregelen dientengevolge contraproductief hebben gewerkt, aangezien zij door de toename van kwetsbare mensen in de algehele populatie straks waarschijnlijk zullen leiden tot een verhoogde druk op de zorg?
Zie antwoord vraag 3.
Wat betekent het gegeven dat de vaccinatiebereidheid steeds verder afneemt voor het te voeren coronabeleid van de komende maanden? Wordt dit beleid deels gebaseerd op de hoeveelheid mensen die zich dit najaar (opnieuw) laat vaccineren? Zo ja, om welke percentages gaat het dan? Is er een streefpercentage vaccinaties dat behaald moet worden om invoering van bepaalde coronamaatregelen te voorkomen? Zo ja, welke percentage is dat en op welke (epidemiologische) criteria is dat gebaseerd?
Zoals ook aangegeven in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 12 oktober jl.5, is het coronabeleid gebaseerd op verschillende variabelen. De mate van immuniteit onder de bevolking en de kennis die op dat moment beschikbaar is over de mate van bescherming van vaccins wegen daarin mee. Wat deze variabelen betekenen voor het coronabeleid heb ik in mijn Kamerbrief van 13 oktober jl.6 aan uw Kamer toegelicht.
Kunt u inzichtelijk maken hoe de zorg de komende tijd adequaat wordt opgeschaald aangezien onder epidemiologen de verwachting leeft dat het influenzavirus dit najaar en deze winter een comeback zal maken en u heeft aangegeven dat daarmee rekening is gehouden met betrekking tot het opschalen van de zorg? Kunt u inzichtelijk maken met welke middelen hoe de zorg de komende tijd adequaat wordt opgeschaald, hoeveel extra zorgpersoneel, hoeveel extra bedden, capaciteit bij huisartsen en in de ouderenzorg, wat dit gaat kosten en hoe dit gefinancierd gaat worden?
In het thans geldende opschalingsplan van het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ)7 is beschreven hoe de zorg(keten) omgaat met oplopende patiëntaantallen en daaruit voortvloeiende druk op de zorg. Het maakt daarbij geen verschil of het COVID-19- of influenzapatiënten betreft. Beide patiëntgroepen doen immers een beroep op nagenoeg dezelfde beschikbare (personele) capaciteit, of het nu gaat om eerstelijnszorg, de ziekenhuizen, of de verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg (VVT). Ten aanzien van een eventuele opschaling naar een hogere (crisis)fase, zal in de regio’s de druk in de hele zorgketen worden beoordeeld en worden meegenomen in de besluitvorming. In de Regionale Overleggen Acute Zorg (ROAZ) zijn alle bovengenoemde sectoren daarom ook aangesloten.
Wat betreft personeel is het in bovengenoemde situatie mogelijk om gebruik te maken van de faciliteiten van de Nationale Zorgreserve, die tijdens crises een rol kan spelen in het snel opschalen van de capaciteit van zorgprofessionals. Daarnaast heeft de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, met het oog op de personele houdbaarheid van de zorg, binnen het programma «Toekomstbestendige arbeidsmarkt zorg en welzijn» (TAZ) afspraken gemaakt met zorg- en welzijnsorganisaties, zorginkopers, onderwijs en beroepsorganisaties om de urgente uitdagingen op de arbeidsmarkt aan te gaan. Het programma heeft tot doel de zorg toekomstbestendiger te maken door het werk zodanig anders te organiseren dat het kan worden gedaan met het personeel dat wél beschikbaar is, op een manier waarop nog steeds goede, persoonlijke zorg, begeleiding en ondersteuning geboden kan worden. Aan dit programma wordt de komende periode uitvoering gegeven.
Ten aanzien van de zorgkosten, geldt dat in de systematiek van de Zorgverzekeringswet (Zvw) verzekeraars en zorgaanbieders afspraken maken over welke reguliere zorg geleverd wordt en welke kosten daarbij horen. Verzekeraars hebben daarbij een zorgplicht. Daar bovenop is in het Integraal Zorg Akkoord (IZA) afgesproken om het macrokader medisch-specialistische zorg (MSZ) structureel met € 200 miljoen te verhogen, onder andere om eventuele meerkosten van IC-opschaling tot 1.150 bedden te bekostigen. Daarnaast wordt er € 20 miljoen beschikbaar gemaakt zodat in 2022 nog 800 studenten kunnen starten met de modulaire opleiding Basis Acute Zorg (BAZ). In mijn brief van 1 juli jl.8 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het verhogen van de plaatsen in huisartsenopleiding.
Kunt u uiteenzetten wat de vaccinatiestrategie is nu er waarschijnlijks deels overlappend/gelijktijdig gevaccineerd gaat worden tegen het coronavirus en het influenzavirus? Wat is de interval tussen de verschillende vaccinaties? Is onderzocht hoe het toedienen van twee verschillende vaccinaties in relatief korte tijd zich tot elkaar verhoudt? Is er een inschatting gemaakt van de potentiële gevolgen en bijwerkingen van het kort op elkaar voor twee verschillende virussen vaccineren?
Er zijn geen medische bezwaren tegen het in korte tijd toedienen van de griepprik en de herhaalprik. Verschillende studies hebben laten zien dat gelijktijdige toediening van COVID-19-vaccins en griepvaccins veilig kan.9 Er worden niet of nauwelijks meer bijwerkingen gezien. Bijwerkingen zijn doorgaans mild en tijdelijk. Ook blijkt uit studies dat er een goede antistofrespons tegen zowel COVID-19 als griep wordt opgewekt bij gelijktijdige toediening of toediening binnen korte tijd. Op basis van de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)10 omtrent het gebruik van COVID-19-vaccins, waarbij wordt aangegeven dat een COVID-19-vaccinatie met elk ander vaccin tegelijk mag worden toegediend, zijn de intervallen in de uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie van het RIVM vervallen.
Weet u wat de potentiële gevolgen kunnen zijn van het (dubbel) vaccineren van mensen middenin (mogelijk) twee virusgolven? Is hierover klinische data beschikbaar en zo ja, kunt u deze openbaar en toegankelijk maken?
Zie antwoord vraag 7.
Weet u wat het dubbel vaccineren met twee verschillende vaccins middenin (mogelijk) twee virusgolven mogelijk (tijdelijk) voor gevolgen heeft voor de gezondheid en de afweer van kwetsbare groepen en immuungecompromitteerden? Zullen zij gedurende een bepaalde periode nog kwetsbaarder zijn, met een hoger risico op overlijden door die verhoogde kwetsbaarheid, al dan niet als gevolg van vaccinatie? Kunt u een gedetailleerde uitleg geven?
Zoals ook aangegeven in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 12 september jl.11, is het niet zo dat na vaccinatie een verhoogde kwetsbaarheid optreedt. Wel is bekend dat bijwerkingen mogelijk hebben bijgedragen aan het verslechteren van een al kwetsbare gezondheidssituatie of sluimerende conditie, al dan niet door hoge leeftijd. Het gaat om bekende bijwerkingen van de coronavaccins zoals koorts, misselijkheid en algemene malaise. Er is geen sprake van verhoogde kwetsbaarheid, maar van mensen die al erg kwetsbaar zijn.
Er vinden verschillende – door ZonMw gefaciliteerde – onderzoeken plaats naar de effectiviteit van vaccinatie tegen COVID-19 bij patiënten met een verstoord immuunsysteem. Resultaten van deze onderzoeken lieten zien dat ook deze patiënten veilig gevaccineerd kunnen worden. Uitgebreide informatie over deze studies, inclusief tussentijdse resultaten, zijn te vinden op de website van ZonMw12.
Op de zorgvuldige wijze waarop (mogelijke) bijwerkingen van COVID-19-vaccinaties in Nederland worden gemonitord, ben ik in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 5 juli13, 6 juli14 en 25 juli jl.15 reeds ingegaan. Ik zie geen reden om hierin aanpassingen te maken of aanvullend onderzoek te doen.
Wordt deze kwetsbare en immuungecompromitteerde groep mensen dit najaar/deze winter actief gemonitord om de effecten en potentiële bijwerkingen van vaccinatie middenin in (mogelijk) twee virusgolven in kaart te brengen? Worden zij meegenomen in het registreren en onderzoeken van de oversterfte vlak na vaccinatie?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat mensen dit najaar en deze winter laagdrempelig toegang hebben tot huisartsenzorg? Ziet u af van eerder gevoerd ontmoedigingsbeleid voor het bezoek aan huisartsen en ziekenhuizen indien mensen klachten hebben, zodat er aan vroegsignalering en preventie van ernstig verlopende infecties kan worden gedaan? Hoe gaat u dat bewerkstelligen met de nu al grote druk op de huisartsenzorg? Kunt u een uiteenzetting geven van de strategie voor het toegankelijk houden van de huisartsenzorg voor patiënten en het behapbaar houden van de werkdruk voor het zorgpersoneel?
Het is onjuist dat zou zijn ingezet op een ontmoedigingsbeleid voor een bezoek aan de huisarts. Ik heb eerder juist aandacht gevraagd voor het belang van toegankelijke huisartsenzorg. Daarbij heb ik aangegeven dat mensen contact moeten blijven opnemen met hun zorgverlener, ook in tijden van oplopende COVID-druk.16 Deze boodschap maakt tevens onderdeel uit van de publieksinformatie rond «Zorg nodig in coronatijd» op rijksoverheid.nl.17
Bij oplopende aantallen COVID-19-patiënten valt niet uit te sluiten dat de druk op de huisartsenzorg (verder) zal toenemen. Om op een dergelijk scenario voorbereid te zijn, zijn er regionale huisartsen-rampen-opvangplannen (harops) opgesteld, waarin staat beschreven hoe de huisartsenzorg wordt georganiseerd wanneer de toegankelijkheid onder druk staat. De toegankelijkheid alsmede de continuïteit van huisartsenzorg staan natuurlijk niet op zichzelf. De vraag naar huisartsenzorg wordt ook beïnvloed door de beschikbaarheid van zorg in andere sectoren. Daarom is het belangrijk dat er onderlinge afstemming plaats met andere sectoren – indien ook daar de druk oploopt. Dit gebeurt in gezamenlijkheid binnen het ROAZ.
Ook in brede zin zet ik mij samen met partijen in voor een toegankelijke huisartsenzorg waarin de werkdruk aanvaardbaar is. Over het verminderen van de druk op de huisartsenzorg door onder meer het implementeren van «meer tijd voor de patiënt» en een betere verdeling van de dienstendruk over alle huisartsen in de avonden, nachten en weekenden heb ik concrete afspraken met partijen gemaakt in het IZA. Op dit moment geef ik daar samen met partijen uit de huisartsenzorg uitvoering aan.
Gaat u actief inzetten op het profylactisch gebruik van antivirale-, en geneesmiddelen ter voorkoming van ernstig verlopende COVID-19-infecties? Zo ja, kunt u de plannen hiervoor openbaar maken? Zo nee, waarom niet?
De inzet van geneesmiddelen wordt bepaald door de medische beroepsgroep, niet door mij. Zij stellen hiertoe richtlijnen op. Wel zet ik mij in om verschillende COVID-19-geneesmiddelen in Nederland beschikbaar te maken. Mijn plannen hieromtrent heb ik al meerdere malen openbaar gemaakt in Kamerbrieven, in de beantwoording van Kamervragen en in debatten18.
45.000 Brabantse huishoudens die buiten het prijsplafond vallen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving over 45.000 Brabantse huishoudens die buiten prijsplafond vallen?1
Ja.
Deelt u onze zorgen over het feit dat 45.000 Brabantse huishoudens deze winter mogelijk de hoofdprijs voor energie moeten betalen, omdat de kans bestaat dat flats met blokverwarming, studentenhuizen en woongroepen buiten de afspraken voor het prijsplafond vallen?
Ja, ik deel deze zorg en daarom heb ik in mijn brief aan uw Kamer van 4 oktober 2022 aangegeven dat ik mij tot het uiterste inspan om met een passende oplossing te komen voor uitzonderingsgevallen welke geen of slechts in beperkte mate gebruik kunnen maken van het tijdelijke prijsplafond. Daarbij plaats ik wel de kanttekening dat het door de enorme tijdsdruk niet mogelijk is om aan de voorkant te garanderen dat dit op korte termijn voor iedereen gaat lukken. De opgave is groot en zeer complex, terwijl er weinig tijd resteert om alles per 1 januari klaar te hebben staan.
Bent u bekend met het feit dat dit tot tot huisuitzettingen kan leiden?
Ja.
Heeft u de bereidheid om voor de groep van 45.000 Brabantse huishoudens een oplossing te zoeken? Graag een gedetailleerd antwoord.
Zoals in mijn antwoord op vraag 2 benoemd ben ik hard op zoek om een oplossing te vinden waarmee ook de groep huishoudens met blokverwarming, zoals deze groep Brabantse huishoudens, tegemoet gekomen wordt met het oog op de hoge energieprijzen. Daarbij werk ik samen met RVO.nl, de Belastingdienst en de energieleveranciers om voor zo veel mogelijk huishoudens een geschikte toepassing van het prijsplafond uit te werken.
Het prijsplafond voor energie en verwarming met propaan |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u ermee bekend dat er duizenden huishoudens en bedrijven zijn die verwarmen door middel van propaan?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat ook zij te maken hebben met prijsstijgingen?
Ook propaan kan onderhevig zijn aan prijsstijgingen. Wel is er sprake van een andere markt.
Klopt het dat huishoudens en bedrijven die verwarmen met propaan niet vallen onder het prijsplafond?
Ja, het prijsplafond zal gaan gelden voor alle kleinverbruikers die aardgas, elektriciteit en/of warmte gebruiken. De regeling geldt dus niet voor propaan.
Indien ja, vindt u dit rechtvaardig?
Nee, ik ben niet van plan om een aparte regeling voor huishoudens en bedrijven die verwarmen met propaan op te stellen. Met het prijsplafond beoogt het kabinet namelijk in een zeer kort tijdsbestek verlichting te bieden op de energierekening voor huishoudens en andere kleinverbruikers. De uitvoerbaarheid van het prijsplafond op korte termijn is daarom bij veel van de gemaakte keuzes leidend en dit betekent dat de ruimte voor maatwerk beperkt is. Doordat een relatief klein deel van de huishoudens gebruik maakt van propaangas en het kabinet weinig zicht heeft op het verbruik en de kosten hiervan, is het realiseren van een aanvullende regeling voor gebruikers van propaan niet haalbaar. Deze huishoudens zullen voor hun elektriciteitsverbruik onder het tijdelijke prijsplafond vallen in 2023 en ook de korting van 190 euro per maand ontvangen in november en december ter overbrugging van de periode dat het prijsplafond nog niet in werking is getreden. Wat een regeling voor huishoudens of bedrijven die gebruikmaken van propaan zou kosten, is daarom ook niet te zeggen aangezien dit afhangt van de vormgeving van een dergelijke regeling.
Bent u van plan om hiervoor met een aparte regeling te komen om ook huishoudens en bedrijven die verwarmen met propaan een extra tegemoetkoming te bieden?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven of bedrijven die gebruik maken van propaan kunnen worden meegenomen in de TEK-regeling, welke is gebaseerd op energieverbruik en omzet van een bedrijf?
Met de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) wil het kabinet op korte termijn het energie-intensieve mkb ondersteunen bij de hoge energiekosten. De regeling is ontworpen voor mkb-bedrijven die voldoen aan de Europese mkb-definitie, ingeschreven staan bij het Handelsregister, jaarlijks ten minste 5.000 m3 gas of 50.000 kWh elektriciteit verbruiken en energie-intensief zijn (waarbij minimaal 12,5 procent van de omzet uit energiekosten bestaat). Propaan maakt geen onderdeel uit van de TEK-regeling, omdat het op korte termijn niet mogelijk is hiervoor maatwerk te bieden en uitvoering aan te geven. Zo verschillen aardgas en propaangas in calorische waarde en komen prijzen anders tot stand.
Bedrijven die gebruikmaken van propaan en meer dan 50.000 kWh elektriciteit verbruiken, kunnen wel een tegemoetkoming vragen voor het elektriciteitsverbruik. Daartoe dienen zij wel aan de andere voorwaarden te voldoen. Mogelijk komen deze bedrijven ook in aanmerking voor de verschillende subsidieregelingen voor het verduurzamen van hun bedrijfsvoering. De energie-investeringsaftrek (EIA), de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) en de milieu-investeringsaftrek (MIA) zijn middels de Miljoenennota met 150 miljoen euro in budget verhoogd.
Wat zou een regeling, vergelijkbaar met het prijsplafond, kosten?
Zie antwoord vraag 4.
Indien u van plan bent een regeling op te zetten, wanneer zou deze kunnen worden geïmplementeerd?
Zie antwoord vraag 4.
Het TrendMeetnet Verzuring van het RIVM |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
Bent u bekend met de rapportage van het TrendMeetnet Verzuring van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)?1
Ja.
Bent u bekend met de conclusies van het TrendMeetnet, dat de metingen in 2010 een daling van stikstofgehalten in het bovenste grondwater aantoonden die 55% lager waren dan in 1988?2
Ja.
Onderschrijft u deze genoemde resultaten?
Ja.
In uw beantwoording op de schriftelijke vragen van het lid van Haga (Groep Van Haga) op 4 oktober over stikstofuitstoot, stikstofminnende planten en insecten stelt u dat er al die tijd (in meerdere of mindere mate) ophoping van stikstof heeft plaatsgevonden, heeft u bodemkundige metingen over een reeks van jaren die deze gestelde ophoping onderschrijven?3
Wageningen University and Research (WUR) heeft in de periode tussen 1990 en 2000 metingen gedaan aan veranderingen in de stikstof bodemvoorraad in 124 bosopstanden (periode 1990–1995) en aan veranderingen in de stikstofconcentraties in bodemvocht in acht bosopstanden (periode 1990–2000). In die periode nam de totale stikstofdepositie sterk af.
De metingen van de WUR wezen op een toename van de stikstofvoorraad in de bodem. Het ging om een gemiddelde toename van 90 kg stikstof in 5 jaar, oftewel 18 kg N/ha/jr. De veranderingen in de stikstofconcentraties in bodemvocht wezen op een afname van de stikstofconcentraties in het bodemvocht vergelijkbaar met de afname in de concentraties in het grondwater in landbouwgebieden.
Het lijkt misschien tegenstrijdig dat stikstofconcentraties in het bodemvocht dalen, terwijl er nog steeds stikstof in de bodem ophoopt. Dat is het echter niet. Uit de metingen blijkt dat een afnemende depositie leidt tot een afname van de stikstofuitspoeling, maar nog steeds neemt de ophoping van stikstof in de bodem toe. De totale depositie is immers nog hoger dan de som van wat de vegetatie op kan nemen en van wat er uitspoelt naar het grondwater. Er komt nog steeds meer stikstof in de bodem terecht dan er in de vorm van uitspoeling en opname door de vegetatie uit gaat, zodat er ophoping van stikstof in de bodem plaatsvindt.
De resultaten van de bodem- en bodemvocht metingen zijn te vinden in:
(i) Leeters, E.E.J.M. & W. de Vries, 2001. Chemical composition of the humus layer, mineral soil and soil solution of 200 forest stands in the Netherlands in 1995. Wageningen (Netherlands), Alterra rapport 424.2, Wageningen. (alleen de bodem: strooisellaag en minerale laag)
(ii) De Vries, W., J.W. Erisman, A. Van Pul, J. Duyzer, L.J.M. Boumans, E.E.J.M. Leeters, J. Roelofs en A. van Hinsberg, 2002. Effecten van emissie beleid voor verzuring op depositie en de kwaliteit van bodem en grondwater. Arena nr 6, Het dossier: 82–85. (alleen de strooisellaag en bodemvocht)
(iii) Leeters, E.E.J.M., W. de Vries, T. Hoogland, B. van Delft, R. Wieggers, D. J. Brus, A.F.M. Olsthoorn, H. van Dobben, A. Bleeker, 2007. What happened to our forests in the last decades? Results of more than ten years of forest ecosystem monitoring in the Netherlands. Alterra Report 1528, Wageningen. (alleen bodemvocht)
(iv) De Vries, W., H. Kros, E. Wattel-Koekkoek & A. van Pul, 2018. Concentraties in bodemvocht en grondwater: Trends in ammonium en nitraat. V-focus 15 (5), 40–43. (alleen de strooisellaag en bodemvocht)
Zo nee, waarop baseert u de vermeende ophoping van stikstof in de bodem?
Zoals in het antwoord op vraag 4 geschetst zijn er metingen van de WUR die deze stelling onderschrijven. Deze metingen maakten onderdeel uit van wetenschappelijk onderzoek. De resultaten zijn niet actief naar de Tweede Kamer gezonden, maar wel gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften. In mijn beantwoording op de schriftelijke vragen van het lid van Haga (Groep Van Haga) op 4 oktober over stikstofuitstoot, stikstofminnende planten en insecten heb ik gebruik gemaakt van deze op dat moment beschikbare wetenschappelijke onderbouwing. Het is niet gebruikelijk om de beschikbare wetenschappelijke onderbouwing (bijvoorbeeld als bijlage) mee te sturen bij antwoorden op Kamervragen. Desgewenst kan een dergelijke wetenschappelijke onderbouwing uiteraard wel nader worden toegelicht (zie hiervoor het antwoord op vraag 4).
Zo ja, waarom is de Tweede Kamer niet over deze metingen geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe kan het dat u spreekt over ophoping van stikstof in de bodem, terwijl het TrendMeetnet van het RIVM van 1988 tot en met 2010 een daling van stikstof in het bovenste grondwater laat zien van 55%?
Voor het antwoord op vraag 7 verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
Waren er onvoldoende redenen om het Trendmeetnet Verzuring te continueren, gezien het feit dat het TrendMeetnet Verzuring in 2010 is beëindigd?
Het TrendMeetnet Verzuring (TMV) werd gefinancierd door het (toenmalige) Ministerie van Infrastructuur en Milieu en de voorloper het Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Dit werd uitgevoerd in het kader van het Verzuringsonderzoek. In 2014 is het Verzuringsonderzoek afgesloten en daarmee is automatisch ook het trendmeetnet stopgezet.
In het kader van Artikel 9 van de Air Quality Directive worden EU-landen nu gevraagd informatie over de belasting van luchtverontreinigende stoffen in het algemeen op ecosystemen te rapporteren. Daarvoor is door het RIVM een nieuw monitoringsproject gestart. Het gaat nu dus om meer dan alleen het meten van het verzurende effect, zodat ook niet met dezelfde systematiek en meetpunten kan worden volstaan. In dit NGN-project (Stikstof Grondwater Natuur) worden in tien natuurgebieden verschillende stikstofcomponenten in lucht, bodem en grondwater gemeten. Hiervoor is overigens wel deels gebruik gemaakt van oorspronkelijke locaties van het TMV.
Is het mogelijk om het TrendMeetnet Verzuring van het RIVM, op dezelfde gps-locaties als toen, weer metingen te laten verrichten?
Voor de beantwoording op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 8. Verder worden op een beperkt aantal meetlocaties van het oorspronkelijke Trendmeetnet Verzuring (150 locaties op zandgronden) weer metingen uitgevoerd.
Zou het mogelijk zijn dat de in het TrendMeetnet waargenomen trend van daling van stikstof in het bovenste grondwater zich kan hebben doorgezet?
Aangezien het TMV in 2014 is gestopt, is geen analyse uitgevoerd over meer recentere jaren. Uit onderzoek van het RIVM is gebleken dat door de lagere uitstoot van stikstof tussen 1989 en 2010 er minder stikstofdepositie op de bodem terecht kwam, en dat werkte in positieve zin door op het bovenste grondwater. Na 2010 is er een stagnatie opgetreden in de afname van de stikstofdepositie, daardoor is het waarschijnlijk dat de daling van stikstof in het bovenste grondwater niet of zeker niet in die mate heeft doorgezet.
Bovendien zien we in een ander grondwaterkwaliteitsmeetnet, het Landelijk meetnet effecten mestbeleid, dat nitraatconcentraties in het bovenste grondwater de laatste jaren stegen, waarschijnlijk als gevolg van droogte.
Zo nee, waarom zal dat niet het geval zijn?
Zie antwoord vraag 10.
Zo ja, welk percentage daling zou dan nu zijn gerealiseerd ten opzichte van 1988?
Zie antwoord vraag 10.
Het bericht ‘Britse regering kondigt hardere koers tegen illegale immigranten aan’ |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het NOS-artikel «Britse regering kondigt hardere koers tegen illegale immigranten aan»1?
Ja.
Wilt u, in lijn met het standpunt van de Britse regering, dat niemand die illegaal binnenkomt meer asiel mag aanvragen in Nederland?
Het onthouden van de mogelijkheid om een asielverzoek in te dienen aan de in uw vraag bedoelde groep, zou in strijd zijn met de EU-asielregelgeving (GEAS) waaraan Nederland gebonden is. De EU-asielregelgeving is van toepassing op alle asielverzoeken die op het grondgebied, daaronder begrepen aan de grens of in de transitzones van de lidstaten, worden ingediend. Echter, niet alle in Nederland ingediende asielverzoeken hoeven hier inhoudelijk te worden behandeld. Indien op basis van de criteria, zoals neergelegd in de Dublinverordening, een andere EU-Lidstaat verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling, dan kan het in Nederland ingediende asielverzoek niet in behandeling worden genomen en de persoon worden teruggeleid naar die verantwoordelijke lidstaat. Indien gebleken is dat de asielzoeker via een veilig derde land Nederland is binnengekomen, dan kan het alhier ingediende asielverzoek niet-ontvankelijk worden verklaard, mits aan de daartoe in de Asielprocedure-richtlijn neergelegde voorwaarden is voldaan (zoals de mogelijkheid om daar de vluchtelingenstatus te verzoeken, een verzekerde wedertoelating en het bandencriterium).
Hoe bent u van plan de instroom van illegalen te beperken en de uitstroom te vergroten?
Kortheidshalve verwijs ik u naar de brief van het Kabinet van 26 augustus 2022 en naar mijn brief van 14 oktober 2022 over de voortgang van deze maatregelen.
Wilt u in lijn met de Britse regering een maximumaantal asielzoekers vaststellen dat Nederland binnen mag komen?
Het zetten van een maximum op het aantal asielzoekers dat in Nederland een asielverzoek mag indienen, zou in strijd zijn met internationale verdragen en EU-recht waaraan Nederland gebonden is. Zoals uw Kamer reeds is bericht per brief van 8 november 2021 heeft mijn voorganger bij de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) de adviesvraag ingediend «In hoeverre en op welke wijze kunnen beleidsmatige richtgetallen bijdragen aan sturing van asiel- en reguliere migratie naar Nederland?». In die brief is tevens aangegeven dat de ACVZ voorts is gevraagd om de motie van de leden Stoffer en Eerdmans in acht te nemen. Uw Kamer heeft bij deze motie verzocht «de regering, de ACVZ te verzoeken ook de mogelijkheid, de verschillende varianten en voor- en nadelen van een migratiequotum te onderzoeken». Het kabinet is nog in afwachting van dit advies van de ACVZ.
Erkent u de afschrikkende werking van migratiepartnerschappen waarbij asielzoekers teruggestuurd worden naar een derde land?
Hier zijn geen cijfers over bekend.
Welke actie heeft u tot dusver ondernomen voor het bewerkstelligen van zulke migratiepartnerschappen met derde landen?
Het kabinet zet zich actief in om migratiesamenwerking te intensiveren met een aantal van de voor Nederland meest relevante migratie herkomst- en transitlanden, zowel bilateraal als in Europees verband. Externalisering van asiel is daar geen onderdeel van. De inzet is een gelijkwaardig partnerschap met een brede relatie waarin wordt samengewerkt op en afspraken gemaakt over zaken als handel, hulp en steun bij opvang, terugname van uitgeprocedeerde asielzoekers en tegengaan van irreguliere migratie. Ook tijdelijke, legale en circulaire arbeidsmigratie kan deel uitmaken van een partnerschap, in de vorm van kleinschalige en stapsgewijze pilots. Daarbij verschilt de samenwerking per land en wordt maatwerk toegepast. Uw Kamer ontvangt voor het einde van dit jaar een internationale migratiestrategie waarin het kabinet de migratiesamenwerking met derde landen en inzet t.a.v. opvang in de regio zal toelichten.
Heeft u contact met het Verenigd Koninkrijk over hun migratiepartnerschap met Rwanda, in lijn met de aangenomen motie van het lid Brekelmans over meer actie om migratiepartnerschappen met derde landen te sluiten (Kamerstuk 19 637, nr. 2866) van april jl.? Zo ja, kunt u dit contact toelichten?
Zowel op hoogambtelijk als op politiek niveau is met het VK gesproken over migratie in de afgelopen maanden. Daarin is gevraagd naar de Britse ervaringen met migratiepartnerschappen, en is aangegeven dat Nederland geïnteresseerd is om in algemene zin te leren van hun ervaring waar het brede partnerschappen betreft. In deze gesprekken is door het VK de stand van zaken van de samenwerking met Rwanda toegelicht. Relocatie naar Rwanda is tot op heden niet gestart, omdat de rechterlijke toetsing nog moet worden afgewacht.
Gaat u er in de Europese Unie op aandringen dat er migratiepartnerschappen met derde landen worden gesloten?
Op Europees niveau zijn er Actieplannen geformuleerd voor prioritaire landen uit de focusregio’s voor migratie van de EU (Noord-Afrika, Sub-Sahara Afrika, Midden-Oosten en Westelijke Balkan) om migratiepartnerschappen verder te ontwikkelen. Onder Frans voorzitterschap zijn deze plannen verder geoperationaliseerd. Dialogen met belangrijke landen van herkomst en transit zijn geïntensiveerd. Het kabinet zet zich in om alle relevante instrumenten vanuit de brede relatie daarbij te betrekken, zoals ontwikkelingssamenwerking, handel en visa om de slagkracht van de EU te versterken. Nederland trekt hierbij nauw op met gelijkgezinde EU-lidstaten.
Wilt u in lijn met de Britse regering de Nederlandse grenscontroles intensiveren?
Het kabinet is voorstander van het verstevigen van de Nederlandse en Europese buitengrenzen. Daarom zet het kabinet zich reeds geruime tijd in voor betere screening en registratie aan de Europe buitengrenzen en het instellen van asielgrensprocedures. Zo wenst het kabinet irreguliere secundaire migratie onder andere tegen te gaan. Het wetgevingsproces op deze voorstellen is gaande. Hierover wordt uw Kamer in de geannoteerde agenda’s van de JBZ-Raad geïnformeerd. Ook in het kader van de aanpassingen van de Schengengrenscode wordt nog onderhandeld, bijvoorbeeld over maatregelen die aan de buitengrenzen genomen kunnen worden wanneer er sprake is van instrumentalisering van migratie. Ten slotte heeft Frontex als agentschap een belangrijke rol wanneer het om ondersteuning van lidstaten bij grensbeheer gaat. Nederland wil dat Frontex zijn mandaat ten volle benut om ondersteuning te bieden op het gebied van grenzen en terugkeer.
Gaat u er in de Europese Unie op aandringen dat de controles van de buitengrenzen geïntensiveerd dienen te worden?
Zie antwoord vraag 9.
Poep spuitende wc's in ouderenflat Hellevoetsluis |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten over poep spuitende wc's in een ouderenflat te Hellevoetsluis?1, 2
Ja
Wat vindt van het feit dat er jarenlang een loopje is genomen met de volksgezondheid van ouderen in een horrorhuis vol met rioolvliegen?
Laat ik vooropstellen dat ik de situatie voor de betrokken huurders erg te betreuren vind.
Op grond van de informatie die ik heb ingewonnen ontving de woningcorporatie in 2022 voor het pand met 179 woningen slechts enkele meldingen met betrekking tot de riolering die niet wezen op normale verstoppingen. Op deze meldingen is actie ondernomen door een gespecialiseerd bedrijf inspecties in de riolering te laten uitvoeren. Daarbij is ook samenwerking gezocht met de gemeente. Er bleek op basis van de inspectie sprake van een breuk in de rioolleiding, waarvoor de corporatie verantwoordelijk was en niet de gemeente. De adviezen vanuit de inspectie zijn door de corporatie opgevolgd: het riool is gereinigd en de geconstateerde breuk is hersteld.
Om eventuele verstoppingen in de toekomst te voorkomen heeft de woningcorporatie besloten de beluchting op het dak aan te passen. Ook zijn overstortputten geplaatst aan de gevel en worden de afvoerleidingen door een afvoer met een grotere diameter vervangen. Daarnaast heeft de woningcorporatie besloten de riolering vier keer per jaar preventief reinigen. De rioolvliegjes die ook als gevolg van de breuk in de rioolleiding in het pand waren gekomen, zijn door een gespecialiseerd bedrijf in van dit jaar met succes bestreden.
De bewoners zijn tijdens een informatiebijeenkomst en individueel geïnformeerd over alle werkzaamheden. Ik ga ervan uit dat op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat voldoende actie is ondernomen en geen sprake meer is van problemen met de riolering
Heeft u de bereidheid om zowel Woonzorg, waar de ouderenflat onder valt, als de gemeente te kapittelen over deze mensonterende toestanden? Zo ja, kunt een overzicht geven van de acties die u richting beiden gaat ondernemen?
Zie antwoord vraag 2.
De tientallen klachten over misbruik en mishandeling in jeugddorp De Glind |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving over tientallen klachten over misbruik en mishandeling in jeugddorp De Glind1?
Ja.
Heeft u de bereidheid de onderste boven water te krijgen over het nieuws dat meerdere oud-pleegkinderen, die in Jeugddorp De Glind woonden, zeggen lichamelijk of geestelijk te zijn mishandeld? Zo ja, wilt u een onderzoek laten instellen? Zo neen, waarom niet?
Pluryn heeft laten weten dat zij een onderzoek gaan laten uitvoeren naar de misstanden die hebben plaatsgevonden door een onafhankelijke partij. Ik vind het goed dat dit gebeurt en wil de uitkomsten van dit onderzoek afwachten. Zie verder ook mijn antwoord op vraag2.
Is er een meldplicht voor jeugdzorginstanties over vermeende mishandeling en ander grensoverschrijdend gedrag? Zo ja, waarom wordt dat met voeten getreden en hoe gaat u daar tegen optreden?
Instellingen – jeugdhulporganisaties (waaronder gezinshuizen en pleegzorgaanbieders, maar niet pleegouders), gecertificeerde instellingen, Veilig Thuis organisaties en de Raad van de Kinderbescherming – zijn verplicht om geweldsincidenten te melden bij de IGJ. Dit gaat niet alleen over fysiek geweld, maar ook over psychisch geweld en grensoverschrijdend gedrag. Indien een incident ten onrechte niet gemeld wordt, dan kan er een boete worden opgelegd. Als de IGJ een signaal of melding over geweld ontvangt, zal zij in bepaalde gevallen gelijk zelf onderzoek doen. Dat is het geval wanneer uit de melding mogelijk ernstige structurele problemen lijken te bestaan, wanneer er sprake lijkt van een acuut onveilige situatie.
In andere gevallen zal de inspectie de betrokken aanbieder vragen om onderzoek te (laten) doen en een rapportage op te stellen. De inspectie stelt vooraf eisen aan het onderzoek zoals het betrekken van de jeugdige en de ouders, een onafhankelijke voorzitter, en het horen van alle betrokkenen.
De misstanden gaan echter voornamelijk over een periode van ca. 30 jaar geleden. Niet alle regels zoals hierboven beschreven bestonden toen al.
Deelt u de mening dat het vertrouwen in de Jeugdzorg, welke nu zo rot als een mispel is, alleen kan worden hersteld als we zaken als deze tot de bodem uitzoeken en als daders alsnog strafrechtelijk worden vervolgd? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Het is belangrijk dat misstanden – wanneer die zich voordoen – goed worden uitgezocht. Begin dit jaar heb ik het onderzoek naar veiligheidsbeleving in de jeugdzorg met verblijf naar uw Kamer gestuurd3. In mijn beleidsreactie en eveneens in het door de Tweede Kamer aangevraagde VSO heb ik aangegeven dat ik dit onderzoek naar veiligheidsbeleving in 2023 ga herhalen. Specifiek naar aanleiding van deze casus heeft Pluryn aangegeven dat zij een onderzoek gaan laten uitvoeren. Zij is dit onderzoek nu aan het voorbereiden. Ik heb begrepen dat ze zowel onderzoek laten doen naar de stukken die in de archieven bewaard zijn, als methodologisch onderzoek, bijvoorbeeld door middel van focusgroepen met (oud)medewerkers en (oud)cliënten. Na afloop van de tijdelijke regeling jeugdzorg – waarmee slachtoffers van geweld in de jeugdzorg tussen 1945–2019 een financiële tegemoetkoming kunnen aanvragen – wil ik tevens een onderzoek laten uitvoeren naar de gegevens die het Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft opgehaald bij het uitvoeren van deze regeling. Het moet dan niet gaan over individuele instellingen of casussen, maar om het in kaart brengen van patronen en rode draden om beter te begrijpen op welke plekken geweld (vaker) voor is gekomen en welke factoren daarin meespelen. Daarvan kunnen we leren om geweld in de jeugdzorg te voorkomen.
Slachtoffers kunnen zich melden bij de politie. De politie kan slachtoffers de weg wijzen naar hulpverlening en/of aangifte dan wel melding opnemen. In het geval van een aangifte wordt in lijn met de aanwijzing zeden beoordeeld of er voldoende aanknopingspunten zijn voor nadere opsporing en vervolging.
Sinds 1 april 2013 geldt geen verjaringstermijn voor ernstige seksuele misdrijven tegen minderjarigen waarop een straf staat van 8 jaar of meer (artikel 70 lid 2 onder 2 Wetboek van strafrecht). Dit geldt ook voor ernstige seksuele misdrijven die vóór 1 april 2013 zijn gepleegd en op dat moment nog niet waren verjaard.
In de artikelen in de media wordt gesproken over mogelijke strafbare feiten (fysieke- en geestelijke mishandeling of seksueel misbruik) in de jaren tachtig en negentig, maar sommigen ook recent. Er dient per aangifte beoordeeld te worden of deze wetswijziging betekent dat verdachten van misbruik bij De Glind nog vervolgd kunnen worden.
Het beeld over jeugdzorg dat geschetst wordt wil ik wel nuanceren. Als Staatssecretaris ga ik veelvuldig op bezoek bij instellingen en daarbij spreek ik ook met jongeren. Herhaaldelijk hoor ik ook verhalen van jongeren die baat hebben gehad bij de jeugdzorg en erdoor geholpen zijn.
De regeling Tegemoetkoming Energiekosten en de maatregelen vanaf november. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het feit dat veel energie-intensieve midden- en kleinbedrijven (mkb) in grote problemen zitten door de extreem hoge energiekosten?
Ja, dat is mij bekend. Hoewel op macroniveau de economie er voorlopig nog goed voor lijkt te staan, zie ik veel bedrijven die het zwaar hebben. Voor een gedeelte van het mkb maken de energiekosten een groot deel uit van de totale kosten. Voor deze energie-intensieve ondernemingen heb ik de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK-regeling) aangekondigd.
Deelt u de mening dat het een grote ontwrichting voor de samenleving en economie als de slager, bakker en horeca uit het straatbeeld verdwijnen doordat zij hun rekeningen niet meer kunnen betalen?
Deze bedrijven zijn inderdaad belangrijk voor de leefbaarheid, sociale cohesie en (lokale) economie in dorpen en steden. Ook om die reden komt het kabinet met een tijdelijke regeling voor het deel van het mkb waarvan de energiekosten een relatief groot deel uitmaakt van de totale kosten: de TEK. Hiermee neemt de overheid een deel van de gestegen energiekosten over van in de kern gezonde mkb’ers die het in deze tijd moeilijk hebben.
Zoals toegelicht in de Kamerbrief van 14 oktober1 jl., geldt de TEK met terugwerkende kracht vanaf november 2022, maar worden de uitbetalingen verwacht in het tweede kwartaal van 2023. Om energie-intensieve mkb-ondernemingen met acute liquiditeitsproblemen sneller te kunnen helpen biedt de Belastingdienst hen de mogelijkheid tot het vragen van Belastinguitstel. Daarnaast hebben banken aangegeven graag welwillend te zijn om hun klanten van voorschotten te voorzien in de overbruggingsperiode, wanneer het aannemelijk is dat zij subsidie uit de TEK gaan ontvangen. Banken willen en kunnen snel met deze overbruggingsfinanciering starten.
Deelt u de mening dat deze ondernemingen zo snel als mogelijk moeten worden geholpen?
Zie antwoord vraag 2.
Zo ja, zou u hulp in het tweede kwartaal van 2023, waarin u komt met de regeling Tegemoetkoming Energiekosten, zelf omschrijven als snel?
De regeling wordt zo snel mogelijk ontwikkeld. Dat de uitbetalingen van de TEK pas verwacht worden in het tweede kwartaal van volgend jaar heeft ermee te maken dat de regeling doelmatig, doeltreffend en vooral ook uitvoerbaar moet zijn. Ook moet de regeling nog worden goedgekeurd door de Europese Commissie.
Daarnaast kunnen energie-intensieve mkb-bedrijven een aanvraag voor belastinguitstel indienen bij de Belastingdienst voor maatwerk. Ook wordt de BMKB verruimd voor verduurzamingsinvesteringen (BMKB-Groen) en onderzoekt het kabinet met financiers welke garantie instrumenten ingericht kunnen worden om deze ondernemers additionele liquiditeitssteun te bieden.
Waarom heeft het kabinet ervoor gekozen om vele maanden niks te doen, terwijl veel fracties, waaronder de Groep Van Haga, al vele maanden vragen om actie voor het mkb?
Door de positieve bedrijfseconomische cijfers (hoge groeicijfers, lage werkloosheid, recordhoogte openstaande vacatures en hoge winsten in het bedrijfsleven) zag het kabinet in het eerste halfjaar 2022 nog geen aanleiding tot steun aan het bedrijfsleven. Wel heeft het kabinet al eerder de energiebelasting verlaagd en ingrijpende maatregelen getroffen om de koopkracht te versterken.
Het kabinet heeft vervolgens een grote inspanning geleverd voor de koopkrachtversterking. Binnen het mkb zien we dat er een groep ondernemers is die disproportioneel hard geraakt wordt door de gestegen energieprijzen. Daarom komt het kabinet nu met een tijdelijke regeling gericht op het energie-intensieve mkb.
Gezien het feit dat ondernemingen als bakkers nu al de deuren sluiten, deelt u de mening dat het kabinet heeft gefaald in de ondersteuning van het mkb en dat maatregelen vanaf november eigenlijk ook al te laat zijn?
Ik ben me ervan bewust dat we niet alle zorgen over prijsstijgingen en de energiemarkt bij ondernemers kunnen wegnemen. Met de koopkrachtondersteuning voor huishoudens, het prijsplafond voor consumenten en kleinverbruikers en de financiële steun via de TEK neemt de overheid met tientallen miljarden euro’s aan extra ondersteuning haar verantwoordelijkheid.
Om de energie-intensieve mkb-ondernemingen met acute liquiditeitsproblemen al sneller te helpen, wordt een aantal maatregelen tot aan de inwerkingtreding van de TEK gefaciliteerd: de mogelijkheid tot aanvragen van belastinguitstel en de voorschotten die worden voorzien door banken wanneer het aannemelijk is dat de betreffende klant subsidie zal ontvangen uit de TEK.
Tegelijkertijd moeten we erkennen dat er grenzen zitten aan de steunmogelijkheden. Het zal niet mogelijk zijn te voorkomen dat bedrijven omvallen.
Kunt u aangeven hoe de Kamer het kabinet kan controleren als wij op dit moment nog niet beschikken over de opties om vanaf november het energie-intensieve mkb te ondersteunen?
De randvoorwaarden van de TEK zijn inmiddels bekend. Daarover heb ik u in de Kamerbrief van 14 oktober2 jl. geïnformeerd. Op 10 november vindt een nota-overleg plaats over het prijsplafond en de TEK.
Bent u bereid om de opties die op tafel liggen om het energie-intensieve mkb in de tussentijd te ondersteunen nog deze week met de Kamer te delen?
Zie antwoord vraag 7.
Wilt u in ieder geval toezeggen dat u in de regelingen vanaf november en de Tegemoetkoming Energiekosten soepel met uitzonderings- en grensgevallen om zal gaan, gezien de vele problemen hiermee bij de coronasteunpakketten?
EZK zal de TEK met uitvoerder RVO zo goed mogelijk vormgeven. Hierbij zullen de lessen en ervaringen van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) worden meegenomen, om complexiteit en schrijnende gevallen zoveel mogelijk te verminderen.
Hoe gaat u ondernemingen actief informeren over de regelingen en hoe voorkomt u dat ondernemingen straks delen moeten terugbetalen?
Op rvo.nl is voor ondernemers een «houd me op de hoogte pagina» opengesteld, waarbij ondernemers aan kunnen geven op de hoogte te willen worden gehouden van informatie over de inrichting en openstelling van de TEK. RVO zal t.z.t. een rekentool op hun website plaatsen waarmee ondernemers kunnen berekenen wat de TEK voor hen betekent. Daarnaast kunnen zij terecht bij het Energieloket (kvk.nl) van de Kamer van Koophandel.
Heldere communicatie over de voorwaarden voor deelname aan de TEK moeten voorkomen dat ondernemers zich onterecht aanmelden voor de subsidieregeling. Daarnaast zal het kabinet een beroep doen op ondernemers om alleen steun aan te vragen als het echt nodig is.
Wilt u deze vragen zo snel als mogelijk beantwoorden? Kunt u in ieder geval op vraag zeven en acht deze week nog een antwoord geven?
In de Kamerbrief van 14 oktober3 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de Tegemoetkoming Energiekosten voor het energie-intensieve mkb.
Het luxe Walhalla op de zogeheten asielboot |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de TikTok-video waarin vluchtelingen genieten van een luxeleventje aan boord van een cruiseschip1?
Ja, ik ben bekend met de video waarop beelden worden getoond van de MS Silja Europa, de cruiseferry die op dit moment wordt ingezet als opvanglocatie voor asielzoekers in de gemeente Velsen.
Kunt u duiden waarom de opvang van vluchtelingen niet sober, doch doelmatig is?
De schepen die zowel in Velsen als in Amsterdam worden ingezet voor asielopvang doen normaliter dienst als veerboten, bedoeld voor het afleggen van lange afstanden. Het voorzieningenniveau correspondeert met de duur van de overtocht (ca. 10 uur of langer), waarbij ik benadruk dat niet alle voorzieningen beschikbaar zijn. Voorzieningen die nodig zijn om te voorzien in basisbehoeften zijn uiteraard beschikbaar, waaronder onderdak en maaltijden. Overige voorzieningen zijn op beide schepen gesloten, zoals het casino en het zwembad.
Deze atypische vorm van noodopvang is kostbaarder dan reguliere opvang. Daar voeg ik direct aan toe dat reguliere opvang niet in voldoende mate beschikbaar is. Hierdoor is en blijft de situatie in de asielopvang dusdanig nijpend dat geen enkele mogelijkheid onbenut mag blijven. Zolang gemeenten niet voldoende locaties beschikbaar stellen voor langduriger, reguliere opvang, ziet het COA zich genoodzaakt tot de inzet van schepen en andere onorthodoxe maatregelen om in het recht op opvang te voorzien. Daar staat tegenover dat ik gemeenten als Velsen en Amsterdam zeer erkentelijk ben voor de bijdrage die zij reeds leveren.
Bent u zich ervan bewust dat de TikTok-video een luxeleventje propagandeert, hetgeen een aanzuigende werking heeft richting het al door een asielcrisis geteisterde Nederland?
Ik ben voorzichtig om conclusies te trekken op basis van selectieve beelden en kan niet voor anderen invullen hoe zij de video percipiëren. Voor zover de video de suggestie van luxe opvang wekt, kan ik niet uitsluiten dat hier een aanzuigende werking van uitgaat. Overigens kan ik net zomin uitsluiten dat van de nijpende opvangsituatie, met name de acute nood in Ter Apel, een afschrikwekkende werking uitgaat.
Voorts wijs ik erop dat de Nederlandse staat zich via internationale en Europese wet- en regelgeving heeft verbonden aan het bieden van veiligheid en bescherming aan degenen die vluchten voor oorlog en geweld. Tegelijkertijd is de inzet om effectief en daadkrachtig op te treden jegens degenen die ten onrechte een beroep doen op asielbescherming en die Nederland dienen te verlaten.
Hoe kunt u al deze luxe verantwoorden naar de Nederlandse belastingbetaler, waarvan een groot deel aan de geeuwhonger ligt en niet weet hoe maandelijks rond te komen? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Ik herken mij niet in het beeld uit de vraagstelling dat sprake is van luxe. Wel is sprake van een atypische, maar noodzakelijke vorm van noodopvang in een tijd dat veel Nederlandse ingezeten zorgen hebben over hun sociaaleconomische situatie.
De constatering dat veel mensen het moeilijk hebben, is reden voor het kabinet geweest om vergaande maatregelen te treffen om de bestaanszekerheid van mensen te kunnen blijven garanderen. Voor een overzicht van maatregelen verwijs ik naar de Miljoenennota 2023, de Rijksbegroting 2023, het Belastingplan 2023 en overige stukken die op 20 september 2022 aan uw Kamer zijn aangeboden.2
Specifiek ten aanzien van asielopvang benadruk ik dat ik grote waarde hecht aan het bestaan van lokaal draagvlak. Om die reden zijn met Velsen en Amsterdam bredere afspraken gemaakt, te weten afspraken over andere onderwerpen dan asielopvang. Zo valt te denken aan ondersteuning bij infrastructurele projecten en de bouw van flexibele huisvesting. Hierdoor profiteren inwoners van beide gemeenten van de asielopvang en worden verdringingseffecten voorkomen.
Onderbreking datastroom RIVM mbt vaccinatiecampagnes |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Kunt u aangeven of de gedetailleerde overzichten van de diverse vaccinatiecampagnes met digitale data (onder andere csv-formaat) en grafieken (hierna te noemen «rapportage») waaraan het lid van de Groep Van Haga in de recente commissievergadering d.d. 28 september 2022 heeft gerefereerd en die tot in ieder geval 1 september 2022 te vinden waren op de website van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) verplaatst? Zo ja, waar is deze rapportage dan wel te vinden?
Deze rapportages zijn niet verplaatst. Zoals te lezen is op de website van het Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) was er sprake van een tijdelijke onderbreking in de datastroom tussen GGD-GHOR en het RIVM als gevolg van veranderingen in de gegevensuitwisseling van de herhaalprikken uit de huidige najaarsronde. Het was daarom enkele weken niet mogelijk om de gedetailleerde rapportage op te maken. Het RIVM publiceerde wel wekelijks vaccinatiecijfers over de herhaalprikken tijdens de najaarsronde. De aanpassingen in de datastroom zijn inmiddels verwerkt. De gedetailleerde rapportages worden zoals gebruikelijk weer wekelijks gepubliceerd op de website van het RIVM. Hetzelfde geldt voor de digitale data over de najaarsronde in de open dataportal van het RIVM.
Indien de rapportage niet verplaatst is dan is deze verwijderd; waarom is dat gebeurd?
Zie antwoord vraag 1.
Wilt u de rapportage terug laten plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Het RIVM heeft mij laten weten dat de voortgang van de vaccinatiecampagne weer op dezelfde manier gepubliceerd wordt. Vanaf 25 oktober jl. is de rapportage weer te vinden op de website van het RIVM.
Bent u op de hoogte van het feit dat op de RIVM-pagina staat dat de tijdelijke onderbreking in de datastroom tussen GGD-GHOR en het RIVM te maken heeft met de voorbereiding op gegevensuitwisseling van de vaccinaties in het najaar, waardoor het nu niet mogelijk om de wekelijkse update deelname COVID-19 vaccinatie in Nederland te maken?
Ja.
Kunt u aangezien de gevolgen van deze onderbreking nu al bijna een maand duren, onder andere het uitblijven van gedetailleerde rapportage, navraag doen en in detail en met technische onderbouwing uitleggen waarom een eerder prima werkende datastroom tussen GGD-GHOR en het RIVM aan het begin van de recente vaccinatiecampagne niet meer zou functioneren en wanneer dit weer hersteld is? Zo nee, waarom niet?
De vaccinatiecampagne heeft zich sinds de eerste ronde steeds verder ontwikkeld en is steeds uitgebreider geworden: na de basisserie hebben we een boostronde gehad eind 2021/begin 2022, hebben de 60-plussers een herhaalprik ontvangen in het voorjaar en zijn we nu bezig met een herhaalprikronde in het najaar. Als gevolg hiervan heeft de GGD-GHOR aangegeven de registraties – de zogenoemde zorgprogramma’s – te willen optimaliseren om zo efficiënter te kunnen registreren en daarmee de foutgevoeligheid te verkleinen. Technisch betreft dit wijzigingen in de labeling van de vaccinaties en de manier waarop het label tot stand komt. Dit moest ook juridisch getoetst worden.
Het RIVM heeft het rapportageproces volledig aangepast aan de oorspronkelijke datastroom van de GGD-GHOR naar het RIVM. Als gevolg van de wijzigingen bij de GGD-GHOR, dient ook het RIVM haar scripts aan te passen. Gesprekken over de aanpassingen tussen de partijen, de impact van de wijzigingen en het aanpassen van de benodigde scripts en systemen bij beide partijen kost tijd. Zoals in mijn antwoord op vraag 3 aangegeven heeft het RIVM op 25 oktober jl. de gebruikelijk pdf met data weer opgeleverd.
Kunt u de Kamer verzekeren dat de rapportage van de meest recente vaccinatiecampagne na herstel van de onderbreking van de datastroom tussen GGDHOR en RIVM met terugwerkende kracht in dezelfde resolutie beschikbaar zal worden gesteld als tijdens de eerdere vaccinatiecampagnes? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het RIVM is vanaf 25 oktober jl. weer gestart met de wekelijkse pdf. In deze publicatie is ook data opgenomen uit periode van onderbreking.
Kunt u de Kamer alle correspondentie verstrekken waarin het RIVM of de GGD of uw Ministerie het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) hebben geïnformeerd over de onderbroken datastroom tussen GGD-GHOR en het RIVM? Zo nee, waarom niet?
Er is één mailwisseling geweest tussen het RIVM en ECDC. Deze mailwisseling is toegevoegd als bijlage.
Het uitbuiten van kwetsbare jongeren voor (waarschijnlijk) hogere kijkcijfers |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het tv-programma Dreamschool?1 en het programma Roddelpraat waaruit blijkt dat kwetsbare jongeren door het programma Dreamschool worden misbruikt, (waarschijnlijk) voor het halen van hogere kijkcijfers?2
Ja, ik ben bekend met de programma’s Dream School en Roddelpraat.
Wat vindt u van het feit dat kwetsbare jongeren voor programmadoeleinden worden misbruikt voor (waarschijnlijk) hogere kijkcijfers en dat er ruzies geforceerd in scene worden gezet? Kunt u een toelichting geven?
Voorop staat dat publieke omroepen zelf vorm en inhoud bepalen van het media-aanbod. Er is geen voorafgaand toezicht op de inhoud en de vormgeving van programma's. Ook bevat de Mediawet 2008 geen regels over de omgang met deelnemers aan programma’s van publieke omroepen. Dit laat onverlet dat omroepen en programmamakers opereren in een maatschappelijke context en zich bewust moeten zijn van de impact die hun handelen op het publiek of deelnemers heeft. Zij hebben een verantwoordelijkheid om zorgvuldig om te gaan met mensen die deelnemen aan programma's.
De betreffende publieke omroep NTR en producent No Pictures Please geven aan zich zeer bewust te zijn van de kwetsbaarheid van deze jongeren en geven aan dat er geen sprake is van het in scène zetten van ruzies. De begeleiding rond Dream School bestaat uit een uitgebreide selectieprocedure waarbij psychologen betrokken zijn, begeleiding door dezelfde psychologen en wordt met de deelnemer besproken of er behoefte is aan meer ondersteuning dan wat standaard wordt aangeboden in het nazorgtraject. Wel kunnen deelnemers soms in een afhankelijke positie terechtkomen of gebracht worden. Daar hoort geen misbruik van gemaakt te worden.
Wat vindt u van het feit dat een oud-deelnemer van het programma stelt dat er van de beloofde nazorg richting de kwetsbare jongeren helemaal niets terecht komt? Kunt u een toelichting geven?
Volgens de NTR is de in het YouTube-programma Roddelpraat genoemde deelnemer, een deelnemer uit het tweede seizoen van dit programma in 2018. Door uw Kamer zijn in 2019 mondelinge vragen3 over dit programma gesteld naar aanleiding van vergelijkbare kritiek van de deelnemers. De NTR en de producent hebben zich de kritiek van de deelnemers destijds aangetrokken en heeft de nazorg verder geprofessionaliseerd.4 Ook de betreffende deelnemer is volgens de NTR deze nazorg aangeboden, maar heeft hij er zelf geen gebruik van gemaakt. Volgens de NTR is er voor het nazorgtraject voor deelnemers sindsdien tot tenminste een half jaar na de opnamen een gespecialiseerd bureau beschikbaar dat een actieve rol heeft bij de ondersteuning van de leerlingen in de stappen die zij willen zetten na Dream School, zoals het zoeken en vinden van opleiding of werk. Deze begeleiding wordt zowel telefonisch uitgevoerd als door middel van huisbezoeken en het vergezellen van deelnemers tijdens bijvoorbeeld sollicitatiegesprekken en intakes op opleidingen. Als er meer gespecialiseerde zorg nodig is in het nazorgtraject wordt de deelnemer in samenwerking met de psycholoog, ondersteund bij het vinden van deze hulp in de eigen omgeving.
Wat vindt u van het feit dat minderjarige deelnemers wurgcontracten moeten tekenen, waarin bijvoorbeeld staat dat zij, op straffe van 5.000 euro, niet met de pers mogen praten? Kunt u een toelichting geven?
Tot 2019 tekenden deelnemers van Dream School inderdaad een overeenkomst met daarin een boeteclausule van € 5.000,- voor het praten met de pers. Specifiek voor het programma Dream School zijn er echter geen boetes opgelegd. Deze clausules waren volgens de NTR en de producent vooral bedoeld om deelnemers ervan bewust te maken dat deelname geen vrijblijvende afspraak is. Mede naar aanleiding van de mondelinge vragen van uw Kamer in 2019 worden er volgens de NTR geen boeteclausules meer opgenomen in de overeenkomsten met deelnemers van Dream School vanwege de kwetsbaarheid van de doelgroep.
Welke stappen gaat u ondernemen tegen het programma Dreamschool? Kunt u een toelichting geven?
Naar aanleiding van de reactie van de NTR, zie ik geen aanleiding om nadere stappen te ondernemen.
De uitspraken inzake het indammen van de bevolkingsgroei |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht uit het Nederlands Dagblad waaruit blijkt dat u de bevolkingsgroei wil indammen?1
Ja
Deelt u de mening dat het kabinet spreekt met één mond? Zo ja, waarom gaat u dan met uw uitspraken in tegen het kabinet dat juist inzet op meer bevolkingsgroei?
Op 29 september jongsleden heb ik een brief (kst-1051463) naar uw Kamer gestuurd waarin ik nader inga op mijn uitspraken in het genoemde artikel en hoe dit past binnen de eenheid van kabinetsbeleid.
Ik citeer uit deze brief:
«In het artikel in het Nederlands Dagblad ben ik ingegaan op de demografische groei en de effecten daarvan op Nederland. Er zijn grenzen aan de groei die we kunnen accommoderen in de ruimte en dat is reden om na te denken over manieren waarop we de verwachte bevolkingsgroei kunnen afremmen.
Deze gedachten sluiten aan op het coalitieakkoord. Het kabinet heeft als doel meer grip te krijgen op migratie. In het coalitieakkoord is opgenomen dat het kabinet periodiek inzicht wil krijgen op de verwachte arbeids-, kennis- en asielmigratie en daarbij de mogelijkheid te onderzoeken om te werken met een beleidsmatig richtgetal van migratie naar Duits voorbeeld. Het kabinet heeft besloten een staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 in te stellen om de implicaties van vergrijzing en bevolkingsgroei te doordenken. De resultaten verwachten we eind 2023.»
Hoe verhouden uw uitspraken zich met de realiteit dat er onder de diverse kabinetten Rutte ruim één miljoen nieuwkomers zijn bijgekomen? Graag een gedetailleerd antwoord.
Ik pleit ervoor meer grip te krijgen op demografische ontwikkelingen in Nederland, in lijn met het coalitieakkoord. Naar aanleiding van de resultaten van de staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 zal ik samen met mijn collega’s in het kabinet bespreken op welke manier de verwachte demografische trends en ontwikkelingen impact zullen hebben op de beleidsterreinen onder mijn verantwoordelijkheid en/of op de terreinen van mijn collega’s in het kabinet.
Hoe verhouden uw uitspraken zich met het feit dat onder dit kabinet het ene na het andere immigratierecord wordt verbroken, alleen al over 2022 bijna 200.000 nieuwkomers? Graag een gedetailleerd antwoord.
Zie antwoord op vraag 3.
Hoe verhouden uw uitspraken zich met een Staatssecretaris die als lijn heeft «hoe meer asielzoekers, hoe beter»?2 Graag een gedetailleerd antwoord.
In zoverre deze vraag betrekking heeft op eenheid van kabinetsbeleid, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2. De kwalificaties in deze vraag worden niet herkend. Nederland staat voor een rechtvaardig, humaan en effectief asiel- en migratiebeleid. Het kabinet wil migratie zoveel mogelijk in goede banen leiden binnen de kaders van de EU en de internationale verdragen. Voorstellen uit de Tweede Kamer worden dan ook steeds tegen die inzet getoetst.
Hoe verhouden uw uitspraken zich met het kabinetsbeleid dat elk voorstel tot immigratiebeperkende maatregelen torpedeert: onder andere geen asielstop, geen grenscontroles, het niet actief uitzetten van asielzoekers die criminele delicten plegen, het niet uitzetten van veilige- en derdelanders, en het niet opzuigen van het VN-Vluchtelingenverdrag dat een aanzuigende werking heeft op asielzoekers? Graag een gedetailleerd antwoord.
Onder mijn verantwoordelijkheid valt hoe vergrijzing en bevolkingsgroei doorwerken in ruimtelijke ordening, een leefbare woonomgeving en bouwopgaves voor de toekomst. In de eerder genoemde Kamerbrief van 29 september breng ik dit nader in kaart. Langs deze lijnen zal ik vanuit mijn portefeuilles inspelen op de effecten, maar ik zie dat dat alleen niet voldoende zal zijn. Er zijn dus ook grenzen aan wat we aan kunnen. Tevens is de eerder genoemde staatscommissie ingesteld om advies uit te brengen over scenario's, beleidsopties en handelingsperspectieven van de regering in relatie tot de maatschappelijke gevolgen van de demografische ontwikkelingen. De kwalificaties in deze vraag worden niet herkend. Nederland staat voor een rechtvaardig, humaan en effectief asiel- en migratiebeleid. Het kabinet wil migratie zoveel mogelijk in goede banen leiden binnen de kaders van de EU en de internationale verdragen. Voorstellen uit de Tweede Kamer worden dan ook steeds tegen die inzet getoetst.
Hoe gaat u de daad bij het woord voegen en hoe gaat u de bevolkingsgroei adequaat indammen? Graag een gedetailleerd antwoord.
Zie antwoord op vraag 3.
De goedkope framing dat Groep van Haga nepnieuws zou verspreiden en over de poging om Kamerleden politieke instrumenten uit handen te willen nemen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met het bericht waarin gesteld wordt dat het lid Van Haga nepnieuws zou verspreiden?1
Ja.
Bent u de op de hoogte van het feit dat Kamerleden vragen stellen over informatie die via tal van kanalen tot hen komen en dat zij vragen stellen om de waarheid juist te willen verifiëren?
Ja, dat laat onverlet dat ik van mening ben dat politieke ambtsdragers en volksvertegenwoordigers een bijzondere verantwoordelijkheid hebben om zich rekenschap te geven van de mogelijke negatieve effecten van hun uitlatingen op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen.
Waarom doet u aan framing door in antwoord op schriftelijke Kamervragen van het lid Van Haga te stellen dat het lid Van Haga nepnieuws verspreidt waarin u achteraf weet, wat het lid Van Haga vooraf niet wist, te weten dat het nieuws rondom de directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM, niet klopte? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?2
Ik heb in mijn beantwoording van de betreffende schriftelijke vragen de kwalificatie «nepnieuws» niet gebruikt. Deze is afkomstig uit het artikel waarnaar wordt verwezen.
Deelt u de mening dat het niet aan de Minister is of en hoe vaak de Groep van Haga Kamervragen stelt?
Uiteraard gaan Kamerleden zelf over de frequentie en de inhoud van de Kamervragen die zij stellen. Ik vind het van belang om alle Kamervragen van een goede beantwoording te voorzien om zo te voldoen aan mijn grondwettelijke inlichtingenplicht.
Het indienen van een groot aantal Kamervragen in relatief korte tijd heeft gevolgen voor mijn vermogen om op een zo goed mogelijke manier aan mijn inlichtingenplicht te voldoen, daar dit een groot beslag legt op de ambtenaren van het Ministerie van VWS.
Bent u zich (achteraf) bewust van het feit dat u het controlerende orgaan (de Kamer) niet hoort te kapittelen, maar dat dit in de omgekeerde volgorde hoort plaats te vinden, de Kamer controleert u en niet andersom? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Zie antwoord vraag 4.
Wilt u zich, nu u zorgen heeft over het aantal Kamervragen van de Groep van Haga, vervoegen tot de Kamervoorzitter om te pleiten voor dezelfde spreektijden voor deze fractie als voor de rest van de Kamer?
Nee. De Kamer heeft zijn eigen afspraken over maximale spreektijden en het onderscheid dat gemaakt wordt tussen fracties en groepen vastgelegd in het Reglement van Orde. Initiatieven tot wijziging van dit Reglement dienen dan ook vanuit de Kamer te komen.
Wilt u afstand nemen van de woorden van de Minister van Justitie en Veiligheid die het lid Van Haga een extreemrechte onwelriekende reuzel heeft genoemd, dit om de verspreiding van nepnieuws tegen te gaan?
Ik sluit mij aan bij hetgeen de Minister-President hierover heeft gezegd tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen.
Wilt u zich ook inzetten voor de veiligheid het lid Van Haga, daar hij door allerlei spinnerij, mede vanuit het kabinet, doodsbedreigingen ontvangt en enkele weken geleden een man binnendrong in zijn huis? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Bedreigingen aan het adres van Kamerleden, in welke vorm dan ook, zijn volkomen onacceptabel en veroordeel ik ten zeerste. Het gehele kabinet spant zich in voor de veiligheid van politieke ambtsdragers en volksvertegenwoordigers. Deze veiligheid is van groot belang binnen onze democratische rechtsstaat.