De grote zorgen bij bouwondernemers in Overijssel over de grotere inflexibiliteit in de relatie tussen werkgever en werknemer als gevolg van de aangescherpte ketenbepaling in de Wet Werk en Zekerheid |
|
Eddy van Hijum (CDA), Enneüs Heerma (CDA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de grote zorgen die leven bij bouwondernemers in Overijssel over de grotere inflexibiliteit in de relatie tussen werkgever en werknemer als gevolg van de aangescherpte ketenbepaling in de Wet Werk en Zekerheid?1
Ja.
Deelt u de mening van de ondernemers dat de aangescherpte ketenbepaling hen onnodig zal beperken in de mogelijkheid om een arbeidscontract tijdelijk te verlengen, zeker in de specifieke regionale context van een onzeker perspectief op bouwopdrachten en een hoge werkloosheid onder bouwvakkers?
Nee, ik deel die mening niet als het gaat om de kwalificatie «onnodig». De maatregelen in de Wet werk en zekerheid (Wwz) zijn erop gericht te komen tot een nieuw evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid op de arbeidsmarkt en om het gat in bescherming tussen werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde en onbepaalde tijd te verkleinen. De gedachte achter de ketenbepaling is dat na een periode van tijdelijke contracten een vast contract dient te ontstaan. Met de Wwz wordt de maximale termijn van de ketenbepaling verkort van drie naar twee jaar. Wat betreft de lengte van de periode waarin tijdelijke contracten kunnen worden aangegaan, worden werkgevers door deze maatregel inderdaad beperkt in hun mogelijkheden. Datzelfde geldt door het verlengen (van drie naar zes maanden) van de zogenoemde tussenpoos waardoor er eerder sprake zal zijn van opeenvolgende contracten in de zin van de ketenbepaling. Deze wijzigingen beschouw ik echter niet als onnodig, maar als noodzakelijk om werknemers met tijdelijke contracten eerder de zekerheid te bieden van een vast contract en omzeiling van de ketenbepaling tegen te gaan. De afgelopen jaren is immers gebleken dat steeds meer mensen langdurig en onvrijwillig door één en dezelfde werkgever op flexibele contracten worden ingeschakeld, waar het in feite om structurele werkzaamheden gaat. Ook uit de berichtgeving op RTV Oost blijkt dat bouwbedrijven werknemers waar zij overigens een goede relatie mee hebben, desondanks langer op flexibele basis willen inhuren. Daarmee wordt het normale ondernemersrisico in feite afgewenteld op de betreffende werknemers en dat acht ik ongewenst.
Voor de volledigheid wil ik er op wijzen dat in de Wwz is geregeld dat bij het eindigen van tijdelijke contracten van zes maanden of langer een wettelijke aanzegtermijn van één maand gaat gelden. De aanzegtermijn geldt niet bij een tijdelijk contract van vier maanden, zoals in het item bij RTV Oost werd vermeld.
Bereiken u meer signalen over verwachte negatieve effecten van de aangescherpte ketenbepaling? Bent u bereid om de ingangsdatum voor deze maatregel met een jaar uit te stellen van 1 juli 2015 naar 1 juli 2016, zodat de flexibiliteit in elk geval het komende jaar nog is gewaarborgd?
Bij de behandeling van de Wwz heb ik uitgebreid met uw Kamer van gedachten gewisseld over de mogelijke consequenties van de wijziging van de ketenbepaling. Daarbij is ook stil gestaan bij het moment van invoering van deze maatregel. Bij amendement van de leden Van Nieuwenhuizen-Wybenga en Van Weyenberg2 is de wijziging van de ketenbepaling met één jaar uitgesteld tot 1 juli 2015. Uit de toelichting bij dit amendement blijkt dat de Tweede Kamer dit uitstel noodzakelijk vond, omdat per die datum het ontslagrecht wordt hervormd waarmee het vaste contract aantrekkelijker wordt, wat leidt tot een nieuwe dynamiek op de arbeidsmarkt. Dit zal de kans vergroten dat werknemers een vast contract krijgen na het derde contract dan wel na afloop van de periode van twee jaar. Door dit amendement vindt de wijziging van de ketenbepaling gelijktijdig plaats met de wijziging van het ontslagrecht per 1 juli 2015. Verder geldt op grond van het overgangsrecht dat bestaande cao’s die een ruimere dan de wettelijke regeling kennen, van toepassing blijven tot 1 juli 2016, zodat ook om die reden uitstel van de maatregel niet noodzakelijk is.
Bent u bereid om in gebieden en/of sectoren met een hoge werkloosheid de ketenbepaling op te rekken, zodat er voor een langere achtereengesloten periode tijdelijke contracten kunnen worden afgesloten?
Nee, daar ben ik niet toe bereid, zo dat al mogelijk zou zijn, wat niet het geval is, en verwijs hiervoor naar de antwoorden op vragen 2 en 3.
Bent u bereid om de mogelijkheid te creëren voor een meerjarig tweede contract, waarbij de maximale termijn van twee jaar flexwerk vervalt indien de werkgever een tweede contract aanbiedt voor een periode van twee tot vijf jaar? Kunt u aangeven wat de uitkomsten zijn van het onderzoek naar de voor- en nadelen van een meerjarig tweede contract alsmede het overleg hierover met sociale partners, zoals bepleit in de motie-Voortman/Pieter Heerma (Kamerstuk 33 818, nr. 41)?
Voor de behandeling van de begroting van SZW zal ik de uitkomsten van het onderzoek naar de voor- en nadelen van een meerjarig tweede contract alsmede de uitkomst van het overleg hierover met sociale partners aan uw Kamer zenden.
De onderzoeken naar de aanslag op de MH17 |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Wanneer ontvangt de Tweede Kamer een voortgangsrapportage over de onderzoeken naar de MH17?
De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft op 9 september jl. een rapport van eerste bevindingen (preliminary report) gepubliceerd. De OvV streeft ernaar om het eindrapport in juli 2015 op te leveren.
Verder is uw Kamer bij brief 9 oktober 2014 opnieuw geïnformeerd over de nasleep van de ramp met Malaysia Airlines vlucht MH17 (Kamerstuk 33 997, nr. 20). Deze brief bevat tevens de meeste recente stand van zaken met betrekking tot de (voortgang van) het strafrechtelijk onderzoek.
Heeft u Oekraïne gevraagd om de overeenkomst tussen het Oekraïense National Bureau of Air Accident Investigation (NBAAI) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid openbaar te maken en bent u bereid om deze overeenkomst onverwijld openbaar te maken?
De overeenkomst kan pas openbaar worden gemaakt als ook Oekraïne daarmee instemt. Het gesprek daarover tussen de OvV en Oekraine is nu gaande. Zodra en indien Oekraïne instemt met openbaar maken, zal de OvV de overeenkomst plaatsen op zijn website.
Heeft het Openbaar Ministerie de regering geïnformeerd en om toestemming gevraagd alvorens zij een geheime overeenkomst tekende met haar counterparts in Oekraïne, België, Australië en later Maleisië? Heeft de regering toestemming gegeven voor het ondertekenen van deze overeenkomst?
De overeenkomst waaraan de vraagsteller refereert betreft een afspraak tot het oprichten van een gemeenschappelijk onderzoeksteam. Het OM is tot het instellen van een dergelijk JIT (Joint Investigation Team) bevoegd en maakt van deze bevoegdheid met regelmaat gebruik in grensoverschrijdende strafrechtelijke onderzoeken. De ondertekening van het JIT inzake het onderzoek naar de ramp met vlucht MH17 vond plaats met medeweten en instemming van het kabinet.
Wanneer is de overeenkomst getekend en wanneer en hoe werd hij rechtsgeldig? Wat is de formele status van de overeenkomst?
Een overeenkomst tot het instellen van een gemeenschappelijk onderzoeksteam (een JIT) heeft betrekking op de wijze en intensiteit van samenwerking in een strafrechtelijk onderzoek. De overeenkomst is rechtsgeldig sinds deze op 7 augustus jl. werd ondertekend. Sinds 19 augustus is ook Maleisië aangesloten bij het JIT. Binnen het JIT gelden voor alle landen voorwaarden met betrekking tot de wijze waarop informatie wordt verzameld, gedeeld en gebruikt. Dergelijke voorwaarden alsmede doelbinding zijn gebruikelijk bij internationale strafrechtelijke samenwerking. Deze overeenkomst is niet openbaar, aangezien het hier een document betreft met operationele werkafspraken in een lopend strafrechtelijk onderzoek.
Wanneer trad Maleisië toe tot de overeenkomst en was dat op dezelfde voorwaarden?
Zie antwoord vraag 4.
Nu het bestaan van de overeenkomst publiek is, kunt u deze overeenkomst publiek maken?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de overeenkomst veto-rechten bevat voor landen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn er in of bij de overeenkomst afspraken gemaakt over het mogelijk vervolgen van landen die meedoen aan de afspraak?
Het JIT is beperkt tot de opsporingsfase en in het kader hiervan zijn geen afspraken over vervolging gemaakt.
Is de afspraak tussen de landen op enig moment voorgelegd aan het parlement of een aantal parlementsleden van één van de deelnemende landen (Oekraïne, België, Australië, Nederland, Maleisië)? Zo ja, aan wie en wanneer?
Het kabinet beschikt niet over informatie met betrekking tot de wijze waarop de goedkeuring van het JIT tot stand is gekomen in de andere deelnemende landen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen overleg over de MH17 op 15 oktober aanstaande?
Ja.
De hoogte van de AOW-uitkering in het buitenland |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Hoeveel Nederlanders ontvangen een AOW-uitkering in het buitenland? Kunt u dit uitsplitsen naar land?
Zie bijlage 1. Rubricering is per rechtsgebied: EU, verdragen, zonder verdrag. Gebieden die integraal onderdeel uitmaken van een land (bijvoorbeeld de Franse departementen) worden niet apart vermeld c.q. zijn opgenomen onder het desbetreffende land. Gebieden met zelfbestuur worden apart vermeld alsof ze een land zijn (bijvoorbeeld Azoren, Gibraltar). Gebieden met aparte status kunnen onder een ander rechtsregime vallen dan het metropolitane grondgebied (bijvoorbeeld Kanaaleilanden).
Met hoeveel en met welke landen heeft Nederland een verdrag gesloten over toezicht ten behoeve van het samenwooncriterium in de Algemene ouderdomswet (AOW)? Kunt u aangeven hoeveel Nederlanders een AOW-uitkering ontvangen in een land waarmee Nederland een verdrag heeft, en hoeveel Nederlanders in een land waarmee Nederland geen verdrag heeft? Kunt u dit uitsplitsen naar land?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe controleert de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op bijvoorbeeld overlijden in landen waarmee Nederland geen verdrag heeft gesloten?
Klanten die in een land wonen waarmee Nederland geen verdrag heeft gesloten, ontvangen jaarlijks een formulier levensbewijs (OLB = Onderzoek LevensBewijs) waarmee ze kunnen aantonen dat ze nog in leven zijn. Het OLB formulier moet worden ondertekend door een bevoegde autoriteit alvorens te worden geretourneerd aan de SVB. Komt een formulier niet retour dan wordt een rappel verzonden. Komt geen reactie op het rappel dan wordt de uitkering geschorst en wordt een nader onderzoek ingesteld. Afhankelijk van het onderzoek wordt de schorsing opgeheven (uiteraard omdat de persoon in leven is en recht op pensioen heeft) of wordt het recht op uitkering volledig ingetrokken.
Deelt u de mening dat Nederland met zoveel mogelijk landen een verdrag zou moeten sluiten, zodat Nederlanders die in het buitenland verblijven aanspraak kunnen maken op de AOW-hoogte waar ze recht op hebben en niet worden «gekort» op de uitkeringshoogte omdat de SVB niet kan controleren op het samenwooncriterium?
Op 1 januari 2000 is de Wet beperking export uitkeringen(Wet BEU) in werking getreden. In deze wet is het beleid vastgelegd om geen uitkeringen meer te exporteren, tenzij met het desbetreffende land verdragsrechtelijke afspraken zijn gemaakt waardoor de handhaving van de uitkeringen adequaat is geregeld. Een uitzondering geldt voor de AOW, die naar alle landen in de wereld wordt geëxporteerd ter hoogte van de zogenoemde gehuwdennorm (50% van het wettelijk minimum loon). Het is de inzet geweest van de Nederlandse regering om na aanvaarding van het wetsvoorstel Beperking Export Uitkeringen (BEU) met zoveel mogelijk landen een dergelijk handhavingsverdrag te sluiten. Deze inzet heeft geleid tot een groot aantal afgesloten verdragen. Voor landen waarmee een verdrag is gesloten, kan de AOW voor alleenstaanden 70% van het wettelijk minimum loon bedragen. Ten aanzien van de landen waarmee tot nu toe geen verdragsafspraken zijn gemaakt, zie ik weinig mogelijkheden om die alsnog tot stand te brengen. Voor Nederland geldt in deze situatie dat de baten van het sluiten van een verdrag en het implementeren van de daarin gemaakte afspraken in termen van verbeterde rechtmatigheid dikwijls niet opwegen tegen de daarmee gemoeide kosten (Kamerstuk 29 382, nr. 13).
Kunt u aangeven met hoeveel landen thans onderhandelingen worden gevoerd over een verdrag, met hoeveel landen in het verleden onderhandelingen zijn gevoerd die niet hebben geleid tot een verdrag, danwel met hoeveel landen een gesloten verdrag is opgezegd?
Momenteel wordt met 21 landen1 onderhandeld over (aanpassing van) bilaterale verdragen inzake sociale zekerheid. Met meerdere landen zijn besprekingen gevoerd die niet tot een verdrag hebben geleid, bijvoorbeeld vanwege onvoldoende handhavingsmogelijkheden in die landen. Tot op heden heeft Nederland geen bilateraal verdrag inzake sociale zekerheid opgezegd.
Klopt het dat de onderhandelingen met Costa Rica over een verdrag zijn gestaakt? Zo ja, waarom? Bent u voornemens de onderhandelingen met Costa Rica te hervatten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?
De onderhandelingen met Costa Rica hebben geleid tot ondertekening van het verdrag inzake controle van socialezekerheidsuitkeringen op 1 december 2003. Nederland heeft in 2004 het verdrag geratificeerd. In afwachting van ratificatie van het verdrag door Costa Rica, heeft Nederland het verdrag eenzijdig voorlopig toegepast en uitkeringen geëxporteerd, hoewel de desbetreffende handhavingsbepalingen nog niet in werking waren getreden. Zoals toegezegd in de nota «Arbeidsmobiliteit en sociale zekerheid» (Kamerstuk 32 149, nr. 1) heeft de regering besloten niet langer te wachten op ratificatie door een aantal landen waaronder Costa Rica. De voorlopige toepassing van het verdrag is per 1 januari 2012 daadwerkelijk beëindigd.
Nationaliteit
Nederlands
Nederlands + Buitenlands
Buitenlands
Totaal
Nederland
2.846.131
64.542
42.499
2.953.172
Bonaire
412
.
13
425
Sint Eustatius
.
.
.
30
Saba
13
0
0
13
Aruba
1.858
13
54
1.925
Curacao
3.988
14
116
4.118
Nederlandse Antillen
.
.
.
43
Sint Maarten
211
.
11
222
Azoren
.
.
.
1
België
18.600
343
46.419
65.362
Bulgarije
53
12
30
95
Canarische eilanden
239
11
1.038
1.288
Cyprus
101
.
39
140
Denemarken
292
18
444
754
Duitsland
19.113
580
24.735
44.428
Estland
.
.
.
11
Finland
70
.
234
304
Frankrijk
8.696
433
3.342
12.471
Gibraltar
.
.
.
4
Griekenland
412
117
1.435
1.964
Groot-Brittannië
3.483
277
6.902
10.662
Hongarije
386
80
163
629
Ierland
470
24
289
783
Italië
1.127
299
5.843
7.269
Kroatië
52
83
1.754
1.889
Letland
.
.
.
16
Litouwen
.
.
.
17
Luxemburg
534
.
184
718
Madeira-eilanden
.
.
.
2
Malta
149
.
39
188
Oostenrijk
743
44
1.409
2.196
Polen
246
115
343
704
Portugal
1.255
69
3.341
4.665
Roemenië
72
13
11
96
Slovenië
24
10
114
148
Slowakije
35
.
24
59
Spanje
6.985
380
40.144
47.509
Tsjechie
161
55
96
312
Zweden
674
38
1.340
2.052
Nationaliteit
Woonland
Nederlands
Nederlands
+
Buitenlands
Buitenlands
Totaal
IJsland
.
.
.
17
Liechtenstein
.
.
.
11
Noorwegen
421
19
669
1.109
Amerikaanse Maagdeneilanden
.
.
.
1
Argentinië
94
23
59
176
Australië
4.711
280
8.487
13.478
Belize
.
.
.
9
Bosnië-Herzegovina
34
104
908
1.046
Canada
3.329
420
11.403
15.152
Chili
108
26
167
301
Ecuador
.
.
.
47
Egypte
42
.
18
60
Filipijnen
408
.
100
508
Guam
.
.
.
3
Hongkong
112
25
82
219
India
69
.
71
140
Indonesië
755
18
508
1.281
Israël
779
202
637
1.618
Japan
36
0
1.361
1.397
Jordanië
.
.
.
21
Kaapverdië
68
64
985
1.117
Kanaaleilanden
25
.
22
47
Kosovo
.
.
.
76
Macedonië
14
10
433
457
Man
.
.
.
17
Marokko1)
58
324
12.394
12.776
Monaco
120
.
26
146
Montenegro
12
.
49
61
Nieuw-Zeeland
2.752
61
1.370
4.183
Pakistan
28
.
39
67
Panama
41
.
9
50
Paraguay
.
.
.
14
Puerto Rico
.
.
.
8
Servië
54
122
1.150
1.326
Suriname
1.685
66
2.146
3.897
Thailand
1.119
26
115
1.260
Tunesië
38
37
380
455
Turkije
304
1.429
21.185
22.918
Uruguay
37
.
44
81
Verenigde Staten van Amerika
6.143
514
10.990
17.647
Zuid-Afrika
2.512
68
616
3.196
Zuid-Korea
.
.
.
53
Zwitserland
2.502
445
2.323
5.270
Nationaliteit
Woonland
Nederlands
Nederlands +
Buitenlands
Buitenlands
Totaal
Algerije
.
.
.
25
Andorra
50
0
11
61
Angola
.
.
.
1
Anguilla
.
.
.
6
Antigua en Barbuda
.
.
.
4
Armenië
.
.
.
1
Azerbajdsjan
.
.
.
2
Bahama-eilanden
.
.
.
11
Bahrein
.
.
.
14
Bangladesh
.
.
.
8
Barbados
.
.
.
6
Belarus (Wit-Rusland)
.
.
.
2
Benin
.
.
.
3
Bermuda
.
.
.
5
Bolivia
.
.
.
37
Botswana
.
.
.
12
Brazilië
585
30
151
766
Britse Maagdeneilanden
.
.
.
3
Brunei
.
.
.
2
Burkina Faso
.
.
.
3
Burundi
.
.
.
1
Caymaneilanden
.
.
.
7
China
77
.
35
112
Colombia
99
.
15
114
Cookeilanden
.
.
.
3
Costa Rica
94
.
18
112
Cuba
.
.
.
6
Dem. Rep. Congo
.
.
.
6
Dominica
.
.
.
4
Dominicaanse Republiek
.
.
.
103
El Salvador
.
.
.
9
Eritrea
.
.
.
5
Etiopië
.
.
.
20
Faeroer
.
.
.
2
Fiji
.
.
.
7
Frans Polynesië
.
.
.
5
Gabon
.
.
.
6
Gambia
.
.
.
17
Georgië
.
.
.
6
Ghana
.
.
.
48
Grenada
.
.
.
1
Guatemala
.
.
.
25
Guinee
.
.
.
2
Guinee Bissau
.
.
.
3
Guyana
.
.
.
8
Haïti
.
.
.
5
Honduras
.
.
.
13
Internationaal gebied
.
.
.
2
Irak
.
.
.
16
Iran
.
.
.
24
Ivoorkust
.
.
.
4
Jamaica
.
.
.
8
Jemen
.
.
.
2
Kambodja
.
.
.
6
Kameroen
16
,
0
16
Katar
.
.
.
3
Kazachstan
.
.
.
3
Kenya
64
.
14
78
Koeweit
.
.
.
3
Kongo
.
.
.
1
Kyrgyzstan
.
.
.
1
Laos
.
.
.
1
Lesotho
.
.
.
2
Libanon
.
.
.
26
Liberia
.
.
.
2
Madagaskar
.
.
.
8
Malawi
.
.
.
16
Maleisië
153
.
38
191
Mali
.
.
.
4
Mauritanië
.
.
.
2
Mauritius
.
.
.
6
Mexico
127
.
53
180
Moldavië
.
.
.
1
Mongolië
.
.
.
1
Mozambique
.
.
.
10
Myanmar
.
.
.
2
Namibië
.
.
.
30
Nepal
.
.
.
2
Nicaragua
.
.
.
16
Nieuwcaledonië
.
.
.
1
Niger
.
.
.
1
Nigeria
.
.
.
15
Oekraine
.
.
.
19
Oman
.
.
.
15
Papua-Nieuwguinea
.
.
.
12
Peru
43
.
12
55
Republiek van Palau
.
.
.
2
Rusland
.
.
.
27
Rwanda
.
.
.
6
Saint Kitts-Nevis
.
.
.
3
San Marino
.
.
.
2
Saoedi-Arabië
.
.
.
8
Senegal
.
.
.
9
Seychellen
.
.
.
4
Sƒo Tom‚ en Principe
.
.
.
1
Sierra Leone
.
.
.
2
Singapore
62
.
77
139
Sint Lucia
.
.
.
8
Sint Vincent en de Grenadinen
.
.
.
2
Soedan
.
.
.
5
Solomoneilanden
.
.
.
4
Somalia
.
.
.
1
Sri Lanka
38
.
10
48
Swaziland
.
.
.
11
Syrië
.
.
.
2
Taiwan
24
.
17
41
Tanzania
.
.
.
38
Togo
.
.
.
3
Tonga
.
.
.
2
Trinidad en Tobago
.
.
.
16
Turks- en Caicoseilanden
.
.
.
2
Uganda
.
.
.
21
Vanuatu
.
.
.
2
Vaticaanstad
.
.
.
1
Venezuela
65
.
20
85
Verenigde Arabische Emiraten
.
.
.
55
Vietnam
15
10
10
35
Westelijke Sahara
.
.
.
7
Westsamoa
.
.
.
1
Zambia
.
.
.
22
Zimbabwe
.
.
.
21
Zuid-Soedan
.
.
.
1
opzeggingswet in voorbereiding
Het bericht potentiële jihadisten op luchthavens |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Jihadisten werkten op luchthaven Zaventem»?1
Ja.
Zijn er in Nederland al (potentiële) jihadisten opgepakt die werkzaam waren op luchthavens of andere strategische punten? Zo ja, welke maatregelen zijn er intussen genomen?
Nee, voor zover het Openbaar Ministerie bekend heeft deze situatie zich in Nederland niet voorgedaan.
In hoeverre is er contact geweest tussen de Nederlandse en Belgische veiligheidsdiensten over deze zaak?
Over de internationale samenwerking tussen inlichtingen- en veiligheidsdiensten kunnen in het openbaar geen mededelingen worden gedaan.
Bent u bereid, in navolging van de Belgische veiligheidsdiensten, in Nederland het werkzame personeel op luchthavens en andere «gevoelige» plekken ook door te lichten op potentiële jihadisten? Zo nee, waarom niet?
Functies op luchthavens en andere gevoelige plekken die de mogelijkheid bieden de nationale veiligheid te schaden worden door de betreffende vakminister in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangewezen als vertrouwensfunctie. Een persoon kan niet eerder een vertrouwensfunctie bekleden dan nadat een veiligheidsonderzoek is afgerond en een Verklaring van Geen Bezwaar is afgegeven door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD).
Het Islamitisch Offerfeest op Werelddierendag |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Dion Graus (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de start van het Islamitisch Offerfeest dit jaar op dezelfde dag valt als Werelddierendag?1
Ja.
Heeft u ooit een Islamitische slachtpartij bijgewoond? Zo neen, bent u op de hoogte van de respectloosheid en het grote dierenleed dat hiermee gepaard gaat?
Het kabinet respecteert de tradities en de bijbehorende rituelen van religieuze groepen in Nederland binnen de grenzen van de rechtsstaat.
Deelt u voorts de mening dat de botte weigering om het Islamitische offerleed zelfs maar één dag uit te stellen, een grove belediging is voor de Nederlandse bevolking en hun traditie? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wist u dat Werelddierendag een dag is die wereldwijd op de agenda staat als hét moment waarop extra aandacht wordt besteed aan het welzijn van dieren, een dag om te vieren dat dieren rechten hebben en dat zij beschermd dienen te worden? Zo ja, waarom staat u toe dat er talloze dieren zwaar worden mishandeld?
De wijze waarop onbedwelmde rituele slacht mag plaatsvinden is vastgelegd in de Nederlandse wet- en regelgeving. Op naleving hiervan wordt, ook tijdens het offerfeest, door de NVWA toegezien.
Deelt u onze mening dat er een einde moet komen aan deze barbaarse praktijken? Zo neen, waarom niet?
In de Nederlandse democratische rechtsstaat als vrije samenleving respecteren wij eenieders mening, traditie en religieuze achtergrond, ook als hierbij belangen van verschillende groeperingen kunnen botsen. De rechtsstaat en zijn verworvenheden bieden binnen de grenzen van de wet ruimte aan pluriformiteit, en tevens ruimte aan tradities en rituelen van religieuze groepen.
De beperking van de persvrijheid door justitie |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het kort geding welke fotograaf Robert Glas tegen het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft aangespannen om de mogelijkheid af te dwingen toegang te krijgen tot het Justitieel Complex Schiphol voor een fotorapportage?
Ja.
Kunt u aangeven waarom er wel veel beeldmateriaal van «gewone» gevangenissen is, blijkens documentaires over de long-stayafdeling van TBS-ers, de PPC in de Bijlmerbajes of een serie als «Buch in de Bajes», terwijl diverse verzoeken van Amnesty International en nu Robert Glas tot het filmen en fotograferen in detentiecentra zijn afgewezen? Kunt u aangeven of er plekken en voorwerpen vermeld zijn in de dagvaarding waarvan u vindt dat daarvan geen beeldmateriaal voor de publieke opinie beschikbaar hoeft te zijn? Zo ja, om welke plekken of voorwerpen gaat het dan en om wat voor redenen zou daarvan geen beeldmateriaal beschikbaar moeten zijn?
Wanneer een journalist of tv-producent verzoekt om in een bepaalde inrichting te mogen filmen of fotograferen, wordt op basis van de inhoud van zijn verzoek een beslissing genomen over het al dan niet geven van toestemming voor de opname. Het feit dat er meer beeldmateriaal beschikbaar zou zijn van penitentiaire inrichtingen dan van inrichtingen voor vreemdelingenbewaring komt dan ook vooral doordat journalisten en tv-producenten kennelijk daar meer belangstelling voor hebben getoond. Verzoeken voor opnames in inrichtingen voor vreemdelingenbewaring worden regelmatig goedgekeurd. Zo hebben in 2013 journalisten van Trouw, De Groene Amsterdammer, Telegraaf en het NOS journaal inrichtingen voor vreemdelingenbewaring bezocht. Bij die gelegenheden is ook beeldmateriaal gemaakt. Binnenkort start HUMAN met de opnamen voor een documentaire over Detentiecentrum Rotterdam.
Van alle plekken en voorwerpen die in de dagvaarding worden vermeld, kan beeldmateriaal voor de publieke opinie beschikbaar worden gesteld. Dat beeldmateriaal is ten dele al beschikbaar en onder meer te vinden op de website van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).
Deelt u de mening dat de persvrijheid behoort tot een van de meest fundamentele vrijheden in onze rechtstaat en dat deze slechts wegens zwaarwegende redenen beperkt mag worden? Zo ja, welke zwaarwegende redenen leiden ertoe dat er geen toestemming voor een fotorapportage verleend kan worden? Klopt het dat dergelijke afwijzingen tot op heden nooit inhoudelijk zijn gemotiveerd? Zo ja, waarom niet?
Ik deel de mening dat het beginsel van persvrijheid een fundamenteel recht is in onze rechtsstaat. Het beginsel van persvrijheid brengt evenwel nog geen ongeclausuleerd recht op toegang tot elke plaats met zich. Een penitentiaire inrichting of inrichting voor vreemdelingenbewaring betreft een gesloten omgeving in welke setting op grond van de Penitentiaire beginselenwet beperkingen aan bezoek kunnen worden gesteld. De achtergrond van deze beperkingen is onder meer gelegen in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting en de bescherming van de privacy van personeel, alsook de gedetineerden of vreemdelingen. Er kan medewerking worden verleend aan een fotoreportage, mits daarbij wordt voldaan aan een aantal randvoorwaarden dat in zijn algemeenheid geldt voor mediaverzoeken. Het verzoek van de heer Glas voldeed daaraan niet en is om die reden afgewezen.
Maakt het nog verschil dat deze fotorapportage wordt gemaakt voor Vrij Nederland, het blad «Wordt vervolgd», Defence for Children en Kerk in Actie, met andere woorden, dat het gaat om de media en Non Governmental Organisation (NGO's)? Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens hebben de media en NGO’s namelijk een zogeheten waakhondenfunctie als het gaat om de vrijheid van nieuwsgaring. Vindt u dat het belang van de staat om toestemming te weigeren hier groter is dan het maatschappelijk belang dat de media en NGO's hebben om hierover beeldmateriaal beschikbaar te hebben?
Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 3, is DJI beginsel bereid om medewerking te verlenen aan een fotoreportage, mits wordt voldaan aan een aantal randvoorwaarden. Welk blad of welke organisatie tot publicatie overgaat, is daarbij niet relevant. Voor de media geldt dat het moet gaan om personen of organisaties die zich daadwerkelijk beroepshalve met het onderwerp bezig houden.
Bent u bereid opnieuw in overweging te nemen om Robert Glas toestemming te geven voor zijn reportage in de detentiecentra te fotograferen en te filmen?
Op 3 oktober jl. heeft de Hoofddirectie van DJI een brief verstuurd aan de heer Glas waarin deze wordt uitgenodigd om zijn verzoek aan te passen zodat wordt voldaan aan de geldende randvoorwaarden.
Twee urgente patiënten in een huisartsenpraktijk die de afgelopen week niet opgenomen konden worden in een verzorgings/verpleeghuis terwijl kamers leeg staan |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht van een huisarts uit Echt die zich grote zorgen maakt over twee patiënten die acuut opgenomen dienen te worden in een verpleeg- dan wel verzorgingshuis?1
Voor crisissituaties geldt dat binnen 24 uur een passende oplossing gevonden moet worden voor de cliënt. Zorgaanbieders houden daarvoor capaciteit beschikbaar. Er is echter geen garantie dat elke cliënt terecht kan bij de instelling van 1e voorkeur.
Ik heb op 17 oktober 2014 contact gehad met de betrokken huisarts over de twee patiënten die hij onder uw aandacht bracht. Daaruit bleek dat in de eerste zaak de betreffende patiënt er de voorkeur aan gaf te wachten op een plaats in het verzorginghuis van haar voorkeur. Zij is inmiddels opgenomen en kan naar verwachting snel weer naar huis. In de tweede situatie is de patiënt aan een verergering van haar ziekte in het ziekenhuis overleden. Dit stond los van haar verzoek om opgenomen te worden in een verpleeg- dan wel verzorgingshuis.
Kunt u garanderen dat deze patiënten een adequaat intramuraal zorgaanbod wordt gedaan zodat ze goed kunnen revalideren dan wel een menswaardig leven kunnen lijden? Zo nee, waarom niet?
Iedereen die dat nodig heeft dient passende zorg te kunnen krijgen. Zorgaanbieders en zorgkantoren maken afspraken over hoe dat regionaal zijn beslag krijgt. Het is de opdracht aan bestuurders in de zorg daarbij zo effectief mogelijk met de regels en kaders om te gaan en hun verantwoordelijkheid te nemen voor het feit dat iedereen die dat nodig heeft waardige zorg krijgt.
Hoe is het mogelijk dat er kamers leeg staan in een verzorgings- of verpleeghuis in de buurt maar dat deze patiënten daar niet terecht kunnen?
In Nederland is al vele jaren een trend zichtbaar dat mensen die zorg nodig hebben langer thuis blijven wonen. Doordat mensen langer thuis blijven wonen is er minder behoefte aan intramurale capaciteit. Zorgkantoren maken productieafspraken met zorgaanbieders waardoor zorgaanbieders zekerheid krijgen over de hoeveelheid cliënten die ze kunnen helpen. Deze methodiek zorgt ervoor dat de benodigde capaciteit verspreid over de regio wordt ingekocht. Dit betekent dat een cliënt niet altijd direct geholpen kan worden op de eerste plek van voorkeur. Er is echter voldoende capaciteit aanwezig. Voor urgente gevallen moet binnen afgesproken termijnen een goede oplossing worden gevonden, al kan dat soms betekenen dat iemand niet op de eerste plek van voorkeur wordt opgenomen.
Kan er een inschatting gegeven worden hoeveel patiënten jaarlijks in vergelijkbare situaties verkeren als deze huisarts schetst? Zo ja, waarop baseert u deze? Klopt het dat dit er tenminste tienduizenden moeten zijn gezien het feit dat deze huisarts dit in één week en naar zijn zeggen vaker meemaakt?
In een crisissituaties dient er voor de cliënt binnen 24 uur een passende oplossing te zijn. Daarover hebben zorgaanbieders en zorgkantoren afspraken gemaakt. Zorgaanbieders houden capaciteit beschikbaar voor crisissituaties. Zoals gemeld bij de eerste vraag is er geen garantie dat elke cliënt terecht kan bij de instelling van 1e voorkeur. Wanneer er sprake is van een urgente zorgvraag, kan indien nodig het zorgkantoor bemiddelen om op korte termijn zorg te regelen. De gevallen waarin dat niet gebeurd zijn schrijnend. Momenteel wordt onderzoek gedaan naar het werkelijk aantal schrijnende gevallen binnen de populatie «wenswachtenden». Zorgaanbieders zijn door het zorgkantoor gevraagd de status van de betreffende cliënten op de wachtlijst te verifiëren. Dit onderzoek is naar verwachting begin november afgerond. In november zal ik de Kamer informeren over de uitkomsten.
Wilt u de mogelijkheid bezien dat huisartsen in crisissituaties zoals hierboven geschetst doorzettingsmacht krijgen om patiënten opgenomen te krijgen in een verzorgings- of verpleeghuis gedurende bijvoorbeeld zes weken, een tijd waarin een verdere indicatiestelling door het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) kan plaatsvinden? Zo ja, hoe gaat u dit realiseren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Afvalstoffenbelasting |
|
Yasemin Çegerek (PvdA), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de bezwaren die de afvalsector, samen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten en VNO-NCW, heeft tegen de afvalstoffenbelasting die op 1 januari 2015 van kracht wordt?
Ja.
Klopt de inschatting van de afvalbranche dat – bij invoering van de afvalstoffenbelasting – er meer afval geëxporteerd wordt naar andere landen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe groot verwacht u dat dit weglekeffect is? Naar welke landen wordt naar uw verwachting afval geëxporteerd als gevolg van deze maatregel en op welke wijze wordt het afval in die betreffende landen verwerkt?
Het kabinet gaat er vanuit dat het relatief lage tarief van € 13 per ton geen extra stimulans van betekenis zal vormen voor de export van afvalstoffen naar het buitenland. Ook nu zijn er al aanzienlijke verschillen tussen de tarieven aan de poort (exclusief belasting) van afvalverbrandingsinrichtingen binnen en buiten Nederland. Bovendien kunnen deze tarieven behoorlijk fluctueren. Daarbij kan worden opgemerkt dat het meestal om langlopende contracten gaat. De overheid heeft geen rol bij de totstandkoming van de verschillen tussen de tarieven aan de poort, exclusief belastingen. Het antwoord op de vraag in hoeverre export van afval zal toenemen hangt af van vele factoren. Het tariefverschil aan de poort inclusief belastingen is slechts een van de factoren. Of een afvalstoffenbelasting leidt tot een toename van de export is bijvoorbeeld ook afhankelijk van de transportkosten zoals brandstof- en personeelskosten, afschrijving materieel, verzekering en onderhoud. Verder zijn er met export gepaard gaande administratieve lasten. Daarnaast is van belang of er sprake is van over- of ondercapaciteit, de efficiency van de installatie, en of er sprake is van stimuleringsbeleid op nationaal of regionaal niveau, zoals bijvoorbeeld subsidies voor de productie van duurzame energie. Ook kan de toename van import van invloed zijn op de capaciteit en prijsstelling op de afvalmarkt. Het kabinet zal de export- en importstromen per land nauwlettend blijven monitoren. Dit is ook besproken met de branche. Daarbij zal ook worden gekeken, voor zover mogelijk, hoe deze afvalstromen in het buitenland worden verwerkt. Mocht uit deze monitoring blijken dat er toch sprake is van een ongewenste ontwikkeling met weglek naar het buitenland dan zal worden bezien welke maatregelen passend zijn.
Hoeveel afval wordt er minder gestort door de invoering van de stortbelasting?
De stortbelasting is ingevoerd op 1 april 2014. De maand maart laat een flinke stijging zien van de hoeveelheid afval die wordt gestort. De bedrijven anticipeerden al op de invoering per 1 april. In april daalt vervolgens de hoeveelheid afval die wordt gestort. Inmiddels wordt er weer meer afval gestort. In het tweede kwartaal 2014 wordt nog maar rond de 100 kiloton per maand gestort. In de maand juli is de hoeveelheid gestort afval weer opgelopen tot rond de 120 kiloton. Om deze cijfers goed te kunnen plaatsen, moet worden gekeken naar de afwijking ten opzichte van de maandgemiddelden van de voorafgaande jaren. In 2013 werd gemiddeld 150 kiloton op maandbasis gestort. In 2010 en 2011 werd gemiddeld 105–110 kiloton op maandbasis gestort, maar in 2012 na afschaffing van de stortbelasting was het 210 kiloton per maand. Over de hele periode 2010–2013 is het maandgemiddelde ruim 145 kiloton per maand. In juli zitten we daar weer ongeveer 25 kiloton onder. Daarbij moet wel rekening gehouden worden met het feit dat in de eerste drie maanden van dit jaar de voorraden versneld zijn aangeboden. Pas op termijn is beter aan te geven wat de effecten zijn van de invoering van de stortbelasting per 1 april 2014.
Welke gevolgen heeft het weglekken van afval naar het buitenland voor de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven? Kunt u bij beantwoording van deze vraag ingaan op de positie van zowel de afvalverwerking- als de afvalrecyclingindustrie, alsmede op de koppositie van deze sector in mondiaal en Europees verband? Zo nee, waarom niet?
Op de gevolgen van het belasten van het verbranden van afval voor de export daarvan naar het buitenland ben ik bij vraag 2 ingegaan. Wat betreft de positie van zowel de afvalverwerking- als de afvalrecyclingindustrie kan ik u als volgt informeren. Een eerste inschatting van het kabinet is dat de afvalstoffenbelasting leidt tot een verschuiving van storten en verbranden naar recycling zodat er minder restafval ontstaat. De voorgestelde verbreding heeft mede als doel om conform het beleid «Van Afval Naar Grondstof» (VANG) recycling te stimuleren. De verbreding van de afvalstoffenbelasting tot afvalstoffen die worden verbrand, maakt dat afvalscheiding met hergebruik en recycling van de uitgesorteerde materialen relatief aantrekkelijker wordt. De verwachting is dan ook dat deze heffing afvalscheiding verder zal stimuleren en daarmee de koppositie van Nederland in de afvalverwerking en -recycling kan versterken en nieuwe banen zal creëren. In het Landelijk Afvalbeheerplan 2009–2021 (LAP) zijn bovendien voor iedere materiaalstroom minimumeisen geformuleerd. Het is niet mogelijk om afvalstromen waarvoor de minimumeis recycling is, te verbranden of te storten. Restafval dat na recycling alsnog wordt gestort of verbrand, wordt normaal in de heffing betrokken. Hoe beter het afval wordt uitgesorteerd, hoe minder belasting verschuldigd wordt. Voor zover het residu wordt gestort betekent de verbreding van de belastinggrondslag verder een verlaging van het verschuldigde bedrag, nu het tarief voor stortafval wordt verlaagd van € 17 naar € 13 per ton. De verwachting is dat de verbreding van de belasting per saldo een stimulerend effect zal hebben op recyclingbedrijven. Bij een tarief van € 13 per ton en een residu van 20% betekent het per ton te sorteren materiaal slechts een verhoging van de kostprijs van € 2,60 per ton. Alleen sorteerders die meer residu overhouden hebben meer kosten, maar juist dat stimuleert die bedrijven de hoeveelheid residu te minimaliseren. De verwachting is dat de verbreding van de belasting per saldo een stimulerend effect zal hebben op de werkgelegenheid in de recyclingbedrijven.
Leidt het weglekken van afval naar het buitenland tot verlies van banen? Zo ja, deelt u de mening dat dit onwenselijk is?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe hanteren andere landen, zoals België, Duitsland en Oostenrijk, soortgelijke belastingmaatregelen en exportheffingen? Is er in dit licht sprake van een gelijk speelveld in de Europese Unie?
Denemarken, Frankrijk, Vlaanderen, Italië, Catalonië en Oostenrijk kennen een belasting op het verbranden van afval. Duitsland kent dus geen belasting op het verbranden van afval. Bij de invoering van de afvalstoffenbelasting in Denemarken met destijds nog een tarief van circa € 50 per ton bestond aanvankelijk ook de vrees voor een toename van de export. Achteraf bleek het effect alleszins mee te vallen. Ook in Frankrijk is er, voor zover ik ben geïnformeerd, geen sprake van substantiële weglek naar het buitenland. Vlaanderen kent formeel wel een exportheffing. Voor zover bekend wordt er in de praktijk nauwelijks geëxporteerd door milieuwetgeving die voorschrijft dat binnenlands huishoudelijk afval en vergelijkbaar bedrijfsafval binnen Vlaanderen wordt verwerkt. Oostenrijk kent een verbrandbelasting met een relatief laag tarief. Oostenrijk kent wel een exportheffing maar geen vrijstelling voor de import van afvalstoffen. Geen enkel land kent voor zover bekend zowel een importvrijstelling als een exportheffing.
Voor wat betreft de uitvoerbaarheid van een exportheffing wil ik het volgende opmerken. De controle op een heffing voor afval dat in het buitenland wordt verwerkt is een lastige en arbeidsintensieve zaak. De registratie in het kader van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) gaat uit van schattingen met betrekking tot hoeveelheden en de wijze waarop die zullen worden verwerkt. Er wordt pas achteraf vastgesteld hoeveel afvalstoffen daadwerkelijk zijn verwerkt. Dit is een administratieve procedure waarbij bovendien alleen de door de buitenlandse verwerker ontvangen hoeveelheid wordt opgegeven, maar niet de wijze van verwerking. Voor de handhaving van zo’n regeling zou de Belastingdienst de administratie van de buitenlandse afvalverwerkende bedrijven moeten controleren. Daarvoor zou de Belastingdienst echter afhankelijk zijn van buitenlandse autoriteiten. Oostenrijk heeft een exportheffing die ook is gebaseerd op het EVOA en loopt dan ook tegen dezelfde handhavings- en controleproblemen op.
Bent u bereid om het gelijke speelveld te borgen als blijkt dat deze in het geding is? Is het voorstel van de branche om een exportheffing in te voeren mogelijk? Hoe zou zich dit verhouden tot exportheffingen in andere EU-landen?
Zoals blijkt uit het voorgaande kennen de verschillende lidstaten verschillende regimes, waar het in de heffing betrekken van het verbranden van afval, het heffen op import of juist op export betreft. Op dit moment bestaat dan ook geen gelijk speelveld in de Europese Unie. Het al dan niet nationaal belasten van de import of de export zal naar mijn mening niet leiden tot een meer gelijk speelveld in Europa dan nu het geval is. Het kabinet zal de export- en importstromen per land nauwlettend blijven monitoren. Dit is ook besproken met de branche. Daarbij zal ook zal worden gekeken, voor zover mogelijk, hoe deze afvalstromen in het buitenland worden verwerkt. Mocht uit deze monitoring blijken dat er toch sprake is van een ongewenste ontwikkeling met weglek naar het buitenland dan zal worden bezien welke maatregelen passend zijn.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan de behandeling van het belastingplan 2015 in de Kamer?
Ja.
Het bericht ‘Onderzoek naar jihadi-training in Ardennen’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Lilian Helder (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Onderzoek naar jihadi-training in Ardennen»?1
Ja
Kunt u uitsluiten dat er in Nederland trainingsfaciliteiten zijn ten behoeve van de jihad? Zo neen, waarom niet?
Ik heb geen aanwijzingen dat zich in Nederland jihadistische trainingskampen bevinden. Mochten zich aanwijzingen voordoen dat personen in Nederland trainen ten behoeve van de jihad, dan worden deze onderzocht door de politie en de AIVD.
Kunt u uitsluiten dat jihadisten vanuit Nederland, met of zonder paspoort, afreizen naar andere EU-landen om te trainen ten behoeve van de jihad? Zo neen, waarom niet?
Deelname aan terroristische training is strafbaar op grond van artikel 134a van het Wetboek van Strafrecht. Indien personen zich hieraan schuldig maken, treedt het OM waar mogelijk op. Er zijn geen aanwijzingen van deelname door Nederlanders aan terroristische training binnen de Europese Unie, waarbij men militair zou worden voorbereid op deelname aan de gewapende jihad. Indien inlichtingendiensten beschikken over aanwijzingen dat jihadistische trainingsfaciliteiten binnen de EU bestaan, dan worden deze in het kader van de internationale samenwerking gedeeld en door de daartoe bevoegde diensten onderzocht.
Op dit moment zijn 48 paspoorten gesignaleerd op mijn verzoek. Het signaleren van reisdocumenten ter vervallen verklaring en/of weigering draagt bij om uitreis van Nederlanders naar jihadistische strijdgebieden te verstoren of te bemoeilijken. Dit heeft onder meer tot doel om te voorkomen dat men in strijdgebieden trainingen ondergaat en (gevechts)ervaringen opdoet die men vervolgens in Nederland kan gebruiken voor het uitvoeren van aanslagen. In dit verband verwijs ik u naar het DTN 36 van 30 juni 2014 (Kamerstuk 29 754 nr. 250) waar de dreiging zoals deze uitgaat van teruggekeerde uitreizigers reeds beschreven staat.
De recente aanslag in Canada is een voorbeeld van de dreiging zoals deze kan uitgaan van personen die zijn tegengehouden. Mijns inziens bevestigt dit de noodzaak van de aangekondigde bestuursrechtelijke maatregelen uit het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme van augustus 2014 (Kamerstuk 29 754, nr. 253). Hierin pleit ik voor de tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen met het oog op het verminderen van risico’s en het voorkomen van het plegen van ernstige strafbare feiten door jihadgangers.
Hoeveel van de 41 jihadisten wiens paspoort is afgepakt, zijn getraind binnen de EU? Hoeveel van hen lopen er nog vrij rond in Nederland?
Zie antwoord vraag 3.
Wat moet er gebeuren om u in te laten zien dat we jihadisten beter in het buitenland dan in het binnenland kunnen hebben en dat het tegenhouden van deze lopende tijdbommen oerdom is? Realiseert u zich dat zij een aanslag in Nederland kunnen plegen doordat u ze heeft tegengehouden ons land te verlaten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid jihadisten te denaturaliseren en tot persona non grata te verklaren, uit te zetten en door middel van grenscontroles ervoor te zorgen dat ze nooit meer kunnen terugkeren om aanslagen in Nederland te plegen? Zo neen, waarom niet?
Ik heb een voorstel ingediend op basis waarvan in de rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) de mogelijkheid zal worden opgenomen om het Nederlanderschap in te trekken indien sprake is van een onherroepelijke veroordeling wegens een terroristisch misdrijf. Voorwaarde is dat de betrokken persoon naast de Nederlandse nationaliteit nog een andere nationaliteit bezit. Intrekking van het Nederlanderschap is namelijk niet mogelijk als staatloosheid daarvan het gevolg is (het Europees Verdrag inzake Nationaliteit, waarbij Nederland partij is, staat dit niet toe). Na het intrekken van het Nederlanderschap wordt betrokkene ongewenst vreemdeling verklaard en wordt hij uitgezet.
In het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme van augustus 2014 (Kamerstuk 29 754, nr. 253) heb ik mijn voornemen kenbaar gemaakt om de rijkswet op het Nederlanderschap nog verder aan te scherpen.
De miljardenkosten van toeslagen |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Kosten van toeslagen blijven toenemen tot ruim 10 miljard»?1
Daarmee ben ik bekend.
In hoeverre deelt u de mening dat de verdubbeling van de uitgaven voor de zorgtoeslag sinds 2006 tot liefst € 5,1 miljard, tekenend is voor de onhoudbaarheid van het stelsel?
De zorgtoeslag is bedoeld om de zorg financieel toegankelijk te houden voor huishoudens met een beperkte draagkracht. Het budgettair beslag van de zorgtoeslag is van 2006 tot 2013 gestegen, maar vanaf 2013 daalt het aantal huishoudens dat zorgtoeslag ontvangt en daarmee eveneens het budgettair beslag. Dit betreft de huishoudens met een inkomen boven het minimumloon.
Het kabinet heeft voor het jaar 2015 maatregelen getroffen om het aantal ontvangers van zorgtoeslag met een half miljoen te verminderen naar 4,2 miljoen huishoudens.
Het kabinet beziet in hoeverre de ambitie om het aantal toeslagen verdergaand te verminderen, kan worden meegenomen in de bredere stelselherziening.
Deelt u de mening dat het grotendeels afschaffen van het toeslagencircus en de invoering van een vlaktaks met een zeer laag tarief, meer werken aantrekkelijker kan maken en middelen kunnen zijn om mensen minder afhankelijk te maken van overheidstoeslagen?
Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van de diverse gesprekken die ik wil voeren met de fracties over de stelselherziening en de in dat kader te verrichten onderzoeken. Mede op basis hiervan wil het kabinet met nadere voorstellen komen.
Deelt u de mening dat de verzorgingsstaat en het belastingstelsel in zijn huidige vorm een enorme rem op de economische groei vormen?
In de brief over de stelselherziening heb ik beschreven dat de activerende en groeibevorderende werking van het belastingstelsel kan worden vergroot en dat het verstandig is de belastingdruk op arbeid en ondernemen te verlagen. Dit vereist dan wel de politieke en maatschappelijke bereidheid om te schuiven in de belastingmix en grondslagen te verbreden.
Zo ja, wilt u zich dan zo spoedig mogelijk inzetten op het vergroten van de economische vrijheid van de burger door de belastingen fors te verlagen?
Het kabinet wil dat de lasten op arbeid en ondernemen omlaag gaan, wat de werkgelegenheid en economische groei ten goede komt. Dat is, samen met complexiteitsreductie, de inzet van de belastingherziening.
Het bericht dat Sociale Zaken mogelijk de privacywetgeving schond |
|
Paul Ulenbelt , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat vindt u van het artikel «Sociale Zaken overtrad mogelijk de privacywetgeving»?1
Zie mijn onderstaande antwoorden.
Wie heeft wanneer besloten dat er zonder wettelijke basis, gegevens aan elkaar konden worden gekoppeld om fraude op te sporen? Is de Tweede Kamer hier toentertijd over geïnformeerd? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Voor het koppelen van bestanden met persoonsgegevens is een wettelijke basis noodzakelijk. De belangrijkste regels voor de omgang met persoonsgegevens zijn vastgelegd in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Op grond van artikel 8 Wbp mogen persoonsgegevens alleen worden verwerkt als hiervoor een in dit artikel genoemde verwerkingsgrond aanwezig is. Artikel 8, sub c respectievelijk e, van de Wbp geeft een grondslag om persoonsgegevens te verwerken ten behoeve van de fraudebestrijding. Persoonsgegevens mogen worden verwerkt indien de gegevensverwerking noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke onderworpen is en indien de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van de publiekrechtelijke taak. De wet Werk en bijstand (WWB) en de wet Structuur uitvoering werk en inkomen (SUWI) stellen regels voor bestandskoppeling in het sociale zekerheidsdomein. In artikel 64 van de WWB en in artikel 54 van de wet SUWI wordt een aantal bronnen genoemd op grond waarvan gegevensbestanden kunnen worden gekoppeld. De databestanden zijn gekoppeld en geanalyseerd binnen de kaders van de Wbp, de wet WWB en de wet SUWI.
Bij brief van 23 december 20052 heeft Staatssecretaris Van Hoof de Tweede Kamer geïnformeerd over de mogelijkheden tot gegevensuitwisseling en ontsluiting van gegevensbronnen in het kader van handhaving en het overleg met het CBP dat hij hierover heeft gehad.
De Tweede Kamer is op 19 december 2007 door staatsecretaris Aboutaleb geïnformeerd3 dat hij met het CBP tot overeenstemming was gekomen over de wijze waarop binnen de beveiligde omgeving van de «Black Box» persoonsgegevens konden worden gekoppeld en dat ten behoeve daarvan risicoprofielen werden ontwikkeld. Op deze wijze was het mogelijk om het koppelen van bestanden en de werkwijze van de interventieteams binnen de kaders van de Wbp te laten plaatsvinden. Op 3 september 2009 is de Tweede Kamer in de Integrale rapportage handhaving 20084 geïnformeerd over de voortgang van de «Black Box».
In de Integrale rapportage handhaving 20095 van 6 september 2011 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de afronding van het »Black Box» project en het ambtshalve onderzoek van het CBP. Tevens is in de brief aangegeven dat de techniek van het anoniem koppelen van gegevens in 2010 bij het Inlichtingenbureau (IB) werd doorontwikkeld.
Heeft het College Bescherming Persoonsgegevens (Cbp) toezicht gehouden op de koppeling van persoonsgegevens? Zo ja, op welke manier en hoe kan het dat het Cbp dit weerspreekt? Zo nee, waarom niet?
De Wbp is een wet met open normen. Belangrijk criterium is dat de gegevensuitwisseling expliciet bijdraagt aan en noodzakelijk is voor de uitvoering en handhaafbaarheid van de wettelijke regels, te weten het rechtmatig verstrekken van de uitkering en het bestrijden van fraude. Voorts moet voldaan worden aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De Wbp is sinds 1 september 2001 van kracht. Op 8 oktober 2003 heeft een aantal partijen6 zich verenigd in de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI) en een convenant gesloten om gezamenlijk interventieteamprojecten op te starten. In deze interventieteams werken partijen samen aan het bestrijden van fraude op het gebied van belastingen en sociale zekerheid, uitbuiting en illegale tewerkstelling. Omdat de LSI zoekende was over de toepassing van de normen van de Wbp, heeft het CBP de LSI tot 2007 op verzoek geadviseerd. Dit laat onverlet dat de verantwoordelijkheid om de wet- en regelgeving na te leven bij partijen blijft. Het CBP houdt toezicht op de naleving van wet- en regelgeving die ziet op de verwerking van persoonsgegevens en heeft de mogelijkheid ambtshalve onderzoek te doen en sancties op te leggen.
Om welke projecten ging het? Welke gegevens werden gekoppeld? Welke doelen werden hierbij beoogd? Van hoeveel mensen werden de gegevens gebruikt?
De eerste interventieteamprojecten zijn begin 2004 gestart. Tot en met het derde kwartaal van 2014 zijn 159 projecten door de LSI goedgekeurd. De projecten richten zich op verschillende onderwerpen. Het kan bijvoorbeeld gaan om illegale tewerkstelling, onderbetaling, ontduiking van belastingen en/of sociale premies, fraude met toeslagen en uitkeringsfraude. Ook vormen van adres- of samenwoonfraude en vermogensfraude en misstanden met huisvesting van (voornamelijk) tijdelijke, buitenlandse arbeidskrachten zijn onderwerp van interventieteamprojecten. Per project wordt op basis van de doelstelling van dat project bepaald welke gegevens nodig zijn om de doelgroep te identificeren. Elke organisatie die aan het project deelneemt, levert daarvoor langs beveiligde weg bestanden uit zijn eigen administratie aan.
Het is niet bekend van hoeveel mensen gegevens zijn gekoppeld. Nadat een bestandskoppeling heeft plaatsgevonden, worden alleen personen die tot de potentiële risicogroep behoren, voor analysedoeleinden geïdentificeerd. Alle overige persoonsgegevens worden vernietigd, zodra het betreffende project is beëindigd. De gegevens van personen die tot de risicogroep van dat project behoren, worden een jaar nadat de LSI het eindrapport van het project heeft vastgesteld, vernietigd.
Waarom werd het koppelen van gegevens pas in 2013, vijf jaar na de start hiervan, in een wet vastgelegd? Bent u het eens met de stelling dat het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot 2013 in strijd met de wet handelde? Zo nee, waarom niet?
Begin 2011 brengt het onderzoeksbureau Hec-Zenc een in opdracht van het Ministerie van SZW uitgevoerde evaluatie naar de «Black box» uit. Ofschoon het bureau concludeert dat de Wbp voldoende juridische basis heeft om binnen een «Black Box» omgeving te werken, wordt er om redenen van transparantie en heldere taak- en verantwoordelijkheidsverdeling voor gekozen een aparte wettelijke basis te creëren. De in de «Black Box» ontwikkelde risicoprofielen worden nu toegepast in het Systeem Risico Indicatie (SyRI). Dit heeft geresulteerd in een wijziging van de Wet SUWI die per 1 januari 2013 in werking is getreden.
De toelating van eieren van Avangardco op de Europese interne markt |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Oekraïense eiergigant krijgt exporttoelating naar EU»?1
Ja.
Klopt het dat Avangardco toestemming heeft gekregen om verwerkte eierproducten op de Europese interne markt te brengen? Zo ja, welke instanties zijn betrokken geweest bij de besluitvorming en welke rol hadden zij?
Ja. Imperovo Food Ltd, een onderdeel van Avangardco, heeft toestemming om eieren en eiproducten naar de EU te exporteren.
De besluitvorming over toestemming van Oekraïense eierproducenten tot de Europese markt vindt plaats volgens de algemeen geldende procedure om te bepalen of een land en/of bedrijf toestemming krijgt om te exporteren naar de EU. Besluitvorming vindt plaats door de Europese Commissie met een belangrijke rol voor de «Food and Veterinary Office» (FVO). Nadat een land een aanvraag heeft ingediend en uitgebreide informatie heeft verstrekt over het toezichts- en controlesysteem op voedselveiligheid-, volksgezondheid- en diergezondheidaspecten, vindt een controle plaats door de FVO om te controleren of dit systeem op orde is.
Wanneer de FVO het toezichts- en controlesysteem goedkeurt moet de toezichtautoriteit van het betrokken land een lijst samenstellen van bedrijven die mogen exporteren naar de EU en deze lijst bij de FVO indienen.
Hoe beoordeelt u de toelating van de verwerkte eierproducten van Avangardco?
Over de precieze productieomstandigheden van Avangardco heb ik geen informatie. Aangezien er geen twijfel is over de rechtmatigheid van de toelating van producten van Avangardco tot de EU, is er mijns inziens geen reden voor nader onderzoek. Ik verwijs u verder naar het antwoord op vraag 5 en 6.
Kunt u bevestigen dat Avangardco leghennen houdt in legbatterijen en deze voorzieningen niet aan de Europese minimum normen voldoen? Zo nee, bent u voornemens dit nader te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u voornemens bij de volgende Landbouw- en Visserijraad of bij een andere geschikte gelegenheid de Europese Commissie op te roepen de ongelijke concurrentie door de toelating van Avangardco te stoppen? Zo ja, schat u in dat uw verzoek gehoor krijgt? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 17 oktober jl. heb ik in de Landbouw- en Visserijraad van 13 oktober jl. opgemerkt dat ik mij in algemene zin zorgen maak over het gelijke speelveld voor Europese landbouwers op het terrein van dierenwelzijn in het relatie tot bilaterale en multilaterale onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden. In het kader van de WTO moet er dan ook op worden ingezet om dierenwelzijn als zogeheten «non-trade concern» erkend te krijgen. Als voorbeeld heb ik de invoer van eieren en eiproducten uit de Oekraïne genoemd. In het vrijhandelsakkoord met Oekraïne is vastgelegd dat Oekraïne zich zal inspannen om zijn wetgeving op één lijn te brengen met die van de EU, onder andere ook op het terrein van dierenwelzijn. Deze afspraak is met de huidige eenzijdige toepassing van het akkoord door de EU echter nog niet formeel van kracht. Aangezien Oekraïne er nu formeel niet aan gebonden is om zich in te spannen om zijn dierenwelzijnswetgeving op één lijn te brengen met die van de EU, heeft de Nederlandse vertegenwoordiger in het beheerscomité op mijn instructie tegen de heffingsvrije toelating van eieren uit Oekraïne gestemd.
Hierbij heeft Nederland toegelicht tegen heffingsvrije import te zijn van eieren en eiproducten uit Oekraïne die niet voldoen aan de EU-dierenwelzijnsnormen. Helaas was Nederland de enige met dit standpunt. Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 13 oktober jl. heb ik de Europese Commissie opgeroepen om bij de Oekraïne aan te dringen op hervorming van de wet- en regelgeving ten aanzien. Waar nodig is de EU daarbij bereid Oekraïne te ondersteunen bij het verbeteren van dierenwelzijn, onder meer in de eiersector. Tegelijkertijd moeten we dit probleem ook in proportie zien. Jaarlijks mag er in totaal 3.000 ton eieren en 1.500 ton eiproducten uit Oekraïne heffingsvrij worden ingevoerd in de EU. De hoeveelheid eiproducten wordt in jaarlijkse stappen verhoogd naar uiteindelijk 3.000 ton in 2020. Dit zijn zeer bescheiden hoeveelheden in vergelijking met de 7.25 miljoen ton eieren die de EU jaarlijks produceert. Commissaris Çiolos gaf tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 13 oktober jl. ook aan dat bij de samenstelling van het quotum voor eieren en eiproducten uit de Oekraïne rekening is gehouden met het gelijke speelveld in de EU. Hij verwacht geen grote instroom in de EU.
Bent u van mening dat wanneer Avangardco in welke omvang dan ook leghennen houdt die niet op z’n minst in een verrijkte kooi leven zij geen toegang mogen hebben tot de Europese interne markt? Zo nee, hoe worden de Europese normen dan gehandhaafd? Zo ja, welke stappen gaat u verder zetten?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven of uw toezegging bij de viering van het 10-jarig bestaan van de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders om te komen tot een masterplan voor de legsector al inhoud heeft gegeven? Hoe staat dit proces er nu voor?
Zoals ik eerder heb aangegeven in antwoord op Kamervragen van het lid Lodders (VVD) van 9 september 2013 (Aanhangsel 2012–2013, 3191) is de slechte marktsituatie voor de legpluimveesector het gevolg van overaanbod door de hoge eierproductie in de Europese Unie en zal de markt zelf voor een nieuw evenwicht tussen vraag en aanbod moeten zorgen. Ik verwijs u ook naar de antwoorden op de Kamervragen van het lid Geurts van 3 oktober jl. (Aanhangsel 2014–2015, 174). Gelet hierop zie ik het niet als mijn rol om vanuit de overheid een masterplan op te stellen voor de legpluimveesector. Ik heb dit ook kenbaar gemaakt in mijn brief aan de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders van 13 januari 2014, waarvan ik een afschrift naar uw Kamer heb gestuurd (2014D00773 en 2014D00774). Wanneer de sector zelf met een plan komt ben ik uiteraard bereid om te bezien hoe ik uitvoering hiervan kan faciliteren en ondersteunen.
Het bericht 'Social return kost taxichauffeurs baan' |
|
Sjoerd Potters (VVD), Roald van der Linde (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Social return kost taxichauffeurs baan»?1
Ja.
Herkent u het signaal van Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) dat medewerkers ontslagen worden door de taxiondernemers omdat ze verplicht werden om mensen uit een uitkeringssituatie aan te nemen? Zo nee, waarom niet?
Mede gelet op de economische recessie zijn er, zowel in het politieke als maatschappelijke debat, zorgen over verdringing op de arbeidsmarkt. Met regelmaat komen situaties voor het voetlicht waarbij de vraag is wat wel en niet toelaatbaar is. Zo ook in de uitzending «Altijd Wat Monitor» van 29 september. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daarom op 1 oktober jl. een brief2 naar uw Kamer gestuurd met een uitgebreide reactie op het fenomeen verdringing. Tevens verwijs ik u naar de antwoorden op gelijkluidende vragen van het lid Karabulut (SP)3.
Deelt u de mening dat het ontslaan van werknemers om zo mensen uit een uitkeringssituatie aan te kunnen nemen, een onwenselijke invulling is van social return?
In algemene zin deel ik die mening. Dit heb ik zowel in de bij antwoord 2 genoemde brief als in de Verzamelbrief aan gemeenten van 25 april 2014 aangegeven.
Kunt u berekeningen geven van de maatschappelijke kosten van een dergelijk verdringingseffect, waarbij 5.000 chauffeurs volgens KNV inmiddels hun baan kwijt zijn?
Ik kan geen berekening maken van de maatschappelijke kosten van vermeende verdringing, omdat ik dan per geval zou moeten kunnen beoordelen of er sprake is van verdringing. Dat is niet aan mij. Daarnaast kan ik niet beschikken over de individuele financiële gegevens en omstandigheden van de door KNV bedoelde 5.000 taxichauffeurs en van 5.000 personen die daarvoor in de plaats zouden zijn gekomen.
Wat vindt u van de kritiek dat er te weinig of geen expertise in huis is bij de betrokken taxiondernemers om deze mensen te begeleiden?
Ik kan niet oordelen over deze kritiek omdat ik geen zicht heb op de situatie in de betrokken bedrijven. Met de introductie van de WWB in 2004 behoort de uitvoering van de wet tot de verantwoordelijkheid van gemeenten. Daartoe behoort ook de verantwoordelijkheid voor het ondersteuningsaanbod aan uitkeringsgerechtigden, gericht op arbeidsinschakeling. Een bedrijf dat ondersteuning nodig heeft bij het begeleiden van de re-integratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, kan daartoe expertise inhuren bij onder meer een arbozorg instelling.
Bent u bereid met de betrokken brancheorganisaties in gesprek te gaan over deze ongewenste effecten?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u signalen ontvangen dat dezelfde problematiek zich voordoet in andere sectoren, zoals bijvoorbeeld de bouwsector?
Mij zijn geen signalen bekend van een structureel gebrek aan kennis in bedrijfssectoren bij de re-integratie begeleiding van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Hoeveel mensen die in 2013 en 2014 via een aanbestedingseis social return in dienst zijn genomen, hebben daadwerkelijk een vaste baan gekregen?
Social return wordt door gemeenten, provincies en het Rijk toegepast. Dit kan op diverse manieren en met diverse doelen. Er zijn geen cijfers op centraal niveau met betrekking tot de duurzaamheid van plaatsingen.
Kunt u aangeven welke manieren u ziet om zodanig invulling te geven aan social return dat dit geen verdringing oplevert?
Het beleidsdoel van social return bij de rijksoverheid is het creëren van extra plaatsen om mensen aan werk of werkervaring te helpen. Het gaat dus om extra plekken, bovenop de bestaande formatie van een bedrijf, ten behoeve van specifieke aanbesteding. Wanneer een reële kans op verdringing bestaat is bij de rijksoverheid de afspraak dat het percentage wordt aangepast of geheel wordt afgezien van social return.
Onterechte ziekenhuisrekeningen |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Schadepost van tientallen miljoenen voor ziekenhuizen» en «Waanzinrekeningen blijven komen, ondanks invoering «vereenvoudigde ziekenhuisnota»»?1
Ja.
Herinnert u zich uw uitspraken dat, indien de uitkomsten van de onderzoeken naar de jaarrekeningen aanleiding geven om de correctie op het eigen risico nader te bezien, u dat met ziekenhuizen en zorgverzekeraars afspreekt?2 Heeft de extra ronde van controles die, zoals uit eerst genoemd artikel blijkt, tientallen miljoenen euro's aan onterechte declaraties heeft opgeleverd, aanleiding gegeven om inderdaad de correctie op het eigen risico nader te bezien? Zo ja, hoe gaat u hier zorg voor dragen? Zo nee, waarom niet?
De uitkomsten van de omzetonderzoeken zijn nog niet bekend. Ik kan dan ook niet bevestigen dat het om tientallen miljoenen euro’s zou gaan. In het kader van de aanpak jaarrekeningen vraagt de motie-Bruins Slot/Pia Dijkstra (Kamerstuk 28 828, nr. 66), de regering zich ervoor in te zetten dat ook de gedupeerde patiënten die zich niet zelf melden, het onterecht betaalde eigen risico terugkrijgen. Hiervoor ben ik met partijen, waaronder de zorgverzekeraars, in overleg.
Herinnert u zich de eerdere vragen hoe het door patiënten ten onrechte betaalde eigen risico teruggegeven zal worden aan de patiënt en u in reactie hierop heeft aangegeven dat u de zorgverzekeraars zou vragen expliciet informatie te geven aan hun verzekerden over het eigen risico?3 Heeft u hierover inmiddels contact gehad met de zorgverzekeraars? Wat was hun reactie op uw verzoek? Bent u van mening dat hierover momenteel door de zorgverzekeraars voldoende expliciete informatie en voorlichting wordt gegeven aan verzekerden? Zo nee, hoe gaat u de zorgverzekeraars bewegen dit dan toch te doen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat u in het eerder genoemde debat verwees naar afspraken tussen u en de zorgverzekeraars, die behelzen dat als de verzekerde hierom vraagt de zorgverzekeraar in detail nagaat of het eigen risico terugbetaald moet worden? Hoeveel verzekerden hebben inmiddels een verzoek om teruggave van het eigen risico ingediend bij hun verzekering naar aanleiding van deze onterechte declaraties door de verschillende ziekenhuizen? Welke andere oplossingen zijn eventueel nog denkbaar om het ten onrechte betaalde eigen risico terug te geven aan verzekerden?
Navraag bij ZN leert dat, voor zover bekend, er nog geen verzekerden zijn die de zorgverzekeraars hebben benaderd ten aanzien van de onderhavige declaraties.
Over de motie-Bruins Slot/Pia Dijkstra ben ik in overleg met betrokken partijen.
Deelt u de mening dat de oorzaak van de declaratieproblemen en de waanzinnige rekeningen waar de genoemde artikelen over gaan, is gelegen in een combinatie van onduidelijke regelgeving en een onduidelijk declaratiesysteem? Deelt u de mening dat dit overdeclaratie uitlokt en weinig ruimte biedt voor het in rekening brengen van een eerlijke prijs voor de verleende zorg? Wat is volgens u de voornaamste oorzaak van de problemen met de ziekenhuisrekeningen, zoals die in de artikelen beschreven worden? Welke acties onderneemt u om de declaratieproblematiek op orde te krijgen en zodoende de waanzinnige rekeningen en naheffingen bij ziekenhuizen tot het verleden te laten behoren?
Het artikel uit het Financieel Dagblad van 24 september 2014 betreft het plan van aanpak jaarrekeningen. De oorzaak van de jaarrekeningenproblematiek en het met veldpartijen overeengekomen plan van aanpak staat beschreven in mijn brief van 22 mei 2014 (Kamerstuk 32 620, nr. 117). Kortheidshalve verwijs ik naar deze brief.
Hoewel partijen onduidelijkheid in de regelgeving hebben ervaren deel ik uw mening niet dat dit overdeclaratie uit lokt en er dus weinig ruimte zou zijn voor het in rekening brengen van een eerlijke prijs. Zorgverzekeraars en zorgaanbieders hebben alle ruimte om een reële prijs voor zorgproducten af te spreken. Rekeningen die als waanzinnig hoog worden ervaren zijn meestal het gevolg van te hoog afgesproken prijzen in combinatie met het feit dat de DBC systematiek uit gaat van gemiddelde prijzen. Dit staat los van de genoemde declaratieproblematiek. De aanpak van het terugdringen van (te) hoge rekeningen ligt in eerste instantie bij zorgverzekeraars en zorgaanbieders zelf. Zij zullen producten van een reële prijs moeten voorzien. Dat geldt met name voor lichtere producten waarbij de prijs direct van invloed kan zijn op de vraag of het gehele eigen risico moet worden betaald, of maar een deel daarvan. Daarnaast doet de NZa continue onderzoek naar verbeteringen in de DBC’s. Zo onderzoekt de NZa momenteel de herkenbaarheid van DBC’s die voor SEH zorg worden gedeclareerd. Voor die producten die zo breed zijn geformuleerd dat de gemiddelde prijs vaak niet goed past bij de uitgevoerde zorgactiviteiten bekijkt de NZa of deze opgeknipt kunnen worden in lichte en zware producten.
Kunt u een overzicht geven van het aantal ziekenhuizen dat als gevolg van deze onterechte declaraties, extra controles en naheffingen, geen goedkeurende verklaring krijgen van hun accountant? Heeft u signalen dat ziekenhuizen als gevolg hiervan in financiële problemen komen, doordat leningen worden opgeëist en/of nieuwe leningen niet meer worden verstrekt?
Nee, een dergelijk overzicht kan ik niet geven. De uitkomsten van het jaarrekening traject zijn nog niet bekend. Ten overvloede merk ik op dat het plan van aanpak erop is gericht dat ziekenhuizen juist wel een goedkeuring bij de jaarrekening kunnen krijgen. Overigens is het mij bekend dat een aantal ziekenhuizen er zelf voor heeft gekozen om hun jaarrekening al zonder goedkeurende accountantsverklaring te deponeren, maar wel mee te doen met de uit te voeren omzetonderzoeken. Ik heb geen concrete signalen dat ziekenhuizen hierdoor in de financiële problemen komen.
De lucratieve bijstand |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
|
Kent u het artikel «Bijstandsmoeder kan zelfs meer dan 2.000 euro netto krijgen»?1
Ja.
Erkent u dat in Nederland een absurde situatie is ontstaan waardoor een bijstandsmoeder tot meer dan 2.000 euro netto per maand binnenkrijgt waar een groot deel van werkend Nederland fors minder verdient?
Het is van belang dat werken vanuit een bijstandsuitkering lonend is. Op dit moment is dat voor alleenstaande ouders onvoldoende het geval. Alleenstaande ouders met een bijstandsuitkering die 4 dagen per week tegen het wettelijk minimumloon aan het werk gaan, gaan er momenteel financieel op achteruit. Deze zogenoemde «armoedeval» is voor het kabinet niet acceptabel. Het is van groot belang dat werken financieel loont. Daarom heeft het kabinet besloten om het stelsel van kindregelingen te hervormen, zodat deze «armoedeval» per 2015 wordt opgelost.
Deelt u de visie dat deze situatie onrechtvaardig is en zo spoedig mogelijk dient te veranderen in het voordeel van werkend Nederland?
Door de herziening van de kindregelingen wordt de armoedeval per 2015 opgelost.
Bent u bereid de marginale druk nu eindelijk eens echt aan te pakken en te zorgen dat meer werken gaat lonen, door het invoeren van een vlaktaks met een zeer laag tarief en een start te maken met het ontmantelen van het toeslagencircus? Zo neen, waarom niet?
Het bevorderen van de werkgelegenheid is één van de doelstellingen van het kabinet bij de herziening van het belastingstelsel. Dat is bovendien een belangrijke pijler van het regeerakkoord. Daarnaast is in het regeerakkoord afgesproken dat het kabinet staat voor evenwichtige inkomensverhoudingen. Deze doelstellingen zijn ook terug te zien in het koopkrachtbeeld voor 2015. Werken wordt lonender door een verhoging van de arbeidskorting. Door de herziening van de kindregelingen wordt de armoedeval van alleenstaande ouders in de bijstand opgelost. Door 2/3e van de tijdelijke verlaging van het tarief van de eerste schijf in de loon- en inkomstenbelasting structureel te maken wordt de koopkracht van iedereen, maar vooral van lage inkomens, ondersteund. Kortom: het kabinet verkleint de wig en zorgt voor een evenwichtig inkomensbeeld. Bij de herziening van het belastingstelsel staat, naast complexiteitsreductie, het bevorderen van economische groei en werkgelegenheid voorop. Het kabinet heeft diverse keuzes gemaakt om dit te bereiken en gaat de komende tijd hierover het gesprek aan met de fracties van de Tweede Kamer.
Begrijpt u dat door het systeem van toeslagen en extraatjes juist de minima gevangen zitten in hun inkomensgroep omdat meer werken betekent dat zij verschillende toeslagen en aanvullingen kwijtraken en zo te maken krijgen met de zogenaamde armoedeval?
Zie antwoord vraag 4.
Zo ja, bent u bereid te kiezen voor doelmatigheid (economische groei en werkgelegenheid) in plaats van links gedefinieerde rechtvaardigheid (nivellering middels enorme aanvullingen en toeslagen) zodat, zeker op termijn, iedereen profiteert?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat scholen de toestroom van asielkinderen nauwelijks aan kunnen |
|
Harm Beertema (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Asielkind overrompelt scholen» en «Arabisch briefje wijst de weg»?1 2
Ja.
Als Den Helder voor dit moment al ongeveer 60 extra leerlingen in het basisonderwijs verwacht, wat een extra financiële belasting betekent van ruim 500.000 euro voor de komende twee schooljaren, met hoeveel extra asielkinderen moet Den Helder bij benadering tot en met mei 2017 rekening houden en met hoeveel extra kosten gaat dat gepaard?
De gezinslocatie Den Helder krijgt een maximale capaciteit van circa 600 asielzoekers. Hiervan zal naar schatting 10 procent de basisschoolleeftijd hebben. Indien deze capaciteit eind 2014 geheel bezet is, is er daarna geen toename meer mogelijk. Wel zullen er leerlingen in- en uitstromen. De totale kosten voor dit aantal leerlingen tot en met mei 2017 zullen op basis van deze aannames circa € 630.000 zijn.
Ervan uitgaand dat de grenzen voor asielzoekers niet dichtgaan onder het huidige VVD/PvdA-beleid, hoeveel verwacht u dan voor het gehele landelijke onderwijs extra uit te moeten geven voor het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs tot en met mei 2017, het tijdstip van de verkiezingen? Hoe gaat u dat financieren?
Op basis van de extra instroom in 2014 en de aanname dat deze instroom ook de komende jaren van deze omvang is, zijn de extra kosten voor de schooljaren 2014/2015, 2015/2016 en 2016/2017 geraamd op respectievelijk € 22, € 38 en € 41 miljoen euro. Voor het onderwijs zijn verschillende regelingen voor de eerste opvang. Vervolgens zal een deel van de asielzoekers in Nederland blijven en onder de reguliere bekostiging van het onderwijs vallen en daarmee onder de reguliere manier van financiering van het onderwijs via de leerlingaantallen.
Bent u het ermee eens dat de noodklok die nu door VOS/ABB en de PO-Raad wordt geluid erop duidt dat het opengrenzenbeleid van deze regering ontwrichtend werkt op het onderwijsbestel?3
Ik deel deze mening niet. Nederland neemt al sinds de jaren ’80 asielzoekers op. Daarmee zijn de afgelopen jaren ook veel kinderen het onderwijs ingestroomd. De scholen zijn goed in staat om het onderwijs aan deze kinderen te verzorgen. Een aantal scholen in de omgeving van de asielzoekerscentra heeft zich gespecialiseerd in het onderwijs aan asielzoekerskinderen. De Inspectie van het Onderwijs heeft in 2012 het onderwijs op deze scholen geëvalueerd. De kwaliteit van het onderwijs op deze scholen en andere scholen die de eerste opvang van nieuwkomers verzorgen bleek nog kwetsbaar. Van deze scholen hadden 27 een basisarrangement en waren er zes zwak. Voor deze laatste scholen loopt een aangepast toezichtarrangement. Het aantal zwakke scholen loopt wel terug, momenteel zijn het er nog vier.
Deelt u de mening dat het sluiten van de grenzen positief zou bijdragen aan het handhaven en de verbetering van de kwaliteit van het onderwijsbestel?
Ik ben het daarmee niet eens. Zie het antwoord op vraag 4.
De financiële steun van Reinier Haga Groep aan het LangeLand Ziekenhuis en de mogelijke overname |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over de ontheffing van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) aan de Reinier Haga Groep om het LangeLand Ziekenhuis in Zoetermeer financieel te steunen?1
Ik heb hier kennis van genomen. De Reinier Haga Groep en het LangeLand Ziekenhuis hebben hierom gevraagd vanwege dreigende betalingsproblemen.
Wie heeft er precies verzocht om de spoedprocedure, en waarom?
Zie antwoord vraag 1.
Is met de ontheffing de voorgenomen overname van het LangeLand Ziekenhuis door de Reinier Haga Groep onontkoombaar geworden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, partijen hebben een ontheffing gekregen om een concentratie aan te gaan. Aan de ontheffing is het voorschrift verbonden dat Reinier Haga Groep en het LangeLand Ziekenhuis na de concentratie geen stappen zullen zetten gericht op (verdere) organisatorische of operationele integratie van de beide ondernemingen zolang de ACM nog geen definitieve toestemming heeft gegeven. Dat heeft ACM op 24 september 2014 besloten.
Heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) reeds ingestemd met een mogelijke overname? Op welke termijn wordt dit duidelijk?
Op de website van de NZa is te lezen dat op 18 september 2014 de NZa toestemming heeft gegeven aan partijen om hun plannen aan te melden bij de ACM. Dit omdat de betrokken ziekenhuizen hun samenwerkingsplannen hebben afgestemd met de ondernemingsraden, cliëntenraden en de medische staf, zoals de wet voorschrijft.
Wat zijn de gevolgen van de voorgenomen overname voor het voortbestaan van het ziekenhuis in Zoetermeer en de werkgelegenheid aldaar? Worden er gedwongen ontslagen verwacht? Zo ja, hoeveel en in welke mate? Is de vakbond erbij betrokken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mocht de concentratie doorgaan, dan is het aan het bestuur om duidelijkheid te geven over hoe zij invulling willen geven aan de concentratie en wat de gevolgen zijn, zowel naar het personeel als naar andere partijen zoals de gemeente Zoetermeer. Het is niet aan mij om dit te beoordelen. Bovendien zijn allerlei scenario’s denkbaar totdat het bestuur een definitief besluit neemt.
Klopt het dat er al reserveringen zijn voor ontslag van personeel? Zo ja, hoeveel geld is er gereserveerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Zal de overname, wellicht op termijn, leiden tot het ontmantelen van het LangeLand Ziekenhuis in Zoetermeer? Welke plannen liggen ten grondslag aan de financiële steun en overnameplannen?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is het gevolg voor het huidige verzorgingsgebied van het betreffende ziekenhuis wanneer dit verdwijnt? Erkent u dat niet alleen aanrijtijden van belang zijn bij een analyse van de bereikbaarheid van zorg, maar ook de zwaarte (en grootte) van het verzorgingsgebied dat een ziekenhuis bedient? Kunt u uw antwoord toelichten?
In de gevoelige ziekenhuisanalyse van het RIVM uit 2013 is het Langeland Ziekenhuis niet gevoelig voor de 45-minuten norm voor spoedeisende hulp en acute verloskunde. Er zijn geen gevolgen voor de bereikbaarheid binnen 45 minuten met een ambulance van de spoedeisende hulp en acute verloskunde in de regio bij mogelijke sluiting van het Langeland Ziekenhuis.
Het is de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars om voldoende zorg in te kopen waarbij zij dienen te voldoen aan hun zorgplicht.
Is het voortbestaan van de klinische functies, zoals verloskunde, gewaarborgd? Blijft in het ziekenhuis 7x24 uur het licht branden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mocht de concentratie doorgaan, dan is het aan het bestuur om duidelijkheid te geven over hoe zij invulling willen geven aan de concentratie en wat de gevolgen zijn.
Zijn bij deze overname de omgeving, patiënten en personeel (zwaarwegend) geraadpleegd, zoals de fusiewet voorschrijft? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo ja, hoe luidde hun oordeel?2
Zie antwoord vraag 4.
Welk advies geeft de Inspectie voor de Gezondheidzorg (IGZ) voor deze overname? Is de zorg binnen beide zorginstellingen «op orde» om een grote verandering te kunnen ondergaan?
De NZa geeft een zienswijze aan de ACM over de concentratie. De NZa zal in haar zienswijze de eventuele inbreng van de IGZ meenemen. Na het besluit van de ACM wordt de eventueel uitgebrachte zienswijze openbaar.
Op welk onderzoek is gebaseerd dat grote instellingen in de zorg efficiënter zijn? Welke omvang zou een ziekenhuis idealiter moeten hebben naar uw mening? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is mij niet bekend dat grote instellingen in de zorg per definitie efficiënter zijn. Belangrijk is dat er keuzemogelijkheden blijven bestaan voor verzekeraars en verzekerden.
Klopt het dat een adviseur bij het LangeLand Ziekenhuis een gage van 2.500 euro per dag krijgt? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Het is mij niet bekend welke gage personen krijgen die advies geven aan het LangeLand Ziekenhuis. In de wet normering topinkomens (Wnt) is vastgelegd dat er een verplichting is tot transparantie van niet-topfunctionarissen in het jaardocument, maar er is geen inkomensnormering voor niet-topfunctionarissen. Het is dan ook aan de raad van toezicht om hier wat van te vinden en te verantwoorden in het jaardocument dat over 2014 medio 2015 zal verschijnen.
De vergoeding van een geneesmiddel zonder de meerwaarde ervan te beoordelen |
|
Tunahan Kuzu (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat de Taxe prijs van Tecfidera (dimethylfumaraat van Biogen) per vandaag met 156% is verhoogd (prijs in oktober € 32,59/capsule 240 mg)?1
Ja, hiervan ben ik op de hoogte.
Waarom heeft Zorginstituut Nederland (ZIN) het geneesmiddel Tecfidera beoordeeld, zonder het in prijs te vergelijken met een magistraal bereid dimethylfumaraat (DMF) met een identieke werkzame stof en een vergelijkbare toediening? Klopt het dat het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) dit indertijd wel heeft gedaan voor de vergelijking Lucentis en magistraal bereid Avastin bij natte maculadegeneratie?
De beoordeling van Tecfidera door ZIN was in het kader van het Geneesmiddelen Vergoedingensysteem (GVS). Uitgangspunt in een beoordeling voor het GVS is, of het geneesmiddel onderling vervangbaar is met een ander geneesmiddel of andere geneesmiddelen in het systeem. Als dit het geval is, dan wordt het geneesmiddel opgenomen in een zogenaamd cluster. Een cluster kent een vergoedingslimiet.
In het beoordelingsrapport2 van Tecfidera geeft ZIN aan hoe zij tot het advies tot clustering is gekomen. In het rapport worden wel de andere fumuraten meegenomen in de beoordeling. Het klopt dat de prijs van Tecfidera t.o.v. de niet in Nederland geregistreerde fumaraten geen rol heeft gespeeld bij het clusteringsadvies. Dit is conform de regelgeving.
Bij de beoordeling van Lucentis is inderdaad vergeleken met de werkzame stof van Avastin, te weten bevacizumab.
Klopt het dat ZIN wel op de hoogte was van het bestaan van DMF magistraal, omdat het CVZ deze bereiding in 2007 heeft beoordeeld en voor psoriasis rationeel heeft gevonden?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft u dit oordeel overgenomen zonder prijsvergelijking met het magistrale product te vragen? Is er contact geweest tussen uw ministerie en ZIN, voorafgaand aan of tijdens de beoordeling van Tecfidera?
Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
In aanvulling hierop, ZIN gaat over de inhoudelijke beoordeling van de effectiviteit in geval van clustering en niet over de prijs. De vergoedingslimiet van het cluster is immers leidend.
Er is geen contact geweest tussen het ministerie en ZIN voorafgaand aan of tijdens de beoordeling van Tecfidera over de prijs.
Is het waar dat ZIN in zijn beoordeling van Tecfidera de kosten van de huidige standaard behandeling met interferonen en de meerkosten van Tecfidera bij verdringing van interferonen heeft betrokken? Is deze kostenvergelijking gebaseerd op de prijs zoals die tot oktober gold? Zou het advies anders zijn uitgevallen als de prijs van oktober was toegepast?
Nee, bij het clusteradvies is geen rekening gehouden met de kosten van Tecfidera in relatie tot de kosten van de standaardbehandeling met interferonen. Indirect heeft ZIN er wel rekening meegehouden, namelijk in de beoordeling van Aubagio, het geneesmiddel waar Tecfidera mee geclusterd wordt.
In het antwoord op vraag 2, 3 en 4 staat dit toegelicht.
Is het waar dat Biogen-Idec de prijs van Tecfidera 240 mg in oktober met 160% heeft verhoogd (van € 20,37 in september naar € 32,59 in oktober)? Wat vindt u van het feit dat deze prijsverhoging betekent dat Tecfidera nu boven de GVS-limiet (Geneesmiddelen Vergoedingssysteem) is gekomen, en dat de patiënt € 875 per maand moet bijbetalen? (GVS vergoeding € 950, prijs € 1.825, bijbetaling per maand (2 x daags 240 mg) € 875)
Het klopt dat Biogen-Idec de prijs in oktober verhoogd heeft. De kostenverhoging komen echter niet voor rekening van het basispakket. De prijs boven de vergoedingslimiet wordt immers niet vergoed. Ik vind deze prijsverhoging fors, ook al komt de prijsverhoging niet laste van het basispakket.
Daarnaast, een GVS cluster gaat uit van onderling vervangbare middelen en van de beschikbaarheid van vergelijkbare geneesmiddelen voor de patiënt. Met andere woorden, er blijft voldoende keuzevrijheid voor de voorschrijver en de patiënt om de behandeling af te stemmen op de individuele medische noodzaak en wens van de patiënt. Dit kan leiden tot een keuze voor een geneesmiddel met een prijs op of onder de vergoedingslimiet.
Klopt het dat de magistraal bereide azSDMF tabletten met gereguleerde afgifte en enteric coating van twee grootbereiders in Nederland € 1,73 per 240 mg kosten?
Ja, dit is ongeveer de prijs.
Klopt het dat Biogen in het blad voor patiënten met MS een advertentie heeft geplaatst voor Tecfidera? In hoeverre was hierbij sprake van onrechtmatige reclame? Is het waar dat, als 25% van de MS patiënten Tecfidera gaan gebruiken, dit € 95 mln kost? Klopt het dat de kosten voor 4000 MS-patiënten die DMF gaan gebruiken maar dit met het magistrale product doen, € 5 miljoen kosten? Hoe gaat u het gebruik van de magistraal bereide tablet bevorderen en zo € 90 miljoen besparen?
Deze advertentie ken ik niet. In algemene zin, het is niet toegestaan om voor receptgeneesmiddelen reclame te maken gericht op het algemene publiek. Indien dit wel wordt waargenomen kan er een klacht ingediend worden bij de Stichting Code Geneesmiddelenreclame.
Ik verwacht niet dat de uitgaven aan de geneesmiddelen binnen het cluster waar Tecfidera onderdeel van is boven de 20,5 miljoen euro zullen uitstijgen. Ik baseer mijn verwachting op het advies van ZIN over Aubagio3, het middel waar Tecfidera onderling mee vervangbaar is.
Het is niet mijn taak om het gebruik van een bepaalde tablet te bevorderen of niet. Ik zie het wel als mijn taak om ervoor te waken dat binnen het systeem doelmatige zorg geleverd kan worden en dat er geen ongewenste prikkel uitgaan van huidige wet- en regelgeving. Binnen het GVS is het eerste mogelijk. Het is aan partijen om redelijke prijzen binnen het GVS te realiseren. Maar omdat dit een bijzondere casus is, waarvan ik verwacht dat het aantal wel zal toenemen, heeft dit wel mijn speciale aandacht. In mijn antwoord op vraag 13 ga ik hier uitgebreider op in.
Bent u bereid ZIN de beoordeling opnieuw te laten doen, maar nu met de huidige Taxe-prijs? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals ik ook in het antwoord op uw 2 vraag heb toegelicht, is de prijs van het geneesmiddel van Tecfidera niet bepalend voor de uitkomst van het advies van ZIN, in dit geval clusteren met Aubagio.
Klopt het dat zowel Duitsland (Igwiq) als Groot Brittannië (Nice) geen toegevoegde waarde van DMF ten opzichte van interferonen hebben kunnen vaststellen? Waarom wordt er in Nederland niet gekeken naar de toegevoegde waarde? Klopt het dat deze landen daarom het middel niet in de vergoeding hebben opgenomen?
Het Zorginstituut heeft dezelfde conclusie getrokken als Igwiq en als NICE, namelijk dat Tecfidera geen meerwaarde heeft ten opzichte van de interferonen.
In beide landen wordt Tecfidera wel vergoed.
Waarom heeft u geen prijsonderhandeling gestart voor dit middel? Wat zijn de concrete kostendalingen door de prijsonderhandelingen tot nu toe?
Bij opname was Tecfidera clusterbaar met een bestaand middel. Bovendien was er geen sprake van een indicatie-uitbreiding van dit cluster en ging opname van Tecfidera daarom niet gepaard met meerkosten voor het geneesmiddelkader. Om deze reden is voor Tecfidera afgezien van een onderhandeling. Bij Tecfidera is met de beschikbaarheid van een alternatief in de vorm van een magistrale bereiding sprake van een bijzondere situatie. In dit geval is sprake van een duurder geneesmiddel ten opzichte van het magistrale geneesmiddel of het doorgeleverde geneesmiddel. De magistrale bereiding valt ook nog steeds onder het pakket. Zoals ik ook in het antwoord op vraag 13 aangeef, is deze bijzondere situatie aanleiding voor mij om met relevante partijen hierover in gesprek te gaan.
Sinds eind 2012 is tot nu toe voor negen geneesmiddelen een financieel arrangement afgesloten bij het vergoedingsbesluit. Voor al deze individuele arrangementen geldt dat de overeengekomen prijsverlagingen niet openbaar gemaakt worden.
De lagere uitgaven als gevolg van de arrangementen bij geneesmiddelen voor de ziekte van Pompe en chronische hepatitis C hebben het grootste aandeel in de totale opbrengst van alle arrangementen. Afhankelijk van de mate dat het bij pakketopname geprognosticeerde aantal te behandelen patiënten bij chronische hepatitis C wordt gerealiseerd wordt aan deze twee geneesmiddelen gezamenlijk enkele tientallen miljoenen euro minder uitgegeven.
De potentiële jaarlijkse opbrengst van de arrangementen voor geneesmiddelen tegen boezemfibrilleren (NOACs) zou kunnen oplopen tot een uitgavenverlaging van enkele tientallen miljoenen euro. Vooralsnog blijven bij deze geneesmiddelengroep de daadwerkelijke patiëntvolumes achter bij de initiële prognoses.
Is het waar dat Europese regelgeving toestaat dat neurologen MS-patiënten volgens het convenant dat de specialisten met u hebben gesloten, op stofnaam DMF voorschrijven, en dat de apotheek ook een magistrale bereiding mag afleveren?
Ja. De Europese geneesmiddelenrichtlijn 2001/83/EG staat toe dat geneesmiddelen op een recept worden aangeduid met hun algemene of generieke benaming, dan wel op stofnaam. De Nederlandse Geneesmiddelenwet bepaalt in artikel 1, onderdeel pp, dat een geneesmiddel op het recept wordt aangeduid met de stofnaam ofwel met de merknaam.
De Europese geneesmiddelenrichtlijn bepaalt verder dat apothekers geneesmiddelen «magistraal» mogen bereiden. Dit betekent dat er dan geen fabrikantenvergunning of handelsvergunning nodig is voor dit geneesmiddel. Het moet dan wel gaan om een geneesmiddel dat door de apotheker in de apotheek wordt bereid op recept van een arts.
Mijn ambtsvoorganger is op het onderwerp magistrale bereidingen in een brief4 aan uw Kamer uitgebreid ingegaan. Hier wil ik verder ook graag naar verwijzen.
Voor welke andere geneesmiddelen geldt dat de grondstof uit octrooi is, maar de indicatie wel onder octrooi valt of de indicatie onder een Europese registratie voor weesgeneesmiddelen valt? Welke besparing zou kunnen worden bereikt wanneer alleen de magistrale bereiding wordt vergoed?
In de tijdspanne die voor de beantwoording van een kamervraag staat is het niet goed mogelijk om een volledig inzicht te geven voor welke andere geneesmiddelen geldt dat de grondstof uit octrooi is, maar de indicatie wel onder octrooi valt of de indicatie onder een Europese registratie voor weesgeneesmiddelen valt. En welke besparing dan kunnen worden bereikt wanneer alleen de magistrale bereiding wordt vergoed.
Enkele voorbeelden zijn Carbaglu,Wilzin en Firdapse. Maar deze opsomming is nog niet uitputtend. Zie ook onderstaand.
Zoals ik ook tijdens het AO met de vaste kamer commissie heb aangegeven op 2 oktober 2014 zal ik datgene waar u in de vraag naar verwijst, nadrukkelijk de aandacht geven. Ik licht dit toe.
Tecfidera, net als Carbaglu, Wilzen en Firdapse, zijn voorbeelden van drug-rediscovery. Drug-rediscovery (het registreren van off label toepassingen of het registreren van oude bekende werkzame stoffen waar nog geen registratie voor was) is een relatief nieuw thema waarop het beleid de komende tijd vorm moet krijgen. Het heeft mijn nadrukkelijke aandacht. In de praktijk zie ik wel dat drug-rediscovery mondjesmaat tot stand komt, tegelijkertijd is een aantal voorbeelden dat er dan onmaatschappelijk hoge prijzen worden gevraagd voor de bekende oude werkzame stoffen. Dit vind ik onwenselijk, al past dit binnen het GVS, zoals ik bovenstaand heb aangegeven. Ik heb hier al met de fabrikant over gesproken. Dit heeft nog niet geleid tot een andere prijsstelling.
Ik zal de komende tijd met betrokkenen bepalen waar drug-rediscovery een oplossing kan zijn en hoe dit goed geregeld kan worden, zonder dat er extreem hoge prijzen gevraagd gaan worden. Daarnaast zal ik met betrokken inzichtelijk maken hoe groot het probleem is waar u in vraag 13 naar vraagt. Ik zal u hiervan op de hoogte houden.
Het voornemen van het vliegveld Princess Juliana International Airport en het havenbedrijf The Harbour Group of Companies van Sint Maarten om casino’s te bouwen |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het voornemen van het vliegveld Princess Juliana International Airport en het havenbedrijf The Harbour Group of Companies van Sint Maarten om casino’s te bouwen?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe het in hemelsnaam mogelijk is dat er vergunningen worden verleend voor casino’s terwijl er een moratorium is op casino- en loterijvergunningen?2
Er is geen moratorium op casinovergunningen. Minister T. Richardson heeft het bestaande moratorium voor casino-vergunningen op 1 oktober 2014 opgeheven.
Beaamt u de conclusies uit het integriteitsrapport van PWC dat overheidsbedrijven, waaronder The Harbour Group of Companies, lak hebben aan regels omtrent integriteit en transparantie?
De conclusies in het PWC rapport zijn opgesteld door een onderzoeksteam van een gerenommeerd onderzoeksbureau. Het onderzoek is begeleid door een commissie onder voorzitterschap van de heer mr.dr. M. Oosting in opdracht van de Gouverneur. Ik heb geen reden te twijfelen aan de kwalificatie van hun bevindingen.
Hoe verhoudt deze vergunningverstrekking zich tot bovenstaand rapport?
Een van de aanbevelingen in het PWC rapport is om een onafhankelijke «gaming oversight board» in het leven te roepen, een raad die de uitgifte en verlengingen van casino-vergunningen regelt onder toezicht van het Openbaar ministerie (OM). Het is een van de onderwerpen die bij de opstelling van het plan van aanpak door de regering van Sint Maarten moet worden geadresseerd.
Kunt u aangeven waarom de financiën van The Harbour Group of Companies geheim worden gehouden? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat is mij niet bekend.
Wat wordt er gedaan om ervoor te zorgen dat corruptie en criminaliteit op het eiland bij de overheids NV’s aangepakt wordt?
De opsporing van strafbare feiten en deze bij het OM voor vervolging voordragen is aan de justitiële autoriteiten van Sint Maarten, die dit zo nodig kunnen intensiveren. De deugdelijke uitvoering van deze taken is echter voor een groot deel afhankelijk van de capaciteit die de opsporingsdiensten en het OM hebben. Er is in de recente integriteitsrapporten vastgesteld dat deze gering is. Dit onderwerp zal bezien worden in het kader van het plan van aanpak dat naar aanleiding van de uitgebrachte integriteitsrapporten moet worden opgesteld en dat ik in tijdens de begrotingsbehandeling op 1 oktober 2014 heb aangekondigd.
Deelt u de mening dat de situatie op het eiland zeer ernstig is en dat er totaal geen besef van integriteit is op Sint Maarten? Zo nee, waarom niet?
De integriteitsituatie op het eiland is inderdaad zeer ernstig. De integriteitsrapporten zijn over de hele linie zeer kritisch en wijzen uit dat het gebrek aan integriteit zich tot in de haarvaten van de samenleving heeft vastgezet. Uit het feit dat er geen signalen zijn dat de regering zelfs maar een begin heeft gemaakt met het opstellen van een plan van aanpak dat moet leiden tot herstel van de situatie, kan worden afgeleid dat zij de ernst en omvang van de problematiek en de urgentie die het heeft om dit op te lossen, niet of onvoldoende onderkent.
Deelt u de mening dat er klaarblijkelijk geen sprake is van bestuurlijk ingrijpen door Sint Maarten en het tijd is om Sint Maarten een aanwijzing te geven op basis van artikel 43, tweede lid, van het Statuut, de zogenaamde waarborgfunctie? Zo nee, waarom niet?
Artikel 43, eerste lid, van het Statuut draagt de verantwoordelijkheid voor deugdelijk bestuur aan ieder land van het Koninkrijk afzonderlijk op. Die zorgtaak wordt echter een gedeelde verantwoordelijkheid in Koninkrijksverband als die zorgtaak door een land wordt verwaarloosd. Het Koninkrijk moet er op toezien dat de in artikel 43 Statuut genoemde waarden, te weten fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en deugdelijkheid van het bestuur, in de landen worden gerespecteerd. Met betrekking tot de deugdelijkheid van bestuur heeft de Koninkrijksregering de Gouverneur opgedragen onderzoek te laten doen naar de integriteit van het openbaar bestuur op Sint Maarten. De bevindingen daarvan zijn inmiddels bekend. Het is aan de regering van Sint Maarten actief te werken aan een herstel van de deugdelijkheid van het bestuur op basis van de aanbevelingen in het rapport van de Commissie-Wit evenals die in het rapport van de Commissie-Oosting, rekening houdend met door de Rijksministerraad benoemde prioriteiten. Nederland is bereid daaraan bijstand te verlenen. Het nemen van een maatregel komt in overweging wanneer de zorgtaak die elk der landen op grond van het eerste lid van artikel 43 Statuut heeft met betrekking tot onder andere het deugdelijk bestuur, structureel verwaarloosd wordt en er intern geen redres wordt geboden.
Deelt u de mening dat zolang er geen transparantie is bij de overheidsbedrijven, met name The Harbour Group of Companies en Princess Juliana International Airport, Sint Maarten nooit in aanmerking kan komen voor een lening? Zo nee, waarom niet?
Het verzoek om een lening heeft mij niet bereikt en is ook thans niet aan de orde. Ik sluit niet uit dat de regering van Sint Maarten in de toekomst wellicht wel een dergelijk verzoek zal doen. Dit zal dan te zijner tijd dienen te worden beoordeeld mede in het licht van de rijkswet financieel toezicht.
Het bericht “Controles op EU-subsidies moeten slimmer” |
|
Aukje de Vries (VVD), Mark Verheijen (VVD) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van de heer Brenninkmeijer, lid van de Europese Rekenkamer, inzake de verplichte lidstaatverklaring?1 Wat vindt u van deze uitspraken?
Ja.
De heer Brenninkmeijer heeft als lid van de Europese Rekenkamer een onafhankelijke positie en is zelf verantwoordelijk voor zijn uitspraken.
Hoe gaat het kabinet zich ervoor inzetten dat de komende jaren meer aandacht wordt besteed aan het wegnemen van politieke en administratieve belemmeringen om tot Nationale Verklaringen door alle lidstaten te komen, zoals gesteld in het rapport «Budgetrecht in Europees perspectief»?2
Nederland blijft zich onverminderd inzetten om te komen tot een goede verantwoording over de Europese begroting en is voorstander van een Nationale Verklaring. Lidstaten moeten zich openlijk en transparant verantwoorden over de besteding van EU gelden. Ik zal daar aandacht voor blijven vragen. In dit verband heeft de Europese werkgroep vrijwillige Nationale Verklaringen onder leiding van Commissaris Semeta een einddocument opgeleverd met daarin een uitwerking en aanbevelingen voor de toepassing van de Nationale Verklaring en drie formats van een Nationale Verklaring. De Commissie zal dit document na presentatie in de Raad naar het Europees parlement, de Raad en de Europese Rekenkamer sturen. In de Raad zal ik aandacht vragen voor de uitkomsten van dit rapport.
Deelt u de mening dat de Europese Rekenkamer haar controle-inzet zou kunnen verleggen naar lidstaten die in dit opzicht minder goed werk leveren, waarbij meer inspanning plaatsvindt bij lidstaten die hun controle nog niet op orde hebben of die daarover minder transparant zijn, en goed gedrag belonen en slecht gedrag sanctioneren?
Het kabinet is voorstander van risicogerichte controles. De Europese Rekenkamer controleert conform het verdrag echter per fonds en niet per lidstaat. De heer Brenninkmeijer geeft aan dat nationale rekenkamers meer gericht onderzoek zouden moeten doen zodat Europese Rekenkamer daarop kan voortbouwen. Ik ondersteun deze gedachte, te meer daar dit de mogelijkheid kan bieden om meer lidstaat gericht tot een oordeel te kunnen komen. De controledruk kan dan ook worden verminderd voor die lidstaten die hun systeem op orde hebben.
Deelt u de analyse van de heer Brenninkmeijer die waarschuwt voor een isolatie van Nederland? Heeft dit op enigerlei wijze negatieve gevolgen voor Nederland?
Met de achterliggende doelstellingen van de Nationale Verklaring staat Nederland geenszins alleen. Over de instrumenten daarvoor wordt verschillend gedacht. De druk die Nederland in de afgelopen periode, mede met de Nationale Verklaring, op de Europese discussie over een goede en transparante verantwoording van lidstaten heeft gelegd, heeft er mede toe geleid dat er in het Financieel Reglement verplicht de zogenaamde «Beheersverklaringen» zijn opgenomen. Dit is een cruciaal element waarop de Nationale Verklaring is gebouwd en die bijdraagt aan een betere verantwoording. Ook de opname van de vrijwillige Nationale Verklaring in het Financieel Reglement en de uitwerking daarvan in een guidance note van de Commissie (zie hiervoor) zijn stappen in door Nederland gewenste richting.
Bent u bereid onverminderd door te gaan met het pleiten voor de invoering van een verplichte lidstaatverklaring? Bent u bereid zich in te zetten voor het openbaar en inzichtelijk maken van de verantwoordingsdocumenten in het kader van het Financieel Reglement van de EU-begroting en dat deze niet onder ambtelijke, maar onder politieke verantwoordelijkheid worden opgesteld?
Zie antwoord vraag 2.