Het EU-visserijakkoord met Marokko |
|
Han ten Broeke (VVD), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Klopt het dat de Europese Unie deze week een visserijakkoord heeft gesloten met Marokko? Klopt het dat de gemaakte afspraken zowel betrekking hebben op Marokkaans territorium als op door Marokko bezet gebied in de Westelijke Sahara?
Nee. In december 2013 hebben zowel het Europees Parlement als de Raad van Ministers ingestemd met een nieuw protocol in het kader van het bestaande visserijakkoord tussen de Europese Unie (EU) en Marokko. Dit betekent dat, zodra ook aan Marokkaanse zijde de instemmingsprocedure is afgerond, de visserijactiviteiten kunnen starten. Het protocol bevat geen rechtstreekse verwijzing naar de Westelijke Sahara, maar sluit toepassing op de Westelijke Sahara in de praktijk niet uit.
Erkent de EU de soevereiniteit van de Westelijke Sahara? Is de Marokkaanse bezetting van de Westelijke Sahara en haar territoriale wateren volgens de EU illegaal, of erkent de EU de Marokkaanse jurisdictie over de gebieden in kwestie?
De voormalige Spaanse kolonie Westelijke Sahara is het enige gebied in Afrika dat nog wordt bestuurd onder toezicht van de Verenigde Naties in afwachting van de uitoefening van het recht op zelfbeschikking door de (oorspronkelijke) bevolking van het gebied. Het gebied van de Westelijke Sahara wordt door de Verenigde Naties beschouwd als niet-zichzelf besturend gebied («non-self-governing territory») in de zin van het Handvest van de VN. Dit is zo sinds 1963 toen de Algemene Vergadering de Westelijke Sahara op de lijst van niet-zichzelf besturende gebieden plaatste. Ook Nederland en de EU beschouwen het als zodanig.
In navolging van het advies van het Internationaal Gerechtshof (1975) erkent de EU de Marokkaanse claims over het gebied niet. Marokko wordt door de EU beschouwd als de facto beherende macht («de facto administering power»). Vanwege de status van de Westelijke Sahara als een niet-zichzelf besturend gebied als bedoeld in het Handvest van de VN kunnen de beginselen voor de uitoefening van bevoegdheden en verantwoordelijkheden door de beherende macht analoog worden toegepast op Marokko als de facto beherende macht. Dit is de lijn die gevolgd is door de juridisch adviseur van de VN in zijn brief aan de President van de Veiligheidsraad van 29 januari 2002 en die, in navolging daarvan, ook is overgenomen door de EU.
Klopt het dat EU-richtlijnen verbieden Europees belastinggeld uit te geven in bezette gebieden? Gelden die EU-richtlijnen ook voor Europese betrokkenheid bij de exploitatie van grondstoffen in bezet gebied? Hoe verhoudt het deze week gesloten akkoord zich tot EU-regelgeving en internationaal recht?
Er is geen algemene Europese richtlijn inzake de besteding van Europese middelen in bezette gebieden.
Ten aanzien van niet-zichzelf besturende gebieden hanteren de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger het uitgangspunt dat economische activiteiten rechtmatig zijn, zolang deze de behoeften, belangen en voordelen ervan voor de bevolking niet veronachtzamen. Dit betekent dat economische activiteiten in de Westelijke Sahara, dus ook de activiteiten die voortvloeien uit het visserijprotocol tussen de EU en Marokko, niet per definitie in strijd zijn met het internationaal recht. Belangrijke voorwaarde is dat de opbrengsten ten goede komen aan de oorspronkelijke bevolking van het gebied. De rechtmatigheid van de activiteiten hangt af van de wijze waarop die internationaalrechtelijke verplichting door Marokko wordt geïmplementeerd.
Klopt het dat de door Marokko bezette Westelijke Sahara uitgesloten is van het EU-vrijhandelsverdrag met Marokko?
Nee. Het beoogde diepgaand en veelomvattend vrijhandelsakkoord, waarover de onderhandelingen nog niet zijn afgerond, zal betrekking hebben op het grondgebied van Marokko. Dat staat niet in de weg dat Marokko – als de facto beherende macht – afspraken uit het akkoord kan toepassen op de Westelijke Sahara, mits de in het antwoord op vraag 3 genoemde voorwaarde in acht wordt genomen.
Indien de EU-richtlijnen consequent worden toegepast, zou dat er dan toe moeten leiden dat de Marokkaanse bezetting van de Westelijke Sahara niet dient te worden ontzien?
Zie de antwoorden op vraag 2,3 en 4.
Hoe beoordeelt u het EU-beleid inzake de Westelijke Sahara in het licht van het beleid aangaande bezette gebieden elders en in het algemeen?
Als de facto beherende macht is het Marokko in beginsel toegestaan afspraken te maken met derde staten met betrekking tot economische activiteiten in de Westelijke Sahara, bijvoorbeeld op het gebied van handel of visserij. Die afspraken dienen dan wel in overeenstemming met eerdergenoemde voorwaarde ten aanzien van de behoeften, belangen en voordelen van de oorspronkelijke bevolking te worden uitgevoerd. Het huldigen van dit principe is van belang om het recht op zelfbeschikking van oorspronkelijke bewoners te kunnen respecteren. In dit kader zet het kabinet bij overeenkomsten tussen de EU en Marokko in op concrete afspraken die verzekeren dat de activiteiten in overeenstemming met het internationaal recht zullen worden uitgevoerd.
Het bericht dat het VUmc geen geld heeft voor de behandeling van transgenders |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «VUmc heeft geen geld voor behandeling transgenders»?1
Ja.
Waarom hebben zorgverzekeraars een ontoereikend budget beschikbaar gesteld voor de behandeling van genderdysforie?
Ik kan niet bevestigen dat zorgverzekeraars een ontoereikend budget beschikbaar hebben gesteld, dan wel beoordelen wat de optelsom is van afspraken die er liggen en of dat bedrag ontoereikend is. De zorgverzekeraar heeft een zorgplicht en ik ga er vanuit dat zorgverzekeraars aan deze zorgplicht zullen voldoen. Achmea, een van de bij het VUmc betrokken verzekeraars, heeft laten weten de komende periode samen met het VUmc en andere zorgverzekeraars op zoek te gaan naar oplossingen. Ook VGZ, eveneens bij het VUmc betrokken, geeft aan open te staan voor overleg over eventuele knelpunten in de financiering. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft als toezichthouder op de zorgplicht en markttoezicht ook een verantwoordelijkheid. De NZa heeft laten weten deze casus al te onderzoeken, alert op deze kwestie te zijn en mij geïnformeerd te houden over de ontwikkelingen.
Deelt u de opvatting dat behandelingen van genderdysforie niet kunnen worden gestopt door het feit dat zorgverzekeraars hier onvoldoende budget voor beschikbaar stellen? Zo nee, waarom niet?
Volgens de informatie waarover ik beschik, worden de lopende behandelingen van genderdysforie niet gestopt. Het VUmc heeft aangegeven dat lopende behandelingen gegarandeerd blijven. Het VUmc zegt wel een aanmeldingen stop te overwegen bij het Kennis- en Zorgcentrum voor Genderdysforie (KZcG) voor nieuwe patiënten. De zorgverzekeraar heeft een zorgplicht. Zorgverzekeraars kunnen dus niet vanwege te weinig financiële middelen behandelingen (laten) stoppen.
Wat gaat u ondernemen om zorgverzekeraars te bewegen voldoende budget beschikbaar te stellen, en op welke termijn verwacht u dit geregeld te hebben?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen van 10 mei 2011 over de meerdere oorzaken die ten grondslag liggen aan de toen al zeer lange wachtlijsten voor genderdysforiebehandelingen, waarin u heeft aangegeven in overleg te treden met het VUmc en de zelfhulpvereniging Transvisie over het oplossen van deze problematiek? Wat is uit deze gesprekken gekomen, en welke acties gaat u ondernemen om de door u genoemde oorzaken aan te pakken?2
Ja dat herinner ik mij. Er hebben in 2012 gesprekken plaatsgevonden met betrokken partijen waarbij eerder geconstateerde knelpunten in de zorg voor transgenders zijn besproken. Om deze knelpunten aan te pakken zijn de afgelopen jaren meerdere initiatieven vanuit het veld tot stand gekomen gericht op het verbeteren van (keten)zorg voor transgenders.
In het huidige stelsel is het aan de veldpartijen zelf (verzekeraars en aanbieders) om te komen tot de afspraken, die nodig zijn om kwaliteit en doelmatigheid van zorg te garanderen voor transgenders. Een van de initiatieven is het Deltaplan Genderzorg van aanbieders en verzekeraars. Het Deltaplan heeft er, volgens de informatie van VUmc toe geleid dat in 2013 het aantal intakes en operaties met respectievelijk 72% en 34% is toegenomen en VUmc de genderzorg sterk heeft verbeterd, onder meer door extra opleiding, meer personeel en extra OK ruimte. Dit loopt door in 2014. Een ander initiatief richt zich op het ontwikkelen van een regionaal aanbod aan ggz-zorg voor transgenders.
Er spelen in de transgender zorg veel zaken die aandacht behoeven en waarover ik met belangenorganisaties zoals Transgender Netwerk Nederland (TNN) en de Alliantie Transgender Zorg en anderen in gesprek ben. Tijdens een overleg in oktober 2013 heb ik aangegeven dat de regie voor de inrichting van de zorgketen bij veldpartijen ligt maar dat VWS kan faciliteren en bemiddelen. De Alliantie en TNN zullen daartoe met een concreet uitgewerkt voorstel komen.
Bent u bereid samen met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap maatregelen te treffen om de behandeling van genderdysforie te verankeren in de opleidingscurricula?
De inhoud van zorgopleidingen is een verantwoordelijkheid van de betreffende opleidingsinstellingen. Deze autonomie wil ik graag respecteren. Ook als het gaat om deskundigheidsbevordering zijn de professionals zelf aan zet. Zij kunnen via de wetenschappelijke verenigingen de aanpassing van de bestaande curricula bevorderen. Er zijn mij overigens geen signalen bekend dat er structureel onvoldoende aandacht is voor genderdysforie in de initiële opleidingen of in de bij- en nascholing van professionals.
Het staken van de opsporing en vervolging van corruptiezaken in Zuid-Limburg |
|
Jan de Wit |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van de uitzending van Andere Tijden waarin melding wordt gemaakt van het staken van de opsporing en vervolging van tien tot vijftien personen verdacht van corruptie respectievelijk van integriteitsschendingen begin jaren negentig?1 2
Ja.
Kunt u bevestigen wat de oud-rechercheurs van de Fiscale Opsporingsdienst in deze documentaire verklaren, namelijk dat het onderzoek naar bedoelde tien tot vijftien personen op last van derden moest worden gestaakt? Zo ja, op last van wie gebeurde dit?
In de jaren 1992, 1993 en 1994 zijn door leden van de Tweede Kamer schriftelijke vragen gesteld over corruptieonderzoeken in Limburg. Destijds is door de toenmalige Minister van Justitie geantwoord3 dat onder verantwoordelijkheid van de hoofdofficier van justitie te Maastricht begin jaren negentig ongeveer twintig strafrechtelijke corruptieonderzoeken zijn gestart. Deze onderzoeken zijn onder leiding van het openbaar ministerie (OM) uitgevoerd door de rijksrecherche, met bijstand van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) en de politie. Veelal was eerst oriënterend onderzoek nodig, bijvoorbeeld omdat geen aangifte van de feiten werd gedaan. Ook is geantwoord dat een onderzoek soms niet leidde tot (voldoende) aanwijzingen van strafbare feiten en dat de onderzoeken naar corruptie in Limburg (onverminderd) hoge prioriteit hadden.
De betreffende uitzending gaat onder meer over deze onderzoeken. In de uitzending komen twee oud-rechercheurs van de FIOD aan het woord. Zij geven aan dat op een bepaald moment het bericht binnenkwam dat de zaken naar corruptie gestopt zouden worden. Het zou gaan om «voorhanden zaken» (tien tot vijftien) waaraan nog jaren werk besteed zou kunnen worden. Met het voorgaande wordt de suggestie gewekt dat een beslissing zou zijn genomen tot het categoraal staken van alle lopende corruptieonderzoeken voordat die waren afgerond.
Het OM heeft navraag gedaan bij functionarissen die destijds vanuit het toenmalige parket Maastricht betrokken waren bij de corruptieonderzoeken in Limburg. Zij waren niet bekend met een dergelijke beslissing. Verder heeft het huidige parket Limburg geen dossiers aangetroffen van zaken die ten gevolge van een dergelijke beslissing niet in onderzoek zouden zijn genomen. Contact met de FIOD heeft evenmin informatie opgeleverd over het staken van onderzoeken.
Gelet op het voorgaande concludeer ik dat aan het begin van de negentiger jaren signalen van corruptie in Limburg door het OM serieus werden genomen en hebben geleid tot een groot aantal strafrechtelijke onderzoeken. Er zijn geen aanwijzingen dat een beslissing is genomen tot het categoraal staken van corruptieonderzoeken. Wel werd, zoals gebruikelijk, per zaak afgewogen of het onderzoek resulteerde in voldoende aanwijzingen van strafbare feiten en of het opportuun was om over te gaan tot vervolging. In een aantal zaken is tot vervolging overgegaan en heeft de rechter bestuurders en ambtenaren veroordeeld.
Om welke reden(en) werden de onderzoeken gestaakt? Wat is uw oordeel over deze reden(en)?
Zie antwoord vraag 2.
Wilt u nader inzicht geven in de personen ten aanzien van wie het onderzoek werd gestaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat het hier zou gaan om «grote vissen, tot in de hoogste regionen van de provincie», zoals gemeld in het commentaar bij de documentaire?
Zie antwoord vraag 2.
Is er op deze wijze ongelijkheid ontstaan tussen de politici en ambtenaren die in het kader van datzelfde onderzoek wel werden vervolgd en veroordeeld en de hier bedoelde tien tot vijftien personen die uiteindelijk vrijuit gingen? Wat is uw oordeel hierover?
Zie antwoord vraag 2.
De uitspraak van de Raad van State dat asielaanvragen van homoseksuele asielzoekers zorgvuldiger moeten worden beoordeeld |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat de Raad van State van mening is dat asielaanvragen van homoseksuele asielzoekers anders beoordeeld moeten worden?1
Ja.
Hoe gaat u gevolg geven aan de eis van de Raad van State dat niet van homoseksuele asielzoekers mag worden verwacht dat zij zich bij terugkeer in hun land van herkomst terughoudend opstellen over hun geaardheid?
In mijn brief van 16 december 2013 (Kamerstuk II 19 637, nr. 1767) over de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU heb ik uw Kamer gemeld dat het beleid ten aanzien van terughoudendheid zal worden aangepast. Dit betekent dat van een asielzoeker waarvan geloofwaardig wordt geacht dat hij LHBT is, niet verwacht zal worden dat hij zich in het land van herkomst terughoudend opstelt bij het uiting geven aan zijn seksuele gerichtheid. Uw Kamer heeft recent een schriftelijke reactie van het kabinet ontvangen waarin nader wordt ingegaan op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de afdeling). In deze brief is tevens ingegaan op de recente ontwikkelingen ten aanzien van de LHBT-wetgeving in Uganda.
Bent u bereid voor alle landen waarvoor een algemeen ambtsbericht wordt uitgebracht een onderzoek te laten uitvoeren of homoseksualiteit strafbaar is gesteld en hoe de regelgeving over homoseksualiteit in de praktijk wordt toegepast en de Kamer hierover nog vóór het Algemeen overleg over het vreemdelingenbeleid voorzien op 30 januari 2014 te informeren? Zo nee, waarom niet?
Bij het opstellen van ambtsberichten wordt tegenwoordig altijd informatie opgenomen over de situatie ten aanzien van LHBT’s in het betreffende land. Vragen hieromtrent vormen standaard onderdeel van de terms of reference op basis waarvan het ambtsbericht wordt opgesteld. Naar aanleiding van de recente uitspraken van het Europese Hof van Justitie en de afdeling zal bezien worden of de vraagstelling in de terms of reference nog aanscherping verdient.
Het bericht dat er teveel dioxine gevonden is in eieren nabij de afvalverbrandingsoven Harlingen |
|
Yasemin Çegerek (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Teveel dioxine in eieren hobbyboeren»?1
Ja.
Hoe verklaart u de hoge dioxinegehaltes in eieren?
Er zijn diverse oorzaken te noemen die kunnen bijdragen aan een verhoogd dioxine gehalte in eieren van hobbyboeren/particulieren. De belangrijkste zijn dat vrije uitloopkippen die buiten lopen een hogere inname hebben van dioxines. Dit wordt veroorzaakt door het oppikken van dioxines uit de grond, puinresten, insecten en wormen.
Over het algemeen leven deze dieren langer en daardoor zullen meer dioxines in hun lichaam ophopen. Een deel van de opgehoopte dioxines wordt vanuit de kip uitgescheiden via de eieren. Onderzoek heeft aangetoond dat het gehalte aan dioxines hoger wordt naarmate de kippen langer buiten verblijven.
Klopt het bericht dat de eieren zoveel dioxine bevatten dat, als ze voor menselijke consumptie op de markt zouden komen, deze uit de markt zouden zijn gehaald?
Er bestaat een Europees geharmoniseerde norm voor dioxines in kippeneieren die bij de controle van bedrijfsmatig geproduceerde eieren als toetswaarde wordt gebruikt. Eieren die deze norm overschrijden, mogen niet verhandeld worden en moeten worden verwerkt conform regels die gelden voor dierlijke bijproducten. De eieren die het hier betreft zijn niet verhandeld.
Klopt het dat de Nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) verontruste burgers desondanks mededeelt geen probleem te zien in het consumeren van die eieren? Zo ja, waarom communiceert de NVWA dat zij «geen enkele reden ziet tot opwinding», terwijl in door NVWA uitgevoerd onderzoek geconstateerd wordt dat met de Nederlandse achtergrondconcentratie maximaal 2 van deze eieren per week geconsumeerd zouden mogen worden?
In 2001 is door het toenmalige ministerie van LNV en de NVWA vastgesteld dat kippen die buiten scharrelen toegang hebben tot in de bodem aanwezige dioxines en deze opnemen uit de grond, eventueel aanwezig puin, wormen en insecten. In het vervolgonderzoek zijn praktische maatregelen bij de pluimveermen en insecten. In het vervolgonderzoek zijn praktische maatregelen bij de pluimveebedrijven ontwikkeld om het gehalte dioxines in eieren te verlagen. De resultaten van dit onderzoek zijn in de periode tussen 2002 en 2007 in meerdere rapporten en artikelen gepubliceerd en aan de Europese Commissie gemeld. Ook zijn de maatregelen beschreven in diverse tijdschriften en flyers ten behoeve van pluimveehouders. Destijds is er een consumptieadvies2 ontwikkeld dat naar de mening van de NVWA nog steeds geldt, omdat er geen sprake is van nieuwe feiten.
Het consumptie advies van maximaal twee eieren per week is gebaseerd op consumenten die een hoge dioxine achtergrondblootstelling in het voedingspatroon hebben en eieren consumeren die in het onderzoek het hoogste niveau aan dioxine bevatten.
In eerder door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en door het onderzoeksinstituut RIKILT van de Wageningen universiteit uitgevoerd onderzoek2 in opdracht van de NVWA wordt geconstateerd dat de door de Amerikaanse milieubeschermingsdienst (EPA) voorgestelde gezondheidskundige advieswaarde lager is dan de tot nu toe in Europa gebruikte norm (TWI), waarbij deze instituten aanbevelen om aan de Europese Voedselautoriteit (EFSA) te vragen om een herevaluatie van deze norm (TWI); is dit gebeurd? Zo nee, wilt u dit alsnog laten doen?
Ik heb hierover overleg gevoerd met deskundigen van het RIVM, RIKILT en NVWA. Het resultaat daarvan is dat ik er voor zal zorgen dat in het volgend expertwerkgroepoverleg in Europees kader zal worden aangedrongen op een herevaluatie van de tot nu toe in Europa gebruikte gezondheidskundige advieswaarde (TWI) door deskundigen van de EFSA.
Is er ook onderzoek gedaan naar het dioxinegehalte in de melk van koeien rond de afvaloven? Zo ja, wat is hiervan de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
Er is onderzoek gedaan naar dioxines in melk afkomstig van koeien uit de omgeving van Harlingen4 De dioxine gehaltes die zijn aangetroffen, liggen ruim onder de dioxine norm voor melk. De gemeten waarden zijn niet hoger dan de normaalwaarden die in Nederlandse melk worden waargenomen.
Deelt u de mening dat als melk gevonden wordt met te hoge dioxineconcentratie, deze niet weggemengd zou mogen worden met zuivere melk, totdat de dioxine onder de norm voor menselijke consumptie komt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat voorkomen?
Het is niet toegestaan hoge concentraties van schadelijke residuen in melk teniet te doen door het mengen met melk dat lagere concentraties bevat. Tankmelk van een melkveehouder die niet aan geldende normen voldoet, moet gesepareerd en vernietigd worden. De tankmelk mag pas weer geleverd worden als deze voldoet aan de norm voor consumptiemelk.
Klopt het dat eerder is geconstateerd dat de afvaloven teveel dioxine uitstootte (zie ook eerdere schriftelijke vragen hierover van de leden Jacobi en Samsom uit 2011), dat van vele stoffen dagelijks de uitstoot bij de afvalverbrandingsoven wordt bijgehouden, maar niet van dioxinen, welke maar 2x per jaar zou worden gemeten met aangekondigde controles? Zo ja, wat is daarvan de reden?
Zoals is opgenomen in de antwoorden op de in de vraag genoemde eerdere schriftelijke vragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3460), zijn tijdens de inregelperiode (29 maart 2011 t/m 24 april 2011) van de afvalverbrandingsinstallatie in Harlingen bepaalde emissies boven de vergunde waarden gekomen. Dat is gebruikelijk bij het opstarten van een dergelijke installatie. Ingenieursbureau Tauw heeft destijds een onderzoek naar de emissies van onder meer dioxinen uitgevoerd en toen geconstateerd dat die emissies onmeetbaar laag waren.
De installatie is dusdanig ontworpen dat de uitstoot van dioxine (nagenoeg) nihil is. Om de goede werking van de installatie te controleren en te borgen, worden meerdere parameters continu gemonitord. Voor dioxine zijn daarbij de volgende parameters relevant: temperatuur, CxHy, CO, zuurstof en verblijfstijd. Mogelijke afwijkingen worden door de continue meting direct geconstateerd, waarop dan direct bijstelling kan plaatsvinden.
In opdracht van de provincie zijn in 2013 een viertal emissiemetingen uitgevoerd. Bij twee metingen zijn ook dioxinemetingen gedaan. De resultaten daarvan voldoen aan de gestelde emissiegrenswaarden. In 2014 worden er in opdracht van de provincie opnieuw twee emissiemetingen uitgevoerd.
De emissiemetingen worden altijd aangekondigd, dit in verband met de bereikbaarheid van de meetlocaties, het in bedrijf zijn van de installatie, de stroomvoorziening en bepaalde veiligheidseisen waaraan moet worden voldaan. Er wordt gemeten op basis van een representatieve bedrijfssituatie.
De installatie in Harlingen moet op basis van de Activiteitenregeling (artikel 5.12, lid 1) twee keer per jaar emissiemetingen laten uitvoeren. Ook hier zijn geen overschrijdingen van de emissiegrenswaarden geconstateerd.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de uitstoot van dioxinen door de afvalverbrandingsoven van Harlingen? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag 8 is aangegeven, wordt de uitstoot van dioxines door de afvalverbrandingsinstallatie reeds gemeten, Ook worden continu parameters gemeten die gerelateerd zijn aan mogelijke dioxine emissies. Gelet hierop, zie ik op dit moment geen noodzaak om aanvullend onderzoek te doen naar de uitstoot van dioxines door de afvalverbrandingsinstallatie.
Hoe beoordeelt u de situatie waarbij de afvaloven in eigendom is van Friese gemeenten, dezelfde die straks de eigenaar zijn van de regionale uitvoeringsdienst die verantwoordelijk is voor de handhaving?
De afvalverbrandingsinstallatie in Harlingen wordt geëxploiteerd door het bedrijf Omrin. Omrin is de handelsnaam van twee juridische entiteiten: Afvalsturing Friesland N.V. en N.V. Fryslân Miljeu. De aandelen van Afvalsturing Friesland zijn in handen van de participerende gemeenten en van de gemeenschappelijke regeling OLAF. De installatie valt juridisch onder Afvalsturing Friesland.
De FUMO (de Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving) is de Friese regionale dienst voor de uitvoering van milieutaken. Dit is in Fryslân een op de Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR) gebaseerde regeling van alle gemeenten, het wetterskip en de provincie.
De gemeenten hebben hun bevoegdheid niet overgedragen aan de FUMO. De FUMO geeft slechts advies aan de gemeenten.
De provincie is bevoegd gezag voor de afvalverbrandingsinstallatie en geen aandeelhouder. De milieutaken van de provincie voor toezicht en vergunningverlening zijn gemandateerd aan de FUMO. Handhaving is in beginsel niet gemandateerd. In de FUMO is een scheiding tussen vergunningverlening en toezicht aangebracht.
Bent u bereid het onderzoek van het RIVM naar dioxine in eieren rond Harlingen aan de Kamer te zenden? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Harlingen. De gemeente Harlingen heeft geen bezwaar dat het geanonimiseerde rapport van het onderzoek aan uw Kamer wordt aangeboden en het geanonimiseerde rapport is als bijlage bij deze antwoorden gevoegd. Het rapport is ook beschikbaar via de website van de gemeente Harlingen5
Het bericht dat in Kenia twee mannen zijn doodgeslagen vanwege hun seksuele gerichtheid |
|
Ingrid de Caluwé (VVD), Tamara van Ark (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «NSFW: Here is a video of two gay men beaten to death with lumps of wood»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de authenticiteit van de beelden is? Gaat het inderdaad om een recente moord op twee mannen vanwege homoseksualiteit in Kenia, of is er mogelijk een ander motief of een ander land waar zich dit afspeelt? Welke relevante feiten over het filmpje kunt u nog meer melden?
Het is vooralsnog onduidelijk waar en wanneer deze gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Er wordt gespeculeerd over het exacte moment en de plaats, maar deze informatie is onbevestigd. Op basis van omgevingsdetails is wel duidelijk dat het niet in Kenia heeft plaatsgevonden. Ditzelfde geldt voor Nigeria, waarnaar in de commentaren op het bericht wordt verwezen.
Kunt u aangeven of de Keniaanse autoriteiten inmiddels een onderzoek gestart zijn om de daders op te pakken van de vermeende moordpartij in het land?
Aangezien deze gebeurtenis niet in Kenia heeft plaatsgevonden, zijn de Keniaanse autoriteiten geen onderzoek gestart naar de toedracht en de daders van het incident.
Mocht het inderdaad gaat om anti-homogeweld in Kenia, bent u dan bereid om in Europees verband aan te dringen op vervolging van de schuldigen van dit drama?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat bij het niet vervolgen van deze moorden er consequenties dienen te zijn voor de OS-gelden vanuit Nederland en de Europese Unie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het rapport ‘Metamonitor veilige publieke taak 2013’ inzake geweld en agressie tegen hulpverleners |
|
Louis Bontes (Bontes) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat vorig jaar maar liefst 36 procent van alle medewerkers bij de politie, in de zorg en in het onderwijs slachtoffer was van agressie en geweld?
Ook het kabinet vindt agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak onaanvaardbaar. Daarom wordt bij agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak een zero tolerance beleid gevoerd. Dat betekent onder andere dat geweld tegen werknemers met een publieke taak in Nederland nooit wordt getolereerd, dat wordt gestimuleerd om altijd aangifte te doen van strafbare feiten, dat een lik op stuk beleid wordt gevoerd richting de daders, dat schade op hen wordt verhaald en dat zij zwaarder worden gestraft. Ik verwijs ook naar de brief van 12 december jl.1 waarin is aangegeven dat het beleid in organisaties met een publieke taak tussen 2011 en 2012 beter is geïmplementeerd. De meldingsbereidheid is daarbij omhoog gegaan. De aanpak van agressie en geweld wordt de komende jaren volop voortgezet. Het streven blijft een daling van het aantal slachtoffers in alle sectoren.
Deel u de mening dat het onaanvaardbaar is dat het aantal politieagenten dat slachtoffer werd van agressie of geweld vorig jaar is gestegen van 51 naar 61 procent?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat het onacceptabel is dat 67 procent van het personeel in de geestelijke gezondheidszorg, 63 procent van het personeel in de gehandicaptenzorg en 56 procent van het personeel in de jeugdzorg slachtoffer werd van agressie of geweld?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van plan, een jaar na de start van uw «Campagne Geweld tegen Hulpverleners» en jaren na uw brieven aan de Kamer (van 3 november 2009 en van 19 december 20101), eindelijk serieus werk te maken van het aanpakken van agressie en geweld tegen hulpverleners?
De inspanningen van de afgelopen jaren weerleggen de suggestie dat het kabinet deze problematiek niet serieus zou nemen.
Vanuit het programma en het expertisecentrum Veilige Publieke Taak (VPT) worden alle betrokken werkgevers en werknemers gestimuleerd en ondersteund om de acht VPT-maatregelen3 tot op het niveau van de werkvloer te implementeren. De focus ligt op de bestuurlijke aanpak door gemeenten. Meer dan nu het geval is, kan de gemeente – vanuit zijn regierol – stimuleren dat werkgevers met een publieke taak de acht werkgeversmaatregelen treffen.
Daarnaast is inmiddels een landelijk dekkend net van VPT-regio’s gerealiseerd. In deze regio’s wisselen werkgevers met een publieke taak ervaringen uit over de implementatie van VPT-beleid. Bovendien worden hier conform de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) afspraken gemaakt met de politie en het Openbaar Ministerie over de follow up van strafrechtelijke zaken in de regio. Ten aanzien van politiepersoneel wijs ik op de vele initiatieven die genomen zijn om de weerbaarheid te verbeteren.
Op het gebied van preventie worden innovatieve projecten opgezet rond de thema’s omstanders en frequente slachtoffers. Daar liggen nieuwe mogelijkheden om het aantal incidenten terug te brengen.
De Minister van Veiligheid en Justitie ziet erop toe dat de verbeterpunten uit de evaluatie van de ELA worden doorgevoerd.
Door middel van halfjaarlijkse rapportages wordt uw Kamer over de voortgang geïnformeerd.
Het bericht dat zorgverzekeraars risicoselectie toepassen bij de aanvullende verzekering |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Had u ook gereageerd op de open brief van Daniël de Rijke als deze niet breed in het nieuws was gekomen?1
Ja. Mensen die mij een brief schrijven krijgen in principe altijd een reactie van mij.
Wat zegt het u dat Daniël in zeer korte tijd massaal steun heeft gekregen voor zijn strijd tegen risicoselectie? Deelt u de visie dat dit erop wijst dat Nederland risicoselectie als niet solidair ervaart?
Het feit dat het bericht van Daniël in korte tijd via de social media zoveel aandacht heeft gekregen, geeft aan dat veel mensen betrokken zijn bij zijn verhaal. Het voert mij echter te ver om te stellen dat, omdat er in de aanvullende verzekering risicoselectie kan plaatsvinden, ons zorgstelsel niet solidair is. De overheid is verantwoordelijk voor de basisverzekering. Voor de basisverzekering geldt dat deze voor iedereen toegankelijk is, zorgverzekeraars een acceptatieplicht hebben en er niet op grond van bijvoorbeeld leeftijd of ziekte gedifferentieerd mag worden naar premie. Ook uit internationale vergelijkingen blijkt dat ons ziektekostenstelsel een solidair systeem is. Voor niet medisch noodzakelijke zorg of zorg die in beginsel vanuit de eigen middelen betaald kan worden, kan men zich desgewenst aanvullend verzekeren. De derde schaderichtlijn binnen de Europese Unie is van toepassing op de aanvullende verzekering. Ik kan daarom geen voorwaarden, zoals acceptatieplicht, opleggen aan deze aanvullende verzekering. De aanvullende verzekering behoort per definitie geheel tot de vrije markt en is de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars; ik ga daar niet over. Het is aan verzekeraars om te bepalen wat in het aanvullende pakket zit, welk acceptatiebeleid wordt gevoerd en welke prijs ze ervoor vragen.
Het is dus ook aan verzekeraars om te bepalen of zij medische selectie toepassen bij de aanvullende verzekerden en of er ten behoeve daarvan formulieren moeten worden ingevuld bij de toelating tot de aanvullende verzekering.
Erkent u dat de situatie van Daniël de Rijke niet op zichzelf staat, maar een voorbeeld is van hoe zorgverzekeraars omgaan met mensen die een medisch risico kunnen vormen, dat kan leiden tot hoge zorgkosten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het rechtvaardig dat Daniël en andere mensen met een medische geschiedenis eerst formulieren moeten invullen voordat zij eventueel worden toegelaten tot de aanvullende zorgverzekering? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat zorgverzekeraar ONVZ Daniël karakteriseert als «brandend huis» dat je niet verzekert? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb begrepen dat ONVZ deze uitspraak betreurt.
Vindt u het rechtvaardig dat Zilveren Kruis, Avéro en ONVZ Daniël zelfs direct hebben geweigerd voor de aanvullende zorgverzekering? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Blijft u erbij dat zorgverzekeraars slechts beperkt risicoselectie toepassen via de aanvullende zorgverzekering? Hoe reageert u in dat verband op de stelling van de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) dat «een verhaal als dat van Daniël vaker voor komt»?2
Het is mij bekend dat ook andere verzekerden, bijvoorbeeld reumapatiënten, soms te maken hebben met risicoselectie voor de aanvullende verzekering. In de Marktscan 2013 van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), waarbij onder andere de toegankelijkheid van de verzekering wordt onderzocht, constateert de NZa dat de aanvullende verzekering zeer toegankelijk is. Overigens is – gelet op de hierboven genoemde derde schaderichtlijn – risicoselectie via de aanvullende verzekering niet bij wet verboden.
Vindt u werkelijk dat uw stelling dat «solidariteit een belangrijke drager is van ons zorgstelsel» samen gaat met het toestaan van medische selectie voor de aanvullende verzekering? Denkt u dat Daniël en zijn lotgenoten dat als solidair ervaren? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het werkelijk eerlijk dat Daniël de keuze heeft uit zes zorgverzekeraars, terwijl Nederlanders die niet kampen of hebben gekampt met gezondheidsproblemen uit alle aanvullende verzekeringen kunnen kiezen?
De zes zorgverzekeraars is het aantal verzekeraars waar hij voor een aanvullende verzekering met een onbeperkte vergoeding voor fysiotherapie terecht kan. De overige verzekeraars bieden daarnaast ook pakketten aan met een beperktere vergoeding voor fysiotherapie waar Daniël zich zonder medische selectie kan aanmelden.
Om de premie voor het huidige verzekerdenbestand voor de aanvullende verzekering betaalbaar te houden passen sommige verzekeraars medische selectie toe. Andere verzekeraars hebben de onbeperkte vergoeding voor fysiotherapie met ingang van 2014 gemaximeerd. Hierbij speelt mogelijk een rol dat het aantal mensen dat een aanvullende verzekering met onbeperkte vergoeding voor fysiotherapie afsluit kleiner wordt waardoor het draagvlak voor deze aanvullende verzekering afneemt. Het is aan de verzekeraars om te beoordelen welke maatregelen zij hiertegen treffen, rekening houdend met alle voor hen relevante aspecten zoals hun concurrentiepositie op de markt.
Vindt u het niet gek dat Daniël voor een aanvullende verzekering voor fysiotherapie geweigerd wordt vanwege zijn medische geschiedenis met kanker? Leidt het gehad hebben van kanker tot aantoonbaar meer gebruik van fysiotherapie?
Het staat de zorgverzekeraar vrij om bij de acceptatie voor de aanvullende verzekering iemands ziektegeschiedenis te betrekken. Mijn oordeel over de criteria doet hierbij niet terzake.
Erkent u dat de weigering – op medische gronden – van mensen voor de aanvullende verzekering ook leidt tot verminderde aantrekkelijkheid van de basisverzekering? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Ik kan mij voorstellen dat de keuze voor een verzekeraar mede bepaald wordt door de aantrekkelijkheid van de aanvullende verzekering. Ik wil er wel op wijzen dat koppelverkoop niet is toegestaan en dat verzekerden altijd voor de basisverzekering van verzekeraar kunnen wisselen, ook als zij de aanvullende verzekering bij de «oude» verzekeraar willen houden. De verzekeraar mag die dan niet eenzijdig opzeggen.
Deelt u de visie dat het verkleinen van het basispakket in combinatie met risicoselectie mensen als Daniël, maar ook ouderen en chronisch zieken, voor grote problemen stelt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor wijzigingen van het basispakket laat ik mij altijd adviseren door het College voor Zorgverzekeringen (CVZ). Belangrijke aspecten waarop het CVZ toetst zijn medische noodzakelijkheid, effectiviteit of aantoonbare werking, kosteneffectiviteit en of de behandeling redelijkerwijze voor eigen rekening en verantwoordelijkheid is te dragen. Het is derhalve niet zo dat er willekeurig in het basispakket wordt geschrapt en dat mensen daarvoor vervolgens zijn aangewezen op de aanvullende verzekering. Overigens lopen alle besluiten over de inhoud van de basisverzekering, zowel in het verleden, het heden als in de toekomst via het parlement dat expliciet goedkeuring verleent.
Welke garantie kunt u geven dat volgend jaar, of in de jaren daarna, niet alle zorgverzekeraars medische selectie toepassen op de aanvullende verzekering? Waar kan Daniël in dat geval terecht voor een aanvullende zorgverzekering?
Die garantie kan ik niet geven, zoals gezegd is het de eigen verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar. De NZa volgt met de jaarlijkse Marktscan de ontwikkelingen met betrekking tot de zorgverzekering. Ook de aanvullende verzekering maakt daar onderdeel van uit. Langs die weg houd ik een vinger aan de pols. Zoals ik hiervoor al heb opgemerkt, concludeerde de NZa in de Marktscan 2013 nog dat de aanvullende verzekeringen zeer toegankelijk waren.
Deelt u de mening dat risicoselectie via de aanvullende verzekering uitgebannen moet worden door een acceptatieplicht in te voeren? Zo ja, wanneer kan een voorstel tegemoet worden gezien? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Het is niet mogelijk een acceptatieplicht toe te passen op de aanvullende verzekering vanwege de Europese schaderichtlijnen. Zie voorts mijn gecombineerde antwoord op de vragen 2,3,4,6 en 8.
Gokbedrijven die vooruitlopend op niet bestaande wetgeving investeren in Nederland |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Online Suppliers Line Up Dutch Partners Ahead Of 2015 Market Launch»?1
Ja.
Is het toegestaan dat buitenlandse ondernemingen contracten over het aanbieden van online kansspelen met Nederlandse kansspelaanbieders sluiten terwijl nog lang niet zeker is dat de Nederlandse kansspelmarkt open wordt gesteld op een manier die past bij de plannen van die buitenlandse ondernemingen? Zo ja, zijn deze aanbieders er genoeg van doordrongen dat het Nederlandse kansspelbeleid vooral in het teken van het voorkomen van bovenmatig gokgedrag staat en zal blijven staan? Zo nee, waarom niet?
Het staat kansspelaanbieders, waaronder ook de huidige vergunninghouders, vrij zich voor te bereiden op een eventuele opening van de Nederlandse markt voor online kansspelen. Kansspelaanbieders hebben in het conceptwetsvoorstel kansspelen op afstand, dat vorig jaar mei in openbare consultatie is gegaan, kunnen lezen dat ik voornemens ben stevige vergunningsvoorwaarden te stellen op het gebied van verslavingspreventie. Uit de consultatiereacties blijkt dat aanbieders zich hier terdege van bewust zijn.
Deelt u de mening dat buitenlandse ondernemingen die nu al investeren of contracten sluiten vooruitlopend op wetgeving waarvan de inhoud nog onbekend is, een ondernemersrisico lopen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Elke onderneming, zowel buitenlands als Nederlands, die vooruitlopend op mogelijke aanpassingen in wet- en regelgeving, zoals ook in de wet op de kansspelen, contracten sluit of investeringen doet, neemt daarbij een ondernemersrisico.
Zijn potentiële aanbieders van online kansspelen op de Nederlandse markt er voldoende van doordrongen dat, binnen de kaders van de afspraken in het regeerakkoord, de wetgeving die het aanbieden van online kansspelen mogelijk moet gaan maken ook kan inhouden dat zij niet in aanmerking kunnen komen voor een vergunning voor het aanbieden van die kansspelen? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, acht u het nodig om dat duidelijk te maken?
Uit de reacties op de consultatie van het concept wetsvoorstel kansspelen op afstand blijkt dat kansspelaanbieders zich bewust zijn dat zij aan strikte voorwaarden moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een vergunning.
Is het waar dat Holland Casino online casino software heeft aangeschaft? Zo ja, heeft Holland Casino redenen om er vanuit te gaan dat het een online vergunning gaat krijgen en waarop is die verwachting gebaseerd? Zo nee, acht u het namens de Staat als aandeelhouder verantwoord dat Holland Casino nu al deze investering doet?
Holland Casino is begin 2013 een Europees openbaar aanbestedingstraject gestart, aangezien zij voor de bouw van een online spelomgeving gebruik wil maken van de diensten van marktpartijen. Als gevolg van deze aanbesteding heeft Holland Casino afgelopen december een contract getekend met de winnende marktpartij. Kansspelaanbieders, waaronder Holland Casino, hebben zich op basis van het concept wetsvoorstel kansspelen op afstand dat afgelopen mei 2013 in consultatie is gegaan, een beeld kunnen vormen van het voorgenomen beleid. Holland Casino zal conform dit voorstel, net als andere kansspelaanbieders aan strikte vergunningsvoorwaarden moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een vergunning. De kansspelautoriteit toetst of kansspelaanbieders aan de vergunningsvoorwaarden voldoen en of zij in aanmerking komen voor een vergunning. Zoals ik, mede namens de Staatssecretaris van Financiën vanuit zijn verantwoordelijkheid als pseudo-aandeelhouder in Holland Casino, al in antwoord op eerdere Kamervragen van het lid Mei Li Vos (PvdA) over de plannen van Holland Casino om online gokken te gaan aanbieden (ingezonden 20 februari 2013)2 heb aangegeven, vind ik – gelet op het voornemen van de regering om online kansspelen op korte termijn te reguleren en om Holland Casino te privatiseren – het van verantwoord ondernemerschap getuigen tijdig op toekomstige ontwikkelingen in te spelen.
De transparantie van de lobbypraktijken van Nederlandse banken |
|
Henk Nijboer (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het rapport van SOMO «Taking Lobbying Public: The Transparency of Dutch Banks» Lobbying Activities» over het gebrek aan transparantie van de lobbypraktijken van de Nederlandse banken van 17 december jongstleden?1
Ja.
Wat is uw opvatting over de verschillende aanbevelingen van SOMO aan banken en overheid? Welke bent u voornemens over te nemen? Welke niet en waarom?
Voor een goede beleidsafweging is het van belang om zo veel mogelijk relevante informatie ter beschikking te hebben. Daartoe worden belanghebbenden geraadpleegd, onder meer via het systeem van openbare internetconsultatie waarop hierna nader wordt ingegaan. Uiteindelijk zal, mede aan de hand van die informatie, in het algemeen belang een afweging worden gemaakt waarover het kabinet zich tegenover het parlement zal verantwoorden.
Door inzicht te geven in het beleidsproces, wie daar bij zijn betrokken en de wijze waarop die betrokkenen invloed op dat proces hebben gehad en hier vervolgens openbare verantwoording over af te leggen, is het risico op te grote verwevenheid tussen de overheid en de financiële sector («regulatory capture») klein. Het kabinet onderschrijft derhalve het belang van transparante verantwoording over die invloed van belanghebbenden op het beleidsproces. Zie in die zin ook aanbeveling 18 van de Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel (commissie De Wit) en de kabinetsreactie daarop3.
De aanbevelingen die de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) in haar rapport SOMO «Taking Lobbying Public: The Transparency of Dutch Banks» Lobbying Activities» doet, zijn in dat licht zeer interessant. Een groot aantal van die aanbevelingen richt zich tot de banken zelf. Uit de reactie van de Nederlandse Vereniging van Banken valt op te maken dat de sector positief staat tegenover de uitkomsten van het rapport. Vanuit het oogpunt van maatschappelijke verantwoordelijkheid van banken is dat naar mijn mening een goed teken. Het is in eerste instantie aan de banken zelf om, voor zover zij dat nodig achten, de aanbevelingen uit het rapport te implementeren. Uiteraard is het kabinet bereid, daar waar marktpartijen daar behoefte aan hebben, met hen daarover in gesprek te gaan om te bezien op welke wijze de overheid kan bijdragen.
Ik onderschrijf de conclusie dat de overheid een belangrijke verantwoordelijkheid heeft om, voor zover dat in haar macht ligt, inzicht te geven in de invloed van belanghebbenden op de inhoud en de totstandkoming van beleid. Met het oog daarop wordt als uitgangspunt alle regelgeving op het terrein van de financiële markten openbaar geconsulteerd en wordt in de toelichting bij die wet- en regelgeving uitgebreid ingegaan op de in het kader van de consultatie ontvangen reacties van belanghebbenden. De reacties die in dat verband zijn ontvangen worden als uitgangspunt openbaar gemaakt via www.internetconsultatie.nl . Dit proces zal in de toekomst in lijn met het kabinetsbeleid (zie ook het antwoord op vraag 6) worden voortgezet waarbij telkens zal worden bezien op welke wijze de kenbaarheid, voorspelbaarheid van het wetgevingsproces en de verantwoording daarover verder kan worden versterkt.
Onderschrijft u de conclusie van het rapport dat Nederlandse banken zich niet volledig houden aan de GRI (Global Reporting Initiative) richtlijnen aangaande hun lobbyactiviteiten? Deelt u de opvatting van het rapport dat de Nederlandse bancaire sector kwetsbaar is voor «regulatory capture» en dat meer transparantie aangaande de lobbyactiviteiten van banken gewenst is?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beziet u de toezegging van de Nederlandse Vereniging van Banken actief te zullen meewerken aan volledige implementatie van de aanbevelingen in dit rapport?2 Hoe wilt u er aan bijdragen dat deze toezegging wordt gerealiseerd?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het ermee eens dat transparantie van lobbyactiviteiten niet alleen speelt voor banken maar voor het gehele bedrijfsleven? Deelt u de mening dat meer transparantie aangaande de lobbyactiviteiten van het Nederlandse bedrijfsleven gewenst is? Zo ja, hoe wilt u dit bereiken? Zo nee, waarom niet?
Binnen diverse sectoren ontstaat er steeds meer maatschappelijke druk om meer transparant te zijn over lobbyactiviteiten. Per sector zal gekeken moeten worden of meer transparantie mogelijk is bovenop de mogelijkheid die er al is, zie antwoord op vraag 6.
Is het kabinet voornemens om, conform een eerder voorstel van de leden van de PvdA-fractie, en nu ook een aanbeveling uit dit rapport, een zogenaamde «lobbyparagraaf» aan elk wetsvoorstel toe te voegen, waarbij inzicht wordt gegeven welke verschillende belangenbehartigers een inbreng hebben geleverd en wat ermee is gedaan?
In de memorie van toelichting bij een wetsvoorstel wordt al vermeld welke partijen actief zijn geconsulteerd, welke partijen in dat verband hebben gereageerd, wat de reacties op hoofdlijnen waren en wat hiermee is gedaan in het voorstel. Dit gebeurt vrijwel altijd in een aparte paragraaf van de toelichting, die daarmee beschouwd kan worden als de genoemde «lobbyparagraaf». Als over een voorstel openbaar, via internet is geconsulteerd, wat bij wet- en regelgeving op het gebied van financiële markten bijna altijd het geval is, wordt in de toelichting vermeld wie gereageerd hebben, wat de hoofdlijnen van de ingekomen reacties waren en wat hiermee is gedaan. Ook hiermee bevat zo’n wetsvoorstel dus feitelijk al een lobbyparagraaf in de zin van deze aanbeveling uit het rapport.
Het Academisch Medisch Centrum (AMC) dat jonge werkloze medische specialisten met behoud van uitkering aan het werk zet |
|
Sadet Karabulut , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Acht u het wenselijk dat jonge medisch specialisten onbetaald werken in Nederlandse ziekenhuizen?1
Wie werkt dient daarvoor een passende beloning te ontvangen, dat wil zeggen dat het AMC zich aan de wettelijke en cao-verplichtingen moet houden. Vanuit medisch inhoudelijk perspectief heb ik er geen problemen mee, dat men in het licht van het op peil houden van de beroepsvaardigheden medische handelingen verricht. Wel dient aan alle veiligheids- en wettelijke normen en cao-verplichtingen te worden voldaan.
Hoeveel medisch specialisten werken in Nederland on(der)betaald? Hoeveel medisch specialisten werken in Nederland voor een salaris boven de Balkendendenorm?
Het is onbekend hoeveel medisch specialisten onbetaald werken. Dit wordt niet geregistreerd. Volgens de enquête van de Jonge Specialisten waar in de berichten naar wordt verwezen, zou het om tientallen gaan.
Hoeveel medisch specialisten in loondienst meer verdienen dan de norm van de Wet normering topinkomens is op dit moment niet bekend. Dat gegeven komt eind dit jaar beschikbaar omdat het op grond van de Wet normering topinkomens gemeld moet worden. In 2014 komen eventuele meldingen binnen over 2013, het eerste jaar dat de Wet normering topinkomens van kracht is.
Kunt u toelichten of de functie van «medische specialist» in Nederlandse ziekenhuizen regulier werk is? Zo ja, is er naar uw mening sprake van verdringing en uitbuiting van werknemers? Zo nee, waarom niet en hoe zou u het dan noemen?
De functie van medisch specialist in Nederlandse ziekenhuizen is regulier werk. Ik heb geen signalen dat er sprake is van verdringing en uitbuiting van werknemers.
Is er naar uw mening in genoemde situaties sprake van ontduiking van het wettelijk minimumloon? Zo ja, ben u bereid om de arbeidsinspectie en de inspectie voor de gezondheidszorg onderzoek te laten doen naar onderbetaling van medisch specialisten en foute werkgevers op te sporen en te beboeten? Zo nee, waarom niet?
Of sprake is van ontduiking van het wettelijk minimumloon zal moeten worden vastgesteld op basis van de feiten en omstandigheden van het geval. Over het AMC zijn geen meldingen binnen gekomen bij genoemde inspecties. Indien een melding wordt ontvangen zal daar door de bevoegde inspectie naar gekeken worden. Er loopt thans geen onderzoek.
Is het waar dat medisch specialisten dit onbetaalde werk moeten doen om hun kennis en kunde op peil te houden? Is het niet aannemelijker dat jonge specialisten die afgestudeerd zijn en bevoegd zijn volledig zelfstandig patiënten te behandelen de benodigde kennis en kunde reeds bezitten? Op welke wijze houden betaalde medische specialisten hun kennis en kunde op peil?
Het komt voor dat er medisch specialisten actief zijn in ziekenhuizen om hiermee de kennis en kunde op peil houden. Hierbij dient aan de veiligheids- en wettelijke normen te worden voldaan. De feiten en omstandigheden zijn daarbij bepalend. Daarnaast zullen zij volgens de normen van de beroepsgroep ook bij- en nascholing volgen om de kennis en kunde geactualiseerd te houden en dus gekwalificeerd te blijven. Het is inderdaad zo dat jonge medisch specialisten die met goed gevolg de opleiding hebben afgerond de benodigde kennis en kunde bezitten om patiënten te mogen behandelen.
Betaalde medisch specialisten houden de kennis en kunde op peil door te werken alsmede bij- en nascholing te volgen.
Hoeveel hebben de ziekenhuizen die medisch specialisten onbetaald laten werken verdiend door deze constructies, doordat zij wel de volledige vergoedingen van de zorgverzekeraars ontvangen, maar de uitkeringsinstanties laten opdraaien voor de «loonkosten»? Is dit naar uw mening een vorm van fraude?
Ziekenhuizen worden afgerekend op basis van de Diagnose Behandeling Combinaties (DBC’s) die ze verrichten. Daarvoor gelden prestaties met onderhandelbare prijzen (maximumtarieven in het gereguleerd segment en vrij overeen te komen prijzen in het vrije segment). In de afspraken met de verzekeraars kan dus rekening worden gehouden met de feitelijke kosten die het ziekenhuis maakt. Daarom zal in dit verband de kwalificatie van fraude niet voor de hand liggen.
Op welke wijze gaat u een einde maken van onderbetaling van medisch specialisten?
Op grond van de arbeidsvoorwaarden medisch specialisten is er in mijn ogen geen sprake van onderbetaling van medisch specialisten. Voor zover daar in individuele gevallen toch sprake van zou zijn verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Het bericht dat jonge medisch specialisten steeds vaker onbetaald werken in ziekenhuizen en maatschappen |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Jong, specialist en onbetaald aan het opereren»?1
Ja.
Acht u het wenselijk dat medische handelingen worden uitgevoerd door medisch specialisten die daarvoor niet worden betaald?
Vanuit medisch inhoudelijk perspectief heb ik er geen problemen mee, dat men in het licht van het op peil houden van de beroepsvaardigheden, medische handelingen verricht. Wel dient er aan alle veiligheids- en wettelijke (onder andere cao-verplichtingen) normen te worden voldaan,
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat maatschappen en ziekenhuizen jonge medisch specialisten onbetaald werkzaamheden laten verrichten waar deze maatschappen en ziekenhuizen een vergoeding voor ontvangen van zorgverzekeraars? Zo nee, waarom niet?
Er gelden prestaties met onderhandelbare prijzen (maximumtarieven in het gereguleerd segment en vrij overeen te komen prijzen in het vrije segment). In de afspraken met de verzekeraars kan dus rekening worden gehouden met de feitelijke kosten die het ziekenhuis maakt.
Klopt het dat door het onbetaald aanstellen van medisch specialisten banen voor diezelfde jonge medisch specialisten wegvallen, en dat een mogelijk effect is dat jonge medisch specialisten moeilijker aan een baan zullen komen? Zo nee, waarom niet?
Het is onbekend hoeveel medisch specialisten onbetaald werken. Dit wordt niet geregistreerd. Volgens de enquête van de Jonge Specialisten zou het om tientallen gaan. Ook is de omschrijving van hun functie niet bekend. Daardoor kan geen oordeel worden gevormd of er sprake is van verdringing van reguliere werkzaamheden en van de inschaling van de functie.
In welke maatschappen en ziekenhuizen zijn onbetaalde of onderbetaalde medisch specialisten aangesteld? Worden door deze medisch specialisten werkzaamheden uitgevoerd die normaal door betaalde specialisten worden uitgevoerd? Welke werkzaamheden vallen hieronder?
Er wordt geen registratie bijgehouden. Ik heb uit de media begrepen dat er bij twee ziekenhuizen zes beginnend medisch specialisten ervaring opdoen. In één van de zorginstellingen betreft het twee personen die voor respectievelijk één en twee dagen in de week ervaring opdoen. Deze afgestudeerde medisch specialisten voeren werkzaamheden uit, die binnen hun deskundigheid vallen.
Wat gaat u ondernemen om tegen te gaan dat medische handelingen waar zorgverzekeraars vergoedingen voor uitkeren, uitgevoerd worden door medisch specialisten die daarvoor niet worden betaald?
Ziekenhuizen worden afgerekend op de Diagnose Behandeling Combinaties (DBC’s) die ze verrichten. Daarvoor gelden prestaties met onderhandelbare prijzen (maximumtarieven in het gereguleerd segment en vrij overeen te komen prijzen in het vrije segment). In de afspraken met de verzekeraars kan dus rekening worden gehouden met de feitelijke kosten die het ziekenhuis maakt. Daarom zal in dit verband de kwalificatie van fraude niet voor de hand liggen.
Hoe verhoudt het feit dat net afgestudeerde medisch specialisten gedwongen worden onbetaald te werken om aan voldoende «vlieguren» te komen zich in uw ogen tot de exorbitante inkomens van andere medisch specialisten, die u weigert onder de Balkenendenorm te brengen?
Ik vind dat er geen relatie is tussen het ene en het andere onderwerp uit uw vraag. Het arbeidsrecht, de cao’s en het feit dat betrokkenen hier niet toe gedwongen worden, geeft de afgestudeerde medisch specialisten voldoende mogelijkheden om voor hun rechten op te komen.
Over de beloning van de medisch specialisten is in het regeerakkoord vastgelegd dat daarvoor het rapport van de commissie Meurs als uitgangspunt wordt gebruikt. Er is op dit punt ook een taakstelling ingeboekt van € 100 miljoen.
Het bericht dat MC Zuiderzee BV nu de enige aandeelhouder is van het Slotervaartziekenhuis |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat MC Zuiderzee BV nu de enige aandeelhouder van het Slotervaartziekenhuis is?1
Ik heb inderdaad kennis genomen van het feit dat de MC Groep het Slotervaartziekenhuis overneemt en daartoe overeenkomst heeft bereikt met de betrokken bestuurders van de partijen die nu de aandelen van het Slotervaartziekenhuis in bezit hebben. De aandelenoverdracht heeft 31 december 2013 plaatsgevonden. De MC Groep is hiermee de enige aandeelhouder van het Slotervaartziekenhuis geworden.
Welke rol speelt het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis (AVL)? Is het waar dat het AVL delen van het Slotervaartziekenhuis overneemt?
Het Slotervaartziekenhuis werkt van oudsher nauw samen met het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis op een aantal specialistische gebieden zoals oncologie, microbiologie, spoedeisende eerste hulp, neurologie etc. en op het gebied van de apotheek. Het Slotervaartziekenhuis heeft laten weten voornemens te zijn deze samenwerking te versterken en uit te breiden ten behoeve van de patiënt. Het Slotervaartziekenhuis heeft bovendien laten weten voornemens te zijn de apotheek en bijbehorende onderzoeksactiviteiten, een stuk tussen beide ziekenhuizen in gelegen grond en de oncologische neurochirurgie aan het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis over te dragen. De apotheek werkt ook nu al in grote mate (> 80% van de omzet) voor het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis. Het Slotervaartziekenhuis heeft laten weten met het bedrag dat met de overdracht gemoeid is zijn schuldpositie verder af te bouwen, zodat jaarlijks minder geld besteed wordt aan kapitaallasten/rente en meer geld besteed kan worden aan de zorg. Bovendien komt dit de solvabiliteit van het Slotervaartziekenhuis ten goede, zo stelt het Slotervaartziekenhuis.
Is het waar dat met de nieuwe eigenaar van het Slotervaartziekenhuis overeen is gekomen dat de afdelingen oncologische neurochirurgie, verloskunde, gynaecologie en de apotheek overgaan naar het AVL? Zijn er naast deze afdelingen meer afdelingen die dreigen te sluiten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Slotervaartziekenhuis heeft laten weten het voornemen te hebben om de bestaande samenwerking met het Antoni van Leeuwenziekenhuis te verdiepen. Ik heb begrepen dat alleen de apotheek en oncologische neurochirurgie wordt overgenomen, niet de verloskunde en gynaecologie. Van het sluiten van afdelingen is mij vooralsnog niets bekend.
Vindt u het acceptabel dat de nieuwe eigenaar van plan is het Slotervaartziekenhuis uit te kleden? Welke gevolgen heeft dit voor patiënten en personeel?
Het is mij niet bekend dat de nieuwe eigenaar van het Slotervaartziekenhuis het ziekenhuis wil uitkleden. De nieuwe eigenaar geeft aan een «zo compleet mogelijk algemeen ziekenhuis» te willen behouden.2 Ik ga overigens niet over keuzes die ziekenhuizen maken om zich meer of minder op specifieke gebieden van zorg te concentreren.
Kunt u volledige helderheid scheppen wie nu de nieuwe eigenaar is c.q. nieuwe eigenaren zijn van het Slotervaartziekenhuis?
Met ingang van 31 december 2013 is de MC Groep de enige aandeelhouder cq eigenaar van het Slotervaartziekenhuis.
Hoeveel geld is er betaald voor de overname van het Slotervaartziekenhuis? Kunt u dat bedrag specificeren? Kunt u dat bedrag uitsplitsen per partij die heeft geparticipeerd in de overname?2
Het bedrag is mij niet bekend.
Welke gevolgen heeft de beslaglegging van de familie Erbudak op de aandelen van het ziekenhuis?3
Het beslag is inmiddels opgeheven en de verkoop is geschied.
Welke rol heeft zorgverzekeraar Achmea gespeeld bij de overname van het ziekenhuis? Is het waar dat Achmea heeft gedreigd niets meer voor te schieten? Wat zouden de gevolgen voor het Slotervaartziekenhuis zijn geweest? Bestaat deze dreiging nog steeds? Heeft Achmea op enigerlei andere wijze druk uitgeoefend om deze overname door te laten gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Achmea, de gemeente Amsterdam en de ING bank hebben laten weten vertrouwen te hebben in de overnemende partij van het Slotervaartziekenhuis en daarmee in een stabiele toekomst voor het Slotervaartziekenhuis. Voor deze externe partijen met grote financiele belangen bij het Slotervaartziekenhuis is er als gevolg van de overname een einde gekomen aan de onzekerheid en relatieve instabiliteit van het Slotervaartziekenhuis. Wat er gebeurd zou zijn als de MC Groep niet voornemens zou zijn om het Slotervaartziekenhuis over te nemen, weet ik niet. In het algemeen is het zo dat schuldeisers en andere financieel belanghebbenden hun financiële belang proberen af te bouwen dan wel veilig te stellen als een onderneming in onrustig vaarwater komt.
Welke rol heeft de ING Bank gespeeld bij de overname van het ziekenhuis? Is het waar dat de ING Bank de kredieten razendsnel heeft afgebouwd? Wat zouden de gevolgen voor het Slotervaartziekenhuis zijn geweest als dit was gebeurd? Bestaat deze dreiging nog steeds? Heeft de ING Bank op enigerlei andere wijze druk uitgeoefend om deze overname door te laten gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Is het waar dat de gemeente Amsterdam heeft gedreigd haar lening aan het Slotervaartziekenhuis per direct terug te trekken? Wat zouden de gevolgen voor het Slotervaartziekenhuis zijn geweest als dit was gebeurd? Bestaat deze dreiging nog steeds? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u duidelijkheid scheppen over de rol van de onafhankelijke bewindvoerder C.I. in deze overname? Waarom heeft zij besloten de deal tussen de erven Schram en MC Zuiderzee BV door te laten gaan?
De onafhankelijke bewindvoerder is door de rechter aangesteld. De rechter heeft in een procedure die door mevrouw Erbudak was gestart, geconcludeerd dat er mogelijkerwijs sprake is of is geweest van wanbeleid bij twee BV’s die aandelen van het Slotervaartziekenhuis hadden. Het betreft Jeemer B.V. en Meromi Holding B.V. Deze BV’s maakten onderdeel uit van de erfenis van de heer Jan Schram. Na deze erfenis is, zoals u weet, onenigheid tussen de erfgenamen ontstaan ten aanzien van deze BV’s. De onafhankelijke bewindvoerder die door de rechter is aangesteld heeft gemeld alle mogelijkheden zorgvuldig te hebben afgewogen en is tot de conclusie gekomen om de transactie met de MC Groep voort te zetten.
In welke handen is op dit moment het vastgoed van het Slotervaartziekenhuis? Is dat ook volledig overgegaan naar MC Zuiderzee BV?
Het vastgoed van het Slotervaartziekenhuis is eigendom van het Slotervaartziekenhuis, de aandelen van het Slotervaartziekenhuis zijn in handen van de MC Groep.
Wat is er waar van de berichten dat er wanbeleid is gevoerd bij het Slotervaartziekenhuis door Delta Onroerend Goed? Kunt u uw antwoord toelichten?
De rechter heeft vastgesteld dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat Meromi Holding B.V. en/of Jeemer B.V. onzorgvuldig heeft gehandeld tegenover een of meerdere aandeelhouders van die B.V’s. De rechter heeft echter, voor zo ver mij bekend is, niet geconstateerd dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat er sprake is van wanbeleid bij of door het Slotervaartziekenhuis of Delta Onroerend Goed.
Is hiermee de machtsstrijd, die al bijna een jaar aan de gang is, binnen het Slotervaartziekenhuis afgesloten, of bestaat de kans dat deze voortwoedt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De voormalige aandeelhouders waartussen, volgend op een erfenis, onenigheid is ontstaan zullen nu verder onderling hun meningsverschil moeten oplossen.
Is de machtsstrijd binnen het Slotervaartziekenhuis volgens u ten goede gekomen aan de zorg die in het Slotervaartziekenhuis wordt geboden?
De IGZ ziet toe op randvoorwaarden voor verantwoorde zorg en heeft bij het Slotervaartziekenhuis niet geconstateerd dat gedurende de onenigheid tussen aandeelhouders sprake is geweest van onverantwoorde zorg.
Hoe denkt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) over de situatie in het Slotervaartziekenhuis? Is er sprake van extra controles op de kwaliteit van de zorg?
De IGZ heeft geen signalen ontvangen dat er door de situatie bij het Slotervaartziekenhuis risico’s voor patiëntveiligheid zijn ontstaan. De IGZ houdt zicht op de ontwikkelingen met betrekking tot veiligheid en kwaliteit via haar reguliere toezicht.
Op welke manier zijn het personeel, de medische staf en patiënten betrokken bij de overname? Hebben zij ingestemd met de overname van het Slotervaartziekenhuis? Zo ja, deden zij dit van harte? Kunt u uw antwoord toelichten?
Volgens het bestuur van het Slotervaartziekenhuis steunen de raad van bestuur, de raad van commissarissen, het bestuur medische staf, de ondernemingsraad en cliëntenraad van het Slotervaart de transactie.
Kunt u garanderen dat de kwaliteit van de zorg in het Slotervaartziekenhuis niet lijdt of heeft geleden onder de onduidelijke en onzekere situatie die nu al bijna een jaar bij het Slotervaartziekenhuis bestaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord 16. Het ziekenhuis is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de door haar geleverde zorg. Naar het oordeel van de Raad van Bestuur van het Slotervaartziekenhuis heeft de kwaliteit van zorg niet geleden onder de bedoelde situatie.
Wat gaat u ondernemen tegen de plannen om het Slotervaartziekenhuis uit te kleden?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Wat vindt u ervan dat er bijna een jaar een machtsstrijd heeft gewoed over het eigendom van het ziekenhuis? Vindt u dat in het belang van het ziekenhuis en haar patiënten en medewerkers? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is spijtig dat er onduidelijkheid is ontstaan over het eigenaarschap van het Slotervaartziekenhuis. Ik wijs u er echter op dat zakelijke meningsverschillen kunnen voorkomen en voor kunnen blijven komen, ook bij zorgaanbieders, ongeacht eigendomsstructuur of rechtsvorm.
Blijft u erbij dat de aandeelhoudersconstructie in de zorg niet verboden moet worden? Zo ja, hoe kunt u die stelling volhouden, gezien de grote problemen bij het Slotervaartziekenhuis die hierdoor zijn veroorzaakt?5
Ja. Ik ben van mening dat aandeelhouders kunnen bijdragen aan het verbeteren van de gezondheidszorg in Nederland. Hun investeringen dragen namelijk bij aan de doelmatigheid van een zorgaanbieder en maken innovatie en kwaliteitsverbetering mogelijk. Bovendien komen investeringen van aandeelhouders de solvabiliteit en continuïteit van de instelling ten goede. Private investeerders hebben er immers belang bij dat hun zorgaanbieder uitblinkt, zodat het geïnvesteerd kapitaal de waarde behoudt. Dit is duidelijk in het belang van de patiënt.
Wordt u gelukkig van wat er in Amsterdam rond het Slotervaartziekenhuis heeft plaatsgevonden? Vindt u dit een goed voorbeeld over de toekomst van de gezondheidszorg, waarin aandeelhouders gaan bepalen welke toekomst een ziekenhuis heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gebeurtenissen rondom het Slotervaartziekenhuis hebben enerzijds laten zien dat het systeem goed werkt en anderzijds dat er nog omissies zijn in de regelgeving. Patiënten moeten erop kunnen vertrouwen dat zij zorg ontvangen die voldoet aan de daarvoor geldende eisen. De IGZ heeft nadat er onduidelijkheid ontstond over de situatie bij het Slotervaartziekenhuis, de naleving van de wetgeving en normen op het gebied van governance laten onderzoeken.
Mocht een ziekenhuis onverhoopt in surseance raken of failliet gaan dan ziet de IGZ toe op de naleving van randvoorwaarden voor verantwoorde zorg. De verzekeraars zijn verantwoordelijk voor het garanderen van continuïteit van zorg voor hun verzekerden. De NZa controleert of de zorgverzekeraars hun zorgplicht voldoende naleven.
Ik betreur het dat er onduidelijkheid is ontstaan over wie de eigenaar van het Slotervaartziekenhuis precies was. Onder de huidige wetgeving is niet openbaar wie de aandeelhouders van een besloten vennootschap (zoals het Slotervaart-ziekenhuis) zijn, tenzij er slechts één aandeelhouder is. Dit kabinet wil daar verandering in brengen. De Minister van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft wetgeving in voorbereiding die strekt tot de instelling van een centraal aandeelhoudersregister. Dit register biedt de mogelijkheid eenvoudig vast te stellen wie de aandeelhouders zijn en welke aandelen (in welke rechtspersonen) bepaalde personen hebben.
Erkent u dat de ruzie rond het Slotervaartziekenhuis laat zien dat het bij aandeelhouders gaat om een ordinaire centenkwestie, in plaats van inhoudelijke zorgkeuzes? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kijkt u uit naar meer van dit soort conflicten in de zorg, nadat uw grootste wens om aandeelhouders toe te laten is uitgekomen?6
Inhoudelijke zorgkeuzes hangen vaak samen met financiële aspecten. Zo gaan verbeteringen in de zorg vaak gepaard met extra investeringen. Ik denk dat het één niet los gezien kan worden van het ander. Aandeelhouders zijn reeds toegelaten. Vrijwel alle zorgaanbieders in Nederland zijn private organisaties. Soms hebben zij aandeelhouders en soms niet. Het beleid van het kabinet brengt daar in beginsel geen verandering in.
De inzameling van Klein Gevaarlijk Afval (KGA) en huisvuil in de binnenvaart |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat er geen draagvlak is in de binnenvaartsector voor de door u ingevoerde nationale regeling voor inzameling van KGA en huisvuil in de binnenvaart?1
Ja, ik ben bekend met het feit dat in de binnenvaartsector het draagvlak voor de inzameling van niet-oliehoudend KGA (Klein Gevaarlijk Afval) en huisvuil door middel van een betaald abonnement uiteenloopt.
Op grond waarvan bestaat bij u de indruk dat deze nieuwe regeling bijdraagt aan een adequate inzameling van afval, terwijl gelijktijdig de inzamelstructuur langs vaarwegen zoals de Maas en de Twenthekanalen is verwijderd of niet aanwezig is?
Bij het invoeren van dit systeem heb ik twee uitgangspunten gehanteerd.
Ten eerste dat de vervuiler betaalt voor zijn eigen afval. De overheid kan en wil niet langer betalen voor de uitzonderingspositie die de binnenvaart – als enige bedrijfssector in Nederland – hier tot voor kort in had.
Ten tweede schrijft het internationale Scheepsafvalstoffenverdrag voor dat er een voldoende dekkend netwerk is voor de afgifte van «overig scheepsbedrijfsafval». De inzameling moet zowel praktisch als financieel adequaat zijn.
Rijkswaterstaat heeft over het inzamelingsnetwerk overleg gevoerd met de binnenvaartsector en heeft enkele varianten voorgelegd. De sector is echter niet tot een eensluidend antwoord of voorstel gekomen. Daarom is een variant ingevoerd, waarbij een afweging is gemaakt tussen enerzijds de kosten en anderzijds de wens tot een voldoende dekkend netwerk.
Het inzamelen en verwerken van afval is helaas een dure aangelegenheid. Een uitgebreider inzamelnetwerk zou een hoger tarief voor het abonnement betekenen; daar lijkt geen draagvlak voor te zijn bij de sector.
Indien in een regio geen inzamelpunten langs vaarwegen beschikbaar zijn, kan de scheepvaart gebruik maken van alternatieve mogelijkheden zoals faciliteiten van havens en gemeenten. Het staat de schipper ook vrij om zelf afspraken te maken met een inzamelaar.
Overigens is vanuit de binnenvaartbrancheorganisaties aangegeven dat veel schippers huisvuil afgeven in havens waar zij via het havengeld voor betalen. Zij zouden daarom geen abonnement willen afsluiten om ook langs de rijksvaarwegen te kunnen afgeven.
Voor wat betreft het Twentekanaal en de Zuid-Willemsvaart kan ik u berichten dat op respectievelijk sluis Eefde en sluis Schijndel inmiddels huisvuilcontainers zijn geplaatst waar met een abonnement huisvuil kan worden afgegeven. Op de Maas vaart een milieuboot rond Maasbracht waar met een abonnement huisafval afgegeven kan worden.
Kunt u aangeven waar de inzamelstructuur voor KGA en huisvuil is verwijderd en welke inzamelplaatsen blijven bestaan?
RWS heeft het aantal inzamellocaties met containers teruggebracht van circa 95 naar 25, om hiermee de kosten voor het abonnement te beperken. Bij het bepalen van de locaties is gekeken naar de hoeveelheid afval die tot nu toe werd afgegeven en de intensiteit van het scheepvaartverkeer.
In onderstaande tabel staan de locaties van de huisvuilcontainers en van de milieuboten, waar met een abonnement huisvuil afgegeven kan worden. Op deze milieuboten en bij de depots Volkerak en Nieuwegein kan ook KGA worden afgegeven.
Locaties milieuboten
Aantal
Locaties gesloten huisvuil containers
Aantal
Milieuboot Werkendam
1
Tiel(Prins Bernhardsluis)
3
Milieuboot Dordrecht
1
Rijswijk(Prinses Marijkesluis)
1
Milieuboot Moerdijk
1
Wijk bij Duurstede(Prinses Irenesluis)
4
Servicekade Nieuwegein
1
Nieuwegein(Prinses Beatrixsluis)
6
Milieuboten Rotterdam
3
Nieuwegein(Plofsluis)
1
Milieuboot Geertruidenberg
1
Nieuwegein(langs afmeerplaats)
1
Milieuboot Delfzijl
1
Nieuwegein(bij KGA-depot)
1
Milieuboot Den Helder
1
Diemen(langs afmeerplaats)
1
Milieuboot Eemshaven
1
s Gravendeel(vluchthaven)
1
Milieuboot Harlingen
1
Volkerak sluiskolken Noord en Zuid
4
Milieuboot Urk
1
Schijndel (Sluis)
1
Milieuboot IJmuiden
1
Eefde (Sluis)
1
Milieuboten Amsterdam
3
Servicekade Volkerak
1
Milieuboot Arnhem
1
Milieuboot Lobith
1
Milieuboot Nijmegen
1
Milieuboot Maasbracht
1
Milieuboot Terneuzen
1
Milieuboot Vlissingen
1
Totaal
24
Totaal
25
Alle andere containers, op diverse plaatsen in het land, zijn of worden binnenkort weggehaald. Rijkswaterstaat blijft de situatie volgen of het inzamelnetwerk voldoende is.
Voor de goede orde merk ik nog op dat de situatie langs de hoofdvaarweg
Lemmer-Delfzijl in verband met de overdracht van de provincies naar het Rijk per 1-1-2014, nader bezien zal worden. Langs deze vaarweg zijn thans inzamelcontainers van de provincie aanwezig. Deze zullen op termijn worden vervangen door gesloten containers, dan wel worden verwijderd. Dit zal in overleg met de provincies gebeuren.
Kunt u aangeven hoeveel abonnementen inmiddels zijn afgesloten met binnenvaartbedrijven en welke verwachting er bestaat met betrekking tot het aantal af te geven abonnementen?
Er zijn tot nu toe (stand begin januari 2014) circa 245 abonnementen afgesloten (circa 45 voor alleen KGA, en circa 200 volledige abonnementen voor KGA en huisvuil).
Een verwachting is lastig te geven, want het aantal is mede afhankelijk van externe factoren, zoals wat de andere verdragslanden en met name de buurlanden nu gaan doen, en of de (gemeentelijke) binnenhavens ook overgaan tot het invoeren van een systeem van afgifte tegen betaling.
Bij welk aantal abonnementen is de afgifte van huisvuil en KGA in de binnenvaart kostendekkend?
Voor de berekening van een kostendekkende exploitatie is uitgegaan van een aantal van 300 abonnementen in combinatie met de thans vastgestelde abonnementsprijzen.
De prijs voor het abonnement wordt overigens steeds voor een jaar vastgesteld. Aan het einde van dat jaar kan de prijs op basis van voortschrijdend inzicht in de werkelijke kosten gewijzigd worden. Dit kan zowel leiden tot een verhoging als een verlaging van de abonnementsprijs. De schipper sluit ook steeds een abonnement voor een jaar af en kan dus per jaar kiezen of hij van het abonnement gebruik wil blijven maken.
Hoe gaat u om met de melding vanuit de binnenvaartorganisaties dat men niet verwacht dat deze regeling gaat werken?
Ik wil invulling geven aan het principe «de vervuiler betaalt». Dat de wijziging van het inzamelsysteem door de binnenvaartorganisaties als ingrijpend wordt ervaren, kan ik begrijpen. Ik vind het nog te vroeg om nu al te concluderen dat de regeling niet gaat werken. Maar ik sta wel open voor suggesties tot verbetering van het nu ingevoerde systeem. Daarbij vind ik het wel belangrijk dat de sector met één stem spreekt. Voor eventuele wijzigingen blijven de uitgangspunten van een kostendekkende exploitatie en de «vervuiler betaalt» overigens onverkort van kracht.
Waarom heeft u niet gekozen voor een internationale oplossing, zoals deze in het Verdrag inzake de Verzameling, Afgifte en Inname van Afval in de Rijn- en Binnenvaart (CDNI-verdrag) overeen is gekomen, zodat de afvalafgifte gratis kan zijn en de kostenverrekening met de sector kan plaatsvinden via een opslag op de brandstof?
Nederland heeft via het internationale overleg meerdere pogingen gedaan om een geharmoniseerde invoering te bewerkstelligen. Vanwege het feit dat de lidstaten van het CDNI voor een deel (met name deel C) voor de inzameling van deze afvalstromen nationaal zeer uiteenlopende systemen hanteren, is door de verdragsluitende partijen (naast Nederland zijn dat België, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland en Zwitserland) besloten dat elk land deel C van het CDNI op dit moment op eigen wijze mag en zal invoeren.
De verdragspartijen hebben besloten om deze situatie tijdelijk te accepteren.
Nederland zal zich blijven inzetten voor een internationaal geharmoniseerd systeem en zal daarbij verschillende mogelijkheden bekijken. Dit voorjaar staat de harmonisatie opnieuw op de internationale agenda. Het laten betalen voor de afgifte van huisvuil en niet oliehoudend KGA via een opslag op de brandstof kan op dit moment niet. Daarvoor is een verdragswijziging van het Afvalstoffenverdrag noodzakelijk. Een dergelijke wijziging zou veel tijd vergen en bovendien is het de vraag in hoeverre het brandstofverbruik een eerlijke maat is voor de hoeveelheid huisvuil per schip. De verwijderingsbijdrage bij het bunkeren van brandstof is in het afvalstoffenverdrag exclusief bedoeld voor de afgifte van oliehoudend afval.
Bent u bereid alsnog te proberen of via het CDNI-verdrag een internationale oplossing te bewerkstelligen is en de huidige nationale regeling in te trekken?
Zie het antwoord op vraag 7.
Wat kan er geboden worden aan «groene schepen» die nagenoeg geen oliehoudende stoffen en KGA meer hebben maar wel huisvuil en die nu worden verplicht om € 469,– euro te betalen voor een abonnement waarvoor ze alleen huisvuil kunnen af geven?
Het abonnement heeft betrekking op de afgifte van niet-oliehoudend KGA en huisvuil. Het heeft geen betrekking op olie- en vethoudend KGA. In die zin vormen de «groene schepen» geen uitzondering.
Hoe gaat u om met de situatie dat er schepen zijn die alleen op de Maas en Twenthekanalen varen en daar geen enkele mogelijkheid tot afgifte van huisvuil meer hebben?
Zie het antwoord op vraag 2.
Geweld tegen Australisch exportvee in Gaza |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u de videobeelden van het extreme geweld dat tegen Australisch exportvee gebruikt wordt in Gaza?1
Ja.
Kunt u aangeven of er Nederlandse dieren in directe of indirecte zin levend geëxporteerd worden naar Gaza? Deelt u de mening dat, indien dit het geval is, de export gestaakt moet worden? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Er worden vanuit Nederland in directe zin geen levende runderen naar Gaza geëxporteerd omdat Nederland geen veterinair exportcertificaat is overeengekomen met Gaza. Zonder dat kan geen export plaatsvinden. Overigens exporteert Nederland alleen fok- en gebruiksrunderen naar landen buiten de EU, geen slachtdieren.
Bent u bereid uw ambtsgenoot in Gaza aan te spreken op deze vorm van excessief geweld tegen weerloze dieren? Zo nee, waarom niet?
Voor de Nederlandse regering geldt een no contact policy met de de facto autoriteiten in Gaza.
Hamas staat op de Europese lijst van terroristische organisaties.
Er zijn dan ook geen officiële contacten tussen Nederland en Gaza.
Bent u bereid uw Australische ambtsgenoot te vragen een exportverbod voor levende dieren naar Gaza af te kondigen op basis van deze beelden? Zo nee, waarom niet?
De Australische regering maakt een eigen afweging, mogelijk mede op basis van de aandacht naar aanleiding van de berichtgeving, of en zo ja welke maatregelen genomen moeten worden.
Over het conflict van het Loodswezen met de Vlaamse overheid |
|
Albert de Vries (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat het Vlaams Gewest de uitspraak van een arbitragecommissie, die enkele maanden geleden de vordering van 7,9 mln. euro van de Nederlandse Loodsencorporatie op de Vlaamse overheid vaststelde, nietig wil laten verklaren?1
Ja.
Heeft u inzicht in de daadwerkelijke motivatie van de Vlaamse overheid om de vordering van het Loodswezen niet te voldoen?
Nee.
Heeft u inmiddels contact gehad met uw Vlaamse collega over de betaling van de vordering van de Loodsencorporatie? Zo nee, waarom niet, en bent u bereid om op korte termijn alsnog uw ongenoegen te laten blijken aan uw Vlaamse ambtsgenoot?
Ja.
Zoals aangegeven tijdens het Algemeen Overleg op 3 december 2013 is het geschil op 18 december 2013 op ambtelijk niveau aangekaart in de Vlaams Nederlandse Permanente Commissie voor het toezicht op de Schelde. Naar aanleiding daarvan is duidelijk geworden dat het Vlaams Gewest, naast nietigverklaring van de uitspraak van de arbitragecommissie, bereid is om met het Nederlands Loodswezen tot een oplossing te komen. Ik heb per telefoon mijn Vlaamse collega aangekondigd een brief te sturen. In de brief zal ik aangeven dat in het kader van de succesvolle operationele samenwerking tussen de Vlaamse en Nederlandse loodsdiensten het van groot belang is dat betrokken partijen in gesprek blijven en het tegelijkertijd, omwille van die succesvolle operationele samenwerking, van evenzeer groot belang is dat aan de uitspraak van de arbitragecommissie uitvoering wordt gegeven.
Deelt u de mening dat er niet meer concurrentie moet komen tussen de Nederlandse en Vlaamse havens, maar dat er gewerkt moet worden aan meer samenwerking tussen de Vlaamse en Nederlandse havens?
Ik vind concurrentie en samenwerking beide van belang. Concurrentie tussen de Vlaamse en Nederlandse zeehavens houdt die zeehavens scherp, de tarieven laag en stimuleert innovaties wat belangrijk is om op mondiaal niveau de concurrentie aan te kunnen. Maar op onderdelen is juist ook samenwerking erg belangrijk. Daarvoor hebben Vlaanderen en Nederland in het kader van de Vlaams Nederlandse Delta diverse initiatieven genomen en is zichtbaar dat waar de Vlaamse en Nederlandse zeehavens elkaar kunnen versterken men elkaar ook opzoekt. Wat betreft de loodsdienstverlening, de kosten daarvan zijn mede van invloed op de concurrentieverhoudingen tussen de Vlaamse en Nederlandse zeehavens. Tegelijkertijd is de operationele samenwerking tussen de loodsdiensten op de Schelde van belang voor die zeehavens vanwege de schaalvoordelen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat in Vlaanderen door steun van de overheid de tarieven voor de beloodsing van de scheepvaart naar Antwerpen en Gent, inspecties door overheidsdiensten, havengelden en grondprijzen voor havenontwikkelingen niet kostendekkend zijn en de Vlaamse overheid de milieueisen oprekt en bijdragen voor infrastructuur verstrekt, waardoor de Nederlandse havens met oneerlijke concurrentie te maken hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen neemt u om het level playing field tussen de Nederlandse en Vlaamse havens te verbeteren?
Oneerlijke concurrentie door overheidsteun in welke vorm dan ook is altijd ongewenst. Mijn inzet richt naast het versterken van de concurrentiekracht van de Nederlandse zeehavens en het verbeteren van het vestigingsklimaat, zich ook op het creëren van een Europees level playing field met de zeehavens in omliggende landen. Alleen via naleving van Europese regels is dit goed mogelijk. Het voorstel voor een Europese Havenverordening moet aan dit level playing field bijdragen.
Daarnaast zet ik mij in voor de ontwikkeling van EU richtsnoeren inzake staatsteun voor zeehavens die eerder door de Europese Commissie zijn toegezegd.
Het bericht dat de aanleg van glasvezel in Caribisch Nederland twee keer duurder is dan begroot en volledig door de Nederlandse belastingbetaler wordt betaald |
|
Bart de Liefde (VVD), André Bosman (VVD), Aukje de Vries (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kan de regering toelichten waarom de aanleg van internet in Caribisch Nederland twee keer duurder is dan begroot in 2008? Kan de regering toelichten waarom er zo slecht begroot is?1
De uiteindelijke kosten liggen met € 8,9 mln. hoger dan de begrote aanlegkosten ($ 8,8 mln. / € 6,4 mln.), er is geen sprake van een verdubbeling van het budget.
BZK heeft naast de aanlegkosten tevens middelen beschikbaar gesteld voor de zekerstelling van de kabel (snelle reparatie bij bijvoorbeeld kabelbreuken) en het operationeel werkend opleveren van de kabelinfrastructuur. Zonder deze investeringen zou de kabel er wel liggen maar zou deze nog niet of nauwelijks kunnen worden gebruikt. Daarbij zou het kapitaalvernietiging zijn indien de kabel in de toekomst door schade niet meer bruikbaar zou zijn. De structurele beheer- en ontwikkelingskosten van de zeekabel worden in de exploitatie van Saba Statia Cable System (SSCS) B.V. gedekt.
Met de extra middelen is onder meer een dubbele aanlanding gerealiseerd op ieder eiland om zo de betrouwbaarheid van het systeem (extra redundantie) te vergroten. Verder is geïnvesteerd in een betere bescherming van de kabel. Ook is de route van de kabel gewijzigd om de impact op het milieu te minimaliseren. Met deze middelen zijn eveneens reserveonderdelen aangeschaft. Verder zijn enkele noodzakelijke aanpassingen bekostigd in de infrastructuur op de eilanden zelf om de lokale verbindingen tussen de zeekabel en betrokken operators tot stand te brengen.
In de begroting van BZK van 2011, 2012 en 2013 zijn de uitgaven aan de zeekabel opgenomen. De uitgaven aan de zeekabel zijn ten laste gekomen van begrotingsartikel 2.2 (bevorderen autonomie) van Hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties.
Ook bent u middels de jaarverslagen van BZK over 2011, 2012 en 2013 hierover geïnformeerd. Met mijn brief van 9 december 2013 (kenmerk 2013–0000741393) heb ik u meer specifiek geïnformeerd over de uitgaven aan de zeekabel en de projecten en investeringen die zijn gedaan.
Waarom heeft Nederland, in afwijking met de afspraken uit 2008, aanvullende werkzaamheden c.q. uitgaven voor zijn rekening genomen? Is de Kamer hierover geïnformeerd c.q. om toestemming gevraagd? Uit welke stukken blijkt dat?
Zie antwoord vraag 1.
Is de regering van mening dat een verdubbeling van het beschikbare budget een wel erg grote overschrijding is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft de regering dit budget dan toch verdubbeld?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel bestaande internetaansluitingen profiteren van deze investering van € 8,9 mln? Hoeveel nieuwe aansluitingen verwacht de regering in de komende vijf jaar?
Allereerst dient te worden gezegd dat het doel van de zeekabel is om de eilanden als geheel een betere breedbandige aansluiting te geven tot het internet. Daarbij wordt een strategische en fundamentele impuls gegeven aan de maatschappelijke, sociale en economische ontwikkeling van Saba en Sint Eustatius.
Het betreffen geografisch gezien redelijk geïsoleerde eilanden, waar de inwoners beperkte mogelijkheden hebben om kennis en informatie te delen/verwerven of (online) economische activiteiten te ontwikkelen. Verdere ontsluiting kan in deze situatie verbetering brengen. Daarnaast is er sprake van ligging in de orkaanzone die goede en betrouwbare telecommunicatie cruciaal maakt voor hulpverlening in noodsituaties.
Het verder brengen van het voordeel van de zeekabel naar de burgers en bedrijven op de eilanden is een zakelijke afweging en ligt primair bij de lokale aanbieders zelf. In theorie zouden in totaal 2.000 tot 2.500 internetaansluitingen op beide eilanden van de zeekabel kunnen profiteren. Met de voorgenomen infrastructurele verbeteringen en mogelijke ontwikkelingen op dit terrein (vast en mogelijk ook mobiel) kan het aantal aansluitingen de komende jaren toenemen. Over het aantal aansluitingen kan echter (nog) niets worden gezegd.
Daarnaast is internettoegang slechts een deel van het potentieel dat de kabel te bieden heeft. Het gaat ook om het vergroten van de betrouwbaarheid van andere communicatie-middelen zoals vaste en mobiele telefonie en televisie. Ook wordt de zeekabel door de rijksoverheid zelf gebruikt bij het uitvoeren van haar taken op de eilanden. Een goed voorbeeld hiervan is de recent gehouden hurricane exercise (oefening) onder regie van Defensie.
Welke jaarlijkse exploitatiekosten verwacht de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als 100% aandeelhouder van staatsbedrijf Saba Statia Cable System (SSCS BV) te maken? Welke opbrengsten staan daar tegenover?
De exploitatiekosten worden gefinancierd met de opbrengsten van de kabel. Een deel van het kabelsysteem is reeds operationeel. Hiervoor worden inmiddels operationele kosten gemaakt. Deze kosten worden momenteel via de administratie van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) verrekend. Inschatting van deze kosten over 2013 is circa € 365.000. De geplande inkomsten zijn de vergoedingen van de gebruikers van de kabel en die zijn geraamd op eveneens € 365.000 over 2013. De administratie hiervan wordt overgedragen aan de SSCS BV.
De SSCS B.V. heeft geen winstoogmerk. Op basis van de kosten zullen jaarlijks de verrekentarieven voor IP transit (gebruik van de kabel) worden aangepast. Het voorziene kostenniveau tot en met 2015 wordt gedekt met de geplande inkomsten uit het leveren van IP transit aan de gebruikers.
Is de regering van mening dat alle inwoners van het Koninkrijk recht hebben op toegang tot breedbandinternet, onafhankelijk van hun woonplaats? Zo ja, is de regering dan bereid financieel bij te dragen aan de aanleg van een breedbandinternetverbinding van minimaal 1,5 Mb in de buitengebieden van Nederland, waar zo’n 167.000 huishoudens nog niet zijn aangesloten? Zo nee, waarom niet?
De regering acht het belang van toegang tot breedbandverbindingen vanuit economisch en maatschappelijk oogpunt groot voor Nederland. Nederland heeft een goede uitgangspositie voor de ontwikkeling naar (super) snelle breedbandtoegang.
In uw vraag legt u echter een relatie tussen de situatie in de Nederlandse buitengebieden en de bijzondere positie (met eigen wet- en regelgeving) van de eilanden. Deze zaken zijn op een aantal essentiële punten niet te vergelijken en dienen separaat van elkaar te worden bezien.
Voor de Nederlandse buitengebieden geldt in de praktijk dat iedereen reeds toegang heeft tot basisbreedband van gemiddeld 10 Mb, via de vaste infrastructuur, draadloos via mobiele netwerken maar ook via de satelliet. Provincies en gemeenten hebben een taak om toegang tot snellere netwerken te stimuleren in hun regio. Dat doen ze ook. Uitgebreider wordt op de situatie in de buitengebieden ingegaan in de brief over breedband van 16/12/13 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 32 637, nr. 97).
De inwoners van Saba en Sint Eustatius kunnen in de praktijk door het Besluit opgedragen diensten voor vaste telefonie op dit moment via de vaste infrastructuur beschikken over een internetaansluiting van 1Mb (dit was zonder de zeekabel 512 kb). De lokale aanbieders werken reeds zelf aan het verbeteren van hun vaste infrastructuur waardoor de internetsnelheden kunnen toenemen. Daarmee kan de VN doelstelling van 1.5 Mb op termijn worden gehaald.
De zeekabel biedt een opmaat voor het behalen van voorgenomen resultaten zoals goede, breedbandige internetverbinding en continuïteit. Zoals bij het antwoord op vraag 4 aangegeven ligt het verder brengen van het voordeel van de zeekabel naar de eindgebruikers (aansluitingen van huishoudens) bij de lokale aanbieders zelf. De regering is dan ook niet van plan financieel bij te dragen aan de aanleg van breedbandinternetverbindingen. Wel is de regering bereid mee te denken over oplossingen om eventuele knelpunten in de (deels nog sterk verouderde) netwerken op te lossen.
Heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties overleg gevoerd met de minister van Economische Zaken over het «gratis» aansluiten van Caribisch Nederland op breedbandinternet? Zo ja, wanneer in de afgelopen 6 jaar is dat gebeurd? Welke besluiten zijn in deze tijd genomen en waarom?
Er is geen sprake van gratis aansluiten van Caribisch Nederland op breedbandinternet. Voor het gebruik van de capaciteit van de zeekabel wordt gewoon betaald door de telecomaanbieders en (uiteindelijk ook) de eindgebruikers.
In de startfase van het project (2009) is op ambtelijk niveau tussen BZK en EZ besproken dat de prioriteit ligt bij het ontsluiten van de eilanden op het internationale netwerk. Over het verder brengen van het potentieel van de zeekabel naar de huishoudens zijn geen afspraken gemaakt daar dat een primaire verantwoordelijkheid is van de lokale operators (concessiehouders).
Waarom is het aangaan van een nieuwe deelneming niet conform de Comptabiliteitswet door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan het parlement voorgelegd? Kan deze minister toezeggen dit alsnog conform de normale procedure te doen?
De aandelen zouden in de eerste instantie kort na de aanleg van de kabel en de oprichting van de BV worden overgedragen aan de openbare lichamen. Materieel zou er dan geen sprake zijn van het (doen) oprichten door de staat. Inmiddels is gebleken dat de overdracht van de aandelen aan de openbare lichamen vertraging heeft opgelopen. Daardoor is ten onrechte artikel 34 CW niet juist toegepast. Met mijn brief van 9 december jl. heb ik beoogd zoveel mogelijk, zij het achteraf, aan te sluiten bij de normale procedure van artikel 34.
Waarom is of wordt in dit geval gekozen voor een deelneming, hoewel het kabinet zelf vindt dat het aandeelhouderschap niet het eerst aangewezen instrument is om publieke belangen te borgen?
De wet- en regelgeving die op de eilanden geldt is door de internationale aard van de zeekabel niet van toepassing. Daarbij is gebleken dat bestaande lokale (markt)partijen op dit moment nog onvoldoende in staat zijn een internationale zeekabel te beheren en exploiteren.
Het belang van de kabel voor de openbare lichamen, de rijksoverheid en de burgers van de eilanden is dusdanig groot dat ik een verantwoorde overdracht van de aandelen aan de openbare lichamen Saba en Sint Eustatius tot mijn verantwoordelijkheid reken. Tijdens het aandeelhouderschap van de Staat zullen de toekomstige aandeelhouders (zijnde de eilandgebieden Saba en St Eustatius) worden getraind en opgeleid in het beheer en exploitatie van de onderneming. Op basis van concrete (publieke) doelstellingen zoals internetpenetratie en betaalbaarheid van breedbandverbindingen conform de ITU2015 targets zal het tempo van overdracht nader worden vastgesteld.
Verder is de dienstverlening van RCN in belangrijke mate afhankelijk van het goed functioneren van de telecommunicatie infrastructuur.
Tot slot worden de structurele beheer- en ontwikkelingskosten van de zeekabel zoals eerder beschreven, in de exploitatie van SSCS B.V. gedekt.
Waarom kunnen de publieke belangen in dit geval niet op andere manieren, zoals via wet- en regelgeving, geborgd worden?
Zie antwoord vraag 9.
Welke aantoonbaar dwingende redenen zijn er in dit geval voor het participeren in een vennootschap nu, niet alleen in het recent bekend gemaakte staatsdeelnemingenbeleid, maar ook in het staatsdeelnemingenbeleid van 2007, de lijn is dat er aantoonbaar dwingende redenen moeten zijn om de staat risicodragend te laten participeren in vennootschappen?
Naast het ontsluiten van Saba en Sint Eustatius op de internationale zeekabel infrastructuur gebruikt de rijksoverheid de zeekabel zelf ook voor de uitoefening van haar taken op de eilanden. Momenteel wordt in overleg met eilanden en de overige gebruikers zoals Defensie de beheersorganisatie vormgegeven. Pas nadat is gebleken dat de zeekabel zowel in financiële als technische zin in voldoende mate stabiel opereert, zal een overdracht van de verantwoordelijkheden aan de orde zijn. Daarnaast moet, zoals eerder vermeld bij antwoord 10, aan een aantal voorwaarden worden voldaan alvorens de overdracht plaatsvindt. Het onderbrengen van de zeekabel infrastructuur in een separate entiteit vergroot de transparantie en vergemakkelijkt de toekomstige (al dan niet) gefaseerde overdracht van de verantwoordelijkheid middels het overdragen van de aandelen in deze entiteit. In de nadere uitwerking wordt aangesloten bij de Nota Deelnemingenbeleid.
In hoeverre is in dit geval de volgende passage uit het staatsdeelnemingenbeleid van het kabinet van toepassing: «Een staatsdeelneming moet als vennootschap in staat zijn om een rendement te behalen op zijn producten of diensten, passend bij de risico's die met de ondernemingsactiviteiten gepaard gaan en waarbij de (financiële) continuïteit van de onderneming wordt gewaarborgd. Dit wil zeggen dat een zodanig rendement wordt behaald waarbij de onderneming zijn waarde behoudt, kan blijven investeren en zich zelfstandig kan financieren tegen acceptabele rente en voorwaarden. Als aan deze voorwaarde niet kan worden voldaan ligt het onderbrengen van de activiteiten in de vennootschapsvorm niet voor de hand.»? Hoe moet dit gezien worden in relatie tot het feit dat SSCS BV geen winstoogmerk heeft?
De tarieven die de SSCS B.V. hanteert zijn kosten-georienteerd. Hierbij zal een opslag worden gehanteerd om de continuiteit van de zeekabel infrastructuur en de entiteit te waarborgen. Halfjaarlijks kunnen de gebruikertarieven worden aangepast aan de kostenontwikkeling. Geen winstoogmerk houdt voor de SSCS entiteit in dat er geen surplus naast de door de aandeelhouders vereiste opslag zal worden gehanteerd. Hierbij zal in de nadere uitwerking worden aangesloten bij de Nota Deelnemingenbeleid, waarin het aspect rendement nader is gedefinieerd.
Is de regering bereid deze vragen tijdig te beantwoorden, en uiterlijk één week voor het notaoverleg over het nieuwe staatsdeelnemingenbeleid op 3 februari 2014?
Ja
Prijsafspraken voor vruchtbaarheidsmiddelen |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Omstreden afspraken zwangerschapsmiddel»?1
Ik ben niet betrokken bij vermeende prijsafspraken en ben van de inhoud dan ook niet op de hoogte.
Ik heb uw Kamer in juni 2012 geïnformeerd over de alternatieve bezuinigingen op de vergoeding voor in-vitrofertilisatie (ivf). De sector had mij gevraagd om het aantal vergoedde IVF-pogingen niet te beperken maar de besparing op een andere manier te bereiken. Ik heb de voorstellen van de sector door het CVZ laten uitrekenen en het CVZ kwam op een besparingspotentieel van circa € 30 miljoen. Ik ben daarmee akkoord gegaan en heb die afspraak aan u gemeld. Ik vind het een goede zaak dat de sector zelf actief aan de slag gaat om zorg zinnig en zuinig te laten plaatsvinden en zo de betaalbaarheid van de zorg te bevorderen.
De gynaecologen hebben begin 2013 in een overleg aangegeven dat zij voldoende keuze in het gebruik van geneesmiddelen wilden houden en daarom hun keuze niet wilden beperken tot uitsluitend de goedkopere, urinaire middelen. Vervolgens is vanuit het ministerie van VWS aangegeven dat het hen vrij staat om eventueel te onderhandelen met de geneesmiddelenfabrikanten over de prijs van de duurdere middelen. Hierbij is ook duidelijk vermeld dat het ministerie van VWS geen partij is in eventuele onderhandelingen.
Onderhandelingen over prijzen worden door zorgaanbieders overigens vaker gevoerd bij het aanschaffen van geneesmiddelen en andere (medische) producten. Dergelijke onderhandelingen zijn van belang voor het betaalbaar houden van de zorg. Uiteraard moet bij het maken van dergelijke afspraken de wet- en regelgeving en in casu de Mededingingswet in acht worden genomen.
Klopt het dat u op de hoogte was van deze prijsafspraken?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat hierdoor goedkopere middelen van de markt geweerd worden?
Zolang de afspraken het gebruik van andere effectieve middelen zoals het gebruik van urinaire hormonen niet uitsluiten, is er mijns inziens geen sprake van het weren van alternatieve middelen en behandelingen.
Zijn er nog meer prijsafspraken gemaakt om bezuinigingen in te vullen?
Ik ben daarvan niet op de hoogte. Daarenboven ben ik ook geen partij in prijsonderhandelingen of prijsafspraken van zorgaanbieders en geneesmiddelenfabrikanten. Onderhandelingen tussen zorgaanbieders en geneesmiddelenfabrikanten over geneesmiddelenprijzen die resulteren in een afspraak over een prijs zijn toegestaan en zijn van belang voor het betaalbaar houden van de zorg, zolang de afspraken binnen de kaders van de Mededingingswet worden gemaakt. De Mededingingswet verbiedt prijsafspraken die er toe strekken of tot gevolg hebben dat de mededinging wordt beperkt.
Bent u ervan op de hoogte dat prijsafspraken tussen fabrikanten volgens de Mededingingswet verboden zijn?
De Mededingingswet is mij bekend.
Hoeveel duurder is de premiebetaler uit door deze prijsafspraken?
Zoals aangegeven ben ik niet op de hoogte van vermeende prijsafspraken.
Uit de berichtgeving maak ik op dat enkele fabrikanten hun prijzen hebben verlaagd. Dit zou betekenen dat de zorguitgaven lager uitvallen.
Ik kan geen uitspraak doen over de wijze waarop zorgverzekeraars dit in hun premiestelling meenemen en ik beschik ook niet over cijfers om een inschatting te maken van het effect op de premie. Zorgverzekeraars stellen de premie zelfstandig vast.
Deelt u de mening dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) deze kwesties moet onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
De Autoriteit Consument en Markt houdt toezicht op de naleving van de Mededingingswet. De ACM gaat over het eigen toezichtsbeleid en stelt haar eigen prioriteiten.
Het besluit van Transvision om bij een vervoersreservering voor het bovenregionale Valysvervoer voor dezelfde dag 3 euro boete op te leggen |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat vindt u er van dat Transvision alle gebruikers een brief heeft gestuurd, waarin staat dat vanaf 2014 een boeking voor een taxirit op dezelfde dag (of voor de volgende dag, maar na 21.00 uur geboekt) per 1 januari 3 euro extra zal kosten? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Pashouders kunnen tot 21.00 uur op de dag voorafgaand aan de rit, zonder bijkomende kosten, reserveren. Aan pashouders die na 21.00 uur op de dag voorafgaand aan het tijdstip van de rit Valysvervoer boeken, wordt € 3 aan boekingskosten in rekening gebracht. Deze maatregel heb ik in afstemming met cliëntenorganisaties opgenomen in het Programma van Eisen van de aanbesteding voor het Valysvervoer.
In het bestek van de nieuwe voorziening is gezocht naar een pakket van maatregelen dat leidt tot een kwalitatief goed en betaalbaar Valysvervoer. De meeste ritten binnen het Valysvervoer betreffen gecombineerd vervoer, de mogelijkheid van een goede planning van de ritten is daarom van groot belang voor de duur van de door een pashouder geboekte rit. De introductie van boekingskosten bij late boekingen vergroot naar verwachting het percentage tijdige boekingen en daarmee de planbaarheid. De omrijtijden die de vervoerder contractueel mag hanteren zijn als gevolg hiervan verkort en bedragen nu nog 1,5 keer de reguliere reistijd. Dit was 2 keer de reguliere reistijd.
In juli 2012 is het Programma van Eisen in concept aan de Tweede Kamer voorgelegd, daarin was dit punt ook reeds opgenomen.
Was u op de hoogte van deze wijziging? Zo ja, waarom is de Kamer hierover niet geïnformeerd? Zo neen, mogen de algemene voorwaarden zomaar gewijzigd worden?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het ook absurd dat mensen met een beperking, die afhankelijk zijn van vervoer via Valys, geen spontane bezoeken meer mogen afleggen, zonder dat zij een boete krijgen van 3 euro? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u dat mensen met een beperking, die afhankelijk zijn van vervoer via Valys, hun hele leven zo moeten plannen dat de uitvoerder van het bovenregionale vervoer er «de minste administratieve last» van heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
De maatregel is niet primair gericht op het verminderen van de administratieve lasten van de uitvoerder, maar op het vergroten van de planbaarheid om zodoende de omrijtijden voor pashouders zoveel mogelijk te beperken.
Bent u bereid uw macht als opdrachtgever van Valysvervoer in te zetten, en het beleid van 3 euro extra administratiekosten bij een boeking voor dezelfde dag (of na 21 uur gemaakt voor de volgende dag) van tafel te halen? Zo neen, waarom niet?
Nee. Voor de onderbouwing verwijs ik u naar bovenstaande antwoorden.
De boete voor mensen die gebruik maken van Valyvervoer |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Klopt het dat, wanneer iemand op de dag van de reservering van het Valysvervoer hiervan gebruik wenst te maken, de reiziger hier 3 euro voor moet betalen? Zo ja, bent u bereid deze boeteregeling in te trekken voor 1 januari 2014, omdat mensen zonder beperking hier ook niet mee te maken hebben als ze met het openbaar vervoer reizen?
Het is juist dat bij een late boeking € 3 aan boekingskosten in rekening wordt gebracht. Deze maatregel heb ik in goede afstemming met cliëntenorganisaties opgenomen in het Programma van Eisen van de aanbesteding voor het Valysvervoer. In het bestek van de nieuwe voorziening is gezocht naar een pakket van maatregelen dat leidt tot een kwalitatief goed en betaalbaar Valysvervoer.
Valyspashouders kunnen tot 21.00 uur op de dag voorafgaand aan het tijdstip van de rit gratis reserveren. Daarna wordt er € 3 aan boekingskosten in rekening gebracht. Er is geen sprake van een boeteregeling. De meeste ritten binnen het Valysvervoer worden gecombineerd uitgevoerd. De planning van de ritten is daarom van groot belang voor de duur van een geboekte rit. Deze maatregel vergroot de planbaarheid van de ritten waardoor de reistijd van het vervoer voor pashouders kan worden teruggebracht. De omrijtijden die de vervoerder contractueel mag hanteren zijn als gevolg daarvan verkort en bedragen nu nog maar 1,5 keer de reguliere reistijd. Dit was 2 keer de reguliere reistijd. In juli 2012 heb ik het Programma van Eisen in concept aan de Tweede Kamer voorgelegd, daarin was dit punt ook reeds opgenomen. Ik ondersteun deze maatregel en zal hem dan ook niet intrekken.
Klopt het dat het hoge tarief vanaf 1 januari 2014 van € 1,22 naar € 1,31 gaat? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
Binnen het Valysvervoer worden twee typen reizigersgroepen onderscheiden. De grote meerderheid van de reizigers betreft de pashouders die gegeven hun beperking ook van het OV gebruik kunnen maken. Dit zijn de pashouders met een standaard persoonlijk kilometerbudget (pkb), dat is vastgesteld op 600 kilometer per kalenderjaar. De overige pashouders zijn zodanig beperkt dat voor het merendeel van deze groep niet verwacht mag worden dat zij ooit van het OV gebruik zullen kunnen maken. Dit zijn de pashouders met een zogenaamd «hoog pkb», dat is vastgesteld op 2.250 km per kalenderjaar. Pashouders die binnen hun pkb reizen betalen € 0,20 cent per kilometer. Een pashouder die buiten zijn pkb reist, betaalt het zogenaamde commerciële tarief. Voor 2014 is dit tarief vastgesteld op € 1,31. Het commerciële tarief wordt jaarlijks geïndexeerd en daardoor ieder jaar hoger. De wijze van indexeren vloeit voort uit het Programma van Eisen dat eerder aan de Tweede Kamer is voorgelegd. Overigens bevindt het commerciële tarief zich ruim onder dat van de reguliere taxitarieven. Pashouders kunnen vanaf 2014, door gebruik te maken van de ketenrit, meer reizen binnen het pkb omdat een deel van de reis per trein kan worden afgelegd.
Waarom betaalt iemand met een beperking 5,5 keer zo veel, en iemand zonder beperking een bovenregionaal gemiddeld treintarief van 20 cent per kilometer?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de kilometergrens en de registratie van de afgelegde kilometers per 2014 te schrappen en hiermee eventuele meerkosten te dekken? Zo nee, waarom niet?
In het Algemeen Overleg van 14 november jl. heb ik toegezegd om schriftelijk te reageren op deze vraag. Ik verwijs u voor het antwoord naar mijn brief van 19 december 2013 (Kamerstuk II 25 847, nr. 123).