Het bericht ‘U-bocht in zaak Poch’ |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «U-bocht in zaak Poch»?1
Ja.
Klopt het dat in 2008 twee Nederlandse rechercheurs, betrokken bij het strafrechtelijke onderzoek naar de heer Poch, een bezoek hebben gebracht aan de Argentijnse openbaar aanklager en onderzoeksrechter?
In 2008 hebben twee dienstreizen naar Argentinië plaatsgevonden, beide in het kader van het in opdracht van het Openbaar Ministerie gestarte Nederlandse opsporingsonderzoek tegen de heer Poch. In januari 2008 hebben een Nederlandse rechercheur en een (in Venezuela gestationeerde) Nederlandse liaison officer een bezoek gebracht aan de heer Leandro Despouy, destijds hoofd van de Nationale Rekenkamer in Argentinië. Dit werkbezoek strekte tot voorbereiding voor een latere dienstreis met een officier van justitie, in mei van datzelfde jaar, ter verkenning van de mogelijkheden voor samenwerking.
Tijdens de dienstreis in mei 2008 bezochten de hiervoor genoemde twee politiefunctionarissen, samen met de teamleider van het Team Internationale Misdrijven en de officier van justitie van het Landelijk Parket, een Argentijnse onderzoeksrechter (de heer Torres), leden van het Argentijnse Openbaar Ministerie en vertegenwoordigers van het Argentijns Ministerie van Justitie. Daarnaast is gesproken met personen met specialistische kennis van de te onderzoeken materie (de dodenvluchten). Het ging hierbij om een mensenrechtenactivist, een advocaat en een onderzoeksjournalist. Deze dienstreis vond plaats met medeweten en instemming van zowel de Nederlandse als Argentijnse autoriteiten. Ik beschik niet over verslaglegging van deze gesprekken.
Met welk doel hebben de betreffende rechercheurs dit bezoek afgelegd?
Zie antwoord vraag 2.
In opdracht van wie hebben de betreffende rechercheurs dit bezoek afgelegd?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer hebben de betreffende rechercheurs dit bezoek aan Argentinië precies afgelegd? Was op dat moment het strafrechtelijk onderzoek naar de heer Poch in Nederland al opgestart?
Zie antwoord vraag 2.
Waarover is tijdens de ontmoeting(en) tussen de rechercheurs en de Argentijnse aanklager en onderzoeksrechter gesproken?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er gespreksverslagen beschikbaar van de ontmoeting(en) tussen de rechercheurs en de Argentijnse aanklager en onderzoeksrechter? Zo ja, kunt u deze aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke juridische grondslag werd gesproken met de Argentijnse aanklager en onderzoeksrechter?
Voor dienstreizen, waarin geen opsporingshandelingen worden verricht en die bedoeld zijn om te verkennen of (en zo ja: op welke wijze) samenwerking met een ander land mogelijk is, is geen juridische grondslag vereist. Dat tussen justitiële autoriteiten wordt overlegd over mogelijke vormen van rechtshulp in complexe zaken is gebruikelijk.
In hoeverre heeft het bezoek van de Nederlandse rechercheurs aan de Argentijnse openbaar aanklager en onderzoeksrechter bijgedragen aan de totstandkoming van het rechtshulpverzoek van de Argentijnse autoriteiten aan Nederland om een mogelijk vertrek van de heer Poch naar het buitenland aan Argentinië te melden?
De werkbezoeken in 2008 dienden om de mogelijkheden voor een Nederlands strafrechtelijk onderzoek te verkennen. Tijdens het werkbezoek in mei 2008 gaven de Argentijnse justitiële autoriteiten aan dat zij de heer Poch mogelijk ook zelf wilden berechten. Het OM heeft daar toen geen afspraken over gemaakt; besloten werd eerst het verloop van het onderzoek in beide landen af te wachten. Na de werkbezoeken in 2008 zijn er over en weer – in het kader van elkaars strafzaken – rechtshulpverzoeken gedaan door Nederland en Argentinië. De Argentijnse onderzoeksrechter heeft de aanhouding van de heer Poch in maart 2009 bevolen nadat Argentinië zelf nader onderzoek had gedaan. Het rechtshulpverzoek om de reisbewegingen van de heer Poch door te geven, komt derhalve voort uit Argentijns strafrechtelijk onderzoek.
Kunt u zich uw antwoord herinneren op Kamervragen waarin u stelde: «Het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij laten weten dat het Argentijnse onderzoek naar de heer Poch weliswaar is begonnen naar aanleiding van een rechtshulpverzoek van het OM aan de Argentijnse autoriteiten, maar dat tot de aanhouding van de heer Poch door de Argentijnse onderzoeksrechter pas werd bevolen nadat de Argentijnse autoriteiten zelf al het (op dat moment beschikbare) relevante bewijsmateriaal hadden beoordeeld»?2 Op welke wijze heeft het bezoek van de Nederlandse rechercheurs aan de Argentijnse openbaar aanklager en onderzoeksrechter bijgedragen aan de aanbeveling van de betreffende onderzoeksrechter tot aanhouding van de heer Poch?
Ik herinner mij de antwoorden op de genoemde Kamervragen. De Nederlandse en Argentijnse justitiële autoriteiten hebben – in het kader van elkaars strafrechtelijke onderzoeken – over en weer rechtshulpverzoeken gedaan. De Argentijnse onderzoeksrechter heeft een internationaal aanhoudingsbevel inzake de heer Poch uitgevaardigd in maart 2009, nadat hij zelf getuigen had gehoord en in Argentinië nader onderzoek had laten doen.
Klopt het dat in aanloop naar het bezoek van de betreffende rechercheurs aan Argentinië, de hoogleraar internationaal recht de heer Van Boven is verzocht de rechercheurs in contact te brengen met de Argentijnse aanklager en onderzoeksrechter? Waarom is dit verzoek aan de heer Van Boven gedaan? Waarom is dit verzoek niet via reguliere diplomatieke wegen gelopen?
De heer Van Boven heeft, desgevraagd, aan de politie de heer Despouy genoemd als mogelijk deskundige gesprekspartner. Naar aanleiding van het contact met de heer Despouy zijn afspraken gemaakt voor de gesprekken in mei 2008 die plaatsvonden tussen de teamleider van het Team Internationale Misdrijven, de officier van justitie van het Landelijk Parket en de twee in de vragen aangeduide politiefunctionarissen met de Argentijnse onderzoeksrechter, leden van het Argentijnse Openbaar Ministerie en vertegenwoordigers van het Argentijns Ministerie van Justitie.
Op welke wijze zijn de betreffende rechercheurs in contact gekomen met de voormalig president van de Argentijnse Rekenkamer, de heer Despouy? Klopt het dat via de heer Despouy de betreffende rechercheurs in contact zijn gekomen met de Argentijnse openbaar aanklager en onderzoeksrechter? Waarom is dit contact via de heer Despouy gelegd? Waarom is niet via reguliere diplomatieke wegen gegaan?
Zie antwoord vraag 11.
In hoeverre acht u het bezoek van de twee Nederlandse rechercheurs aan de Argentijnse openbaar aanklager en onderzoeksrechter in lijn met de waarborgen die verdachten door middel van een reguliere uitleveringsprocedure worden gegarandeerd? Bent u het ermee eens dat met een dergelijk bezoek, buiten de officiële routes om, deze waarborgen onvoldoende gegarandeerd kunnen worden? Waarom is voor deze aanpak gekozen?
De gesprekken in Argentinië hadden geen betrekking op uitlevering, maar stonden in het teken van een verkenning van mogelijkheden om samen te werken in het opsporingsonderzoek. Deze werkbezoeken vonden plaats in overeenstemming met de instructie opsporingshandelingen in het buitenland en vormden voor een complexe zaak als deze geen ongebruikelijke gang van zaken.
Zijn er andere contactmomenten tussen Nederlandse en Argentijnse autoriteiten buiten de officiële routes voor bilateraal overleg over strafrechtelijk onderzoek geweest in aanloop naar het strafrechtelijk onderzoek naar Julio Poch in Nederland? Zo ja, wanneer, tussen wie, waarom, in opdracht van wie en kunt u gespreksverslagen van deze contactmomenten aan de Kamer doen toekomen?
Dat tussen justitiële autoriteiten wordt overlegd over mogelijke vormen van rechtshulp in complexe zaken is niet ongebruikelijk. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 13. Welke contactmomenten er in dit kader na 2008 precies zijn geweest is mij niet bekend.
Kent u het bericht «Argentijnse rechters doen aangifte tegen Nederlandse piloten om Poch»?3
Ik heb kennisgenomen van het bericht, maar beschik niet over formele informatie met betrekking tot deze procedure in Argentinië.
Het Nederlandse Openbaar Ministerie is vanaf 2006, mede op basis van een in Nederland afgelegde getuigenverklaring, een opsporingsonderzoek gestart naar de betrokkenheid van de heer Poch bij het uitvoeren van de zogenoemde dodenvluchten in Argentinië en deed in juli 2008 een rechtshulpverzoek aan Argentinië. Nadien besloten ook de Argentijnse autoriteiten om zelf een strafrechtelijk onderzoek naar de heer Poch te starten. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 9.
Hoe duidt u het gegeven dat de Argentijnse rechters die de heer Poch recentelijk vrijspraken, aangifte zullen doen tegen de drie Nederlandse piloten wegens het afleggen van valse verklaringen tegen de heer Poch? Klopt het dat op basis van deze verklaringen het Nederlandse OM in 2008 besloot contact op te nemen met de Argentijnse autoriteiten en er vervolgens een zaak tegen de heer Poch werd aangespannen? Zo ja, hoe duidt u dit?
Zie antwoord vraag 15.
Klopt het dat de verklaringen van de piloten in de loop der jaren zijn gewijzigd? In hoeverre verschillen de in 2008 bij de aangifte afgelegde verklaringen van de betreffende piloten met de laatste verklaringen van deze piloten in 2014?
Voor zover in het Argentijnse vonnis deze vragen worden beantwoord, merk ik op dat ik pas onlangs een vertaling van het Argentijnse vonnis heb ontvangen. Vanwege de omvang is met de bestudering daarvan enige tijd gemoeid.
Kent u het bericht «Journaliste moet Papua verlaten om tweets»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat deze BBC-journaliste Henschke uit Papoea is weggestuurd, en bent u bekend met vergelijkbare gevallen van uitzetting van buitenlandse journalisten door de Indonesische overheid?
Bij navraag is gebleken dat de BBC-journaliste inderdaad de provincie moest verlaten.
In de periode 2017–2018 werden enkele andere buitenlandse journalisten verzocht Papua te verlaten omdat volgens de Indonesische autoriteiten de vergunningen van journalisten in kwestie niet in orde waren.
Klopt het dat de Indonesische overheid zowel binnenlandse als buitenlandse journalisten actief tegenwerkt als het gaat om verslaggeving van de situatie van Papoea’s in Indonesië?
President Joko Widodo heeft in 2015 aangekondigd dat Papua open is voor buitenlandse journalisten. Zij moeten echter wel een vergunning aanvragen om in Papua te werken. Indonesische journalisten hebben geen vergunning nodig om in Papua te werken.
De Alliance for Independent Journalists,een beroepsorganisatie voor journalisten in Indonesië, spreekt in algemene zin van een verbetering van toegankelijkheid van Papua voor journalisten. Niettemin blijft persvrijheid in Papua een punt van zorg.
Wat doet Nederland in het kader van de beleidsprioriteit «vrijheid van meningsuiting» om ook de vrijheid te bevorderen van journalisten die verslag willen doen van de onderdrukking van de Papoeabevolking in Indonesië?
Vrijheid van meningsuiting is een voorwaarde voor een goed functionerende democratie en een vrije samenleving, en is daarom één van de Nederlandse mensenrechtenprioriteiten wereldwijd, zo ook in Indonesië.
Dit was ook de reden dat Nederland via de mensenrechtenambassadeur in 2017 deelnam aan de World Press Freedom Day in Jakarta. In zijn contacten met de Indonesische autoriteiten heeft de mensenrechtenambassadeur het belang van vrije pers en vrijheid van meningsuiting diverse malen benadrukt.
Daarnaast steunt Nederland de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid via het strategisch partnerschap met Free Press Unlimited (FPU). FPU werkt in Indonesië samen met partnerorganisaties die zich onder andere inzetten voor de verbetering van persvrijheid, en capaciteitsopbouw van vrouwelijke journalisten in Papua.
Kunt u aangeven in hoeverre er sprake is van een verdere achteruitgang van de mensenrechtensituatie van Papoea’s in Indonesië?
De situatie in de Indonesische provincies Papua en West-Papua kent diverse zorgpunten, zoals geweldsincidenten tegen burgers, maar ook de vrijheid van meningsuiting en de positie van mensenrechtenverdedigers en (lokale) journalisten.
Onder president Widodo zijn enkele bemoedigende stappen gezet. Zo is de sociaaleconomische ontwikkeling van Papua («bridging the gap») een prioriteit voor de president. Zijn inzet en aandacht toont hij ook door veelvuldige bezoeken aan Papua. Meest recentelijk bracht president Widodo op 20 december 2017 een bezoek aan de regio.
Ook maakt president Widodo werk van een meer structurele dialoog over de situatie in Papua. Zo sprak de president op 15 augustus 2017 in Jakarta met onder meer religieuze leiders en mensenrechtenactivisten uit Papua. Deze bijeenkomst betekende het startpunt van een dialoog tussen betrokkenen in Papua en de centrale overheid in Jakarta. Deze dialoog vormt een belangrijke stap in het bespreekbaar maken van diverse zorgpunten van de bevolking van Papua.
In eerdere antwoorden op schriftelijke vragen is ingegaan op de bijdrage van Nederland aan politietrainingen op Papoea2; wat is de huidige status van de Nederlandse politietraining in Indonesië, en in hoeverre droeg of draagt deze inzet bij aan een verbetering van de mensenrechtensituatie in West-Papoea?
De Nederlandse bijdrage aan het Community Policing Programme loopt tot juli 2019. Het programma heeft als doel om de relatie tussen de politie en lokale gemeenschappen te verbeteren door middel van dialoog en mensenrechtentrainingen. Dit is onder meer gebeurd via de training en inzet van Community Policing Officers («wijkagenten»). In de laatste fase van dit programma zijn Community Policing Forums (CPFs) opgericht, waarin de bevolking samen met het lokaal bestuur en de politie de situatie in hun dorpen bespreekt ter bevordering van de lokale veiligheid.
Uit het rapport van de Mid-term evaluation van het Community Policing Programme kwam onder meer naar voren dat lokale gemeenschappen in Papua de politie nu zelf vaker betrekken bij problemen, en dat het programma heeft bijgedragen aan het opbouwen van vertrouwen en de vermindering van spanning tussen de politie en de gemeenschappen. De politie hanteert deze formule nu ook in andere gebieden.
Wat doet Nederland om uit te sluiten dat deze politietraining op enigerlei wijze bijdraagt aan het bevestigen van de onderdrukkende structuren jegens de Papoeaminderheid?
Het Community Policing Programmewerkt met wijkagenten in Papua die zich in de lokale gemeenschap inzetten om diensten te verlenen aan burgers. Deze agenten zijn in de regel niet betrokken bij handhaving en zij dragen ook geen wapens bij zich.
Het gaat om een lange termijn inzet waarbij een cultuuromslag noodzakelijk is. De leiding van de provinciale politie in Papua heeft bij diverse gelegenheden gesteld het belang te erkennen van het winnen van het vertrouwen van de lokale gemeenschappen om incidenten te verminderen en daarmee de veiligheidssituatie te verbeteren.
Is Nederland bereid om, ook in EU- en VN-verband, bij de Indonesische overheid actief te blijven pleiten voor persvrijheid, voor het bevorderen van gelijke rechten voor de Papoeabevolking, en voor het stoppen en bestraffen van geweld tegen Papoea’s door onder meer leger en politie?
Ja. De mensenrechtensituatie in Indonesië, met inbegrip van de situatie in Papua, is onderdeel van de reguliere dialoog tussen Nederland en Indonesië.
Zo heeft Nederland aandacht gevraagd voor de mensenrechtensituatie in Papua tijdens de politieke consultaties met Indonesië eind november 2017. Ook tijdens de EU-Indonesië mensenrechtendialoog op 1 februari 2018 is de situatie in Papua aan bod gekomen, evenals tijdens de bespreking van de mensenrechtensituatie in Indonesië (Universal Periodic Review) in mei 2017 in de VN-Mensenrechtencommissie.
De Nederlandse mensenrechtenambassadeur heeft tijdens zijn bezoek aan Indonesië in mei 2017 een bezoek aan Papua gebracht. Naast gesprekken met betrokkenen in Papua, is de situatie in Papua ook in gesprekken in Jakarta, onder meer met de Minister van Justitie en mensenrechten, aan de orde geweest.
Het betrekken van Nederlanders in het buitenland bij de verbetering van het postennetwerk en consulaire dienstverlening |
|
Han ten Broeke (VVD), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Halbe Zijlstra (VVD) |
|
Op welke wijze bent u van plan het postennetwerk en de consulaire dienstverlening, zoals voorgenomen in het Regeerakkoord, te versterken?
Bij de versterking van het diplomatieke netwerk wordt gekeken naar zowel extra capaciteit op bestaande posten als mogelijk het openen van posten op locaties elders in de wereld, en de organisatie daaromheen. Dit kunnen behalve ambassades ook consulaten-generaal of ambassadekantoren zijn maar ook inhuizende diplomaten bij posten van bevriende landen. De concrete invulling hangt nauw samen met het beleid uit het regeerakkoord dat in ontwikkeling is op het gebied van veiligheid, Europese samenwerking, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, migratie en met de ontwikkelingen op het gebied van consulaire dienstverlening. Uiterlijk voor de zomer wordt uw Kamer nader geïnformeerd over de visie van het kabinet op het postennet en de wijze waarop de in het Regeerakkoord aangekondigde middelen voor de uitbreiding en versterking hiervan zullen worden besteed.
Specifiek op consulair terrein volgt een uitwerking van het Nederlandse «koploperschap». Daarbij hecht het kabinet aan duidelijke keuzes voor de verschillende consulaire producten en diensten voor Nederlanders en klanten wereldwijd. In de uitvoering daarvan zal Nederland excelleren en innoveren: van de verstrekking van reis- en identiteitsdocumenten, visa kort en lang verblijf tot de consulair-maatschappelijke dienstverlening.
In de eerste helft van dit jaar zal het kabinet die aanpak en invulling met uw Kamer delen, in de vorm van een beleidsbrief, de «Consulaire Canon», met een jaarlijkse rapportage over voortgang en dienstverlening.
De keuzes en kaders in die brief zijn van belang om voor iedereen helderheid te scheppen over de mogelijkheden en onmogelijkheden van consulaire dienstverlening, en over de rechten en plichten die gelden voor de gebruiker van deze diensten. Daarin zal het kabinet ook aangeven hoe de rijksoverheid invulling zal geven aan het wereldwijde «koploperschap» in de consulaire dienstverlening.
In de tussentijd ligt het lopende consulaire moderniseringsprogramma op koers. Een moderne en innovatieve front office, inzet van externe partijen om diensten te verlenen, met een nadrukkelijke inzet op digitale dienstverlening. Veiligheid en betrouwbaarheid zijn daarbij een randvoorwaarde, nadrukkelijk ook bij de ICT-gerelateerde zaken.
Er loopt momenteel een pilot in Edinburgh (VK), waar Nederlanders een aanvraag voor een Nederlands reisdocument kunnen indienen bij een externe dienstverlener. De pilot wordt dit voorjaar definitief geëvalueerd. Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de uitbreiding van deze dienstverlening, ook in het licht van de specifieke wensen vanuit de Kamer, bijvoorbeeld met betrekking tot Canada en Australië. Hierover informeer ik u in het voorjaar van 2018.
Kunt u aangeven welk tijdspad u daarbij voor ogen heeft?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met de vele signalen van Nederlanders in het buitenland, die door het sluiten van consulaire afdelingen moeite ondervinden en lange afstanden moeten afleggen om onder andere een paspoort aan te vragen of andere consulaire diensten af te nemen?
Ja, deze signalen zijn mij bekend.
Bent u bereid de een miljoen Nederlanders in het buitenland actief te betrekken bij de verbetering van consulaire dienstverlening en uitbreiding van het postennetwerk, bijvoorbeeld door middel van een enquête of onderzoek onder deze doelgroep? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ja, het publiek wereldwijd wordt op verschillende manieren actief betrokken bij het uitwerken van de verdere plannen. Een belangrijk uitgangspunt is namelijk dat de «klant» centraal staat.
In het lopende moderniseringsprogramma gebeurt die consultatie voortdurend. Bij de ontwikkeling en verbetering van de huidige dienstverlening wordt reeds gebruik gemaakt van onderzoek onder de doelgroepen van deze diensten. Zo zijn voorafgaand aan de ontwikkeling en inrichting van de 24/7 BZ Reisapp, de BZ Informatieservice en de websites Nederlandwereldwijd.nl en Netherlandsandyou.nl de behoeften en verwachtingen actief in kaart gebracht. Daarnaast wordt doorlopend klanttevredenheid gemeten, bijvoorbeeld over het 24/7 BZ Contact Centre en aangepast als daartoe wensen zijn bij gebruikers. Datzelfde gebeurt bij de lopende paspoortpilot in Edinburgh en bij klanttevredenheidsonderzoek bij de verstrekking van reisdocumenten in Londen en Parijs.
Voor de nieuwe stappen zal ook actief worden ingezet op consultatie van «klanten».
De beleidsbrief Consulaire Dienstverlening («Consulaire Canon») zal dit voorjaar via publieksconsultaties worden vormgegeven (www.internetconsultatie.nl).
Voor het rijksbrede 24/7 Loket Buitenland («one stop shop») zal dit jaar een professionele «survey» worden afgerond zodat wereldwijd wensen, mogelijkheden, en suggesties worden opgehaald. Op die manieren brengt de Nederlandse overheid nog scherper de wensen in beeld.
Deelt u de mening dat het digitaliseren van consulaire dienstverlening, mits veilig, groot financieel en tijdsvoordeel op kan leveren voor Nederlanders in het buitenland? Zo ja, bent u voornemens deze digitalisering voortvarend aan te pakken? Welk tijdspad heeft u daarbij voor ogen?
Digitalisering van dienstverlening staat hoog op de consulaire agenda. Voor visumaanvragen zijn eerste stappen in die richting gezet, en draaien de eerste pilots. Voor de brede dienstverlening geniet digitale vormgeving de voorkeur. Dat geldt ook voor het aanvragen van Nederlandse reisdocumenten vanuit het buitenland. De inzet is erop gericht om in 2020 te komen tot een zo maximaal mogelijke digitalisering. De uitdaging daarbij is het vinden van de balans tussen zo eenvoudig mogelijke verstrekking enerzijds en (digitale) veiligheid, betrouwbaarheid en wet- en regelgeving anderzijds. Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, eerstverantwoordelijke voor de toekomstige vormgeving van het reisdocumentenproces, zetten hier gezamenlijk op in.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het realiseren van het 24/7 Loket Buitenland voor Nederlanders in het buitenland? Kunt u aangeven op welke termijn u verwacht dit te hebben gerealiseerd?
Voor het 24/7 Loket Buitenland («one stop shop») zijn verkennende gesprekken met diverse departementen en uitvoeringsorganisaties bijna afgerond. De oogst hiervan wordt vertaald in een plan van aanpak voor het beoogde loket. Doel van het loket is betere dienstverlening aan Nederlanders in het buitenland te realiseren. Cruciaal daarbij is een goede samenwerking met en mede-eigenaarschap van andere overheidspartijen, en een geleidelijke aanpak over een periode van 3–4 jaar. Deze «stap-voor-stap»-benadering geldt zowel voor de producten en diensten die in het loket worden ondergebracht als voor de mate waarin de coördinatie daarop wordt verdiept. De focus van het loket zal vooralsnog liggen op het optimaal ontsluiten van informatie over producten en diensten van de Nederlandse overheid voor de doelgroep.
In 2018 zullen drie stappen worden gerealiseerd: het afronden van de wereldwijde survey onder Nederlanders in het buitenland; een aanzet voor de inrichting van het digitale en telefonische loket (de balie van de «one-stop-shop»), inclusief de verbinding naar klantportalen en websites van diverse overheidspartijen; en het gaandeweg verbreden van de dienstverlening ten opzichte van de bestaande consulaire dienstverlening (toevoeging eerste nieuwe producten en diensten).
Bent u bekend met het Ierse initiatief «Global Irish»?1 Ziet u mogelijkheden een dergelijk initiatief, dat onder andere in het buitenland gevestigde Ieren via een selectiesysteem uitnodigd om Ierland te bezoeken en de banden met het moederland te behouden en verstevigen, ook in Nederland in te voeren?
Bij de verdere uitwerking en vormgeving van het 24/7 Loket Buitenland zullen ervaringen en initiatieven elders, waaronder Global Irish, worden meegenomen. Daarbij staat voorop dat we met het loket de Nederlander in het buitenland zoveel mogelijk willen faciliteren bij dienstverlening door de Nederlandse overheid.
Seksuele intimidatie binnen de Verenigde Naties |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Halbe Zijlstra (VVD) |
|
Kent u het bericht «Seksuele intimidatie komt veel voor bij VN, slachtoffers houden zich stil»1 en «Sexual harassment and assault rife at United Nations, staff claim»?2
Ja.
(H)Erkent u de in de berichten geschetste problematiek? Acht u de huidige maatregelen die genomen zijn door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (VN) voldoende om de zwijgcultuur bij de VN te doorbreken en de slachtoffers de hulp te bieden die zij nodig hebben? Zo nee, welke maatregelen moeten volgens u genomen worden om dit te bereiken? Op welke wijze zal u zich inzetten om te zorgen dat die maatregelen door de VN uitgevoerd worden?
Het kabinet neemt de berichtgeving, over incidenten van seksuele intimidatie en misbruik binnen de VN en dat slachtoffers zich stil houden uit angst voor represailles, zeer serieus. Nederland steunt de zero tolerance aanpak van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SGVN) en de eerdere maatregelen die door hem zijn genomen in zijn rapport van 24 juli 2017 (A/72/204), en dringt aan op onverkorte uitvoering ervan. Deze maatregelen hebben onder meer als doel om medewerkers die een klacht indienen, of medewerkers die optreden als getuige, beter te beschermen.3 In dit rapport meldt hij ook de uitvoering van de aanbevelingen van de Ombudsman van de Verenigde Naties om medewerkers en leidinggevenden aan te moedigen open en eerlijk met elkaar te communiceren.
Recent heeft de SGVN aanvullende maatregelen genomen. Tijdens de bijeenkomst in november 2017 van de UN System Chief Executives Board for Coordination (CEB), waarin de hoofden van 31 VN-organisaties en programma’s zitting hebben, benadrukte de SGVN zijn zero tolerance beleid en riep hij op tot maximale aandacht voor het verbeteren van de aanpak van seksuele intimidatie binnen de VN. De SGVN heeft daarvoor een Task Forceingesteld die een gemeenschappelijke en consistente aanpak binnen de VN moet gaan formuleren. De Task Force staat onder leiding van mevrouw Jan Beagle, de Ondersecretaris voor Management van de VN. In het voorjaar van 2018 zal de Task Force zijn bevindingen presenteren aan de CEB.
Op vrijdag 2 februari 2018 presenteerde de SGVN een vijfpuntenplan om gendergelijkheid in de hele organisatie te waarborgen, hetgeen volgens hem van cruciaal belang is om seksuele intimidatie te bestrijden. Dit plan omvat: (1) het grondig onderzoeken van alle aantijgingen, zowel uit het verleden als heden; (2) het instellen van een nieuwe hulplijn voor VN-personeel; (3) de oprichting van de hierboven genoemde Task Force die een gemeenschappelijke en consistente aanpak van seksuele intimidatie binnen de VN moet bevorderen; (4) verbeterde bescherming van klokkenluiders en (5) het uitvoeren van een personeelsenquête en verbeteren van training. Ook heeft de SGVN een gedragscode laten opstellen en, naast de Ombudsman van de VN, diverse andere mogelijkheden ingesteld voor slachtoffers van seksuele intimidatie om een klacht in te dienen, zoals een Focal Point for Women en een Conduct & Discipline Team.
Het is nu nog te vroeg om een oordeel te vellen of deze maatregelen voldoende zijn. Medio 2018 zal de Ombudsman van de VN over de voortgang rapporteren aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN).
Nederland zal de uitvoering van deze maatregelen nauwgezet volgen en daarnaast met gelijkgezinde landen in overleg treden over additionele maatregelen die de VN zou kunnen nemen, zoals bijvoorbeeld het mogelijk maken om rapportages van Ombudspersonen binnen VN-organisaties te bespreken in relevante bestuursorganen. Ook wil Nederland in kaart brengen onder welke omstandigheden tot een extern onderzoek naar vermeende misstanden kan worden besloten als het vertrouwen in het interne systeem binnen een VN-organisatie te zeer is geschaad.
Op 23 februari jl. ging de Kamer reeds een brief toe van het kabinet met een nadere toelichting op een aantal onderwerpen die door uw Kamer aan de orde zijn gesteld in verband met het bericht dat medewerkers van Oxfam Groot-Brittannië seksfeesten hebben georganiseerd op Haïti (MINBUZA-2018.345946). Zoals gemeld in deze brief zal het kabinet de komende periode in alle relevante fora uitdragen dat er zero tolerance moet zijn voor seksuele misstanden en machtsmisbruik. Terecht dringt dit besef tot steeds meer sectoren van onze samenleving door. Het is nu zaak om, samen met welwillende internationale partners, een messcherpe grens te trekken en de komende weken en maanden concrete maatregelen te presenteren.
Kunt u aangeven op welke wijze de huidige Secretaris-Generaal concreet uitvoering geeft aan zijn voornemen de problematiek rondom seksuele intimidatie binnen de VN aan te pakken? Wat zijn de taken van de ingestelde taskforce, hoe verloopt het onderzoek van deze taskforce en op welke termijn verwacht u resultaten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke repercussies zijn er voor daders van seksuele intimidatie binnen de VN? Klopt het dat er een cultuur van straffeloosheid binnen de organisatie heerst?
Afhankelijk van de ernst van de situatie kan de VN maatregelen nemen tegen VN-medewerkers en leidinggevenden die variëren van een verplichte training, een reprimande, het veranderen van functie of verantwoordelijkheden, counselling of andere toepasselijke maatregelen, tot het beëindiging van het dienstverband.
Het klopt dat alle VN-functionarissen privileges en immuniteiten genieten, zoals vastgelegd in het «Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de Verenigde Naties». Privileges en immuniteiten aan VN-functionarissen worden toegekend in het belang van het onafhankelijk en effectief functioneren van de VN en niet in het belang van het individu. Immers, staten op wiens grondgebied een VN-medewerker zich bevindt, kunnen via straf- of administratiefrechtelijke procedures tegen deze VN-medewerker druk uitoefenen op de VN waardoor de organisatie belemmerd kan worden in haar onafhankelijk en effectief functioneren. Dit kan ook gebeuren via civielrechtelijke procedures aangebracht door individuen. Echter, een VN-lidstaat die op basis van nationaal recht rechtsmacht heeft kan de SGVN verzoeken om in een specifiek geval de immuniteit van een VN-functionaris op te heffen. De SGVN heeft het recht en de plicht om de immuniteit van een functionaris op te heffen, wanneer naar zijn oordeel de immuniteit van een medewerker de loop van het recht in de weg zou staan, en wanneer van de immuniteit afstand kan worden gedaan zonder dat inbreuk wordt gemaakt op de belangen van de Verenigde Naties. Als de SGVN daartoe overgaat, kan deze lidstaat over gaan tot strafrechtelijke vervolging van de betrokken VN-functionaris. Afhankelijk van nationale wetgeving kan het hierbij onder meer gaan om het land waar het feit is gepleegd of het land van nationaliteit van de VN-functionaris. Voorwaarde voor strafrechtelijke vervolging is wel dat de handeling strafbaar is naar nationaal recht. Daarnaast kan, na opheffing van de immuniteit, de weg naar een civielrechtelijke of administratiefrechtelijke procedure open staan.
Momenteel zijn 162 staten, waaronder Nederland, partij bij bovengenoemd verdrag. VN-functionarissen genieten op grond van dit verdrag functionele immuniteit. Dit houdt in dat zij niet strafrechtelijk kunnen worden vervolgd en berecht, noch via een civielrechtelijke of administratiefrechtelijke procedure aansprakelijk gehouden kunnen worden, voor handelingen verricht in hun officiële hoedanigheid. Daarnaast kunnen in een bilateraal verdrag tussen een staat en de VN aanvullende afspraken gemaakt worden ten aanzien van privileges en immuniteiten van VN-functionarissen die in deze staat werkzaamheden verrichten. In dergelijke verdragen kan absolute immuniteit toegekend worden aan VN-functionarissen. In dat geval kan een VN-functionaris in beginsel niet voor een rechter van de betreffende staat worden gebracht voor handelingen die hij/zij heeft verricht in zijn/haar officiële hoedanigheid dan wel privé hoedanigheid. Deze afspraken gelden slechts ten aanzien van de staat waar de afspraken mee zijn gemaakt. Er zal per geval beoordeeld moeten worden of de VN-functionaris immuniteit toekomt voor zijn handelen.
Het kabinet is van mening dat seksuele intimidatie totaal onacceptabel is en met alle middelen moet worden bestreden. Niet alleen op papier moeten de procedures binnen de VN goed geregeld zijn, ze moeten uitgevoerd en gehandhaafd worden. Het baart het kabinet zorgen dat een aantal VN-medewerkers ervaart dat de procedures tekortschieten en spreekt over een cultuur van straffeloosheid. Het is goed dat zij dit aankaarten. Het is ook goed dat de SGVN dit de hoogste prioriteit geeft. Hij kan hierbij op de volle steun van Nederland rekenen.
In hoeverre klopt het dat veel hooggeplaatste werknemers binnen de VN diplomatieke immuniteit genieten, en daardoor niet voor daden (met betrekking tot seksuele intimidatie die zij hebben begaan) kunnen worden bestraft? Hoe duidt u dit?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat wanneer VN-werknemers die zich schuldig maken aan seksuele intimidatie en wel bestraft kunnen worden, dit vaak wordt nagelaten omdat het juridisch systeem van de landen waar de incidenten worden begaan disfunctioneert? Is er enige wijze waarop de VN in dergelijke gevallen zelf juridische of andere repercussies kan laten gelden tegenover daders?
Voor zover bekend is er onvoldoende informatie beschikbaar of en waarom wordt nagelaten VN-medewerkers die zich schuldig maken aan seksuele intimidatie te bestraffen in landen waar incidenten worden begaan. Afhankelijk van het feit dat is gepleegd, kan het land van de nationaliteit van de desbetreffende VN-medewerker tot vervolging overgaan in overeenstemming met de relevante bepalingen van het nationale strafrecht van dat land. Als de desbetreffende functionaris een beroep kan doen op immuniteit, dient de VN daar afstand van te doen om vervolging mogelijk te maken. Wanneer een VN-functionaris wel een beroep kan doen op immuniteit, en de SGVN deze immuniteit niet opheft, is de VN gehouden om passende maatregelen te treffen, waaronder het instellen van een onderzoek naar de feiten. Dit is een interne aangelegenheid van de VN.
Op welke wijze wordt het interne klachtensysteem van de VN verbeterd? Welke vooruitzichten zijn er op dit vlak?
Het interne klachtensysteem van de VN is de afgelopen tijd al sterk verbeterd en de CEB Task Force heeft onder meer als doel om het klachtensysteem door te lichten en hierover in het voorjaar van 2018 met aanbevelingen te komen. Het kabinet benadrukt het belang van adequaat onderzoek, goede bescherming van de slachtoffers en verantwoording door daders.
Hoeveel officiële klachtprocedures lopen er momenteel bij de VN?
Over 2016 zijn 944 verzoeken ingediend om managementevaluatie, 383 formele klachten bij het VN-geschillentribunaal, 170 hoger beroepen, 1756 verzoeken om juridisch advies en 2633 verzoeken bij de VN-ombudsman (A/72/7/add.19). Het gros van de zaken gaat over het uitblijven van bevordering/promotie en het niet-toekennen van bepaalde financiële vergoedingen.
Klopt het dat personen die ervaringen met seksuele intimidatie melden, kans lopen hun baan te verliezen of andere negatieve gevolgen te ondervinden? Kunt u aangeven wat u hiervan denkt?
Volgens de berichten zouden er gevallen zijn waarbij personen die melding maken van seksuele intimidatie, maar ook klokkenluiders negatieve gevolgen hebben ondervonden na melding te hebben gedaan van misstanden. Als dit het geval is, dan is dat volstrekt onaanvaardbaar. Ook draagt het bij aan een gevoel van straffeloosheid. Zoals hierboven aangegeven is het goed dat de SGVN dit grondig laat onderzoeken en daarbij ook de klokkenluidersbescherming meeneemt.
Kunt u zich de toezegging van uw ambtsvoorganger tijdens het algemeen overleg AVVN op 12 september 2017 herinneren, te weten een voorstel bij de VN in te brengen om deze slachtoffers beter een stem te geven en derhalve de secretaris-generaal van de VN te laten spreken met slachtoffers van seksuele intimidatie binnen de VN?
Ja.
Kunt u zich de toezegging van uw ambtsvoorganger tijdens het algemeen overleg AVVN op 12 september 2017 herinneren, te weten een voorstel bij de VN in te brengen om deze slachtoffers betere ondersteuning, bijvoorbeeld door middel van een fonds of juridische ondersteuning of psychotherapie, te bieden?
Ja.
Kunt u zich de toezegging van uw ambtsvoorganger tijdens het algemeen overleg op 12 september 2017 herinneren, te weten een voorstel bij de VN in te brengen dat, wanneer landen weigeren mee te werken aan het tegengaan van seksuele intimidatie door verdachten niet te vervolgen, dit gevolgen kan hebben voor de compensatie voor hun bijdrage aan vredesmissies?
Ja.
Op welke wijze zijn de punten in de drie voorgaande vragen reeds door u of uw voorganger ingebracht bij de VN? Zo ja, hoe is hier opvolging aan gegeven? Zo nee, op welke wijze bent u voornemens zich in te zetten om deze punten alsnog bij de VN in te brengen?
De vragen 10, 11 en 12 gaan over Sexual Exploitation and Abuse (SEA) gepleegd door VN-personeel in vredesmissies. Nederland steunt ook hier de zero tolerance aanpak van de SGVN. Om de ondersteuning van de SGVN kracht bij te zetten heeft Nederland van 1 september 2016 tot 1 oktober 2017 een Nederlandse militair jurist gedetacheerd in het team van mevrouw Jane Holl Lute die door de SGVN is aangesteld als Speciale Coördinator voor SEA. Op 18 september 2017 heeft Nederland tijdens een High-Level Event van de SGVN steun uitgesproken voor maatregelen om dit misbruik aan te pakken. Eén van die maatregelen is extra zorg en aandacht voor slachtoffers. Verder is Nederland toegetreden tot de zogenaamde Circle of Leadership, bestaande uit staatshoofden en regeringsleiders die zich inzetten voor de aanpak van de SEA-problematiek. Op korte termijn zal een nieuw rapport van de SGVN over Sexual Exploitation and Abuse verschijnen. Het kabinet zal dit rapport kritisch beoordelen. Verder zal Nederland ook in 2018 en 2019 doorgaan met steunen van trainingen voor militairen, politie en civiele medewerkers van VN-vredesmissies, waarin het voorkomen van en adequaat reageren op seksuele uitbuiting en misbruik door VN-personeel een belangrijk onderdeel is.
Op welke wijze zal Nederland binnen het lidmaatschap van de VN Veiligheidsraad in 2018 seksuele intimidatie binnen de VN aankaarten?
De aanpak van seksuele intimidatie binnen VN-organisaties speelt VN-breed en wordt daarom in de eerste plaats besproken in de Algemene Vergadering van de VN (AVVN). Nederland vraagt waar nodig ook aandacht voor het tegengaan van seksuele intimidatie en ongewenst gedrag bij de bespreking van specifieke vredesmissies en landensituaties in het kader van de VN-veiligheidsraad.
Protocollen op de werkvloer na meldingen van seksuele intimidatie |
|
Matthijs Sienot (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kunt u aangeven welke gebruikelijke protocollen in werking treden als iemand bij Rijkswaterstaat melding doet van seksuele intimidatie of pesten op de werkvloer?
Zodra een signaal bij het bevoegd gezag is ontvangen, treedt het Protocol Integriteitonderzoeken Rijkswaterstaat in werking.
Indien het signaal gaat over ongewenste omgangsvormen en de melder tevens slachtoffer is, bekijkt de bedrijfscontroller met de melder of het signaal als melding behandeld wordt volgens dit protocol, dan wel als klacht doorgezonden wordt naar de Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen.
Deze Klachtencommissie opereert onafhankelijk en is ondergebracht bij het Expertise Centrum Organisatie en Personeel van het Rijk (BZK). Per klacht wordt een commissie samengesteld. De commissie adviseert direct aan de Secretaris-Generaal die een besluit neemt.
Het komt ook voor dat er geen melding wordt gedaan bij het bevoegd gezag, maar dat een medewerker zich wendt tot een vertrouwenspersoon. De taken van de vertrouwenspersoon zijn eveneens neergelegd in een protocol.
Bent u bekend met de maatregelen die onder de aanpak van psychosociale arbeidsbelasting (PSA) vallen? Zo nee, waarom bent u hier niet mee bekend? Zo ja, op welke wijze wordt binnen Rijkswaterstaat uiting gegeven aan deze maatregelen?1
Ja, deze maatregelen zijn mij bekend. Rijkswaterstaat werkt actief, binnen alle lagen van de organisatie, aan het voorkomen en wegnemen van arbeidsrisico’s op het gebied van PSA, werkdruk, ongewenste omgangsvormen, agressie en geweld. Dit in overeenstemming met de Arbocatalogus Rijk waarin is opgenomen op welke concrete manieren de werkgever bescherming biedt opdat er veilig en gezond gewerkt wordt.
Zo worden bijvoorbeeld risico’s geïnventariseerd en geëvalueerd (RI&E-cyclus) op de eerder genoemde thema’s, wordt gewerkt met gedragscodes en instructies en vindt scholing plaats van leidinggevenden en medewerkers. Daarnaast is het thema vitaliteit prominent vertegenwoordigd in de Mens en Organisatie strategie van Rijkswaterstaat.
Is het u bekend dat het beroepsrisico dat het meeste voorkomt bestaat uit werkdruk, agressie en geweld door derden en ongewenste omgangsvormen? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat is mij bekend. Zie ook de beantwoording op vraag 2.
Op welke wijze geeft Rijkswaterstaat vorm aan het «stimuleren en faciliteren dat bedrijven preventieve maatregelen tegen ongewenst gedrag nemen»?2
Rijkswaterstaat heeft een actief integriteitsbeleid waar iedereen de mogelijkheid wordt geboden om misstanden (veilig) aan te kaarten. De medewerker kan daarvoor terecht bij zijn leidinggevende. Daarnaast heeft elk onderdeel een integriteitscoördinator, een bedrijfscontroller en is er een uitgebreid netwerk van meer dan 40 vertrouwenspersonen, verspreid over het hele land.
Van leidinggevenden wordt verwacht dat zij integriteitsrisico’s en ongewenste omgangsvormen tijdig herkennen, benoemen en vervolgens op de juiste manier aanpakken. Zij hebben de taak dilemma’s in alle openheid te bespreken en een goede en veilige werksfeer te bestendigen. Ook tijdens het jaarlijkse personeelsgesprek tussen medewerker en leidinggevende wordt aandacht aan integriteit besteed. Waarbij de handreiking integriteit in het personeelsgesprek van mijn ministerie als leidraad kan dienen.
Vanwege het belang dat mijn ministerie hecht aan integriteit wordt ook elk jaar «de week van de integriteit» georganiseerd. Iedereen wordt dan van harte uitgenodigd en aangemoedigd om hier samen met collega’s tijd voor vrij te maken en met elkaar te spreken over omgangsvormen en integriteit.
Op het intranet van mijn ministerie is uitgebreide informatie over integriteit en ongewenste omgangsvormen en hoe daarmee om te gaan snel en gemakkelijk te ontsluiten. Zo zijn er bijvoorbeeld factsheets te vinden, specifiek over pesten en ongewenste omgangsvormen.
Op welke wijze bevordert Rijkswaterstaat dat werknemers bij iemand terecht kunnen wanneer zij zich onveilig voelen?
Ik verwijs u hierbij naar het antwoord op vraag 4.
Welke bescherming is er op de werkvloer voor de werknemer die een melding maakt? Bestaat er een standaard protocol dat doorlopen kan worden? Kunt u bijvoorbeeld aangeven of het gebruikelijk is dat de werknemer die een melding plaatst wordt verzocht enkele dagen niet op het werk te verschijnen?
De protocollen zoals in vraag 1 aangehaald zijn van toepassing. Uitgangspunt is dat een medewerker die een melding doet geen nadelige gevolgen van zijn melding ondervindt (Protocol Integriteitonderzoeken Rijkswaterstaat). De Wet bescherming persoonsgegevens geeft regels die bij het doen van onderzoek naar een vermeende integriteitschending in acht moeten worden genomen.
Ook in het Besluit instelling Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen Infrastructuur en Milieu is neergelegd dat een klager in zijn positie als medewerker geen nadeel ondervindt van het te goeder trouw indienen van een klacht.
Het is zeker niet gebruikelijk dat een medewerker na het doen van een melding verzocht wordt een paar dagen niet op het werk te verschijnen.
In hoeverre kunt u aangeven of het wel eens is voorgekomen dat werknemers bij Rijkswaterstaat tegen hun zin in langdurig zijn ziek gemeld?
Er is sprake van langdurig ziekteverzuim als iemand langer dan zes weken ziek is. In de wet Poortwachter zijn de rechten en plichten van werkgever en werknemer ten aanzien van de re-integratie vastgelegd. Het ziekteverzuimprotocol van Rijkswaterstaat is hierop gestoeld.
Als de werknemer het niet eens is met de ziekmelding kan hij zich wenden tot de bedrijfsarts. De bedrijfsarts adviseert vervolgens het bevoegd gezag in deze. Als de werknemer het niet eens is met het oordeel van de bedrijfsarts kan hij dat oordeel laten toetsen door een commissie van drie geneeskundigen of een deskundigenoordeel bij het UWV vragen.
Kunt u aangeven in hoeverre het wel eens is voorgekomen dat werknemers door de bedrijfsarts volledig arbeidsgeschikt worden verklaard maar dat Rijkswaterstaat ervoor kiest om werknemers niet toe te laten op de werkvloer? Indien u hier wel eens van op de hoogte bent gesteld, kunt u aangeven op welke gronden u dit wenselijk acht? Indien u dit niet wenselijk acht, kunt u aangeven waarom dit toch is voorgekomen?
Het komt incidenteel voor dat er sprake is van situatieve arbeidsongeschiktheid. In het algemeen wordt deze term gebruikt voor werknemers die naar strikt medische maatstaven geen beperkingen hebben van fysieke of psychische aard, maar die door dreigende psychische of lichamelijke klachten toch niet naar hun werkplek kunnen terugkeren. Het gaat dan bijna altijd om de situatie waarbij de arbeidsrelatie verstoord is en de werkgever van mening is dat daadwerkelijke werkhervatting om die reden niet mogelijk is.
Welke sancties bestaan er op Rijkswaterstaat indien privégegevens (zoals medische gegevens) van medewerkers worden verspreid?
Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens kan de Autoriteit Persoonsgegevens een bestuurlijke boete opleggen ingeval er sprake is van onrechtmatige gegevensverwerking.
Op welke manier worden externe partijen betrokken bij mogelijke conflicten en/of verschillen van inzicht op de werkvloer? Kunt u aangeven welke stappen worden doorlopen voordat een externe partij erbij wordt gehaald? Zo nee, waarom kunt u dit niet?
Het Protocol Integriteitonderzoeken Rijkswaterstaat biedt de mogelijkheid om een onderzoeksopdracht uit te besteden. Dit kan aan de orde zijn als de aard van een schending zodanig is dat hiervoor de specialistische kennis intern ontbreekt, dan wel als een kwestie dermate gevoelig is dat het inschakelen van een terzake deskundig extern bureau aangewezen is. Daarnaast kan de omvang van een onderzoek aanleiding zijn voor uitbesteding.
Ook de onafhankelijke Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen heeft de mogelijkheid zich door deskundigen voor advies bij te laten staan.
Bij (dreigende) arbeidsconflicten of verstoorde verhoudingen wordt in de regel onderzocht of mediation tot een bevredigende uitkomst kan leiden.
In hoeverre is het bovenstaand geformuleerd beleid de standaard en wordt dit in alle gevallen nageleefd?3
Het bovenstaande geformuleerd beleid geldt als standaard en er wordt naar gestreefd dat dit in alle gevallen wordt nageleefd, echter soms kan er naar bevind van zaken worden afgeweken wanneer de specifieke aard van een kwestie daarom vraagt.
Recente ontwikkelingen in de strijd tegen corruptie in Oekraïne |
|
Maarten Groothuizen (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van wetsvoorstel 7440 en het daarmee samenhangende wetsvoorstel 7441, die op 22 december 2017 aanhangig zijn gemaakt bij het Oekraïense parlement?
Ja.
Deelt u de mening dat een onafhankelijke speciale anti-corruptie rechtbank van groot belang is in de strijd tegen corruptie? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Hoe beoordeelt u bovengenoemde wetsvoorstellen in het licht van de aanbevelingen van de Venice Commission van 9 oktober 2017?1
De wetsvoorstellen voor de oprichting van een onafhankelijke anti-corruptie rechtbank zijn gebaseerd op adviezen van de Venetië Commissie van de Raad van Europa, experts van de OVSE en internationale beproefde methoden. Uit analyses van de nu uitgebrachte wetsvoorstellen van internationale organisaties komt naar voren dat niet alle elementen uit de adviezen van de Venetië Commissie zijn overgenomen.
De zorgen hebben met name betrekking op de onafhankelijkheid van selectieprocedures van rechters en het type zaken dat de rechtbank zal behandelen. Zo kan een veto van internationale leden van de selectiecommissie tegen de benoeming van een rechter worden verworpen met een twee derde meerderheid van de Hoge Kwalificatiecommissie, een separaat (Oekraïens) juridisch orgaan, dat benoemingen van rechters moet goedkeuren. De mogelijkheid tot het terzijde schuiven van dit veto is volgens de opstellers van de wet opgenomen om zeker te stellen dat Oekraïne als soevereine staat uiteindelijk als laatste zeggenschap heeft. Daarnaast is er een risico dat de nieuwe anti-corruptie rechtbank wordt overspoeld met kleinere zaken. Het wetsvoorstel definieert grote zaken als zaken met een financiële omvang van ten minste 500 maal het minimuminkomen (zaken met een omvang van ten minste $ 30.000). Dit zou ervoor kunnen zorgen dat de rechtbank niet toekomt aan de daadwerkelijk «grote vissen».
Het kabinet deelt bovengenoemde zorgen. De verwachting is dat deze punten aan de orde zullen komen tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in het parlement. Nederland zal in de bilaterale contacten en internationale gremia het belang van een daadwerkelijk onpartijdig en onafhankelijk Hof, en het opvolgen van de adviezen van de Venetië Commissie blijven benadrukken. Zie ook antwoorden op vragen 8, 9 en 11
Ziet u in de bovengenoemde wetsvoorstellen voldoende waarborgen voor de instelling van een onafhankelijk, onpartijdig rechtscollege belast met het berechten van (grote) corruptiezaken? Zo ja, waarom? Zo nee, welke stappen gaat u nemen om de instelling van een dergelijke rechtbank te bevorderen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het eens met de kritiek van de Oekraïense Niet-Gouvernementele Organisatie ANTAC op wetsvoorstel 7440?2 Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland heeft begrip voor de zorgen van het maatschappelijk middenveld. De praktijk en ervaring leert dat corruptiebestrijding op veel hindernissen stuit, zeker ook in Oekraïne. De kwaliteit van wetgeving is essentieel om voortgang te boeken in de strijd tegen corruptie.
Nederland vindt het van groot belang dat niet alleen de Raad van Europa via de Venetië Commissie, maar ook het maatschappelijk middenveld actief betrokken blijft bij het proces van totstandkoming van de anti-corruptierechtbank, zodat deze rechtbank onafhankelijk en effectief is bij de bestrijding van corruptie. Zie ook het antwoord op vragen 8, 9 en 11.
Deelt u de mening, dat het van groot belang is om bestaande succesvolle onafhankelijke anti-corruptie instituties in Oekraïne te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Hoe beoordeelt u in dat licht het voortslepende conflict tussen de Oekraïense Procureur-Generaal Lutsenko en het Oekraïense anti-corruptie bureau NABU?
Er is een grijs gebied tussen het mandaat van het Openbaar Ministerie in Oekraïne en het Oekraïense anti-corruptie bureau NABU. NABU moet onafhankelijk kunnen opereren en daarom is het van belang dat NABU zijn mandaat met betrekking tot grote corruptiezaken kan uitvoeren en hierin niet wordt gehinderd door het Openbaar Ministerie. NABU wordt hierin gesteund door hervormingsgezinde krachten, het maatschappelijk middenveld en de internationale gemeenschap.
Welke stappen heeft Nederland, al dan niet in Europees verband, ondernomen in reactie op deze gebeurtenissen?
Nederland stelt het belang van onafhankelijke instituties die corruptie bestrijden systematisch aan de orde tijdens bilaterale contacten met de Oekraïense autoriteiten, in EU-verband en in andere multilaterale fora. Daarbij onderstreept Nederland het belang van voortgang met het invoeren van anti-corruptie hervormingen. Instrumenten zoals het MATRA-programma, het Mensenrechtenfonds en het Accountability Fund worden actief ingezet op Nederlandse prioriteiten. De inzet van deze fondsen is sinds de Maidan en de ratificatie van het Associatieakkoord (nog) sterker gericht op hervormingen op het gebied van goed bestuur, toegang tot een eerlijk proces, vrijheid van media, bescherming van mensenrechtenverdedigers en corruptiebestrijding. De Nederlandse ambassade in Kiev is nauw betrokken bij deze projecten en neemt daarnaast actief deel aan internationaal overleg waarin acties worden afgestemd.
In het kader van het Associatieakkoord voert de EU bovendien een stevige dialoog met Oekraïne over de hervormingsagenda, waarvan corruptiebestrijding een belangrijk onderdeel vormt. De EU-delegatie monitort dit in goed overleg met vertegenwoordigers van de Lidstaten, en trekt hierin samen op met andere partners. Nederland steunt deze inspanningen. Binnen het IMF-programma is de invoering van hervormingen zelfs een harde voorwaarde om leningen te krijgen. Dus ook het IMF houdt de voortgang op dit punt scherp in de gaten.
Kan de Europese Unie een rol spelen in het oplossen van de voortdurende conflicten tussen verschillende Oekraïense opsporingsdiensten en corruptiebestrijders?
Zie antwoord vraag 8.
Heeft u kennisgenomen van het ontslag door het Oekraïense parlement van het hoofd van het comité voor de preventie en bestrijding van corruptiebestrijding Ihor Soboliev? Hoe beoordeelt u dat ontslag?
Ja. De heer Soboliev speelde een actieve rol in het ontwikkelen van het beleid ter bestrijding van corruptie. Internationale organisaties beoordelen zijn ontslag in het licht van andere aanvallen op het Oekraïense anti-corruptie bureau NABU. De verdenking bestaat dat het ontslag van de heer Soboliev politiek gemotiveerd is.
Nederland betreurt deze ontwikkeling en zal met internationale partners blijven volgen welk effect het besluit van het Oekraïense parlement om de heer Soboliev te ontslaan heeft op de bestrijding van corruptie in Oekraïne.
Welke instrumenten heeft u om bestaande en nieuwe anti-corruptie instituties te ondersteunen? Welke rol kunnen de Europese Unie en het IMF daarbij spelen?
Zie antwoord vraag 8.
Moordaanslagen op Turkse burgers in Europa die in voorbereiding zouden zijn |
|
Han ten Broeke (VVD), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Sadet Karabulut , Martijn van Helvert (CDA), Femke Merel Arissen (PvdD), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Raymond de Roon (PVV), Lilianne Ploumen (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «HDP MP says he received intelligence on assassination plans against Turkish citizens in Europe» over plannen voor moordaanslagen op Turkse burgers in Europa die voorbereid zouden worden?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de zorgwekkende beweringen in dit bericht?
Er is met aandacht gekeken naar de beweringen die in dit bericht worden gedaan. In diverse landen is dit bericht in de media gepubliceerd. De berichtgevingen kunnen zorgen voor spanningen en gevoelens van onveiligheid binnen de Turks-Nederlandse gemeenschap. Zoals eerder gemeld2 is de overheid hierop extra alert. Bedreigingen in welke vorm dan ook zijn ontoelaatbaar op Nederlands grondgebied. Het bestaan van plannen voor moordaanslagen op Turkse burgers kan ik niet bevestigen.
Bent u bereid uit te zoeken in hoeverre de beweringen kloppen en worden, indien nodig, extra veiligheidsmaatregelen genomen?
De overheid monitort de ontwikkelingen rond spanningen binnen de Turks-Nederlandse gemeenschap en de veiligheid van burgers. Indien nodig worden veiligheids- of andere maatregelen getroffen die bijdragen aan de veiligheid en/of vermindering van de eventuele spanningen. Personen die menen het slachtoffer te zijn van bedreiging, intimidatie of geweld roep ik nogmaals nadrukkelijk op om melding en/of aangifte te doen.
Homofobie in de voetbalwereld |
|
Antje Diertens (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Homofoob Ruben Schaken is een domme popie Jopie»?1
Ja.
Kunt u zich in de sterkste bewoordingen uitspreken voor acceptatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender- en intersekse personen (LHBTI’ers) in de sport, en tegen intolerantie?
In Nederland is iedereen gelijkwaardig en heb je de vrijheid om te houden van wie je wilt en om zichtbaar jezelf te kunnen zijn2, ook in de sport. LHBTI-sporters moeten derhalve veilig en met plezier kunnen sporten, waarbij mijn collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik elke vorm van intolerantie afkeuren.
Erkent u dat homoseksualiteit nog altijd een groot taboe is onder (professionele) voetballers, ondanks goede initiatieven van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB), de Vereniging van Contractspelers (VVCS) en de John Blankenstein foundation?
In 2014 is een enquête gehouden onder 400 contractspelers in de ere- en eerste divisie van het Nederlands betaalde voetbal. De profvoetballers gaven het klimaat voor homoseksualiteit in het voetbal destijds een onvoldoende. Zij zagen het gedrag van de fans en de machocultuur als belangrijkste oorzaken. Tegelijkertijd hadden de meeste spelers geen enkel probleem met een homoseksuele collega in het team. Ik heb begrepen dat Ruben Schaken achteraf spijt heeft van zijn uitspraken. Hij neemt via de media afstand van de opmerking dat hij zich distantieert van homo’s. Bij zijn laatste werkgever ADO deed hij nog mee aan een campagne dat homoseksuelen zichzelf moeten zijn. «Ik ben absoluut geen homofoob», aldus de ex-voetballer.
Op welke manier gaat u de acceptatie in de sportwereld vergroten, zodat elke sporter, ongeacht de persoon, veilig en met plezier kan spelen?
De laatste jaren is acceptatie van homoseksualiteit op de agenda van de sport gekomen. De KNVB heeft diversiteit, waaronder LHBTI-acceptatie, als thema opgenomen in opleidingen van (jeugd) trainers en scheidsrechters. Bij alle clubs (Eredivisie/Jupilerleague) in het betaalde voetbal worden workshops gehouden over acceptatie voor jeugdtrainers. Ook is het thema onderwerp van gesprek met de samenwerkende supportersgroepen in het supporterscollectief. De gewenste cultuuromslag is echter een zaak van een lange adem. Mijn collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik steunen daarom de activiteiten van de Alliantie Gelijkspelen, waar de John Blankenstein Foundation actief deel van uitmaakt, en samen met de KNVB zowel in het betaald voetbal als het amateurvoetbal het thema bespreekbaar maakt. De KNVB heeft bovendien laten weten dat in communicatie richting trainers, spelers, en scheidsrechters zij – onder de noemer van «Voetbalplezier voor iedereen!» – de komende jaren aandacht willen blijven besteden aan de acceptatie van seksuele diversiteit. Om diversiteit in de sport
en de acceptatie van LHBTI-sporters verder te bevorderen, zal ik dit thema meenemen als aandachtsgebied in het toekomstig sportbeleid, zoals bijvoorbeeld het Sportakkoord alsmede in het emancipatiebeleid bij de uitvoering van het Regenboogakkoord.
Welke kansen ziet u om de diversiteit in de sport en de acceptatie van LHTBI-sporters verder te bevorderen?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre bent u van plan diversiteit en acceptatie van LHBTI-sporters een plaats te geven in toekomstig sportbeleid, zoals bijvoorbeeld het Sportakkoord?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de KNVB en de Eredivisie CV om het belang van emancipatie te onderstrepen en hiermee een signaal te geven aan alle LHBTI-sporters dat acceptatie belangrijk is?
Zie antwoord vraag 4.
De vrijspraak van Julio Poch |
|
Maarten Groothuizen (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Oud-piloot Julio Poch vrijgesproken van deelname aan dodenvluchten»?1
Ja.
Ziet u aanleiding uw antwoorden op eerdere Kamervragen inzake de heer Poch te herzien, gezien de recente ontwikkelingen? Zo nee, waarom niet?2
Op basis van de mij bekende informatie zie ik daartoe op dit moment geen aanleiding.
Hoe duidt u het gegeven dat de heer Poch acht jaar in Argentinië in voorarrest heeft gezeten en nu is vrijgesproken?
De totale duur van het voorarrest in Argentinië is naar Nederlandse maatstaven zeer lang te noemen. De regering heeft zich in het kader van de aan de heer Poch verleende consulaire bijstand ingespannen voor het in vrijheid afwachten van zijn strafproces in Argentinië. Beslissingen omtrent de duur van het voorarrest in een ander land zijn echter voorbehouden aan rechterlijke autoriteiten van dat land.
Het past de regering niet om inhoudelijk te oordelen over buitenlandse rechterlijke uitspraken. Dat geldt temeer wanneer het een uitspraak betreft waarvan de motivering nog niet beschikbaar is en die nog niet onherroepelijk is.
Klopt het dat Nederland geen uitleveringsverdrag met Argentinië heeft? Zo ja, wat was destijds de overweging en juridische grond om bij te dragen aan de uitlevering van de heer Poch van Spanje aan Argentinië?
Tussen Nederland en Argentinië geldt een bilateraal uitleveringsverdrag, doch dit verdrag biedt geen rechtsbasis voor de uitlevering van eigen onderdanen. De Argentijnse autoriteiten hebben door middel van een rechtshulpverzoek verzocht om een vertrek van de heer Poch naar het buitenland aan Argentinië en aan het land van bestemming te melden. Een dergelijk verzoek betreft een rechtshulpverzoek waaraan Nederland op grond van het Wetboek van Strafvordering en het Verdrag tegen Foltering in zo ruim mogelijke mate moet voldoen. Het Anti-Folteringsverdrag verplicht partijen in art. 9 elkaar «de grootst mogelijke mate van rechtshulp» te verlenen. Alleen als een dwingende wettelijke weigeringsgrond dat verbiedt, kan het verzoek niet worden ingewilligd. Omdat een dergelijke weigeringsgrond zich niet voordeed, heeft Nederland uitvoering gegeven aan zijn verplichtingen en inlichtingen over vluchtgegevens aan Argentinië en Spanje verstrekt. Daarin was ook naar het oordeel van de rechter in kort geding geen onrechtmatig handelen jegens de heer Poch gelegen.
Hoe duidt u de beslissing destijds om bij te dragen aan de uitlevering van de heer Poch, in de wetenschap dat de heer Poch nu is vrijgesproken?
De vrijspraak maakt mijn duiding van het voorgaande niet anders. Rechtshulpverzoeken worden gedaan in verband met een strafzaak en een strafzaak kan uitmonden in een vrijspraak. De stelling dat Nederland bijdroeg aan de uitlevering verdient enige nuance. De uitlevering vond eerst plaats nadat de Spaanse rechter het Argentijnse uitleveringsverzoek toelaatbaar had verklaard en de heer Poch uiteindelijk zelf met zijn uitlevering aan Argentinië had ingestemd.
Klopt het dat de Argentijnse autoriteiten pas besloten tot vervolging van de heer Poch nadat Nederland een rechtshulpverzoek aan Argentinië deed? Zo ja, hoe duidt u dit?
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij laten weten dat het Argentijnse onderzoek naar de heer Poch weliswaar is begonnen naar aanleiding van een rechtshulpverzoek van het OM aan de Argentijnse autoriteiten, maar dat tot de aanhouding van de heer Poch door de Argentijnse onderzoeksrechter pas werd bevolen nadat de Argentijnse autoriteiten zelf al het (op dat moment beschikbare) relevante bewijsmateriaal hadden beoordeeld. Zo was, voordat de aanhouding werd bevolen, in Argentinië archiefonderzoek gedaan met betrekking tot de heer Poch en had de Argentijnse onderzoeksrechter in december 2008 persoonlijk de Nederlandse getuigen (die belastend verklaarden) gehoord. Ik acht deze gang van zaken niet ongeoorloofd.
Klopt het dat Argentinië besloot tot vervolging van de heer Poch over te gaan, niet op basis van eigenstandig bewijsmateriaal, maar enkel op basis van door Nederland aangeleverde informatie? Zo ja, hoe duidt u dit?
Zie antwoord vraag 6.
Kent het Argentijnse juridische systeem, zoals het Nederlandse dat kent, schadevergoedingen voor onterechte vrijheidsbeneming, zoals in het geval van de heer Poch het geval is geweest? Zo ja, bent u bereid er bij de Argentijnse regering op aan te dringen dat een dergelijke vergoeding tegemoet komt aan de heer Poch aangezien het hier een Nederlands staatsburger betreft? Zo nee, hoe gaat u zich op andere wijze inzetten voor tegemoetkoming aan de heer Poch?
Ik beschik niet over deze informatie. Nu de gemotiveerde uitspraak inzake de heer Poch nog niet beschikbaar is en daartegen mogelijk een appelprocedure zal volgen, acht ik het op dit moment ook niet opportuun om in te gaan op vragen met betrekking tot schadevergoeding vanuit de Argentijnse regering. De raadsman van de heer Poch heeft de Nederlandse Staat bij brief van d.d. 9 januari 2018 aansprakelijk gesteld voor schade die de heer Poch stelt te hebben geleden door het handelen van de Nederlandse Staat. Dit verzoek wordt thans bestudeerd.
Bent u bereid de heer Poch te faciliteren indien hij naar Nederland wenst te komen?
Na zijn vrijspraak is aan de heer Poch door de Nederlandse ambassade in Buenos Aires een laissez-passer afgegeven zodat hij naar Nederland kon terugkeren. De heer Poch keerde op 7 december 2017 terug in Nederland.
Op welke wijze heeft de Nederlandse ambassade ten tijde van het voorarrest bijstand aan de heer Poch geleverd? Hoe vaak heeft de heer Poch bezoek gehad van Nederlands ambassadepersoneel?
De heer Poch heeft gedurende zijn detentie in Argentinië consulaire bijstand van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen, zoals die wordt geboden aan Nederlanders in buitenlandse detentie die hebben aangegeven hierop prijs te stellen. De consulaire bijstand bestaat onder andere uit meerdere bezoeken per jaar door een ambassademedewerker en een maandelijkse gift van 30 euro ten behoeve van levensonderhoud.
Aanvullend hierop heeft de Nederlandse ambassade in Buenos Aires gedurende de hele detentieperiode contact onderhouden met de Argentijnse advocaat van de heer Poch over de voortgang van het proces. De ambassade heeft verzoeken van de heer Poch en zijn advocaat om in afwachting van de uitspraak buiten de gevangenis te mogen verblijven langs diplomatieke weg ondersteund.
Is aan de heer Poch de gebruikelijke consulaire bijstand verleend, onder meer het toezien op de detentieomstandigheden en de rechtsgang? Kunt u uiteenzetten hoe hieraan in de praktijk uitvoering is gegeven?
Zie antwoord vraag 10.
Transseksuelen en interseksuelen |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de rapporten over de rechten van transseksuelen en interseksuelen?1
Bent u het eens met de opvatting dat de steun voor belangengroepen van transseksuelen afneemt, gezien de in de genoemde rapporten gepresenteerde feiten en cijfers?
De twee rapporten laten op basis van een brede enquête zien dat de (financiële) ondersteuning van transgender- en interseksegroepen structureel achterblijft ten opzichte van belangengroepen voor lesbiennes, homoseksuelen en biseksuelen. Dit betekent dat ze grotendeels afhankelijk zijn van vrijwilligers. Van een afname in financiering is volgens de rapporten geen sprake.
Hoe duidt u het gegeven dat het budget voor dergelijke groepen is afgenomen en dat er veelal tekorten zijn om betaalde werknemers in dienst te hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de financiering van dergelijke groepen met behulp van beschikbare fondsen? Acht u dit afdoende?
Nederland ziet mensenrechtenstrijders, waaronder LHBTI-organisaties, als een belangrijke motor achter verandering in hun land. Dit is ook de reden dat het kabinet financiële en beleidsmatige steun geeft, bijvoorbeeld door het werk van COC Nederland te ondersteunen, door activiteiten van Nederlandse ambassades te faciliteren en door in multilateraal verband actief te pleiten voor gelijke rechten van LHBTI’s.
Afgelopen twee jaar heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Nederlandse belangenorganisatie voor intersekse personen, Stichting Nederlands Netwerk Intersekse/DSD (NNID), financiële steun gegeven om de internationale belangenbehartiging van de interseksegemeenschap vorm te geven. Het doel hiervan is mede om andere intersekse-organisaties de capaciteit te geven om hun eigen fondsenwerving en belangenbehartiging te realiseren. Dit draagt bij aan verduurzaming van deze activiteiten. Daarnaast is mede door inzet van de NNID de aandacht voor de positie van interseksen in de afgelopen jaren toegenomen. Dat is een positieve ontwikkeling. Zo wordt er in de VN steeds vaker de positie van intersekse personen benoemd.
Op nationaal niveau is het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap een strategisch partnerschap aangegaan met COC Nederland, Transgender Netwerk Nederland en de NNID in de alliantie «Gedeeld geluk, gedeelde trots». Het doel van die samenwerking is om de situatie van LHBTI-personen en de sociale acceptatie in Nederland verder te verbeteren.
De rapporten over de financiering van transgender en intersekse personen bieden voor deze specifieke belangengroepen een goed instrument om donoren aan te spreken.
Bent u het eens met de constatering dat belangengroepen van transseksuelen wereldwijd onvoldoende toegang hebben tot gezondheidszorg?
Ja. Transgendervrouwen en -mannen krijgen in veel landen minder goede behandeling in de zorg of hebben te maken met weigering van gezondheidszorg, bedreigingen, verbaal en/of lichamelijk geweld.
Naast reguliere zorg, hebben transgendermannen en -vrouwen ook vaak behoefte aan specifieke zorg. Zo lopen transgender personen een verhoogd risico op HIV en is er vaker sprake van depressie of bijvoorbeeld alcoholmisbruik. Daarnaast hebben ze vaak behoefte aan hormoontherapie of plastische chirurgie.
Klopt het dat slechts de helft van de belangengroepen van interseksuelen wereldwijd geregistreerd is bij een overheid? Zo ja, hoe duidt u dit?
De interseksebeweging is in veel landen nog relatief nieuw in vergelijking met belangengroepen van lesbische, homoseksuele, biseksuele en in mindere mate transgender personen. Dat verklaart ook dat nog niet alle donororganisaties intersekse personen als onderdeel van de doelgroep scharen. De problemen die intersekse personen ervaren zijn vaak ook anders dan de problemen die LHBT personen ervaren. Het gebrek aan financiering hangt samen met de beperkte aandacht voor de groep.
Klopt het dat belangengroepen van interseksuelen vaak niet onder de doelgroep van donororganisaties vallen? Hoe duidt u dit?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe duidt u het feit dat er bijna geen belangengroepen van interseksuelen worden gefinancierd door overheden?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om internationale fondsen voor interseksuelen en transseksuelen financieel te ondersteunen? Zo ja, bent u bereid extra budget beschikbaar te stellen voor het investeren in zowel het International Fund for Transsexuals als het Intersex Human Rights Fund? Zo nee, waarom niet?
Naast de eerdergenoemde steun aan NNID en de steun van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan Europese LHBTI-netwerken zoals Transgender Europe, steunt het Ministerie van Buitenlandse Zaken via het Mensenrechtenfonds en de strategische partnerschappen verschillende belangenorganisaties die zich inzetten voor gelijke rechten van LHBTI’s. Daarbij vraagt het ministerie aan deze organisaties expliciete aandacht voor de positie van transgender en intersekse personen. De belangenorganisaties moeten in overleg met de doelgroep zelf bepalen hoe zij dat het beste kunnen doen.
Het kabinet bekijkt de mogelijkheden voor intensivering van de in het regeerakkoord genoemde prioriteiten, waaronder gelijke rechten voor LHBTI’s.
Nederlanders die probeerden omstreden spionagesoftware te verkopen aan Ecuador |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Deze Nederlanders probeerden omstreden spionagesoftware te verkopen»?1
Ja.
Hoe duidt u de activiteiten van het bedrijf Hacking Team, namelijk het verkopen van spionagesoftware aan repressieve regimes om journalisten, oppositieleden, activisten en anderen monddood te maken?
Vrijheid van meningsuiting is één van de prioriteiten binnen het Nederlands buitenlands mensenrechtenbeleid. De verkoop van deze producten door Hacking Team aan autoriteiten voor het ongelegitimeerd inperken van de vrijheid van meningsuiting keurt het kabinet af.
Hoe duidt u het gegeven dat een Nederlandse honorair consul betrokken is geweest bij het faciliteren van een deal om spionagesoftware van het bedrijf Hacking Team te verkopen aan Ecuadoraanse inlichtingendiensten?
Honorair consuls zijn onbezoldigde ambtenaren en worden geacht in hun levensonderhoud te voorzien middels andere activiteiten. Voordat een honorair consul wordt voorgedragen, is afgewogen wat de potentiële risico’s van de beroepsmatige activiteiten van betrokkene zijn en worden doorgaans referenten geraadpleegd. De honorair consul is ambtenaar en behoort als zodanig tot de Dienst Buitenlandse Zaken. Op het gebied van integriteit gelden voor honorair consuls derhalve dezelfde normen als voor alle Rijksambtenaren. Zij worden daar bij hun aanstelling op gewezen. In de regelgeving is niet opgenomen dat een honorair consul economische activiteiten moet melden. Het is disproportioneel om honorair consuls te verplichten alle zakelijke activiteiten te melden. Wel is er continue aandacht voor integriteit en worden honorair consuls aangemoedigd om dilemma’s bespreekbaar te maken.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken was niet op de hoogte van de samenwerking van de honorair consul met Hacking Team. De samenwerking tussen de honorair consul en Hacking Team vond plaats in zijn hoedanigheid van directeur van een handelsbedrijf. Het ministerie werd voor het eerst bekend met deze activiteiten op 4 juni 2017 toen de ambassade in Lima werd gewezen op het artikel op de website van PlanV. In januari 2017 was de benoemingsperiode van de honorair consul te Quito reeds afgelopen.
Bent u op de hoogte van de activiteiten van deze honorair consul, zoals beschreven in het artikel? Zo ja, sinds wanneer? Welke acties heeft u vervolgens ondernomen?
Zie antwoord vraag 3.
Acht u het wenselijk dat een vertegenwoordiger van de Nederlandse overheid in het buitenland betrokken is bij dergelijke nevenactiviteiten? Zo nee, welke acties onderneemt u om dergelijke praktijken te voorkomen? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de activiteiten van de honorair consul rondom het promoten van dergelijke spionagesoftware volgens de geldende regelgeving niet gemeld hoefde te worden? Waarom niet? Acht u dit wenselijk?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat Hacking Team een demonstratie heeft gegeven over software aan de Nationale Politie en de Nederlandse militaire veiligheidsdienst? Waarom en op welk initiatief is dit gebeurd? Is hier vervolg aan gegeven? Zo ja, hoe?
Zoals eerder is aangegeven in de beantwoording op de vragen van het lid Oosenbrug (PvdA) met kenmerk 2015Z09552 en Oosenbrug (PvdA) en Verhoeven (D66) met kenmerk 2015Z14018, brengt het verstrekken van informatie over welke specifieke software de opsporingsdiensten beschikken, testen en gebruiken grote risico’s met zich mee voor de inzetbaarheid van die middelen. Dit geldt dus ook voor het verstrekken van informatie omtrent de broncode, de robuustheid en de daarmee samenhangende veiligheidsvraagstukken. Het kabinet kan hierover derhalve geen informatie over verstrekken. Het kabinet benadrukt dat er altijd wordt gehandeld binnen de bestaande wet- en regelgeving.
Voor het opsporen van bepaalde strafbare feiten kunnen op bevel van het Openbaar Ministerie (OM) bijzondere opsporingsbevoegdheden worden toegepast. Bij de inzet van dergelijke bevoegdheden dient het belang van de opsporing proportioneel te zijn aan de inbreuk die de bevoegdheid maakt op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte of derden. Bovendien dient het te verkrijgen bewijs niet door de inzet van een andere, lichtere bevoegdheid te kunnen worden verkregen (subsidiariteit). Bij de inzet van ingrijpende bevoegdheden is machtiging van de rechter-commissaris vereist. De proportionaliteit en subsidiariteit van de inzet van de bevoegdheid, en het gebruik van het technisch hulpmiddel dat wordt ingezet ter uitvoering voor de bevoegdheid, worden hierbij getoetst.
Om de technologische ontwikkelingen op het gebied van cyber security bij te kunnen houden, onderhoudt de MIVD contacten met een groot aantal spelers in de publieke en private sector. Deze contacten lopen uiteen van het bezoeken van beurzen en congressen tot demonstraties van producten bij private partijen. Over mogelijke contacten van de MIVD met specifieke bedrijven worden in de regel geen mededelingen gedaan.
Wordt er momenteel of is er in het verleden door Nederlandse opsporingsdiensten op enigerlei wijze gebruik gemaakt van software van Hacking Team?
Zie antwoord vraag 7.
Welke risico’s ziet u voor cyberveiligheid in het bevorderen van het gebruik van dergelijke spionagesoftware?
Het kabinet stelt voorop dat het gebruik van dergelijke software niet wordt bevorderd van overheidswege. In algemene zin brengt digitalisering altijd risico’s met zich mee en bevat software met regelmaat kwetsbaarheden. Dat is voor spionagesoftware niet anders. Dit onderwerp wordt reeds geadresseerd in het Cyber Security Beeld Nederland 2017. In lijn met de tweede Nationale Cyber Security en de Internationale Cyber Strategie kan aangegeven worden dat het altijd zoeken is naar een balans tussen vrijheid, veiligheid en maatschappelijke (of economische) groei. Deze balans komt ook terug in eerdere brieven (met o.a. het kenmerk 2008352) aan uw Kamer inzake de omgang met kwetsbaarheden in hard- en software.
Klopt het dat in het Europees parlement het stelsel van vergunningen voor spionagesoftware momenteel wordt herzien zodat tussenhandel mogelijk strafbaar wordt? Wat is de Nederlandse opstelling hierin?
Op dit moment bespreken de Europese lidstaten het voorstel dat de Europese Commissie in september 2016 uitbracht voor de herziening van EU Verordening 428/2009. Deze verordening vormt het EU-raamwerk voor exportcontrole van dual-use goederen en tussenhandeldiensten voor dergelijke goederen. Tussenhandeldiensten voor dual-use goederen zijn op dit moment niet per se vergunningplichtig, maar kunnen dat wel zijn. Om dit te beoordelen dienen Nederlandse bedrijven een mededeling te doen van de tussenhandeldiensten die zij voornemens zijn te plegen. Nederland acht een dwingende vergunningplicht voor alle tussenhandeldiensten voor dual-use goederen onwenselijk, maar wil wel zicht hebben op de te plegen tussenhandeldiensten om deze eventueel vergunningplichtig te verklaren. In haar voorstel breidt de Commissie de definitie van tussenhandelaar uit tot bedrijven die gelieerd zijn aan een in de EU gevestigde onderneming, maar zich buiten de EU bevinden. Daarmee wil de Commissie de rechtsmacht van de EU exportcontrole autoriteiten vergroten. Nederland hecht in de onderhandelingen over het voorstel van de Commissie aan regels die helder zijn richting het bedrijfsleven en aan de uitvoerbaarheid van deze regels.
Bureaucratie bij het aanvragen van een genderneutrale ov-chipkaart |
|
Rob Jetten (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Klopt het dat (verplichte) geslachtsvermelding op ov-chipkaarten per 1 januari 2017 is komen te vervallen?
Ja. In de brief van de toenmalige ministers van Veiligheid en Justitie en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over diverse onderzoeken over sekseregistratie1 staat de toezegging van de openbaar vervoerders (NS, regionale vervoerders, stadsvervoerders) en Translink dat de m/v vermelding op alle nieuw uit te geven persoonlijke OV-chipkaarten per 1 januari 2017 achterwege gelaten wordt. Naar aanleiding van de vragen vanuit de Kamer heb ik hierover contact opgenomen met Translink en NS. Translink meldt mij dat per 1 januari 2017 alle nieuwe OV-chipkaarten zonder geslachtsvermelding gemaakt worden, behalve de NS kaarten. NS laat weten dat ook alle nieuwe OV-chipkaarten van NS per 20 december 2017 zonder geslachtsvermelding zullen zijn. In de komende maand wordt de wijziging technisch klaargezet en volgt een her-instructie voor controle en dienstverlening op de trein en het station. Daarmee is de OV-sector zijn toezegging, met enige vertraging, nagekomen.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat aanvragers verstrikt raken in bureaucratie bij het aanvragen van een nieuwe ov-chipkaart? Zo ja, wat is uw reactie op dit bericht?1
Ja. Een specifieke groep reizigers ervaart de m/v vermelding als een drempel. Daarom ben ik blij dat er zeer binnenkort zonder bureaucratische drempels op alle nieuwe OV-chipkaarten geen m/v vermelding meer zichtbaar is. Met deze maatregel van de vervoerders en Translink is het OV één van de eerste sectoren die de m/v vermelding op hun passen schrappen. Ik hoop dat bedrijven in andere sectoren hun voorbeeld zullen volgen.
Deelt u de mening dat het wenselijk is om een genderneutrale ov-chipkaart aan te bieden?
Ja, die mening deel ik. Zie antwoord 2.
In hoeverre bent u bereid om met Translink en de ov-bedrijven in gesprek te gaan zodat een genderneutrale ov-chipkaart zo spoedig mogelijk beschikbaar komt voor diegenen die dit wenselijk achten?
Zie antwoord 1.
Het bericht dat Duitsers binnenkort kunnen kiezen om ‘interseksueel’ te zijn |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Duitsers kunnen binnenkort kiezen voor «interseksueel»»?1
Ja, met dien verstande dat het in de uitspraak van het Duitse Constitutionele Hof gaat om de registratie van «inter/divers» of «divers» in het geboorteregister naast «man» of «vrouw».2
Wat is uw reactie op het feit dat het Duitse grondwettelijke Hof heeft bepaald dat het in 2018 mogelijk moet zijn om naast «mannelijk» of «vrouwelijk» ook «interseksueel» op te laten nemen in het bevolkingsregister?
De Duitse regelgeving kent twee mogelijkheden voor de registratie van geslacht in de geboorteakte: «man» of «vrouw». Volledigheidshalve wijs ik erop dat in Nederland naast «mannelijk» en «vrouwelijk» een derde mogelijkheid bestaat. Als bij de geboorte van een kind het geslacht biologisch niet kan worden vastgesteld, wordt in de geboorteakte opgenomen «dat het geslacht niet kan worden vastgesteld». Binnen drie maanden wordt dan opnieuw een geboorteakte opgemaakt, waarin het geslacht van het kind wordt vermeld als dat inmiddels is
vastgesteld of, als dat niet het geval is, wordt opnieuw in de akte opgenomen dat het geslacht niet kan worden vastgesteld. Hetgeen in de geboorteakte is vermeld, wordt overgenomen in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP). Als het geslacht niet kan worden vastgesteld, wordt een x (onbekend) in de BRP opgenomen.
Deelt u de mening dat dit een uniek moment is voor mensen met een intersekse conditie in Duitsland?
Veel LHBTI-organisaties, waaronder Transgender Netwerk Nederland, Transgender Europe en COC Nederland, zijn inderdaad positief over het oordeel over geslachtsregistratie van het Duitse Constitutionele Hof. Het Hof oordeelde dat de Duitse overheid naast «man» en «vrouw» een derde registratie-optie moet creëren in de geboorteakte of geslachtsregistratie helemaal achterwege moet laten. Ik vind dit een interessante ontwikkeling die ik nauwlettend zal volgen.
In hoeverre weet u of er in Nederland een ethische commissie is die zich buigt over mogelijke onrechtvaardigheid als mensen die op grond van hun lichamelijke kenmerken man noch vrouw zijn, maar wel als man of vrouw worden geregistreerd?
Nederland kent een dergelijke ethische commissie niet.
In hoeverre kunt u aangeven of er mogelijkheden zijn in Nederland om voor een dergelijk zelfde besluit te kiezen?
Op verzoek van mijn collega voor Rechtsbescherming is de vraag naar de appreciatie van de uitspraak van het Bundesverfassungsgericht geagendeerd door de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit voor de vergadering van 6 februari 2018. Ik zie de bevindingen van de Commissie met belangstelling tegemoet.
Van belang is verder dat alle consequenties van een eventuele aanpassing goed in beeld komen alvorens een besluit te nemen. Er moet bekeken worden wat het betekent in juridische en financiële zin en wat de eventuele ict-implicaties zouden zijn. Daarnaast zal ik internationaal onderzoek doen om te achterhalen wat er in het buitenland geaccepteerd wordt (denk bijvoorbeeld aan het paspoort). Het Kabinet hecht eraan om ook de visie van de belangenorganisaties te vernemen, alvorens tot een beslissing te komen.
Deelt u de mening dat het het meest wenselijk is om geslachtsregistratie te beperken en/of af te schaffen waar mogelijk, maar indien dit niet kan, er gekozen dient te worden voor een uitbreiding van de keuzeopties?
Zoals aangegeven in het Regeerakkoord is het de inzet van dit Kabinet om onnodige geslachtsregistratie waar mogelijk te beperken. In dat kader zal in het vroege voorjaar in ieder geval nader overleg worden gevoerd met de belangenorganisaties, patiëntenorganisaties en kennisinstellingen.
Verder ga ik vanuit mijn coördinerende verantwoordelijkheid in gesprek met onder meer de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van BZK over het waar mogelijk verder beperken van geslachtsregistratie en het gebruik van het persoonsgegeven geslacht. Het Kabinet zal uw Kamer op de gebruikelijke wijze informeren.3
Hoe wilt u aan de slag gaan met de zin uit het regeerakkoord, waarin wordt gesteld dat dit kabinet onnodige geslachtsregistratie waar mogelijk beperkt? Zo ja, op welke manier wilt u dit vormgeven?
Zie antwoord vraag 6.
De benoeming van een topambtenaar van PvdA-huize op het ministerie van Buitenlandse Zaken |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Met dank aan Koenders»?1
Ja.
Klopt het dat René Cuperus, medewerker van het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid, de Wiardi Beckman Stichting, is benoemd als «tegendenker» bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
De heer Cuperus is per 1 oktober 2017 op een tijdelijke aanstelling met een duur van één jaar voor 24 uur per week bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangesteld en geplaatst in de vacante functie van «scholar in residence» bij de Eenheid Strategische Advisering (ESA).
Heeft voor deze functie een vacature, intern dan wel extern, open gestaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u deze vacature aan de Kamer doen toekomen?
Nee, gelet op de zeer specifieke functievereisten en de korte duur en beperkte omvang van de aanstelling is ervoor gekozen om een shortlist van mogelijk geschikte kandidaten op te stellen. Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 7 met betrekking tot de openstelling van vacatures.
Kunt u toelichten welke sollicitatieprocedure de heer Cuperus heeft doorlopen voor zijn benoeming tot deze functie? Waren er meer kandidaten? Zo ja, hoeveel gesprekken zijn er gevoerd?
Besloten is de heer Cuperus uit te nodigen voor een selectiegesprek met het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van ESA. Vervolgens heeft hij een voorstel voor een werkprogramma ingediend. Ten slotte heeft hij een afrondend gesprek gevoerd met het hoofd van ESA. Het arbeidsvoorwaardengesprek is gevoerd met een medewerker van de personeelsdienst.
Op welke wijze bent u persoonlijk betrokken geweest bij de benoeming van de heer Cuperus?
Ik ben bij het besluit dat tot deze benoeming heeft geleid niet betrokken geweest.
Welke procedures en/of voorschriften kent de rijksoverheid voor het werven van nieuwe werknemers? Is het noodzakelijk dat vacatures intern dan wel extern open gezet worden? Zo ja, waarom is in het geval van de benoeming van de heer Cuperus hier niet voor gekozen?
Voor werving van rijksambtenaren geldt het Besluit werving en selectie. Dat verplicht niet tot publicatie van alle vacante functies. Ook de interne voorschriften van mijn ministerie verplichten daar niet toe.
Acht u het wenselijk dat op hooggeplaatste functies binnen de Rijksoverheidsdienst personen zonder sollicitatieprocedure benoemd worden zonder enige tegenkandidaat?
Vacante reguliere functies die niet met interne kandidaten kunnen worden ingevuld, worden in de regel extern gepubliceerd opdat een ieder zijn of haar belangstelling daarvoor kenbaar kan maken. In bijzondere gevallen waarin slechts voor een korte periode een kandidaat wordt gezocht die moet voldoen aan zeer specifieke functievereisten, kan van een publicatie worden afgezien en geschikt geachte kandidaten worden benaderd. Daarvan was sprake in het onderhavige geval. Ook de werving van de voorganger van de heer Cuperus – de heer Hoogduin – vond op deze wijze plaats.
Bent u bereid de benoeming van de heer Cuperus te herzien en de vacature voor de functie alsnog intern dan wel extern open te stellen voor het bredere publiek?
Nee.
Kunt u deze vragen nog voor het aflopen van uw ambtstermijn beantwoorden?
Ja.
Het referendum over onafhankelijkheid voor Iraaks Koerdistan |
|
Sadet Karabulut , Kees van der Staaij (SGP), Marianne Thieme (PvdD), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Bram van Ojik (GL), Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Herinnert u zich de vraag tijdens het mondelinge vragenuur op 26 september 2017 over het referendum in Iraaks Koerdistan?
Bent u bereid de onafhankelijke volkenrechtelijk adviseur te vragen advies uit te brengen in hoeverre de criteria voortvloeiend uit het Montevideo Verdrag van toepassing zijn op Iraaks Koerdistan?
Kan in dit advies per criterium worden toegelicht of Iraaks Koerdistan hier wel of niet aan voldoet?
Kunt u vervolgens toelichten hoe u dit advies duidt en in hoeverre u dit advies onderschrijft?
Bent u bereid deze vragen voor het schriftelijk overleg over de Raad Buitenlandse Zaken op 10 oktober aanstaande te beantwoorden?
De arrestatie van een Turkse Nederlander in Turkije |
|
Sadet Karabulut , Han ten Broeke (VVD), Raymond Knops (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU), Bram van Ojik (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u de berichten over een Turkse Nederlander, Volkan Çalışkan, die in Turkije is gearresteerd vanwege een spandoek?1 2
Ja.
Kunt u de arrestatie van deze Nederlandse man, die volgens Turkije steun zou betuigen aan terroristen, bevestigen? Heeft betrokkene inmiddels consulaire bijstand? Zo nee, bent u bereid hem die te leveren?
Zoals gebruikelijk en meteen nadat het Ministerie van Buitenlandse Zaken via derden melding kreeg van de mogelijke arrestatie heeft het ministerie de Turkse autoriteiten op verschillende niveaus om bevestiging en informatie van de arrestatie gevraagd. De Turkse autoriteiten hebben de aanhouding en arrestatie inmiddels bevestigd. Nederland heeft de Turkse autoriteiten nadrukkelijk gevraagd om toegang tot betrokkene in het kader van consulaire bijstand. Nederland heeft verder het belang benadrukt van een zorgvuldige en snelle afhandeling van eventuele juridische procedures.
Zodra de Turkse autoriteiten toegang verlenen en de Nederlandse ambassade in Turkije contact heeft gekregen met betrokkene, zal hem direct worden gevraagd of hij consulaire bijstand van de Nederlandse ambassade wenst en of hij wenst dat de ambassade actief aandacht voor zijn zaak vraagt bij de Turkse autoriteiten.
Bent u bereid bij de Turkse autoriteiten aan te dringen op onmiddellijke vrijlating van Volkan Çalışkan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het feit dat de afgelopen weken meerdere Nederlanders van Turkse afkomst door de Turkse autoriteiten zijn aangehouden? Bent u bereid uw Turkse ambtsgenoot hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik 11 augustus jl. uw Kamer meedeelde, maakt Nederland zich grote zorgen over de recente uitreisverboden ten aanzien van Turkse Nederlanders en om deze arrestatie. Nederland blijft daarom alert, actief en kritisch op dit optreden van de Turkse autoriteiten. Nederland zal extra aandacht voor deze gevallen blijven vragen opdat betrokkenen zo spoedig mogelijk naar Nederland kunnen terugkeren. Vooralsnog gebeurt dit via diplomatieke kanalen op verschillende niveaus. Daarnaast blijft het kabinet de Turkse autoriteiten in algemene zin oproepen tot het respecteren van de rechtsstaat – in het bijzonder als het gaat om fundamentele rechten zoals een eerlijke en onafhankelijke rechtsgang en rechten gerelateerd aan arrestatie en detentie.
Welke bewijzen zijn bij u bekend over de inmiddels elf Nederlanders die Turkije niet uit kunnen?3 4
De informatie die het Ministerie van Buitenlandse Zaken over de situatie van betrokkenen heeft, is afkomstig van betrokkenen zelf en hun familie. De Turkse autoriteiten beschouwen de zaken vooralsnog als een interne aangelegenheid, onder meer omdat volgens de Turkse wet Nederlanders die ook de Turkse nationaliteit hebben op Turks grondgebied enkel worden gezien als Turks burger. Nederland zal niettemin en uiteraard Turkije actief om aandacht voor de uitreisverboden van deze Nederlanders blijven vragen, zoals hierboven nader is toegelicht.
Welke extra stappen gaat u zetten, mede in EU-verband, om te bewerkstelligen dat er een einde komt aan de steeds verdere verslechtering van de mensenrechtensituatie in Turkije?
Nederland stelt de zorgen over de rechtsstaat in Turkije regelmatig aan de orde, niet alleen binnen de Europese Unie maar ook in het kader van de Raad van Europa. Nederland speelt hierin een voortrekkersrol. Zo was Nederland de eerste die pleitte voor het opschorten van de pretoetredingssteun aan Turkije, een standpunt dat aanvankelijk op weinig steun kon rekenen bij de andere lidstaten van de EU, maar dat nu ook wordt gedeeld door Duitsland. De Nederlandse inzet is zowel gericht op het consequent opbrengen van onze zorgen omtrent de rechtsstaat in Turkije, als op ondersteuning van het maatschappelijk middenveld. Nederland blijft de zorgen over de rechtsstaat in Turkije, inclusief de gevolgen voor de burgers van de landen van de EU, actief aankaarten in EU- en RvE-kader.
De situatie in Venezuela |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de verkiezingen in Venezuela op zondag 30 juli jongstleden, het geweld en de intimidatie rondom deze verkiezingen, en het feit dat nagenoeg de hele oppositie de verkiezingen heeft geboycot?1
Bent u van mening dat de verkiezingen en de uitslag daarvan legitiem zijn? Deelt u de mening van de Amerikaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties dat er sprake is van een schijnverkiezing en dat Venezuela weer een stap dichter bij een dictatuur is?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u bereid om deze verkiezingen en het geweld daaromheen ferm te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u toelichten welke concrete acties vanuit de EU volgen in aanvulling op de veroordeling van het excessieve geweld en de grondwetgevende vergadering?3
Hoe beoordeelt u het ondemocratische voornemen van Maduro om de onschendbaarheid van het gekozen Venezolaans parlement op te heffen? Hoe beoordeelt u het zorgwekkende bericht dat oppositieleiders Lopez en Ledezma gisternacht uit hun huis zijn ontvoerd?4
Hoe beoordeelt u de sancties van de VS tegen hooggeplaatste Venezolaanse functionarissen uit regeringskringen, het leger en van de staatsoliemaatschappij PDVSA?5
Hebt u er zicht op of hooggeplaatste Venezolaanse functionarissen eigendommen, bankrekeningen of andere middelen in het Koninkrijk der Nederlanden of de EU hebben?
Bent u bereid om binnen de EU te ijveren voor het instellen van persoonsgerichte sancties (bevriezen van tegoeden en het opleggen van reisverboden) tegen iedere hooggeplaatste Venezolaanse functionaris die betrokken is bij het ondermijnen van het Venezolaans parlement, het ontvoeren van politieke oppositieleiders of het inzetten van geweld tegen ongewapende demonstranten?
Kunt u aangeven of er al meer mogelijkheden zijn om humanitaire hulp aan Venezuela te verlenen, of dat dit nog steeds wordt geweigerd door de Venezolaanse autoriteiten?
Hebt u er zicht op hoeveel Nederlanders op dit moment in Venezuela verblijven? Ligt er een evacuatieplan klaar voor al deze Nederlanders, indien er aanleiding is tot evacuatie?
Hebt u er kennis van genomen dat er een flinke toename is van het aantal Venezolanen dat naar Aruba en Curaçao vlucht, zoals blijkt uit de onderscheppingen van de Kustwacht?6 Kunt u een inschatting geven van hoeveel Venezolanen dit jaar al hebben geprobeerd naar Aruba, Bonaire en Curaçao te vluchten? Bent u desondanks nog steeds van mening dat niet hoeft te worden gevreesd voor een flinke toename van het aantal Venezolaanse vluchtelingen, en dat de eilanden van het Koninkrijk voldoende geëquipeerd zijn om zorg te dragen voor een adequate opvang en asielprocedure?
De arrestatie van een Nederlander in Turkije |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Nederlander mag Turkije niet uit na «beledigen» Erdogan»?1
Nederland is extra alert, actief en kritisch op de Turkse uitreisverboden. De Nederlandse ambassade in Ankara heeft uiteraard meerdere malen mondeling en schriftelijk de situatie van Nederlanders met een Turks uitreisverbod, waaronder de situatie van de hier bedoelde persoon, actief onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten, nadat betrokkenen zelf hadden aangegeven hiermee akkoord te zijn. De Nederlandse ambassade zal dit blijven doen, ook ten aanzien van toekomstige gevallen, opdat zij zo spoedig mogelijk naar Nederland kunnen terugkeren.
Welke consulaire ondersteuning en assistentie krijgt deze Nederlander van de Nederlandse ambassade in Turkije?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de precieze gronden op basis waarvan deze Nederlander een uitreisverbod is opgelegd?
Vanwege privacybescherming kan ik uw Kamer via deze openbare brief geen informatie verstrekken over individuele zaken.
Bent u van mening dat het uitreisverbod legitiem is? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Turkse wetgeving voorziet in verscheidene mogelijkheden van vrijheid beperkende maatregelen, waaronder ook uitreisverboden. Een oordeel over de legitimiteit van het uitreisverbod is in de eerste plaats aan de Turkse rechter. Nederland maakt zich echter wel grote zorgen over de onderliggende redenen van de recente uitreisverboden. De Nederlandse ambassade in Ankara heeft daarom sinds er gevallen zijn van Nederlanders met een Turks uitreisverbod het onderwerp meerdere malen actief onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten. Daarbij is aandacht gevraagd voor de gevoelige en moeilijke situatie waarin deze groep Nederlanders verkeert en voor een spoedige rechtsgang aangaande deze uitreisverboden. Nederland zal dit voor deze – en toekomstige – gevallen blijven doen.
Hebt u reeds protest aangetekend bij uw Turkse ambtsgenoot tegen deze eenzijdige actie van de Turkse overheid? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit alsnog te doen?
De Nederlandse ambassade in Ankara heeft meerdere malen mondeling en schriftelijk de gevoelige en moeilijke situatie van Nederlanders die een Turks uitreisverbod hebben gekregen actief onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten en aandacht gevraagd voor een spoedige rechtsgang en opheffing van uitreisverboden. Nederland maakt zich grote zorgen over de onderliggende redenen van de recente uitreisverboden en zal daarom extra aandacht voor deze gevallen blijven vragen. Ook ten aanzien van toekomstige bij het ministerie bekende gevallen geldt dat betrokken personen direct zal worden gevraagd of zij prijs stellen op bijstand van de Nederlandse ambassade en of zij wensen dat de ambassade proactief aandacht voor hun zaak vraagt bij de Turkse autoriteiten opdat zij zo spoedig mogelijk naar Nederland kunnen terugkeren.
Op het moment van het opstellen van deze brief is het Ministerie van Buitenlandse Zaken bekend met ongeveer tien personen die zich thans in Turkije bevinden die zich bij het ministerie hebben gemeld vanwege een uitreisverbod. Van zeven andere personen die een uitreisverbod hadden is bekend dat zij inmiddels Turkije hebben kunnen verlaten.
Ook als deze kwestie in beginsel een nationale verantwoordelijkheid is, trekt Nederland samen met andere EU-lidstaten op. Dat doet Nederland met name met die landen die ook een omvangrijke Turkse gemeenschap hebben en te maken hebben met dezelfde problematiek, vooral in het kader van het «like-minded» overleg dat actief door Nederland is geïnitieerd. Hierdoor staat Nederlander sterker in het bepleiten van deze kwestie en individuele gevallen.
Welke acties onderneemt u om het uitreisverbod voor de Nederlander opgeheven te krijgen, zodat hij weer van zijn vrijheid kan genieten en naar Nederland kan terugkeren?
Zie antwoord vraag 5.
Hoeveel andere Nederlandse staatsburgers in Turkije hebben op dit moment een uitreisverbod, en op basis van welke reden(en)? Wat heeft u ondernomen voor deze Nederlanders sinds deze kwestie is besproken tijdens het mondeling vragenuur op 11 april jl.? Wat heeft het «like-minded» overleg hierover met Duitsland, Frankrijk, België, Oostenrijk, Zweden en Denemarken opgeleverd?2
Zie antwoord vraag 5.
Hoeveel Nederlanders die in april jl. nog vastzaten in Turkije, zoals besproken tijdens het mondeling vragenuur, hebben sindsdien Turkije kunnen verlaten? Hoeveel niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe kan het dat er geen gezamenlijke, officiële Europese positie is ten aanzien van het opleggen van uitreisverboden aan individuen door Turkije? Wat gaat u doen om wel tot een dergelijke gezamenlijke Europese actie te komen?
Zie antwoord vraag 5.
Ziet u naar aanleiding van deze arrestatie reden om uw besluit van vorige week, om de uitlevering van verdachten aan Turkije te hervatten3, te heroverwegen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uitlevering van verdachten aan Turkije wordt door zowel de rechter als de Minister van Veiligheid en Justitie per geval getoetst. Ik verwijs u voor de verdere beantwoording van deze vraag naar de beantwoording, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, op de schriftelijke vragen van het lid Karabulut over uitreisverboden voor Nederlanders in Turkije (2017Z10629).
Ziet u naar aanleiding van deze recente arrestatie reden om het reisadvies voor Turkije aan te passen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kijkt voortdurend of reisadviezen aanpassing vragen. Het BZ reisadvies voor Turkije kent reeds geruime tijd een waarschuwing voor vervolging door Turkse autoriteiten voor belediging van het staatshoofd en voor activiteiten gerelateerd aan groepen die beschouwd worden als terroristische organisatie. Dat geldt ook voor activiteiten buiten Turkije. Ook zijn in het reisadvies de ruimere bevoegdheden van de autoriteiten opgenomen, waaronder detentie, uitreisverboden en andere maatregelen vallen. Het BZ reisadvies voor Turkije is hierin vergelijkbaar met het reisadvies voor Turkije van Duitsland. In het reisadvies is, zoals bij alle reisadviezen, een uitnodiging opgenomen aan reizigers om zich te registreren en hun gegevens achter te laten bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het ministerie brengt, bijvoorbeeld bij aanpassingen, de inhoud van deze reisadviezen proactief onder de aandacht. Ook bestaande reisadviezen kunnen proactief onder de aandacht gebracht als dit in het belang van de reizende Nederlanders wordt geacht. Het reisadvies voor Turkije is daarom afgelopen week via de BZ 247 Informatieservice extra onder de aandacht gebracht van bij de service geregistreerde Nederlanders. Ook is via het BZ Twitterkanaal aandacht gevraagd voor het reisadvies. Daarbij is specifiek gewezen op de lokale wetten, regels en gebruiken in het reisadvies voor Turkije.
Het BZ reisadvies voor Turkije is gepubliceerd op: https://www.nederlandwereldwijd.nl/reizen/reisadviezen/turkije.
Gendergelijkheid in vergoedingen en salarissen bij de publieke omroep |
|
Jan Paternotte (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving over het grote verschil in beloning tussen vrouwelijke en mannelijke presentatoren bij de Britse publieke omroep BBC en herinnert u zich eerdere berichtgeving over vergoedingen voor tafelgasten van De Wereld Draait Door (DWDD) en over de topinkomens bij de publieke omroep?1
Ja.
Bent u van mening dat bij de Nederlandse publieke omroep vrouwen en mannen voor gelijk werk gelijk betaald moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Ja. De publieke omroep is niet uitgezonderd van het beleid van dit kabinet om ongerechtvaardigde beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen weg te nemen, zoals vastgelegd in het regeerakkoord.
Deelt u de mening dat de berichten over tafelgasten bij DWDD en de verdeling van topinkomens bij de publieke omroep de schijn wekken dat mannen in deze specifieke rollen meer betaald krijgen dan vrouwen? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?
Uit de berichten over beloning van tafelgasten en presentatoren bij de Nederlandse publieke omroep waar de leden naar verwijzen, maak ik niet op dat verschillen in beloning worden bepaald door geslacht. Ook als er meer mannen dan vrouwen in een lijst met topsalarissen zouden staan, betekent dat niet zonder meer dat er sprake is van ongelijke beloning tussen mannen en vrouwen voor arbeid van gelijke waarde. Als dat echter wel het geval is, is mijn oordeel hierover uiteraard dat dit moet veranderen.2 Overigens vind ik dat personen werkzaam bij de publieke omroep helemaal niet boven de WNT-norm moeten worden beloond. Een overschrijding van de norm moet openbaar worden gemaakt.
De NPO en omroepen hebben in reactie op de berichten over de BBC gesteld dat er geen onderscheid gemaakt wordt naar sekse. Bij beloning wordt wel gekeken naar ervaring, leeftijd, functie en functiezwaarte.3 Ik ga ervan uit dat er geen sprake is van bewust beloningsonderscheid. Uit onderzoeken van het College voor de Rechten van de Mens blijkt echter, dat werkgevers vaak onbewust onderscheid maken door niet-neutrale beloningscriteria toe te passen.4 Het is belangrijk dat werkgevers zich van deze valkuilen bewust zijn.
Deelt u de mening dat de publieke omroep een voorbeeldrol vervult als het gaat om emancipatie op de arbeidsmarkt en daarmee een extra verantwoordelijkheid draagt?
Elke publieke of publiek gefinancierde organisatie draagt zelf de verantwoordelijkheid om conform overheidsbeleid en wetgeving emancipatie op de arbeidsmarkt te bevorderen. Zo ook de organisaties die deel uitmaken van het publieke omroepbestel. Het siert hen als zij daarin door extra inspanningen een voorbeeld willen zijn. Ik constateer dat de publieke omroep zich daarvan bewust is. De voorzitter van de raad van bestuur van de NPO agendeert dit onderwerp regelmatig publiekelijk. Nog op 27 juli jongstleden pleitte zij in NRC Handelsblad voor een prominentere rol voor vrouwen op de publieke radio. Eerder liet zij al weten dat de NPO diversiteit zwaarder zou laten meetellen in haar keuze voor nieuwe programma’s. Diversiteit staat hoog op de agenda van de publieke omroep en is onderdeel van de jaarverslagen van de NPO. Ook in het kader van de Prestatieovereenkomst zijn afspraken gemaakt over diversiteit. In zijn jaarverslag over 2016 zegt de NPO te streven naar gelijke deelname van vrouwen en mannen in de top en naar een evenwichtige man-vrouwverdeling in alle salarisklassen. Over alle salarisklassen was de man-vrouwverdeling eind vorig jaar 51 procent – 49 procent.
Herinnert u zich dat het kabinet ruim 4,5 jaar geleden besloot om zich actief in te zetten om nog bestaande loonverschillen tussen mannen en vrouwen voor gelijke arbeid weg te nemen, zoals vastgelegd in het regeerakkoord «Bruggen Slaan»?2 Kunt u aangeven welke concrete acties u heeft ondernomen om dit bij de publieke omroep te realiseren en wat het resultaat tot dusverre is?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u met volledige zekerheid zeggen dat bij de publieke omroepen momenteel mannen en vrouwen voor gelijk werk gelijk betaald krijgen?
Er is geen aanwijzing dat er sprake is van ongerechtvaardigde ongelijke beloning van mannen en vrouwen bij de publieke omroep. Ik zie dan ook geen aanleiding om zelf een quick scan uit te (laten) voeren bij de NPO. Evenmin kan ik echter met volledige zekerheid zeggen dat er geen sprake is van ongelijke beloning. Gelijk belonen betekent overigens niet dat werknemers voor hetzelfde werk precies dezelfde beloning moeten krijgen. Er kunnen redenen zijn om iemand meer te betalen, bijvoorbeeld omdat iemand meer relevante werkervaring heeft. Wanneer er geen goede verklaring is voor een beloningsverschil tussen een man en een vrouw is er sprake van ongelijke beloning. De NPO heeft mij laten weten dat hij het onderwerp gelijke beloning nadrukkelijk onder de aandacht van de omroepen wil brengen en met de omroepen wil bezien of een quick scan (op eigen initiatief) hierbij nuttig kan zijn. Mij lijkt dat zinvol, maar het is uiteraard aan de omroepen zelf op welke wijze zij dit onderwerp aanpakken.
Ik zal met de NPO en de omroepen over dit onderwerp in gesprek blijven. Het lijkt mij bijvoorbeeld goed om de mogelijkheid te bezien om in de door de NPO voorgenomen herziening van de Code goed bestuur en integriteit ook expliciet aandacht te besteden aan het voorkómen van ongelijke beloning van mannen en vrouwen.
Indien mannen en vrouwen bij de publieke omroep niet gelijk betaald krijgen voor gelijk werk, bent u dan bereid een, zo nodig anonieme, quick-scan uit te voeren op gelijkwaardige functies en de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen binnen de publieke omroep, gericht op het beantwoorden van de vraag in welke mate gelijk loon voor gelijk werk wordt uitgekeerd binnen de publieke omroep? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is uw reactie op de reconstructie van de Volkskrant waaruit het indringende beeld ontstaat dat de Nederlandse overheid grote steken heeft laten vallen ten aanzien van een Nederlander, de heer Singh, die al 33 jaar in de VS gevangen zit en mogelijk onterecht veroordeeld is voor twee moorden die hij niet gepleegd heeft?1
De ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid herkennen zich niet in dat beeld. Uw Kamer is eerder al uitvoerig geïnformeerd over de situatie van de heer J.S. en de inspanningen van de Nederlandse overheid ten behoeve van de heer J.S.2
In antwoorden op eerdere Kamervragen3 is reeds gemeld dat de Nederlandse overheid niet kan treden in de rechtsgang van andere landen. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft alle beschikbare informatie over de heer J.S. zorgvuldig getoetst aan de geldende regelgeving en het geldende beleid. Relevant in dit licht is – naast het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen (Vogp) en de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (Wots) – het beleidskader inzake de overdracht van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen aan Nederland, dat eerder met uw Kamer is gedeeld.4
Waarom heeft Nederland niets gedaan ten gunste van de heer Singh toen bleek dat de Amerikaanse officier van justitie die belast was met de zaak, zelf werd veroordeeld wegens corruptie en het arrangeren van belastend bewijs en dus duidelijk werd dat het strafproces van de heer Singh niet geheel onomstreden was?
Met uitzondering van gedetineerden die een reële kans lopen ter dood veroordeeld te worden of die ter dood veroordeeld zijn, omvat de consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland geen rechtsbijstand. Nederlandse gedetineerden in het buitenland zijn zelf verantwoordelijk voor hun verdediging, in combinatie met de plicht van het land van detentie een advocaat ter beschikking te stellen indien betrokkenen daartoe zelf niet over de middelen beschikken. Dit principe sluit aan op de rechtspraktijk in het buitenland. Alle Nederlandse gedetineerden in het buitenland ontvangen schriftelijke informatie over de Nederlandse consulaire bijstand, over andere instanties betrokken bij de Nederlandse gedetineerdenbegeleiding, zoals Reclassering Nederland, en over de mogelijkheden en voorwaarden van de lokale rechtsbijstand.
Vorenstaande gold ook voor de heer J.S. die steeds is bijgestaan door een Amerikaanse advocaat en sinds 2012 ook door de Nederlandse stichting PrisonLAW. In de brief aan uw Kamer van 18 november 2015 gaf mijn voorganger aan dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de heer J.S. sinds aanvang van zijn detentie de reguliere consulaire bijstand heeft verleend. De heer J.S. gaf bij bezoeken in de regel aan dat hij tevreden was over het optreden van zijn advocaat. In 1998 ontstond bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken de mogelijkheid tot het inroepen van een vertrouwensadvocaat in buitenlandse strafzaken. Op basis van dit nieuwe instrument heeft het ministerie ten tijde van het inroepen van een beroepsinstantie in de zaak van de heer J.S. in 1999 naar aanleiding van een nadere bestudering van het dossier van de heer J.S. volgens de destijds vigerende doelstellingen een advocaat opdracht gegeven tot het uitbrengen van een advies. Dit advies zou zich vooral gaan richten op de mogelijkheden en kansen van eventuele vervolgstappen in de zaak en in mindere mate op eventuele onvolkomenheden in de gevolgde rechtsgang. Het onderzoek leverde echter weinig relevante informatie op. Mijn voorganger informeerde uw Kamer over het vertrouwensrapport onder meer in de brief van 17 februari 2016, waarbij het vertrouwensrapport vertrouwelijk ter inzage is gelegd aan de leden van uw Kamer. In 2003 werd het vonnis in hoger beroep bevestigd.
Vanaf 2012 heeft de stichting PrisonLAW zich in de zaak van de heer J.S. verdiept, waarbij het ministerie PrisonLAW onder meer heeft gefaciliteerd in het leggen van contacten in de Verenigde Staten en verkrijgen van toegang tot de gevangenis. PrisonLAW heeft zich vervolgens in samenwerking met de lokale advocaten van de heer J.S. vanaf 2014 eerst ingezet voor de Wots-procedure en de Amerikaanse parole-procedure voor voorwaardelijke vrijlating op medische gronden. Sinds 2016 werkt PrisonLAW aan de voorbereiding van een verzoek tot herziening. PrisonLAW ontvangt sinds 2012 jaarlijks subsidie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ten behoeve van onafhankelijk juridisch advies aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland.
Kunt u toelichten hoe het mogelijk was dat de Nederlandse consul en ambassadeur herhaaldelijk bij het Nederlandse Ministerie van Justitie hebben aangedrongen op een «spoedig» besluit over het invliegen van een cruciale ontlastende getuige, maar vanuit het Ministerie van Buitenlandse zaken werd aangegeven dat een officieel rechtshulpverzoek uit de Verenigde Staten nimmer is ontvangen en daarom geen gevolg is gegeven aan het verzoek? Wat heeft Nederland zelf gedaan om aan te dringen op een officieel rechtshulpverzoek van de Amerikanen?
Tussen Nederland en de Verenigde Staten is een bilateraal rechtshulpverdrag van kracht. Daarin staat omschreven welke handelingen in het kader van rechtshulp kunnen worden gevraagd en op welke wijze verzoeken dienen te worden ingezonden. Rechtshulpverzoeken worden opgesteld door de autoriteiten die met vervolging belast zijn. Zij kunnen daartoe besluiten wanneer zich in een ander land informatie bevindt die voor de waarheidsvinding in de strafzaak van belang kan zijn.
Het initiatief hiertoe ligt altijd bij het vervolgende land. Indien de Verenigde Staten een rechtshulpverzoek aan Nederland zouden doen, zal Nederland uiteraard welwillend zijn daar aan mee te werken.
Waarom is destijds geen navraag gedaan naar het vertrouwensrapport dat niet is afgerond maar wel in opdracht van de Nederlandse overheid werd opgesteld en waaruit een vermoeden van een omstreden rechtsgang van een Nederlander in het buitenland zou hebben gebleken?
De vertrouwensadvocaat werd ingeschakeld door het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het kader van de consulaire bijstand en gedetineerdenbegeleiding. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid had in 2000 geen kennis van het bestaan van een vertrouwensrapport. Dat lag destijds ook niet in de rede.
Hoe beoordeelt u de weigering van Justitie-ambtenaren in 2015 om mee te werken aan een overplaatsing naar Nederland op humanitaire gronden ondanks een oproep daartoe van de Nederlandse consul-generaal in San Francisco? Deelt u de opvatting dat die weigering geheel is toe te schrijven aan de Minister van Veiligheid en Justitie, was de Minister van Veiligheid en Justitie voorafgaand aan de gestuurde weigering op de hoogte van die voorgenomen weigering en hoe verhoudt het genomen besluit zich naar uw opvatting tot de constatering in de reconstructie dat de Minister van Veiligheid en Justitie niet volledig op de hoogte was van de omstreden rechtsgang?
Zoals ook al is vermeld in antwoorden op eerdere Kamervragen5 hebben de Amerikaanse autoriteiten nooit een officieel verzoek tot overdracht van de tenuitvoerlegging van het strafvonnis van de heer J.S. gedaan. Wel hebben de Verenigde Staten bij brief van 3 maart 2015 informatie gevraagd aan Nederland met het oog op een mogelijke procedure op grond van de Wots. Belangrijke vragen waren onder meer op welke wijze de in de Verenigde Staten opgelegde straf tenuitvoergelegd zou worden in Nederland en of Nederland – op het moment dat een Wots-verzoek zou worden gedaan – de straf om- of voort zou zetten. Zoals eveneens is vermeld in voornoemde antwoorden heeft de afdeling Internationale Overdracht van Strafvonnissen (IOS) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) deze vragen bij brief van 23 juli 2015 namens de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie beantwoord. Kort samengevat werd in deze brief uiteengezet dat het Vogp in het geval van de heer J.S. geen basis bood voor overdracht van het strafvonnis omdat 1) de binding van de heer J.S. met de Nederlandse samenleving als onvoldoende werd beoordeeld en er 2) na overdracht geen strafrestant meer zou resteren om te executeren. Deze conclusie is zoals gezegd getrokken na zorgvuldige toetsing van alle beschikbare informatie – waaronder die van het Nederlandse consulaat-generaal te San Francisco – aan de geldende regelgeving en het geldende beleid. Relevant in dit licht is, naast het Vogp en de Wots, het voornoemde beleidskader inzake de overdracht van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen aan Nederland. In dit beleidskader wordt toegelicht welke gedetineerden in aanmerking komen voor overbrenging naar Nederland, of anders gezegd aan welke voorwaarden moet worden voldaan om naar Nederland te kunnen worden overgebracht.
De lijn van de reactie zoals opgenomen in de brief van 23 juli 2015 is vóórdat deze verzonden werd, voorgelegd aan de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, die hiermee heeft ingestemd. Gelet op het bovenstaande heeft het mij verbaasd dat in het betreffende artikel in de Volkskrant de suggestie wordt gewekt dat de brief van 23 juli 2015 is verzonden op eigen initiatief van met name genoemde ambtenaren. Voor zover überhaupt al kan worden gesteld dat de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie op het moment van afstemming niet op de hoogte zou zijn geweest van de twijfels die door de heer J.S. zijn geuit over de rechtsgang in de Verenigde Staten, geldt dat dit niet afdeed noch af kan doen aan bovenstaande conclusie. Nederland kan niet treden in de rechtsgang van andere landen.
Indien de Minister van Veiligheid en Justitie wel en tijdig op de hoogte was geweest van de omstreden rechtsgang in de zaak van Singh, had dat tot een andere conclusie kunnen leiden in zijn verzoek tot overplaatsing? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe verklaart en beoordeelt u dat de heer Singh gedurende 12 jaar van zijn detentie geen enkel consulair bezoek en nauwelijks bijstand uit Nederland heeft gehad?
In de brief aan uw Kamer van 18 november 2015 gaf mijn voorganger aan dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de heer J.S. sinds aanvang van zijn detentie de reguliere consulaire bijstand heeft verleend. Consulaire bijstand bestaat niet enkel uit bezoeken aan de gedetineerde, maar omvat ook andere elementen, zoals is verwoord in de brief aan uw Kamer van 17 februari 2016. Met de brief van 31 maart 2016 deed mijn voorganger uw Kamer een chronologisch overzicht toekomen van de consulaire bijstand aan de heer J.S., waarin ook de bezoeken aan de heer J.S. in de penitentiaire inrichting staan opgenomen. Door de jaren heen hebben beleidswijzigingen plaatsgevonden op het gebied van gedetineerdenbegeleiding waarbij de norm voor het aantal bezoeken per jaar aan gedetineerden is aangepast. Deze beleidswijzigingen hebben er toe geleid dat de bezoekfrequentie aan de heer J.S. in de afgelopen 33 jaar niet altijd constant is geweest. Zo gold een periode dat gedetineerden werden bezocht al naar gelang de noodzaak of behoefte daaraan bestond. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in de periode tot en met 2015 in totaal 39 bezoeken van een consulair medewerker aan de heer J.S. geregistreerd. Daarnaast heeft de heer J.S. nog bezoeken ontvangen van vertegenwoordigers van Reclassering Nederland en Stichting Epafras. Naast bezoeken heeft de heer J.S. gedurende alle jaren van zijn detentie conform het op dat moment vigerende beleid steeds kunnen rekenen op de financiële schenking, financiële bemiddeling en contact met een contactpersoon. Ook zijn in het geval van de heer J.S. de buitengewone instrumenten van consulaire bijstand ingezet zoals de inschakeling van een vertrouwensadvocaat en juridische advisering door de organisatie PrisonLAW. Tot slot heeft Nederland diplomatieke inspanningen verricht door meermaals de verzoeken van de advocaat van de heer J.S. om vervroegde vrijlating in het kader van parole en gratie bij de Amerikaanse autoriteiten actief te ondersteunen.
Hoe verklaart en beoordeelt u dat uit zes documenten in de reconstructie blijkt dat meerdere overplaatsingsverzoeken zijn gedaan maar dat deze niet de verantwoordelijke consulair medewerker hebben bereikt?
Wanneer een buitenlandse strafprocedure is afgerond, is het aan de gedetineerde om te beslissen of hij een verzoek voor strafoverdracht wil indienen op basis van een daartoe strekkend verdrag bij de betreffende autoriteiten in het land van detentie. Dient de gedetineerde een verzoek in en heeft het land van veroordeling geen bezwaar tegen strafoverdracht, dan kan het land aan Nederland vragen het vonnis over te nemen. Deze mogelijkheid en procedure golden ook voor de heer J.S.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is bevoegd voor de uitvoering van Wots-verzoeken. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken vervult hierbij een faciliterende rol die vooral ligt op het terrein van algemene informatievoorziening aan gedetineerden. Uit het dossier over de heer J.S. bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken kan worden afgeleid dat het ministerie het advocatenkantoor van de heer J.S. in 2000 een brochure toestuurde over de Wots.
Erkent u de fouten die zijn gemaakt vanuit beide departementen waarbij de heer Singh 12 jaar van zijn detentie geen enkel consulair bezoek en nauwelijks bijstand uit Nederland heeft gehad, overplaatsingsverzoeken zijn verdwenen en waarbij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, ondanks verzoek van de consul-generaal en de omstreden rechtsgang, heeft geweigerd om mee te werken aan de overplaatsing van de heer Singh naar Nederland?
Zoals ook volgt uit de antwoorden op de vragen 5 en 6 is de brief van 23 juli 2015, waarin wordt gereageerd op de vragen van de Verenigde Staten met het oog op een mogelijk Wots-traject, op een zorgvuldige wijze na toetsing van alle beschikbare informatie aan de geldende regelgeving en het geldende beleid, tot stand gekomen. In dit licht is nog relevant te vermelden dat de Nationale ombudsman in het kader van een door de advocaat van de heer J.S. ingediende klacht over de beantwoording van voornoemde vragen heeft geoordeeld dat hij de nadere motivering van de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie gezien de normen van behoorlijkheid voldoende acht.
In mijn antwoord op vraag 8 ben ik reeds ingegaan op de consulaire bijstand die aan de heer J.S. sinds aanvang van zijn detentie is verleend.
Welke zorgvuldigheidsmaatregelen neemt u op beide departementen om te voorkomen dat dergelijke fouten bij consulaire bijstand en overplaatsingsverzoeken zich opnieuw kunnen voordoen?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid om alles in het werk te stellen om de heer Singh alsnog en zo snel mogelijk overgeplaatst te krijgen naar Nederland? Wat is in dat kader de laatste stand van zaken met het parole-verzoek voor voorwaardelijke vrijlating op medische gronden en het gratieverzoek dat bij de Amerikaanse autoriteiten door de heer Singh is ingediend en dat door Minister-President Rutte andermaal en expliciet in 2016 is ondersteund in een brief aan de gouverneur van Californië? Bent u bereid bij de Amerikaanse autoriteiten aan te dringen op een spoedig besluit?
De Amerikaanse autoriteiten hebben op de verzoeken van de heer J.S. uit 2015 voor parole en gratie negatief beslist. Thans bereidt PrisonLAW voor de heer J.S. nieuwe verzoeken (parole en herziening) aan de Amerikaanse autoriteiten voor. Zodra deze verzoeken voorliggen en de heer J.S. en PrisonLAW van mening zijn dat daarbij Nederlandse steun weer dienstig kan zijn, zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken, binnen de mogelijkheden die de consulaire diplomatie daartoe biedt, deze verzoeken weer ondersteunen. Op dit moment zijn er nog geen nieuwe verzoeken gereed en aanhangig.
Ook op andere manieren zal Nederland de actieve steun aan de heer J.S. voortzetten, zoals op het punt van een eventueel rechtshulpverzoek dat is toegelicht in het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid om, gezien de gebrekkige bijstand in de zaak Singh, op korte termijn ook de bijstand aan de voormalig Argentijns-Nederlandse piloot Julio Poch tegen het licht te houden en te bezien welke stappen daarin consulair gezet kunnen worden nu de zaak tegen Julio Poch in Argentinië opnieuw vertraging lijkt op te lopen?
De zaak van de heer J.P. in Argentinië heeft de volledige aandacht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.