De omstandigheden waaronder politiemensen drugslaboratoria en -afval moeten opsporen en opruimen |
|
Marith Volp (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u de brief van politievakbond ACP met het verzoek om sneller meer capaciteit vrij te maken voor de voor aanpak van drugslabs en drugsdumpingen?1 Herinnert u zich voorts uw antwoorden op eerdere vragen over onder andere de werkomstandigheden van Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmanteling (LFO)?2
Ja.
Is het in de brief gestelde waar, namelijk dat er nog steeds sprake is van een onverantwoorde werksituatie bij politiemedewerkers, brandweermedewerkers en toezichthouders die verantwoordelijk zijn voor het opsporen en opruimen van drugslabs en -afval? Zo ja, hoe kan dat? Wat gaat u doen om deze situatie te verbeteren? Hoe verhoudt zich dat tot uw eerdere antwoord dat de veiligheidsvoorzieningen (een zogenaamd gaspak) voor de LFO-medewerkers van het hoogste niveau zijn? Zo nee, wat is niet waar aan het gestelde?
De politievakbond ACP heeft een verzoek ingediend bij de Inspectie SZW om onderzoek te doen naar de arbeidsomstandigheden waaronder onder andere politiemedewerkers drugslaboratoria en -afval moeten opsporen en opruimen. De Inspectie SZW heeft inmiddels bevestigd dat zij dit onderzoek gaat uitvoeren. Een termijn waarop dit onderzoek kan zijn afgerond is nog niet te geven. Ik wacht de uitkomsten van dit onderzoek af. Wat betreft mijn eerdere antwoord over de gaspakken voor LFO-medewerkers kan ik bevestigen dat deze onveranderd van het hoogste niveau zijn.
Bent u bereid de Inspectie SZW onderzoek te laten doen naar de omstandigheden waarin medewerkers op dit gebied hun werk doen? Zo ja, op welke termijn kan dit onderzoek afgerond zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de capaciteit van het LFO-team nog niet verdubbeld is? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot uw eerdere antwoord: dat de nationale politie u heeft geïnformeerd dat de specialistische capaciteit van de LFO in de afgelopen maanden is verdubbeld? Zo nee, wat is er dan niet waar?
De formatieve capaciteit van het LFO-team is reeds verdubbeld. Op dit moment vindt de selectie plaats van de nieuwe medewerkers. Het is de verwachting dat deze per 1 januari 2015 – na afronding van de opleiding – inzetbaar zijn. Tot die tijd wordt de capaciteit van het LFO-team aangevuld door medewerkers vanuit de regionale eenheden. De Korpschef is zich bewust van de werkdruk die deze specialistische eenheid heeft.
Is het waar dat het aantal groene buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s) flink gedaald is? Zo ja, wat betekent dat voor de werkdruk op politiemensen, andere toezichthouders en voor de gezondheidsrisico's die zij en burgers lopen? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Het aantal boa’s in het domein II (milieu, welzijn en infrastructuur), waaronder de zogenaamde groene boa’s, fluctueerde de afgelopen jaren. Er zijn geen signalen dat er sprake is van een structureel dalende trend, noch dat dit tot een hogere werkdruk bij de politie leidt dan wel tot gezondheidsrisico’s. Ik vind het van belang dat natuurorganisaties, particuliere landgoedeigenaren en overheden groene boa’s kunnen inzetten en heb daarover onlangs met de betrokken partijen gesproken. Een brief met de uitkomsten van dit overleg heb ik op 14 oktober 2014 aan uw Kamer gezonden.
Deelt u de mening dat drugslaboratoria en gedumpt drugsafval gevaar voor mens en natuur opleveren? Zo ja, hoe gaat u voor voldoende menskracht en financiële middelen zorgen om dit gevaar te bestrijden?
Het is duidelijk dat drugslaboratoria en gedumpt drugsafval gevaar opleveren voor mens en natuur. Een effectieve bestrijding van deze vorm van georganiseerde criminaliteit vergt een integrale benadering van de problematiek en een intensieve samenwerking tussen justitie, politie, openbaar bestuur, de Belastingdienst en bijzondere opsporingsdiensten. Het optreden als één overheid bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit wordt ook de komende jaren met kracht voortgezet via de RIEC’s en in Brabant en Zeeland met de inzet van de TaskForce Brabant-Zeeland. Ook wordt de samenwerking met bijvoorbeeld natuurorganisaties gezocht, die vanuit hun functie als toezichthouder in de buitengebieden kunnen bijdragen aan de bestrijding van drugslabs en het dumpen van chemisch afval. Bij de intensivering van de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit, waaronder drugslabs en chemisch afval, die sinds 1 oktober 2014 is ingezet worden vanuit de politie-eenheden Zeeland, Brabant en Limburg en vanuit de Landelijke Eenheid in totaal 125 medewerkers ingezet op de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland.
Deelt u de mening van de ACP dat er beter samengewerkt moet worden tussen de betrokken partners, zoals politie, gemeenten, provincies, natuurorganisaties, etcetera en dat er ook daadwerkelijk meer capaciteit beschikbaar moet komen voor de aanpak van drugscriminaliteit? Zo ja, hoe gaat u hieraan tegemoet komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht “Nederland kan IS alleen verbieden op initiatief van het OM” |
|
Geert Wilders (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Nederland kan IS alleen verbieden op initiatief van het OM»?1
Ja.
Klopt het dat u hebt gezegd: «Het kàn, maar dan altijd via een aanzet van het Openbaar Ministerie, privaatrechtelijk naar de rechter. Martijn is daar een voorbeeld van»?
In Nederland is sprake van een verbod op IS. Dit vloeit voort uit de plaatsing van IS op de EU sanctielijst in combinatie met de relevante bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (in het bijzonder het derde lid van artikel 20 van boek 2 en artikel 117 en 123 van boek 10; verder «BW») en in combinatie met artikel 140a Wetboek van Strafrecht (Sr).
Op grond van het derde lid van artikel 20 van boek 2 BW is een rechtspersoon vermeld op de EU-sanctielijst van rechtswege verboden. De organisatie IS is onder diverse benamingen opgenomen op de EU-sanctielijst. Dit betekent dat IS ingevolge het derde lid van artikel 20 van boek 2 in Nederland geen rechtspersoonlijkheid kan verkrijgen.
Daarnaast is een op de EU-sanctielijst geplaatst samenwerkingsverband zoals IS ook zonder rechtspersoonlijkheid van rechtswege verboden op grond van de artikelen 117 en 123 van boek 10 BW.
Ook anderszins kan IS in Nederland niet legaal georganiseerd zijn. Er is immers sprake van een terroristische organisatie. Deelneming aan een dergelijke organisatie is verboden en strafbaar op grond van artikel 140 a Sr. Deelnemers aan een dergelijke organisatie kunnen dan ook via het strafrecht worden aangepakt.
Mijn uitspraak over Martijn zag op de wijze waarop een verbod van een organisatie in het algemeen geregeld is. Deze algemene regeling is vervat in het eerste en tweede lid van artikel 20 van boek 2 Burgerlijk Wetboek (BW) en houdt in dat een verbod alleen mogelijk als sprake is van een organisatie met rechtspersoonlijkheid naar Nederlands recht. Zoals gezegd kan IS in Nederland geen rechtspersoonlijkheid verkrijgen. Een verbodsprocedure op grond van het eerste en tweede lid van artikel 20 van boek 2 BW is dan ook niet aan orde.
Doelt u met deze uitspraak op artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek? Zo nee, op welk wettelijk artikel dan wel? Zo ja, kan IS dus worden aangemerkt als rechtspersoon of heeft het überhaupt een juridische vorm van organisatie in Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het Openbaar Ministerie (OM) alles uit de kast moet trekken om deze club te verbieden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is het OM in dat kader al een, zoals in het artikel genoemde, privaatrechtelijke procedure gestart om IS te verbieden? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid gebruik te maken van uw aanwijzingsbevoegdheid om zo alsnog te bewerkstelligen dat het OM via (indien mogelijk) de privaatrechtelijke weg de terroristische organisatie IS probeert te verbieden?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat u ook hebt gezegd: «Wij hebben niet het instrumentarium dat Duitsland heeft»?
Ja, dat heb ik gezegd. Daarmee doelde ik op het feit dat in Duitsland een afzonderlijk besluit nodig is om over te kunnen gaan tot een verbod, terwijl in Nederland sprake is van een verbod van rechtswege. Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 2 tot en met 4 en 7 tot en met 9.
Hoe kunt u nu al weten dat het Duitse verbod in Nederland niet mogelijk is, terwijl een verbod van de terroristische organisatie IS in Duitsland pas sinds vanochtend blijkbaar daadwerkelijk mogelijk is?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u de Kamer informeren over de uitkomsten van het eerder in Duitsland gevraagde onderzoek of een dergelijk verbod juridisch mogelijk is? Zo nee, waarom niet?
Kunt u precies uitleggen waarom een dergelijk verbod in Nederland niet mogelijk is en ook niet mogelijk gemaakt kan worden? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat de terroristische organisatie IS (ook) in Nederland verboden moet worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u per direct nemen om ook in Nederland te bewerkstelligen dat er een verbod komt?
Het bericht ‘Wie belasting betaald, wordt uitgelachen’ |
|
Marith Volp (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Wie belasting betaald, wordt uitgelachen»?1
Ja.
Is het waar dat de naar schatting drie duizend prostituees die in Amsterdam werkzaam zijn massaal belastingfraude plegen? Zo ja, waar blijkt dat uit en over welke gegevens beschikt u verder ten aanzien van dit probleem?
Het beschreven fenomeen in het artikel herken ik niet. Wel is er in Amsterdam een malafide boekhouder actief geweest, waar prostituees het slachtoffer van zijn geworden. Deze boekhouder wordt onder meer verdacht van het doen van onjuiste of onvolledige belastingaangifte en van valsheid in geschrifte.
Deelt u de mening dat er nog steeds niet of nauwelijks is geïnvesteerd in de positieverbetering van prostituees? Zo ja, wat gaat u hier aan doen? Op welke wijze zet dit kabinet zich in om zelfstandig ondernemerschap van prostituees te bevorderen?
Ik deel deze mening niet. In mijn brief van 23 juni 2014 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2013–2014, 28 638, nr. 119) is aangegeven op welke wijze is geïnvesteerd in de verbetering van de sociale positie van prostituees en langs welke lijnen aan deze positieverbetering wordt gewerkt. Uit deze brief blijkt ook dat op basis van de nulmeting Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (Wrp) de mogelijkheid voor extra gerichte actie zal worden bezien.
Het ondernemerschap van prostituees wordt onder andere bevorderd door de inschrijving in het handelsregister aan te passen aan de bijzondere aard van de branche en de privacy van de ondernemer beter te beschermen.
In welke opzicht is de plicht voor seksbedrijven om een aantal regels op te nemen in hun bedrijfsplan ter versterking van de positie van de prostituee zoals opgenomen in de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (Kamerstukken 33 885) een verbetering ten aanzien van de reeds bestaande opting-in regeling en het daaraan gekoppelde voorwaardenpakket?
Het voorwaardenpakket dat is gekoppeld aan de opting-in regeling biedt veel waarborgen waardoor de positie van prostituees verbetert. Deelname aan opting-in is echter een keuze van de exploitant en de sekswerker samen. De opting-in is ook alleen van toepassing indien in de arbeidsverhouding tussen exploitant en sekswerker is voldaan aan een aantal genoemde voorwaarden en de exploitant schriftelijk met de Belastingdienst is overeengekomen dat hij aan die voorwaarden voldoet. Bovendien is de opting-in niet in de gehele branche toepasbaar, zo is zij bijvoorbeeld niet in de raamprostitutie van toepassing. Raamprostituees worden, tenzij feiten en omstandigheden anders uitwijzen, als zelfstandige ondernemers gezien.
Het voorstel voor de Wrp (Kamerstukken 32 211) bepaalt in artikel 24 dat een prostitutiebedrijf een bedrijfsplan moet hebben, en dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (AMvB) nadere regels worden gesteld over de maatregelen in dat plan op het gebied van hygiëne en van de bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees.
De AMvB is algemeen verbindend. Prostituees worden door de waarborgen in de AMvB voor de verbetering van hun sociale positie niet alleen afhankelijk van het werken via opting-in.
Wanneer kan de Kamer de evaluatie van het voorwaardenpakket, die in 2013 was voorzien, verwachten?
Voor zover de vraag ziet op de beloofde evaluatie van de opting-in regeling als onderdeel van het voorwaardenpakket kan ik u meedelen dat uw Kamer binnenkort zal worden geïnformeerd.
Hoe beoordeelt u de uitspraak dat prostituees die zich inschrijven als zelfstandig ondernemer administratieve ondersteuning nodig hebben?
In mijn eerdergenoemde brief d.d. 23 juni 2014 heb ik een toelichting gegeven op bestaande initiatieven die betrekking hebben op het geven van voorlichting en het verschaffen van informatie aan prostituees. Deze informatieverstrekking betreft bijvoorbeeld ook de rechten en plichten bij het betalen van belasting. De intentie is om daarmee de zelfredzaamheid van prostituees te vergroten. Het staat iedere zelfstandig ondernemer overigens vrij om administratieve ondersteuning te zoeken in verband met de inschrijving als zelfstandig ondernemer.
Deelt u de mening dat prostituees toegang moeten hebben tot een zakelijke bankrekening om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk verkeer? Zo ja, waarom ervaren prostituees in de praktijk nog steeds zoveel problemen bij het openen van een zakelijke bankrekening? Welke middelen staan u ter beschikking om hier wat aan te doen?
Die mening deel ik. Zonder een pakket primaire betaalfaciliteiten is het praktisch onmogelijk om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen. Banken hebben in het Convenant basisbankdiensten afgesproken dat particulieren in Nederland ergens een betaalrekening zouden moeten kunnen afsluiten. Deze afspraak is niet van toepassing op betaalrekeningen voor zakelijk gebruik. Toch is het categoriaal uitsluiten van bepaalde groepen zonder individuele toetsing ongewenst. Hierover bestaat overeenstemming met de Nederlandse Vereniging van Banken. Dit laat echter onverlet dat banken na een individuele toetsing tot het oordeel kunnen komen dat het accepteren van een cliënt een onacceptabel risico meebrengt. Dit is inherent aan de contractsvrijheid die banken en hun klanten hebben. In het landelijk programma prostitutie wordt aandacht besteed aan de toegang van prostituees tot de financiële dienstverlening.
Hoe verklaart u de extreem hoge raamhuren die in geen relatie staan tot de geleverde diensten in de seksbranche? Welke mogelijkheden zijn er om de rechtspositie van prostituees bij de huur van een kamer te versterken? Hoe denkt u over maximering van de huurprijzen van peeskamers?
De hoogte van de raamhuur is onderhevig aan vrije marktwerking en is tevens afhankelijk van vraag en aanbod.
Ik zet in op de verbetering van de positie van prostituees om op die manier hun zelfredzaamheid te vergroten. Om een dergelijke positieverbetering te bewerkstelligen is het noodzakelijk duidelijkheid te creëren over de (rechts)positie van prostituees bij gemeenten en exploitanten. Dit wordt nadrukkelijk een aandachtspunt bij de implementatie van de Wrp. De thans lopende initiatieven in combinatie met de inwerkingtreding van de Wrp zorgen naar verwachting voor een sterkere positie van prostituees ten opzichte van exploitanten.
Het bericht dat de helft van de jonge verdachten allochtoon is |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u bericht: «Minder jonge verdachten, helft is allochtoon» en klopt het wat hierin vermeld wordt?1
Ja, ik ben bekend met het bericht in de Telegraaf.
Klopt het dat het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum de uitlatingen heeft gedaan dat er «relatief meer Marokkanen en Turken van de tweede generatie met hogere criminaliteitscijfers zijn» en dat «het vermoeden bestaat dat allochtone jongeren zich minder bezighouden met cybercrime, terwijl de criminaliteit door autochtone jongeren zich wel steeds vaker afspeelt op het internet»?
Ja dat klopt, beide uitlatingen zijn door de onderzoeker gedaan in antwoord op aanvullende vragen en in het artikel van het ANP van 10 september 2014 verwerkt.
Zijn deze uitspraken gebaseerd op onafhankelijke wetenschappelijke onderzoeken? Zo ja, welke onderzoeken?
Het eerste deel van de uitspraak dat er «relatief meer Marokkanen en Turken van de tweede generatie met hogere criminaliteitscijfers zijn» is gebaseerd op een wetenschappelijke publicatie, namelijk:
Jennissen, R. & Besjes, G. (2012). Geregistreerde criminaliteit. In R. van der Vliet, J. Ooijevaar, R. van der Bie (red.), Jaarrapport Integratie 2012(pp. 173–194). Den Haag: CBS.
Bevindingen uit empirisch wetenschappelijk onderzoek kunnen weer (nieuwe) vragen oproepen. Die vragen kunnen leiden tot nieuwe veronderstellingen die weer om nader onderzoek vragen. De tweede uitlating: «het vermoeden bestaat dat allochtone jongeren zich minder bezighouden met cybercrime, terwijl de criminaliteit door autochtone jongeren zich wel steeds vaker afspeelt op het internet» betreft zo’n veronderstelling die om nader onderzoek vraagt.
Deelt u de mening dat een wetenschappelijk onderzoeksbureau zich dient te onthouden van uitspraken die niet wetenschappelijk zijn onderbouwd? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het WODC is een wetenschappelijk instituut dat deels zelf onderzoek uitvoert en voor een deel uitbesteedt. Het WODC onderhoudt verschillende monitoren op het gebied van de criminaliteit, waaronder de Monitor Jeugdcriminaliteit, en het voert evaluatiestudies uit. Op basis hiervan is het WODC in staat patronen in de criminaliteit te herkennen en te beschrijven, zoals onder andere tot uitdrukking komt in het jaarlijks verschijnende overzichtswerk «Criminaliteit en Rechtshandhaving». Onderdeel van wetenschappelijk onderzoek is ook het formuleren van veronderstellingen om die daarna empirisch te toetsen.
Over een nevenfunctie bij het comité van aanbeveling van het Gergiev festival |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat u als Minister van Veiligheid en Justitie lid bent van het comité van aanbeveling van het Gergiev festival?1
Bij mijn aantreden als bewindspersoon heb ik mijn nevenfuncties en nevenactiviteiten beëindigd. Het lidmaatschap van het comité van aanbeveling van het Gergiev festival bleek hierbij een omissie. Als Minister heb ik nimmer nevenfuncties of nevenactiviteiten actief uitgeoefend en organisaties waar mijn naam nog stond vermeld in het comité van aanbeveling heb ik gevraagd dit (alsnog) per direct te beëindigen en de vermelding van de website te verwijderen.
Klopt het dat deze nevenfunctie niet op uw curriculum vitae als Minister staat?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u deze nevenfunctie gemeld bij uw aanstelling als Minister?
Zie antwoord vraag 1.
Bekleedt u andere nevenfuncties in besturen, comités en commissies die niet vermeld staan op uw curriculum als bewindspersoon? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de opvattingen van de heer Gegiev, die in openbare brieven de annexatie van de Krim actief steunt, evenals de anti-homowetgeving van president Poetin?
Het standpunt dat hierboven wordt geschetst aangaande de annexatie van de Krim is contrair aan het Kabinetsstandpunt zoals eerder gedeeld met uw Kamer, recentelijk nog op 29 augustus jl.2 Zo is ook het standpunt van de heer Gergiev over de anti-homowetgeving in Rusland strijdig met het standpunt dat het Kabinet heeft ingenomen in de beantwoording van de Kamervragen van de leden Sjoerdsma en Dijkstra(beiden D66)3
Is het gepast om als Minister van Veiligheid en Justitie in een comité van aanbeveling te zitten van een festival dat om heer Gegiev draait en zijn naam draagt?
Zie antwoord vraag 1.
De voortvluchtige vrouwenhandelaar Saban B. |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Peter Oskam (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Saban B. een ogenschijnlijk zorgeloos leven lijkt te leiden in Turkije?1
Ja.
Kunt u aangeven of het daadwerkelijk Saban B. is die op de betreffende foto’s op Facebook te zien is?
Het is de politie en het Openbaar Ministerie (OM) bekend dat betrokkene zich in Turkije bevindt. Zoals ik in mijn antwoord op vragen 3 en 6 nader toelicht, is Turkije verzocht de tenuitvoerlegging van het onherroepelijke Nederlandse vonnis tegen betrokkene over te nemen en is daar regelmatig contact over met de Turkse autoriteit. Aangezien Turkije geen eigen onderdanen uitlevert, is het gezien de huidige omstandigheden aan de Turkse autoriteiten om handelingen te verrichten met het oog op de opsporing van betrokkene. Verder staat hij internationaal gesignaleerd. Dat betekent dat hij kan worden aangehouden zodra hij Turkije verlaat.
Kunt u bevestigen dat Turkije en Nederland hebben afgesproken samen te werken zodra hij definitief veroordeeld zou zijn?2
Na het arrest van de Hoge Raad van 11 september 2012, waarmee het arrest van het gerechtshof van 20 december 2010 werd bevestigd, heeft het OM samen met de Turkse autoriteiten alle stukken voorbereid die nodig zijn voor overdracht van de tenuitvoerlegging van het onherroepelijke vonnis aan Turkije. De afdeling Internationale Overdracht Strafvonnissen van de Dienst Justitiële Inrichtingen heeft, na vertaling het strafdossier, vervolgens bij brief van 25 april 2013 de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken verzocht het verzoek van het OM tot overname door te geleiden naar Turkije.
De zaak heeft de aandacht van de Nederlandse autoriteiten en is geregeld onderwerp van gesprek tussen de Nederlandse ambassade in Ankara en de betrokken Turkse autoriteiten. Naast de ambassade houden ook het OM en mijn departement hierover contact met de Turkse autoriteiten. De gesprekken zijn er op gericht om te zorgen dat, binnen de gestelde juridische kaders, het recht zijn loop krijgt. Ik kan in het belang van de zaak op dit moment geen nadere mededelingen doen.
Deelt u de mening dat, nu Saban B. in september 2012 definitief is veroordeeld tot 7 jaar en 9 maanden cel, hij deze straf zo snel mogelijk ook daadwerkelijk dient uit te zitten?3
Ja. Ik verwijs verder naar mijn antwoorden op vragen 3 en 6.
Wat is de stand van zaken in het huidige opsporingsonderzoek naar Saban B., hoe wordt concreet vorm gegeven aan de opsporing en hoe verloopt de samenwerking met Turkije in dit proces?
Zie antwoord vraag 2.
Op welk moment heeft de Nederlandse regering, na het definitief worden van de straf van Saban B. in september 2012, Turkije een formeel verzoek gedaan om tenuitvoerlegging en wat was de reactie en actie van de Turkse regering daarop?
Zie antwoord vraag 3.
Het bestraffen van chauffeurs met te hoog beladen vrachtwagens |
|
Carla Dik-Faber (CU), Gert-Jan Segers (CU) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Trucker na fout vaak ongestraft; Chauffeurs te hoge vrachtwagens bij Velsertunnel ontlopen boete door wegblijven politie»?1
Ja.
Klopt het dat er in een half jaar tijd meer dan 1.100 chauffeurs bij de Velsertunnel zijn betrapt met een te hoge lading, maar dat er slechts 52 boetes zijn uitgedeeld omdat de politie vaak niet komt opdagen?
Over de verhouding tussen het aantal hoogtesignaleringen en het aantal boetes kan ik het volgende toelichten. De Velsertunnel is de laagste tunnel van Nederland met een maximale hoogte van 4,17 meter. Hierdoor is er fysiek weinig marge voor het toelaten van overschrijdingen van de wettelijk toegestane hoogte (4,00 meter) en gaat de hoogtesignalering bij deze tunnel eerder af dan bij andere tunnels. Rijkswaterstaat (RWS), politie en Openbaar Ministerie (OM) hanteren de afspraak dat de politie bij een overschrijding van 10 cm of meer wordt geïnformeerd en ter plaatse komt. Als sprake is van een strafbare hoogteoverschrijding, wordt de chauffeur geverbaliseerd. Bij een kleinere hoogteoverschrijding zal de chauffeur van een onderaannemer van Rijkswaterstaat de opdracht krijgen om via de pont verder te reizen.
In 2014 waren er tot en met augustus 7.639 hoogtemeldingen bij de Velsertunnel. Een groot deel hiervan is via de afrit vóór de tunnel omgeleid.
Er zijn 1.410 voertuigen nagemeten die hoger dan 4.00 meter waren. Vervolgens hebben 64 meldingen aan de politie plaatsgevonden van een overschrijding van 10 cm of meer. In 43 gevallen daarvan zijn chauffeurs geverbaliseerd vanwege een overschrijding van het hoogteverbod bij de Velsertunnel. Bij de 21 overige meldingen bleek er uiteindelijk geen sprake te zijn van een strafbare hoogteoverschrijding. Er is dus geen sprake van dat de politie niet kwam opdagen. Rijkswaterstaat laat bij de renovatie in 2016 de doorrijhoogte van de Velsertunnel vergroten zodat er minder incidenten zullen plaatsvinden met te hoge vrachtwagens. Na deze renovatie voldoet de Velsertunnel aan de Tunnelwet (WARV) die sinds 2013 van kracht is en waaraan alle tunnels in 2019 moeten voldoen.
Hoe vaak worden landelijk per jaar boetes uitgedeeld voor te hoog beladen vrachtwagens? Hoe vaak gebeurt dit voor te zwaar beladen vrachtwagens? Hoeveel capaciteit is hiervoor beschikbaar bij de politie en bij andere handhavingsdiensten?
Voor zover het zaken betreft die via het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) zijn afgedaan gaat het om een landelijk aantal opgelegde boetes van 2.136 vanwege te zwaar beladen voertuigen in 2013 en 2.308 in de eerste acht maanden van 2014.
Het landelijk aantal door tussenkomst van het CJIB opgelegde boetes vanwege te hoog beladen vrachtwagens bedroegen 267 in 2013 en 139 in de eerste acht maanden van 2014.
De capaciteit voor handhaving door de politie is niet gelabeld aan één type verkeersovertreding of andere vormen van criminaliteit. De politie voert binnen haar algemene taakuitvoering projectmatig (al dan niet met partners) en incidenteel transportcontroles uit, waarbij ook gekeken wordt naar hoogte en belading. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) controleert ook op te zware vrachtwagens en heeft hier 10 fte voor beschikbaar. In 2013 heeft de ILT 1.443 boetes voor te zware belading uitgedeeld.
Deelt u de mening dat de kans op een boete voor te hoog beladen vrachtwagens momenteel te laag is en het noodzakelijk is deze kans aanzienlijk te verhogen om zo de verkeersoverlast terug te dringen en schades aan tunnels te voorkomen?
Het heeft mijn prioriteit om de verkeersoverlast door te hoog beladen vrachtwagens terug te dringen. Naleving van de regels rondom hoogtebeperking is niet alleen een kwestie van handhaving. Ook opleiding en voorlichting zijn hierbij van belang. Om de verkeersoverlast verder terug te dringen blijf ik met Transport en Logistiek Nederland en EVO in gesprek over dit onderwerp en het belang van hun rol in de voorlichting aan hun achterban.
Daarnaast onderzoek ik de mogelijkheid om voor de laatste afslag voor de Velsertunnel een videoscherm te plaatsen waarop camerabeelden te zien zijn van voorbijrijdende vrachtwagens die te hoog zijn. De chauffeur wordt met dit systeem in meer directe zin aangesproken en kan de eerst volgende afslag nemen zodat geen hinder voor het overige wegverkeer ontstaat.
Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 2 voor een toelichting op het aantal hoogtesignaleringen ten opzichte van het aantal boetes.
Deelt u de mening dat verkeershandhaving in hoge mate bestuurlijk van aard is en het daarom mogelijk zou moeten zijn om deze taak mede op te dragen aan bevoegde weginspecteurs om zo de politie te ontlasten?
Er vinden momenteel met Rijkswaterstaat gesprekken plaats over een pilotvoorstel om in de regio Rotterdam weginspecteurs een buitengewone opsporingsbevoegdheid toe te kennen (BOA status) ten aanzien van twee typen overtredingen, namelijk het negeren van een rood kruis en het parkeren op vluchtstroken. Indien hierover overeenstemming wordt bereikt en deze pilot wordt ingezet en afgerond, zal ik bezien of een dergelijke aanpak zich ook leent voor de aanpak van te hoge vrachtwagens bij tunnels.
Bent u bereid het op korte termijn, bijvoorbeeld in de vorm van een pilot vergelijkbaar met die in Rotterdam-Rijnmond, mogelijk te maken dat weginspecteurs van Rijkswaterstaat bij de Velsertunnel bekeuringen kunnen uitdelen voor te hoog beladen vrachtwagens?
Zie mijn antwoord bij vraag 5.
Het reisregisterplan dat onlangs door de Kamer is afgewezen |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u bevestigen dat uw plan voor het opslaan van alle reis- en vakantiegegevens van alle Nederlanders waarvoor u het noodzakelijk achtte dat luchtvaartmaatschappijen die in Nederland actief zijn alle reserverings- en check-ingegevens structureel aan de overheid verstrekken, en waarvoor u ruim 5,7 miljoen euro heeft ontvangen van de Europese Commissie (EC), niet meer aan de orde is? Betekent de afwijzing van uw plan door de Kamer wegens privacyschending van onschuldige burgers dat u geheel afziet van een dergelijk reisregister? Zo nee, wat bent u dan alsnog van plan?
Ja, ik kan bevestigen dat ik mijn plan waarin de verzameling en het gebruik van reisgegevens in Nederland voor de bestrijding van terrorisme en zware criminaliteit – en vanuit een oogpunt van transparantie de verwerking van reisgegevens voor de bestrijding van illegale immigratie en verbetering van het grenstoezicht – in een nationaal wetsvoorstel zou worden geregeld, voor nu niet meer aan de orde is. Zie hiervoor ook mijn brief aan uw Kamer van 9 september jl.1
Ik geef in antwoord op onderstaande vragen een nadere toelichting op mijn voorstel op het gebied van reisgegevens.
Wat bedoelt u met uw uitspraak gedaan tijdens het Jihaddebat in de Tweede Kamer op 4 september jongstleden, dat u voornemens bent om «bestaande gegevens beter te gebruiken»? Over welke «bestaande gegevens» heeft u het, op basis van welke wettelijke grondslag worden deze verwerkt, en op welke wijze verschillen deze gegevens van de data die u voornemens was op te slaan in een zogeheten reisregister?
Ik bedoel met mijn uitspraak om «bestaande gegevens beter te gebruiken» dat ik de nu al voor de Douane en de KMar beschikbare reisgegevens door middel van een technische voorziening beter toegankelijk wil maken, zodat de huidige strafvorderingsbevoegdheden van het OM om gegevens te vorderen, effectiever kunnen zijn. Met «bestaande gegevens» doel ik op de API-gegevens die op basis van de vreemdelingenwetgeving2 ten behoeve van het tegengaan van illegale immigratie en de grenscontrole worden verwerkt door de Koninklijke Marechaussee (verder: KMar), en de reserveringsgegevens en check-in gegevens die op basis van de douanewetgeving3 ten behoeve van de goederencontrole worden verwerkt door de Douane. In beide gevallen gaat het in de huidige praktijk om reisgegevens van met name vluchten die de EU-buitengrens passeren.
De officier van justitie kan in het belang van een opsporingsonderzoek op grond van met name artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering gegevens vorderen bij iedere houder van relevante informatie4.
Straks zal de officier van justitie met gebruikmaking van de nieuwe technische voorziening geautomatiseerd en gericht reisgegevens kunnen vorderen bij de KMar en de Douane. Indien bij deze vergelijking overeenkomsten zijn met de gegevens van de KMar of de Douane wordt een match gegenereerd en worden deze gegevens uit de match doorgezonden naar het Openbaar Ministerie.
Welke maatregelen zijn nodig om «bestaande gegevens» beter te kunnen gebruiken?
Zie antwoord vraag 2.
Wat houdt de « technische voorziening waarmee automatisch en gericht kan worden gezocht in de nu beschikbare gegevens», waarnaar u tijdens het Jihaddebat verwees, in?
Zie antwoord vraag 2.
Naar aanleiding van uw expliciete verwijzing naar artikel 126 wetboek van strafvordering (Sv) tijdens het Jihaddebat, welke bevoegdheid heeft de officier van justitie op basis van artikel 126 Sv inzake het opvragen van reisgegevens nu dat artikel en de gehele negende afdeling van het wetboek van strafvordering ziet op strafrechtelijk financieel onderzoek en hoe verschilt de wettelijke vorderingsbevoegdheid van het plan dat u had om over alle reisgegevens van alle Nederlanders te kunnen beschikken?
Mijn verwijzing in het debat op 4 september jl. naar artikel 126 van het Wetboek van Strafvordering zag met name op artikel 126nd Sv. In mijn oorspronkelijke plan zou geen wijziging zijn aangebracht in de huidige strafrechtelijke vorderingsbevoegdheden, maar zou wel een bevoegdheid zijn voorgesteld voor het gebruik van risicocriteria toegesneden op terrorisme en zware criminaliteit om gerichte controles uit te kunnen voeren5.
U geeft aan dat «geen nieuwe bestanden worden gecreëerd», maar in hoeverre zullen bij het «beter gebruiken van bestaande gegevens» niettemin ook reisdata worden opgevraagd van personen op wie geen verdenking rust van deelname aan criminele dan wel terroristische activiteiten?
Zie antwoord vraag 2.
Staat uw belofte aan de Kamer nog steeds dat u geen stappen zult zetten in het verzamelen van reisdata en het gebruik van reisgegevens van Nederlanders zonder dat u de Kamer daarover eerst expliciet heeft geïnformeerd en geraadpleegd?
Ja. Ik heb u in het debat van 4 september 2014 en per brief d.d. 9 september 2014 (Kamerstuk 29 754, nr. 266) expliciet geïnformeerd over de voorgenomen maatregelen op het gebied van reisgegevens. In de toegezegde voortgangsrapportages zal ik uw kamer steeds informeren over de implementatie van deze maatregelen.
Wat gebeurt er met de ruim 5,7 miljoen euro die u eind 2013 van de EC heeft gekregen voor het opzetten van een TRavel Information Processing System (TRIPS) oftewel, reisregister? Gaat Nederland dat geld terugbetalen aan de EC nu het project is afgeblazen? Zo nee, waaraan wilt u dat geld dan alsnog uitgegeven en hoe verhoudt een eventueel alternatieve uitgave zich tot het specifieke doel waarvoor de EC het geld ter beschikking heeft gesteld?
De gelden die de EC heeft toegezegd uit het ISEC fonds (Prevention of and Fight against Crime) worden ingezet voor de realisatie van de technische voorziening. De EC is geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen en stemt in met het gebruik van de gelden voor de realisatie van de technische voorziening.
Wanneer informeert u de EC over de parlementaire afwijzing van uw project en in het bijzonder over de kritiek dat het een te verstrekkende maatregel is die de privacy van onschuldige burgers schendt?
Zie antwoord vraag 8.
Zijn er andere Europese lidstaten waar wel is of wordt overgegaan tot het opzetten van een TRIPS waarmee reserverings- en check-ingegevens van alle burgers structureel worden doorgegeven aan Justitie? Zo ja, welke Europese lidstaten betreft het?
In veertien andere lidstaten worden voorbereidingen getroffen voor ofwel voorzieningen op basis van bestaande bevoegdheden ofwel voorzieningen voor uit te breiden bevoegdheden. Het betreft Frankrijk, Finland, Spanje, Italië, Hongarije, Oostenrijk, Letland, Estland, Zweden, Portugal, Roemenië, Bulgarije, Cyprus en Malta. Het gaat bij al deze landen om een door de EC gesteunde inspanning.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaande aan de eerstvolgende algemeen overleg met de Kamer over de jbz-raad in oktober 2014 aangezien uw maatregelen ook een Europese context kennen en bovendien Europees geld gemoeid is met het projectplan zoals dat voor kort op tafel lag?
Ja.
Het groeiende aantal jihadgezinnen |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Amersfoorts gezin vermoedelijk vertrokken voor Jihad»?1
Ja.
Kunt u aangeven of het klopt dat er behalve gezinnen uit Amersfoort en Huizen, ook moslimgezinnen uit Utrecht, Hilversum, Almere en Zeist betrokken zijn bij de jihadgang?
Ik kan in het openbaar niet ingaan op individuele gevallen.
Kunt u een totaaloverzicht presenteren waarin terug te vinden is hoeveel gezinnen en uit welke gemeenten vertrokken zijn naar Syrië of Irak?
Landelijk gezien zijn in totaal ruim 140 personen uitgereisd naar Syrië of Irak. Ik kan in het openbaar geen inzage geven in de verdeling over gemeenten. Sommige gemeenten kiezen ervoor zelf bekend te maken hoeveel personen of gezinnen zijn uitgereisd. Deze cijfers zijn gebaseerd op de eigen gegevens van gemeenten.
Op welke wijze en hoe lang worden de besturen van steden in ons land geïnformeerd over extremistische moslimgezinnen binnen hun gemeentegrenzen?
De betrokken diensten zijn alert op signalen van radicalisering en extremisme, zo enigszins mogelijk informeert de AIVD de burgemeester en eventueel andere instanties, zoals het Openbaar Ministerie of de Raad voor de Kinderbescherming, over personen of gezinnen die plannen hebben om uit te reizen naar of die teruggekeerd zijn uit het jihadistisch strijdgebied.
Kunt u garanderen dat de paspoorten van alle uitgereisde jihadgangers komen te vervallen, zij hun Nederlandse nationaliteit verliezen (in geval van een dubbele nationaliteit) en tevens bewerkstelligen dat zij een inreisverbod krijgen?
Het uitgangspunt is dat paspoorten gesignaleerd worden ter vervallenverklaring op basis van artikel 23 van de Paspoortwet bij gegrond vermoeden dat iemand in het buitenland handelingen zal verrichten die een bedreiging vormen voor Nederland. De paspoortmaatregel wordt in alle gevallen zeer zorgvuldig toegepast. Alleen als er een concreet en gegrond vermoeden is van uitreis naar jihadistische strijdgebieden wordt de maatregel genomen.
Onder artikel 14, tweede lid van de rijkswet op het Nederlanderschap is het mogelijk om het Nederlanderschap te ontnemen bij een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling voor de in dit artikel opgesomde terroristische misdrijven. Dit betreft onder andere een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling wegens deelname aan een terroristische organisatie. Bij uw Kamer is een voorstel van rijkswet ingediend waarin wordt voorgesteld ontneming van het Nederlanderschap eveneens mogelijk te maken bij deelname aan jihadistische trainingskampen (Kamerstukken 34016-(R2036).
In het Actieprogramma «Integrale aanpak jihadisme» staat tot slot het voornemen aangekondigd om de rijkswet op het Nederlanderschap zodanig aan te passen dat het voor de Minister van Veiligheid en Justitie mogelijk wordt in geval van aansluiting bij een terroristische strijdgroepering en betrokkene een gevaar vormt voor de nationale veiligheid, het Nederlanderschap in te trekken zonder dat er sprake is van een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling. Dit geldt alleen voor uitreizigers met meer nationaliteiten dan enkel de Nederlandse. Het merendeel van de huidige uitreizigers is in het bezit van een dubbele nationaliteit (Nederlandse én niet-EU nationaliteit). Uitgangspunt is dat uitreizigers die het Nederlanderschap verliezen worden gesignaleerd als ongewenst vreemdeling (voor het Schengengebied) en worden ongewenst verklaard (art. 67 Vw). Hij kan Nederland dan niet meer inreizen.
Hoe duidt u de mediacampagne van de Amerikanen tegen de Islamitische Staat en zijn er ook plannen om in Nederland een dergelijke (sociale) media-campagne te lanceren?2
Eind 2013 is de sociale media campagne «Think Again Turn Away» gelanceerd om de online werving van jihadgangers tegen te gaan. Vanuit Twitter, Facebook, YouTube en Tumblr accounts die de campagne naam dragen, verspreid het CSCC «Center for Strategic Counterterrorism Communications» (CSCC) van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken berichten en video’s die de verschillende jihadistische terroristische groeperingen bekritiseren.
Ook in Nederland wordt ingezet op het mobiliseren van maatschappelijke tegengeluiden en versterken van weerbaarheid tegen radicalisering, zowel online als offline. Hierbij kan worden gedacht aan ondersteuning van lokale en landelijke initiatieven om alternatieve boodschappen te verspreiden, aansluiten bij bestaande (internationale) islamitische tegengeluiden en gerichte communicatie over feitelijke onjuistheden in jihadistische propaganda. Ten slotte wordt het maatschappelijk middenveld ondersteund met feitelijke informatie ten behoeve van gesprekken met jongeren die vatbaar zijn voor radicalisering.
Het bericht dat een fraude-aanklager verdacht wordt van fraude |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u bevestigen dat na 2,5 jaar onderzoek door de FIOD naar een advocaat-generaal bij het gerechtshof Amsterdam die belast was met fraudeonderzoeken, de betreffende advocaat-generaal nu voor de strafrechter wordt gebracht en verdacht wordt van fraude en valsheid in geschrifte?1
Het Openbaar Ministerie bevestigt dat er strafrechtelijk onderzoek wordt gedaan naar een advocaat-generaal. De functionaris wordt verdacht van het plegen van fiscale fraude in de privésfeer. Dit onderzoek wordt gedaan door het Functioneel Parket. De zaak is thans in handen van de rechter-commissaris. De vervolgingsbeslissing zal pas worden genomen nadat het onderzoek is afgerond. In het belang van het onderzoek worden op dit moment geen nadere mededelingen gedaan.
Deelt u de mening dat bij uitstek het werken in de rechtspraak vraagt om integriteit en onbesproken gedrag van de medewerkers? Kunt u uitleggen waarom dat zo belangrijk is?
Het Openbaar Ministerie heeft een bijzondere plaats in de samenleving als rechtshandhaver van datgene wat de Nederlandse burgers – door middel van wetgeving – met elkaar hebben afgesproken. Integriteit is daarom van groot belang binnen het Openbaar Ministerie. Om die reden is in 2010 een landelijk programmamanager Integriteit aangesteld en is het Bureau Integriteit OM (BIOM) in het leven geroepen. Het BIOM is een landelijk expertisecentrum op het gebied van integriteit.
Deelt u de mening dat deze zaak voorkomen had kunnen worden als de verdachte beter was gescreend?
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 25 oktober 2012 heb aangegeven, geldt voor de benoeming als rechterlijk ambtenaar bij het Openbaar Ministerie een uitgebreide en zorgvuldige selectieprocedure.2 De procedure houdt onder meer in dat de selectiecommissie, na toestemming van de betrokkene, de beschikking krijgt over de justitiële gegevens van de kandidaat. Een assessment vormt tevens een vast onderdeel van de selectieprocedure. Ook worden per kandidaat ten minste drie referenten benaderd.
Bij de aanstelling van de betrokken advocaat-generaal is deze reguliere selectieprocedure doorlopen. Aan de selectiecommissie zijn justitiële gegevens verstrekt en er is een assessment afgelegd. Daarnaast zijn er zeven relevante referenten benaderd, die positieve inlichtingen hebben verstrekt. Het College van procureurs-generaal heeft mij gemeld dat in de selectieprocedure geen contra-indicaties voor benoeming naar voren zijn gekomen.
Kunt u aangeven hoe de sollicitatieprocedure normaliter verloopt voor de positie van advocaat-generaal bij een gerechtshof?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft de verdachte in deze zaak deze reguliere sollicitatieprocedure doorlopen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u bevestigen dat de aanstelling bij het ressortsparket Amsterdam geregeld werd via de contacten van de verdachte binnen de VVD? Zo ja, kunt u hier een waardeoordeel aan verbinden en tevens aangeven hoe dit «regelen» precies in zijn werk is gegaan?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn u (meer) zaken bekend waarin de sollicitatieprocedure binnen de rechtspraak niet vlekkeloos is verlopen en/of waarbij VVD-leden op een minder transparante manier een vergelijkbare functie hebben verkregen?
Mij zijn geen gevallen bekend waarbij binnen het Openbaar Ministerie bij de benoeming van een rechterlijk ambtenaar niet de gebruikelijke selectieprocedure is gevolgd.
Over het op vrije voeten stellen van jihadgangers |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Jihadgangers Huizen weer vrij»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat het voorarrest van drie van de vier jihadgangers niet is verlengd?
De rechter-commissaris besloot 4 september dat één van de vier verdachten vast moest blijven en dat de overige drie in vrijheid moesten worden gesteld. Het is de taak van de rechter-commissaris te toetsen of verdachten vrij mogen komen; dat is hier gebeurd. Tegen een dergelijke beslissing staat hoger beroep open. De rechtbank heeft op 17 september 2014 het hoger beroep van het OM gegrond verklaard en beslist dat, mede gelet op de na de beschikking van de rechter-commissaris aan het dossier toegevoegde stukken, er wel ernstige bezwaren bestaan tegen beide verdachten. Zij zijn in bewaring gesteld. Vervolgens heeft de rechtbank beslist, en daar kan het OM zich in vinden, dat de bewaring werd geschorst. Dit betekent dat er nog steeds ernstige bezwaren bestaan tegen de verdachten, maar dat er omstandigheden zijn op grond waarvan de bewaring feitelijk geschorst wordt. Het doel is voorkomen dat de gezinnen uitreizen, door de voorwaarden die gesteld zijn aan de schorsing en het feit dat hun paspoorten zijn ingenomen, wordt dit doel bereikt.
Begrijpt u dat dit soort rechterlijke beslissingen veel onrust veroorzaken in onze toch al gespannen samenleving?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u inmiddels de meerwaarde in van administratieve detentie in de strijd tegen terreur, waarmee dit soort situaties voorkomen kunnen worden?
Wanneer van een persoon een dreiging uitgaat – bijvoorbeeld omdat de persoon van plan is uit te reizen naar of is teruggekeerd van een jihadistisch strijdgebied – dan beschikt het Openbaar Ministerie over voldoende wettelijke instrumenten om, samen met de politie, strafrechtelijk op te treden. Tevens bestaan er bestuurlijke instrumenten voor de aanpak, zoals het stopzetten van toeslagen en uitkeringen, het nemen van paspoortmaatregelen en het kunnen bevriezen van financiële tegoeden. Wel bezie ik de mogelijkheid om tijdelijke maatregelen op te leggen als een periodieke meldplicht, contact verboden, medewerking aan her huisvestiging et cetera. Ik acht het creëren van administratieve detentiemogelijkheden op dit moment niet noodzakelijk.
Het bericht ‘Ontslag fraudeaanklager wegens mogelijke fraude’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «Ontslag fraudeaanklager wegens mogelijke fraude»?1
Ja.
Klopt het dat de kwestie voorkomen had kunnen worden door een betere screening van de betreffende persoon bij de aanstelling zoals bronnen binnen het opsporingsapparaat beweren? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op de vragen 3 tot en met 6 van het lid Oskam.
Is het een normale gang van zaken dat een persoon door middel van zijn politieke (VVD) netwerk een aanstelling krijgt? Zo ja, wat gaat u eraan doen dat een screening niet ondergeschikt is aan vriendjespolitiek?
Nee. De betreffende advocaat-generaal is dan ook benoemd na het doorlopen van de normale selectieprocedure. Zie voorts mijn antwoord op de vragen 3 tot en met 6 van het lid Oskam.
Deelt u de mening dat deze kwestie het vertrouwen van de samenleving in justitie schaadt aangezien het Openbaar Ministerie niet meer slagkracht en deskundigheid wordt gegeven bij het aanpakken van witteboordencriminelen, maar in plaats daarvan een aanklager krijgt die zelf verdacht wordt van witteboordencriminaliteit? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat een rechterlijk ambtenaar bij het Openbaar Ministerie van onbesproken gedrag moet zijn. Als blijkt dat dit niet het geval is, kan dit het vertrouwen van de samenleving in justitie schaden.
De aanpak van fraude, waaronder witteboordencriminaliteit valt, heeft een zeer hoge prioriteit. Dit blijkt ook uit mijn brief van 20 december 2013.2 Voor het einde van het jaar informeer ik uw Kamer door middel van een brief over de huidige stand van zaken met betrekking tot de aanpak van fraude.
De juridische verplichtingen die voorvloeien uit het mogelijk plegen van genocide en andere misdrijven door de zogenoemde Islamitische staat |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kunt u de interne juridische adviezen over het kabinetsstandpunt dat vermoedelijk sprake is van genocide en andere ernstige internationale misdrijven door de Islamitische Staat in Irak en Syrië, alsmede de mogelijke internationaalrechtelijke verplichtingen die daaruit voortvloeien, aan de Kamer doen toekomen?1
De interne juridische adviezen hierover dienen vertrouwelijk te blijven voor een onbelemmerde interne beleidsvorming.
Wanneer heeft u om een extern volkenrechtelijk advies gevraagd, wat was de vraag en wanneer is/wordt dat uitgebracht?
De extern volkenrechtelijk adviseur is op 29 augustus jl. gevraagd om advies te geven over onderstaande vragen:
Het advies is op 3 september jl. ontvangen.
Kunt u het volkenrechtelijke advies per ommegaande aan de Kamer doen toekomen?
Het advies is op 5 september jl. aan de Kamer aangeboden (kenmerk BPZ-2014/167).
Welke verplichtingen volgen er voor Nederland concreet uit de Srebrenica-zaak (Bosnië-Herzegovina tegen Servië-Montenegro) en dan met name de door u in uw antwoorden op de schriftelijke vragen2 aangehaalde paragraaf 430 van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof?3
De desbetreffende uitspraak van het Internationaal Gerechtshof is niet bindend voor Nederland, maar bevat gezaghebbende uitspraken over de volkenrechtelijke verplichtingen van verdragspartijen in relatie tot het voorkomen van het misdrijf genocide. Het Hof benadrukt in deze uitspraak dat niet alle verdragspartijen daadwerkelijk een verplichting hebben om te handelen bij dreigende genocide. Volgens het Hof rust deze verplichting alleen op staten die het vermogen hebben om het handelen van deze groep effectief te beïnvloeden. Het kabinet acht dit niet van toepassing op Nederland, hetgeen ook wordt geconcludeerd door de extern volkenrechtelijk adviseur in bovengenoemd advies.
Het kabinet is evenwel van mening dat het vermoeden van zeer ernstige misdrijven noodzaakt tot inzet op preventie, het voorkomen van escalatie en het bieden van hulp. De inspanningen van het kabinet zijn daarop gericht.
Kunt u deze vragen voor het plenaire debat over ISIS/Irak van 10 september a.s. beantwoorden?
Ja.
Wat is uw reactie op het bericht dat een brandweerman tijdens het bestrijden van een brand door een defecte ademluchtfles met Quick Connect-koppeling in acute ademnood kwam?1
Voorvallen waarbij personeel van de brandweer in een onveilige situatie terecht komt, zijn zeer zorgelijk en dienen te worden voorkomen. Gelukkig is betreffende brandweerman er in dit geval ongedeerd vanaf gekomen.
Hoeveel incidenten met deze Quick Connect-koppeling zijn u bekend?
Een inventarisatie bij de 25 veiligheidsregio’s die is uitgevoerd door mijn ministerie wijst uit dat er vijf incidenten hebben plaatsgevonden. Drie incidenten vonden in de veiligheidsregio Haaglanden plaats. Het vierde incident in de veiligheidsregio Midden-West Brabant en het vijfde in Zeeland.
Daarnaast is in de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland vijf maal sprake geweest van een «lekkage» rondom een Quick Connect koppeling, waardoor soms in beperkte mate lucht uit de cilinder kon ontsnappen. Vanwege het aanwezige veiligheidssysteem was dit volgens de veiligheidsregio niet gevaarlijk.
Is het waar dat deze ademluchtflessen aan de normen voldoen maar dat de test op vallen en stoten minimaal is? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) gaat na of het betreffende product(samenstel), het ademhalingsbeschermingsmiddel, voldoet aan de Warenwet en de van toepassing zijnde Warenwetbesluiten. Tevens wordt beoordeeld of de fabrikant en mogelijk betrokken keuringsinstelling(en) de minimale verplichtingen inzake Warenwet- en regelgeving naar behoren hebben ingevuld. Ook dient vastgesteld te worden of de test op vallen en stoten op de juiste manier is vastgelegd in normen, dan wel voldoende vanuit de fabrikant is ingevuld. De Inspectie SZW wil niet vooruitlopen op de conclusies van het onderzoek, maar vindt het verstandig dat veiligheidsregio’s zekerheidshalve maatregelen hebben genomen.
Wat is uw reactie op de test waarbij ook de verstevigde Quick Connect-koppeling het begeeft na een val?2
In het bericht over de test waar u naar verwijst, wordt gesteld dat deze test geen wetenschappelijke grondslag heeft en tevens niet onder geconditioneerde omstandigheden heeft plaatsgevonden.
In welke veiligheidsregio’s is ertoe besloten de Quick Connect-koppeling niet meer te gebruiken? Kunt u per veiligheidsregio aangeven waarom hiervoor is gekozen?
Ter beantwoording van deze vragen heeft mijn ministerie een inventarisatie bij de 25 veiligheidsregio’s uitgevoerd. Dit laat het volgende beeld zien:
De veiligheidsregio’s Groningen, Friesland, Twente, Gelderland Midden, Gooi en Vechtstreek, Rotterdam-Rijnmond, Zuid-Holland-Zuid en Flevoland maken geen gebruik van een ademluchttoestel in combinatie met de Quick Connect koppeling.
Haaglanden, Hollands-Midden, Amsterdam-Amstelland, Midden-West Brabant en Zeeland maken gebruik van een ademluchttoestel in combinatie met de schroefdraadkoppeling. De incidenten waren voor deze vijf regio’s de aanleiding om over te gaan op schroefdraadkoppeling.
In de overige 12 veiligheidsregio’s zijn ademluchttoestellen in combinatie met een Quick Connect koppeling in gebruik. Er kunnen meerdere merken en typen ademluchtapparatuur in deze veiligheidsregio’s voorkomen. Argumenten op basis waarvan veiligheidsregio’s ervoor kiezen om Quick Connect koppelingen te gebruiken, variëren. Onder andere de volgende argumenten zijn gebruikt:
In welke veiligheidsregio’s is de Quick Connect-koppeling nog wel in gebruik? Kunt u per veiligheidsregio aangeven waarom hiervoor is gekozen?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het gebruik van de Quick Connect-koppeling onmiddellijk gestopt moet worden in alle veiligheidsregio’s zolang niet onomstotelijk vaststaat dat deze koppeling volkomen veilig is?
Het betreft een werkgeversverantwoordelijkheid – in casu van de veiligheidsregio’s – om personeel te voorzien van deugdelijke middelen die het personeel in staat stellen de taken veilig en doeltreffend uit te voeren. De werkgevers maken de afweging welk product zij veilig genoeg achten om de werkzaamheden uit te voeren. Ontstaat er twijfel over de deugdelijkheid van materieel dan is het essentieel dat producent/leverancier en veiligheidsregio’s snel en duidelijk informatie met elkaar delen en passende maatregelen treffen. Het betreft een verantwoordelijkheid van de producent/leverancier om veilige producten beschikbaar te stellen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen overleg over nationale veiligheid, crisisbeheersing en brandweerzorg op 25 september 2014?
Ja.
Het bericht “Tienduizenden zonder 112” |
|
Nine Kooiman , Agnes Mulder (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Tienduizenden zonder 112»?1
Ja.
Klopt het bericht dat 50.000 tot 60.000 mensen niet met hun mobiele telefoon naar alarmnummer 112 kunnen bellen?
Ik laat momenteel onderzoek uitvoeren naar de mobiele dekking buitenshuis in relatie tot de bereikbaarheid van het alarmnummer 1-1-2. Doel van het onderzoek is te bepalen hoe groot het probleem van mobiele dekking in relatie tot 1-1-2 is en waar het zich afspeelt. Het onderzoek loopt en krijgt alle medewerking van de operators. Het onderzoek zal in december een kaart opleveren. Op deze kaart staat aangegeven waar men in Nederland goed contact krijgt en in welke gebieden men niet of nauwelijks contact kan krijgen met 1-1-2 per mobiele telefoon. Het gaat in het onderzoek om de situatie buitenshuis, maar dit geeft wel enige indicatie voor de mobiele bereikbaarheid in huis.
Wel merk ik op dat de genoemde aantallen in de bedoelde berichtgeving gaan over mensen die in huis 1-1-2 niet kunnen bellen met een mobiele telefoon.
De mobiele dekking in huis hangt onder andere af van de mate van isolatie van de woning en is daarom niet te vatten in exacte cijfers. De genoemde cijfers kunnen dan ook niet meer zijn dan een grove inschatting.
Was u op de hoogte van het feit dat het probleem van slecht of geen bereik van 112 niet alleen speelt in grensregio’s en buitengebieden, maar ook in steden zoals Amsterdam?
Ja, daarvan ben ik op de hoogte. Ieder netwerk dat gebruik maakt van radiosignalen vertoont in meer of mindere mate «witte vlekken», ook in stedelijke gebieden. Radiosignalen zijn een natuurkundig verschijnsel. Er zijn altijd invloeden van de omgeving zoals (hoge) bebouwing, isolatie, begroeiing en weersinvloeden die de ontvangst van radiosignalen negatief kunnen beïnvloeden. Ook de kwaliteit van de antenne van het gebruikte mobiele toestel speelt hierbij een rol. Het onderzoek door TNO en Agentschap Telecom naar de mobiele dekking buitenshuis in Nederland in relatie tot 1-1-2 zal duidelijk maken hoe groot het probleem is en waar het zich afspeelt.
Klopt hetgeen telecomaanbieders stellen, namelijk dat enkele duizenden zendmasten nodig zijn om mobiele dekking in heel Nederland te garanderen?
Hier zal het genoemde onderzoek meer inzicht in bieden. Met het onderzoek wordt inzichtelijk gemaakt hoe groot de werkelijke «witte vlekken» zijn, dat wil zeggen waar men niet of nauwelijks mobiel kan bellen met 112. Ook geeft het onderzoek inzicht in de wijze waarop een 1-1-2-oproep (technisch gezien) verloopt. Na dit onderzoek kan gekeken worden wat er nodig is om de problematiek aan te pakken.
Worden in het onderzoek van het Ministerie van Economische Zaken over mobiel bereik in Nederland ook de technische mogelijkheden en de kosten van meer of volledige mobiele dekking in Nederland meegenomen?
De technische mogelijkheden en de kosten voor het verzorgen van meer of volledige mobiele dekking in Nederland worden niet meegenomen in het onderzoek van TNO en Agentschap Telecom. Het onderzoek brengt in kaart waar men buitenshuis goed, nauwelijks of niet kan bellen naar 1-1-2 met een mobiele telefoon. Op basis van deze kaart kunnen betrokken partijen vervolgens bezien welke oplossingen op specifieke plekken voor handen zijn.
Deelt u de mening dat een vaste lijn niet altijd een alternatief is bij een spoedgeval? Welke verdere maatregelen bent u van plan te nemen om een oplossing te vinden voor dergelijke situaties?
Ik deel uw mening dat een vaste lijn niet in alle gevallen een alternatief kan zijn bij een spoedgeval. Er zijn situaties denkbaar waarbij een vaste lijn niet voorhanden is, zoals bij een incident in een natuurgebied. Op de website van de rijksoverheid wordt aangegeven wat men nog meer kan doen als 112 niet mobiel bereikt kan worden (handelingsperspectieven). Verder wacht ik graag het onderzoek af. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek kunnen betrokken partijen vervolgens bezien welke oplossingen op specifieke plekken voor handen zijn.
Welke actie heeft u samen met de Belgische en Duitse overheden ondernomen om het bereik van 112 te verbeteren?
Binnen Nederland zijn afspraken gemaakt over het onderling overnemen van 1-1-2 noodoproepen door de operators. Wanneer een mobiele telefoon zich buiten het bereik van het eigen netwerk bevindt, zal bij een 1-1-2-oproep daarom automatisch één van de andere beschikbare netwerken gebruikt worden. Dat kan een Nederlands netwerk zijn, maar ook een buitenlands netwerk. Wanneer een burger in het grensgebied 1-1-2 belt vanaf Nederlands grondgebied, maar via een buitenlands netwerk terecht komt bij een Belgische of Duitse alarmcentrale, dan wordt deze burger direct doorverbonden met de juiste meldkamer in Nederland. Hierover zijn afspraken gemaakt tussen de meldkamers in de grensregio’s. Deze afspraken gelden ook voor 1-1-2-oproepen die vanaf Duits of Belgisch grondgebied worden opgepikt door Nederlandse netwerken.
Wat betreft het zo goed als mogelijk dekking bieden in de grensregio’s met Nederlandse netwerken maakt de Nederlandse overheid internationale afspraken met buitenlandse overheden in de omliggende buurlanden om ervoor te zorgen dat operators aan beide zijden van de grens evenveel toegang tot het spectrum hebben en dus evenveel mogelijkheden hebben om dekking te bieden. Zonder deze afspraken zouden de netwerken met vol vermogen mogen uitzenden wat interferentie tot gevolg kan hebben. Bij de operators ligt de verantwoordelijkheid om hun netwerk zo goed mogelijk in te richten en te laten functioneren.
Overigens kunnen de operators afwijken van de internationale afspraken als zij hierover overeenstemming kunnen bereiken met de operators in België en Duitsland om zo storingen over en weer te voorkomen of juist om beter bereik op bepaalde plekken te krijgen.
De achterstand bij NFI |
|
Michiel van Nispen |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat forensisch onderzoek in strafzaken vertraging oploopt?1 Hoe groot is precies het probleem?
Op 17 juli jl. is vlucht MH17 van Malaysia Airlines neergestort nabij Donetsk in Oekraïne. Hierbij zijn alle inzittenden inclusief bemanningsleden om het leven gekomen. Het identificatieproces is inmiddels in volle gang. De vliegramp levert onvoorzien werk op dat op geen enkele wijze op voorhand was in te schatten voor alle betrokken organisaties. Zoals u weet heb ik aangegeven dat deze onderzoeken met de allerhoogste prioriteit uitgevoerd moeten worden.
Diverse afdelingen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) leveren een onderzoeksbijdrage in verband met deze vliegramp. Gezien de omvang en gewenste snelheid van deze onderzoeken, is het helaas onmogelijk deze allemaal te verrichten naast de onderzoeken die het NFI uitvoert voor het Openbaar Ministerie (OM) en de Nationale Politie (en de zittende magistratuur en de bijzondere opsporingsdiensten). De omvang van de werkzaamheden rond MH17 vergen een groot deel van de capaciteit van het NFI en de daarmee ook van de uitvoering van de Service Level Agreement (SLA) tussen NFI, OM en politie.
Gezien het voorgaande zijn in overleg met politie en OM voor een beperkt aantal deskundigheidsgebieden afspraken gemaakt over tijdelijke instroombeperking en/of verlenging van levertijden voor regulier werk. Ik wil hierbij benadrukken dat, voor zover nu valt te voorzien, het vertragingseffect op de levertijden van het NFI voor de betreffende deskundigheidsgebieden maximaal vier weken bedraagt. Daarnaast blijft de spoedcapaciteit voor DNA-onderzoek (zgn. DNA-express) ongewijzigd en kan door het OM een prioritering worden aangegeven zodat onderzoeken met voorrang worden uitgevoerd.
Op welke manier zal de achterstand weggewerkt en vervolgens nieuwe achterstand voorkomen worden, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de onderzoeken?
Om toch te kunnen voldoen aan de afspraken die politie en OM met het NFI hebben gemaakt ten aanzien van onderzoekscapaciteit en levertijden, heb ik besloten de bovenbedoelde instroombeperking per 17 september op te heffen. Waar nodig worden de werkzaamheden die het NFI niet zelf kan uitvoeren dan wel de gevallen waar de vertraging te hoog oploopt, uitbesteed aan derden (particuliere forensische instituten). Dit betekent concreet dat het NFI meer sporen binnenkrijgt dan het qua capaciteit aankan, en dit opvangt door waar nodig het werk uit te besteden.
De kwaliteit van de onderzoeken wordt geborgd doordat de betreffende onderzoeken alleen worden uitbesteed aan instituten die daarvoor geaccrediteerd zijn. Het NFI heeft samen met de betreffende particuliere forensische instituten gezorgd voor een goede en efficiënte inrichting van het praktische proces waardoor politie en OM zo min mogelijk extra administratieve last ondervinden van het uitbesteedde werk. De politie eenheden en parketten van het OM zijn over de te volgen werkwijze geïnformeerd.
Waarom wordt geen gebruik gemaakt van het extra geld dat door u ter beschikking is gesteld en wordt dus geen hulp ingeschakeld van deskundige particuliere onderzoeksbureaus? Wordt dit alsnog gedaan? Zo ja, wanneer en waarom dan pas? Zo nee, waarom niet?
Politie en OM kunnen de middelen die ik heb vrijgemaakt naar aanleiding van de bevindingen van de Commissie Winsemius vrij besteden bij NFI en particuliere forensische instituten. Hoewel de middelen ook bedoeld zijn om particuliere instituten in te schakelen indien er een piekbelasting plaatsvindt bij het NFI, heeft het mijn voorkeur deze middelen te reserveren voor specifieke zaken waarbij specifieke kennis en kunde van de particuliere instituten noodzakelijk is, dan wel zaken die buiten de SLA vallen alsnog bij het NFI of de particulieren te kunnen uitvoeren. Immers ook de reguliere criminaliteit dient in deze tijden met de gebruikelijke kracht en slagvaardigheid te worden aangepakt.
Berichten met betrekking tot de kerncentrale in Doel |
|
Albert de Vries (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Wat er aan de hand is in Doel? Niemand weet het»?1
Ja.
Deelt u de mening dat mogelijke veiligheidsincidenten met de kerncentrale in Doel ook gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid in Nederland? Zo ja, waarom en in welke mate? Zo nee, waarom niet?
De kerncentrale in Doel ligt dicht bij de Nederlandse grens. Het risico bestaat dat een incident leidt tot gevolgen voor Nederland. Er wordt dan ook intensief samengewerkt tussen Nederlandse en Belgische (overheids)partijen om incidenten te voorkomen en indien deze toch plaats vinden de effecten te beperken. Uw Kamer is in dit kader op 2 juli 2014 nog geïnformeerd (Kamerstuk 32 645, nr. 60) aangaande de harmonisatie van de maatregelen rond kernongevallen bestrijding met België en Duitsland.
Bent u, anders dan uit nieuwsberichten, op de hoogte van veiligheidsrisico’s rondom de kerncentrale in Doel? Zo ja, op welke wijze bent u geïnformeerd? Zo, nee waarom niet?
Ja. De Nederlandse overheid is, (vrijwel) direct na het incident door het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) geïnformeerd over dit incident.
Het Belgische Ministerie van Justitie onderzoekt de incidenten momenteel. Nederland zal contact houden met de Belgische autoriteiten over de uitkomsten daarvan.
Hebt u contact met Belgische autoriteiten over veiligheidsrisico’s met betrekking tot de kerncentrale in Doel? Zo nee, waarom niet?
Ja, er is contact tussen de Belgische en Nederlandse autoriteiten. Zie ook het antwoord op vraag 3. Er vindt regulier overleg plaats tussen de overheden van Nederland en België.
Acht u het, gezien de kennis waar u nu over beschikt, nodig om (extra) veiligheidsmaatregelen te treffen? Zo ja, waarom en aan welke maatregelen denkt u? Zo nee, waarom niet?
Nee. De kerncentrale Doel 4 is op dit moment stabiel en veilig afgeschakeld. Ook tijdens de gebeurtenissen die leidden tot afschakeling van de reactor is geen radioactiviteit vrijgekomen en hebben alle veiligheidsfuncties naar behoren gewerkt, waardoor er geen risico’s zijn ontstaan. Daarnaast houdt het FANC onafhankelijk toezicht op de veiligheid van deze kerncentrales en stelt zeker dat deze pas weer opstarten wanneer is aangetoond dat dit veilig kan.
Acht u het nodig dat bewoners in de grensstreek met België geïnformeerd worden over de situatie met betrekking tot de kerncentrale in Doel? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Ja, er dient sprake te zijn van reguliere informatievoorziening richting de bewoners in de grensstreek over de potentiële risico’s van nucleaire installaties, zoals die in Doel. Waar het gaat om kerncentrales is deze verantwoordelijkheid op dit moment belegd bij de Minister van Economische Zaken.
In geval van incidenten worden burgers geïnformeerd over het betreffende incident. Dit gebeurt, afhankelijk van aard en omvang van het incident, op basis van afspraken tussen partijen aan weerszijde van de grens door de gemeente of veiligheidsregio, dan wel de nationale overheid.
De recente gebeurtenissen in Doel zijn niet van invloed geweest op de nucleaire veiligheid en in die zin ook niet gekwalificeerd als nucleair veiligheidsincident. Nadere informatieverstrekking dan die te verkrijgen is op de website van het FANC is op dit moment dan ook niet noodzakelijk.
Het bericht dat het harde drugsbeleid op festivals zowel advocaten als verslavingszorginstellingen te ver gaat |
|
Magda Berndsen (D66), Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Strafblad door drie pilletjes?»1
Ja.
Wordt het de festivalgangers voldoende duidelijk gemaakt dat zij, wanneer zij terplekke een boete of taakstraf accepteren, daarnaast ook een strafblad zullen krijgen? Krijgen de festivalgangers ook de mogelijke consequenties van een strafblad uitgelegd, zoals bijvoorbeeld voor toekomstige aanvragen van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG)?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik tevens naar de beantwoording van vraag 4, 5, 7, 8 en 9 van de set van Recourt en Rebel (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 295).
Wanneer iemand is aangehouden door de politie, veelal vanwege het bezit van (hard)drugs, wijst de politie de verdachte voor het verhoor op het recht om te zwijgen en de mogelijkheid van rechtsbijstand. Als de verdachte hiervoor kiest, dan wordt laatstgenoemde naar een nabijgelegen politiebureau gebracht waar de piketadvocaat, of de voorkeursadvocaat, wordt opgeroepen. De verdachte wordt gehoord en de drugs worden onderzocht. Afhankelijk van de aangetroffen hoeveelheid drugs wordt de verdachte na verhoor in vrijheid gesteld en verzocht bij de officier van justitie te komen voor afdoening van het strafbare feit. Dit gesprek is vrijwillig, de verdachte kan er ook voor kiezen weg te gaan en de strafbeschikking thuisgestuurd te krijgen. Bij het verzenden van de strafbeschikking wordt de betrokkene actief geïnformeerd over de gevolgen van de aanvaarding daarvan door middel van een bijsluiter.
De officier van justitie informeert de verdachte niet standaard over het feit dat zij, wanneer zij ter plekke een boete accepteren, tevens een strafblad zullen krijgen en wat de mogelijke consequenties daarvan zijn. Wel wordt door het OM altijd nadrukkelijk gevraagd of een verdachte nog vragen heeft en de vraag of men een strafblad krijgt wordt dan regelmatig gesteld. In dat geval wordt uitgelegd dat een aantekening in het Justitieel Documentatie Systeem wordt opgenomen maar dat dat niet altijd gevolgen hoeft te hebben voor het wel of niet verkrijgen van een Verklaring omtrent Gedrag. Ook wordt dan uitgelegd dat het OM daar geen nadere uitspraken over kan doen, omdat dit een beoordeling is conform de voorwaarden en screeningsprofielen van de Diens Justis.
De vraag of verdachten zich voldoende bewust zijn van het feit dat instemmen met een door het OM opgelegde boete tevens het krijgen van een strafblad betekent, en de rol die de advocaat daarbij speelt, zal ik betrekken bij de evaluatie van de pilots rechtsbijstand in het kader van ZSM die dit najaar van start gaan (zie ook de voortgangsrapportage bij de brief Versterking Prestaties strafrechtketen van 2 juli 2014, TK vergaderjaar 2013–2014, Bijlage bij Kamerstuk 33 750 VI, letter AB).
Bij het betrappen met een grotere hoeveelheid drugs wordt een gepaste afdoeningsvorm gekozen. De officier kan ervoor kiezen een taakstraf op te leggen. In dat geval wordt de verdachte er ook op gewezen dat hij een advocaat kan inschakelen. Als hij dat wil, dan wordt de procedure stopgezet en krijgt de verdachte een uitnodiging voor een zitting op langere termijn, zodat er voldoende gelegenheid is zich te laten bijstaan door een advocaat. Als de verdachte niet voor bijstand kiest op dat moment, dan krijgt hij een werkstraf opgelegd en wordt hierbij nadrukkelijk gewezen op de mogelijkheid van verzet binnen twee weken.
Een van de effecten van alcohol- en/of druggebruik is dat dit het beoordelingsvermogen van mensen beïnvloedt. Dat betekent dat zij de risico’s en kansen van een situatie moeilijker kunnen inschatten. Daarnaast is niet uit te sluiten dat festivalgangers sneller geneigd zijn in te stemmen met een boete om niet het risico te lopen de deelname aan het festival te missen. Vooropgesteld moet echter worden dat de gevolgen van het handelen onder invloed van drugs of alcohol in beginsel voor rekening van de dader komen. Dat neemt niet weg dat de rechten van verdachten gewaarborgd dienen te zijn. Om die reden is bij evenementen een officier van justitie aanwezig om de procedures en keuzemogelijkheden aan verdachten toe te lichten.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij meegedeeld dat als een aangehouden verdachte dusdanig onder invloed is van middelen dat hij niet helder kan communiceren, de politie deze verdachte niet het proces van directe afdoening in laat gaan, maar ter ontnuchtering naar het cellencomplex van het meest nabijgelegen politiebureau laat overbrengen. Het kan gebeuren dat een verdachte tijdens het politieverhoor prima aanspreekbaar is, maar in het gesprek met de officier niet helemaal helder overkomt. In een dergelijk geval zal – in geval van het opleggen van een geldboete – altijd een acceptgiro worden toegezonden, dan wel het dossier aan het parket worden ingezonden.
Op alle bovenstaande manieren zijn de rechten van de verdachten naar mijn mening goed gewaarborgd in het proces. Rechtsbijstand kan worden ingeschakeld, de keuzemogelijkheden worden duidelijk uitgelegd en de verdachte kan in vrijheid beslissen of hij een boete of taakstraf accepteert en al dan niet direct betaalt.
Bent u van mening dat de festivalgangers terplekke, ook wanneer zij onder invloed zijn, een goede afweging van hun eigen belangen kunnen maken? Hoe worden de rechten van hen gewaarborgd?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom is er niet voor gezorgd dat de festivalgangers terplekke een advocaat konden raadplegen? Kunt u cijfers aanleveren over het aantal gecontroleerde mensen, aanhoudingen en strafbeschikkingen? In hoeveel van deze gevallen is gebruikt gemaakt van rechtsbijstand?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van vraag 2, 3 en 7 t/m 9 van de leden Recourt en Rebel van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 295).
Het OM heeft mij meegedeeld dat er in één geval is verzocht om een advocaat. Deze zaak is dus niet ter plaatse afgehandeld, en de zitting zal op een later moment plaatsvinden.
Waarom is ervoor gekozen capaciteit in te zetten voor het opsporen van gebruikers? Hoeveel fte's zijn hiervoor ingezet? Waarom zijn deze mensen niet bezig met het opsporen van drugsproducenten en -handelaars?
Controle en toezicht op festivals vinden plaats om bij te dragen aan een veilig verloop van het festival en ten behoeve van het voorkomen of opsporen van diverse strafbare feiten zoals diefstallen, zakkenrollerij of opstootjes en de handel in drugs. Er is door het arrondissementsparket Midden-Nederland gedurende de vier festivaldagen gewerkt in twee diensten per dag, waarbij de diensten op donderdag, vrijdag en zondagavond werden bezet door twee fte en de dagdienst op zondag door drie fte. Deze inzet staat los van inzet op lopende onderzoeken naar bijvoorbeeld drugsproducenten en -handelaren.
Hoe voorkomt u dat burgers het gevoel krijgen dat zulke acties bestemd zijn voor het innen van geld in plaats van het garanderen van de gezondheid en veiligheid van burgers?
Inzet van politie en OM op festivals is er juist op gericht om bij te dragen aan een gezond en veilig verloop van het festival. Dit gebeurt in goed overleg met organisatoren van dergelijke evenementen. De inzet van het strafrecht is het sluitstuk van alle maatregelen die worden genomen om de gezondheid en veiligheid van bezoekers te garanderen. Het strafrecht wordt dan ook sporadisch ingezet. Bezoekers wordt daarnaast van tevoren goed duidelijk gemaakt wat op het festival al dan niet is toegestaan. Zij lopen dan ook willens en wetens het risico te worden bestraft als zij de regels van het festival en/of de wet overtreden.
Wat is uw reactie op het feit dat verslavingszorginstellingen vrezen dat het zero tolerance- beleid meer problemen veroorzaakt dan dat het problemen oplost?
Dat er op festivals drugs gebruikt worden is al jarenlang een bekend verschijnsel. Controle bij de ingang van een festival is vanzelfsprekend. Het is echter niet realistisch dat in zijn geheel voorkomen kan worden dat drugs het terrein op komen. Vanuit deze gedachte zijn vrijwel standaard op alle grote muziekfestivals teams aanwezig die voorlichting geven over (de risico’s van) alcohol- en drugsgebruik, evenals een EHBO-post. Overigens wordt bij de ingangscontrole niet alleen op het bezit van drugs gecontroleerd, maar bijvoorbeeld ook op wapenbezit. De ingang controles zijn in het belang van de veiligheid van de bezoekers.
Kunt u reageren op een mogelijk gevolg van de strenge controles dat jongeren de XTC-pillen al innemen wanneer ze nog in de rij staan en later op de avond, wanneer de pillen uitgewerkt lijken te zijn, overstappen op alcohol? Bestaat voorts het risico dat jongeren hierdoor soms meerdere pillen tegelijk gebruiken, die ze anders wellicht over de avond verspreid hadden gebruikt?
Van personen die werken in verslavingsvoorlichting en -preventie ontvangen wij wel eens signalen dat uitgaanspubliek al voor de toegangscontrole zouden kiezen voor het nemen van een hoog gedoseerde pil of enkele pillen om zo lang mogelijk de psychoactieve werking te kunnen ervaren. Harde gegevens zijn daarover echter niet bekend, evenmin over het al dan niet overstappen op alcohol of andere legale psychoactieve stoffen na het passeren van de toegangscontrole.
Ziet u het als een risico dat mensen die drugs willen gebruik uitwijken naar alternatieve feesten waar minder wordt gecontroleerd, maar waar ook geen in drugs gespecialiseerde EHBO aanwezig is?
Alternatieve feesten zijn doorgaans kleinschalig en weinig aantrekkelijk voor de meerderheid van de festivalgangers die bewust kiest voor een festivalbezoek op basis van de reputatie en het programma van zo’n festival. Hoewel geen grote verschuivingen te verwachten zijn van festivals naar alternatieve feesten, zijn op alternatieve feesten de gezondheidsrisico’s ten aanzien van drugsgebruik groter wegens het ontbreken van voorzieningen als voorlichtingsteams, laagdrempelige watervoorziening of een EHBO-post.
Wat zijn tot nu toe de resultaten geweest van het strenge drugsbeleid op festivals? Hoe heeft dit bijgedragen aan de volksgezondheid en de veiligheid van de festivalbezoekers?
Er is geen sprake van een specifiek streng drugsbeleid op festivals. Het bezit van drugs is verboden in de Opiumwet. Op veel festivals is – voor een evenement van dergelijke grootte – slechts zeer beperkt politie aanwezig. Bij constatering van strafbare feiten wordt er door politie en Openbaar Ministerie opgetreden, zoals dat ook buiten festivals gebeurt.
De afdoening van strafbare feiten bij festivals |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Marith Volp (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Advocaat nodig bij controle festivals»?1
Ja.
Is het waar dat tijdens het festival Lowlands dit jaar in totaal 119 zaken wegens drugsbezit zijn afgedaan? Klopt het eveneens dat al deze zaken door middel van een Openbaar Ministerie(OM)-strafbeschikking zijn afgedaan?2 3
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij meegedeeld dat tijdens het festival Lowlands dit jaar in totaal 122 zaken zijn afgedaan, waarvan 119 zaken wegens drugsbezit. Van de 119 zaken zijn er 95 zaken afgedaan met een OM-strafbeschikking: 89 zaken in de vorm van een geldboete en 6 zaken in de vorm van een werkstraf. In 36 van de 89 zaken waarin een geldboete is opgelegd, is er direct betaald en daarmee is afstand gedaan van de mogelijkheid tot verzet.
In hoeveel van deze zaken hebben de verdachten direct de opgelegde boete betaald waarmee zij afstand van verzet en daarmee toegang tot een rechter hebben gedaan?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat al deze verdachten daardoor nu een strafblad hebben? Vormt dit strafblad een belemmering voor het verkrijgen van een Verklaring omtrent Gedrag (VOG), wat nadelig kan zijn voor hun verdere loopbaan? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Misdrijven en overtredingen gepleegd door natuurlijke en rechtspersonen worden geregistreerd in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS). Het kan daarbij gaan om (on)herroepelijke veroordelingen, strafbeschikkingen, transacties, sepots en openstaande zaken. De norm hierbij is dat alleen overtredingen van minder dan € 100 niet worden geregistreerd in het JDS.
In de wet justitiële en strafvorderlijke gegevens is geregeld welke afdoeningen als justitiële gegevens zijn aan te merken. Als iemand een VOG aanvraagt, doet de Dienst Justis een onderzoek naar het justitiële verleden van een natuurlijke persoon (of rechtspersoon). Als blijkt dat iemand in aanraking is geweest met justitie, beoordeelt Dienst Justis aan de hand van een screeningsprofiel of de strafbare feiten een belemmering (kunnen) vormen voor de afgifte van een VOG ten opzichte van het doel waarvoor de VOG is aangevraagd. Voor de beoordeling van de aanvraag van een VOG kunnen alle justitiële gegevens worden betrokken, behoudens justitiële gegevens ten aanzien van strafbare feiten die zijn afgedaan met een onherroepelijke vrijspraak. Niet elk belastend feit leidt automatisch tot een negatief advies of besluit. Zo wordt in eerste instantie onderzocht in hoeverre het profiel van de betrokkene een risico oplevert voor de samenleving en daarmee relevant is voor de specifieke taak of functie waarvoor de VOG wordt aangevraagd. Ook dienen de strafbare feiten waarop de justitiële gegevens zijn gebaseerd zich in beginsel binnen de terug te kijken termijn van vier jaren te hebben voorgedaan. Voor aanvragers die jonger zijn dan 23 jaar geldt een beperkte terugkijktermijn van twee jaren. Bij zeden -en ernstige geweldsdelicten en voor sommige functies wordt een langere terugkijktermijn gehanteerd. Ten slotte wordt ook rekening gehouden met het belang dat betrokkene heeft om de VOG te krijgen en de omstandigheden rondom de aanvraag, onder meer of de aanvrager eerder met justitie in aanraking is gekomen, de aard en ernst van de relevante justitiële gegevens (bijvoorbeeld één pil of een handelsvoorraad) en de leeftijd van de aanvrager.
Of de personen die een feit hebben gepleegd dat in het JDS wordt geregistreerd wel of geen VOG krijgen, hangt dus af van verschillende factoren. De VOG is een genuanceerd instrument dat zorgvuldig de belangen van een veilige samenleving en de persoonlijke belangen van de aanvrager afweegt om zo kwetsbare onderdelen van de samenleving te beschermen.
Acht u dit proportioneel, gelet op het feit dat het hier veelal first offenders betreft? Zo ja, waarom? Zo nee, wat zou dit probleem kunnen oplossen?
Zie antwoord vraag 4.
Kunnen de consequenties minder ver strekken als zaken via een andere weg dan via de OM-strafbeschikking worden afgedaan? Zo ja, op welke wijze en waarom wordt dan niet voor die wijze gekozen?
Nee. Het is wettelijk niet toegestaan drugs in bezit te hebben en festivalgangers weten dit of behoren dit te weten. Het wordt ook duidelijk gecommuniceerd door de festivalorganisatie en er zijn voorafgaand aan het betreden van het ruimschoots mogelijkheden de drugs alsnog in te leveren. Als vervolgens toch bijvoorbeeld het bezit of de handel in drugs wordt geconstateerd, leidt elke strafrechtelijke afdoening – behalve een sepot wegens het onterecht als verdachte worden aangemerkt – tot een registratie in JDS.
Is het ook waar dat er naast cabins voor de recherche, de Forensische Opsporing, verbalisanten en het OM er geen ruimte was voor strafrechtadvocaten? Zo ja, waarom is daar niet in voorzien? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat er op het festivalterrein fysiek geen cabin was ingericht voor de advocatuur. Het vast stationeren van advocaten op festivals is naar mijn mening ook niet noodzakelijk. In algemene zin geldt dat de verdachte wordt gewezen op zijn rechten en in de gelegenheid wordt gesteld om een advocaat te spreken. Als de verdachte een advocaat wenst te spreken, wordt hij naar een nabijgelegen politiebureau gebracht waar de piketadvocaat, of de voorkeursadvocaat, wordt opgeroepen. Er kan op verschillende momenten rechtsbijstand worden ingeschakeld, de keuzemogelijkheden en consequenties worden goed uitgelegd, er wordt geen druk uitgeoefend en de verdachte kan in vrijheid beslissen of hij een boete al dan niet direct betaalt, of een taakstraf accepteert.
Een van de effecten van alcohol- en/of druggebruik is dat dit het beoordelingsvermogen van mensen beïnvloedt. Dat betekent dat zij de risico’s en kansen van een situatie moeilijker kunnen inschatten. Daarnaast is niet uit te sluiten dat festivalgangers sneller geneigd zijn in te stemmen met een boete om niet het risico te lopen de deelname aan het festival te missen. Vooropgesteld moet echter worden dat de gevolgen van het handelen onder invloed van drugs of alcohol in beginsel voor rekening van de dader komen. Dat neemt niet weg dat de rechten van verdachten gewaarborgd dienen te zijn. Om die reden is bij evenementen een officier van justitie aanwezig om de procedures en keuzemogelijkheden aan verdachten toe te lichten.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij meegedeeld dat als een aangehouden verdachte dusdanig onder invloed is van middelen dat hij niet helder kan communiceren, de politie deze verdachte niet het proces van directe afdoening in laat gaan, maar ter ontnuchtering naar het cellencomplex van het meest nabijgelegen politiebureau laat overbrengen. Het kan gebeuren dat een verdachte tijdens het politieverhoor prima aanspreekbaar is, maar in het gesprek met de officier niet helemaal helder overkomt. In een dergelijk geval zal – in geval van het opleggen van een geldboete – altijd een acceptgiro worden toegezonden, dan wel het dossier aan het parket worden ingezonden.
Acht u de kans aanwezig dat personen die mogelijk onder invloed van middelen zijn, zonder rechtsbijstand een niet altijd weloverwogen beslissing nemen ten aanzien van het aanbod van een OM-strafbeschikking, terwijl die beslissing gevolgen kan hebben die zij op dat moment mogelijk niet overzien? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat, mede gelet op de grote gevolgen van deze wijze van afdoening voor betrokkenen, de aanwezigheid van strafrechtadvocaten in genoemde en gelijkaardige situaties wel gewenst is? Zo ja, hoe gaat u dit in de toekomst bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat hackers boos zijn vanwege criminalisering door het Openbaar Ministerie (OM) |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Hackers boos om «criminalisatie» door OM»1, kent u de in het bericht genoemde aan u gestuurde open brief van bestuursleden van elf hackersgroepen2 en kent u de site van het OM «Uw mening over straffen voor hacken»3?
Ja.
Worden mede aan de hand van de antwoorden op vragen van de genoemde site van het OM richtlijnen over straffen aangepast? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waar zijn de antwoorden voor de vragen dan wel voor bedoeld?
Bij het maken of aanpassen van strafvorderingsrichtlijnen gebruikt het Openbaar Ministerie (OM) de input van experts, ketenpartners en de samenleving. Het laatste gebeurt door het op diverse plaatsen organiseren van burgerfora en jongerenfora en het plaatsen van een enquête op de site OM.nl. Het OM probeert op die manier vooral te vernemen wat burgers als strafverzwarende omstandigheden zien bij een bepaald delict. De burgerraadpleging over de strafbaarheid van computervredebreuk (artikel 138ab Wetboek van Strafrecht) heeft plaatsgevonden omdat het OM bezig is een strafvorderingsrichtlijn voor dit misdrijf op te stellen.
Deelt u de mening van de bestuursleden van de genoemde hackersgroepen dat «hacken op creatieve wijze meer doen met techniek [is] dan de makers zelf hadden bedacht, het opzoeken van de grenzen van het mogelijke en het verkennen van de ethische en maatschappelijke consequenties van de ontdekte mogelijkheden»? Zo ja, waarom wordt hacken op de site van het OM dan in de context van criminaliteit geplaatst? Zo nee, waarom niet?
Als voorlichting wordt gegeven, sluit het OM zoveel mogelijk aan bij het taalgebruik en de terminologie zoals die in de maatschappij gangbaar zijn. De term «hacker» heeft daarin een meervoudige betekenis. Enerzijds wordt daarmee gedoeld op de in technologie geïnteresseerde hobbyist of professional die actief de grenzen van de techniek op zoekt of die zich heeft gespecialiseerd in het testen van de beveiliging van computersystemen en -netwerken. Anderzijds wordt de term ook gebruikt voor individuen die zich in strafrechtelijke zin schuldig maken aan (in het bijzonder) computervredebreuk.
Bij de voorlichting over concrete opsporingsonderzoeken naar computervredebreuk is het gebruik van de term «hacker» naar de mening van het OM steeds voldoende duidelijk. In gevallen waarin die context niet duidelijk is spreekt het OM in haar publieke uitingen van «criminele hackers» of «criminelen». Op de OM-site zal door middel van een disclaimer nog uitdrukkelijk worden aangegeven dat hacken in deze betekenis wordt bedoeld.
Bij het OM leeft geenszins het idee dat alle hackers criminelen zijn. Integendeel, het OM erkent de meervoudige betekenis van de term en is zich ten volle bewust van de meerwaarde die hackers (in de eerste betekenis van het woord) hebben bij het verhogen van de digitale veiligheid van onze maatschappij. In dat kader treedt het OM ook met regelmaat in gesprek met personen uit de gemeenschap van hackers, onder andere over de vraag waar de grens ligt tussen crimineel hacken en niet-crimineel hacken. Op de in de open brief aangehaalde themadag is het OM bijvoorbeeld met hen in gesprek gegaan over het door het OM (kort daarvoor gepubliceerde) beleid ten aanzien van «responsible disclosure». Het OM gaat ook in de toekomst deze dialoog over hacken graag aan, zonder vooroordelen over de betrokkenheid bij enig strafbaar feit.
In hoeverre wordt hacken in het algemene spraakgebruik gelijk gesteld aan computerhuisvredebreuk of vergelijkbare strafbare feiten door middel van computers? Deelt u de mening dat het algemene spraakgebruik ten aanzien van hacken niet het uitgangspunt voor het bepalen van strafvorderingsrichtlijnen van het OM mag zijn, maar dat daarvoor de juridisch juiste termen dienen te worden gebruikt?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat niet in alle gevallen van de op de genoemde site van het OM gebezigde voorbeelden sprake is van hacken? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom is er dan wel sprake van hacken?
De bedoelde enquête zag op hacken in de zin van computervredebreuk. De in de voorbeelden beschreven handelingen zijn strafbaar gesteld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht.
Op welke strafbare feiten hebben de voorbeelden op de OM site betrekking?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat hacken enerzijds «computervredebreuk» of andere strafbare feiten en anderzijds verschillende zaken betreffen? Zo ja, waar bestaan de verschillen uit? Zo nee, waarom deelt u de mening niet?
Het opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen in een geautomatiseerd werk of in een deel daarvan is strafbaar gesteld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht. Tegelijk is het samenwerken aan de veiligheid van informatiesystemen en het verstandig en doeltreffend gebruik maken van capaciteiten in de samenleving een belangrijk onderdeel van het kabinetsbeleid op het vlak van cyber security. Het samenwerken via responsible disclosure is daarvan een voorbeeld. In januari 2013 heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd en de «leidraad om te komen tot een praktijk van responsible disclosure» toegezonden (Kamerstuk 26 643, nr. 264). Op de website van het Nationaal Cyber Security Centrum is vermeld welke handelingen in ieder geval vermeden dienen te worden. Bovendien worden er verwachtingen en diverse voorbeelden van responsible disclosure benoemd. Zie verder het antwoord op vragen 3 en 4, waarin is aangegeven dat het OM door een welbewust gebruik, onder andere in zijn voorlichting, van de term hacken onnodige criminalisering van hackers voorkomt.
Deelt u de mening dat hackers van belang kunnen zijn bij het melden van kwetsbaarheden in informatiesystemen (bijvoorbeeld door middel van responsible disclosure)? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het in de context van de criminaliteit plaatsen van hackers? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening van de hackersgroepen dat zij door de website van het OM gecriminaliseerd worden en dat de goede naam en reputatie van hackers wordt aangetast? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om hier verandering in aan te brengen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.