Het bericht ‘Half miljoen vertrekregeling voor bestuurder VUmc’ |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Half miljoen vertrekregeling voor bestuurder VUmc»?1 Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over vertrekregelingen bij het VUmc (Medisch Centrum van de Vrije Universiteit)?2
Ja, ik ken het bericht. Ik heb die eerdere antwoorden nu terug gelezen.
Is het waar dat de voormalig bestuurder van het VUmc een gouden handdruk heeft ontvangen van bijna € 327.000 en bovendien nog acht maanden werd doorbetaald (= € 167.000) terwijl hij feitelijk niet meer werkzaam was bij VUmc? Gedurende welke acht maanden is het loon doorbetaald? Was de Wet normering topinkomens (WNT) toen al van kracht?
In de jaarrekening staat dat de bestuurder per 1 september 2012 als bestuurder is terug getreden en dat zijn arbeidsovereenkomst per 30 april 2013 is geëindigd. In de tussentijd gold dat de bestuurder met betaald verlof was. Verder is in de jaarrekening gemeld dat betrokkene door de Raad van Toezicht een vergoeding van te derven inkomsten over meerdere jaren is verstrekt van 326.700 euro. In het voorliggende geval gaat het, aldus VUMC, om een eerder gemaakte afspraak (2007) die een opzegtermijn kende plus een vergoeding. De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) is van toepassing op het betaalde buitengewoon verlof voor zover genoten in 2013 en op de verstrekte vergoeding. Omdat de afspraken hierover voor de inwerkingtreding van deze wet zijn gemaakt, vallen deze waarschijnlijk onder het overgangsrecht.
Hoe verhoudt de loondoorbetaling zich tot artikelen 2.10, lid 3 en 3.7, lid 3 van de WNT waarin is opgenomen «Partijen komen niet overeen het dienstverband op een later tijdstip te beëindigen dan het tijdstip waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken beëindigt»? Is deze doorbetaling in strijd met de WNT? Zo ja, gaat u dit bedrag terugvorderen van bestuurder in kwestie of van het VUmc?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat deze vertrekregelingen absoluut ongewenst zijn en dat alles op alles moet worden gezet om te voorkomen dat deze vertrekregelingen – ook al zijn ze afgesproken voor de inwerkingtreding van de WNT – in de toekomst nog worden uitgekeerd van belasting- of premiegeld?
Ik deel de mening dat dergelijke vertrekregelingen in de toekomst ongewenst zijn. De invoering van de WNT had het oogmerk inkomens en vertrekregelingen te normeren. Zorgvuldige wetgeving vereist het regelen van overgangsrecht. Aan het overgangsrecht kan en wil ik dan ook niet tornen, zoals het kabinet ook al heeft geantwoord naar aanleiding van vragen over de Actiz 50 (TK 30 111 nr. 70). Indien desondanks vrijwillig tot versobering wordt overgaan, juich ik dat uiteraard van harte toe, hetgeen in de Beleidsregels toepassing WNT 2014, vastgesteld bij Besluit van 20 juni jl nog eens is benadrukt.
Wanneer is de hoogte van de vertrekregeling bepaald? Is dat bij indiensttreding gebeurd of bij, of kort voor, vertrek? Indien dat laatste het geval is, hoe beoordeelt u het feit dat partijen een dermate hoge vertrekregeling zijn overeengekomen, zo kort voor het inwerkingtreden van de WNT? Zijn er juridische instrumenten om deze vertrekregeling te beperken tot maximaal € 75.000? Zo ja, bent u bereid deze in te zetten?
Volgens het jaarverslag heeft de Raad van Toezicht zich op het standpunt gesteld dat eerder gemaakte arbeidsrechtelijke afspraken geëerbiedigd dienden te worden (pag. 7 jaarverslag). In het voorliggende geval gaat het, aldus VUMC, om een eerder gemaakte afspraak (2007) die een opzegtermijn kende plus een vergoeding die zich baseert op de kantonrechtersformule, maar waar wel een plafond was ingebouwd. Daardoor valt de regeling lager uit dan bij een simpele toepassing van de kantonrechtersformule. Een gang naar de rechter had, volgens UMC, een groot risico op een duurdere uitkomst. Zie ook de antwoorden op vragen 2, 3 en 4.
Is het waar dat de afkoopsom door het VUmc is beschreven als «een vergoeding van te derven inkomsten over meerdere jaren»?3 Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het feit dat betreffende bestuurder negen maanden na zijn ontslag bestuursvoorzitter werd van zorginstelling De Forensische Zorgspecialisten?
Ja, zo staat dat op pag. 45 van de jaarrekening beschreven. Het kenmerk van zo’n vergoeding is dat het recht daarop ontstaat bij ontslag, direct betaalbaar is bij het ontslag en er geen anticumulatiebeding in staat. In het voorliggende geval maakte, aldus VUMC, een betaling verspreid over twee jaren (een eerste termijn een maand na de einddatum en de tweede uiterlijk 31 januari 2014) onderdeel van de regeling uit.
Waarom is deze vertrekregeling niet meteen naar buiten gebracht? Hoe beoordeelt u deze weinig transparante manier van openbaar maken? Deelt u de mening dat het erop lijkt dat het VUmc en betrokken bestuurder deze regeling voor de buitenwereld verborgen hebben willen houden? Kunt u hierover helderheid verschaffen?
Het is niet voorgeschreven dat vertrekregelingen in de publiciteit worden gebracht. In het geval van zorginstellingen en andere onder de WNT vallende rechtspersonen is het echter verplicht om de kosten ervan in het jaarverslag te vermelden. Dat is hier ook gebeurd in het verslagjaar dat deze kosten zich voor deden, nl. 2013.
Extramurale zorginstellingen die buiten het stagefonds van VWS vallen |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat het door u in het leven geroepen stagefonds zorg alleen beschikbaar is voor de intramurale zorg?1
Het stagefonds staat niet alleen open voor instellingen die intramurale zorg leveren, maar ook wel degelijk voor instellingen die extramurale zorg leveren. Intramurale en extramurale zorginstellingen worden volledig gelijk behandeld. Dat is al vanaf de start van het stagefonds in 2008. Gegeven de ook door u geconstateerde verschuivingen in de zorg is dat van wezenlijk belang.
De situatie in de blog waarnaar u verwijst heeft betrekking op iets anders. De instelling waar het daar om gaat levert namelijk geen zorg in het kader van de Zvw, de AWBZ, de Wmo of de Wet op de Jeugdzorg. Vanaf de start van het stagefonds is dat de voorwaarde waaraan instellingen dienen te voldoen.
Wat vindt u ervan dat, zoals uit deze blog blijkt, grote inspanningen worden verricht door een leerbedrijf dat extramuraal werkt maar het toch geen vergoeding kan krijgen voor de stagebegeleiding?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat ook de extramurale zorg gebruik zou moeten kunnen maken van het stagefonds, gezien de accentverschuiving van intramuraal naar extramuraal in de langdurige zorg?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid een aanpassing in de regelgeving te maken, zodat ook dit type opleidingen voor goede stagebegeleiding garant kan blijven staan?
Vanwege de hervormingen in de langdurige zorg en de jeugdzorg en het daarmee gepaard gaande onderscheid tussen enerzijds zorg in het kader van de Zvw, Wlz en de Jeugdwet en anderzijds ondersteuning in het kader van de Wmo 2015, dient ook een heroriëntatie op de reikwijdte van het stagefonds plaats te vinden. Voor het subsidiejaar 2014–2015 wordt alles nog bij het oude gelaten. Voor de periode daarna (vanaf subsidiejaar 2015–2016) wordt een nieuwe afweging gemaakt. De uitkomsten daarvan zullen tijdig aan de betrokken instellingen medegedeeld worden.
Het bericht “Man rent geboeid weg uit politieauto” |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Man rent geboeid weg uit politieauto» en klopt hetgeen hierin vermeld wordt?1
Ik ben bekend met het bericht. De bevolen gijzeling van de arrestant was op basis van een zogeheten Mulder-feit, een verkeersgedraging. Het is niet bekend hoe de geboeide arrestant uit de politieauto heeft weten te ontsnappen, aangezien dit niet door de betrokken politiefunctionarissen zelf, noch (voor zover bekend) door iemand anders is waargenomen.
Hoe is het mogelijk dat een geboeide arrestant alsnog de benen heeft kunnen nemen uit een politieauto?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de Kamer over deze ontsnapping en de achtergrond van deze arrestant te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de Kamer inzage te geven in zowel het daadwerkelijk aantal ontvluchtingen van gedetineerden en arrestanten als het aantal pogingen hiertoe van gedetineerden en arrestanten vanaf september 2013 tot heden? Zo nee, waarom niet?
In de periode september 2013 tot en met april 2014 hebben in totaal acht justitiabelen een poging gedaan zich tijdens transport te onttrekken. In deze periode is één justitiabele ontvlucht.
Cijfers over het aantal ontvluchtingen en het aantal pogingen hiertoe van arrestanten zijn niet beschikbaar, omdat dit niet als zodanig wordt geregistreerd.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat de broekstok standaard wordt gebruikt om uit te sluiten dat gedetineerden en arrestanten tijdens transport de benen kunnen nemen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat het huidige beleid rondom de toepassing van vrijheidsbeperkende middelen voor justitiabelen, zoals de broekstok, volstaat. Op basis van een individuele inschatting, voorafgaand aan het transport, wordt bepaald of het toepassen van een vrijheidsbeperkend middel noodzakelijk is. Hierbij wordt rekening gehouden met de kenmerken van de persoon (onder andere gedrag en eerdere incidenten), alsmede de omstandigheden van het transport (zo is transport naar een ziekenhuis risicovoller dan naar een Rechtbank). De transportbegeleiders van de Dienst Vervoer en Ondersteuning hebben daarnaast de bevoegdheid om vrijheidsbeperkende middelen in te zetten gedurende het transport, indien dat naar hun oordeel op dat moment noodzakelijk is. Zij zijn goed in staat om per justitiabele een adequate afweging te maken.
Bij de aanhouding en het transport van arrestanten volstaat het gebruik van handboeien – of eventueel tie-wraps – conform de Ambtsinstructie en het Besluit bewapening en uitrusting politie in nagenoeg alle gevallen als vrijheidsbeperkend middel.
Deelt u de mening dat, zolang u het boeibeleid niet aanscherpt maar verder verslapt, u persoonlijk verantwoordelijk bent voor iedere ontsnapping en de mogelijke schade en slachtoffers die iedere ontsnapping met zich meebrengt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid de kosten van de opsporing te verhalen op deze arrestant? Zo nee, waarom niet?
Omdat de handhaving van de openbare orde en veiligheid en opsporing tot de kerntaken van de overheid worden gerekend, ben ik van mening dat dergelijke kosten door de overheid moeten worden gedragen.
De verhoging van het vaste salaris van de ABN AMRO top |
|
Henk Nijboer (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «ABN AMRO verhoogt vast salaris subtop 20%»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze stap van ABN AMRO? Hoe verhoudt deze stap zich tot uw eerdere oproep aan de Nederlandse banken om de beloningen van hun personeel te matigen?
In de eerste plaats constateer ik dat ABN AMRO, anticiperend op bij de Tweede Kamer aanhangige wetgeving, de variabele belonen van het senior management beperkt. Dit is een positieve ontwikkeling omdat perverse prikkels hiermee worden verminderd. In de tweede plaats geldt dat ABN AMRO bij de omzetting van de variabele beloning niet de maximaal haalbare variabele beloning volledig om zet naar de vaste beloning. Dit resulteert per saldo in een versobering.
Het laten stijgen van de vaste beloning ter compensatie voor het verlies aan variabele beloning is een verantwoordelijkheid van de onderneming en haar medewerkers. Zie voor een nadere toelichting hierop mijn antwoord op de vragen 4, 6 en 7.
Is het besluit tot verhoging van de salarissen met twintig procent aan u als aandeelhouder voorgelegd? Hoe groot is de groep managers wier salaris wordt verhoogd? Hoe verhoudt deze verhoging zich tot de hoogte van de salarissen van de managers van ING, Rabobank en de SNS bank?
Als aandeelhouder ga ik over het beloningsbeleid van de RvB en niet over het beloningsbeleid van het senior management. Conform geldende wet- en regelgeving is het besluit genomen door de Raad van Bestuur (RvB). Zowel ik als NLFI zijn vooraf niet hierover geïnformeerd. De groep senior management van wie de vaste beloning is verhoogd omvat 104 personen. Voor een uitgebreidere toelichting op het voorgaande verwijs ik naar mijn begeleidende brief waarin ik tevens een overzicht heb opgenomen van de ontwikkeling van de variabele en vaste beloning bij het senior management van andere grootbanken.
Bent u het er mee eens dat de salarisverhoging van ABN AMRO een onwenselijk signaal is en dat topbankiers meer dan genoeg verdienen?
Ik ben van mening dat de lonen in de financiële sector verlaagd kunnen worden. Dat geldt voor het gehele personeelsbestand, zowel de top van de onderneming als het CAO-personeel. Een verlaging van de lonen heeft ook onder meer tot gevolg dat de financiële sector meer op hetzelfde loonpijl van vergelijkbare sectoren komt te liggen. Dit wakkert concurrentie op de Nederlandse arbeidsmarkt tussen deze sectoren aan en kan er aan bijdragen dat zeer getalenteerde studenten na hun afstuderen niet uitsluitend in de financiële sector aan de slag gaan. De loonvorming is echter voorbehouden aan werkgevers en werknemers. De overheid speelt daar in beginsel geen rol bij.
In mijn brief van 17 maart 2014 van dit jaar heb ik de actuele stand van zaken met betrekking tot versobering van CAO’s in de financiële sector geschetst.2 Hieruit komt naar voren dat ten aanzien van de primaire arbeidsvoorwaarden een positieve ontwikkeling zichtbaar is waarbij in het algemeen sprake is van afwezigheid van variabel belonen en de vaste beloning veelal op een nullijn staat of een zeer beperkte stijging kent.
Hoe hoog zijn de salarissen van ABN AMRO in vergelijking tot de verdiensten (cost-to-income)? Hoe heeft deze verhouding zich vanaf 2008 ontwikkeld? Hoe verhoudt dit zich tot de meest efficiënte banken in internationaal opzicht?
Uit het jaarverslag van ABN AMRO over 2013 blijkt dat de cost-to-income ratio van over dat jaar 65% bedroeg. Bij banken vormen personeels- en IT-kosten de twee belangrijkste soorten vaste kosten. Uit data van Roland Berger over 2013 volgt dat de personeelskosten van banken die in Nederland actief zijn gemiddeld 56% van de totale operationele kosten van de bank uitmaken tegen een gemiddelde van 51% over alle EU15-landen. Er zijn binnen de EU15-landen geen landen die een hoger percentage kennen.3 Daarnaast vormen bij grote Nederlandse banken de personeelskosten gemiddeld 53% van de operationele kosten. Het Europees gemiddelde onder grote banken is 51%.
Figuur 1: Aandeel van personeelskosten in totale operationele kosten van banken per EU15-land in 2013.
In onderstaande figuur op basis van data van de ECB is weergegeven hoe de cost- to-income ratio zich heeft ontwikkeld bij banken in landen binnen de Eurozone in de periode van 2008–2012 (exclusief Luxemburg en Letland).4 5 Het gebruik van de mediaan corrigeert voor uitschieters als Ierland en Estland. De mediaan is in 2012 iets gedaald ten opzichte van 2008.
Ik constateer dat het Nederlandse cost-to-income percentage in 2012 rond 62% lag. Banken kunnen zelf bepalen naar welke cost-to-income ratio’s zij willen streven, net zoals investeerders in banken zelf dienen te bepalen welke ratio’s zij acceptabel achten. Niettemin ben ik van mening dat verdere kostenbesparingen, mede gelet op het feit dat het aandeel personeelskosten in de totale operationele kosten van Nederlandse banken procentueel hoger ligt dan het Europees gemiddelde, bij Nederlandse banken een belangrijke rol kunnen spelen bij de verdere versterking van bijvoorbeeld de kapitaalratio’s en bij kunnen dragen aan een beter concurrentiepositie.
Figuur 2: Cost-to-income ratio van banken in de Eurozone
Bent u het er mee eens dat de salarissen aan de top maximaal gelijke tred zouden moeten houden met de loonstijgingen die voor medewerkers bij cao worden afgesproken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u het er mee eens dat er in de financiële sector een normalisering van salarissen moet plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 4.
Vrouwenrechten in “het Nieuwe Zuid-Afrika” |
|
Martin Bosma (PVV) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht Motsoeneng gets wife as a gift?1
Ja.
Vindt u het een correcte prestatiebeloning voor de directeur van een staatsomroep dat hij een vrouw, een koe en een kalf cadeau krijgt?
Genoemde gelegenheden vormden onderdeel van een ontmoeting van de heer Motsoeneng met traditionele leiders. De laatsten tonen bezoekers hun respect door middel van de overhandiging van geschenken: (het houden van) vee geldt als statussymbool.
De vrouw in kwestie heeft in de media ontkend dat zij cadeau gegeven is en met ontbloot bovenlijf paradeerde.2
Acht u het een goede zaak dat meisjes met ontbloot bovenlijf voor deze ANC’er moeten paraderen, zodat hij een keus kan maken?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de omroep SABC in Zuid-Afrika geldt als propagandamedium van het ANC?
De SABC is ingesteld bij de Broadcasting Act 4, 1999. Krachtens deze wet is SABC gehouden aan kwaliteitseisen en de eis van neutraliteit te voldoen.
Waarom is met geld van uw ministerie sinds 1977 het ANC gefinancierd, terwijl het aan de macht komen van deze club de positie van de vrouw in Zuid-Afrika blijkbaar niet heeft verbeterd?
De Nederlandse staat verschafte het ANC geen financiering.
Binnen de voor Zuid-Afrika in haar hoedanigheid van transitieland nog resterende fondsen draagt Nederland bij aan een verbetering van de positie van de vrouw.
Het bericht ‘Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Buurserzand & Haaksbergerveen houdt stand’ |
|
Rudmer Heerema (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Buurserzand & Haaksbergerveen houdt stand»?1
Ja.
Hoe ziet u de verhouding tussen economie en ecologie met betrekking tot Natura 2000-gebieden en deelt u de mening dat deze in balans horen te zijn? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel die mening en dat is ook onderdeel van mijn beleid. Behoud en herstel van de waterafhankelijke habitattypen, waaraan Nederland Europeesrechtelijk gehouden is, kan in dit Natura 2000-gebied helaas niet zonder herstelmaatregelen op agrarische gronden in de omgeving van de betreffende habitattypen. Het gaat vooral om maatregelen in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Met invoering van de PAS ontstaat ontwikkelingsruimte voor de agrarische sector. De PAS is bij uitstek het instrument waarin een balans wordt gezocht tussen economie en ecologie.
Deelt u de mening dat er in deze situatie louter ecologische overwegingen zijn meegewogen en de balans tussen economie en ecologie uit het oog is verloren? Zo nee, waarom niet?
Volgens vaste Europese en nationale jurisprudentie kan de keuze en de begrenzing van Habitatrichtlijngebieden louter geschieden op grond van ecologische overwegingen, zoals ook nu weer is bevestigd door deze uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Bij de uitwerking van de instandhoudingsdoelstellingen (vastgesteld bij de aanwijzing) en van de daaruit voortvloeiende beheermaatregelen (in het beheerplan door Rijk en provincies) kan wel rekening worden gehouden met economische en andere maatschappelijke belangen. Ik heb de balans tussen economie en ecologie dus niet uit het oog verloren. Soms zijn ingrijpende maatregelen noodzakelijk om de Europese natuurwaarden veilig te stellen en zo nodig te herstellen.
Kunt u een procesbeschrijving geven waaruit duidelijk naar voren komt waarom u de afweging heeft gemaakt om ecologie boven economie te stellen en kunt u tevens aangeven welke rol het maatschappelijk draagvlak voor uw beslissingen speelt in deze overwegingen?
De systematiek van toekenning van de instandhoudingsdoelstellingen is uitvoerig beschreven in het Natura 2000 doelendocument en een contourennotitie die in 2006 met de Tweede Kamer zijn besproken (TK 2005–2006, TK 30 300 XIV, nr. 94; TK 2006–2007, 30 800 XIV, nr. 15). Een nadere toelichting daarop is gegeven in de (algemene) Nota van Antwoord die in 2007 aan uw Kamer is aangeboden (TK 2007–2008, 31 200 XIV, nr. 150). Op gebiedsniveau is dit verder uitgewerkt in de aanwijzingsbesluiten die elk voorzien zijn van een uitgebreide Nota van toelichting waarin ook de beantwoording is opgenomen op de gebiedsspecifieke zienswijzen die zijn ingediend in het kader van de openbare voorbereidingsprocedure. Los van deze formele inspraakprocedure hebben de provincies in 2009 aan de hand van concept-beheerplannen ook commentaar geleverd op de haalbaarheid van de doelen. In een aantal gevallen heeft dat tot aanpassing van de ontwerpdoelen geleid (TK 2009–2010, 32 123 XIV, nr. 139).
De rode draad door dit proces was steeds de afweging of de gestelde doelen haalbaar en betaalbaar zijn. Het streven is er steeds op gericht om besluiten te nemen die op maatschappelijk draagvlak kunnen rekenen, maar het ontbreken daarvan is geen reden om af te zien van noodzakelijke maatregelen.
Op welke manier beoogt u de balans tussen economie en ecologie in vergelijkbare situaties bij een volgende casus wel te beschermen?
In alle gevallen, ook in dit geval, is mijn beleid gericht op het bereiken van een balans tussen economie en ecologie binnen de kaders van de Europese regelgeving.
Hoe gaat u in deze specifieke situatie de balans tussen economie en ecologie herstellen en worden desbetreffende boeren gecompenseerd? Zo ja, van welke middelen wordt dit bekostigd? Zo nee, waarom niet?
In dit geval is van compensatie geen sprake omdat de aanwijzing niet gaat over de te nemen maatregelen. Deze komen pas in het beheerplan aan de orde. Provincie Overijssel is voor het betreffende gebied voortouwnemer voor het beheerplan. Daarmee is de provincie Overijssel verantwoordelijk voor de uitvoering van herstelmaatregelen in het kader van het beheerplan en van de Programmatische Aanpak Stikstof. Provinciale staten hebben op 23 april 2014 besluiten genomen over de inzet van middelen voor de ontwikkelopgave voor EHS en Natura 2000. In de ingestelde provinciale «Uitvoeringsreserve EHS» is € 726,9 miljoen opgenomen vanuit beschikbare middelen van de Europese Unie, het Rijk en de provincie en vanuit de verkoopopbrengsten van gronden. De gehele ontwikkelopgave (2014 t/m 2032) is gedekt, hieronder vallen bv. aankoop, inrichting en schadevergoedingen. Op dit moment wordt per gebied een verkenning uitgevoerd om kansen, knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen in beeld te brengen.
Verlaging van RVOB-grondtarieven |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat ECN op uw aanwijzing voor de basisbedragen voor de SDE+ vergoeding voor wind op land de post Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB)-grondtarieven verlaagt met 10% van 0,53 euroCt / kWh naar 0,48 euroCt / kW? Heeft RVOB deze tarieven ook daadwerkelijk verlaagd en waarop was deze verlaging gebaseerd?
Ja, ECN heeft op mijn aanwijzing de grondvergoeding in de SDE+ 2014 verlaagd. Ik wil voorkomen dat de SDE+ een prijsopdrijvend effect heeft op de grondprijzen. Daarom zal ik de grondvergoeding in de SDE+ de komende jaren geleidelijk verder laten dalen.
Het RVB (per 1 juli Rijksvastgoedbedrijf, BZK portefeuille Wonen en Rijksdienst) zal per 1 januari 2015 ook de prijs tot € 4,8 per MWh aanpassen. Deze vergoeding zal jaarlijks worden geïndexeerd, conform de gebruikelijke praktijk in de markt.
In het Algemeen overleg Wind van 24 april jl. stelde u dat RVOB met haar tarieven voor grondvergoedingen voor windlocaties structureel lager dan de marktprijs zit, maar waaruit blijkt dat?
Onderzoeksbureau Pondera1 heeft op verzoek van EZ en I&M onderzoek verricht naar de grondprijzen. Hieruit is naar voren gekomen, dat het RVOB in een range van marktconforme grondprijzen aan de onderkant zit.
Hoe kijkt u aan tegen de casus Windpark Nieuwegein langs de A27 (RVOB en gemeentegrond) waar de RVOB voor haar perceel voor windturbines bijna driemaal zoveel grondvergoeding vraagt dan de gemeente voor de aangrenzende percelen?
RVOB hanteert overal dezelfde grondprijzen. Door overal een zelfde systematiek te hanteren wordt vermeden dat er een ongelijk speelveld ontstaat voor verschillende projecten. De redenen van de gemeente om een lagere grondprijs te hanteren en de achtergrond van de situatie Windpark Nieuwegein zijn mij niet bekend.
Kunt u een vergelijking tonen tussen de grondvergoeding voor een kolencentrale, een biomassa centrale en een windpark, uitgedrukt in bedrag per MW, per MWh en per m2 bijvoorbeeld op een gelijke locatie als de Maasvlakte?
Ik ben in beginsel niet bij grondtransacties betrokken. De grondvergoeding is iets tussen de gebruiker van de grond en de grondbezitter. Er is geen staatsgrond bij betrokken en daardoor kan ik over de grondkosten van biomassacentrales en kolencentrales niets zeggen.
Hoe beoordeelt u het als kolencentrales structureel minder betalen, zowel uitgedrukt in de vergoeding per opbrengst, per vermogen als per m2?
De prijzen van grond voor zowel windmolens als kolencentrales worden bepaald in de markt. Daarbij zijn de locaties waarop kolencentrales dan wel windmolens gevestigd zijn niet zonder meer vergelijkbaar. Hierop kan en wil ik niet ingrijpen. Wel constateer ik dat de grondprijzen voor windmolens erg hoog liggen in vergelijking met de opbrengsten van dezelfde grond voor andere doeleinden, zoals voor landbouw. Dit wijst er op dat de grondprijs voor windmolens thans onredelijk hoog is. Daarom ben ik van plan om stapsgewijs de grondvergoeding in de SDE+ te verlagen, om zo een stimulans te geven voor verlaging van de grondprijzen.
Deelt u de mening dat het proces van gronduitgifte voor wind – met een tender in specifieke zoekgebieden – de grondvergoeding voor deze gronden voor wind sterk opdrijft, waar dat bijvoorbeeld bij fossiele centrales (waar een andere methode voor gronduitgifte wordt gehanteerd) niet geldt?
Nee, een tenderprocedure geeft de prijs die de markt wil en kan betalen, ongeacht of de prijs hoog of laag is. De uitkomst van de tenderprocedure is de geldende marktprijs.
In welke mate worden de basis-energieprijs en dus de SDE+ opslag voor wind op land op RVOB grond, bepaald door de grondvergoedingen?
De grondprijzen worden meegenomen in de berekening van het basisbedrag in de SDE+. Grondprijzen hebben geen invloed op de energieprijzen. In de SDE+ 2014 vormen grondprijzen 5% van het maximum basisbedrag voor wind op land. Afhankelijk van de energieprijzen is dat circa 12% van de uitbetaalde subsidie voor een windproject. Ongeveer 12% van de windmolens staat op grond van de Staat. Wind op land zal voor circa 2,6% punt bijdragen aan de duurzame energiedoelstellingen. In welke mate dit terugkomt in de SDE+ opslag is afhankelijk van de energieprijzen en in welke fases SDE+ wordt aangevraagd.
Bent u bereid de grondvergoeding die RVOB vraagt te verlagen in lijn met de vergoeding die andere sectoren betalen, bijvoorbeeld gebaseerd op een vaste prijs per m2 of een prijs gebaseerd op het rendement van de activiteit?
Het vaststellen van een grondvergoeding (voor welk vastgoed dan ook) is primair een zaak voor het RVOB, dat zich daarbij houdt aan het principe van marktconformiteit. De gehanteerde methodiek staat hier los van.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het verzamel Algemeen overleg Energie op 26 juni 2014?
De gouden handdruk van een weggestuurde ziekenhuisbestuurder |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Gouden handdruk weggestuurde ziekenhuisbobo»?1
Mijn reactie is dat het goed is dat het kabinet ervoor heeft gezorgd dat zulke berichten op korte termijn niet meer kunnen verschijnen omdat de inwerkingtreding van de Wnt (wet normering topinkomens) een einde maakt aan bovenmatige inkomens en dito ontslagvergoedingen in de publieke en semipublieke sectoren.
Kunt u uitleggen waarom een niet-functionerende bestuurder een half miljoen meekrijgt bij zijn gedwongen vertrek?
Uit het jaarverslag maak ik op dat de uitleg van de Raad van Toezicht van het VUMC is dat men de gemaakte afspraken uit de arbeidsovereenkomst met de betrokken bestuurder is nagekomen 2.
Wie heeft deze truc met de gouden handdruk goedgekeurd?
De afronding van de arbeidsovereenkomst met bestuurders is een taak van Raden van Toezicht.
Welke maatregelen gaat u treffen om een einde te maken aan deze schandalige vertreksommen voor oud-bestuurders die in opspraak zijn geraakt?
Zoals u weet is op 1 januari 2013 de Wnt (wet normering topinkomens) in werking getreden. Die wet normeert, naast de inkomens, ook de ontslagvergoedingen van bestuurders.
Deelt u de mening dat disfunctionerende bestuurders op een zwarte lijst moeten komen? Zo ja, wanneer komt die lijst er? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat Raden van Toezicht bij het vervullen van vacatures voor bestuurders alle zorgvuldigheid in acht moeten nemen en de eerdere loopbaan van kandidaten moeten nalopen op mogelijke factoren die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat de betrokkene niet de geschikte persoon is voor de vacature. In het organiseren van een zwarte lijst en het organiseren van een organisatie om die lijst op te stellen, te actualiseren en te beheren, zie ik niets.
Het 380 kV hoogspanningstracé Borssele – Rilland |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Haast met hoogspanningslijn»?1
Ja.
Is de capaciteitsuitbreiding van het traject Borssele – Rilland nodig ten behoeve van het realiseren van de uitbreiding van de interconnectiecapaciteit met België?
In eerste instantie is de capaciteitsuitbreiding van Borssele naar Tilburg (waar het traject Borssele-Rilland het eerste deel van is) bedoeld voor de uitbreiding van elektriciteitstransport van Borssele naar de «landelijke ring», het deel van het 380kV hoogspanningsnet in Nederland dat in een ringvorm aaneengesloten is.
Er is inmiddels ook behoefte aan vergroting van de mogelijkheid om elektriciteit te transporteren tussen Nederland en België («interconnectiecapaciteit»). Half april is dit door TenneT bij de Minister van EZ aangeven. Dit is mede gebaseerd op internationale afspraken met België en de huidige ontwikkelingen op de Belgische elektriciteitsmarkt. Om dit mogelijk te maken is er bij Rilland een koppelstation nodig. Voor het benodigde inpassingsplan van dit koppelstation is inmiddels de Rijkscoördinatieregeling opgestart.
Bent u van mening dat capaciteitsuitbreiding van de transportleidingen voor elektriciteit, gezien de huidige energiebehoefte en bijgestelde toekomstplannen voor energieproductie, onder andere bestaande uit uitstel of zelfs afstel van de bouw van een tweede kerncentrale, nog steeds noodzakelijk is?
De bestaande 380 kV verbinding van Borssele naar de landelijke 380 kV ring bij Geertruidenberg is vol. Dat betekent dat er geen onderhoud mogelijk is zonder het terug regelen van centrales. Daarmee voldoet TenneT, als beheerder van het landelijke hoogspanningsnet, niet aan de eisen die gesteld zijn in de Elektriciteitswet. De noodzaak voor een nieuwe verbinding is groter geworden door het faillissement van Zalco en Thermfors (twee grote energieverbruikers in Zeeland). Deze energie moet nu ook afgevoerd worden naar buiten de regio. Daarnaast is er ook capaciteitsuitbreiding nodig om ruimte te hebben voor nieuwe initiatieven voor productiecapaciteit.
De reden die voor de versnelde realisatie van de capaciteitsuitbreiding van het tracé Borssele – Rilland wordt gegeven is de aanleg van een windmolenpark voor de kust van Walcheren; klopt het dat de Structuurvisie Windenergie op Zee, waarin de planning van windenergiegebieden wordt geregeld, nog niet definitief is en nog moet worden voorgelegd aan de Kamer?
Er is geen sprake van een versnelde realisatie van het traject Borssele-Rilland. Aanvankelijk was de planning dat de ruimtelijke procedure voor het project in 2014 zou zijn afgerond en met de bouw zou kunnen worden gestart. Het is echter een zeer omvangrijk en complex project en door verschillende redenen heeft het project vertraging opgelopen. Het besluit van TenneT voor de bouw van het nieuwe 380kV station Rilland maakt het mogelijk het project procedureel te splitsen. Daarmee is realisatie van het deel tot Rilland op kortere termijn mogelijk dan als het project als geheel was gerealiseerd. Zo kan sneller een oplossing worden geboden voor het traject Borssele-Rilland.
Met het vigerende Nationaal Waterplan 2009–2015 is het windenergiegebied Borssele aangewezen. Het gebied Borssele ligt buiten de 12-mijlszone.
De Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee betreft de aanwijzing van de windenergiegebieden Hollandse kust, en ten noorden van de Waddeneilanden.
De definitieve Rijksstructuurvisie zal, zoals toegezegd tijdens het Verzamel AO Energie d.d. 26 juni 2014, na de zomer aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
Kunt u, gelet op het nog niet definitief zijn van de inplanning van windenergiegebieden op zee, aangeven waarom het tracé Borssele – Rilland versneld gerealiseerd zou moeten worden?
Zie het antwoord op vraag 4. Het eerder afronden van de procedure voor het traject Borssele-Rilland maakt het mogelijk ook eerder de feitelijke bouw ter hand te nemen dan het geval is als het project als één geheel in procedure wordt gebracht. Dit is van belang omdat door het beschikbaar zijn van het deel Borssele-Rilland het risico op uitval als gevolg van onvoldoende transportcapaciteit voor productie beperkt wordt. Daarmee wordt ook de kans op het optreden van congestie(kosten) beperkt. Verder wordt het huidige onderhoudsknelpunt beperkt en wordt de beschikbaarheid van interconnectiecapaciteit beter gewaarborgd.
Bent u er zeker van dat, in het geval dat er een windenergiegebied voor de Zeeuwse kust zou komen, dit park dan met het land verbonden zou worden via het tracé Borssele – Rilland?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 is de huidige 380 kV verbinding vol. Dat betekent dat er geen onderhoud mogelijk is zonder het terug regelen van centrales. Daarmee voldoet TenneT, als beheerder van het landelijke hoogspanningsnet, niet aan de eisen die gesteld zijn in de Elektriciteitswet. Daarnaast is er ook capaciteitsuitbreiding nodig om ruimte te hebben voor nieuwe initiatieven voor productiecapaciteit. Gezien het potentiële vermogen van één of meer windparken in het aangewezen windenergiegebied Borssele, is extra transportcapaciteit op land noodzakelijk voor de afvoer van de opgewekte elektriciteit naar de landelijke hoogspanningsring. De nieuwe 380 kV verbinding van Borssele naar Tilburg voorziet in die extra capaciteit en ligt dan als verbinding het meest voor de hand.
Kunt u toelichten in hoeverre het gekozen tracé rekening houdt met onrust ten aanzien van gezondheidsrisico’s?
Bij het komen tot tracés voor nieuwe hoogspanningsverbindingen wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het geldende voorzorgsbeleid uit 2005. Dit beleid vraagt om zo veel als redelijkerwijs mogelijk te voorkomen dat nieuwe gevoelige bestemmingen (huizen, scholen, kinderdagverblijven, crèches) ontstaan in de magneetveldzone van de nieuwe verbinding. Het beleid wordt ook toegepast bij het project Zuid-West 380 kV.
Helaas is het niet volledig te voorkomen dat er mensen in de magneetveldzone van de nieuwe verbinding komen met hun woning. In het gebied van de nieuwe verbinding is sprake van veel verspreid liggende bebouwing. Voor de mensen met een woning in de magneetveldzone van de nieuwe verbinding is er de mogelijkheid om door TenneT uitgekocht te worden. TenneT heeft hiervoor een zgn. schadegids ontwikkeld.
Mensen in de specifieke magneetveldzone hebben de keuze uit de mogelijkheid voor een schadevergoeding (en te blijven wonen in hun woning) of de mogelijkheid voor uitkoop met volledige schadeloosstelling (verhuizen). In Zeeland is TenneT inmiddels gestart met verkennende gesprekken. Overigens is met diverse bewoners die dit betreft al eerder contact geweest.
Kunt u toelichten in hoeverre er alternatieve routes zijn bekeken voor het gekozen tracé?
In het kader van de procedure voor de milieueffectrapportage moeten realistische alternatieven worden onderzocht op milieueffecten. Dat is ook het geval voor het project Zuid-West 380 kV. Bij de keuze voor het voorgenomen tracé zijn de verschillende onderzochte alternatieven tegen elkaar afgewogen op verschillende aspecten (milieu-aspecten, (net)techniek, kosten en draagvlak). Voor het project Zuid-West 380 kV is de keuze voor het voorgenomen tracé in maart 2011 gemaakt door de toenmalige Ministers van EZ en IenM. Hierbij is ook rekening gehouden met de regionale bestuurlijke voorkeur. In Zeeland was de voorkeur het tracé dat in 2011 is gekozen. Dit tracé wordt sindsdien tot in detail uitgewerkt ten behoeve van de formele procedurele stappen. Voor het deel Borssele-Rilland is de verwachting dat het ontwerp-inpassingsplan en de ontwerp-vergunningen eerste helft 2015 ter inzage gaan.
De stand van zaken in Irak en de opmars van de Islamitische Staat van Irak en de Levant (ISIS) |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoeveel Syriëgangers zijn er in Nederland teruggekeerd van de jihad in Syrië (en de Levant)?1
Er zijn ongeveer dertig personen onderkend die na een jihadreis naar Syrië weer zijn teruggekeerd in Nederland.
Hoeveel daarvan worden actief gevolgd en hoeveel zijn er buiten beeld?
Over operationele aangelegenheden en concrete gevallen kunnen in het openbaar geen mededelingen worden gedaan. Wel kan ik meedelen dat de aandacht voor uit Syrië teruggekeerde jihadgangers bij de relevante diensten groot is. Zo maakt de AIVD van elke onderkende jihadganger een dreigingsinschatting. Aanvullend beziet het Openbaar Ministerie of strafrechtelijke vervolging mogelijk is. Parallel hieraan worden in de relevante gemeenten maatwerkinterventies afgesproken in multidisciplinaire casus-overleggen. In elk individueel geval wordt de beste aanpak vormgegeven met als doel de mogelijke dreiging die van deze personen uitgaat te verminderen.
In welke gemeenten staan de jihadgangers ingeschreven?
Aangezien het aan de betrokken gemeenten zelf is om wel of niet te communiceren over deze kwestie, doe ik hierover geen nadere mededelingen. Met de burgemeesters van de meest betrokken gemeenten heb ik intensief overleg over de te nemen maatregelen.
Hoeveel ronselaars voor de jihad in Syrië en de Levant zijn er in Nederland actief en in welke gemeenten staan zij ingeschreven?
Er zijn in Nederland personen actief die oproepen tot deelname aan jihad in Syrië en dit ook faciliteren. Het is aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of er sprake is van ronselen, en dus een strafbaar feit. Momenteel zijn enkele tientallen terugkeerders, (potentiële) uitreizigers, rekruteurs en facilitators onderwerp van strafrechtelijk onderzoek. In het openbaar kunnen, in het belang van zowel het strafrechtelijke als het inlichtingenonderzoek, geen uitspraken worden gedaan over aantallen en gemeenten waar deze personen actief zijn.
Wat is de reden dat jihadgangers in Syrië en de Levant buiten beeld raken bij terugkeer in Nederland of andere EU-lidstaten?
Vooropgesteld staat dat ik geen uitspraken doe over de informatiepositie en werkwijze van de diensten. De veiligheidsdiensten en politie doen er, ook in internationaal verband, alles aan om jihadisten vroegtijdig en duurzaam in de gaten te houden. Zij werken hierbij samen met pfartnerdiensten binnen en buiten de EU. Samen met de negen meest betrokken lidstaten werkt Nederland aan een beter gecoördineerde Europese aanpak van teruggekeerde jihadstrijders. Ook verdere versterking van de Europese operationele informatie-uitwisseling is onderdeel van deze aanpak.
Kunt u aangeven hoeveel personen en instellingen/organisaties de oorlog/jihad in Syrië en de Levant financieel steunen en zo ja, welke organisaties zijn dat?
Waar het gaat om financiële stromen richting terroristische organisaties of individuen zij opgemerkt dat organisaties zoals ISIS op de EU Terrorismelijst zijn geplaatst waardoor het verboden is om financiële en economische middelen aan deze organisaties ter beschikking te stellen. Nederland beschikt niet, anders dan uit openbare bron, over de gevraagde informatie met betrekking tot het financieel steunen van de strijd in Syrië door personen en instellingen/organisaties.
Indien het vermoeden bestaat dat een persoon, organisatie of stichting geldelijke steun verleent aan het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, is deze handeling conform Artikel 421 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar.
Mochten er moskeeën en/of andere (islamitische) instellingen betrokken zijn bij ronselpraktijken of financiering van de jihad, bent u dan bereid deze direct en definitief te sluiten en strafrechtelijk te vervolgen? Zo neen, waarom niet?
Het is onacceptabel dat Nederlandse ingezetenen worden geronseld voor de gewelddadige jihadistische strijd. Indien aanwijzingen zijn dat een instelling betrokken is bij ronselpraktijken of financiering van de jihad, beziet het Openbaar Minister wat de mogelijkheden zijn voor sluiting en/of strafrechtelijke vervolging. Sluiting van een instelling is mogelijk als dit voor openbare orde noodzakelijk is, onder de voorwaarde gesteld in artikel 2:20, eerste lid, BW.
Bent u bereid om, in plaats van begeleiding, de teruggekeerde jihadi’s uit Syrië en de Levant preventief op te sluiten, te denaturaliseren en uit te zetten? Zo neen, waarom niet?
Wanneer van een persoon een dreiging uitgaat -bijvoorbeeld omdat de persoon is teruggekeerd van een jihadistisch strijdgebied – bekijkt het OM, in samenwerking met de politie, wat de mogelijkheden zijn om strafrechtelijk op te treden. Zo is bij verdenking van een terroristisch misdrijf bewaring mogelijk, ook buiten het geval van ernstige bezwaren tegen de verdachte. Daarnaast kunnen diverse bestuurlijke instrumenten worden ingezet, zoals het stopzetten van toeslagen en uitkeringen, het nemen van paspoortmaatregelen en het bevriezen van financiële tegoeden.
Op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap kan het Nederlanderschap worden ingetrokken als sprake is van een onherroepelijke veroordeling wegens een terroristisch misdrijf. Voorwaarde is dat de betrokken persoon naast de Nederlandse nationaliteit ook nog een andere nationaliteit bezit. Intrekking is niet mogelijk als stateloosheid daarvan het gevolg is. Het Europees Verdrag inzake Nationaliteit, waarbij Nederland partij is, staat dit niet toe. Voorwaarde is ook dat het misdrijf na 1 oktober 2010 is gepleegd. Na het intrekken van het Nederlanderschap wordt betrokkene ongewenst vreemdeling verklaard en wordt hij uitgezet.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor een eventueel volgende week te houden debat?
Ja.
Het ontbreken van democratische controle op de kosten van het Energieakkoord |
|
Teun van Dijck (PVV), Reinette Klever (PVV) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Democratische controle op de kosten van het Energieakkoord»1 en zo ja, deelt u de kritiek van de ondertekenaars dat een zorgvuldig onderbouwde kostenberekening ontbreekt?
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Ik deel echter niet de kritiek dat een zorgvuldig onderbouwde kostenberekening van het Energieakkoord ontbreekt. Bij het bepalen van budgettaire gevolgen van maatregelen wordt altijd uitgegaan van de direct met de betrokken maatregelen samenhangende kosten en/of baten. Andere daarna optredende zogenoemde tweede orde effecten worden doorgaans niet meegenomen. De reden daarvoor is dat een gedegen inschatting van dergelijke – overigens zowel positieve als negatieve – effecten moeilijk is vast te stellen. Daarnaast is het arbitrair welke effecten in de berekening wel of niet betrokken zouden moeten worden die direct samenhang vertonen met het Energieakkoord.
Bent u bereid om alsnog een overzicht van alle uit het Energieakkoord voortvloeiende kosten naar de Kamer te sturen, inclusief de verwachte derving van belastinginkomsten als gevolg van de toename van duurzame energie, de postcoderoosregeling, de salderingsregeling en energie-efficiëntie maatregelen?
De kosten die samenhangen met het Energieakkoord zijn door PBL en ECN ten tijde van het verschijnen van het Energieakkoord doorgerekend. Ik verwijs daarvoor naar de bijlagen bij de doorrekening van het Energieakkoord (Kamerstukken 2012–2013, 30 196, nummer 202).
Vanaf dit najaar zullen ECN en PBL een jaarlijkse update van de energieramingen, waaronder die voor het Energieakkoord, publiceren in de zogenoemde Nationale Energieverkenning (NEV), die vanaf oktober 2014 jaarlijks zal verschijnen. In deze NEV wordt onder andere ook jaarlijks inzicht geboden in de investeringen in netten op middellange en lange termijn en de ontwikkelingen daarin, alsmede de rendementsontwikkeling van de conventionele elektriciteitsopwekking en de ontwikkeling van de energie-efficiency. Overigens geeft bijlage V van de Miljoenennota jaarlijks inzicht in de belastingderving van daarin genoemde belastinguitgaven.
Bent u bereid om eveneens een overzicht te sturen van alle door het Energieakkoord veroorzaakte indirecte kosten, waaronder de benodigde investeringen in het netwerk, rendementsverliezen op bestaande elektriciteitsopwekkende installaties en privé-schade die burgers ondervinden door onder andere de waardedaling van hun huis door de komst van windmolens?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen nog voor het verzamel Algemeen overleg Energie op 26 juni aanstaande beantwoorden?
Het is niet gelukt om deze antwoorden reeds voor het Algemeen Overleg van 26 juni jl. aan uw Kamer te sturen.
De oldtimermaatregel |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Sander de Rouwe (CDA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Hoe verloopt de voorlichting over de oldtimermaatregel aan de bezitters van auto's ouder dan 25 jaar? Wanneer hebben mensen, die zo'n voertuig bezitten, informatie ontvangen over de per 1 januari gewijzigde wet?
De wijziging voor de vrijstelling van oldtimers in de motorrijtuigenbelastingen, de «oldtimermaatregel» is aangekondigd in het Belastingplan 2014, met als invoeringsdatum 1 januari 2014. Parallel met de parlementaire behandeling moest ook de uitvoering worden geïmplementeerd. Hierbij moest rekening worden gehouden met mogelijke wijzigingen tijdens de parlementaire behandeling. De oldtimermaatregel werd materieel definitief na stemming in de Eerste Kamer op 17 december 2013. De zeer korte implementatietijd van de oldtimermaatregel heeft er toe geleid dat de uitvoering door de Belastingdienst en de voorlichting aan de belastingplichtigen onder druk is komen te staan. Zo kon de maatregel niet voor 1 januari 2014 in de systemen van de Belastingdienst worden verwerkt en konden ook acceptgiro’s niet onmiddellijk vanaf 1 januari worden verstuurd.
Ondanks de korte implementatietermijn zijn de houders van oldtimers met een leeftijd van tussen 25 jaar en 40 jaar in november en december 2013 door middel van een mailing op de hoogte gebracht van de wetswijzigingen ter zake van van de motorrijtuigenbelasting. Ook is in die periode informatie op de website van de Belastingdienst geplaatst.
In het weekeinde van 23 en 24 maart is de automatiseringsrelease met daarin de eerste functionaliteit voor de oldtimerregeling, succesvol geïmplementeerd. Deze functionaliteit betreft het kunnen verzenden van de uitnodigingen voor deelname aan de oldtimersovergangsregeling voor personenauto's. Deze release stond eerder ingepland voor 10 januari maar kon door instabiliteit van het automatiseringssysteem niet worden uitgevoerd.
Belastingplichtigen met een motorrijtuig waarvoor weer het volledige tarief verschuldigd is, zijn vanaf begin 2014 – met ingang van het eerste tijdvak – in de heffing betrokken.Voor oldtimers die in aanmerking kwamen voor de overgangsregeling zijn de aanslagen verzonden in april 2014. De oldtimer vrachtauto’s (1.374 kentekens) hebben medio mei de aanslagen voor de overgangsregeling ontvangen. Deze aanslagen hebben betrekking op het kalenderjaar 2014. De geselecteerde kentekenhouders konden tot 1 mei in aanmerking komen voor de overgangsregeling door de betaling van het jaartarief van maximaal 120 euro. Indien zij deze rekening niet betalen gaat de Belastingdienst er van uit dat zij niet in aanmerking (willen) komen voor de overgangsregeling en betalen zij het volledige tarief.
Op 1 mei waren nog circa 50.000 aanslagen niet betaald. Ook na 1 mei komen nog vele betalingen binnen (800 tot 1.000 per dag), waardoor besloten is nog niet te starten met het in de volledige heffing betrekken van deze voertuigen.
Wat is nu de inwerkingtredingsdatum van de oldtimermaatregel? Geldt deze inwerkingtredingsdatum voor alle soorten oldtimers (auto's, campers, vrachtwagens, twee- en driewielers)?
De oldtimermaatregel is voor alle soorten motorrijtuigen in werking getreden per 1 januari 2014. De oldtimersovergangsregeling geldt alleen voor personen- en bestelauto’s op benzine, motorrijwielen, bussen en vrachtauto’s. Personen- en bestelauto’s op diesel en LPG alsmede campers komen niet in aanmerking voor de overgangsregeling.
Hebben alle belastingplichtigen met een oldtimer voor de datum van inwerkingtreding een aanslag gekregen? Is er hierbij een verschil tussen de bovengenoemde verschillende soorten oldtimers?
Zie antwoord vraag 1.
Indien niet alle belastingplichtigen met een oldtimer voor de datum van inwerkingtreding een aanslag gekregen hebben, betekent dit dat de maatregel voor hen op een later tijdstip ingaat of moeten zij met terugwerkende kracht alsnog motorrijtuigenbelasting betalen over de periode vanaf inwerkingtreding?
De oldtimermaatregel heeft als ingangsdatum 1 januari 2014. Belastingplichtigen die niet in aanmerking komen voor de overgangsregeling worden met terugwerkende kracht voor het volledige tarief in de reguliere heffing betrokken vanaf het eerste tijdvak in 2014.
Zijn mensen met een diesel- of LPG-voertuig tijdig geïnformeerd over het feit dat ze motorrijtuigenbelasting moeten gaan betalen en hebben zij tijdig de mogelijkheid gehad om te schorsen? Hoeveel klachten en bezwaren heeft de Belastingdienst of de RDW (Rijksdienst voor het Wegverkeer) gehad over dit onderwerp?
Zoals in vraag 1 aangegeven zijn belastingplichtigen in november en december 2013 over de oldtimermaatregel geïnformeerd. Zij hebben daarmee de mogelijkheid gehad te schorsen.
Er is massaal gereageerd op en geageerd tegen de regeling. Voor velen fungeert Stichting Autobelangen als spreekbuis en deze adviseert iedereen in bezwaar te gaan. Op de site van de stichting is een bezwaarschriftengenerator beschikbaar gesteld. Tot 21 juni 2014 heeft de Belastingdienst 650 klachten tegen de regeling en 3.800 bezwaren tegen de betaling op aangifte ontvangen. Daarnaast zijn circa 11.500 brieven ontvangen met verzoeken van diverse aard. 5.300 stuks betroffen verzoeken om toepassing campertarief, 3.700 stuks betroffen verzoeken van algemene aard waaronder vragen over het uitbouwen van gasinstallaties 2.000 brieven betroffen kentekenhouders die claimen wel te voldoen aan de eisen overgangsregeling (waaronder foutieve registratie in basisregistratie bij RDW) en 300 brieven betroffen het betwisten van de houderschap. Alle correspondentie en mutaties zijn handmatig verwerkt c.q. doorgevoerd. Het aantal klachten over de uitvoering van de maatregel door de Belastingdienst zijn er hooguit tien geweest. Deze brieven- en bezwaarstroom heeft er mede toe geleid dat vanaf begin januari tot heden 17 fulltime krachten (vast en flexibel) zijn belast met dit proces.
Vindt u de wijze waarop de RDW mensen informeert en de administratie voert over deze ingewikkelde maatregel voldoende?
De belastingdienst is belast met informeren en het voeren van administratie over de oldtimermaatregel. De RDW heeft hier geen rol in gehad.
Hoeveel motorvoertuigen, ouder dan 25 jaar, zijn er geregistreerd op 1 januari 2012, 1 januari 2013, 1 juli 2013, 1 januari 2014 en 1 juni 2014? Kunt u deze cijfers uitsplitsen naar brandstofsoort (benzine, diesel, LPG) en leeftijd (25–30 jaar, 30–40 jaar, 40 jaar en ouder)?
Onderstaande tabel toont de situatie per 2 juni 2014 ten aanzien van alle motorvoertuigen, ouder dan 25 jaar, naar soort voertuig (personenauto, bedrijfsauto, bus, motorfiets inclusief zijspan en driewieling motorrijtuig), naar brandstofsoort (benzine, diesel, LPG en overig) en naar bouwjaar (1985 t/m 1989, 1975 t/m 1984 en 1974 en ouder). De als geschorst geregistreerde kentekens zijn hierin meegenomen.
Type voertuig:
Bouwjaar:
Brandstof:
Benzine
Diesel
LPG
Overig
Totaal
Personenauto
1985 t/m 1989
94.983
21.107
6.182
7
122.279
1975 t/m 1984
110.439
16.543
16.866
8
143.856
1974 en ouder
120.292
3.172
22.161
22
145.647
Totaal
325.714
40.822
45.209
37
411.782
Bedrijfsauto
1985 t/m 1989
3.471
15.056
1.785
0
20.312
1975 t/m 1984
6.262
11.720
3.880
1
21.863
1974 en ouder
7.632
4.041
2.166
1
13.840
Totaal
17.365
30.817
7.831
2
56.015
Bus
1985 t/m 1989
3
191
0
0
194
1975 t/m 1984
1
282
1
1
285
1974 en ouder
30
254
7
1
292
Totaal
34
727
8
2
771
Motorfiets inclusief zijspan en driewieling motorrijtuig
1985 t/m 1989
80.754
3
5
2
80.764
1975 t/m 1984
94.998
3
5
3
95.009
1974 en ouder
48.851
6
0
1
48.858
Totaal
224.603
12
10
6
224.631
Totaal
567.716
72.378
53.058
47
693.199
Deze gegevens zijn afkomstig uit het kentekenregister van de RDW. De RDW heeft aangegeven dat het niet mogelijk is om historische overzichten van de aantallen voertuigen op resp. 01-01-2012, 01-01-2013, 01-07-2013 en 01-01-2014 te leveren. Het kentekenregister van de RDW is namelijk continu aan mutaties onderhevig.
Hoeveel motorvoertuigen, ouder dan 25 jaar, zijn er geschorst op 1 juli 2013, 1 januari 2014 en 1 juni 2014? Kunt u deze cijfers uitsplitsen naar brandstofsoort (benzine, diesel, LPG) en leeftijd (25–30 jaar, 30–40 jaar, 40 jaar en ouder)?
Onderstaande tabel toont de situatie per 2 juni 2014 ten aanzien van de geschorste motorvoertuigen, ouder dan 25 jaar, naar soort voertuig (personenauto, bedrijfsauto, bus, motorfiets inclusief zijspan en driewieling motorrijtuig), naar brandstofsoort (benzine, diesel, LPG en overig) en naar bouwjaar (1985 t/m 1989, 1975 t/m 1984 en 1974 en ouder).
Type voertuig:
Bouwjaar:
Brandstof:
Benzine
Diesel
LPG
Overig
Totaal
Personenauto
1985 t/m 1989
22.598
6.450
2.258
3
31.309
1975 t/m 1984
36.575
8.292
10.818
1
55.686
1974 en ouder
33.807
1.086
7.635
1
42.529
Totaal
92.980
15.828
20.711
5
129.524
Bedrijfsauto
1985 t/m 1989
923
4.129
750
0
5.802
1975 t/m 1984
2.101
4.977
2.529
1
9.608
1974 en ouder
1.948
1.385
633
0
3.966
Totaal
4.972
10.491
3.912
1
19.376
Bus
1985 t/m 1989
0
49
0
0
49
1975 t/m 1984
0
65
0
1
66
1974 en ouder
6
105
1
0
112
Totaal
6
219
1
1
227
Motorfiets inclusief zijspan en driewieling motorrijtuig
1985 t/m 1989
10.807
1
0
0
10.808
1975 t/m 1984
18.985
0
2
0
18.987
1974 en ouder
6.218
1
0
0
6.219
Totaal
36.010
2
2
0
36.014
Totaal
133.968
26.540
24.626
7
185.141
Deze gegevens zijn afkomstig uit het kentekenregister van de RDW. De RDW heeft aangegeven dat het niet mogelijk is om historische overzichten van de aantallen geschorste voertuigen op resp. 01-07-2013 en 01-01-2014 te leveren. Het kentekenregister van de RDW is namelijk continu aan mutaties onderhevig.
Als de maatregel momenteel zou worden ingevoerd en met de huidige gegevens de opbrengst wordt geraamd, hoeveel van de begrootte € 137 miljoen zou de oldtimermaatregel dan nog opleveren?
Uitgangspunt voor de raming van € 137 miljoen was de financiële onderbouwing van de opbrengst van het volledig schrappen van de vrijstelling van MRB voor oldtimers uit het Regeerakkoord (EUR 153 mln). Op basis van dit bedrag uit het Regeerakkoord zijn vervolgens de kosten van elke versoepeling berekend. Het budgettaire beslag van de uiteindelijk gekozen variant van de vrijstelling was geraamd op EUR 16 mln. per jaar. Op dit moment hebben wij nog onvoldoende gegevens om de opbrengst van de oldtimermaatregel nauwkeurig te kunnen ramen of te stellen dat de opbrengst van de oldtimermaatregel afwijkt van de oorspronkelijke raming. Zo zijn de gegevens over uitbouw van LPG-installaties, export, schorsing, etc. in de afgelopen maanden nog onvoldoende bekend.
Het bericht dat diverse wethouders in Helmond, Asten, Gemert-Bakel en Eersel het inkomen aanvullen met wachtgeld |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Hoe oordeelt u over het bericht dat diverse wethouders in Helmond, Asten, Gemert-Bakel en Eersel, die in een nieuw college minder uren zijn gaan werken, hun inkomen aanvullen met wachtgeld?1
Er is geen sprake van een aanvulling. Wat hier heeft plaatsgevonden, is een gevolg van de verrekensystematiek van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Op grond van de Appa worden nieuwe inkomsten in mindering gebracht op een Appa-uitkering als deze inkomsten het niveau van de oorspronkelijke bezoldiging overschrijden. Als een gewezen voltijdswethouder onnieuw aantreedt, wordt dus zijn bezoldiging als deeltijdwethouder in mindering gebracht op de uitkering voor zover deze de eerdere voltijd bezoldiging overschrijdt. In dit geval behoudt betrokkene hierdoor gedurende zijn uitkeringsperiode het inkomensniveau van een voltijdswethouder.
Dit gevolg is in lijn met de bedoeling van de wetgever. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever heeft beoogd dat wethouders in dit soort situaties gedurende de uitkeringsperiode het inkomensniveau van een voltijds wethouder blijft behouden. Deze toekenning van een Appa-uitkering aan deeltijdwethouders (en gedeputeerden) «als hij als zodanig een betrekking in mindere omvang is gaan uitoefenen», is in 2001 op nadrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer door middel van een nota van wijziging in de Appa opgenomen (TK 27 220, nr. 7). Het wetsvoorstel waarin deze toevoeging is opgenomen, is vervolgens met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
Het betreft een aanpassing van het tweede lid onder a van artikel 131 van de Appa. De Provincie- en Gemeentewet maken het sinds 1994 mogelijk dat de functie van gedeputeerde en wethouder in deeltijd wordt vervuld. De Appa bepaalde tot 2001 dat er geen recht op uitkering bestaat als de gewezen ambtdrager dezelfde functie weer gaat vervullen. De achtergrond van deze regel was dat het in een dergelijke situatie niet zinvol is om een Appa-recht te laten ontstaan. Dit recht zou namelijk meteen weer worden verrekend tot nihil met de wedde als nieuwe wethouder. Maar voor een gewezen wethouder die in deeltijd terugkeerde, verviel ook in het geheel het recht op een uitkering. Door deze regel was er dan niet alleen sprake van inkomensachteruitgang tijdens de actieve periode maar ook in uitkeringsaanspraken als het deeltijdwethouderschap voortijdig werd beëindigd. Tegen deze achtergrond is op verzoek van de Tweede Kamer de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken tot het oordeel gekomen dat compensatie voor de achteruitgang in inkomsten van de deeltijdwethouder die terugkeert als wethouder in dezelfde gemeente, op zijn plaats was.
Hierbij is de volgende afweging gemaakt (zie ook de toelichting bij de nota van wijziging, TK 27 220, nr. 7, bladzijde 3). Enerzijds werd voor de actieve wethouder compensatie niet nodig geacht vanuit de veronderstelling dat betrokkene vrij is in zijn keuze om de betrekking van wethouder in deeltijd te aanvaarden. Ook was de deeltijdmogelijkheid nu juist in de wet opgenomen om naast het wethouderschap andere werkzaamheden te kunnen blijven verrichten. Bovendien zou een vergoeding voor achteruitgang in inkomen in feite functioneren als aanvulling op het inkomen als deeltijdwethouder. Bekeken vanuit het gezichtspunt van de gewezen wethouder was anderzijds echter de redenering dat deze functionaris in beginsel recht heeft op een uitkering. Het werd onbillijk geacht dat een gewezen wethouder alleen zijn uitkeringsrecht zou verliezen als hij terugkeert als deeltijdwethouder in dezelfde gemeente. Bij aanvaarding van een andere functie in deeltijd verliest de gewezen wethouder namelijk niet zijn recht op een uitkering. Ook als een gewezen wethouder in een andere gemeente wethouder wordt, ontstaat er op grond van de Appa een uitkeringsrecht ten laste van de vorige gemeente.
In welke andere gemeenten wordt deze constructie gebruikt?
Het is geen constructie; het is een uitvloeisel van de sinds jaar en dag geldende verrekensystematiek van de Appa. Hoe vaak dit voorkomt, is mij niet bekend. Het Ministerie van BZK houdt dergelijke gegevens niet bij. De toepassing van de Appa voor wethouders is een gemeentelijke verantwoordelijkheid.
Overigens is het in dit verband de vraag of het wethouderschap in deeltijd zonder meer een eigen keuze is. Werknemers hebben op grond van de Wet aanpassing arbeidsduur in beginsel het recht om de arbeidsduur te verkorten. Wethouders verkeren niet in een soortgelijke positie. De deeltijdfactor van een wethoudersambt in een gemeente is de uitkomst van een onderhandelingsproces tijdens de collegevorming. Op grond van artikel 36, tweede lid, van de Gemeentewet kan de gemeenteraad vervolgens besluiten dat het wethouderschap in deeltijd wordt uitgeoefend. Het ligt voor de hand dat de raad in zijn besluitvorming over de deeltijdwethouders de werking van de verrekeningssystematiek van de Appa betrekt. De eigen keuze beperkt zich tot het al dan niet aanvaarden van de uitkomst van dit onderhandelingsproces.
Hoe gaat u dit gat in de wet te dichten?
Er is geen sprake van een gat in de wetgeving. Het specifieke uitkeringsrecht voor deeltijdwethouders en deeltijdgedeputeerden is na uitdrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer in 2001 in de Appa opgenomen.
Wellicht ten overvloede maak ik u erop attent dat deze beantwoording in lijn is met de beantwoording van de eerder in 2010 door het lid Van Raak gestelde vragen over vergelijkbare situaties (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 3170 en 3171).
Het Parex-schandaal in Letland |
|
Eddy van Hijum (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het Parex-schandaal in Letland, zoals genoemd in het boek «het Euro Evangelie»1 en de artikelen «Nomura hielp Letland probleemschulden te verhullen»2 en «Europese Commissie onderzoekt eigen illegale staatssteun aan Russische witwasbank»?3
Ja.
Klopt het dat Parex bijzonder veel Russisch zwart geld had aangetrokken, zoals in de eerder genoemde bronnen is vermeld, en zoals bleek uit de slogan van de bank: «Letland. Net iets dichterbij dan Zwitserland»? Is er een schatting bekend van de hoeveelheid zwart geld en de herkomst daarvan?
Het kabinet heeft geen informatie over dergelijke bedragen.
Wie heeft het besluit genomen om Parex te redden en waarom, terwijl andere banken in Europa, zoals het Nederlandse DSB, maar ook verder alle andere Letse banken, waaronder de grootste, Latvijas Krajbanka, wel failliet mochten gaan?
De Letse autoriteiten hebben dit besluit genomen en de Commissie heeft de verleende staatssteun destijds goedgekeurd. Naar oordeel van de Letse autoriteiten was Parex Bank systeemrelevant. Het was de op één na grootste bank van Letland (met destijds een totaal van 4,9 miljard euro aan activa). Tevens was het de grootste bank in binnenlandse handen (de meeste Letse banken hadden sterke banden met Scandinavische moederbanken). Het omvallen van deze bank zou volgens de Letse autoriteiten grote negatieve spill-overs hebben naar andere Letse banken en banken in de regio. Latvijas Krajbanka was de negende bank in termen van grootte en volgens de Letse autoriteiten niet systeemrelevant.
Als zich in de toekomst een soortgelijk geval als Parex zou voordoen, zou de situatie niet hetzelfde zijn. Ten eerste zal met de inwerkingtreding van de Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD) sprake zijn van een Europees geharmoniseerd resolutieraamwerk, dat bepaalt onder welke voorwaarden tot resolutie, waaronder bail-in, kan worden overgegaan. Ten tweede geldt dat Letland – als eurolidstaat – deelneemt in de bankenunie, waardoor op grond van de Single Supervisory Mechanism-verordening en de Single Resolution Mechanism-verordening sprake is van besluitvorming en coördinatie over toezicht en resolutie op Europees niveau. Bovendien gelden ook voor Letland de medio 2013 aangepaste staatssteunregels ten aanzien van bankensteun en de daarin aangescherpte eisen voor het dragen van verliezen door de private investeerders van een bank.
Is er enig onderzoek geweest of de directie van Parex haar eigen overheid heeft omgekocht, teneinde een bankenredding te forceren?
In het kader van de verleende staatssteun heeft de Commissie in 2008 een onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn gepubliceerd op de website van DG Mededinging. Hieruit blijkt niet dat dit aan de orde is geweest (http://ec.europa.eu/competition/state_aid/cases/228522/228522_959558_23_2.pdf).
Hoeveel van de € 7,5 miljard die de redding van de bank Parex kostte wordt gedekt door directe en indirecte leningen en garanties van Nederland?
De Letse autoriteiten hebben Parex Bank in november 2008 genationaliseerd. Hier zijn geen indirecte leningen of garanties van Nederland aan te pas gekomen. Daarna heeft Letland financiële steun aangevraagd en is er in december dat jaar door de Commissie en het IMF in totaal een bedrag van 7,5 miljard euro aan betalingsbalanssteun aan Letland toegezegd. Van dit bedrag werd uiteindelijk 4,5 miljard euro uitgekeerd. De verleende steun door het IMF is inmiddels volledig terugbetaald. De Commissie heeft destijds 2,9 miljard euro van de geplande 3,1 miljard euro uitgekeerd, hiervan is dit jaar 1 miljard euro terugbetaald. De verstrekte betalingsbalanssteun van de Commissie loopt via een garantie op de EU-begroting. De Nederlandse afdrachtensleutel hierin is ongeveer 5%.
Klopt het dat een groot deel van Parex verder gaat onder de naam «Citadele Bank» en dat haar Zwitserse dochter Anlage – und Privatbank (AP Bank) op haar website, in de Russische taal, schermt met een constructie waarbij Russen hun contanten in Letland mogen achterlaten waarna Citadele het in spaargeld vervolgens in het buitenland stalt? Klopt het dat AP Bank haar eigen naam gebruikt om de identiteit van de spaarder te verhullen?4
In 2010 werd door de Europese Commissie een herstructureringsplan goedgekeurd waarbij Parex Bank werd gesplitst in een good bank (genaamd Citadele) en een bad bank (Parex, later Reverta). AP Anlage & Privatbank is in 1995 opgericht door Hypo Bank (gevestigd in Duitsland) en werd in 2004 overgenomen door de Parex Groep. AP Anlage & Privatbank heeft altijd haar eigen naam gehouden, ook toen Parex gesplitst werd.
Is het terecht om te stellen dat Citadele, dat is gered met onder andere Nederlands belastinggeld, gewoon doorgaat met het witwassen van dubieus Russisch geld?
Citadele is niet gered met Nederlands belastinggeld. De Letse toezichthouder en de Letse centrale bank hebben in 2012 en 2013 verschillende maatregelen genomen om de risico’s van «non-resident banking» te mitigeren; waaronder hogere liquiditeitseisen, frequente stresstesten en banken met meeste buitenlandse leningen hebben langlopende obligaties uitgegeven om niet te veel afhankelijk te zijn van korte termijn deposito’s. Bovendien heeft Letland zich bij toetreding tot de euro middels een brief gecommitteerd aan verschillende hervormingsmaatregelen, onder andere op het gebied van «non-resident banking» en het tegengaan van witwaspraktijken. Letland geeft bijvoorbeeld aan de aanbevelingen die Moneyval heeft gedaan op het gebied van het tegengaan van witwaspraktijken te zullen implementeren.
Als de passivazijde van de balans van deze bank gedomineerd wordt door Russisch spaargeld, waarom zou Europa dan inspanning moeten verrichten om deze bank te redden, aangezien daarbij spaarders worden ontzien die geen burger van de EU zijn?
Er is op dit moment geen sprake van een Europese inspanning om deze bank te redden.
Waarom heeft de EU in ruil voor de verleende steun geen meerderheidsbelang in deze bank verkregen, waarmee juist voorkomen kon worden dat Citadele op de oude voet doorgaat?
Zoals aangegeven in vraag 5 is er geen directe EU-steun verleend aan het redden van deze bank.
Hoe is het mogelijk dat in 2014, na de toetreding van Letland tot de Eurozone en de vorming van de bankenunie, een met belastinggeld geredde bank openlijk Russisch spaargeld blijft ophalen en niet eens moeite hoeft te doen dat te verhullen aangezien deze informatie op de website van AP Bank staat?
Europese banken kunnen spaargeld aantrekken uit het buitenland (ook buiten de EU), zolang de geldende EU-regels worden gerespecteerd. Die staan in Letland niet ter discussie.
Op 16 april 2014 kondigde de Europese Commissie een onderzoek aan naar de steun aan Parex, bijna zes jaar na dato; waarom heeft dat zo lang geduurd? Heeft het ermee te maken dat de Amerikaanse senaat een onderzoek is gestart wegens het vermoeden van corruptie?
Het onderzoek van de Europese Commissie richt zich vooral op de afspraken die in 2010 met de Letse autoriteiten zijn gemaakt met DG Mededeling om de Commissie te informeren over belangrijke besluiten ten aanzien van Citadele en Reverta. DG Mededeling doet geen uitspraak over lopende zaken. Een besluit hierover wordt spoedig verwacht.
Wat is de reikwijdte van het onderzoek van de Europese Commissie en wat is de planning?
Zie antwoord vraag 11.
Klopt het dat de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) een belang heeft in Citadele? Kunt u de precieze verhoudingen tussen Citadele en EBRD schetsen en wanneer die ontstaan zijn?
Uit de voor mij beschikbare informatie blijkt dat de EBRD in 2009 een belang van 25% in Parex nam. Op dit moment heeft de EBRD een belang van 25% in Citadele, welke het heeft verworven in augustus 2010 toen Parex werd opgesplitst. Het behield toen een belang van 12,74% in Parex (nu Reverta).
Vanaf 2009 heeft de EBRD op verschillende manieren de bankensector in haar regio ondersteund in het kader van de crisis. Het nemen van een belang zoals bij Parex was hiervoor één manier, een andere was het verschaffen van achtergestelde schuld. Ook verstrekte de EBRD voor MKB geoormerkte leningen aan grote Europese bankengroepen, ter ondersteuning van de reële economie.
Heeft de EBRD op enig moment een put-optie op het aandeel in Citadele verkregen, zoals gemeld in het Nomura rapport?5 Zo ja, wanneer is die put-optie gekocht en hoe is hij in de boeken van de EBRD verantwoord? Is de put-optie ook opgenomen in de nationale rekeningen van Letland?
Uit de voor mij beschikbare informatie blijkt dat de EBRD inderdaad een put overeenkomst heeft met de Latvian Privatisation Agency (LPA) op het gecombineerde belang in Citadele en Reverta, overeengekomen in 2009. LPA werd gegarandeerd door de Letse overheid.
Alle transacties die de EBRD doet, inclusief derivaten, worden volgens de International Financial Reporting Standards (IFRS) geboekt.
De put optie is niet opgenomen in de nationale rekeningen van Letland, omdat dit een garantie is en garanties volgens ESA95 niet worden meegeteld in de nationale rekeningen.
Bent u bereid om bij de EBRD navraag te doen naar alle transacties die hebben plaatsgevonden in Parex, Citadele en Reverta, inclusief aandelen en opties en de datum van de transacties, en het resultaat van de navraag aan Kamer te sturen?
Buiten de informatie bij vraag 13 en14 heeft de EBRD aangegeven dat het verdere specifieke informatie niet openbaar kan maken.
Heeft Nederland ingestemd (via haar lid van de board) met de aankoop van Parex (Reverta) door de EBRD? Zijn de due dilligence rapporten op Parex en haar rechtsopvolgers beschikbaar voor inzage voor het publiek of voor parlementariërs?
De Nederlandse bewindvoerder heeft, evenals alle andere bewindvoerders, in april 2009 ingestemd met het eerste voorstel voor de aankoop van Parex aandelen, en in juli 2010 met de wijziging van het voorstel in het kader van het opsplitsen van Parex. De EBRD heeft aangegeven de due dilligence rapporten nooit openbaar te maken.
Welke lessen trekt het kabinet uit de Parex-affaire voor de mogelijke toetreding van Litouwen tot de eurozone?
Litouwen voldoet aan alle convergentiecriteria voor eurotoetreding, op basis van de convergentierapporten van de ECB en de Europese Commissie. De ECB heeft in haar convergentierapport wel aanbevelingen gedaan ten aanzien van het aanscherpen van het financiële sector toezicht in Litouwen, waartoe Litouwen zich gecommitteerd heeft middels een brief, zie: http://www.finmin.lt/finmin.lt/failai/naujienos/2014/LT_Letter_0618.pdf.
In welke banken uit Litouwen heeft de EBRD de afgelopen tien jaar belangen genomen, belangen afgestoten en put-opties (gehad)?
Uit de voor mij beschikbare informatie over activiteiten van de EBRD in de financiële sector van Litouwen in de afgelopen tien jaar blijkt het volgende:
De EBRD heeft een belang van 20% in Siauliu Bank en heeft daar achtergestelde schuld uitstaan. In 2005 was er de eerste investering in Siauliu waarbij een belang van 16,6% werd verworven. In 2009 werd een lening verschaft met een optie tot omzetting naar aandelen, welke gedeeltelijk werd gebruikt in 2010. In 2011 is het resterende stuk schuld omgezet in achterstelde schuld om voldoende Tier 2-kapitaal te verschaffen zodat Siauliu Bank zekere assets en verzekerde deposito’s kon overnemen van Ukio Bank.
Het bericht dat de grootste pensioenbeheerder van Nederland niet gaat beleggen in windmolenparken op zee |
|
Louis Bontes (GrBvK) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Grootste pensioenbeheerder houdt vast aan fossiele energie»?1
Ja.
Bent u het met het pensioenfonds eens dat de techniek van offshorewindturbines te jong is om aan de rendementseisen van het fonds te voldoen? Zo neen, waarom niet?
Het is niet aan mij om te beoordelen welke rendementseisen voor het pensioenfonds van toepassing zijn.
Bent u bereid om alle subsidies op windmolens per direct te beëindigen gezien het gegeven dat de techniek nog te jong is om rendabel te zijn?
Nee. In het Energieakkoord zijn afspraken gemaakt voor het realiseren van 16% duurzame energie in 2023. Wind op zee speelt daarbij een grote rol.
Tegelijk zijn er kansen om de kosten van wind op zee te laten dalen. In het Energieakkoord is dan ook een kostenreductie pad afgesproken voor wind op zee.
Bent u bereid om zo spoedig mogelijk te starten met het boren naar schaliegas?
Nee. Zoals ik in het overleg met uw Kamer op 5 juni heb aangegeven wil ik eerst alle aangekondigde onderzoeken afwachten. Pas nadat een besluit is genomen over de vraag of en zo ja waar schaliegas gewonnen kan worden en een en ander is vastgelegd in een structuurvisie, zal ik aanvragen voor (proef)boringen in behandeling nemen.
Het schrappen van de laatste trein tussen Hoorn – Enkhuizen |
|
Eric Smaling |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Kunt u zich voorstellen dat een behoorlijk aantal reizigers gedupeerd is doordat de laatste trein tussen Hoorn en Enkhuizen niet meer rijdt?1
Het is altijd vervelend als reizigers hinder ondervinden van een aangepaste treindienst. Het gebruik van de laatste twee treinen tussen Hoorn en Enkhuizen was zeer beperkt. Het gaat in beide treinen samen om circa 10–35 reizigers per dag. Mede daarom heeft NS in de dienstregeling de laatste twee treinen, zolang de onderhoudswerkzaamheden duren, geschrapt.
Klopt het dat deze laatste trein is komen te vervallen vanwege onderhoud aan het spoor? Zo ja, zijn er alternatieven onderzocht om de dienstregeling te handhaven terwijl er gewerkt wordt aan het spoor, bijvoorbeeld door te rijden over enkel spoor waarbij het andere spoor wordt afgezet middels een magnetisch hek? Zo nee, wat is dan de reden van het schrappen van deze trein?
De laatste twee treinen zijn inderdaad vervallen in verband met onderhoud aan het spoor in combinatie met het aantal reizigers. Het onderhoud vindt zo veel mogelijk plaats in de nacht om de effecten voor de reizigers te beperken. In het nieuwe onderhoudsrooster moet railinfrastructuur driemaal per week gedurende vier uur per nacht beschikbaar zijn voor onderhoud. Dit betekent dat NS enkele treinen niet kan rijden. Bij het schrappen van treinen heeft NS de keuze gemaakt de laatste treinen te laten vervallen en niet de eerste treinen. Als gekozen zou worden voor de eerste treinen dan zouden drie treinen moeten uitvallen. Hiermee worden circa vijf keer zoveel reizigers (veelal forenzen) getroffen als het laten uitvallen van de laatste twee treinen (waar vooral recreatieve reizigers gebruik van maken). In het weekend rijden de laatste treinen wel.
Het baanvak Hoorn Kersenboogerd–Enkhuizen is overigens enkelsporig waardoor alternatieve oplossingen om een naastgelegen spoor in bedrijf te houden niet aan de orde zijn.
Wat is het resultaat van de overleggen met ProRail over innovatieve oplossingen om veilig aan het spoor te werken zonder dat dit geheel wordt afgesloten, die u tijdens de plenaire behandeling op 3 oktober 2013 van het Verslag van het algemeen overleg (VAO) Spoor heeft toegezegd te zullen voeren?
Het zoeken naar innovaties is een voortdurend proces. Onlangs heb ik u geïnformeerd op welke manier deze zoektocht al tot resultaten heeft geleid voor de bereikbaarheid van Schiphol (zie mijn brief Kamerstuk 290984 nummer 488 d.d. 2 juni 2014). ProRail investeert daar in vaste fysieke afscheidingen tussen de sporen voor de veiligheid van baanwerkers en in zelfsignalerende kortsluitlansen om het spoor sneller buiten dienst te kunnen nemen zodat al het onderhoud in de beperkte tijdslots kan worden uitgevoerd. Bij dergelijke investeringen moet wel een afweging worden gemaakt van kosten en baten: wat kost een oplossing en hoeveel reizigers worden ermee geholpen. Zodoende kan het zo zijn dat een oplossing die voor Schiphol wel gekozen wordt, voor Hoorn – Enkhuizen niet haalbaar is.
Wat is de reden dat NS geen alternatief aanbiedt voor reizigers die zijn aangewezen op de laatste trein, bijvoorbeeld door bussen in te zetten?
De bezetting van de twee laatste treinen is tussen Hoorn en Enkhuizen dusdanig laag (zie mijn antwoord op vraag 1) dat NS ervoor gekozen heeft om op dit traject de dienstregeling aan te passen en geen vervangend busvervoer te regelen.
Bent u bereid om met NS en ProRail in gesprek te gaan om op korte termijn met een oplossing te komen voor de reizigers in de regio West-Friesland die gedupeerd zijn door het uitkleden van de dienstregeling? Zo ja, op welke termijn denkt u de Kamer te kunnen informeren over de uitkomsten hiervan? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het niet nodig hierover met ProRail en NS in gesprek te gaan. De spoorsector moet een balans zoeken tussen het benodigde onderhoud en de kwaliteit van het reizigersvervoer. Daarbij is de dienstregeling de verantwoordelijkheid van NS. NS heeft de relevante zaken betrokken in haar afweging.
Het bericht ‘Essent start bouw Windpark Zuidwester’, waarin RWE aankondigt dat zijn deelpark in 2017 in bedrijf zal worden gesteld |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Essent start bouw Windpark Zuidwester», waarin staat dat RWE het windpark in die gemeente in 2017 in bedrijf denkt te kunnen stellen?1
Ja.
Heeft RWE aan u gemeld dat het windpark pas in 2017 gereed zal zijn?
Ja. Op 21 mei 2014 heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) een voortgangsrapportage van RWE ontvangen. Hierin staat vermeld dat het windpark Zuidwester in mei 2017 volledig in bedrijf zal zijn.
Welk deel van de SDE+ subsidie van € 880 mln. en welk deel van de extra innovatiesubsidie van € 116 mln. is bestemd voor dit deelpark van RWE?
Het windpark Zuidwester bestaat uit 12 windmolens van 7,5 MW. De totale SDE+ subsidie voor windpark Zuidwester voor een periode van 15 jaar bedraagt € 234 mln. Van de innovatiesubsidie is € 7,6 mln bestemd voor de 12 windmolens van windpark Zuidwester.
Op 24 januari antwoordde u op eerdere vragen dat de subsidiebeschikkingen voor dit deelpark lopen tot 1 april 2016 en dat de prestatie die op die datum geleverd moet zijn bestaat uit de realisatie van de windturbines; was destijds bekend dat deze datum niet gehaald zou worden?2
Nee. De voortgangsrapportage van RWE is op 21 mei 2014 jl. ontvangen, zie het antwoord op vraag 2.
Nu deze datum niet gehaald wordt, kan er dan vanuit worden gegaan dat de subsidiebeschikking wordt ingetrokken en dat RWE geen nieuwe SDE+ aanvraag kan doen voor ditzelfde windpark?
Voor het windpark Zuidwester is per windturbine één afzonderlijke SDE+ beschikking afgegeven. De 8 windturbines op de Zuidermeerdijk hebben als uiterste startdatum voor de SDE+ subsidie 1 juli 2016 met een looptijd van 15 jaar. Voor de andere 4 turbines op de Westermeerdijk geldt een uiterste startdatum voor de SDE+ subsidie van 1 juni 2016, eveneens met een looptijd van 15 jaar. Zodra een windturbine elektriciteit produceert, start de uitbetaling van de SDE+ subsidie. Wanneer de bouw van een turbine vertraging oploopt en pas na de uiterste startdatum van de SDE+ subsidie in productie wordt gesteld, gaat dit ten koste van de looptijd van de subsidie. In dat geval wordt er naar rato minder SDE+ uitgekeerd. De SDE+ beschikking wordt daarom niet ingetrokken.
Zo niet, kunt u dan aangeven waarom u dit project wilt blijven subsidiëren, terwijl u in eerdere antwoorden toch aangaf dat dit park tot extra kosten leidt vanwege de slecht gekozen locatie nabij een primaire waterkering en nabij een Natura 2000-gebied?
Het windpark Zuidwester draagt voor 90 MW bij aan de doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020. Het park wordt iets later gerealiseerd maar is wel vergevorderd en wordt wel gerealiseerd.
Kunt u in dit geval ook aangeven hoe een dergelijke uitzondering voor RWE op de regels van de SDE+ is te motiveren, waar anderen wel aan de normale regels moeten voldoen, en of een gelijk speelveld geen uitgangspunt vormt in uw duurzame energiebeleid?
Er worden geen uitzonderingen gemaakt voor RWE, zie ook het antwoord op de vragen 5 en 6.
Het bericht dat de bewoners van Oudenhoorn kiezen voor Hellevoetsluis |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Deelt u de mening dat de keuze van de inwoners van Oudenhoorn voor een grenscorrectie niets aan duidelijkheid te wensen overlaat?1
De besturen van de gemeenten Bernisse en Spijkenisse hebben er bewust voor gekozen de grenscorrectie niet mee te nemen in de herindelingsprocedure, en eerst de fusie tussen Bernisse en Spijkenisse te realiseren. Daarmee zal een eventuele grenscorrectie op basis van artikel 3, lid 2 van de wet algemene regels herindelen (Arhi) geschieden bij gelijkluidende besluiten van de raden van de betrokken gemeenten (namelijk de nieuwe gemeente Nissewaard en Hellevoetsluis). Bernisse heeft in aanloop op de besluitvorming door de nieuwe gemeenteraad van Nissewaard alvast voorbereidende werkzaamheden getroffen met deze bevolkingspeiling. Het maatschappelijk draagvlak voor een grenscorrectie maakt onderdeel uit van het bredere afwegingskader waarin bijvoorbeeld ook de financiële consequenties van de grenscorrectie worden meegenomen. Het is aan de gemeenten om de wenselijkheid van en de mate van draagvlak voor de grenscorrectie te beoordelen. Ik wil daar niet op vooruitlopen.
Bent u van mening dat die keuze gerespecteerd zou moeten worden door de gemeente Bernisse?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting dat het wenselijk zou zijn dat de gemeente Bernisse snel het voortouw neemt tot een voorstel voor grenscorrectie?2
De gemeente Bernisse is onderdeel van een gemeentelijke herindelingsprocedure en is daarmee gehouden aan de Wet algemene regels herindeling (Arhi). Op basis van artikel 5, lid 4 van de wet Arhi kan de gemeente Bernisse geen grenscorrectieprocedure starten naast de lopende herindelingsprocedure met Spijkenisse. Een grenscorrectie had per 1 januari 2015 geëffectueerd kunnen worden als dit in het herindelingsadvies was opgenomen, maar hiervoor hebben de gemeentebesturen niet gekozen. Indien de nieuwe gemeente Nissewaard en de gemeente Hellevoetsluis een grenscorrectie wenselijk achten, kunnen zij de voorbereiding hiertoe ter hand nemen en eensluidende besluiten nemen tot correctie van de gemeentegrens. Dit zal op zijn vroegst per 1 januari 2016 kunnen worden geëffectueerd.
Wat vindt u ervan dat de gemeente Bernisse de besluitvorming uitstelt tot de gemeente is opgegaan in de gemeente Nissewaard?
Zie antwoord vraag 3.
Wat gaat u doen om te bewerkstelligen dat de wens van de inwoners van Oudenhoorn wordt ingewilligd?
Het is in dit geval niet aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om een grenscorrectie te bewerkstelligen. Een grenscorrectie kan plaatsvinden bij gelijkluidende raadsbesluiten van de gemeenten Nissewaard en Hellevoetsluis.
De rapportage Vreemdelingenketen 2013 |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de rapportage Vreemdelingenketen 2013?
Ja
Herinnert u zich uw toezegging (Kamerstuk 19 637, nr. 1605) de Kamer periodiek te informeren over de verhuisbewegingen van asielkinderen?
Ja. Ik rapporteer dan ook jaarlijks aan uw Kamer over de verhuisbewegingen van kinderen middels de Rapportage Vreemdelingenketen (RVK).
Kunt u bij de cijfers over de bezetting van en verblijfsduur in de opvang aangeven om hoeveel kinderen in hoeveel gezinnen het gaat?
Op 1 januari 2014 verbleven er in totaal 2.230 gezinnen met minderjarige kinderen in COA-locaties. Het totaal aantal minderjarigen (incl. amv’s) was 5.130. (Bron COA; afgerond op tientallen).
Verblijfsduur
< 1 jaar
1–2 jaar
2–3 jaar
3–4 jaar
4–5 jaar
> 5 jaar
61%
14%
10%
7%
4%
4%
Bron COA; afgerond op tientallen
Hoeveel kinderen zijn er bij de verhuizingen tijdens de asielprocedure betrokken en uit hoeveel gezinnen komen deze kinderen?
Zoals gemeld in de RVK januari-december 2013 waren er in 2013 in totaal 1690 verhuisbewegingen van minderjarige kinderen in gezinnen. Daarbij ging het om 1.370 minderjarigen in 690 gezinnen1.
Kunt u in een tabel uiteenzetten hoeveel gezinnen er twee, drie of meerdere keren zijn verhuisd?
In onderstaande tabel is opgenomen hoe vaak gezinnen met minderjarige kinderen in 2013 zijn verhuisd.
Aantal keer verhuisd
Aantal gezinnen
550
120
20
<10
Bron COA; afgerond op tientallen
Bent u bereid bij de verhuiscijfers alle verhuisbewegingen tijdens de asielprocedure mee te tellen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, worden verplaatsingen die onderdeel zijn van de asielprocedure niet afzonderlijk geregistreerd.
Kunt u aangeven hoeveel kinderen in hoeveel gezinnen in 2013 in de gezinslocaties verbleven?
Op 1 januari 2014 verbleven er in totaal 610 gezinnen met minderjarige kinderen in de gezinslocaties. Het aantal minderjarigen in deze gezinnen was 1.080. (Bron COA; afgerond op tientallen).
Kunt u de uitstroomcijfers vanuit gezinslocaties over 2012 en 2013 in een tabel uiteenzetten?
In de onderstaande tabel worden de uitstroomcijfers vanuit de gezinslocaties over 2012 en 2013 weergegeven.
Uitstroom
2012
2013
Zelfstandig vertrek
110
240
Zelfstandig vertrek zonder toezicht
190
180
Vergunning verleend
90
590
Naar bewaring
110
100
Bron: DT&V. Afgerond op tientallen.
In 2013 is in het kader van de regeling langdurig verblijvende kinderen aan vele gezinnen in de gezinslocaties een verblijfsvergunning verleend. Mede gelet op deze beleidsontwikkeling is het totaal aantal vreemdelingen binnen deze uitstroomcategorie «vergunning verleend» in 2013 aanzienlijk gestegen.
Vluchtelingen met vals paspoort die vrijuit gaan |
|
Sietse Fritsma (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Vluchteling met vals paspoort vrijuit»?1
Ja.
Klopt het dat de Hoge Raad heeft bepaald dat een asielzoeker niet strafrechtelijk behoort te worden vervolgd wegens het in het bezit hebben van vervalste documenten?
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een asielzoeker niet strafrechtelijk dient te worden vervolgd wegens het onmiskenbaar in het kader van zijn vlucht in het bezit hebben of aangewend hebben van valse of vervalste documenten.2 Dat betekent dat de asielzoeker niet strafrechtelijk kan worden vervolgd totdat onherroepelijk afwijzend op de asielaanvraag is beslist. Na een afwijzing van de asielaanvraag kan de vreemdeling strafrechtelijk worden vervolgd voor het gebruik van valse of vervalste documenten in de asielprocedure. Een asielzoeker kan ook strafrechtelijk worden vervolgd als hij gebruik maakt van valse of vervalste reisdocumenten nadat hij in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning. Het gaat dan bijvoorbeeld om strafrechtelijke vervolging wegens fraude na afronding van de asielprocedure.
Deze praktijk is niet nieuw. Naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad uit 20123 vervolgt het Openbaar Ministerie in beginsel alleen nog zaken waarbij een vreemdeling in het bezit is van een vals of vervalst reisdocument als er een onherroepelijke en afwijzende uitspraak is op de eerste asielaanvraag. Met het verschijnen van het arrest van 3 juni 2014 zijn de mogelijkheden voor het Openbaar Ministerie om vreemdelingen met een vals of vervalst reisdocument te vervolgen niet veranderd.
Deelt u de mening dat artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag, waarin wordt bepaald dat er geen strafsancties mogen volgen voor vluchtelingen, ook niet als ze niet over de juiste papieren beschikken die kunnen aantonen dat ze uit een land komen waar hun leven of vrijheid wordt bedreigd, het onmogelijk maakt voor Nederland om te bepalen uit welk land een asielzoeker komt en dus of de asielzoeker wel daadwerkelijk een vluchteling is en hier wel of geen verblijfsstatus kan krijgen? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de strafrechtelijke procedure en de vreemdelingrechtelijke procedure. Het feit dat een asielzoeker niet kan worden vervolgd voor het gebruik van een vals of vervalst reisdocument zolang niet onherroepelijk vast staat dat hij geen vluchteling is, althans dat het Openbaar Ministerie daarin niet-ontvankelijk is, staat los van de beoordeling van de asielaanvraag. Voor die beoordeling is en blijft van belang dat de asielzoeker ter staving van zijn aanvraag documenten, zoals een paspoort, overlegt als hij die bezit. Indien de asielzoeker ter staving van zijn asielaanvraag valse of vervalste reis- of identiteitspapieren overlegt en opzettelijk de echtheid daarvan volhoudt, kan dit aan hem worden tegengeworpen en kan dat leiden tot afwijzing van zijn asielaanvraag.
Hoe vaak gebeurt het dat asielzoekers valse papieren gebruiken en achteraf helemaal geen vluchteling blijken te zijn?
Bij de beoordeling van een asielverzoek betrekt de IND de factoren die staan beschreven in artikel 31, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000, waaronder het door de vreemdeling overleggen van valse of vervalste documenten. Een afwijzing van een asielverzoek is altijd gebaseerd op een beoordeling van alle feiten en omstandigheden en niet op grond van één enkele omstandigheid zoals bijvoorbeeld het overleggen van valse of vervalste documenten. Er bestaan daarom geen gegevens op basis waarvan een direct verband kan worden gelegd tussen het aantal afgewezen asielverzoeken en het aantal malen dat er valse of vervalste documenten zijn overlegd.
Deelt u de mening dat het niet uit te leggen valt aan de hardwerkende Nederlander dat zij wel een straf of boete krijgen als zij over valse documenten beschikken of geen geldig identiteitsbewijs bij zich hebben en een asielzoeker niet? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Zoals ik in mijn antwoord op vraag twee heb aangegeven, is strafrechtelijke vervolging mogelijk nadat de afwijzing van de asielaanvraag onherroepelijk is geworden. Als een vluchteling zich, nadat hem een asielverblijfsvergunning is verleend, schuldig maakt aan het gebruik van valse of vervalste reisdocumenten kan hij ook strafrechtelijk voor worden vervolgd, net als iedere Nederlander die zich aan een dergelijk delict schuldig maakt.
Deelt u de mening dat iedereen bestraft moet worden die de zaak met valse papieren wil bedonderen en dat asielzoekers daarbij niet moeten worden uitgezonderd? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Uit het arrest van de Hoge Raad blijkt de bijzondere positie van de vreemdeling ten aanzien van wie nog niet onherroepelijk afwijzend op zijn asielaanvraag is beslist. Het arrest is bindend.
Welke maatregelen gaat u nemen om te voorkomen dat artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag tot gevolg heeft dat een asielzoeker niet strafrechtelijk wordt vervolgd wegens het in het bezit hebben van vervalste documenten?
Er zullen geen maatregelen worden genomen, anders dan dat in voorkomende gevallen goed zal worden bezien of sprake is van een vergelijkbare situatie als in de jurisprudentie van de Hoge Raad.
Bent u bereid om te bevorderen dat Nederland het Vluchtelingenverdrag opzegt, temeer daar Nederland daardoor nu de verplichting heeft om iedereen die zich hier aanmeldt op te vangen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Uitgangspunt van het kabinet is dat Nederland bescherming biedt aan personen die in het land van herkomst vervolging of onmenselijke behandeling vrezen conform de daartoe geldende internationale verdragen en internationaal recht. Het opzeggen van het Vluchtelingenverdrag verdraagt zich niet met dit uitgangspunt en is daarom niet aan de orde.