Het bericht ‘Asielzoekers zitten vast op een militaire kazerne, advocaten mogen er niet bij’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Asielzoekers zitten vast op een militaire kazerne, advocaten mogen er niet bij»?1
Ja.
Klopt het dat asieladvocaten en Vluchtelingenwerk Nederland momenteel geen toegang hebben tot de noodopvang in de Willem Lodewijk van Nassaukazerne in Zoutkamp? Zo ja, waarom niet? Deelt u de mening dat ook vreemdelingen die worden opgevangen in Zoutkamp, ondanks dat hun procedure nog niet is begonnen, toegang moeten kunnen krijgen tot juridische en andere hulp? Kunt u toelichten waarom u van mening bent dat dit niet in strijd is met de Europese procedurerichtlijn?
Om te beginnen verwijs ik u naar de brief «Voortgang maatregelen aanpak Covid-19 op terrein JenV» van 15 mei jl. In deze brief is uw Kamer geïnformeerd over de beëindiging van het gebruik van de Willem Lodewijk van Nassaukazerne in Zoutkamp als noodonderdaklocatie voor asielzoekers. De IND neemt nieuwe asielverzoeken van vreemdelingen sinds 28 april jl. weer in behandeling en deze vreemdelingen stromen (waar van toepassing) in op een COA-locatie. Toegang tot de rechtsbijstand vormt daar ook onderdeel van.
Dat neemt niet weg dat het juist is dat in de periode dat asielzoekers verbleven in de noodonderdaklocatie rechtsbijstandverleners zeer beperkt toegang hadden tot de noodonderdaklocatie. Gezien het geheel van maatregelen met als doel de verspreiding van het coronavirus te controleren, werd deze beperking in de betreffende periode noodzakelijk geacht. Omdat voor deze asielzoekers in die periode de asielprocedure was opgeschort en daartoe geen juridische bijstand nodig was, is dit een verantwoorde en proportionele beperking, ook tegen de achtergrond van andere beperkingen die in de samenleving gelden en hebben gegolden. Nu de procedurerichtlijn in het geheel geen gefinancierde rechtsbijstand voorschrijft in deze fase van het asielproces, is van strijd met die richtlijn geen sprake.
Met het oog op gezondheidsrisico’s en de RIVM-richtlijnen koos Vluchtelingenwerk Nederland er in eerste instantie voor om telefonische spreekuren aan te bieden. In de laatste weken van de noodonderdaklocatie hebben ook enkele fysieke spreekuren plaatsgevonden.
Ngo’s konden in overleg en indien noodzakelijk een bezoek brengen aan de locatie, zoals bijvoorbeeld door de UNHCR is gedaan.
In hoeverre worden er andere stappen ondernomen om de in Zoutkamp opgevangen vreemdelingen op alternatieve wijze in contact te brengen met asieladvocaten en medewerkers van Vluchtelingenwerk Nederland? Zijn er middelen beschikbaar om digitale of telefonische contactafspraken te organiseren tussen asieladvocaten en medewerkers van Vluchtelingenwerk Nederland en vreemdelingen in Zoutkamp, indien afspraken ter plaatse niet volgens de richtlijnen van het RIVM kunnen plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoe mensenrechtenorganisaties op dit moment van informatie worden voorzien over de huidige situatie in de noodopvang voor vreemdelingen in Zoutkamp?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre heeft Nidos toegang tot de noodopvang?2 Zo nee, hoe voorziet u dat Stichting Nidos haar werk naar tevredenheid kan verrichten?
Alleenstaande minderjarige vreemdelingen die zich in de periode van de noodonderdaklocatie in Ter Apel hebben gemeld voor een asielaanvraag, zijn in de praktijk doorgaans doorgeplaatst naar Nidos-opvang. Hierdoor kon Nidos haar werk verrichten in haar eigen opvanglocaties en was toegang tot de noodonderdaklocatie niet noodzakelijk.
Waarom is het niet mogelijk voor vreemdelingen in de opvang in Zoutkamp om een formele asielaanvraag in te dienen, terwijl alle benodigdheden daarvoor zoals vingerafdrukken en identificatie wel worden geregistreerd?
Het identificatie- en registratieproces wordt met inachtneming van de RIVM-richtlijnen weer volledig uitgevoerd, gevolgd door het ondertekenen van de asielaanvraag. In de betreffende periode is de ondertekening tijdelijk opgeschort geweest om zo het aantal contactmomenten te verminderen.
Kunt u aangeven of het technisch mogelijk is nieuwe asielaanvragen door middel van digitale middelen in behandeling te nemen, zoals nu ook wordt gedaan bij een aantal lopende asielaanvragen?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe is de toegang tot de zorg gewaarborgd voor deze vreemdelingen?
In de periode dat asielzoekers op de noodonderdaklocatie verbleven hadden zorgprofessionals steeds toegang. De organisatie GezondheidsZorg Asielzoekers (GZA) bood medische hulp aan de bewoners. Ook was de GGD nauw betrokken en heeft Artsen zonder Grenzen de locatie bezocht om te ondersteunen in voorlichting.
Voor welke termijn vindt u de beperkende bewegingsvrijheid voor de opgevangen vreemdelingen acceptabel?
Zoals aangegeven is het verblijf op de noodonderdaklocatie inmiddels geëindigd.
Hoe verhoudt de uitleg dat «(d)e vrijheidsbeperking (...) aan(sluit) bij het eerder genoemde uitgangspunt dat reizen binnen Nederland zo veel als mogelijk wordt tegengegaan»3 zich tot de verklaring dat de vrijheidsbeperking voornamelijk berust op de nabijheid van een militair oefenterrein? Kunt u aangeven of bewegingsvrijheid vergroot kan worden van vreemdelingen die enkele weken in afzondering hebben geleefd, indien de onveiligheid veroorzaakt door het militaire oefenterrein kan worden beperkt? Zo nee, kunt u reflecteren op het beeld dat hierdoor ontstaat dat het lijkt alsof er strengere Coronamaatregelen worden gehanteerd voor vreemdelingen dan voor Nederlandse burgers?
De grondslag voor de vrijheidsbeperking was gelegen in de noodzaak de verspreiding van het coronavirus zoveel als mogelijk te controleren en sloot op dat moment aan bij het genoemde uitgangspunt dat reizen binnen Nederland zo veel als mogelijk werd tegengegaan. De nabijheid van het militair oefenterrein vormde met het oog op de veiligheid van de daar verblijvende asielzoekers een extra reden voor voorzichtigheid.
Kunt u aangeven of er stappen worden ondernomen om de bewegingsvrijheid van opgevangen vreemdelingen te vergroten? Zijn er mogelijkheden om vreemdelingen veilig van het militaire complex te leiden of begeleiden?
Zie antwoord vraag 10.
Een gevaarlijke situatie in asielzoekerscentra door tekort aan hulpmiddelen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Gevaarlijke situatie» in asielzoekerscentra door tekort aan hulpmiddelen»?1
Ja.
Is het waar dat er in ruim de helft van de Nederlandse asielzoekerscentra onvoldoende beschermingsmiddelen voorhanden zijn «in de vorm van mondkapjes, handschoenen en desinfectiemiddelen die het personeel moeten beschermen tegen het coronavirus» en dat er te weinig mogelijkheden tot quarantaine zijn? Zo ja, hoe komt dat en wat betekent dat voor het gevaar dat medewerkers en asielzoekers lopen? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Medewerkers van het COA leven bij het uitoefenen van hun werkzaamheden nauwgezet de richtlijnen van het RIVM na. Onder de COA bewoners is het bewustzijn van de Corona maatregelen hoog. Daardoor wordt de kans op besmetting voor zowel bewoners als medewerkers zo veel mogelijk beperkt. Alleen in uitzonderlijke gevallen is het gebruik van beschermingsmiddelen nodig. bijvoorbeeld omdat een bewoner in quarantaine is geplaatst en voorzieningen verstrekt moeten worden.
Beschikbaarheid van voldoende beschermingsmiddelen is in Nederland in meer algemene zin een knelpunt geweest in de achterliggende periode. Het COA heeft alles in het werk gesteld om toch voldoende beschermingsmiddelen ter beschikking te stellen aan medewerkers voor het geval zich omstandigheden voordoen waarbij dit noodzakelijk is. Het COA is erin geslaagd om een bestelling mondkapjes te plaatsen. Deze zijn eind april ontvangen en aan alle locaties geleverd.
Wat betreft de mogelijkheden voor quarantaine verwijs ik naar mijn brief van 17 april jl.2 Elke COA-locatie heeft een lokaal draaiboek gemaakt met daarin aandacht voor het inrichten van quarantaineplekken op de locaties. Op een aantal locaties is het mogelijk om (een beperkt aantal) quarantaineplekken in te richten. Er zijn echter ook locaties waar geen, of slechts één quarantaineplek beschikbaar kan worden gemaakt. De verschillen tussen locaties worden bepaald door lokale omstandigheden, waaronder de bebouwing, de bezetting op locatie en in mindere mate de samenstelling van de bewonerspopulatie.
Als verblijf op de huidige locatie niet mogelijk is, wordt in overleg met GGD en de veiligheidsregio gezocht naar een alternatief. Een treffend voorbeeld van dergelijke samenwerking betreft de oplossing die recent is gevonden voor de met corona besmette bewoners van AZC Sneek en hun huisgenoten. Zij zijn vanaf 13 mei overgebracht naar de Willem Lodewijk van Nassaukazerne in Zoutkamp. Deze circa 60 personen verbleven op deze locatie in quarantaine tot 25 mei jl. Inmiddels zijn de bewoners gelukkig hersteld en teruggekeerd naar AZC Sneek.
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is dat er bij gebrek aan voldoende beschermingsmiddelen en quarantaine mogelijkheden gevaarlijke situaties in asielzoekerscentra voor medewerkers en asielzoekers ontstaan? Zo ja, wat heeft u gedaan en wat gaat u doen om te voorkomen dat asielzoekerscentra brandhaarden voor het coronavirus worden? Zo nee, waarom niet?
Naast het naleven van de richtlijnen van het RIVM heeft het COA, samen met GZA en GGD, protocollen opgesteld over hoe moet worden omgegaan met een (vermoeden van) besmetting. Het COA stelt alles in het werk om besmetting en verspreiding van het COVID-19 virus te voorkomen. Zoals hierboven al aangegeven hebben COA-locaties inmiddels mondkapjes ontvangen voor gebruik in uitzonderlijke gevallen. Ik volg de situatie op de COA-locaties nauwgezet en heb er alle vertrouwen in dat de getroffen maatregelen op dit moment adequaat zijn.
Kunt u de samenvatting van het genoemde onderzoek onder bijna 50 locatiemanagers van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers voorzien van uw reactie naar de Kamer sturen?
Het onderzoek waar u op doelt betreft een intern monitoringsinstrument dat is bedoeld om goed zicht te houden op hetgeen op COA-locaties speelt. Het COA heeft alle locaties gevraagd om een enquête in te vullen. Uit de eerste enquête bleek dat de sfeer voor de bewoners gemiddeld een 7,1 werd gegeven. De sfeer voor medewerkers werd iets hoger beoordeeld en was gemiddeld 7,5. De drie grootste knelpunten die uit het onderzoek naar voren kwamen, betreffen het tekort aan beschermingsmiddelen, het tekort aan quarantaineplekken en de zwakke wifi-verbinding.
Ik verwijs naar de beantwoording op vragen 2 en 3 wat betreft mijn reactie op de eerste twee knelpunten. Specifiek ten aanzien van het derde knelpunt laat ik weten dat het COA, in samenwerking met de provider, waar mogelijk zowel de bandbreedte als de wifi-capaciteit heeft uitgebreid. Daarbij merk ik op dat voor COA-locaties, net als voor alle locaties in Nederland, geldt dat dekking van meerdere factoren afhankelijk is, te weten de lokaal beschikbare bandbreedte, gebouwtype, afstanden binnen de locatie, gebruikte materialen in het gebouw, verstoringen door andere randapparatuur etc.
Wanneer werd de uitkomst van dit onderzoek bekend en wat heeft u sindsdien concreet gedaan om het tekort aan beschermingsmiddelen op te lossen en om te zorgen voor betere quarantaine mogelijkheden?
Ik verwijs naar de beantwoording op vragen 2 t/m 4 wat betreft het onderzoek en getroffen maatregelen.
Hoeveel asielzoekers bevinden zich op dit moment in quarantaine en bij hoeveel is besmetting met het corona- virus vastgesteld?
Het COA vangt ongeveer 27.000 personen op. Per 15 juni waren in totaal 41 personen positief getest op het Corona virus (waarvan 28 bewoners van de locatie Sneek).
Hoeveel medewerkers van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) vertonen symptomen van corona of is een besmetting vastgesteld?
Het COA heeft geen centrale registratie van medewerkers met symptomen van besmetting met het COVID-19 virus dan wel met vastgestelde besmettingen. Ik kan u echter wel melden dat er op dit moment geen sprake is van bovengemiddeld ziekteverzuim onder medewerkers van het COA.
Het voorstel om migranten op de Griekse eilanden vanwege corona over te brengen naar stilliggende cruiseschepen |
|
Jasper van Dijk , Madeleine van Toorenburg (CDA), Bram van Ojik (GL), Maarten Groothuizen (D66), Joël Voordewind (CU), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het artikel «Hoe moet het dan met die vluchtelingen op Lesbos»?1
Ik heb dit artikel, waarin de aandacht wordt gevestigd op de situatie van migranten in de opvangfaciliteiten op de Griekse eilanden, waaronder Moria, en het risico van een COVID-19 uitbraak aldaar, met belangstelling gelezen. Het kabinet onderkent dit risico en volgt de situatie in Griekenland al langer nauwlettend. Nederland biedt sinds de migratiecrisis van 2015/2016 doorlopend steun aan Griekenland, middels expertise, middelen en/of financiering. Juist ook nu, met het verspreidingsrisico van COVID-19 in de opvangfaciliteiten, heeft de EU, maar ook Nederland, deze steun geïntensiveerd.
Zoals bekend zal Nederland geen steun aanbieden in de vorm van ad hoc herplaatsing van alleenstaande minderjarigen. Het kabinet geeft de voorkeur aan het doorvoeren ter plekke, samen met de Griekse partners, van structurele verbeteringen, in de opvang en bescherming van deze kwetsbare groep. Dit heeft geleid tot een Grieks-Nederlands initiatief dat is gericht op de spoedige realisatie van een voogdijsysteem voor alleenstaande minderjarige asielzoekers en de duurzame verbetering van hun opvang en bescherming. Dit Grieks-Nederlandse samenwerkingsverband zal bestaan uit drie elementen: 1) het opzetten van een voogdijvoorziening in Griekenland, 2) het opzetten en organiseren van opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers in opvangvoorzieningen, kleinschalige begeleid wonen projecten en bij gastouders en 3) het bieden van hulp bij het begeleiden van alleenstaande minderjarigen nadat zij de asielprocedure hebben doorlopen. Dit sluit aan op de Europese inzet gericht op capaciteitsopbouw waaraan ook de huidige Griekse regering sterk is gecommitteerd. Uw Kamer is separaat over dit samenwerkingsinitiatief geïnformeerd.2 De verdere details van het voorstel worden momenteel nader uitgewerkt in nauwe samenwerking met de Griekse autoriteiten. Uw Kamer zal gedurende de looptijd van het programma met regelmaat worden geïnformeerd over de uitvoering van het programma.
Voor wat betreft de verwijzing van de auteurs naar «vermeende beloftes van de Nederlandse regering» inzake herplaatsing, verwijst het kabinet naar de oorspronkelijke herplaatsingsbesluiten. Deze betroffen een specifieke groep asielzoekers die op het moment van de besluiten al in Griekenland aanwezig was. Over het verloop van de uitvoering van deze besluiten is uw Kamer eerder geïnformeerd.3 In dit verband zij tevens gewezen op de Mededeling van de Europese Commissie met betrekking tot de voortgangsrapportage uit maart 2018 over de implementatie van de Europese Migratieagenda en Annex 4: Herplaatsing.4 In deze mededeling stelt de Europese Commissie dat de herplaatsing van de migranten succesvol is gebleken en dat 96% van de herplaatsingsverzoeken die in het kader van de noodregelingen zijn verzonden naar de ontvangende lidstaten en geassocieerde landen, tot daadwerkelijke herplaatsing leidde. Deze conclusie is tevens weergeven in de recente reactie van de Europese Commissie op het Speciaal Verslag van de Europese Rekenkamer «Asiel, Herplaatsing en Terugkeer van Migranten: tijd om de inspanningen op te voeren en de kloof tussen doelstellingen en resultaten aan te pakken».5
Deelt u de mening dat op de Griekse eilanden 42.000 vrouwen, mannen en kinderen op elkaar gepakt zitten en dat een corona-uitbraak zowel voor hen als voor de Europeanen een groot gevaar vormt?
Zoals aangegeven in bovenstaand antwoord deelt het kabinet de zorgen rondom een mogelijke COVID-19 uitbraak in de opvangfaciliteiten op de Griekse eilanden, waar momenteel rond de 36.400 migranten worden opgevangen. Het kabinet zet via verschillende manieren in om te komen tot structurele verbeteringen. Daarover is uw Kamer meermaals geïnformeerd, waaronder in de recente Kamerbrief Grieks-Nederlandse samenwerking ter verbetering van de situatie alleenstaande minderjarige asielzoekers in Griekenland, het schriftelijke overleg met de Vaste Kamer Commissie Justitie en Veiligheid en in de schriftelijke beantwoording in het kader van de informele Raad Justitie en Binnenlandse Zaken.6
De Europese Commissie, UNHCR en IOM werken op dit moment samen met de Griekse autoriteiten om kwetsbare groepen, waaronder alleenstaande minderjarige vreemdelingen, vanuit de opvangfaciliteiten op de eilanden onder te brengen in leegstaande hotels en appartementen op het Griekse vasteland die naar verwachting voorlopig dicht zullen blijven in verband met COVID-19. Er zijn momenteel geen geluiden vanuit de Europese Commissie bij het kabinet bekend dat dit onverwacht traag zou verlopen en dat hiervoor aanvullende steun wordt gevraagd. Ook de recente financiering van EUR 700 mln in het kader van het EU Actieplan voor Griekenland kan hiervoor worden ingezet. Een deel van de financiering voorziet in het vergroten van de opvangcapaciteit in Griekenland. Daarnaast is EUR 220 miljoen beschikbaar gesteld om op de Griekse eilanden vijf Multi-Purpose Reception and Identification Centres (MPRIC´s) op te zetten voor het einde van 2020. Hierover is uw Kamer recentelijk geïnformeerd.7
Wat onderneemt u om een humanitaire ramp te voorkomen op de Griekse eilanden?
Zie antwoord vraag 2.
Is het juist dat de Europese Commissie (d.m.v. een «temporary accomodation scheme») 35 miljoen euro beschikbaar heeft om vluchtelingen in lege hotels te plaatsen? Is het tevens juist dat de uitplaatsing traag verloopt en dat de Eurocommissaris voor Binnenlandse Zaken, Johansson, meer steun vraagt vanuit Europese lidstaten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u van het voorstel om «stilliggende cruiseschepen in te zetten voor de Griekse kust zodat we mensen de verzorging geven die ze nodig hebben om overslag van de epidemie te voorkomen»?
Het is in beginsel aan de Griekse autoriteiten om adequate maatregelen te treffen om de COVID-19 situatie het hoofd te bieden. Dit geldt ook voor een mogelijke evacuatie van migranten in de opvangkampen op de Griekse eilanden naar een andere locatie. Hierbij zij opgemerkt dat de «transfer» van kwetsbare migranten vanaf de Griekse eilanden naar het vasteland al geruime tijd staand Grieks beleid is. Volgens de Griekse autoriteiten zijn in 2020 tot en met 24 mei jl. al ruim 13.500 migranten van de Griekse eilanden overgebracht naar het vasteland. Dit is meer dan het totaal aantal aankomsten op de Griekse eilanden in dezelfde periode (circa 7.400). Op de korte termijn is Griekenland voornemens andermaal een grote groep kwetsbare migranten naar het vasteland over te plaatsen en in opvangcentra, leegstaande hotels en appartementen onder te brengen.
Bekend is dat de Griekse autoriteiten in het verleden (o.a. in 2015 en 20178) overwogen hebben om gebruik te maken van schepen om tijdelijke extra opvangcapaciteit te creëren op de eilanden. Tijdens een recent video-overleg met mijn collega’s heb ik mijn Griekse ambtgenoot naar deze optie gevraagd. Daarop werd aangegeven dat hiervoor op dit moment geen noodzaak werd gezien en voorts dat dit een relatief kostbare optie betreft. Zoals hierboven gemeld is geopteerd voor opvang in leegstaande hotels en appartementen
Bent u bereid om bij Eurocommissaris Johansson aan te dringen op het nemen van alle benodigde acties om evacuatie van de vluchtelingen naar cruiseschepen (of andere locaties in Griekenland waar beschermingsmaatregelen getroffen kunnen worden) mogelijk te maken? Zo nee, hoe voorkomt u een uitbraak op de Griekse eilanden met grote gevolgen voor allen, waaronder vluchtelingen en omwonenden?
Zie antwoord vraag 5.
Het voornemen de aangenomen motie over Afghaanse misbruikslachtoffers niet uit te voeren |
|
Bram van Ojik (GL), Niels van den Berge (GL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u van mening dat u aangenomen moties van de Tweede Kamer der Staten-Generaal niet hoeft uit te voeren, enkel vanwege het feit dat u daar zelf geen aanleiding toe ziet, zoals u schrijft in uw brief van 8 april 20201 inzake de uitvoering van de motie Van den Berge/Van Ojik2?
Het naar de letter uitvoeren van de betreffende motie zou inhouden dat in alle gevallen waar deze problematiek speelt een verblijfsvergunning zou moeten worden verstrekt, daarmee ook in zaken waarin geen beschermingsnoodzaak aan de orde is. Dit verhoudt zich niet met het doel en de opzet van de Europese Kwalificatierichtlijn waarbij enkel internationale bescherming wordt verleend indien er sprake is van vrees voor vervolging of ernstige schade. Dat is de reden dat ik geen ruimte aanwezig acht voor het naar de letter overnemen van de motie. Dat neemt niet weg dat ik begrijp dat er door de leden van uw Kamer aandacht wordt gevraagd voor de bescherming van slachtoffers van bacha-bazi misbruik en dat ik het daarom van groot belang heb geacht toe te lichten dat de wijze waarop momenteel de asielaanvragen worden afgehandeld van personen die aangeven slachtoffer te zijn geweest van bacha-bazi misbruik reeds voldoende waarborgen en bescherming biedt aan deze personen. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
Kunt u motiveren waarom een door de Tweede Kamer aangenomen motie in uw ogen niet in zichzelf voldoende aanleiding voor u vormt om uw beleid te wijzigen?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom heeft het u bijna vier maanden gekost om tot de conclusie te komen dat u geen aanleiding ziet de motie Van den Berge/Van Ojik uit te voeren?
Het klopt dat de reactie op de motie lang op zich heeft laten wachten. Dit had juist te maken met het feit dat ik het van belang vond een zorgvuldig proces te hanteren om te bezien of er binnen het beleid ruimte gevonden kon worden indachtig de aangenomen motie. Dat proces vroeg brede afstemming en tijd.
Zou het alsnog uitvoeren van de motie Van den Berge/Van Ojik leiden tot significante problemen in uw beleid, dan wel de uitvoeringspraktijk hiervan? Zo ja, kunt u dit beargumenteren?
Zoals ook aangegeven in mijn brief van 8 april jl. moet er om in aanmerking te komen voor een asielvergunning sprake zijn van een noodzaak tot het verlenen van internationale bescherming. Bij de vraag of iemand in aanmerking komt voor internationale bescherming staat de vraag centraal of iemand bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade. De beschermingsvraag wordt in de asielprocedure door de IND zorgvuldig onderzocht.
Daarbij wordt het gehele asielrelaas betrokken, waaronder dus ook het feit dat een persoon heeft verklaard slachtoffer te zijn geweest van bacha-bazi misbruik.
De motie is echter dusdanig ruim geformuleerd dat dit zou betekenen dat iedereen die in de asielprocedure aannemelijk maakt ooit in zijn leven slachtoffer te zijn geweest van bacha-bazi misbruik niet zou mogen worden teruggestuurd en derhalve een verblijfsvergunning zou moeten krijgen. Dit zou ook gelden wanneer dat vele jaren geleden is gebeurd, de persoon vele jaren zonder verdere problemen in Afghanistan heeft kunnen wonen en dit niet de reden is geweest om het land te verlaten of er geen gevaar meer is om (opnieuw) slachtoffer te worden van bacha-bazi misbruik of andere zwaarwegende problemen. Wanneer de IND op grond van het asielrelaas concludeert dat het slachtoffer zijn geweest van bacha-bazi misbruik geen grond voor bescherming oplevert en zich geen andere redenen voor internationale bescherming voordoen, dan moet de IND de asielaanvraag afwijzen.
Het naar de letter uitvoeren van de motie zou inhouden dat een verblijfsvergunning asiel zou moeten worden verstrekt zonder dat er sprake is van gegronde vrees op vervolging of ernstige schade bij terugkeer. Dit verhoudt zich niet met het doel en de opzet van de Europese Kwalificatierichtlijn waarbij enkel internationale bescherming wordt verleend indien er sprake is van vrees voor vervolging of ernstige schade3. Deze constatering betekent dat er geen juridische ruimte bestaat voor de uitvoering naar de letter van de motie. Zoals uiteengezet meen ik dat het geldende beleid en de wijze waarop hieraan uitvoering wordt gegeven wel tegemoet komt aan de geest van de motie, zoals ik deze begrijp.
Bent u zich ervan bewust dat slachtoffers van Bacha Bazi vaak door hun familie en vrienden worden verstoten in Afghanistan? Hoe heeft u dit meegewogen in uw voornemen de motie Van den Berge/Van Ojik niet uit te voeren?
Ja, hiervan ben ik mij bewust en dit wordt bij de besluitvorming in individuele zaken betrokken. Zoals aangegeven in antwoord 4 wordt door de IND het totale asielrelaas getoetst. Wanneer betrokkene heeft verklaard slachtoffer te zijn geweest van bacha-bazi misbruik dan worden alle aspecten die daarop betrekking hebben meegewogen in de besluitvorming ten aanzien van de beschermingsvraag. Daar waar aannemelijk is dat betrokkene slachtoffer zal worden van vervolging in de vluchtelingrechtelijke zin of risico loopt op een behandeling in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), wordt deze bescherming geboden. Discriminatie of sociale uitsluiting kunnen relevant zijn om te concluderen dat sprake is van vervolging of onmenselijke behandeling en kunnen dus tot vergunningverlening leiden.
Acht u het een acceptabel gevolg van uw beleid dat minderjarige (of voormalige minderjarige) slachtoffers van Bacha Bazi-misbruik terug worden gestuurd naar Afghanistan, en aldaar in een sociaal isolement terecht komen en geen beroep kunnen doen op bescherming van de overheid?
Zoals hiervoor aangegeven, is afwijzing van een asielverzoek niet aan de orde wanneer er bij terugkeer sprake is van dan wel een voorzienbaar dan wel een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM. Hierbij wordt ook gekeken naar de situatie bij terugkeer in verband met het misbruik in het verleden en of de omstandigheden waaronder iemand komt te verkeren voldoende zwaarwegend zijn om voor verblijf in aanmerking te komen. Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen die niet voor asielbescherming in aanmerking komen geldt daarnaast ook dat enkel sprake zal zijn van terugkeer als sprake is van adequate opvang4.
Vindt u het een voorwaarde voor veilige terugkeer naar een land van herkomst dat slachtoffers van misbruik aldaar aangifte kunnen doen, en in formele en materiele zin ondersteund en beschermd worden door de overheid? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in mijn antwoorden op de voorgaande vragen, moet er om in aanmerking te komen voor een asielvergunning sprake zijn van een noodzaak tot het verlenen van internationale bescherming vanwege gegronde vrees voor vervolging of ernstige schade. Indien dit risico niet bestaat dan wordt de asielaanvraag afgewezen en wordt van de vreemdeling verwacht dat hij terugkeert naar zijn land van herkomst. Het kunnen doen van aangifte is geen omstandigheid die van doorslaggevend belang is bij de beoordeling of iemand in aanmerking komt voor bescherming. Van belang is – zoals eerder opgemerkt – of er een risico bestaat om wederom het slachtoffer te worden van vervolging of ernstige schade. De (on)mogelijkheid om aangifte te doen kan daarbij wel relevant zijn, maar vormt geen zelfstandige asielgrond binnen het (EU-)asielrecht.
Bent u bereid de motie Van den Berge/Van Ojik alsnog uit te voeren, of op zijn minst gedeeltelijk uit te voeren, bijvoorbeeld door het opnemen van Afghaanse Bacha Bazi-slachtoffers als risicogroep in de Vreemdelingencirculaire C7? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in voorgaande antwoorden ben ik van mening dat het huidige beschermingsbeleid en de uitvoering daarvan voldoende waarborgen biedt om slachtoffers van bacha-bazi misbruik daar waar nodig bescherming te bieden. In voorkomende gevallen kan het traumatabeleid, dat in de Vreemdelingencirculaire (Vc) is geschaard onder de gronden voor subsidiaire bescherming van toepassing zijn; zie C2/3.3 Vc onder Eerdere confrontatie met wandaden (voorwaarden: daders zijn autoriteiten of personen waartegen de autoriteiten geen bescherming willen of kunnen geven, er is sprake van verkrachting, het was de aanleiding voor het vertrek en dat vertrek vond plaats binnen zes maanden na de verkrachting).
Hoewel er geen noodzaak is om in aanvulling daarop de slachtoffers van bacha-bazi misbruik aan te merken als risicogroep, ben ik daartoe wel bereid. Redengevend is voor mij daarvoor het gevoelen van uw Kamer, zoals dit blijkt uit eerdergenoemde motie, tezamen met de constatering dat er geen hogere rechtsnorm aan deze aanwijzing als risicogroep in de weg staat. De Vreemdelingencirculaire zal hier spoedig op worden aangepast. Aangezien een passende bescherming waar nodig reeds was gewaarborgd, verwacht ik dat het aanmerken van slachtoffers van Bacha-bazi misbruik een beperkt effect zal hebben. Voor zaken waarin gesteld bacha-bazi-slachtofferschap eerder niet-geloofwaardig is geacht, heeft deze aanwijzing als risicogroep geen betekenis.
Kunt u alle vragen individueel beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ik heb enkel vragen tezamen beantwoord waar ik meende dat dat de helderheid van de beantwoording ten goede kwam. Het merendeel van de vragen heb ik separaat beantwoord.
Bent u bereid geen onomkeerbare stappen te zetten in zaken van Bacha Bazi-slachtoffers totdat de Kamer hierover met u heeft kunnen debatteren en een eventuele Kameruitspraak heeft kunnen doen? Zo nee, waarom niet?
Op 3 juni as. staat een nota-overleg met uw Kamer gepland waar mijn reactie op de motie Van den Berge en Van Ojik over slachtoffers van bacha-bazi misbruik ook is geagendeerd. Op dit moment staat er geen terugkeer naar Afghanistan van bacha-bazi slachtoffers gepland waarmee feitelijk invulling wordt gegeven aan dit verzoek.
Het Verdrag van Straatsburg |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Vermolmd nationaliteitsverdrag staat moderniseringsplannen kabinet in de weg. Verdrag van Straatsburg 1963 opzeggen dus»? 1
Ja.
Klopt het dat het eerste hoofdstuk van het Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (hierna: het Verdrag) is opgezegd door vrijwel alle staten die het Verdrag hebben geratificeerd, waaronder de meest recente opzegging van Noorwegen in 2018, en momenteel het eerste hoofdstuk enkel nog werkt tussen Oostenrijk en Nederland?
Het op 6 mei 1963 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, 4; hierna: het Verdrag) is op dit moment voor twaalf staten van kracht. Van deze twaalf staten hebben vier staten reeds ten tijde van hun ratificatie aangegeven dat hoofdstuk I van het Verdrag niet op hen van toepassing zal zijn. Zes staten hebben hoofdstuk I in een later stadium opgezegd. Sinds 19 december 2019 is hoofdstuk I nog voor twee staten van kracht, namelijk voor Oostenrijk en voor het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: het Koninkrijk).
Ik kan niet speculeren over de beweegredenen van specifieke verdragsstaten om een voorbehoud te maken ten aanzien van hoofdstuk I, dan wel om dit hoofdstuk op te zeggen. In algemene zin is denkbaar dat verdragsstaten een andere benadering kiezen ten aanzien van meervoudige nationaliteit. Het is echter ook mogelijk dat staten in hun nationaliteitswetgeving eigen bepalingen opnemen of behouden waardoor meervoudige nationaliteit in meer of mindere mate wordt tegengegaan, zonder dat hoofdstuk I van het Verdrag op deze staten van toepassing is. Het van toepassing zijn van hoofdstuk I van het Verdrag is voor dergelijke bepalingen immers geen vereiste.
Kunt u toelichten waarom vrijwel alle staten die het Verdrag hebben geratificeerd het eerste hoofdstuk hebben opgezegd?
Zie antwoord vraag 2.
Welke consequenties hebben de opzeggingen van het eerste hoofdstuk van het Verdrag op de reikwijdte en meerwaarde van het eerste hoofdstuk van het Verdrag? Kunt u deze consequenties ook voor Nederland specifiek uiteen zetten?
Hoofdstuk I van het Verdrag beoogt meervoudige nationaliteit te beperken. Het hoofdstuk bepaalt onder meer dat de nationaliteit van een onderdaan van een verdragsstaat dwingend verloren gaat als deze vrijwillig de nationaliteit van een andere verdragsstaat verkrijgt. Zoals hiervoor opgemerkt, is hoofdstuk I van het Verdrag nog in werking tussen het Koninkrijk en Oostenrijk, waardoor de verplichtingen uit dat hoofdstuk alleen nog gelden tussen deze twee staten.
De Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: de RWN) bevat enkele bepalingen die direct verwijzen naar hoofdstuk I van het Verdrag. Zo is voormelde hoofdregel uit hoofdstuk I van het Verdrag opgenomen in de artikelen 15A, eerste lid, en 16A RWN. Door het verminderde aantal staten waarvoor hoofdstuk I van het Verdrag van kracht is, zijn deze artikelen minder relevant geworden. Dat geldt ook voor één van de uitzonderingen op de verplichting om, bij verkrijging van het Nederlanderschap door optie of naturalisatie, afstand te doen van een andere nationaliteit.2
Voor de werking van de RWN heeft de beperkte reikwijdte van het Verdrag echter weinig gevolgen. De RWN kent andere, eigen bepalingen op grond waarvan het Nederlanderschap verloren gaat bij vrijwillige verkrijging van een andere nationaliteit, en bevat daarop ook verschillende eigen uitzonderingen. Deze bepalingen van de RWN zijn niet beperkt tot Nederlanders die tevens onderdaan zijn van staten die partij zijn bij hoofdstuk I van het Verdrag. Het verminderde toepassingsgebied van hoofdstuk I van het Verdrag heeft daarom weinig gevolgen voor de werking van het Nederlandse nationaliteitsrecht.
Deelt u de mening dat het eerste hoofdstuk van het Verdrag is achterhaald na de Nederlandse ratificatie van het Tweede Protocol van het Verdrag en de Nederlandse ratificatie van het Europese Verdrag inzake nationaliteit (hierna: EVN), in het bijzonder gewezen op artikel 26 van het EVN dat zich verenigbaar stelt met «bepalingen van nationale wetten en bindende internationale akten die reeds van kracht zijn of van kracht zullen worden krachtens welke gunstiger rechten op het gebied van nationaliteit aan individuen zijn of zouden worden toegekend.»? Zo nee, waarom niet?
Het op 2 februari 1993 te Straatsburg tot stand gekomen Tweede Protocol tot wijziging van het Verdrag (Trb. 1994, 265) formuleert een aantal uitzonderingen op hoofdstuk I van het Verdrag. Deze uitzonderingen gelden slechts voor de doelgroepen waar het Tweede Protocol op ziet en hebben dus geen algemene werking. Het op 6 november 1997 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Verdrag inzake nationaliteit (Trb. 1998, nrs. 10 en 149, hierna: EVN) is evenmin van invloed op de relevantie en toepasselijkheid van hoofdstuk I van het Verdrag. Dat is expliciet bepaald in artikel 26, tweede lid, aanhef en onder a, EVN.
De vraag in hoeverre het noodzakelijk en wenselijk is om (hoofdstuk I van het) Verdrag op te zeggen is mede afhankelijk van de precieze uitwerking van de afspraak in het regeerakkoord tot modernisering van het nationaliteitsrecht. Zoals eerder aan uw Kamer is gemeld, wordt bij de uitwerking van die afspraak ook het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:189, betrokken.
Deelt u de mening dat het opzeggen van het eerste hoofdstuk van het Verdrag in lijn ligt met de uitvoering van het Regeerakkoord om het nationaliteitsrecht te moderniseren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u toelichten of de Nederlandse regering bereid is tot het opzeggen van het eerste hoofdstuk van het Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit, nu dit Verdrag in reikwijdte, meerwaarde en nut zeer beperkt is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De gevolgen van de coronacrisis voor mensen in de prostitutie |
|
Jan de Graaf (CDA), Eppo Bruins (CU) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich de antwoorden op de vragen van de leden Van der Graaf en Bruins over de gevolgen van de coronacrisis voor mensen in de prostitutie?1
Ja.
Bent u tevens bekend met het artikel «Tientallen prostituees willen door corona definitief stoppen met hun werk»?2
Ja.
Voelt u ook de urgentie om deze kwetsbare groep die uit de prostitutie wil stappen, daarbij te ondersteunen? Is er voldoende plek en capaciteit bij opvang- en hulpverlening om mensen die willen stoppen met prostitutie te helpen? Bent u bereid, mede op basis van genoemd artikel, en de reeds ontvangen signalen uit Groningen om bij alle RUPS (Regeling Uitstapprogramma‘s Prostitutie)-organisaties een inventarisatie te doen hoeveel uitstapvragen zij hebben gekregen en deze organisaties ervan te verzekeren dat er voldoende middelen beschikbaar zullen zijn om aan de groeiende uitstapvraag te kunnen voldoen?
Ik deel de doelstelling om mensen die uit de prostitutie willen stappen te ondersteunen, daarom is de Rups-regeling ingevoerd. Zoals aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen d.d. 25 maart 2020, zal ik na afloop van de coronacrisis bezien of er door de crisis een grotere behoefte bestaat aan ondersteuning bij duurzaam uitstappen en of de bestaande programma’s voldoende middelen hebben om in een eventuele grotere behoefte te voorzien. Parallel daaraan heb ik bij de Rups-organisaties een uitvraag gedaan naar de hulpvragen die zij sinds het begin van de coronacrisis ontvangen en wat de aard is van deze vragen. Indien hieruit nu al blijkt dat er een significante toename is van behoefte aan uitstapbegeleiding vanwege de coronacrisis, zal ik bezien hoe hieraan tegemoet zou kunnen worden gekomen.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat mensen in de prostitutie die werken als zzp-er, mensen die werken via opting-in in raamprostitutie en clubs, en mensen die afkomstig zijn uit een ander EU-land en nog niet vijf jaar in Nederland werkzaam zijn, in aanmerking kunnen komen voor financiële ondersteuning? Op welke regelingen kunnen zij een beroep doen? Kunt u daarnaast expliciet aangeven waar zij terecht kunnen wanneer zij op dit moment niet uitkeringsgerechtigd zijn, geen inschrijving in de Kamer van Koophandel hebben en/of geen burgerservicenummer hebben?
Voor de beantwoording van deze vraag ben ik te rade gegaan bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, onder wiens verantwoordelijkheid sociale zekerheid valt.
Mensen die rechtmatig in Nederland verblijven kunnen, indien zij aan de criteria van de regeling voldoen, aanspraak maken op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), een Werkloosheidsuitkering (WW) of de algemene bijstand. Personen zonder geldige verblijfstatus kunnen geen beroep doen op algemene bijstand. Voor de mogelijkheden voor sekswerkers die onder de opting-in regeling vallen verwijs ik naar de beantwoording van de Kamervragen d.d. 25 maart 2020.
Bent u ermee bekend dat de gemeentes Amsterdam en Groningen bereidheid hebben uitgesproken om voor deze groepen in financiële ondersteuning te voorzien, maar problemen in de uitvoering ervaren? Wilt u met deze gemeentes kijken hoe knelpunten in de uitvoering kunnen worden weggenomen? Bent u bereid vervolgens te bewerkstelligen dat in alle gemeenten tot een dergelijke regeling wordt overgegaan?
Elke gemeente werkt momenteel hard om ervoor te zorgen dat haar inwoners de benodigde ondersteuning krijgen bij het opvangen van de gevolgen van de coronacrisis. Gemeenten hebben een financieel vangnet en noodopvang voor de doelgroepen die getroffen zijn door de coronacrisis. Sekswerkers zijn daar één van.
Het Ministerie van SZW is in contact met VNG, Divosa en gemeenten (zo ook met de gemeenten Amsterdam en Groningen) over mogelijke knelpunten in de uitvoering van de financiële regelingen in het kader van de coronacrisis en het wegnemen daarvan.
Kan worden toegelicht waarom de noodverordening niet van kracht is voor de tippelzones, escortbranche, thuisprostitutie en de porno-industrie – branches waarbij het evident is dat gezien de aard van de werkzaamheden, hierin niet aan de RIVM-normen van geen fysiek contact en anderhalve meter afstand bewaren kan worden voldaan? Bent u bereid ervoor te zorgen dat dit alsnog wordt geregeld?
Het uitoefenen van alle vormen van contactberoepen, voor zover deze beroepen niet naar behoren met inachtneming van 1,5 meter afstand tot de klant kunnen worden uitgeoefend, is verboden in de aanwijzing van de Minister van VWS van 24 maart 2020 aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s. Uitgezonderd van dit verbod is de uitoefening van (para)medische beroepen, mits voor deze uitoefening een individuele medische indicatie bestaat en daarbij door de beoefenaar alle in verband met COVID-19 benodigde hygiënevereisten in acht worden genomen. Deze aanwijzing is omgezet in de noodverordeningen die door de voorzitters van de veiligheidsregio’s zijn vastgesteld. Daarmee is het uitoefenen van alle vormen van prostitutie en ander sekswerk waarbij men geen anderhalve meter afstand kan houden, in alle regio’s verboden zolang de noodverordening van kracht is.
Wat vindt u ervan dat nog steeds online wordt geadverteerd voor verschillende vormen van prostitutie en dat het aantal online advertenties lijkt te zijn toegenomen? Bent u dan nog steeds van mening dat ervan uit kan worden gedaan «dat de exploitanten en sekswerkers hun maximale verantwoordelijkheid nemen in de toepassing van de richtlijnen en bij de afweging of de dienstverlening in de huidige situatie wel zou moeten plaatsvinden»?3
Navraag bij Kinky leert dat het aantal online advertenties op kinky.nl drastisch is gedaald. Veel adverteerders laten volgens Kinky advertenties online staan om onder de aandacht te blijven, maar niet om daadwerkelijk fysieke afspraken te maken. Tevens merk ik op dat platforms hun verantwoordelijkheid nemen door waarschuwingen te plaatsen, het alternatief van webcam-seks aan te bieden of door de rubrieken voor fysieke afspraken geheel te sluiten.
Deelt u de grote zorg dat er sprake is van dwang, economisch danwel fysiek, voor mensen in de prostitutie om zich ook tijdens de coronacrisis beschikbaar te stellen?
Ja, die zorgen deel ik. Het is daarom belangrijk dat sekswerkers gebruik maken van zowel de reguliere voorzieningen als de noodvoorzieningen en hierbij voldoende ondersteuning krijgen. Ik zie dat in veel gemeenten met een concentratie van prostitutie het prostitutiemaatschappelijk werk en andere hulpverleningsorganisaties hard werken om de doelgroep te helpen bij het aanvragen van noodvoorzieningen. Ook is het belangrijk dat politie en gemeenten alert blijven op signalen van uitbuiting.
Bent u bereid om websites, dan wel providers van websites, waarop seksadvertenties te zien zijn, aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en als dat nodig blijkt zelfs te verplichten om adverteren voor fysieke diensten niet mogelijk te maken?
Uit het contact met de voor mij bekende providers blijkt dat zij zelf verantwoordelijkheid hebben genomen door hetzij de erotische rubrieken tijdelijk te sluiten, hetzij duidelijk aan te geven dat prostitutie op dit moment verboden is of een geschikt alternatief te bieden (webcam). Ik raad het echter af om hen te verplichten te voorkomen dat sekswerkers fysieke diensten aanbieden. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat sekswerkers nog verder uit het zicht raken, wat het toezichthouden bemoeilijkt en risico’s op uitbuiting en geweld vergroot. Daarnaast adverteren veel sekswerkers volgens Kinky om in het zicht te blijven voor ná de crisis.
Is het juist dat een significante groep mannen en vrouwen uit de prostitutie alternatieve huisvesting zoekt en in bijvoorbeeld de Maatschappelijke Opvang terecht komen? Is voldoende plek bij Maatschappelijk Werk, de Vrouwenopvang, de Maatschappelijke Opvang en Veilig Thuis om hen te helpen en zijn de voorzieningen ook passend en een veilige omgeving voor deze kwetsbare groep? Hoe kunnen daarbij vrouwen en mannen worden geholpen die formeel niet in aanmerking komen voor voorzieningen en indicatie, maar wel een beroep doen op opvang?
Tijdens het dagelijks overleg met de VNG en Valente (de koepelorganisatie voor maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en beschermd wonen) heeft de Staatssecretaris van VWS geen signalen ontvangen dat een significante groep mannen en vrouwen uit de prostitutie alternatieve huisvesting zoekt en in bijvoorbeeld de maatschappelijke opvang terecht komt. Dat neemt niet weg dat voor mensen die dakloos raken opvang beschikbaar moet zijn.
Op 27 maart 2020 is een richtlijn gepubliceerd voor de opvang van dak- en thuisloze mensen4. In deze richtlijn is opgenomen dat gemeenten de nachtopvang open moeten houden voor rechthebbenden volgens de Wmo 2015 en dat het vanuit humanitaire overwegingen wenselijk is tijdelijk (voor de duur van de aanvullende maatregelen van het kabinet) plekken te realiseren voor niet-rechthebbenden.
De manier waarop invulling wordt gegeven aan de richtlijn is aan gemeenten. Of en welke vorm van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang of een gespecialiseerde vorm van opvang – bijvoorbeeld voor slachtoffers loverboys of mensenhandel) geschikt is, is afhankelijk van zowel de individuele situatie van de persoon om wie het gaat als de mogelijkheden van de betreffende gemeente. Gemeenten zijn gevraagd samen met centrumgemeente(n) en opvanginstelling(en) zicht te houden op een mogelijke toename en het gesprek te voeren hoe om te gaan met de situatie dat onvoldoende opvangplekken beschikbaar zijn5.
Kunt u, met inachtneming van de bevoegdheid van gemeenten, in overleg treden met gemeenten om te zien hoe kan worden ondersteund bij het vinden van vervangende huisvesting, bijvoorbeeld door gemeenten nadrukkelijk te wijzen op de mogelijkheid om mensen die uit de prostitutie willen stappen, al dan niet tijdelijk, met voorrang in aanmerking te laten komen voor een sociale huurwoning?
Landelijk ingrijpen op het sociale huuraanbod is ten zeerste af te raden. Er zijn veel verschillende, kwetsbare groepen die steunen op de voorziening en in elke gemeente is er een verschillende samenstelling van doelgroepen die ondersteuning behoeven. Ik wil niet in deze gemeentelijke bevoegdheid treden.
Bent u bereid om te kijken hoe, waar mensen dat willen, kan worden ondersteund bij remigratie naar het land van herkomst?
Alle mensen die rechtmatig en niet rechtmatig in Nederland verblijven en naar hun land van herkomst willen terugkeren, kunnen daarbij advies en hulp krijgen van de Internationale organisatie voor migratie (IOM). Intakegesprekken worden gehouden via de telefoon. Tevens kunnen formulieren en documenten worden afgegeven of worden opgehaald bij de IOM steunpunten. De contacten met de ambassades en consulaten verlopen telefonisch of per e-mail.
Kunt u deze vragen uiterlijk dinsdag 7 april 2020 beantwoorden?
Een snellere beantwoording dan vandaag was niet mogelijk.
Sekswerkers die tussen wal en schip vallen door de coronacrisis |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u zich bewust van het feit dat sekswerkers die gelieerd zijn aan seksclubs als zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) momenteel wel voldoen aan de vereisten voor noodsteun, terwijl sekswerkers die onder «opting-in» vallen en sekswerkers die EU-onderdanen zijn, hier niet voor kwalificeren en daardoor plotseling alle inkomen kwijt zijn?
Voor de beantwoording van deze vraag, en de beantwoording van vraag twee en drie, ben ik te rade gegaan bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, onder wiens verantwoordelijkheid sociale zekerheid valt.
Sekswerkers die als zzp’er werken kunnen mogelijk in aanmerking komen voor de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) indien zij aan de regels voldoen. Werknemers met een arbeidscontract komen mogelijk in aanmerking voor een Werkloosheidsuitkering (WW) en werkgevers wellicht voor de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW). Anderen, zoals sekswerkers die onder de opting-in regeling vallen en EU-burgers die niet als zzp’er werken of die geen werknemer zijn, komen mogelijk in aanmerking voor een bijstandsuitkering als zij aan de voorwaarden voor algemene bijstand voldoen. Voor EU-burgers is dit onder meer afhankelijk van de duur van het verblijf in Nederland en de kans op werk. Hiermee wordt een onredelijk beroep op het sociale zekerheidsstelsel van het gastland voorkomen.
Op welke wijze bent u voornemens deze twee groepen kwetsbare mensen te beschermen tegen uitbuiting en onnodige armoedeval?
Sekswerkers die via de opting-in regeling werken én sekswerkers die EU-onderdanen zijn, kunnen, als zij voldoen aan de voorwaarden die daarvoor zijn gesteld, aanspraak maken op een bijstandsuitkering. Daarnaast adviseren onder meer belangenorganisaties en het online platform Kinky sekswerkers om op afstand te werken via de webcam.
Daarnaast blijft er, net zoals altijd, bij de politie, de gemeenten en de hulpverleningsorganisaties aandacht voor signalen van seksuele uitbuiting.
Bent u bereid deze twee groepen sekswerkers te behandelen zoals sekswerkers die wel bij de Kamer van Koophandel staan ingeschreven om zo onnodige armoedeval en uitbuiting te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Om voor de Tozo in aanmerking te komen, dient aan een aantal voorwaarden voldaan te worden, waaronder ingeschreven staan bij de KvK als zzp’er. De groepen die buiten de tijdelijke regeling vallen of geen aanspraak kunnen maken op de WW, kunnen zoals gezegd mogelijk wel een beroep doen op de algemene bijstand en daarmee op een sociaal minimum.
Bent u bereid de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) te verzoeken tot een gezamenlijke gemeentelijke aanpak te komen, mede om het ondergronds gaan van de de seksindustrie (bijvoorbeeld via websites zoals kinky.nl, waar het aantal aanbieders en bezoekers de afgelopen dagen drastisch steeg) te voorkomen?
In de model-noodverordening van het Veiligheidsberaad is een verbod op contactberoepen opgenomen. Het verbod op contactberoepen is in alle 25 veiligheidsregio’s overgenomen. Daarmee is ook het uitoefenen van alle vormen van prostitutie en ander sekswerk, waarbij men geen anderhalve meter afstand kan houden, in alle gemeenten verboden zolang de noodverordening van kracht is.
Alle gemeenten kunnen bestuurlijk toezicht houden op seksinrichtingen enerzijds en prostitutie en sekswerk als contactberoep anderzijds. Daarnaast ben ik in contact met de VNG om te bezien hoe wij gezamenlijk gemeenten waar nodig kunnen bewegen om sekswerkers die problemen ondervinden door het coronavirus, tegemoet te komen én om gemeenten alert te maken op de handhaving van de noodverordening en wat dat betekent voor sekswerkers.
Onder normale omstandigheden zijn er veel sekswerkers die gebruik maken van legale platforms als Kinky om advertenties te plaatsen. Navraag bij Kinky leert dat er in het kader van de coronacrisis een grote daling zichtbaar is in zowel het aantal adverteerders als ook een steeds verdere daling in het aantal bezoekers van de website. Veel sekswerkers blijven volgens Kinky adverteren om zichtbaar te blijven, maar dit wil niet zeggen dat zij ook afspraken maken.
Daarnaast attenderen sites zoals Kinky en Speurders de adverteerders en bezoekers van de website erop dat prostitutie momenteel verboden is in verband met het coronavirus. Kinky biedt als alternatief een webcamoptie.
De gevolgen van het Coronavirus |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Attje Kuiken (PvdA), Gijs van Dijk (PvdA), William Moorlag (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wordt nu al gestart met de opschaling tot 2000 IC bedden? Zo ja hoe? Zo nee, op welk moment wordt daarmee begonnen?
In mijn brief van 25 maart jl. en in het Kamerdebat van 26 maart jl. heb ik uitgebreid toegelicht hoe de opschaling van de IC-bedden plaatsvindt, welke prognoses ik momenteel hanteer en hoe ik mij inspan om de IC-capaciteit in Nederland te vergroten. Ik verwijs u kortheidshalve daarnaar.
Is opschalen tot 2000 IC bedden voldoende? Wanneer is daar duidelijkheid over?
Zie antwoord vraag 1.
Is verdere opschaling dan tot 2000 IC bedden mogelijk en welke voorbereidingen worden daar nu al voor getroffen? Is er een scenario voor 3000 IC bedden en, zo ja, worden daar al voorbereidingen voor getroffen en wanneer wordt dat ingezet?
Zie antwoord vraag 1.
Wie inventariseert de alternatieven die worden aangedragen om zorgcapaciteit te vergroten? Is hier landelijke regie op (inzet geneeskundestudenten, coassistenten, verpleegkundigen)?
Zorginstellingen zijn zelf hard bezig om de zorgcapaciteit te vergroten. Dit doen ze binnen de organisatie door goed gebruik te maken van wat iedereen kan. Denk bijvoorbeeld aan de inzet van coassistenten onder supervisie van een specialist. Daarnaast is er een groot aanbod van mensen die willen helpen. Dat is echt hartverwarmend. De verschillende initiatieven die hiervoor de afgelopen dagen zijn gelanceerd bundelen hun krachten en worden via een gezamenlijke database gekoppeld aan de vraag van zorgorganisaties. Op www.extrahandenvoordezorg.nl kunnen gepensioneerde of andere professionals die niet meer in de zorg werken zich aanmelden als ze tijdelijk terug zouden willen keren. Ook zorg- en welzijnsorganisaties die door de coronacrisis staan te springen om extra medewerkers kunnen hier terecht. Het platform is een breed samenwerkingsverband van brancheorganisaties, vakbonden, regionale werkgeversorganisaties, beroepsverenigingen, private initiatieven en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Via de centrale database die nu geopend is wordt vraag en aanbod zo goed als mogelijk gematcht. Een team in de regio zorgt ervoor dat mensen terecht komen op de plekken waar ze het hardst nodig zijn en ze het meest kunnen betekenen. Hierbij wordt uiteraard ook gelet op het besmettingsrisico dat mensen van buiten de organisatie met zich mee kunnen brengen.
Vindt u de huidige maatregelen om verspreiding te voorkomen voldoende, wanneer bijvoorbeeld de Algemene Nederlandse Kappers Organisatie (ANKO) haar leden aanraadt gewoon open te blijven en alle kappersbehandelingen uit te voeren? Hoe rijmt u dit met het advies van RIVM en kabinet om tenminste 1.5 meter afstand te houden? Klopt het dat het Ministerie van VWS, zoals op de ANKO website staat, heeft aangegeven dat klachtenvrije klanten welkom zouden moeten zijn?
Zoals ik in mijn brief van 25 maart jl. heb aangegeven, wordt het uitoefenen van alle vormen van contactberoepen, waaronder kappers, tot en met 6 april verboden.
Heeft u kennisgenomen van de dringende oproep van belangenvereniging Per Saldo om maatregelen te treffen voor budgethouders die zich nu vanwege het coronavirus geconfronteerd zien met problemen wat betreft de continuïteit van hun zorg en/of ondersteuning? Kunt u zich de zorgen van budgethouders voorstellen?
Ja, daar heb ik kennis van genomen. Ik ben mij erg bewust van de situatie waarin de budgethouders zich bevinden.
Bent u het ermee eens dat het belangrijk is dat de zorg en/of ondersteuning van budgethouders ondanks de huidige situatie zo ongestoord mogelijk kan worden gecontinueerd?
Ik vind het belangrijk dat de zorg in Nederland zoveel mogelijk wordt gecontinueerd. Ook voor budgethouders geldt dat zij zoveel mogelijk de zorg moeten krijgen die zij nodig hebben. De budgethouder treedt in eerste instantie in contact met zijn of haar zorgverlener om hierover afspraken te maken. Indien de budgethouder niet binnen zijn budgetafspraken kan maken met zijn/haar zorgverlener, neemt de budgethouder contact op met de budgetverstrekker. De budgetverstrekker heeft de verantwoordelijkheid om de budgethouder hierin te ondersteunen.
Bent u van mening dat net zoals dat het geval is bij gecontracteerde zorgaanbieders ook vanuit een persoonsgebonden budget (pgb)gefinancierde zorg en/of ondersteuning moet worden doorbetaald als deze zorg en/of ondersteuning (tijdelijk) niet geleverd kan worden als gevolg van de maatregelen vanwege het coronavirus?
Zorgaanbieders die zorg leveren gefinancierd met pgb’s hebben een belangrijke positie in het zorglandschap en worden ook getroffen door de huidige crisis en de getroffen maatregelen. Het uitgangspunt dat de continuïteit van zorg voor zorgorganisaties en zorgprofessionals op korte en langere termijn in acht moet worden genomen, geldt ook voor de pgb–zorgaanbieders. Als er sprake is van een arbeidsovereenkomst ondersteunt de SVB de budgethouder financieel bij zijn werkgeverstaken. Als in geval van ziekte geen arbeid kan worden verricht zal de SVB uit de collectieve middelen de verschuldigde vergoeding betalen (loondoorbetaling bij ziekte, maar ook ziekte van de werkgever). Voor zzp’ers zijn de maatregelen vanuit SZW leidend. Voor de langdurige zorg en het sociaal domein geldt ten aanzien van het pgb dat voor de overige contractvormen afspraken worden gemaakt met gemeenten en zorgkantoren.
Voor wat betreft zorg die gefinancierd wordt met een zvw-pgb, ben ik nog in gesprek met verzekeraars.
Bent u bereid het mogelijk te (laten) maken dat budgethouders die nu niet naar de dagbesteding kunnen, de daarvoor bedoelde middelen kunnen inzetten voor individuele zorg en/of ondersteuning thuis, als ook dat eventuele extra kosten vanwege het moeten inzetten van duurdere zorg en ondersteuning worden vergoed?
Het bieden van passende zorg en ondersteuning geldt ook in situaties zoals het wegvallen van dagbesteding. Dit betekent dat zo veel mogelijk een andere, vervangende invulling van de zorg en ondersteuning dient te worden gezocht, ook als daar meerkosten aan verbonden zijn. Het uitgangspunt is dat de aanbieder of zorgverlener samen met de cliënt en zijn/haar omgeving vaststelt of een alternatief voor de dagbesteding noodzakelijk is en als dat zo is, hoe dit alternatief wordt ingezet. Voor het organiseren van een alternatief moet contact worden opgenomen met de verstrekker. De continuïteit van deze alternatieve dienstverlening zal niet worden beperkt door een gebrek aan financiële middelen.
Bent u bereid tijdelijk zorg en/of ondersteuning te betalen waarvoor nog geen zorgovereenkomst is gesloten nu deze onder de huidige omstandigheden soms op zeer korte termijn moet worden georganiseerd, als ook deze achteraf niet terug te vorderen?
Ik ben in overleg met de verstrekkers en de SVB over de mogelijkheden om een tijdelijk proces in te richten waarbij snelheid en beperkte administratieve lasten de uitgangspunten zijn.
Bent u bereid om tijdelijk de zogenaamde «40-uursnorm» buiten werking te laten nu dat in voorkomende gevallen noodzakelijk is om de benodigde continuïteit van zorg en/of ondersteuning te borgen?
Deze zogenaamde 40-uursnorm kennen we binnen de WLZ (geregeld in de Regeling Langdurige Zorg) en in de Zvw (afspraak in de bestuurlijke afspraken en opgenomen in de reglementen van verzekeraars). Bij gemeenten komt het voor dat er een maximaal aantal uren is vastgelegd voor informele zorg. Ik verken of het mogelijk en wenselijk is om de 40-uursnorm in de Wlz en Zvw, in bepaalde situaties tijdelijk buiten beschouwing te laten. Daarbij geldt wat mij betreft dat continuïteit van zorg uitgangspunt is, maar ook dat overbelasting van zorgverleners voorkomen moet worden.
Bent u van mening dat ook pgb-houders moeten kunnen beschikken over beschermende materialen voor hun zorgverleners (zodat zij minder risico lopen besmet te raken) en dat zij daar aanspraak op moeten kunnen maken?
Recent is voor zorgmedewerkers een richtlijn «Persoonlijke beschermingsmaatregelen buiten het ziekenhuis» opgesteld. Daarin staat in welke situaties zorgverleners beschermingsmaatregelen moeten nemen. Deze richtlijn is ook van toepassing voor zorgverleners die zorg verlenen gefinancierd met een pgb. Op dit moment is er schaarste aan PBM en wordt er hard gewerkt om dit probleem op te lossen. Tot die tijd vindt de distributie van schaarse middelen plaats via regionale contactpersonen die hierbij de prioriteiten bepalen en waar nodig een noodpakket leveren. Regionale contactpersonen (ROAZ) voor de aanvraag en distributie van PBM weten dat ook zorgverleners van budgethouders behoefte hebben aan PBM. Ik ben in overleg met Per Saldo om de verzoeken van deze zorgverleners te bundelen.
Bent u bereid direct naturazorg beschikbaar te stellen voor budgethouders die als gevolg van de coronacrisis zelf (tijdelijk) geen zorg en/of ondersteuning kunnen organiseren, zodat zorg en/of ondersteuning worden gecontinueerd?
Zorgcontinuïteit staat voorop. Als de noodzakelijke zorg en ondersteuning wegvalt, moet er een alternatief worden gevonden. In het geval budgethouders het zelf niet georganiseerd krijgen, nemen zij contact op met hun verstrekker of verzekeraar om de mogelijkheden te bespreken. Deze kan hen zo nodig verder op weg helpen naar naturazorg.
Kent u het bericht «Oproep tot onmiddellijke vrijlating van vreemdelingen i.v.m. het coronavirus»?1
Ja.
Deelt u de mening dat er in het geval van het ontbreken van zicht op terugkeer, in combinatie met het criterium «geen gevaar voor de samenleving» er nog onvoldoende juridische basis is om de desbetreffende vreemdelingen in detentie te houden? Zo ja, waarom en om hoeveel vreemdelingen gaat het naar schatting? Zo nee, waarom niet?
Er bestaat niet het voornemen om ongeacht de onderliggende zaak, de vreemdelingenbewaring in alle zaken op te heffen. Hier past een individuele beoordeling. In een aantal gevallen is de vreemdelingenbewaring inmiddels opgeheven omdat in het concrete geval feitelijke uitreismogelijkheden binnen een redelijke termijn ontbreken. Bij brief van 20 maart heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uw Kamer bericht dat tot en met 6 april 2020 geen asielzoekers in het kader van de Dublinverordening worden overdragen. Als een uitwerking hiervan zijn de bewaringsmaatregelen opgeheven van ongeveer 70 vreemdelingen die onder de Dublinverordening vallen.
In sommige gevallen is terugkeer en het voorbereiden daarvan echter nog wel mogelijk. De maatregelen gericht tegen de verspreiding van het virus zijn naar hun aard tijdelijk. In sommige gevallen is het redelijk en proportioneel om de bewaring nog te laten voortduren. Zeker in die gevallen waarin het onderzoek naar de identiteit en nationaliteit nog loopt – vaak doordat de vreemdeling niet zijn (volledige) medewerking heeft verleend – is verwijdering op dit moment hoe dan ook nog feitelijk niet aan de orde en is voortduring van de bewaring dus gelegen in het voorduren van het identiteitsonderzoek. Met name ten aanzien van vreemdelingen met een NV-, 1F- of VRIS-label en overlastgevers geldt dat er een zwaarwegend maatschappelijk belang is om de bewaring niet vroegtijdig op te heffen, ondanks de aanwezige (tijdelijke) uitzettingsbeletselen. Dit kan evenzeer gelden in situaties waarin de vreemdeling bijvoorbeeld in detentie een (herhaald) beschermingsverzoek indient terwijl het vermoeden bestaat dat hij de aanvraag louter heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of de uitvoering daarvan te verijdelen. In die gevallen zal het beschermingsverzoek zo veel mogelijk in bewaring worden behandeld.
Op 25 maart bevonden zich circa 360 personen in vreemdelingenwaring.
Zitten er momenteel gezinnen met kinderen in de gesloten gezinsvoorziening? Zo ja, ligt het dan in de rede om deze gezinnen, gelet op de huidige situatie, naar een normale opvanglocatie over te plaatsen?
Er zitten op dit moment geen gezinnen met kinderen in vreemdelingenbewaring.
Kunt u aangeven in welke mate het in detentie houden van deze vreemdelingen het risico op verspreiding van het coronavirus binnen het detentiecentrum vergroot?
De Dienst Justitiële Inrichtingen heeft maatregelen getroffen om de verspreiding van het virus te beperken. Er is goede monitoring van de gezondheid, en toegang tot medische voorzieningen om verspreiding, als deze zich zou voordoen, te beperken. Binnen de inrichting bestaan daarvoor duidelijke handvatten.
Wat zijn de gezondheids- en andere risico’s indien vreemdelingen waarbij geen zicht op terugkeer bestaat, vrijgelaten zouden worden?
Over de gezondheids- en andere risico’s zijn in zijn algemeenheid geen uitspraken te doen. Dat is voor een vreemdeling die niet meer in bewaring zit zijn eigen verantwoordelijkheid, net als dat voor iedere Nederlander is.
Welke maatregelen zijn er om vrijgelaten vreemdelingen toch onder toezicht te laten staan en bieden die maatregelen een alternatief voor detentie?
Uw Kamer is bij diverse gelegenheden geïnformeerd over de mogelijke alternatieve toezicht maatregelen voor bewaring. Voor al deze maatregelen geldt dat een vreemdeling bereid dient te zijn om mee te werken aan het toezicht. Als een alternatief voor bewaring effectief kan worden toegepast, wordt daaraan toepassing gegeven. De afweging of een alternatief mogelijk is én of een dergelijk middel effectief is, zal in het individuele geval gemaakt worden door de politie en de DT&V.
Klopt het dat, doordat uitzendkrachten in fase A geen directe werkgever hebben, zij nu niet opgeroepen worden en daardoor geen inkomen hebben? Hoe zit dit met werknemers die een nulurencontract hebben en niet opgeroepen worden? Weet u hoeveel uitzendkrachten bij het wegvallen van hun inkomen niet in aanmerking komen voor een WW-uitkering?
Werkgevers met substantieel omzetverlies worden door de nieuwe tegemoetkomingsregeling gecompenseerd in hun loonkosten. De NOW-regeling geldt ook voor uitzendkrachten, met of zonder uitzendbeding. De uitzendwerkgever kan via de NOW een tegemoetkoming aanvragen en wordt gecompenseerd voor de loonkosten voor mensen die hij nog in dienst heeft. Voor uitzendwerkgevers gelden dezelfde voorwaarden als voor reguliere werkgevers. Als de uitzendkracht door de opdrachtgever is «teruggestuurd» en het uitzendbeding is ingeroepen, kan het uitzendbureau de uitzendkracht een tijdelijk contract voor de duur van de tegemoetkoming aanbieden. Het kabinet roept werkgevers dan ook op om werknemers zoveel mogelijk in dienst te houden voor de uren die zij werkten. Werknemers die toch hun baan verliezen kunnen gebruik maken van reeds bestaande vangnetten zoals de WW of de bijstand.
Bent u van mening dat het wenselijk is dat werkgevers, als zij gebruik maken van de tegemoetkomingsregeling, alle werknemers, dus inclusief uitzendkrachten en mensen met een nulurencontract, in dienst houden, zodat zij zodoende hun inkomen kunnen behouden?
Zie antwoord vraag 20.
Bent u bereid om via een appèl aan werkgevers hen op te roepen al hun werknemers te behouden indien zij gebruik maken van de tegemoetkomingsregeling?
Zie antwoord vraag 20.
Bent u het ermee eens dat een uitkering op bijstandsniveau voor veel zelfstandigen niet voldoende is om op basisniveau te kunnen blijven functioneren? Waarom is niet gekozen voor een uitkering voor zelfstandigen op basis van het wettelijk minimumloon?
De regeling voor zelfstandigen is aanzienlijk versoepeld ten opzichte van het Bbz doordat er geen sprake is van een partner- of vermogenstoets of toets op levensvatbaarheid. Hierdoor wordt de tijdelijke regeling beschikbaar voor veel meer mensen. Dat neemt niet weg dat de regeling alleen bedoeld is voor mensen die in hoge financiële nood verkeren, zoals past bij het karakter van een vangnetuitkering. De regeling vindt zijn juridische grondslag in de Participatiewet. Dat betekent dat niet afgeweken kan worden van de geldende bijstandsnormen. Wanneer de nieuwe regeling afwijkende normbedragen toepast, heeft dit ook gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. Met een inkomen ter hoogte van het sociaal minimum hebben mensen voldoende inkomen om te voorzien in de noodzakelijke middelen van bestaan. Het is niet aan de orde om de ondersteuning uit de nieuwe regeling te verhogen naar het WML-niveau.
Bent u ermee bekend dat beveiligers op Schiphol zich grote zorgen maken over hun werkomstandigheden vanwege het ontbreken van veilige en hygiënische werkomstandigheden? Bent u bereid om met Schiphol in gesprek te gaan om de werkomstandigheden van beveiligers te verbeteren?
Ik ben bekend met de signalen over de beveiligers op Schiphol die gezondheidsklachten hebben – koorts, neusverkouden en/of hoesten – waarvan sommige werkgevers eisen dat zij toch op het werk komen. Ik wil benadrukken dat dat absoluut niet de bedoeling is. Mensen met koorts moeten thuisblijven, ongeacht waar ze werken. Dat is echt de enige manier waarop we dit virus kunnen bestrijden. Werkgevers hebben altijd de verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor de gezondheid van hun medewerkers, ook in deze situatie. Mochten werkgevers hulp nodig hebben bij het nemen van passende maatregelen op de werkvloer, dan is generieke informatie over het omgaan met het Coronavirus op de werkplek te vinden op de website van het RIVM, Arboportaal.nl en op rijksoverheid.nl. Werkgevers zullen met behulp van hun bedrijfsarts of andere arbokerndeskundigen een vertaalslag moeten maken naar de concrete werksituatie en de risico’s die zich daarbij voordoen. Ik doe daarom een moreel appel op alle werkgevers om deze verantwoordelijkheid te nemen. Mocht dat niet het geval zijn, kan een werknemer zich tot een vakbond of ondernemingsraad wenden. Zij kunnen desgewenst een klacht indienen bij de Inspectie SZW.
Bent u van mening dat ouders, vanwege het sluiten van de scholen, genoeg ruimte en begrip behoren te krijgen van hun werkgever aangaande hun werktijden en werkzaamheden? Wat vindt u ervan dat organisaties werknemers maar een beperkt aantal dagen calamiteitenverlof verlenen? Bent u bereid om het aantal dagen calamiteitenverlof uit te breiden, zodat ouders met kinderen daadwerkelijk een goede combinatie tussen werk en zorg kunnen vinden?
Het kabinet is volledig doordrongen van de moeilijke periode waar we nu in zitten. Om ouders met cruciale beroepen te ondersteunen is er voor gekozen om opvang in het primair onderwijs en in de kinderopvang mogelijk te maken voor de desbetreffende kinderen, zodat deze ouders kunnen blijven werken. Deze opvang is zonder extra kosten beschikbaar. In het algemeen is het belangrijk dat alle partijen zich coulant opstellen en begrip en bereidheid tonen om gezamenlijk tot een oplossing te komen.
Wat vindt u ervan dat werknemers, bijvoorbeeld in de schoonmaaksector, nu gedwongen worden om verlof op te nemen vanwege het tekort aan werk?
Voor alle sectoren, en dus ook de schoonmaaksector, geldt dat werkgevers met een substantieel omzetverlies aanspraak kunnen maken op de nieuwe tegemoetkomingsregeling. Het is als gevolg hiervan niet nodig om werknemers verlofdagen op te laten nemen.
Mocht het nodig zijn dat de overheid bijspringt om deze bedrijven overeind te houden, bent u dan bereid om dit gepaard te laten gaan met stringente voorwaarden voor een redding (i.e. haircuts op obligaties, volledige terugbetaling met rente)? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vindt het van groot belang om de nadelige financiële en economische effecten van het coronavirus in de komende periode zoveel mogelijk te beperken en heeft daarbij ook oog voor de meer kwetsbare groepen in de samenleving. Het kabinet heeft een breed pakket aan fiscale en andere maatregelen aangekondigd die bedrijven indirect en direct ondersteunen; zie de kamerbrief van 17 maart over het noodpakket banen en economie. Daarnaast worden financiële markten ondersteund met noodingrepen van de Europese Centrale Bank. Deze maatregelen zullen indirect ook verlichting brengen aan bedrijven. Mocht het nodig zijn om – naast dit pakket van maatregelen – individuele bedrijven, bijvoorbeeld in de zorg, met specifieke maatregelen te ondersteunen – mede ter waarborging van bepaalde publieke belangen – dan zal er te allen tijde verstandig moeten worden omgegaan met de voorwaarden waaronder dat gebeurt.
Bent u het ermee eens dat door de waardedaling op de beurs essentiële bedrijven in Nederland (bijvoorbeeld PostNL) ten prooi kunnen vallen aan vijandige overnames? Zo ja, bent u bereid om maatregelen te nemen die dienen ter bescherming van deze vitale bedrijven? Zo nee, waarom niet?
Zowel in binnen- als buitenland ondervinden ondernemingen de effecten van het coronavirus. Dit heeft niet alleen een impact op de aandelenkoersen, maar ook op de bereidheid tot het aangaan van, doorgaans risicovolle, fusies en overnames. De waardedaling op de beurs door de coronacrisis leidt daarmee niet per definitie tot een toename van vijandige overnames van Nederlandse ondernemingen, al is dit ook niet uit te sluiten. Er ligt momenteel in uw Kamer het Wetsvoorstel Bedenktijd door het bestuur van een beursvennootschap voor, die aanvullende bescherming kan bieden in het geval van een vijandige overname. Uw Kamer heeft daar recentelijk het verslag over uitgebracht (Kamerstukken II 2019/20, 35 367, nr. 5). Daarnaast zijn veel beursgenoteerde ondernemingen in Nederland reeds beschermd tegen vijandige overnames.
Daar waar het gaat om Nederlandse vitale processen, wordt het grootste deel van de vitale processen reeds beschermd doordat ze (grotendeels) in handen zijn van overheden of al voorzien zijn van sectorale investeringstoetsing. In aanvulling daarop wordt momenteel gewerkt aan het wetsvoorstel Ongewenste Zeggenschap Telecommunicatie (WOZT) waarvoor uw Kamer op 21 januari 2020 een tweede nota van wijziging heeft ontvangen (Kamerstuk 35 153, nr. 9).
Daarnaast werkt het Kabinet momenteel aan de uitwerking van wetgeving ten aanzien van een stelsel van investeringstoetsing. Hierover is uw Kamer geïnformeerd bij brief van Investeringstoets op risico’s voor de nationale veiligheid van 11 november 2019, (Kamerstuk 30 821, nr. 97). De vitale infrastructuur en bedrijven die werken met technologie die raakt aan de nationale veiligheid, vallen in het toetsingsbereik.
Tot slot houdt juist in deze bijzondere situatie de regering de vinger aan de pols bij marktontwikkelingen en zal daar gepast op reageren voor zover daar risico’s voor de Nederlandse publieke belangen door ontstaan.
De gevolgen van de coronacrisis voor mensen in de prostitutie |
|
Jan de Graaf (CDA), Eppo Bruins (CU) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u een overzicht geven van de richtlijnen voor mensen die werken in de:
Iedere veiligheidsregio heeft op aanwijzing van de Minister voor Medische Zorg en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, een noodverordening vastgesteld die ziet op de sluiting van een aantal inrichtingen. Die noodverordening gebiedt ook de sluiting van inrichtingen waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling of bedrijfsmatig vertoningen van erotisch-pornografische aard worden aangeboden. Dat betekent dat het bij noodverordening niet toegestaan is om prostitutieramen, seksclubs, bordelen, privéhuizen en sekstheaters open te houden. Massagesalons zijn te beschouwen als een seksinrichting als er sprake is van seksuele handelingen tegen betaling; voor die inrichtingen geldt de verordening. De noodverordening ziet niet op de tippelzones, escortbranche, thuisprostitutie en de porno-industrie.
Het RIVM heeft daarnaast algemeen geldende adviezen en gedragsrichtlijnen opgesteld. Gezien de ernst van de omstandigheden en de consequenties voor een ieders gezondheid ga ik er vanuit dat exploitanten en sekswerkers hun maximale verantwoordelijkheid nemen in de toepassing van de richtlijnen en bij de afweging of de dienstverlening in de huidige situatie wel zou moeten plaatsvinden.
Zijn er hierin ook verschillen tussen gemeenten?
De noodverordening die door de voorzitter van een veiligheidsregio is vastgesteld, geldt onverkort in elke gemeente die deel uitmaakt van de veiligheidsregio. De richtlijnen van het RIVM gelden voor heel Nederland.
Deelt u de opvatting dat veel van de mensen die in de prostitutie, of daaraan verwante beroepen, werkzaam zijn, vaak in een sociaaleconomisch kwetsbare situatie zitten, bijvoorbeeld vanwege hoge maandlasten, een klein sociaal netwerk, weinig perspectief op vervangend werk en/of een afhankelijkheidsrelatie van een pooier?
Ja. Het WODC-onderzoek Maatschappelijke Positie Sekswerkers (2018) laat zien dat mensen die in de prostitutie werken vaak in een sociaaleconomisch kwetsbare situatie zitten. Ook is bekend dat het voor sekswerkers vaak moeilijk is een overstap te maken naar ander werk. Het stigma dat rust op sekswerk speelt hierbij een belangrijke rol.
Bent u ermee bekend dat een substantieel aandeel van deze groep niet staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel of, waar het EU-burgers betreft, uit angst voor mogelijke uitzetting geen beroep kan doen op een uitkering?
Ik ben ermee bekend dat sommige zelfstandig werkende sekswerkers er voor kiezen te werken zonder zich in te schrijven bij de Kamer van Koophandel.
ZZP’ers komen wellicht in aanmerking voor de regeling, zie het antwoord op vraag 5. Werknemers met arbeidscontract komen mogelijk in aanmerking voor WW. En werkgevers wellicht voor de NOW. Anderen komen in aanmerking voor algemene bijstand als ze aan de voorwaarden daarvoor voldoen.
Voor EU-burgers is dit onder meer afhankelijk van de duur van het verblijf in Nederland en de kans op werk. Hiermee wordt een onredelijk beroep op het sociale bijstandsstandsstelsel van het gastland voorkomen. Een beroep op bijstand kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht.
Ziet u mogelijkheden om deze groep in aanmerking te laten komen voor inkomensondersteuning middels het reeds aangekondigde maatregelenpakket of op een andere termijn in een vangnet te voorzien? Op welke termijn zou dit kunnen?
Onderdeel van het pakket van maatregelen is een tijdelijke voorziening van drie maanden voor het levensonderhoud van zzp’ers tot maximaal circa 1.500 euro per maand netto. De regeling wordt uitgevoerd door gemeenten. De contouren zijn al bekend, maar de regeling en toelatingsvoorwaarden worden nog in samenspraak met VNG en Divosa uitgewerkt, opdat die op korte termijn kan worden uitgevoerd. Veel sekswerkers zijn zelfstandig. Het is dus zeker mogelijk dat deze groep in aanmerking komt, afhankelijk van de voorwaarden. Voor de inwerkingtreding is het verstandig de websites van VNG en Divosa in de gaten te houden waarop dit zal worden gecommuniceerd. Mensen die in de prostitutie werken en EU-burger zijn kunnen mogelijk aanspraak maken op de bijstand.
Zijn er mogelijkheden om de Regeling Uitstapprogramma's Prostitutie (RUPS)-regeling tijdelijk uit te breiden zodat hulpverleners ondersteuning kunnen bieden bij vrouwen en mannen waarvoor dat acuut nodig is? Op welke termijn zou dit kunnen en hoe kan bureaucratische rompslomp voor RUPS-partijen hierbij zoveel mogelijk worden voorkomen?
De Rups is bedoeld voor mannen en vrouwen in de prostitutie die langdurig willen uitstappen en een ander bestaan willen opbouwen. Hoewel de regeling zelf niet bedoeld is voor acute zorg, hebben veel organisaties wel een netwerk opgebouwd rond prostituees, waardoor zij prostituees die acute hulpverlening en/of opvang nodig hebben kunnen doorverwijzen. Voor acute hulp en/of opvang kan contact op worden genomen met de daarvoor bestemde voorzieningen in de lokale gemeente. Denk hierbij aan Maatschappelijk Werk, de Vrouwenopvang, de Maatschappelijke Opvang en Veilig Thuis. Daarnaast zullen we na afloop van de crisis bezien of er een grotere behoefte bestaat aan ondersteuning bij duurzaam uitstappen en of de bestaande programma’s voldoende middelen hebben om in een eventuele grotere behoefte te voorzien.
Wilt u er bij gemeenten in het hele land op aandringen om bij de toekenning van inkomensondersteuning in het bijzonder oog te hebben voor deze doelgroep en voor snelle ondersteuning?
Als de zelfstandige sekswerkers voldoen aan de specifieke voorwaarden, ligt het voor de hand dat zij aanspraak kunnen maken op snelle ondersteuning onder deze tijdelijke regeling.
Bent u bereid met exploitanten en verhuurders in gesprek te gaan over het tijdelijk opschorten van de huur van ramen en kamers waar geen gebruik van kan worden gemaakt?
De prostitutiebranche is een van de vele sectoren die momenteel gedwongen of vrijwillig gesloten blijft. Mensen werkzaam in de prostitutiebranche maken zelfstandig keuzes hoe met deze situatie om te gaan. Wij hebben als kabinet opgeroepen om in de gehele keten elkaar te helpen en ik spreek nadrukkelijk de hoop en verwachting uit dat ook in deze branche voor een empathische handelwijze zal worden gekozen.
Bent u bereid verder in gesprek te gaan met hulpverleningsorganisaties en gemeenten om te bezien wat er nodig is om mensen in de prostitutie veiligheid en zekerheid te bieden?
De coronacrisis heeft grote gevolgen voor iedere burger in Nederland, en zeker ook voor kwetsbare groepen en ZZP’ers. De mensen die in de prostitutiebranche werken zijn wat dat betreft geen uitzondering en kunnen een beroep doen op de noodmaatregelen die er genomen zijn. Uiteraard zal ik alert blijven op signalen van gemeenten en hulporganisaties.
Bent u bekend met de signalen van hulpverleners die aangeven dat een aantal mensen in de prostitutie de huidige situatie wenst aan te grijpen om uit te stappen maar dat het juist op dit moment ontzettend lastig is om vervangend werk te vinden te vinden?
De gemeente Groningen heeft gesignaleerd dat er een toename is van vrouwen die willen uitstappen omdat er op dit moment weinig werk is in de prostitutie. Het is een bekend fenomeen dat het in crisistijd moeilijker is om vervangend werk te vinden.
Op dit moment is het vooral van belang dat prostituees die in acute nood verkeren, de hulp krijgen die nodig is, via de ondersteuning die reeds beschikbaar is en de aanvullende noodmaatregelen die aangekondigd zijn. Wanneer de crisis voorbij is, kunnen deze vrouwen en mannen dan alsnog een weloverwogen besluit nemen al dan niet uit te stappen en kunnen zij gebruik maken van het aanbod aan uitstapprogramma’s. Ik ben bereid na de piek van de coronacrisis te bezien of er significant hogere toestroom van cliënten bij de uitstapprogramma’s is, en of er meer middelen nodig zijn en beschikbaar kunnen komen om aan een eventueel toegenomen vraag gehoor te kunnen geven.
Welke mogelijkheden ziet u om hulpverleningsorganisaties en gemeenten te ondersteunen bij vervangend werk, en daarbij ook te kijken naar mogelijke werkgelegenheid bij het Rijk en bij gemeenten zelf, bijvoorbeeld in de facilitaire dienstverlening?
Deze tijden vragen om creativiteit. Er zijn ook al verschillende initiatieven waarbij mensen die nu tijdelijk geen werk hebben, helpen in de sectoren waar op dit moment tekorten zijn. Het kabinet vindt dit heel positief en roept ook zeker gemeenten en hulpverleningsorganisaties op om iedereen die dit wil en kan te laten helpen in sectoren die juist nu hulp kunnen gebruiken.
Welke mogelijkheid ziet u om te ondersteunen bij het vinden van vervangende huisvesting, bijvoorbeeld door, in samenspraak met gemeenten, mensen die uit de prostitutie willen stappen, al dan niet tijdelijk, met voorrang in aanmerking te laten komen voor een sociale huurwoning?
Het is de bevoegdheid van gemeenten om een afweging te maken wie met voorrang in aanmerking komt voor een sociale huurwoning.
Kunt u, gelet op de urgentie, deze vragen uiterlijk volgende week maandag d.d. 23 maart beantwoorden?
Een snellere beantwoording dan vandaag was niet mogelijk.
Het bericht dat asielzoekers niet welkom zijn in Ter Apel vanwege het Coronavirus |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het juist dat nieuwe asielzoekers niet welkom zijn in Ter Apel vanwege het Coronavirus?1
De asielprocedure zoals wij die kennen is een procedure die gepaard gaat met een groot aantal contactmomenten met veel personen van verschillende organisaties en ook nog eens met een behoorlijk aantal verplaatsingen van personen door het hele land, waar de asielzoekerscentra gelegen zijn. Dit, afgezet tegen de absolute noodzaak om de verspreiding van het virus maximaal te controleren, maakte het onmogelijk het asielproces na afgelopen zondag in stand te houden. Het besluit dat is genomen is dat voor asielzoekers die zich nieuw aanmelden de asielprocedure wordt opgeschort. Gezien het contact-intensieve karakter van de asielproces is een andere keuze niet verantwoord geacht. Tegelijk wordt gewerkt aan de inrichting van een noodonderdaklocatie waar mensen, die nu niet kunnen instromen in de asielproces, onderdak en basale voorzieningen kunnen vinden. Opvang in de opvangcentra van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is voor nieuwe asielzoekers echter niet aan de orde tot 6 april.
Klopt het dat nieuwe asielzoekers in een noodopvang worden ondergebracht? Is al bekend waar deze opvang zich bevindt en hoeveel capaciteit deze opvang heeft?2
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre kan een tweede aanmeldcentrum een oplossing zijn, zoals geopperd door de burgemeester van Westerwolde?
Zoals hiervoor aangegeven is het noodzakelijk alle stappen van de asielproces op te schorten. Voor het openen van een tweede aanmeldcentrum bestaat dan ook geen aanleiding.
Is het juist dat de terugkeergesprekken met asielzoekers zijn geschrapt? In hoeverre worden ook andere gesprekken, data en termijnen voor vluchtelingen aangepast dan wel stopgezet?
Alle activiteiten die niet noodzakelijk zijn voor de openbare orde en de volksgezondheid en waar menselijk contact voor nodig is, worden zoveel als mogelijk opgeschort. Terugkeergesprekken kunnen enkel in bijzondere situaties doorgang vinden. Dat wordt op individueel niveau van dag tot dag bekeken. Gedacht kan worden aan een terugkeergesprek met een vreemdeling die na een strafrechtelijk traject in vreemdelingenbewaring is gesteld.
In hoeverre onderzoekt u de mogelijkheden om asielzoekers te ondervragen zonder risico op besmetting?
Zie antwoord vraag 4.
Wat doet u nog meer om personeel van de Immigratie en Naturalisatie dienst (IND) en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) alsmede bewoners van Asielzoekers Centra (AZC) te beschermen tegen besmetting met het Coronavirus?
Binnen de gehele migratieketen wordt het advies zoals het RIVM dit heeft afgegeven gecommuniceerd en opgevolgd.
Het COA heeft medewerkers en bewoners geïnformeerd over de noodzaak om verspreiding van het virus te voorkomen, waaronder contacten te beperken tot alleen de noodzakelijke contacten. In het Protocol Infectieziekten staat informatie over hoe je moet handelen bij (een vermoeden van) besmetting en welke preventieve richtlijnen er zijn om je te beschermen. Op opvanglocaties in het land werkt het COA nauw samen met de GGD. Bewoners met gezondheidsklachten worden verwezen naar Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA). Informatie is in meerdere talen beschikbaar. Voor gevallen waarin sprake is van besmetting zijn scenario’s opgesteld. In die gevallen zal altijd lokaal worden samengewerkt en afgestemd met de GGD. Wat de scenario’s inhouden kan per locatie verschillen, maar zal tevens in de loop van de tijd verschillen.
Het opvangen en begeleiden van asielzoekers door het COA wordt beschouwd als een vitale functie. Andere medewerkers worden verzocht zoveel als mogelijk thuis te werken.
Corona en de vele andere levensbedreigende risico’s in vluchtelingenkampen op Griekse eilanden |
|
Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Kind komt om bij brand in vluchtelingenkamp op Griekse eiland Lesbos»1 en «Stampvol vluchtelingenkamp Lesbos kansloos bij besmetting coronavirus»?2
Ja.
Deelt u de mening van de in het tweede artikel genoemde tropenarts dat «als wij die mensen niet snel fatsoenlijke leef- en woonomstandigheden bieden, het mis [gaat]» omdat anders corona en andere virussen in de omstandigheden waarin mensen zich bevinden, zich snel verspreiden? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt de zorgen over de mogelijke gevolgen van de verspreiding van het coronavirus in de opvangkampen op de Griekse eilanden. Griekenland is, net als andere Europese lidstaten, bezig om passende maatregelen te treffen in de strijd tegen het coronavirus. Hierbij zijn de opvangfaciliteiten op de Griekse eilanden een aandachtspunt. De Griekse autoriteiten hebben specifieke maatregelen getroffen om een uitbraak daar te voorkomen. Zo worden nieuwe aankomsten niet toegelaten tot de hotspots; zijn asielprocedures, registratie en beroep tijdelijk opgeschort; is er actieve bewustwording en informatievoorziening aan migranten en vluchtelingen; zijn gezamenlijke ruimtes gesloten en worden activiteiten tijdelijk gestaakt; is er een avondklok ingesteld en zijn er speciale «medical units» opgezet. Niettemin is de situatie kwetsbaar, in het bijzonder vanwege het gebrek aan gezondheidszorg en ondermaatse sanitaire voorzieningen en hygiëne in de overvolle opvanglocaties. De Europese Commissie, UNHCR, IOM en hulporganisaties ondersteunen waar mogelijk om de gezondheidszorg te versterken en preventie te bevorderen onder vluchtelingen en migranten. Indien een migrant in één van de opvangfaciliteiten positief wordt gestest, wordt de patiënt overgeplaatst naar het lokale ziekenhuis, en wordt haar of zijn directe omgeving in quarantaine geplaatst. De capaciteit van de ziekenhuizen op de eilanden is een punt van zorg.
De Europese Commissie en de Griekse autoriteiten werken samen aan een noodplan om de risico’s op een COVID-19 uitbraak zo ver mogelijk te verkleinen in de opvanglocaties op de Griekse eilanden.
De Europese Commissie heeft op 4 maart jl. een actieplan voor Griekenland aangekondigd. Dit actieplan bestaat uit een door Frontex gecoördineerd terugkeerprogramma, twee ondersteunende grensbewakingsoperaties aan de zee- en landgrens en additionele financiële steun van EUR 700 miljoen. De eerste EUR 350 miljoen heeft de Commissie direct beschikbaar gesteld om grens- en migratiemanagement aan te pakken. Provisioneel wordt voor de direct beschikbare EUR 350 miljoen gekeken naar het vergroten van opvangcapaciteit, vrijwillige terugkeer en de infrastructuur die nodig is voor «screening procedures» voor gezondheid en veiligheid. Daarnaast zal het bedrag worden aangewend om het Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken (EASO) en Frontex te ondersteunen, om (vrijwillige) terugkeer te bevorderen en lopende activiteiten te continueren. De Commissie heeft op 27 maart een voorstel gedaan voor de additionele EUR 350 miljoen.3 Hier wordt uw Kamer separaat nader over geïnformeerd. Het kabinet acht het van belang dat hierbij voldoende financiële absorptiecapaciteit van Griekenland en een effectieve en efficiënte besteding van de middelen wordt gewaarborgd. Nederland draagt tevens bij aan de steunvraag van Griekenland aan Frontex, de zgn. Rapid Border Intervention voor de landgrens.
Daarnaast helpt Nederland om de meest acute humanitaire noden te verlichten, bijvoorbeeld door humanitaire organisaties in staat te stellen snel en flexibel te reageren in noodsituaties. Nederland verleent bijvoorbeeld ongeoormerkte steun aan diverse organisaties – zoals UNHCR – die een belangrijke rol spelen in de huidige humanitaire respons in Griekenland.
Ook stelt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking via het Nederlandse Rode Kruis (NRK) EUR 500.000 beschikbaar om het regionale appeal van de Internationale Federatie van Rode Kruis en Rode Halve Maan-bewegingen (IFRC) te ondersteunen. Een deel van dit IFRC-plan betreft humanitaire activiteiten in Griekenland, waaronder in en rondom de opvangfaciliteiten op de eilanden. Dit zal onder meer ingezet worden om de acute noden op het gebied van water- en sanitaire voorzieningen, gezondheidszorg en bescherming te lenigen.
Tenslotte kan Griekenland, net als andere lidstaten, gebruik maken van crisis-mechanismen om acute in-kindassistentie te vragen in geval van een noodsituatie. Dat geldt ook voor extra medische hulp. Momenteel is daar nog geen sprake van. Het kabinet volgt de ontwikkelingen nauwlettend.
Deelt u de mening dat de situatie in het genoemde vluchtelingenkamp, voor zover dat al niet sowieso het geval was, nu helemaal totaal onhoudbaar is geworden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u nog steeds van mening dat het geen «structurele oplossing» 3) is om extra migrantenkinderen van de Griekse eilanden op te nemen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zoals vaker met uw Kamer gewisseld, is het kabinet voorstander van het doorvoeren van structurele verbeteringen, zoals het versnellen van de asielprocedures, het verbeteren van de opvangomstandigheden en het bevorderen van terugkeer. Nederland ondersteunt de Griekse autoriteiten zowel bilateraal als via de EU om deze verbeteringen door te voeren. In dat licht verwelkomt het kabinet het Actieplan van de Europese Commissie om Griekenland hierbij te ondersteunen. Het kabinet vindt dat een substantieel deel van de additionele EUR 350 mln besteed moet worden aan het verbeteren van de omstandigheden van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s). Daar heb ik ook recentelijk op aangedrongen tijdens de JBZ-Raad op 13 maart jl., conform de motie- Voordewind c.s.5 Daarnaast heeft Nederland de Europese Commissie verzocht om AMV´s te ondersteunen waar mogelijk.
Het ad hoc opnemen van AMV’s vindt het kabinet geen structurele oplossing. Ad hoc relocatie gaat in tegen de essentie van de EU-Turkije Verklaring, die ziet op het breken van het businessmodel van mensensmokkelaars. Herplaatsing naar Europa werkt contraproductief en houdt mensensmokkel in stand. Dat geldt ook voor de herplaatsing van AMV’s. Terugkeer van mensen die geen recht hebben op asiel in Griekenland, is volgens het kabinet de enige manier om de eilanden structureel te ontlasten. Wel erkent het kabinet dat de situatie voor deze kwetsbare groep verbeterd dient te worden.
Meent u werkelijk dat het «leveren [van] experts, juridische bijstand en dekens» enig alternatief is voor het daadwerkelijke redden van kinderen die in grote nood verkeren? Zo ja, dat kunt u toch niet echt menen? En zo ja, waarom meent u dat? Zo nee, waarom niet en welke gevolgen verbindt u daaraan?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het van geen enkel belang is of een oplossing voor deze kinderen al dan niet «structureel» is aangezien ze nu in acuut gevaar en mensonterende omstandigheden verkeren waar zij uit moeten worden gehaald? Zo ja, gaat u dan ervoor zorgen dat een deel van die kinderen, net zoals andere EU-landen doen, een veiliger plek krijgen in Nederland, desnoods na checks op corona en een isolatieperiode? Zo nee, waarom zegt u dan «het grijpt ook mij aan»3 en hoe oprecht is dat dan nog langer?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘Stampvol vluchtelingenkamp Lesbos kansloos bij besmetting coronavirus’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Stampvol vluchtelingenkamp Lesbos kansloos bij besmetting coronavirus»?1
Ja.
Zijn er, voor zover u weet, bewoners van kamp Moria positief getest op het Coronavirus? Hoe is de situatie in andere kampen en op de andere Griekse eilanden?
Voor zover bij het kabinet bekend zijn er momenteel geen migranten in Moria positief getest op het coronavirus. Dit geldt ook voor de overige opvangkampen op de Griekse eilanden. Vooralsnog zijn acht inwoners van het eiland Lesbos en één inwoner op Chios, één op Kos, en één op Samos positief getest op het coronavirus, dit betreffen geen migranten.
Op 1 april is bekend geworden dat een vrouw in het vluchtelingenkamp Ritsona (75 km van Athene) besmet is met het coronavirus. In het kamp zijn ondertussen 63 mensen getest op COVID-19, waarvan 23 mensen positief. Geen van deze 23 migranten vertoont symptomen, en allen zijn in quarantaine geplaatst. De komende dagen zullen nog meer mensen in Ritsona worden getest. Op 5 april werd bekend dat een man van 53, dat in kamp Malakasa verblijft, het virus heeft opgelopen. Dezelfde test- en quarantainemaatregelen als in Ritsona zijn van kracht.
Wat wordt in de Griekse opvangkampen gedaan om een (mogelijke) uitbraak en verspreiding van het Coronavirus in te dammen? Hoe worden de bewoners, in het bijzonder kwetsbare bewoners zoals ouderen, beschermd tegen een Corona-uitbraak? Zijn er voldoende testen beschikbaar om op het Coronavirus te testen? Is er voldoende medische expertise, apparatuur en verpleging om een grootschalig uitbraak het hoofd te bieden? Zo nee, welke maatregelen is de Griekse overheid van plan te ondernemen? Kan de Europese Commissie daarbij ondersteuning bieden? Heeft de Griekse overheid bij de lidstaten of de Europese Commissie verzocht om bijstand?
Griekenland is, net als andere Europese lidstaten, bezig om passende maatregelen te treffen in de strijd tegen het coronavirus. Hierbij zijn de opvangfaciliteiten op de Griekse eilanden een aandachtspunt. De Griekse autoriteiten hebben specifieke maatregelen getroffen om de kans op een uitbraak aldaar te verkleinen. Zo worden nieuwe aankomsten niet toegelaten tot de hotspots; zijn asielprocedures, registratie en beroep tijdelijk opgeschort; is er actieve bewustwording en informatievoorziening aan migranten en vluchtelingen; zijn gezamenlijke ruimtes gesloten en worden activiteiten tijdelijk gestaakt; is er een avondklok ingesteld en zijn er speciale «medical units» opgezet. Niettemin is de situatie kwetsbaar, in het bijzonder vanwege het gebrek aan gezondheidszorg en ondermaatse sanitaire voorzieningen en hygiëne in de overvolle opvanglocaties. De Europese Commissie, UNHCR, IOM en hulporganisaties ondersteunen waar mogelijk om de gezondheidszorg te versterken en preventie te bevorderen onder vluchtelingen en migranten. Indien een migrant in één van de opvangfaciliteiten positief wordt getest, wordt de patiënt overgeplaatst naar het lokale ziekenhuis, en wordt haar of zijn directe omgeving in quarantaine geplaatst. De capaciteit van de ziekenhuizen op de eilanden is een punt van zorg.
De Europese Commissie en de Griekse autoriteiten werken samen aan een noodplan om de risico’s op een COVID-19 uitbraak zo ver mogelijk te verkleinen in de opvanglocaties op de Griekse eilanden.
De Europese Commissie heeft op 4 maart jl. een actieplan voor Griekenland aangekondigd. Dit actieplan bestaat uit een door Frontex gecoördineerd terugkeerprogramma, twee ondersteunende grensbewakingsoperaties aan de zee- en landgrens en additionele financiële steun van EUR 700 miljoen. De eerste EUR 350 miljoen heeft de Commissie direct beschikbaar gesteld om grens- en migratiemanagement aan te pakken. Provisioneel wordt voor de direct beschikbare EUR 350 miljoen gekeken naar het vergroten van opvangcapaciteit, vrijwillige terugkeer en de infrastructuur die nodig is voor «screening procedures» voor gezondheid en veiligheid. Daarnaast zal het bedrag worden aangewend om het Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken (EASO) en Frontex te ondersteunen, om (vrijwillige) terugkeer te bevorderen en lopende activiteiten te continueren. De Commissie heeft op 27 maart een voorstel gedaan voor de additionele EUR 350 miljoen. 2 Hier wordt uw Kamer separaat nader over geïnformeerd.Het kabinet acht het van belang dat hierbij voldoende financiële absorptiecapaciteit van Griekenland en een effectieve en efficiënte besteding van de middelen wordt gewaarborgd Nederland draagt tevens bij aan de steunvraag van Griekenland aan Frontex, de zgn. Rapid Border Intervention voor de landgrens.
Daarnaast helpt Nederland om de meest acute humanitaire noden te verlichten, bijvoorbeeld door humanitaire organisaties in staat te stellen snel en flexibel te reageren in noodsituaties. Nederland verleent bijvoorbeeld ongeoormerkte steun aan diverse organisaties – zoals UNHCR – die een belangrijke rol spelen in de huidige humanitaire respons in Griekenland.
Ook stelt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking via het Nederlandse Rode Kruis (NRK) EUR 500.000 beschikbaar om het regionale appeal van de Internationale Federatie van Rode Kruis en Rode Halve Maan-bewegingen (IFRC) te ondersteunen. Een deel van dit IFRC-plan betreft humanitaire activiteiten in Griekenland, waaronder in en rondom de opvangfaciliteiten op de eilanden. Dit zal onder meer ingezet worden om de acute noden op het gebied van water- en sanitaire voorzieningen, gezondheidszorg en bescherming te lenigen.
In geval van calamiteiten kunnen lidstaten overigens gebruik maken van Europese crisismechanismen, waarmee om acute in-kindassistentie kan worden verzocht. Op deze manier zou door Griekenland ook om extra medische hulp kunnen worden gevraagd. Momenteel is daar in relatie tot COVID-19 nog geen sprake van. Het kabinet volgt de ontwikkelingen nauwlettend.
Worden bewoners van de Griekse opvangkampen proactief geïnformeerd over het Coronavirus en hoe zij zichzelf hiertegen kunnen beschermen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Ligt er een noodplan klaar indien het Coronavirus uitbreekt in kamp Moria of een van de andere Griekse opvangkampen? Zo ja, wat houdt dit noodplan in? Zo nee, bent u bereid daarop aan te dringen bij de Griekse overheid en de Europese Commissie? Is de Europese Commissie betrokken bij het opstellen van noodscenario’s?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat zelfquarantaine in geval van een uitbraak in een (tenten)kamp waar meerdere mensen in één tent leven, nagenoeg onmogelijk is en dat er dus alles aan gedaan moet worden om een uitbraak te voorkomen? Wat doet u samen met uw Europese collega’s om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u de oproep van Artsen Zonder Grenzen om kamp Moria per direct te evacueren, gelet op het feit dat de simpelste maatregelen om het virus niet te verspreiden, zoals het wassen van handen, nauwelijks uit te voeren zijn door gebrek aan water en zeep?2
Het kabinet deelt de zorgen van Artsen Zonder Grenzen over de mogelijke gevolgen van de verspreiding van het coronavirus in de opvangkampen op de Griekse eilanden. De verantwoordelijkheid voor de beslissing over een evacuatie van migranten op de Griekse eilanden ligt in beginsel bij Griekenland. Zoals aangegeven kunnen zij een beroep doen op operationele en medische ondersteuning via de EU-noodmechanismen. Hier is momenteel nog geen sprake van.
In hoeverre is het evacueren van de bewoners van kamp Moria een optie die u bespreekt met uw Europese collega’s? Welke scenario’s liggen op tafel?
Zie antwoord vraag 7.
In hoeverre wordt een deel van de extra 700 miljoen euro die recent door de Europese Commissie is toegezegd om Griekenland te ondersteunen, ingezet om een Corona-uitbraak in de Griekse opvangkampen te voorkomen en een eventuele uitbraak aan te pakken?
Nederland verwelkomt het actieplan van de Commissie van 4 maart jl, waaronder additionele financiële steun van EUR 700 miljoen. Een deel van dit bedrag kan worden ingezet om de gezondheidszorg voor vluchtelingen en migranten te versterken. De Europese Commissie werkt momenteel de details van de financiering en het actieplan nader uit.
Wilt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
Ja.
De Europese Afrikastrategie |
|
Bente Becker (VVD), Arne Weverling (VVD), Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de nieuwe Europese Afrikastrategie en het onderliggende document «Towards a comprehensive Strategy with Africa», dat in de vorm van een Joint Communication op 9 maart 2020 naar het Europees Parlement en de Raad is gestuurd?1
Ja, het kabinet is bekend met de genoemde mededeling van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger. Het in de mededeling geschetste beleidskader zal door de Commissie en EDEO in overleg met de Raad en met Afrikaanse partners nader worden ingevuld en geconcretiseerd, vandaar de titel «Naar een alomvattende Strategie met Afrika.»
Hoe past deze strategie volgens u in het buitenlandbeleid van de Europese Unie?
De mededeling vormt naar de mening van het kabinet een logische uitwerking van het buitenlandbeleid van de EU. De ambitie voor een nieuwe strategie vloeit voort uit de Strategische Agenda van de Europese Raad (Een Nieuwe Strategische Agenda 2019–20242) waarin de Raad een breed partnerschap met Afrika voorstelt. De mededeling vormt daarnaast een concrete uitwerking van het hoofdstuk «een sterker Europa in de wereld» uit het Commissiewerkprogramma voor 20203 en sluit aan bij het al langer bestaande buitenlandbeleid van de EU zoals onder meer vervat in de «Global Strategy» uit 20164 en de European Consensus on Development uit 20175. Het bouwt bovendien voort op andere bestaande kaders zoals de gezamenlijke slotverklaring van de 5e Afrikaanse Unie (AU) – EU Top in Abidjan in november 20176, het AU-EU Memorandum of Understanding on Peace, Security and Governance uit 20187 en de Afrikaans-Europese Alliantie voor Duurzame Investeringen en Banen uit 20188. Tevens past de mededeling binnen de bredere ambities van de Commissie zoals die op het gebied van het bereiken van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), de plannen beschreven in de «Green Deal» en ambities op het gebied van het digitale tijdperk.
Hoe beoordeelt u paragraaf V over migratie, in het licht van het feit dat de Europese Commissie schrijft in de strategie op pagina 2 dat het document een reflectie is van de voorstellen die zij wil inbrengen bij de EU-Afrikaanse Unie top in oktober 2020, met als doel tot een gezamenlijk partnerschap te komen?
Het kabinet beoordeelt de paragraaf over migratie in de Commissiemededeling over de EU-Afrika Strategie als gebalanceerd en constateert dat de geïntegreerde benadering die is gekozen ten aanzien van migratie in lijn is met de Nederlandse integrale migratieagenda. Juist deze geïntegreerde aanpak is van belang om te kunnen komen tot inclusieve partnerschappen met Afrikaanse landen.
Welke elementen van de afgesproken aanpak in het regeerakkoord ten aanzien van het tegengaan van irreguliere migratie, waarbij gestreefd wordt naar een aanpak van «more for more, less for less» bij de samenwerking met landen van herkomst en transit, ziet u terug in de strategie van de Europese Commissie?
De Commissiemededeling over de EU-Afrika strategie verwijst naar de resultaten die reeds zijn behaald om irreguliere migratie naar Europa te verminderen maar onderstreept dat meer moet worden gedaan om irreguliere migratie – en het verlies van mensenlevens – tegen te gaan. Tevens wordt gesteld dat er meer nodig is om de diepere oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding aan te pakken. Ook verbetering van de samenwerking op terugkeer is een doelstelling die wordt benoemd in de migratieparagraaf. Juist de inzet op brede partnerschappen tussen EU landen en Afrikaanse landen biedt de mogelijkheid om al deze aspecten mee te nemen.
Deelt u de mening dat een aanpak van «more for more, less for less» effectiever is als samenwerking op het gebied van migratie voor de landen van herkomst en transit gekoppeld is aan mogelijke voor- en nadelen op andere beleidsterreinen, zoals investeringen en financiering door de EU in Afrika (p. 7)?
Het kabinet is van mening dat partnerschappen met Afrikaanse landen individueel maatwerk vergen en dus zal in elk specifiek geval moeten worden afgewogen welke (beleids-)instrumenten kunnen worden ingezet.
Deelt u de mening dat een dergelijke koppeling nu niet in de strategie zit? Zo ja, bent u bereid er bij de Europese Commissie voor te pleiten dat een dergelijke link alsnog op tafel komt bij de EU-Afrikaanse Unie top in oktober 2020?
Nee, die mening deelt het kabinet niet. De Commissiemededeling over de EU- Afrika strategie staat een dergelijke koppeling niet in de weg. De nieuwe strategie beoogt juist een veelomvattende aanpak waar de 5 partnerschappen, waaronder het partnerschap op het gebied van migratie, onderdeel van uitmaken. Op deze manier wordt migratie gekoppeld en moet per land worden bekeken wat effectief is.
Deelt u, in het kader van «more for more, less for less», de mening dat samenwerking bij legale migratie afhankelijk moet zijn van de samenwerking op het gebied van terugkeerbeleid en het tegengaan van irreguliere migratie, dit in het licht van het feit dat de Europese Commissie in de strategie schrijft dat de samenwerking tussen Europese en Afrikaanse landen bij het terugkeerbeleid en het tegengaan van irreguliere migratie beter moet, en vervolgens schrijft dat «parallel daaraan» (p. 14) er meer samengewerkt kan worden bij het faciliteren van legale migratie? Zo ja, bent u bereid er bij de Europese Commissie voor te pleiten dat een dergelijke link alsnog op tafel komt bij de EU-Afrikaanse Unie top in oktober 2020?
Deze mening deelt het kabinet ten dele. In het huidige Nederlandse reguliere migratiebeleid, dat gericht is op het aantrekken van hoogopgeleide en/of getalenteerde arbeidsmigranten, zijn het primair de werkgevers en instellingen voor hoger onderwijs die kennis-/arbeidsmigranten en studenten/onderzoekers werven uit derde landen. Zoals is aangegeven in de voortgangsbrief integrale migratieagenda9, kan vanuit het more for more-principe informatievoorziening over de bestaande mogelijkheden van arbeids- en studiemigratie gerichter worden ingezet ten behoeve van het bevorderen van terugkeer en het tegengaan van de irreguliere migratie, waardoor meer gebruik gemaakt kan worden van (bestaande) legale migratiemogelijkheden. Nederland pleit op Europees niveau reeds voor de implementatie van dit more for more/less for less principe.
Deelt u de mening dat het een gemiste kans is dat er in de strategie van de Europese Commissie niets over het in Europees verband streven naar migratiedeals met derde landen voor «veilige havens», zoals afgesproken in het regeerakkoord, staat? Zo ja, bent u bereid er bij de Europese Commissie voor te pleiten dat een dergelijke link alsnog op tafel komt bij de EU-Afrikaanse Unie top in oktober 2020?
Individuele partnerschappen met derde landen bieden wel degelijk de mogelijkheid voor de EU en haar lidstaten om migratieafspraken te maken met Afrikaanse landen als onderdeel van een bredere relatie. Op de EU-Afrika top die vooralsnog staat gepland voor oktober 2020 zal op hoofdlijnen worden gesproken over alle onderdelen van de strategie.
Onderschrijft u de recente uitspraken van de president van de Europese Investeringsbank (EIB) Werner Hoyer, waarin hij heeft gezegd dat Europa haar naïviteit zou moeten verliezen over «open procurement» in ontwikkelingsrelaties?
Het kabinet begrijpt dat EIB President Hoyer op deze wijze is geciteerd in een artikel10 maar is niet bekend met de context waarin deze uitspraak zou zijn gedaan. Het kabinet onderschrijft deze stelling in ieder geval niet. De EIB hanteert strenge eisen op het gebied van milieu en sociale duurzaamheid om de ontwikkelingsimpact te vergroten en zodoende ook een gelijk speelveld te creëren voor de aanbieders. Voor projecten waarbij een overheidsinstelling de opdrachtgever is, is de EIB verplicht Europese aanbestedingsrichtlijnen te volgen. De richtlijnen zijn gebaseerd op kernprincipes als transparantie, gelijke beoordeling van aanbiedingen, open concurrentie en goed procedureel beheer. Dit zorgt ervoor dat bij publieke aanbestedingen wordt ingezet op het maximaliseren van value-for-money, waarbij naast prijs ook de kwaliteit zwaar meeweegt. Omdat de richtlijnen ook binnen de EU gelden, zijn Europese bedrijven over het algemeen goed gepositioneerd om mee te kunnen dingen.
Kunt u aangeven wat uw beleid is om te voorkomen dat de versterking van economische infrastructuur in Afrika – direct of indirect gefinancierd met Europees geld – alleen door Chinese staatsaannemers/staatsbedrijven wordt uitgevoerd, gezien het feit dat het aandeel van Europese aannemers in de aanleg van Afrikaanse infrastructuur ieder jaar daalt terwijl het aandeel van Chinese aannemers ieder jaar stijgt?
Zoals genoemd in de beantwoording op de vragen van het lid Van Haga (destijds VVD) van 25 april 201911, hebben Chinese partijen in het algemeen geen directe toegang tot instrumenten van de Unie ter financiering van extern optreden. In het geval van indirect beheer vertrouwt de Europese Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan een organisatie wier financiële procedures positief zijn beoordeeld.12 Deze organisaties zijn vervolgens verantwoordelijk voor de organisatie van eventuele biedingsprocessen, waarop de regels en procedures van deze organisatie van toepassing zijn.13, 14 Indien deze partij een internationale en open procedure start, kunnen partijen uit alle landen meedingen mits er geen sprake is van bijvoorbeeld belangenverstrengeling of een uitzonderingsgrond van toepassing is (zoals geldende sancties). Het doel van een dergelijke open procedure is dat de aanbesteding gaat naar de partij die een kosteneffectief en kwalitatief hoogstaand voorstel heeft ingediend.
Het bijdragen aan duurzame ontwikkeling staat voor Nederland en de EU voorop. In dit kader is het wenselijk om samen te werken aan een breed pallet aan onderwerpen, zoals connectiviteit, klimaat en mensenrechten. Nederland zet, mede in EU-verband, in op een sterke en gelijkwaardige relatie met Afrikaanse landen. De EU is op dit moment de eerste partner van Afrikaanse landen op het gebied van handel, buitenlandse investeringen en ontwikkelingssamenwerking. In 2018, bedroeg handel tussen de 27 EU lidstaten en Afrika € 235 miljard, 32% van het totaal van Afrikaanse handelsstromen, waar de handel met China € 125 miljard (17% van het totaal) bedroeg. De omvang van rechtstreekse buitenlandse investeringen van EU lidstaten bedroeg in 2017 € 222 miljard, meer dan vijf keer de investeringen van China (€ 38 miljard). De EU en haar lidstaten zijn tevens de grootste donor van ontwikkelingshulp in Afrika. In 2018, bedroeg de officiële ontwikkelingshulp (ODA) van de EU en haar lidstaten aan Afrika € 19.6 miljard, 46% van het totaal.
Dient bij de financiering met OS-middelen van projecten in Afrika het principe van reciprociteit sterker te worden toegepast ten opzichte van landen als China die uitsluitend via gebonden hulp werken? Welke rol kan het vergroten van de beschikbaarheid van concessionele financiering hierin spelen?
Het kabinet is voorstander van ongebonden hulp, in lijn met afspraken in OESO-DAC verband. In het geval van ongebonden hulp worden aanbestedingen of subsidietenders niet alleen opengesteld voor bedrijven uit bepaalde landen (meestal alleen het donorland)15. Ongebonden hulp draagt niet alleen bij aan de kwaliteit en kosteneffectiviteit van hulp, maar ook aan verbeterde transparantie en verantwoording over de hulp. Nederland blijft zich daarom zowel binnen de OESO als in EU-verband inzetten voor ongebonden hulp.
Tegelijkertijd beoogt het kabinet om Nederlandse organisaties en bedrijven in te zetten bij het bereiken van ontwikkelingsdoelstellingen, zeker in die sectoren waarop zij een comparatief voordeel hebben vanwege de kennis en kunde waarover zij beschikken. Wat telt is dat er een gelijk speelveld is waar de beste uitvoerder, op prijs en kwaliteit, wint. Dit geldt voor Nederlandse bedrijven en organisaties, maar ook bijvoorbeeld voor bedrijven en organisaties uit de focusregio’s.
Nederland is geen voorstander van het gebruik van bilaterale of Europese concessionele financiering om hulp te binden. Concessionele financiering van multilaterale ontwikkelingsbanken als de Wereldbank kan wel een belangrijke rol spelen in de duurzame- en vanuit schuldenperspectief verantwoorde ontwikkeling van de armste landen. Daarom heeft het kabinet de 19e middelenaanvulling van International Development Association (IDA) – het lage-inkomenslandenloket van de Wereldbank – ondersteund, waarmee voor de periode 2020–2023 in totaal USD 82 miljard beschikbaar komt, waarvan USD 73,8 miljard concessioneel. USD 53 miljard is bestemd voor Afrika. Dit is echter geen gebonden hulp.
Het bericht dat de overheid al jaren weet van vermissingen van Vietnamese kinderen |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Overheid weet al jaren van vermissingen Vietnamese kinderen»?1
Het fenomeen van alleenstaande minderjarige vreemdelingen die met onbekende bestemming vertrekken is al langere tijd bekend binnen de migratieketen. Alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) vormen een kwetsbare groep en het is onwenselijk dat zij met onbekende bestemming vertrekken uit de opvanglocaties. Daarom zijn in het verleden reeds afspraken gemaakt over, bijvoorbeeld, de plaatsing van Vietnamese minderjarigen in de beschermde opvang. Deze afspraken zijn gemaakt om deze minderjarigen te beschermen tegen mensenhandel. Om een beter beeld te krijgen van de problematiek heeft mijn voorganger in april 2019 opdracht gegeven om twee onderzoeken te laten doen naar het vertrek met onbekende bestemming van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Deze onderzoeken zijn afgerond en ik heb uw Kamer per brief d.d. 23 maart jl. geïnformeerd over de resultaten van deze onderzoeken.3
Klopt het dat medewerkers van de beschermde opvanglocaties al in 2015 signalen afgaven die wijzen op kinderhandel en dat de rapportage van de opvang stelt dat er sprake is van een «trend»?
In de kwartaalrapportage van de Jade Zorggroep van 2015 is de opvallende instroom van Vietnamese jongens en meisjes benoemd, alsmede dat al deze jongeren met onbekende bestemming zijn vertrokken uit de opvang. Het COA ving deze jongeren op in de beschermde opvang. De beschermde opvang is geen gesloten opvang, waarmee de kans blijft bestaan dat jongeren uit deze opvang vertrekken. In de kwartaalrapportage van Jade is aangegeven dat de groep van Vietnamese kinderen zeer moeilijk te «deprogrammeren» viel in een korte tijd in de beschermde opvang. Vanzelfsprekend heeft de beschermde opvang geprobeerd, binnen de mogelijkheden die er zijn, de jongeren zo lang als mogelijk in de opvang te houden. Hierover is uw Kamer ook geïnformeerd in mijn brief d.d. 23 maart jl. 4 Daarnaast rapporteert het COA deze signalen aan het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM).
Waarom is de Kamer daar niet onmiddellijk over geïnformeerd?
In 2015 heeft de Inspectie Jeugdzorg in samenwerking met de Inspectie Justitie en Veiligheid onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de beschermde opvang. Over dit onderzoek is uw Kamer per brief van 7 maart 2016 geïnformeerd.5 In deze brief is expliciet genoemd hoeveel Vietnamese amv’s er met onbekende bestemming uit de beschermde opvang zijn vertrokken in 2015. Ook staat in de brief dat de Vietnamese amv’s in vier groepen uit de beschermde opvang zijn vertrokken en welke maatregelen medewerkers treffen om het vertrek van amv’s tegen te gaan. In de Kamerbrief over de hertoets van de kwaliteit van de beschermde opvang d.d. 6 september 2017 is uw Kamer wederom geïnformeerd over de hoeveelheid Vietnamese amv’s die met onbekende bestemming zijn vertrokken in 2016 en de eerste maanden van 2017.6 In de beantwoording op verschillende Kamervragen is uw Kamer hier de afgelopen jaren ook over geïnformeerd.7
Waarom is dit evenmin gebeurd in antwoord op de verschillende vragen die de afgelopen jaren vanuit de Kamer zijn gesteld?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom verklaarde toenmalig Staatssecretaris Harbers in antwoord op Kamervragen geen informatie te hebben «dat een smokkelnetwerk betrokken is bij de verdwijning van minderjarige Aziatische migranten»?2
Mijn voorganger heeft verklaard dat er bij de uitvoeringsorganisaties geen informatie bekend is dat een smokkelnetwerk betrokken zou zijn bij de vermissing van minderjarige Vietnamese migranten. Dit was toentertijd ook het geval.
Wel zijn er altijd sterke vermoedens geweest van mensensmokkel. Om deze reden zijn er afspraken gemaakt om Vietnamese amv’s standaard in de beschermde opvang te plaatsen.
De indicaties van mensensmokkel die worden genoemd in de artikelen van nos.nl en Argos, die waren reeds bekend bij de uitvoeringsorganisaties, onder andere bij het COA. Op grond hiervan is in het verleden meermaals strafrechtelijk onderzoek gedaan naar zowel mensenhandel als mensensmokkel. Echter op grond van enkel deze indicaties kon nog niet gesteld worden dat er sprake is van een concreet mensensmokkelnetwerk. Wel hebben inmiddels een aantal onderzoeken geleid tot losstaande veroordelingen op grond van mensensmokkel. Voor meer informatie hierover verwijs ik u naar het EMM-onderzoek over Vietnamese amv’s en mijn brief aan uw Kamer, d.d. 23 maart jl., over dit onderzoek.
Erkent u dat de Kamer niet of tenminste onvolledig is geïnformeerd?
De verklaring van mijn voorganger dat er geen indicaties waren van een mensensmokkelnetwerk was correct. Tot op heden is er geen bewijs dat er sprake is van een georganiseerd mensensmokkelnetwerk. De vermoedens en signalen van mensensmokkel zijn er echter al langere tijd. De opmerkingen in de kwartaalrapportages van Jade en Xonar zijn op zichzelf echter niet voldoende om te spreken van een strafbaar feit. Daar is eerst een strafrechtelijk onderzoek voor vereist en het is uiteindelijk aan de rechter om te beslissen of er sprake is geweest van een strafbaar feit. Inmiddels zijn er een aantal losstaande veroordelingen geweest op grond van mensensmokkel.
Waar blijft het onderzoek naar de verdwijning van Vietnamese kinderen dat afgelopen najaar gereed zou zijn?3
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel eens dat het belangrijk is dat de bestaande signalen van georganiseerde mensenhandel bij vermiste Vietnamese kinderen serieus genomen moeten worden omdat deze kinderen moeten kunnen rekenen op actieve bescherming door de overheid en dat de daders moeten worden gestopt? Zo ja, welk gevolg gaat u daaraan geven?4
Ik ben het eens met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel dat wanneer zich signalen van georganiseerde mensenhandel voordoen, deze zeer serieus genomen moeten worden. Dit geldt des te meer voor signalen die betrekking hebben op kwetsbare groepen, zoals bijvoorbeeld gestelde alleenstaande minderjarige vreemdelingen. In mijn brief aan uw Kamer omtrent de twee onderzoeken naar vertrek met onbekende bestemming van amv’s d.d. 23 maart jl. heb ik uiteengezet welke maatregelen ik in dit kader tref. In deze brief ga ik ook specifiek in op Vietnamese amv’s.
De schrijnende humanitaire situatie op de Griekse eilanden |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten over de escalerende situatie op de Griekse eilanden?1
Ja.
Bent u bereid dit zo snel mogelijk te bespreken in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) en de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van de Europese Unie?
Gezien de recente ontwikkelingen in Turkije en Griekenland heeft op woensdag 4 maart een extra JBZ-raad plaatsgevonden, waar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid met haar EU-collega’s over de situatie heeft gesproken. Tevens vond op donderdag 5 maart een informele RBZ (Gymnich) plaats in Zagreb. Op vrijdag 6 maart is dit voortgezet als een formele RBZ, waar de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn EU-collega’s heeft gesproken over de situatie in Idlib.2 Ook tijdens de JBZ-Raad van 13 maart is de situatie in Griekenland besproken, evenals de mogelijkheden voor additionele steun aan Griekenland.
Wat vindt u van deze humanitaire crisis op de Griekse eilanden en wat vindt u dat er moet gebeuren om deze humanitaire crisis aan te pakken?
De situatie op de Griekse eilanden is en blijft zorgelijk. Volgens de Europese Commissie verblijven rond de 41.500 vluchtelingen en migranten op de Griekse eilanden, terwijl de officiële opvangcapaciteit slechts 6.000 is. Dit leidt tot schrijnende situaties. In EU-verband zijn de mogelijkheden voor aanvullende steun aan Griekenland door de Staatssecretaris voor Justitie en Veiligheid met haar Europese collega’s besproken tijdens de extra JBZ-raad van 4 maart3 en de JBZ-raad van 13 maart jl. De Nederlandse inzet is de komende tijd gericht op handhaving van de EU-Turkije Verklaring. Uitgangspunt daarbij is steun voor Griekenland om de situatie het hoofd te bieden en nadruk ligt op de gezamenlijke verantwoordelijkheid van Turkije, Griekenland en de EU voor de uitvoering van de EU-Turkije Verklaring.
Nederland blijft er bilateraal en in EU-verband bij Griekenland op aandringen om structurele verbeteringen door te voeren, waaronder snellere en effectievere asielprocedures, meer terugkeer en het verbeteren van de opvangomstandigheden. Nederland biedt hierbij doorlopend steun aan Griekenland, door het leveren van expertise, hulpmiddelen en financiering.
Nederland verwelkomt het actieplan van de Commissie van 4 maart. Dit actieplan bestaat uit een door Frontex gecoördineerd terugkeerprogramma, twee ondersteunende grensbewakingsoperaties aan de zee- en landgrens en additionele financiële steun van EUR 700 miljoen. De eerste EUR 350 miljoen heeft de Commissie direct beschikbaar gesteld om grens- en migratiemanagement aan te pakken. Provisioneel wordt voor de direct beschikbare EUR 350 miljoen gekeken naar het vergroten van opvangcapaciteit, vrijwillige terugkeer en de infrastructuur die nodig is voor «screening procedures» voor gezondheid en veiligheid. Daarnaast zal het bedrag worden aangewend om het Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken (EASO) en Frontex te ondersteunen, om (vrijwillige) terugkeer te bevorderen en lopende activiteiten te continueren. De Commissie heeft op 27 maart een voorstel gedaan voor de additionele EUR 350 miljoen. 4 Hier wordt uw Kamer separaat nader over geïnformeerd. Voor de additionele EUR 350 miljoen komt de Commissie op korte termijn met voorstellen. Het kabinet zal Uw Kamer hierover informeren. Het kabinet acht het van belang dat hierbij voldoende financiële absorptiecapaciteit van Griekenland is en een effectieve en efficiënte besteding van de middelen wordt gewaarborgd. Nederland draagt tevens bij aan de steunvraag van Griekenland aan Frontex, de zgn. Rapid Border Intervention voor de landgrens.
Verder heeft Nederland, net als diverse andere EU-lidstaten, besloten om in te gaan op het recente hulpverzoek van Griekenland via het EU Civil Protection Mechanism(UCPM). Via het UCPM kunnen landen verzoeken om acute in-kind assistentie bij calamiteiten. In deze gecoördineerde actie heeft Nederland op maandag 9 maart jl. 71 generatoren, 4.300 kussens, 6 tenten en 1.900 nooddekens naar Griekenland gestuurd.
Daarnaast helpt Nederland om de meest acute humanitaire noden te verlichten, bijvoorbeeld door humanitaire organisaties in staat te stellen snel en flexibel te reageren in noodsituaties. Nederland verleent bijvoorbeeld ongeoormerkte steun aan diverse organisaties – zoals UNHCR – die een belangrijke rol spelen in de huidige humanitaire respons in Griekenland.
Ook stelt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking via het Nederlandse Rode Kruis (NRK) EUR 500.000 beschikbaar om het regionale appeal van de Internationale Federatie van Rode Kruis en Rode Halve Maan-bewegingen (IFRC) te ondersteunen. Een deel van dit IFRC-plan betreft humanitaire activiteiten in Griekenland, waaronder in en rondom de opvangfaciliteiten op de eilanden. Dit zal onder meer ingezet worden om de acute noden op het gebied van water- en sanitaire voorzieningen, gezondheidszorg en bescherming te lenigen.
Zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling van de BHOS-begroting 2020, zal er vanuit het BHOS-budget ook een beperkte bijdrage uit de non-ODA middelen beschikbaar worden gesteld voor de Griekse eilanden. In 2020 start een project in het kader van geestelijke gezondheidszorg en psychosociale steun (MHPSS) voor vluchtelingen en asielzoekers die gestrand zijn op de Griekse eilanden. Dit project zal in totaal EUR 200.000 kosten.
Wat is uw reactie op het rapport van de Europese Rekenkamer van oktober 2019 dat stevige kritiek uit op de bestedingen en uitkomsten van de programma’s van de EU om het leed van de vluchtelingen te doen verminderen? Wat zou er volgens u met spoed verbeterd moeten worden?
Naar aanleiding van het rapport van de Europese Rekenkamer (Special Report No. 24/2019) zijn er Raadsconclusies aangenomen.5 Hierin worden de conclusies van het rapport onderkend, en het belang van de speciale focus inzake asiel, relocatie en terugkeer van migranten onderstreept. De Commissie komt binnenkort met een voorstel voor een «New Pact on Migration» waarin aan deze zaken aandacht wordt besteed. De Nederlandse prioriteiten voor het toekomstig EU asiel- en migratiebeleid voor de periode van 2019–2024 zijn terug te vinden het paper «A renewed European agenda on migration».6
Wat kunt u doen om het leed te verminderen van de vluchtelingen op de Griekse eilanden?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid met uw EU-collega’s er bij de Griekse overheid op aan te dringen de meeste kwetsbare migranten/vluchtelingen zoals ouderen, alleenstaande minderjarigen en gezinnen met jonge kinderen, over te brengen naar het Griekse vaste land?
Van versnelde relocatieprocedures is momenteel geen sprake. Zoals bekend staat Nederland in principe niet positief tegenover ad hoc relocatie. Uitgangspunt blijft om structurele oplossingen door te voeren in Griekenland om de druk op de eilanden te ontlasten. Tijdens de extra JBZ-Raad van 4 maart jl. heeft de Commissie, met steun van Nederland, aandacht gevraagd voor de positie van alleenstaande minderjarigen op de eilanden. cf. motie Voordewind 32 317 nr 608.7 De situatie in Griekenland is nader besproken tijdens de JBZ-Raad van 13 maart.
Wat kan de EU/Nederland eraan doen om de asielprocedure te doen versnellen zodat de kansrijke vluchtelingen versneld kunnen worden herverdeeld over de EU?
Nederland wacht het voorstel van de Europese Commissie voor een «New Pact on Migration» waarin aan deze zaken aandacht zal worden besteed af. De voorzitter van de Europese Commissie heeft aangegeven dat deze voorstellen na Pasen zullen worden gepubliceerd.
Is Nederland bereid om een deel van de alleenstaande minderjarige kinderen met name onder de leeftijd van 14 jaar op te nemen via versnelde relocatie?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht 'Turkije zet grenzen open: Syriërs naar Europa' |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Turkije zet grenzen open: Syriërs naar Europa»?1
Ja.
Wat is uw mening over het feit dat Turkije zegt de grenzen voor Syriërs naar Europa open te zetten?
Het is zeer onwenselijk dat mensen op deze manier worden ingezet voor politieke doeleinden. Tegelijkertijd constateert het kabinet dat er op dit moment geen signalen zijn dat er grootschalige grensoverschrijdingen van Turkije richting de EU plaatshebben. De Nederlandse inzet is er de komende tijd op gericht om te zorgen voor handhaving van de EU-Turkije Verklaring. Uitgangspunt daarbij is steun voor Griekenland om de situatie het hoofd te bieden en nadruk op de gezamenlijke verantwoordelijkheid van Turkije, Griekenland en de EU ten aanzien van de EU-Turkije Verklaring.
Heeft u reeds contact gehad met uw Turkse ambtsgenoten over dit bericht en wat was de uitkomst van dat overleg?
De Voorzitter van de Europese Raad en de EU Hoge Vertegenwoordiger hebben contact gehad met de Turkse regering en zijn ook naar Turkije gereisd. De situatie in Idlib is op 9 maart jl. in Brussel besproken tussen President Erdogan en de voorzitters van de Europese Raad en Europese Commissie. Nederland steunt de inspanningen van de EU om met Turkije te spreken over de-escalatie in Syrië en een oplossing voor de situatie rond de EU-grens.
Tijdens eerdere gesprekken van de voorzitter van de Europese Raad en de voorzitter van de Europese Commissie met president Erdogan is afgesproken dat de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Çavuşoğlu en de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie Borrell de komende periode de implementatie van de EU-Turkije Verklaring nader in kaart brengen om verschillen van inzicht aan het licht te brengen voor de Europese Raad van 26 en 27 maart. In het licht van de Coronacrisis kondigde de voorzitter van de Europese Raad Michel op 17 maart jongstleden aan dat de Europese Raad zal worden uitgesteld en er in plaats daarvan een videoconferentie zal worden ingelast over COVID-19. Op dit moment heeft de Europese Commissie nog geen uitkomsten van de besprekingen tussen de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Çavuşoğlu en Hoge Vertegenwoordiger Borrell gedeeld. Het kabinet wacht de uitkomst van deze gesprekken tussen Turkije en de EU af.
Welke mogelijkheden ziet u om, al dan niet in Europees verband, diplomatiek bij te dragen aan een «staakt-het-vuren» in Idlib om een nieuwe humanitaire ramp voor honderdduizenden vluchtelingen te voorkomen?
De Turkse president Erdogan en de Russische president Poetin deelden op 5 maart jl. een verklaring waarin zij stelden een beperkt staakt het vuren voor het front rond Idlib overeen te zijn gekomen. Daarnaast sprak de verklaring het voornemen uit om een veiligheidscorridor rond de M4-snelweg ten zuiden van Idlib-stad te creëren en gezamenlijke patrouilles uit te voeren. Het is onzeker of deze afspraken tot een duurzame afname van geweld zullen leiden en tot ongehinderde humanitaire toegang.
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 6 maart heeft Nederland gezegd dat naar manieren moet worden gezocht om de bombardementen op Idlib te beëindigen om het humanitaire leed te stoppen. Ook heeft Nederland opgebracht dat de verantwoordelijken voor het humanitaire leed ter verantwoording moeten worden geroepen. In die context heeft Nederland gesuggereerd dat een no-fly zone voor Assad’s luchtmacht een effectief instrument zou kunnen zijn, bij voorkeur via een VN Veiligheidsraadsmandaat. In de conclusie is daarom opgenomen een expliciete oproep aan alle partijen om de bescherming te garanderen voor de burgerbevolking tegen aanvallen vanuit de lucht.
Deelt u de mening dat gezien de naderende afloop van de Europese hulp voor Syrische vluchtelingen in Turkije er nieuwe afspraken moeten komen? Zo ja, aan welke voorwaarden moeten volgens u dergelijke afspraken voldoen? Zo nee, waarom niet?
De EU-Turkije Verklaring is een effectief middel in het tegengaan van irreguliere migratie. Zowel de EU als Turkije heeft baat bij een effectieve uitvoering van deze afspraken en de partijen hebben een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid hiertoe. Turkije levert met opvang van bijna vier miljoen vluchtelingen een grote inspanning, en wordt hier terecht in ondersteund. Op dit moment staat de uitvoering onder druk. De EU is in gesprek met de Turkse overheid, waarbij zorgpunten van beide kanten worden besproken om uiteindelijk tot een oplossing te komen. De-escalatie aan de Grieks-Turkse grens is daarvoor cruciaal.
Ook Nederland staat, indien Turkije de EU-Turkije Verklaring naleeft, open voor een gesprek over de toekomstige steun die Turkije nodig heeft om op een waardige manier opvang te kunnen blijven bieden aan vluchtelingen. Een eventueel voorstel hiertoe zal Nederland beoordelen op de mate waarin het in verhouding staat tot de specifieke behoeftes van de vluchtelingengemeenschap die in Turkije wordt opgevangen.
Voor wat betreft eventuele aanvullende financiële steun is de Nederlandse inzet dat dit soort uitgaven uit de EU-begroting moeten worden gefinancierd, waarbij overbruggingsfinanciering uit de huidige EU-begroting kan komen en verdere steun uit het volgende MFK, passend bij de Nederlandse inzet daarvoor.
Bent u gezien de toenemende druk op de overvolle opvangkampen op de Griekse eilanden van plan om in Europees verband te zoeken naar een oplossing? Zo ja, wat gaat u doen om de mensonterende omstandigheden te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
De situatie op de Griekse eilanden is en blijft zorgelijk. Volgens de Europese Commissie verblijven circa 41.500 vluchtelingen en migranten op de Griekse eilanden, terwijl de officiële opvangcapaciteit slechts 6.000 is. Dit leidt tot schrijnende situaties. In EU-verband zijn de mogelijkheden voor aanvullende steun aan Griekenland door de Staatssecretaris voor Justitie en Veiligheid met haar Europese collega’s besproken tijdens de extra JBZ-raad van 4 maart en de JBZ-raad van 13 maart jl.2 De Nederlandse inzet is de komende tijd gericht op handhaving van de EU-Turkije Verklaring. Uitgangspunt daarbij is steun voor Griekenland om de situatie het hoofd te bieden en nadruk op de gezamenlijke verantwoordelijkheid van Turkije, Griekenland en de EU voor de uitvoering van de EU-Turkije Verklaring.
Nederland blijft er bilateraal en in EU-verband bij Griekenland op aandringen om structurele verbeteringen door te voeren, waaronder snellere en effectievere asielprocedures, meer terugkeer en het verbeteren van de opvangomstandigheden. Nederland biedt hierbij doorlopend steun aan Griekenland door het leveren van expertise, hulpmiddelen en financiering.
Nederland verwelkomt het actieplan van de Commissie van 4 maart jongstleden. Dit actieplan bestaat uit een door Frontex gecoördineerd terugkeerprogramma, twee ondersteunende grensbewakingsoperaties aan de zee- en landgrens en additionele financiële steun van EUR 700 miljoen. De eerste EUR 350 miljoen heeft de Commissie direct beschikbaar gesteld om grens- en migratiemanagement aan te pakken. Provisioneel wordt voor de direct beschikbare EUR 350 miljoen gekeken naar het vergroten van opvangcapaciteit, vrijwillige terugkeer en de infrastructuur die nodig is voor «screening procedures» voor gezondheid en veiligheid. Daarnaast zal het bedrag worden aangewend om het Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken (EASO) en Frontex te ondersteunen, om (vrijwillige) terugkeer te bevorderen en lopende activiteiten te continueren. De Commissie heeft op 27 maart een voorstel gedaan voor de additionele EUR 350 miljoen.3 Hier wordt uw Kamer separaat nader over geïnformeerd Het kabinet acht het van belang dat hierbij voldoende financiële absorptiecapaciteit van Griekenland en een effectieve en efficiënte besteding van de middelen wordt gewaarborgd. Nederland draagt tevens bij aan de steunvraag van Griekenland aan Frontex, de zgn. Rapid Border Intervention voor de landgrens.
Verder heeft Nederland, net als diverse andere EU-lidstaten, besloten om in te gaan op het recente hulpverzoek van Griekenland via het EU Civil Protection Mechanism(UCPM). Via het UCPM kunnen landen verzoeken om acute in-kind assistentie bij calamiteiten. In deze gecoördineerde actie heeft Nederland op maandag 9 maart jl. 71 generatoren, 4.300 kussens, 6 tenten en 1.900 nooddekens naar Griekenland gestuurd.
Daarnaast helpt Nederland om de meest acute humanitaire noden te verlichten, bijvoorbeeld door humanitaire organisaties in staat te stellen snel en flexibel te reageren in noodsituaties. Nederland verleent ongeoormerkte steun aan diverse organisaties – zoals UNHCR – die een belangrijke rol spelen in de huidige humanitaire respons in Griekenland.
Ook stelt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking via het Nederlandse Rode Kruis (NRK) EUR 500.000 beschikbaar om het regionale appeal van de Internationale Federatie van Rode Kruis en Rode Halve Maan-bewegingen (IFRC) te ondersteunen. Een deel van dit IFRC-plan betreft humanitaire activiteiten in Griekenland, waaronder in en rondom de opvangfaciliteiten op de eilanden. Dit zal onder meer ingezet worden om de acute noden op het gebied van water- en sanitaire voorzieningen, gezondheidszorg en bescherming te lenigen.
Zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling van de BHOS-begroting 2020, zal er vanuit het BHOS-budget ook een beperkte bijdrage uit de non-ODA middelen beschikbaar worden gesteld voor de Griekse eilanden. In 2020 start een project in het kader van geestelijke gezondheidszorg en psychosociale steun (MHPSS) voor vluchtelingen en asielzoekers die gestrand zijn op de Griekse eilanden. Dit project zal in totaal EUR 200.000 kosten.
In hoeverre is Europa en Nederland in het bijzonder voorbereid op de komst van grote groepen Syrische vluchtelingen?
Nederland zet zich doorlopend in nationaal, Europees en internationaal verband in om grip te hebben op migratie en trekt daarbij lessen uit de verhoogde asielinstroom in 2015/2016. Dit betekent concreet het beheersbaar maken van migratiestromen, voorbereidingen treffen voor fluctuerende migratiestromen en voorkomen van illegale migratie, conform de integrale migratieagenda.4 Over de voortgang van de integrale migratie-agenda is uw Kamer recentelijk geïnformeerd.5
In EU-verband wacht Nederland momenteel op het voorstel van de Europese Commissie voor een «New Pact on Migration» over het toekomstig Europees asiel- en migratiebeleid. De voorzitter van de Europese Commissie heeft aangegeven dat deze voorstellen na Pasen zullen worden gepubliceerd. De Nederlandse prioriteiten voor het toekomstig Europees asiel- en migratiebeleid voor de periode van 2019–2024 zijn terug te vinden het paper «A renewed European agenda on migration».6
Zoals reeds aangegeven, constateert het kabinet dat er op dit moment geen signalen zijn dat er grootschalige grensoverschrijdingen van Syrische vluchtelingen van Turkije richting de EU plaatshebben.
Het bericht dat van 2,3 miljoen migranten onbekend is waar zij zich bevinden |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Van 2,3 miljoen migranten met bsn weet Nederland niet waar ze zijn»?1
De 2,3 miljoen personen waar Trouw over bericht zijn personen die als niet-ingezetenen in de Basisregistratie Personen (BRP)2 staan geregistreerd en die nooit of slechts kort in Nederland verbleven (of op dit moment voor korte duur verblijven). Onder de 2,3 miljoen personen bevinden zich inderdaad arbeidsmigranten die tijdelijk in Nederland verblijven of verbleven. Echter, er bevinden zich onder de 2,3 miljoen ook personen die nooit in Nederland verbleven en om een andere reden zijn geregistreerd in de BRP (en een burgerservicenummer hebben). Dit zijn bijvoorbeeld grensarbeiders die in Duitsland wonen en in Nederland werken, maar ook personen die in het buitenland voor een Nederlands bedrijf werken en daarom in Nederland belasting moeten betalen.
De 2,3 miljoen personen zijn dus niet alleen arbeidsmigranten die tijdelijk in Nederland werken of werkten. Dit laat onverlet dat het niet vindbaar zijn van arbeidsmigranten tot knelpunten kan leiden voor uitvoeringsorganisaties en gemeenten. Op basis van louter gegevens uit de BRP is niet vast te stellen of deze personen in Nederland verblijven of verbleven. Niet-ingezetenen wonen formeel in het buitenland en in de BRP wordt dan ook een buitenlands woonadres geregistreerd. Om vast te stellen of een persoon een in Nederland verblijvende migrant is, zijn naast de gegevens uit de BRP andere gegevens nodig. Zoals in de brief aan uw Kamer van 20 december 20193 over de integrale aanpak misstanden arbeidsmigranten is gemeld, wordt door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) gewerkt aan een ontwikkelagenda voor het vernieuwen en verbeteren van het BRP-stelsel. Daarbij wordt ook bekeken welke verbeteringen in de registratie van (EU)-arbeidsmigranten mogelijk zijn.
Is het juist dat u van 2,3 miljoen migranten met een burgerservicenummer geen idee heeft waar ze zich bevinden en dat u zelfs niet weet of deze mensen het land hebben verlaten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het eens met Hoogleraar Mensenhandel en Globalisering Conny Rijken dat «we een onzichtbare groep hebben gecreëerd die kwetsbaar is voor verschillende vormen van fraude en uitbuiting»?
Een arbeidsmigrant die (naar verwachting) langer dan vier maanden (binnen zes maanden) in Nederland komt werken en woont, dient zich (net als iedere andere persoon) bij de gemeente waar hij woont als ingezetene in de BRP in te laten schrijven. Dit gebeurt bewust of onbewust niet in alle gevallen. Hierdoor ontstaat een kwetsbare groep omdat deze personen voor onder meer de Inspectie SZW niet vindbaar zijn als zich misstanden voordoen.
Erkent u dat autoriteiten, zoals de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), moeilijk kunnen controleren of migranten uitgebuit worden, in de criminaliteit belanden of fatsoenlijk gehuisvest worden, aangezien arbeidsmigranten geen adres hoeven op te geven als zij zich inschrijven als tijdelijk arbeidskracht?
Het niet kunnen beschikken over contactgegevens of het verblijfadres in Nederland van de arbeidsmigrant die als niet-ingezetene is ingeschreven in de BRP en een melding indient in verband met overtreding van de Arbeidstijdenwet, de Wet Minimumloon of uitbuiting, vormt een probleem. De Inspectie SZW kan in dat geval een klacht en/of melding niet goed onderzoeken. De Inspectie wil graag rechtstreeks in contact treden met betrokkene en niet via de werkgever. Het niet kunnen beschikken over contactgegevens van een arbeidsmigrant belemmert de Inspectie dus in haar taakuitvoering, zowel bij toezicht als opsporing. Dit is onwenselijk.
Bent u het met de Inspectie SZW eens dat er sprake is van een «onwerkbare situatie» omdat uitzendkrachten -door het ontbreken van adresgegevens- alleen via de uitzendbureaus te benaderen zijn, waardoor deze bureaus de verklaring van de uitzendkrachten kunnen beïnvloeden?
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat malafide uitzendbureaus daarmee in de kaart worden gespeeld?
Malafide uitzendbureaus kunnen inderdaad misbruik maken van het niet vindbaar zijn van arbeidsmigranten. Dit is uiteraard ongewenst. Er zijn echter ook veel bonafide uitzendbureaus, brancheorganisaties en gemeenten die graag meedenken met de Minister van BZK en mij over hoe de registratie van arbeidsmigranten beter kan, zoals ik ook in mijn brief van 20 december 2019 over de integrale aanpak misstanden arbeidsmigranten heb aangegeven.
Wat vindt u ervan dat medewerkers van de loketten Registratie niet-ingezetenen (RNI) zich zorgen maken dat ze uitbuiting faciliteren door een bsn te verstrekken aan mensen van wie geen woonadres bekend is?
De Minister van BZK is verantwoordelijke voor de registratie van niet-ingezetenen. Hij neemt het signaal serieus en heeft de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens gevraagd hieraan aandacht te besteden bij de instructie en ondersteuning van de medewerkers van de loketten. De medewerkers volgen al verplichte trainingen, zo is er een opleiding om in de praktijk signalen van mensenhandel te herkennen en wordt veel aandacht besteed aan het herkennen van identiteitsfraude.
Is het juist dat de adressen van tijdelijke arbeidsmigranten wel degelijk bekend zijn, namelijk in de polisadministratie van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)?
De Polisadministratie is bedoeld voor (het delen van) gegevens over inkomstenverhoudingen (o.a. arbeid, uitkering). Werkgevers zijn verplicht om in de loonaangifte een buitenlands of binnenlands adres aan te leveren die door de werknemer wordt opgegeven. Er rust geen verplichting op de werkgever om dit te controleren.
Waarom zorgt u er niet voor dat deze informatie op een werkbare manier wordt ontsloten, conform de aangenomen motie Jasper van Dijk over voor adresregistratie overgaan op de Basisregistratie Personen (BRP)?2
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het bijhouden, de kwaliteit en de actualiteit van de BRP voor wat betreft gegevens over hun inwoners en het doen van onderzoek naar de juistheid van die gegevens. Betrokkenen kunnen in praktijk natuurlijk elders wonen of verblijven dan op het adres dat is geregistreerd in de BRP. Daarom is een kwaliteitsregime ingericht op de BRP waar gemeenten en bestuursorganen samenwerken om de gegevens actueel te houden. In artikel 2.34, eerste lid van de Wet Basisregistraties Personen (Wet BRP) is geregeld dat bestuursorganen, zoals de Belastingdienst, UWV en SVB, een terugmelding moeten doen aan de desbetreffende gemeente als er gerede twijfel bestaat over de juistheid van een adresgegeven. De desbetreffende gemeente kan na een terugmelding over de eventuele onjuistheid van een adresgegeven een adresonderzoek doen.
UWV neemt deel aan de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA). Voor het doen van terugmeldingen heeft het UWV een verwonderloket ingericht dat adresgegevens doorgeleidt naar de centrale terugmeldvoorziening van gemeenten. Daarnaast voert UWV binnen LAA een pilot uit met gemeenten waarin onderzoek wordt gedaan naar adressen van WW-gerechtigden, die langdurig als niet-ingezetene in de BRP zijn geregistreerd.
Deelt u de mening dat alle relevante overheidsinstanties voor de uitvoering van hun taken inzicht moeten krijgen in het adres van arbeidsmigranten? Zo ja, waarom draagt u het UWV en de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens niet op ervoor te zorgen dat alle ontbrekende adressen van mensen uit de RNI-populatie die wel voorkomen in de loonaangifte, terechtkomen in de BRP?
In de brief van 20 december 2019 over de integrale aanpak misstanden arbeidsmigranten is de aanpak van het kabinet met betrekking tot de knelpunten in de registratie van arbeidsmigranten beschreven. Het Ministerie van BZK (waaronder de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens valt) werkt daarbij samen met onder andere UWV, maar ook met andere betrokken overheidsorganisaties, waaronder alle gemeenten. Op dit moment wordt door de ministeries van BZK en SZW samengewerkt aan een plan van aanpak om beter zicht te krijgen op verblijf van arbeidsmigranten. Over die aanpak zal de Tweede Kamer later dit jaar worden geïnformeerd.
Wat zijn de consequenties wanneer een werkgever in de loonaangifte een onjuist adres opgeeft? Hoe vaak is reeds een sanctie opgelegd?
De werkgever is verplicht om in de loonaangifte een buitenlands of binnenlands adres aan te leveren die door de werknemer wordt opgegeven. Er rust echter geen verplichting op de werkgeverom dit te controleren.
Bent u bereid arbeidsmigranten vanaf dag één te registreren op een manier waardoor de Inspectie SZW en de gemeente eenvoudig kunnen nagaan waar de arbeidsmigrant zich bevindt, zoals voorgesteld door SP en ChristenUnie in het Actieplan Arbeidsmigratie?3
In de brief van 20 december 2019 over de integrale aanpak misstanden arbeidsmigranten zijn een aantal maatregelen opgenomen om de registratie van arbeidsmigranten te verbeteren. Met de Minister van BZK bekijk ik, gelet op de knelpunten, naar aanvullende oplossingen. Hierover informeren ik en de Minister uw Kamer zo spoedig mogelijk.
zijn» (https://www.trouw.nl/binnenland/van-2–3-miljoen-migranten-met-bsn-weet-nederland-niet-waar-zezijn~b457e1da/)
Het bericht ‘Nederland op slot voor vluchteling per vliegtuig’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederland op slot voor vluchteling per vliegtuig»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de conclusie van de Adviescommissie Vreemdelingenzaken (ACVZ) dat het voor asielzoekers praktisch onmogelijk is geworden om per vliegtuig de Europese Unie te bereiken?
Naar mijn mening is het een misvatting dat vreemdelingen gefaciliteerd dienen te worden in een reis naar Nederland, of een ander Europees land naar keuze, zonder dat aan de voorwaarden is voldaan die door de Europese regelgeving aan de toegang zijn gesteld. Overigens arriveren nog altijd vreemdelingen op Schiphol die vervolgens om bescherming vragen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de cijfers van de Rapportage Vreemdelingenketen die ik periodiek met u deel.
Het vluchtelingenrecht zoals dat internationaal wordt geaccepteerd gaat uit van bescherming tegen een gevaar voor vervolging van personen die zich in de rechtsmacht van de Nederlandse overheid bevinden, niet van een verplichting om doormigratie mogelijk te maken. Het gaat te ver om Nederland verantwoordelijk te houden voor bescherming tegen eventuele mensenrechtenschendingen begaan in landen van herkomst of een ander land, in de situatie dat de betrokken vreemdeling niet in Nederland verblijft en hier te lande geen aanvraag om internationale bescherming heeft ingediend. Een dergelijke uitleg zou de scope van de beschermingsaanvragen bovendien dusdanig uitbreiden dat het systeem onwerkbaar zou worden.
Dat volgt evenmin uit het Europese recht, zoals het Europese gerechtshof in haar uitspraak van 21 april 2017 (C-638/16 PPU) ten aanzien van het visumbeleid ook heeft verduidelijkt. Met het beleid zoals dat door de ACVZ is aangehaald, is slechts beoogd luchtvaartmaatschappijen een ingang te geven om in bijzondere situaties overleg te voeren omtrent hun verantwoordelijkheid voor het vervoeren van personen die niet voldoen aan de voorwaarden. In andere gevallen is er het instrument van de hervestiging. Daarbuiten is er geen aanleiding om doormigratie naar Nederland te faciliteren.
Hoe verhoudt zich dit, volgens u, tot zowel het voornemen van zowel de Europese Unie (EU) als van Nederland om zich in te spannen voor het verminderen van irreguliere migratieroutes en het bevorderen van legale migratieroutes?
Vervoerders zoals luchtvaartmaatschappijen zijn conform internationale en EU wetgeving verplicht er voor te zorgen dat zij goed gedocumenteerde reizigers vervoeren naar het Schengengebied (vervoerdersverplichting). Wanneer zij niet of onvolledig gedocumenteerde passagiers vervoeren (bijvoorbeeld zonder visum), kan dit consequenties hebben, zoals het opleggen van een boete door het OM en de verplichting de vreemdeling terug te vervoeren. De kosten van vervoer en verblijf kunnen daarnaast op vervoerders verhaald worden.
Klopt het dat niet wordt geregistreerd hoeveel passagiers jaarlijks worden geweigerd en op grond waarvan? Zo nee, hoeveel mensen zijn er de afgelopen jaren geweigerd op vluchten naar Nederland zonder (duidelijke) opgaaf van reden? Zo ja, lijkt u het een goed idee om dit te gaan registeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Een luchtvaartmaatschappij kan een passagier vanwege uiteenlopende redenen weigeren. Als vervoerder neemt een luchtvaartmaatschappij hier zelf een besluit over. Het klopt dat niet wordt bijgehouden hoeveel passagiers jaarlijks worden geweigerd op vluchten naar Nederland door de luchtvaartmaatschappijen. In de rapportage Vreemdelingenketen (RVK) die de Kamer periodiek informeert is wel een overzicht van het aantal personen opgenomen dat aan de grens wordt geweigerd.
Klopt het dat nauwelijks van de mogelijkheid gebruik wordt gemaakt om de immigratie- en naturalisatiedienst (IND) te consulteren over een zaak, indien een reiziger aangeeft gevaar te lopen? Zo ja, kunt u dit verklaren? Hoe beoordeelt u dit?
De IND is niet bekend met consultatie op omvangrijke schaal in dit soort gevallen. Overigens zullen passagiers die asiel willen aanvragen in een herkomstland, doorgaans naar UNHCR verwezen worden.
Wat vindt u van het idee om luchtvaartmaatschappijen te verplichten een zaak aan de IND voor te leggen, indien een reiziger aangeeft gevaar te lopen?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2.
Welke rol spelen luchtvaartmaatschappijen bij de beslissing om een vreemdeling naar een bepaald (derde of herkomst) land wel of niet uit te zetten? Heeft u de indruk dat luchtvaartmaatschappijen op dit vlak ook terughoudend opereren gelet op de mogelijke consequenties? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Acht u dit wenselijk? Zo ja, waarom?
In zijn algemeenheid is er een goede samenwerking met de luchtvaartmaatschappijen waarmee vreemdelingen gedwongen terugkeren. Uitgangspunt is dat luchtvaartmaatschappijen medewerking verlenen aan terugkeer, ook als het gaat om vreemdelingen die niet door de betreffende luchtvaartmaatschappij naar Nederland zijn vervoerd. Daarin wordt in zijn algemeenheid geen terughoudendheid ervaren.
Bent u bereid een uitgebreide reactie te geven op het rapport van de ACVZ, en hierbij ook in te gaan op de werkwijze van luchtvaartmaatschappijen bij uitzettingen vanuit Nederland naar derde landen en herkomstlanden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunt u die reactie aan de kamer zenden?
Een beleidsreactie zal worden gegeven nadat alle deelrapporten van de ACVZ zijn afgerond.
Het rapport van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (CKM) aangaande criminele uitbuiting onder Nederlandse scholieren |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Michel Rog (CDA), Anne Kuik (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (CKM) welke op 22 februari jl. is gepubliceerd? Heeft u kennisgenomen van een tweetal gerelateerde artikelen?1
Ja.
Deelt u de zorgen van het merendeel van de middelbare scholen en mbo-instellingen over de toenemende drugsgerelateerde criminele uitbuiting onder Nederlandse scholieren? Op welke wijze bent u mede naar aanleiding van de twee recent aangenomen moties over dit thema hiermee aan de slag gegaan?2
Ja die zorgen deel ik. U verwijst naar de motie d.d. 19 december 2019 van het lid Kuik c.s. waarin u de regering verzoekt om in overleg met de VNG, de MBO-raad, de Vereniging Hogescholen en de VSNU tot heldere protocollen te komen met als doel het ronselen van jeugdigen op scholen door drugscriminelen aan te pakken. In de motie van het lid Kuik d.d. 28 januari 2020 verzoekt u de regering weerbaarheidslessen over drugs en ondermijning onderdeel te laten zijn van de strategie om het ronselen van jongeren te voorkomen.
Zoals het CKM ook concludeert, beschikken scholen over protocollen die voorschrijven hoe met kinderen die te maken krijgen met criminele uitbuiting om te gaan. Met de onderwijsraden blijf ik in gesprek over de toereikendheid van de beschikbare protocollen en over een effectieve aanpak van criminele uitbuiting op onze scholen. De moeilijkheid zit in het signaleren van de problematiek. Hiertoe is eind 2019 het instrument «Niet pluis – intervisietool» van de stichting School en Veiligheid opgeleverd. Het Niet-pluisinstrument kan houvast bieden bij het gesprek over een niet-pluisgevoel over een leerling die zorgwekkend gedrag vertoont. Het is geen diagnostisch model, maar een intervisietool. Het doel is om door uitwisseling van informatie en door het spiegelen van observaties en interpretaties, puzzelstukjes bij elkaar te leggen en het beeld van een jongere completer te maken. Daarmee kan een eventuele verdere onderzoeks- of zorgvraag scherper geformuleerd worden. Afhankelijk van de organisatie in een school kan het Niet-pluisinstrument worden ingezet tussen mentoren onderling, bij een leerlingbespreking of bij een bijeenkomst van het zorgteam, of de voorbereiding daarop.
Het zorgwekkende gedrag kan op basis van de tool een beeld opleveren wat zou kunnen wijzen op zorgen over radicalisering, criminalisering, drugs- en wapenbezit (al dan niet met een ondermijnend karakter), maar ook suïcide gedachten, depressie, obesitas, anorexia, mishandeling, etc. Afhankelijk van de uitkomst worden zo nodig vervolgstappen in gang gezet.
In het kader van het Breed Offensief Tegen Ondermijnende Criminaliteit zet de Minister van Justitie en Veiligheid daarnaast, samen met de ministers van OCW, VWS, SZW en BZK in op preventie van ondermijning (brief d.d. 18 oktober 2019, Contouren breed offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit, Kamerstuk 29 911, nr. 254). De preventieve aanpak is specifiek gericht op jongeren en jongvolwassenen om te voorkomen dat zij in de criminele wereld terecht komen, (verder) afglijden in de criminaliteit en ongewenste stappen nemen op de weg naar ondermijning. Maatregelen die in dit kader door gemeenten en scholen genomen kunnen worden zien onder meer op het weerbaarder maken van jongeren en het bieden van perspectief, met behulp van o.a. gedragsinterventies. Tenslotte worden ook bewustwordingsprogramma’s als #leerlingalert en #studentalert op middelbare scholen, ROC’s en in MBO’s uitgevoerd. Dit zijn programma’s met als doel te voorkomen dat jongeren een stap zetten in de criminele wereld.
Verder staat op de site van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) een mooi voorbeeld van een protocol voor scholen hoe om te gaan met alcohol en drugsgebruik en de regels die ze hiervoor op kunnen stellen. Ook staat op deze site een uitgebreide checklist «Invoering controle op wapenbezit binnen scholen».
Herkent u ook dat angst voor imagoschade een rol kan spelen in de openhartigheid van scholen om hierover het gesprek aan te gaan en hierover een open aanpak te hanteren? Zo ja, bent u ook van mening dat dit niet bijdraagt aan een effectieve aanpak?
Scholen in voortgezet onderwijs zijn verplicht zorg te dragen voor de fysieke en sociale veiligheid van leerlingen op basis van de onderwijswetten. Het is daarom belangrijk dat de scholen openhartig het gesprek voeren over criminele uitbuiting en dat zij met professionele organisaties tot een integrale aanpak komen. Scholen kunnen dit niet alleen, om dit effectief aan te pakken hebben zij de jeugd- en veiligheidspartners hard nodig. De gemeente speelt hierbij uiteraard een essentiële rol, aangezien zij de enige zijn die deze partijen met elkaar kan verbinden. De problemen die in de maatschappij voorkomen komen eenmaal ook de school binnen.
Een eventuele terughoudendheid in openhartigheid heeft over het algemeen minder te maken met angst voor imagoschade als wel met de zorgplicht, de privacywetgeving én de pedagogische rol die de school heeft jegens haar leerlingen. Scholen voelen zich zeer verantwoordelijk voor hun leerlingen en zien de vertrouwensrelatie met hun leerlingen als een belangrijk instrument om de fysieke en sociale veiligheid te versterken.
Wat is uw visie op het punt dat deskundigen eerder al bij RTL Nieuws hebben aangegeven dat door de normalisatie van drugs de drempel voor jongeren om zich te laten overhalen door drugscriminelen lager is? Deelt u de mening dat normalisatie van drugs moet worden teruggedrongen?3
Ja. Het tegengaan van normalisering van drugsgebruik maakt deel uit van het Breed Offensief Tegen Ondermijnende Criminaliteit, waarover de Minister van JenV uw Kamer per brieven van 18 oktober 2019 (Kamerstuk 29 911, nr. 254) en 4 november 2019 (Kamerstuk 29 911, nr. 256) heeft geïnformeerd. De Minister van JenV deelt de verantwoordelijkheid voor het terugdringen van normalisering van drugsgebruik met de Staatssecretaris van VWS, die uw Kamer per brief van 16 december 2019 (Kamerstuk 24 077, nr. 456) heeft geïnformeerd over een aantal maatregelen die vanuit het volksgezondheidsdomein worden genomen. Normalisering van drugsgebruik is echter niet alleen zorgelijk uit het oogpunt van volksgezondheid. Gebruikers van verboden drugs dragen bij aan het in stand houden van criminaliteit die niets en niemand ontziet. Het is van belang dat gebruikers zich ook bewust worden van deze consequenties van hun keuze om verboden drugs te gebruiken. Met de Staatssecretaris verkent de Minister van JenV de mogelijkheden om het gebruik van verboden drugs te verminderen, aanvullend op de preventieve maatregelen die de Staatssecretaris van VWS heeft aangekondigd om normalisering van drugsgebruik tegen te gaan (TK 24 077, nr. 426). Daarnaast ondersteunen de Staatssecretaris van VWS en de Minister van JenV lokale initiatieven zoals het project «Drugs, wat doet dat met jou?», waarin 38 Brabantse gemeenten samenwerken. In gesprekken met burgemeesters vraagt de Minister van JenV regelmatig aandacht voor de wijze waarop zij aan het tegengaan van de normalisering van drugs kunnen bijdragen. Ook brengt de Minister van JenV in kaart welke voorwaarden gemeenten hanteren bij het verstrekken van evenementenvergunningen. Hierdoor ontstaat meer zicht op de wijze(n) waarop de evenementenvergunning effectiever zou kunnen worden ingezet.
Deelt u de zorgen van het CKM dat de kabinetsaanpak op het gebied van mensenhandel en drugsbestrijding en ondermijning nog onvoldoende op elkaar aansluiten? Zo ja, op welke wijze werkt u aan een integrale aanpak? Zo nee, in hoeverre kunnen we nu al spreken over een integrale aanpak van criminele uitbuiting onder Nederlandse scholieren?
Criminele uitbuiting is het dwingen van iemand tot het plegen van strafbare feiten. De aanpak van criminele uitbuiting maakt onderdeel uit van het programma Samen tegen Mensenhandel. Het betreft een interdepartementaal programma waaraan naast het Ministerie van Justitie en Veiligheid, ook de ministeries van Buitenlandse Zaken, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport een bijdrage leveren. Het programma wordt bovendien in samenspraak met alle relevante stakeholders vormgegeven.
Iemand die op het eerste gezicht een dader van een strafbaar feit lijkt te zijn, kan bij nader inzien een slachtoffer van criminele uitbuiting zijn. Het is daarom belangrijk om bij de aanpak van, met name jonge, daders oog te blijven houden voor de mogelijke dwang die aan het strafbaar handelen ten grondslag ligt. Criminele uitbuiting kan raken aan verschillende vormen van criminaliteit, waaronder ook drugsgerelateerde criminaliteit. Om die reden zal binnen mijn departement nader vorm worden gegeven aan de samenwerking tussen het programma Samen tegen Mensenhandel en het Brede Offensief tegen Ondermijnende Criminaliteit. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan het gebruiken van tools die voor beide aanpakken kunnen worden ingezet, gezamenlijk onderzoek en vormen van hulpverlening.
In de beantwoording van vraag 2 verwees ik al naar de preventieve aanpak in het Breed Offensief Tegen Ondermijnende Criminaliteit. Deze aanpak is integraal in die zin dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid in dit kader samenwerkt met de ministeries van OCW, VWS, SZW en BZK. Maar ook omdat de aanpak op lokaal niveau het veiligheidsdomein met het sociale domein moet verbinden.
Kunt u aangeven hoeveel verdachten van mensenhandel de afgelopen vier jaar zijn vervolgd onder artikel 273f Sr vanwege drugsgerelateerde criminele uitbuiting onder Nederlandse scholieren?
Het OM registreert jaarlijks het aantal verdenkingen op grond van artikel 273f Sr. Het OM registreert niet in hoeveel van deze gevallen het gaat om drugsgerelateerde uitbuiting, en ook niet of dat gebeurt onder scholieren.
Doordat er geen registratie plaatsvindt binnen de mensenhandel verdenkingen (273f Wetboek van Strafrecht) of een delict wel of niet drugs(gerelateerd) is, kan er ook geen nadere splitsing gemaakt worden in de afdoeningen.
Kunt u aangeven in hoeverre deze strafzaken leiden tot een veroordeling, dan wel een sepot? Kunt u aangeven wat hierbij de gemiddelde strafmaat is? Heeft u een beeld van de dadergroep die deze jongeren ronselt? In hoeverre is hier sprake van geraffineerde criminele organisaties?
Het is voor de Rechtspraak niet mogelijk om in kaart te brengen hoeveel zaken om criminele uitbuiting van Nederlandse scholieren gaan omdat er geen gegevens van slachtoffers worden geregistreerd. Ook kan er uit de cijfers van de Raad niet worden geduid in welke context mensenhandel is gepleegd. Er kan slechts gedifferentieerd worden op wetsartikel, in dit geval art. 273f Wetsboek van Strafrecht. Daaronder valt een grote hoeveelheid van verschillende soorten strafbare gedragingen.
Zie ook het antwoord op vraag 6 over de beschikbare data bij het OM.
Kunt u aangeven in hoeverre slachtoffers van criminele uitbuiting onder Nederlandse scholieren aanspraak kunnen maken op bescherming en het daaraan gerelateerde non-punishment-beginsel? Kunt u garanderen dat deze slachtoffers daadwerkelijk als zodanig worden behandeld? Kunt u tevens aangeven hoeveel van deze slachtoffers in de afgelopen vier jaar hier met succes aanspraak op hebben gemaakt?
Het non-punishment beginsel houdt in dat een persoon die een criminele handeling heeft verricht, hiervoor niet veroordeeld mag worden, indien hij of zij hiertoe gedwongen is. Dit beginsel is op alle slachtoffers van mensenhandel van toepassing en dus ook op de specifieke groep die in deze vraag aangehaald wordt.
Partners in de strafrechtketen zijn bekend met dit principe en er is aandacht om op deze wijze hiermee om te gaan. Het is lastig te garanderen dat deze groep slachtoffers daadwerkelijk behandeld zal worden volgens het non-punishment beginsel. Er wordt per geval een afweging gemaakt op basis van de feiten en omstandigheden. Er vindt bij het OM en de Raad voor de Rechtspraak geen registratie plaats van het aantal slachtoffers dat aanspraak maakt op het non-punishment beginsel.
Kunt u aangeven op welke wijze uw programma «Samen tegen Mensenhandel» bijdraagt aan een meer effectieve bestrijding van criminele uitbuiting? In hoeverre is er al uitvoering geven aan het realiseren van voorlichtingsmateriaal over criminele uitbuiting onder Nederlandse scholen en scholieren?
In het programma Samen tegen Mensenhandel zijn de kennis en ervaring van het strafrechtelijk onderzoek 13Oceans en het programma Aanpak uitbuiting Roma kinderen meegenomen. Er wordt daarbij ingezet op het verbeteren van het herkennen van signalen van criminele uitbuiting. Tevens wordt een effectieve, integrale aanpak met afstemming tussen zorg- en veiligheidspartners nagestreefd. Uw Kamer heeft op 13 november 2019 een eerste voortgangsbrief over het programma ontvangen (Kamerstuk 28 638, nr. 176).
Er is bovendien een integrale, landelijke expertgroep aanpak criminele uitbuiting minderjaren. Deze expertgroep biedt zorg- en veiligheidspartners ondersteuning bij concrete gevallen van kinderuitbuiting (zie vraag 5). Bovendien is er een netwerk van lokale, regionale en landelijke partners die zich bezighouden met doelgroepen met complexe multiproblematiek. Hiervoor is door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid een webdossier ontwikkeld.
Zoals ook in de beantwoording van vraag 2 is aangegeven is er al voorlichtingsmateriaal ontwikkeld over criminele uitbuiting onder Nederlandse scholen en scholieren.
Deelt u de mening dat adequate voorlichting bijdraagt aan de behoefte die volgens het genoemde rapport leeft onder scholen? Op welke manier vindt dat nu plaats en hoe kan dit verder versterkt worden? In hoeverre is er op dit punt samenwerking tussen de ministeries van Justitie en Veiligheid, en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap?
Ja die mening deel ik. Ik verwijs u in dit kader naar de beantwoording van vraag 2 van deze set Kamervragen.
In hoeverre bent u bekend met de aanpak van Groot-Brittannië in het kader van druggerelateerde criminele uitbuiting onder jongeren? Welke mogelijkheden ziet u voor een vergelijkbare aanpak in Nederland? Welke maatregelen uit het Britse programma komen hiervoor in aanmerking?
Scholen kunnen een belangrijke rol hebben bij de signalering en bescherming van (minderjarige) slachtoffers van criminele uitbuiting. In het Verenigd Koninkrijk komt criminele uitbuiting veelvuldig voor en richt de aanpak zich mede op scholen en medische professionals. Het bestrijden van criminele uitbuiting in het VK gaat gepaard met de bestrijding van andere vormen van criminaliteit zoals seksuele uitbuiting, georganiseerde misdaad en geweld. Samenwerkingsverbanden bestaan op lokaal en nationaal niveau en tussen vele organisaties waarmee de aanpak van criminele uitbuiting integraal wordt aangepakt. Er wordt veel waarde gehecht aan kennisdeling, training en bewustwording onder professionals. In het VK zijn praktische handleidingen om criminele uitbuiting te herkennen uitgebracht. Ik zal in contact treden met mijn Britse collega om (nadere) lering te trekken van de Britse aanpak van criminele uitbuiting in het drugscircuit.
Het bericht 'Zwangere Afrikaanse asielzoeksters verdwijnen uit opvang' |
|
Jan de Graaf (CDA), Bram van Ojik (GL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zwangere Afrikaanse asielzoeksters verdwijnen uit opvang»?1
Ja.
Bent u bereid de memo, waarover in het artikel gesproken wordt, op korte termijn naar de Kamer te sturen?
Er wordt in het artikel waar u aan refereert niet gesproken over een memo. Mocht u daarentegen refereren aan het algemene waarschuwingsbericht dat het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (hierna: EMM) naar relevante betrokkenen heeft gestuurd om hen proactief te vragen waakzaam te zijn en verdachte situaties rondom deze specifieke doelgroep aan de lokale politie te melden, dan kunt u deze terugvinden in een online publicatie van CoMensha.2
Deelt u de grote zorgen over het lot van deze vrouwen en hun kinderen? Deelt u tevens de zorgen dat de huidige situatie meer en meer doet denken aan de ernstige en grootschalige Koolvis-zaak?
Mensenhandel is een zeer ernstig delict met vaak traumatische gevolgen voor de slachtoffers. Het is daarom ook goed dat in het artikel aandacht gevraagd wordt voor verdwijningen van deze kwetsbare doelgroep, waarbij mogelijke misstanden zoals mensenhandel en illegale adoptie op de loer kunnen liggen. Het is juist vanwege de zorg over het lot van deze vrouwen en hun kinderen dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: COA) signalen heeft afgegeven aan de politie, en zij op haar beurt het EMM benaderd heeft.
Naar aanleiding van deze situatie heeft het EMM de achtergronden van deze vermissingen verkend. Het EMM, maar ook de politie en het Openbaar Ministerie zijn voortdurend alert op dergelijke signalen van mensenhandel en mensensmokkel. Dat er in deze situatie sprake zou zijn van mensenhandel en/mensensmokkel is nog niet aangetoond. Daarom wil ik enigszins terughoudend zijn in mijn uitspraken en acht ik een vergelijking met operatie Koolvis in dit stadium voorbarig.
Klopt het dat in november en december 2019 alleen al, 25 zwangere vrouwen van Afrikaanse komaf zijn verdwenen uit asielzoekerscentra in Nederland? Klopt het tevens dat ook de afgelopen weken vrouwen uit deze groep zijn verdwenen? Kunt u een volledig overzicht geven van het aantal verdwijningen de afgelopen maanden, en wilt u ook de Kamer de komende maanden hier blijvend over rapporteren? Kunt u hierbij ook aangeven in welke regio de verdwijning plaatsvond?
Tijdens het vragenuur van 9 juni jl. heb ik de informatie van het COA met u gedeeld waaruit blijkt dat in totaal 961 personen van Nigeriaanse komaf met onbekende bestemming zijn vertrokken in 2019. Het gaat hier evenwel niet uitsluitend om zwangere vrouwen, maar ook om andere groepen. Het gaat in ieder geval om 754 mannen.
Wat betreft de overige vragen verwijs ik naar het fenomeenonderzoek dat ik tijdens dat vragenuur heb toegezegd. Op dit moment onderzoek ik hoe hier het beste uitvoering aan gegeven kan worden. Dit onderzoek zal in ieder geval zien op de signalen van mensenhandel en -smokkel in relatie tot vertrek uit de asielopvang. Ik zal uw Kamer na het zomerreces informeren over de precieze invulling.
Is inzichtelijk of dit een enkel Nederlandse ontwikkeling betreft, of dat ook in andere Europese landen dergelijke verdwijningen recentelijk hebben plaatsgevonden?
Europol heeft gedeeld dat er indicaties zijn dat dit mogelijk in meerdere lidstaten speelt. Via onder andere het EMPACT mensenhandel project wordt gewerkt aan het krijgen van meer zicht op deze ontwikkeling. Ik zal de uitkomst betrekken bij het hierboven genoemde fenomeenonderzoek.
Deelt u de constatering van het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel dat het niet logisch is dat deze vrouwen verdwijnen, gegeven het feit dat er sprake is van legaal verblijf, een verblijfadres en toegang tot benodigde medische zorg en kraamzorg? Welke conclusie trekt u hier uit?
Zwangere vrouwen in de opvang hebben inderdaad een verblijfplaats, recht op de benodigde medische zorg en kraamzorg. Vanwege het aanbod van voorzieningen en (medische) zorg lijkt er voor deze vrouwen dan ook geen aanleiding om met onbekende bestemming te vertrekken uit een COA-locatie. Daarentegen zijn de locaties open centra en kunnen mensen hun eigen keuzes maken, met andere woorden, het staat hun vrij om te vertrekken. Hieraan kunnen meerdere argumenten ten grondslag liggen, die niet (altijd) door de betrokkenen gedeeld worden.
Zoals beschreven in beantwoording op vraag 3 vinden preventieve acties plaats bij verdachte signalen.
Is er enig zicht op, of enige indicatie waar deze vrouwen en hun kinderen heen zijn gegaan? Zo nee, welke mogelijkheden ziet u om hier zicht op te krijgen?
Het COA heeft na de signalen gesproken met bewoners die verwant zijn aan de doelgroep of tot dezelfde doelgroep behoren. Deze gesprekken hebben nauwelijks inzicht gegeven in de nieuwe verblijfplaatsen van diegenen die vertrokken zijn. In het kader van het fenomeenonderzoek dat ik op 9 juni jl. heb toegezegd zal de vraagstelling rondom deze doelgroep ook worden meegenomen.
Welke mogelijkheden ziet u om vrouwen uit deze groep, die momenteel nog in asielzoekerscentra verblijven, te beschermen? Op welke wijze kunnen medewerkers in asielzoekerscentra (AZC)»s worden geholpen om signalen van mensenhandel (nog) beter te herkennen?
Asielzoekers zijn over het algemeen personen in een kwetsbare positie. Toen er signalen kwamen dat meerdere zwangere vrouwen van Afrikaanse komaf uit de opvang waren verdwenen, is bij de COA-medewerkers extra aandacht gevraagd voor deze doelgroep.
Het COA biedt aan al haar medewerkers basistrainingen aan in het herkennen van signalen van mensenhandel en mensensmokkel. Op iedere COA-locatie is minstens één contactpersoon mensenhandel aanwezig die hierin extra is getraind. Bovendien vinden jaarlijks vakdagen plaats om de inhoudelijke expertise van de contactpersonen te vergroten. Ook is er een toolkit ontwikkeld door het Rode Kruis, in samenwerking met onder andere het COA en Comensha, om mensenhandel door professionals die in de migratieketen werkzaam zijn bespreekbaar te maken met asielzoekers.
De begeleiding van het COA valt of staat echter met het in beeld zijn en blijven van bewoners. Als bewoners besluiten om een opvanglocatie te verlaten, is dat hun eigen keuze en verantwoordelijkheid. Hierbij ben ik me bewust van de druk die mogelijk door derden opgelegd wordt om deze keuze te maken. Juist daarom zijn medewerkers van de migratieketen alert op signalen van mensenhandel en worden zorgwekkende signalen met de politie gedeeld. Dat er in deze situatie sprake zou zijn van mensenhandel is nog niet aangetoond. De signalen van het COA zullen worden betrokken bij het door mij toegezegde fenomeenonderzoek.
Valt uit te sluiten dat er een relatie is tussen deze verdwijningen en het besluit van afgelopen zomer de B8-regeling aan te scherpen?
Wat de reden is voor de verdwijningen is onbekend. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van vraag 6 staat het de mensen die op de opvanglocaties verblijven vrij om te vertrekken en kunnen hieraan meerdere argumenten ten grondslag liggen, die niet altijd gedeeld worden.
Volledigheidshalve hecht ik eraan op te merken dat ook na de beleidswijzing personen die onder de Dublinverordening vallen aangifte kunnen doen van mensenhandel en in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning op de grond van de B8-regeling. Voor personen die niet onder de Dublinverordening vallen, is de verblijfsregeling niet gewijzigd.
Op welke termijn verwacht u dat het door de kamer in de motie Segers/Buitenweg (28 638, nr. 172) gevraagde fenomeenonderzoek naar de toename van asielzoekers die een beroep doen op de B8-regeling zal worden afgerond? Bent u het met ons eens dat dit onderzoek met spoed moet worden opgepakt en dat hierbij nadrukkelijk moet worden onderzocht of er sprake is van een mensenhandelnetwerk?
Ik verwijs u voor beantwoording van deze vraag naar de brief met betrekking tot een aantal moties en toezeggingen op het gebied van mensenhandel, die ik gelijktijdig met de beantwoording van deze Kamervragen aan uw Kamer doe toekomen, waarin nader wordt ingegaan op Motie 28 638, nr. 1723.
Kunt u helder en gedetailleerd uitleggen op welke wijze, in lijn met de motie Segers/Buitenweg, bij een Dublinoverdracht van mogelijke slachtoffers van mensenhandel extra zorg wordt gedragen voor een overdracht van opsporingsindicaties en waar nodig medische en/of zorgindicaties? Welke maatregelen heeft u genomen naar aanleiding van de motie Segers/Buitenweg in aanvulling op de reeds bestaande procedures? Heeft u de indruk dat daadwerkelijk sprake is van een zorgvuldige overdracht en ontvangst in het aankomstland, in veel gevallen Italië?
De Dublinverordening bepaalt welke EU-lidstaat verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van de vreemdeling. Als een vreemdeling aangifte van mensenhandel in Nederland doet, betekent dat niet dat de Dublinclaim per definitie vervalt. Lidstaten mogen er ingevolge het interstatelijk vertrouwensbeginsel onderling vanuit gaan dat de verantwoordelijke lidstaat zijn verplichtingen richting de vreemdeling nakomt. De Dublinclaimant kan in de andere lidstaat aangifte van mensenhandel doen. In goed overleg met de vreemdeling brengt de regievoerder van de DT&V ook de medische bijzonderheden in kaart en laat de regievoerder zo nodig een medische toestemmingsverklaring ondertekenen. Vervolgens worden de aspecten tijdig gedeeld met de lidstaat waarnaar wordt overgedragen zodat ook de medische overdracht zorgvuldig is gewaarborgd.
Net als Nederland zijn ook alle andere lidstaten gehouden aan de bepalingen in de Europese Mensenhandelrichtlijnen. Dat betekent dat vreemdelingen zich ook in Italië op deze richtlijnen kunnen beroepen. Politie en OM streven er evenwel naar om bij een aangifte mensenhandel die door een Dublinclaimant in Nederland wordt gedaan met een vreemdeling in gesprek te gaan voordat de overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat plaatsvindt. Dit betekent echter niet dat de aangifte aan een overdracht in de weg staat.
Tot slot, wanneer een aangifte opsporingsindicaties voor een ander EU land bevat, dan wordt deze aangifte door de politie via Europol gedeeld met de aangesloten lidstaten en specifiek het land waar de opsporingsindicaties betrekking op hebben.
Is het tevens juist dat er ook Eritrese meisjes los van elkaar zijn verdwenen tijdens de treinreis naar Ter Apel en dat vanwege zorgen hierover door het centrum opvang asielzoekers (COA) een aparte melding is gedaan?
Het COA heeft inderdaad melding gemaakt bij het EMM van enkele Eritrese meisjes die los van elkaar verdwenen terwijl zij onderweg waren naar Ter Apel. Allen verdwenen terwijl zij in gezinsverband onderweg waren. Omdat in een korte periode meerdere soortgelijke situaties voorkwamen, is hier door het COA melding van gemaakt.
Welke mogelijkheden ziet u om minderjarige meisjes van Eritrese komaf te beschermen tijdens de reis en het verblijf in de asielopvang?
De Eritrese meisjes lijken te zijn verdwenen voordat zij Ter Apel bereikt hebben. Zoals gezegd, maakten zij deze reis in gezinsverband waartoe het initiatief bij de ouders lag. Uiteraard ligt er een signaalfunctie bij COA-medewerkers ten aanzien van bewoners die op een opvanglocatie verblijven. Echter, niet verwacht kan worden dat die verantwoordelijkheid ook op de reis betrekking heeft. Die verantwoordelijkheid ligt primair bij de ouders. Voor wat betreft het verblijf bij het COA verwijs ik graag naar de beantwoording op vraag 8.
Bent u bereid deze vragen op korte termijn en uiterlijk 31 maart te beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt om de vragen binnen de gevraagde termijn te beantwoorden. Het uitblijven van een reactie betekent geenszins dat het onderwerp geen urgentie heeft. De materie waar het hier om gaat, behoeft samenwerking tussen een veelheid aan organisaties, waaronder het COA, het EMM, de politie, het OM et cetera. Het helpt bovendien niet dat de personen waar het hier om gaat niet meer in beeld zijn. Ik hoop dat het fenomeenonderzoek dat ik heb toegezegd meer duidelijkheid zal verschaffen.