Vrachtwagenchauffeurs die hun cabine niet meer uitkomen |
|
Bart van Kent , Cem Laçin , Jasper van Dijk |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw oordeel over de uitzending van Nieuwsuur over het feit dat vrachtwagenchauffeurs door de coronamaatregelen nauwelijks nog hun cabine uitkomen?1
Vanwege de zorgelijke toename van het aantal coronabesmettingen heeft het kabinet besloten tot «nieuwe en stevige maatregelen» waarmee we «eigenlijk naar een gedeeltelijke lockdown gaan». Deze maatregelen raken ook de transportsector. Ik onderschrijf het belang van chauffeurs om hun werk onder alle omstandigheden op een zo prettig mogelijke, gezonde en veilige manier te kunnen uitvoeren. Om dit te borgen is in de Europese rij- en rusttijdenverordening onder andere afgesproken dat de normale wekelijkse rust niet in de cabine genomen mag worden. De werkgever is bovendien verplicht om de kosten van een geschikte slaapfaciliteit te bekostigen.
Deelt u de mening dat het onverantwoord is dat de vrachtwagenchauffeurs zowat 24 uur per dag, zeven dagen per week in hun cabine doorbrengen en dat dit tot onveilige situaties kan leiden?
Tijdens en na het werk moet ruimte en tijd zijn voor ontspanning. De arbeidstijdenwetgeving stelt grenzen aan de werktijden en borgt zo de ruimte voor ontspanning. De gedeeltelijke lockdown heeft echter wel een impact op de manier waarop chauffeurs kunnen ontspannen, zo is er bijvoorbeeld minder ruimte voor interactie tussen chauffeurs onderling. Juist bij situaties waarin mensen bijeenkomen, is het risico van besmetting immers groot.
In Europees verband is geregeld dat chauffeurs hun normale wekelijkse rust niet in de cabine mogen doorbrengen. Verblijf in bijvoorbeeld een hotel, op kosten van de werkgever, is dan aangewezen. De geldende maatregelen bieden hiervoor ruimte.
Deelt u de mening dat chauffeurs recht hebben op humane arbeidsomstandigheden en dat het gebruik van douche en sanitaire voorzieningen een basisvoorziening dienen te zijn?
Elke werkende in Nederland heeft recht op humane arbeidsomstandigheden. Dat is vastgelegd in arbeidsomstandighedenregelgeving, het arbeidsrecht en in afspraken tussen werkgevers en werknemers. Een vrachtwagen hoeft op grond van de Arbowet niet over sanitaire voorzieningen te beschikken. Voor die voorzieningen is een chauffeur aangewezen op voorzieningen langs de weg. De Minister van IenW heeft tankstations en wegrestaurants dan ook opgeroepen hun sanitair beschikbaar te houden voor beroepschauffeurs. Dezelfde oproep geldt tevens voor bedrijven waar de chauffeurs laden en lossen. Daarnaast houdt het Ministerie van IenW de vinger aan de pols bij brancheorganisaties, om eventuele signalen over de beschikbaarheid van sanitair voor chauffeurs tijdig op te vangen.
De Ministeries van SZW en IenW achten het van groot belang dat chauffeurs op een veilige en verantwoorde manier hun werk kunnen doen en worden behandeld met het respect dat zij verdienen. Goed overleg tussen werkgevers en de chauffeurs is hiervoor van groot belang.
Klopt het dat vrachtwagenchauffeurs vaak niet bij tankstations terecht kunnen voor sanitaire voorzieningen en dat ook bij laden en lossen wordt gezegd dat de sanitaire voorzieningen alleen voor eigen personeel is?
Zie de beantwoording van vraag 3.
Deelt u de mening dat een vrijblijvende oproep om sanitaire voorzieningen beschikbaar te houden nogal vrijblijvend is en dat de chauffeurs recht hebben op een structurele oplossing?
Tijdens de intelligente lockdown dit voorjaar heeft de sector eveneens aandacht gevraagd voor de beschikbaarheid van sanitaire voorzieningen voor chauffeurs. Destijds heeft de Minister van IenW een vergelijkbare oproep gedaan en aandacht gevraagd voor de positie van beroepschauffeurs. Aan deze oproep is goeddeels gehoor gegeven. Aanvullend op deze oproep voert het Ministerie van IenW gesprekken met verschillende brancheorganisaties, om eventuele signalen over de beschikbaarheid van sanitair tijdig op te vangen en hier actie op te ondernemen. Ook zijn de arbeidsomstandigheden van chauffeurs geborgd in bestaande wet- en regelgeving.
Deelt u de mening dat het in ieders belang is dat chauffeurs gezond en fit achter het stuur zitten vanwege hun eigen veiligheid, maar ook die van anderen? Zo ja, wat onderneemt u om dit te waarborgen?
Ja, ik deel de mening dat het in ieders belang is dat chauffeurs gezond en fit achter het stuur zitten, niet in de laatste plaats dat van de chauffeurs en hun werkgevers zelf. Zie verder de beantwoording van vraag 3.
Waarom negeert u de wens in de brandbrief om een uitzondering te maken voor vrachtwagenchauffeurs?
De wegrestaurants hebben de Minister van IenW eerder een brandbrief gestuurd om aandacht te vragen voor de werkomstandigheden van beroepschauffeurs. De Minister heeft deze brief beantwoord, en daarbij het belang benadrukt van de beschikbaarheid van voldoende voorzieningen voor beroepschauffeurs. In deze brief is dan ook een oproep gedaan aan restaurants en tankstations hun sanitair beschikbaar te houden voor chauffeurs, en wordt er gewezen op de mogelijkheid eten en drinken aan te bieden via afhaalloketten. Naar aanleiding van deze brief wordt verder het gesprek gevoerd met zowel de wegrestaurants als de sector goederenvervoer, om actie te kunnen ondernemen bij eventuele signalen dat chauffeurs hun werk niet meer op een verantwoorde manier kunnen uitvoeren.
Bent u bereid om op korte termijn met de chauffeurs om tafel te gaan om voor een structurele oplossing te zorgen, waarbij de chauffeurs hun cabine uitkunnen en zich gehoord voelen?
Het Ministerie van IenW heeft contact met zowel de wegrestaurants als de goederenvervoersector. Met deze partijen wordt het gesprek gevoerd over de arbeidsomstandigheden van beroepschauffeurs onder de huidige coronamaatregelen. Uiteraard sta ik open voor aanvullende signalen vanuit de sector, deze helpen om een beter beeld te krijgen van de situatie.
Komt dit probleem alleen in Nederland voor? Zo nee, hoe gaat u ervoor zorgen dat dit probleem binnen de gehele Europese Unie wordt aangepakt?
Er zijn aanwijzingen dat deze kwestie ook speelt in Frankrijk. Chauffeurs hebben daar aandacht gevraagd voor hun werkomstandigheden. Deze oproep komt op hoofdlijnen overeen met de door u aangehaalde kwestie. Op Europees niveau worden de arbeidsomstandigheden van chauffeurs geborgd door verschillende wetten en afspraken.
Het gebruik van NOW in de eredivisie |
|
Bart van Kent , Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel van Follow The Money «De coronaspagaat in de eredivisie: clubs in het nauw besteden 74 miljoen aan transfers»?1
Ja.
Wat is uw mening over de uitgaven door de Eredivisieclubs van in totaal 74 miljoen euro aan nieuwe spelers, terwijl er tegelijkertijd 23 miljoen euro afkomstig van de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) aan steun is ontvangen?
De NOW kent een omzetdrempel. Als een onderneming in vergelijking met de referentieperiode uit 2019 een omzetverlies van minimaal 20% heeft geleden, kan de werkgever een NOW-subsidie aanvragen. Voor de vraag of een werkgever recht heeft op een subsidie is daarmee niet de omvang van de omzet maar het verlies van omzet ten opzichte van 2019 relevant.
Klopt het dat er in Nederland dit jaar zelfs 4 miljoen euro meer is uitgegeven aan transfers, dan gemiddeld de afgelopen 5 jaar, terwijl in rest van Europa 1,6 miljard euro minder is uitgegeven?
Navraag bij de KNVB leert dat de voetbalbond de hiervoor genoemde bedragen niet kan herleiden. In het algemeen geldt dat niet alleen inkomsten en uitgaven aan transfers een rol spelen, maar ook de (afschrijvings-)kosten en opbrengsten (zijnde de transfersom minus de resterende boekwaarde van de getransfereerde speler). Aangezien het hier bedrijfsgevoelige informatie betreft, is het niet mogelijk om de genoemde bedragen te verifiëren.
Zijn er gesprekken gevoerd of is er anderszins contact geweest met Eredivisie CV, de Eredivisieclubs afzonderlijk of met de KNVB over verzoeken tot extra steun naast de NOW oplopend tot 140 miljoen euro? Zo ja, wat is hiervan het resultaat?
Hierover zijn sinds mei 2020 contacten met het Ministerie van VWS. In het Deltaplan betaald voetbal heeft de sector berekend dat er steun nodig is à € 140 mln, in een scenario waarin het gehele seizoen 2020–2021 zonder publiek moet worden gevoetbald. In de gesprekken is aangegeven dat elke betaald voetbal organisatie (bvo) er eerst alles aan moet hebben gedaan om de schade die is gerelateerd aan de coronamaatregelen, zelf op te lossen. Indien er bij een bvo nog financiële schade als gevolg van coronamaatregelen resteert, kan de rijksoverheid als laatste loket een rol gaan spelen. Op dit moment is daarvan nog geen sprake.
Klopt het dat Klaas Dijkhof een rol heeft gespeeld en advies heeft gegeven bij het opstellen van het Deltaplan? Zo ja, wat was zijn rol en welk effect heeft dit gehad? Zijn er naast de gesprekken over het Deltaplan nog andere contacten en/of adviezen geweest door Klaas Dijkhof met Eredivisie CV, afzonderlijke eredivisieclubs en/of de KNVB?
Dat weet ik niet. Ik geef u ter overweging dit aan Klaas Dijkhof zelf te vragen.
Klopt het dat dat Ajax, PSV, Feyenoord en AZ samen 44 procent hebben ontvangen van het hele steunpakket dat de eredivisie is toebedeeld, terwijl deze clubs in het Deltaplan van de KNVB hebben aangegeven geen, of maar beperkt, steun nodig te hebben in het scenario dat dit seizoen zonder publiek moet worden gespeeld?
Uit de eerste ronde van de NOW-regeling blijkt inderdaad dat Ajax, PSV, Feyenoord en AZ samen 44 procent hebben ontvangen van het totaal dat door betaald voetbal organisaties is aangevraagd. In het Deltaplan staat dat zij aanvullend op de NOW-regeling geen, of maar beperkt steun zullen aanvragen.
Klopt het dat er clubs zijn die meer geld hebben uitgegeven aan transfers dan er binnen kwam, waarbij deze clubs ook gebruik maken of hebben gemaakt van de NOW? Zo ja, welke clubs betreffen dat?
Met inachtneming van het antwoord op vraag 3 is het mogelijk dat er clubs zijn waarbij de uitgaven aan transfers hoger zijn dan de inkomsten uit transfers. Het kan ook zo zijn dat clubs, waarbij dat het geval is, gebruik hebben gemaakt van de NOW.
Kunt u bevestigen dat de grafiek uit het artikel, dat het «Transferoverzicht per eredivisieclub, afgezet tegen NOW-steun» laat zien, correct is? Zo ja, wat is uw kijk op deze cijfers?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is uw mening over de ontvangen NOW vergoeding, als blijkt dat een club onder aan de streep, dus na transferbedragen, winst heeft gemaakt?
Als een onderneming winst maakt, zal bij de vaststelling van het definitieve subsidiebedrag (voor NOW 1 vanaf oktober 2020, voor NOW 2 vanaf april 2021) worden vastgesteld dat de drempel van 20% omzetverlies niet is gehaald. Eventueel betaalde voorschotten zullen dan terugbetaald moeten worden.
Wordt een BVO als geheel gezien voor de NOW, of kan een club aanspraak maken op de NOW voor een onderdeel dat verlies lijdt, terwijl de organisatie als geheel winst maakt?
In de NOW is bepaald dat voor ondernemingen die onderdeel uitmaken van een groep of concern, bij de NOW aanvraag naar het geheel van de groep of het concern gekeken wordt. De achtergrond hiervan is dat op het hoge aggregatieniveau van groep of concern de omzet(daling) en de inzet van het personeel samenkomen. Bij een betaald voetbalorganisatie wordt ook op het niveau van groep gekeken of aan de voorwaarden van de NOW-subsidie is voldaan.
Is het volgens de regels van de NOW toegestaan om in de periode of het boekjaar waarin een club NOW vergoeding krijgt, bonussen uit te keren aan de directie? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?2
Het is niet toegestaan om bonussen uit te keren over het boekjaar waarin de periode valt waarover de NOW-regeling is aangevraagd als het voorschot meer dan € 100.000 bedraagt en de vaststellingsaanvraag meer dan € 125.000 bedraagt, of wanneer een aanvraag op individuele werkmaatschappij wordt gedaan. Indien een onderneming wél een bonus uitkeert én NOW-subsidie aanvraagt, zal UWV bij de vaststelling de subsidieaanvraag afwijzen. Eventueel betaalde voorschotten zullen teruggevorderd worden.
Het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Armenië en Azerbeidzjan |
|
Jasper van Dijk , Joël Voordewind (CU), Bram van Ojik (GL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Burgers zoeken een veilig heenkomen terwijl het geweld escaleert in Nagorno-Karabach»?1
Ja.
Klopt het dat inmiddels niet alleen de regio Nagorno-Karabach te kampen heeft met escalerend geweld, maar ook andere grensgebieden tussen Armenië en Azerbeidzjan?
Ten tijde van het stellen van uw vragen was dat inderdaad het geval. Op 10 november jl. werd bekend dat Rusland, Armenië en Azerbeidzjan een overeenkomst hebben gesloten om het gewapende conflict te beëindigen. Inmiddels is een Russische vredesmacht aangekomen in de regio Nagorno-Karabach, die gaat toezien op de naleving van de overeenkomst. Ik zal de situatie uiteraard nauwlettend blijven volgen.
Is het escalerende geweld voor u aanleiding om het landgebonden beleid ten aanzien van Armenië en/of Azerbeidzjan te herzien? Zo nee, waarom niet?
Ik heb uw Kamer vandaag per separate brief geïnformeerd over de wijzigingen van het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Azerbeidzjan. Deze wijzigingen zijn gebaseerd op de situatie gedurende de verslagperiode waarover in het algemeen ambtsbericht van 2 juli 2020 wordt gerapporteerd. Na de publicatie van dit ambtsbericht laaide het conflict om Nagorno-Karabach op. Ik zag tot nog toe geen aanleiding om het asielbeleid van Azerbeidzjan op basis hiervan verder aan te passen.
Nu inmiddels bekend is geworden dat Rusland, Armenië en Azerbeidzjan een overeenkomst hebben gesloten om het gewapende conflict te beëindigen, blijf ik de situatie nauwlettend volgen. Afhankelijk van de ontwikkelingen kan een nieuw (thematisch) ambtsbericht worden opgevraagd, waarbij dan wordt ingegaan op de veiligheidssituatie in Azerbeidzjan.
Bij brief van 27 maart 2020 liet ik uw Kamer weten te hebben besloten Armenië toe te voegen aan de nationale lijst van veilige landen van herkomst. Ik handhaaf de aanwijzing van Armenië als veilig land van herkomst. Ook voor Armenië geldt dat ik de situatie nauwlettend blijf volgen en tot beleidswijzigingen kan komen wanneer de situatie daar in de toekomst onverhoopt aanleiding toe geeft.
De asielaanvragen van asielzoekers uit Armenië blijven in spoor 2 worden behandeld. Aanvragen van deze vreemdelingen kunnen nog steeds worden afgewezen, waarna zij dienen terug te keren naar het land van herkomst.
Voor zowel Armeense als Azerbeidzjaanse asielzoekers geldt dat hun asielverzoek op de individuele omstandigheden wordt beoordeeld. Bij de beoordeling neemt de IND onder andere mee of deze persoon zich elders kan vestigen en zich daarmee aan een eventuele dreiging kan onttrekken. Personen met de Armeense etniciteit uit Nagorno-Karabach kunnen zich doorgaans in Armenië vestigen.
Acht u het momenteel verantwoord mensen uit te zetten naar Armenië en/of Azerbeidzjan, of is een besluit- en vertrekmoratorium op zijn plaats?
Ja, ik acht vertrek naar Armenië en Azerbeidzjan na afwijzing van een asielaanvraag verantwoord. In beginsel geldt voor beide landen dat terugkeer plaatsvindt naar de internationale luchthavens in de hoofdsteden.
Voor vreemdelingen die Nederland moeten verlaten, geldt dat in het kader van hun asielaanvraag is beoordeeld of zij bij terugkeer een reëel risico in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) lopen. Indien er geen sprake is van vrees voor vervolging dan wel een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer, is terugkeer is aan de orde. Bij de beoordeling wordt ook rekening gehouden met de actuele veiligheidssituatie in het land van herkomst.
Indien u geen besluit- en vertrekmoratorium overweegt voor Armenië en/of Azerbeidzjan, hoe verhoudt zich dat tot het negatieve reisadvies dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor Armenië en Azerbeidzjan heeft afgegeven?
De reisadviezen worden opgesteld om de Nederlandse burger die op reis gaat naar het betreffende land te helpen met de voorbereiding en indien nodig te waarschuwen voor eventuele veiligheidsrisico’s voor Nederlanders. De adviezen bedienen nadrukkelijk de Nederlandse reiziger en houden geen verband met het asielbeleid.
Is het escalerende geweld voor u reden om uw beleid te herzien ten aanzien van het opvoeren van Armenië als vestigingsalternatief voor Syriërs met een Armeens paspoort? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zie hiervoor het antwoord op vraag 3.
Tekorten bij sociale werkvoorzieningen |
|
René Peters (CDA), Jasper van Dijk |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Miljoenentekort dreigt bij sociale werkplaats Ergon in Eindhoven»?1
Ik heb er kennis van genomen.
Klopt het dat er bij de sociale werkplaats Ergon in Eindhoven de komende jaren een tekort van vier tot acht miljoen euro jaarlijks dreigt te ontstaan? Zo ja, wat is naar uw oordeel de oorzaak van dit grote tekort?
Ik ga niet over het functioneren en de exploitatie van individuele sociale ontwikkelbedrijven. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet. De gemeenteraad heeft een controlerende taak.
Heeft u gezien dat er ook veel onrust is bij Wedeka, het SW-bedrijf in Groningen?2
Ik heb dat bericht gelezen. Ik wil daarbij aantekenen dat één van mijn ambtsvoorgangers (mevrouw Klijnsma) na een onderzoek door een onafhankelijke commissie middelen beschikbaar heeft gesteld voor de oprichting van één uitvoeringsorganisatie voor de Participatiewet in Oost-Groningen, vastgelegd in het «Akkoord van Westerlee». In een aantal Oost-Groninger gemeenten is dat succesvol geweest met de inrichting van Afeer. Afeer is het werkbedrijf dat voor de gemeenten Oldambt, Pekela en Westerwolde de Participatiewet uitvoert en waarin Synergon is opgegaan. In Stadskanaal en omgeving is er destijds door de gemeenten voor gekozen om verder te gaan met Wedeka.
Klopt het dat in het hele land SW-bedrijven te kampen hebben met financiële problemen? Kunt u aangeven welke dit zijn?
Herkent u de grote zorgen die er zijn over het voortbestaan van deze Sociale Werkvoorzieningen en dat dit buitengewoon pijnlijk is voor de (kwetsbare) mensen die hier werkzaam zijn?
Welke maatregelen gaat u nemen om te voorkomen dat deze noodlijdende SW-bedrijven omvallen en (kwetsbare) mensen hun baan verliezen?
Bent u het eens met de oproep aan gemeentes om ingrijpende beslissingen over SW-bedrijven op te schorten, aangezien er in Den Haag volop wordt gediscussieerd over de toekomst van de SW?
Deelt u de mening dat een revitalisering van de SW broodnodig is, teneinde een nodeloze kapitaalvernietiging te voorkomen?3
De betaalbaarheid van duurzaamheidsinvesteringen en de leningen die hiervoor moeten worden afgesloten |
|
Julius Terpstra (CDA), Agnes Mulder (CDA), René Peters (CDA), Sandra Beckerman , Jasper van Dijk |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het NIBUD-onderzoek dat in opdracht van Vereniging Eigen Huis is uitgevoerd, waaruit blijkt dat minstens twee miljoen huiseigenaren onvoldoende financiële middelen hebben om de verduurzaming van hun huis te kunnen betalen en daarvoor geld moeten lenen?1
Ja.
Wat is uw reactie op het advies van het NIBUD om terughoudend te zijn met het verstrekken van leningen?
Het Nibud constateert dat er een kwetsbare groep is van 104.000 huishoudens die geen financieringsmogelijkheden heeft. Voor deze groep concludeert het Nibud: «Financiering voor deze kwetsbare groep is alleen mogelijk met subsidie of met een voorschot dat niet voor hogere maandlasten zorgt, bijvoorbeeld via een jaarlijkse draagkrachtmeting en kwijtschelding na/tijdens passende looptijd.»
Ik ben het eens met de conclusie van het Nibud. In mijn brief van 13 mei 20202 heb ik aangegeven dat het Nationaal Warmtefonds voor deze doelgroep een financieringsproduct aan gaat bieden: de energiebespaarhypotheek. De woningeigenaar mag dit product combineren met beschikbare subsidies van rijk en gemeenten.
De energiebespaarhypotheek gaat uit van betalen naar draagkracht, met een periodieke draagkrachtmeting. Wanneer de woningeigenaar gedurende de looptijd van de financiering zijn woning verkoopt, wordt de uitstaande schuld aan het Warmtefonds, na de betaling van hypotheekverstrekkers die voorgaan, voor zover mogelijk voldaan uit de opbrengst van de woningverkoop. Wanneer dit niet mogelijk blijkt, wordt de restschuld kwijtgescholden. Wanneer aan het einde van de looptijd van de financiering nog een schuld openstaat wordt deze ook kwijtgescholden. Op deze manier blijft een woningeigenaar niet met een restschuld aan het Warmtefonds zitten.
In mei 2020 heb ik aan uw Kamer gemeld dat de energiebespaarhypotheek alleen wordt alleen verstrekt als sprake is van een gemeentelijke wijkaanpak of verduurzaming van gespikkeld bezit (koop en huurwoningen) van een corporatie. Door de energiebespaarhypotheek alleen in deze gevallen aan te bieden, wordt naast verantwoorde kredietverstrekking ook terughoudendheid betracht. Ik zal nog bezien hoe om te gaan met de onlangs aangenomen motie Dik Faber-Van Eijs (Kamerstuk 32 813, nr. 605) die verzoekt om de financiering van het Warmtefonds ook aan te bieden buiten wijkaanpakken en aan mensen die in een schuldsaneringstraject zitten.
Overigens blijkt uit onderzoek dat huishoudens met beperkte financiële middelen vaak een relatief groot deel van hun inkomsten aan energielasten kwijt zijn3. Verduurzaming die leidt tot een lager energieverbruik biedt ook een mogelijkheid voor woningeigenaren om deze energielasten te verlagen.
Welke andere mogelijkheden heeft het kabinet onderzocht om verduurzaming voor lagere inkomens financieel mogelijk te maken?
Iedereen in Nederland moet mee kunnen doen aan de energietransitie. Het streven is dat zoveel mogelijk huishoudens hun woning woonlastenneutraal kunnen verduurzamen. Dat geldt in het bijzonder voor kwetsbare groepen en lagere inkomens. Veel maatregelen uit het Klimaatakkoord zijn hierop gericht. Zo is in het Sociaal Huurakkoord afgesproken dat voor de huurders de gemiddelde reële besparing op de energierekening niet lager is dan de stijging in huur of servicekosten bij renovatie. Dit wordt ondersteund met financiële tegemoetkomingen aan verhuurders om een deel van de kosten van verduurzaming te dekken, zoals de Subsidie aardgasvrije huurwoningen (SAH).
Zoals toegelicht bij vraag 2 gaat het Nationaal Warmtefonds voor woningeigenaren zonder leenruimte de energiebespaarhypotheek aanbieden. Daarnaast zijn er algemene maatregelen gericht op het versterken van de betaalbaarheid van de energietransitie. Een overzicht van alle regelingen is opgenomen bij mijn brief van 20 oktober 2020 (Kamerstuk 32 847 en 32 813, nr. 686).
In hoeverre kunnen mensen die genoodzaakt zijn om duurzaamheidsaanpassingen te doen, verplicht worden om geld te gaan lenen?
Banken en andere kredietverstrekkers, zoals het Nationaal Warmtefonds, bieden financiering voor duurzaamheidsaanpassingen aan, maar zij kunnen consumenten nooit dwingen tot het aangaan van een lening voor verduurzaming.
Bent u van mening dat huiseigenaren, die geen ruimte hebben om te lenen, niet tegen hun wil gedwongen kunnen worden om een lening af te sluiten?
Daar ben ik het mee eens.
In hoeverre bent u bereid om de uitkomsten van het NIBUD-onderzoek te betrekken bij maatregelen die het kabinet neemt in het kader van de energietransitie en in het bijzonder in het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW)?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 moet iedereen in Nederland mee kunnen doen aan de energietransitie. Het rijk en de gemeenten dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid dat bewoners, die in het kader van een proeftuin aardgasvrije wijken worden gevraagd verduurzamingsmaatregelen te nemen, hiertoe ook in staat worden gesteld.
Kunt u aangeven welke alternatieven er gebruikt kunnen worden?
In het antwoord op vraag drie heb ik verschillende financiële mogelijkheden geschetst voor lagere inkomens.
In hoeverre bent u bereid om de financiële en psychische gevolgen en effecten voor deze kwetsbare groep in kaart te brengen en ook de mogelijke oplossingen te delen met de Kamer?
Ik zal het Nationaal Warmtefonds vragen om aandacht te geven aan de mogelijke gevolgen van financiering voor woningeigenaren zonder leenruimte bij de mensen die de energiebespaarhypotheek gaan gebruiken. Juist voor deze kwetsbare groep die geen financieringsmogelijkheden heeft, moet worden gezorgd dat zij op een verantwoorde wijze hun woning kunnen verduurzamen en dat deze groep hierover goed wordt voorgelicht. Verantwoord is hierbij het sleutelwoord. Een aanvullend krediet om de woning te verduurzamen mag er niet toe leiden dat deze kwetsbare groep psychische problemen krijgt. Bij de energiebespaarhypotheek betaalt de consument rente en aflossing naar draagkracht. Verder wordt de resterende schuld kwijtgescholden wanneer blijkt dat deze niet kan worden voldaan uit de eventuele overwaarde van de woning bij (tussentijdse) verkoop van de woning en ook wanneer aan het einde van de looptijd van de financiering nog een schuld openstaat.
Bent u bereid om maatregelen te nemen wanneer blijkt dat de financiële stress bij deze kwetsbare groep te ver oploopt?
De inzet van het kabinet is dat de energietransitie voor iedereen haalbaar en betaalbaar is. Het kabinet zal hierbij de vinger aan de pols houden en zich beraden op aanvullende maatregelen wanneer blijkt dat de financiële stress bij kwetsbare groepen als gevolg van de energietransitie te ver oploopt.
Aanpassen kostendelersnorm om dakloosheid te voorkomen |
|
René Peters (CDA), Jasper van Dijk |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het advies van Divosa (directeuren van het sociaal domein) voor een «kostendelersnorm light»?1
Ja.
Deelt u de mening van Divosa dat een wetswijziging met betrekking tot de kostendelersnorm noodzakelijk is om dakloosheid onder jongeren te voorkomen omdat «het een gigantisch probleem is dat er zoveel dak- en thuislozen zijn en dat dit aantal maar blijft stijgen»?
In de kabinetsreactie op het onderzoek van Significant en de handreiking maatwerk Participatiewet van Divosa, die ik tegelijk met de beantwoording van deze Kamervragen naar u toestuur, sluit ik aan op de bevindingen van het onderzoek van Significant dat aan dak- en thuisloosheid een veelheid van problematiek voorafgaat. Tevens ga ik in op een verkenning naar een andere invulling van de kostendelersnorm.
Wat vindt u van het advies van Divosa om het voor hoofdbewoners met een bijstandsuitkering makkelijker te maken om kwetsbare jongvolwassenen onderdak te bieden, zonder de angst hier financieel op in te leveren?
Ik vind dat een goed advies. Juist voor kwetsbare jongvolwassenen kan de gemeente maatwerk toepassen door de kostendelersnorm tijdelijk niet toe te passen mits het gaat om tijdelijk verblijf tot een permanente oplossing is gevonden.
Hoe staat het in dit verband met de uitvoering van de motie van de leden Peters en Jasper van Dijk, waarin deze kwestie aan de orde is gesteld en de regering verzocht wordt om de effecten van de kostendelersnorm nader te onderzoeken?2
Herinnert u uw toezegging om de onderzoeksresultaten rond de zomer 2020 aan de Kamer te sturen?
Waarom zijn de resultaten van dit onderzoek nog niet naar de Kamer gestuurd en wilt u ervoor zorg dragen de onderzoeksresultaten nog voor de begrotingsbehandeling van SZW naar de Kamer te sturen?
Een angstcultuur bij Sociaal Werkbedrijf Dethon |
|
Jasper van Dijk |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Er heerst een angstcultuur bij Dethon, FNV vraagt actie van Zeeuws-Vlaamse gemeenteraden»?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel. Ik wil uw Kamer erop attenderen dat de uitvoering van de Participatiewet en de Wsw een gedecentraliseerde verantwoordelijkheid van de betreffende gemeente is. De gemeenteraad heeft hierin een controlerende taak.
Vindt u het aanvaardbaar dat mensen die kritisch zijn bij Sociaal Werkbedrijf Dethon tegen hun zin worden overgeplaatst naar andere afdelingen?
In zijn algemeenheid geldt dat als de ontwikkeling van mensen gebaat is bij een overplaatsing dat zeker aanvaardbaar is, maar dat overplaatsing gebeurt op vrijwillige basis en in overleg met betrokkenen.
Wat vindt u ervan dat bij de mensen die zich ziek melden, vakantiedagen worden afgetrokken?
Als mensen zich ziek melden is het niet toegestaan om vakantiedagen in te houden. Vanuit mijn ministerie is navraag gedaan naar de lokale situatie en daarbij geeft de directie van Dethon aan dat geen vakantiedagen worden ingehouden.
Wat gaat u doen aan het gebrek aan ontwikkelmogelijkheden bij SW-bedrijven, zoals Dethon, voor mensen met een beperking?
Het is een verantwoordelijkheid van sw-bedrijven om hun aanbod aan mensen met een beperking zo divers mogelijk te laten zijn, opdat in beginsel voor iedereen voldoende ontwikkelmogelijkheden beschikbaar zijn.
Erkent u het risico dat de oorspronkelijke doelgroep buiten zicht raakt door de focus op de nieuwe «productievere» doelgroepen? Zo ja, hoe kan voldoende aandacht voor de oorspronkelijke doelgroep behouden blijven?
Een inclusieve arbeidsmarkt wordt bereikt als zoveel mogelijk mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een duurzame arbeidsrelatie krijgen bij een reguliere werkgever. De gemeente is verantwoordelijk voor beleid en uitvoering van de Participatiewet en Wsw.
Bent u bereid te bevorderen dat SW-bedrijven een laagdrempelige ombudsman of vrouw instellen om zich te buigen over dergelijke klachten en te bemiddelen indien nodig?
De meeste sw-bedrijven kennen in hun klachtenprocedure een (externe) vertrouwenspersoon waar betrokken medewerk(st)ers zich met klachten kunnen melden. Vanuit mijn ministerie is navraag gedaan naar de situatie bij Dethon, en daarbij geeft de directie aan het naast de onafhankelijke vertrouwenspersoon over een onafhankelijke klachtencommissie voor de vier sw-bedrijven in Zeeland beschikt. Bovendien is door de directie van Dethon aangegeven aangesloten te zijn bij de Zeeuwse ombudsman waar medewerkers ook met hun klachten terecht kunnen.
Een werkbezoek aan Park Droomgaard in Kaatsheuvel en hotel Friends in Waalwijk |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Bent u bekend met de erbarmelijke situatie op Europarcs Resort in Kaatsheuvel (voormalig vakantiepark Droomgaard) en Hotel Friends in Waalwijk, waar honderden arbeidsmigranten op dubieuze wijze worden ondergebracht?1
De berichtgeving over het Europarcs Resort en Hotel Friends is mij bekend.
Is u bekend dat arbeidsmigranten op het park onder de vlag werken van uitzendbureaus T&S en Covebo, zij chalets huren op het vakantiepark dat wordt beheerd door huisvester Logejo en de uitzendbureaus huur inhouden op het salaris van de werknemers? Vindt u deze constructie, waarbij eigenaar Europarcs, huisvester Logejo en het uitzendbureau alle drie verdienen aan de arbeidsmigrant, aanvaardbaar?
Dat er arbeidsmigranten werkzaam bij de genoemde uitzendbureaus gehuisvest worden op het vakantiepark is mij bekend. Ik vind dat iedereen recht heeft op degelijke huisvesting tegen een redelijke prijs. Dit is niet anders wanneer sprake is van een tijdelijk verblijf in Nederland. Ten aanzien van de hoogte van de prijs die arbeidsmigranten betalen voor hun huisvesting mag het geen verdienmodel zijn. Om ervoor te zorgen dat huisvesting geen verdienmodel wordt, is daarom sinds 1 januari 2017 het verbod op inhoudingen en verrekeningen op het Wettelijk minimumloon van kracht. Huisvesting vormt daar één van de uitzonderingen op. Er mag voor huisvesting maximaal 25% ingehouden worden op het wettelijk minimumloon onder strikte voorwaarden, waaronder dat voldaan moet worden aan de kwaliteitseisen die zijn overeengekomen in de cao.
Is u bekend dat in Hotel Friends in Waalwijk twee arbeidsmigranten per kamer wonenen, zij met zijn zessen een keuken en badkamer moeten delen? Is u bekend dat zij daar per persoon meer dan honderd euro per week voor betalen, wat betekent dat uitzendbureaus duizenden euro’s aan huur innen? Hoe oordeelt u over deze exorbitante verdiensten?2
De verhuurder in kwestie is SNF-gecertificeerd. In dit kader vinden dan ook controles plaats. Het huisvesten van twee arbeidsmigranten per kamer en het delen van een keuken en badkamer met zes mensen is in principe mogelijk op basis van de norm van SNF. Het betreffende uitzendbureau heeft mijn ministerie laten weten dat het deze huisvesting op korte termijn wil afbouwen en andere en betere huisvesting wil aanbieden. Voor de vraag over de huur verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Wat vindt u van de «huisregels» dat door Logejo 60 euro in rekening wordt gebracht voor een zoekgeraakte sleutel, 180 euro voor een nieuw bed en 40 euro als je bij vertrek onvoldoende hebt schoongemaakt? Wat vindt u ervan dat bewoners aangeven dat hun kamer al vanaf dag één vuil en vies is?
Het is niet de bedoeling dat zomaar (onredelijk hoge) boetes bij arbeidsmigranten in rekening worden gebracht. Voor handhavers is het helaas vaak lastig om vast te stellen of het in dit soort gevallen om boetes of het in rekening brengen van kosten gaat. Soms brengt de uitzender als verhuurder (of namens de verhuurder) kosten in rekening als vergoeding voor geleden schade en worden deze kosten door de uitzendkracht ervaren als boete. Dit geldt des te meer wanneer in de huurovereenkomst of in een huishoudelijk reglement bepalingen zijn opgenomen met vaste bedragen. De benaming dekt niet altijd de lading. In geval van schadevergoeding zal de schade concreet onderbouwd moeten worden. Of de genoemde bedragen redelijk zijn, is in het algemeen niet te beantwoorden. Een niet ingeleverde (gecertificeerde) sleutel kan het bijvoorbeeld noodzakelijk maken om een compleet slot te laten vervangen om inbraakrisico te verkleinen. Evenzo kan het noodzakelijk zijn een bed dat door toedoen van een uitzendkracht onbruikbaar is geworden, tegen kostprijs te vervangen. Dat is feitelijk niet anders dan bij een huurder van een vakantiehuisje die schade veroorzaakt. Dat een te verhuren kamer schoon dient te zijn bij aanvang staat wat mij betreft niet ter discussie. Een goede communicatie en afstemming tussen partijen is belangrijk is om schade en onnodige kosten te voorkomen.
De gemeente Waalwijk heeft mij laten weten het gesprek aan te gaan met de huisvester en het uitzendbureau over onder meer de genoemde huisregels.
Hoe oordeelt u over de verwondingen die een bewoonster van hotel Friends heeft opgelopen als gevolg van bedwantsen in haar bed? Deelt u de mening dat dit onaanvaardbaar is? Bent u bereid met de FNV hierover in gesprek te gaan?3
Ik vind dat iedereen recht heeft op degelijke huisvesting tegen een redelijke prijs. Ook arbeidsmigranten hebben dus recht op kwalitatief goede huisvesting. Het is zeer onwenselijk dat iemand verwondingen oploopt zoals in de genoemde situatie. SNF neemt dit soort signalen mee in de (extra) controles. Ook de gemeente neemt dit mee in het gesprek met het uitzendbureau en de huisvester. Ik vertrouw erop dat de betreffende toezichtsorganen de nodige acties zullen ondernemen en ik ga dan ook niet over deze individuele casus met de vakbonden in gesprek.
Wat vindt u ervan dat medewerkers van de FNV van het terrein zijn gezet terwijl ze waren uitgenodigd door een bewoner van het park?
In beginsel mag een bewoner van een vakantiepark bezoek ontvangen. In de huurovereenkomst tussen de bewoner en de eigenaar/beheerder kunnen wel bepaalde voorwaarden worden opgenomen omtrent het ontvangen van bezoek op het vakantiepark. Dit soort voorwaarden moeten wel redelijk zijn en mogen geen inbreuk zijn op de persoonlijke levenssfeer van de bewoner. Ik kan de individuele situatie op dit park niet beoordelen en ken de beweegredenen van de verhuurder niet. Ik ben wel van mening dat als bezoekers niet welkom zijn, de verhuurder dit duidelijk moet kunnen beredeneren.
Wat vindt u ervan dat ik het park moest verlaten terwijl ik welkom was voor bewoners van het park? Deelt u de mening dat het bewoners vrij staat om gasten te ontvangen?
Zie antwoord vraag 6.
Weet u dat sommige arbeidsmigranten werden verplaatst naar een onderkomen in Venlo terwijl zij nog steeds werkzaam zijn in Waalwijk? Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is om arbeidsmigranten op deze manier 1,5 uur van hun werkplek te huisvesten?
Het is mij bekend dat arbeidsmigranten soms in een andere plaats werken dan waar zij wonen en dat deze afstanden relatief groot kunnen zijn. Hoewel er geen regels zijn die dergelijke situaties verbieden, is dit is zeer onwenselijk en geeft dit duidelijk aan dat er onvoldoende huisvesting beschikbaar is voor arbeidsmigranten. Op dit moment is het echter niet zomaar te bewerkstelligen dat iedereen dichtbij het werk woont. Het kabinet werkt hard aan het zorgen voor meer (beschikbare) locaties voor de huisvesting van arbeidsmigranten, ook in lijn met het eerste advies van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten. Hiervoor wordt onder andere de € 50 mln. voor de huisvesting van kwetsbare groepen gebruikt. In dit concrete geval heeft uitzendbureau T&S mijn ministerie laten weten dat de huisvesting in Venlo een tijdelijke maatregel van circa 5 weken betreft, totdat er huisvesting op kortere afstand vanaf begin november beschikbaar is. In de tussentijd zouden uitzendkrachten volgens T&S één uur per dag extra betaald krijgen als tegemoetkoming voor de lange reistijd.
Wat vindt u ervan dat de kosten voor werkschoenen en shirts door T&S worden ingehouden op het salaris? Klopt het dat dit geld na onderhandelingen wordt terugbetaald?
Als in het werk beschermende kleding zoals werkschoenen nodig zijn, is de werkgever verplicht om die kosteloos (voor de werknemer) ter beschikking van de werknemer te stellen. Deze verplichting op grond van de Arbeidsomstandighedenwet geldt altijd. De vorm van het dienstverband of de achtergrond van de werknemers is niet van invloed op deze verplichting voor de werkgever.
Het is mij niet bekend wat er in de onderhandelingen is afgesproken over terugbetaling van de kosten die werknemers gemaakt hebben voor persoonlijke beschermingsmiddelen die ze in het werk nodig hebben. De werknemers behoren zelf geen kosten te hebben aan persoonlijke beschermingsmiddelen.
Begrijpt u dat er sprake is van een angstcultuur op het park, mede vanwege de dubbele pet van het uitzendbureau dat de facto werkgever en huisbaas is? Wanneer maakt u een eind aan de situatie dat werknemers/bewoners te pas en te onpas op straat worden gezet wanneer zij commentaar leveren op hun omstandigheden?
Het is zeer onwenselijk als arbeidsmigranten zich niet durven uit te spreken omdat ze anders de huisvesting en baan verliezen. Het Aanjaagteam heeft aanbevelingen gedaan om een dergelijke afhankelijkheidsrelatie van de werkgever te verminderen. Zij pleit voor meer woonbescherming van arbeidsmigranten, onder andere door hen een zelfstandig huurcontract aan te bieden. Op korte termijn zal het kabinet met een reactie op de adviezen komen. Het kabinet zet al in op meer gebruik van tijdelijke huurcontracten. Dit doet zij via gesprekken met werkgevers. Daarnaast bereidt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met de Minister voor Rechtsbescherming een wetswijziging voor die (tijdelijke) verlenging van tijdelijke huurcontracten mogelijk maakt.4 De voorgenomen mogelijkheid tot verlenging van tijdelijke huurcontracten biedt meer mogelijkheden voor werkgevers om van deze contractsvorm gebruik te maken.
De betreffende gemeente heeft mij laten weten te betreuren dat er een dergelijke cultuur is en te werken aan het verbeteren van informatievoorziening voor arbeidsmigranten, zodat zij beter op de hoogte zijn van regels en mogelijkheden om hulp te vragen en zo een sterkere positie te kunnen krijgen.
Hoe staat het met het toezicht op deze locaties? Erkent u dat deze locaties voor Nederlandse gasten nooit of te nimmer waren goedgekeurd?
De gemeente Waalwijk mij laten weten dat de situatie zoals die er is past in het huidige bestemmingsplan van de gemeente.
De betreffende huisvester is SNF-gecertificeerd. SNF neemt dit soort signalen mee in de (extra) controles. Ook de toezichthouders van de gemeente controleren de locatie en zullen de signalen meenemen.
Gaat de Inspectie SZW deze locaties onderzoeken? Zo nee, laat u de bewoners aan hun lot over?
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor huisvesting. De Inspectie SZW is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving van de arbeidswetten en zet o.a. in op de aanpak van arbeidsuitbuiting en malafide uitzendbureaus
Indien de Inspectie SZW signalen ontvangt dat sprake is van misstanden, bijvoorbeeld ten aan zien van slechte huisvesting, worden deze signalen gedeeld met de betreffende gemeenten.
Indien gemeenten een vermoeden hebben van arbeidsuitbuiting en/of ernstige benadeling van werknemers, kunnen zij dit melden bij de Inspectie SZW. De Inspectie SZW kan vervolgens besluiten om in het kader van haar risicogerichte aanpak een nader onderzoek in te stellen. De Inspectie SZW laat zich niet uit over de vraag of in specifieke gevallen onderzoek wordt gedaan.
Bent u bereid om met de FNV en ondergetekende een bezoek te brengen aan voormalig park Droomgaard en hotel Friends zodat u zelf een oordeel kunt vellen over de situatie? Zo nee, waarom niet?
Ik sta altijd open voor verzoeken voor een werkbezoek. Een werkbezoek acht ik, gelet op de huidige situatie rondom COVID-19, echter niet wenselijk op dit moment. Wel wil ik u graag verwijzen naar de adviezen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten onder leiding van Emile Roemer, waarin voorstellen zullen worden gedaan voor structurele verbeteringen, onder andere met betrekking tot de huisvesting van arbeidsmigranten. Emile Roemer heeft als leider van het Aanjaagteam een breed scala aan partijen uit het veld gesproken, waaronder – niet in de laatste plaats – arbeidsmigranten zelf. Het onderzoek van de heer Roemer geeft een gedegen, bij tijd en wijlen verontrustend, beeld van de situatie in de praktijk.
Wanneer gaat u aan de slag met de aanbevelingen van het Aanjaagteam van Emile Roemer?
Het kabinet zal medio december op de aanbevelingen van het Aanjaagteam reageren waarbij ook de stand van zaken van de eerste aanbevelingen van het Aanjaagteam wordt aangegeven.
Het feit dat minder dan 50 kinderen op Lesbos voldoen aan de eisen om opgehaald te worden |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Te weinig minderjarigen in Moria voldoen aan eisen om opgehaald te worden»?1
Is het juist dat maar 38 kinderen voldoen aan de eisen die de regering stelt?
Was u hiervan op de hoogte toen de «Moriadeal» werd gesloten?
Bent u bereid om de eisen bij te stellen zodat alsnog minimaal 50 kinderen opgehaald kunnen worden?
Meerdere EU-lidstaten, waaronder Nederland, hebben aangeboden groepen amv’s en/of andere kwetsbare asielzoekers afkomstig uit Moria van Griekenland over te nemen. Deze groep lidstaten bestaat uit o.a. Duitsland, Frankrijk, Nederland, België, Ierland, Kroatië, Luxemburg, Portugal en Zwitserland. De verschillende lidstaten hebben verschillende voorwaarden gesteld. Ook heeft een aantal lidstaten, ten tijde van de beantwoording van deze vragen, slechts in algemene zin aangegeven bereid te zijn migranten over te nemen. Daarbij hebben zij niet aangegeven hoeveel migranten zij denken te kunnen overnemen of welke voorwaarden zij daaraan verbinden.
De herplaatsingsoperatie vergt de nodige afstemming. De Europese Commissie (DG HOME) heeft het op zich genomen het gehele proces te coördineren. Inmiddels hebben drie (virtuele) coördinatie bijeenkomsten plaats gevonden met de bereidwillige lidstaten, Griekenland, de Europese migratieagentschappen en diverse VN-organisaties. Onderdeel van deze besprekingen is het inzichtelijk maken van de exacte samenstelling van de verschillende groepen asielzoekers die in aanmerking komen voor herplaatsing, uitgaande van de toezeggingen die de verschillende EU-lidstaten hebben gedaan.
Op basis daarvan wordt bekeken hoe zo snel mogelijk uitvoering kan worden gegeven aan de toezeggingen die door individuele lidstaten zijn gesteld.
Het was mijn voornemen om tijdens mijn bezoek aan Griekenland in het kader van het samenwerkingsverband tevens met mijn Griekse collega nader te spreken over het herplaatsingsaanbod. Als gevolg van de aangescherpte maatregelen in reactie op de toename van het aantal covid-19 besmettingen in Nederland, heb ik dit bezoek geannuleerd. In plaats daarvan heb ik op 30 september jl. via een videoverbinding gesproken met mijn Griekse ambtgenoot Koumoutsakos. Daarbij hebben wij besproken hoe invulling kan worden gegeven aan het door het kabinet gedane aanbod. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de uitwerking van het Nederlandse herplaatsingsaanbod.
Welke criteria hanteren andere EU-lidstaten, zoals Duitsland en Frankrijk, aan het ophalen van alleenstaande minderjarige vluchtelingen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel alleenstaande kinderen zaten volgens u in voormalig kamp Moria en hoeveel kwetsbare vluchtelingen?
Op 2 september jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de samenstelling van de groep amv’s in Griekenland. Daarbij heb ik ook stilgestaan bij de aantallen amv op de Griekse eilanden. Volgens de recente gegevens die ik toen tot mijn beschikking had, waren dat er ca. 795.3 Op basis van gegevens van de Griekse autoriteiten bevonden zich daarvan ca. 436 op Lesbos.
Wanneer komen de 100 vluchtelingen van de «Moriadeal» naar Nederland?
Uiteraard. Onder leiding van de Europese Commissie werkt de groep bereidwillige landen nauw samen om hier zo snel mogelijk uitvoering aan te geven.
Deelt u de mening dat 100 vluchtelingen een nogal schamel aantal is? Bent u bereid dit aantal te verhogen?
Die mening deel ik niet. Verschillende lidstaten hebben inmiddels toegezegd amv’s en/of andere kwetsbare groepen migranten van Lesbos over te zullen nemen. Een paar grotere lidstaten heeft aangekondigd zich in te willen zetten om enkele honderden over te nemen, andere lidstaten hebben aangegeven bereid te zijn om enkele amv over te nemen. Van belang is dat er in ieder geval een oplossing wordt gevonden voor de groep van ca. 400 amv. Dat lijkt op dit moment het geval te zijn. Kortheidshalve verwijs ik uw Kamer verder naar het Algemeen Overleg van 10 september jl. waar hierover uitgebreid is gesproken.
Bent u het eens dat een uitruil voorkomen moet worden? Gaat u het aantal te hervestigen vluchtelingen om die reden tenminste verhogen met 100 mensen?
Dat is niet geval. Kortheidshalve verwijs ik uw Kamer naar het Algemeen Overleg van 10 september jl. waar hierover uitgebreid is gesproken.
Bent u bereid zo snel mogelijk werk te maken van het ophalen van kinderen en kwetsbaren gezien de erbarmelijke omstandigheden op Lesbos?
Zie antwoord vraag 7.
Bedrijven die handelen in kredietgegevens van personen zonder hen daarover te informeren. |
|
Jasper van Dijk , Michiel van Nispen |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Kassa waarin bleek dat bedrijven handel drijven met (krediet)data van personen, zonder hen daarvan op de hoogte te stellen?1
Ja, ik heb kennisgenomen van deze uitzending.
Vindt u het wenselijk dat er bedrijven zijn, naast het Bureau Krediet Registratie, die data verzamelen van personen om zo een kredietscore aan iemand te geven?
Met enige regelmaat is er maatschappelijke discussie of bedrijven die data verwerken voor kredietscores voldoen aan de privacyregels. Burgers hebben er echt last van als er fouten worden gemaakt. Met een kredietscore beogen bedrijven inzicht te krijgen in hoeverre potentiële klanten, consumenten of bedrijven, aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Met dergelijke onderzoeken kunnen bedrijven in kaart brengen welke risico’s er zijn verbonden aan het aangaan van een overeenkomst. Omdat sprake zal zijn van de verwerking van persoonsgegevens van consumenten is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) van toepassing. Deze kredietscores moeten worden onderscheiden van de toets die bij het Bureau Krediet Registratie wordt uitgevoerd door kredietaanbieders in het kader van het voorkomen van overkreditering in de zin van de Wet op het financieel toezicht.
Acht u het in lijn met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) dat bedrijven persoonsgegevens verhandelen die de kredietwaardigheid van personen raakt, zonder de betrokkene over het verhandelen én de gebruikte data te informeren? Zo nee, hoe kan het dan dat de Autoriteit Persoonsgegevens de praktijken die in de uitzending van Kassa beschreven werden niet al eerder aan banden heeft gelegd?
Het uitgangspunt van de AVG is dat burgers controle over hun persoonsgegevens dienen te hebben. Persoonsgegevens dienen daarom te worden verwerkt op een manier die rechtmatig, behoorlijk en transparant is.2 Concreet betekent dit dat betrokkenen op de hoogte dienen te worden gesteld op het moment dat hun persoonsgegevens worden verzameld onder meer welke gegevens worden verzameld, voor welk doel en met wie deze worden gedeeld.3 Tevens dienen ze te worden gewezen op hun rechten, zoals het recht op inzage.
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft laten weten dat ze momenteel onderzoek doet naar meerdere handelsinformatiebureaus, maar doet in beginsel geen uitspraak over lopende zaken.
Ik hecht eraan te benadrukken dat deze bedrijven in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van persoonsgegevens en in dit kader een verantwoordingsplicht hebben.
Als een consument twijfelt of een bedrijf volgens de regels werkt, kan hij of zij zich wenden tot het bedrijf. Verder kan een consument, indien het desbetreffende bedrijf hierbij is aangesloten, bij de Nederlandse Vereniging van Handelsinformatiebureaus (NVH) terecht. De NVH heeft een gedragscode en een klachtenprocedure. Als dit onvoldoende oplevert kunnen consumenten een klacht indienen bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Bent u bereid de Autoriteit Persoonsgegevens met de grootst mogelijke spoed te wijzen op de praktijken zoals die naar voren kwamen in de uitzending van Kassa, zodat zij kan onderzoeken of deze praktijken inderdaad in strijd zijn met de AVG? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik al aangaf bij het antwoord op de vorige vraag, is de Autoriteit Persoonsgegevens een onafhankelijke toezichthouder en bepaalt zelf haar prioriteiten Het is belangrijk deze onafhankelijkheid te waarborgen. Het is daarom niet gepast om te willen beïnvloeden welke zaken de Autoriteit Persoonsgegevens onderzoekt.
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft bekend gemaakt dat de komende jaren de doorverkoop van gegevens een van haar aandachtsgebieden zal zijn.4 Zoals aangegeven bij vraag 3, heeft de Autoriteit Persoonsgegevens mij laten weten dat ze momenteel onderzoek doet naar meerdere handelsinformatiebureaus.
De financiering van Grieks wanbeleid op Lesbos |
|
Jasper van Dijk |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Hallucinant, Nederland financiert Grieks wanbeleid op Lesbos»?1
Waarom is ervoor gekozen om een nieuwe Covid-19-kliniek te bouwen terwijl op Lesbos reeds een functionerende noodkliniek bij kamp Moria aanwezig was van Artsen zonder Grenzen (AzG)?
Had de Griekse regering niet beter een veel kortere route kunnen kiezen, door AzG alsnog een vergunning te geven? Waarom heeft u uw Griekse collega’s daar niet toe aangespoord?
Erkent u dat niet alleen sprake is van kapitaalvernietiging, maar ook van een zeer pijnlijke ontwikkeling, helemaal nu sprake is van een coronabesmetting in kamp Moria?2
Wanneer wordt de nieuwe kliniek operationeel? Met welke partijen werkt u samen?
Zijn hierover afspraken gemaakt met Movement on the Ground (MOTG) en het Griekse HomeProject?
Nee. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft in het kader van het samenwerkingsverband met Griekenland om het voogdij- en opvangsysteem van alleenstaande minderjarige vreemdelingen te verbeteren afspraken gemaakt met Movement on the Ground (MotG) over het opzetten van 48 opvangplekken in Athene. Daarvoor werkt MotG samen met het Griekse The HOME Project. Hierover is uw Kamer geïnformeerd.3Overige activiteiten van beide organisaties staan hier geheel los van.
Is het juist dat MOTG zich zal terugtrekken uit kamp Moria en kamp «Kara Tepe» teneinde de aandacht te vestigen op het realiseren van huisvesting van vluchtelingenkinderen op het Griekse vasteland?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u op het Griekse vasteland begonnen met het gereedmaken van een eerste door Nederland gefinancierde opvanglocatie voor alleenstaande minderjarige vluchtelingen?3
Klopt het dat MOTG de opdracht hiertoe en de 3,5 miljoen euro «inderdaad begin juli» gekregen heeft?
Hoe oordeelt u over de kritiek op MOTG, onder meer over hun gebrek aan expertise?
Hoeveel vluchtelingenkinderen zullen in september van dit jaar door uw inspanningen worden opgevangen? Wat gebeurt er met de kinderen nadat de opvang is afgerond; waar gaan zij dan naartoe?
Worden met dit project uiteindelijk minimaal 500 kinderen opgevangen? Wat is uw Plan B als de geplande opvang in Griekenland niet van de grond komt?
Zoals uit de reeds genoemde brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid blijkt, kunnen de eerste opvangplekken eind september in bedrijf worden genomen. De andere plekken zullen naar verwachting zo snel mogelijk daarna volgen. Er is op dit moment geen aanleiding om ervan uit te gaan dat dit niet zou lukken. Uw Kamer wordt separaat geïnformeerd over de voortgang van het samenwerkingsverband met Griekenland, conform de motie Van Toorenburg-Voordewind.6
Deelt u de mening dat de vluchtelingenproblematiek op Lesbos niet alleen een Grieks probleem is, maar van alle Europese lidstaten? Bent u bereid om alsnog een aantal kinderen naar Nederland te halen, zoals ook wordt gevraagd in de brief van een groot aantal organisaties?4
Het kabinet heeft in reactie op deze uitzonderlijke situatie door de branden in en rond Moria besloten de Griekse overheid aan te bieden om 50 alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) en 50 migranten in gezinsverband met minderjarige kinderen over te nemen. Hierover is uw kamer op de hoogte gesteld en dit is uitgebreid besproken tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer dat eveneens op 10 september plaatsvond. Inmiddels hebben meer dan tien EU-lidstaten zich bereid getoond om de groep van circa 400 amv op te vangen als ook andere kwetsbare groepen. Onder coördinatie van de Europese Commissie vindt daar overleg over plaats om dit zo snel mogelijk te bewerkstelligen.
Illegale veelplegers |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Politiebond: «Zet veelplegende illegalen het land uit, wij hebben er te veel werk aan»»?1
Ik heb kennisgenomen van dit bericht. Ik begrijp deels de frustratie bij de agenten die hiermee te maken hebben. De Nederlandse inzet is erop gericht de terugkeer van personen die hier niet mogen zijn en de samenwerking met landen van herkomst om hun onderdanen op te nemen te bevorderen. Het uitzetten van overlastgevers en criminelen heeft hierbij in het bijzonder prioriteit. Dat is belangrijk om het draagvlak voor de opvang van vluchtelingen en het brede migratiebeleid te behouden.
Erkent u de problemen die de politiebond beschrijft en bent u het eens met de oplossing die door hen wordt aangedragen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het eens met agent Bas Wijnen als hij zegt dat hij «het bijzonder blijft vinden dat wij zo iemand niet op het vliegtuig kunnen zetten naar het land van herkomst»?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe is het mogelijk dat een Marokkaanse man bijna 600 keer in aanraking komt met de politie en al vijftig jaar zonder verblijfsvergunning in Nederland verblijft? Is dit voor u ook een bewijs van falend terugkeerbeleid?
Zoals u weet ga ik in openbare beantwoording niet in op individuele zaken. Ik deel niet dat er sprake is van falend terugkeerbeleid is. Wel erken ik dat verbeteringen in de effectiviteit van de terugkeerinzet nodig zijn. Daarop is de kabinetsinzet ook gericht.
In het door u aangehaalde voorbeeld is de persoon klaarblijkelijk niet zelf vertrokken. Zelfstandig vertrek is het uitgangspunt: wanneer een vreemdeling meewerkt aan zijn vertrektraject, dan verloopt terugkeer in de regel probleemloos. Echter, als een vreemdeling besluit niet mee te werken aan vertrek, is de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) aangewezen op de organisatie van gedwongen vertrek. In die gevallen is terugkeer een complexer proces en spelen verschillende factoren een rol. Uitzetting is enkel mogelijk wanneer geen sprake is van procedures die in Nederland afgewacht mogen worden, de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld kan worden en het herkomstland bereid is (vervangende) reisdocumenten af te geven. In sommige situaties is het (tijdelijk) niet mogelijk te voorzien in deze voorwaarden. Hoewel vreemdelingenbewaring, waar het juridisch mogelijk is, zeker wordt ingezet in dit soort gevallen, zie ik ook dat de maatregel om bewaring op te leggen vaak complex is geworden, door steeds verdergaande eisen, onder meer volgend uit de Nederlandse jurisprudentie. Ik zet me er actief voor in, ook binnen Europa met de herziening van de richtlijnen, om de administratieve lasten en onmogelijkheden voor bewaring en daarmee gedwongen terugkeer te beperken en waar mogelijk te verminderen.
Strafrechtelijk optreden, ook als iemand door eigen toedoen niet vertrekt, is aan de orde als iemand een misstap heeft begaan. Het niet rechtmatig in Nederland verblijven is op zichzelf niet strafbaar, behoudens die gevallen waarin de vreemdeling tevens ongewenst vreemdeling is verklaard of een inreisverbod heeft gekregen met toepassing van artikel 66a, zevende lid van de Vreemdelingenwet 2000, in welke gevallen verder verblijf een misdrijf is.
Hoe kan het dat «deze mensen door hun land van herkomst niet meer worden opgenomen»?
Centraal staat in hoeverre de vreemdeling beschikt over de juiste (reis)documenten, dan wel bereid is medewerking te verlenen aan de verkrijging daarvan. Indien een vreemdeling niet beschikt over de juiste (reis)documenten vraagt de DT&V aan het vermoedelijke herkomstland om de nationaliteit vast te stellen.
Na een nationaliteitsvaststelling door het herkomstland wordt in de regel een (vervangend) reisdocument afgegeven. De mate waarin een herkomstland de nationaliteit van een onderdaan kan vaststellen is mede afhankelijk van de medewerkingsbereidheid van de vreemdeling. Frustratie, bijvoorbeeld door het achterhouden van identiteitsdocumenten of het niet beantwoorden van vragen, maakt het voor herkomstlanden soms niet mogelijk de nationaliteit vast te stellen. Ook verdwijnen mensen soms uit beeld en is in sommige gevallen de samenwerking met herkomstlanden voor verbetering vatbaar.
Per herkomstland wordt bezien waar het knelpunt ligt. Voor landen waar vanuit migratie-oogpunt prioriteit ligt, wordt een kabinetsbrede benadering gehanteerd, waarbij de verschillende aspecten van de relatie in samenhang worden bezien en gekeken wordt hoe die kunnen bijdragen aan betere migratiesamenwerking, inclusief terugkeer. Hiervoor kunnen verschillende instrumenten worden ingezet, waaronder ook het visuminstrument.2 Uiteraard worden hierbij alleen instrumenten ingezet die effectief zijn en niet contraproductief. Dialoog met derde landen vraagt om structurele inzet en onderhoud, en in veel gevallen ook rust en vertrouwelijkheid. In alle gevallen is sprake van maatwerk, en wordt rijksbreed – en waar van toepassing samen met andere EU-lidstaten of EU-breed – opgetrokken. Zo zet Nederland zich in om tot een meer Europees gecoördineerde benadering ten aanzien van herkomstlanden te komen en moedigt Nederland de Europese Commissie aan om brede partnerschappen met landen van herkomst en transit te realiseren.
Het treffen van visummaatregelen is daarbij één van de mogelijkheden. Het is goed te realiseren dat dit een middel is dat in EU verband dient te worden ingezet om effectief te zijn. Op dit moment wordt in Europees verband gekeken welke landen voor dergelijke maatregelen in aanmerking kunnen komen.
Waarom kunt u dit soort herkomstlanden niet overtuigen van het opnemen van hun onderdanen? In hoeverre treft u sancties dan wel visummaatregelen tegen dit soort weigerachtige landen?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u al een gesprek gevoerd met uw Marokkaanse ambtsgenoot over het terugkeerbeleid of is de deur nog altijd gesloten?
Zoals bekend is Marokko een belangrijk land voor samenwerking op migratie, waaronder terugkeer. De inzet van het kabinet is dan ook gericht op dialoog met Marokko op verschillende niveaus om de samenwerking in den brede te verbeteren. Dit vindt plaats binnen de bredere bilaterale relatie en wordt nauwkeurig afgestemd met alle betrokken ministeries. De beperkingen inzake het COVID-19 virus hebben impact gehad op de uitvoering van deze inzet. Zoals ook voor Nederland geldt, lag de focus voor Marokko op het onder controle brengen van de COVID-pandemie. Er is voortdurend contact op verschillende niveaus met Marokko over een breed aantal onderwerpen. Daarbij wordt ook de intentie voor versterkte dialoog op het gebied van migratie en terugkeer onder de aandacht gebracht.
Erkent u dat de frustratie onder agenten alleen maar toeneemt als er niets terechtkomt van het terugkeerbeleid?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat Nederland zijn eerlijke deel moet nemen in het opnemen van vluchtelingen, maar dat u er tegelijk voor moet zorgen dat mensen die geen recht hebben op asiel terugkeren naar hun herkomstland, teneinde het draagvlak voor het beleid in stand te houden?
U verwoordt hier precies de ambitie van het regeerakkoord en daarmee van het kabinet.
Premieshoppen |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Arbeidsmigrant nog goedkoper gemaakt door detachering»?1
Het artikel geeft aan dat er uitzendbedrijven zijn die op zoek zijn naar manieren om arbeidsmigranten goedkoper naar Nederland te halen, waarbij ook de zogenoemde A1-route onderzocht wordt. Zoals ook aangegeven bij de beantwoording van de vragen van het lid Palland keur ik het fingeren van situaties om premievoordelen te bereiken (premieshoppen) af. Dergelijke praktijken leiden tot oneerlijke concurrentie en moeten daarom tegengegaan worden.
Tegelijkertijd wil ik ervoor waken dat de A1-verklaring of de socialezekerheidsregels over grensoverschrijdende detachering gelijk zouden komen te staan aan premieshoppen. De mogelijkheid om bij detachering voor enige tijd verzekerd te blijven in de zendende lidstaat, beschermt werknemers tegen een verbrokkelde opbouw van socialezekerheidsrechten. In mijn brief van 7 juli2 over A1-verklaringen voorzie ik de Kamer van een update over mijn inzet om het oneigenlijk gebruik van deze regelgeving te voorkomen.
Klopt de analyse van ABN Amro («Goedkope arbeidsmigrant komt van steeds verder») dat uitzendbureaus voortdurend onderzoeken of arbeidsmigranten goedkoper in Nederland kunnen werken, en arbeidsmigranten bijvoorbeeld (ondanks de herziene detacheringsrichtlijn) via de A1-route voor minder loonkosten in Nederland kunnen werken? Wat is uw oordeel hierover?
Zoals hiervoor aangegeven zijn er uitzendbedrijven die op zoek zijn naar manieren om arbeidsmigranten goedkoper naar Nederland te halen. Het klopt inderdaad dat loonkostenverschillen tussen werkgevers uit het buitenland en Nederlandse werkgevers, bijvoorbeeld in verband met de afdracht van premies voor sociale zekerheiden pensioenpremies, daarbij een rol kunnen spelen. Loonkostenverschillen zijn echter niet de enige factor hierbij: zo spelen ook extra kosten voor het verblijf in Nederland een rol, zoals huisvesting, vervoer en compensatie voor de hogere kosten van levensonderhoud.
In mijn brief aan de Tweede Kamer van 12 december 2019 betreffende de implementatiewet nieuwe detacheringsrichtlijn heb ik, naar aanleiding van onderzoek dat in 2017 is uitgevoerd door Regioplan, aangegeven dat verschillen in loonkosten voor werkgevers moeilijk inzichtelijk te maken zijn, door de vele verschillende factoren die relevant zijn voor de beloning van een gedetacheerde werknemer en het feit dat er specifieke regelingen bestaan voor elk van deze onderdelen, waarbij sommige EU-wijd worden toegepast en andere per EU-lidstaat verschillen.3
Derdelanders die legaal werken en verblijven binnen een EU-lidstaat kunnen op basis van de Dienstenrichtlijn en de Detacheringsrichtlijn in andere EU-lidstaten te werk worden gesteld.4 Als werknemers van buiten de Europese Unie legaal in Europa verblijven en werken, kunnen zij ook onder de coördinatieverordening voor de sociale zekerheid vallen (Verordening (EG) 883/2004).5 Deze verordening maakt het mogelijk dat een gedetacheerde werknemer, onder voorwaarden, voor maximaal 24 maanden verzekerd blijft in de zendende lidstaat. Dat gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden die de EU-regelgeving en de nationale wetgeving op dit punt bieden is op zich niet ongeoorloofd. Maar als er via bijvoorbeeld schijnconstructies misbruik wordt gemaakt van deze regelgeving is dit zeer onwenselijk. Dit geldt zowel voor premieshoppen voor werknemers met de nationaliteit van een derde land, als voor premieshoppen voor werknemers met de nationaliteit van een EU-lidstaat.
Is de conclusie van ABN Amro juist dat door deze A1-route ook inwoners van landen buiten de Europese Unie via werkvergunningen in Oost-Europese landen in Nederland komen te werken? Acht u dit wenselijk?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u hierover overleg met (door)zendlanden als bijvoorbeeld Polen, dat in 2017 zo'n 600.000 werkvergunningen en 1,8 miljoen 6-maanden werkvergunningen aan buurlanden verstrekte?2
Ja, ik heb met bijvoorbeeld Polen gesproken over het toelatingsbeleid van Polen voor werknemers afkomstig uit landen zoals Oekraïne. Daarbij gaf men van Poolse zijde aan dat het overgrote deel van deze werknemers op Pools grondgebied wordt ingezet. Ik wijs er op dat het inzetten van derdelanders bij tekorten op de eigen arbeidsmarkt een nationale competentie is van de lidstaten.
Heeft u er zicht op hoeveel mensen nu al via deze route werken in Nederland? En vanuit welke landen komen deze mensen overwegend? Kunt de cijfers van de afgelopen vijf jaar overleggen?
Sinds 1 maart 2020 is de meldplicht op grond van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU) van kracht. Op dit moment zijn er nog geen jaarcijfers over 2020 beschikbaar.
Tot 1 maart 2020 gold op grond van het toenmalige artikel 1e van het BuWav (vrij verkeer van diensten) en de Regeling melding Wet arbeid Vreemdelingen een notificatieplicht bij het UWV, voor de detachering van werknemers uit derde landen die rechtmatig in een andere lidstaat verblijven en werken. Onderaan treft u een bijlage aan, met daarin een overzicht van de aantallen gemelde werknemers die op grond van deze notificatieplicht gemeld zijn bij UWV, van de jaren 2015 tot en met 2019. Daarbij is – in lijn met de daarover verschenen persberichten – vooral de relatieve groei van het aantal werknemers uit Oekraïne opvallend. Het gebruik van A1-verklaringen maakte geen onderdeel uit van de UWV notificatieplicht en is uit deze cijfers niet af te leiden. Deze cijfers zien dan ook niet op A1-verloning.
Daarnaast beschikken wij over cijfers over de A1-verklaringen. Het gaat dan om cijfers over het aantal ontvangen A1-verklaringen per zendend land. Wel is het zo dat die cijfers niet gesorteerd kunnen worden op nationaliteit. Wij kunnen wel zien hoeveel A1-verklaringen er bijvoorbeeld door Polen worden afgegeven voor tewerkstelling in Nederland, maar niet of het dan gaat om een Unieburger of een derdelander. Deze cijfers zijn openbaar en hier heb ik recentelijk in de brief van 7 juli over premieshoppen naar verwezen7.
Hoe ziet u de relatie tot derdelanders die niet alleen voor loon- en huisvesting, maar ook voor verblijfsstatus afhankelijk zijn van hun werkgever, aangezien het in de praktijk al niet mogelijk is om burgers uit de Europese Unie te beschermen tegen uitbuiting?
De positie van werknemers afkomstig van buiten de EU is, net als de positie van mobiele EU-werknemers, kwetsbaar, zo niet kwetsbaarder. Het kabinet is zich daar terdege van bewust en de inzet van het kabinet is dan ook gericht op het bevorderen van fatsoenlijke woon- en werkomstandigheden voor alle werknemers in Nederland, ongeacht hun herkomst. Ik wijs in dit verband ook op het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten dat is ingesteld om voorstellen te doen om de werk- en leefomstandigheden van arbeidsmigranten te verbeteren
Deelt u de mening dat uitzendbureaus hiermee premieshoppen en loondump faciliteren, aangezien werkgevers veel minder kosten maken?
Ja, voor zover het uitzendbureaus betreft die constructies opzetten en misbruik maken van A1-verklaringen om zo minder kosten te maken. Dit is zowel voor de gedetacheerde werknemer als uit het oogpunt van een gelijk speelveld zeer onwenselijk.
Wat vindt u ervan dat bedrijven – ondanks de wettelijke aanscherping rond flexwerk in de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) – opnieuw op zoek gaan naar goedkope arbeid door middel van A1-verloning?
Zoals aangegeven bij de beantwoording van de vragen van het lid Palland heb ik op dit moment geen helder beeld van dit effect van de WAB. In mijn brief van 5 juni 2020 inzake de quickscan naar de effecten van de WAB Monitoring en evaluatie WAB, heb ik al opgemerkt dat het lastig de effecten van de WAB los te bezien van de ingrijpende arbeidsmarkteffecten van de coronacrisis, het overheidsbeleid ter zake en de economische gevolgen. Niettemin worden aan de hand van diverse onderzoeken op dit moment verschillende aspecten van de impact van de WAB in beeld gebracht. Wanneer de resultaten daarvan bekend zijn zal uw Kamer hierover nader worden geïnformeerd.
Op welke manier gaat u dit soort vormen van premieshoppen tegen? Bent u van mening dat de detacheringsrichtlijn verder moet worden aangescherpt?
De detacheringsrichtlijn gaat niet over sociale zekerheid. De coördinatie van sociale zekerheid binnen de Europese Unie is geregeld in Verordening (EG) 883/2004. Een aanscherping van de detacheringsrichtlijn zou dan ook geen uitkomst bieden.
In mijn brief van 7 juli over A1-verklaringen voorzie ik de Kamer van een update over mijn inzet om het oneigenlijk gebruik van deze regelgeving te voorkomen. De SVB heeft sinds enige tijd een handhavingsteam dat zich specifiek richt op de handhaving op A1-verklaringen. De SVB en ketenpartners werken daarnaast intensiever samen om feiten te achterhalen en signalen en kennis te delen. Ik verwacht daarnaast dat de Europese Arbeidsautoriteit een rol kan spelen in het tegengaan van premieshoppen.
Ook wordt Verordening (EG) 883/2004 momenteel herzien. Nederland zet zich ervoor in om de regels over detacheringen en A1-verklaringen te verbeteren en zo de fraude en misbruik met A1-verklaringen en premieshoppen te bestrijden. Op dit front zijn al belangrijke maatregelen voorgenomen. Zowel in de Raad als in het Europees parlement was bijvoorbeeld voldoende steun voor de verplichting voor de uitgevende instelling om een A1-verklaring met terugwerkende kracht in te trekken bij fraude. De mogelijkheid voor het werkland tot weigering van een A1-verklaring als die niet helemaal is ingevuld en het opnemen van een verplichte voorafgaande verzekering van drie maanden voor detachering zijn stappen in de goede richting.
Daarbij is het wel van belang om te onderstrepen dat er op dit moment geen akkoord kan worden bereikt op dit dossier omdat partijen het niet eens kunnen worden over de aanpassingen in twee hoofdstukken, namelijk het hoofdstuk toepasselijke wetgeving (met daarin de regels over detachering en A1-verklaringen) en het hoofdstuk werkloosheid. Nederland heeft ook zwaarwegende belangen op het werkloosheidshoofdstuk. Of Nederland kan instemmen met een akkoord hangt af van het bereikte resultaat op beide hoofdstukken. Ik informeer uw Kamer als er voortgang is.
2019
2018
2017
2016
2015
De familie S. |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het tragische verhaal van de familie S. die van Gaza naar Turkije zijn gevlucht?1
Ik ben bekend met het verhaal van de familie zoals u dat onderhands aan mij deed toekomen, via een brief van een echtpaar dat zich het lot van deze familie heeft aangetrokken.
Deelt u de mening dat de familie S. in februari 2019 door de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNWRA) officieel erkend is als vluchteling?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ervan op de hoogte dat hun 3-jarige kind S. een ernstige vorm van Coaliaki heeft en zonder de juiste medische hulp zal sterven?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de familie in aanmerking te laten komen voor hervestiging?
Nederland hervestigt uitsluitend op voordracht van de VN vluchtelingenorganisatie (UNHCR). UNHCR selecteert vanuit de totale vluchtelingenpopulatie in een opvangland personen die vanwege individuele kwetsbaarheden vallen binnen de zeven voordrachtcategorieën en in aanmerking komen om te worden voorgedragen voor hervestiging. UNHCR beoordeelt daarnaast welk hervestigingsland gelet op de individuele omstandigheden het meest aangewezen is om een persoon aan voor te dragen. Nederland hecht eraan deze beoordeling aan UNHCR te laten, omdat alleen UNHCR voldoende overzicht heeft over de totale vluchtelingenpopulatie om die inschatting zorgvuldig en adequaat te kunnen maken. Hervestiging naar Nederland is daarom niet mogelijk zonder voordracht van de UNHCR, wat ook geldt voor deze familie.
Is het juist dat de rechtbank Amsterdam recent heeft geoordeeld dat Palestijnse asielzoekers uit Gaza recht hebben op een Nederlandse verblijfsvergunning?2
Het klopt dat de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, in de aangehaalde uitspraak van 21 augustus 2020 in algemene zin oordeelt dat het voor de UNWRA onmogelijk is gebleken om de Palestijnen de levensomstandigheden te bieden die stroken met de opdracht waarmee de UNRWA is belast.
Dit is een verstrekkend oordeelTegen de uitspraak is hoger beroep ingediend. Hangende dit beroep kan ik niet verder op deze kwestie ingaan.
Indien de familie S. niet in aanmerking komt voor hervestiging, wat kunt u nog voor hen betekenen?
Het kabinet zet zich op verschillende manieren in om verbetering aan te brengen en perspectief te bieden voor migranten en vluchtelingen, zoals de familie S. Dit doet het kabinet in internationaal, Europees en bilateraal verband, en ook specifiek in Turkije. Deze inzet volgt mede uit de Integrale Migratieagenda van dit kabinet, waarin opvang in de regio als een van de speerpunten is benoemd. De Nederlandse steun voor wat betreft de opvang van vluchtelingen, evenals steun aan de gastgemeenschappen wordt, in EU-verband, hoofdzakelijk geleverd via EUTF Syrië (Madad) en de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije (FRIT). De ondersteuning via de FRIT wordt geleverd in het kader van de EU-Turkije Verklaring. Sinds de inwerkingtreding van de FRIT wordt door middel van het Emergency Social Safety Net (ESSN) maandelijks financiële ondersteuning geboden aan 1,7 miljoen vluchtelingen om in de dagelijkse behoeftes te voorzien. Tevens is door middel van de Conditional Cash Transfer for Education (CCTE) voor ruim 685.000 kinderen toegang tot onderwijs gerealiseerd. Ook hebben ruim 9 miljoen gezondheidsconsultaties plaatsgevonden en zijn circa 650.000 inentingen verricht.3
Naast de Nederlandse bijdrage aan deze Europese fondsen financiert Nederland vanuit het opvang in de regio budget twee projecten in Turkije: een project met Oxfam, gericht op economische participatie van Syrische en Turkse vrouwen, en een project met United Work, dat inzet op matching tussen vluchtelingen en werkgevers in de Turkse arbeidsmarkt.
Cashen op kosten van de belastingbetaler |
|
Bart van Kent , Jasper van Dijk |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Cashen met corona, op kosten van de belastingbetaler»?1
Het is niet aan mij om te oordelen over faillissement in individuele gevallen. Het is aan de rechter om te bepalen of er sprake is van een schuldenaar die niet langer in staat is om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen zodat een faillietverklaring op zijn plaats is en of de regels betreffende de bescherming die aan werknemers moet worden gegeven bij een overgang van onderneming van toepassing zijn.
In het algemeen geldt ten aanzien van de NOW dat de subsidie ten goede komt aan werknemers omdat een bedrijf in staat wordt gesteld loonkosten door te betalen waardoor werkgelegenheid zoveel mogelijk behouden blijft. Doordat het een generieke maatregel betreft, kan elke werkgever die aan de voorwaarden voldoet, aanspraak maken op de NOW-subsidie. In het geval dat een bedrijf gedurende de NOW-subsidieperiode failliet wordt verklaard, worden de betalingen meteen door UWV stopgezet.
Wat vindt u ervan dat Henk Bos met grote bedragen van subsidie uit de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) profiteert, één van zijn bedrijven failliet laat verklaren, het personeel ontslaat en er zelf miljoenen aan verdient?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de uitspraak «Het geheel is overgoten met een sausje van faillissement, maar is in feite een overgang van onderneming»?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verklaart u dat een overgang van onderneming kennelijk zo makkelijk onder faillissement valt te scharen?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat het ontslagen personeel geen salaris en vakantiegeld meer heeft gekregen na de mededeling dat het bedrijf faillissement aan vroeg? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Volgens gegevens van het UWV zijn de lonen door de werkgever betaald tot en met 30 april 2020 en het vakantiegeld is betaald tot en met 31 mei 2019. De salarissen na 30 april 2020 en het vakantiegeld is overgenomen door het UWV. Het is dus niet zo dat het ontslagen personeel geen salaris en vakantiegeld meer heeft gekregen na de mededeling dat het bedrijf faillissement aan vroeg.
Klopt het dat het UWV de salarissen heeft betaald na de faillissementsaanvraag? Zo ja, welk bedrag betreft dit? En wat gaat er gebeuren om dit geld te verhalen op de oude dan wel de nieuwe eigenaar, ofwel Henk Bos?
Ja, er is sprake geweest van loonovername door het UWV over de salarissen na 1 mei. Voor werknemers die in dienst zijn getreden bij LAVG betreft dit de periode 1 mei tot en met 1 juni 2020. Voor werknemers die niet in dienst zijn getreden bij LAVG betreft het de periode van 1 mei tot en met 16 juli.
Om welk bedrag het gaat, is nog onduidelijk, aangezien het vooralsnog om een voorschot gaat en de werknemersaanvragen nog niet allemaal definitief zijn afgehandeld. Nadat de definitieve uitkeringen zijn vastgesteld, zal er vanuit het UWV een nota worden ingediend bij de curator, conform regulier proces.
Wat vindt u ervan dat het betalen van een ontslagvergoeding op deze wijze kennelijk makkelijk omzeild kan worden?
In het algemeen kan ik het volgende zeggen: het faillissementsrecht is met waarborgen omgeven, en kan niet zomaar gebruikt worden om het gewone arbeidsrecht (waaronder het betalen van transitievergoedingen) te omzeilen. De werkgever kan zichzelf niet opeens failliet verklaren, de rechter spreekt het faillissement uit. Dat gebeurt alleen als blijkt dat de schuldenaar daadwerkelijk niet meer in staat is om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen (artikel 1 Faillissementswet (Fw)). Vervolgens wordt een onafhankelijk curator aangesteld die onder meer beslist over wat met de arbeidsovereenkomsten van betrokken werknemers wordt gedaan, en of de situatie aanleiding geeft tot een direct ontslag of dat er andere opties voorhanden zijn.
Kunt u de rol en de onafhankelijke positie van de curator in deze toelichten?
De curator wordt na de faillietverklaring aangesteld om het beheer over het vermogen van de schuldenaar (hierna: faillissementsboedel) over te nemen, de vermogensbestandsdelen te gelde te maken en de opbrengst te verdelen over de schuldeisers. Het behoort ook tot de wettelijke taken van de curator om de gang van zaken in de aanloop van het faillissement te onderzoeken en hierover aan de rechter-commissaris te rapporteren (artikel 68 Fw). Als de curator onregelmatigheden constateert, meldt hij dit aan de rechter-commissaris. Als de faillissementsboedel is benadeeld, probeert de curator dit terug te draaien. De curator heeft primair tot taak om een zo hoog mogelijke opbrengst voor de schuldeisers te realiseren. Verder volgt uit vaste rechtspraak dat de curator bij zijn taakuitoefening ook rekening moet houden met maatschappelijke belangen. Hieronder valt ook het belang van werknemers bij continuering van de onderneming en behoud van werkgelegenheid.2
Was er werkelijk sprake van twintig procent omzetdaling bij het bedrijf Van Arkel?
Of er werkelijk sprake is van twintig procent omzetdaling is nu nog onbekend, aangezien er nog geen vaststelling heeft plaatsgevonden.
Gaat u onderzoeken of in deze zaak conform de wet is gehandeld?
Nee, aangezien dit zoals gebruikelijk bij faillissementsaanvraag door een rechter is getoetst.
Heeft het Bureau Financieel Toezicht naar deze zaak gekeken of gaat zij dat nog doen? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Het BFT houdt integraal toezicht op alle gerechtsdeurwaarderskantoren. Dit toezicht biedt onder meer waarborgen ter bevordering van het maatschappelijk vertrouwen dat aan gerechtsdeurwaarders toevertrouwde gelden ook bij een faillissement van een gerechtsdeurwaarder veilig zijn.
Dit geldt onverkort voor de in het artikel genoemde zaak. Het BFT is een onafhankelijke toezichthouder. Om die reden laat ik mij over individuele zaken niet uit.
Bent u bereid de marktwerking bij deurwaarders terug te draaien nu blijkt dat deurwaarders schulden opkopen, belangen verstrengelen met incassobureaus en op dubieuze wijze met subsidiegelden en faillissementen omgaan?
Nee. Ten aanzien van de specifieke keuze voor marktwerking heeft de Minister voor Rechtsbescherming nog dit voorjaar benadrukt dat de in het begin van dit millennium gemaakte principiële keuze voor marktwerking een keuze is die nu niet ter discussie staat, juist omdat marktwerking de algehele kwaliteit en doelmatigheid van de gerechtsdeurwaarderij bevordert. Die keuze is nogmaals bevestigd in de recente beleidsreactie op het rapport van de Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (hierna: de commissie). Dit betekent niet dat er geen oog is voor een aantal negatieve effecten van de marktwerking. Ook de commissie adresseert een aantal negatieve aspecten en adviseert daarom correctie op de marktwerking om te voorkomen dat de onafhankelijkheid van gerechtsdeurwaarders onder invloed van concurrentiedruk in het geding komt. Dat belang is door het kabinet onderschreven en daartoe wordt een aantal maatregelen genomen, zoals ook valt te lezen in genoemde beleidsreactie. Het betreft een eenmalige herijking van de tarieven die zijn neergelegd in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag) conform het advies van de commissie. Ook wil de Minister voor Rechtsbescherming – in navolging van de Verordening Grenzen tariefmodellen gerechtsdeurwaarders3 – prijsafspraken tussen de gerechtsdeurwaarder en opdrachtgever verbieden die de onafhankelijke positie van de gerechtsdeurwaarder in gevaar brengen. Hij hecht eraan om te benadrukken dat een centraal element van de Gerechtsdeurwaarderswet (artikel 12a) juist ziet op de onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder en ziet geen reden voor aanvullende maatregelen.
De handelwijze van het UWV inzake terugbetalingen |
|
Jasper van Dijk |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Brief van UWV: 27.000 euro terugbetalen, binnen zes weken»?1
Een terugvordering is in alle gevallen voor de betrokkene een vervelende situatie, maar onvermijdelijk en wettelijk verplicht wanneer is gebleken dat er onterecht geld is uitgekeerd. Indien er sprake is van een terugvordering, wijst UWV alle klanten op de mogelijkheid van een betalingsregeling. Dat is in dit geval ook gebeurd.
Deelt u de mening dat mensen die te goeder trouw hebben gehandeld een redelijke en billijke terugbetaalregeling moeten krijgen in plaats van 27.000 euro in zes weken?
In de Algemene wet bestuursrecht is opgenomen dat er een wettelijke betaaltermijn geldt van 6 weken. Hier kan UWV niet van afwijken. UWV stelt wel iedere betrokkene in de gelegenheid om een betalingsregeling af te spreken. Dit is maatwerk (binnen de wettelijke grenzen, gebaseerd op de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen). De standaardtermijn van zes weken is nodig om betrokkene uit te nodigen om een betalingsregeling te treffen. De maximale wettelijke termijn voor de betalingsregeling is afhankelijk van de reden van de terugvordering. De terugbetalingstermijn is normaliter maximaal drie jaar, maar bij het schenden van de inlichtingenplicht2 maximaal een jaar.
Waarom moeten mensen het brutobedrag terugbetalen in plaats van het bedrag dat ze daadwerkelijk ontvangen, het nettobedrag?
Een uitkering wordt door UWV berekend en dat is het bedrag waar betrokkene recht op heeft. Omdat de uitkering fiscaal belast is, moet de betrokkene, net als een werknemer, een deel hiervan aan de Belastingdienst betalen in de vorm van loonheffing. Om die reden houdt het UWV, net als een werkgever, een deel van de uitkering in (de loonheffing) en betaalt deze aan de Belastingdienst. Als later blijkt dat de betrokkene geen recht had op de uitkering dan moeten beide delen terugbetaald worden. Bij terugbetaling van de uitkering tijdens het lopende jaar, mag betrokkene volstaan met terugbetalen van wat in dat jaar netto is ontvangen, omdat UWV de loonheffing bij de Belastingdienst terugvraagt. Dit is pas mogelijk op het moment dat de uitkeringsgerechtigde iets terugbetaalt. Nadat het jaar is afgelopen heeft UWV deze mogelijkheid niet meer; UWV mag dan de loonheffing niet meer corrigeren. Dit betekent dat betrokkene het bedrag bruto moet terugbetalen en het verschil zelf kan terugvragen bij de Belastingdienst.
Bent u bereid deze regeling aan te passen, zodat mensen voortaan het nettobedrag moeten terugbetalen?
Indien een terugbetaling bruto moet plaatsvinden (vanwege het overschrijden van de jaargrens), kan de uitkeringsgerechtigde het verschil terugvragen bij de Belastingdienst. Per saldo betaalt de uitkeringsgerechtigde dus in alle gevallen het ten onrechte ontvangen bedrag netto terug. Dat neemt niet weg dat het vervelend is voor de burger, zeker voor de mensen met een beperkt «doenvermogen», om dit deel van de vordering zelf te claimen bij de Belastingdienst. UWV faciliteert dit proces echter wel optimaal door een (negatieve) jaaropgave te verstrekken die de burger kan gebruiken bij het invullen van de belastingaangifte. Een meer klantvriendelijke oplossing vinden is uitvoeringstechnisch complex, aangezien het hele fiscale stelsel en de processen en systemen zijn ingericht op een brutosystematiek. In verband met de huidige belasting van de uitvoering, in combinatie met de complexiteit van een eventuele oplossing, is de afweging om nu in te zetten op maximaal voorlichten en faciliteren.
Wilt u ervoor zorgen dat het UWV bij terugvorderingen voortaan standaard gaat wijzen op de mogelijkheid om de teveel betaalde belasting terug te vragen en er tevens voor zorgen dat hierbij uitgelegd wordt hoe dit aangevraagd dient te worden?
Indien het aan de orde is dat een klant het bedrag bruto moet terugbetalen, dan wijst UWV standaard in alle brieven die een terugvordering betreffen op de mogelijkheid om geld terug te vragen bij de Belastingdienst. Ook wijst UWV klanten aan het einde van het jaar, door middel van een brief, op het feit dat het jaar eindigt en dat alleen binnen dat jaar netto betaald kan worden aan UWV.
Dit kan voor klanten ingewikkeld zijn. De afgelopen jaren is daarom veel energie gestoken om het traject rondom brutonetto voor de klant duidelijk te maken. Zo is onder andere een speciale pagina ingericht op de site uwv.nl waar heldere uitleg staat en in een filmpje het brutonetto traject wordt uitgelegd. Klanten die bellen met het UWV worden expliciet naar deze pagina over het brutonetto traject verwezen.
Kan het voorkomen dat mensen niet volledig gebruik kunnen maken van de aftrekpost negatief inkomen (in verband met het bruto bedrag) omdat hun inkomen te laag is? Zo ja, welke oplossing draagt u aan voor deze mensen?
Het kan in theorie voorkomen dat iemand in een jaar meer moet terugbetalen dan dat diegene aan (te verrekenen) inkomen heeft. Als het inkomen uit werk en woning te laag is kan iemand niet volledig gebruik maken van de aftrekpost «negatief inkomen» bij de aangifte inkomstenbelasting van de Belastingdienst. Door in te gaan op het aanbod van UWV om een betalingsregeling te treffen kan hier met UWV een oplossing voor worden gezocht. UWV houdt bij terugbetalingsregelingen altijd rekening met de financiële positie van de debiteur. Aangezien UWV geen inzicht heeft in de financiële positie van de klant, is het aan de klant zelf om het initiatief te nemen tot een betalingsregeling.
Waar kunnen mensen terecht die problemen hebben met het UWV en de ingewikkelde regels vaak niet begrijpen (terwijl Sociaal Raadslieden en Rechtswinkels niet zelden zijn wegbezuinigd)?
Bij UWV zijn er diverse mogelijkheden. In eerste instantie kunnen klanten terecht op de website van UWV, waarin voor alle soorten uitkeringen specifieke pagina’s zijn ingericht met informatie. Daarnaast is er altijd de mogelijkheid om contact op te nemen met het klantencontactcentrum van UWV; zij kunnen klanten telefonisch van informatie voorzien, verwijzen naar de website, of doorverwijzen naar de behandelaar van het specifieke dossier. Ook is er de mogelijkheid om online vragen te stellen aan UWV. Daarnaast is er voor klanten altijd de mogelijkheid om een bezwaar in te dienen als zij het niet eens zijn met een beslissing. Bij klachten kunnen klanten terecht bij het klachtenbureau van UWV.
Als het gaat om het invullen van de aangifte inkomstenbelasting is de Belastingdienst het eerst aangewezen loket, bijvoorbeeld via de Belastingtelefoon. Daarnaast kan men terecht bij de Sociaal Raadslieden, Juridisch loket, ombudsman van de gemeente of Nationale ombudsman.
Wat onderneemt u om te bereiken dat het UWV haar voorwaarden en regels op een begrijpelijke manier communiceert?
UWV werkt voortdurend aan de verbetering van de dienstverlening en de manier waarop zij communiceert richting klanten. Dit heeft bijvoorbeeld geresulteerd in een video en een bericht dat uitkeringsgerechtigden ontvangen wanneer alle vorderingen zijn betaald.
Daarnaast heeft UWV gedragswetenschappers en communicatie adviseurs in dienst die voortdurend zoeken naar een verbetering van de dienstverlening en de begrijpelijkheid van informatie voor klanten in o.a. brieven en op de website.
Wat doet het UWV om te voorkomen dat mensen in financiële nood komen door disproportionele terugvorderingen van het UWV?
Om te voorkomen dat mensen in financiële nood komen, wijst UWV in de brief waarin de terugvordering wordt aangekondigd altijd op de mogelijkheid van een terugbetalingsregeling. Naast de terugbetalingsregeling kan UWV eventueel afwijken van de beslagvrije voet ten voordele van de debiteur, door de berekende aflossingscapaciteit te halveren als de vordering hiermee binnen 3 jaar kan worden betaald. Dit is alleen mogelijk indien er geen sprake is van een overtreding van de inlichtingenplicht3.
Daarnaast wordt de kwijtscheldingstermijn (uiteraard binnen de juridische spelregels) in de gaten gehouden en daar waar klanten in aanmerking komen voor kwijtschelding worden vorderingen kwijtgescholden.
Tot slot heeft het afgelopen jaar een pilot plaatsgevonden om klanten pro actief te benaderen, wanneer zij het openstaande bedrag niet binnen 10 weken hadden betaald. Deze klanten werden gebeld en er werd opnieuw het aanbod van een betalingsregeling gedaan. Er wordt nu gekeken naar de voortzetting van deze pilot. Ook worden klanten gewezen op de mogelijkheid van schuldhulpverlening door de gemeente.
Is er voor mensen die als gevolg van de coronacrisis in financiële moeilijkheden terechtkomen, een coulante terugbetaalregeling? Zo nee, waarom niet?
Debiteuren die als gevolg van de coronacrisis in financiële moeilijkheden terecht komen, kunnen 3 maanden uitstel van betaling krijgen. Na deze termijn vindt weer overleg plaats tussen debiteur en UWV en wordt de financiële positie van de debiteur in kaart gebracht. Indien mogelijk hervat de debiteur de betaling aan UWV. Wanneer dit niet mogelijk is wordt er gezocht naar maatwerkoplossingen.
Werken zonder loon |
|
Jasper van Dijk |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Gratis werken in de blijvende armoede» over bijstandsgerechtigden die vaak jarenlang onbetaalde werkervaringsplaatsen innemen zonder dat sprake is van een betaalde baan?1
Ik heb geen informatie dat gemeenten werken met behoud van uitkering inzetten als verdienmodel. Gemeenten hebben een grote mate van beleidsvrijheid wat betreft vorm en inhoud van het re-integratiebeleid om maatwerk te kunnen leveren dat werkzoekenden de meeste kans biedt op betaald werk. In de verplicht voorgeschreven verordening re-integratievoorzieningen en tegenprestatie dienen gemeenten onder andere vast te leggen op welke manier zij invulling geven aan het aanbieden van re-integratievoorzieningen, waaronder het verrichten van werkzaamheden met behoud van uitkering.
De uitgangspunten en wettelijke kaders zijn helder: verdringing van regulier werk op grond van oneerlijke concurrentie moet worden vermeden. In onder meer de brief van een van mijn voorgangers van 19 juni 2015 (Kamerstukken TK 29 544, nr 624) zijn de kaders uiteengezet. Bij het inzetten van het instrument werken met behoud van uitkering moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. In alle gevallen staat de positieve bijdrage aan de mogelijkheden voor arbeidsinschakeling centraal en moet het de kans naar regulier werk verbeteren. Dit houdt in dat de gemeente vaststelt dat de individuele cliënt baat heeft bij het opdoen van werkervaring dan wel enige tijd nodig heeft om te wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaald werk (regelmaat, gezagsverhoudingen, et cetera). Daarmee is altijd sprake van een beperkte periode (gedacht kan worden aan ongeveer zes maanden, mede bedoeld om verdringing en oneerlijke concurrentie te voorkomen).
Colleges van burgemeester en wethouders hebben de taak om zorg te dragen voor een juiste uitvoering van de Participatiewet, waaronder het borgen dat instrumenten in het kader van de Participatiewet op de juiste manier worden ingezet en zij hebben tot taak daarover verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad. En het is aan de gemeenteraad om de uitvoering door het college te controleren en het college daarover ter verantwoording te roepen.
Wat onderneemt u om te voorkomen dat onbetaald werk door bijstandsgerechtigden een verdienmodel blijft en hoe zorgt u ervoor dat bijstandsgerechtigden daadwerkelijk worden geholpen met hun re-integratie?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat mensen met een bijstandsuitkering mondkapjes moeten maken zonder dat zij daar een salaris voor ontvangen?2
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u het uitgangspunt van de FNV dat het maken van mondkapjes regulier productiewerk is en ook als zodanig dient te worden betaald?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre is er volgens u sprake van oneerlijke concurrentie als het ene bedrijf de werknemers wel salaris betaalt en het andere niet?
Verdringing van regulier werk op grond van oneerlijke concurrentie moet worden tegen gegaan. De verantwoordelijkheid voor het adequaat toezien op het voorkomen van verdringing van betaalde arbeid ligt bij de gemeente. Werkgevers en bijstandsgerechtigden kunnen zich bij klachten wenden tot de gemeente. Ook kan er een melding bij de Autoriteit Consument & Markt (ACM) worden gedaan van oneerlijke concurrentie. Of er in een individueel geval feitelijk sprake is van reguliere werkzaamheden waar een arbeidsovereenkomst aan zou moeten worden gekoppeld, is uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen. In algemene zin geldt daarnaast dat als een bijstandsgerechtigde het niet eens is met de door de gemeente aangeboden voorziening daartegen rechtsbescherming openstaat in de vorm van bezwaar en beroep.
Ik vind het belangrijk dat gemeenten borgen dat bij het inzetten van instrumenten geen verdringing plaatsvindt. Naar mijn mening zijn de wettelijke kaders om verdringing te voorkomen helder en toereikend. Die moeten goed worden toegepast. Divosa heeft in 2018 op verzoek van mijn voorganger een handreiking voor gemeenten gemaakt. In deze handreiking «Verdringing voorkomen bij het bevorderen van arbeidsparticipatie» wordt voor de meest voorkomende instrumenten beschreven hoe gemeenten in hun uitvoeringsproces kunnen borgen dat verdringing wordt voorkomen. Mijn voorganger heeft via het Gemeentenieuws SZW van december 2018 aandacht gevraagd bij gemeenten voor deze handreiking.
Waar kunnen werkgevers terecht die zich benadeeld voelen door oneerlijke concurrentie?
Zie antwoord vraag 5.
Waar kunnen bijstandsgerechtigden hun beklag doen indien zij zonder salaris productiewerk moeten doen?
Zie antwoord vraag 5.
Wat onderneemt u tegen nep-re-integratietrajecten die niet zozeer gericht zijn op mensen iets leren, maar louter uit zijn op productie draaien?
De gemeente is verantwoordelijk voor het ondersteunen van mensen die niet op eigen kracht aan de slag komen. Gemeenten bepalen de vorm, inhoud en intensiteit van de instrumenten die ze aan mensen aanbieden en de duur van de ondersteuning. Ik heb geen aanwijzingen dat er sprake is van nep-re-integratietrajecten. Uit de Participatiewet volgt dat het bij werkzaamheden in het kader van een tegenprestatie of een participatieplaats moet gaan om onbeloonde additionele werkzaamheden die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. De Participatiewet en jurisprudentie bieden kaders en houvast. Het is aan gemeenten de instrumenten binnen de kaders van de wet toe te passen. De wijze waarop gemeenten borgen dat er geen verdringing plaatsvindt, valt binnen de decentrale verantwoordelijkheid van gemeenten. De verantwoordelijkheid voor de juiste uitvoering van de Participatiewet ligt bij het college van burgemeester en wethouders en de controle bij de gemeenteraad.
Bent u bereid te onderzoeken in hoeverre dergelijke trajecten reguliere banen verdringen? Zo nee, waarom niet?
Er zijn twee recente uitgebreide, grotendeels kwalitatieve, onderzoeken3 over verdringing beschikbaar. In het onderzoek van CPB en SCP worden de voor de Participatiewet kenmerkende instrumenten niet afzonderlijk onderzocht op mogelijke verdringingseffecten. SEO besteedt wel expliciet aandacht aan instrumenten van de Participatiewet, zoals loonkostensubsidie en de tegenprestatie, en de omstandigheden waaronder het gebruik van deze instrumenten zou kunnen leiden tot verdringing. Dit onderzoek vindt geen verband tussen loonkostensubsidie en de tegenprestatie en verdringing.
In het voorjaar van 2019 heeft mijn ambtsvoorganger, mede op basis van deze uitkomsten, een expertsessie met wetenschappers laten organiseren om de vraag te beantwoorden of en hoe onderzoek naar de omvang van verdringing kan worden uitgevoerd. Op basis daarvan is mijn voorganger tot de conclusie gekomen dat dergelijk onderzoek nog niet mogelijk is omdat gegevens om verdringing vast te stellen beter beschikbaar moeten zijn dan nu het geval is. Tevens moet een langere periode beschikbaar zijn om tot betrouwbare uitspraken te kunnen komen.
Wat is uw reactie op het artikel «Advies aan Hoge Raad legt mogelijk bom onder participatiebanen»?3
Ik acht het niet passend om vooruit te lopen op de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak waarbij de advocaat-generaal een advies heeft geschreven. Het is dan ook te vroeg om iets te zeggen naar aanleiding van eventuele uitkomsten in deze zaak.
Wat gaat u doen als de Hoge Raad het advies van de advocaat-generaal overneemt?
Zie antwoord vraag 10.
Welke onderzoeken zijn u bekend over hoe lang mensen in een participatiebaan blijven hangen en in hoeverre deze participatiebanen mensen naar een duurzame baan toe leiden?
Een dergelijk onderzoek is mij niet bekend. Participatieplaatsen zoals benoemd in artikel 10a Participatiewet zijn beperkt in duur. Het moet daarbij altijd gaan om additionele onbeloonde werkzaamheden die niet tot verdringing leiden. Deze plekken zijn bedoeld voor mensen die door persoonlijke werkbelemmeringen een kleine kans op inschakeling in het arbeidsproces hebben en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar zijn op de arbeidsmarkt. Het doel van de participatieplaatsen is om mensen dichter bij de arbeidsmarkt te brengen.
Wat vindt u ervan dat iemand onder het mom van een re-integratietraject exact hetzelfde werk doet als een uitzendkracht, maar dan zonder salaris? Is dit volgens u in lijn met de geest van de wet?
Een re-integratietraject moet bijdragen aan de mogelijkheden voor arbeidsinschakeling en er moet sprake zijn van een beperkte periode. Tevens moet de gemeente erop toezien dat er geen sprake is van verdringing op de arbeidsmarkt. Hierin onderscheidt een re-integratietraject zich van een betaalde baan. Zie verder mijn antwoorden op vraag 1 tot en met 7.
De toename van dakloosheid door de kostendelersnorm |
|
Jasper van Dijk |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Wat is uw reactie op de artikelen van Argos over de toename van dakloosheid door de kostendelersnorm?1, 2, 3
Wat gaat u doen nu gemeenten de opvang van daklozen amper meer aan kunnen?
Wat is uw reactie op het gegeven dat steeds meer economisch zelfredzame mensen dakloos worden en dat dakloosheid volgens de gemeente Amsterdam tegenwoordig in de eerste plaats een huisvestingsprobleem is?
Hoe gaat u de snel groeiende dakloosheid onder jongeren aanpakken?
Wat onderneemt u om dakloosheid door de kostendelersnorm te voorkomen, aangezien hulpverleners zien hoe de kostendelersnorm eraan bijdraagt dat jongvolwassenen zoals Eva dakloos raken?4
Onderschrijft u dat de «maatwerkoplossing» van SZW faalt, aangezien uit onderzoek van Argos (i.s.m. Vers Beton en OPEN Rotterdam) blijkt dat deze oplossing nauwelijks gebruikt wordt door gemeenten? Zo nee, waarom niet? Wat gaat u – gezien de urgentie van het probleem – op korte termijn doen om tot een oplossing te komen die wel effectief is?
Als u erkent dat de kostendelersnorm dakloosheid veroorzaakt, waarom houdt u deze dan in stand, aangezien u in het artikel als Staatssecretaris van VWS het probleem zegt te herkennen: «Ik hoor nogal wat jongeren die zeggen: Ik werd te duur, dus ik werd op straat gegooid»?
Bent u het eens met de gemeente Rotterdam die ervoor pleit om helemaal te stoppen met de kostendelersnorm voor mensen tot 27 jaar?
Deelt u de mening van de Rotterdamse ambtenaren dat het toepassen van individuele uitzonderingen (c.q. maatwerk) willekeur oplevert?
Gaat u voorzien in de mogelijkheid voor een collectieve uitzondering van de kostendelersnorm voor jongeren tot 27 jaar waarvan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) aangeeft deze graag te krijgen?
Bent u bereid tegemoet te komen aan alle bezwaren door de kostendelersnorm af te schaffen?
Het op dubieuze gronden afwijzen van een Tozo-uitkering |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht waaruit blijkt dat een aantal sekswerkers in Alkmaar geen Tozo-uitkering (Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers) krijgt?1
Sekswerkers die aan de vereisten van de Tozo en de relevante bepalingen van de Participatiewet voldoen kunnen een bijstandsuitkering voor levensonderhoud ontvangen. Het College van burgemeester en Wethouders beoordeelt in een individueel geval of er aan de criteria is voldaan.
Wanneer iemand het niet eens is met een afwijzing staan bezwaar en eventueel beroep bij de onafhankelijke bestuursrechter open. Blijkens het bericht is door betrokkenen van deze rechtsmiddelen gebruik gemaakt.
Wat vindt u van het argument van de gemeente dat bedoelde personen – om in aanmerking te komen voor een Tozo-uitkering – niet langer dan 28 dagen in het buitenland mogen verblijven? Vindt u dit argument valide, aangezien andere personen wel degelijk een Tozo-uitkering ontvangen terwijl ook zij langer dan 28 dagen in het buitenland verbleven?
De Tozo is een bijstandsuitkering gebaseerd op de Participatiewet en bepaalde regels van deze wet zijn derhalve ook van toepassing op de Tozo. Dat geldt voor de uitsluitingsgronden zoals opgenomen in artikel 13 van de Participatiewet. Dit artikel regelt onder andere dat er geen recht op bijstand bestaat als iemand meer dan vier weken in het buitenland verblijft.
Op grond van artikel 16 van de Participatiewet kan, in afwijking van bepaalde regels (waaronder artikel 13), vanwege «zeer dringende redenen» toch bijstand worden verleend. Uiteraard is hiervoor altijd een individuele beoordeling nodig en geldt artikel 16 alleen in zeer uitzonderlijke situaties. Het verantwoordelijk college beoordeelt of er sprake is van zeer dringende redenen waardoor bijstand toch toegekend moet worden.
Tenzij er sprake is van de hierboven genoemde dringende redenen, hebben personen geen recht op bijstand wanneer zij langer dan vier weken in het buitenland verblijven. Dit verblijf in het buitenland dient op grond van de inlichtingenverplichting gemeld te worden, anders is er sprake van bijstandsfraude. Dergelijke fraude kan leiden tot terugvordering en een bestuurlijke boete.
Klopt het dat Tozo-aanvragen bij de gemeente worden neergelegd en dat iedere gemeente «in zekere zin zelf kan bepalen binnen welke kaders zij de aanvragen beoordelen»?
De regelgeving wordt helder uiteengezet in de Tozo en de Participatiewet. Een college moet in een individueel geval beoordelen of er recht bestaat op een Tozo-uitkering. Om een uniforme uitvoering te bevorderen heb ik, samen met VNG, Divosa en gemeentelijke experts een toolkit ontwikkeld die bestaat uit een model aanvraagformulier, een handreiking Tozo, modelbeschikkingen en -brieven en antwoorden op veel gestelde vragen. Deze producten zijn gepubliceerd op de websites van VNG en Divosa en dienen ertoe gemeenten te ondersteunen bij het inrichten van een snelle en efficiënte aanvraagprocedure en het toerusten van gemeentelijke ambtenaren om de aanvragen te behandelen. Ik heb gemeenten geadviseerd om de aanvragen zoveel mogelijk digitaal in te nemen en om een aanvraagformulier te hanteren dat gebaseerd is op het modelaanvraagformulier. Hoewel ik gemeenten adviseer om zoveel mogelijk digitaal aanvragen in ontvangst te nemen en aan te sluiten op het modelaanvraagformulier, kunnen gemeenten hierin hun eigen keuzes maken. Ik blijf met gemeenten in nauw contact om hun behoefte aan ondersteuning bij de uitvoering van de Tozo in beeld te houden en samen met VNG en Divosa de uitvoering zoveel mogelijk te ondersteunen.
Erkent u dat hiermee willekeur kan ontstaan? Zo ja, wat onderneemt u hiertegen?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat deze problematiek daardoor niet alleen in Alkmaar speelt, maar ook elders en in feite in het hele land kan spelen?2
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening van advocaat Bouwman dat «(d)eze vrouwen (legaal) werken (...) en staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, er wordt belasting geïnd, ook door de gemeente. Maar in tijden van een crisis, worden deze vrouwen aan de goden overgeleverd en geeft de gemeente Alkmaar niet thuis»?
De sekswerkers kunnen, als zij aan de voorwaarden voldoen, in aanmerking komen voor een uitkering op basis van de Tozo. Verblijf in het buitenland van langer dan vier weken staat, buiten zeer dringende omstandigheden, bijstandsverlening in de weg. Dat geldt niet alleen voor sekswerkers, maar voor iedereen die een uitkering aanvraagt op basis van de Tozo of de Participatiewet.
Bent u bereid met de gemeente in gesprek te gaan om een oplossing te zoeken voor de ontstane situatie?
Tegen een afwijzing van een aanvraag voor een Tozo-uitkering staan bezwaar en eventueel beroep bij de onafhankelijke rechter open. Indien er in een individueel geval recht bestaat op een Tozo-uitkering moet het college dit recht toekennen. Het is niet aan mij, maar aan het college en in laatste instantie de rechter, om deze beoordeling te maken.
Een werkgever en een uitzendbureau die hun werknemer in de steek lieten na een ernstig bedrijfsongeval |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de tweet van FNV-er Bart Plaatje, waaruit blijkt dat arbeidsmigrant Marcin ernstig gewond raakte na een bedrijfsongeval (hij viel in een vat met hete olie) waarna werkgever Beneluxvet BV en uitzendbureau Marthoflex hem in de steek lieten op zijn slaapkamer?1
Ja, ik heb kennisgenomen van de tweet.
Is het juist dat de werkgever pas twee uur na het ongeval kwam opdagen en dat er geen rapport is opgemaakt?
Ik kan niet oordelen over deze specifieke casus, maar vind het – niet alleen vanuit het oogpunt van goed werkgeverschap en de wettelijke verplichtingen, maar in de eerste plaats vanuit medemenselijkheid – van groot belang dat werknemers in goede arbeidsomstandigheden werken en er bij een arbeidsongeval adequaat wordt gereageerd. De Inspectie SZW is bekend met het ongeval en heeft naar aanleiding daarvan onderzoek ingesteld naar de causale relatie tussen het ongeval en een overtreding van een of meerdere artikelen van de Arbeidsomstandighedenwetgeving. Over een individueel bedrijf en/of lopend onderzoek doet de Inspectie SZW geen uitspraken. Concrete feiten, zoals genoemd, maken deel uit van een onderzoek. Voor zover relevant kunnen stukken, zoals een opgemaakt rapport, in een onderzoek worden betrokken.
Is het juist dat de noodzakelijke verzorging van zijn brandwonden lang op zich laat wachten, veel langer dan verantwoord is?
Zie antwoord vraag 2.
Is het juist dat Marcin op het moment van het ongeval anderhalve week bij Marthoflex in dienst was, maar dat hij geen zorgpas kreeg? Hoe is dit mogelijk?
De Inspectie SZW onderzoekt altijd of er sprake is van een arbeidsrelatie tussen het bedrijf en het slachtoffer teneinde vast te kunnen stellen wie volgens de Arbeidsomstandighedenwet moet worden aangemerkt als werkgever.
Verder is in de kabinetsreactie van 3 juli 2020 op de Eerste Aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten vermeld dat een aantal zorgverzekeraars afspraken hebben gemaakt met werkgevers en uitzendbureaus dat de zorgpas zo spoedig mogelijk wordt verstrekt aan arbeidsmigranten die zij in dienst hebben. Sommige zorgverzekeraars gaan of zijn inmiddels overgegaan tot een digitale zorgpas, die is gekoppeld aan de inschrijving bij de zorgverzekeraar. Tenslotte is van belang te vermelden dat de zorgpas, naast de polis, weliswaar dienst kan doen als bewijs van verzekering, maar dat elk ziekenhuis in Nederland online controleert of iemand een zorgverzekering heeft gesloten. Dit gebeurt via de applicatie « controle op verzekeringsrecht». In zoverre is de informatie niet helemaal correct. Het bezit van een zorgpas is voor het verkrijgen van medische zorg in een ziekenhuis niet nodig. Medisch noodzakelijke zorg wordt in ieder geval door ziekenhuizen gegeven.
Deelt u de mening dat de opstelling van zowel de werkgever als het uitzendbureau ontoelaatbaar is?
Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 2 en 3, is de Inspectie SZW bekend met het ongeval en is er naar aanleiding daarvan onderzoek ingesteld. Het onderzoek wordt verricht vanuit een brede context waarbij signalen van andere verboden gedragingen separaat worden beoordeeld. Afhankelijk hiervan kunnen deze signalen leiden tot nader onderzoek door de Inspectie SZW. Ook kan er een melding worden gedaan aan een andere toezichthoudende instantie of kan de zaak worden voorgelegd aan de Officier van Justitie. Het opleggen van eventuele sancties zal altijd onderlegd moeten zijn door juridisch houdbaar onderzoeksresultaat. Uit het onderzoek zal moeten blijken of sprake is van sanctioneerbare gedragingen. Gelet op het lopende onderzoek kan daar geen antwoord op worden gegeven.
Heeft de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid reeds kennisgenomen van het voorval? Welke sancties worden er getroffen tegen werkgever en uitzendbureau?
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer gaat u aan de slag met een daadkrachtige uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Arbeidsmigratie onder leiding van Emile Roemer?
Naar aanleiding van de aanbeveling van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten van 11 juni j.l. is het kabinet aan de slag gegaan om uitvoering te geven aan de verschillende aanbevelingen. Voor een uitgebreider antwoord op deze vraag verwijs ik naar de brief die het kabinet op 3 juli j.l. naar uw Kamer heeft verstuurd2. Het kabinet nodigt het Aanjaagteam in deze brief tevens uit om met een tweede reeks van aanbevelingen te komen die dieper ingaan op de structurele misstanden bij arbeidsmigranten en de oplossingen voor de langere termijn.