Problemen rond de huisvesting van Internationale Schakelklas (ISK-) leerlingen |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat er naast de problemen rond bekostiging van leerkrachten ook problemen bestaan ten aanzien van het vinden van adequate huisvesting voor ISK leerlingen? Wat is er hiervan bij u bekend?
In het voortgezet onderwijs zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het verzorgen van onderwijshuisvesting, ook voor wat betreft de onderwijshuisvesting van leerplichtige asielzoekerskinderen. In de meeste gevallen vindt de gemeente adequate huisvesting voor deze jongeren, maar ik ben mij ervan bewust dat dit in een beperkt aantal gevallen moeizaam verloopt.
In hoeveel gemeenten bestaat er, volgens u een dringende behoefte aan onderwijshuisvesting voor vluchtelingenkinderen in het voortgezet onderwijs?
Het gesprek over onderwijshuisvesting voor vluchtelingenkinderen is in eerste instantie een gesprek tussen school, gemeente en het COA. Het Ministerie van OCW speelt hierbij geen rol. Er zijn mij echter enkele gevallen bekend waarin de betrokken gemeenten en scholen niet op korte termijn adequate huisvesting kunnen realiseren.
Wat is de status van de in het algemeen overleg inzake de bekostiging van onderwijs aan vluchtelingenkinderen en asielzoekers d.d. 2 december jl. aangehaalde gesprekken tussen de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Veiligheid en Justitie over een bijdrage in de huisvesting van vluchtelingleerlingen in het voortgezet onderwijs? Kunt u dit toelichten?1
Voor het voortgezet onderwijs wordt de mogelijkheid onderzocht om op korte termijn een regeling te ontwerpen, die naar analogie aan de OHBA-regeling voor het primair onderwijs met normbedragen werkt en een oplossing biedt voor de problematiek van de onderwijshuisvesting in gemeenten waar grootschalige noodopvang van asielzoekers voor korte duur wordt gerealiseerd.
Bestaan er al mogelijkheden om de regeling Onderwijshuisvestingsbudgetten Asielzoekers (OHBA) in te zetten voor het voortgezet onderwijs? Zo ja, zijn deze bekend bij de gemeenten? Zo nee, bent u bereid de OHBA-regeling ook beschikbaar te stellen voor het voortgezet onderwijs? Kunt u dit toelichten?2
Zie antwoord vraag 3.
Bent u er zich van bewust dat gemeenten, zoals Enschede en Nijmegen, in de knel komen te zitten wanneer een bijdrage vanuit de rijksoverheid uitblijft? Op welk termijn verwacht u hier een oplossing voor te hebben?
Ik ben mij ervan bewust dat sommige gemeenten er niet in slagen om adequate onderwijshuisvesting te realiseren. Ik ben op dit moment dan ook met deze gemeenten en schoolbesturen in gesprek om te bezien of een maatwerkoplossing nodig is voor onderwijshuisvesting van asielzoekersleerlingen die in COA-opvang verblijven, vooruitlopend op de onder vraag 3 en 4 bedoelde regeling.
Hoe gaat u de nu meest nijpende problemen – zoals in Enschede waar in maart vijftig 15- tot 18-jarige vluchtelingenkinderen gehuisvest worden en voor wie nog geen adequate onderwijshuisvesting is geregeld – aanpakken?3
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u toelichten op welke wijze de huisvesting van onderwijs op dit moment precies wordt gefinancierd?
De verantwoordelijkheid voor de onderwijshuisvesting in het po en vo is gedecentraliseerd. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor (vervangende) nieuwbouw en uitbreiding van de schoolgebouwen. Het bijbehorende budget maakt onderdeel uit van het Gemeentefonds. Voor het primair onderwijs is onder andere het aantal jongeren dat staat ingeschreven bij de gemeente bepalend voor de hoogte van de uitkering. Voor het voortgezet onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs is de uitkering grotendeels gekoppeld aan het aantal leerlingen dat staat ingeschreven bij scholen op het grondgebied van de gemeente. De schoolbesturen ontvangen voor het onderhoud (binnen en buiten) en de aanpassing van het gebouw een vergoeding via de lumpsum.
Het door het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA) verzorgen van huur- en zorgtoeslag voor statushouders |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Waarom wordt voor houders van verblijfsvergunningen met spoed huur- en zorgtoeslag geregeld en voor Nederlanders niet?1
Er is geen sprake van voorrang of versnelling van houders van een verblijfsvergunning ten opzichte van Nederlanders. Het gaat hier om de uitvoering van een pilot bij het COA, waarbij gekeken wordt of het centraal indienen van aanvragen voor toeslagen tot minder fouten bij de aanvragen en tot een snellere uitstroom uit de opvang leidt. De wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit vereist dat een burger die korter dan 1 jaar in de BRP staat ingeschreven persoonlijk naar de balie van een belastingkantoor moet komen om zich te identificeren. Een bezoek aan de belastingdienstbalie ter identificatie is bij vergunninghouders overbodig omdat de medewerkers van het COA de identificatie al hebben gedaan. Voor iedereen, ook voor de betrokken organisaties, is het dan (kosten)efficiënter als het COA de eerste aanvraag doet, waaruit blijkt dat het gaat om zulke vergunninghouders. De behandeling en controle van de aanvraag verloopt verder identiek aan andere aanvragen. Na het doen van de eerste aanvraag bemoeit het COA zich ook niet met de verdere procedure.
Gaat u nu ook de aanvragen voor huur- en zorgtoeslag voor gewone Nederlanders regelen, of blijft u Nederlanders structureel slechter behandelen dan statushouders?
Alle burgers die moeite hebben met het aanvragen of wijzigen van hun toeslagen kunnen hiervoor terecht bij de partners van Belastingdienst/Toeslagen op locatie, dit zijn de Toeslagenservicepunten (TSP) en Toeslagendienstverleners (TDV). Deze zitten door heel Nederland en zijn via de website van de Belastingdienst of via de belastingtelefoon op te vragen.
Bent u bereid om dit walgelijke meten met twee maten onmiddellijk te staken en het «toeslagenservicepunt» voor statushouders op te heffen? Zo nee, waarom niet?
Gezien de geschetste gang van zaken ben ik van mening dat er geen sprake is van een verschil in behandeling dat leidt tot benadeling van wie dan ook.
Bent u eindelijk bereid om de Nederlandse grenzen te sluiten voor asielzoekers in plaats van hen hier op te vangen, hen met voorrang huurwoningen te geven en voor hen alle toeslagen te regelen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik uw Kamer al eerder heb gemeld is de huidige vluchtelingenproblematiek een grote uitdaging, zowel op Europees, nationaal, als lokaal niveau. Op al deze niveaus werkt het kabinet samen met alle betrokkenen aan oplossingen en maatregelen om de huidige situatie het hoofd te kunnen bieden en de instroom te beperken, en zal dit blijven doen.
Het kabinet heeft zijn visie op de huidige vluchtelingenproblematiek uiteengezet in de brief aan uw Kamer d.d. 8 september jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2030). Hierbij heeft het kabinet zowel een middellangetermijnstrategie uiteengezet als een tussenoplossing. Daarnaast heeft het kabinet uw Kamer op 5 oktober jl. (Kamerstuk 22 112, nr. 2004) geïnformeerd over de appreciatie van de drie pakketten op het gebied van migratie van de Europese Commissie van september. Verder bent u geïnformeerd over de inzet van het kabinet middels de geannoteerde agenda’s van de recente JBZ-Raden. Tot slot is op 27 november 2015 het bestuursakkoord verhoogde asielinstroom bekrachtigd tussen Rijk en gemeenten.
Met het akkoord wordt ingezet op een brede, gedragen en gezamenlijke aanpak van de asielinstroom. Het uitgangspunt ligt in passende oplossingen waarbij de kosten voor de maatschappij zo laag mogelijk worden gehouden: sober en rechtvaardig. Hiertoe zijn afspraken gemaakt over concrete maatregelen over de uitbreiding van de (nood)opvangcapaciteit, de sluitende aanpak van de huisvesting en de investeringen in integratie en werktoeleiding.
Als gevolg van de keuze voor een sobere huisvestingsvoorziening en de inzet op het realiseren van tijdelijke en betaalbare woningen, bereidt de Minister voor Wonen en Rijksdienst thans een wetsvoorstel voor, gericht op het schrappen van de voorrangsbepaling ten aanzien van vergunninghouders.
Een dreigend tekort van menskracht bij de GGD door de toestroom van vluchtelingen |
|
Attje Kuiken (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «asielcrisis wordt immense opgave»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht waaraan uw Kamer refereert. Ook deel ik de mening dat – indien noodzakelijk – medische zorg en publieke gezondheidszorg (al dan niet uitgevoerd door de GGD) voor vluchtelingen toegankelijk moet zijn.
Deelt u de mening dat vluchtelingen die naar Nederland komen in alle fasen van de asielprocedure en in de doorstroom van statushouders, indien nodig, goede zorg moeten krijgen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het ermee eens dat dit ook zinvolle screening, voorlichting, consultatie en follow-up door de GGD betreft?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre verwacht u, evenals de GGD-baas, dat de huidige toestroom van vluchtelingen leidt tot een tekort aan menskracht bij de GGD?
In welke mate de instroom van vluchtelingen zal leiden tot een hogere zorgvraag is nu nog moeilijk te voorspellen omdat harde gegevens over het zorggebruik en mogelijke gezondheidsrisico’s van deze nieuwe groep vluchtelingen ontbreken. Daardoor is het op voorhand niet aan te geven of er zich een tekort aan menskracht bij GGD’en gaat voordoen. Het is een verantwoordelijkheid voor gemeenten om voldoende GGD capaciteit beschikbaar te hebben. Het eventueel optreden van een capaciteitstekort bij GGD regio’s kan worden beïnvloed door de spreiding van het aantal nieuwe vergunninghouders over alle gemeenten in Nederland. Niet alleen wat aantallen betreft, maar ook qua samenstelling.
Ook speelt de manier waarop de gemeenten de publieke gezondheid lokaal hebben georganiseerd een rol.
Wat zijn de mogelijke gevolgen van een eventueel tekort aan menskracht bij de GGD voor de invulling van zijn taken voor vluchtelingen en zijn reguliere taken? Wat zijn de mogelijke gevolgen voor de gezondheid van vluchtelingen en inwoners van Nederland?
Zie antwoord vraag 4.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat GGD-en door gebrek aan menskracht hun taken niet volledig kunnen uitvoeren?
Het Ministerie van VenJ is verantwoordelijk om de toegang tot de zorg voor asielzoekers te regelen en de zorg te financieren. Vanaf 1 januari 2010 voeren de regionale GGD’en de Publieke Gezondheid Asielzoekers (PGA)-taken uit in de asielzoekerscentra in hun gemeente(n). GGD GHOR Nederland sluit hiervoor een overeenkomst af met alle GGD’en, en daar waar van toepassing, met de plaatselijke jeugdgezondheidszorg (JGZ) instelling. GGD GHOR Nederland voert de landelijke coördinatie en ondersteuning uit met betrekking tot PGA. Hiervoor heeft het COA een overeenkomst met GGD GHOR Nederland.
Als een statushouder in een gemeente instroomt, dan is deze gemeente – net als bij alle andere inwoners – verantwoordelijk voor de publieke gezondheidszorg.
Vanuit deze verantwoordelijkheden is in het tussen Rijk en VNG op 27 november 2015 gesloten Bestuursakkoord Verhoogde Instroom Asielzoeker aandacht gevraagd voor gezondheid en zorg aan statushouders. In dit Bestuursakkoord is hierover volgende opgenomen: «Op korte termijn zullen VNG en Rijk een werkgroep instellen om de inhoudelijk en financiële knelpunten in kaart te brengen. Het betreft hier zowel uitvoeringsvraagstukken als ook de financiële vraagstukken die de uitvoering raken». Deze werkgroep is in januari 2016 van start gegaan.
Het bericht dat Eritrese vluchtelingen in Boxtel tijdelijk naar het azc in Oisterwijk moeten verhuizen |
|
Mona Keijzer (CDA), Erik Ronnes (CDA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u bevestigen dat ruim dertig tienermeisjes uit Eritrea die sinds oktober jl. verblijven op twee locaties in Boxtel op donderdag 21 januari tijdelijk moeten verhuizen naar een asielzoekerscentrum (azc) in Oisterwijk?1
Ja. De opvanglocatie in Boxtel waar deze groep verblijft betreft Crisisnoodopvang (CNO), tijdelijke opvang voor in principe 72 uur. Met dank aan de gemeente Boxtel is de CNO aldaar langer opengebleven, zodat de groep alleenstaande minderjarigen (amv’s) niet na 72 verplaatst hoefde te worden. De afspraak tussen Rijk en gemeenten in het recent gesloten bestuursakkoord is dat de CNO zo snel als mogelijk wordt afgebouwd. Daarom sluiten de locaties in Boxtel deze week.
Klopt het dat de afstand tussen de locaties en Boxtel waar zij momenteel verblijven en het azc in Oisterwijk slechts 7 kilometer bedraagt?
De beide locaties in Boxtel, Het klaverblad 13 en de Prins Hendrikstraat 45, liggen respectievelijk 14 en 13 kilometer van het azc in Oisterwijk.
Weegt verhuizen en dus het verplaatsen vanuit de huidige veilige omgeving in Boxtel naar het genoemde azc volgens u op tegen het op de (azc-)locatie zelf aanwezig zijn van de Eritrese meisjes om daar de administratieve handelingen te verrichten voor een verblijfsvergunning? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom staat deze verhuizing dan gepland?
Zoals uiteengezet onder 1 is de reden voor de verhuizing het sluiten van de CNO in Boxtel. Een aspect als veiligheid speelt daarbij geen rol.
De amv’s zullen in AZC Oisterwijk verblijven totdat duidelijk is hoe hun asielaanvraag wordt beoordeeld. AZC Oisterwijk kent, naast de reguliere voorzieningen, speciale opvang voor amv’s. Zo werkt er een specialistisch team dat gericht is op deze kwetsbare groep asielzoekers.
Wat is het verschil tussen de wijze waarop 1) de veiligheid van deze vluchtelingen is gewaarborgd en 2) de aanwezigheid van hulpverlening tussen enerzijds de locaties in Boxtel en anderzijds het azc in Oisterwijk? Spelen deze aspecten mee in de besluitvorming van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) om toch te verhuizen?
Zie antwoord vraag 3.
De penibele situatie van gestrande migranten bij de Griekse grensplaats Idomeni |
|
Attje Kuiken (PvdA), Marit Maij (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Welke actuele informatie heeft u over de situatie voor vluchtelingen bij de Griekse plaats Idomeni, bij de Macedonische grens? Klopt het dat zich daar duizenden migranten op doorreis ophouden, die geen mogelijkheid hebben tot basisvoorzieningen en onderdak?1
Het kabinet heeft aandacht voor de situatie in Idomeni, die zeer fluïde is, en volgt de ontwikkelingen op de voet. Het door u genoemde opvangkamp is inmiddels wederom in gebruik genomen. Het aantal migranten dat hier wordt opgevangen verschilt per dag en hangt mede af van de mogelijkheden de Grieks-Macedonische grens over te kunnen steken. Het gaat voornamelijk om migranten die geen asiel in Griekenland wensen aan te vragen.
Tot twee weken geleden bedroeg de wachttijd bij de grensovergang Idomeni enkele uren. Deze is sindsdien toegenomen als gevolg van tijdelijke maatregelen aan de Macedonische kant van de grensovergang. Het kabinet onderstreept het belang dat in Europese context wordt gewerkt aan het oplossen van de migratiedruk om situaties zoals aan de grens met Idomeni te voorkomen. Dat betekent onder andere het tegengaan van instroom uit Turkije, betere registratie van migranten, verbeterd grensbeheer en herplaatsing via de hotspotbenadering.
Welke informatie heeft u dat betrokken hulporganisaties ter plaatse, zoals Save the Children en Medicins Sans Frontières, deze week een noodkreet richting de autoriteiten hebben gedaan om een nabijgelegen ongebruikt opvangkamp in gebruik te nemen, zodat deze mensen in nood onderdak kunnen krijgen?2
Zie antwoord vraag 1.
Met welke redenen houden de Griekse autoriteiten dit opvangkamp gesloten voor deze migranten? Op welke wijze gaat u dit zo snel mogelijk uitzoeken en zo mogelijk bilateraal of in EU-verband contact zoeken met uw Griekse collega’s met als doel aan te dringen op humanitaire hulp voor deze migranten, waaronder het ter beschikking stellen van het opvangkamp, eventueel met Europese praktische hulp?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe lang verblijven deze migranten gemiddeld bij Idomeni totdat zij de grens kunnen oversteken? Wordt deze mensen een asielprocedure geboden in Griekenland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Welke andere nijpende vergelijkbare knelpunten aan de grenzen in/met de Europese Unie zijn er, waar groepen mensen zich ophopen en geen of onvoldoende voorzieningen aanwezig zijn?
De humanitaire situatie langs de zogenoemde Westelijke Balkanroute wordt nauwlettend in de gaten gehouden. Vanuit verschillende landen en met behulp van meerdere internationale organisaties, zoals UNHCR en het Internationale Rode Kruis, wordt gezorgd voor voldoende opvangcapaciteit. Op dit moment lijkt deze adequaat. Verder bevinden zich in Calais relatief veel migranten die verlangen door te reizen naar het Verenigd Koninkrijk.
NL heeft tot nu toe in totaal EUR 1.5 mln bijgedragen aan humanitaire hulp in de landen langs de Westelijke Balkan-route, ten behoeve van de opvang van vluchtelingen. Zo is bijvoorbeeld EUR 500.000 bijgedragen aan de activiteiten van UNHCR in Griekenland (eind 2015) en is via het Rode Kruis in Griekenland een bijdrage geleverd van EUR 1 mln (dec 2015). Daarnaast heeft NL waterpompen, veldbedden en lichtmasten gedoneerd aan respectievelijk Griekenland, Servië en Slovenië, via het Europese civiele beschermingsmechanisme, als antwoord op hun noodhulpverzoek.
UNHCR en IOM hebben op 25 januari een appeal gepresenteerd, waarin zij vragen om ruim EUR 500 mln voor humanitaire hulp aan vluchtelingen in Europa. Het appeal betreft Turkije, Griekenland en de Westelijke Balkan landen. Naast een bijdrage voor opvang en bescherming van vluchtelingen en migranten in Europa, roept dit appeal tegelijkertijd op tot een gecoördineerde, humane, op recht gebaseerde respons. Het appeal besteedt specifiek aandacht aan de kwetsbare positie van kinderen, vrouwen en meisjes, en mensen met special needs. NL heeft besloten vooralsnog geen bijdrage te leveren aan dit appeal, maar houdt regelmatig contact met o.a. UNHCR en andere humanitaire situaties om op de hoogte te blijven van de humanitaire situatie.
Deelt u de mening dat de Europese Unie deze weken en maanden alles op alles moet zetten om te voorkomen dat vluchtelingen en andere migranten in de winterkou op straat moeten leven als gevolg van grenscontroles en het ontbreken, of onvoldoende beschikbaar stellen, van onderdak en basisvoorzieningen? Zo ja, op welke wijze gaat u zich daar als voorzitter van de EU extra hard voor maken?
Het is van groot belang het menselijk aspect niet uit het oog te verliezen bij de aanpak van de Europese vluchtelingenproblematiek. Er wordt hard gewerkt om bestaande faciliteiten waar nodig verder te verbeteren en er voor te zorgen dat er voldoende opvangcapaciteit beschikbaar is in zowel Griekenland als langs de zogenoemde Westelijke Balkan-route. Naar aanleiding van de bijeenkomst van enkele leiders op 25 oktober jl. wordt i.s.m. UNHCR gewerkt aan het creëren van 50.000 opvangplekken in Griekenland en 50.000 in verschillende landen langs de route. Vooral bij de grenzen van Macedonië en Servië zijn de tijdelijke opvangfaciliteiten de afgelopen tijd verbeterd en uitgebreid.
Het kabinet zet zich actief in voor een effectieve aanpak van de vluchtelingenproblematiek op de Westelijke Balkan-route. En marge van de informele Raad Justitie en Binnenlandse Zaken heeft Nederland een bijeenkomst georganiseerd van de ministers van de meest betrokken landen. Daar is benadrukt dat landen nog meer hun nationale maatregelen op elkaar moeten afstemmen om te voorkomen dat er een ongewenst domino-effect ontstaat. Deze bijeenkomst heeft in de marges van de informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) van 5 en 6 februari een vervolg gekregen. Ook in bilaterale contacten met de betrokken ministers van Macedonië en Griekenland is gesproken over de huidige problemen bij de grensovergangen en mogelijkheden deze uitdagingen in regionale en/of Europese context aan te pakken.
Deelt u de mening dat dit soort situaties de noodzaak onderstrepen om met nog meer urgentie te zorgen voor het opzetten en inrichten van de afgesproken hotspots in Griekenland en Italië? Op welke wijze gaat u zich daar in Europees verband, bijvoorbeeld tijdens de aanstaande Europese Raden (Raad Algemene Zaken, Raad Buitenlandse Zaken, Raad Justitie en Binnenlandse Zaken), extra hard voor maken?
De hotspots moeten ervoor zorgen dat migranten bij binnenkomst in de Europese Unie, direct worden gescreend, geïdentificeerd en geregistreerd. Daarna kan worden beoordeeld of ze in aanmerking komen voor herplaatsing, de asielprocedure of terugkeer. De hotspots dienen daarnaast als opvanglocatie, waar ook basisvoorzieningen zoals medische zorg worden aangeboden. Meer en beter functionerende hotspots zijn van belang voor het in goede banen leiden van de migratiestroom. Dit dient ook gepaard te gaan met het creëren van de nodige opvangcapaciteit en het organiseren van terugkeer indien asielzoekers niet voor asiel in Griekenland of Italië of herplaatsing in aanmerking komen.
De Europese Commissie en de lidstaten blijven daarom met man en macht werken aan meer en beter functionerende hotspots. In verschillende Europese overleggen wordt de voortgang van de implementatie van de hotspots nauwlettend gevolgd. Met de betrokken lidstaten en de Commissie is nauw contact om ervoor te zorgen dat er resultaten worden behaald. Daarnaast zal dit onderwerp op de agenda staan van de komende JBZ-Raden en Europese Raden en zal Nederland zich ook in dat verband hard maken voor een snelle implementatie.
Het Nederlandse grensbewakingsteam dat nu voorbereidingen treft op Chios is een heel concreet voorbeeld van de aanvullende bijdrage die wordt geboden aan Griekenland om de versnelde inrichting van de hotspot op Chios te ondersteunen.
Bent u bereid deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden?
Ja.
De zienswijze en opstelling van de gemeente Rotterdam inzake leerplicht en kinderbescherming |
|
Eppo Bruins (CU), Roelof Bisschop (SGP) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de zienswijze en opstelling van de gemeente Rotterdam inzake leerplicht en kinderbescherming?1
Ja.
Onderkent u dat de wetgever, zonder vervangend onderwijs te verplichten, ouders bewust de mogelijkheid heeft gelaten om een beroep te doen op vrijstelling van de leerplicht op grond van artikel 5b van de Leerplichtwet 1969? Vindt u het in dit licht acceptabel dat ouders wegens het enkele feit dat zij een beroep doen op de wettelijke vrijstelling, conform de voorschriften van de Leerplichtwet, geconfronteerd kunnen worden met een gemeente die hierin bij voorbaat grond ziet voor een verzoek om onderzoek bij de Raad voor de kinderbescherming? Zo ja, hoe is dit te verenigen met internationaalrechtelijke kaders inzake rechtszekerheid en verbod van willekeur?
Ouders kunnen op grond van artikel 5b van de Leerplichtwet 1969 vrijgesteld worden van de verplichting om te zorgen dat hun kind als leerling van een school staat ingeschreven. Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen gesteld aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en aan mij, is ook voor kinderen, voor wie een vrijstelling van toepassing is, goed onderwijs een noodzakelijke voorwaarde voor een gezonde ontwikkeling.2 Ieder kind heeft recht op onderwijs. Dit recht vloeit rechtstreeks voort uit de artikelen 28 en 29 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
De handhaving van de Leerplichtwet is belegd bij de leerplichtambtenaren van de gemeente. Ouders die een beroep doen op vrijstelling dienen de gemeente hiervan in kennis te stellen. De leerplichtambtenaar controleert vervolgens of aan de wettelijke eisen is voldaan. Een gesprek met de ouders kan deel van het onderzoek uitmaken.3 Door het ontbreken van informatie en de weigering van ouders om informatie te verschaffen over de situatie van de kinderen, kan een gemeente niet nagaan of de kinderen zich op een gezonde manier ontwikkelen. De burgemeester kan dan – in het kader van de gemeentelijke regierol in de jeugdhulp – een Verzoek Tot Onderzoek (VTO) indienen bij de Raad voor de Kinderbescherming. Een dergelijke situatie kan bijvoorbeeld ontstaan bij kinderen die zijn vrijgesteld van inschrijving op een school en ouders de gemeente niet informeren of er voorzien is in vervangend onderwijs. Het niet volgen van onderwijs kan een bedreiging vormen voor de ontwikkeling van een kind, omdat onderwijs voorbereidt op participatie in de samenleving.
Het indienen door de gemeente van een VTO bij de Raad voor de Kinderbescherming om voornoemde reden acht ik verenigbaar met internationaalrechtelijke kaders inzake rechtszekerheid en niet strijdig met het verbod van willekeur.
Bent u ook van mening dat de sfeer van de kinderbescherming voor zover het de uitwerking van het recht op onderwijs betreft volgens de wetgever slechts na een eerdere veroordeling van ouders op grond van de Leerplichtwet aan de orde is (artikel 22, vijfde lid) en dat de onduidelijkheid die kan ontstaan als gevolg van een terecht beroep op artikel 5b ontoereikend is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid hierover in contact te treden met de gemeente Rotterdam?
Ouders kunnen naar eigen inzicht de opvoeding van hun kinderen vormgeven, maar er zijn wel grenzen in de wet en internationale verdragen. Het IVRK bepaalt dat passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen getroffen moeten worden om het kind te beschermen tegen verwaarlozing. In dit kader kan gedacht worden aan «educational neglect» als een vorm van emotionele verwaarlozing. Hiervan is sprake indien vastgesteld kan worden dat er een tekortkoming is in het verschaffen van de zorg en toezicht die noodzakelijk zijn om onderwijs te bevorderen. Wanneer hier vermoedens van bestaan, is het legitiem dat een melding bij de Raad voor de Kinderbescherming wordt gedaan. De Raad voor de Kinderbescherming maakt zijn eigen afweging om een onderzoek op te starten.4
Het is niet nodig dat ouders eerder zijn veroordeeld op grond van de Leerplichtwet om als gemeente een melding bij de Raad voor de Kinderbescherming te kunnen doen bij vermoedens van «educational neglect».
Wat is, in het licht van de criteria voor een verzoek om onderzoek, uw oordeel over mededelingen van de gemeente Rotterdam dat geen kinderbeschermingsmaatregel is overwogen, dat slechts een onafhankelijk oordeel over de situatie in deze gezinnen gewenst is en dat niet is vastgesteld of sprake is van vrijwillige hulpverlening? Hoe is het ontbreken van duidelijkheid, in casu inzake het recht op onderwijs, als motivering voor een verzoek om onderzoek door de Raad voor de kinderbescherming te verenigen met het vereiste dat sprake moet zijn van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling of de veiligheid van de minderjarige en dat daarom een gezagsmaatregel overwogen moet worden?2
Zoals ik in mijn reactie op vraag twee heb aangeven, is ook voor kinderen voor wie een vrijstelling van toepassing is, goed onderwijs een noodzakelijke voorwaarde voor een gezonde ontwikkeling. Dit vloeit voort uit het IVRK. Wanneer de gemeente zorgen heeft over de ontwikkeling van een kind, omdat niet geconstateerd kan worden dat het internationaal vastgestelde recht op onderwijs geborgd wordt, kan zij een VTO bij de Raad voor de Kinderbescherming indienen. De gemeente heeft binnen haar regierol in de jeugdhulp de vrijheid om zelf te beoordelen wanneer zij een bedreiging van de ontwikkeling van een kind ziet en daarnaar handelt.
Wanneer sprake is van vrijwillige hulpverlening in het gezin zal de Raad voor de Kinderbescherming dat kunnen constateren tijdens het onderzoek en mee laten wegen in haar beoordeling van die specifieke casus.
In hoeverre vindt u het acceptabel dat het criterium educatieve verwaarlozing (educational neglect) in de sfeer van de kinderbescherming wordt opgevoerd, terwijl de wetgever tot op heden kennelijk van oordeel is dat een vrijstelling van de leerplicht zonder vervangend onderwijs hoe dan ook acceptabel is? Onderkent u, op basis van internationale jurisprudentie, dat het de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de wetgever is, en niet van de gemeente, om uitwerking te geven aan het recht op onderwijs en te beoordelen wanneer sprake is van educatieve verwaarlozing?
Zie antwoord vraag 4.
Welke rechtsmiddelen kunnen ouders aanwenden om te voorkomen dat een door de gemeente kenbaar gemaakt voornemen tot een verzoek om onderzoek ten onrechte tot een ingrijpend onderzoek door de Raad voor de kinderbescherming leidt? In hoeverre geldt het voornemen van de gemeente als een besluit?
Ouders staan geen rechtsmiddelen ter beschikking om een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming om te zien of de ontwikkeling van een kind wordt bedreigd af te wenden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de specifieke en wettelijke taak om onderzoek te doen in dergelijke situaties, ook als ouders daar tegen zijn. Dit is de waarborgfunctie van de overheid waar het gaat om behartiging van de rechten van kinderen.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft mij laten weten dat hij de ontvangen (meldings-)informatie kritisch en zorgvuldig beoordeelt, conform zijn methodisch kader waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de mogelijke bedreiging en de (on)mogelijkheden van de vrijwillige zorg inzet. Over de kwaliteit van het onderwijs doet de Raad voor de Kinderbescherming overigens geen uitspraken.6
Het voornemen van de gemeente tot het indienen van een VTO bij de Raad voor de Kinderbescherming is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
De registratie van criminele asielzoekers |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Dijkhoff geen regie over aanpak criminele asielzoekers»?1
Ja.
Begrijpt u verbijstering over het gegeven dat er totaal geen centrale regie bestaat over de registratie van criminele asielzoekers?
Het geschetste beeld met betrekking tot het ontbreken van regie op het vlak van registratie van criminele asielzoekers deel ik niet.
Het beoordelen van een asielaanvraag of het intrekken van een verblijfsvergunning wordt uitgevoerd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Het kan tijdens de asielprocedure, of nadat een vergunning is verleend, voorkomen dat de asielzoeker voor een misdrijf wordt veroordeeld. Als dit gebeurt wordt dat meegenomen in de beoordeling van de aanvraag; het kan reden zijn om de asielaanvraag af te wijzen of de asielvergunning in te trekken. De wet en de beleidsregels op dit vlak zijn helder. Sterker nog, de regels op dit vlak zijn zelfs kort geleden aangescherpt.2 Daarbovenop heb ik recentelijk nog toegezegd na te gaan of overtreding van bepaalde delicten kan leiden tot verblijfsrechtelijke maatregelen.
Verder kan de IND sinds kort openbare orde als afwijzings- of intrekkingsgrond registreren én hierover de managementinformatie genereren. Het is in het vervolg dus mogelijk om te zien in hoeveel gevallen een asielaanvraag wordt afgewezen of ingetrokken naar aanleiding van een veroordeling.
Hoe verhoudt het gegeven dat het ministerie niet weet of en hoe vaak criminele asielzoekers hun verblijfsvergunning verliezen (of niet krijgen) zich tot de toezegging dat dit sneller gaat gebeuren?
Zie antwoord vraag 2.
Begrijpt u dat «meten weten is» en centrale registratie hierbij een cruciaal element vormt?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid zo spoedig mogelijk een centraal register aan te leggen waarin geregistreerd wordt hoeveel criminele asielzoekers hun verblijfsvergunning hebben verloren of niet krijgen (en om welke specifieke reden)? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De moeilijke positie van LHBT in de asielopvang |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Klopt het bericht dat in de opvang van asielzoekers in Alphen aan den Rijn in de voormalige penitentiaire inrichting aldaar een zelfmoordpoging door een homoseksuele asielzoeker is ondernomen die verband hield met de moeilijke positie van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (LHBT) in deze inrichting? Indien onduidelijkheid bestaat over het al dan niet voorvallen van een dergelijke vreselijke gebeurtenis dan wel over de toedracht van het gebeurde, bent u bereid om onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de toedracht?
Op 19 december 2015 heeft een LHBT-bewoner in Alphen aan den Rijn zichzelf met een mes verwond. De bewoner is, na verblijf in een gastgezin, op eigen verzoek overgeplaatst naar een ander asielzoekerscentrum (azc). Het COA heeft zijn dossier tevens onder de aandacht gebracht bij het Gezondheidscentrum Asielzoekers (GCA). Er zijn door het COA diverse gesprekken gevoerd, met de betrokken asielzoeker zelf, de groep LHBT-ers in Alphen en belangenorganisaties, waaronder het COC. De bewoner ziet op dat moment deze overplaatsing als een goede oplossing. Ik zie dan ook geen aanleiding om een nader onderzoek te laten doen naar de toedracht.
Bent u op de hoogte van de verschillende aangiften welke LHBT intussen hebben gedaan en welke gaan over zaken die hen zijn overkomen in diverse instellingen voor de opvang van asielzoekers en verband houden met hun geaardheid? Wat is uw reactie op het feit dat een groeiend aantal LHBT zich onveilig voelt in asielopvangcentra en dat zij zeer wel mogelijk slachtoffer zijn van misdrijven?
Discriminatie en bedreigingen, in welke vorm dan ook, worden binnen de opvang niet getolereerd. Dit geldt niet alleen in geval van discriminatie van LHBT’s, maar bijvoorbeeld ook als christenen of anderen vanwege hun geloof of politieke overtuiging worden gediscrimineerd of lastig gevallen. Als je in Nederland asiel aanvraagt heb je je te houden aan de Nederlandse regelgeving en aan de Nederlandse normen en waarden.
Alle signalen omtrent incidenten die plaats hebben in of rond opvanglocaties neem ik serieus. In geval van incidenten neemt het COA (straf)maatregelen en in geval van mogelijk strafbare feiten worden slachtoffers gestimuleerd tot het doen van aangifte.
Conform mijn toezegging tijdens het algemeen overleg op 19 januari jl. zal uw Kamer uiterlijk in maart 2016 worden geïnformeerd over de aangescherpte aanpak van overlastgevende en criminele asielzoekers. Hierbij zal het gehele scala van maatregelen inzichtelijk worden gemaakt; van de huisregels en de sanctieregeling van het COA tot en met de strafrechtelijke aanpak.
Het COA houdt geen centrale geautomatiseerde informatie bij over het aantal aangiften door of tegen bewoners dan wel van medewerkers. Voorts wordt de aard van een incident geregistreerd, maar niet de aanleiding ervan. Informatie over aangiftes, afkomstig van de Nationale Politie, zal vanaf begin 2016 halfjaarlijks openbaar gemaakt worden, tezamen met het overzicht incidenten in en rondom opvangcentra. De politie registreert bij aanhoudingen van verdachten op geboorteplaats-land en eventueel aanvullend op nationaliteit. De politie registreert niet apart op categorieën, zoals «asielzoekers».
Wat is uw reactie op de recente gebeurtenissen in de asielopvang Heumensoord?1 Op welke wijze bent u tot dusver omgegaan met de signalen, die vanuit diverse opvanglocaties komen, van onheuse bejegening tot zelfs het gebruik van geweld tegen LHBT door andere asielzoekers?
Zie antwoord vraag 2.
In welke kwetsbare individuele gevallen wilt u wel separate opvang bieden? Zo ja op basis van welke criteria worden deze keuzes gemaakt? Is daar een landelijk beleid voor?
Het uitgangspunt is dat incidenten zoveel mogelijk moeten worden voorkomen en dat de daders moeten worden gestraft. Categoriale opvang is niet aan de orde. Wel kan het voorkomen dat een slachtoffer op eigen verzoek wordt overgeplaatst. Als een slachtoffer direct gevaar loopt en het COA is van mening dat de veiligheid niet gegarandeerd kan worden door plaatsing elders van dader of, desgewenst, het slachtoffer, zal het COA het bestaande proces volgen dat ook wordt gehanteerd bij crisisplaatsing van vrouwen in een blijf van mijn lijf huis. Een dergelijke situatie heeft zich tot nu toe in relatie tot LHBT-bewoners niet voorgedaan. Wel zijn er LHBT-bewoners die naar aanleiding van advies van belangenorganisaties tijdelijk buiten de locatie zijn gaan logeren. Of het nodig is om over te gaan tot crisisplaatsing wordt per situatie bekeken. Dit hangt in belangrijke mate af van de vraag of de veiligheid in het geding is. COA vraagt hierbij advies aan en stemt af met andere partijen, zoals de politie.
Is het Centraal orgaan opvang asielzoekers (COA), gelet op de grote instroom die we nu kennen, wel voldoende in staat om de veiligheid en welzijn van LHBT te waarborgen? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, welke maatregelen kunt u nemen om dit te verbeteren?
In het algemeen merk ik op dat de verhoogde instroom op diverse fronten fricties veroorzaakt, ook op het gebied van huisvesting. Dit brengt logischerwijs allerlei spanningen met zich mee. De veiligheid en leefbaarheid zijn prioritair voor het COA. Hierbij is er bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen zoals LHBT’s.
Het COA heeft tot nu toe in alle situaties waarin zich incidenten voordeden maatregelen genomen, met name door plaatsing elders van daders, als deze bekend waren, of desgewenst slachtoffers. Zoals ook verwoord in het antwoord op de vragen 2 en 3 zal nog strikter worden ingezet op het straffen van de daders. Hierover zal uw Kamer uiterlijk in maart 2016 worden geïnformeerd.
Daarnaast organiseert het COA, in samenwerking met de ministeries van V&J en OCW, op 1 maart een studiemiddag om met relevante partijen, waaronder het COC, te overleggen op welke wijze de voorlichting aan bewoners over grondrechten en discriminatie beter kan. Het COA heeft reeds een inventarisatie gemaakt van de bestaande voorlichting aan bewoners over onder andere discriminatie (op grond van religie, seksuele gerichtheid, of een andere grond) en normen en waarden in Nederland. Dit overzicht wordt tijdens de bijeenkomst besproken en dan wordt bezien of en op welk gebied aanvullingen nodig zijn en op welke wijze good practices uit de ervaring van de diverse aanwezigen hierbij kunnen worden ingezet.
Hoe en in hoeverre heeft u in uw beleid rekening gehouden met de aan u gerichte oproep van het COC?2
In een brief aan het COC heb ik uitgelegd waarom ik geen meerwaarde zie in een afzonderlijke vertrouwenspersoon voor LHBT’s op de COA-locaties. Bewoners kunnen bij iedere opvangmedewerker terecht als zij zich bedreigd voelen of geconfronteerd worden met concrete situaties van discriminatie, pesterijen of bedreigingen. In een tussen het COA en het COC gesloten convenant is dit ook zo afgesproken. Zo nodig ondersteunt het COA medewerkers bij het uitoefenen van de rol van vertrouwenspersoon door middel van voorlichting en training. Ik vind het van belang dat alle COA medewerkers in de opvang voldoende vaardigheden hebben om als vertrouwenspersoon op te treden en zie daarmee geen meerwaarde in een afzonderlijke vertrouwenspersoon. In de brief geef ik tevens aan dat ik categoriale opvang voor LHBT’s niet wenselijk acht. Een aparte opvang waar alleen LHBT’s geplaatst worden is naar mijn mening stigmatiserend. Veiligheid voor kwetsbare personen, zoals LHBT’s, christenen, alleenstaande vrouwen, moet door het COA geboden worden in de reguliere opvang. De daders moeten worden aangepakt.
Hoe kan de bereidheid om aangifte te doen van strafbare feiten worden vergroot onder LHBT?
Het COA bespreekt, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 5, binnenkort met relevante partijen, waaronder het COC, op welke wijze de voorlichting aan bewoners nog verder verbeterd kan worden. Onderdeel hiervan is om de meldingsbereidheid van incidenten te vergroten en de drempel tot het doen van aangifte te verlagen.
Het bericht dat gevluchte Eritrese vrouwen zijn gedwongen tot seks |
|
Sadet Karabulut , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de berichten dat gevluchte Eritrese vrouwen zijn gedwongen tot seks? Om hoeveel vrouwen gaat het? Klopt het dat een aantal vrouwen zwanger is geraakt? Hoeveel van deze vrouwen verblijven in een asielzoekerscentrum?1 2
Het kabinet streeft naar een samenleving waarin mensen gelijke rechten hebben, elkaars rechten respecteren en waarin ze zich kunnen ontwikkelen en zichzelf kunnen zijn. Het is niet aanvaarbaar als opvattingen over de rol en positie van mannen en vrouwen of over het recht op zelfbeschikking uitmonden in onderdrukking en geweld. Religie, cultuur en traditie mogen nooit als excuus worden gebruikt voor geweld tegen mensen.
Naar nu bekend is, zijn er ongeveer 25 Eritrese COA-bewoners die melden dat ze ongewenst zwanger zijn. Het merendeel betreft jonge, maar voor de wet volwassen vrouwen. Daarnaast heeft een drietal Eritrese vrouwen gemeld dat zij verkracht zijn. De vrouwen die zwanger zijn hebben zich gemeld bij Gezondheidscentrum Asielzoekers (GC A). GC A kent een medisch beroepsgeheim. De identiteit van de individuele zwangere vrouwen wordt derhalve niet gedeeld met het COA. Het is aan de vrouwen zelf of zij in de gesprekken met COA medewerkers hun situatie willen bespreken. Het COA weet niet in alle gevallen wie deze vrouwen zijn en kan dus ook niet aangeven of zij nog in de COA opvang verblijven of al zijn uitgestroomd naar een gemeente in Nederland.
Waarop baseert het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) het vermoeden dat er een relatie is tussen de zwangerschappen en het kerkbezoek? Is hier onderzoek naar gedaan? Welke maatregelen zijn genomen?
Het COA heeft mij gemeld dat zij signalen heeft ontvangen die duiden op mogelijke misstanden bij Eritrese individuen binnen de Eritrese gemeenschap. Het gaat hierbij om signalen van uiteenlopende aard. Een aantal van de ontvangen signalen heeft betrekking op gebeurtenissen in of rondom de Eritrese kerk in Rotterdam.
Het COA kan de ernst en het waarheidsgehalte van deze signalen niet inschatten en heeft deze signalen gemeld bij de politie en Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM). Tegelijkertijd heeft het COA besloten om een aantal preventieve maatregelen te treffen. Deze maatregelen zijn uit voorzorg genomen en impliceren geenszins een beschuldiging richting bepaalde individuen of organisaties.
Voor wat betreft de signalen van eventueel misbruik in of rondom een kerk in Rotterdam hebben de politie en het OM in Rotterdam een oriënterend feitenonderzoek gedaan naar de herkomst van deze signalen bij het COA. De politie en het OM in Rotterdam hebben mij laten weten dat er tot dusver geen aangiftes zijn gedaan en er tot dusver geen verdenking is van strafbare feiten. Het Landelijk Parket zal de mogelijkheden verkennen om signalen van mogelijke misstanden binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland op landelijk niveau en op multidisciplinaire wijze nader te bezien.
Wat is uw reactie op het bericht dat veel vrouwen geen aangifte durven te doen omdat ze bang zijn voor represailles? Zijn er maatregelen genomen om deze angstcultuur te doorbreken zodat vrouwen die zijn misbruikt hun verhaal kunnen doen? Zijn er inmiddels aangiften gedaan? Zo ja, hoeveel?
Er is tot op heden geen aangifte gedaan. Waar COA meent dat er sprake is van een (strafrechtelijke) misstand, stimuleert het COA de bewoners om aangifte te doen. Het COA stimuleert dit door in gesprek te zijn met bewoners en te ondersteunen in het doen van aangiften. Wanneer bewoners weigeren aangifte te doen, maakt het COA melding van misstanden bij de politie. Dat laatste is in dit geval gedaan. Het COA spreekt frequent met leden van de Eritrese gemeenschap (en alleenstaande minderjarige vreemdelingen in het bijzonder) op locaties om meer inzicht te krijgen in wat er speelt binnen deze (gesloten) gemeenschap.
Welke relatie hebben vertegenwoordigers van de Eritrese kerk in Rotterdam met het dictatoriale regime in Eritrea? Zijn er aanwijzingen dat Nederlandse Eritreeërs via de kerk worden beïnvloed en/of onder druk gezet door het Eritrese regime?
De Eritrese overheid heeft een sterke controle op kerken en moskeeën in Eritrea zelf. In hoeverre dit ook geldt voor de Eritrese kerk in Rotterdam is onbekend.
Er zijn geen aangiften bekend van Eritreeërs die in Nederland, al dan niet via de Eritrese kerk, onder druk zijn gezet door het Eritrese regime.
Ziet u een verband tussen misstanden in de kerk en de berichten over de slechte integratie van veel Eritreeërs in Nederland?3 Zo ja op welke manier? Welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?
De relatie die gesuggereerd wordt tussen de kerk en integratie kan niet via directe wegen onderzocht worden gezien de scheiding van kerk en staat die wij in Nederland kennen. Zodra het OM nieuwe bevindingen heeft, zal ik deze met u delen.
Op welke wijze heeft het Ministerie van Veiligheid en Justitie afgelopen jaar onderzoek gedaan naar afpersing van vluchtelingen voor de Eritrese overheid? Gaat u maatregelen nemen om de aangiftebereidheid van Eritreeërs die door vertegenwoordigers van het Eritrese regime onder druk worden gezet te vergroten?4
Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft geen onderzoek hiernaar gedaan. Afpersing en soortgelijke feiten zijn ernstige misdrijven die de aandacht hebben van de politie en het openbaar ministerie. Indien er een concreet vermoeden bestaat dat dergelijke ernstige strafbare feiten worden gepleegd, zal hiernaar door politie en het openbaar ministerie strafrechtelijk onderzoek worden gedaan. Politie en het openbaar ministerie zullen zich altijd inspannen om signalen van ernstige misdrijven te onderzoeken en indien aan de orde mogelijke slachtoffers van ernstige misdrijven actief wijzen op de mogelijkheid tot het doen van aangiften.
Bent u bereid om de eerdere vragen over de slechte integratie van Eritreeërs die zijn ingezonden op 25 november 2015 snel te beantwoorden?5
De antwoorden op de vragen van het lid Karabulut heb ik op 8 februari jl. aan uw Kamer doen toekomen.
Het bericht dat ‘Eritrese meisjes moeten wegblijven uit deze kerk’ en ‘Twintig Eritrese vluchtelingen uit Oranje zwanger na bezoeken aan Rotterdamse kerk?’ |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Eritrese meisjes moeten wegblijven uit deze kerk» en «Twintig Eritrese vluchtelingen uit Oranje zwanger na bezoeken aan Rotterdamse kerk»?1 2
Ja.
Wat is uw reactie op het gegeven dat hulpverleners, die Eritrese asielzoekers bijstaan, zich al langer zorgen maken over wat er in deze Eritrees-Orthodoxe Kerk gebeurd? Wat is er gedaan naar aanleiding van deze signalen?
In de periode 2014–2015 is de instroom van Eritrese asielzoekers in Nederland sterk gestegen. Het COA heeft daarom met verschillende organisaties en experts informatie over de Eritrese gemeenschap verzameld en met de opvangmedewerkers gedeeld. Het COA heeft mij gemeld dat zij signalen heeft ontvangen die duiden op mogelijke misstanden bij Eritrese individuen en binnen de Eritrese gemeenschap. Het gaat hierbij om signalen van uiteenlopende aard. Een aantal van de ontvangen signalen heeft betrekking op gebeurtenissen in of rondom de Eritrese kerk in Rotterdam.
Het COA kan de ernst en het waarheidsgehalte van deze signalen niet inschatten en heeft deze signalen gemeld bij de politie en EMM. Tegelijkertijd heeft het COA besloten om een aantal preventieve maatregelen te treffen. Deze maatregelen zijn uit voorzorg genomen en impliceren geenszins een beschuldiging richting bepaalde individuen of organisaties.
Voor wat betreft de signalen van eventueel misbruik in of rondom een kerk in Rotterdam hebben de politie en het Openbaar Ministerie in Rotterdam een oriënterend feitenonderzoek gedaan naar de herkomst van deze signalen. De politie en het Openbaar Ministerie in Rotterdam hebben mij laten weten dat er tot dusver geen aangiftes zijn gedaan en er tot dusver geen verdenking is van strafbare feiten met betrekking tot de Eritrese kerk in Rotterdam. Het Landelijk Parket van het OM zal de mogelijkheden verkennen om de signalen van mogelijke misstanden binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland op landelijk niveau en op multidisciplinaire wijze nader te bezien.
Kunt u aangeven in hoeverre u het wenselijk acht dat (minderjarige) asielzoekers meerdere nachten achtereen weg blijven? Welke stappen worden er gezet als bijvoorbeeld (minderjarige) vrouwelijke asielzoekers neerslachtig terugkomen en geen herinneringen meer hebben? Kunt u aangeven in hoeverre er een vertrouwenspersoon wordt ingeschakeld als asielzoekers niet willen praten over wat er in de tussenliggende periode is gebeurd?
Nidos is als voogdijorganisatie verantwoordelijk voor het geven van toestemming om elders te overnachten. Toestemming wordt gegeven nadat is nagegaan of de plaats waar de minderjarige overnacht ook veilig is. Nidos heeft het COA verzocht geen toestemming te geven voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen om naar de kerkdiensten in de Eritrese kerk in Rotterdam te gaan. Het COA kent geen gesloten locaties en kan dus niet voorkomen dat minderjarigen desondanks de Eritrese kerk in Rotterdam bezoeken. Het COA meldt aan Nidos en politie de vermissing van de minderjarige als hij/zij niet op locatie aanwezig is op de afgesproken momenten. Vervolgens wordt hierop door Nidos actie ondernomen.
Met de minderjarige worden gesprekken gevoerd om te achterhalen wat er zich heeft afgespeeld. Dit kan met de mentor van het COA of jeugdbeschermer. Mits gewenst wordt er gebruik gemaakt van landgenoten. Waar COA meent dat er sprake is van een (strafrechtelijke) misstand, stimuleert het COA de bewoners om aangifte te doen. Het COA stimuleert dit door in gesprek te zijn met bewoners en te ondersteunen in het doen van aangiften. Wanneer bewoners weigeren aangifte te doen, maakt het COA melding van misstanden bij de politie. Dat laatste is in dit geval gedaan.
Heeft u zich op het totaal aantal zwangerschappen, naast de genoemde 21–22, van jonge Eritrese vrouwen die deze kerk bezocht hebben, en de mate waarin deze zwangerschappen vrijwillig zijn ontstaan? Kunt u aangeven, indien u hier geen zicht op heeft, op welke manier u voornemens bent dit inzicht te verkrijgen?
Naar nu bekend is, zijn er ongeveer 25 Eritrese COA-bewoners die melden dat ze ongewenst zwanger zijn. Het merendeel betreft jonge, maar voor de wet volwassen vrouwen. Zij hebben zich gemeld bij GC A. Omdat GC A een medisch beroepsgeheim kent, wordt nadere informatie niet gedeeld met COA. Daarnaast heeft een drietal Eritrese vrouwen gemeld dat zij verkracht zijn. In alle gevallen is niet gezegd dat er een relatie is met de Eritrese kerk in Rotterdam. De vrouwen zijn aangemoedigd om aangifte te doen bij de politie. COA heeft melding gedaan bij politie en het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2 hebben politie en OM in Rotterdam onderzoek gedaan naar de signalen van eventueel misbruik in of rondom de Eritrese kerk in Rotterdam.
In hoeverre vindt u dat het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA) en Stichting Nidos adequaat gehandeld hebben naar aanleiding van signalen die zij ontvingen over mogelijke misstanden in en rondom deze kerk?
Zoals vermeld in antwoord op vraag 2 heeft het COA signalen ontvangen die duiden op mogelijke misstanden bij Eritrese individuen en binnen de Eritrese gemeenschap. Het COA en Nidos zijn verantwoordelijk voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Dit is een kwetsbare groep waarmee extra voorzichtig moet worden omgegaan. Dit betekent dat als er aanwijzingen zijn voor mogelijke misstanden, dat er maatregelen worden genomen om deze groep te beschermen. Op basis hiervan begrijp ik de keuze van het COA en Nidos om uit voorzorg alleenstaande minderjarige vreemdelingen geen verlof te geven om de Eritrese kerk in Rotterdam te bezoeken.
Kunt u aangeven hoeveel meldingen er bij het COA binnen zijn gekomen over misstanden? In hoeveel procent van de gevallen is er gekozen voor extra begeleiding en in welke vorm en met welke intensiviteit dit is verleend? En in hoeveel procent van de gevallen is er gekozen voor beschermde opvang?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven wat het beleid is binnen het COA als seksueel misbruik wordt ontdekt, of er vermoedens van seksueel misbruik leven?
Indien COA-medewerkers menen dat er sprake is van een (strafrechtelijke) misstand, stimuleert het COA de betreffende bewoners om aangifte te doen. Wanneer bewoners weigeren aangifte te doen maakt het COA melding van misstanden bij de politie. Daarnaast kan ook extra seksuele voorlichting gegeven worden.
Kunt u aangeven in hoeverre asielzoekers worden begeleid op het gebied van seksuele gezondheid? Op welke manier wordt er aandacht aan preventie, gebruik van voorbehoedsmiddelen en seksueel overdraagbare aandoeningen besteed?
Seksuele gezondheid is een belangrijk thema in de voorlichting die door de GGD aan alle asielzoekers wordt aangeboden. Deze voorlichting wordt gegeven in diverse taalgroepen, mannen en vrouwen apart, met tolk. De voorlichting heeft betrekking op:
Bewoners krijgen de factsheet gezondheidszorg met informatie (beeld en in eigen taal) over hoe de toegang tot gezondheidszorg in Nederland en op locatie is geregeld. Individuele vragen over anticonceptie en soa kunnen worden gesteld bij de zorgverleners. Alle anticonceptie (m.u.v. sterilisatie) wordt vergoed. Condooms worden op verzoek verstrekt.
In hoeverre is er beleid ontwikkeld op het gebied van preventie als het gaat om de aanpak van seksueel misbruik in – en rondom – asielzoekerscentra en/of vluchtelingenopvang voor zowel meisjes en jongens?
Voor incidenten die betrekking hebben op seksueel misbruik schakelt het COA de politie in. Minderjarigen krijgen, net als ook volwassenen, seksuele voorlichting van de GGD. Ook worden er weerbaarheidstrainingen ingezet. Aanvullend geldt voor minderjarigen dat zij, conform het methodisch kader, gesprekken voeren met mentor en jeugdbeschermer waarin seksualiteit en veiligheid onderwerp van gesprek is.
Kunt u aangeven hoe zwangerschapsbegeleiding en kraamzorg is geregeld voor de ruim 20 Eritrese meisjes die zwanger zijn geworden?
Zwangere vrouwen ontvangen de factsheet zwangerschap met informatie (beeld en in eigen taal) over hoe de zwangerschaps- en geboortezorg in Nederland is geregeld. Op (nagenoeg) elke locaties is er een COA-aandachtsfunctionaris zwangere vrouwen die speciale aandacht heeft voor de zwangere bewoonsters en letten op het welzijn van moeder en kind. De werkwijze m.b.t. zwangerschapsbegeleiding en geboortezorg is vastgelegd in landelijk geldende afspraken tussen COA, GC A, verloskundigen/gynaecologen, GGD GHOR, kraamzorg en MCA (Menzis/COA administratie). Deze ketenafspraken zijn in september 2015 geactualiseerd.
Wat is uw reactie op de beweringen dat het onduidelijk is waar deze vrouwen nu zijn? Klopt het dat deze vrouwen niet in het vizier van het COA zijn?
De vrouwen die zwanger zijn hebben zich gemeld bij GC A. GC A kent een medisch beroepsgeheim. De identiteit van de individuele zwangere vrouwen wordt derhalve niet gedeeld met het COA. Het is aan de vrouwen zelf of zij in de gesprekken met het COA medewerkers hun situatie willen bespreken. Het COA weet niet in alle gevallen wie deze vrouwen zijn en kan dus ook niet aangeven of zij nog in Oranje zijn of al zijn uitgestroomd naar een gemeente in Nederland.
Verder heeft het COA, zoals aangeven in antwoord op vraag 2, na de ontvangen signalen extra aandacht gegeven aan alle Eritrese vrouwen in Oranje, middels het geven van groepsvoorlichting door de GGD over seksualiteit en middels individuele gesprekken.
Op welke termijn verwacht u dat de politie en het openbaar ministerie met hun bevindingen naar buiten zullen treden? Is hiervoor een tijdspad gemaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat uit Eritrea gevluchte vrouwen mogelijk zijn gedwongen tot seks rondom een bezoek aan de Eritrees-orthodoxe kerk |
|
Marith Volp (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht over het mogelijke seksuele misbruik van uit Eritrea gevluchte minderjarige vrouwen rondom een bezoek aan de Eritrees-orthodoxe Tewahdo-kerk in Rotterdam?1
Ja.
Wanneer bent u door het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA) op de hoogte gesteld van deze zorgwekkende signalen en welke acties heeft u daarop ondernomen?
Het COA heeft mij op 5 januari gemeld dat zij signalen heeft ontvangen die duiden op mogelijke misstanden bij Eritrese individuen en binnen de Eritrese gemeenschap. Het gaat hierbij om signalen van uiteenlopende aard. Een aantal van de ontvangen signalen heeft betrekking op gebeurtenissen in of rondom de Eritrese kerk in Rotterdam.
Het COA kan de ernst en het waarheidsgehalte van deze signalen niet inschatten en heeft deze signalen gemeld bij de politie en EMM. Tegelijkertijd heeft het COA besloten om een aantal preventieve maatregelen te treffen. Deze maatregelen zijn uit voorzorg genomen en impliceren geenszins een beschuldiging richting bepaalde individuen of organisaties.
Voor wat betreft de signalen van eventueel misbruik in of rondom een kerk in Rotterdam hebben de politie en het Openbaar Ministerie in Rotterdam een oriënterend feitenonderzoek gedaan naar de herkomst van deze signalen. De politie en het Openbaar Ministerie in Rotterdam hebben mij laten weten dat er tot dusver geen aangiftes zijn gedaan en er tot dusver geen verdenking is van strafbare feiten met betrekking tot de Eritrese kerk in Rotterdam. Het Landelijk Parket van het OM zal de mogelijkheden verkennen om de signalen van mogelijke misstanden binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland op landelijk niveau en op multidisciplinaire wijze nader te bezien.
Centreren de signalen zich rondom deze kerkgemeenschap en alleen in Rotterdam, of zijn er redenen om aan te nemen dat deze praktijken zich ook elders afspelen? Worden er momenteel preventief maatregelen getroffen om dit op andere plekken te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het feit dat het gaat om extra kwetsbare, minderjarige meisjes, reden is om extra begeleiding en personeel vanuit het COA op deze doelgroep te plaatsen? Zo ja, bent u bereid dit tot uitvoering te brengen?
Het COA is samen met Nidos verantwoordelijk voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Dit is een kwetsbare groep. Dit betekent dat als er aanwijzingen zijn voor mogelijke misstanden, er preventief maatregelen worden genomen om deze groep te beschermen. Dat hebben het COA en Nidos in dit geval ook gedaan.
Vanwege de kwetsbaarheid van alleenstaande minderjarige vreemdelingen kent het opvangmodel bij het COA een intensieve 24-uursbegeleiding op de verschillende amv-opvanglocaties. Op deze locaties is reeds extra personeel aanwezig ten opzichte van andere opvanglocaties. Mentoren van het COA dragen zorg voor de dagelijkse begeleiding, houden toezicht en voeren vanuit een specifiek voor deze doelgroep ontwikkelde methode gesprekken met de alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Deze mentoren organiseren de zorg voor de nodige ondersteuning. In samenwerking met de jeugdbeschermer worden afspraken gemaakt met de jongeren.
Wordt er vanuit het COA contact gelegd met Eritrees-orthodoxe kerken, en bent u het eens met de constatering dat, indien dit niet het geval is, dit wel wenselijk is gezien de belangrijke plek die deze kerken innemen als sociaal vangnet voor alleenstaande minderjarige asielzoekers uit Eritrea?
Het COA heeft geen contact gelegd met de Eritrese kerk in Rotterdam. Het COA heeft als alternatief aangeboden om alleenstaande minderjarige vreemdelingen te begeleiden naar een Koptische kerk in Amstelveen.
Weet u of deze slachtoffers aangifte hebben gedaan bij de politie en zo nee, welke acties worden er ondernomen om aangiftebereidheid onder deze groep slachtoffers te vergroten?
Er is tot op heden geen aangifte gedaan. Waar COA meent dat er sprake is van een (strafrechtelijke) misstand, stimuleert het COA de bewoners om aangifte te doen. Het COA stimuleert dit door in gesprek te zijn met bewoners en te ondersteunen in het doen van aangiften. Wanneer bewoners weigeren aangifte te doen, maakt het COA melding van misstanden bij de politie. Dat laatste is in dit geval gedaan.
Het COA spreekt frequent met leden van de Eritrese gemeenschap (en amv’s in het bijzonder) op locaties om meer inzicht te krijgen in wat er speelt binnen deze (gesloten) gemeenschap.
Wordt er, gezien het feit dat het COA deze gevallen ook gemeld heeft bij het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel, extra aandacht besteed aan de mogelijkheid dat deze slachtoffers in handen vallen van mensenhandelaren en krijgen de minderjarige meisjes in dit licht extra bescherming?
Er zijn vooralsnog geen signalen die wijzen op mensenhandel. De signalen worden gedeeld met het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel om zo ketenbreed een goed beeld te krijgen van hetgeen zich hier voordoet. Mocht er een signaal zijn dat er een relatie is met mensenhandel dan wordt de minderjarige in de hiervoor bestemde beschermde opvang van het COA geplaatst.
Wat voor slachtofferhulp en zorg wordt er actief geboden aan de slachtoffers, zijnde de vanuit Eritrea gevluchte (vermoedelijk) seksuele misbruikte minderjarige vrouwen rondom een bezoek aan de Eritrees-orthodoxe Tewahdo-kerk in Rotterdam?
De volgende hulp wordt geboden aan vrouwen die ongewenst zwanger zijn:
Wat wordt er gedaan om de daders op te sporen en te bestraffen?
Zie antwoord vraag 2.
Het geweld, intimidatie en pestgedrag tegen homoseksuele asielzoekers in asielzoekerscentra |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Homoseksuele vluchtelingen lastiggevallen in noodopvang» en het bericht «Homoseksuele asielzoekers ook hier weggepest»?1
Ja.
Deelt u de constatering dat ondanks de goede voornemens van de regering om pestende, intimiderende en/of aanrandende asielzoekers aan te pakken in plaats van homoseksuele asielzoekers in safehouses te plaatsen, het pesten, intimideren en aanranden van homoseksuele asielzoekers nog steeds plaatsvindt in de asielopvang? Zo nee, waarom niet?
De verhoogde instroom van vreemdelingen veroorzaakt op diverse fronten fricties. Dit brengt logischerwijs spanningen met zich mee.
De veiligheid van bewoners en medewerkers en de leefbaarheid in de opvanglocaties blijven daarbij prioritair voor het COA. Hierbij is er bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen zoals LHBT’s. Het COA neemt in geval van incidenten (straf)maatregelen en stimuleert bewoners, in geval van mogelijk strafbare feiten, tot het doen van aangifte. Conform mijn toezegging tijdens het algemeen overleg Opvang, Terugkeer en Vreemdelingenbewaring op 19 januari jl. zal uw Kamer uiterlijk in maart worden geïnformeerd over de aangescherpte aanpak van overlastgevende en criminele asielzoekers. Hierbij zal het gehele scala van maatregelen inzichtelijk worden gemaakt: van de COA huisregels en de sanctieregeling van het COA tot en met de strafrechtelijke aanpak.
Klopt het dat dit probleem nog niet is opgelost omdat niet elk slachtoffer van intimidatie, pestgedrag en/of aanranding aangifte durft te doen?
Het doen van aangifte is belangrijk. Bij een (mogelijk) strafbaar feit zal het COA het slachtoffer stimuleren om aangifte te doen en het slachtoffer daarbij desgewenst begeleiding bieden. Desondanks zal niet iedere bewoner aangifte durven te doen. Het COA kan in geval van een mogelijk strafbaar feit een melding doen bij de politie of aangifte doen als getuige. Het COA bespreekt binnenkort met relevante partijen, waaronder het COC, op welke wijze de voorlichting aan bewoners, onder andere over het doen van aangifte, nog verder verbeterd kan worden. Doel hiervan is mede om de meldingsbereidheid van incidenten te vergroten en de drempel tot het doen van aangifte te verlagen.
Ook zonder dat aangifte wordt gedaan zijn er diverse mogelijkheden om de daders te straffen, afhankelijk van de zwaarte van het delict. Het COA kan er, zowel bij lichte incidenten als bij strafbare feiten, voor kiezen om de daders te sanctioneren op basis van het Reglement Onthouding Verstrekkingen (ROV). Het ROV is het sanctiebeleid van het COA en geeft het kader op basis waarvan het COA verstrekkingen aan haar bewoners kan onthouden en maatregelen kan toepassen in geval van overlast. De meest zware ROV-sanctie is het stopzetten van de opvang voor kortere of langere duur, dan wel definitief.
Onder voorwaarden kan een veroordeling wegens een ernstig misdrijf tot gevolg hebben dat een verblijfsvergunning wordt ingetrokken dan wel niet wordt verleend. Uw Kamer is per brief geïnformeerd over de aanscherping van het beleid ter zake.2
Hoe vaak is afgelopen jaar door een asielzoeker aangifte gedaan van een tegen hem door een andere asielzoeker gepleegd strafbaar feit, en in hoeveel gevallen hebben deze aangiftes geleid tot vervolging?
Bij aanhoudingen van verdachten wordt geregistreerd op geboorteplaats/-land en eventueel aanvullend op nationaliteit. Er wordt niet apart geregistreerd op categorieën, zoals bijvoorbeeld «asielzoekers». Om die reden kan er niet worden bezien in hoeverre aangiftes hebben geleid tot vervolging.
Bent u bereid uw eerder gekozen standpunt te wijzigen en slachtoffers van geweld, intimidatie of pestgedrag in asielzoekerscentra de mogelijkheid van een safehouse te bieden, nu blijkt dat het nog niet lukt om de daders tijdig en adequaat te isoleren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet hecht aan het standpunt dat het geen meerwaarde heeft om te voorzien in een aparte opvang voor kwetsbare groepen asielzoekers. Dit past niet bij de wijze waarop wij in Nederland samenleven en doet ook geen recht aan de positie van deze groepen. Isolatie van kwetsbare groepen of slachtoffers uit die groepen is een verkeerd signaal en zou een stigmatiserend effect kunnen hebben.
Laat het duidelijk zijn, zowel het aanpakken van de daders als het beschermen van de slachtoffers zijn voor het kabinet belangrijke uitgangspunten. Uitgangspunt is dat de dader/overtreder naar een andere locatie wordt overgeplaatst, zodat het slachtoffer veilig is. Slachtoffers willen niet altijd de dader aanwijzen, soms is ook niet te achterhalen wie een incident heeft veroorzaakt. In die gevallen zal het COA zorgdragen voor een veilige plek binnen de opvang waar het slachtoffer kan verblijven. Als een slachtoffer direct gevaar loopt en het COA is van mening dat de veiligheid niet gegarandeerd kan worden door plaatsing elders van dader of, desgewenst, het slachtoffer, zal het COA het bestaande proces volgen dat ook wordt gehanteerd bij crisisplaatsing van vrouwen in een blijf van mijn lijf huis.
Hoe bent u voornemens de motie Azmani2 uit te voeren, waarin de Kamer vraagt om een apart regime voor veroordeelde vreemdelingen die niet kunnen worden uitgezet?
Conform mijn toezegging tijdens het algemeen overleg op 19 januari jl. zal uw Kamer uiterlijk in maart worden geïnformeerd over de aangescherpte aanpak van overlastgevende en criminele asielzoekers. Hierbij zal het gehele scala van maatregelen inzichtelijk worden gemaakt; van de huisregels en de sanctieregeling van het COA tot en met de strafrechtelijke aanpak.
Welke andere maatregelen heeft u reeds genomen om daders beter en sneller aan te pakken, en welke maatregelen gaat u hiertoe nog nemen?
Zie antwoord vraag 6.
Een van groepsverkrachting verdachte asielzoeker |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Nederlandse asielzoeker (14) vast voor groepsverkrachting»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de asielstatus van de verdachte is en uit welk AZC de verdachte afkomstig is?
De verdachte is een gezinslid van een toegelaten asielzoeker die niet in een asielzoekerscentrum heeft verbleven.
Deelt u de mening dat asielzoekers die zich schuldig maken aan dit soort walgelijke misdrijven het recht op verblijf altijd verspelen? Graag een toelichting.
In mijn brief aan uw Kamer van 25 november 20152 heb ik aangegeven dat personen die maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag vertonen, niet in aanmerking moeten komen voor verblijf in Nederland. Het past daarbij binnen onze rechtstaat dat het oordeel over de feiten en de schuldvraag aan de onafhankelijke rechter is.
In deze brief heb ik aangekondigd dat het beleid met betrekking tot deze normen aangescherpt zal worden. Van een ernstig misdrijf zal sprake zijn als de asielzoeker is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. Van een bijzonder ernstig misdrijf waarvan sprake moet zijn voor het afwijzen of intrekken van een vergunning, is sprake bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden. De IND wacht, indien nodig, zo lang als wettelijk toegestaan met de beslissing op de asielaanvraag tot de uitspraak van de rechter in een eventuele strafzaak bekend is.
Op welke wijze gaat u, zeker gezien het feit dat het kabinet zich niet inspant om de grenscontroles opnieuw in te voeren, voorkomen dat criminele asielzoekers door de EU kunnen rondtrekken en zich schuldig maken aan deze vreselijke wandaden?
Mochten verdachten zich onttrekken aan het overheidstoezicht, dan worden zij door de politie gesignaleerd in het Schengen Informatiesysteem (SIS II) Dat geldt ook voor asielzoekers. Melden zij zich vervolgens in een ander land voor asiel, dan kunnen de autoriteiten daar zien dat zij in Nederland gesignaleerd staan en de asielzoeker terugsturen naar Nederland om hier zijn proces te krijgen en eventuele straf uit te zitten. Criminelen, van welke achtergrond dan ook, worden veroordeeld voor de door hen begane feiten en zitten in het land waar zij veroordeeld zijn de straf uit.
Het succesvolle ontmoedigingsbeleid van België |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «België: ontmoedigingscampagne voor asielzoekers is succesvol»?1
Ja.
In hoeverre erkent u inmiddels dat het voeren van een ontmoedigingscampagne, onder andere via brieven en sociale media, een middel is dat kan bijdragen aan het tegengaan van asieltoestroom?
Voor zover de vraagsteller met de term «ontmoedigingscampagne» doelt op de verstrekking van juiste en volledige informatie over het asielproces en daaraan verwante onderwerpen, dan onderschrijf ik zeker het belang daarvan en kan ik aangeven dat deze informatie ook wordt verstrekt.
Dit belang is erin gelegen dat de verwachtingen van asielzoekers (en potentiele asielzoekers) in overeenstemming moeten zijn met de werkelijkheid. Onjuiste beelden en verwachtingen kunnen een ongewenst effect hebben op de migratiestroom, zowel vanuit het perspectief van het ontvangende land als ook vanuit het perspectief van de migrant zelf. Zo moet ook de informatieverstrekking worden gezien aan asielzoekers over onder meer de opgelopen doorlooptijden en de sobere vormen van opvang in Nederland.
Bent u bereid om, zoals bij de Algemene Beschouwingen al gevraagd, de Belgen (maar ook de Denen) eindelijk na te volgen in het opzetten van een ontmoedigingscampagne om de toestroom van asielzoekers tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 2.
Zo nee, waarom niet en bij welke aantallen bent u dit wel van plan?
Zie antwoord vraag 2.
Begrijpt u dat, nu genoemde landen een ontmoedigingsbeleid voeren, de kans toeneemt dat de asielstroom naar ons land zal groeien?
Ik heb geen redenen om te veronderstellen dat de genoemde landen er voor kiezen een onjuist beeld te schetsen in hun informatievoorziening. In zoverre wijkt het Nederlandse uitgangspunt niet af van het uitgangspunt in die landen. In die omstandigheid zie ik dan ook geen grond voor een toename van de asielinstroom.
Zo ja, welke aanvullende maatregelen bent u voornemens te treffen om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘In Nederland dreigt nieuwe onderklasse van vluchtelingen te ontstaan’ |
|
Selçuk Öztürk (GrKÖ), Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «In Nederland dreigt nieuwe onderklasse van vluchtelingen te ontstaan»?1
Ja.
Welke concrete maatregelen neemt u om de integratie van asielmigranten zo voorspoedig mogelijk te laten verlopen?
In de kamerbrief over integratie en participatie van vluchtelingen (Kamerstuk 19 637, nr. 2085) bent u uitvoerig geïnformeerd over de inzet van het kabinet ten aanzien van werk en integratie van vergunninghouders. Werk en/of opleiding worden daarbij vooropgezet. De onderzoekers van het WRR hebben in hun policybrief opgenomen dat hun aanbevelingen in dezelfde lijn liggen als de kamerbrief.
Deelt u de mening van de onderzoekers, namelijk dat de overheid veel meer moet doen om de huidige asielmigranten sneller aan werk te helpen? Zo ja, wat gaat u concreet ondernemen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de lange wachttijd voor een status en een woning, alsmede de «verloren tijd» in de opvangcentra asielmigranten op achterstand zetten en de kans op werkloosheid vergroten? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet zet zowel in op het bevorderen van de uitstroom van vergunninghouders naar gemeenten als op het effectiever inrichten van de asielprocedure. In de Kamerbrief van 27 november 2015 (Kamerstuk, 19 637, nr. 2086) bent u geïnformeerd over het sporenbeleid waardoor bij een blijvende hoge instroom verdere oploop van de wachttijden worden getemperd.
In de kamerbrief van 27 oktober bent u geïnformeerd over intensieve taalles in de opvang (Kamerstuk, 19 637, nr. 2073) en in de kamerbrief van 27 november (Kamerstuk, 19 637 nr. 2085) bent u geïnformeerd over de mogelijkheden die vluchtelingen hebben om aan taal en integratie te werken tijdens de asielprocedure en na vergunningverlening. Tevens wordt het voorinburgeringsprogramma in de opvang voor vergunninghouders met ingang van 1 januari 2016 uitgebreid, de taallessen worden geïntensiveerd en in het programma worden vergunninghouders voorbereid op de module «Oriëntatie op de Nederlandse Arbeidsmarkt».
Deelt u de mening van de onderzoekers, namelijk dat al tijdens de asielprocedure zou moeten worden begonnen met intensieve taalles en voorbereiding op de arbeidsmarkt, omdat daar nu veel kostbare tijd verloren gaat? Zo ja, hoe gaat u dit concreet bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid, ten behoeve van de integratie van de nieuwkomers, asielmigranten al tijdens hun procedure te laten werken en studeren? Zo ja, hoe gaat u dit concreet bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wat bedoelt u concreet met «Blijven moet gelijk staan aan meedoen», zoals de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het krantenbericht stelde?2 Wat behelst meedoen volgens u concreet en vallen het wachten op een status, het wachten op een woning en het wachten op ontwikkelingskansen hier ook onder?
Onder meedoen wordt verstaan: werken of het voorbereiden op de arbeidsmarkt door het volgen van onderwijs of het doen van vrijwilligerswerk.
Bent u bekend met de publicatie «Welke beroepen bieden kansen? Overzicht van krapte- en overschotberoepen»?3
Ja.
Bent u bereid de stroom asielmigranten zo veel mogelijk in het voordeel van de asielmigranten en de Nederlandse arbeidsmarkt te benutten, door deze instroom van potentiële arbeidskrachten te benutten voor het opvullen van krapteberoepen op de korte en middellange termijn? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie het antwoord op vraag 2 en 3.
Groepen van vooral Arabische mannen die tientallen jonge vrouwen hebben aangerand, beroofd en verkracht in Duitsland |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten dat op oudjaarsavond groepen van vooral Arabische mannen tientallen jonge vrouwen hebben aangerand, beroofd en verkracht in meerdere Duitse steden?1 2 3
Ja.
Heeft u ook kennisgenomen van de vrouwelijke slachtoffers die verklaarden «Ze hebben ons ingesloten en begonnen ons te betasten. Ze waren met hun handen overal. Ik had vingers in al mijn lichaamsopeningen»?4
Ja.
Bent u het met Politiecommissaris Wolfgang Albers van Keulen eens dat het hier een volledig nieuwe dimensie van geweld betreft? Zo nee, waarom niet?
Seksueel geweld tegen vrouwen is helaas een wijdverbreid fenomeen en dient te allen tijde te worden bestreden. Uit het onderzoek van het Fundamental Rights Agency van de Europese Unie uit 2014 naar geweld tegen vrouwen blijkt dat een derde van de ondervraagde vrouwen slachtoffer is geweest van fysiek en/of seksueel geweld.
De Nederlandse regering voert niet alleen een beleid dat werkt aan bewustwording en preventie, maar staat ook voor een stelsel waarbinnen (seksueel) geweld tegen vrouwen effectief kan worden aangepakt en bestreden.
De gebeurtenissen in Keulen zijn zeer ernstig, met name vanwege de massaliteit van het (seksuele) geweld en omdat het kon plaatsvinden in het publieke domein, een plek waar een ieder zich veilig moet kunnen voelen. Volledigheidshalve merk ik op dat het onderzoek naar de gebeurtenissen in Keulen nog loopt; ik vind het daarom niet gepast om te speculeren over mogelijke onderliggende oorzaken.
Deelt u de mening dat deze nieuwe dimensie van geweld het resultaat is van de import van migranten met een gewelddadige, islamitische cultuur, waarin vrouwen en jonge meisjes vaak als minderwaardig worden gezien? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u het woord testosteronbommen nog steeds een verschrikkelijke term zoals u zei tijdens de Algemene Beschouwingen op 17 september vorig jaar, of ziet u nu eindelijk in dat het toelaten van tienduizenden Arabische mannen in Nederland de veiligheid van Nederlandse burgers op het spel zet?5
Zoals door de Minister-President aangegeven tijdens de Algemene Beschouwingen op 17 september 2015, vindt het kabinet dat de door u aangehaalde terminologie een genuanceerde discussie over de problematiek in de weg staat.
Herinnert u zich het debat over de opvang van asielzoekers op 14 oktober 2015, waarin meerdere meldingen zijn voorgelezen van vrouwen die lastig werden gevallen door asielzoekers in Nederland? Zo ja, waarom blijft u Nederlandse vrouwen in gevaar brengen door het massaal toelaten van asielzoekers?6
Zie antwoord vraag 3.
Realiseert u zich dat, als u de grenzen open laat, het een kwestie van tijd is voordat massale berovingen en aanrandingen, zoals in Duitsland, ook in Nederland op deze grote schaal zullen plaatsvinden? Wilt u dat op uw geweten hebben of bent u eindelijk bereid de Nederlandse grenzen te sluiten voor islamitische testosteronbommen?
Uw vraag is gebaseerd op een voorspelling uwerzijds waarvan ik ook niet wil dat deze uitkomt, maar die ik niet kan herleiden tot gevolg van het kabinetsbeleid. Ik verwijs tevens naar het antwoord op vraag 5.
Het bericht dat scholen steeds vaker een VOG vragen om moeilijke leerlingen te weren |
|
Marith Volp (PvdA), Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Kent u de berichtgeving in de media over scholen die steeds vaker een VOG vragen van hun leerlingen om zo de moeilijke leerlingen te weren?1 2
Ja.
Op welk onderzoek waar Trouw naar verwijst, wordt gedoeld? Kunt u het onderzoek met een reactie naar de Kamer sturen?
Het onderzoek waar Trouw naar verwijst betreft een kwalitatieve verkenning naar de beelden bij jeugdprofessionals en jongeren omtrent de VOG, uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van VenJ. Onderwijsinstellingen, stagebedrijven en werkgevers zouden steeds vaker een VOG verlangen van studenten en nieuwe werknemers. Ook ging de verkenning in op het ontstaan van deze beelden en de vraag of deze beelden leiden tot het vermijden van een VOG-aanvraag. Met deze verkenning zijn de beelden en ervaringen over de VOG van 73 jeugdprofessionals en 54 risicojongeren opgehaald. Het verslag van de verkenning is als bijlage toegevoegd.
Is het waar dat uit dat onderzoek blijkt dat jongeren met een strafblad, die hun leven weer op de rails proberen te krijgen, steeds vaker worden beperkt door de eis van scholen om een VOG te overleggen? Zo ja, om hoeveel jongeren gaat het jaarlijks en van welk niveau?
Nee, het is niet mogelijk om op basis van deze verkenning uitspraken te doen over of scholen steeds vaker vragen een VOG te overleggen. Het is evenmin mogelijk aan te geven om hoeveel jongeren van welk niveau het gaat. De focus van de verkenning was namelijk gericht op het verkrijgen van kwalitatieve inzichten in de beelden en patronen rond de VOG, die onder jeugdprofessionals en jongeren leven. In de verkenning zijn de beelden van een beperkt aantal respondenten opgehaald en de resultaten zijn niet representatief te noemen voor de gehele populatie.
Hoeveel scholen vragen op dit moment een VOG van hun leerlingen? Is deze VOG nodig voor toegang tot de school of voor een stageplek?
Het is helaas niet mogelijk om een algemene uitspraak te doen over de noodzaak van een VOG voor een stageplek. Een aantal stage-aanbieders kent een wettelijke VOG-plicht voor stagiaires, zoals bijvoorbeeld kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Er bestaan geen cijfers van onderwijsinstellingen die hun studenten om een VOG vragen, of personen met een justitieel verleden anderszins ontmoedigen om zich in te schrijven voor een opleiding of studie.
Is het toegestaan om jongeren op basis van een VOG van een school of opleiding te weren? Zo ja, geldt dat ook voor jongeren die nog leerplichtig zijn? Zo nee, waarom vragen scholen dan toch om een VOG?
Zie het antwoord op vraag 9.
Wat vindt u ervan dat scholen een VOG ge-(of mis-) bruiken om jongeren af te schrikken om onderwijs op die scholen te volgen of de opleiding van hun keuze te volgen?
Zie het antwoord op vraag 9.
Welke actie gaat u ondernemen om te voorkomen dat jongeren op deze manier worden verstoken van onderwijs?
Zie het antwoord op vraag 9.
Heeft u de indruk dat (die) scholen voldoende doordrongen zijn van het belang van onderwijs voor jongeren die op een eerder moment in hun leven de mist in zijn gegaan? Zo ja, op basis waarvan? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 9.
Wat wordt gedaan om de jongeren met een strafblad te informeren dat zij mogelijk wel een VOG kunnen krijgen? Welke rol spelen de reclassering en jeugdzorg hierbij?
In het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) maakt een stage een onlosmakelijk onderdeel uit van de opleiding; uw vragen worden in deze beantwoording vanuit dit licht geïnterpreteerd. In het mbo beslist het bevoegd gezag van een instelling over de toelating van een aankomend student. Het is de bedoeling dat iedere toekomstige student die voldoet aan de wettelijke vooropleidingseisen, wordt toegelaten. Het (mogelijk) niet kunnen verkrijgen van een VOG zou geen reden mogen zijn om een jongere bij voorbaat tot een mbo-opleiding te weigeren. Daarnaast kunnen jongeren met justitiële antecedenten in veel gevallen gewoon een VOG krijgen. Als een jongere met een justitieel verleden zich heeft aangemeld bij een instelling, dient de instelling samen met de jongere naar de mogelijkheden te kijken. Dit kan een andere stageplek zijn waarvoor geen VOG-plicht geldt, het verschuiven van de stage naar een later tijdstip, of het (alsnog) samen met de jongere kijken naar een andere opleiding. Juist voor jongeren met justitiële antecedenten is het van belang om naar alternatieven te zoeken en hen de toegang tot onderwijs niet onnodig te belemmeren.
De verkenning heeft aangetoond dat zowel jongeren als jeugdprofessionals de kansen op het krijgen van een VOG te laag inschatten. Daarnaast zou een grote groep jongeren de VOG niet aanvragen uit angst voor een weigering. De omvang van deze groep is niet bekend. Ik neem deze signalen serieus. Ik ben voornemens deze problematiek langs meerdere sporen aan te pakken. Communicatie over de VOG, ondersteuning van lokale initiatieven en nader onderzoek naar de aard en omvang van de problematiek staan daarbij centraal. Een goede samenwerking met onderwijsinstellingen, het lokale bestuur, justitiële ketenpartners, zorgpartners en potentiële werkgevers is hierbij cruciaal. Medio 2016 zal ik uw Kamer per brief informeren over mijn plannen en de vervolgstappen.
Kan het ook zo zijn dat jongeren besluiten de VOG niet aan te vragen vanwege de kosten? Zo ja, wat is uw mening daarover?
Aan het volgen van een opleiding of studie zijn kosten verbonden; zoals schoolgeld, boeken en ander studiemateriaal. Ik verwacht niet dat de kosten van een VOG dusdanig belastend zijn, dat de jongere deze niet aanvraagt. Daarbij zijn veel stage-aanbieders en werkgevers bereid om de VOG-aanvraag voor stagiaires en ander personeel te vergoeden.
Ziet u meerwaarde van een VOG onder voorwaarden waarbij jongeren die niet in aanmerking zouden komen voor een VOG in specifieke omstandigheden en onder specifieke voorwaarden toch een voorlopige VOG krijgen? Deelt u de mening dat dit een positief effect op de jongeren kan hebben en een stimulans omdat zij zelf verantwoordelijk worden gemaakt voor het behoud van die VOG? Bent u bereid de mogelijkheden hiertoe te onderzoeken?
In 2015 werd 0,30% van de VOG-aanvragen van jongeren onder de 23 jaar geweigerd. Binnen deze leeftijdscategorie werd 185.839 keer een VOG aangevraagd. Van deze aanvragers beschikten 16.594 personen over justitiële antecedenten. In slechts 553 gevallen werd uiteindelijke een VOG geweigerd. Deze weigering geldt alleen voor de specifieke functie waarvoor de VOG is aangevraagd. Ik zie geen oplossing in een voorlopige VOG, maar wel in kennisverbetering van het lokale bestuur, jeugdprofessionals, onderwijsinstellingen en werkgevers en leerbedrijven. Door de kennis over het VOG-instrument te vergroten worden jongeren beter begeleid naar een geschikte functie, passend bij hun profiel. In het antwoord op vraag 9 geef ik aan dat ik ben voornemens ben dit (langs meerdere sporen) vorm te geven.
De bedreiging van christenen op AZC’s |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Christen bedreigd op AZC»?1 Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen met dezelfde strekking eerder dit jaar?2
Ja.
Deelt u de mening dat de signalen zoals geuit in het bovengenoemde artikel zeer ernstig zijn?
Elke vorm van intimidatie of bedreiging is ernstig.
Hoe verklaart u het feit dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) blijft herhalen dat er geen concrete meldingen zijn gedaan over bedreigingen, intimidatie of discriminatie van christenen op asielzoekerscentra (AZC’s) terwijl belangengroeperingen of geestelijke verzorgers die meldingen wel krijgen?
Het artikel waarnaar wordt verwezen stelt ten onrechte dat er geen meldingen bij het COA zijn gedaan over bedreigingen, intimidatie of discriminatie van christenen op asielzoekerscentra. Er wordt door bewoners wel degelijk melding gedaan bij de COA medewerkers. Het COA begeleidt asielzoekers tijdens hun verblijf op een COA-locatie. De medewerkers zijn getraind om spanningen te signaleren en te interveniëren bij escalatie of dreiging van escalatie. Vanuit deze rol worden zij ook geconfronteerd met christenen die vanwege hun christenzijn spanningen en confrontaties ervaren met andere bewoners en proberen zij hierin te bemiddelen. Daar waar zij zien dat er strafbare feiten zijn gepleegd zullen zij altijd de politie inschakelen.
Het COA voert periodiek en ad hoc overleg met de stichting Gave en heeft afgesproken dat alle meldingen van bewoners die de stichting Gave ontvangt, worden gemeld aan het COA.
Erkent u dat de verklaring hiervoor reeds werd aangegeven in het onderzoek van Deloitte BOI uit 2010 waarin werd gesteld dat de meldingsbereidheid onder asielzoekers laag is? Bent u tevens bereid te erkennen dat de lage meldingsbereidheid onder asielzoekers niet alleen te verklaren valt door gebrek aan bekendheid waar een melding gedaan kan worden?
De bereidheid tot het wel of niet melden van klachten kan zijn ingegeven door meerdere motieven of beweegredenen. Asielzoekers worden voorgelicht dat men voor elk signaal of voorval terecht kan bij COA medewerkers en dat bij vermeende strafbare feiten aangifte kan worden gedaan bij de politie. Op deze wijze tracht het COA de drempel voor het melden van klachten zo laag mogelijk te leggen.
Bent u bereid om nu wel te kiezen voor een onafhankelijk vertrouwenspersoon op COA-locaties?
Nee. Het COA heeft aangegeven sinds het rapport van Deloitte meer aandacht te hebben voor de problematiek van kwetsbare groepen en dat sensitiever wordt opgetreden als bewoners vertellen over de moeilijkheden die ze ervaren. De rol van de COA-medewerker als contactpersoon heeft meer aandacht gekregen. Ook de doorverwijzing naar belangenverenigingen (zoals de stichting Gave) en het faciliteren van deze contacten is een onderdeel hiervan.
Bent u tevens bereid om nauwer contact en samenwerking te faciliteren tussen het COA en belangenorganisaties en geestelijk verzorgers die dergelijke ernstige signalen wel krijgen?
Het COA voert periodiek en ad hoc overleg met de stichting Gave en heeft afgesproken dat alle meldingen van bewoners die de stichting Gave krijgt, worden gemeld aan het COA. Acute meldingen vanuit stichting Gave worden direct opgepakt en zo mogelijk afgehandeld. Elk signaal dat binnenkomt wordt zorgvuldig onderzocht en er volgt een terugkoppeling aan de melder. Dit alles gebeurt binnen de grenzen van de wet bescherming persoonsgegevens.
Bent u bereid om na vijf jaar wederom een onderzoek in te stellen naar de veiligheid en meldingsbereidheid van kwetsbare asielzoekers op COA-locaties? Zo nee, waarom niet?
Het COA heeft mij laten weten dat er geen aanleiding is voor een herhaling van het eerdere onderzoek van Deloitte. Een dergelijk onderzoek heeft pas zin als er signalen zijn die duiden op iets wat we nog niet weten. Door het rapport van Deloitte zijn de kwetsbaarheden heel goed in kaart gebracht. Het COA acteert hier op.
De toedracht van de moord in PI Zoetermeer |
|
Nine Kooiman |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de tv-uitzending over de behandeling van gedetineerden met een psychiatrische stoornis?1
Allereerst wil ik opmerken dat het zeer aangrijpend moet zijn voor een ieder die direct of indirect bij het incident betrokken is (geweest). Zoals ik reeds heb geantwoord op eerdere Kamervragen over dit incident2, moeten de onderzoeken die naar aanleiding van het incident zijn ingesteld meer inzicht geven in de toedracht ervan. Mocht uit de onderzoeksresultaten blijken dat het mogelijk is om de risico’s op een dergelijk incident in de toekomst te reduceren, dan tref ik vanzelfsprekend de maatregelen die hiervoor nodig zijn.
Vooralsnog zie ik geen aanleiding om het plaatsingsbeleid van gedetineerden met een psychiatrische stoornis inhoudelijk te wijzigen. Ik ben van mening dat de mogelijkheden voor zorg en behandeling van gedetineerden met een psychiatrische stoornis tijdens de uitvoering van een gevangenisstraf adequaat zijn. Ook de medewerkers die met deze doelgroep binnen het gevangeniswezen werken acht ik voldoende bekwaam.
Wat zijn redenen om een crimineel die is veroordeeld tot celstraf en tbs niet in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC), maar in een Penitentiaire Inrichting (PI) zonder PPC te plaatsen?
Afhankelijk van welke zorg een gedetineerde met een psychiatrische stoornis nodig heeft, wordt hij of zij geplaatst in de forensische geestelijke gezondheidszorg (ggz), een PPC in een penitentiaire inrichting (PI), een extra zorgvoorziening (EZV) in een PI of op een reguliere afdeling in een PI.
In het standaard regime in een PI wordt basiszorg (medische gezondheidszorg en eerstelijns geestelijke gezondheidszorg) verleend door aan de PI verbonden disciplines (inrichtingsarts, verpleegkundige, psycholoog en/of psychiater). Indien geïndiceerd, kan ook ambulante zorg door de ggz binnen de PI worden verleend. Bovendien kan een gedetineerde patiënt in een PPC worden ondergebracht wanneer, gelet op de aard en ernst van zijn of haar stoornis, klinische zorg nodig is. Een gedetineerde patiënt wordt in de forensische ggz geplaatst als betrokkene meer zorg nodig heeft dan in een PI beschikbaar is én een doorplaatsing naar de forensische ggz vanuit veiligheidsoverwegingen toelaatbaar is. In die gevallen dat een gedetineerde niet, meestal om veiligheidsredenen, terecht kan in de ggz, wordt een PPC-plaatsing gerealiseerd. Op het moment dat betrokkene psychisch voldoende stabiel is en de zorgmogelijkheden op de (reguliere) afdelingen van de PI toereikend zijn, volgt terugplaatsing naar de (reguliere) detentiesetting.
Hoe beoordeelt u de kritiek van mr. Knoester op het tbs-systeem, namelijk dat hier een kink in zit omdat een psychiatrisch patiënt die een gevaar vormt voor de samenleving eerst een celstraf moet uitzitten voordat de tbs-behandeling wordt gestart?
In gevallen van een combinatie van een gevangenisstraf en een tbs-maatregel wordt eerst de gevangenisstraf tenuitvoergelegd. De tbs-maatregel start in beginsel na uitvoering van twee derde van de gevangenisstraf, de datum van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Als de tbs-maatregel eerder start, zonder een daartoe strekkend advies van de rechter, dan zou dit afbreuk doen aan het vergeldingsaspect van de door de rechter opgelegde gevangenisstraf. Bovendien kan gedurende de executie van de straf zorg worden geboden om de psychische problemen te stabiliseren of te behandelen (zie hiervoor ook het antwoord op vraag 2 en3. Daarnaast wordt, naar aanleiding van de aanbevelingen van de Taskforce behandelduur tbs, gewerkt aan standaard plaatsing van gedetineerden, die zijn veroordeeld tot zowel een gevangenisstraf als tbs, in de PPC’s alvorens de maatregel start, zodat zij goed kunnen worden voorbereid op de tbs-behandeling.
Wat zijn redenen om een crimineel met een psychiatrische stoornis geen behandeling (meer) aan te bieden in een PPC? Hoe krijgt deze dan alsnog de juiste zorg en behandeling?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre hebben de bezuinigingen op de forensische zorg invloed op de afweging om iemand niet in een PPC te plaatsen?
De bezuinigingen op de forensische zorg hebben hierop geen invloed.
Klopt het nog steeds dat 10% van de gedetineerden voor zorg is geïndiceerd, terwijl er slechts 8% van de detentiecapaciteit als zorgvoorziening is aan te merken? Zo nee, kunt u uw antwoord cijfermatig toelichten?2
Het aangehaalde percentage «voor zorg geïndiceerd» heeft betrekking op de instroompopulatie, terwijl de aangehaalde detentiecapaciteit ingaat op de capaciteit gemeten op een peilmoment. Een vergelijking tussen beide percentages kan derhalve niet worden gemaakt. Voor het antwoord op de vraag of er afdoende detentiecapaciteit is voor het aantal gedetineerden dat voor zorg is geïndiceerd, is de relatie tussen de bezetting en de capaciteit van belang. Uit analyses over 2015 blijkt dat voor alle intramurale differentiaties de vraag naar plaatsen onder het aanbod van plaatsen lag: er is dan ook sprake van voldoende capaciteit. Zo kent de ISD een gemiddelde bezettingsgraad van 85%, de PPC van 95% en de EZV van 85%. Ten aanzien van de ingekochte forensische ggz en verblijfszorg, in het bijzonder verblijf in een instelling voor beschermd en begeleid wonen, is de vraag hoger dan het aantal beschikbare bedden. Om de ontstane wachttijden, zoveel als mogelijk, weg te nemen zijn in 2016 extra bedden bij instellingen voor beschermd en begeleid wonen ingekocht en wordt er actief gestuurd op doorstroming naar lichtere vormen van zorg. Sommige forensische patiënten verblijven immers te lang op een hoog beveiligde zorgplek, waardoor zij onnodig bedden met een hoog zorg- en beveiligingsniveau bezet houden.
Zijn er recente cijfers over het aantal gedetineerden met een psychische stoornis? Is dit nog steeds bijna 60%?3
Over de aard en mate van bedoelde problematiek onder de gedetineerdenpopulatie bestaat onvoldoende actueel inzicht. Om een actueel totaalbeeld te kunnen verkrijgen (met eenduidige definities) wordt in 2016 een breed onderzoek gestart door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). De resultaten hiervan zullen naar verwachting eind 2016 beschikbaar zijn.
Hoeveel procent van de gedetineerden hebben te maken met een verslavingsprobleem en/of een verstandelijke beperking? Is dat nog steeds 40% resp. 15%?4
Zie antwoord vraag 7.
Wat zijn redenen om een crimineel met een psychiatrische stoornis meerdere malen over te plaatsen? Hoe vindt overdracht van het medisch dossier plaats? Krijgt de ontvangende PI dit dossier voorafgaand aan de overdracht en in hoeverre is dus kennis te nemen van een eventuele psychiatrische stoornis?
Aan een overplaatsing naar een andere PI of afdeling kunnen diverse redenen ten grondslag liggen. Op basis van de zorgbehoefte van een gedetineerde met een psychiatrische stoornis kan hij of zij worden overgeplaatst naar de ggz, een PPC of een EZV. Op het moment dat de gedetineerde patiënt psychisch voldoende stabiel is en de mogelijkheden van de zorg binnen een PI toereikend zijn, kan de gedetineerde worden doorgeplaatst naar een reguliere afdeling in een PI. Tevens kan overplaatsing geschieden op verzoek van de gedetineerde zelf of op verzoek van de directeur, bijvoorbeeld uit veiligheidsoverwegingen.
Het medisch dossier wordt in principe een dag voor de overplaatsing aan de medische dienst van de ontvangende PI verstuurd. Bij een spoedplaatsing kan het bij uitzondering voorkomen dat de ontvangende PI het medisch dossier na plaatsing van de gedetineerde ontvangt.
Hoe vaak komt het voor dat gedetineerden met een psychiatrische stoornis worden geplaatst in een Extra Zorgvoorziening (EZV)? Welke afweging wordt daarbij gemaakt, aangezien de EZV niet bedoeld is voor psychiatrische patiënten, of in ieder geval niet voor gedetineerden met een ernstige psychische stoornis die een gevaar vormen voor hun omgeving?
Concrete aantallen hiervan zijn niet te herleiden, omdat aan een plaatsing op een EZV geen formele zorgindicatiestelling ten grondslag ligt en daardoor niet als zodanig wordt geregistreerd.
Het primaire criterium voor plaatsing op een EZV is dat een gedetineerde onvoldoende te handhaven is op een reguliere afdeling in een PI wegens psychische kwetsbaarheid, bijvoorbeeld indien er sprake is van een psychische stoornis en/of een verstandelijke beperking, dan wel kwetsbaarheid wegens het delict (bijvoorbeeld sommige zedendelinquenten). De diagnose zelf is geen indicatie voor plaatsing op een EZV, wel de hieruit voortvloeiende behoefte aan een beschermd milieu. Gedetineerden die op een EZV verblijven, zijn gebaat bij een beschermende en prikkelarme omgeving, waarin extra zorg in de vorm van meer structuur, ondersteuning en aandacht wordt geboden.
Wanneer wordt een psychiatrische patiënt in een EZV geplaatst, en wanneer in een PPC?
Zie het antwoord op de vragen 2 en 4 (PPC) en op vraag 10 (EZV).
Hoe wordt in het promoveren/degraderensysteem rekening gehouden met ernstig psychiatrische patiënten of mensen met geestelijke beperkingen?
De directeur van een PI besluit over promotie en degradatie van een gedetineerde. Indien bekend is dat een gedetineerde een verstandelijke beperking of een psychische stoornis heeft, waaronder ernstige verslavingsproblematiek, die van invloed is op zijn gedrag, wordt hiermee rekening gehouden bij het besluit tot promotie of degradatie. Per gedetineerde wordt een inschatting gemaakt in hoeverre de voorwaarden die gelden voor goed gedrag haalbaar zijn gelet op de aard van de problematiek van de gedetineerde. Mits de gedetineerde bereidheid toont tot verbetering, kan de gedetineerde aanspraak maken op promotie zonder op alle onderdelen van goed gedrag positief te scoren.
Gedetineerden in een PPC zijn overigens uitgesloten van promotie of het plusprogramma. Zij worden onvoldoende in staat geacht om te voldoen aan dit systeem. De gedetineerden die op een EZV verblijven, krijgen allen het basisprogramma aangeboden.
In hoeverre wordt bij het strafrechtelijk onderzoek ook onderzoek gedaan naar omstandigheden rondom de gang van zaken bij de detentie, de behandeling en de nazorg van Johan R? Bent u bereid de Kamer op de hoogte te brengen van deze bevindingen? Zo nee, waarom niet?
Het strafrechtelijk onderzoek heeft zich gericht op het vaststellen van de feiten die betrekking hebben op de vraag wie verantwoordelijk is voor het tegen de heer G. gepleegde geweldsdelict. Hierbij is geen onderzoek verricht naar de omstandigheden rondom de gang van zaken bij de detentie, de behandeling en de nazorg van de verdachte. Informatie uit het dossier dat, zonder dat er specifiek onderzoek naar is verricht, aan deze thema’s raakt, wordt – conform geldende regelgeving – gedeeld met de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ).
Bent u bereid het Veiligheidsonderzoek en het onderzoek van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) naar het selectie- en plaatsingsproces5 aan de Kamer te doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Het veiligheidsonderzoek én het onderzoek naar het selectie- en plaatsingsproces zijn interne onderzoeken van DJI. Ik acht het niet wenselijk om deze openbaar te maken, omdat deze rapporten persoonsgegevens én informatie over handelwijzen binnen de inrichting bevatten. Deze informatie heeft direct met de veiligheid van de inrichting te maken. De rapporten worden gebruikt voor interne evaluatie. Aan de hand daarvan trekt DJI lering uit incidenten en worden, ingeval de resultaten van de onderzoeken hiertoe aanleiding geven, maatregelen getroffen om risico’s op incidenten, daar waar mogelijk, te reduceren. De Inspectie VenJ kan, als zij dit nodig acht, op basis van de interne rapportages besluiten tot nader onderzoek. Inspectierapporten worden, zoals bij Uw Kamer bekend, wel openbaar gemaakt.
De dood van een Eritrese asielzoeker |
|
Nine Kooiman , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar de politie Midden-Nederland, na een eerste gesprek met Argos en OneWorld, momenteel bekijkt of een strafrechtelijk onderzoek gestart kan worden in verband met de verdwijning en/of het overlijden van de Eritrese asielzoeker, de heer M., en/of met signalen die wijzen in de richting van mensensmokkel of orgaanhandel?1
Het onderzoek naar het overlijden van de Eritrese asielzoeker, de heer Mekonen, valt onder de bevoegdheid van de Duitse autoriteiten. Dit onderzoek is door hen verricht en reeds afgehandeld. Het Openbaar Ministerie (OM) en de politie in Nederland doen hier dan ook geen verder onderzoek naar. Dat neemt niet weg dat, in het geval – op basis van welke informatie dan ook – nader inzicht zou ontstaan rond de verdwijning en het overlijden van de heer Mekonen, het OM en de politie in Nederland de nabestaanden daarover op een geëigend moment zullen informeren. Voor verdere beantwoording van deze vragen verwijs ik naar antwoord 12 op de eerder gestelde Kamervragen2 over het overlijden van de heer Mekonen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 714).
Kijkt de politie daarbij ook naar de informatie die bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) op papier, dan wel digitaal gedocumenteerd is?
Zie antwoord vraag 1.
Vanaf welk moment was bij de medewerkers van het asielzoekerscentrum (AZC) en/of het COA bekend dat de Eritrese asielzoeker bedreigd werd door en/of ruzie had met een van zijn kamergenoten? Met welke instanties is deze informatie gedeeld vervolgens gedeeld en wanneer?
In de antwoorden op uw eerdere Kamervragen4 is aangegeven dat de heer Mekonen geen aangifte bij de politie heeft gedaan van bedreiging en dat bij het COA geen melding van een bedreiging bekend was. Het COA heeft mij gemeld dat er wel een melding over onenigheid met een medebewoner staat opgenomen in een rapportage van de beveiliging van de betreffende locatie van 17 november 2013. In die rapportage staat dat de heer Mekonen op die datum aan de medewerkers van de beveiliging heeft verteld dat hij last heeft van zijn medebewoner omdat de televisie en de verlichting de hele nacht aanstonden en hij daardoor niet kon slapen. Uit de beschikbare informatie valt niet af te leiden of deze informatie met andere instanties is gedeeld.
Het COA heeft van deze onenigheid destijds geen melding gedaan bij de politie omdat daar naar het oordeel van het COA onvoldoende reden toe bestond. Het COA heeft deze informatie over de onenigheid wel verstrekt aan de politie tijdens het telefonisch contact tussen de politie Midden-Nederland en de leiding van het COA van het AZC Leersum (zie het antwoord op vraag 6 en 7).
Ging de rapportage van beveiligingsbedrijf Trigion2 van 17 november 2013 over deze ruzie?
Zie antwoord vraag 3.
Werd de Eritrese asielzoeker na 17 november overgeplaatst naar een andere kamer op het AZC? Heeft het COA daarna nog geëvalueerd of het probleem daarmee was opgelost?
Na overleg met het COA heeft de heer Mekonen er voor gekozen om op 3 december 2013 te verhuizen naar een andere ruimte op het AZC Leersum, met als doel om de onenigheid tussen hem en zijn kamergenoot weg te nemen. Het COA heeft daarna geen klachten van de heer Mekonen over onenigheid of overlast meer ontvangen.
Wanneer en hoe is de politie Midden-Nederland op de hoogte gesteld van de ruzie die de Eritrese asielzoeker had (gehad) met (een van) zijn kamergenoten?
Zoals al bij de eerdere beantwoording van Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 714) is gemeld, werd op 2 januari 2014 bij de politie Midden-Nederland door bekenden van de heer Mekonen melding gemaakt van diens vermissing en de eerdere bedreiging aan zijn adres. Van die bedreiging was destijds geen aangifte of eerdere melding gedaan bij de politie. Na de melding van 2 januari 2014 is door de politie Midden-Nederland telefonisch contact opgenomen met de leiding van het COA van het AZC Leersum. Het COA zou de heer Mekonen op 7 januari 2014 uitschrijven, indien op dat moment nog geen bericht van hem zou zijn ontvangen. Tijdens het telefonisch contact werd door het COA tevens gemeld dat de heer Mekonen na de ruzie met zijn kamergenoot een andere kamer toegewezen had gekregen, waarmee de situatie leek te zijn opgelost. Ook is aangegeven dat het COA van plan was een gesprek aan te gaan met de (voormalige) kamergeno(o)t(en) van de heer Mekonen en de politie daarover te informeren. Naar aanleiding van het telefonisch contact met het COA is er door de politie geen aanleiding gezien om de (voormalige) kamergenoten op het AZC te horen in verband met de gemelde bedreiging en vermissing. Ten overvloede merk ik op dat dergelijke overwegingen altijd worden gemaakt op basis van de op dat moment beschikbare informatie. Voor verdere beantwoording verwijs ik naar de antwoorden 3, 4 en 5 van de eerdergenoemde Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 714).
Waarom heeft de politie Midden-Nederland na de aangifte van vermissing en bedreiging op 2 januari 2014 de (voormalige) kamergenoten op het AZC niet gehoord? Had dit met de kennis van nu wel moeten gebeuren?
Zie antwoord vraag 6.
Waarom is deze informatie niet door de politie en/of het openbaar ministerie (OM) doorgegeven aan de Duitse autoriteiten?
De politie Midden-Nederland is op 6 januari 2014 door de Duitse autoriteiten op de hoogte gesteld van het overlijden van de heer Mekonen. Hierna heeft de politie op verschillende momenten contact gehad met de Duitse autoriteiten over de gemelde vermissing en het overlijden van de heer Mekonen, waarbij ook de door de nabestaanden uitgesproken twijfels over de omstandigheden van zijn overlijden zijn gemeld.
Is het waar dat het COA op 3 januari 2015 in verband met de vermissing van de Eritrese asielzoeker een melding heeft gedaan aan het het Expertisecentrum Mensensmokkel en Mensensmokkel (EMM)?3 Zo ja, wat was de inhoud van die melding?
Het COA heeft in verband met de vermissing van de heer Mekonen op 3 januari 2014 een melding verzonden aan het EMM. Deze melding blijkt echter niet bekend te zijn bij het EMM. De melding hield in dat de heer Mekonen al enkele dagen niet meer op het AZC was gesignaleerd, alsmede dat op de kamer van de heer Mekonen een bepaald merk tas (met daarin procedurepapieren en kleren) was aangetroffen die (met de kennis van toen) volgens een instructiefolder van het EMM soms in verband kan worden gebracht met mensensmokkel. Bij het EMM was al bekend dat dit specifieke merk tas vaak werd aangetroffen bij Eritrese asielzoekers. Sinds april 2014 is duidelijk dat dit merk tas niet in verband kan worden gebracht met mensensmokkel.
Ik wil hierbij opmerken dat het EMM een samenwerkingsverband is tussen de Nationale Politie (landelijke eenheid), de Koninklijke Marechaussee (KMar), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), en de Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Relevant bevonden signalen worden na analyse en aanvulling met de nodige informatie periodiek met aangesloten partners en de landelijk officier mensenhandel besproken, om onder meer de trends op het gebied van mensenhandel te kunnen onderkennen. Concrete meldingen van vermissing van personen moeten worden gedaan bij de betrokken regionale politie-eenheid, in dit geval de eenheid Midden-Nederland. Die was sinds 2 januari 2014 reeds op de hoogte en bezig met deze vermissing, zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 6 en 7. Enkele dagen na het overlijden van de heer Mekonen heeft een wijkagent, uit hoofde van zijn reguliere toezichthoudende taak, een bezoek gebracht aan het AZC te Leersum. Een medewerker van het COA heeft tijdens dat bezoek aan de wijkagent laten weten melding te hebben gemaakt bij het EMM over de heer Mekonen. De wijkagent heeft hiervan een aantekening gemaakt in de systemen van de politie. Omdat een melding aan het EMM niet behoort tot de operationele politie-informatie, die ziet op het oplossen van een bepaalde casus, is het niet de gebruikelijke werkwijze om dergelijke meldingen met dit doel aan buitenlandse autoriteiten door te geven en is niet bekend of de Duitse autoriteiten hier in dit geval over zijn geïnformeerd. De twijfels van de nabestaande rondom de verdwijning van de heer Mekonen zijn wel gedeeld met de Duitse autoriteiten.
Is deze melding van COA aan het EMM doorgegeven aan de politie Midden-Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Is deze melding van COA aan het EMM doorgegeven aan de Duitse autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Hadden de meldingen als bedoeld in vraag 10 en 11, met de kennis van nu, wel moeten gebeuren?
Zoals reeds eerder opgemerkt, worden overwegingen altijd gemaakt op basis van de op dat moment beschikbare informatie.
Hebben de COA-medewerkers in Leersum het verzoek om een achtergrondgesprek van de journalisten Sanne Terlingen (OneWorld) en Huub jaspers (Argos), ingediend bij de afdeling voorlichting van het COA, ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Indien zij dit verzoek wel ontvangen hebben, hebben de betreffende COA-medewerkers zelf aangegeven dat zij dit gesprek niet wilden?
Is het COA-medewerkers verboden dan wel afgeraden om over de dood van de Eritrese asielzoeker te spreken met journalisten van Argos en OneWorld?
Ik verwijs hiervoor naar antwoord 17 op uw eerdere Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 714).