De berichten dat studenten op camping neerstrijken |
|
Sandra Beckerman , Frank Futselaar |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Hoeveel studenten slapen in tenten op campings, hostels of bungalowparken omdat er onvoldoende betaalbare woningen te vinden is?1 2 3 Bent u bereid om te inventariseren hoeveel studenten op campings, hostels of bungalowparken slapen, om welke campings, hostels of bungalowparken het gaat en hoeveel deze studenten betalen per nacht en eventueel andere voorzieningen? Wat is de ontwikkeling hierin geweest de afgelopen 3 jaar? Wanneer u dit niet wilt onderzoeken, waarom niet?
In het kader van het Landelijke Actieplan Studentenhuisvesting 2018–2021 vindt reeds actieve monitoring plaats van de voortgang in de diverse studentensteden, ook op het gebied van tijdelijke noodvoorzieningen en worden gesignaleerde knelpunten actief opgepakt via het Landelijk Platform Studentenhuisvesting.
Wat betreft uw vragen over aantallen studenten in tijdelijke noodvoorzieningen (campings, hostels en vakantiebungalows) en de kosten voor de student, heb ik bij verschillende gemeenten en onderwijsinstellingen navraag gedaan.
Hieruit blijkt dat de situatie genuanceerder is dan in de genoemde media artikelen wordt gesteld.
Overigens heb ik u eerder via een brief over piekbelasting studentenhuisvesting aangegeven dat ik dergelijke huisvesting als uiterste maatregel zie om studenten tijdelijk van huisvesting te voorzien, om op die manier te voorkomen dat studenten bij aanvang van hun studie geen dak boven hun hoofd hebben. Daarbij zoeken steden creatieve en soms onorthodoxe maatregelen, zolang er redelijk uitzicht is op vervolghuisvesting.
Uit de inventarisatie die ik heb uitgevoerd blijkt dat iedere stad zijn eigen aanpak kiest, passend bij de lokale situatie. Diverse steden, zoals Delft, Nijmegen en Wageningen geven aan geen van genoemde noodvoorzieningen te hebben getroffen. Nijmegen geeft aan dat de in het artikel van De Gelderlander genoemde studenten op campings dit op eigen initiatief hebben geregeld. Ook in Tilburg heeft een studentenvereniging een tijdelijk tentenkamp georganiseerd. Alle studenten die hier gebruik van hebben gemaakt zijn overigens aan een kamer geholpen. In Tilburg zijn daarnaast initiatieven gestart om studenten tijdelijk accommodatie aan te bieden, zoals in een vakantiepark (70 studenten), een hostel (80 studenten) en bij een hospita (30 studenten). Eén van de faculteitsgebouwen is verbouwd en biedt plek aan 89 studenten. De housing office van Tilburg University treedt op als actieve bemiddelaar. Vele studenten hebben alsnog permanent huisvesting gevonden. Met betrekking tot het vakantiepark zijn er afspraken gemaakt om de kosten voor studenten te beperken.
De UvA heeft 380 noodeenheden gefaciliteerd, waarvan 100 woningen op een bungalowpark. De contracten op het bungalowpark lopen tot eind januari 2020. Dit is ook duidelijk richting studenten gecommuniceerd. Voorafgaand aan deze samenwerking tussen de UvA en het bungalowpark zijn gesprekken gevoerd om de prijzen zo laag mogelijk te houden voor studenten.
In Utrecht zijn er 125 tijdelijke bedden voor september geregeld, waarvan er ongeveer 100 benut zijn. Hiervan zijn er 48 plekken bij een bungalowpark gefaciliteerd met de afspraak dat studenten dit tot half oktober kunnen verlengen. Bij de huur op het bungalowpark krijgen studenten een korting vanwege de ongunstige ligging en is er een buspendeldienst opgezet.
Op welke wijze worden deze studenten begeleid in het zoeken naar fatsoenlijke, betaalbare studentenwoningen, zodat zij niet meer op campings of bungalowparken hoeven te bivakkeren?
Goede voorlichting aan aankomend studenten over het tijdig starten met het zoeken naar geschikte huisvesting en hen wijzen op de daarvoor beschikbare kanalen, is van groot belang. Met name voor internationale studenten, daar zij niet kunnen terugvallen op huisvesting bij familie of vrienden. Alle hoger onderwijsinstellingen die internationale studenten ontvangen, moeten op hun website informatie geven over diensten die zij aanbieden op het gebied van huisvestingsmogelijkheden en aanpak van belemmeringen. Dit doen zij veelal in zowel het Nederlands als in het Engels. Verschillende onderwijsinstellingen adviseren internationale studenten, die nog geen kamer hebben gevonden voor aanvang van het studiejaar, niet naar de gemeente af te reizen.
Kunt u, vooruitlopend op de Landelijke Monitor Studentenhuisvesting die volgende maand verschijnt, cijfers geven per studentenstad over tekorten aan studentenwoningen?
In de brief die de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mede namens mij aan u verzond op 24 juni jl., is een overzicht opgenomen van de geconstateerde tekorten in de verschillende studentensteden. Daarbij is tevens een overzicht opgenomen van de ambities op de korte en langere termijn om deze tekorten op te lossen. Met de inmiddels verschenen Landelijke Monitor Studentenhuisvesting zijn nieuwe cijfers per studentenstad beschikbaar. De Monitor is onlangs naar de Tweede Kamer gestuurd4.
Vindt u dat studenten momenteel voldoende beschermd zijn tegen veel te hoge huurprijzen en asociale contracten?
In de afgelopen twee jaar is er een campagne geweest die met name studenten wees op hun rechten ten aanzien van de hoogte van de huurprijs. Deze campagnes («Wegwijs met je huurprijs» voor Nederlandse studenten en «Real about rent» voor de internationale studenten), hebben geleid tot veel extra bezoekers op de website van de Huurcommissie. Daar kunnen huurders hun huurprijs laten checken op basis van de kenmerken van hun kamer, die gelijk staan aan een aantal punten op basis van het woningwaarderingsstelsel.
Ook wij signaleren dat er nog steeds sprake is van excessen op de huurmarkt, zoals bijvoorbeeld achterstallig onderhoud gecombineerd met hoge huren of een verhuurder die huurders intimideert en daarmee de weg naar de Huurcommissie bemoeilijkt. Middels de aanpak «Goed Verhuurderschap» probeert het Ministerie van BZK, samen met vele betrokken partijen, onder meer gemeenten, goed te equiperen om de handhaving op lokaal niveau van dit soort praktijken op orde te krijgen en waar mogelijk te intensiveren. Zo draaien er vijf pilots waarin malafide verhuurderschap wordt onderzocht. De steden Amsterdam (veelplegers), Rotterdam (discriminatie), Den Haag (informatiepositie huurder en verhuurder en rol huurteam), Utrecht (regionale aanpak) en Groningen (lokaal vergunningensysteem voor alle kamerverhuurders) bekijken elk een aspect van analyse of aanpak van de problematiek. Ook onderwijsinstellingen spelen een rol om studenten bijvoorbeeld te verwijzen naar betrouwbare verhuurders en bemiddelaars, zodat malafide verhuurders met juridisch onhoudbare contracten minder voet aan de grond krijgen.
Zijn er afspraken gemaakt tussen instellingen, studentenhuisvesters en eigenaren van campings, hostels of bungalowparken en gemeenten, zodat studenten tegen gereduceerd tarief kunnen overnachten of betalen zij de volle mep? Op welke wijze worden studenten financieel tegemoet gekomen in het geval zij slapen op een camping, hostel of bungalowpark?
Zie het antwoord op vraag 1.
Wat is de maximale huurprijs van een tent, waarin een student bivakkeert op een camping, op basis van het huurpuntensysteem? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Het huurpuntensysteem richt zich alleen op onroerend goed. Tenten zijn geen onroerend goed. Dit maakt dat het niet mogelijk is een maximale huurprijs voor een tent op een camping te bepalen op basis van huurpuntensysteem.
Wat bedoelt u precies met «daarnaast heb ik in mijn brief van afgelopen juni over de voortgang van het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting aangegeven dat ik de komende tijd met partijen in gesprek zal gaan om de hardheid van alle plannen te toetsen.» Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat partijen hun afspraken nakomen? Welke consequenties volgen er als partijen zich niet aan de afspraak houden?5
Meerdere keren per jaar zitten de partijen uit het Landelijk Platform Studentenhuisvesting, bestaande uit de ministeries van BZK en OCW, de (koepels van) studentenhuisvesters, onderwijsinstellingen, gemeenten en studentenorganisaties, om tafel om de voortgang van het Landelijk Actieplan te bespreken. Daarnaast vindt er bilateraal contact plaats met individuele gemeenten om hun ambities en plannen voor aanvullende huisvesting voor studenten te bespreken. Het Ministerie van BZK draagt ook bij aan het verder verfijnen en completeren van de informatie en beschikbare cijfers over het bestaande aanbod aan studentenhuisvesting en daarmee ook, op lokaal niveau, over de benodigde extra aantallen studentenhuisvesting.
We hebben met het Landelijk Actieplan met al deze partijen de afspraak gemaakt dat we ons inzetten om over 9 jaar een evenwicht te bereiken in vraag en aanbod. Ik verwacht van iedere partner daarin de volledige steun en inzet om dit ook te bereiken.
Wilt u elke vraag afzonderlijk beantwoorden en niet clusteren?
Ja.
De onhoudbare situatie in Woltersum |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het artikel over de situatie van inwoners in Woltersum van wie huizen hersteld en versterkt moeten worden?1 Wat is hierop uw reactie?
Ik ken het bericht. Mijn reactie is in onderstaande antwoorden uiteengezet.
Zijn de huizen die in aanmerking komen voor zowel schadeherstel als versterking in beeld? Zo nee, wanneer is dit duidelijk? Zo ja, om hoeveel huizen gaat het en wanneer worden deze hersteld en versterkt?
In Woltersum hebben enkele panden de afgelopen periode forse schade opgelopen. De bewoners hebben begrijpelijke zorgen over de snelle achteruitgang van hun huizen. De schade is gemeld bij TCMG. TCMG heeft bij één huis een Acuut Onveilige Situatie (AOS) geconstateerd en met spoed stutten geplaatst. De acuut onveilige situatie is daarmee verholpen. Naar aanleiding van de meldingen over de schade zijn de vier adressen met een verhoogd risico met voorrang door NCG opgenomen. Op dit moment wordt het normbesluit voor deze adressen uitgewerkt.
Bij een AOS-melding maakt een bewoner met acute zorgen over hun veiligheid melding bij de TCMG. Een dergelijke melding wordt binnen 48 uur opgepakt waarbij op locatie de actuele situatie wordt beoordeeld. Zo nodig worden er tijdelijke maatregelen genomen. Het is geen beoordeling van de oorzaak van de schade, de omvang van de schade of exacte toetsing aan de normering.
Binnen welke termijn is de samenwerking tussen de Nationaal Coordinator Groningen (NCG) en de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) uitgewerkt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangekondigd in de onlangs aan uw Kamer gestuurde brief over «Diverse onderwerpen Groningen» (Kamerstuk 33 529, nr. 680), hebben NCG en TCMG een convenant gesloten dat mogelijk maakt om zogenoemde «combinatiedossiers» (samenloop versterken en schade) met elkaar af te stemmen.2 In het op 11 september 2019 gesloten convenant is afgesproken dat de NCG en de TCMG gegevens uitwisselen die nodig zijn voor de uitvoering van hun taken, overeenkomstig de AVG.
In dit convenant zijn afspraken gemaakt om stapsgewijs tot een «één-loket-gedachte» te komen, waarbij de bewoner ervaart dat er één organisatie belast is met de versterking en schadeafhandeling van het gebouw. Dit gebeurt onder meer door te streven de opname voor schade en de opname voor de versterking gelijktijdig uit te voeren, zodat de bewoner een keer te maken krijgt met een instantie. Tevens door te werken met een begeleider die zowel de procedure voor schadeafhandeling als de versterking kan begeleiden. Er wordt gestart met een selectie van dossiers en gebouwen. Hiermee kan worden ervaren tegen welke knelpunten aangelopen wordt en hoe die kunnen worden opgelost.
Wanneer wordt de convenant in praktijk gebracht?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u verklaren waarom deze woningen niet met een hoog risico uit het Hazard and Risk Assessment (HRA)-model komen, maar wel als acuut onveilig zijn verklaard? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Is u bekend wanneer het gesprek tussen TCMG en NCG plaats vindt? Zo ja, wanneer is dat? Kunt u de uitkomst met de Kamer delen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke redenen zijn er om schadeherstel en versterking niet gezamenlijk aan te pakken?
Zie antwoord vraag 3.
Wat gaat u concreet doen voor de mensen die zowel op schadeherstel als versterking wachten?
Zie antwoord vraag 3.
Het CETA-verdrag dat afbouw gaswinning in de weg staat |
|
Sandra Beckerman , Mahir Alkaya |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het artikel uit het Dagblad van het Noorden over het handelsverdrag tussen de EU en Canada (CETA) dat de afbouw van gaswinning tegenhoudt?1 Zo ja, wat is daarop uw reactie?
Ja. Voor sommige punten in het artikel is een nuancering op zijn plaats. Genoemde bedrijven kunnen geen aanspraak kunnen maken op de beschreven schadevergoeding onder het CETA verdrag. Het Canadese Vermilion Energy is geen gasproducent in het Groningen gasveld en kan geen aanspraak maken op gederfde winst ten gevolge van de afbouw van de winning uit dit veld. Ook ExxonMobil kan geen aanspraak maken op een schadevergoeding via het CETA-verdrag. ExxonMobil is namelijk een Amerikaans bedrijf en valt buiten de werking van CETA.
Heeft u al signalen ontvangen van gaswinningsbedrijven die wanneer het handelsverdrag geldig is, claims bij de Nederlandse overheid willen neerleggen? Zo ja, welke? Zo nee, verwacht u die?
Ik heb geen signalen ontvangen van gaswinningsbedrijven die claims neer willen leggen wanneer het handelsverdrag geratificeerd is. Ik verwacht deze ook niet in de toekomst.
Wat zijn volgens u de gevolgen voor de daling van gaswinning in kleine velden na eventuele invoering het CETA-verdrag?
Er zijn geen redenen om aan te nemen dat de eventuele ratificatie van CETA van invloed is op gaswinning uit kleine velden.
Hoe verhoudt zich een claim van een dochterbedrijf van ExxonMobil tot het Akkoord op Hoofdlijnen? Is er in dat Akkoord een afspraak opgenomen dat zij niet kunnen claimen bij vermindering van winsten in kleine velden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven verwacht ik geen claims als het CETA verdrag is geratificeerd. Het AoH ziet daarnaast enkel op het Groningenveld, en bevat geen bepalingen omtrent gaswinning uit kleine velden.
Bereidt u zich voor op eventuele claims die komen? Zo ja, hoe doet u dat?
Zie het antwoord op vraag 2.
Zijn er in Nederland nog meer dan in het artikel genoemde gaswinningsvelden, waar de winning na het CETA-verdrag mogelijk claims gaat opleveren?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat als CETA geratificeerd wordt, zowel de stop van de gaswinning in Nederland als de energietransitie richting duurzaam energie onder druk komen te staan vanwege het prijskaartje door dergelijke claims? Kunt u uw antwoord toelichten?
De verdragstekst van CETA bevestigt expliciet het recht voor overheden om te reguleren in het publieke belang. Het gaswinningsbeleid en de energietransitie in Nederland zijn publieke belangen. CETA biedt buitenlandse investeerders enkel recht op schadevergoeding in het geval van onteigeningen die niet in het publiek belang zijn en/of wanneer geen adequate compensatie is betaald. Het verdrag voorziet derhalve in een zorgvuldige balans tussen de bescherming van publieke belangen en het stimuleren van investeringen. Voor de verwachtingen ten aanzien van claims verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.
Kunt u garanderen dat inwoners van Nederland nooit de financiële gevolgen, direct en/of indirect, ondervinden van eventuele claims van gaswinningsbedrijven? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het geval van onteigeningen biedt CETA buitenlandse investeerders enkel recht op schadevergoeding wanneer er geen sprake is van een publiek belang en/of wanneer er geen adequate compensatie is betaald. Van beide is bij de afbouw van de gaswinning in Groningen geen sprake. Een succesvolle claim onder het eventuele CETA-verdrag acht ik dan ook zeer onwaarschijnlijk.
Deelt u de mening dat het CETA-verdrag goed is voor olie- en gasbedrijven, maar slecht voor het klimaat zoals Milieudefensie verklaart op haar website?2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u om deze reden bereid zich tegen dit verdrag te keren?
Ik deel deze mening niet. Door CETA worden zowel importtarieven op goederen die kunnen bijdragen aan duurzame ontwikkeling afgeschaft als importheffingen op fossiele brandstoffen. De verlaagde importheffingen op fossiele brandstoffen hebben volgens de Sustainability Impact Assessment slechts beperkte effecten op de uitstoot van broeikasgassen. De verwachting van het Sustainability Impact Assessment bij CETA is dat de productie stabiel zal blijven door het akkoord. De handel in fossiele brandstoffen is vooral afhankelijk van andere factoren, zoals de internationale olieprijs.
Canada, de EU en haar lidstaten dienen zich bovendien aan hun verplichtingen onder het Parijs-akkoord en aan andere klimaatdoelstellingen te houden. De inwerkingtreding van CETA heeft hier geen invloed op. CETA bevat voorts afspraken die een positieve bijdrage aan het klimaat kunnen leveren. Partijen bevestigen in de duurzaamheidshoofdstukken van CETA het Parijs akkoord te ratificeren en te implementeren en spreken af hierin gezamenlijk op te trekken.
Kunt u beloven dat wanneer Nederland tegen dit verdrag stemt, dat dit het einde betekent van CETA?
Nederland heeft CETA in 2016 ondertekend. Voor de ratificatie ligt het verdrag ter goedkeuring aan het parlement voor. CETA is een gemengd verdrag. De eventuele situatie die zou kunnen ontstaan, wanneer een EU-lidstaat een gemengd handelsakkoord niet ratificeert, is onontgonnen terrein en zal in de Raad moeten worden besproken.
Het bericht dat bezwaar maken tegen windmolenparken zinloos is |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van Hart van Nederland, waaruit blijkt dat het «zo goed als nutteloos» is om bezwaar te maken tegen de komst van een windmolenpark?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat een gehele buurt met direct omwonenden van een windmolen op de grens van Den Haag en Leidschendam niet wist van de komst van een windmolen tot daadwerkelijk tot plaatsing werd overgegaan?2
De windmolen op de grens van Den Haag en Leidschendam, geplaatst in december 2016, is een project binnen de gemeentegrens van Den Haag, waar de gemeente Den Haag het bevoegd gezag is voor het wijzigen van het bestemmingsplan en het verlenen van de omgevingsvergunning. Bij het realiseren van zo’n project is het bevoegd gezag, samen met de projectontwikkelaar, verantwoordelijk voor het betrekken van belanghebbenden, waaronder de omwonenden. Ik heb van de gemeenten Den Haag en Leidschendam-Voorburg begrepen dat aan de wettelijke voorschriften voor communicatie is voldaan, maar dat een actief communicatietraject richting omwonenden wegens tegengestelde belangen niet is gelukt en dat de partijen dit achteraf sterk betreuren.
Deelt u de mening dat omwonenden van een te plaatsen windmolen in een vroeg stadium actief geïnformeerd dienen te worden? Op welke wijze worden omwonenden nu actief geïnformeerd? Waar ligt de verantwoordelijkheid tot informeren en betrekken van omwonenden?
Ik deel de mening dat het belangrijk is om omwonenden in een vroeg stadium actief te betrekken bij plannen voor het realiseren van windmolenprojecten en andere energieprojecten. In mijn brief aan uw Kamer van 1 februari 2016 heb ik een brede visie op omgevingsmanagement gegeven (Kamerstuk 31 239, nr. 211), waarbij het zo vroeg mogelijk betrekken van de omgeving een belangrijk uitgangspunt is. In deze brief heb ik ook aangegeven dat alle betrokken partijen een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben bij omgevingsmanagement.
In het klimaatakkoord wordt participatie gezien als een cruciaal onderdeel om de energietransitie te laten slagen. Met betrekking tot participatie bij windparken zijn zowel de afspraken over de Regionale Energiestrategieën (RES-en) als de afspraken over participatie bij duurzame energieprojecten van belang. Voor een uitgebreidere toelichting hierop verwijs ik naar mijn beantwoording van de vragen die op 19 april 2019 zijn gesteld door de leden Beckerman (SP), Moorlag (PvdA) en Agnes Mulder (CDA) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2707).
Inspraakmogelijkheden en rechtsbescherming zijn geborgd in wet- en regelgeving. Voor omwonenden zijn er verschillende momenten waarop inspraak mogelijk is en de inspraakreacties worden bij de besluitvorming betrokken. Dit betekent niet dat altijd aan alle bezwaren van omwonenden tegemoet gekomen kan worden, maar wel dat van alle in zienswijzen genoemde onderwerpen zorgvuldig gemotiveerd wordt waarom bepaalde keuzes gemaakt worden.
De Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 in werking treedt, formaliseert deze reeds gebruikte processen. Door het verankeren van participatie in het projectbesluit borgt de Omgevingswet participatie van burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuurders van overheden bij het plaatsen van nieuwe windmolens vanaf de start. Participatie is maatwerk. Daarom schrijft de nieuwe Omgevingswet, net als nu al het geval is, niet voor hoe participatie moet plaatsvinden. Hoe belanghebbenden proactief benaderd moeten worden, zal dus per project verschillen.
Deelt u de mening dat met de Crisis- en herstelwet in de hand door projectontwikkelaars compleet over mensen heen gewalst kan worden en hiermee het recht op inspraak tot dode letter is verworden? Wat gaat u hieraan doen?
De Crisis- en herstelwet heeft ten doel om procedures voor infrastructurele projecten te stroomlijnen en daardoor te versnellen. De Crisis- en herstelwet verandert niets aan de inspraakmogelijkheden van belanghebbenden. Net als voor de inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet, kunnen omwonenden alle mogelijke bezwaren aanvoeren in hun zienswijze of bezwaarschrift.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat direct omwonenden van een te plaatsen windmolen in een vroeg stadium proactief worden geïnformeerd (dus niet via een klein berichtje in een lokale krant of informatie op een website), inclusief over de mogelijkheden tot bezwaar?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe oordeelt u over het feit dat juist hetgeen waar bewoners last van hebben, zoals geluidsoverlast en slagschaduw, geen grond tot bezwaar vormen? Is het in het belang van het creëren van draagvlak niet onontbeerlijk dat deze bezwaren serieus worden genomen?
Er zijn wettelijke normen voor de maximale hoeveelheid geluid en slagschaduw die toegestaan is voor windmolens. Deze normen worden door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vastgesteld en zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer en na inwerkingtreding van de Omgevingswet in het Besluit Kwaliteit Leefomgeving. Bij de totstandkoming van windmolenprojecten wordt getoetst of aan deze normen kan worden voldaan.
De suggestie in het artikel dat beroep bij de Raad van State alleen kan slagen als er een procesfout is gemaakt, is onjuist. De Raad van State toetst altijd aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden of het inpassingsplan in overeenstemming is met het recht, bijvoorbeeld of wettelijke normen niet worden overschreden. Wanneer een bezwaar wordt ingediend over geluid of slagschaduw, zal er door de rechter worden getoetst of de norm wordt overschreden. Indien dit gebeurt, kan de rechter een plan vernietigen. Bovendien kan de Raad van State een beroep gegrond verklaren op basis van kennelijke onredelijkheid.
Als aan de normen wordt voldaan, is objectieve overlast vermeden. Dit neemt niet weg dat er subjectieve overlast kan worden ervaren. Hier ligt een belangrijke relatie met de wijze waarop omwonenden invloed hebben kunnen uitoefenen op het besluitvormingsproces over de komst van de windmolens. Indien mensen bij hebben kunnen dragen aan het besluitvormingsproces, zal de acceptatie van windmolens over het algemeen groter zijn.
Er bestaat geen aparte regelgeving met betrekking tot uitsluitend laagfrequent geluid in Nederland. De Nederlandse normen voor windturbinegeluid beslaan het hele geluidsspectrum, dus ook laagfrequent geluid. Zowel de WHO als het RIVM sturen niet aan op een aparte norm voor laagfrequent geluid. Bovendien biedt de huidige Nederlandse geluidsnorm een vergelijkbare bescherming als de Deense norm.
Hoe oordeelt u over het rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie, die geluid van windmolens vorig jaar een «potentieel gezondheidsrisico» noemde?3
In het door u genoemde rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie worden adviezen gegeven over richtlijnen voor geluid afkomstig van wegverkeer, railverkeer, vliegverkeer en windmolens. Op dit moment loopt er in kader van de motie van lid Schonis (Kamerstuk 35 000 A, nr.60) van 29 november 2018 een onderzoek van het RIVM om in kaart te brengen hoe het WHO-rapport zich verhoudt tot de huidige (inter)nationale wet- en regelgeving en wat de mogelijkheden zijn om het WHO-rapport te gebruiken ter versterking van het (inter)nationaal beleid en de mogelijke gevolgen daarvan voor de Nederlandse situatie. Het rapport wordt in december 2019 verwacht en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat zal uw Kamer hierover informeren.
Voor windmolens zijn sinds 2011 de geluidsnormen opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Deze normen zijn in vergelijking met andere geluidsbronnen relatief streng.
Op welke wijze zijn participatie, (financiële) betrokkenheid en compensatiemogelijkheden voor omwonenden van te plaatsen windmolens in ons omringende landen geregeld? Kunt u hiervan een overzicht geven? 9. Bent u bereid criteria zoals slagschaduw en geluidsoverlast (waaronder ook laagfrequent geluid, zoals al gebeurt in Denemarken) als wettelijke grond voor bezwaar aan bestaande procedures toe te voegen, alsook de mogelijkheid om bij lagere overheden een bezwaarprocedure op inhoudelijke gronden te starten? Zo nee, waarom niet?
Er is grote variatie in de wijze waarop (financiële) participatie en compensatie van omwonenden van windmolens in ons omringende landen is geregeld. Dit houdt in dat in sommige landen er sprake is van de verplichting tot het aanbieden van financiële participatie (mede-eigendom), tot afdracht aan een omgevingsfonds, of tot compensatie van waardeverlies van woningen binnen bepaalde voorwaarden.
In het kader van het streven naar 50 procent lokaal eigendom uit het klimaatakkoord, zal ook de situatie in andere landen over participatie, financiële betrokkenheid en compensatie van omwonenden van windmolens in kaart worden gebracht. Ik verwacht uw Kamer hierover voor de zomer van 2020 te kunnen informeren.
De lobby van multinationals die al decennia helpen de politieke agenda te formuleren |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het artikel van Follow the Money over de lobby van multinationals die met clubs en subcommissies de politiek beïnvloedden?1 Wat is hierop uw reactie?
Ja. Het bewuste artikel gaat over belangbehartiging vanuit het bedrijfsleven, specifiek vanuit ABDUP. ABDUP is een informeel overlegorgaan van AkzoNobel, Shell, DSM, Unilever en Philips. Op gezette tijden komen deze bedrijven in informele setting bijeen over thema’s waar deze multinationals mee te maken hebben. ABDUP nodigt soms gasten uit om hier aan bij te dragen.
Belangenbehartiging is een instrument waar alle maatschappelijke actoren zich van bedienen. Ik beschouw een dialoog tussen de overheid en maatschappelijke organisaties, belangenorganisaties en bedrijven als waardevol. Het kabinet hecht aan persoonlijk, open en vertrouwelijk contact met al deze partijen om beleidsopties te verkennen en de kwaliteit van wetgeving te verbeteren. Het kan inzicht geven in standpunten, argumenten en belangen, of draagvlak creëren voor beleid. Voor de kwaliteit van ons werk is het van groot belang om signalen van de buitenwereld te ontvangen en mee te wegen in beleidsvorming. Het kabinet maakt ten allen tijde haar eigen afwegingen en keuzes, waar het kabinet verantwoordelijk voor gehouden kan worden.
Zijn er nu ook nog subcommissies actief? Zo ja, hoeveel, welke en op welke beleidsterreinen zijn zij actief? Zo nee, waarom niet?
ABDUP staat los van de rijksoverheid. Ik heb geen zicht op eventuele subcommissies die vanuit ABDUP actief zijn.
Kunt u in een tijdlijn weergeven hoe vaak er overleg plaats heeft gevonden tussen de ABDUB-bedrijven, PHAUSD en/of de subcommissies? Hoe vaak zijn daar kabinetsleden bij aanwezig geweest? Hoe vaak zijn daar hoge ambtenaren bij aanwezig geweest?
Ik beschouw een open dialoog tussen de overheid en maatschappelijke organisaties, belangenorganisaties en bedrijven als waardevol. Daarom is het ook belangrijk om transparant te zijn over dergelijke contacten. Zo is er doorgaans in wetgevingsvoorstellen een lobbyparagraaf opgenomen dat verslag doet van de internetconsultatie en andere contacten met externen, inclusief een reactie en inzage in de belangenafweging op hoofdlijnen. Per dossier is er dus in de regel goede transparantie over met wie er contact is geweest. Echter, er is geen totaaloverzicht per maatschappelijke organisatie, belangenorganisatie of bedrijf over de contacten met alle verschillende ambtenaren. Voor de volledigheid merk ik op dat de overheid geen lid is van ABDUP en ik dus ook geen tijdlijn kan construeren van overleg dat in dit verband heeft plaatsgevonden.
Zoals ook blijkt uit de documenten die zijn verstrekt in het kader van recente Wob-verzoeken over ABDUP waren tussen eind 2010 en heden de volgende bewindspersonen voor gedachtewisseling te gast bij een ABDUP-overleg, waarbij geen hoge ambtenaren aanwezig waren:
Op 14 februari 2011: Minister president Mark Rutte over onderwerpen als vestigingsklimaat; positie van Nederland in de wereld; concurrentiepositie.
Op 24 november 2011: Minister van Economische Zaken Maxime Verhagen over de macro-economische situatie in Nederland; Europa; en het Topsectorenbeleid.
Op 23 november 2015: Minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem over Europa; de concurrentiepositie van Nederland in Europa/wereld; de Nederlandse groeiagenda; en de rol van de industrie in de Nederlandse economie.
PHAUSD was een overlegorgaan tussen de bedrijven Philips, Hoogovens, Akzo, Unilever, Shell en DSM met de ambtelijke top van het toenmalige DG Industrie van het Ministerie van Economische Zaken. Voor zover nog na te gaan vond dit overleg in de jaren negentig circa vier keer per jaar plaats en dateert het laatste overleg van 2002.
Kunt u tevens weergeven in die tijdlijn welke ministeries daarbij betrokken waren? Welke beleidsterreinen? Wat was het doel?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid toe te geven dat de afschaffing van de dividendbelasting wel degelijk door de «Nederlandsche industrieën met groote internationale belangen» aanhangig is gemaakt? Zo nee, hoeveel boeken en/of artikelen zijn er nog nodig om dat wel toe te geven?
Zoals aangegeven op vraag 1 hoort het bij het werk van ambtenaren op ministeries om signalen van de buitenwereld te ontvangen en te wegen. Verschillende Nederlandse (beursgenoteerde) bedrijven dragen al jaren uit dat de dividendbelasting een maatregel is waar zij last van hebben in vergelijking met buitenlandse concurrenten. Dit dateert van ver voor de recente discussie over dit onderwerp. Zo is dit onderwerp uitgebreid besproken op 26 juni 2008 in een hoorzitting/rondetafelgesprek voor de vaste commissie van Financiën.2
Over welke belastingmaatregelen lobbyde ABDUP nog meer?
De ABDUP is een informeel samenkomen tussen AkzoNobel, Shell, DSM, Unilever en Philips waar allerhande onderwerpen besproken kunnen worden. Uit mijn antwoord op vraag 3 blijkt dat tussen eind 2010 en heden drie maal een bewindspersoon genodigd was. Daar zijn geen notulen van, dus kan ik deze vraag niet beantwoorden. Daarnaast is het van belang dat partijen vrijuit en in vertrouwen met de overheid kunnen spreken. Ook wordt in deze informele overleggen bedrijfsvertrouwelijke informatie gewisseld. Het is het niet aan mij om ingebrachte punten uit dergelijke overleggen naar buiten te brengen.
Duurt het honoreren van de Wob-verzoeken van Follow the Money zo lang omdat u niet wilt dat deze lobby, naast de openlijke lobby, bekend wordt?
Mijn ministerie streeft ernaar om elk Wob-verzoek binnen de wettelijke termijn af te handelen. De herkomst of het doel van de vraag noch de uitkomst ervan heeft invloed op de doorlooptijd van behandeling. Het overschrijden van de termijn kan in algemene zin wel veroorzaakt worden door bijvoorbeeld de omvang of complexiteit van een Wob-verzoek, het opvragen van zienswijze van derden, of het groeiend aantal Wob-verzoeken dat mijn organisatie te verwerken krijgt. Daar hebben we dan contact over met de verzoeker.
Bij welke milieumaatregelen kwam PHAUSD in opstand? Wanneer? Welke wetgeving is veranderd door de lobby van PHAUSD?
Ook in het verleden onderhielden ambtenaren bij het maken van beleid goed contact met de buitenwereld, waaronder met genoemde en andere bedrijven. Deze gang van zaken betekent niet dat er sprake was van ongewenste invloed op beleidvorming en wetgeving. Bovendien gold ook destijds dat het kabinet te allen tijde haar eigen afwegingen en keuzes maakt en hiervoor verantwoordelijk gehouden kan worden.
Welke politieke projecten komen naast het Innovatieplatform en Jet-Net voort uit de lobby van deze clubs?
Ik herken me niet in de bewering dat het ontstaan van het Innovatieplatform, Jet-Net of andere projecten toe te schrijven zijn aan belangenbehartiging vanuit het ABDUP-overleg.
Hoeveel publiek geld is er in dit soort projecten gestoken?
Zie antwoord vraag 9.
Lobbyen deze clubs ook bij provinciale en gemeentebesturen?
Deze vraag kan ik niet beantwoorden aangezien ik geen zicht heb op de agenda en activiteiten van ABDUP.
De hoge prijs die huurders betalen voor de verkoop van sociale huurhuizen aan beleggers |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat huurders een hoge prijs betalen voor de verkoop van sociale huurhuizen aan beleggers?1
Voor huurders van beleggers of particuliere verhuurders in het gereguleerde huursegment geldt dezelfde huurprijsbescherming voor hun woning als voor huurders in het gereguleerde segment bij woningcorporaties. De maximale jaarlijkse huurverhoging is voor alle verhuurders in het gereguleerde segment dezelfde: inflatie + 2,5 procentpunt (2019: 4,1%).
Zie verder mijn antwoord op vraag 2.
Bent u nog steeds van mening dat een huurder er eigenlijk niets van merkt wanneer zijn/haar huurhuis wordt verkocht aan een belegger, ondanks de beschreven nadelen in het artikel?2
In het artikel wordt gesteld dat woningcorporaties een huurverhoging van maximaal inflatie + 1 procentpunt mogen vragen. Daarmee wordt gedoeld op de maximale huursomstijging per woningcorporatie van inflatie + 1 procentpunt (2019: 2,6%). Maar dat is de maximale gemiddelde huurverhoging over het gehele woningbezit van een woningcorporatie.
Woningcorporaties mogen voor een deel van hun woningen de maximale huurverhoging per woning van inflatie + 2,5 procentpunt vragen. Dit betekent wel dat zij binnen de maximale gemiddelde huurverhoging per woningcorporatie van inflatie + 1 procentpunt compenseren met lagere huurverhogingen voor andere woningen binnen hun bezit. Daarnaast kunnen zowel woningcorporaties als andere verhuurders bij huurwoningen in het gereguleerde segment inkomensafhankelijke hogere huurverhoging voorstellen indien het inkomen van de huurder dit toelaat. Voor woningcorporaties geldt dat deze inkomensafhankelijke hogere huurverhoging niet meetelt bij de maximale gemiddelde huursomstijging indien zij in hun prestatieafspraken hebben opgenomen dat de hiermee gepaard gaande extra huurinkomsten worden ingezet voor investeringen.
Dat betekent dat ook als de in het artikel bedoelde huurders nog steeds van een woningcorporatie zouden huren, deze huurders voor hun woning een huurverhoging van inflatie + 2,5 procentpunt (2019: 4,1%) of een inkomensafhankelijke hogere huurverhoging (inflatie + 4 procentpunt (2019: 5,6%)) hadden kunnen en mogen krijgen.
Wat vindt u van het idee om de huurmatiging, die is afgesproken in het Sociaal Huurakkoord en door u «bindend» is verklaard, ook van toepassing te laten zijn op particuliere verhuurders?
Het Sociaal Huurakkoord is een afspraak tussen de Woonbond en Aedes, de vereniging van woningcorporaties. De koepels van beleggers (IVBN) en particuliere verhuurders (Vastgoed Belang) hebben zich niet bij dat Sociaal Huurakkoord aangesloten en zijn daardoor niet aan deze afspraken gebonden.
Ook de beperking van de gemiddelde huurverhoging tot inflatie + 1 procent geldt alleen voor woningcorporaties. Woningcorporaties hebben de taak om mensen die niet zelf in hun huisvesting kunnen voorzien te huisvesten. Daarom mag van hen een meer gematigde huurverhoging over hun woningbezit worden gevraagd. De Woonbond en Aedes hebben afgesproken om de gemiddelde huurverhoging te beperken tot inflatieniveau, waarbij lokaal in de prestatieafspraken met gemeente en huurdersorganisatie een hogere huursomstijging (gemiddelde huurverhoging) kan worden afgesproken, tot maximaal inflatie + 1 procentpunt. Het wetsvoorstel dat dit mogelijk maakt is op 11 juli 2019 bij uw Kamer ingediend (Kamerstuk 35 254).
Beleggers en particuliere verhuurders hebben niet de taak om mensen die niet zelf in hun huisvesting kunnen voorzien te huisvesten; daarom geldt de wettelijke beperking van de gemiddelde huurverhoging niet voor hen. Maar als zij in het gereguleerde segment verhuren zijn zij wel gebonden aan de maximaal toegestane huurverhoging per woning.
Waarom blijft u de verkoop van sociale huurwoningen aan beleggers stimuleren, nu u zelf toegeeft dat «koopstarters worden verdrongen», «beleggers torenhoge huren vragen of zich niks aantrekken van de rechten van huurders»?3
De verkoop van sociale huurwoningen wordt niet gestimuleerd. Het is aan lokale partijen om te bepalen hoeveel sociale huurwoningen nodig zijn. Aangezien lokale woningmarkten onderling verschillen, kan ook de behoefte aan sociale huurwoningen verschillen. Gemeente, huurdersorganisatie en woningcorporatie kunnen prestatieafspraken maken over de gewenste omvang van de sociale huurwoningvoorraad, de gewenste samenstelling daarvan en de spreiding over buurten en wijken. In de prestatieafspraken kunnen ook afspraken worden gemaakt over de verkoop van sociale huurwoningen. Het zijn dus de lokale partijen die, rekening houdend met de lokale situatie, bepalen hoeveel woningen er verkocht worden.
Wat is de stand van zaken van de door u aangekondigde onderzoeken naar de rol van beleggers bij onze volkshuisvesting? Kunt u per onderzoek tussenresultaten presenteren en aangeven wanneer de onderzoeken naar de Tweede Kamer worden gestuurd?
In juli jl. heeft het CBS hun, in opdracht van mij, uitgevoerde onderzoek naar de eigendomsmutaties tussen koopwoningen en overige huurwoningen4 gepubliceerd.5 Uit het onderzoek blijkt dat de stroom «van koopwoning naar overige huurwoning» in 2016 bijna 78 duizend woningen betrof. Hierbij geldt dat het merendeel van de overige huurwoningen particuliere huurwoningen zijn. Deze particuliere verhuurders hebben veelal één particuliere huurwoning in hun portefeuille. De stroom «van koopwoning naar overige huurwoning» is groter dan de stroom «van overige huurwoning naar koopwoning»: deze bestond in 2016 uit 62 duizend woningen.
Tegelijkertijd heeft het Kadaster, op mijn verzoek, onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van de particuliere verhuurmarkt en de relatie met de aan- en verkopen van eigenaar-bewoners en koopstarters.6 Het Kadaster beschrijft dat de particuliere verhuurmarkt vooral vanaf 2013 groeit. Dat was het jaar dat de economie weer aantrok na de economische crisis. Particuliere verhuurders kopen en verkopen vooral van eigenaar-bewoners. Tot en met 2012 verkochten particuliere verhuurders meer dan dat zij kochten. Vanaf 2015 nam het saldo flink toe. Men kocht meer dan men verkocht. Koopstarters kopen deels dezelfde woningen als particuliere verhuurders, maar de overlap van de markten is niet overal even groot. Nationaal zijn er beperkte overlappen zichtbaar wat betreft koopprijs, woningtype en oppervlakte.
Daarnaast hebben het Kadaster en de Universiteit van Amsterdam onderzoek gedaan naar het prijseffect op woningen in stedelijke gebieden door investeringen van beleggers. Dit onderzoek is onlangs gepubliceerd en naar uw Kamer gestuurd. In mijn brief «Onderzoek prijseffect op woningen door aankopen door particuliere beleggers» van 10 oktober 2019 ga ik uitgebreid in op de resultaten van het onderzoek en het verdere programma waar ik aan werk.
Ook zal ik in de staat van de Woningmarkt ingaan op de cijfers die er bekend zijn over de private verhuurmarkt. De Staat van de Woningmarkt wordt dit najaar gepubliceerd.
Betrekt u bij uw onderzoeken ook het fenomeen dat particuliere verhuurders minder schappelijk zouden zijn met het verlagen van de huurprijs of matigen van de huurverhoging als er sprake is van een inkomensdaling bij de huurder? Zo nee, bent u bereid uit te zoeken in hoeverre dit bij particuliere verhuurders vaker voorkomt dan bij woningcorporaties?
De regelgeving biedt zowel woningcorporaties als andere verhuurders de mogelijkheid om huren te bevriezen of (permanent) te verlagen indien zij dat voor bepaalde huishoudens wenselijk vinden. In de brief Maatregelen huurmarkt en evaluatie herziene Woningwet7 van 22 februari 2019 heb ik aangekondigd dat ik zal bezien of ik daarnaast een regeling voor tijdelijke huurkorting wil invoeren. In mijn brief Maatregelen woningmarkt8 van 17 september 2019 staat aangekondigd dat ik dit mogelijk wil maken. Zowel woningcorporaties als andere verhuurders kunnen die tijdelijke huurkorting toepassen. De maatregel is onderdeel van het wetsvoorstel Huur en inkomensgrenzen, waarvan het streven is dat het voor het einde van dit jaar bij uw Kamer wordt ingediend.
Kunt u aangeven in welke wijken 20% of meer van de woningtransacties naar particuliere verhuurders is gegaan, en welke gemeenten dat betrof?
Ik heb geen overzicht van alle wijken en gemeenten waarin 20% of meer van de woningtransacties naar particuliere verhuurders is gegaan. Wel hebben het Kadaster en de Amsterdam Business School Finance Group in hun onderzoek naar het prijseffect door particuliere beleggers voor de onderzochte metropoolregio’s het gemiddeld aandeel woningtransacties door particuliere investeerders per buurt opgenomen voor de tijdsperiode 2009 t/m 2013 en 2014 t/m 2017. Middels hittekaarten laten zij het aandeel transacties door particuliere beleggers per buurt zien. Op de hittekaarten valt te zien het aandeel transacties door particuliere beleggers per buurt erg verschilt en over het algemeen door de tijd heen is toegenomen.
Bent u inmiddels bereid om de Engelstalige website, die buitenlandse beleggers naar Nederland moet trekken om volkshuisvesting op te kopen, uit de lucht te halen waar al meermaals om is verzocht?4 5
In delen van het land is er sprake van een tekort aan betaalbare woningen in zowel het koop- als huursegment. Daarom moeten er de komende jaren extra woningen bijkomen, met name voor starters en in het middenhuursegment. De investeringen van marktpartijen kunnen een bijdrage leveren aan het realiseren van deze extra woningen. Het is daarom belangrijk dat er voldoende financiering beschikbaar is en blijft voor de woningmarkt: daar kunnen zowel binnen- als buitenlandse marktpartijen voor zorgen.
Een website vind ik een goed instrument om feitelijke informatie over de werking van en de mogelijkheden op de Nederlandse woningmarkt te delen. De website «www.woningmarktbeleid.nl» bevat achtergrondinformatie voor iedereen die zich bezighoudt met wonen: woningcorporaties, gemeenten, provincies, makelaars, investeerders en andere betrokkenen. Ik vind het belangrijk dat dit soort informatie meertalig beschikbaar is. De website «www.investingindutchhousing.nl» gaat onderdeel uitmaken van de website «www.woningmarktbeleid.nl». Relevante en feitelijke informatie zal dan te vinden zijn via «www.dutchhousingpolicy.nl». Deze overgang brengt efficiency voordelen met zich mee en sluit het aan bij het rijksbrede websitebeleid. Naar verwachting zal de overgang nog dit jaar plaatsvinden.
Waar blijven de resultaten, die al in maart werden aangekondigd, van de gesprekken met gemeenten over een zelfbewoningsplicht en van de verkenning samen met de Staatssecretaris van Financiën naar het verhogen van de overdrachtsbelasting om zo het opkopen van huurhuizen door beleggers te ontmoedigen?6 Kunt u nog vóór Prinsjesdag aangeven of u deze twee maatregelen gaat nemen?
Ook werk ik, mede naar aanleiding van de motie Dik-Faber, samen met de gemeenten Utrecht, Rotterdam, Maastricht, Den Haag en Amsterdam uit in hoeverre een zelfbewoningsplicht voor bestaande koopwoningen een passende maatregel is om de bestaande koopvoorraad te beschermen met het oog op het eigendomsrecht, het recht op vrijheid van vestiging en vrij verkeer van kapitaal. In nauwe samenwerking met gemeenten bekijk ik praktijkcasussen en zal ik uw Kamer eind dit jaar informeren over een uitwerking.
Daarnaast is in het kader van de motie van de leden Dik-Faber en Ronnes12 toegezegd te bezien in hoeverre een differentiatie van de overdrachtsbelasting voor starters en beleggers uitvoerbaar, effectief en proportioneel is.
Dit onderzoek is inmiddels gestart. In het onderzoek wordt gekeken naar een gedifferentieerde overdrachtsbelasting, waarbij starters een vrijstelling krijgen en beleggers vanaf de derde woning te maken krijgen met een hoger tarief. Eind dit jaar verwacht ik de resultaten van dit onderzoek, waarna een kabinetsreactie volgt.
Waarom duurt het zo lang voordat u andere, concrete maatregelen neemt om de verkoop van sociale huurhuizen aan banden te leggen en huurders beter te beschermen tegen enorme huurverhogingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan lokale partijen, te weten gemeente, huurdersorganisatie en woningcorporatie, om te bepalen hoe groot de sociale huurwoningvoorraad moet zijn, welke samenstelling deze moet hebben en welke woningen eventueel verkocht kunnen worden. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 4. Daarnaast worden op grond van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting voorwaarden gesteld aan de verkoop van corporatiewoningen. Het aan banden leggen van de verkoop van sociale huurwoningen door rijksregelgeving is ongewenst, omdat daarmee de lokale afweging wordt doorkruist. Bovendien kunnen de opbrengsten van de verkoop worden gebruikt voor de opgaven waar de corporatie voor staat, zoals de nieuwbouw van sociale huurwoningen of duurzaamheidsmaatregelen.
Voor wat betreft de huurbescherming: bij een verkoop behouden de zittende huurders met een gereguleerd huurcontract de bescherming van de huurprijsregelgeving.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden en niet clusteren?
Ja, zie de antwoorden op vragen 1 tot en met 10.
Het ministerie dat Groningers voor de gek houdt |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht van RTV Noord over de manier waarop uw ministerie omgaat met Groningers?1 Wat is hierop uw reactie?
Ik ken het bericht. Ik herken mij niet in het beeld dat ik of mijn ministerie mensen voor de gek zouden houden.
Waarom was het nodig om het principe van «underpromise en overdeliver» te hanteren? Welke filosofie zit er achter? Hoe bent u tot dit principe gekomen? Wat verwachtte u van het hanteren van dit principe? Is uw verwachting uitgekomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor herstel van vertrouwen van burgers in Groningen in de overheid en andere instanties is het nakomen van gedane beloften een essentiële voorwaarde. Ik heb daarom sinds mijn aantreden als verantwoordelijk Minister – ook in uw Kamer – uitgedragen dat alleen beloftes gedaan en verwachtingen gewekt moeten worden als er een hoge mate van waarschijnlijkheid is dat deze nagekomen kunnen worden. Daarbij verken ik doorlopend nieuwe mogelijkheden om de gaswinning te verlagen en de uitvoering van de versterkingsopgave en de afhandeling van schademeldingen te versnellen met behoud van zorgvuldigheid, rechtvaardigheid en aandacht voor de betrokken bewoners.
Hoe verklaart u dat zelfs de «underpromise» niet gehaald wordt? Wat gaat u praktisch doen om de Groningers te helpen, behalve mooie woorden spreken?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom is het principe van «underpromise and overdeliver» nooit gedeeld met de Kamer?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereidt alle documenten die betrekking hebben op afspraken over de aanpak van schade, versterking, het Nationaal Programma Groningen (NPG) en de aanpak van gezondheidsproblemen alsnog naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik voorzie de Kamer van de informatie die nodig is voor de uitoefening van zijn controlerende taak. Gerichte verzoeken van uw Kamer om informatie over de genoemde onderwerpen zal ik steeds zo snel en volledig mogelijk inwilligen.
Waarom zijn er telkens WOB-verzoeken nodig om achter essentiële informatie te komen?
De mening dat er WOB-verzoeken nodig zijn om achter essentiële informatie te komen deel ik niet. Er is geen sprake van essentiële nieuwe informatie die in reactie op een WOB-verzoek is gepubliceerd.
Kunt u aangeven welke WOB-verzoeken er lopen over de gaswinning en de aanpak van de problemen die daardoor zijn ontstaan? Kunt u tevens aangeven hoe ver het staat met de procedure van deze WOB-verzoeken? Wanneer wordt duidelijk voor aanvragers of de verzoeken wel of niet worden ingewilligd?
Op dit moment zijn er 10 Wob-verzoeken in behandeling die gaan over de gaswinning in Groningen. De verzoeken zien op de volgende informatie:
De stand van zaken verschilt per verzoek, maar de processtappen die gezet moeten worden zijn bij elk verzoek dezelfde. Eerst moeten alle relevante documenten geïnventariseerd en verzameld worden. Daarna worden alle documenten per passage beoordeeld aan de hand van de Wob en wordt een besluit genomen. Het uitgangspunt hierbij is dat alle informatie die binnen de reikwijdte van een verzoek valt openbaar gemaakt wordt. Alleen als informatie valt onder één van de in de Wob genoemde uitzonderingsgronden, wordt die niet openbaar gemaakt. Dit wordt vervolgens toegelicht in het besluit. In veel gevallen hebben de Wob-verzoeken betrekking op zeer veel documenten. De verzoeker wordt hiervan op de hoogte gesteld en soms worden er afspraken gemaakt omtrent de behandeltermijn. Er is in enkele gevallen sprake van een overlap tussen de in verschillende verzoeken opgevraagde informatie. Zodra documenten in een verzoek openbaar zijn gemaakt, wordt de aanvrager van een soortgelijk verzoek hiervan op de hoogte gesteld. Op die manier wordt getracht alle aanvragers zo spoedig mogelijk van de gevraagde informatie te voorzien.
Heeft u het WOB-verzoek van de Groninger Bodem Beweging inmiddels gehonoreerd waarvoor zij in mei 2019 naar de rechter is gestapt?2 Zo nee, waarom niet?
De Groninger Bodem Beweging (hierna: GBB) heeft twee Wob-verzoeken gedaan waarvan één gericht is aan de directeur NCG en één aan mij als Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Met de GBB is afgesproken om de verzoeken in verband met de omvang op te splitsen in twee deelbesluiten. Het eerste deel heeft betrekking op documenten die afkomstig zijn van NCG en het tweede deel op de documenten die zijn gewisseld tussen de Minister van EZK en de NAM en tussen de Minister van EZK en betrokken ingenieurs- en/of onderzoeksbureaus. Het eerste deelbesluit is inmiddels genomen en gepubliceerd3. De gevraagde documenten zijn openbaargemaakt met uitzondering van de informatie die op grond van de Wob niet voor openbaarmaking in aanmerking komt. Het tweede deelbesluit is op 9 september jl. genomen en gepubliceerd. Door de vele ontwikkelingen en werkzaamheden op het gebied van gaswinning en de versterkingsoperatie in Groningen, was de beschikbare capaciteit voor afhandeling van deze verzoeken beperkt. Bij de opgevraagde documenten zijn meerdere onderdelen van mijn ministerie en daarnaast personen en organisaties buiten mijn ministerie betrokken. Om die reden was het helaas niet mogelijk om de afhandeling van dit Wob-verzoek sneller af te ronden.
Hoeveel WOB-verzoeken heeft uw van Follow the Money (FTM) en Platform Authentieke Journalistiek (PAJ) betreffende de Shell-papers ontvangen? Zijn die verzoeken inmiddels ingewilligd? Zo nee, waarom niet en wanneer gaat dit gebeuren?
Mijn ministerie heeft één verzoek ontvangen van Follow the Money (FTM) en Platform Authentieke Journalistiek (PAJ) betreffende de invloed van Shell op het Nederlandse openbaar bestuur. Er is nog geen besluit genomen over dit verzoek. Op donderdag 1 augustus 2019 hebben de leden Beckerman en Kwint (beiden SP) over dit onderwerp schriftelijke vragen ingediend (kenmerk 2019Z15479). Voor beantwoording hiervan is uitstel gevraagd vanwege de voor beantwoording benodigde interdepartementale afstemming. Bij de beantwoording van die vragen zal ik nader op dit onderwerp ingaan.
Lopen er nog meer WOB-verzoeken die gaan over Shell of andere gasbedrijven? Zo ja, hoeveel?
Naast de in de antwoorden 7 en 9 genoemde verzoeken zijn er nog vier Wob-verzoeken in behandeling die gaan over gasbedrijven, waarvan twee (mede) over Shell. De verzoeken zien op de volgende informatie:
Deelt u de mening dat transparantie zeer belangrijk is voor het vertrouwen van inwoners in de overheid? Zo ja, hoe gaat u de informatievoorziening verbeteren? Wanneer?
Ik onderschrijf uw stelling over het belang van transparantie voor vertrouwen in de overheid. Zoals uiteengezet in de voorafgaande antwoorden span ik mij in om verzoeken om informatie van uw Kamer en verzoeken op grond van de Wob binnen de mogelijkheden zo snel en volledig mogelijk in te willigen. Dit vergt voortdurende aandacht. Anders dan de vraagstelling suggereert is er geen sprake van een structureel tekortschietende informatievoorziening. Ik zie niet in hoe de publicatie van soms honderden documenten met een veelal technisch karakter zou bijdragen aan het wegnemen van stress en onzekerheid bij inwoners van Groningen. Ik zet voor dit doel in op het zo snel mogelijk afbouwen van de gaswinning en het versnellen van de afhandeling van schade en uitvoering van de versterkingsoperatie.
Hoe denkt u dat dit bijdraagt aan ºhet wegnemen van oorzaken van stress en onzekerheid» dat u als belangrijkste prioriteit zei te hebben in februari 2018?3 Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 11.
Wilt u deze vragen ruim voor het Algemeen overleg Mijnbouw/Groningen van 12 september 2019 beantwoorden?
Ja.
De wanhoop van huurders in Middelstum |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het artikel over de wanhoop die huurders in Middelstum ervaren? Wat is hierop uw reactie?1
Ja, ik ken het artikel. Ik begrijp goed dat het voor bewoners heel belastend kan zijn om ongevraagd niet één maar zelfs twee keer te moeten verhuizen. Ik vind dat corporaties huurders daarbij goed moeten ondersteunen, ook in financiële zin. Tegelijkertijd heb ik begrip voor de druk die de Groningse corporaties ervaren door de aardbevingsproblematiek. Corporaties worden net als andere partijen geplaatst voor een grote uitdaging. Omdat dit een terugkerend probleem is zal ik het initiatief nemen om in overleg te treden met NCG en woningcorporaties.
Hoe is precies de situatie van alle huurwoningen in het gaswinningsgebied? Kunt u in een overzicht aangeven waar de versterking is gestaakt door de NAM en woningcorporaties, en waar huurwoningen gesloopt worden en opnieuw worden gebouwd?
De versterkingsaanpak maakt geen onderscheid naar huur- of koopwoningen. Woningen in het gaswinningsgebied die niet aan de veiligheidsnorm voldoen moeten worden versterkt. Voorop staat daarbij de veiligheid van de woningen, prioriteit ligt bij de aanpak van de meest onveilige woningen. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld werkt de NCG momenteel aan een dashboard over de voortgang van de versterking.
Hoeveel huurwoningen gaan gesloopt worden in het aardbevingsgebied en hoeveel sociale huurwoningen worden er teruggebouwd? Kunt u een eventueel verschil in aantallen verklaren?
Op basis van hetgeen de Groningse corporaties (exclusief Woonzorg Nederland) in hun prognose informatie (dPi) van eind 2018 voor de komende vijf jaar hebben opgegeven, komt naar voren dat zij in de periode 2019 t/m 2023 in totaal ongeveer 3.200 woningen willen slopen, terwijl zij van plan zijn ongeveer 6.300 woningen te bouwen in diezelfde periode. Het is niet mogelijk dit uit te splitsen naar gemeente omdat de gegevens uitsluitend beschikbaar zijn op het niveau van de organisatie. Het is dus niet duidelijk in hoeverre het sloop en nieuwbouw betreft in het aardbevingsgebied, in het krimpgebied of in Groningen stad. Het verschil tussen sloop en nieuwbouw kan onder andere verklaard worden uit het feit dat in Groningen stad veel nieuwbouw gepland staat, zoals in de woondeal Groningen (Kamerstuk 32 847, nr. 465) is overeengekomen. Woonzorg Nederland is buiten beschouwing gelaten omdat deze landelijk werkzaam is en de beschikbare gegevens niet te herleiden zijn tot Groningen.
Wat is uw reactie op het feit dat huurders dubbele, hoge kosten krijgen doordat zij twee keer moeten verhuizen, terwijl zij zelf nooit om deze situatie hebben gevraagd?
Zoals gesteld begrijp ik heel goed dat het erg ingrijpend is om ongevraagd te moeten verhuizen. Woongroep Marenland geeft aan zich ervoor in te zetten om huurders één keer te laten verhuizen door eerst veilige woningen te bouwen. Bewoners kunnen dan meteen verhuizen van oud naar nieuw. Veel huurders hebben te kennen gegeven dat graag te willen. Dit is echter niet altijd mogelijk en er zijn ook huurders die graag terug willen keren naar de locatie waar ze al wonen. Ik heb vernomen dat in de situatie in Middelstum huurders kunnen kiezen voor nieuwbouw elders maar ook voor terugkeer op de huidige locatie. Bij die laatste optie is het wonen in een wisselwoning en daarmee twee keer verhuizen niet te voorkomen. In verband met de extra verhuizing wordt de huurders een aanvullende vergoeding geboden.
Waarom hoeft bij het verhuizen naar een wisselwoning de verhuurder slechts één keer een verhuisvergoeding te betalen, terwijl er sprake is van twee verhuizingen? Is het mogelijk dat huurders in het aardbevingsgebied, naast de verhuisvergoeding, een schadevergoeding kunnen krijgen of tweemaal een verhuisvergoeding en gaat u zich hiervoor inspannen?
Corporaties zijn er wettelijk aan gehouden bij een gedwongen verhuizing huurders te compenseren door een verhuiskosten- en herinrichtingsvergoeding. De hoogte daarvan is wettelijk geregeld, betreft ruim € 6.095, en is alleen variabel voor wat betreft het type woning dat men verlaat. In de regelgeving is geregeld dat de verhuiskostenvergoeding slechts één keer verstrekt hoeft te worden, ook al is er sprake van een wisselwoning. Wel kunnen de huurders verzoeken om extra schadevergoeding, als de vergoeding de kosten niet dekt. In het geval van Woongroep Marenland is de huurders die terug willen keren op de oorspronkelijke locatie en daarmee twee keer moeten verhuizen ontvangen een aanvullende vergoeding van € 609,5. Huurders kunnen kiezen voor de wettelijke + aanvullende vergoeding van € 6.095 + € 609,5 of voor een keuzepakket. Dit pakket voorziet in keuzes voor het stofferen van de woning (wand, vloer en raamafwerking) en verhuizing waarmee de huurders worden ontzorgd.
Wat vindt u van de uitspraak van de directeur dat er één lijn getrokken moet worden door alle woningcorporaties? Hoe verklaart u dat tijdens de versterkingspilot sommige mensen wel een onkostenvergoeding kregen, anderen niet en weer anderen een veel hogere vergoeding? Waarop is die ongelijkheid gebaseerd?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u, in het licht dat u meermalen heeft benadrukt dat geld geen probleem mag zijn, aangeven wat u direct voor alle mensen gaat doen die (meermalen) moeten verhuizen door herstel van schade en/of versterking?2
De manier waarop woningcorporaties huurders betrekken en compenseren, is opgenomen in statuten. NCG geeft aan dat woningcorporaties geld ontvangen vanuit de NCG voor gemaakte afspraken omtrent dubbele verhuizingen vanuit de richtlijn vergoedingen. Daarna sluiten woningcorporaties met hun eigen huurders een overeenkomst. Voor deze compensatie zijn en worden separate afspraken gemaakt met de woningcorporaties in het aardbevingsgebied. In het geval van Woongroep Marenland heeft dat geresulteerd in een keuzepakket.
Wat gaat u specifiek voor de groep huurders (extra) doen in het gaswinningsgebied en op welke termijn?
Zie antwoord vraag 7.
Welke zeggenschap hebben de huurders in Middelstum, die twee keer moeten verhuizen, wanneer woongroep Marenland het gesprek met ze aangaat? Op welke manier ondersteunt u deze huurders en huurders in het aardbevingsgebied specifiek?
Uit de informatie van de corporatie komt het volgende naar voren. Het plan voor Middelstum is tot stand gekomen in overleg met de 13 huishoudens (huurders). Een aantal huurders, met name gezinnen, heeft gekozen voor gezinswoningen aan de rand van het dorp en kan verhuizen van de oude woning naar een nieuwe. Op de huidige locatie worden 11 levensloopwoningen gebouwd en twee gezinswoningen. Veel van de huurders zijn op leeftijd en hebben gekozen voor een levensloopwoning.
Alle huurders krijgen woonlastengarantie wat betekent dat de huur- en energielasten niet hoger zullen worden dan in de uitgangssituatie. Ook wordt maatwerk geleverd en daar waar nodig extra ondersteuning en hulp geboden. Bewoners kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen dat de woning wordt voorzien van behang of sauswerk uit de verhuiskostenvergoeding. Binnen het budget kunnen bewoners ook stoffering, vloer- en wandafwerking kiezen.
Huurders die dit onvoldoende achten, kunnen bezwaar aantekenen bij de corporatie en de klachtencommissie. Ook kunnen dergelijk zaken aan de orde gesteld worden in de prestatieafspraken met de gemeente en de corporatie. De inspraak en betrokkenheid van huurders is wettelijk gewaarborgd, ik zie dan ook geen rol weggelegd om huurders verder te ondersteunen.
Hoe gaat u woongroep Marenland ondersteunen om binnen zes weken met deze honderden gedupeerden te spreken en een plan te maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Woongroep Marenland heeft de huurders onlangs een keuzepakket geboden om hen tegemoet te komen. De huurders zijn hier niet mee akkoord gegaan. In eerste aanleg is het aan de corporaties en de huurders om hier uit te komen. Gemeente Loppersum is nauw betrokken en heeft een mediator ingeschakeld om overeenstemming te bereiken tussen de huurders en Woongroep Marenland. Wij volgen dit gelet op het belang nauwgezet en zullen zoals bij vraag één genoemd een overleg plannen over de hoogte van verhuisvergoedingen in dergelijke situaties. Ik verwijs hier verder naar de reguliere mogelijkheden die huurders en hun organisaties thans hebben om kwesties aan te kaarten bij de corporatie en/of de onafhankelijke klachtencommissie. Ook kunnen de huurdersorganisaties dit soort zaken inbrengen in prestatieafspraken met de gemeente en corporatie.
Hoe gaat de overheid (de gemeentelijke en/of de landelijke) ervoor zorgen dat genoemde huurders over zes weken zo zorgeloos mogelijk kunnen verhuizen naar een tijdelijke woning, en in een later stadium naar een nieuwe, permanente woning, met in achtneming van de zorgplicht van een gemeente en de grondrechten van mensen op het gebied van hun welzijn, gezondheid en volkshuisvesting? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 10.
Het deels instorten van het dak van het stadion van AZ in Alkmaar |
|
Sandra Beckerman , Michiel van Nispen |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het gedeeltelijk instorten van het dak van het AFAS-stadion van AZ in Alkmaar, waar gelukkig niemand bij gewond is geraakt?
Ik ben geschrokken van het feit dat dit heeft kunnen gebeuren. Ik vind het daarom een goede zaak dat de eigenaar van het stadion een grondig onderzoek laat uitvoeren naar de oorzaak van de instorting door Royal Haskoning/DHV (hierna Haskoning) en dat de gemeente hierop toeziet. Hetzelfde geldt voor het onderzoek dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid (hierna Onderzoeksraad) gaat uitvoeren. Mijn verdere reactie geef ik u in de onderstaande antwoorden.
Is het waar dat door een bezuiniging de dakconstructie van het voetbalstadion te licht gebouwd is in 2005–2006? Kunt u dit antwoord over de (mogelijke) oorzaak/oorzaken toelichten?1
Ik heb navraag gedaan bij de gemeente Alkmaar, die bevoegd gezag is voor het voldoen aan de veiligheidsvoorschriften die in het Bouwbesluit staan voor bouwwerken. De gemeente heeft geen aanwijzingen dat de dakconstructie te licht is gebouwd. De gemeente heeft bij de vergunningverlening beoordeeld of de dakconstructie voldeed aan de wettelijk eisen (Bouwbesluit) en heeft ook toezicht gehouden op de bouw. De gemeente wacht de resultaten van het onderzoek door Haskoning af.
Wat waren de redenen van de gemeente indertijd om te stellen dat een stevigere dakconstructie niet nodig was?
Zoals ik in mijn eerdere antwoord heb gemeld, heeft de gemeente bij de vergunningverlening beoordeeld of de dakconstructie aan de wettelijke voorschriften (Bouwbesluit) voldeed. Er was daarbij voor de gemeente geen reden om te stellen dat een stevigere dakconstructie nodig was.
Wie of welke organisatie heeft besloten om bij de bouw van het AFAS-stadion niet voor een stevigere stalen constructie te kiezen, gezien de adviezen van de brandweer over de constructie in verband met de brandveiligheid, en hoeveel euro is «bespaard» door voor de lichtere variant te kiezen?
De gemeente heeft mij laten weten dat er diverse onderzoeken uitgevoerd zijn naar de brandveiligheid. Op basis hiervan hebben de brandweer en gemeente uiteindelijk geconstateerd dat het pand voldeed aan de eisen van de brandveiligheid (Bouwbesluit). Er was daarmee geen reden om te kiezen voor een stevigere stalen constructie.
Hoeveel onderaannemers zijn tijdens de bouw van het stadion betrokken geweest, en hoeveel van deze onderaannemers zijn failliet gegaan of gestopt tijdens de bouw?
De gemeente heeft mij laten weten hierover geen gegevens te hebben.
De gemeente heeft in het kader van de uitvoering van een bouwvergunning alleen te maken met de vergunninghouder, of diens vertegenwoordiger voor zover deze daartoe mandaat heeft van de vergunninghouder. Dit is conform wet- en regelgeving. De vraag betreft privaatrechtelijke verhoudingen tussen hoofd- en onderaannemers. Dat is geen zaak van de gemeente. Evenmin volgt de gemeente de aantallen onderaannemers in hun financiële positie dan wel faillissement. Daarin is de gemeente geen partij.
In hoeverre heeft in uw ogen de versnippering van verantwoordelijkheden op de bouwplaats bijgedragen aan een mogelijke bouwfout of een te lichte constructie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan hierover op dit moment geen uitspraken doen. Ik wacht op dit punt het onderzoek af van de Onderzoeksraad.
Is het waar dat de constructie niet voldeed aan het Bouwbesluit en aan de eisen voor de brandveiligheid, zoals een buitengewoon lid van de Onderzoeksraad voor Veiligheid stelt? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Zoals ik heb geantwoord bij de vragen 2 en 4 heeft de gemeente geen aanwijzingen dat de constructie niet voldeed aan het Bouwbesluit.
Ik wacht daarnaast de onderzoeken van Haskoning en de Onderzoeksraad af.
Heeft de gemeente Alkmaar «gerommeld» met de vergunningen en/of het toezicht of op de een of andere manier een oogje toegeknepen rondom de bouw van het voetbalstadion?
Ik heb navraag gedaan bij de gemeente Alkmaar en deze heeft mij laten weten het niet eens te zijn met dit beeld. De gemeente stelt dat er bij het stadion juist een uitzonderlijk intensief beoordelingstraject is geweest en toezicht is uitgeoefend. Tijdens de toezicht fase zijn aanvullende onderzoeken geëist en is een aantal keer een bouwstop opgelegd.
Is er een vorm van druk uitgevoerd op de gemeente om de bouw van het stadion goed te keuren en/of voor een lichtere constructie te kiezen? Wanneer u dit niet weet, bent u bereid dit te onderzoeken?
Ik heb navraag gedaan bij de gemeente Alkmaar. De gemeente heeft laten weten niet bekend te zijn met het uitoefenen van een vorm van druk. De gemeente Alkmaar stelt momenteel een feitenrelaas op dat zal worden gedeeld met de gemeenteraad. Ik wacht de uitkomsten hiervan af.
Is bij de beslissing in 2015 om zonnepanelen op het dak te plaatsen onderzoek gedaan naar de draagconstructie en de veiligheid van het dak? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren de uitkomsten?3
Het plaatsen van zonnepanelen op een dak is sinds 2013 een bouwvergunningsvrije activiteit. Ondanks dat dit vergunningsvrij is, moet men wel voldoen aan het Bouwbesluit. De verantwoordelijkheid voor de plaatsing en de samenhang met het bouwwerk is aan de eigenaar van het gebouw. De eigenaar dient ervoor te zorgen, dat het gebouw in overeenstemming blijft met de daaraan te stellen en gestelde eisen conform het Bouwbesluit. Ik heb van de gemeente vernomen, dat de toenmalige eigenaar van het stadion in 2015 alleen in algemene zin informatie heeft ingewonnen over een mogelijk vergunningsstelsel bij zonnepanelen. Hij heeft daarbij van de zijde van de gemeente te horen gekregen dat dit vergunningsvrij is en daarbij is de eigenaar gewezen op zijn eigen verantwoordelijkheid. Mij is niet bekend of de gebouweigenaar betreffende onderzoeken heeft laten uitvoeren.
Hoe oordeelde het bouw- en woningtoezicht van de gemeente Alkmaar over de plaatsing van de zonnepanelen op het dak? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gemeente heeft mij laten weten geen oordeel te hebben gegeven over de plaatsing van de zonnepanelen. Ik verwijs hierbij verder naar het antwoord op vraag 10.
Is zonnepanelenfabrikant Hanergy bij het leveren van de zonnepanelen op de hoogte gesteld van de eerdere adviezen van de brandweer over de draagconstructie? Zo nee, waarom niet en wie is/was verantwoordelijk voor het overdragen van deze informatie? Zo ja, waarom zijn de zonnepanelen toch geplaatst? Wie is/was verantwoordelijk voor het overdragen van deze informatie?
De gemeente heeft mij laten weten geen oordeel te hebben gegeven over de plaatsing van de zonnepanelen. Ik verwijs hierbij verder naar het antwoord op vraag 10.
Is er een vorm van druk uitgevoerd op de gemeente om de plaatsing van de zonnepanelen goed te keuren? Wanneer u dit niet weet, bent u bereid dit te onderzoeken?
De gemeente hoefde de plaatsing van de zonnepanelen niet goed te keuren. Ik verwijs hierbij verder naar het antwoord op vraag 10.
Bent u bereid de uitkomsten van het verkennende onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid naar de Tweede Kamer te sturen zodra dit gereed is?4
De Onderzoeksraad heeft haar verkennende onderzoek afgerond, Ik heb geen uitkomsten van dit onderzoek ontvangen. Wel heeft de Onderzoeksraad informatie gegeven over dit verkennend onderzoek op haar website, waarnaar ik uw Kamer verwijs (https://www.onderzoeksraad.nl/nl/page/14903/ingestort-dak-az-stadion-10-augustus-2019).
Bent u bereid de uitkomsten van het onderzoek, dat AZ heeft ingesteld, naar de Tweede Kamer te sturen zodra dit gereed is?5
Over de uitkomsten van dit onderzoek zal de gemeente Alkmaar mij informeren. Nadat dit is gebeurd, ben ik bereid uw Kamer te informeren.
Wat zijn de uitkomsten van de inspectie van de gemeente Alkmaar en de deskundigen van Royal HaskoningDHV die op zondag 11 augustus heeft plaatsgevonden?
De gemeente heeft mij laten weten dat het onderzoek door Haskoning nog niet is afgerond. De gemeente Alkmaar heeft toegezegd dat de uitkomsten van het onderzoek, na bespreking met AZ, aan de Onderzoeksraad, aan mij en de gemeenteraad bekend worden gemaakt.
Welke maatregelen gaan genomen worden in het AFAS-stadion om de dakconstructie te verstevigen en de veiligheid voor publiek, spelers en werknemers van AZ te garanderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gemeente heeft mij laten weten, dat het antwoord op deze vraag pas kan worden gegeven als beide onderzoeken zijn afgerond en als daaruit conclusies worden getrokken. Dan is het aan de huidige eigenaar om een nieuw plan in te dienen waarin de gebreken op adequate wijze worden weggenomen.
De huidige eigenaar heeft er inmiddels op last van de gemeente voor gezorgd dat het veld, de tribunes, de Molenaartribune inclusief de onderliggende ruimten en het parkeerterrein voor de Molenaartribune, niet meer toegankelijk mag zijn voor personen. Zolang de opruimingswerkzaamheden nog niet zijn afgerond, blijven het veld, de tribunes waaronder de Molenaar tribune en de ruimtes eronder en op het parkeerterrein ervoor als onveilig bestempeld en dienen deze afgesloten
publiek te blijven. Het is alleen toegestaan om hoogstnoodzakelijk onderhoudswerk te verrichten om verdere schade te voorkomen. De huurders van de ruimtes onder de tribune wordt de mogelijkheid geboden om onder begeleiding van de club, benodigde kantoorspullen op te halen. De routing hiervoor is afgestemd.
Voordat personen genoemde onderdelen van het stadion mogen betreden, dient de eigenaar een plan van aanpak voor de benodigde sloop- en herstelwerkzaamheden bij de gemeente in te dienen en ter goedkeuring voor te leggen. Per stap beoordeelt de gemeente welke delen eventueel vrijgegeven kunnen worden voor gebruik.
Op welke veilige plek kunnen de spelers, toeschouwers en medewerkers van AZ en de tegenpartij terecht voor de komende thuiswedstrijden?
Op de korte termijn zal AZ de komende thuiswedstrijden spelen in andere voetbalstadions. Het is nog onbekend wanneer het eigen stadion weer gereed is voor wedstrijden en waar AZ op de middellange termijn de thuiswedstrijden zal afwerken.
Zijn er andere bouwwerken in ons land met vergelijkbare (dak)constructie en bent u bereid deze extra te controleren op de bouw- en brandveiligheid? Zo ja op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Er zijn mogelijk andere bouwwerken in ons land met vergelijkbare (dak)constructies. Op dit moment is nog onduidelijk wat de oorzaak of oorzaken zijn geweest van het gedeeltelijk instorten van het dak van het AZ-stadion. Dit moeten de onderzoeken van Haskoning en de Onderzoeksraad uitwijzen. Zodra er meer bekend is, zal ik mij beraden of er landelijke actie nodig is bij andere bouwwerken.
Wilt u deze vragen per stuk beantwoorden en niet samenvoegen?
Ja.
‘Ongepaste en onwettelijke’ inzage in onderzoeksopzet Shell Papers |
|
Peter Kwint , Sandra Beckerman |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het artikel van Follow the Money over het «ongepaste en onwettelijke» verzoek van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) tot inzage in onderzoeksopzet Shell Papers?1 Wat is hierop uw reactie?
Ja. De Stichting Platform Authentieke Journalistiek (PAJ) heeft op 12 april 2019 een Wob-verzoek ingediend naar alle contacten tussen Shell en de overheid over de periode 2005 – heden (Shell papers) bij 17 bestuursorganen waaronder negen ministeries (AZ, BZ, BZK, Defensie, EZK, Financiën, JenV, IenW, OCW), drie provincies (Drenthe, Groningen, Zuid-Holland) en vijf gemeenten (Amsterdam, Assen, Den Haag, Groningen, Rotterdam). Na een gesprek met verzoeker op 4 juni 2019 over het proces en de afbakening van het verzoek is PAJ bij brief van 18 juli 2019 verzocht om de bestuurlijke aangelegenheid waarop het verzoek betrekking heeft toe te lichten. Op grond van de Wob moet een verzoeker bij zijn verzoek specifiek «de bestuurlijke aangelegenheid» vermelden waarover hij informatie wenst te ontvangen. Het bestuursorgaan is verplicht om, als een verzoek te algemeen gesteld is, een verzoeker behulpzaam te zijn bij het concretiseren van zijn verzoek. Er is in dit geval gevraagd naar een schriftelijke toelichting op het journalistieke onderzoek, al dan niet door verstrekking van een onderzoeksopzet, omdat onderzoeksjournalistiek als belangrijkste reden voor het verzoek wordt genoemd, Dit is enkel en alleen opgevraagd om inzicht te krijgen in de specifieke bestuurlijke aangelegenheid waarop het verzoek ziet, zodat aan het verzoek praktische uitvoering kan worden gegeven. Voor deze uitvoering is noodzakelijk dat voldoende duidelijk is welke informatie precies gevraagd wordt. Dat hiervoor informatie van verzoeker nodig is en wordt opgevraagd is onderdeel van de reguliere Wob-procedure en niet ongepast of onwettig.
Wat begrijpt u niet aan de motivatie van Wob-verzoeken van het Platform Authentieke Journalistiek? Wat vindt u onduidelijk en waar vraagt u toelichting op?
Het verzoek met bijlagen beslaat 72 pagina’s en ziet op «alle documenten inzake Shell». Daarbij wordt aangegeven dat het (beoogde) onderzoek ziet op de relatie tussen de Nederlandse overheid en Shell waarbij beide breed opgevat moeten worden. Het verzoek betreft dus documenten van alle betrokken bestuursorganen en hun uitvoeringsorganisaties, toezichthouders en ZBO’s. Onder «Shell» wordt in het verzoek verstaan alle bedrijven waarvan Shell eigenaar is of waar Shell belangen in heeft (meer dan 1.500), maar ook projecten, samenwerkingsverbanden en maatschappelijke activiteiten van «Shell», in Nederland, Europa, Amerika en internationaal. De opsomming in de bijlagen van bedrijven, lobbyisten, samenwerkingen en aan Shell gerelateerde kantoren beslaat 49 pagina’s.
In het verzoek wordt een opsomming gegeven van onderwerpen waar bijzondere aandacht naar uit gaat (vestigingsklimaat, energie/ energietransitie/ energiepolitiek, klimaatveranderingen en -beleid, fossiele industrie, innovatie, vervangbare en duurzame energie, communicatie, overleggen met Shell, educatie, belastingen, internationale economische betrekkingen). Deze opsomming is echter dermate omvangrijk en algemeen verwoord dat deze niet kan worden beschouwd als concretisering van het verzoek. Wanneer alleen al op de zoekterm «Shell» gezocht wordt in de documentmanagementsystemen blijkt dat het gaat om honderdduizenden documenten, die onder meer handmatig moeten worden geschift en beoordeeld. Hierbij is bijvoorbeeld nog geen e-mailcorrespondentie betrokken of gezocht op de genoemde aan Shell gerelateerde ondernemingen.
Verder speelt hierbij mee dat de gegeven opsomming louter illustratief en niet uitputtend is bedoeld volgens verzoeker, waardoor niet op voorhand duidelijk is waar precies naar gezocht moet worden en waar moet worden begonnen. Om het verzoek praktisch uitvoerbaar te kunnen maken en verzoeker van de juiste informatie te kunnen voorzien is gevraagd naar een toelichting op het beoogde onderzoek. Zie verder het antwoord op vraag 1.
Namens welke bestuursorganen treedt u op als woordvoerder? Namens welke van de vier bestuursorganen doet u dat niet? Waarom is dat?
Het verzoek is ingediend bij 17 bestuursorganen waaronder negen ministeries (AZ, BZ, BZK, Defensie, EZK, Financiën, JenV, IenW, OCW), drie provincies (Drenthe, Groningen, Zuid-Holland) en vijf gemeenten (Amsterdam, Assen, Den Haag, Groningen, Rotterdam). Vanwege de omvang en de vrijwel gelijke strekking van de verzoeken en het aantal betrokken bestuursorganen, heeft er overleg plaatsgevonden.
De provincie Groningen en de gemeentes Groningen en Assen hebben om hen moverende redenen vanaf aanvang gekozen voor behandeling van het verzoek.
De overige 14 bestuursorganen hebben besloten tot een gezamenlijke aanpak voor het voeren van gesprekken met verzoeker en het maken van afspraken over het proces en de afbakening van het verzoek. Concreet is op 4 juni 2019 een gesprek gevoerd met de verzoeker waarbij EZK de niet-aanwezige bestuursorganen vertegenwoordigde. Ook de correspondentie met verzoeker, waaronder de brief van 18 juli 2019, is namens dezelfde 14 bestuursorganen verzonden.
Zijn die bestuursorganen het ermee eens dat u namens hen spreekt? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom doet u dat?
Ja, in deze fase vertegenwoordigt EZK in de communicatie met verzoeker voor zover nodig de overige bestuursorganen. Dit is ook aan verzoeker gecommuniceerd. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Waaruit concludeert u dat er geen machtigingen nodig zijn voor het spreken namens anderen? Is het bestuursrecht daar niet duidelijk genoeg in? Kunt u uw antwoord toelichten?
Een bestuursorgaan mag alleen besluiten nemen wanneer het in een wettelijk voorschrift de bevoegdheid daarvoor heeft gekregen. De bevoegdheid om een besluit te nemen kan (onder voorwaarden) gemandateerd worden aan een ander bestuursorgaan. Voor het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, moet een machtiging of volmacht worden verleend.2
Nu er in de voorfase van het verzoek alleen gesprekken plaatsvinden met verzoeker over het maken van afspraken over het proces en de afbakening van het verzoek en nog geen sprake is van bestuursrechtelijke besluitvorming, is het overleggen van een machtiging, waarover ik wel beschik, niet nodig. Het is voldoende dat met de betrokken bestuursorganen is afgesproken dat de Minister van EZK hen vertegenwoordigt in de communicatie met verzoeker. Elk bestuursorgaan zal uiteindelijk afzonderlijk een besluit nemen op het verzoek.
Welk soort documenten moeten geopenbaard worden bij een Wob-verzoek? Welk soort documenten hoeven op juridische gronden niet geopenbaard te worden?
Het uitgangspunt van de Wob is dat alle documenten die binnen de reikwijdte van een verzoek vallen openbaar gemaakt worden. Onder het begrip «documenten» vallen onder meer brieven, nota’s, beleids- en projectplannen, e-mails, foto’s, dvd’s en geluidstapes. Alleen als sprake is van informatie waarop een van de in artikelen 10 en 11 van de Wob genoemde uitzonderingsgronden of een ander uitputtend bedoeld wettelijk openbaarmakingsregime van toepassing is, dan wordt dit niet openbaar gemaakt. Dit wordt toegelicht in een besluit op een verzoek.
Worden alle Wob-verzoeken volledig onafhankelijk van het kabinet behandelt?
Nee. Wob-verzoeken worden behandeld door de bestuursorganen waar het verzoek is ingediend. Indien een Wob-verzoek wordt ingediend bij een ministerie wordt deze behandeld namens de Minister. Er is dus geen sprake van een onafhankelijke positie ten opzichte van het kabinet aangezien ministers deel uitmaken van het kabinet. Wob-verzoeken worden onder verantwoordelijkheid van de Minister behandeld en beoordeeld aan de hand van de juridische vereisten zoals reeds bij vraag 6 toegelicht.
Deelt u de mening dat informatievoorziening aan journalisten niet afhankelijk gemaakt mag worden van het inzicht geven in onderzoeksvragen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Informatievoorziening aan journalisten is uiteraard niet afhankelijk van het al dan niet inzicht geven in de specifieke onderzoeksvragen. Het is zeker niet gangbaar dat informatie alleen aan journalisten wordt gegeven onder de voorwaarde van inzicht over hun doel. Dat is hier ook niet aan de orde.
De Wob schrijft voor wat er van verzoeker en het bestuursorgaan mag en moet worden verwacht ten behoeve van de afhandeling van een Wob-verzoek. Eén van de vereisten die de wet stelt is dat een verzoek voldoende precies is geformuleerd. Zo moet de verzoeker de «bestuurlijke aangelegenheid» vermelden waarover hij informatie wenst te ontvangen. Als het verzoek te algemeen is gesteld, is het bestuursorgaan verplicht om verzoeker behulpzaam te zijn bij het concretiseren van zijn verzoek.
In het geval van PAJ is geïnformeerd naar de doelen van het verzoek in verband met de vereiste specificering en inperking. Er is in dit verband ook gevraagd naar de specifieke onderwerpen waarop het onderzoek betrekking heeft zodat hierover gericht informatie verschaft zou kunnen worden. Uitsluitend vanwege de noodzaak om inzicht te krijgen in de bestuurlijke aangelegenheid van het verzoek van de journalisten, is gevraagd naar het doel ervan. Het is aan de verzoeker om aan te geven waar hij of zij specifiek informatie over wenst te ontvangen; het bestuursorgaan kan hierbij slechts behulpzaam zijn. Het belang van de verzoeker bij het verzoek speelt uiteraard geen rol bij de beoordeling of de informatie openbaar moet worden gemaakt. Er is daarmee geen sprake van een inmenging in de journalistieke vrijheid, een voorwaarde voor het goed functioneren van onze democratische samenleving waar de overheid grote waarde aan hecht. Vanwege het belang van de journalistieke vrijheid zie ik mij ook genoodzaakt mij terughoudend op te stellen bij de precisering ten behoeve van de afhandeling. Ik beperk mij daarom tot het opvragen van informatie bij PAJ ter duiding van het verzoek en zie weinig ruimte om in dit geval eigenstandig een afbakeningsvoorstel te doen, zoals ook wel gebruikelijk is bij Wob-afhandeling.
Is het onder dit kabinet gangbaar dat het verstrekken van informatie alleen onder voorwaarde van inzicht over het doel van journalisten wordt gegeven? Zo nee, waarom in dit geval dan wel?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat de overheid geen enkel recht heeft om te vragen naar de onderzoeksdoeleinden van onderzoeksjournalisten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, draagt u er dan zorg voor dat onderzoeksjournalisten bij hun onderzoek gefaciliteerd worden in plaats van gehinderd?
Zie antwoord vraag 8.
Wat denkt u dat het primaire doel is van de WOB verzoeken van FTM in het dossier Shell Papers?
De verzoeker heeft aangegeven dat het primaire doel van het verzoek onderzoeksjournalistiek is.
Maakt u zich zorgen over de uitkomst van het onderzoek en dat het mogelijk de verstrengelde belangen van EZK en Shell blootlegt?
Nee.
De gezondheidssituatie van veel Groningers in het aardbevingsgebied |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het rapport van Gronings Perspectief over de directe gevolgen van de beving in Westerwijtwerd op 22 mei jl? Wat is uw reactie hierop?1
Ik ben bekend met het rapport. Het rapport beschrijft de impact van de recente aardbeving in Westerwijtwerd en de behoeften van bewoners na een aardbeving. De aanbevelingen richten zich primair op heldere communicatie en inspectie van schade en veiligheid na een beving. Na een beving communiceert de TCMG transparant en uitgebreid op haar website over de effecten van de aardbeving. Deze informatie is voor een ieder beschikbaar. De eigenaar van een pand (de verhuurder) kan vervolgens een aanvraag om vergoeding van schade in dienen bij de TCMG en zijn huurders informeren over het herstel van de schade aan de door hen gehuurde woning.
Als gedupeerden het gevoel hebben dat de woning na een beving onveilig is, dan bestaat bij de TCMG de procedure omtrent Acuut Onveilige Situaties (AOS). Een melding van een AOS wordt altijd binnen 48 uur opgevolgd. Een kleinere groep bewoners geeft aan behoefte te hebben aan een goed gesprek na een beving. Ik kan deze behoefte goed begrijpen en moedig gemeenten en andere instanties dan ook aan om dit mogelijk te maken.
Erkent u de menselijke en de maatschappelijke impact van de bevingen, zeker van de zwaardere? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. De aardbevingen en de lange procedures bij versterking en schadeafhandeling zorgen voor onzekerheid, maatschappelijke onrust en gezondheidsklachten bij bewoners. Dat is niet alleen de belangrijkste reden waarom het kabinet besloten heeft de gaswinning zo snel mogelijk volledig te beëindigen, maar ook waarom ik vanaf dit jaar het criterium «maatschappelijke ontwrichting als gevolg van bodembeweging veroorzaakt door de winning van gas uit het Groningenveld» gebruik als één van de afwegingscriteria bij mijn jaarlijkse vaststellingsbesluit (Mijnbouwwet art 52d, onder 2e). Het kabinet zet zich onverminderd in om de gaswinning uit het Groningenveld zo snel als mogelijk naar nul te brengen, de schade te vergoeden en de huizen te versterken.
Kent u de adviezen van de professoren van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) van de afgelopen jaren? Welke aanbevelingen van deze professoren heeft u overgenomen? Wat heeft u met die aanbevelingen gedaan? Wat hebben mensen daar tot nu toe van gemerkt?
De onderzoeken van de RuG in het kader van Gronings Perspectief en GGD Groningen laten de problemen zien in de regio. Ik hecht eraan dat gezondheidsklachten worden opgelost. Regio en Rijk hebben besloten om prioriteit te geven aan het organiseren van sociale en emotionele ondersteuning. De aardbevingsgemeenten krijgen middelen om de komende twee jaar extra capaciteit in te zetten voor de sociale en emotionele ondersteuning van inwoners. De kosten (5,4 miljoen euro voor een periode van twee jaar) worden 50/50 verdeeld tussen het Nationaal Programma Groningen en het Rijk. Daarnaast is voor enkele gemeenten er bijvoorbeeld een aardbevingscoach aangesteld die vinger aan de pols houdt.
Daarnaast is mijn inzet erop gericht om de oorzaken van de gezondheidsproblemen weg te nemen. Dit doe ik door:
De onderzoekers constateren dat de inwoners van Groningen nog weinig merken van de besluiten die zijn genomen. Het komt nu aan op de uitvoering waarbij zorgvuldigheid en snelheid van belang zijn.
Welke van de aanbevelingen uit het rapport over Westerwijtwerd van Gronings Perspectief gaat u overnemen? Hoe en op welke termijn gaat u dat doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat gaat u doen met de behoefte aan informatie die veel mensen hebben direct na een beving? Wat gaat u doen voor huurders die betere informatie wensen van de woningcorporatie waarvan zij hun woning huren?
Zie antwoord vraag 1.
Wat gaat u doen aan de wens van mensen die willen dat er een snelle schadeafhandeling is? Bent u bereid een voorziening te treffen om de veiligheid van woningen direct na een beving te inspecteren, zoals men aanbeveelt?
De TCMG is continu bezig met het versnellen van de schadeafhandelingsprocedure. Recentelijk hebben de TCMG en ik besloten tot de stuwmeerregeling. Deze onorthodoxe maatregel levert een significante bijdrage aan het versnellen van de schadeafhandeling. Als gedupeerden het gevoel hebben dat de woning na een beving onveilig is, dan kunnen zij bij TCMG melden dat zij vrezen dat er sprake is van een Acuut Onveilige Situaties (AOS). Een melding van een AOS wordt altijd binnen 48 uur opgevolgd.
Wat gaat u doen voor mensen die behoefte hebben aan concrete bijstand en hulp? En welke maatregelen gaat u treffen voor gedupeerden die door gezondheidsproblemen hogere zorgkosten hebben gekregen, omdat ze hun eigen risico moesten betalen of bepaalde delen van de zorg niet betaald werd?
De aardbevingsgemeenten krijgen middelen om de komende twee jaar extra capaciteit in te zetten voor de sociale en emotionele ondersteuning van inwoners.
Extra zorgkosten die een gedupeerde moet maken ten gevolge van de gaswinning zijn daarnaast ook een vorm van schade waar vergoeding voor aangevraagd kan worden. Om mogelijk te maken dat een aanvraag om vergoeding van deze vorm van schade ook door de overheid kan worden afgehandeld stel ik in het wetsvoorstel Tijdelijke Wet Groningen, dat ik onlangs aan uw Kamer heb aangeboden, voor om de afhandeling van alle vormen van schade bij een op te richten Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) neer te leggen.
Bent u bereid de problematiek minder technocratisch te benaderen, maar juist meer met menselijke en maatschappelijke maat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Onder andere met de hierboven geschetste stappen ten behoeve van sociale en emotionele ondersteuning van bewoners sta ik een menselijke aanpak voor. Zoals aangegeven, heb ik dit in goed overleg met de regio gedaan. Tegelijkertijd benadruk ik het belang van versnelling van versterking en schadeafhandeling. Trage procedures en onzekerheid zijn voor veel bewoners een bron van stress-gerelateerde klachten. De maatregelen die ik daarvoor geïnitieerd heb staan in mijn brief aan uw Kamer van 3 juni 2019 beschreven.
Bent u bereid om de afhandeling van de schademeldingen en de versterkingsoperatie in het Groningse aardbevingsgebied, die zoals u het in een artikel van het Financieele Dagblad beschrijft is verzand in een bureaucratisch moeras, uit dat moeras te halen en de regie bij de Groningser inwoners en bestuurders neer te leggen?2
Ik heb aangegeven dat wat de Groningers de afgelopen tientallen jaren is aangedaan, iets is dat ik nooit meer goed kan maken. En dat noopt tot een enorme bescheidenheid. 55 jaar gaswinning in Groningen repareer ik niet in anderhalf jaar. We hebben deze kabinetsperiode wel grotere stappen gezet dan in de afgelopen vijftig jaar bij elkaar. Mijn inzet is erop gericht om de gaswinning zo snel mogelijk volledig te beëindigen.
Bij de versterkingsaanpak heeft de regio (de gemeenten) de regie door middel van het opdrachtgeverschap van de uitvoeringsorganisatie. Daarnaast beleg ik de afhandeling van schade en de uitvoering van de versterkingsoperatie bij de overheid, dus zonder betrokkenheid van de NAM, waarbij zowel het versnellen van zowel schadeafhandeling en de uitvoering van de versterkingsoperatie als de begeleiding van de schademelders mijn bijzondere aandacht heeft. Daarbij werk ik nauw samen met de betrokken regionale en maatschappelijke partijen.
Bent u het ermee eens dat u juist wel goed kan maken wat er in Groningen de afgelopen tientallen jaren is aangedaan en dat u werkelijk de held van Groningen kan worden door het uit de juridische en technische sfeer te halen en het op menselijke wijze aan te pakken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Erkent u dat de strijd die veel Groningers al jaren voeren, gezondheidsklachten voor 10.000 Groningers tot gevolg heeft? Kunt u zich voorstellen dat wanneer mensen in het verleden al wat meer ellende hebben meegemaakt, dit het risico op gezondheidsklachten verhoogt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Onderzoek vanuit onder meer de Rijksuniversiteit Groningen (Gronings Perspectief) geeft niet alleen een beeld van de symptomen en de mogelijke gevolgen, maar ook van de oorzaken en biedt daarmee een aanknopingspunt voor acties om dit specifieke negatieve effect te verminderen. Het onderzoek laat zien dat er 10.000 inwoners lijden aan de problematiek veroorzaakt door de gaswinning, met negatieve gevolgen voor gezondheid en welzijn.
Ik heb steeds aangegeven dat financiële overwegingen niet leidend zijn bij het oplossen van de brede aardbevingsproblematiek. Ik zie dat de aardbevingen, de bijbehorende schadeafhandeling en de veelheid aan instanties soms in combinatie met financiële problematiek voor individuele bewoners, grote impact kan hebben op de (mentale) gezondheid. Tegelijkertijd weten we dat de veerkracht van mensen en de mate waarin personen gezondheidsklachten ontwikkelen van veel verschillende factoren afhankelijk is. Daarom kan ik geen conclusies trekken over de verschillende risico’s op gezondheidsproblemen in Groningen ten opzichte van de rest van Nederland.
Ik zie, ook in mijn werkbezoeken, dat er bijzondere individuele situaties zijn waarbij de gaswinning een rol speelt. Deze bewoners moeten geholpen worden. Het gaat dan om een stapeling van problemen (medische, psychische en/of sociale problemen, soms ook economische problemen), waardoor de schade- of versterkingsproblemen van het huis de druppel worden die de emmer doet overlopen. Hiervoor bestaat de Commissie Bijzondere Situaties (CBS). In overleg met de gedupeerde wordt door de CBS gezocht naar een oplossing die in die specifieke situatie het meest constructief is. Dat kan zijn in de vorm van bijvoorbeeld hulp bij de verkoop van de woning, het regelen van vervangende woonruimte of het inschakelen van een financieel coach. Deze CBS biedt een antwoord voor de beschreven problematiek, waarbij de kosten voor de gekozen oplossing voor de CBS geen doorslaggevende rol spelen. Alle kosten worden gedragen door NAM.
Erkent u dat mensen uit Groningen met veel verdriet in het verleden een hoger risico op gezondheidsproblemen hebben dan mensen uit de rest van Nederland met veel verdriet in het verleden? Of mensen die al een andere lichamelijke ziekte of aandoening hebben, en dat daarmee de gezondheidsveiligheid, naast de fysieke veiligheid, van Groningers ook minder is dan die in de rest van Nederland? Wat is daarop uw reactie?
Zie antwoord vraag 11.
Kent u het artikel over Henk en Alison uit Trouw? Wat is daarop uw reactie?3
Ik ben bekend met het schrijnende verhaal van Henk en Alison. Het onderstreept het belang en de urgentie van mijn inzet op dit dossier zoals ik die geformuleerd heb in antwoord op vraag 3. In het wetsvoorstel Tijdelijke Wet Groningen, dat ik onlangs aan uw Kamer heb aangeboden, stel ik voor om de publiekrechtelijke afhandeling van alle vormen van schade bij een op te richten IMG neer te leggen. Ook de vermogensschade die is ontstaan ten gevolge van de gaswinning is een schadesoort waarvoor gedupeerden bij het IMG terecht kunnen. Afhankelijk van de snelheid van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel, kan het IMG in 2020 haar deuren openen en kunnen gedupeerden zich hier melden. Zolang dit niet is geregeld, is een verzoek aan NAM of een procedure bij de burgerlijke rechter de enige weg om vergoeding te ontvangen.
Er is professionele hulp geregeld voor mensen met complexe problematiek, te denken valt aan de TCMG en de Onafhankelijk Raadsman. Bovendien is er speciaal voor schrijnende gevallen de Commissie Bijzondere Situaties. De bevingsgemeenten zijn daarnaast bezig om hulp te regelen. Zo is voor enkele gemeenten bijvoorbeeld een aardbevingscoach aangesteld die vinger aan de pols houdt. Ik bezoek regelmatig bewoners in het gebied. De mensen die worden bezocht worden doorgaans aangedragen door TCMG, NCG, gemeenten of zij melden zichzelf. Ook ambtelijk is er uiteraard constant veel contact met gemeenten, de professionals uit de praktijk van de uitvoeringsorganisaties en met bewoners.
Wat gaat u doen om ondernemers die hun bedrijf door de gevolgen van de gaswinning kwijt zijn, zoals de gezinnen in het genoemde artikel, financieel te compenseren?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bereid deze en andere mensen met vergelijkbare problematiek, wanneer wij u namen aanleveren, te bezoeken om te kijken wat uw beleid doet met deze mensen? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Waarom laat u mensen in schrijnende gevallen toch nog vechten voor het geld waar ze recht op hebben? Waarom wordt dat niet gewoon uitgekeerd zodat zij verder kunnen met hun leven?
Het doel van de TCMG nu en het IMG straks is om burgers te ontzorgen bij het afhandelen van aardbevingsschade. Daarmee wil ik het zo eenvoudig mogelijk maken voor burgers om geld te ontvangen voor schade waar ze recht op hebben.
Hoe komt het dat de uitkoopregeling op ongelijke wijze wordt toegepast? Vindt u het terecht dat verschillende hypotheekvormen ook verschillende bedragen tot gevolg hebben? Bent u bereid de uitkoopregeling zo toe te laten passen dat het voor iedereen gelijk en ruimhartig wordt?
De huidige regeling is beschikbaar voor iedere eigenaar-bewoner (of erfenis) in het aardbevingsgebied die de woning tenminste twaalf maanden openbaar te koop heeft staan. Na selectie voor het Koopinstrument wordt de woning door twee onafhankelijke taxateurs op marktwaarde getaxeerd. De aanbieding die de bewoner vervolgens ontvangt bedraagt 95% van de getaxeerde marktwaarde. De voorwaarden zijn voor iedereen gelijk en worden ook zo toegepast.
In overleg met de regio bekijk ik of en zo ja op welke wijze het Koopinstrument voor de komende jaren moet worden aangepast. Ik heb daarvoor 20 miljoen euro beschikbaar gesteld.
Wat betekenen uw woorden «Geld speelt geen rol» direct voor inwoners in een schrijnende situatie? Wat is uw definitie van ruimhartig?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid mensen voor wie de gevolgen dusdanig groot zijn dat ze suïcidaal zijn, of onder behandeling zijn van een arts vanwege lichamelijke gevolgen door stress, volledig te ontzorgen en ze dat te geven wat nodig is om te gaan herstellen en weer te kunnen leven?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid meer ruchtbaarheid te geven aan uw meldpunt voor mensen die ondanks een uitspraak van de arbiter nog in gevecht zijn met de Nederlandse Aardoliemaatschappij (NAM)? Kan het oproepje, geplaatst in de papieren versie van het Dagblad van het Noorden (DvhN), editie Groningen, uitgebreid worden met lokale kranten en andere edities van het DvhN? Zou een spotje van u en de commissaris van de Koning van de provincie Groningen, de heer Paas, op RTV Noord tot de mogelijkheden behoren? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Het meldpunt is uitgebreid belicht in verschillende media. Niet alleen via de krant, maar ook via andere kanalen zoals sociale media is het bericht verspreid. Ik zie op dit moment geen noodzaak om nogmaals een oproep te doen. Er zal serieus naar alle gevallen gekeken worden die zich bij de commissaris van de Koning of mij melden naar aanleiding van de advertentie.
Tot nu toe hebben de commissaris van de Koning de heer Paas en ik 28 reacties ontvangen. Acht reacties betreffen de arbiterprocedure.
Bent u bereid om dit meldpunt langer te laten bestaan en niet alleen in de vakantieperiode?
Zie antwoord vraag 20.
Bent u bereid om het meldpunt uit te breiden voor mensen met schrijnende situaties, zoals hierboven genoemd?
Zie antwoord vraag 20.
Wilt u de vragen separaat beantwoorden voor 5 september 2019?
Vanwege interdepartementale afstemming en de samenhang met de vragen van het lid Beckerman over de Verenigde Naties is de deadline van vijf september niet haalbaar gebleken.
Geschonden mensenrechten in Groningen |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de zeer krachtige aanbevelingen van het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties (VN)?1 Wat is hierop uw reactie?
Het comité waar u naar verwijst houdt toezicht op de naleving van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). Het kabinet zal binnen de gestelde reactietermijn reageren op de aanbevelingen van dit VN-comité. In deze reactie zullen de getroffen maatregelen uiteen worden gezet.
Het klopt dat een ander VN-comité, namelijk het comité dat toezicht houdt op het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, eerder (6 juli 2017) ook aanbevelingen heeft gedaan over de situatie in Groningen. Het kabinet heeft de tot dan toe getroffen maatregelen, die de Kamer bekend zijn, aan het Comité toegelicht. De VN heeft in haar reactie van 1 april 2019 laten weten dat er met betrekking tot de situatie in Groningen voldoende voortgang is geboekt.
Vindt u het niet gênant dat dit de tweede keer is dat de Nederlandse regering door de VN op de vingers wordt getikt? Vindt u dat drie keer scheepsrecht is of zet u alles op alles dat het bij de twee keer te laten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op paragraaf 34, 35 en 63 van het rapport inzake Groningen?
Zoals in antwoord op vraag 1 en 2 aangegeven heeft het VN-comité dat toezicht houdt op het Internationaal Verdrag inzak economische, sociale en culturele rechten laten weten dat er met betrekking tot de situatie in Groningen voldoende voortgang is geboekt. Er zijn sinds 2017 verschillende maatregelen getroffen om de situatie in Groningen te verbeteren, een aantal van deze maatregelen staat in de onderstaande tabel.
Het kabinet zet zich onverminderd in om de gaswinning uit het Groningenveld zo snel als mogelijk naar nul te brengen, de schade te vergoeden en de huizen te versterken. De afbouw van de gaswinning loopt voor op het schema dat destijds is voorzien en er worden op dit moment aanvullende maatregelen onderzocht om de winning nog sneller dan eerder geschetst af te bouwen. Hier wordt nader op ingegaan in het vaststellingsbesluit 2019/2020 dat ik deze week naar uw Kamer zal sturen. Door het wegnemen van de oorzaak van het aardbevingsrisico kunnen de veiligheid en de veiligheidsbeleving in Groningen structureel worden verbeterd. Naast het zo snel mogelijk afbouwen van de gaswinning, is ook de afhandeling van de schade en het versterken van de gebouwen topprioriteit van het kabinet. Daarnaast verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van lid Beckerman (SP) aan mij over de gezondheidssituatie van veel Groningers in het aardbevingsgebied.
Welke maatregelen gaat u nemen om de fysieke veiligheid en het geestelijk welzijn van mensen in Groningen te verzekeren? Welke maatregelen gaat u nemen om de beveiliging en veiligheid van hun huizen te garanderen? Wat vindt u ervan dat zelfs de VN geen genoegen neemt met uw acties die hier betrekking op hebben?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen gaat u treffen om een correcte en passende schadevergoeding voor gedupeerden te regelen?
De afhandeling van schade is door de overheid overgenomen van NAM en belegd bij de onafhankelijke en deskundige Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG). De TCMG handelt aanvragen om vergoeding van schade af op grond van de regels die daarvoor gelden in het civiele aansprakelijkheidsrecht. Tegen besluiten van de TCMG staat beroep open bij de rechter. Op deze wijze wordt geborgd dat gedupeerden een correcte en passende schadevergoeding ontvangen. De huidige maatregelen vormen tijdelijke oplossingen. Voor het definitief op afstand plaatsen van NAM bij schadeafhandeling is een specifieke wettelijke basis noodzakelijk. Het wetsvoorstel voor de Tijdelijke Wet Groningen dat onlangs is ingediend bij uw Kamer voorziet in deze specifieke wettelijke basis voor de publiekrechtelijke afhandeling van schade.
Welke maatregelen gaat u treffen om toekomstige schades in relatie tot de gaswinning te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen gaat u treffen om betrokken Groningers zinvol mee te laten doen bij het ontwerpen en uitvoeren van het afbouwplan?
Komend gasjaar wordt voor het eerst een besluit genomen over de gaswinning uit het Groningenveld onder de nieuwe systematiek van de Gas- en Mijnbouwwet. Volgens deze systematiek stel ik eerst een ontwerpbesluit op waarop iedereen een zienswijze kan indienen.
Voor het gasjaar 2019–2020 heb ik het ontwerpbesluit in juni ter inzage gelegd. Iedereen heeft gedurende zes weken zienswijzen kunnen indienen op het ontwerpbesluit. Deze zienswijzen betrek ik bij het opstellen van het definitieve besluit. Daarnaast heb ik verschillende informatieavonden gehouden in Groningen en Drenthe om bewoners te informeren over het besluit en hen de mogelijkheid te bieden hun zienswijze kenbaar te maken.
Dit jaar is voor het eerst de nieuwe wettelijke systematiek gevolgd. Ik zal het proces evalueren en daarbij samen met de provincie Groningen en de gemeenten bekijken op welke manieren ik de bewoners in Groningen nog beter kan betrekken bij de totstandkoming van het vaststellingsbesluit.
Kunt u de genoemde maatregelen in vraag 3 t/m 7 in een tijdschema zetten, zodat eindelijk transparant en duidelijk wordt waar Groninger gedupeerden aan toe zijn?
Een groot aantal maatregelen zijn al genomen, waaronder het besluit om schade en versterking naar het publiekrechtelijke domein te trekken en de gaswinning zo snel mogelijk volledig te beëindigen. Gezien de omvang en de complexiteit van deze operatie kan er geen exact tijdschema gegeven worden. Hieronder treft u enkele belangrijke momenten.
Datum
Maatregel
31 januari 2018
Overeenstemming over nieuw schadeprotocol
19 maart 2018
Opening loket Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG)
29 maart 2018
Besluit gaswinning Groningenveld zo snel mogelijk volledig te beëindigen
29 juni 2018
Advies Mijnraad
5 oktober 2018
Startschot Nationaal Programma Groningen
13 november 2018
Nieuwe aanpak versterkingsoperatie
17 mei 2019
Publieke aansturing versterkingsoperatie
28 juni 2019
Aanbieding Tijdelijk Wet Groningen aan Tweede Kamer
13 juni 2019
Start van de stuwmeerregeling schade
Zou u, naast het juridisch definiëren van de termen correct en passend, bereid zijn – ook gezien de laatste aanbeveling van het Comité – om bewoners (c.q. vertegenwoordigers van de bewoners in deze, de Groninger Bodem Beweging) mede de definities te laten bepalen?
Betrokkenheid van de vertegenwoordigers is belangrijk. Deze vertegenwoordigen immers organisaties die direct te maken hebben met de gevolgen van de aardbevingen. De regio, de Minister van BZK en ik zijn in overleg met deze organisatie om te kijken welke rol ze krijgen in de besluitvorming, waaronder het Bestuurlijk Overleg Groningen. Ik verwacht in het najaar nadere afspraken te maken over de betrokkenheid van hen.
Gaat u het met het kabinet het oplossen van problemen met betrekking tot de gaswinning in Groningen als topprioriteit benaderen, zoals de VN voorstelt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe en binnen welke periode? Doet u dit binnen twee jaar zoals het Comité u vraagt?
Zoals in de antwoorden hierboven aangegeven worden de problemen met betrekking tot de gaswinning in Groningen al als topprioriteit benaderd. Het kabinet heeft nooit beweerd dat het dichtdraaien van de gaskraan nu alle problemen oplost. Wel is het zo dat het dichtdraaien van de gaskraan, en daarmee het wegnemen van de oorzaak van de bevingen, de enige manier is om de seismiciteit te verminderen waardoor de veiligheid toeneemt. Versterking, schadeherstel en aandacht voor gezondheidsproblemen blijven de aandacht van het kabinet houden.
In de afgelopen periode heb ik – samen met de betrokken regionale en maatschappelijke partijen – en de Minister van BZK gewerkt aan het publiekrechtelijk verankeren van zowel de schadeafhandeling als de versterkingsoperatie en het op afstand plaatsen van NAM. De huidige maatregelen vormen tijdelijke oplossingen; voor het definitief op afstand plaatsen van NAM bij schadeafhandeling en de uitvoering van de versterkingsoperatie is een specifieke wettelijke basis noodzakelijk. Het wetsvoorstel Tijdelijke Wet Groningen dat onlangs is ingediend bij uw Kamer geeft invulling aan het eerste deel van de wettelijke regeling: de publiekrechtelijke afhandeling van schade. De wetgeving die nodig is voor de publiekrechtelijke invulling van de versterkingsoperatie heb ik in voorbereiding en bied ik zo spoedig mogelijk aan uw Kamer aan.
De aardbevingsgemeenten krijgen middelen om de komende twee jaar extra capaciteit in te zetten voor de sociale en emotionele ondersteuning van inwoners. De kosten (5,4 miljoen euro voor een periode van twee jaar) worden 50/50 verdeeld tussen het Nationaal Programma Groningen (NPG) en het Rijk. Bovendien verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van lid Beckerman (SP) over de gezondheidssituatie van veel Groningers in het aardbevingsgebied.
Welke aanbevelingen van 2017 van de VN heeft u wel opgevolgd? Welke niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 10.
Vindt u ook dat mensenrechten als recht op leven, familieleven en (veilig en) adequaat wonen worden geschonden in het gaswinningsgebied? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verklaart u dan dat u keer op keer herhaalt dat u alle problemen oplost door de gaskraan zo snel mogelijk dicht te draaien? Op welke manier draagt het dichtdraaien van de kraan dan bij aan familieleven? Op welke wijze worden 10.000 mensen met gezondheidsproblemen geholpen met het dichtdraaien van de kraan?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u het eens met de heer Van de Vernis uit het artikel van de Groninger Bodem Beweging, dat u onvoldoende doet om de rechten van Groningers te respecteren, beschermen en verwezenlijken?2 Zo nee, waar blijkt dan uit dat u die rechten wel respecteert, beschermt en verwezenlijkt?
Zoals ik in antwoord op vragen 1, 2, 3, 4 en 5 heb aangegeven geef ik de allerhoogste prioriteit aan het oplossen van de problemen met betrekking tot de gaswinning in Groningen.
Hoe beschermt u de rechten van Groningers, maar ook van alle andere Nederlanders, wanneer het gaat om milieuzaken waarbij bedrijven de rechten aantasten? Welke proactieve en preventieve maatregelen past u precies toe en heeft u daarmee uw totaal aantal maatregelen uitputtend benut?
Voor de uitzonderlijke situatie van Groningen heb ik, zoals eerder in deze vragen aangegeven, enkele uitzonderlijke stappen gezet. Ik kan alleen in algemene zin ingaan op de vragen omtrent andere milieuzaken waarbij mensenrechten op het spel zouden staan. De rechtstaat in Nederland borgt de bescherming van mensenrechten. Via het stelsel van inspecties en toezichthouders wordt bescherming van de mensenrechten gehandhaafd.
Daarnaast verwacht het kabinet van de Nederlandse bedrijven dat zij de OESO richtlijnen en de UNGPs onderschrijven, zoals ook in de verschillende Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) brieven van de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Staatssecretaris van EZK te lezen is. MVO houdt in dat bedrijven rekening houden met de effecten van hun bedrijfsvoering op mens, milieu en maatschappij in aanvulling op waartoe zij wettelijk verplicht zijn. Het kabinet stimuleert bedrijven met MVO aan de slag te gaan met beleid dat stuurt op goede besluitvorming bij bedrijven; welk issue een bedrijf aanpakt en met welke maatregelen is uiteindelijk een keuze van het bedrijf zelf.
Kunt u aangeven wanneer de laatste twee jaar er mensenrechten op het spel hebben gestaan doordat bedrijven zich onvoldoende aan de regels hielden? Kunt u daarbij aangeven hoe de overheid hiertegen is opgetreden? Was dit in uw ogen adequaat optreden? Zo nee, hoe zou het anders moeten?
Zie antwoord vraag 14.
Hoe vindt u dat u om zou moeten gaan met de aanbevelingen van het Mensenrechtencomité van de VN? Gaat u dat ook zo doen?
Zoals aangegeven kom ik voor een belangrijk deel tegemoet aan de aanbevelingen van de VN. Samen met de Minister van BZK zet ik mij in voor de situatie in Groningen. We blijven daarbij zoeken naar mogelijkheden om de gaswinning uit het Groningenveld nog sneller volledig te beëindigen. Daarnaast gaan we door met het op afstand plaatsen van de NAM bij schade en versterkingen. In het meest recente vaststellingsbesluit heb ik aangegeven dat gaswinning tot maatschappelijke ontwrichting leidt. Mede daarom moet de gaswinning zo snel mogelijk stoppen. Daarnaast zetten we alles op alles om schadeafhandeling en versterkingsoperatie te versnellen.
De rechten van Groningers |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de beantwoording van de Hoge Raad van de prejudiciële vragen over aardbevingsschade?1 Wat is daarop uw reactie?
Naar aanleiding van een lopende procedure bij de rechtbank Noord-Nederland heeft deze rechtbank prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Op 19 juli 2019 heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op de gestelde vragen. Het antwoord geeft richting aan de beslechting van het geschil dat de directe aanleiding vormt voor het stellen van de prejudiciële vraag, maar is ook van belang voor beslissingen in vergelijkbare zaken. De rechtbank Noord-Nederland zal de zaak nu voortzetten en in haar uitspraak de antwoorden van de Hoge Raad in acht nemen. Het is nog niet bekend wanneer de rechtbank Noord-Nederland definitief uitspraak doet.
In het wetsvoorstel Tijdelijke Wet Groningen, dat ik onlangs aan uw Kamer heb aangeboden, stel ik voor om de publiekrechtelijke afhandeling van alle vormen van schade bij een op te richten Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) neer te leggen. Het IMG krijgt de opdracht mee om de schade af te handelen met toepassing van de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (BW). Met dit wetsvoorstel zorg ik ervoor dat alle Groningers met schade aanspraak kunnen maken op een rechtvaardige schadeafhandeling. Het spreekt voor zich dat het IMG de beantwoording van de Hoge Raad in acht neemt bij de individuele schadeafhandeling. De uitspraak van de HR draagt bij aan verder duiding ten aanzien van het toekennen van schadevergoedingen.
Het doel van het IMG is om burgers te ontzorgen bij het afhandelen van aardbevingsschade. Dit betekent onder meer dat de Groningers bij het IMG terecht kunnen zonder verplichte advocaatstelling, zij NAM daar niet tegenover zich treffen, zij geen kosten hoeven te maken voor het inschakelen van deskundigen en kunnen vertrouwen op een rechtvaardige afhandeling van aardbevingsschade. Ik zie in dit licht geen meerwaarde in een fonds voor civiele rechtsbijstand.
Heeft de Staat volgens u na 1 januari 2005 voldoende gedaan om ernstige schade te voorkomen? Zo ja, wat heeft de Staat dan gedaan? Kunt u dat chronologisch in schema weergeven?
Sinds 2013 zijn stappen gezet gericht op het verbeteren van de veiligheid in Groningen. Dit is onder andere gebeurd door het doen van een aantal onderzoeken naar bijvoorbeeld het beperken van schade2. De Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OVV) heeft in 2015 – op verzoek van het Kabinet – onderzoek gedaan naar de processen en de besluitvorming rond de gaswinning in Groningen vanaf de ontdekking van het Groningenveld in 19593. Het kabinet onderschrijft de constatering van de Onderzoeksraad dat tot 2012 door de betrokken partijen en bevolking het risico van aardbevingen niet als veiligheidsprobleem werd gezien, maar veeleer als een probleem van schade die vergoed moest worden. Het veiligheidsrisico werd wel onderkend en gewogen, maar in de context waarbinnen partijen beslissingen moesten nemen gering bevonden. Het kabinet heeft in maart 2018 besloten de gaswinning zo snel als mogelijk te beëindigen. Zoals aangekondigd in mijn brief van 17 juni jl.4 loopt de afbouw voor op schema dat destijds is voorzien en worden op dit moment aanvullende maatregelen onderzocht om de winning nog sneller dan eerder geschetst af te bouwen.
Wat zijn de gevolgen voor het betalen van schades aan gedupeerden? Gaat u de oude schades nu zelf snel afhandelen, zodat deze mensen weer aan de toekomst kunnen gaan denken?
Zie antwoord vraag 1.
Komen na zeven magere jaren, nu zeven vette jaren, zodat de mensen in de provincie kunnen herstellen en weer gaan bouwen aan hun toekomst?
Zie antwoord vraag 1.
Welke stappen gaat u nemen om inwoners te compenseren voor misgelopen woongenot?
Onlangs heb ik het wetsvoorstel voor een Tijdelijke Wet Groningen aan uw Kamer aangeboden. Op grond van dit wetsvoorstel wordt het IMG straks bevoegd tot de afhandeling van alle vormen van schade die is ontstaan door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld of als gevolg van de gasopslag Norg. Misgelopen woongenot en immateriële schade van andere aard vallen hier dus onder. Het IMG zal dus ook fungeren als meldpunt voor mensen met deze vormen van schade, en deze meldingen in behandeling nemen. In het wetsvoorstel krijgt het IMG het mandaat om onafhankelijk een werkwijze vast te stellen ten aanzien van het toekennen van deze schadesoorten.
Afhankelijk van de snelheid van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel kan het IMG vanaf begin 2020 haar deuren openen en kunnen gedupeerden zich hier melden. Zolang dit niet is geregeld, is een verzoek aan NAM of een procedure bij de burgerlijke rechter de enige weg om vergoeding te ontvangen.
Deelt u de mening dat deze compensatie voor misgelopen woongenot voor alle inwoners in het bevingsgebied moet gelden in plaats van voor mensen die zich actief melden, zodat niemand overgeslagen wordt?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid voor mensen met immateriële schade een meldpunt te openen, zodat u goed in beeld krijgt wat de gaswinningsellende met veel inwoners doet en heeft gedaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat deze uitspraak verstrekkende gevolgen kan hebben voor de inwoners van het aardbevingsgebied? Hoe gaat u ervoor zorgen dat alle Groningers hun recht krijgen en niet alleen degene die inmiddels al door rechters zijn benaderd? Bent u bereid een onafhankelijk fonds op te richten voor civiele rechtsbijstand zodat dit in goede/rechtvaardige banen geleid wordt?
Zie antwoord vraag 1.
Is de uitsluiting van toegang tot het civielrecht in het Akkoord op Hoofdlijnen in strijd met artikel 112 van de Grondwet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is een brede wens van alle betrokken partijen om NAM geen rol meer te laten hebben bij de afhandeling van de schade door de gaswinning. In het Akkoord op Hoofdlijnen is de intentie opgenomen om het IMG exclusief bevoegd te maken voor schadeafhandeling. Dat zag ik als een logisch gevolg van de breed gesteunde keuze om NAM op afstand te plaatsen van de schadeafhandeling.
De Afdeling Advisering van de Raad van State (de Afdeling) wijst er in haar advies over het wetsvoorstel voor een Tijdelijke Wet Groningen onder meer op dat het voor het op afstand plaatsen van de exploitant niet noodzakelijk is om het Instituut exclusief bevoegd te maken tot het afhandelen van schade. Een benadeelde kan zijn redenen hebben om de exploitant toch rechtstreeks aan te spreken of een vordering bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken. Onder verwijzing naar artikel 112 Grondwet geeft de Afdeling verder aan dat het aan de burgerlijke rechter zelf is om te bepalen of een vordering uit onrechtmatige daad ontvankelijk is. Daarbij komt dat bij de burgerlijke rechter ook andere vorderingen kunnen worden ingesteld dan alleen een vordering tot schadevergoeding, bijvoorbeeld een verklaring voor recht of een verbod. Dit betekent volgens de Afdeling dat de toegang tot de burgerlijke rechter als restrechter niet door de wetgever kan worden uitgesloten. Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn naar aanleiding van het advies van de Raad van State aangepast. De gedupeerde kan zelf kiezen langs welke weg hij zijn schade wil verhalen: direct op de exploitant, met rechtsbescherming bij de burgerlijke rechter, of via het Instituut, met rechtsbescherming bij de bestuursrechter.
Heeft de beantwoording van de Hoge Raad gevolgen voor het Akkoord op Hoofdlijnen met Shell en Exxon? Zo ja, welke? Wat merken eventueel gedupeerden daarvan? Kunt u garanderen dat de afhandeling van schades niet nog meer vertraging op gaat leveren?
De beantwoording van de Hoge Raad heeft geen gevolgen voor het Akkoord Op Hoofdlijnen met Shell en Exxon. Met de antwoorden geeft de Hoge Raad nadere duiding aan de schadeafhandeling. Ik zie dan ook geen redenen waarom deze zouden leiden tot vertraging hierin.
Het journalistiek onderzoek naar kleine gasvelden in het Noordoosten van Nederland |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het artikel van de journalisten over het strafrechtelijk onderzoek van het Openbaar Ministerie (OM)?1 Wat is hierop uw reactie?
Ja, ik ken het artikel en ik heb uw Kamer reeds in 2017 respectievelijk 2018 op de hoogte gesteld van de in het artikel genoemde strafrechtelijk onderzoeken2.
Welke gevolgen heeft het voor de gaswinner als inderdaad blijkt dat dit bedrijf te veel, soms drie keer de toegestane hoeveelheid, geproduceerd heeft?
Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) is als onafhankelijk toezichthouder het bevoegde gezag voor het toezicht op de mijnbouwinrichtingen en locaties. De landelijke inspecties, waaronder SodM, hebben als vaste werkwijze dat wanneer zij handhavend optreden, zij een afschrift hiervan toesturen aan het OM. SodM noch ik zijn inhoudelijk op de hoogte van de genoemde strafrechtelijk onderzoeken. Het is gebruikelijk dat de onderzoeken in stilte worden gedaan.
Indien het OM tot de conclusie komt dat er strafrechtelijke vervolging gaat plaatsvinden, is het aan de strafrechter om te bepalen wat de gevolgen daarvan zijn.
SodM heeft aangegeven dat er op dit moment geen situaties zijn waar bij de winning van aardgas het winningsplan wordt overschreden.
Hebben de gaswinners een gewijzigd winningsplan ingediend? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor zover uw vraag betrekking heeft op de gaswinning uit het gasveld Diever, is het juist dat ik een gewijzigd winningsplan in procedure heb. Het ontwerpinstemmingsbesluit heeft voor de zomer van 2019 ter inzage gelegen en momenteel buig ik mij over de ontvangen zienswijzen.
Wanneer verwacht u de resultaten van dit onderzoek van het OM en het onderzoek naar de NAM vanwege meerdere verontreinigingen? Gaat u de Kamer direct informeren?
Het is gebruikelijk dat het OM de strafrechtelijke onderzoeken in stilte uitvoert. Ik ben dan ook niet op de hoogte van de voortgang van het onderzoek. De resultaten van een strafrechtelijk onderzoek worden door het OM gecommuniceerd.
Wat gaat u voor omwonenden doen die rondom deze locaties wonen en zich zorgen maken?
Een mijnbouwmaatschappij krijgt alleen toestemming om gas te winnen als dit veilig kan. Aan deze toestemming worden altijd voorwaarden en beperkingen verbonden waarop SodM toeziet. Het onderzoek dat door het OM is gestart naar aanleiding van de door SodM geconstateerde overtreding is in eerste aanleg gericht op het al dan niet sanctioneren van de geconstateerde overtreding door SodM. Het is een instrument naast de bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten die SodM tot zijn beschikking heeft om tegen overtredingen op te treden. De bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten hebben niet tot doel om overtredingen te sanctioneren maar bedrijven te dwingen overtredingen of onveilige situaties te doen beëindigen. Ik stel hierbij vast dat er door SodM is opgetreden en de overtreding inmiddels is beëindigd.
Ik besef dat de gaswinning in Nederland zeer gevoelig ligt, ook uit de kleine velden. Hierbij is veiligheid de belangrijkste factor. Ik begrijp deze zorgen over hoe een onderzoek door het OM moet worden begrepen heel goed. Het onderzoek van het OM naar de door het SodM geconstateerde overtredingen is een voorbeeld van hoe verschillende instanties elkaar aanvullen om eenzelfde doel na te streven.
Door het verbeteren van de vindbaarheid van informatie op de websites van TNO en KNMI streef ik ernaar om alle beschikbare informatie toegankelijk te maken. Dit geeft omwonenden een beter inzicht waardoor zorgen kunnen worden weg genomen.
Klopt het dat u maandelijks de productiecijfers per veld ontvangt? Waarom is de Kamer niet geïnformeerd over deze kwestie?
Op basis van de Mijnbouwregelgeving dienen de mijnbouwmaatschappijen maandelijks deze gegevens te overleggen. Deze gegevens zijn openbaar. De hoeveelheid aardgas die maandelijks per gasveld gewonnen wordt, wordt sinds 2003 gepubliceerd op www.nlog.nl. Het mijnbouwbedrijf moet uiterlijk vier weken na iedere kalendermaand deze gegevens verstrekken. TNO zorgt dat deze gegevens uiterlijk vier weken daarna worden gepubliceerd. Deze gegevens zijn te vinden onder het tabblad data/productie- en injectiedata.
In hoeverre wordt bij overige velden het winningsplan overschreden? Kunt een volledig overzicht geven?
SodM houdt toezicht op de gaswinning in Nederland. SodM heeft aangegeven op dit moment geen situaties te kennen waar bij de winning van aardgas het winningsplan wordt overschreden.
Welke effecten hebben de geconstateerde overschrijdingen, voor zowel mens als milieu?
Op dit moment zijn mij geen overschrijdingen van winningsplannen bekend.
Naast instemming met een winningsplan heeft een bovengrondse locatie een omgevingsvergunning, waarin doorgaans ook een maximum winningsvolume per dag is bepaald. Dit is een snelheid (gemeten in volume per dag) per winningslocatie. De overtreding die is geconstateerd, betrof een overschrijding van dit maximaal winningsvolume per dag. Overschrijding hiervan kan leiden tot het overtreden van de geluidsnorm in de vergunning.
Bent u bereid vooraf consequenties te stellen, zodat duidelijk is dat gaswinners zich daadwerkelijk aan het winningsplan moeten houden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Aan mijn instemming met het winningsplan kan ik voorwaarden stellen. Een mijnbouwmaatschappij moet binnen deze instemming opereren. Het toezicht hierop ligt in handen van SodM. SodM houdt zowel toezicht op de verloop van de winning conform het winningsplan als ook toezicht op naleving van de omgevingsvergunningen van locaties.
SodM heeft aangegeven op dit moment geen situaties te kennen waar bij de winning van gas het winningsplan wordt overschreden. Wanneer overschrijdingen bij SodM bekend zijn, kan de inspecteur-generaal der mijnen (IGM) ingrijpen. Indien nodig kan een last onder dwangsom worden opgelegd om de overtreding ongedaan te maken. Voor het geval de overtreding in het verleden heeft plaatsgevonden, kan het Openbaar Ministerie worden ingelicht. Ik acht deze instrumenten afdoende om tegen te gaan dat gaswinning afwijkt van hetgeen vergund is of waarmee door mij is ingestemd. Of in bepaalde situaties overgegaan moet worden tot het verscherpen van het toezicht is ter beoordeling van SodM.
Het verdwijnen van kleine woningcorporaties |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht van de koepel van woningcorporaties, Aedes, dat zeker de helft van de kleinere woningcorporaties binnen nu en vijf jaar zal verdwijnen door stijgende accountantskosten?1
Ik heb begrip voor de zorgen die er zijn over de hoogte van de accountantskosten. De beschikbaarheid van accountants voor corporaties en de hoogte van de accountantskosten hebben de aandacht van het kabinet, zie ook het antwoord op schriftelijke vragen van uw Kamer van de Minister van Financiën mede namens mij (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3037). In de antwoorden is aangegeven dat op basis van meerdere onderzoeken en diverse debatten met uw kamer is geconcludeerd dat het verstandig is om in bepaalde sectoren de status van organisaties van openbaar belang toe te kennen, waaronder de woningcorporatiesector. Een OOB-status heeft toegevoegde waarde vanwege de hogere eisen die aan de accountantscontrole wordt gesteld voor de betreffende organisaties en het maatschappelijk belang dat zij dienen.
Dit neemt niet weg dat er tegelijkertijd aandacht is voor de mogelijke gevolgen van de invoering van de OOB-status. Er is recent daarom een aantal maatregelen getroffen om de administratieve lasten, waaronder accountantskosten, te beperken voor de corporatiesector. Zoals het beperken van de verplichte werkzaamheden die volgen ten behoeve van de accountantscontrole van de jaarrekening, het bestuursverslag en de Verantwoordingsinformatie (dVi). Tevens is de omvang van de jaarlijkse wettelijk verplichte gegevensuitvraag die deels wordt gecontroleerd door de accountant verminderd, hetgeen leidt tot een vermindering van de hiermee samenhangende kosten van 11%2. Ook innovatieve ontwikkelingen zoals het gebruik van Standard Business Reporting, waarvan de invoering is vastgelegd in het Convenant verbeteren informatievoorziening woningcorporatiesector dat Aedes, Aw, BZK en WSW eind 2017 hebben gesloten, dragen bij aan het beperken van het aantal handelingen dat een accountant dient te verrichten en de daarmee samenhangende kosten.
Verder merk ik op dat verschillende sectorpartijen, zoals accountants zelf en de Autoriteit woningcorporaties (Aw) in een openbare reactie kanttekeningen plaatsen bij het in uw vraag genoemde artikel3. De Aw geeft aan de zorgen over de hoge kosten te delen en dat de controlewerkzaamheden die de accountant dient uit te voeren de afgelopen jaren sterk zijn verminderd. Op basis hiervan zou volgens de Aw verwacht kunnen worden dat dit juist tot een vermindering van de accountantskosten leidt. Ook geeft Aw aan nog geen signalen te hebben ontvangen van corporaties die daadwerkelijk geen accountant kunnen vinden. De Aw zal dit blijven monitoren.
Wat verstaat u onder (zeer) kleine woningcorporaties gezien de verschillende definities die er bestaan (Platform 31 rekent met een grens van 300 woningen, Sira Consulting met een grens van 1000 woningen, Aedes met een grens van 5000 woningen), en hoeveel daarvan zijn er in ons land in vergelijking met 2016?2 3
In de Woningwet wordt geen formeel onderscheid gemaakt tussen de categorieën die u noemt. Ik hanteer daarom ten behoeve van de beantwoording van uw vraag onderstaande indeling die gebaseerd is op de Aedes-benchmark voor de indeling van corporaties naar grootteklasse. De indeling is gebaseerd op het aantal gewogen verhuureenheden (vhe) dat een corporatie in bezit heeft. Deze informatie is afkomstig uit de verantwoordingsinformatie (dVi) van corporaties.
Grootteklasse
2016
2017
20181
XXS: <1.000 vhe
60
49
39
XS: 1.000 – 2.500 vhe
71
64
63
S: 2.500 – 5.000 vhe
66
65
61
M: 5.000 – 10.000 vhe
71
73
72
L: 10.000 – 25.000 vhe
50
50
51
XL: >25.000 vhe
19
19
20
Gebaseerd op voorlopige cijfers uit dVi 2018
Hoeveel kleine en zeer kleine woningcorporaties hebben sinds het ingaan van de nieuwe Woningwet moeite om een accountant te vinden? Kunt u het aantal corporaties, dat moeite heeft, per jaar aangeven, aangezien in 2017 al is gebleken dat dit voor 30% van de corporaties geldt?4
Zoals u in uw vraag aangeeft, hebben Aedes en de Vereniging van toezichthouders in woningcorporaties (VTW) in 2017 een enquête gehouden waarbij 82 corporaties hebben gereageerd op de vraag “Ondervindt u moeilijkheden bij aantrekken nieuwe accountant?”. Van deze 82 corporaties heeft circa 30% aangegeven problemen te ondervinden met het aantrekken van een nieuwe accountant. Over de representativiteit van de steekproef kan ik geen uitspraken doen. Voor zover mij bekend wordt het onderzoek niet jaarlijks uitgevoerd. Op basis van de jaarlijkse verantwoordingsinformatie die elke corporatie dient aan te leveren, geeft de Aw aan dat het tot op heden alle corporaties is gelukt een accountant te vinden.
Wat is uw reactie op een andere evaluatie van de Woningwet waarin wordt gesteld dat het accountantsprotocol omvangrijk en ingewikkeld is, en op sommige onderdelen strenger (toleranties) dan wat volgens de wet nodig is? Kunt u uw antwoord toelichten?5
Genoemde signalen zijn bij mij bekend en hebben ertoe geleid dat maatregelen zijn genomen om het accountantsprotocol daar waar mogelijk minder omvangrijk en ingewikkeld te maken. Zo zijn de controlewerkzaamheden opgenomen in het accountantsprotocol de afgelopen twee jaar sterk verminderd. Het accountantsprotocol over verslagjaar 2018 bevat in de rubrieken B en C in totaal 23 onderdelen, terwijl dit over verslagjaar 2016 in totaal nog 43 onderdelen betrof. Daarnaast is de bestuursverklaring verruimd voor ingewikkelde controle-onderdelen. In mijn brief van 9 november 2018 heb ik u reeds uitgebreider geïnformeerd over deze maatregelen.8
Hoe ziet de ontwikkeling van de accountantskosten eruit? Kunt u dit uitsplitsen in grote, kleine en zeer kleine woningcorporaties?
Aedes en de Vereniging van toezichthouders in woningcorporaties (VTW) hebben in 2017 een steekproef gehouden om de ontwikkeling van de accountantskosten in beeld te brengen. Uit de steekproef bleek een stijging van 1% in 2015 en 8% in 2016, ten opzichte van het voorgaande jaar. De ontwikkeling over latere jaren is niet uitgevraagd, waardoor er geen betrouwbare schatting kan worden gegeven van de feitelijke ontwikkeling van de accountantskosten in deze jaren. Een uitsplitsing van de ontwikkeling van de accountantskosten in grote, kleine en zeer kleine woningcorporaties is eveneens niet voor handen.
Waarom spreekt u in antwoorden op feitelijke vragen van een daling van de accountantskosten, terwijl corporaties en de Commissie Van Bochove spreken van een stijging? Kunt u het verschil in zowel bedragen als in percentages duiden?6
De reacties van Aedes en de Commissie Van Bochove zien toe op de accountantskosten over verslagjaren 2015, 2016 en 2017. De antwoorden op de vragen over maatregelen huurmarkt en evaluatie herziene Woningwet zien toe op de accountantskosten over verslagjaar 2018. Naar aanleiding van de signalering van stijgende accountantskosten zijn in 2017 en 2018 maatregelen getroffen om de accountantskosten te beperken. Sira consulting heeft berekend dat de accountantskosten voor het controleren van de dVi hierdoor voor verslagjaar 2018 met gemiddeld 11% dalen. Dit komt neer op een besparing van in totaal € 471.000 voor alle corporaties10.
Hoe gaat u voorkomen dat accountants minder medewerkers beschikbaar zullen hebben voor kleine corporaties, wier jaarrekeningen ook moeten worden gecontroleerd, wanneer strengere, fiscale regelgeving gaat gelden, en hoe gaat u voorkomen dat de kosten zullen stijgen?
Naast de zes grote accountantskantoren met een vergunning voor het controleren van organisaties van openbaar belang die een marktaandeel van 77% hebben bij de controles van alle corporaties, is er ook een aantal kleine accountantskantoren zonder OOB-vergunning. Deze kleinere accountantskantoren hebben zich in de afgelopen jaren gespecialiseerd in het segment van kleinere woningcorporaties (zonder OOB-status). Hun marktaandeel is in de afgelopen jaren gegroeid van 10% in 2016 naar 23% in 2018. Hierdoor zijn voor de kleinere woningcorporaties in de afgelopen jaren meer alternatieven beschikbaar gekomen. Dit neemt niet weg dat ik oog blijf houden voor de beschikbaarheid en kostenontwikkeling binnen deze sector en dat daarover periodiek met de relevante partijen gesprek over plaatsvindt.
Overigens herken ik niet dat het bepalen dat woningcorporaties boven een bepaalde omvang de OOB-status krijgen, dit leidt tot strengere fiscale regelgeving.
Waarom is de grens voor woningcorporaties, die hun jaarrekening moeten laten controleren door een accountant met een oob-vergunning (organisatie van openbaar belang) gelegd op 5000 woningen, ook omdat er nog maar 6 kantoren zijn met een oob-vergunning? Bent u bereid de grens van 5000 woningen te heroverwegen?
De invoering van de OOB-status voor woningcorporaties is onder meer een aanbeveling vanuit de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties. Bij motie van uw Kamer is de grens voor invoering bij woningcorporaties initieel gesteld op 1.500 verhuureenheden (vhe). Na consultatie van het besluit is deze grens opgehoogd naar 2.500 vhe. In de zomer 2018 is de grens voor de tweede maal verhoogd naar 5.000 vhe na hierover advies te hebben ontvangen van de Autoriteit Woningcorporaties (Aw), Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA). Vanuit risicogericht toezicht achtten zij de grens van 5.000 verhuurbare eenheden acceptabel respectievelijk werkbaar, omdat in deze groep sprake is van een relatief grote impact die deze corporaties kunnen hebben binnen het totale stelsel.
Gelet op het feit dat de markt al lange tijd bekend is met het feit dat het OOB-besluit van toepassing zal worden en er in 2018 een zorgvuldige heroverweging heeft plaatsgevonden van de grens, zie ik vooralsnog geen aanleiding voor een nieuwe heroverweging. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 7 blijft de beschikbaarheid van accountants mijn aandacht houden.
Wat zullen de verschillende gevolgen zijn van de nieuwe oob-status voor woningcorporaties, grote en kleine, en hoe gaat voorkomen worden dat extra kosten worden doorberekend aan huurders? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor corporaties met meer dan 5.000 verhuureenheden leidt de OOB-status tot een verdiepte kwaliteitscontrole. De toetsende accountant staat onder intensiever toezicht van de AFM en dient aan meerdere aanvullende kwaliteitsverhogende maatregelen te voldoen. Zo dient er een verplichte kwaliteitsbeoordeling door een andere accountant plaats te vinden, is er sprake van een verplichte scheiding tussen controle- en advieswerkzaamheden en is er sprake van een verplichte periodieke kantoorroulatie. Voor de woningcorporaties met een omvang van tussen de 5.000 en 10.000 verhuureenheden geldt, op grond van de Wet toezicht accountantsorganisaties dat zij verplicht worden om een auditcommissie in te stellen. Voor woningcorporaties met meer dan 10.000 verhuureenheden geldt deze verplichting reeds op grond van de Woningwet.
Indicatief zullen de accountantskosten bij instellingen met een OOB-status in de orde van grootte van 10 procent toenemen. Deze inschatting is afkomstig van accountantsorganisaties met een OOB-vergunning die de jaarrekeningen van woningcorporaties (toegelaten instellingen) controleren en die van hun eigen controles hebben aangegeven welke prijsstijging zij verwachten. Doordat de huurstijging van gereguleerde corporatiehuurwoningen aan wettelijke maxima is gebonden, zijn de mogelijkheden voor doorbelasting zeer beperkt. Voor corporaties met minder dan 5.000 verhuureenheden worden geen gevolgen voorzien.
Hoeveel kleine en zeer kleine woningcorporaties zijn er sinds het ingaan de nieuwe Woningwet gefuseerd?
Van 1 juli 2015 tot en met 1 januari 2019 zijn 48 corporaties gefuseerd, dan wel opgegaan in een andere corporatie. Zoals in mijn antwoord op vraag 2 aangegeven is er geen formeel onderscheid tussen kleine, zeer kleine en andere woningcorporaties. In ongeveer de helft van de gevallen was sprake van een fusie waarbij een woningcorporatie uit de grootteklasse XXS (zoals gedefinieerd in antwoord op vraag 2) betrokken was.
Deelt u de mening dat kleinschaligheid gestimuleerd moet worden aangezien uit uw evaluatie blijkt dat huurders van kleine corporaties over het algemeen meer tevreden zijn over de dienstverlening dan huurders van grote corporaties? Zo ja, wat doet u hieraan? Zo nee, waarom niet? En wat is uw mening over fusies?
De Autoriteit woningcorporaties is als onafhankelijk toezichthouder verantwoordelijk voor het beoordelen van verzoeken tot fusie. Dit doet de Autoriteit woningcorporaties op basis van het in de Woningwet en onderliggende regelgeving vastgelegde kader. Dit kader behelst dat een fusieverzoek wordt beoordeeld op de volkshuisvestelijke merites. Het volkshuisvestelijk belang moet aantoonbaar gediend zijn met de voorgenomen fusie. Om hier nu één aspect (de omvang) uit te lichten zou geen recht doen aan het kader waarin vele aspecten aan bod komen en het oordeelsproces van de Autoriteit woningcorporaties waarin al deze aspecten worden afgewogen.
Wilt u deze vragen één voor één beantwoorden nog voor het AO over de evaluatie van de Woningwet op 12 september 2019?
Ik heb de vragen zo spoedig als mogelijk beantwoord, mede met het oog op het aanstaande AO.
Het journalistiek onderzoek naar kleine gasvelden in het Noordoosten van Nederland |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het onderzoek van 11 juli 2019 van vier regionale omroepen over het onderzoek naar kleine gasvelden?1 Wat is daarop uw reactie?
Nee, het onderzoek ken ik niet. Ik heb wel kennis genomen van de berichten in de media daarover.
Waarom hebt u besloten meer gas te winnen dan eerder vergund was?
De veronderstelling dat er meer aardgas gewonnen wordt uit kleine velden dan oorspronkelijk vergund en dat de kleine velden versneld worden leeggehaald, is onjuist. Ook uit de jaarverslagen die TNO jaarlijks publiceert blijkt dat de totale gasproductie uit de kleine velden elk jaar afneemt.
In 2018 bedroeg de productie uit de kleine gasvelden op land 5,1 miljard Nm3 en is hiermee 0,9 Nm3 lager dan in 2017. De productie uit gasvelden op het continentaal plat bedroeg in 2018 11,1 miljard Nm3 en is hiermee 1,2 miljard Nm3 lager dan in 2017. De gasproductie op land en het continentaal plat liggen hiermee in 2018 respectievelijk 14,6% en 9,5% lager dan in 2017. Het meest recente jaarverslag van TNO is te vinden https://www.nlog.nl/nieuws/jaarverslag-delfstoffen-en-aardwarmte-2018-online.
Voor een individueel veld kan dit anders zijn. Indien een mijnbouwbedrijf veranderingen en/of overschrijdingen ten opzichte van bestaande winningsplannen verwacht, moet er een gewijzigd winningsplan worden ingediend.
Ook worden soms nieuwe gasvelden, waarvoor eerder een opsporings- en winningsvergunning is afgegeven, in productie genomen. Dit zijn veelal velden die eerder ontdekt zijn, maar nu pas in productie worden genomen.
In een winningsplan beschrijft een mijnbouwbedrijf een aantal scenario’s hoe de winning van het gasveld naar verwachting zal verlopen. De scenario’s beschrijven de verwachte productievolumes per jaar, het verwachte aantal jaren dat de winning in beslag zal nemen en het totale maximaal te winnen aardgas uit het veld. De totale drukdaling in het veld, de gassamenstelling en de snelheid waarmee de druk daalt, zijn enkele parameters die uiteindelijk bepalend zijn voor de daadwerkelijk behaalde productievolume en de productieduur.
Als ik van een mijnbouwbedrijf een gewijzigd winningsplan ontvang, beoordeel ik dit winningsplan mede op basis van de adviezen van TNO, Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) en de decentrale overheden en leg ik het ontwerp-instemmingsbesluit ter inzage voor zienswijzen.
Waarom besluit u de periode van de winning in te korten?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom worden oude putten niet afgesloten, maar juist weer in gebruik genomen?
Bestaande productieputten worden afgesloten op het moment dat de putten geen functie meer kunnen hebben. Wanneer er nog aardgas uit het veld gewonnen kan worden, worden putten in stand gehouden om (her)gebruikt te kunnen worden. Een put kan bijvoorbeeld tijdelijk niet gebruikt worden, omdat de druk in de transportleiding hoger is dan de druk in het gasveld. Op het moment dat de druk in de gasleiding weer is gedaald, kan de put weer opengezet worden en het resterende gas uit het gasveld gewonnen worden. Eveneens kan een put gebruikt worden om een sidetrack te kunnen boren naar een ander deel van het veld, zonder dat er een geheel nieuwe boorput aangelegd hoeft te worden.
Uiteraard ziet SodM erop toe dat de integriteit van de (her)gebruikte putten gewaarborgd is.
Hoeveel gas wordt er per veld gewonnen? Welk afbouwplan is er per veld? Kunt u dat in een overzicht weergeven?
De hoeveelheid aardgas die maandelijks per gasveld gewonnen wordt, wordt sinds 2003 gepubliceerd op www.nlog.nl. Het mijnbouwbedrijf moet uiterlijk vier weken na iedere kalendermaand deze gegevens verstrekken. TNO zorgt dat deze gegevens uiterlijk vier weken daarna worden gepubliceerd, zoals is vastgelegd in het Mijnbouwbesluit. De maximale hoeveelheid aardgas die gewonnen mag worden uit een gasveld, is beschikbaar op nlog.nl onder het tabblad data/productie- en injectiedata.
In mijn brief van 30 mei 2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 469) over kleine gasvelden heb ik het verloop van de gaswinning uit kleine velden geschetst, inclusief een figuur die een overzicht geeft op de afnemende productie.
Geldt het meer en sneller winnen van gas alleen voor het Noordoosten, of ook voor de rest van Nederland? Kunt u gegevens van overige velden ook in het overzicht uit vraag vijf meenemen?
De veronderstelling dat er «meer en sneller» aardgas wordt gewonnen in Nederland is onjuist. Dit neemt niet weg dat er kleine gasvelden zijn waarvan de winning recent is opgestart of nog opgestart moet worden. Zie ook de antwoorden op vragen 2 en 3.
Wat gaat u doen voor omwonenden die zich grote zorgen maken?
Ik besef dat de gaswinning in Nederland zeer gevoelig ligt, ook uit de kleine velden. Hierbij zijn veiligheid en de afhandeling van schade belangrijke factoren. Ik begrijp deze zorgen heel goed. Dat wat in Groningen is gebeurd, heeft ook impact op de gaswinning in de rest van Nederland. Ook al zijn de risico’s anders en is de omvang niet vergelijkbaar, neemt dit vaak niet de zorgen weg. Het is belangrijk om vooraf duidelijkheid te krijgen over de risico’s. Daarom moeten mijnbouwmaatschappijen een risicoanalyse te maken die onder meer door SodM en de Mijnraad wordt beoordeeld. Omwonenden worden, voordat ik een besluit neem, in de gelegenheid gesteld een reactie te geven. Tijdens informatieavonden kunnen zij vragen stellen aan mensen van mijn ministerie, SodM, TNO en de mijnbouwmaatschappij zelf. Verder werk ik aan een nieuwe website rond de vergunningaanvragen. Ook is de vindbaarheid van informatie op de websites van TNO en KNMI verbeterd en heeft TNO wijzigingen en verduidelijkingen aangebracht in het jaarverslag «Delfstoffen en aardwarmte in Nederland».
Een mijnbouwmaatschappij krijgt alleen toestemming om gas te winnen als het veilig kan. En als er toch sprake is van schade door de gaswinning, dan moet vooraf duidelijkheid bestaan over de afhandeling hiervan. Ik werk aan een landelijke aanpak van de schadeafhandeling voor kleine velden.
Hoe verklaart u de uitkomsten van dit onderzoek na uw belofte in uw brief van 30 mei 2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 469), waarin u aangeeft te kiezen voor een gestage afbouw voor de kleine velden?2
Zie de beantwoording op vragen 2 en 3.
Welke lessen uit Groningen heeft u geleerd die u in die brief noemt? Hoe heeft u die lessen toegepast?
De aangehaalde brief gaat over de gaswinning uit de kleine velden in het licht van de energietransitie. In deze brief geef ik aan naar de lessen uit de Groningse praktijk te kijken die ook op kleine velden toegepast kunnen worden. Een van deze lessen betreft de noodzaak voor een adequate, uniforme en onafhankelijke schadeafhandeling. Momenteel wordt de landelijke aanpak van schadeafhandeling voor mijnbouwactiviteiten buiten Groningen (en Norg) uitgewerkt. Een ander punt waarop voor de kleine velden lering is getrokken uit de Groningse praktijk is dat voorafgaand aan de winning voor nieuwe gasvelden op land en bij essentiële wijzigingen in de productie van bestaande gasvelden op land, met een Seismische Risico Analyse (SRA), nauwkeurig in kaart wordt gebracht wat de effecten en risico’s zijn. En ook dat daarover open en transparant en in een vroegtijdiger stadium met burgers en decentrale overheden wordt gecommuniceerd.
Wat betekent in uw brief: «alleen als het veilig kan?»
De brief benadrukt het belang van veiligheid en constateert daarbij tegelijk het feit dat risico’s nooit helemaal weggenomen kunnen worden. Veiligheid kan worden omschreven als een situatie waarin, na het uitvoeren van preventieve en mitigerende maatregelen, het resterende veiligheidsrisico een aanvaardbaar laag niveau heeft in verhouding tot de maatschappelijke waarde van desbetreffende activiteit. Ik heb mijn oordeel over veiligheid van de gaswinning uit kleine velden gebaseerd op de inschatting van deskundigen (TNO, Tcbb, SodM). In de praktijk blijkt dat gaswinning uit kleine velden inderdaad veilig is.
Wat is terechtgekomen van de belofte in uw brief dat er werd gezorgd voor financiële zekerheden, zodat operators te zijner tijd kunnen voldoen aan hun verwijderingsverplichting?
Door afnemende olie- en gasreserves in de ondergrond en de transitie naar een duurzame energievoorziening zal in de komende 10 tot 20 jaar een aanzienlijk deel van de olie- en gasinfrastructuur (mijnbouwwerken, platforms, putten, kabels en pijpleidingen) moeten worden verwijderd, tenzij er mogelijkheden zijn voor hergebruik, zoals opslag van CO2, de productie van waterstof of geothermie. Er zijn voldoende waarborgen nodig om zeker te stellen dat mijnbouwbedrijven over de nodige financiële middelen beschikken om de infrastructuur te kunnen verwijderen. Ik heb daartoe een voorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet in voorbereiding. Dit wetsvoorstel heb ik inmiddels voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Na ontvangst hiervan zal ik dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk indienen bij uw Kamer. Ik verwacht dat dit, afhankelijk van het advies van de Raad van State, in oktober 2019 zal zijn. Met dit wetsvoorstel worden de bestaande artikelen in de Mijnbouwwet over het verwijderen en hergebruiken van mijnbouwwerken en de in dat kader door mijnbouwondernemingen te stellen financiële zekerheden verduidelijkt, geactualiseerd en aangevuld. Het wetsvoorstel voorziet in een systeem van transparante en robuuste financiële waarborgen en adequate monitoring daarvan ter nadere invulling van de bestaande bepalingen.
Wat is terechtgekomen van de belofte in uw brief dat er werd gezorgd voor het verbeteren van de schadeafhandeling? Wat merken inwoners in Nederland met schade van de onafhankelijke, landelijke afhandeling van mijnbouwschades? Hoeveel mensen hebben hier al gebruik van gemaakt en zijn tevreden met die afhandeling?
Ik heb uw Kamer het afgelopen jaar met zes brieven3 geïnformeerd over mijn vorderingen om te komen tot de gewenste onafhankelijke landelijke afhandeling van mijnbouwschades. Deze brieven illustreren de ambitie om deze schadeafhandeling nu voor eens en altijd goed te regelen, maar ook de complexiteit van dit traject. Alhoewel ik verwacht dat de Commissie Mijnbouwschade niet eerder dan medio 2020 operationeel zal kunnen zijn, span ik mij in de tussentijd ook in voor een goede afhandeling van oude schademeldingen.
Wat is terechtgekomen van de belofte in uw brief dat er een bijdrage aan de omgeving werd geleverd? Kunt u praktische voorbeelden noemen waar mensen gecompenseerd zijn voor de last die zij ondervinden van de gaswinning?
Het leveren van een bijdrage aan de omgeving door mijnbouwprojecten past binnen de gedragscode «Gaswinning kleine velden» zoals die door NOGEPA is opgesteld en is ondertekend door de mijnbouwbedrijven. Praktische voorbeelden van bijdragen aan de omgeving zijn te vinden op de websites van de mijnbouwbedrijven.
Zoals uiteengezet in mijn brief van 8 juli 2019 (Kamerstuk 32 849, nr. 188) stimuleer ik tevens omgevingsprocessen die leiden tot een verbeterde afstemming tussen de lokale inspanningen van de mijnbouwonderneming en de behoeften van omwonenden en tot gebiedsarrangementen. In een dergelijk omgevingsproces wordt onder andere ingegaan op hoe mijnbouwontwikkelingen van waarde kunnen zijn voor het winningsgebied.
Het opstellen van een zogenaamd projectafstemmingsprogramma bij nieuwe activiteiten voor de gaswinning uit kleine velden, zoals dat nu al gedaan wordt door de mijnbouwonderneming samen met de omgeving en is opgenomen in de gedragscode van de sector, past in deze context. Alhoewel er dus concrete resultaten worden geboekt, is de vormgeving van het omgevingsproces ook nog volop in beweging. Hierin worden lessen uit relevante pilots ook meegenomen. Ik denk hierbij aan de lessen die voortvloeien uit de in januari 2019 succesvol afgeronde besluitvorming over de pilot zoutwinning Harlingen en de nog lopende omgevingspilot rond de eventuele gaswinning Ternaard.
Wat is terechtgekomen van de belofte in uw brief dat de lokale overheden werden betrokken bij de gaswinning en de bredere energietransitie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 21 december 2018 zet ik nadrukkelijk in op een betere communicatie met gemeenten en met inwoners. Deze afstemming krijgt concreet vorm in onder andere de diverse overleggen die gevoerd worden met lokale overheden als onderdeel van de vergunningprocedures rond mijnbouwaanvragen. Daarnaast vindt periodiek informeel overleg plaats in het bestuurlijk platform mijnbouwgemeenten, waarbij wordt getracht de behoeften vanuit gemeenten en de inspanningen vanuit het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat ten aanzien van het gebruik van de diepe ondergrond beter op elkaar af te stemmen. Momenteel onderzoek ik ook de wensen en mogelijkheden voor verdere reguliere afstemming met mijnbouwgemeenten hierover. Ook over het landelijk schadeprotocol, waaraan op dit moment hard wordt gewerkt, vindt afstemming plaats met gemeenten.
Tot slot zal de komende periode ook in het kader van de Regionale Energie Strategieën nog uitvoerig worden gesproken met lokale en regionale overheden over hun rol in de bredere energietransitie.
Kunt u in een schema overzichtelijk maken hoeveel het gas in het Groningenveld de afgelopen zeven jaar is afgebouwd? Kunt u in dat schema overzichtelijk maken hoeveel gas er in dezelfde periode uit kleine velden is gehaald? Kunt u tevens meenemen in dat schema wat de opbrengsten zijn geweest en wat de prognose is voor komende vijf jaar?
In de jaarverslagen van mijn ministerie die aan uw Kamer worden gestuurd zijn de gasbaten en de volumes over meerdere jaren overzichtelijk terug te vinden. Ook worden jaarlijks in de Rijksbegroting de prognoses over meerdere jaren gepresenteerd.
Onderstaande tabellen zijn hier een samenvatting van.
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
Aardgasbaten (in k€)
11.839.743
13.342.665
10.505.291
6.424.910
1.926.754
2.373.989
1.461.955
Volume kleine velden (in mld Nm3)1
26
26
24
22
20
18
16
Volume Groningenveld (in mld Nm3)1
48
54
42
28
28
24
19
Getallen zijn afgerond.
2019
2020
2021
2022
2023
2024
Aardgasbaten (in mld€)
1,55
1,47
1,10
0,80
0,56
0,36
Volume kleine velden (in mld Nm3)1
16
16
14
12
10
10
Volume Groningenveld (in mld Nm3)1
18
15
11
7
4
3
De cijfers voor het Groningenveld (baten én volume) zijn nog gebaseerd op de raming van GTS van 31 januari 2019. Het kabinet streeft ernaar de gaswinning uit het Groningenveld zo snel mogelijk te beperken en onderzoekt nu mogelijkheden om al volgend gasjaar de gaswinning nog verder te beperken. Een verdere versnelling van het basispad zal vervolgens in de volumes en de aardgasbaten worden verwerkt.
Getallen zijn afgerond.
Baseert u uw besluiten op lagere inkomsten uit het Groningenveld? Kunt u uw antwoord toelichten?
De verminderde gaswinning uit het Groningenveld staat volledig los van de gaswinning in de kleine velden. Van afwenteling van de verminderde gaswinning in Groningen op andere gebieden is geen sprake.
Dat er mogelijk meer versterkingen nodig zijn door onnauwkeurige metingen |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het artikel van 10 juli 2019 van RTV Noord over mogelijk meer noodzakelijke versterkingen?1 Wat is daarop uw reactie?
Ja, wij zijn bekend met het artikel. Wij vinden het buitengewoon onfortuinlijk dat het verschil tussen de metingen met de twee netwerken tot onzekerheid over de versterkingsopgave leidt. Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) geeft aan dat het mogelijk is dat er meer gebouwen zullen moeten worden opgenomen en beoordeeld om vast te stellen of versterking nodig is. SodM geeft tegelijkertijd aan dat dit niet leidt tot een andere prioritering en daarmee geen effect heeft op de volgorde die op dit moment is vastgelegd in de lokale plannen van aanpak. Daarmee loopt de uitvoering van de versterking geen vertraging op.
Deelt u de mening dat de berekening van risico’s die de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) gaat doen, veel te lang op zich laat wachten? Erkent u dat dit de onzekerheid bij Groningers nog meer doet toenemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Waar onzekerheid bestaat over de data of het gebruik daarvan, moet deze zo snel en zorgvuldig mogelijk worden weggenomen. SodM heeft aangegeven dat de audit van het gehele seismische meetsysteem 12 tot 18 maanden in beslag neemt en dat deze tijd nodig is voor de genoemde zorgvuldigheid. SodM adviseert ook geen onmiddellijke aanpassing van de versterkingsoperatie en geeft aan dat de geconstateerde verschillen tussen de metingen verkregen met twee netwerken niet leiden tot een andere prioritering en daarmee geen effect heeft op de volgorde die op dit moment is vastgelegd in de lokale plannen van aanpak. Daarmee loopt de uitvoering van de versterking geen vertraging op.
Als bij nadere analyse inderdaad blijkt dat meer gebouwen moeten worden opgenomen in de versterkingsoperatie, zal dat gebeuren bij de jaarlijkse actualisatie van de lokale plannen van aanpak.
Wat gaat u tot die tijd doen voor de gedupeerde Groningers? Bent u bereid woningen van mensen die een versterkingsadvies hadden voordat u de versterking stil legde, alsnog te laten versterken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunnen deze inwoners dan hun eigen lokale aannemer kiezen?
De versterking is niet stilgelegd en wordt versneld conform de brief van 26 juni jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 664). Het Rijk heeft samen met de regio aanvullende afspraken gemaakt over huizen die al voor de nieuwe aanpak zijn beoordeeld. Zo is bijvoorbeeld afgesproken, conform het SodM-advies, dat de huizen met een (licht) verhoogd risicoprofiel uit de zogenaamde 1581-batch (die meer dan 400 huizen behelst) wordt uitgevoerd en herbeoordeeld. De uitvoering van de versterking vindt plaats conform het reguliere proces. We werken nu aan een variant waarbij de lessen uit de programma Eigen initiatief worden betrokken.
Wanneer gaat u de Kamer informeren over de rollen en verantwoordelijkheden van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) en de NAM, evenals over de rolverdeling tussen beide, wie de regie heeft en hoe de kwaliteit wordt geborgd, zoals het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) adviseert in haar rapport?2
Zoals in de brief van 10 juli jl. (Kamerstuk 2019Z14913) toegezegd nemen wij dit advies van SodM over. Aangezien er grote samenhang bestaat met de evaluatie van het KNMI naar het interne werkproces, willen wij eerst de resultaten hiervan afwachten voordat wij uitspraken doen over rolverdeling en verantwoordelijkheden. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat zal u begin dit najaar over de evaluatie informeren.
Hoe verklaart u dat vlak na het bericht dat mogelijk meer woningen versterkt moeten worden, een bericht verscheen dat de NAM en woningcorporaties de stekker uit de versterkingsoperatie trekken?3 Wat is hierop uw reactie?
Wij hechten eraan te benadrukken dat het stoppen van het genoemde proefproject volledig losstaat van het geconstateerde dempingseffect in een deel van het seismisch meetnetwerk. Het staat partijen vrij om onderling afspraken te maken, waarbij de aspecten van woningrenovatie, verduurzaming en versterking samen komen. Nu het genoemde proeftraject is gestopt, betekent dit uiteraard niet dat de woningen die nog niet aan de veiligheidsnorm voldoen, niet worden versterkt. Deze komen aan de beurt tijdens de reguliere versterkingsoperatie.
Wat gaat u doen om huurders in Groningen gerust te stellen? Wat gaat u doen om deze huurders te compenseren voor hun gebrek aan veiligheid? Welke compensatie krijgen huurders voor de tijd die zij er in gestoken hebben?
Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven is de versterking niet stilgelegd, de versterking wordt versneld. Woningen die niet aan de veiligheidsnorm voldoen worden versterkt. Dat geldt evengoed voor huurwoningen. Daarover zijn en worden afspraken gemaakt met woningcorporaties in het aardbevingsgebied.
De manier waarop woningcorporaties huurders betrekken en compenseren, is opgenomen in hun individuele sociale statuten. Voor deze compensatie zijn en worden separate afspraken gemaakt met de woningcorporaties in het aardbevingsgebied.
Groningen dat ten onder dreigt te gaan aan Haagse belangen |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het artikel «De weerbarstige realiteit van Wiebes» beloftes»?1 Wat is daarop uw reactie?
Met het artikel van de NRC, dat onder andere ingaat op de voortgang van de versterkingsoperatie, ben ik bekend. Het tempo van de versterkingsopgave heeft mijn topprioriteit. De stelling dat de versterkingsopgave stillag klopt niet, eveneens neem ik afstand van de suggesties dat er allerlei beloftes zijn gedaan die niet zijn nagekomen. De versterking is onverminderd doorgegaan tijdens het werken aan het plan van aanpak. De nieuwe aanpak die op basis van het Mijnraad advies gekozen is, waarbij de hoogste prioriteit wordt gegeven aan de versterking van de meest risicovolle woningen, moet juist leiden tot een flinke versnelling in de uitvoering van de versterking.
Het eerste half jaar van 2019 heeft in het teken gestaan van het verder versnellen van het versterkingsproces en de randvoorwaarden hiervoor te optimaliseren. Zo heb ik gezorgd voor duidelijke kaders waarbij versterking onder de publieke vlag is gestart met het Besluit Versterken gebouwen Groningen. Daarnaast is een samenwerkingsovereenkomst tussen de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) en het Centrum Veilig Wonen (CVW) gesloten (Kamerstuk 33 529, nr. 609) en heb ik de NCG mandaat gegeven om alles ten behoeve van de veiligheid te kunnen ter uitvoering van het Besluit versterking gebouwen Groningen (Kamerstuk 33 529, nr. 664).
De Boston Consulting Group heb ik gevraagd een capaciteitsanalyse te maken over het opname- en beoordelingsproces en aanbevelingen te geven2. Tevens heb ik aanvullend om een assessment gevraagd om precies in kaart te brengen wat de stand van zaken is en hoe de oorspronkelijke doelstellingen kunnen worden waargemaakt. Op basis van deze analyses zijn bestuurlijk, met de provincie, regionale overheden en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), maatregelen genomen om de versterking verder te versnellen.3
Waarom heeft u genoemde vertrouwelijke documenten achtergehouden? Gaat u de Kamer daar nog van voorzien? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Allereerst wil ik benadrukken dat het geen vertrouwelijke documenten betreft. De aankondiging van deze onderzoeken is onderdeel van de afspraken in het Bestuurlijk Overleg van 11 maart jl., waarover uw Kamer is geïnformeerd (Kamerstuk 33 529, nr. 587). Het betreft de analyse van Boston Consulting Group en een rapportage van WING over een versnellingsaanpak. Deze onderzoeken hebben als grondslag gediend om maatregelen te treffen in het Bestuurlijk Overleg van 5 juni jl. om de versterkingsoperatie te versnellen (Kamerstuk 33 529, nr. 664). Deze twee onderzoeken zijn met de verschillende partijen uit dit overleg, waaronder de NCG, provincie Groningen, de aardbevingsgemeenten en de maatschappelijke organisaties, gedeeld. De aanbevelingen uit de onderzoeken zijn opgenomen in de geaccordeerde actielijst van het overleg.
Vindt u dat u de Kamer verkeerd hebt ingelicht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in de beantwoording van voorgaande vraag heb gesteld, heb ik uw Kamer geïnformeerd over het bestaan van de documenten en de uitkomsten van het Bestuurlijk Overleg waar de documenten als grondslag dienden. Volledigheidshalve heb ik de rapporten, die zoals aangegeven zijn gedeeld met maatschappelijke organisaties en medeoverheden, bijgevoegd.
Hoeveel van de genoemde 1.729 adressen zijn inmiddels, ruim acht maanden nadat u groen licht gaf, geïnspecteerd en beoordeeld? Hoeveel adressen zijn er in die acht maanden bijgekomen die nog geïnspecteerd en beoordeeld moeten worden?
Inzicht in de voortgang van de versterking is essentieel. Zoals ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd, is 5 juni jl. bestuurlijk afgesproken dat een publiek dashboard voor de uitvoering van de versterking uiterlijk beschikbaar per 1 januari 2020. Dit dashboard zal per gemeente inzichtelijk maken in welke fase de versterking zich bevindt en zal daarmee ook aan bewoners duidelijkheid geven over de voortgang. Momenteel ontwikkelt de Boston Consulting Group in samenwerking met de NCG dit dashboard met betrouwbare en gevalideerde cijfers. Tevens heb ik uw Kamer toegezegd na de zomer met voorgangscijfers te komen. Deze zal ik u sturen zodra deze cijfers beschikbaar zijn.
Hoe is de aanbesteding van ingenieurs verlopen? Welke ingenieursbedrijven zijn aangesteld? Hoeveel ingenieurs zijn er nu daadwerkelijk aan het werk?
De aanbestedingen voor de ingenieursbureaus vinden nu plaats. Het zijn meerdere aanbestedingen voor onder meer P50, P50 noodverband en P90 (in meerdere batches). Momenteel zijn er negen ingenieursbureaus aan het werk.
De te beoordelen adressen worden ingedeeld op basis van typologie (rijtjeshuis, twee onder één kap, agro, vrijstaand etc.) Niet elk bureau kan elk type beoordelen, het meest geschikte bureau wordt uitgezocht. Daarbij worden randvoorwaarden met betrekking tot kwaliteit, planning en prijs meegegeven. Met de ingenieursbureaus worden verder resultaatafspraken gemaakt zodat de NCG als opdrachtgever beter op de output kan sturen. De NCG stelt alles in het werk om de capaciteit bij de ingenieursbureaus te vergroten.
Hoeveel woningen zijn er dit kalenderjaar versterkt? Op hoeveel staat het totaal nu?
Zie mijn beantwoording op vraag 4. Zodra deze voortgangscijfers beschikbaar zijn zal ik uw Kamer hierover informeren.
Waarom hebben instanties te maken met veranderende opdrachten? Om welke instanties gaat het? Hoe luiden de opdrachten nu? Hoe luidden de opdrachten voorheen? Waarom verandert u de opdrachten steeds?
De omslag van de gebiedsgerichte aanpak naar de risicogerichte aanpak en de gezamenlijke ambitie om NAM op afstand te zetten, betekende dat onder meer de ingenieursbureaus hun werkwijze moesten herijken op de gewijzigde aanpak. Daar was tijd voor nodig, maar inmiddels is duidelijk wat de uitvraag is richting de ingenieursbureaus. Dit is tevens vastgelegd in gemeentelijke plannen. Deze plannen worden jaarlijks bijgesteld. Het voornemen van de NCG is om richting de ingenieursbureaus nog meer duidelijkheid te verschaffen door meerjarige contracten aan te gaan. Op deze wijze kunnen de bureaus hun werk beter inplannen wat de effectiviteit ten goede komt.
Waarom veranderen directies? Wie stelt nieuwe directies aan? Hoeveel mensen uit Groningen nemen plaats in die directies?
In het NRC-artikel wordt met betrekking tot de voortgang van de versterkingsoperatie onder meer ingegaan op een rapport van de Boston Consulting Group, daaruit haalt NRC dat bij «verantwoordelijke organisaties (.) directies die worden vervangen (.)». Hetgeen naar verwezen wordt is het vertrek van de toenmalige Nationaal Coördinator Groningen, Hans Alders, en de aanstelling van een interim--directeur en daarna een nieuwe directeur van de NCG. De directeur van de NCG wordt door de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) aangesteld. De directeur NCG is evenwel verantwoordelijk voor de aanstelling van zijn medewerkers en het merendeel van de NCG-medewerkers woont in de provincie Groningen.
Waarom wordt het toegezegde aantal inspecties niet gehaald? Wat gaat u daar concreet aan doen?
Er zijn geen toezeggingen gedaan, Rijk en regio hebben voor 2019 en 2020 gezamenlijke ambities geformuleerd. Deze ambities zijn vervolgens verwerkt in de lokale plannen van aanpak en getoetst door Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en de NCG op veiligheid en uitvoerbaarheid. De voortgang van de opnames van de meest risicovolle adressen heeft altijd de hoogste prioriteit gehad. Boston Consulting Group geeft in haar assessment aan dat er bij het CVW vertraging is opgelopen in de aanbesteding van het opname- en beoordelingsproces. In de eerste helft 2019 werd door het CVW niet conform verwachting geleverd. Als reden stelt Boston Consulting Group dat de besluitvormings- en opdrachtgeversprocessen niet eenduidig waren in deze periode. Sinds mei van dit jaar is de gehele uitvoeringsketen onder publieke aansturing gekomen. De NCG stuurt momenteel het CVW operationeel aan. NAM staat op dit onderwerp al op afstand en stuurt niet meer op de uitvoering. NCG en CVW werken zeer nauw samen. De expertise van het CVW wordt onder leiding van de NCG benut. Het CVW moet tot en met 31 december 2019 de gemaakte afspraken inzake de versterkingsoperatie nakomen. Met de aandeelhouders van het CVW is afgesproken de werkzaamheden conform afspraken alsnog uit te voeren en hierover te rapporteren aan de NCG en EZK/BZK.
Er komt één publieke uitvoeringsorganisatie per 1 januari 2020. Ik zet daarbij in op continuïteit en behoud van kennis, zodat het versterkingsproces hier zo weinig mogelijk vertraging door oploopt.
Tijdens de verschillende bestuurlijke overleggen zijn onder andere afspraken gemaakt over hoe de capaciteit kan worden verhoogd en de aanpak kan worden versneld. Dit om alsnog te voldoen aan de ambities die de regio, de Minister van BZK en ik hebben geformuleerd voor het opnemen en beoordelen van de mogelijk te versterken huizen in 2019 en 2020.
Erkent u dat u verantwoordelijk bent voor de vertraging van de versterking? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u concreet doen om dit te alsnog te versnellen?
Zie mijn beantwoording van vraag 9.
Wat gaat u doen om mensen met een «oude schade» schadeloos te stellen en te ontlasten?
Mijn inspanning is erop gericht om oude schademeldingen voor 1 januari 2020 af te handelen. Samen met de commissaris van de Koning van de provincie Groningen en andere betrokken partijen zal ik de komende tijd in gesprek blijven met NAM om de tijdige afhandeling van oude schademeldingen te monitoren. Ook heb ik samen met de commissaris van de Koning via de krant een oproep gedaan aan bewoners die ontevreden zijn over de afwikkeling van oude schademeldingen om zich te melden. Daarnaast heb ik met de betrokken partijen besproken hoe de beschikbare 200.000 euro voor (juridische) ondersteuning van gedupeerden het beste ingezet kan worden bij de arbiterprocedure.
Gaat u er voor zorgen dat de NAM direct betaalt wanneer er een uitspraak ligt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Tijdens het AO op 27 jun jl. heb ik uw Kamer toegezegd om voor 1 oktober 2019 met betrokken partijen te bepalen binnen welke termijn NAM over moet gaan tot uitbetaling na een uitspraak van de arbiter. Voor 1 oktober a.s. zal ik uw Kamer hierover informeren.
Vanaf welk moment kunnen gedupeerden gebruikmaken van de juridische ondersteuning die voortvloeit uit het aangenomen amendement van de leden Van Tongeren/Ouwehand2 en de motie van het lid Van der Lee c.s.?3
Zie antwoord vraag 11.
Hoe gaat deze regeling voor juridische ondersteuning eruit zien? Geldt deze ondersteuning alleen voor gedupeerden die een uitspraak hebben van de arbiter of ook voor gedupeerden die een rechtszaak hebben lopen?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u garanderen dat alle oude schadegevallen (behandeld bij de rechter en arbiter) op 1 januari 2020 rechtvaardig zijn afgehandeld? Zo nee, bent u bereid zelf de schadeloosstelling te regelen en het schadeloos gestelde bedrag achteraf te verhalen op de NAM? Zo nee, waarom niet?
Ik zet mij in voor een snelle afronding van de openstaande oude schademeldingen en voortvarende opvolging van de uitspraken bij Arbiter en rechter. Een vlotte afhandeling is essentieel om een snelle en rechtvaardige schadeafhandeling te realiseren. Zoals gezegd in mijn antwoord op vraag 11 is mijn inspanning erop gericht om oude schademeldingen voor 1 januari 2020 af te handelen. Wanneer geschillen niet zijn opgelost tussen gedupeerde en NAM op 1 januari 2020 zal ik bekijken wat nodig is om zorg te dragen voor de afronding.
Huurverhogingen in aardbevingsgebied 2.0 |
|
Henk Nijboer (PvdA), Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u er van op de hoogte dat huurders van Woonzorg Nederland, van wooncomplex Paasweide te Appingedam, een huurverhoging opgelegd hebben gekregen? Is u ook bekend dat adressen van dit complex uit het HRA-model komen als panden met een licht verhoogd risico? Wat is hierop uw reactie?
Volgens informatie van Woonzorg Nederland is bij de Paasweide inderdaad een reguliere huurverhoging doorgevoerd. Het complex Paasweide heeft in het HRA-model (Hazard & Risk Assessment) een licht verhoogd risico. Op basis hiervan vindt opname en beoordeling van de woningen plaats door de Nationaal Coördinator Groningen. Hierbij moet duidelijk worden of en hoe het pand versterkt dient te worden.
Bent u van mening dat het hier om de feitelijke (bouwkundige) staat van de woning gaat? Op welke termijn gaan deze woningen versterkt worden?
De Nationaal Coördinator Groningen en de gemeente Appingedam hebben richting de bewoners per brief van 6 maart 2019 aangegeven dat zij uiterlijk september 2019 nader worden geïnformeerd over de stand van zaken en de dan te nemen stappen met betrekking tot de versterking.
Bent u van mening dat de bestuurder hier juist handelt? Bent u het ook met de bestuurder eens? Kunt u uw antwoord toelichten?
Een corporatie dient bij een (voorgenomen) huurverhoging de wettelijke relevante bepalingen en vastgelegde consultatiemomenten met huurders(vertegenwoordiging) te betrekken. Huurders en hun organisaties kunnen op verschillende momenten en manieren invloed uitoefenen. Zij kunnen in eerste instantie in gesprek gaan met de corporatie en een klacht indienen bij de klachtencommissie. De corporatie geeft aan bij het complex Paasweide inderdaad één bezwaar op de huurverhoging te hebben ontvangen. Huurders kunnen ook bezwaar aantekenen tegen de huurverhoging bij de Huurcommissie (voor 1 juli). Huurdersorganisaties kunnen het huurbeleid en vele andere zaken aan de orde stellen bij de jaarlijkse prestatieafspraken. Gesprekken daartoe vinden doorgaans plaats in de tweede helft van het jaar, met name na de zomer, opdat er medio december afspraken vastgelegd kunnen worden. Lukt dit niet vanwege een zwaarwegend conflict, dan kunnen partijen het geschil dat ten grondslag ligt voorleggen aan de Adviescommissie Geschilbeslechting Prestatieafspraken Woningwet.
Wilt u de huurders adviseren naar de Huurcommissie te gaan, net als u voorstelde in beantwoording op Kamervragen van 26 april 2018?1
Zie antwoord vraag 3.
Is u bekend dat nieuwe huurders van Woonzorg Nederland bij hun huurcontract een bijlage/clausule moet accepteren die gaat over «mijnbouwschadeperikelen?» Wat staat er in die bijlage/clausule? Wat betekent dit voor de huurder?
Volgens Woonzorg Nederland worden nieuwe huurders in het aardbevingsgebied met een begeleidende brief geïnformeerd. Bij een nieuwe verhuring van een woning in het aardbevingsgebied acht Woonzorg Nederland het van belang dat de kandidaat-huurder wordt geïnformeerd over het feit dat de woning die aan hem/haar verhuurd gaat worden mogelijk vanuit het oogpunt van het veiligheidsrisico versterkt moet worden. Dat betekent dat de bewoner op enig moment te maken kan krijgen met werkzaamheden aan de woning. Dit kunnen ingrijpende werkzaamheden zijn. In veel gevallen is het daarbij noodzakelijk dat de bewoner de woning tijdelijk verlaat.
Woonzorg Nederland geeft aan dat de brief informerend bedoeld is en de rechten van betrokken huurders niet aantast. Woonzorg Nederland heeft eerder van betrokken huurders geen reactie op de brief ontvangen. Omdat het geenszins de bedoeling is de rechten van de bewoner(s) te beperken, vindt Woonzorg Nederland het onwenselijk als de brief een dergelijk beeld kan oproepen. De corporatie zal naar een andere vorm zoeken om toekomstige huurders over de mogelijke versterking van de woning te informeren.
Hoe lang zijn de wachtlijsten bij de Huurcommissie op dit moment?
De Huurcommissie geeft aan dat het thans een voorraad van circa 800 zaken heeft die nog niet in behandeling zijn genomen.
Bent u bereid de bestuurder van Woonzorg Nederland de verhoging niet te laten doorvoeren en de desbetreffende bewoners van dit wooncomplex tegemoet te komen?
Ik ben geen partij in deze kwestie en het is niet aan mij om de huurverhoging ongedaan te maken. Ik verwijs voor de verschillende mogelijkheden die huurders ter beschikking staan naar mijn antwoord op vraag 4.
Hoe staat het met huurverhogingen bij Woonzorg Nederland als er geen sprake is van een verhoogd of licht verhoogd risico volgens het HRA model in het aardbevingsgebied, en met de versterkingsplannen?
De huuraanpassing van Woonzorg Nederland voor sociale huurwoningen is gebaseerd op de bestaande kale huur en de maximaal toegestane kale huur. Bij vaststelling van de jaarlijkse huuraanpassing wordt onderscheid gemaakt tussen sociale huurwoningen en vrije sectorhuurwoningen. Voor 2018, 2019 en 2020 zijn de volgende gemiddelde huurstijgingspercentages aan de orde in het bezit van Woonzorg Nederland.
De versterkingsplannen worden uitgevoerd door de NCG op basis van de lokale plannen van aanpak vastgesteld door de gemeente. Woonzorg Nederland volgt hierbij de planning van de Nationaal Coördinator Groningen.
Hoe staat het met huurverhogingen bij de andere woningcorporaties in het aardbevingsgebied en met de versterkingsplannen?
Op basis van de ter beschikking staande cijfers kan niet aangegeven worden hoe de corporaties de huurverhoging vaststellen voor uitsluitend het aardbevingsgebied. Veel corporaties zijn zowel binnen als buiten het gebied werkzaam, maar gegevens over corporaties zijn alleen nog maar beschikbaar op niveau van de organisatie en niet meer op niveau van de gemeenten waar zij werkzaam zijn.
Lefier
1,0
1,4
2,1
1,3
2,3
1,8
De Huismeesters
1,4
1,4
1,5
1,5
2,3
2,3
Wold en Waard
1,0
1,0
1,0
1,0
1,3
1,3
Chr. Wst. Patrimonium
1,4
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
De Delthe
2,4
2,4
0,6
0,6
2,5
2,5
Wierden en Borgen
0,0
0,4
2,5
2,5
3,3
3,2
Woongroep Marenland
2,0
2,4
2,3
2,0
2,2
1,9
Acantus
0,7
1,3
0,3
1,4
0,6
2,1
Groninger Huis
1,0
1,2
1,1
1,3
1,8
2,0
Uithuizer Woningbouw
0,8
0,9
1,4
1,5
2,1
2,3
Nijestee
1,9
1,9
2,0
2,0
2,8
2,8
Bron: prognose informatie, dPi 2018. 2018: forecast, 2019 en 2020 prognose. Inclusief (verwachte) inflatie, exclusief harmonisatie. Betreft het hele bezit: woningen, onzelfstandige eenheden en overig vastgoed.
Voor wat betreft de versterking wordt de stand van zaken over de plannen van aanpak per 1 september geleverd door de NCG en de planning Q4 volgt daarna per 1 oktober.
Het plan voor een gebiedsfonds waar omwonenden van het windpark N33 niet blij mee zijn |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het artikel van RTV Noord van 3 juli 2019 over het plan voor een gebiedsfonds waar omwonenden niet blij mee zijn? Wat is hierop uw reactie?1
Ja.
Erkent u dat de aanpak rondom het windpark N33 verkeerd is gelopen? Erkent u dat omwonenden niet betrokken zijn bij het proces? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vanaf de start van het project is de omgeving op regelmatige basis geïnformeerd over de voortgang van het project en de formele stappen in de procedure, en over de mogelijkheden voor inspraak.
Tijdens verschillende fases in het project, vanaf de terinzagelegging van de «Conceptnotitie reikwijdte en detailniveau Windpark N33» in 2011, zijn informatieavonden voor omwonenden georganiseerd. Tijdens deze informatieavonden zijn onder meer het proces en de inspraakmogelijkheden toegelicht. De ter inzage gelegde stukken konden, behalve op de informatieavonden, ook worden ingezien op de gemeentehuizen van Veendam, Menterwolde en Oldambt, en op de website van Bureau Energieprojecten. Zienswijzen konden schriftelijk of digitaal worden ingediend, of mondeling op de informatieavonden. De ingediende zienswijzen zijn bij de besluitvorming betrokken.
Voor een meer uitgebreide beschrijving van de manier waarop omwonenden inspraak konden hebben, zowel op de van toepassing zijnde beleidskaders als op het project zelf, verwijs ik naar mijn beantwoording van vragen die op 19 april 2019 gesteld zijn door de leden Beckerman (SP), Moorlag (PvdA) en Agnes Mulder (CDA) (Aanhangsel Handelingen 2018–2019, nr. 2707).
Erkent u tevens dat het Ministerie van Economische zaken en Klimaat de locatie van dit windmolenpark heeft bepaald? Erkent u dat de provincie Groningen niet de ruimte heeft gekregen om te kiezen voor een door haar gewenste variant, maar slechts keuze had tussen een beperkt aantal door het ministerie voorgedragen varianten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De locatie N33 is in het jaar 2000 door de provincie Groningen aangewezen als zoeklocatie voor de ontwikkeling van grootschalige windenergie in het provinciaal omgevingsplan. Deze keuze is bevestigd bij volgende versies van het provinciaal omgevingsplan. Conform de bestuurlijke afspraak tussen rijk en provincies zijn de door de provincies aangewezen locaties voor grootschalige windenergie in 2014 door het rijk overgenomen in het Structuurschema Wind op Land (SvWOL). Zowel het provinciaal omgevingsplan, als de SvWOL zijn in overeenstemming met de wettelijke procedures tot stand gekomen met de daarbij behorende rechtsbeschermingsmogelijkheden.
Voor wat betreft uw vraag naar de invloed van de provincie Groningen op de onderzochte varianten, merk ik op dat in het MER aanvankelijk vijf varianten zijn onderzocht. Over deze varianten is vanaf de start van het project in 2011 zowel ambtelijk als bestuurlijk overleg geweest met de betreffende gemeenten en de provincie.
De door de provincie in 2014 voorgedragen variant, waarbij alle windturbines in het cluster ten noorden van Meeden zouden worden geplaatst, is als onderzoeksvariant 6 aan het MER-onderzoek toegevoegd. Na afronding van het MER-onderzoek in 2015 is zowel aan de gezamenlijke gemeenten als aan de provincie gevraagd om te adviseren over een voorkeursalternatief binnen het projectgebied. Toen zowel de gezamenlijke gemeenten als de provincie niet tot een advies kwamen, is op basis van de uitkomsten van het MER-onderzoek, en conform de keuzecriteria zoals aangedragen in het regionaal bestuurlijk overleg, door het ministerie een voorkeursalternatief opgesteld. Dit bestaat uit een combinatie van de best scorende onderdelen van de MER varianten 4 en 6.
Bent u bereid omwonenden te compenseren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat doen en wanneer?
Alle windparken, ook die tot stand komen onder de Rijkscoördinatieregeling, moeten voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. In het MER-onderzoek zijn daarom de mogelijke effecten van het windpark getoetst aan de wettelijke normen die hiervoor gelden. Het gekozen voorkeursalternatief benut de in het gebied beschikbare ruimte optimaal voor een zo groot mogelijke afstand tot de woonkernen en dus voor het maximaal beperken van mogelijke geluidhinder en slagschaduw. De mogelijke overlast voor omwonenden wordt hierdoor zo veel mogelijk beperkt. De Raad van State heeft het plan en de procedure tenslotte getoetst aan de wettelijke vereisten en heeft geconcludeerd dat het plan voldoet aan de vereisten van een goede ruimtelijke ordening. Ik zie daarom geen aanleiding om omwonenden te compenseren.
Dit neemt niet weg dat in 2016 door het ministerie het initiatief is genomen om een gebiedscoördinator aan te stellen die onder bijna alle bewonersorganisaties, gemeenten, bedrijven en andere belanghebbenden in de regio een verkenning heeft uitgevoerd naar de bereidheid om verder te overleggen over participatie, compensatie en communicatie. Na afronding van zijn verkenning hebben de gemeenten besloten het voortouw te nemen in het gebiedsproces om hieraan een vervolg te geven en te komen tot een gebiedsfonds. Dit gebiedsproces zal naar verwachting op korte termijn worden voortgezet. De initiatiefnemer van het windpark heeft inmiddels al wel toegezegd om uit de opbrengsten van het windpark een bijdrage te storten in een gebiedsfonds. De toegezegde bijdrage is conform de gedragscode, en conform het beleid van de provincie Groningen voor een dergelijke bijdrage. Eerder heb ik in verband met het windpark Drentse Monden & Oostermoer aangegeven dat er bij mij de bereidheid bestaat om, samen met de regionale overheden, mee te denken op welke wijze de leefbaarheid in het gebied kan worden versterkt en hoe het rijk daaraan kan bijdragen. Dat geldt ook voor het windpark N33. Met de provincie Groningen ben ik daarover in gesprek.
Waar kunnen inwoners terecht met planschade? Wie kan deze inwoners begeleiden bij de procedures?
Een verzoek om een tegemoetkoming in planschade kan worden ingediend bij de gemeente. Het planschadeverzoek wordt behandeld door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) die voor elk verzoek een onafhankelijke planschadedeskundige inschakelt.
Voor een meer uitgebreid antwoord verwijs ik naar mijn beantwoording van vragen die op 19 april 2019 gesteld zijn door de leden Beckerman (SP), Moorlag (PvdA) en Agnes Mulder (CDA) (Aanhangsel Handelingen 2018–2019, nr. 2707).