Aandacht voor het buitenland bij Pride Amsterdam |
|
Jan Klink (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Aandacht voor het buitenland bij Pride Amsterdam: «Ik voelde me geen burger»»?1
Ja.
Klopt het bericht dat ongeveer een derde van de wereldbevolking (ruim 2 miljard mensen) leeft in de het artikel genoemde 71 landen (Zero Flags Project), waar homoseksualiteit verboden is? Wat vindt u daarvan?
Het klopt dat homoseksualiteit in 71 landen strafbaar is. Het kabinet staat pal voor het recht van LHBTI-personen om te zijn wie ze zijn. Nederland is een uitgesproken tegenstander van strafbaarstelling op basis van seksuele oriëntatie en genderidentiteit. Gelijke rechten voor iedereen zijn daarbij het uitgangspunt. Het non-discriminatiebeginsel, verankerd in diverse mensenrechtenverdragen, ligt aan de basis van dat uitgangspunt.
Strafbaarstelling van homoseksualiteit druist daar tegenin en is onaanvaardbaar.
Het kabinet zal zich daarom blijven inzetten voor het decriminaliseren van seksuele oriëntatie en genderidentiteit, het tegengaan van discriminatie en geweld en het bevorderen van sociale acceptatie van LHBTI-personen.
Deelt u de mening dat iedereen zichzelf mag zijn en dat we geen onderscheid maken tussen hetero’s, homo’s, lesbiennes, biseksuelen, transgenders en interseksuelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Ontvangen één of meerdere van deze 71 landen steun via ontwikkelingshulp of andere gelden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken? Zo ja, waarom en hoeveel per land? En wat is de motivatie om landen waar homoseksualiteit verboden is, met Nederlands belastinggeld financieel te ondersteunen?
Het maatschappelijk middenveld in meerdere van deze 71 landen ontvangt gelden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken via diverse fondsen. De mensenrechtensituatie in een land is geen reden om daar geen activiteiten te financieren. Juist in landen waar mensenrechten onder druk staan wil Nederland via lokale maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers werken aan de verbetering hiervan. Mensenrechten inclusief gelijke rechten voor LHBTI-personen vormen immers de grondslag voor een democratische en inclusieve samenleving. Het mensenrechtenbeleid is één van de hoekstenen van het Nederlandse buitenland- en ontwikkelingssamenwerkingsbeleid.
Om verbod op homoseksualiteit en haat jegens LHBTI-personen tegen te gaan financiert Nederland diverse maatschappelijke organisaties die zich inzetten om mensenrechtensituaties, en de positie van LHBTI-personen, te verbeteren.
Deelt u de mening dat we niet met Nederlands belastinggeld onderdrukking moeten stimuleren en dat stopzetten van subsidies (ontwikkelingsgeld of andere gelden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken) aan deze landen het beste middel is om verbod op homoseksualiteit en haat tegen LHBTI’ers tegen te gaan? Zo ja, wat gaat u eraan doen om de subsidies af te bouwen en in welk tempo? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wat heeft u de afgelopen jaren gedaan via het beleid van Ontwikkelingssamenwerking om verbetering te geven aan de positie van LHBTI’ers?
Nederland spant zich via diverse diplomatieke kanalen, zowel op bilateraal als multilateraal niveau, in om de positie van LHBTI-personen te verbeteren.
Vanuit diverse OS-fondsen zijn middelen beschikbaar gesteld om de positie van LHBTI-personen wereldwijd te verbeteren (zie voor een overzicht van activiteiten: Home | NL Ontwikkelingssamenwerking). Zo is er vanuit het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld en voorheen Samenspraak en Tegenspraak aandacht voor de bevordering van de gelijke rechten voor LHBTI-personen. Binnen dit beleidskader zullen diverse strategische partnerschappen worden uitgevoerd waarbij lokale maatschappelijke organisaties werken aan het tegengaan van systematische exclusie, discriminatie, en onderdrukking van LHBTI-personen. Hierbij staat het steunen van lokale LHBTI organisaties en LHBTI personen centraal om verandering van binnenuit de samenleving te stimuleren.
Daarnaast worden projecten gefinancierd via het Mensenrechtenfonds (zie de Mensenrechtenrapportage 2020, Kamerstuk 32 735, nr. 320).2
De rechterlijke uitspraken van Azerbeidzjaanse rechters en openbaar aanklagers inzake Azerbeidzjaanse oppositie, en Armeense krijgsgevangenen en burgers |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u er bekend mee dat Azerbeidzjaanse rechters, ondanks internationale, humanitaire wetten en een staakt-het-vuren, Armeense krijgsgevangenen en burgers straffen opleggen die leiden tot langdurige gevangenschap in Azerbeidzjaanse gevangenissen?
Ik ben bekend met het feit dat een aantal krijgsgevangenen en andere gedetineerden in het kader van het conflict gevangenisstraffen zijn opgelegd door Azerbeidzjaanse rechters, waaronder langdurige straffen.
Bent u van mening dat de Azerbeidzjaanse gevangenissen waar Armeense krijgsgevangenen en burgers worden vastgehouden, conformeren met internationale wetgeving inzake mensenrechten?
Azerbeidzjan is gebonden aan verschillende mensenrechtenverdragen die regels stellen ten aanzien van de behandeling van gevangenen en hun detentieomstandigheden. In internationaal verband kan worden gewezen op het VN-Antifolterverdrag. In Raad van Europa-verband kan worden gewezen op het Europees Verdrag voor de bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en het Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Deze verdragen verbieden onmenselijke behandeling en bestraffing, waaruit ook minimumstandaarden t.a.v. detentieomstandigheden voortvloeien. Azerbeidzjan is aan deze standaarden gebonden. Uit verschillende bronnen blijkt dat gevangenissen in Azerbeidzjan veelal niet conformeren aan internationale standaarden.1
Bent u van mening dat de rechtszaken tegen Armeense krijgsgevangenen en burgers die door Azerbeidzjaanse rechters worden bestraft, onafhankelijk en eerlijk verlopen?
Over het algemeen worden vraagtekens gezet bij de onafhankelijkheid van de rechtsgang in Azerbeidzjan. Zo krijgt Azerbeidzjan een zeer lage score wat betreft het functioneren van de rechtstaat van de NGO «Freedom House».2
Bent u er bekend mee dat Azerbeidzjaanse rechters en openbaar aanklagers, die gelinkt worden aan deze rechtszaken, politiek gekleurde uitspraken hebben gedaan tegen oppositieleden, journalisten, bloggers, en activisten?
Met betrekking tot de onafhankelijkheid van de rechtsgang in Azerbeidzjan verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3.
Bent u er bekend mee dat deze Azerbeidzjaanse rechters en openbaar aanklagers op een zwarte lijst staan van een groep niet-gouvernementele organisaties (NGO’s), waaronder de Nederlandse NGO «Institute for Peace and Democracy»?
Ik ben ermee bekend dat deze NGO een dergelijke zwarte lijst met rechters hanteert.
Bent u het ermee eens deze zaak urgentie vereist?
Ik ben het ermee eens dat de Armeense krijgsgevangenen en andere gedetineerden in het kader van het conflict zo snel mogelijk vrijgelaten dienen te worden. Ik verwijs u naar diverse EU verklaringen hierover, waaronder de EU verklaring van 28 april jl. in het Comité van Ministers van de Raad van Europa.3
Bent u van mening dat de «andere mogelijkheden» en uw gesprekken op «ministerieel niveau»1 tot enige verandering voor de situatie van de Armeense krijgsgevangenen en burgers hebben geleid?
Het is onmogelijk om deze causaliteit vast te stellen. Over het algemeen is het kabinet ervan overtuigd dat internationale druk, maar ook dialoog, helpt. Er zijn verschillende groepen gevangenen vrijgelaten, maar helaas zitten er nog steeds Armeense gevangenen vast in Azerbeidzjan.
Bent u het ermee eens dat daadkrachtige actie is vereist vanuit het Nederlandse kabinetsbeleid en vanuit de Nederlandse invloed op het EU-beleid inzake deze kwestie?
De EU is hierover eensgezind: de krijgsgevangenen en andere gedetineerden in het kader van het conflict moeten zo snel mogelijk worden vrijgelaten. Hiervoor hebben mijn voorgangers zich meermaals hard gemaakt in de Raad Buitenlandse Zaken en elders. Dat zal ik bij voorkomende gelegenheden ook blijven doen.
Bent u voornemens enige maatregelen te nemen tegen de individuen die een kernfunctie hebben in de illegale vervolging van Azerbeidzjaanse oppositie en van Armeense krijgsgevangenen?
Het kabinet blijft zich via contacten met covoorzitters van de OVSE Minsk-groep en de EU inzetten voor de vrijlating van de Armeense krijgsgevangenen en andere gedetineerden i.h.k.v. het conflict. Het kabinet ziet een dialoog tussen Armenië en Azerbeidzjan en overeenstemming voor vertrouwenwekkende maatregelen als eerste noodzakelijke stappen op weg naar een duurzame en vreedzame oplossing van het conflict. Het kabinet acht het daarom een positief signaal dat de ministers van buitenlandse zaken van Armenië en Azerbeidzjan elkaar vorige week spraken en marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York. Deze ontmoeting vond plaats onder de auspiciën van de OVSE Minsk Groep covoorzitters. Een dergelijk dialoog kan ook bijdragen aan de oplossing van deze belangrijke kwestie. Het kabinet en de EU zullen de covoorzitters van de OVSE Minsk Group blijven steunen in hun moeilijke taak te bemiddelen in dit complexe conflict. Ook alle overige EU-lidstaten steunen deze benadering. Een eventueel pleidooi voor maatregelen zou daarom niet op steun in de EU kunnen rekenen.
Ten aanzien van de Azerbeidzjaanse politieke gevangenen die vastzitten in Azerbeidzjan voert de EU gesprekken in het kader van het jaarlijkse sub-comité Justitie, vrijheid en veiligheid, en mensenrechten en democratie. De EU maakt zich hard voor de vrijlating van gevangenen die op valse gronden zijn vastgezet. Het Comité van Ministers van de Raad van Europa houdt toezicht op de naleving door Azerbeidzjan van de uitspraken waarin het EHRM heeft geoordeeld dat oppositieleden ten onrechte strafrechtelijk zijn vervolgd en veroordeeld. In bilaterale contacten zal Nederland hierover ook op verschillende niveaus onze zorgen blijven delen met de Azerbeidzjaanse autoriteiten. Mensenrechten, de rechtsstaat en democratie zijn prioriteitsonderwerpen in de bilaterale relatie van Nederland met Azerbeidzjan. Naast gesprekken hierover ondersteunt de Nederlandse ambassade in Bakoe ook NGO’s die zich inzetten voor de bevordering van deze belangrijke thema’s.
De aanwezigheid van de Nederlandse ambassadeur Jaap Werner bij de beëdiging van Iraans president Raisi |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u ermee bekend dat Hamas, Hezbollah, en de Palestijns-Islamitische Jihad door de Europese Unie (EU) en de Verenigde Staten (VS) als terroristische organisaties beschouwd worden?
Ja.
Bent u ermee bekend dat drie vertegenwoordigers van eerdergenoemde terroristische organisaties aanwezig waren bij de beëdiging van de Iraanse president Raisi?1 Was u hier voorafgaande aan de beëdiging al van op de hoogte?
Het was vooraf niet bekend wie – behalve EU-lidstaten – aanwezig zouden zijn bij de inauguratie. Inmiddels is dit bekend.
Kunt u uitleg geven op wiens initiatief er is besloten om ook de Nederlandse ambassadeur in Iran naar de beëdiging van Raisi te sturen?
Net als alle in Iran vertegenwoordigde EU-landen is Nederland bij de inauguratie van de Iraanse president vertegenwoordigd door de ambassadeur.
Kunt u inzage geven welke andere EU-lidstaten ook een vertegenwoordiging hebben gestuurd naar Raisi’s beëdiging?
Alle andere in Iran vertegenwoordigde EU-landen waren vertegenwoordigd bij de inauguratie. Dit waren Duitsland, Frankrijk, Denemarken, Zweden, Slovenië, Slowakije, Cyprus, Griekenland, Finland, Roemenië, Bulgarije, Hongarije, Portugal, Polen, Italië (inclusief Directeur-Generaal Politieke Zaken uit Rome), België, Spanje, Oostenrijk, Tsjechië, Kroatië en Malta (vanuit de hoofdstad).
Kunt u uitleggen of u alsook de Minister-President expliciete goedkeuring hebben gegeven om EU-vertegenwoordiger Enrique Mora naar de beëdiging te sturen?
De EU-vertegenwoordiger, Enrique Mora, is op verzoek van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU (HV) Josep Borrell en in zijn capaciteit als nucleair onderhandelaar naar Teheran afgereisd. De HV heeft hiervoor geen toestemming nodig van EU-lidstaten en heeft hier ook niet om gevraagd.
Heeft u expliciet goedkeuring gegeven voor het aanwezig zijn van de Nederlandse ambassadeur bij de beëdiging?
Ja, op basis van gebruikelijke procedures en in lijn met alle hierboven genoemde EU-landen.
Heeft u contact gehad met de ambassadeur over dit bezoek? Bent u bereid inzage te geven in wat de Nederlandse regering de ambassadeur heeft verteld of opgedragen?
Het ministerie heeft de ambassadeur de instructie gegeven de inauguratie bij te wonen en verslag te doen.
Heeft u overlegd met de Minister-President over dit bezoek?
Nee.
Keurde de Minister-President expliciet de aanwezigheid van de Nederlandse ambassadeur bij de beëdiging goed? Indien ja, op welke wijze heeft de Minister-President zijn goedkeuring verleend?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u het eens met de onderzoeken waaruit blijkt dat Raisi verantwoordelijk was voor massa-executies in 1988?
Het kabinet is bekend met berichten over beschuldigingen van zijn betrokkenheid bij massa-executies in 1988. Het kabinet is echter niet bekend met gezaghebbend onafhankelijk onderzoek dat bewijst dat Raisi – als lid van de groep openbare aanklagers – verantwoordelijk was.
Deelt u de mening dat Nederland geen banden moet onderhouden met staatshoofden waarvan algemeen bekend is dat er bloed aan hun handen kleeft?
Nederland onderhoudt diplomatieke betrekkingen met vrijwel alle landen. Deze betrekkingen zijn, naast samenwerking op andere voor Nederland belangrijke onderwerpen zoals veiligheid en handel, juist van belang om eerbiediging van mensenrechten te bespreken en eventuele mensenrechtenschendingen aan de kaak te stellen.
Deelt u de vaststelling dat de Nederlandse regering het regime van Raisi erkent en legitimeert door de Nederlandse ambassadeur bij Raisi's beëdiging aanwezig te laten zijn? Zo nee, waarom niet?
De aanwezigheid van de Nederlandse ambassadeur, alsmede die van alle andere in Iran vertegenwoordigde EU-lidstaten, bij de inauguratie van president Raisi vormt onderdeel van het onderhouden van diplomatieke betrekkingen. Zie ook het antwoord op vraag 11.
Ondervond u geen persoonlijke bezwaren bij de aanwezigheid van de ambassadeur bij de beëdiging van Raisi?
Zie antwoord op vraag 11.
Deelt u de mening dat Nederland en de EU geen banden moeten onderhouden met terroristische bewegingen? Indien ja, waarom zijn zowel de Nederlandse ambassadeur als EU-vertegenwoordiger Enrique Mora aanwezig geweest in het bijzijn van terroristische organisaties?
Ja. Aanwezigheid van de Nederlandse ambassadeur, plaatsvervangend SG EDEO Enrique Mora alsmede de ambassadeurs van andere EU-lidstaten stond in het teken van de beëdiging van het Iraanse staatshoofd. Van het onderhouden van banden met of legitimering van terroristische bewegingen was en is geen sprake.
Deelt u de mening dat Nederland Hamas, Hezbollah, en de Palestijns-Islamitische Jihad legitimeert door zich met terroristische organisaties te mengen bij een beëdiging?
Nee. Zie antwoord op vraag 14.
Ondervond u geen persoonlijke bezwaren bij de aanwezigheid van terroristische organisaties?
Zie antwoord op vraag 14.
Deelt u de vaststelling dat Nederland de massa-executies in 1988 onder tafel schuift door de aanwezigheid van de Nederlandse ambassadeur? Zo nee, waarom niet?
Nee, omdat Nederland veelvuldig en consistent aandacht vraagt voor de schrijnende mensenrechtensituatie in Iran, zowel in bilateraal als multilateraal verband, en tevens aanzienlijke sanctiedruk uitvoert in EU-verband om deze zorgen verder gestalte te geven.
Deelt u de vaststelling dat Israël in het Midden-Oosten Nederlands trouwste bondgenoot is?
Nederland onderhoudt uitstekende relaties met Israël. Het is niet de inschatting van het kabinet dat de door u genoemde aanwezigheid van de Nederlandse ambassadeur de vriendschappelijke band tussen Nederland en Israël onder druk heeft gezet.
Deelt u de mening dat het bezoek van de Nederlandse ambassadeur de Nederlandse banden met Israël onder druk zet?
Zie antwoord vraag 18.
Deelt u het eindoordeel dat zowel de Nederlandse als de Europese deelname aan de beëdiging van Raisi een diplomatieke blunder is geweest?
Nee.
Verdere samenwerking van Nederland met Iran na de beëdiging van president Ebrahim Raisi |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de beëdiging van Ebrahim Raisi tot president van Iran?
Ja.
Is het u bekend dat de heer Raisi wordt beschuldigd van directe betrokkenheid bij massa-executies in 1988 als lid van de groep openbare aanklagers? En dat, in een rapport van 2018, Amnesty International het aantal slachtoffers op ruim 5.000 heeft geschat?
Ja.
Bent u op de hoogte van het verzoek van Javaid Rehman, Speciale Rapporteur van de Verenigde Naties ten aanzien van de mensenrechten in Iran, die in die hoedanigheid getuigenissen en bewijzen heeft verzameld over de executies van 1988, en derhalve een onafhankelijk onderzoek eist?
Ja.
Steunt u het verzoek van Javaid Rehman tot een onafhankelijk onderzoek?
Verantwoording afleggen (accountability) en het bestrijden van straffeloosheid voor internationale misdrijven zijn belangrijke onderdelen van de internationale rechtsorde en een prioriteit in het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
Gezien het feit dat u op 21 februari 2018 de Iraanse president Rouhani bezocht in Teheran, bent u voornemens ook diens opvolger, Raisi, te bezoeken? Zo ja, waarom?
Er zijn op het moment geen voornemens Iran te bezoeken.
Bent u van mening dat president-elect Raisi «persona non grata» behoort te zijn in Nederland?
Dit is niet aan de orde.
Heeft u begrip voor de protesten van vooral de jongere generatie in Iran tegen de komst van Raisi als president? Hoe beoordeelt u het optreden van de Iraanse overheid tegen de betogers?
Gezien de vele sociale en economische problemen in Iran heb ik begrip voor de onvrede die leeft onder de bevolking van het land. Iedereen heeft het recht om zijn ongenoegen op een vreedzame manier te uiten. Het gebrek aan o.a. de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging in Iran baart mij zorgen. Ik stel deze zaken, alsmede de bredere zorgen over de schrijnende mensenrechtensituatie Iran geregeld aan de orde, zowel in bilaterale contacten als middels internationale en multilaterale fora.
Deelt u de mening dat de besprekingen in het kader van het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) – ook wel het atoomakkoord genoemd – op losse schroeven komt te staan met het aantreden van Raisi?
Het is nog te vroeg om in te schatten wat het aantreden van Raisi betekent voor de besprekingen in het kader van het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA). In het Iraanse systeem beslist de Opperste Leider uiteindelijk over dergelijke zaken en niet de president. Nederland blijft de inzet van bondgenoten om spoedig terug te keren naar volledige implementatie van het JCPOA steunen, aangezien het duurzaam voorkomen dat Iran een kernwapen ontwikkelt van groot belang blijft voor de Europese en Nederlandse veiligheid.
Bent u van mening dat een politieke strategie van verdere sancties tegen Iran moet worden voorbereid en uitgevoerd als Iran op de huidige weg doorgaat?
Nederland kiest een strategie ten aanzien van Iran van kritisch engagement. Deze benadering omvat politieke druk (met name via een veelvoud aan VN- en EU-sancties) en kritische dialoog gericht op het duurzaam adresseren van de vele problemen met Iran. Hiervoor zet Nederland zich bilateraal en multilateraal in.
Nederland schroomt niet additionele sancties in te stellen waar dit op zijn plaats is, zoals het uitbreiden van het EU-mensenrechtensanctieregime tegen Iran in reactie op het gewelddadig neerslaan van de 2019 protesten in april jl. onderstreept.
Bent u bekend met het feit dat de Europese Unie sinds 2016 76 miljoen euro subsidie heeft verstrekt aan Iran, waaronder 15 miljoen euro in 2021?1 Bent u van mening dat in 2022 alle Nederlandse subsidies naar Iran, al dan niet indirect via de EU, een halt moeten worden toegeroepen?
De gelden waaraan in de vraag gerefereerd wordt, betreffen humanitaire hulp voor de meest kwetsbaren in Iran, met name Afghaanse vluchtelingen. Daarnaast is die EU-steun ten goede gekomen aan het bestrijden van de COVID-19 pandemie en burgerbevolking getroffen door overstromingen in Iran in 2019 en 2020. Deze steun van de EU in Iran verloopt via internationale niet-gouvernementele organisaties, het Internationaal Comité van het Rode Kruis, de Internationale Federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen en VN-agentschappen.
Bent u van mening dat de deelname van Nederland aan het in 2019 in het leven geroepen Instrument in Support of Trade Exchanges (INSTEX) om buiten Amerikaanse sancties toch met Iran te kunnen handelen, moet worden herzien door de huidige weg die Iran inslaat?
Voor het kabinet staat het behoud van het JCPOA voorop. Nederland draagt dan ook bij aan het voortbestaan ervan, onder meer door in te zetten op behoud van de economische voordelen voor Iran die onderdeel zijn van de afspraken van het JCPOA. Deelname aan INSTEX is daarbinnen een belangrijk te bewandelen spoor; de intentie is dat INSTEX kan bijdragen aan het faciliteren van controleerbare betalingen met Iran nu commerciële banken daarin nagenoeg niet meer voorzien, wat Iran beter in staat moet stellen de economisch vruchten van de nucleaire deal te plukken. Het functioneren van INSTEX hangt momenteel samen met de onderhandelingen over de terugkeer naar het JCPOA en mogelijke opheffing van een aantal VS sancties. Vooralsnog is het aantal transacties zeer beperkt.
Zie tevens het antwoord op vraag 9.
Inhuldiging van Raisi als president van Iran |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kent u de oproep om geen vertegenwoordiger van de Europese Unie (EU) af te vaardigen naar de inhuldiging op 5 augustus van massamoordenaar Raisi als president van Iran?1
Ja.
Wilt u kenbaar maken dat de EU zijn gezicht niet moet laten zien bij dat evenement? Zo nee, waarom niet?
De Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Dienst voor Extern Optreden (HV) Josep Borrell heeft besloten zich te laten vertegenwoordigen bij de inauguratie van de Iraanse president Ebrahim Raisi op 5 augustus a.s. Zijn plaatsvervangend Secretaris-General Enrique Mora, die de nucleaire onderhandelingen namens de EU met Iran leidt, is op verzoek van de HV afgereisd naar Teheran. De HV heeft hiervoor geen toestemming nodig van EU-lidstaten en heeft hier ook niet om gevraagd.
De EU is met name vertegenwoordigd bij deze inauguratie vanwege de bemiddelende rol die de EU speelt bij het onderhandelingsproces tussen Iran en de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad plus Duitsland om een weg terug te vinden naar volledige implementatie van het nucleaire akkoord met Iran, het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA). Een dergelijke bemiddelende rol betekent dat intensief contact met de Iraanse overheid noodzakelijk is. Het overkoepelende doel van het voorkomen dat Iran een kernwapen ontwikkelt, is en blijft van groot belang voor de Europese en Nederlandse veiligheid.
Wilt u er voor zorgen dat de Nederlandse regering in het geheel niet vertegenwoordigd zal zijn bij de inhuldiging van die onderdrukker? Zo nee, waarom niet?
Net als alle in Iran vertegenwoordigde EU-landen zal Nederland bij de inauguratie van de Iraanse president vertegenwoordigd worden door de ambassadeur.
De bosbranden in Turkije |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht «Verdere evacuaties en stijgend dodental bij bosbranden Turkije»? Wat is uw reactie hierop?1
Ja, ik heb kennisgenomen van de erg zorgelijke berichten over deze en andere bosbranden. Naast Turkije hebben Albanië, Griekenland, Italië en Noord-Macedonië daar ook onder geleden. Daarnaast heeft Turkije in andere delen van het land ook te maken gehad met ernstige overstromingen als gevolg van zware regenval.
Welke hulpmiddelen heeft de EU reeds ter beschikking gesteld bij het blussen van de aanhoudende, extreme bosbranden? Zijn deze hulpmiddelen voldoende of bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor het aanbieden van extra hulp aan Turkije?
De EU heeft Turkije en de andere genoemde landen bij de nationale brandbestrijdingsinspanningen ondersteund. Dat gebeurde via het EU Civil Protection Mechanisme UCPM. Daarin werken EU-Lidstaten samen bij de respons op internationale rampen en noodsituaties. In dat kader zijn in Turkije blusvliegtuigen uit Kroatië, Polen en Spanje actief geweest. Overigens hebben buiten het UCPM ook Azerbeidzjan, Iran, Oekraïne en Rusland blusvliegtuigen ter beschikking gesteld. Er is op dit moment geen aanleiding om in EU verband te pleiten voor extra hulp.
In dit verband meld ik ook dat in UCPM-kader Frankrijk Italië heeft geholpen bij bluswerkzaamheden. In Albanië zijn Nederlandse en Tsjechische blushelikopters actief geweest. Bulgarije, Oostenrijk en Slovenië hebben Noord-Macedonië ondersteund met gespecialiseerd brandweerteams. Griekenland kreeg hulp uit Cyprus, Frankrijk, Kroatië, Roemenië, Spanje en Zweden. Voor het uitvoeren van de operaties werd onder meer gebruik gemaakt van EU’s Copernicus emergency satellite mapping service.
Bent u ook bereid om Nederlandse hulp aan te bieden bij het blussen van de branden in Turkije? Zo ja, welke mogelijkheden heeft Nederland om Turkije op korte termijn bij te staan in het blussen van de branden? Zo nee, waarom niet?
De hulpverlening door Europese landen wordt gecoördineerd binnen het bovengenoemde UCPM. Om die coördinatie vorm te geven worden verzoeken om hulp «gematcht». Hulpverzoeken van Turkije betroffen tot nu specifiek de inzet van blusvliegtuigen. Over dat soort vliegtuigen beschikt Nederland niet.
Follow the Money over Nordstream 2 en Werkgroep Energie |
|
Jasper van Dijk , Kati Piri (PvdA), Tom van der Lee (GL) |
|
Stef Blok (minister economische zaken) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (staatssecretaris economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel van Follow the Money over de werkzaamheden van de zogeheten Werkgroep Energie, waarin vertegenwoordigers van de Nederlandse en Russische staat en bedrijven als Shell en Gazprom vergaderden over o.a. de energietransitie, importsubstitutie en tal van aardgasgerelateerde zaken?1
Ja.
Is het juist dat deze werkgroep, drie jaar nadat MH17 en de Russische annexatie van de Krim aanleiding waren geweest voor het opschorten ervan, weer actief werd op verzoek van de Russische viceminister van Energie, Kirill Molodstov? Waarom beweerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken in maart 2021 dan dat het initiatief van Nederlandse zijde kwam?
Zowel Nederland als Rusland waren voorstander van het hervatten van de technische energiewerkgroep op ambtelijk niveau. Hierover is verschillende keren contact geweest, inclusief via een brief van de voormalige Russische viceminister van Energie, de heer Molodtsov (in Rusland zitten viceministers niet in het kabinet en daarmee zijn zij een logische gesprekspartner op hoogambtelijk niveau). Nederland heeft uiteindelijk het initiatief genomen om de werkgroep in 2018 te organiseren in Den Haag.
Deze energiewerkgroep is één van de technische werkgroepen onder de Nederlands-Russische Gemengde Economische Commissie (GEC), waarin op ambtelijk niveau met Rusland een dialoog wordt gevoerd. Andere werkgroepen onder deze GEC zijn gericht op innovatie, landbouw, gezondheidszorg en transport. De GEC zelf vindt plaats op ministerieel niveau. Nederland is één van de weinige EU-lidstaten, die ook soortgelijke fora kennen, die dit sinds 2013 niet heeft hervat op politiek niveau.
Waarom is er in een brief gedateerd op 8 februari 2018 bij monde van de Directeur-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen op aangedrongen dat «De besprekingen [in de Werkgroep Energie] ... zo concreet mogelijk moeten zijn» en stelde hij voor: «de gemaakte afspraken vast te leggen in een protocol»?
Zoals uiteengezet in de Ruslandbrief2 van het kabinet, staat het kabinet een beleid voor waarin druk en dialoog worden gecombineerd. Daarbij wordt tevens ingezet op het openhouden van de communicatiekanalen met Rusland en het zoeken naar mogelijkheden voor functionele samenwerking op basis van gemeenschappelijke belangen, zoals ten aanzien van de bilaterale economische betrekkingen en de energierelatie. Met de energiewerkgroep wil de Nederlandse overheid de bilaterale energierelatie met Rusland ook op overheidsniveau onderhouden en daarbij vooral inzetten op meer kennisuitwisseling en samenwerking op het gebied van de energietransitie. De door u geciteerde passage uit genoemde brief dient in dit licht te worden bezien. Dit blijkt ook uit het voor uw Kamer bijgevoegde protocol van de energiewerkgroep van 2018, waarin staat dat beide zijden de mogelijkheden willen onderzoeken voor kennisuitwisseling op het gebied van de energietransitie, namelijk energieopslag, energie efficiëntie en waste-to-energy. Er was (en is) geen sprake van afspraken over specifieke energieprojecten, zoals Nord Stream 2.
Hoe kan het dat de Minister-President in een debat met de Kamer afgelopen maart, nadat hij dit tijdens een pauze «nog even expliciet had gecheckt», toch verklaard heeft dat er in de Werkgroep Energie «gewoon gepraat wordt over diverse energieprojecten», maar dat daar «geen afspraken over gemaakt worden»?2
Zoals de Minister-President uw Kamer informeerde in een debat op 24 maart jl.4 en ook staat in het overzicht van de besprekingen in de energiewerkgroep in 2018 en 20205, dat uw Kamer toeging op 6 april jl. in reactie op de motie van Van Ojik c.s.6, zijn er geen afspraken gemaakt over specifieke energieprojecten, zoals Nord Stream 2. Een aantal deelnemers aan de energiewerkgroep gaf informatie over hun betrokkenheid bij specifieke energieprojecten, zoals Nord Stream 2. Vanuit de Nederlandse overheid is niet ingegaan op specifieke energieprojecten, zoals ook blijkt uit de in het kader van de WOB-verzoeken van Follow the Money gedeelde spreekpunten voor de Nederlandse ambtenaren die deelnamen aan de energiewerkgroep7.
Welke afspraken zijn er sinds de herstart allemaal gemaakt in de Werkgroep Energie? Welke formele status hebben deze afspraken?
Beide zijden hebben tijdens de energiewerkgroepen in 2018 en 2020 afgesproken om mogelijkheden voor kennisuitwisseling op het gebied van de energietransitie te onderzoeken, zoals genoemd in het antwoord op vraag 3. Deze intentie van beide zijden kan worden gezien als een afspraak. Overigens is hieraan vooralsnog geen nadere invulling gegeven; de inhoud van het voor uw Kamer bijgevoegde protocol heeft ook geen formele status. Verder is er geen sprake van afspraken.
Hebben of hadden sommige van de gemaakte afspraken direct of indirect betrekking op de aanleg, gewenste status of het toekomstig gebruik van de Nord Stream 2 aardgaspijplijn?
Nee. Er zijn door de Nederlandse overheid geen afspraken gemaakt die direct of indirect betrekking hebben op Nord Stream 2. Dit blijkt ook uit de weergave van de besprekingen die uw Kamer is toegegaan en uit het bijgevoegde protocol van de energiewerkgroep.
In hoeverre staan één of meerdere van de gemaakte afspraken op gespannen voet met de formele sanctiepakketten die Nederland en de EU in de afgelopen jaren jegens Rusland hebben ingesteld?
Er is geen sprake van afspraken die op enigerlei wijze op gespannen voet staan met de formele sanctiepakketten jegens Rusland die de afgelopen jaren in EU-verband zijn ingesteld. Daarnaast is over deze sanctiepakketten door de Nederlandse overheid niet gesproken met de Russische overheid.
Is er – en zo ja door wie – een protocol voor (afspraken uit) de Werkgroep Energie opgesteld, en is daaraan ook ministeriële goedkeuring verleend?
Het protocol over de energiewerkgroep in 2018, opgesteld door ambtenaren van beide zijden, is als bijlage8 toegevoegd. Er is geen ministeriële goedkeuring aan dit protocol verleend. Van de energiewerkgroep in 2020 is geen protocol opgesteld. Aangezien deze werkgroep plaatsvond in Moskou, was het aan de Russische zijde om hiervan een conceptversie op te stellen, maar dat is vooralsnog niet gebeurd.
Bent u bereid om het volledige protocol, dat kennelijk wordt aangeduid als «PROTOCOL NL-RF ENERGY WORKING GROUP 2018», alsnog openbaar te maken en in ieder geval zo spoedig mogelijk met de Tweede Kamer te delen?
Ja, dit treft u als bijlage9 aan.
Zijn er nog meer protocollen opgesteld, ook over het besloten overleg waarbij alleen vertegenwoordigers van beide overheden bij waren en zo ja, bent u bereid deze ook met de Tweede Kamer te delen?
Er hebben sinds 2018 twee energiewerkgroepen plaatsgevonden. Daarbij hebben er geen besloten overleggen plaatsgevonden; alle sessies stonden open voor alle deelnemers vanuit overheden, bedrijven en kenniscentra (beide keren betrof het in totaal circa 40 deelnemers). Zoals blijkt uit een document dat is gedeeld in het kader van de WOB-verzoeken van Follow the Money, is aanvankelijk gesuggereerd om ook een besloten sessie voor overheidsfunctionarissen te organiseren, maar hiervan is uiteindelijk afgezien. Alleen van de energiewerkgroep van 2018 is een protocol opgesteld. Van andere protocollen over beide energiewerkgroepen, of anderszins documenten of mondelinge afspraken met de Russische overheid, is geen sprake.
Deelt u de mening dat de bevindingen uit de door Follow the Money gestartte WOB-procedure op zijn minst de schijn wekken dat u het dictum van de motie van Ojik c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1649) – «verzoekt de regering inzicht te geven in de uitkomsten van de bilaterale besprekingen met Rusland in de Werkgroep Energie» – niet juist en/of volledig heeft uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Nee. Van het onjuist informeren van de Kamer is geen sprake; het overzicht van de besprekingen, dat uw Kamer eerder ontving10, geeft een goede weergave van de besprekingen.
Wordt het niet eens tijd dat u erkent dat de Nord Stream 2 pijplijn (a) veel meer is dan een «louter commercieel» project, (b) tevens een geo-politiek instrument behelst voor de Russische overheid, (c) raakt aan een direct financieel belang van mede-investeerder Shell in het project; én (d) raakt aan de ambitie van Nederland om de komende decennia de «gasrotonde» van Europa te blijven?
Zoals bekend, heeft het kabinet een neutrale positie over Nord Stream 2 en ziet het deze gaspijpleiding als een commercieel project, waarbij het zich rekenschap geeft van de geopolitieke aspecten.
Is het u bekend dat de Verenigde Staten en Duitsland vorige week een «overeenkomst» hebben bereikt over Noord Stream 2?3
Ja.
Wat is de exacte inhoud en status van deze «overeenkomst»? Hoe verhoudt dit zich eigenlijk tot de formele Europese besluitvorming over de vraag of de Nord Stream 2 onder de concurrentieregels van de geliberaliseerde Europese gasmarkt dient te vallen?
De Verenigde Staten en Duitsland hebben op 21 juli jl. een gezamenlijke verklaring12 doen uitgaan, waarin alle onderdelen van dit bilaterale akkoord over Nord Stream 2 worden benoemd. Voor de exacte inhoud van het akkoord verwijzen wij dan ook naar deze verklaring.
In het akkoord onderstreept de Duitse regering nog eens dat zij zich zal houden aan, zowel de letter als de geest van, het derde energiepakket met betrekking tot Nord Stream 2 onder Duitse jurisdictie om ontbundeling en toegang voor derden te waarborgen.
Zoals eerder toegelicht aan uw Kamer, wordt de EU-gasrichtlijn strikt toegepast op Nord Stream 2 en is er op het moment geen reden om te verwachten dat hier verandering in komt. Op 25 augustus jl. heeft het regionale Gerechtshof in Düsseldorf geoordeeld dat Nord Stream 2 AG (de eigenaar van de pijpleiding) niet in aanmerking komt voor een «afwijking» van bepalingen uit deze richtlijn en daarmee is het desbetreffende besluit van de Duitse energietoezichthouder in stand gebleven. Nord Stream 2 AG kan tegen dit oordeel nog in beroep gaan bij het Duitse Hooggerechtshof.
Hoe geloofwaardig is het volgens u dat de VS en Duitsland zeggen «vastberaden te zijn om Rusland ter verantwoording te roepen voor zijn agressie en kwaadwillende activiteiten door sancties op te leggen als Rusland de gaspijplijn «misbruikt» om politieke druk uit te oefenen»?
Het is positief dat de VS en Duitsland een akkoord hebben bereikt. Dit akkoord draagt onder meer bij aan trans-Atlantische samenwerking t.o.v. Rusland. Voor een effectief Ruslandbeleid is het van belang om Rusland gezamenlijk aan te spreken en gezamenlijk maatregelen te nemen, indien internationale normen met voeten worden getreden. Het akkoord bevat de Duitse toezegging om nationale maatregelen te nemen en ook aan te dringen op EU-maatregelen (inclusief sancties), gericht op onder meer de Russische energie-export, indien Rusland energie als wapen tegen Oekraïne zou inzetten, of anderszins nieuwe agressieve stappen zou zetten tegen Oekraïne.
Deelt u de mening dat «voorkomen beter is dan genezen» en dat het niet voltooien van de Nord Stream 2 een veel effectievere manier zou zijn geweest om dit geo-politieke instrument uit handen van de Russische staat en president Putin te houden?
Zoals in de brief aan uw Kamer over strategische afhankelijkheden in het energie-domein is aangegeven, maakt het voor de afhankelijkheid van Russisch gas in de EU geen groot verschil of Russisch gas via het Oekraïense pijpleidingnetwerk of een andere route naar de EU komt, maar wel voor de grote Oekraïense inkomsten uit de gastransit.13 Daarom is het zeer positief dat het tussen de VS en Duitsland gesloten akkoord het belang onderstreept om de huidige overeenkomst over de doorvoer van Russisch gas door Oekraïne, die eind 2024 afloopt, te verlengen tot eind 2034. Duitsland heeft hiervoor een speciaal gezant benoemd. Het kabinet heeft richting uw Kamer het belang van de continuering van die gasdoorvoer, ook na 2024, vaak benadrukt14, omdat op die manier de nadelige gevolgen van Nord Stream 2 voor Oekraïne voor zover mogelijk kunnen worden gemitigeerd. Daarbij is het goed te noemen dat het akkoord veel extra (project)steun aankondigt voor de Oekraïense energieveiligheid en energietransitie, inclusief een nieuw Groen Fonds met een omvang van minimaal USD 1 miljard.
Wat betreft de geopolitieke dimensie van het energiedossier is relevant dat de Europese gasimport-afhankelijkheid de komende jaren verder zal toenemen door afnemende gaswinning in Noordwest-Europa, met name in Nederland. Om de leveringszekerheid te waarborgen, zullen gasbedrijven meer aardgas moeten importeren, en daarbij lijkt Rusland de meest voor de hand liggende leverancier vanwege het ruime gasaanbod. Het is eveneens van belang dat de gasleveringszekerheid in vooral de Oost-Europese EU-lidstaten is toegenomen in de afgelopen jaren dankzij (nieuwe) LNG-terminals, die inmiddels kunnen voorzien in ruim 40% van de Europese gasimport, en een beter functionerende interne gasmarkt, inclusief meer mogelijkheden voor reverse flows (het binnen de EU transporteren van gas van west naar oost, en ook naar Oekraïne, dat de afgelopen jaren dan ook geen gas direct uit Rusland heeft geïmporteerd voor eigen gebruik). Ten slotte is het goed om te benadrukken dat de energietransitie, een essentieel onderdeel van ons energiebeleid, er aan bijdraagt dat de EU op termijn minder afhankelijk wordt van niet-Europese energieleveranciers.
Deelt u de mening dat ook deze nieuwe Amerikaanse-Duitse overeenkomst aantoont dat de Nord Stream 2 geen louter commerciële activiteit is?
Het kabinet ziet gaspijpleidingen zoals Nord Stream 2 als commerciële projecten, waarbij het kabinet zich in het geval van Nord Stream 2 daarbij rekenschap geeft van de geopolitieke aspecten.
Bent u bereid iedere vraag afzonderlijk en allemaal vóór uiterlijk maandag 6 september te beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk beantwoord, maar beantwoording voor 6 september bleek helaas niet mogelijk.
Het afwijzen van de asielaanvraag van MH17-getuigen |
|
Michiel van Nispen , Jasper van Dijk |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Jelena en Igor zijn getuigen in de zaak MH17, toch wijst immigratiedienst IND ze de deur» van 24 juli?1
Over individuele zaken doe ik geen mededelingen.
Hoe kan het dat justitie deze getuigen serieus neemt, maar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) niet?
Ik ga niet in op de feiten en omstandigheden in deze individuele zaken.
Wel geldt in algemene zin dat de geloofwaardigheid van verklaringen die een vreemdeling heeft afgelegd ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek, niet zonder meer iets zegt over de geloofwaardigheid van de verklaringen die door die vreemdeling zijn afgelegd in een asielprocedure en vice versa. Deze procedures van de IND en het Team Bijzondere Getuigen (hierna: TBG) van de politie en het OM zijn niet vergelijkbaar en kennen een ander beoordelingskader.
Van de vreemdeling wordt verlangd dat hij tijdens de asielprocedure alle redenen aanvoert die verband houden met zijn vertrek uit het land van herkomst en vrees. De IND beoordeelt vervolgens of het asielrelaas geloofwaardig is. De IND kijkt hierbij naar de interne consistentie van de verklaringen maar checkt ook of de informatie overeenkomt met bijvoorbeeld het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken of andere gezaghebbende bronnen. Vervolgens beoordeelt de IND of er sprake is van een gegronde vrees voor vervolging of ernstige schade in het land van herkomst. Indien de IND concludeert dat de verklaringen van de vreemdeling geloofwaardig zijn en er sprake is van een van de bovengenoemde omstandigheden, wordt een verblijfsvergunning asiel verleend, tenzij er sprake is van contra-indicaties, zoals de mogelijkheid tot tegenwerping van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, het vormen van een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid.
Potentiële getuigen die mogelijk informatie hebben over strafbare feiten, maar vrezen dat hun getuigenis (levens-)gevaar voor henzelf of voor anderen oplevert kunnen zich melden bij het OM of de politie. Zij worden doorgeleid naar het TBG. dat beoordeelt of de verklaringen van een potentiële getuige waardevol zijn voor de opsporing en vervolging, en bovendien veilig kunnen worden gebruikt in een opsporingsonderzoek. Pas als duidelijk is dat deze getuige waardevolle en bruikbare informatie voor een opsporingsonderzoek heeft en er geen andere beletselen aan medewerking van de getuige in de weg staan, verstrekt het TBG – voor zover mogelijk – de (informatie uit de) verklaringen aan het tactische team dat het opsporingsonderzoek uitvoert. In veel gevallen zal de identiteit van de getuige daarbij zijn afgeschermd.
Indien het TBG oordeelt dat de relevantie van de verklaringen van een potentiële getuige voor een specifiek strafrechtelijk onderzoek ontbreekt, stopt het contact met de getuige en doet het TBG ook geen nader onderzoek meer naar de geloofwaardigheid van de verklaringen en/of van de getuige zelf. Ook wordt geen onderzoek gedaan naar veiligheidsrisico’s die voor de persoon in kwestie zouden ontstaan als diens verklaringen in een onderzoek gebruikt zouden worden. Het uitgangspunt is namelijk dat de verkennende contacten met TBG nooit aan derden bekend zullen worden. Alleen al de bekendheid met het feit dat mensen zich als getuige opwerpen, zou voor sommige potentiële getuigen een (potentieel) risico kunnen opleveren. De omstandigheid dat geheim blijft dat gesproken is met TBG, vormt een belangrijke beveiliging voor de potentiële getuige. Om die reden worden personen die met TBG in gesprek gaan, er op gewezen dat zij niet aan derden moeten laten weten dat zij gesprekken voeren of hebben gevoerd als (potentiële) bijzondere getuige. Dit geldt ook voor personen waarin de contacten met TBG stoppen na enkele verkennende gesprekken.
Hoe duidt u de mishandeling van het familielid dat thans in coma ligt in het kader van de risico’s die het stel in Rusland loopt?
Ik ga niet in op de feiten en omstandigheden in deze individuele zaken.
Kunt u uitsluiten dat het familielid in coma is geslagen teneinde het stel te bedreigen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe is het mogelijk dat de rechter niet mee kan wegen in deze asielzaak dat het stel door de recherche is gevraagd om te zwijgen over hun getuigenis?
In algemene zin wordt hierover opgemerkt dat, zoals aangegeven onder vraag 2, het uitgangspunt is dat in het belang van de veiligheid van de (potentiële) getuige, de (verkennende) contacten met TBG nooit aan derden bekend gemaakt worden en wordt een betrokkene erop gewezen dat zij dit ook niet moeten doen. Daarnaast, zoals ook genoemd in antwoord op vraag 2, zegt de geloofwaardigheid van verklaringen die een vreemdeling heeft afgelegd ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek, niet zonder meer iets over de geloofwaardigheid van de verklaringen die hij heeft afgelegd in een asielprocedure en vice versa.
Sinds wanneer was u op de hoogte van deze zaak en wat heeft u gedaan om deze getuigen te beschermen, bijvoorbeeld door uitzetting te voorkomen?
Ik ga niet in op de feiten en omstandigheden in deze individuele zaken. Daarnaast is de beoordeling of in een specifieke zaak de verklaring van een getuige relevant is voor het strafrechtelijk onderzoek, aan het OM.
Hoe gaat u voorkomen dat dit stel alsnog wordt uitgezet en hoe gaat u er voor zorgen dat hun getuigenis kan worden ingezet om de verantwoordelijken voor het neerhalen van MH17 te berechten?
Zie antwoord vraag 6.
Was deze zaak geschikt om uw discretionaire bevoegdheid in te zetten, een bevoegdheid die dit kabinet juist om zeep heeft geholpen?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe duidt u de kritiek van de anonieme oud-medewerker van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) in het artikel over het handelen van de IND?
Ik kan mij niet vinden in de kritiek op de veronderstelde naïviteit en gebrek aan kennis bij de IND. Medewerkers van de IND zijn goed opgeleid om te kunnen beoordelen of de verklaringen van asielzoekenden geloofwaardig zijn en of mogelijk sprake is van vervolging bij terugkeer naar het land van herkomst. Medewerkers worden gestimuleerd om intercollegiaal casuïstisch overleg te voeren. Daarnaast beschikt de IND over een Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) welke geraadpleegd kunnen worden door IND medewerkers bij specifieke vragen. Deze landenspecialisten vergaren informatie uit verschillende en uiteenlopende bronnen, zoals gouvernementele organisaties, ngo’s (Amnesty International, Human Rights Watch etc.) en UNHCR. Ook kunnen externe deskundigen worden geraadpleegd.
Medewerkers van de IND zullen echter nooit met zekerheid kunnen voorspellen hoe buitenlandse actoren inclusief veiligheidsdiensten zullen optreden. Bij de beoordeling van asielaanvragen wordt een risico inschatting gemaakt over de gevolgen bij terugkeer op basis van de verklaringen van de vreemdeling en de informatie over het land van herkomst.
Waarom beseft de IND niet dat er geen feitelijk bewijs van bedreigingen door een staat kan worden overgedragen?
Van een vreemdeling wordt niet verwacht dat hij in de asielprocedure alle bedreigingen vanuit de zijde van overheid onderbouwt met documenten, zoals opsporingsbevelen of strafrechtelijke vonnissen. Indien een vreemdeling geen documenten overlegt of kan overleggen, wordt bekeken wat daarvan de reden is. De verklaringen over een gestelde dreiging vanuit de staat van herkomst wordt altijd beoordeeld in samenhang met de geloofwaardigheid van zijn andere verklaringen. Ook zonder feitelijke documenten kan een asielrelaas dus op basis van de verklaringen geloofwaardig worden geacht.
Vindt u ook dat getuigen in deze cruciale zaak optimale bescherming verdienen? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de MH17-strafzaak op zitting heeft het OM bij verschillende gelegenheden toegelicht wat de risico’s zijn voor personen uit Rusland of Oekraïne die als getuige in dit onderzoek hebben opgetreden, en op welke manier daarmee wordt omgegaan. Van geval tot geval wordt een beoordeling gemaakt. Zo wordt, om reële veiligheidsrisico’s zoveel mogelijk te beperken van een significant aantal getuigen de identiteit afgeschermd. Ook worden diverse getuigen anoniem door de rechter-commissaris gehoord. In een enkele zaak is een getuige opgenomen in een getuigenbeschermingsprogramma.
Vreest u ook dat de getuigenis onder druk van uitzetting door de IND tot stand is gekomen, waardoor juist het risico is ontstaan dat de getuigenis geen stand houdt voor de rechter? Zo nee, waarom niet?
Ik ga niet in op de feiten en omstandigheden in deze individuele zaken.
Hoe gaat u voorkomen dat een gebrek aan samenwerking tussen justitie en de IND in de toekomst opnieuw gaat leiden tot het uitzetten van cruciale getuigen?
In zijn algemeenheid merk ik op dat er werkafspraken zijn tussen het OM en de IND om met elkaar in contact te treden in dergelijke situaties.
De gevolgen voor Nederland van het Pegasus-hack-schandaal |
|
Jasper van Dijk |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van de gevolgen van het hackschandaal met behulp van de Pegasus-software waarbij door landen die de software van het Israëlische particuliere bedrijf NSO hebben aangeschaft tal van politici, journalisten, advocaten en mensenrechtenverdedigers in tal van landen hebben afgeluisterd?1 Deelt u de opvatting over soft ware van NSO dat «Targeted surveillance is a serious threat facing human rights defenders globally. Though often carried out by states, this practice is enabled by digital surveillance tools provided by private companies?»2 Zo nee, waarom niet?
Ja, het kabinet heeft kennisgenomen van de berichtgeving.
In algemene zin kan gesteld worden dat de (online) veiligheid van mensenrechtenverdedigers en journalisten een mensenrechtenprioriteit is van het Nederlandse buitenlandbeleid. Onder leiding van Nederland en Estland heeft een coalitie van 32 landen (de Freedom Online Coalition) in 2020 een gezamenlijke verklaring uitgebracht over «the human rights impact of cybersecurity laws, practices and policies». In de verklaring werd onder andere gewezen op mensenrechtenrisico’s die voortkomen uit het gebruik van bepaalde technische middelen, als die op onwettige of willekeurige wijze worden ingezet. Landen werden opgeroepen om wetgeving en beleid voor cyberveiligheid te ontwikkelen die in overeenstemming zijn met internationaal mensenrechtenkader. Potentiële negatieve effecten op kwetsbare groepen en het maatschappelijk middenveld, waaronder mensenrechtenverdedigers en journalisten, zouden tot een minimum moeten worden beperkt.
Bepaalde cybersurveillancegoederen en -technologieën staan ingevolge het potentiële gebruik in civiele of militaire toepassingen onder exportcontrole. Dit geldt ook voor goederen voor het maken en besturen van binnendringsoftware. Nederland spant zich internationaal in om aanvullend cybersurveillancegoederen in relatie tot mensenrechtenschendingen onder exportcontrole te brengen. In het Wassenaar Arrangement vergt dit consensus van alle deelnemende landen. Deze goederen zijn in de EU gecontroleerd via de EU Dual-Use-verordening. De herziene EU Dual-Use-verordening die op 9 september 2021 in werking treedt, bevat een expliciete uitbreiding van controles op de export van cybersurveillancetechnologie.
Is u bekend dat ook Nederlandse politici, advocaten, mensenrechtenverdedigers en journalisten via andere landen die Pegasus-software gebruiken zijn gehackt? Kunt u melden om hoeveel personen het gaat en welke beroepen zij hebben? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat is het kabinet niet bekend. Het kabinet beschikt niet over de lijst waarop nummers zouden staan van personen die zijn gehackt met het middel. Overigens is ook de status van deze lijst niet geheel duidelijk. Daarnaast beschikt het kabinet evenmin over een lijst van telefoonnummers van Nederlandse politici, journalisten, advocaten en mensenrechtenverdedigers, die dan zou kunnen worden vergeleken met de nummers op de eerdergenoemde lijst.
Zijn er Nederlandse instellingen die gebruik maken van Pegasus-software?3 Zo ja, welke? Hebt u contact opgenomen met deze instellingen naar aanleiding van dit nieuws?
In het algemeen geldt dat het Nederlandse instellingen niet is toegestaan binnen te dringen in geautomatiseerde werken. Uitzonderingen zijn gemaakt voor justitie en politiediensten ter opsporing van strafbare feiten, en voor inlichtingen- en veiligheidsdiensten ter bescherming van de nationale veiligheid. Deze organisaties kunnen onder omstandigheden en omgeven door waarborgen bijzondere bevoegdheden inzetten. Over de wijze waarop deze organisaties gebruikmaken van hun wettelijk toegekende bijzondere bevoegdheden kan ik in het openbaar geen mededelingen doen. Tot slot kan het, voor zover het mandaat daartoe opdracht geeft en de juridische kaders dat toelaten, ook de Krijgsmacht toegestaan zijn om in het kader van militaire missies en operaties geautomatiseerde werken binnen te dringen.
Hebben deze Nederlandse instellingen contact opgenomen met NSO, de leverancier? Zo ja, wat was de inzet en wat het resultaat? Deelt u de opvatting dat een einde moet worden gemaakt aan het gebruik van deze software? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hebt u kennis genomen van de veroordeling tot zes jaar gevangenisstraf voor de Marokkaanse journalist Omar Radi, een veroordeling op basis van chats die zijn verkregen met behulp van een met Pegasus-software gehackte telefoon?4
Het kabinet heeft kennisgenomen van de berichtgeving in de media over veroordeling en vermeende hacks van de telefoon van Omar Radi. Nederland volgt de ontwikkelingen in de rechtsgang tegen Omar Radi. Het kabinet beschikt echter niet over het vonnis en kan niet aangeven op basis van welke bewijslast Omar Radi is veroordeeld.
Deelt u de opvatting dat het hier om een politieke veroordeling gaat en dat deze moet worden afgekeurd zeker nu blijkt dat gebruik wordt gemaakt van hacking? Zo nee, waarom niet?5
Nederland volgt rechtszaken tegen journalisten in Marokko nauwlettend. Nederland heeft geen beschikking gekregen over de tekst van het vonnis en kan geen uitspraken doen of de veroordeling heeft plaatsgevonden op basis van gegevens verkregen door hacking. Het is aan de Marokkaanse autoriteiten om een eerlijke rechtsgang te garanderen.
Deelt u de opvatting dat de buitenlandse politiek ten opzichte van Marokko aan herziening toe is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat betekent dat voor uw houding ten opzichte van de Marokkaanse regering in het licht van «onuitzetbaren» uit Nederland naar het veilige land Marokko? Is Marokko een veilig land en kunnen uitgeprocedeerde asielzoekers worden teruggestuurd?
De betrekkingen tussen Nederland en Marokko zijn veelzijdig en complex en omvatten veel wederzijdse belangen. Deze relatie is, net als relaties met andere landen, voortdurend in beweging. In die brede context blijft Nederland onverminderd inzetten op medewerking van Marokko aan effectieve terugkeer van Marokkanen zonder geldige verblijfstitel.
De beoordeling met betrekking tot Marokko als veilig land is terug te vinden in de brief aan uw Kamer van 6 mei 2021.6
Deelt u de kritiek van de EU dat gebruik van het Pegasus-software onaanvaardbaar is? Zo ja, op welke manier hebt u daarvan mededeling gedaan en aan wie?6
De wijze waarop in de mediaberichtgeving wordt bericht dat de hacksoftware wordt ingezet, namelijk het onrechtmatig afluisteren van advocaten, politici, mensenrechtenverdedigers en journalisten, acht het kabinet eveneens onaanvaardbaar.
De protesten in Cuba tegen het communistische regime |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de protesten in Cuba tegen het Cubaanse regime?
Ja
Welke analyse huldigt u over de situatie en wat is de aanleiding voor de protesten?
De demonstraties vormen een uiting van legitieme zorgen en onvrede onder de Cubaanse bevolking over de sociaaleconomische positie van het land, waar tekorten zijn aan voedsel, medicijnen, water en elektriciteit. Daarnaast gaan de protesten over het gebrek aan vrijheid en rechten en de wens om politieke hervorming.
Hoe beoordeelt u de reactie op de protesten van het Díaz-Canel-regime?
Er is sprake geweest van disproportioneel geweld door de Cubaanse autoriteiten tegen de demonstranten en arbitraire arrestaties en detenties van vreedzame protestanten en journalisten. Nederland en de Europese Unie hebben daarover hun zorgen geuit middels een Verklaring op 29 juni jl.
Herkent u de signalen dat het Cubaanse regime demonstranten gevangen zet en de demonstraties met grof geweld neerslaat?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de opvattingen van de president van de Verenigde Staten, Joe Biden1, dat de Cubaanse bevolking met de huidige protesten roepen om vrijheid en een einde aan de decennialange onderdrukking door het autoritaire regime, en dat het regime de demonstranten moet horen en moet stoppen met zelfverrijking?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van oordeel dat het regime onder leiding van de gebroeders Castro het land in armoede heeft gestort?
Cuba kampt al lange tijd met schaarste en tekorten. Er zijn meerdere factoren die daaraan ten grondslag liggen, waaronder bovenal een ondermaats functionerende planeconomie en het uitblijven van economische hervormingen, maar ook het isolement als gevolg van het embargo en sinds kort het wegblijven van toeristen als gevolg van de COVID-19 pandemie.
Bent u in overleg getreden over maatregelen in internationaal verband?
In verwijzing naar mijn tweet van 15 juli en de EU Verklaring van 29 juli heeft Nederland bilateraal en in Europees verband de Cubaanse regering opgeroepen gehoor te geven aan de wensen van het Cubaanse volk voor meer vrijheid en rechten en voor economische en politieke hervormingen. Ook geeft de Unie aan klaar te staan om alle inspanningen te leveren ter verbetering van de levensomstandigheden van Cubanen via de Overeenkomst inzake Politieke Dialoog en Samenwerking.
Welke maatregelen heeft u zelf voor ogen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u het eens met het begripvolle EU-beleid tegenover het Cubaanse regime dat onder de huidige Europese Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlands- en Veiligheidsbeleid, de heer Borrell, en diens voorganger Federica Mogherini, vorm is gegeven?
De samenwerking tussen de Europese Unie en de lidstaten enerzijds, en Cuba anderzijds krijgt sinds 2017 vorm via de Overeenkomst inzake Politieke Dialoog en Samenwerking (PDCA). Periodiek vinden in dit kader bijeenkomsten plaats. In de eerdergenoemde EU Verklaring geeft de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlands- en Veiligheidsbeleid aan klaar te staan om alle inspanningen te leveren ter verbetering van de levensomstandigheden van Cubanen onder de PDCA. Nederland maakt zich al geruime tijd zorgen over de mensenrechtensituatie in Cuba en zet binnen de PDCA in op een inclusieve en geloofwaardige mensenrechtendialoog.
Deelt u de verbazing over de publieke steun van BLM en BIJ1 aan het autoritaire bewind van Cuba?
Voor de inzet van Nederland en de Europese Unie verwijs ik opnieuw naar de EU Verklaring van 29 jl.
Het terugsturen van vluchtelingen naar Afghanistan |
|
Jasper van Dijk |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over de verslechterde omstandigheden in Afghanistan nu de Taliban oprukken?1
Zoals in de recente Kamerbrieven aan uw Kamer gemeld, hebben de ontwikkelingen in Afghanistan elkaar de afgelopen periode razendsnel opgevolgd. De ontwikkelingen hebben zelfs qua snelheid de meest pessimistische scenario’s overtroffen. De situatie in Afghanistan blijft zeer volatiel, met name op het gebied van veiligheid. De gevolgen van de machtsovername door de Taliban voor het land en de lokale bevolking zijn ingrijpend.
Het kabinet maakt zich ernstig zorgen over de gebeurtenissen en over de veiligheid in Afghanistan. Het kabinet verwacht dat gewelddadige incidenten zich zullen blijven voordoen en dat deze gepaard zullen blijven gaan met burgerslachtoffers en ernstige mensenrechtenschendingen. Deze zorgen gelden in het bijzonder voor de veiligheid en de rechten van vrouwen en meisjes. Specifiek daarover hebben de EU-lidstaten een gezamenlijke verklaring uitgebracht, die is medeondertekend door Albanië, Argentinië, Australië, Brazilië, Canada, Chili, Colombia, Costa Rica, Ecuador, El Salvador, de EU, Honduras, Guatemala, Noord-Macedonië, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Paraguay, Senegal, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en de VS.3 Ook in het kader van de motie Belhaj c.s. zet het kabinet zich in voor kwetsbare personen die onder de reikwijdte van deze motie vallen uit Afghanistan, waaronder vrouwen en meisjes.
Erkent u dat het lot van mensen snel verslechtert en dat vooral vrouwen het slachtoffer zullen worden van mensenrechtenschendingen?2
Zie antwoord vraag 1.
Welke humanitaire maatregelen neemt u om de burgers in Afghanistan te helpen?
Geldt Afghanistan door de oprukkende Taliban als onveilig land van waaruit vluchtelingen in principe recht op asiel hebben? Zo nee, waarom houdt u geen rekening met de ontwikkelingen?
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft uw Kamer op 11 augustus jl. geïnformeerd over het instellen van een besluit- en vertrekmoratorium voor Afghanistan.5 Dit betekent in beginsel dat er geen besluit wordt genomen op lopende en nieuwe asielaanvragen en dat reeds afgewezen Afghaanse asielzoekers niet zullen worden teruggestuurd naar Afghanistan. Dit doet recht aan de onzekere en verslechterde situatie die zich de afgelopen weken in Afghanistan ontwikkeld heeft. Voor de volledigheid kan worden aangegeven dat in 2021 geen gedwongen vertrek naar Afghanistan heeft plaatsgevonden.
Het komende ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken inzake de situatie in Afghanistan wordt eind september verwacht. Zie ook wat hierover in de Kamerbrief van 18 augustus jl. staat vermeld.
Ik verwijs u verder naar de eerdere genoemde Kamerbrieven over de situatie in Afghanistan die recentelijk aan uw Kamer zijn gestuurd.
Deelt u de oproep van een aantal organisaties waaronder Vluchtelingenwerk en Amnesty dat de Nederlandse overheid per direct moet stoppen met het gedwongen uitzetten van Afghaanse burgers naar Afghanistan?3
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om, in navolging van Zweden en Frankrijk, voorlopig te stoppen met uitzettingen naar Afghanistan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
De berichten ‘Severe financial crisis threatens the STL’s ability to fulfil its mandate’ en ‘Start of trial in the Ayyash case (STL-18-10) on 16 June cancelled due to lack of funds’ |
|
Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de berichten «Severe financial crisis threatens the STL’s ability to fulfil its mandate»1 en «Start of trial in the Ayyash case (STL-18-10) on 16 June cancelled due to lack of funds»2?
Ja.
Hoe beoordeelt u het tekort aan fondsen voor het Speciaal Tribunaal voor Libanon (STL) en het feit dat de drie gerelateerde zaken (Hamade, Hawi en Murr) hierdoor stopgezet dreigen te worden?
Als gastland en donor heeft Nederland met zorg kennisgenomen van het financiële tekort bij het STL. Nederland heeft vanaf het moment dat deze problemen zich openbaarden samen met andere donoren nauw met het STL samengewerkt om mogelijk te maken dat het STL het lopend hoger beroep in de hoofdzaak kan afronden en toe kan werken naar een restmechanisme. Ondanks een vorig jaar doorgevoerde bezuiniging van 37% van het jaarbudget en een toegekende extra subsidie van de VN van 13 miljoen euro, kampt het STL nog steeds met grote tekorten. De belangrijkste reden voor dit tekort is dat Libanon, verantwoordelijk voor 49% van het budget, vanwege ernstige financiële problemen niet meer aan de betalingsverplichtingen kan voldoen. De financiële problemen hebben gevolgen voor de behandeling van de zaken van het STL. Deze betreffen het lopende hoger beroep in de hoofdzaak (aanslag op de Libanese premier Rafik Hariri) maar ook de aan de aanslag verbonden zogenoemde gerelateerde zaken (in onderzoeksfase). Gezien de penibele financiële situatie, heeft het STL dit jaar besloten alleen de hoofdzaak af te ronden en toe te werken naar een restmechanisme. Nederland zal de komende maanden samen met de andere donoren en het STL werken aan een ordentelijke afronding.
Waarom bent u voornemens om uitsluitend geld ter beschikking te stellen voor het hoger beroep van de Hariri-zaak en de sluiting van het tribunaal, en niet voor de drie gerelateerde zaken?
Het besluit om de drie gerelateerde zaken op te schorten is genomen door het STL, en niet door de donoren, waaronder Nederland. Voortzetting van de gerelateerde zaken zou enkele tientallen miljoenen euro’s kosten, financiële middelen waarover het STL niet beschikt en waarvan na intensieve fondsenwerving duidelijk is dat de middelen er ook in de nabije toekomst niet zullen komen. Daarbij is er sprake van een afbrokkelend politiek draagvlak voor het STL vanwege gebrek aan voortgang en de hoge kosten. Door de inzet en extra financiële bijdrage van Nederland en andere donoren kan het STL zich in ieder geval richten op het afronden van de lopende hoofdzaak in hoger beroep en op het toewerken naar een restmechanisme. Het zou een tegenslag zijn voor de internationale rechtsorde en de strijd tegen straffeloosheid als het STL afronding van het hoger beroep in de hoofdzaak zou moeten staken.
Hoe beoordeelt u het feit dat de 31 slachtoffers en overige nabestaanden van de aanslagen in de drie gerelateerde zaken geen gerechtigheid zullen krijgen indien het STL wordt gesloten?
De zogenoemde gerelateerde zaken zijn gestart om personen te berechten die betrokken zijn geweest bij andere aanslagen in Libanon, voor zover er een verband bestaat met de aanslag op premier Hariri. Nederland betreurt dat de drie gerelateerde zaken, inzake de aanvallen op Marwan Hamade, Georges Hawi en Elias El-Murr op respectievelijk 1 oktober 2004, 21 juni 2005 en 12 juli 2005, zijn opgeschort. Vanwege de acute geldnood van het STL en de hoge kosten die de gerelateerde zaken met zich meebrengen, acht het STL het voortzetten van deze zaken niet haalbaar.
In hoeverre vindt u het voor de internationale rechtsorde en het voorkomen van straffeloosheid van belang dat alle zaken die momenteel voorliggen bij het STL behandeld worden?
Nederland zet zich wereldwijd in voor de bevordering van de internationale rechtsorde. Deze ambitie is verankerd in onze Grondwet. Verantwoording afleggen (accountability) en het bestrijden van straffeloosheid voor internationale misdrijven zijn belangrijke onderdelen van deze rechtsorde en een prioriteit in het Nederlandse buitenland- en mensenrechtenbeleid. Afgelopen maanden heeft Nederland zich hard gemaakt om het STL open te houden. Hoewel het voortzetten van de gerelateerde zaken niet haalbaar blijkt, acht Nederland het van groot belang dat het lopende hoger beroep in de hoofdzaak kan worden voorgezet. Het tekort voor het afronden van de hoofdzaak wordt gedicht door extra financiële bijdragen van een aantal donoren, waaronder Nederland. Daarmee is onze inzet in lijn met de Nederlandse inzet tegen straffeloosheid en sluit deze aan bij onze reputatie op het gebied van gerechtigheid en bij het profiel van Den Haag als stad van vrede en recht.
Hoe beoordeelt u de doelmatigheid van het STL als geheel? Wat is het effect op de doelmatigheid wanneer niet alle zaken gehoord zullen worden? Is het gezien de hoge opstart- en voorbereidingskosten niet inefficiënt om de drie gerelateerde zaken nu stop te zetten?
Het STL is opgericht om onderzoek te doen naar de aanslag op de Libanese premier Rafik Hariri en om verdachten te vervolgen. Met het afronden van de hoofdzaak heeft het STL aan dat mandaat voldaan. In de loop der jaren was een aantal donoren, waaronder ook Nederland, kritisch over het functioneren van het STL vanwege het gebrek aan voortgang in de hoofdzaak en de hoge kosten. In de tweede helft van 2020 heeft het STL uitspraak gedaan in de hoofdzaak en is het Tribunaal gestart met het doorvoeren van noodzakelijke bezuinigingen van 37%. Het besluit om de gerelateerde zaken op te schorten is genomen door het Tribunaal.
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Welk effect zou de sluiting van het STL hebben op de strijd tegen terrorisme van de internationale gemeenschap, in Libanon en in het Midden-Oosten? Welk precedent zou dit kunnen zetten voor de vervolging van andere terroristische daden, bijvoorbeeld in Syrië en Irak?
Sluiting van het STL zonder een adequate afronding van lopende zaken zou de geloofwaardigheid van het proces aantasten en in bredere zin een ongewenst signaal kunnen afgeven als het gaat om het bestrijden van straffeloosheid voor internationale misdrijven. Mede om deze reden heeft Nederland zich er voor ingezet om een gedwongen sluiting van het STL te voorkomen. Het STL hoeft in augustus niet de deuren te sluiten en het lopende hoger beroep in de hoofdzaak kan worden afgerond, maar het STL heeft wel besloten de gerelateerde zaken op te schorten vanwege gebrek aan financieel draagvlak. Nederland betreurt de opschorting van deze zaken. Het opschorten van deze gerelateerde zaken is niet van invloed op de mogelijke vervolging en berechting van ISIS-strijders in de regio. Zoals reeds eerder gemeld aan uw Kamer (laatstelijk op 25 juni 2021 – 3399639) is berechting van ISIS-strijders via het Internationaal Strafhof of anders door een speciaal hiervoor opgericht internationaal tribunaal in afwezigheid van een mandaat van de VN Veiligheidsraad en instemming van Syrië en/of Irak feitelijk geblokkeerd. Daarom verkent het kabinet samen met een aantal gelijkgezinde Europese landen sinds enige tijd de mogelijkheid om ISIS-strijders in en door Irak te laten berechten.
Welke financiële mogelijkheden ziet u nog om de sluiting van het tribunaal te voorkomen en de drie gerelateerde zaken te voltooien? Welke bijdrage kan Nederland hieraan leveren? Bent u bereid om er bij internationale partners op aan te dringen hun financiële bijdrage te verhogen, zodat de drie gerelateerde zaken kunnen worden voltooid?
Het STL zal in augustus de deuren niet sluiten. Dankzij de inspanning van Nederland heeft een aantal donoren besloten om een extra financiële bijdrage te doen die voortzetting van het hoger beroep in de hoofdzaak mogelijk maakt. Ook Nederland heeft een extra financiële bijdrage toegezegd. Er is op dit moment geen draagvlak voor meer additionele vrijwillige bijdragen.
Ziet u mogelijkheden om de drie gerelateerde zaken over te hevelen naar bijvoorbeeld het Internationaal Strafhof, zodat deze alsnog behandeld kunnen worden? Zo ja, bent u bereid hiervoor in internationaal verband te pleiten?
Libanon is geen verdragspartij bij het Statuut van Rome en het Internationaal Strafhof heeft derhalve geen rechtsmacht over de gerelateerde zaken.
Bent u bereid deze vragen spoedig te beantwoorden, in ieder geval vóór de dreigende sluiting van het STL begin augustus?
Zoals blijkt uit mijn eerdere antwoorden, is er, mede door de inzet van Nederland, geen sprake van een gedwongen sluiting van het STL. Deze vragen zijn op reguliere wijze, rekening houdend met zomerreces, afgedaan.
Het bericht dat experts van de Verenigde Naties melden dat er orgaanhandel plaatsvindt in China |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Hanneke van der Werf (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht van het Hoog Commissariaat van de Mensenrechten (OHCHR): «China: UN human rights experts alarmed by «organ harvesting» allegations»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevindingen van het Hoog Commissariaat dat etnische, linguïstische en religieuze minderheden die gevangen zitten in China, zoals Falung Gong beoefenaars, Oeigoeren, Tibetanen, Moslims en Christenen, geforceerd worden om bloedtesten en orgaanonderzoeken te ondergaan zonder geïnformeerde toestemming en zodoende in een database terecht komen, waarbij er vervolgens organen worden verwijderd bij deze gevangenen zoals harten, levers en hoornvliezen?
Het kabinet acht de berichtgeving inzake gedwongen orgaantransplantatie in China, waarvan met name leden van religieuze groepen het slachtoffer zouden zijn, zeer zorgwekkend en blijft de ontwikkelingen nauwlettend volgen. Het kabinet is niet in staat om deze aanklachten te verifiëren noch te ontkrachten.
Bent u bekend met het rapport van de China Tribunaal: «Independent Tribunal Into Forced Organ Harvesting of Prisoners of Conscience in China»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevindingen in dit rapport die vele voorbeelden van directe en indirecte orgaanroof betreffen, waarbij organen zoals harten en levers op grote, zelfs industriële, schaal worden verwijderd bij levende personen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoe de Chinese wetgeving omtrent orgaanhandel zich verhoudt tot de internationale wetgeving, en kunt u daarbij voornamelijk ingaan op de naleving van de in 2007 geïntroduceerde Chinese wetgeving die expliciet gedwongen orgaandonatie en orgaanhandel strafbaar stelt?
De Chinese overheid heeft in het verleden het probleem van illegale orgaanhandel erkend. In 2007 is in China nationale regelgeving aangenomen die expliciet gedwongen orgaandonatie en orgaanhandel strafbaar stelt. Volgens de Chinese autoriteiten is deze wet opgesteld met steun van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) om de wetgeving in lijn te brengen met internationale normen. Echter, Nederland en de EU blijven bezorgd over de implementatie van de regelgeving en de onduidelijkheid rondom de statistieken van orgaantransplantaties, waardoor onduidelijkheid bestaat over de afkomst van organen. Er zijn vermoedens dat er nog steeds een handel in illegaal verkregen organen bestaat.
Zijn er na 2007 wetten aangenomen in China omtrent orgaandonatie en orgaanhandel? Dan wel aanscherpingen of versoepelingen?
De ambassade in Peking heeft twee ontwikkelingen geregistreerd sinds 2007. Ten eerste is er een aanscherping geweest op het toezicht van orgaantransplantatie «Notice of the Ministry of Health on Further Tightening the Suvervision on Human Organ Transplantation, effective as of 11th June, 2009»3. Ten tweede is een amendement aangenomen, namelijk «Amendment VIII to the Chinese Criminal Law (Presidential Decree No. 41)» waarin het niet volgen van procedures van instemming strafbaar is vanaf 1 mei 20114.
Bent u bereid de kwestie van orgaanroof en orgaanhandel hoog op de EU-agenda te plaatsen, en daarbij aan te sturen op medewerking van China om onafhankelijk onderzoek te laten plaatsvinden naar deze zwarte markt?
Het kabinet deelt de mening dat orgaanverwijdering zonder instemming van de persoon, waar ook ter wereld, onaanvaardbaar is. Nederland zal zich blijven inspannen om deze kwestie op de agenda van de EU te houden.
Hoe staat het met de ratificatie van het Verdrag van de Raad van Europa tegen de handel in menselijke organen? Hoe staat het met de toezegging van de Minister van Buitenlandse Zaken om de Kamer hier schriftelijk over te informeren?3
Over de ondertekening en ratificatie van dit Verdrag vindt overleg plaats tussen de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Justitie en Veiligheid (JenV) en Buitenlandse Zaken (BZ). Er wordt een brief voorbereid om Uw Kamer hierover voor eind 2021 te informeren.
Bent u bereid China in de VN Mensenrechtenraad aan te bespreken op dit onderwerp?
Nederland, in gezelschap van gelijkgezinde landen, spreekt China aan op de mensenrechtensituatie in het land, tijdens bijeenkomsten van de VN Mensenrechtenraad. Meest recent steunde Nederland op 22 juli 2021 een gezamenlijke verklaring met 43 andere landen met daarin o.a. uiting van zorgen over de situatie in Tibet, Hongkong en Xinjiang. Nederland zal zich inzetten om ook zorgen over orgaanhandel in de tekst van een volgende verklaring op te nemen.
Zijn er aanwijzingen dat de orgaanhandel in China verband heeft met Nederland, bijvoorbeeld door het uitreizen van Nederlandse staatsburgers naar China voor nieuwe organen? Zo ja, om hoeveel mensen gaat dit?
Er zijn geen concrete aanwijzingen dat Nederlandse staatsburgers specifiek naar China afreizen voor nieuwe organen. Het is wel bekend dat het soms voorkomt dat iemand vanuit Nederland naar het buitenland afreist voor een orgaantransplantatie. Indien iemand in Nederland in aanmerking komt voor een orgaantransplantatie, wordt diegene op de wachtlijst van Eurotransplant geplaatst. De Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS) krijgt jaarlijks data van Eurotransplant over het aantal nier-, long- en levertransplantaties die hebben plaatsgevonden bij Nederlandse burgers buiten het Eurotransplant netwerk en dus van de lijst af zijn gehaald. Sinds 2010 tot op heden zijn er 2 op een totaal van 900 longen, 1 op een totaal van 1778 levers en 24 op een totaal van 10.368 nieren getransplanteerd buiten het Eurotransplant netwerk. Er is op dit moment bij de NTS geen informatie bekend waar deze transplantaties dan wel hebben plaatsgevonden en of ze binnen of buiten het reguliere lokale transplantatienetwerk plaats heeft gevonden.
Zijn er aanwijzingen dat de orgaanhandel in China verband heeft met artsen of ziekenhuizen in Nederland? Zo ja, wat wordt hier aan gedaan?
Volgens de Nederlandse Transplantatie Stichting zijn er geen signalen bekend dat er een verband zou kunnen bestaan tussen artsen of ziekenhuizen in Nederland met de orgaanhandel in China.
Heeft u een indicatie van de ziekenhuizen in China waar illegale orgaandonatie en orgaanhandel plaatsvindt? Kunt u deze ziekenhuizen op een zwarte lijst plaatsen?
Aangezien onafhankelijke verificatie of bevestiging van de verdachtmakingen tot nu toe niet mogelijk is gebleken, is het opstellen van een zwarte lijst van Chinese ziekenhuizen niet aan de orde.
Kunt u uiteenzetten hoe de zwarte markt voor orgaanhandel in elkaar steekt en hoe gestolen organen uiteindelijk in landen als Nederland terecht komen?
Hiervoor beschikt het kabinet op dit moment niet over voldoende gegevens.
Onderschrijft u de conclusie van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel dat het «van groot belang [is] dat ook in Nederland meer kennis wordt ontwikkeld over het slachtofferschap, de werkwijzen van daders en eventuele internationale netwerken betrokken bij deze ernstige vorm van uitbuiting»?4 Zo ja, wat gaat u doen om deze kennis te ontwikkelen?
De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen heeft in zijn laatste Slachtoffermonitor 2015–20197 gesteld dat vanwege het feit dat de aanwezige meldingen niet eenduidig zijn en ook vanwege de kleine totale aantallen, geen concluderende uitspraken kunnen worden gedaan over gedwongen orgaanverwijdering in Nederland. Wel beveelt de Nationaal Rapporteur aan om actief beleid te voeren tegen deze vorm van uitbuiting. Het kabinet onderschrijft dat indien deze vorm van uitbuiting voorkomt hier tegen opgetreden moet worden.
Om een beter beeld te krijgen van de omvang van deze illegale activiteiten en waar mensen eventueel naar afreizen voor een mogelijke illegale orgaantransplantatie worden er momenteel voorbereidingen getroffen voor de inrichting van een meldpunt voor het melden van vermoedens van orgaanhandel.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en voor het commissiedebat over China (gepland op 7 september a.s.) beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat het ministerie van buitenlandse zaken actief naar argumenten voor het ontkennen van de Armeense genocide zocht |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Klopt het dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken contact heeft opgenomen met de Nederlandse ambassade in Turkije met de vraag naar wetenschappelijke argumenten die de Armeense genocide tegenspreken?1
Vanuit het kerndepartement in Den Haag is op 7 februari 2018 contact geweest met de Nederlandse ambassade in Ankara over mogelijke wetenschappelijke publicaties die zouden concluderen dat de grootschalige moordpartij van 1915 niet voldoet aan de juridische term «genocide». Dit betrof een verzoek om informatie en vond plaats in het kader van de reguliere werkprocessen binnen het ministerie.
Heeft het Ministerie niet zelf kunnen nagaan dat er wetenschappelijke consensus bestaat over het feit dat de massamoord op Armeniërs, ruim honderd jaar geleden, aangemerkt dient te worden als een genocide?
Het postennet is een integraal onderdeel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is goed gebruik dat medewerkers in Den Haag zich laten informeren door de ambassades. Deze nauwe samenwerking is een voorwaarde voor goed geïnformeerd buitenlands beleid.
Wat is de bedoeling geweest van deze vraag aan de ambassade daar? Had u reden om te twijfelen aan de reeds beschikbare wetenschappelijke feiten over de Armeense genocide?
Eén van de voorwaarden in het regeerakkoord ten aanzien van de erkenning van genocides betreft «eenduidige wetenschappelijke conclusies». Vanuit dat oogpunt is het vanzelfsprekend dat het kabinet diverse wetenschappelijke bronnen raadpleegt. Er was reeds goed zicht op studies die pleiten voor erkenning. Het was van belang om ook kennis te nemen van wetenschappelijke studies die tot een andere conclusie komen. In voorbereiding op het debat dat uiteindelijk plaatsvond op 22 februari 2018, is daarom ook informatie ingewonnen over dergelijke wetenschappelijke publicaties.
Waarom wordt het commentaar vanuit Turkije op Nederlandse acties zo nauwlettend gevolgd? Waarom hecht Nederland zoveel waarde aan de opvattingen van Turkije?
Het kabinet is bekend met de gevoeligheden en de verschillende standpunten in zowel Turkije als Armenië over deze gebeurtenissen. Het is in algemene zin gebruikelijk om goed op de hoogte te zijn van de standpunten van andere landen ten aanzien van diverse dossiers. Nederland komt daarbij uiteraard eigenstandig tot een inhoudelijke positiebepaling.
Waarom stelt het kabinet drie voorwaarden aan de erkenning van genocide waaraan in het geval van de Armeense genocide nooit voldaan kan worden?
Deze drie voorwaarden volgen de afspraken uit het Regeerakkoord van 2017, te weten: voor het erkennen van genocides zijn uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek en vaststellingen door de Verenigde Naties (VN Veiligheidsraad bijvoorbeeld) leidend.
Begin maart 2017 ontving het kabinet het gezamenlijk advies van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV) en de Extern Volkenrechtelijk Adviseur (EVA) over het gebruik door politici van de term «genocide». Het Kabinet had om dit advies gevraagd ter uitvoering van de motie Voordewind c.s. (Kamerstuk 34 550 V, nr. 32, aangenomen op 29 november 2016. In deze motie werd het kabinet opgeroepen om de CAVV en de EVA te vragen een gemeenschappelijk rapport voor te bereiden met als doel duidelijkheid te scheppen rondom de wenselijkheid, mogelijkheden en betekenis van het gebruik van de term «genocide» door politici, zowel in algemene zin als ten aanzien van wreedheden begaan door IS.
De CAVV en EVA lieten, in hun advies, historische kwesties nadrukkelijk buiten hun advisering: zij beperkten zich tot lopende situaties. Volgens de CAVV en EVA zijn bij historische situaties vooral vragen over genoegdoening en excuses aan de orde, hetgeen voor het kabinet primair een zaak is tussen de betrokken partijen.
Bent u het eens met het advies en de inschatting van hoogleraar Ugur Üngör dat Nederland beter door de zure appel heen kan bijten en dan «hooguit een paar maanden ruzie met Turkije [krijgt], maar daarna [...] de diplomatieke banden en handelsrelaties gewoon weer verder [gaan]?»2 Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is in beraad over de uitvoering van de motie Voordewind (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2277).
Deelt u de mening dat erkenning van de genocide juist kan bijdragen tot een evenwichtiger en duurzamer toekomstige relatie met Turkije en zal bijdragen aan oprechte verzoening tussen Turkije en Armenië en tussen Turken en Armeniërs wereldwijd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals hierboven vermeld is het kabinet bekend met de gevoeligheden en verschillende standpunten in Turkije en Armenië ten aanzien van deze vreselijke gebeurtenissen. Van belang is de noodzakelijke acceptatie en verwerking van het verleden door beide landen. Nederland hoopt dan ook dat Turkije en Armenië met elkaar hierover het gesprek voeren, met het oog op een duurzame verzoening.
Hoe beoordeelt u de stap van president Biden die namens de Verenigde Staten de Armeense Genocide nu officieel heeft erkend?
Ik heb kennisgenomen van het besluit van de VS. Het Nederlandse kabinet neemt hierover een eigenstandige beslissing. Zie verder het antwoord op vraag 6.
Bent u bereid om in Europees verband te overleggen – met bijvoorbeeld een land als Duitsland – om gezamenlijk met andere EU-lidstaten en in navolging van de Verenigde Staten te komen tot een officiële erkenning van de Armeense Genocide?
Zie het antwoord op vraag 6 en vraag 8. Het Nederlandse kabinet neemt hierover een eigenstandige beslissing.
De huidige situatie in Zuid-Afrika |
|
Simone Kerseboom (FVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de huidige, nijpende situatie in Zuid-Afrika, waar aanhangers van de voormalige president Jacob Zuma de straat op zijn gegaan en waar massaal geweld, plunderingen en vernielingen hebben plaatsgevonden?
Ja.
Deelt u de mening dat Zuid-Afrika «state capture» ondergaat en dat er in dit land weinig onderscheid bestaat tussen de staat en de regeringspartij, het ANC? Zo ja, hoe beïnvloedt dit de relatie tussen Nederland en het ANC? Zo nee, kunt u de huidige staat van de rechtsstaat in Zuid-Afrika beschrijven?
In Zuid-Afrika maken politieke benoemingen («cadre deployment») bij overheidsinstanties officieel onderdeel uit van het beleid van een aantal politieke partijen, waaronder het ANC. Dientengevolge zijn staat en regeringspartij met elkaar verweven. Zuid-Afrika is hierin niet uniek.
De Nederlandse regering onderhoudt relaties met de Zuid-Afrikaanse regering, sinds 1994 geleid door het ANC die tot op heden alle nationale verkiezingen op democratische wijze met een absolute meerderheid heeft gewonnen.
Sinds januari 2018 loopt er in Zuid-Afrika een omvangrijk openbaar onderzoek naar het fenomeen «state capture», de zogenaamde Judicial Commission of Inquiry into Allegations of State Capture, onder leiding van plaatsvervangend opperrechter van het Constitutioneel Gerechtshof, Raymond Zondo. Het onderzoek richt zich op aantijgingen van vermeende corruptie en fraude in de publieke sector. Ook ANC-leden worden verhoord. Dit onderzoek loopt nog tot eind september 2021. Het rapport van de commissie met bevindingen en aanbevelingen wordt gedeeld met het Zuid-Afrikaanse Openbaar Ministerie (OM).
Het onafhankelijk opererende OM kan op basis van het door de «Zondo-commissie» vergaarde bewijs en aanbevelingen besluiten tot vervolging van individuen over te gaan. De Zuid-Afrikaanse politie en het OM doen daarnaast ook zelf onderzoek naar corruptie. Op basis van cijfers van het OM resulteerde dit in 2020–2021 in de veroordeling van 220 overheidsvertegenwoordigers1. Ook lopen er momenteel rechtszaken, o.a. tegen hooggeplaatste leden van het ANC, zoals de (thans geschorste) secretaris-generaal.
Zuid-Afrika is een rechtsstaat met onafhankelijke rechterlijke instanties. Na jaren van bezuinigingen en leiderschapswissels, is het OM onder president Ramaphosa weer in stabieler vaarwater gekomen en wordt geïnvesteerd in capaciteit en kwaliteit.
Deelt u de mening dat onderlinge strijd, factievorming en de strijd om de macht binnen het ANC, nu geuit in een «protest» tegen de opsluiting van voormalig president Jacob Zuma, de belangrijkste aanleidingen zijn geweest voor dit geweld? Zo ja, hoe beïnvloedt dit de relatie tussen Nederland en Zuid-Afrika? Zo nee, wat waren volgens u dan de belangrijkste factoren die tot dit geweld hebben geleid?
De Zuid-Afrikaanse politie voert momenteel onderzoek uit naar de recente geweldsuitbarsting. President Ramaphosa heeft in een televisietoespraak op 12 juli jl. aangegeven dat het om een doelbewuste, gecoördineerde en goed geplande aanval op de democratie ging. Naast het samenvallen met, en de reactie op, de in hechtenis genomen voormalige president Zuma, worden ook opportunistisch crimineel gedrag en armoede van delen van de bevolking genoemd als aanleiding voor het geweld en de plunderingen. De Zuid-Afrikaanse autoriteiten hebben aangekondigd de verantwoordelijken voor het geweld en plunderingen te zullen vervolgen. Tot dusver zijn er ruim 2.500 individuen aangehouden voor hun aandeel in het geweld en de plunderingen. Daarnaast heeft de overheid meerdere individuen in het vizier die verantwoordelijk lijken voor het organiseren van en aanzetten tot geweld waarvan er reeds een aantal gearresteerd zijn.
Deelt u de mening dat het huidige geweld en de plunderingen, die de bevoorradingsketens in Zuid-Afrika hebben getroffen, gevolgen zullen hebben voor de voedselzekerheid in Zuid-Afrika? Zo ja, denkt u dat dit aanleiding zal zijn tot meer geweld en onrust? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het recente geweld en de plunderingen hebben invloed op de diverse aanvoerroutes van voedsel, medicijnen en andere goederen naar afzetgebieden. Dit leidde in de provincie KwaZulu Natal tot lange rijen voor supermarkten en benzinestations. Tot dusver zijn er geen meldingen dat dit tot nieuw geweld en onrust heeft geleid. Er zijn veel initiatieven, privaat en publiek, op touw gezet om getroffen burgers van levensmiddelen te voorzien. De regering heeft 25.000 legertroepen ingezet, o.a. om kritieke infrastructuur, voedselmagazijnen en aanvoerroutes te beschermen. Dit heeft ertoe geleid dat de situatie geleidelijk weer terugkeert naar normaal.
Bent u op de hoogte van de aanval op 113 netwerktorens1 en het in brand steken van een waterzuiveringsinstallatie in Pietermaritzburg2 door «demonstranten»?
Ja. Ik heb de berichten hierover in de media gelezen.
Deelt u de mening dat dergelijke aanvallen op belangrijke infrastructuur een verontrustend teken kunnen zijn dat facties binnen Zuid-Afrika trachten het land te destabiliseren om het onregeerbaar te maken? Zo ja, erkent u dat dit tot een burgeroorlog in Zuid-Afrika kan leiden? Zo nee, hoe beziet u dan de aanvallen op infrastructuur?
Elke vorm van bewuste aanvallen door geweldplegers op kritieke publieke infrastructuur is zorgelijk, zo ook in Zuid-Afrika. Mede door de inzet van het leger, heeft de regering het geweld, dat zich concentreerde in twee provincies, een halt toe kunnen roepen en is de orde inmiddels hersteld. De verklaring van president Ramaphosa alles in werking te stellen om de vrede te handhaven en de verantwoordelijken te identificeren en te vervolgen is een goed teken. Ook gaf hij aan dat er een evaluatie zal plaatsvinden om te voorkomen dat dit opnieuw kan gebeuren.
Wat vindt u ervan dat zelfs de Zuid-Afrikaanse Minister van Politie heeft uitgesproken dat mensen niet alleen plunderen omdat ze honger hebben, maar dat er een oorlog komt?3
Zie antwoord vraag 6.
Wat vindt u ervan dat de politie het geweld niet in bedwang kan houden, dat het leger is ingezet, en dat georganiseerde, gewapende groepen burgers gedwongen zijn hun gemeenschappen te beschermen tegen geweld en plundering?
Nadat de politie onvoldoende in staat bleek de orde te handhaven in de verschillende gebieden waar de onrust plaatsvond, heeft de regering de hulp van het leger ingeroepen. Ik heb ook uit de media vernomen dat groepen burgers zich hebben verenigd om hun buurten en winkelcentra te beveiligen. Zoals opgetekend in de verklaring[5] van de vertegenwoordigingen van de Europese Unie en EU-lidstaten in Zuid-Afrika, steunt Nederland de Zuid-Afrikaanse regering in het nemen van maatregelen om de vrede en de rechtsstaat te herstellen.
Bent u op de hoogte van «reports of tribal attacks pitting blacks against Indians in suburbs in the province [Kwazulu Natal]»?4
Ja.
Welke stappen bent u bereid te ondernemen om de veiligheid van minderheden in Zuid-Afrika te waarborgen?
De veiligheid van minderheden is de verantwoordelijkheid van de Zuid-Afrikaanse regering. Zuid-Afrika is een democratische rechtsstaat, met een vocaal maatschappelijk middenveld en als lid van de Verenigde Naties, gehouden aan internationale verklaringen en conventies inzake de bescherming van mensenrechten. Zo ook de rechten en veiligheid van minderheden. Artikel 27 van het Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten roept staten op de rechten van etnische, religieuze en linguïstische minderheden te respecteren.
De internationale gemeenschap werkt nauw samen met Zuid-Afrika in multilateraal (bijvoorbeeld in de Mensenrechtenraad) en bilateraal verband op het terrein van mensenrechten. Nederland heeft ook een bilaterale mensenrechtendialoog met Zuid-Afrika, waar verschillende elementen van de brede mensenrechtenagenda besproken worden.
Welke instrumenten heeft Nederland tot zijn beschikking om de veiligheid van minderheidsgroepen in Zuid-Afrika te waarborgen?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat minderheden in Zuid-Afrika het grootste risico lopen het eerste doelwit te worden als het geweld zich uitbreidt en escaleert? Zo ja, welke minderheidsgroepen denkt u dat het grootste risico lopen? Zo nee, waarom niet?
In een televisietoespraak op 12 juli jl. noemde president Ramaphosa het recente geweld en de plunderingen een doelbewuste, gecoördineerde en goed geplande aanval op de Zuid-Afrikaanse democratie. De chaos werd ook gebruikt om kritieke onderdelen van de Zuid-Afrikaanse economie en dienstverlening aan te vallen. De plunderingen en geweld waren met name gericht op winkels en andere eigendommen, waarbij de eigenaren, waaronder de staat, en werknemers de grootste schade hebben ondervonden. De orde is inmiddels hersteld.
Het sluiten van de grenzen in Groot-Brittannië voor de invoer van pootgoed uit de Europese Unie |
|
Jan Klink (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Britten sluiten grenzen voor pootgoed uit EU»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Deelt u de mening dat een einde aan de wederzijdse import en export van aardappelpootgoed als gevolg van de Brexit schadelijk is voor zowel Nederland, de Europese Unie als het Verenigd Koninkrijk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om in de toekomst alsnog tot afspraken te komen en wat gaat u daar aan doen in bilaterale contacten met het Verenigd Koninkrijk en in EU-verband?
Ik deel uw mening dat een einde aan de wederzijdse import en export van aardappelpootgoed als gevolg van Brexit nadelig is voor de handel en de teelt in zowel de EU als in het VK. Het in stand houden van wederzijdse markttoegang voor aardappelpootgoed is niet zozeer een technische kwestie, maar vooral een gevolg van een politieke keuze. Volgens EU wet- en regelgeving is onbelemmerde markttoegang voor pootaardappelen vanuit een derde land is alleen mogelijk indien dat derde land zich blijvend committeert aan de fytosanitaire regels van de EU voldoet, dus ook als deze over een bepaalde tijd zouden wijzigen («dynamic alignment»). Het VK wenst zicht niet te committeren aan dergelijke afspraken en heeft als reactie de import van pootaardappelen uit de EU aan banden gelegd. Hierdoor is van wederzijdse markttoegang voor pootaardappelen geen sprake meer. Het is voor Nederland op grond van de Europese plantgezondheidsregelgeving niet mogelijk om bilateraal met het VK tot andere afspraken te komen. De oplossing zal gevonden moeten worden tussen de EU en het VK. Zowel de Europese Commissie als het VK zijn op de hoogte van de wens van NL dat er een oplossing wordt gevonden voor deze situatie. Onlangs heeft Nederland de Europese Commissie nogmaals gewezen op het belang van wederzijdse markttoegang voor aardappelpootgoed.
Hoe groot is de schade aan Nederlandse telers, hun coöperaties en handelshuizen?
Officiële statistieken van intra-EU handel worden niet bijgehouden. De consequentie hiervan is dat de intra-EU handelsstromen van vóór Brexit niet in officiële cijfers bekend zijn omdat het VK onderdeel was van de interne markt. De cijfers die bij ons bekend zijn schattingen en zijn afkomstig van de Nederlandse Aardappel Organisatie (NAO). Daaruit blijkt dat de EU naar schatting jaarlijks ca. 25.000 tot 30.000 ton aardappelpootgoed naar het VK exporteerde en een vergelijkbare hoeveelheid werd jaarlijks vanuit het VK geïmporteerd in de EU. Het is niet bekend wat de impact van het wegvallen van deze goederenstromen is voor Nederlandse bedrijven.
Welke mogelijkheden ziet u om schade te mitigeren, bijvoorbeeld door te helpen bij het aanboren van nieuwe markten?
In gesprek met de sector is aangegeven dat zij gebruik kunnen maken van de reeds bestaande faciliteiten die er vanuit RVO zijn voor het aanboren van nieuwe markten. Zo kan het bedrijfsleven gebruik maken van de Brexitvouchers die RVO aanbiedt waarmee advies kan worden verkregen over alternatieve markten. Daarnaast worden momenteel de mogelijkheden verkend om vanuit de Brexit Adjustment Reserve te voorzien in een Brexit-gerelateerd internationaliseringsprogramma voor getroffen bedrijven. Daarnaast is er vanuit het Ministerie van LNV voortdurende inzet op het openen van nieuwe markten en openhouden van bestaande markten door de teams voor fytosanitaire markttoegang derde landen. Dit gebeurt in nauwe afstemming met de sectororganisatie NAO.
Welke activiteiten heeft u hiervoor al ondernomen, en welke zijn nog voorzien?
Zie 4.
Op welke manier trekt u hier samen op met de sector?
LNV onderhoudt via de reguliere LNV Brexit stakeholderbijeenkomsten en gesprekken met de sector nauw contact over de gevolgen van Brexit en de Brexit Adjustment Reserve. Zie ook 4.
Kan het Brexit Adjustment Reserve ingezet worden om de schade te compenseren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier?
Vanuit de Brexit Adjustment Reserve (BAR) kan het bedrijfsleven tegemoet worden gekomen in kosten die gemaakt zijn ten behoeve van aanpassing aan de nieuwe situatie als gevolg van Brexit (zie de Kamerbrief van d.d. 30 april 2021). Middelen uit de BAR zullen langs drie verschillende sporen worden ingezet, in afstemming met belanghebbenden: 1) regeling(en) voor het algemene bedrijfsleven, 2) specifieke regeling(en) voor de visserijsector en 3) vergoeding van publieke kosten gemaakt door decentrale overheden en het Rijk. Deze sporen worden momenteel uitgewerkt. Dit is via Kamerbrieven, LNV Brexit stakeholderbijeenkomsten en gesprekken met de sector aan de sector gecommuniceerd.
Wilt u de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de reactie en de genomen maatregelen van het kabinet op dit dossier?
Met de antwoorden op de vragen hierboven vertrouw ik erop u voldoende te hebben geïnformeerd.
Mogelijkheden om Hongarije aan te spreken op de anti-lhbti-wet |
|
Jasper van Dijk |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Wat is uw oordeel over het rapport van drie rechtsgeleerden over de opties die op tafel liggen als Hongarije de rechtsstaat blijft ondermijnen?1, 2
Het kabinet kan de strekking van het genoemde rapport van de drie rechtsgeleerden goed volgen dat, gelet op de bredere rechtsstatelijke problematiek in Hongarije en afgezet tegen andere procedures vervat in financiële wetgeving van de Unie (zoals bijvoorbeeld in de Verordening Gemeenschappelijke Bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor grensbeheer en visa of het Financieel Reglement), de MFK-rechtsstaatverordening het meest effectieve instrument is om de Uniebegroting te beschermen. De toegevoegde waarde van de MFK-rechtsstaatverordening bestaat met name uit de expliciete link die gelegd wordt tussen de ontvangsten van EU-middelen uit de EU-begroting en het herstelfonds, en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen. Daarnaast is de beoordeling die geschiedt op basis van de verordening niet beperkt tot specifieke uitgavenprogramma’s of fondsen, zoals het geval kan zijn voor andere procedures onder financiële Uniewetgeving, maar ziet deze op alle financiële stromen.
Daarbij past wel de kanttekening dat de MFK-rechtsstaatverordening beperkt is tot schendingen van de beginselen van de rechtsstaat die het financieel beheer of de bescherming van de financiële belangen van de Unie serieus dreigen aan te tasten. In het geval van gelijke rechten van LHBTI’s is deze link moeilijk te leggen.
Een belangrijke premisse in het rapport is dat de Europese Commissie per direct toepassing kan geven aan de verordening door middel van het sturen van een notificatie als bedoeld in artikel 6(1) van de MFK-rechtsstaatverordening, en dat de uitspraak van het Europees Hof van Justitie in het beroep tot nietigverklaring tegen de verordening van Polen en Hongarije en de afronding van de richtsnoeren door de Commissie niet hoeven te worden afgewacht. Zoals reeds eerder bij verscheidene gelegenheden is gecommuniceerd met uw Kamer, ziet het kabinet dat anders. De Commissie heeft tijdens de Europese Raad van december 2020 verklaard te zullen wachten met het voorstellen van maatregelen totdat de Commissie richtsnoeren heeft vastgesteld over de toepassing van de verordening, en dat de Commissie in die richtsnoeren de nog te volgen uitspraak van het Europese Hof van Justitie in het beroep tot nietigverklaring van Polen en Hongarije zal meenemen. De Europese Raad heeft in zijn conclusies van december 2020 vastgesteld dat de Commissie dit voornemen heeft en dat de Europese Raad het ermee eens is dat de Commissie wacht met het doen van voorstellen van maatregelen tot genoemde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Dit betekent niet dat het werk stilstaat. De Commissie heeft herhaaldelijk bevestigd dat geen enkele zaak over het hoofd zal worden gezien, en dat zij haar onderzoekende werk is gestart per ingang van 1 januari 2021. Alle bevindingen (dat wil zeggen geconstateerde schendingen van de beginselen van de rechtsstaat) zullen worden betrokken bij eventuele maatregelen die de Commissie na uitspraak van het Europees Hof van Justitie en afronding van richtsnoeren zal voorstellen uit hoofde van de MFK-rechtsstaatverordening. In dat verband verwelkomt het kabinet het feit dat het Europees Hof van Justitie heeft besloten om de beroepen tot nietigverklaring van Polen en Hongarije versneld te behandelen. De hoorzitting in deze gevoegde zaken zal begin oktober plaatsvinden. Gewoonlijk volgt dan binnen ongeveer drie maanden de einduitspraak. Nederland neemt samen met een aantal gelijkgezinde lidstaten deel aan deze hofzaak.
Het kabinet zal er nauwlettend op blijven toezien dat Commissie haar rol als onafhankelijk hoedster van de Verdragen, ook op het terrein van de rechtsstaat, proactief en consequent blijft vervullen.
Deelt u de opvattingen in het stuk? Is de bevinding juist dat het rechtsstaatmechanisme in het Herstelplan niet pas kan worden toegepast als fraude werkelijk bewezen is?
In het rapport roepen de drie hoogleraren de Commissie op tot het onmiddellijk activeren van de MFK-rechtsstaatverordening tegen Hongarije. Zoals hiervoor uiteengezet, ziet het kabinet dit anders. Naar de opvatting van het kabinet heeft de Europese Raad vastgesteld dat de Commissie eerst richtsnoeren zal vaststellen over de toepassing van de verordening en dat de Commissie in die richtsnoeren de nog te volgen uitspraak van het Europese Hof van Justitie in het beroep tot nietigverklaring van Polen en Hongarije zal meenemen.
Meer specifiek vragen de drie hoogleraren de Commissie Hongarije een schriftelijke kennisgeving toe te zenden overeenkomstig artikel 6(1) van die verordening (de eerste stap in de procedure die uiteindelijk kan leiden tot de schorsing van EU-middelen), vanwege een aantal met elkaar samenhangende schendingen van de beginselen van de rechtsstaat. Deze schendingen worden in drie categorieën nader onderscheiden:3 het ontbreken van een transparant beheer van EU-middelen,4 het ontbreken van een onafhankelijke openbare aanklager5 het ontbreken van onafhankelijke rechtspraak. Volgens het rapport rechtvaardigen deze geïdentificeerde problemen directe actie onder de Verordening: het gaat om schendingen van de rechtsstatelijke beginselen zoals gedefinieerd in de Verordening (artikel 4(2) (a-h)) die ernstige risico’s vormen voor de financiële belangen van de Unie. Het kabinet kan deze onderverdeling in algemene zin goed volgen.
Een groot deel van het rapport beslaat de uiteenzetting van de feitelijke gronden waarop die bevindingen gebaseerd zijn. De hoogleraren geven hiertoe een uitgebreide analyse en context van de feitelijke situatie in Hongarije. Van de verschillende EU-rechtsinstrumenten die er zijn om toe te zien op de correcte besteding van EU-gelden is de MFK-rechtsstaatverordening volgens de hoogleraren het meest geschikte instrument om de problematische besteding van EU-gelden door Hongarije aan te pakken. Het kabinet kan zich in algemene zin in de analyse van het rapport vinden, maar wijst er wel op dat het uiteindelijk aan de Commissie is om schendingen van de beginselen van de rechtsstaat die onder de reikwijdte van de verordening vallen als dusdanig aan te merken. Voor die kwalitatieve beoordeling kan dit rapport nuttige aanknopingspunten bieden.
In het rapport stellen de hoogleraren verder dat de verordening, al voordat er een specifiek geval van fraude of misbruik van EU-gelden wordt vastgesteld, in werking kan worden gesteld. De verordening vraagt volgens hen juist om een proactieve, en op risicoanalyse gebaseerde aanpak om de EU-begroting te beschermen. De Commissie moet optreden om het ernstige risico op fraude of misbruik van EU-gelden aan te pakken dat ontstaat door bestaande inbreuken op de rechtsstaat die in de verordening worden opgesomd. Het kabinet deelt die lezing. De Commissie kan uit hoofde van de verordening maatregelen voorstellen indien zij vaststelt dat sprake is van schendingen van de beginselen van de rechtsstaat in een lidstaat die voldoende rechtstreekse gevolgen hebben of dreigen te hebben voor het goed financieel beheer of de bescherming van de financiële belangen van de Unie. Daarmee kent de MFK-rechtsstaatverordening tevens een expliciet preventief karakter. Het causaal verband tussen schendingen van de rechtsstaat en de financiële belangen van de Unie zal echter in de praktijk niet altijd makkelijk zijn aan te tonen. Het is in dat licht belangrijk dat de Commissie optimaal gebruik maakt van de ruimte die de verordening biedt.
Wat vindt u van het argument dat het rechtsstaatmechanisme ook preventief kan en moet worden gebruikt?
Zie antwoord vraag 2.
Welke rol speelt de Hongaarse rechtsstaat bij de keuze van de Europese Commissie om het Herstelplan van Hongarije nog niet goed te keuren?
Hongarije heeft zijn plan op 12 mei jl. ingediend. Na publicatie van het plan beoordeelt de Commissie of het plan voldoet aan de eisen in de RRF-verordening. In principe heeft de Commissie twee maanden de tijd om een beoordeling te maken en een voorstel voor een uitvoeringsbesluit te delen met de Raad. In samenspraak met de lidstaat in kwestie kan de periode van twee maanden worden verlengd wanneer dit nodig is. De Europese Commissie heeft bij monde van vicepresident Dombrovskis aangegeven de beoordeling met betrekking tot het herstelplan naar eind september uit te stellen en heeft aan de Hongaarse regering aanvullende vragen gesteld. Commissaris Reynders (Justitie) heeft publiekelijk aangegeven dat de Commissie het plan niet zal goedkeuren zolang de Hongaarse regering geen hervormingen doorvoert in de rechterlijke macht en niet voorziet in adequate garanties dat nationale autoriteiten door OLAF aan het licht gebrachte onregelmatigheden grondig onderzoeken.
Nederland heeft de Commissie aangespoord alle mogelijke middelen te gebruiken die haar ter beschikking staan om toe te zien op de naleving van de beginselen van de rechtsstaat, ook in de context van de EU-begroting en het herstelfonds. Daarbij past wel de kanttekening dat compatibiliteit met rechtsstatelijke, democratische beginselen en grondrechten op basis van de RRF-verordening geen expliciete formele beoordelingscriteria zijn van de Commissie bij de beoordeling van herstelplannen. Wel dient de Commissie te toetsen «of de door de lidstaten voorgestelde regelingen naar verwachting belangenconflicten, corruptie en fraude bij het gebruik van de financiële middelen die afkomstig zijn van de faciliteit zullen voorkomen, opsporen en rechtzetten, waaronder regelingen die gericht zijn op het voorkomen van dubbele financiering uit de faciliteit en uit middelen van andere Unieprogramma’s» (artikel 19, lid 3, sub j, onder efficiëntie). Ook moet het herstelplan bijdragen aan de doeltreffende aanpak van alle (of een significant deel van de) uitdagingen die zijn vastgesteld in de landenspecifieke aanbevelingen (CSR’s) uit 2019 en 2020 in het kader van het Europees Semester (artikel 19, lid 3, sub b, onder relevantie). Rechtsstatelijke aspecten kunnen onderdeel uitmaken van de landenspecifieke aanbevelingen, maar de RRF-verordening verplicht er niet toe dat alle uitdagingen uit alle aanbevelingen geadresseerd worden in het herstelplan.
Wat is de laatste stand van zaken omtrent stappen die de EU onderneemt tegen de anti-lhbti-wet van Hongarije? Is de Europese Commissie een inbreukprocedure gestart?
Op 15 juli jl. is de Europese Commissie twee inbreukzaken gestart tegen Hongarije met betrekking tot de gelijke rechten van LHBTI’s. Het gaat hierbij om de eerste stap (ingebrekestelling) in de administratieve fase van de inbreukprocedure. De eerste inbreukzaak ziet op de bepalingen van de anti-LHBTI-wetgeving die op 8 juli jl. in werking trad en het verstrekken van «informatie die afwijkt van de geslachtsidentiteit bij de geboorte, geslachtsverandering of homoseksualiteit voor minderjarigen» verbiedt. Volgens de Commissie is de wetgeving onder meer in strijd met de richtlijn audiovisuele mediadiensten en het EU-Handvest van de Grondrechten. De schendingen zijn dermate ernstig dat de bepalingen ook een schending vormen van de Uniewaarden uit artikel 2 VEU. Daarnaast is de Commissie eveneens een inbreukzaak gestart ten aanzien van het besluit van de Hongaarse Consumentenautoriteit van 19 januari jl. dat een uitgever dwong om een kinderboek waarin LHBTIQ-personen voorkwamen te voorzien van een disclaimer dat het boek «vormen van gedrag afwijkend van traditionele genderrollen» afbeeldde. Ook dat besluit is volgens de Commissie in strijd met het Unierecht. De Hongaarse regering heeft twee maanden de tijd gekregen om te reageren. Mocht de Commissie de reactie van Hongarije ontoereikend achten, kan zij een zogenaamd met redenen omkleed advies sturen, waaraan eveneens een specifieke termijn zal worden verbonden. Als ook die reactie niet voldoende is, kan zij de zaken voor het Europees Hof van Justitie brengen.
Welke stappen gaat u zelf nog ondernemen, aangezien u van mening bent dat Hongarije «niets te zoeken» heeft in de EU zolang de anti-homowet van kracht blijft?
Het is in eerste instantie aan de Europese Commissie, als hoedster van de verdragen, om toe te zien op de naleving van het EU-recht in de lidstaten. Het kabinet verwelkomt dan ook de inbreukzaak die de Europese Commissie is gestart ten aanzien van de recente anti-LHBTI-wetgeving. Mocht de Commissie uiteindelijk de stap naar het Europees Hof van Justitie zetten in deze inbreukzaak, dan zal het kabinet met positieve grondhouding bezien of Nederland samen met gelijkgezinde lidstaten aan deze hofzaak deel zal nemen. Daarnaast zal Nederland Hongarije in EU-verband blijven aanspreken op naleving van de beginselen van rechtsstaat, democratie en grondrechten in het kader van de artikel 7-procedure. In dat licht is het goed dat het Voorzitterschap agendering van deze procedure wederom tentatief heeft voorzien voor de Raad Algemene Zaken van december 2021. Ook zal Nederland de aanhoudende zorgen blijven opbrengen in bilateraal verband.
De sancties tegen Cuba. |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de demonstratie in Havana, Cuba tegen de economische crisis en het tekort aan geneesmiddelen waaronder Cuba lijdt?
Ja. De demonstraties richtten zich behalve op de schaarste en het tekort aan medicijnen, ook op het gebrek aan rechten en vrijheden voor de Cubaanse bevolking.
Welke invloed heeft het Amerikaanse embargo volgens u op deze twee crises?
De Amerikaanse sancties hebben geen betrekking op de export van voedsel, medicijnen en in beginsel op medische apparatuur vanuit de VS naar Cuba. Naast het Amerikaanse embargo, zijn vooral het gebrek aan economische hervormingen en de nadelige effecten van de coronacrisis op het toerisme van invloed op de economische crisis waar Cuba zich in bevindt. Bovendien speelt daarbij ook de bovengenoemde politieke crisis over het gebrek aan vrijheden en rechten van de bevolking.
De laatste weken is het aantal COVID-besmettingen op Cuba hard gestegen. De Cubaanse regering heeft besloten af te zien van het importeren van in het buitenland geproduceerde COVID-vaccins en heeft zich ook niet ingeschreven voor COVAX. Het vertrouwt op de eigen (kandidaat-)vaccins.
Bezien de Nederlandse positie tégen het economische, commerciële en financiële embargo, zoals tot uiting komt in de sinds 1992 jaarlijkse stemming over een resolutie hieromtrent bij de Algemene Vergadering van de VN, welke maatregelen kan Nederland nemen om aan deze jaarlijks aangenomen resolutie politieke gevolgen te geven?
Nederland steunt met andere Europese lidstaten de hier genoemde VN-resolutie. Nederland en andere EU-lidstaten zijn tegen de onwenselijke gevolgen van de extraterritoriale werking van sancties van derde landen. Dit is ten aanzien van Cuba specifiek vastgelegd in de EU-antiboycotverordening (Verordening 2271/96)1. Opvolging hiervan geschiedt voornamelijk in EU-verband, o.a. via de Overeenkomst inzake Politieke Dialoog en Samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds, en de Republiek Cuba anderzijds. Waar relevant worden ook in bilaterale contacten van Nederland met de VS en Cuba, de Nederlandse bezwaren tegen het embargo uitgesproken.
Is Nederland bereid politieke opvolging te geven aan de aangenomen VN-resoluties door dergelijke maatregelen te nemen? Waarom wel of waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hebben er, sinds het uitbreken van de coronapandemie, situaties plaatsgevonden waarin Nederland of in Nederland gevestigde bedrijven op enigerlei wijze hebben bijgedragen aan het Amerikaanse embargo tegen Cuba? Hoe kan de Nederlandse regering dergelijke situaties bestrijden, dan wel voorkomen?
In de praktijk kan het zo zijn dat bedrijven investeringen in, en transacties met Cuba vermijden, vanwege mogelijke financiële consequenties. Bij de keuze om geen zaken te doen met Cuba spelen meerdere factoren mee, zoals commerciële overwegingen en relevante wet- en regelgeving, waaronder sancties. De Europese antiboycotverordening verbiedt Europese bedrijven om gevolg te geven aan een aantal specifieke Amerikaanse sancties tegen Cuba, zoals benoemd in de bijlage daarvan.
Wat kan Nederland doen om het Cubaanse volk te hulp te schieten bij de crises waarin het land verkeert? Is Nederland bereid hulp te verlenen aan Cuba? Zo ja, kunt u uitwijden over welke hulp Nederland bereid is te verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Cuba ontvangt geen bilaterale hulp zoals de partnerlanden van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Nederland draagt echter aanzienlijk bij aan activiteiten van VN-organisaties zoals de FAO en UNDP en maatschappelijke organisaties, die in Cuba actief zijn. Daarnaast lopen er in Cuba verschillende EU-programma’s, die zich richten op gezondheidszorg, klimaat en versterking van lokaal bestuur. Daarmee draagt Nederland indirect bij aan de hulp aan het Cubaanse volk.
Bent u bereid om met de Cubaanse regering in gesprek te treden om te bezien waar Nederland verder te hulp kan schieten om de Cubanen door de moeilijke coronaperiode te helpen? Zo nee, waarom niet?
Als reeds aangegeven, krijgt het Nederlandse Cuba-beleid met name vorm binnen de Europese Unie en de hierboven genoemde Overeenkomst inzake Politieke Dialoog en Samenwerking. In het kader van deze overeenkomst worden periodieke dialogen georganiseerd op een groot aantal terreinen.
Op 29 juni jl. heeft de Europese Unie een Verklaring afgegeven over de situatie in Cuba na de protesten van 11 juli. Daarin uit de Unie o.a. haar zorgen en wordt de Cubaanse regering opgeroepen gehoor te geven aan de wensen van het Cubaanse volk voor meer vrijheid en rechten en voor economische en politieke hervormingen. Ook geeft de Unie aan klaar te staan om alle inspanningen te leveren ter verbetering van de levensomstandigheden van Cubanen via bovengenoemde Overeenkomst inzake Politieke Dialoog en Samenwerking.
Een online informatiebijeenkomst over de mogelijke samenwerking tussen Elbit en Nederlandse bedrijven |
|
Jasper van Dijk |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u ermee bekend dat later deze maand een online informatiebijeenkomst wordt gehouden over mogelijke samenwerking tussen de Israëlische wapenfabrikant Elbit en Nederlandse bedrijven?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat afgelopen jaren, bijvoorbeeld in Gaza, honderden Palestijnse burgers zijn gedood door het Israëlische leger, dat daarbij onder andere gebruik maakte van wapens van Elbit?
Voor wat betreft de appreciatie van het kabinet omtrent de escalatie in-en-rond Gaza, en de Nederlandse MOVP-inzet, verwijs ik u naar de Kamerbrieven van 17 mei (met kenmerk 2021Z07817) en 16 juni jl. (met kenmerk 2021D21827).
Het kabinet neemt voor kennisgeving aan dat Israël wapens afneemt bij Elbit. Nederland spreekt de Israëlische regering, ook in EU-verband, consequent aan op diens nederzettingenbeleid.
Ziet u in dat Israël de bezetting van Palestina in stand kan houden en de illegale nederzettingen in bezet gebied uit kan breiden juist vanwege de omvangrijke defensie-industrie in het land, waar Elbit onderdeel van uitmaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de zorg dat samenwerking met Elbit medeplichtigheid aan Israëlische oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen op kan leveren voor Nederlandse bedrijven? Zo nee, waarom niet?
Tijdens genoemde informatiebijeenkomst werd onderzocht of samenwerking met het bedrijf Elbit interessant kan zijn voor Nederlandse bedrijven. Mocht er door Nederlandse bedrijven opvolging worden gegeven aan deze informatiebijeenkomst – resulterend in een samenwerkingsverband – dan zal eventuele levering aan Israël vanuit Nederland, zoals gebruikelijk, onderhevig zijn aan exportcontrole in Nederland. Daarbij wordt onder andere getoetst of er een duidelijk risico is dat de uit te voeren goederen worden gebruikt bij het begaan van ernstige schendingen van mensenrechten of humanitair oorlogsrecht. Wanneer daar een risico op is, wordt geen vergunning voor uitvoer afgegeven. Het kabinet zag geen reden om deze informatiebijeenkomst op te schorten.
Bent u bereid, zeker gezien de recente geweldsescalatie in Gaza, om de online bijeenkomst met Elbit op te schorten?
Zie antwoord vraag 4.
Antwoorden op eerdere vragen over het geweld in Chora in juni 2007 |
|
Jasper van Dijk |
|
Ank Bijleveld (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Herinnert u zich uw eerdere antwoorden op vragen over geweldsinzet in Chora in juni 2007?1
Ja.
Voordat ik inhoudelijk in ga op deze vragen, hecht ik er belang aan te melden dat de Nederlandse militairen van Task Force Uruzgan (TFU) onder grote dreiging, met vastberadenheid, moed, beleid en ook met gevaar voor hun leven hebben gehandeld om de Taliban te stoppen, hen uit het gebied te verdrijven en executies onder de lokale bevolking te voorkomen. De commandant van de TFU maakte onder grote (tijds)druk de moeilijke keuze om te blijven en Chora te verdedigen. Hij deed dit op basis van de kennis en de inschattingen van toen en niet op basis van informatie achteraf. Ik heb respect voor de Nederlandse militairen die hebben gevochten in Chora en sta achter hun wijze van optreden. Aan Nederlandse zijde vielen hier een dodelijk slachtoffer en meerdere gewonden. Ik betreur het ten zeerste dat er tijdens de verdediging van Chora tegen de aanval door de Taliban ook burgerslachtoffers zijn gevallen.
Kunt u aangeven over wat voor details u geen uitspraken wilt doen vanwege de lopende rechtsgang?
Zoals bekend is de inzet van de krijgsmacht in Chora in juni 2007 thans onderwerp van een rechtszaak. Over details die in de rechtszaak nog onderwerp zijn van discussie of van beoordeling door de rechter, worden in het belang van de rechtsgang geen uitspraken gedaan.
Klopt het dat de door de pantserhouwitser in de nacht van 16 op 17 juni 2007 beschoten eerder vastgestelde doelen ook woonhuizen betroffen?
Ja. De doelen betroffen bekende en mogelijke posities van vijandelijke strijders. De Taliban gebruikte gebouwencomplexen, waaronder woonhuizen, als gevechtsposities. Zie voor een verdere duiding de beantwoording van vraag 28 in de antwoorden d.d. 5 juli 2021 van de Minister van Defensie op vragen van de leden Karabulut en Van Dijk (SP) over het geweld in Chora in juni 2007 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466).
Klopt het dat de pantserhouwitser in juni 2007 in Uruzgan, toen over een afstand van meer dan 30 kilometer werd gevuurd, dermate onnauwkeurig was dat een afgevuurde mortier doorgaans ergens in een gebied ter grootte van grofweg een voetbalveld landde? Zo nee, hoe zou u dit dan omschrijven?
Zie hiervoor de beantwoording van vraag 13 in de antwoorden d.d. 5 juli 2021 van de Minister van Defensie op vragen van de leden Karabulut en Van Dijk (SP) over het geweld in Chora in juni 2007 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466).
Kan gesteld worden dat de pantserhouwitser, zeker als een enkel schot wordt gevuurd, vrijwel standaard doel mist?
Nee. De pantserhouwitser (zoals alle artillerie systemen) is een indirect vurend wapensysteem. Dit betekent dat er voor de vuurleiding in beginsel gebruik wordt gemaakt van waarnemers, (optische) meetinstrumenten en gevechtsinlichtingen. Dit wapensysteem is bedoeld om een bepaald doel te neutraliseren door middel van de explosieve kracht en de scherfwerking van de verschoten granaat. Daarvoor hoeft niet per se exact op de doelcoördinaat gevuurd te worden, maar wel in de directe nabijheid omdat de straal van uitwerking van de granaat beperkt is. Om ongewenste nevenschade te beperken wordt altijd een analyse gemaakt van de omgeving van het doel (de zogenaamde Collateral Damage Estimate).
Ik nodig de leden van de Vaste Kamercommissie Defensie uit om een werkbezoek af te leggen aan het Vuursteuncommando, de eenheid waarbij de pantserhouwitser is ingedeeld. Onze militairen informeren de Kamerleden graag over de werking, de technische specificaties en de wijze van optreden van de pantserhouwitser. Ik verwijs hierbij eveneens naar de Kamerbrief van 4 juni jl. over de uitvoering van de motie Van den Nieuwenhuijzen (Kamerstuk 35 570 X, nr. 101).
Moet de informatie over de waarschijnlijke foutlengte (WFL) en de waarschijnlijke foutbreedte (WFB) van de pantserhouwitser zo gelezen worden dat 25 procent van de afgeschoten mortieren landt binnen de WFL van 90 meter en de WFB 16 meter? Zo nee, hoe dan?
Nee, 50% van de schoten landt binnen de WFL van 90 meter en binnen de WFB van 16 meter, waarbij niet voorspeld kan worden of het schot voor of achter het doel ligt (25% voor het doel en 25% achter het doel).
Klopt het dat een aanzienlijk deel van de mortieren tot ontploffing komt buiten de WFL van 90 meter en de WFB 16 meter? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
50% van de granaten valt binnen de WFL van 90 meter en WFB van 16 meter. Zie tevens vraag 6. Daar wordt in de CDE rekening mee gehouden. (zie vraag2.
Kunt u toelichten wat u ermee bedoelt dat rekening is gehouden met de foutmarge van de pantserhouwitser en de eventuele nevenschade die dit kan veroorzaken? Hoe is hier concreet rekening mee gehouden?
Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de schoten die gedurende de nacht van 16 op 17 juni 2007 zijn afgegeven op vooraf vastgestelde doelen en anderzijds de vuursteun die de pantserhouwitser tijdens verschillende gevechtscontacten aan eigen troepen heeft geleverd in de periode van 15 tot 20 juni 2007.
In het eerste geval zijn de doelcoördinaten zo gekozen dat nevenschade onwaarschijnlijk was, veelal door doelen in het open terrein te kiezen. In het tweede geval werden de doelcoördinaten aangegeven door artilleriewaarnemers ter plaatse, die zelf zicht op de doelen hadden. Hun beoordeling van een aanvraag om vuursteun van de pantserhouwitser ging in beginsel steeds vergezeld van een inschatting van de mogelijke nevenschade in relatie tot het aangevraagde vuursteunmiddel. De pantserhouwitser werd alleen ingezet als de uitwerking van de afgevuurde granaat niet geacht werd te leiden tot onaanvaardbare nevenschade.
Hoeveel huizen zijn door Nederland als doelwit geïdentificeerd en bevuurd in de strijd om Chora?
Van 15 tot 20 juni 2007 zijn tijdens de strijd om Chora verschillende gebouwencomplexen beschoten. Het is niet exact bekend hoeveel complexen er zijn beschoten door de pantserhouwitser, vliegtuigen, boordwapens van voertuigen en draagbare wapens. Evenmin is duidelijk hoeveel van die complexen ten tijde van de gevechten daadwerkelijk als woonhuis werden gebruikt.
Kunt u aangeven hoe groot het door de Task Force Uruzgan (TFU) als militair doel aangemerkte gebied was dat naar uw opvatting zonder directe waarneming bevuurd mocht worden? Hoeveel vijandige strijders en hoeveel burgers verbleven (naar schatting) in dit gebied toen het gebombardeerd werd?
Na het besluit om Chora te behouden, maakte TFU een plan om de inzet van het luchtwapen en de vuursteun gecoördineerd te laten plaatsvinden. Op basis bekende posities van de Taliban werd een engagement area voor de pantserhouwitser ingesteld. Deze werd zowel in de planning als de uitvoering gebruikt om die lucht- en vuursteun te deconflicteren. De engagement area mat één bij drie kilometer. De omvang van het gebied waarin 29 doelen door de pantserhouwitser zijn bevuurd met 32 granaten is bij benadering 1,6 vierkante kilometer groot. Het aantal vijandige strijders en burgers dat zich in dit gebied bevond is niet bekend.
Klopt het dat het door de Task Force Uruzgan (TFU) als militair doel aangemerkte gebied, juridisch gezien, in zijn geheel bevuurd mocht worden, aangezien het tot militair doelwit was bestempeld?
Bij de ratificatie van het Eerste Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève heeft Nederland, net als meerdere landen, een verklaring afgelegd dat bij de toepassing van artikel 52, tweede lid, van dat Protocol, ook een gebied als militair doelwit kan worden aangemerkt. Voorwaarde daarbij is dat het gebied voldoet aan de criteria van artikel 52, tweede lid, voor de beoordeling of een object een legitiem militair doelwit is. Hieruit volgt dat de zogenoemde engagement area in principe in zijn geheel beschoten mocht worden, zij het met in achtneming van andere voorwaarden voor de inzet van zware wapensystemen, zoals de verplichte inventarisatie van mogelijke nevenschade.
Is er achteraf een onafhankelijke toetsing geweest of terecht een beroep op zelfverdediging is gedaan in de strijd om Chora? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 37 van de Kamervragen van de leden Karabulut en Van Dijk (SP) over het geweld in Chora in juni 2007 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466), zijn de gebeurtenissen rondom de verdediging van Chora kort na afloop van de gevechtshandelingen niet alleen door het Ministerie van Defensie zelf onderzocht (via het After Action Report en de After Action Review), maar ook door de NAVO, de Verenigde Naties en de Afghaanse mensenrechtencommissie. Tot slot heeft het Openbaar Ministerie, zoals aangegeven in de antwoorden op de vragen 30 en 31 van dezelfde Kamervragen, kennisgenomen van de (onderzoeks-)rapporten van voornoemde organisaties. Het Openbaar Ministerie heeft op basis van deze stukken geen aanleiding gezien tot het instellen van een nader onderzoek.
Heeft Nederland ook op andere momenten in Afghanistan, al dan niet met een beroep op zelfverdediging, gebombardeerd zonder direct zicht op het doel? Zo ja, hoe vaak en wanneer?
Er is altijd op een of andere wijze waarneming op of anderszins informatie over de locatie van een aangegrepen doel (geweest) op basis waarvan wapensystemen met indirecte richting dat doel bevuren.
Wilt u navraag doen bij Australië of, en zo ja waarom, dat land striktere instructies hanteerde omtrent de inzet van geweld en de bescherming van burgers? Zo nee, waarom wilt u deze moeite niet doen?
Het kabinet wil zich verantwoorden over de uitvoering van het politieke mandaat dat Nederland heeft gekregen. Australië heeft een eigen overweging gemaakt en het is niet aan het kabinet om deze met elkaar te vergelijken.
Wilt u Australië vragen of het klopt dat militairen van dat land herhaaldelijk niet in staat bleken te bevestigen of er überhaupt vijandige strijders aanwezig waren op plaatsen waar Nederlandse militairen hebben gevochten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Wilt u bij de NAVO erop aandringen dat relevante documenten van het bondgenootschap over de strijd in Chora in juni 2007 gederubriceerd worden? Zo nee, waarom niet?
Nee, de derubricering van bedoelde documenten is strijdig met het NAVO-beleid op dit gebied.
Wilt u erom verzoeken dat het rapport van de commandant van ISAF (COMISAF) met de Kamer gedeeld kan worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Is er een uitzondering opgenomen in het Eerste Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève op de bepaling dat niet onderscheidende aanvallen verboden zijn? Hoe wordt een niet onderscheidende aanval hier gedefinieerd?
Zoals aangegeven in artikel 51, vierde lid, van het Eerste Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genéve, worden niet-onderscheidende aanvallen gedefinieerd als:
en die derhalve in alle genoemde gevallen naar hun aard, militaire doelen en burgers of burgerobjecten zonder onderscheid kunnen treffen.
Het vijfde lid van datzelfde artikel geeft aan dat niet-onderscheidende aanvallen onder andere bestaan uit:
Het Protocol bevat geen uitzonderingen op deze bepalingen. Bij de ratificatie van het Protocol heeft Nederland twee verklaringen afgelegd met betrekking tot deze bepalingen. Daarin is aangegeven dat het begrip «militair voordeel» moet worden uitgelegd als het voordeel van de aanval als geheel en niet moet worden beoordeeld op basis van geïsoleerde of specifieke onderdelen van die aanval. Ook is daarin aangegeven dat bij het plannen, beslissen of uitvoeren van een aanval, commandanten hun beoordeling dienen te maken op basis van alle bronnen van informatie die op dat moment tot hun beschikking staan.
Tot slot heeft Nederland bij de ratificatie van het Eerste Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève, net als meerdere landen, een verklaring afgelegd dat bij de toepassing van artikel 52, tweede lid, van dat Protocol ook een gebied als militair doelwit kan worden aangemerkt. Voorwaarde daarbij is dat het gebied voldoet aan de criteria van artikel 52, tweede lid, voor de beoordeling of een object een legitiem militair doelwit is.
Kunt u nader ingaan op de verwachting aan Nederlandse kant wat gebeurd zou zijn als Chora niet was verdedigd en lokale tegenstanders het gebied hadden overgenomen? Denkt u dat dan honderden mensen, waaronder veel burgers, gedood zouden zijn? Zo ja, waarop is uw verwachting dan gebaseerd? Is dat gebaseerd op patronen na eerdere gebiedsuitbreiding door bijvoorbeeld de Taliban in Afghanistan?
Uw Kamer is in de brieven van 24 september 2007 en van 5 juli jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 272 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466) geïnformeerd over de verwachting aan Nederlandse kant. De commandant van de Task Force Uruzgan (TFU) is onder de onmiddellijke dreiging van de aanval op Chora niet in de gelegenheid geweest onderzoek te (laten) doen naar patronen van eerdere gebiedsuitbreiding door bijvoorbeeld de Taliban in Afghanistan.
Had u, voordat Chora door Nederland gebombardeerd werd, aanwijzingen dat niet alle burgers uit het gebied waren vertrokken? Zo ja, welke?
TFU heeft via de Afghaanse autoriteiten en de stamleider in het gebied acties ondernomen om de burgerbevolking te waarschuwen en aan te geven het doelgebied te verlaten. Met het oog op de onmiddellijke dreiging is het voor TFU niet mogelijk geweest om met eigen middelen het doelgebied in te gaan om de bevolking te waarschuwen. De AIHRC en UNAMA kwamen tot de conclusie dat TFU – gegeven de zeer moeilijke omstandigheden – zich sterk heeft ingespannen om de burgerbevolking voorafgaand aan de verdediging van Chora te waarschuwen. Achteraf werd bekend dat een deel van de bevolking geen gehoor kon of wilde geven aan de oproep om het gebied te verlaten. Uw Kamer is hier eerder over geïnformeerd in de brieven van 24 september 2007 en van 5 juli jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 272 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466).
Gegeven de omstandigheden was het voor TFU niet mogelijk om meer zekerheid te verkrijgen dat de burgerbevolking het doelgebied verlaten had dan met het bericht van de stamleider
Hoe is het mogelijk dat velen in Chora niet op tijd gewaarschuwd zijn, zoals de Afghan Independent Human Rights Commission (AIHRC) en de United Nations Assistance Mission in Afghanistan (UNAMA) hebben gedocumenteerd?
Zie antwoord vraag 20.
Is gecontroleerd of burgers uit het gebied vertrokken voordat het gebombardeerd werd? Klopt het dat er allerlei mogelijkheden waren om stromen vluchtelingen waar te nemen uit de lucht? Zijn die vluchtelingenstromen waargenomen?
Zie antwoord vraag 20.
Hoe is het mogelijk dat inlichtingenrapportages melden dat er 100 tot 150 vijandelijke strijders zijn omgekomen maar in alle andere onderzoeken lagere aantallen zijn geconstateerd, eerder zo’n 60 tot 70 doden, waaronder ook veel burgerdoden? Waarop is dit aantal van 100 tot 150 gedode strijders gebaseerd? Kan dit inlichtingendocument, uiteraard geanonimiseerd en desgewenst vertrouwelijk, met de Kamer gedeeld worden?
De vraag spreekt van 100 tot 150 vijandelijke strijders. Dit aantal werd ook genoemd in de eerdere Kamervragen over dit onderwerp (kenmerk 2021Z04889). In de eerdere beantwoording is per abuis het aantal uit de vraag herhaald en is gesteld dat «uit inlichtingenrapportages is gebleken dat er 100 tot 150 vijandelijke strijders zijn omgekomen» (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466 van 6 juli jl.). Het after action report van commandant TFU meldt echter 150 tot 200 gedode vijandelijke strijders. Daarbij staat benoemd dat dit aantal is gebaseerd op «definitive intell reporting received». Dit rapport is eveneens op 6 juli jl. met de Kamer gedeeld.
Is er enige onafhankelijke bevestiging dat 100 tot 150 vijandelijke strijders zijn gedood? Zo ja, wat zijn dit voor bronnen?
Zie antwoord vraag 23.
Waarom worden in documenten vijandige strijders vaak Opposing Militant Forces (OMF) genoemd en niet Taliban? Klopt het dat er enige mate van onzekerheid is over het precieze karakter van de vijandige strijders in Chora in juni 2007?
De Taliban is een heterogene groepering met een mobiele kern waar lokale strijders zich vaak tijdelijk bij aansluiten. De harde kern van de Talibanstrijders kwam vaak van buiten de provincie of zelfs uit het buitenland. Handlangers en sympathisanten namen vaak tegen betaling, uit opportunisme of onder dwang de wapens op tegen de Afghaanse overheid en de coalitietroepen. Ook vormden lokale conflicten een bron van geweld. Er was daardoor een diversiteit aan gewapende groeperingen in Afghanistan – en dus ook in Uruzgan – actief.
Omdat het tijdens of na een dreigende situatie of een gevecht niet altijd mogelijk is om te bepalen tot welke groepering de tegenstander behoort, worden – naar algemeen militair gebruik – in rapportages generieke omschrijvingen gebruikt om de tegenstander te beschrijven; OMF is er hier één van.
Was het tijdens de missie in Uruzgan gebruik dat «rules of engagement» konden worden losgelaten in geval van een «aanval» door vijandige strijders, zodat meer handelingen toegestaan waren? Zo nee, welk kader was dan van toepassing in geval van een aanval door vijandige strijders?
Alle rules of engagement voor alle militaire operaties bevatten een bepaling waarin wordt aangegeven dat het recht op zelfverdediging voorrang heeft boven de rules of engagement.
Hoeveel munitie is van Nederlandse kant ingezet in juni 2007 in Chora?
Zie voor het antwoord op deze vragen de beantwoording van vraag 23 in de antwoorden d.d. 5 juli 2021 van de Minister van Defensie op vragen van de leden Karabulut en Van Dijk (SP) over het geweld in Chora in juni 2007 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466).
Hoeveel ongeleide bommen/raketten zijn afgeworpen of afgeschoten in juni 2007 in Chora?
Zie antwoord vraag 27.
Hoeveel 81 mm mortieren zijn verschoten? Hoeveel ervan troffen het exacte doelwit?
Zie antwoord vraag 27.
Aan welke schattingen van het aantal aanwezige vijandelijke strijders in Chora werd in juni 2007 de meeste waarde gehecht, en waarom?
Een nauwkeurige schatting van het aantal strijders dat zich in de regio bevond kan niet worden gemaakt. De inschattingen en appreciaties in inlichtingenrapportages liepen uiteen van 300 à 350 tot 800 à 1.000 strijders. TFU hield in de planning en besluitvorming van de verdediging van Chora rekening met aanzienlijke tegenstand vanuit de Taliban om het doel van de operatie te behalen en het risico voor de eigen troepen te minimaliseren.
Zie verder het antwoord op vraag 26 in de Kamerbrief van 5 juli jl. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466).
Hoeveel vijandige strijders zijn daadwerkelijk waargenomen in juni 2007 in Chora? Klopt het dat dit (vooral) een enkele visuele bevestiging betreft, van tientallen mogelijke strijders?
Dit aantal is niet na te gaan. Inderdaad zijn er op verschillende tijdstippen medio juni enkele keren tientallen OMF geobserveerd. Destijds is door verschillende eenheden en met verschillende middelen activiteit van vijandelijke strijders waargenomen in Chora. Er is echter geen totaaltelling bekend van het aantal strijders dat zich in juni 2007 bevond in het district Chora en daadwerkelijk werd waargenomen door de TFU of bondgenootschappelijke eenheden.
Wat acht u een waarschijnlijke schatting van het aantal burgerdoden dat is gevallen in Chora in juni 2007? Wat acht u een waarschijnlijk aandeel wat betreft Nederlandse verantwoordelijkheid voor deze doden?
Uw Kamer is op 24 september 2007 (Kamerstuk 27 925, nr. 272) geïnformeerd over de schatting van het aantal burgerdoden. Van de slachtoffers is niet vast te stellen of dit het gevolg was van acties van de Taliban of van de coalitietroepen. Hierover is uw Kamer op 5 juli jl. geïnformeerd (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2812, aldaar bijlage 9 bij de beantwoording van vraag 29).
Hoeveel gewonden zijn er precies aan Nederlandse kant gevallen, als gevolg waarvan zijn zij gewond geraakt en wat was de aard van de verwondingen?
Bij de verdediging van Chora zijn drie Nederlandse militairen als direct gevolg van gevechtshandelingen fysiek gewond geraakt. Zij raakten lichtgewond bij het mortierincident waarbij een andere Nederlandse militair om het leven is gekomen.
Kunt u bevestigen dat Nederlandse luchtaanvallen in Chora ook aan ISAF gelieerde Afghaanse strijders hebben gedood? Zo ja, hoeveel? Wat is uw beeld hiervan?
Nee. Vast staat dat tijdens de verdediging van Chora geen Afghaanse militairen zijn omgekomen.
Is er, aangezien het AIHRC / UNAMA rapport naar de gevechten in Chora «preliminary» was waardoor allerlei conclusies niet definitief getrokken konden worden, later nog aanvullend onderzoek gedaan door een of beide organisaties? Zo nee, waarom niet?
Het eindrapport van het onderzoek door AIHRC en UNAMA is met de bijbehorende conclusies als bijlage 7 bij het antwoord op vraag 29 verstuurd met de antwoorden d.d. 5 juli 2021 van de Minister van Defensie op vragen van de leden Karabulut en Van Dijk (SP) over het geweld in Chora in juni 2007 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3466).
Klopt het dat 10.000 dollar is uitgekeerd vanwege de verwoesting van een complete qualagroep en moskee, waarbij onder meer 18 doden werden gerapporteerd? Was dit – enkel honderden dollars voor een dode – min of meer een standaardbedrag?
Het klopt dat dit bedrag is uitgekeerd. Het betalen van onverschuldigde tegemoetkomingen is een discretionaire bevoegdheid, waarbij zowel het bedrag als de opportuniteit per geval wordt beoordeeld.
Herinnert u zich uw eerdere antwoorden op vragen over een artikel in dagblad Trouw waarin een veteraan onthult mogelijk verantwoordelijk te zijn voor burgerdoden in Uruzgan?2
Ja.
Kunt u de gevonden interne rapportage die overeenkomsten zou hebben met het gemelde voorval met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Ik wacht met het verstrekken van rapportages tot het onderzoek van het OM is afgerond. Op 19 mei jl. is uw Kamer hier al over geïnformeerd (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2812).
Wordt in dit document melding gemaakt van beschieting van (mogelijke) burgerdoelen met (mogelijk) burgerslachtoffers als gevolg?
Zie antwoord vraag 38.
Hoe vaak is tijdens de missie in Uruzgan een beroep gedaan op de Tigershark drone, bijvoorbeeld om een «battle damage assessment» uit te voeren? Hoe vaak is zo’n verzoek afgewezen?
De Tigershark was geen Nederlands inzetmiddel, maar stond ter beschikking van een coalitiepartner. Het is niet bekend hoe vaak Nederland heeft verzocht om ondersteuning van de Tigershark.