De mogelijke uitlevering van walvisbeschermer Paul Watson aan Costa Rica |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de arrestatie van walvisbeschermer Paul Watson in Duitsland en zijn mogelijke uitlevering aan Costa Rica?1
Ja.
Is het waar dat Paul Watson wordt vastgehouden en mogelijk uitgeleverd voor een confrontatie met een illegaal opererend visserschip voor de kust van Guatemala, een incident dat 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden, waarbij geen sprake was lichamelijk letsel of materiële schade, afgezien van de vele illegaal gevangen, toegetakelde en verminkte haaien? Zo nee, kunt u toelichten waarom Paul Watson dan wel vastgehouden wordt?
De Canadees Paul Watson werd op 13 mei 2012 op basis van een door Costa Rica uitgevaardigd internationaal arrestatiebevel in Duitsland aangehouden. Hij is op 18 mei 2012 op borgtocht vrijgelaten. Hij mag Duitsland niet verlaten tot de uitleveringsprocedure is afgesloten. Naar Duits recht hebben de autoriteiten van Costa Rica drie maanden de tijd om een uitleveringsverzoek te onderbouwen. De beslissing op het uitleveringsverzoek zal worden genomen door de Duitse Minister van Justitie.
Is het waar dat Nederland geen uitleveringsverdrag heeft met Costa Rica? Zo ja, zijn er meer EU-lidstaten die geen uitleveringsverdrag met Costa Rica hebben en op welke gronden is dat? Zo nee, sinds wanneer heeft Nederland een uitleveringsverdrag met Costa Rica?
Van de EU-landen heeft alleen Spanje een bilateraal uitleveringsverdrag met Costa Rica. Nederland heeft geen uitleveringsverdrag met Costa Rica,omdat er vanuit de Nederlandse praktijk tot nu toe geen noodzaak is geweest voor een dergelijk verdrag.
Acht u het rechtssysteem en de bescherming van de mensenrechten in Costa Rica van dien aard dat EU-lidstaten verdachten aan Costa Rica zouden moeten uitleveren? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het rechtssysteem in Costa Rica geeft geen aanleiding tot zorg voor wat betreft de onafhankelijkheid van de rechter, waarborgen voor een eerlijk proces alsmede voor de eerbiediging van de mensenrechten.
Kunt u aangeven of Paul Watson onder Nederlandse vlag voer toen hij een confrontatie had met vissers die vinnen afsneden van levende haaien, waarmee de feiten waarvan hij nu kennelijk verdacht wordt verband hielden?
Ten tijde van de bedoelde confrontatie had Sea Shepherd Conservation Society geen schepen onder Nederlandse vlag.
Kent u het bericht waarin Interpol aangeeft dat ze geen bevel voor de arrestatie van Paul Watson zal publiceren, omdat er twijfels zijn over de validiteit van de aanklacht?2
Ja.
Bent u bereid andere Europese lidstaten op te roepen niet mee te werken aan uitlevering van burgers naar landen die onvoldoende waarborg bieden op het gebied van mensenrechten, zeker wanneer uitleveringsverzoeken politiek gemotiveerd lijken?
Alle Europese lidstaten zijn gebonden aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Per geval zal getoetst worden of uitlevering op gespannen voet staat met de verplichtingen die uit dit verdrag voortvloeien.
Deelt u de mening dat mensen die misstanden in internationale wateren aanklagen en in beeld brengen, bijzondere bescherming verdienen gelet op het waardevolle werk dat ze verrichten? Zo nee, waarom niet?
Bij protestacties op zee dient de veiligheid van anderen niet in gevaar te worden gebracht, ongeacht de doelen van de acties.
Bent u bereid uw Duitse ambtsgenoot te vragen niet over te gaan tot uitlevering van Watson aan Costa Rica? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij om in die beslissing te treden, omdat de verantwoordelijkheid hier uitsluitend ligt bij de Duitse Minister. Ik heb vertrouwen in de Duitse rechtsstaat.
Haringpromotiecampagnes op basisscholen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Wat vindt u ervan dat een commerciële instantie als het Nederlands Visbureau, die de missie heeft de vraag naar vis op de Nederlandse markt te vergroten, een campagne is begonnen onder basisschoolleerlingen onder de naam «haringsmaaklessen», waarin lokale vishandelaren zonder onderwijservaring worden aangespoord om in een smaakles haring te promoten onder kinderen, omdat is gebleken dat meer dan de helft van de haringeters 50 jaar of ouder is?1
Hiervan heb ik kennis genomen. Scholen kunnen zelf bepalen of ze externe organisaties willen betrekken bij hun lesprogramma en of ze gebruik willen maken van het «materiaal» dat door deze organisaties wordt aangeboden.
Gerenommeerde onderwijsondersteuners in het veld van educaties hebben wel een interne kwaliteitskeurmerk en stimuleren de inzet van kwalitatief goed (inhoudelijk en didactisch) materiaal bijv. Gezondheidseducatie (via Centrum Gezond Leven), Natuur en Milieu Educatie (Kwaliteitsmeter NME/ www.groengelinkt.nl). Organisaties zijn niet verplicht daar gebruik van te maken. De campagne «haringsmaaklessen» is overigens géén onderdeel van de door de overheid ontwikkelde «Smaaklessen». Die smaaklessen scoren zowel bij de kwaliteitsmeter NME en bij keurmerk van CGL positief op kwaliteit en inhoud.
Vindt u het verantwoord dat kinderen op de basisschool enthousiast worden gemaakt voor producten die verbonden zijn met veel dierenleed, aantasting van het mariene ecosysteem en overbevissing? Zo ja, kunt u uitleggen waarom? Zo nee, op welke termijn en wijze gaat u hiertegen maatregelen treffen?
Scholen zijn volledig vrij om gebruik te maken van de «haringsmaaklessen». In de kerndoelen primair onderwijs (nr. 39, 41 en 42) is opgenomen dat scholen aandacht dienen te besteden aan natuur, milieu en duurzaamheidaspecten. Scholen bepalen zelf op welke manier zij hier in hun lessen vorm en inhoud aan geven. Scholen kunnen deze aspecten dus ook betrekken bij de «haringsmaaklessen», al dan niet in combinatie met ander lesmateriaal en/of de reguliere methode.
Kunt u bevestigen dat het Nederlands Visbureau indirect gesteund wordt met subsidies, omdat het onderdeel uitmaakt van het deels door de overheid gefinancierde Productschap Vis? Kunt u uiteenzetten om hoeveel directe en indirecte subsidies het gaat? Vindt u het verantwoord om de belastingbetaler te laten meebetalen aan de promotie van het eten van vis, terwijl de ecologische situatie zo nijpend is en zelfs de Gezondheidsraad al concludeert dat er niet genoeg vis in de zee zit voor het advies «twee keer per week vis»?
Het Visbureau heeft twee subsidies gekregen uit het Europese Visserijfonds (EVF). Het EVF verlangt een evenwichtige balans in de ondersteuning van maatregelen ter verduurzaming van de visserij en aquacultuur, innovatie en promotie. Promotie is louter en alleen bedoeld ter ondersteuning van de verduurzaming van de visserij. Met oog op hierop is tweemaal een subsidie van 7 ton toegekend aan het Visbureau, in 2008 en in 2011. Hiervoor geldt dat 50% van de financiering van de Europese Commissie afkomstig is en 50% nationaal. De toekenning is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de Commissie.
Over de ecologische situatie heb ik heuglijk nieuws. Het haringbestand in de Noordzee is sinds haar nijpende toestand enkele jaren geleden weer ruimschoots binnen biologisch veilige grenzen. Volgens de internationale biologen van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) wordt het haringbestand momenteel onder het maximaal toegestane duurzame niveau (Maximaal Duurzame Opbrengst – MSY) geëxploiteerd. De vangstmogelijkheden kunnen veilig verhoogd worden. Er is dus geen sprake van overbevissing van de haring. De visserij op Noordzee (maatjes) haring is gecertificeerd op basis van het Marine Stewardship Council.
Kunt u bevestigen dat de educatieve film die onderdeel uitmaakt van de «smaakles», waarin «Harrie Haring» vertelt over de vangst, historie en de gezondheidsaspecten van haring, geen informatie verschaft over zorgwekkende toestand van onze oceanen en visbestanden, de schade aan het mariene ecosysteem en overbevissing van visbestanden door de visserijsector? Zo ja, vindt u het verantwoord dat basisschoolleerlingen eenzijdig worden geïnformeerd door instanties die enkel een product willen kunnen promoten? Zo nee, kunt u specifiek uiteenzetten welke informatie er wordt verstrekt over de toestand van de oceanen en haar visbestanden, de visserijsector en de gevolgen van de huidige visserijactiviteiten?
De educatieve film beschrijft de haringvangst op de Noordzee. Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, betreft het hier de promotie van een duurzame visvangst. Het is aan de school hoe breed zij leerlingen willen informeren en of zij het in combinatie met andere leermiddelen inzetten. De school maakt hierin zelf afwegingen.
Deelt u de mening dat scholen een belangrijke rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van kennis en bewustzijn van kinderen en jongeren over de zorg voor dieren, natuur en milieu? Deelt u de mening dat daarin geen plaats is voor eenzijdige, commerciële promotiecampagnes voor een ecologisch omstreden product?
In de kerndoelen primair onderwijs is opgenomen dat scholen aandacht dienen te besteden aan kennis van natuur en het met zorg omgaan met het milieu. Scholen kunnen zelf invulling geven op welke wijze zij dit zullen doen (al dan niet met inzet van externe organisaties), waardoor het per school kan verschillen op welke wijze zij aandacht zullen besteden aan de door u genoemde aspecten. Om scholen hierbij – incidenteel – te ondersteunen zet het Kabinet het programma Natuur- en Milieueducatie in.
Kunt u uiteenzetten of u op enige manier betrokken bent geweest bij de ontwikkeling van het promotiemateriaal van het Nederlands Visbureau dat door basisscholen gebruikt wordt als onderwijsmateriaal? Zo nee, kunt u uiteenzetten hoe het kan dat dit eenzijdige lesmateriaal voldoet aan de regels en voorwaarden waaraan onderwijsmateriaal voor basisscholen moet voldoen?
Neen. Bij AMvB zijn de kerndoelen vastgesteld, scholen bepalen zelf op welke wijze zij de kerndoelen zullen halen.
Deelt u de mening dat jonge kinderen recht hebben op structurele, onafhankelijke educatie over natuur en milieu, waaronder de toestand van de oceanen en welke rol de visserij daarin speelt, en dat de promotie van visconsumptie door commerciële instanties geen onderdeel zou moeten uitmaken van het lespakket? Zo ja, op welke termijn gaat u maatregelen treffen om herhaling hiervan te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zie de antwoorden op vragen 5 en 6.
Kunt u uiteenzetten welke middelen er nog beschikbaar zijn voor natuur- en milieueducatie op scholen en hoeveel daarvan door u is wegbezuinigd? Kunt u ook aangeven hoe deze situatie vanaf 2013 zal zijn? Bent u bereid natuur- en milieueducatie beter te verankeren in het curriculum van het basis- en voortgezet onderwijs door bredere opname hiervan in de kerndoelen, toetsing van de kerndoelen en door het verbeteren van natuuronderwijs in het onderwijsprogramma van de PABO? Zo nee, met welk argument denkt u onder meer de verantwoordelijkheid voor duurzame consumptie bij de consument neer te kunnen leggen als u eenzijdige commerciële promotie van ecologisch omstreden producten geen strobreed in de weg legt en niet investeert in onafhankelijke educatie over natuur, milieu en dierenwelzijn?
In de periode 2008–2011 is een interdepartementaal programma NME uitgevoerd dat een totaalbudget van € 5 miljoen per jaar had, en daarnaast een programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling met een budget van € 4,95 miljoen per jaar. In 2012 zijn deze programma’s samengevoegd in een overgangsjaar, met een werkbudget van € 5,5 miljoen.
Voor de periode 2013–2016 heeft het Kabinet toegezegd een visie en uitvoeringskader in uw Kamer neer te leggen. De voorbereidingen zijn hiervoor in volle gang, maar ik kan u nog geen indicatie geven van de beschikbare middelen.
Wat betreft verankering van NME in het curriculum heb ik u bericht in de nota Natuur en Milieu-Educatie (NME): «Kiezen, leren en meedoen, naar een effectieve inzet van Natuur- en Milieu-Educatie in Nederland 2008–2011», dat de huidige kerndoelen en eindexamenprogramma’s scholen voldoende aanknopingspunten bieden om in hun lessen aandacht te besteden aan natuur, milieu en duurzaamheid. Daarbij zijn onder de noemer van genoemde programma’s NME en Leren voor Duurzame Ontwikkeling veel activiteiten ondernomen (zie o.a. www.lerenvoorduurzameontwikkeling.nl en www.nme.nl), waaronder ook een netwerk Duurzame PABO. De activiteiten zijn afgestemd op de algemene onderwijsontwikkelingen en scholen nemen op basis van eigen keuzes en prioriteiten daaraan deel.
Door het ministerie van OCW is aangegeven, dat er incidenteel 0.13 miljoen Euro beschikbaar zou komen voor specifieke NME-projecten. Deze projecten zijn inmiddels uitgevoerd door het Christelijk Pedagogisch Studiecentrum (CPS).
De Pabo’s hebben voor alle vakken op de pabo, waaronder het vak natuur en techniek, kennisbases ontwikkeld. De kennisbasis beschrijft wat op elke pabo minimaal aangeboden wordt. De Commissie Kennisbasis heeft in het advies «Een goede basis» onder andere de kennisbasis natuur en techniek beschreven en adviseert om deze kennisbasis ook te toetsen met een landelijk ontwikkelde toets. Op deze manier wordt geborgd dat alle Pabo’s in het curriculum kennis overdragen over natuuronderwijs.
Overigens wordt het door de overheid ontwikkelde programma Smaaklessen na het schooljaar 2012/2013 beëindigd.
De internethandel in (wilde) dieren |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u zich ervan bewust dat de (werk)week ten einde is gekomen?
Ja.
Weet u nog dat u afgelopen dinsdag (10 april) in antwoord op vragen van journalisten over de handel in (wilde) dieren op internet heeft gezegd «aan het einde van de week» een lijst gereed te hebben met diersoorten waarin niet mag worden gehandeld, onder meer om toe te sturen aan Marktplaats?1
Ja.
Waar blijft die lijst?
De lijst staat op de informatiepagina van de website Marktplaats, http://statisch.marktplaats.nl/html/huisdier/exotische-dieren.html.
De internethandel in (wilde) dieren |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Is het waar dat u hebt gezegd dat Marktplaats de handel in (wilde) dieren niet moet faciliteren omdat dit niet zou mogen, in reactie op het bericht over de levendige handel in (wilde) dieren via internet?1 Zo neen, wat was dan de strekking van uw reactie?
Ik heb aangegegeven dat Marktplaats de handel in exotische dieren niet zou moeten faciliteren. Aan handel in diersoorten, waarin de handel verboden is, mag een website sowieso niet meewerken. Mijn mening is dat consumenten geinformeerd moeten worden over welke dieren gehouden mogen worden en welke (mogelijke) risico’s hieraan kleven.
Kunt u bevestigen dat volgens de huidige wetgeving dieren gehouden mogen worden als huisdier zolang het dier in gevangenschap is geboren, dus ook (wilde) dieren die daar duidelijk niet geschikt voor zijn, zoals sneeuwuilen, zeearenden, stinkdieren, kangoeroes en pythons? Zo ja, wat stelt uw toezegging om Marktplaats een lijst toe te sturen met dieren die niet verhandeld en gehouden mogen worden in de praktijk dan voor?
Beschermde dieren mogen worden gehouden, wanneer de legale herkomst is aangetoond. Voor uitheemse dieren heeft dit betrekking op legale invoer met een CITES-invoervergunning en voor inheemse dieren heeft dit betrekking op in gevangenschap geboren exemplaren, waarvoor CITES-certificaten zijn verstrekt door de Dienst Regelingen. Voor bepaalde soorten die op Bijlage A van de EU-Basisverordening van CITES staan geldt een bezitsverbod op grond van de Flora- en Faunawet; dit betreft met name apensoorten en katachtigen.
De lijst waar ik op doelde is de lijst die hoort bij de EU-CITES-basisverordening. Deze lijst staat al vermeld op de informatiepagina van Marktplaats.nl. Hieruit blijkt welke soorten men legaal mag verhandelen en houden.
Ook staat op Marktplaats.nl informatie over de aanschaf van een huisdier, onder andere over gedrag, huisvesting en malafide dierenhandel.
Deelt u de mening dat het feit dat een dier in gevangenschap geboren is niets zegt over of een dier wel of niet wild is en wel of niet geschikt is om als huisdier gehouden te worden, rekening houdend met de natuurlijke gedragingen en behoeftes van het dier? Zo ja, deelt u de mening dat het niet inzichtelijk is voor een consument welke dieren wel of niet geschikt zijn om als huisdier gehouden te worden? Zo neen, waarom niet? Wat is dan uw definitie van een wild dier?
Ja. Het feit dat het toegestaan is om een dier als huisdier te houden, betekent niet dat het dier geschikt is om als huisdier te houden.
Op www.martkplaats.nl staan overigens wel tips waar een consument uit kan afleiden waar hij zich rekenschap van moet geven als hij overweegt een (wild) dier aan te schaffen als huisdier.
Onderschrijft u de analyse dat het mogen houden van (wilde) dieren zolang deze in gevangenschap zijn geboren en het mogen verhandelen van deze dieren via aanbiedingssites als Marktplaats impulsaankopen in de hand werken en de illegale roof van wilde dieren uit de natuur stimuleren? Zo neen, waarom niet?
Legale verkoop van beschermde dieren mag alleen als de legale herkomst van de betreffende dieren wordt aangetoond. Fokken van beschermde dieren vermindert de druk op illegale roof van wilde dieren uit de natuur. Het mede door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie gefinancierde Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren geeft onafhankelijke informatie om consumenten bewust te maken van hun verantwoordelijkheid voor een (wild) dier en impulsaankopen te voorkomen.
Kunt u uiteenzetten hoeveel handhavingscapaciteit er momenteel nodig is en wordt ingezet om te kunnen voorkomen dat er wordt gefraudeerd in de handel in dieren op internet? Welk deel van de opsporingscapaciteit richt zich specifiek op de (illegale) internethandel en elke expertise en capaciteit is er, met het oog op illegale internethandel in dieren, binnen de opsporingsdienst aanwezig?
Bij de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de NVWA zijn drie rechercheurs gespecialiseerd in internetrecherche. De internetrecherche van de NVWA richt zich op alle domeinen waaronder de illegale handel in dieren. Bij het team Natuur van de divisie Landbouw&Natuur van de NVWA werken drie inspecteurs die zich speciaal bezig houden met de illegale internethandel in beschermde soorten. Deze rechercheurs en inspecteurs hebben specifieke opleidingen gevolgd op terrein van internetrecherche. Zij hanteren bij hun onderzoeken anonieme methoden [MK: heet dat zo?] en technieken die forensisch geborgd zijn.
Zijn er recente cijfers bekend over de omvang van de internethandel in (wilde) dieren op verkoopsites zoals Marktplaats en hoe de internethandel samenhangt met de illegale handel in dieren? Zo ja, kunt u deze ter beschikking stellen? Zo neen, waarom niet en bent u bereid hier een onderzoek naar in te stellen?
Ik beschik niet over recente cijfers over de omvang van de internethandel in (wilde) dieren op verkoopsites. Naast de website Marktplaats zijn er – voorzover bekend – nog ongeveer 100 sites waar dieren te koop worden aangeboden.
Dit maakt een goede schatting moeilijk. Om een indruk van de omvang te geven kan ik meedelen dat bijvoorbeeld op 18 april door de NVWA ongeveer 8 000 van dergelijke advertenties alleen al op Marktplaats zijn geteld. Uit onderzoek van de NVWA valt wel af te leiden dat de (illegale) dierenhandel via internet niet wezenlijk verschilt van de reguliere handel.
Kunt u uiteenzetten welke rol het Tor-netwerk en soortgelijke netwerken spelen in de illegale dierenhandel? Zo neen, waarom niet en bent u bereid hier een onderzoek naar in te stellen?
De NVWA verricht onderzoek op het gehele internet naar cybercrime. Daarbij wordt ook gerechercheerd in gesloten netwerken. Daaruit is tot nu toe niet gebleken dat het Tor-netwerk een rol speelt bij de illegale dierenhandel.
Deelt u de mening dat het een beetje onzinnig is om elke internetadvertentie door een medewerker van de nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit (nVWA) te laten controleren, om speciale deskundigen in dienst te moeten nemen die een bij de geboorte aangebrachte pootring kunnen onderscheiden van een namaak pootring en om speciale ecologen in dienst te moeten nemen om het verschil te kunnen zien tussen een ernstig bedreigde soort die mogelijk illegaal wordt verhandeld en een veelvoorkomende verwante soort om zo de illegale handel in dieren aan banden te kunnen leggen, terwijl via een korte positieflijst veel gemakkelijker duidelijkheid ontstaat over wat wel en niet is toegestaan, dit ook makkelijker te handhaven is en het bovendien het belang van dierenwelzijn van gehouden dieren en het gevaar voor de volksgezondheid meeweegt, dierziekteverspreiding tegengaat en voorkomt dat uitheemse dieren ontsnappen en zich als exoot gaan vestigen met alle natuurgevolgen van dien?
De handhaving van de EU-CITES-verordening vereist dat er controles plaatsvinden op de legale handel in beschermde diersoorten. Overigens is ook de handhaving van een positieflijst een complexe aangelegenheid.
Nu u kennelijk deze praktijken afkeurt2, deelt u dan ook de mening dat de huidige wetgeving niet toereikend is om de handel in (wilde) dieren die niet geschikt zijn als huisdier te verbieden en op welke wijze en termijn gaat u de wetgeving aanpassen zodat de verkoop van (wilde) dieren niet meer mogelijk is?
Nederland is partij bij het CITES-verdrag dat tot doel heeft om de handel in bedreigde diersoorten te beperken en waar nodig uit ecologisch oogpunt te verbieden. In het kader van de Wet dieren ben ik bezig om vanuit het oogpunt van het welzijn van zoogdieren de positieflijst voor gehouden zoogdieren op te stellen. Zoogdiersoorten die niet op de lijst staan, zullen niet mogen worden gehouden. Uiteraard komt er overgangsrecht voor het houden van zoogdieren die niet op de lijst staan, maar op het moment van inwerkingtreding van de regelgeving al werden gehouden.
Kunt u bevestigen dat u eerder heeft toegezegd een positieflijst voor zoogdieren op te stellen3, maar dat u in reactie op de media-aandacht rondom de internethandel in dieren heeft gezegd al voor het einde van deze week te komen met een positieflijst? 34o ja, kan de Kamer de door u toegezegde positieflijst inderdaad aan het einde van de week tegemoet zien?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 1. De positieflijst voor zoogdieren treedt volgens planning op 1 januari 2013 in werking.
Deelt u de mening dat een positieflijst voor enkel zoogdieren niet toereikend is voor dit probleem? Zo ja, wanneer gaat u naast een positieflijst voor zoogdieren ook een positieflijst voor vogels, amfibieën, reptielen en vissen opstellen? Zo neen, waarom niet?
Vooralsnog wordt er een positieflijst voor zoogdieren opgesteld. Zowel het opstellen van als het werken met de positieflijst, inclusief de handhaving, is complex. Bij gebleken goede ervaringen met deze lijst met zoogdiersoorten zal ik overwegen om de positieflijst uit te breiden naar andere diergroepen.
Kunt u uiteenzetten hoe het staat het met de uitvoering van de motie Ouwehand5 over het onmogelijk maken van het houden van ooievaars als huisdier, bijvoorbeeld in het kader van de nog in te voeren positieflijst?
Zie mijn antwoord op vraag 11.
Bent u bereid zo spoedig mogelijk een verbod op de handel in dieren op internet in te stellen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?
Nee, handel in dieren is toegestaan voorzover dit binnen de bestaande wet- en regelgeving plaatsvindt. Dit geldt voor internethandel en voor de reguliere handel.
Een sloopwerf voor zeeschepen en Harlingen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Was u op de hoogte van de plannen van zeehaven Harlingen om een sloopwerf voor zeeschepen op haar grondgebied toe te staan, in het beschermde Waddengebied dus?1 Zo ja, sinds wanneer?
Ja, sinds 10 april 2012 toen hierover in Trouw een artikel is gepubliceerd. Het betreft een lokaal initiatief van het Harlinger Havenbedrijf en ondernemers. Het is in eerste plaats aan de gemeenteraad van Harlingen om het voorstel te beoordelen en al dan niet te ondersteunen.
Kunt u uiteenzetten op welke gronden de eventuele komst van een sloopwerf getoetst wordt en spelen de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) hier een rol in?
U vraagt naar de uitwerkingen van de plannen en de gevolgen daarvan en mijn reactie hierop. Op dit moment is nog geen uitwerking van het plan bekend. Dit betekent dat ik momenteel onvoldoende kan inschatten wat de mogelijke gevolgen zijn voor de omgeving, evenals de van toepassing zijnde afspraken, regels en richtlijnen. Uiteraard zullen de plannen aan alle bestaande afspraken, regels en richtlijnen moeten voldoen en zorgvuldig daaraan getoetst worden. Op dit moment is het in eerste plaats aan de gemeenteraad van Harlingen om het voorstel te beoordelen en al dan niet te ondersteunen.
Kunt u uiteenzetten welke consequenties dit zal hebben voor het Werelderfgoed en Natura 2000-gebied de Waddenzee? Zo neen, waarom niet? Bent u bereid dit te (laten) onderzoeken?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u uiteenzetten wat de verwachte hoeveelheid zeeschepen is die in de Harlinger haven gesloopt zullen worden als dit plan doorgang vindt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat dit Natura 2000-gebied niet in gevaar gebracht mag worden door mogelijke vervuiling en ecologische rampen? Zo ja, op welke wijze kunt u garanderen dat er geen enkele kans hierop is als afgedankte schepen met olieresten en asbest dwars door de Waddenzee naar de haven van Harlingen getransporteerd zullen gaan worden? Zo neen, wat stelt de beschermde status van de Waddenzee dan voor?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de bestaande vaargeul uitgebaggerd moet worden om het vervoer van diepstekende sloopschepen naar Harlingen mogelijk te gaan maken? Zo ja, deelt u de mening dat het uitbaggeren van de vaargeul niet toegestaan mag worden omdat dit een vergaande verstoring en aantasting van de ecologie teweeg zal brengen in dit Natura 2000-gebied? Zo neen, op welke zeeschepen is de sloopwerf dan gericht?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u uiteenzetten waarom niet wordt overwogen een sloopwerf voor zeeschepen te realiseren op een minder kwetsbare en beter geschikte plek, zoals de haven van Rotterdam welke al geschikt is voor het ontvangen van diepstekende zeeschepen, als het de ambitie is de jaarlijkse milieuvervuilende sloop van duizenden zeeschepen onder mensonterende omstandigheden in Bangladesh of India aan banden te leggen?
Het is in mijn optiek aan het bedrijfsleven en niet aan de rijksoverheid om dit soort initiatieven te ontwikkelen en daar lokaties voor te zoeken.
Deelt u de mening dat de moeizame verkoop van grond en kades sinds de aanleg van de nieuwe industriehaven in Harlingen geen reden mag zijn om de ernstig vervuilende en risicovolle sloop van zeeschepen mogelijk te maken aan de rand van een kwetsbaar uniek natuurgebied?
De gemeente Harlingen gaat in eerste plaats over de ontwikkelingen op haar grondgebied.
Deelt u de mening dat de bijzondere en kwetsbare natuurwaarden van de Waddenzee te allen tijden de bescherming moeten krijgen die zij verdienen en niet het onderspit mogen delven in een prestigekwestie om de Harlinger sloopwerf op een lijst van wereldwijd erkende scheepsslopers te krijgen? Zo neen, waarom niet?
De bijzondere en kwetsbare natuurwaarden van de Waddenzee worden beschermd door bestaande richtlijnen en wet- en regelgeving.
Deelt u de mening dat een vermelding van de Harlinger haven op een lijst van wereldwijd erkende scheepsslopers afbreuk doet aan het imago van het Werelderfgoed de Waddenzee? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de plannen voor het bouwen van een sloopwerf in Harlingen te blokkeren vanuit uw verantwoordelijkheid voor de unieke waddennatuur? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bomen die moesten wijken voor een transport van biertanks in Schinnen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Was u ook zo verbaasd dat er tijdens het transport van twee nieuwe biertanks voor de Alfa brouwerij in Thull op maandag 2 april jl. stante pede werd besloten twee bomen in Schinnen te kappen, omdat de biertanks niet tussen het huis en de bomen aan de overkant van de weg door zouden kunnen? Zo nee, vindt u het een normale gang van zaken dat bomen zomaar moeten wijken, terwijl van tevoren berekend had kunnen worden dat dit transport er op deze manier niet langs kon en eventuele alternatieven bekeken hadden kunnen worden?
Op het kappen van deze bomen is het kapbeleid van de gemeente Schinnen van toepassing. De gemeente Schinnen heeft mij laten weten dat in dit geval geen omgevingsvergunning nodig was. Ik spreek geen oordeel uit over de toepassing van het autonome beleid van de gemeente Schinnen.
Onderschrijft u dat voor het kappen van deze bomen in Schinnen een omgevingsvergunning vereist is, waarin de gemeente afweegt of de kap van de boom noodzakelijk is vanwege bijvoorbeeld het gevaar op schade voor de omgeving en dit wel opweegt tegen de natuurwaarde, de bijdrage van de boom aan stads- en dorpsschoon en de landschappelijke en beeldbepalende waarde van de boom?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de bomen in Schinnen zijn gekapt zonder een afgegeven omgevingsvergunning? Zo nee, kunt u uiteenzetten hoe de gemeente een eventuele omgevingsvergunning of goedkeuring voor de kap heeft kunnen afgeven, kennelijk zonder de wettelijke inspraaktermijn op het ontwerpbesluit daarbij te betrekken?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat kennelijk alle gangbare procedures aan de kant zijn geschoven, de bomen zonder vergunning zijn gekapt en omwonenden en belanghebbenden geen mogelijkheden voor inspraak hebben gekregen, enkel omdat bleek dat de nieuwe biertanks niet via deze route getransporteerd konden worden?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het ook niet een beetje zuur dat Schinnen deze bomen moet missen, terwijl de NAVO eerder in 2006 al zonder deugdelijke vergunning bomen heeft laten kappen in het nabijgelegen Schinveld ten behoeve van de vliegbasis Geilenkirchen en zij dit bos tot op heden nog steeds niet heeft gecompenseerd? Zo nee, denkt u dat de omgeving van Schinnen op deze manier nog wel bomen overhoudt?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat deze bomen niet gekapt hadden mogen worden? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Het geklaag van pluimveehouders nu Plus alleen nog biologische en vrije-uitloop eieren zal verkopen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Vindt u het ook zulk goed nieuws dat de supermarktketen Plus alleen nog maar vrije-uitloop eieren en biologische eieren gaat verkopen en eieren die onder lagere dierenwelzijnsstandaarden zijn geproduceerd (zoals scharreleieren) voortaan niet meer in de schappen zet?1 Zo neen, waarom bent u niet verheugd over deze stap van Plus?
Zoals ik in mijn visie op de veehouderij (Kamerstuk 28 973, nr. 85) heb aangegeven is een ketengestuurde verduurzaming de sleutel voor een toekomstbestendige veehouderij met draagvlak in de Nederlandse samenleving.
Dit is ook wat ketenpartijen zelf in onder meer het rapport van de Commisie
Van Doorn onderschreven hebben.
Het initiatief voor de verdere verduurzaming van de veehouderij ligt bij de markt en de verschillende ketenschakels. De vraag en behoeften van de consument en de retail (supermarkten, foodservice, out of home) zijn hierbij leidend. De concrete invulling van een toekomstbestendige veehouderij in zijn verschillende verschijningsvormen moet vanuit de dynamiek van de markt en de samenwerking tussen ondernemers en samenleving komen. Ik ben ervan overtuigd dat dit niet alleen in Nederland maar in heel Noordwest Europa (de belangrijkste afzetmarkt voor Nederlandse veehouderijproducten) de komende jaren de dominante ontwikkeling zal worden. Essentieel onderdeel hierbij is dat in ketenverband nieuwe verdienmodellen worden ontwikkeld, waarbij de extra productiekosten en investeringen, die nodig zijn om te kunnen voldoen aan de nieuwe vragen en behoeften van de markt en de samenleving, worden doorvertaald in de opbrengstprijzen voor de veehouders.
Het besluit van supermarktketen Plus past in dat kader. Het is primair aan de supermarkten en andere partijen om binnen hun markt- en consumentenstrategie te besluiten welke producten zij aanbieden aan de consument. Het is aan de pluimveehouders en andere ketenpartijen om op deze wijzigende vraag in te spelen, hetgeen overigens volop gebeurt. Deze ontwikkeling draagt bij aan de maatschappelijke waardering van de legpluimveehouderij.
Onderschrijft u dat hennen die buiten kunnen lopen in de vrije-uitloop- en biologische houderijen, beter hun natuurlijk gedrag kunnen uitoefenen dan hennen die hun leven lang in grote, donkere schuren leven, en één vierkante meter aan ruimte moeten delen met acht soortgenoten, zoals in de scharrelhouderijen het geval is? Zo neen, betekent het feit dat u hier geen duidelijke uitspraken over wilt doen dat u de bestaande dierenwelzijnsclassificatie voor eieren bestrijdt?
Ten aanzien van vrije uitloop en biologische legpluimveehouderij is er wetenschappelijke overeenstemming dat door het grotere beschikbare leefoppervlak en ingeval van een goed ingerichte buitenuitloop, legkippen beter in staat zijn hun natuurlijk gedrag uit te oefenen. Deze houderijvormen kennen in het algemeen wel meer problemen met de gezondheid van de legkippen en gaan gepaard met een hogere uitval.
Overigens voldoen legpluimveebedrijven met scharrelhouderijen aan de wettelijke welzijnsvereisten zoals neergelegd in richtlijn 1999/74/EG en het Legkippenbesluit 2003. Het gaat hierbij om een ander marktsegment dan vrije uitloop en biologische houderijen.
Hoe beoordeelt u het besluit van Plus om alleen nog eieren met hogere dierenwelzijnsnormen te verkopen in het licht van uw beleid, waarin u vooral consumenten en ketenpartijen oproept om hun eigen verantwoordelijkheid voor dierenwelzijn te nemen? Kunt u onderschrijven dat Plus met deze stap precies doet waar u ketenpartijen toe heeft opgeroepen? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het besluit van Plus moet worden toegejuicht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid dit niet alleen te laten weten aan de Plus, maar ook publiekelijk uw waardering uit te spreken voor de beslissing van deze supermarkt om voortaan alleen nog maar vrije uitloop- en biologische eieren te verkopen en bent u tevens bereid om er bij andere supermarkten op aan te dringen het goede voorbeeld van Plus te volgen?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u kennisgenomen van de boze reactie van de Nederlandse vakbond van pluimveehouders (NVP) op de keuze van Plus voor eieren die gelegd zijn door dieren die niet hun hele leven in donkere schuren worden opgesloten, maar ook buiten mogen lopen?2
Ja.
Wat vindt u ervan dat een van de ketenpartijen boos is op een andere ketenpartij die gehoor geeft aan uw oproep om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor dierenwelzijn en hoe beoordeelt u deze situatie in het licht van uw beleid?
Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 1, 3 en 4 heb aangegeven is het aan de supermarktketens om te besluiten welke producten (waaronder eieren) zij vanuit hun markt- en consumentenstrategie in de winkelschappen leggen. Daar gaat de NVP niet over. Het staat de NVP en andere organisaties van het pluimveebedrijfs-leven natuurlijk vrij om in overleg te gaan met ketenpartijen over de wijze waarop vrije uitloop eieren worden geproduceerd en de mogelijke risico’s hiervan voor de diergezondheid en volksgezondheid.
Wat vindt u ervan dat de NVP vindt dat Plus een «verkeerd signaal» afgeeft met haar keuze? Deelt u de mening dat de NVP hiermee zelf een verkeerd signaal afgeeft en bovendien met de rug naar de maatschappij staat, die in toenemende mate kiest voor producten die met meer aandacht voor het dierenwelzijn tot stand zijn gekomen?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de NVP dat de Plus «daarmee mede verantwoordelijk [kan] worden gehouden voor het doden van miljoenen kippen bij een uitbraak van de vogelpest.»? Deelt u de mening dat deze uitspraak wetenschappelijk gezien compleet onhoudbaar is?
De uitspraak van de NVP is gebaseerd op de bevindingen van het in mijn opdracht verrichte onderzoek naar de aard van het verband tussen pluimveehouderij met vrije uitloop en het risico op een besmetting met laag pathogeen vogelgriepvirus door het Centraal Veterinair Instituut (CVI) en Erasmus Medisch Centrum (EMC). Dit rapport heb ik u onlangs aangeboden. Eén van de conclusies is dat op basis van berekeningen blijkt dat pluimveebedrijven met vrije uitloop een 11 keer zo grote kans hebben om geïnfecteerd te raken met laagpathogeen vogelgriep dan pluimveebedrijven zonder uitloop.
Daarbij dient wel de kanttekening te worden gemaakt dat deze kansberekening gepaard gaat met een ruime onzekerheids-marge. Het verhoogde risico op insleep van vogelgriep is ook niet alleen aan de orde voor pluimvee met vrije uitloop, maar geldt ook voor eenden en kalkoenen die in houderijen worden gehouden waarbij geen sprake is van uitloop.
Het initiatief van de NVP zie ik als een poging om aandacht te vragen voor de mogelijke risico’s van vrije uitloop. Naar mijn mening ligt de uitdaging echter primair bij de pluimveehouders zelf om met hun adviseurs deze risico’s binnen de bestaande wettelijke kaders zoveel mogelijk te verminderen. In dit verband juich ik het initiatief toe van de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP/LTO) waarbij gezocht is naar maatregelen die pluimveehouders kunnen nemen om het risico op insleep van vogelgriepvirus te verkleinen en verspreiding van het virus na insleep te voorkomen. Naar aanleiding van dit rapport van NOP/LTO heeft het pluimveebedrijfsleven, waarbij ook de NVP is betrokken, besloten zelf het heft in handen te nemen om ongewenste risico’s van pluimveehouderij met vrije uitloop aan te pakken.
Wat vindt u ervan dat de NVP het productschap Pluimvee en Eieren oproept om in actie te komen tegen het besluit van de Plus? Deelt u de mening dat het Productschap de NVP zeer afwijzend op deze brief van het NVP moet reageren?
Ik vind dit een zaak van de NVP en het Productschap Pluimvee en Eieren.
Hoe beoordeelt u de reactie van de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO), die aangeeft het inhoudelijk en feitelijk met de NVP eens te zijn?3 en deelt u de mening dat deze reactie betreurenswaardig is?
De Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP/LTO) heeft aangegeven dat supermarktketens zelf bepalen welke producten zij in de winkelschappen aanbieden. De NOP deelt overigens de zienswijze van de NVP ten aanzien van de mogelijke risico’s van pluimveehouderij met vrije uitloop. Zij heeft zelf het initiatief genomen om te zoeken naar maatregelen waarmee deze risico’s kunnen worden verminderd. Zoals eerder aangegeven, juich ik dit initiatief toe. Het is de enige juiste weg dat het bedrijfsleven zelf maatregelen neemt om zo goed mogelijk in te spelen op wijzigende markt- en consumentenvragen.
Deelt u de mening dat de negatieve reacties van de pluimveehoudersvakbond en LTO uw beleid om via eigen verantwoordelijkheid voor de sector, consumenten en ketenpartijen te komen tot een beter dierenwelzijn in de veehouderij, in elk geval niet ondersteunen en mogelijk zelfs ondermijnen? Zo ja, welke consequenties verbindt u daaraan? Zo neen, kunt u toelichten waarom niet?
Als gevolg van wetgeving en de veranderingen in de markt- en consumentenvraag naar eieren schakelen individuele pluimveehouders in toenemende mate om naar andere productiesystemen. Ik juich deze ontwikkeling toe. Ervaringen in het verleden met de omschakeling naar scharrelhouderijen wijzen uit dat de pluimveeketen goed in staat is om nieuwe kansen in de markt te benutten.
Hoewel de eerste reactie van de NVP anders doet vermoeden neemt het betrokken pluimveebedrijfsleven (waaronder de NVP) haar verantwoordelijkheid om, als vervolg op het initiatief van NOP/LTO, zelf na te denken over maatregelen om risico’s van pluimveehouderij met vrije uitloop te verminderen (zie verder het antwoord op vraag 8).
Bent u bereid de directie van Plus een biologisch bloemetje te sturen om haar te prijzen voor het besluit geen eieren meer te verkopen van hennen die geen vrije uitloop hebben gehad, en een pittige brief naar de heren van de NVP respectievelijk van LTO om hen te laten weten dat u niet blij bent met negatieve reacties op de beslissing van Plus? Zo neen, waarom niet?
Gezien de beantwoording van deze vragen lijkt me beide niet nodig.
Vrouwenrechten in Marokko |
|
Harry van Bommel , Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Esther Ouwehand (PvdD), Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de column «Amina Filali»?1
Ja.
Is het waar dat de Marokkaanse wet de mogelijkheid biedt aan verkrachters om strafvervolging te voorkomen door met het slachtoffer te trouwen? Zo ja, hoe vaak wordt er van deze mogelijkheid gebruik gemaakt? Bent u van mening dat dit een fundamentele schending van de mensenrechten betreft?
In deze zaak is artikel 475 van het Marokkaanse Wetboek van Strafrecht toegepast. Het eerste lid bepaalt dat «ontvoering of verleiding van een minderjarige, zonder geweld of bedreiging» strafbaar is. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat in het geval er sprake is van een huwelijk tussen dader en een huwbaar minderjarig slachtoffer, de dader niet strafrechtelijk zal worden vervolgd.
In de praktijk is toepassing van het artikel ook mogelijk bij verkrachting. In de traditionelere delen van de Marokkaanse samenleving geldt dat bij verlies van de maagdelijkheid van de vrouw, ook bij verkrachting, soms uit schaamte voor een huwelijk wordt gekozen om de familie-eer te redden. Het is niet bekend hoe vaak dergelijke zaken voorkomen.
Ik ben het met u eens dat door toepassing van artikel 475, tweede lid, bij verkrachtingszaken de rechten van vrouwen, zoals in internationale verdragen neergelegd (waaronder het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten en het VN-Vrouwenverdrag), kunnen worden geschonden.
Bent u van mening dat Marokko hiermee haar internationale verplichtingen schendt? Bent u bereid deze zaak te veroordelen en ook hiervoor in EU-verband in te spannen? Bent u tevens bereid om bij uw Marokkaanse ambtsgenoot aan te dringen op wijziging of intrekking van deze verkrachterswet en zich hiervoor ook in EU-verband in te spannen?
De toepassing van artikel 475 bij verkrachtingszaken staat haaks op de internationale verplichtingen van Marokko uit hoofde van de hiervoor genoemde verdragen. De zelfmoord van Amina Filali heeft in de Marokkaanse media en politiek veel stof doen opwaaien en onder meer tot felle protesten van vrouwen- en mensenrechtenorganisaties geleid. Ook de officiële Marokkaanse Nationale Raad voor de Mensenrechten heeft er zijn ontsteltenis over uitgesproken en de autoriteiten opgeroepen het herzieningsproces van het Wetboek van Strafrecht te bespoedigen.
In reactie hierop heeft de Marokkaanse regering, bij monde van de minister van Vrouwen en Gezinszaken, aangegeven een nationaal debat over deze wetgeving te willen aangaan. Omdat de Marokkaanse regering heeft aangegeven deze kwestie zelf te zullen aanpakken, is het nu vooral aan de Marokkaanse regering en de Marokkaanse samenleving om de juridische context te bestuderen en de wetgeving waar nodig te herzien. In de mensenrechtendialoog die door de EU met Marokko wordt gevoerd in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid, zal de voortgang daarvan worden besproken.
In hoeverre wordt er in het Matra-zuid programma, waarin Marokko één van de prioriteitslanden is, specifiek aandacht geschonken aan deze rechtsongelijkheid van vrouwen? Welke activiteiten zijn hiervoor inmiddels ontplooid? In hoeverre wordt er ook ingezet op wijziging van dergelijke wetgeving?
Binnen de voor Marokko ter beschikking staande fondsen is het thema vrouwenrechten al geruime tijd één van de prioritaire thema’s. De Nederlandse ambassade in Rabat ondersteunt diverse projecten op dit terrein zoals een bewustwordingscampagne voor de gevolgen van huwelijken met minderjarigen en een project voor de invoering van een wet tegen geweld binnen het gezin.
Het ontduiken van de MER-plicht voor vergunningverlening van intensieve veehouderij |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat gemeenten de MER-plicht niet correct uitvoeren in Noord-Brabant?1 Zo ja, hoeveel gemeenten hebben geen Milieueffectrapportage (MER) uitgevoerd bij vergunningverlening voor uitbreidingen van veehouderijen, terwijl deze wel MER-plichtig zijn? Zo nee, waarom niet en bent u bereid hier onderzoek naar in te stellen?
Nee. Navraag bij de Provincie Noord-Brabant over de beantwoording van de schriftelijke vragen ex artikel 3.2 van het Reglement van Orde van dhr. Ir. M. van der Wel namens de Statenfractie van de Partij voor de dieren over milieueffectrapportage en intensieve veehouderijen, Gedeputeerde Staten Noord-Brabant, kenmerk 2 884 231 d.d. 14 februari 2012 bevestigde het antwoord van Gedeputeerde Staten dat zij wel incidenteel berichten over deze gang van zaken hebben ontvangen. Het gaat echter om incidentele berichten, hetgeen mij geen aanleiding geeft om hier een breder onderzoek naar in te stellen. Ik verwacht meer effect van een goede verspreiding van kennis over de m.e.r.-regelgeving zoals ook de Provincie Noord-Brabant heeft gedaan.
De Inspectie voor de Leefomgeving en Transport heeft de afgelopen jaren geen signalen ontvangen over het niet correct uitvoeren van de m.e.r.-plicht bij veehouderijen in Noord-Brabant.
Hoe beoordeelt u het feit dat er gemeenten zijn die een vergunning verlenen voor een veehouderij die net onder de MER-plicht ligt, en vervolgens stapsgewijze uitbreidingen van veehouderijen niet onderwerpen aan een MER, waardoor uiteindelijk een bedrijf ontstaat dat een grote impact op het milieu en de natuur kan hebben, maar dat niet aan de MER-plicht heeft voldaan?
Of er sprake is van «feiten» kan ik op deze basis niet beoordelen (zie antwoord op vraag 1).
Het bevoegd gezag moet beneden de m.e.r.-plicht-drempel een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling uitvoeren en daarbij motiveren of een m.e.r. nodig wordt geacht en deze motivering opnemen in het moederbesluit (het besluit waaraan de m.e.r.-beoordeling is gekoppeld, hier: de omgevingsvergunning). Bij een m.e.r.-beoordeling moet ook rekening worden gehouden met het cumulatieve effect van de al vergunde aantallen dieren alsmede met de situatie in de omgeving.
Indien iemand het niet eens is met de uitkomst van de m.e.r.-beoordeling kan daar door een ieder bij het ontwerp-moederbesluit zienswijzen over worden ingediend. Ook is beroep mogelijk tegen de vergunning.
Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn voor milieu en natuur van het ten onrechte niet uitvoeren van een MER bij de reeds verleende vergunningen? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar in te stellen?
Nee, zie antwoord op vraag 1. De afweging ligt bij het bevoegd gezag, in dit geval de gemeenten. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning worden alle milieueffecten van een bedrijf in beeld gebracht. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden waarmee het milieu en de natuur worden beschermd. Zo nodig kan de vergunning worden geweigerd.
Op welke wijze gaat u de gemeenten die de MER-plicht niet correct hebben uitgevoerd hierop aanspreken?
Ik zal alle gemeenten in Nederland via de bestaande voorlichtingskanalen blijven informeren over een goede toepassing van de m.e.r.-plicht en de m.e.r-beoordelingsplicht.
Welke consequenties heeft het niet uitvoeren van de MER waar dat wel had gemoeten voor de betrokken ondernemers?
Zie het antwoord bij vraag 1. Algemeen geldt dat door middel van inspraak en beroep bij de vergunningprocedure belanghebbenden kunnen inbrengen dat ten onrechte geen m.e.r. is uitgevoerd. De vergunningprocedure kan dan vertraging oplopen en mogelijk moet alsnog een MER worden opgesteld.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat er vergunningsaanvragen voor stallen met 2 985 varkens worden verleend zonder dat er een MER is uitgevoerd? Zo ja, bent u bereid om gemeenten hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet en bent u van mening dat dit in de geest van de MER-richtlijn is?
Nee, de directe m.e.r.-plicht voor vergunningaanvragen voor installaties geldt bij meer dan 3 000 varkens. Deze grens is afkomstig uit de Europese m.e.r.-richtlijn. Bij een aantal van 2 985 varkens moet door het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd. Indien er een kans is op aanzienlijke milieueffecten moet er een m.e.r. worden uitgevoerd.
Is er ook in andere provincies sprake van het niet goed naleven van de MER-plicht? Als dit niet bekend bij u is, bent u dan bereid om onderzoek in te stellen naar de omvang en de milieueffecten van dit probleem?
Dat is mij niet bekend. Ik zie tot nu toe geen reden om hiernaar een onderzoek in te stellen. Wel zal ik behalve de gemeenten ook de provincies via de bestaande voorlichtingskanalen blijven informeren over een goede toepassing van de m.e.r.-plicht en de m.e.r.-beoordelingsplicht.
Op welke wijze houdt u toezicht op de uitvoering van de MER-plicht door gemeenten?
De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de m.e.r.-plicht met betrekking tot intensieve veehouderij. Door middel van inspraak en beroep kunnen belanghebbenden daarop invloed uitoefenen. Als er sprake is van structurele nalatigheid door een gemeente, kan de Inspectie daartegen handhavend optreden. Zodra de Wet Revitalisering generiek toezicht inwerking treedt, gaat de toezichthoudende rol naar de provincie.
Hoe gaat u er in de toekomst zorg voor dragen dat alle gemeenten de MER-plicht correct uitvoeren?
Allereerst door voort te gaan met het verspreiden van kennis over de m.e.r.-regelgeving, waaronder m.e.r.-plicht en m.e.r.-beoordelingsplicht. Bij gebleken ernstige nalatigheid kan de Inspectie handhaven. Het wetsvoorstel Revitalisering Generiek Toezicht, dat bij de Eerste Kamer ligt, geeft de provincies de taak om toezicht te houden op de vergunningverlening door de gemeenten.
Borstimplantaten |
|
Henk van Gerven , Pia Dijkstra (D66), Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Esther Ouwehand (PvdD), Khadija Arib (PvdA), Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Die siliconen krijg ik nooit meer uit mijn lijf»?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel in de Gelderlander. Het artikel is gebaseerd op het persoonlijke verhaal van een mevrouw met PIP-implantaten. Ik ben me er zeer van bewust dat niet-functionerende hulpmiddelen gebruikers ernstig kunnen duperen. Ik betreur de situatie van de vrouwen die negatieve tot ernstige gevolgen ondervinden van hun borstimplantatie zeer. In mijn brief Veiligheid medische implantaten die ik separaat naar de Kamer stuur, informeer ik u over de acties op dit terrein naar aanleiding van diverse actuele zaken.
Is het waar dat er nog weinig bekend is over het ASIA-syndroom en de relatie met borstimplantaten?
Het wetenschappelijk bewijs voor een relatie tussen auto-immuunziekten of bindweefselziekten en het hebben van siliconenprotheses is beperkt.
In 2001 rapporteerde de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) over een associatie tussen auto-immuunziekten/gewrichtsklachten en buiten de borstprothese getreden siliconengel. Deze aandoeningen worden in grote studies echter even vaak aangetroffen bij vrouwen met protheses als bij vrouwen zonder protheses. Het ASIA-syndroom (autoimmune (Auto-inflammatory) Syndrome Induced by Adjuvants) is voor het eerst beschreven in juli 2010 en suggereert een erfelijk bepaalde sterkere afweerreactie op o.a. de buiten de borstprothese getreden siliconen bij slechts een beperkt aantal vrouwen.
Wat vindt u van de suggestie om nader onderzoek te doen om het verband en eventuele remedies in kaart te brengen?
De Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) en de Nederlandse Vereniging voor Plastisch Chirurgie (NVPC) onderzoeken gezamenlijk of er een relatie bestaat tussen het hebben van siliconen borstprotheses en het krijgen van auto-immuunziekten of bindweefselziekten. Ik wacht de resultaten van dit onderzoek af.
Waarom is ervoor gekozen het centrum voor auto-immuunziekten van het Academisch Ziekenhuis Maastricht (AZM) te sluiten?
Voor antwoord op deze vragen verwijs ik naar de beantwoording op kamervragen van Kamerlid Van Gerven (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1930) over het voornemen van het Academisch Ziekenhuis Maastricht (AZM) om academische zorg af te stoten om financiële redenen. In de beantwoording op de vragen van de Kamerleden Van Gerven en Leijten (2012Z06003) zal ik binnenkort de Kamer nader informeren.
Is het waar dat volgens voormalig patiënten van het AZM er geen gelijkwaardig alternatief beschikbaar is? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u van de suggestie om alle vrouwen die borstimplantaten hebben laten inbrengen te registreren? Vindt u dat er een centraal registratiesysteem moet komen voor borstprotheses en monitoring van de eventuele complicaties? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen?
In de Kamerbrief Veiligheid medische implantaten die ik u separaat bij deze vragen stuur, beantwoord ik deze vragen.
Gaat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) nog aanvullende maatregelen nemen nadat ze in kaart heeft gebracht hoeveel vrouwen PIP-implantaten, en in welke klinieken zij deze hebben gekregen, en of er bijvoorbeeld goede nazorg wordt geboden aan de betreffende vrouwen?2
IGZ roept per brief van 16 maart 2012 ziekenhuizen en particuliere klinieken nogmaals op om nu ook patiënten te benaderen die vóór 2001 PIP of M-implants hebben gekregen. Het advies dat de IGZ in samenspraak met de NVPC heeft gegeven in januari van dit jaar geldt ook bij deze vrouwen. De nazorg is de verantwoordelijkheid van de klinieken en ziekenhuizen, waar deze protheses zijn ingebracht. De IGZ ziet erop toe dat deze instellingen hun verantwoordelijkheid nemen en zal waar nodig maatregelen nemen. De IGZ zal met de wetenschappelijke verenigingen onder andere bespreken hoe de nazorg is georganiseerd.
Vindt u dat de kwaliteitseisen voor protheses moeten worden aangescherpt en dat een CE-keurmerk alleen niet voldoet? Zouden protheses niet aan de normen moeten voldoen zoals de Food and Drug Administration (FDA) uit de VS deze stelt? Moet de producent niet kunnen aantonen dat de protheses ook na langdurig gebruik veilig zijn?3
De veiligheidseisen die de FDA stelt, verschillen niet wezenlijk van de Europese eisen voor de veiligheid van medische hulpmiddelen. In de Kamerbrief Veiligheid medische implantaten die ik u separaat bij deze vragen stuur, beantwoord ik de overige vragen.
Is het wenselijk dat kliniek en leverancier van borstprotheses op voorhand aansprakelijkheid erkennen als een prothese bijvoorbeeld stuk gaat als het gaat om niet verzekerde cosmetische ingrepen? Is dit niet wat je mag verwachten bij commerciële zorg? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen?
De aansprakelijkheid voor een niet-functionerend medisch hulpmiddel is geregeld tussen leverancier en kliniek. In het uitzonderlijke geval dat de leverancier failliet is, zoals bij de PIP-implantaten, moeten er andere maatregelen genomen worden.
Hoewel achteraf is gebleken dat sprake is geweest van het gebruik van ondeugdelijke implantaten, hebben klinieken er in beginsel vanuit kunnen gaan dat de CE-markering terecht was aangebracht. De zorgverzekeraars hebben aangegeven de kosten te vergoeden voor deze vrouwen. Daarbij onderzoeken de zorgverzekeraars of zij deze kosten kunnen verhalen bij een andere partij.
Acht u het redelijk dat klinieken met terugwerkende kracht hun verantwoordelijkheid nemen als het PIP implantaten betreft en vrouwen zo goed mogelijk moeten helpen zonder opnieuw hen kosten in rekening te brengen? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg over PIP-implantaten op 4 april a.s?
Ja. Het AO PIP-implantaten is verplaatst naar 12 april a.s.
Het laten inslapen van vier testapen door de Radboud Universiteit |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «RU laat vier testapen inslapen»?1
Ja, ik ken het bericht.
Ik heb de NVWA naar aanleiding van uw vragen verzocht de situatie te beoordelen. Ik kan bevestigen dat de Radboud Universiteit vier apen heeft laten inslapen. Twee apen zijn gedood in het kader van de proef en conform het advies van de Dierexperimentencommissie (DEC). Twee apen zijn gedood om veterinaire redenen, die door intern en extern toezicht als terecht worden beoordeeld.
Het uitvoeren van een dierproef is de verantwoording van de vergunninghouder. Een dierproef mag alleen uitgevoerd worden als daarover een positief advies is gegeven door de Dierexperimentencommissie.
Het is de verantwoording van de Radboud Universiteit om te beslissen wat na een dierproef met de dieren dient te gebeuren. Mochten de dieren gedood moeten worden in het kader van de proef dan is daar een advies van een Dierexperimentencommissie voor nodig. Worden de dieren om andere redenen of vanwege hun gezondheidsituatie gedood dan is dat een afweging van de vergunninghouder op basis van het advies van de proefdierdeskundige of een behandelende dierenarts.
De bevindingen van de NVWA inspecteurs zijn dat geen overtredingen van de Wet op de Dierproeven (WOD) zijn vastgesteld.
Kunt u bevestigen dat de Radboud Universiteit vier gezonde resusapen – nadat ze kennelijk niet meer nodig waren in het laboratorium – heeft laten inslapen, terwijl zij hadden kunnen worden opgevangen door Stichting AAP? Wat vindt u daarvan?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat eerder, in het laboratorium van de RU, bij deze apen elektroden in de hersenen zijn geplaatst? Kunt u uiteenzetten wat het oordeel van de Dierexperimentencommissie daar destijds over was? Welke inschattingen zijn er toen gemaakt over het leed dat de dieren daardoor zou worden berokkend, zowel gedurende de operatie, als gedurende de gehele periode dat de elektroden zich in hun hoofd bevonden? Bleken die inschattingen achteraf de juiste? Zo nee, welke inzichten hebben geleid tot bijstelling van de inschatting van het «ongerief» dat de apen ondervonden van de elektroden en de operatie die nodig was om de elektroden in hun hersenen te plaatsen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van de redenering van de Radboud Universiteit dat, gelet op de grote operatie die de apen zouden moeten ondergaan om de elektroden te verwijderen, het beter zou zijn om ze in te laten slapen? Betekent dit dat operaties die gepaard gaan met het plaatsen of verwijderen van elektroden in de hersenen van dieren zo zwaar zijn dat ze niet te verantwoorden zijn? Zo ja, waarom is er eerder wel toestemming gegeven voor het plaatsen van de elektroden? Zo nee, waarom zijn deze apen dan afgemaakt?
Zie antwoord vraag 1.
Is er voor het laten inslapen van deze apen toestemming gevraagd aan de Dierexperimentencommissie (DEC) van de Radboud Universiteit? Zo ja, wat waren de overwegingen van de DEC? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze is getoetst of de apen – al dan niet na een operatie om de elektroden uit hun hersenen te verwijderen – opgevangen zouden kunnen worden door bijvoorbeeld Stichting AAP?
Zie antwoord vraag 1.
Is u bekend dat zowel de Katholieke Universiteit Leuven als de Universiteit Utrecht beide wel met succes eerder aangebrachte elektroden uit de hersenen van resusapen hebben verwijderd – waarbij voor één aap zelfs besloten is de elektroden te laten zitten – waarna de betreffende dieren zijn opgevangen door Stichting AAP? Is er door de Radboud Universiteit contact gezocht met deze universiteiten om kennis te nemen van de ervaringen met die operaties en/of met Stichting AAP om te vernemen hoe het de betreffende dieren vervolgens is vergaan? Zo nee, deelt u de mening dat dit wel had gemoeten om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen? Deelt u de mening dat de manier waarop deze resusapen zijn afgedankt, na een toch al weinig florissant leven in het laboratorium, wel erg pijnlijk is?2
Hoe beoordeelt u de beslissing van de Radboud Universiteit om deze resusapen in te laten slapen terwijl er alternatieven voor handen waren in het licht van de Wet op de dierproeven?
Bent u bereid om waar nodig de wet aan te scherpen om in de toekomst te voorkomen dat gezonde ex-laboratoriumapen, die hun oude dag nog zouden kunnen slijten in een goed opvangcentrum, worden afgemaakt? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De uitbraak van het Rhinopneumonievirus onder paarden |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Heeft u de ontwikkelingen gevolgd rond de uitbraak van het Rhinopneumonievirus onder paarden?1
Ja.
Kunt u zich voorstellen dat paardeneigenaren zich zorgen maken over het virus, dat kan leiden tot luchtwegontsteking, maar in ernstiger varianten ook tot aantasting van het zenuwstelsel?
Ja.
Op welke wijze worden paardeneigenaren gewaarschuwd voor de risico’s op besmetting van hun dier met het Rhinopneumonievirus? Acht u dit voldoende? Zo ja, waarom? Zo nee, welke aanvullende acties zouden er volgens u ondernomen moeten worden om ervoor te zorgen dat paardeneigenaren voldoende op de hoogte zijn van relevante informatie?
Paardenhouders worden via diverse kanalen geïnformeerd over de risico’s van Rhinopneumonie. Veel dierenartsen besteden aandacht aan de ziekte op hun website en informeren houders met vragen over de ziekte. Ook via de website van de Sectorraad Paarden (SRP) en het Nationaal Hippisch Kenniscentrum (NHK) worden paardenhouders op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen en de preventie- en beheersmaatregelen die mensen kunnen nemen.
Daarnaast is in de sectoragenda infectieuze ziekten de inrichting van een helpdesk/gezondheidsloket voorzien. Hier zullen signalen en aanvullende informatie ten aanzien van contact structuren centraal binnenkomen. Deze signalen, die breder zijn dan alleen Rhinopneumonie, worden onder leiding van de SRP besproken en geanalyseerd op een gezondheidsoverleg. Aan het gezondheidsoverleg nemen deel de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), het ministerie van EL&I, de Faculteit Diergeneeskunde, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Centraal Veterinair Instituut (CVI). Indien nodig kan de SRP aanvullend onderzoek laten doen. Het gezondheidsoverleg adviseert de SRP in deze. De SRP neemt verantwoordelijkheid voor de communicatie en informatie naar de sector.
Deelt u de mening dat er in ieder geval een meldplicht zou moeten komen voor gevallen waarbij een besmettelijk virus als het Rhinopneumonie virus is geconstateerd, zodat er zicht komt op plekken die paardeneigenaren het beste kunnen mijden om het risico op besmetting van hun dier zoveel mogelijk te beperken? Zo nee, waarom niet? Kunt u uitleggen hoe paardeneigenaren dan aan de informatie kunnen komen die ze nodig hebben om risico’s op besmetting van hun dier zoveel mogelijk te beperken?
Ik denk dat het goed is dat er een centraal meldpunt en communicatiekanaal komt voor gezondheidsproblemen en risicoplaatsen. Een dergelijk loket of helpdesk is voorzien in de sectoragenda infectieuze ziekten van 22 december 2011 (TK 29 683, nr. 110) en wordt op dit moment door de SRP in samenwerking met de paardendierenartsen opgericht. Hierbij zie ik geen rol voor de rijksoverheid weggelegd. De individuele houder in samenwerking met zijn dierenarts en sectororganisaties zijn heel goed in staat de ziekte te beheersen, zoals in de afgelopen jaren gebleken is bij eerdere uitbraken van Rhinopneumonie en zoals ook nu uit het optreden van de SRP en individuele houders blijkt. Een zwaar instrument als een wettelijke meld- en of bestrijdingsplicht is gereserveerd voor ziekten waarbij:
Hoe beoordeelt u het vervoer van paarden naar verzamelplekken zoals markten en wedstrijden wanneer een dergelijk virus rondwaart? Welke maatregelen acht u noodzakelijk om verspreiding van het virus te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is niet verstandig of verantwoord paarden te vervoeren naar verzamelplaatsen of evenementen wanneer paarden ziek zijn of wanneer men weet dat er op die locatie Rhinopneumonie uitgebroken is.
Iedere eigenaar is primair zelf verantwoordelijk voor de gezondheid van zijn paard. Het is dan ook de verantwoordelijkheid van de houder zich goed te laten informeren over de gezondheidsrisico’s met betrekking tot deelname aan een evenement. Desgewenst kan een eigenaar advies inwinnen bij zijn dierenarts.
De SRP ondersteunt eigenaren hierbij door uitbraken centraal te communiceren via de website van de SRP en eigenaren te adviseren over risico’s en preventiemaatregelen.
De aanvallen van Japanse walvisjagers op bemanning van Sea Shepherd rond de Zuidpool |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Heeft u de ontwikkelingen rond de illegale Japanse walvisjacht en de acties van Sea Shepherd Conservation Society (SSCS) gevolgd sinds de Japanse walvisvloot in december weer is uitgevaren naar Antarctica, met SSCS in haar kielzog?
Ja.
Is het u bekend dat Japanse walvisjagers een bemanningslid van Sea Shepherd Conservation Society, die een harpoenschip probeerde af te remmen, met een waterkanon van zijn jetski hebben afgestoten waardoor hij in het ijskoude water terecht kwam?1 Hoe beoordeelt u het gebruik van waterkanonnen tegen mensen op jetski’s in termen van veiligheid op zee?
Ja, ik ben daarmee bekend. Nederland hecht aan het recht op demonstratie, ook op volle zee. Wel dienen zowel de demonstraties zelf als ook de maatregelen daartegen niet de veiligheid op zee in gevaar te brengen.
Op basis van de beschikbare informatie ben ik niet in staat om een inhoudelijk oordeel te vellen over deze specifieke situatie. Een dergelijk antwoord kan alleen gegeven worden op basis van een gedegen onderzoek in een justitiële procedure. Deze kan door de betrokken partijen geïnitieerd worden.
Het Openbaar Ministerie heeft op basis van de beschikbare informatie tot dusverre geen aanleiding gezien onderzoek te verrichten naar de incidenten die in de afgelopen periode hebben plaatsgevonden. Voor zover mij bekend is er ook door Sea Shepherd Conservation Society geen aangifte gedaan bij het Japanse Openbaar Ministerie van de gedragingen van de Japanse walvisjagers.
Bent u er van op de hoogte dat Japanse walvisjagers vanuit hun harpoenschip inzittenden van een rubberboot van Sea Shepherd Conservation Society hebben aangevallen met grijphaken en bamboestokken, en dat een Sea Shepherd vrijwilliger, een Franse fotograaf, en een cameraman van Animal Planet hierbij verwondingen hebben opgelopen?2 Deelt u de mening dat dit een zeer gevaarlijke tactiek is, omdat de grijphaken de opblaasbare boten kunnen lek slaan, en de grijphaken, mochten ze zich vasthaken in de kleding van de bemanningsleden, de opvarenden uit hun boot zouden kunnen rukken? Zo nee, waarom niet? Hoe beoordeelt u het gebruik van grijphaken en bamboestokken tegen mensen in rubberbootjes in termen van veiligheid op zee?
Ja, daar ben ik van op de hoogte. Zie mijn antwoord op vraag 2.
Zou u kunnen concluderen dat waterkanonnen, grijphaken en bamboestokken bij bovengenoemde incidenten als «wapen» zijn ingezet? Zo ja, vindt u dit geoorloofd? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat er met deze aanvallen door Japanse walvisjagers in minder dan een maand tijd de veiligheid op zee ernstig in gevaar is gebracht? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee waarom niet?
Beide partijen zijn al in december 2011 opgeroepen door Nederland, Australië, de Verenigde Staten en Nieuw Zeeland tot het nemen van hun verantwoordelijkheid teneinde de veiligheid op zee niet in gevaar te brengen. Zie tevens het antwoord op vraag 2.
Kunt u mede in het licht van bovengenoemde incidenten, uiteenzetten welk vervolg u heeft gegeven aan de gezamenlijke waarschuwing die Nederland samen met Australie, de Verenigde Staten en Nieuw Zeeland heeft afgegeven, te weten: «Wie de veiligheid op zee in gevaar brengt, kan worden aangeklaagd»?3 Heeft u inmiddels actie ondernomen om een aanklacht in te dienen tegen de Japanse walvisjagers? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Kunt u uiteenzetten wat er – in termen van feitelijke informatie – precies voor nodig is om een deugdelijke aanklacht in te kunnen dienen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunt u uitleggen hoe u kunt weten wat zich precies afspeelt in de wateren rond Antarctica als er geen autoriteiten vanuit Nederland of de internationale gemeenschap aanwezig zijn om te registreren wat er gebeurt? Kunt u bevestigen dat de internationale gemeenschap de registratie van de jaarlijks terugkerende schending van het moratorium op de walvisjacht volledig te danken heeft aan Sea Shepherd Conservation Society, omdat Japan zonder hun aanwezigheid nog steeds in alle stilte op walvissen zou kunnen jagen, tegen alle internationale verdragen in?
Indien zich een incident heeft voorgedaan is het lastig vast te stellen wat er precies is gebeurd. Nederland stelt zich daarom op de hoogte van de gebeurtenissen van beide kanten.
Deelt u de mening dat het beter zou zijn om controle op de naleving van het moratorium op de walvisjacht te laten uitvoeren door de autoriteiten van de internationale gemeenschap? Zo ja, waarom zijn er nog steeds geen autoriteiten aanwezig in de wateren rond Antarctica om in elk geval de schending van het moratorium te registreren om Japan zo te kunnen aanklagen wegens schending van het internationaal recht? Zo nee, waarom niet?
De walvisvangst vindt volgens Japan plaats in het kader van wetenschappelijk onderzoek, hetgeen is toegestaan onder het moratorium van de IWC. In de IWC heeft Japan medestanders die er mee instemmen om walvissen te doden voor wetenschappelijk onderzoek. Het betreft hier geen schending van het internationaal recht. Tegen deze achtergrond is het niet verwonderlijk dat er geen controle is door de internationale gemeenschap in Antarctische wateren.
Kunt u uiteenzetten op welke wijze u van plan bent om te gaan met mogelijke nieuwe geweldplegingen van de walvisvaarders richting demonstranten op zee? Op welke wijze werkt u samen met Nieuw-Zeeland, Australië en de Verenigde Staten, met wie u dit gezamenlijke statement heeft gemaakt, om geweld van walvisvaarders richting demonstranten op zee te voorkomen? Wat is hierbij de inzet en specifieke rol van Nederland?
Nederland heeft regelmatig contact met zowel de Japanse regering als ook Sea Shepherd Conservation Society, juist om te voorkomen dat de confrontaties in de Antarctische wateren uit de hand lopen. Tevens wordt op basis van de ontvangen informatie bezien of, gezien de zwaarte van een specifiek incident, zelfstandig onderzoek verricht dient te worden. Waar mogelijk en wenselijk zal Nederland daarbij samenwerken met een of meer andere partijen van de Gemeenschappelijke Verklaring. Daarnaast trekt Nederland met genoemde landen en andere gelijkgezinden op in internationale fora zoals de IWC en de IMO als gesproken wordt over de veiligheid op zee.
Wat is de reden dat u de gezamenlijke verklaring van Nederland, Nieuw Zeeland, Australie en de VS over de veiligheid op zee niet samen met de Japanse regering heeft uitgedaan?
Tijdens de IWC 63 is een resolutie door Japan ingediend inzake veiligheid op zee waarin het recht op vreedzame demonstratie op volle zee wordt erkend en op aandringen van Nederland, Nieuw Zeeland, Australië en de VS alle betrokken overheden o.m. aangespoord worden om de kapiteins van alle schepen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor de veiligheid op zee als hoogste prioriteit. De gemeenschappelijke verklaring gaat evenwel verder dan alleen de veiligheid op zee. In de verklaring wordt immers ook afstand genomen van de dodelijke walvisvangst voor wetenschappelijke doeleinden. Juist dit laatste, zo belangrijke onderdeel van de verklaring, is voor Japan een stap te ver.
De handelsmissie naar Japan |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Klopt het bericht dat u tijdens uw handelsmissie met de Japanse minister van Veehouderij en Visserij, Michihiko Kano, heeft gesproken over het voornemen van het Nederlandse kabinet om de wetgeving rond de nationaliteit van zeeschepen te wijzigen om zo de Nederlandse registratie van schepen van Sea Shepherd Conservation Society in te kunnen trekken?1
In gesprek met minister Kano heb ik kort aangegeven dat er een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ligt inzake de nationaliteit van zeeschepen. Ik heb benadrukt dat het bespreken van de wetgeving in de Tweede Kamer afhankelijk is van de kameragenda.
Kunt u uitleggen hoe dit onderwerp ter tafel is gekomen? Bent u zelf over de illegale Japanse walvisjacht en/of de Rijkswet nationaliteit zeeschepen begonnen of was het deze Japanse minister die begon over de aanwezigheid van Sea Shepherd Conservation Society in de wateren rond de Zuidpool om de walvissen te beschermen tegen walvisjagers?
Minister Kano hecht – als minister verantwoordelijk voor visserij – veel waarde aan de veiligheid op zee van de Japanse walvisvloot. Minister Kano heeft het onderwerp opgebracht, en heeft Nederland verzocht als vlaggenstaat concrete maatregelen te treffen om de naar zijn mening verstorende activiteiten van de schepen van de Sea Shepherd Conservation Society (SSCS) richting de Japanse walvisvloot een halt toe te roepen.
Vindt u dat bespreking van Nederlandse wetswijziging over- in dit geval- de nationaliteit van zeeschepen passen in de context van een handelsmissie? Zo nee, waarom hebt u hier toch een gesprek over gevoerd?
Tijdens mijn bezoek aan Japan is door minister Kano expliciet aandacht gevraagd voor het vraagstuk veiligheid op zee naar aanleiding van incidenten tussen Japanse walvisvaarders en SSCS. Ik heb expliciet en met nadruk tegenover minister Kano aangegeven dat Nederland principieel tegen de walvisvangst is, en dat Nederland teleurgesteld is over het continueren van de Japanse walvisvangst dit seizoen. Tevens heb ik benadrukt dat Nederland hecht aan de vrijheid van demonstratie op volle zee, maar dat dit nooit mag conflicteren met de veiligheid van schip, lading en opvarenden.
Op minister Kano's opmerking dat Nederland als vlaggenstaat concrete maatregelen diende te nemen heb ik aangegeven dat in het wetsvoorstel nationaliteit zeeschepen, zoals dat thans voorligt in het parlement, instrumenten zijn opgenomen die maatregelen mogelijk maken indien deze aan de orde zouden zijn.
Kunt u uitleggen waarom een Nederlandse wetswijziging wel aan de orde zou moeten komen tijdens een handelsmissie en een omstreden zaak tegen een Nederlands staatsburger, die ten tijde van uw vertrek naar Japan al twee maanden om dubieuze redenen gevangen zat, niet?
Nederland mengt zich niet in de rechtsgang van Japan. We hebben de uitspraak van de onafhankelijke rechter afgewacht en terughoudendheid betracht in het oordelen en treden in de zaak zolang die onder de rechter is. Erwin Vermeulen is op 22 februari vrijgesproken. Zie ook de beantwoording van uw andere vragen.
Wanneer kwam het Nederlandse standpunt over de walvisjacht aan de orde in het gesprek met de Japanse minister? Bent u zelf begonnen over het feit dat Nederland de walvisjacht afwijst, of kwam dit pas aan de orde nadat er gesproken was over Sea Shepherd Conservation Society en de Rijkswet nationaliteit zeeschepen?
Minister Kano heeft het onderwerp direct bij de introductie ter sprake gebracht, en in mijn reactie heb ik uitgebreid het Nederlandse standpunt toegelicht.
Heeft u los van uw statement dat Nederland de Japanse walvisjacht afkeurt – hier ook concrete consequenties aan verbonden?2 Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse regering zet zich in de daarvoor beschikbare internationale fora steeds actief in voor het verbieden van de jacht op zeezoogdieren, waaronder walvissen.
Heeft u in het gesprek met de Japanse minister ook gesproken over de gezamenlijke verklaring van Nederland, Australië en Nieuw Zeeland dat «Wie de veiligheid op zee in gevaar brengt, kan worden aangeklaagd»?3 Zo ja, heeft u met hem gesproken over de recente aanvallen van walvisvaarders tegen de opvarenden van Sea Shepherd-schepen rond de Zuidpool?4 5 Zo nee, waarom niet?
De gezamenlijke verklaring noch de incidenten tussen de walvisjagers en de schepen van Sea Shepherd zijn aan de orde gesteld.
De handelsmissie naar Japan en de mogelijkheid om daar de situatie van de in Japsn gevangengenomen Erwin Vermeulen te bespreken |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Kunt u bevestigen dat de dreigende sluiting van Nedcar voor de Nederlandse regering reden was om direct een bezoek te plannen aan Japan?1
Mijn bezoek aan Japan stond in het teken van het belang van Japanse investeringen voor de Nederlandse economie, wederzijdse markttoegang en mogelijkheden om de samenwerking op het vlak van hoogwaardige technologie, ook vanuit de optiek van de topsectoren, verder te versterken. De ontwikkelingen bij NedCar vormden mede aanleiding voor mijn bezoek aan Japan. Dienaangaande heb ik ook een gesprek gehad met de heer Masuko, CEO van Mitsubishi Motor Corporation.
Kunt u bevestigen dat u dit werkbezoek nu ook gaat gebruiken om de mogelijkheden voor verbetering van de toegang tot de markt en de mogelijkheid van investeringen te bespreken met de Japanse regering en het bedrijfsleven2, om vooral ook de export van Nederlandse agrarische producten naar Japan te bevorderen?
Een belangrijk onderwerp van gesprek tijdens mijn bezoek aan Japan was de verbetering van wederzijdse markttoegang. Ook bevordering van wederzijdse investeringen is een belangrijk gespreksonderwerp. Ik heb in gesprekken met onder meer de minister van Economie, Handel en Industrie (METI) en de minister van Landbouw (MAFF) gesproken over verschillende voor het Nederlandse bedrijfsleven belangrijk geachte markttoegangdossiers, waaronder de Nederlandse agrofoodsector. Japan is zich zeer wel bewust van de zogenaamde non-tarifaire belemmeringen (NTB’s) waar het Nederlandse bedrijfsleven tegenaan loopt, en van het feit dat de aanpak van NTB’s ook in het belang van Japan is. Dit heb ik in de gesprekken benadrukt. In een ontmoeting met Nederlandse bedrijfsleven in Tokio is ook gesproken over de grote kansen die liggen in Japan, ook voor Nederlands mkb. Specifieke nichemarkten zijn vanwege de grootte van de markt financieel interessant en intellectueel eigendom is goed beschermd.
Is het waar dat u geen enkele intentie heeft om de situatie van de Nederlandse vrijwilliger van Sea Shepherd, Erwin Vermeulen, die momenteel al 61 dagen gevangen zit voor een vermeende duw, te bespreken tijdens uw werkbezoek aan Japan3? Zo ja, waarom bent u niet voornemens om dit te doen, aangezien u als Nederlandse vicepremier daar zeer goed toe in staat bent? Zo nee, kunt u aangeven waarop het kennelijke misverstand dan berust, aangezien in de internationale media berichten zijn verschenen dat u niet bereid bent de situatie van Erwin Vermeulen aan te kaarten tijdens uw bezoek aan Japan?
Nederland mengt zich niet in de rechtsgang van Japan. We hebben de uitspraak van de onafhankelijke rechter afgewacht en terughoudendheid betracht in het oordelen over en treden in de zaak zolang die onder de rechter is. Erwin Vermeulen is op 22 februari vrijgesproken.
Zou het niet vreemd zijn als u in Japan wel de belangen van ons bedrijfsleven zou behartigen maar met geen woord zou reppen over de dubieuze arrestatie van een Nederlands staatsburger, die nu al twee maanden gevangen zit in een onverwarmde cel zonder de mogelijkheid om zelfs maar één keer een telefoontje te plegen naar zijn familie? Zo nee, waarom ziet u hier geen probleem in?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u aangeven of u, voordat u in de media bekend maakte dat u als vicepremier van de Nederlandse regering naar Japan zou gaan, contact heeft opgenomen met de familie van Erwin Vermeulen om hen hierover in te lichten? Of heeft de familie uit de media moeten vernemen dat het kabinet de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven gaat behartigen in een land waar hun zoon al twee maanden om dubieuze redenen gevangen zit terwijl de regering zich afzijdig houdt?
Ik heb geen contact gehad met de familie van Erwin Vermeulen over mijn voornemen om Japan te bezoeken.
Kunt u zich voorstellen dat het voor de familie van Erwin Vermeulen bijzonder pijnlijk moet zijn om erachter te komen dat de Nederlandse regering wel naar Japan kan afreizen als het om economische belangen gaat, terwijl de regering daar niet toe bereid is voor de verdediging van de rechten van hun zoon en broer? Kunt u zich voorstellen dat het voor de familie nog veel pijnlijker wordt als de Nederlandse regering, tijdens haar bezoek aan Japan, niet eens van de gelegenheid gebruik wil maken om de arrestatie, langdurige detentie en behandeling van hun zoon en broer aan te kaarten bij de Japanse autoriteiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid wel een gesprek aan te gaan met de Japanse regering over de zaak tegen Erwin Vermeulen?
Gedurende de periode dat Erwin Vermeulen in voorarrest zat, heeft hij consulaire bijstand gekregen van het Nederlandse consulaat-generaal in Osaka. De familie van Erwin Vermeulen in Nederland is door het Ministerie van Buitenlandse Zaken voortdurend op de hoogte gesteld van de ontwikkelingen in de zaak.
Erwin Vermeulen is op 22 februari vrijgesproken en er is geen aanleiding om deze rechterlijke uitspraak verder aan de orde te stellen bij de Japanse regering.
Bent u bereid om 22 februari 2012 aanwezig te zijn in Wakayama bij de laatste zitting van de rechtszaak tegen Erwin Vermeulen, om hem bij te staan bij de afronding van de rechtszaak, aangezien de datum van de uitspraak van de rechter in de zaak tegen de heer Vermeulen precies samenvalt met uw geplande werkbezoek? Zo nee, waarom niet?
Namens de Nederlandse Staat was een medewerker van het consulaat-generaal in Osaka aanwezig bij alle rechtszittingen, zo ook op 22 februari. Nogmaals wil ik het Nederlandse vertrouwen in de Japanse rechtstaat uitspreken en u wijzen op de vrijspraak van de heer Vermeulen.
Bent u bereid om tijdens uw werkbezoek de kustplaats Taiji aan te doen en u uit te spreken tegen de brute Japanse dolfijnenjacht die daar gehouden wordt, waarbij de «beste» dolfijnen naar dolfinaria worden verscheept, waarna de rest van de dolfijnen, 23 000 per jaar, worden afgeslacht? Zo nee, deelt u de mening dat u hiermee handelsbelangen boven ethische waarden stelt en boven de maatschappelijke wens om de brute dolfijnenslachtingen een halt toe te roepen?
Nederland wijst de rituele slacht van dolfijnen af. De Nederlandse regering zet zich steeds in voor het verbieden van de jacht op onder andere dolfijnen in de daarvoor beschikbare internationale fora. Jacht op zeezoogdieren en het Nederlandse standpunt in deze heb ik besproken met de Japanse minister van Landbouw.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse regering nog steeds van mening is dat Nederland zich tot het uiterste moet inspannen voor het stoppen van de walvisjacht en voor het concreet laten naleven van het moratorium4? Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze u zich tijdens uw werkbezoek zal inzetten om ervoor te zorgen dat Japan zich houdt aan het moratorium op de walvisjacht? Heeft u hierover al een gesprek met de Japanse minister van visserij geagendeerd, en zo niet, bent u bereid dit alsnog te doen? Zo nee, waarom is dit niet meer de mening van de Nederlandse regering?
Nederland is principieel tegen de walvisjacht. Het tijdelijke verbod ingesteld op commerciële walvisjacht is in 1986 ook vastgelegd in het moratorium van de IWC5.
Japan stelt dat de jacht op walvissen louter wetenschappelijke doeleinden dient, waarmee de jacht in Japanse ogen niet onder het moratorium valt.
Nederland is tegen walvisjacht, ook als het voor «wetenschappelijke doeleinden» is. Ik heb dit bij mijn ambtgenoot, de minister van Landbouw van Japan, opgebracht.
Kunt u aangeven waar de geplande besprekingen over vrijhandel zich precies op richten? Welk doel heeft u met deze gesprekken voor ogen? Welke voorwaarden worden er aan vrijhandel met Japan gesteld, bijvoorbeeld op het gebied van dierenwelzijn en milieu?
Japan heeft het afgelopen jaar een aantal stappen gezet om bestaande handelsbelemmeringen op te ruimen. Japan dient verder te gaan op deze weg. Nederland kan het streven steunen om tijdens de EU-Japan Top medio 2012 te besluiten tot opening van inhoudelijke onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord. Een diepgaand en ambitieus vrijhandelsakkoord houdt onder meer in importtarieven verwijderen of sterk reduceren om de onderlinge handel en de wederzijdse markttoegang te bevorderen voor goederen en diensten, en verder regelgevende zaken af te spreken, onder meer op het gebied van investeringen, mededinging, sanitaire en fytosanitaire regelingen, et cetera. Ook is een belangrijk onderdeel van een dergelijk akkoord het hoofdstuk duurzame ontwikkeling. Hierin worden samenwerkingsafspraken vastgelegd over onderwerpen als dierenwelzijn en arbeids- en milieunormen.
In mei 2011 besloot de EU-Japan Top tot een scoping exercise met het doel na te gaan of wederzijdse inzet en verwachtingen uitzicht bieden op succesvolle onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord. Deze exercitie is volop gaande en er wordt vooruitgang geboekt. De uitkomsten worden voor de zomer gepresenteerd.
Japan ziet de ratio niet in van koppeling van handelsafspraken aan nakoming van verplichtingen uit andere verdragen (mensenrechten, non-proliferatie, arbeidsnormen e.d.). Bij de eventuele start van de onderhandelingen zal het leggen van dit verband besproken worden. Het leggen van een verband tussen vrijhandelsakkoord en partnerschapsovereenkomst zal maatwerk vereisen.
Kunt u aangeven voor welke agrarische producten u toegang wilt krijgen tot de Japanse markt? Kunt u aangeven hoe deze producten vervoerd (zullen) worden naar Japan, en welke CO2-uitstoot daarmee gepaard zal gaan?
Het gaat hier met name om de afronding van de markttoegangdossiers van kalfsvlees, pluimveevlees, consumptie-eieren en eendagskuikens. Tevens over de spoedige afronding van de toelatingsprocedure van een diervoederadditief.
Hoe dit in de toekomst vervoerd zal worden en wat de bijkomende CO2-uitstoot is, kan ik nog niet zeggen. Beperking van CO2-uitstoot heeft de aandacht van de Nederlandse overheid. Dit gebeurt via andere mechanismen dan deze missie.
Vindt u het in het licht van de grote moeite die de internationale gemeenschap toch al heeft om klimaat- en duurzaamheidsdoelen te halen verstandig nog meer agrarische producten over de hele wereld heen te slepen?
Juist door middel van nieuwe, innovatieve agrarische producten is het mogelijk om efficiënter en effectiever te werken. Zo wordt er tevens tegemoet gekomen aan klimaat- en duurzaamheidsdoelen. CO2-reductie heeft de aandacht van de Nederlandse overheid – zie vraag het antwoord op vraag 11.
Kunt u aangeven hoeveel Nederland jaarlijks naar Japan exporteert en welke economische waarde dit vertegenwoordigt?
Landen
Perioden
uitvoerwaarde van goederen
X * 1 000 euro
Japan
2007
2 487 514
2008
2 930 998
2009
2 369 281
2010
3 184 910
Bron: CBS.
Zie de gegevens uit figuur 1; de export van Nederland naar Japan.
Nederland voert jaarlijks voor ongeveer € 3 mrd uit naar Japan, dat is 0,7% van de totale Nederlandse export, hetgeen vrij laag is in verhouding tot de omvang van de Japanse economie. In de afgelopen jaren zijn geen bijzondere ontwikkelingen te vermelden.
In 2009 was er sprake van een lichte daling, met een herstel in 2010.
Welke ontwikkelingen zijn er in deze export geweest in de afgelopen jaren en waar zijn deze ontwikkelingen door te verklaren?
Kunt u aangeven welk deel van de export naar Japan wordt gevormd door agrarische producten en om welke producten dit gaat?
Ongeveer 20–25% van de export naar Japan bestaat uit goederen uit de agrarische sector. Afhankelijk van wat er onder de noemer «agrarische producten» wordt geschaard; het gaat hier om een enorme verscheidenheid aan producten. Als u een duidelijk overzicht wil krijgen van de sectoren waar het u hoofdzakelijk om gaat, kan ik u doorverwijzen naar het CBS, die dit nauwkeurig bijhoudt.
Kunt u aangeven hoeveel Nederland jaarlijks vanuit Japan importeert en welke ontwikkelingen er in deze import zijn geweest in de afgelopen jaren? Kunt u aangeven om welke producten dit gaat?
Landen
Perioden
Invoerwaarde van goederen
X * 1 000 euro
Japan
2007
7 126 502
2008
9 440 544
2009
7 096 598
2010
9 106 085
Bron: CBS.
Zie figuur 2; de import van Nederland uit Japan.
Evenals de export is de import vanuit Japan over de afgelopen jaren weinig veranderd.
Binnen de EU is Nederland de tweede exportbestemming (na Duitsland) voor Japanse producten; vooral dankzij de positie van Rotterdam als doorvoerhaven. De import vanuit Japan beslaat 2,1% van de totale Nederlandse invoer.
Nederland is de grootste EU-investeerder in Japan en Japan is de 2e niet-EU-investeerder in Nederland.
Kunt u aangeven wat de doorvoer is door de Nederlandse lucht- en zeehavens van de jaarlijkse im- en export tussen Europa en Japan? Welke waarde vertegenwoordigt deze doorvoer? Hoeveel van de naar Japan geëxporteerde producten is daadwerkelijk in Nederland geproduceerd en om welke producten gaat dit?
Dergelijke gegevens zijn slechts na uitvoering nader onderzoek beschikbaar.
Nieuwe ophef rond het Nederlands Opvangcentrum Papagaaien (N.O.P.) |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Wat vindt u ervan dat een medewerker van het Nederlands Opvangcentrum Papegaaien (N.O.P.) mogelijk betrokken is bij de illegale invoer van exotische vogels uit Suriname en daarbij vogels zou hebben mishandeld?1
De illegale invoer van beschermde exotische vogels uit Suriname is strafbaar. Voor dit specifieke geval verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 2 t/m 5.
Is het waar dat bij huiszoekingen bij de medewerker vogels, wapens en geld in beslag zijn genomen? Zo ja, hoeveel vogels van welke soort zijn in beslag genomen en waar zijn deze vogels vervolgens ondergebracht?
Op 1 februari 2012 heeft het Interregionaal Milieuteam Zuid West, met bijstand van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit, in opdracht van het openbaar ministerie twee verdachten uit Rotterdam respectievelijk Spijkenisse aangehouden. Diezelfde dag zijn doorzoekingen verricht in woningen in Rotterdam en Spijkenisse. Ook werd een doorzoeking verricht in het Nederlands Opvangcentrum Papegaaien (N.O.P.) in Veldhoven, waar één van de verdachten als vrijwilliger werkzaam was. Bij de doorzoekingen zijn naast een aantal vogels (zeven twa twa’s en één kolibrie) geldbedragen en een vuurwapen in beslag genomen. In het belang van het strafrechtelijk onderzoek kunnen op dit moment geen verdere mededelingen worden gedaan.
Is u bekend of het N.O.P. een rol heeft gespeeld bij de illegale handel in exotische dieren? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan in termen van strafrechtelijk onderzoek?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de nieuwe ophef over het N.O.P. in het licht van het eerdere oordeel van uw ambtsvoorganger dat nader onderzoek naar mogelijke betrokkenheid van het N.O.P. bij de illegale handel in dieren niet nodig was? Deelt u de mening dat dat oordeel moet worden herzien?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u alsnog bereid een nader (strafrechtelijk) onderzoek in te stellen naar de praktijken van het N.O.P.? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u een trend ontstaan nu de berichten over misstanden bij het N.O.P. zich opstapelen en er voldoende redenen zijn om te twijfelen aan de naleving van de wet- en regelgeving (welzijn en de Convention on International Trade in Endangered Species (CITES)) bij het N.O.P.? Zo ja, kunt u nauwkeurig aangeven waarom het toezicht op het N.O.P. heeft gefaald? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek naar de vrijwilliger in dienst van de N.O.P is op dit moment nog niet afgerond. Wanneer de uitkomsten van het onderzoek bekend zijn zal ik, wanneer hier aanleiding toe is, de overeenkomsten met de N.O.P. opnieuw bekijken.
Is het N.O.P. nog steeds een contractpartner van u, wat betekent dat in beslag genomen dieren tegen betaling door u door hen worden opgevangen? Zo ja, vindt u het acceptabel dat u een contract heeft met een opvangcentrum waar eerder ophef is ontstaan over mogelijke betrokkenheid bij de illegale handel in dieren en laatst nog over de slechte verzorging van duizenden in beslag genomen knaagdieren?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke afspraken is het contract tussen Dienst Regelingen en N.O.P. precies gebaseerd en welke afspraken zijn er gemaakt voor de opzegging van het contract? Hoe wordt de naleving van de afspraken uit het contract gecontroleerd en welke sancties staan er op schending van de afspraken?
Vanwege de behoefte aan opslagcapaciteit is deze overheidsopdracht aanbesteed.
Jaarlijks wordt de N.O.P. gecontroleerd door zowel de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit als door Dienst Regelingen (DR). Indien blijkt dat de N.O.P. niet aan de eisen in de overeenkomst voldoet, zal een termijn worden gegeven om de tekortkomingen te herstellen. Door middel van een controlebezoek kan worden vastgesteld of de opvanglocatie weer aan de eisen voldoet. Indien blijkt dat niet aan de eisen wordt voldaan, kan de overeenkomst eenzijdig worden ontbonden.
Kunt u uiteenzetten welke vergoeding het N.O.P. van Dienst Regelingen ontvangt voor de opvang van in beslag genomen dieren en dit specificeren naar diersoort? Hoeveel heeft het N.O.P. de afgelopen vijf jaar op deze manier ontvangen van uw ministerie?
In de overeenkomst met de N.O.P. staan de bedragen die per dier per dag zijn afgesproken. Vanwege het feit dat bij aanbesteding steeds een aantal organisaties concurrerende aanbiedingen doen, zijn de overeengekomen bedragen aan te merken als commercieel gevoelige informatie. Gezien het voorgaande kan ik deze informatie niet openbaar maken.
Deelt u de mening dat het N.O.P. nauwelijks een betrouwbare partner genoemd kan worden voor de opvang van in beslag genomen dieren voor Dienst Regelingen? Zo nee, waarop baseert u de mening dat het N.O.P. het toonbeeld van betrouwbaarheid zou zijn?
Zie antwoord vraag 6.
Is de samenwerking tussen Dienst Regelingen en het N.O.P. inmiddels tot nader order opgeschort? Zo nee, bent u bereid het contract met het N.O.P. zo spoedig mogelijk te verbreken?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u uiteenzetten met welke opvangcentra u contracten heeft voor de opvang van in beslag genomen dieren en welke voorwaarden in die contracten zijn gesteld? Vindt u dat er voldoende betrouwbare opvangcentra beschikbaar zijn voor het opvangen van in beslag genomen dieren? Zo nee, hoe gaat u de capaciteit en/of de kwaliteit van opvangcentra vergroten?
De DR heeft overeenkomsten met zeven opvangadressen voor gezelschapsdieren. Deze adressen bestaan uit zowel asielen als dierenpensions. Daarnaast heeft DR met drie opvangadressen overeenkomsten afgesloten voor landbouwhuisdieren en paarden. Het gaat hierbij om particulieren en bedrijven. Er zijn met acht opvangadressen overeenkomsten afgesloten voor in- en uitheemse (beschermde) diersoorten. Het gaat hierbij om dierentuinen, vogelopvangcentra, reptielenopvangcentra en opvangcentra voor inheemse fauna.
In het bestek voor de aanbesteding voor de opvang zijn eisen neergelegd. Tijdens het aanbestedingstraject moet de schrijver zijn financiële en economische draagkracht aantonen en zijn technische bekwaamheid. Daarnaast worden specifieke eisen gesteld ten aanzien van dierenwelzijn, zoals het respecteren van de vijf vrijheden van Brambell, diervriendelijke omgang, kwaliteitseisen met betrekking tot verzorging en huisvesting van de dieren, veterinaire zorg en ziektepreventie.
De geselecteerde opvangadressen voldoen aan de gestelde eisen in de overeenkomst.
Er zijn op dit moment voldoende opvangadressen om alle in beslag/bewaring genomen dieren op te vangen. Mocht het, in verband met een hoger aantal inbeslagnames, nodig zijn, dan worden extra opvangadressen gezocht.
Het naleven van de afspraken over het welzijn van de grote grazers in de Oostvaardersplassen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kunt u uiteenzetten hoe het staat met de uitvoering van de aanbevelingen van het International Committee on the Management of large herbivores in de Oostvaardersplassen (ICMO2), de expertcommissie die in navolging van ICMO1 heeft gezegd dat er meer beschutting moest komen voor de dieren in het gebied?
Zoals gemeld in mijn brief van 17 mei 2011 (Kamerstuk 32 563, nr. 25), heeft Staatsbosbeheer 1200 strekkende meter aan beschuttingswallen aangelegd en diverse bospercelen opengesteld voor de grazers. Overigens is sindsdien nog gewerkt aan het «verduurzamen» van enkele van die bospercelen, waardoor deze begrazing beter kunnen weerstaan, en het stapelen van dood hout als extra – alternatieve – beschuttingsmaatregel.
Waarom zijn de bossen van het naastgelegen Hollandse Hout nog niet opengesteld voor de edelherten, konickpaarden en heckrunderen van de Oostvaardersplassen? Erkent u dat hiermee een belangrijke aanbeveling voor het welzijn van de dieren niet wordt opgevolgd, met alle gevolgen voor de dieren van dien? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo neen, waarom niet?
Zoals eerder aangegeven (Kamerstukken 32 563, nrs. 10, 11) wilde de gemeenteraad van Lelystad niet meewerken aan openstelling van het Hollandse Hout en heeft uw Kamer zich middels een motie hierover uitgesproken. Zoals ook eerder aangegeven (Kamerstuk 32 563, nr. 25), kies ik ervoor nu in te zetten op alternatieve beschuttingsscenario’s en zonodig een strakker vroeg-reactief beheer.
Bent u bereid u hard te maken voor openstelling van het Hollandse Hout in het belang van de dieren? Zo ja, op welke termijn denkt u het gebied open te kunnen stellen zodat de dieren er beschutting kunnen zoeken? Zo neen, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunt u uiteenzetten hoe het door ICMO2 aanbevolen vroeg-reactief afschotbeleid (tijdig afschot van een verzwakt dier dat het niet gaat redden) wordt toegepast en hoe de monitoring plaatsvindt van de effecten?
Over de stand van zaken van de toepassing van het vroeg-reactief beheer van de grote grazers in de Oostvaardersplassen ontvangt u separaat een brief (op verzoek van de vaste commissie voor EL&I). Zie voor monitoring het antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat dit vroeg-reactief afschotbeleid met de grootste zorgvuldigheid moet plaatsvinden? Welke maatregelen heeft u getroffen om er zeker van te zijn dat er voldoende personeel van Staatsbosbeheer beschikbaar is om dagelijks de kuddes in de gaten te kunnen houden en het gedrag en de lichamelijke condities van de grazers te kunnen controleren? Kunt u uiteenzetten hoe Staatsbosbeheer de zorgvuldige uitvoering hiervan in 2011 heeft gewaarborgd?
Ja. Zorgvuldigheid is onder meer gewaarborgd door uitvoering van het managementplan dat door de Beheeradviescommissie Oostvaardersplassen is goedgekeurd en door de inzet van voldoende betrokken vakmensen. Zoals in het managementplan aangegeven (bijlage bij Kamerstuk 32 563, nr. 25), is voorzien in uitgebreide en soms zeer frequente monitoring, ondermeer van dierconditie.
Kunt u bevestigen dat u het budget van Staatsbosbeheer in 2012 kort met 20 miljoen euro, een bezuiniging van 22% op het totale budget? Kunt u aangeven hoe Staatsbosbeheer het personeelsbestand op pijl kan houden om zo het vroeg-reactief afschotbeleid met de grootst noodzakelijke zorgvuldigheid uit te voeren wanneer zij met zulke enorme bezuinigingen te kampen heeft?
Nee. Ik ben nog met de provincies in gesprek over de financiering van het beheer door Staatsbosbeheer. Zoals recent toegezegd (zie Kamerstuk 29 659, nr. 76), zal ik de Kamer in het voorjaar van 2012 informeren over de strategie voor de toekomst van Staatsbosbeheer, inclusief de wijze waarop de bezuinigingen worden geëffectueerd.
Hoe wordt een goede uitvoering van het vroeg-reactief beheer gegarandeerd gelet op de toegankelijkheid van het gebied en de veiligheid van bezoekers? Onderschrijft u dat een grote veiligheidszone van een aantal kilometer nodig is om de veiligheid voor bezoekers te kunnen waarborgen? Zo ja, welke maatregelen treft u om een goede uitvoering van het vroeg-reactief beheer te kunnen garanderen zonder de veiligheid van bezoekers in gevaar te brengen? Welke extra maatregelen worden er getroffen nu de vorst is ingevallen en er mogelijk veel mensen willen komen schaatsen in het gebied?
Zoals aangegeven in bijlage 3 van het protocol vroeg-reactief beheer (bijlage bij Kamerstuk 32 563, nr. 10) worden diverse veiligheidsvoorschriften toegepast. Tijdens de aanwezigheid van begaanbaar ijs bestonden extra maatregelen uit extra surveillance, extra bebording en het uitzetten van een toertochtroute die zo ver mogelijk van het mogelijke risicogebied lag.
Deelt u de mening dat het, om langdurig lijden van de grote grazers zoveel mogelijk te kunnen voorkomen, absoluut noodzakelijk is de adviezen van het ICMO2 omtrent het vroeg-reactief afschotbeleid nauwlettend op te volgen? Zo ja, kunt u garanderen dat u het welzijn van de dieren voorop stelt als er afwegingen moeten worden gemaakt over veiligheidsmaatregelen rondom het afschotbeleid, ook als dat betekent dat er gebieden moeten worden afgesloten voor het publiek? Zo neen, waarom niet?
De diverse afwegingen bij toepassing van vroeg-reactief beheer, inclusief het zonodig afsluiten van gebieden voor het publiek, zijn terug te vinden in het protocol (bijlage bij Kamerstuk 32 563, nr. 10).
Bent u op de hoogte van de toestemming die de provincie Flevoland heeft verleend aan beroepsvissers om ’s winters te mogen vissen met «staandwant» in het Markermeer, terwijl jaarlijks een aanzienlijke hoeveelheid watervogels bij deze vorm van visserij de dood vindt?1 Hoe beoordeelt u dit?
Ik ben op de hoogte van de inhoud van de vergunning die de gedeputeerde staten van Flevoland op 25 januari 2012 op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet) hebben verleend voor de beroepsvisserij in het Markermeer-IJmeer. Provincie Flevoland is hiervoor het bevoegde gezag en dient op grond van de Nbwet te bepalen in hoeverre door de vergunningaanvragers voldoende is onderbouwd dat er geen (significant) negatieve effecten optreden ten aanzien van de beschermde vogelsoorten.
Kunt u bevestigen dat uit onderzoek van de overheid is gebleken dat naar schatting 15 000 beschermde watervogels de dood vonden in 2003 in het Markermeer en het IJsselmeer tezamen door het toepassen van de visserijtechniek «staandwant»? Kunt u ook bevestigen dat dit er zelfs 50 000 betroffen in 1999 in hetzelfde gebied veroorzaakt door dezelfde visserijtechniek?
Er is in 1999 gerapporteerd door het RIZA (in opdracht van Rijkswaterstaat). De genoemde 50 000 betreft echter een schatting van de vogelsterfte in 1989. In 2003 is onderzoek gedaan door een onafhankelijk adviesbureau (in opdracht van het toenmalige Ministerie van LNV). Dit bureau heeft tevens de mogelijke maatregelen onderzocht die de bijvangst van watervogels verminderen. Zo bleek het plaatsen van jonen (drijvende bakens) met reflecterende strippen op de netten de bijvangst met 70% te reduceren.
Is het waar dat onder meer soorten als de tafeleend, de grote zaagbek en de toppereend slachtoffer worden van deze vistechniek? Kunt u bevestigen dat deze soorten een landelijke zeer ongunstige staat van instandhouding kennen?
De bijvangst betreft watervogels die hun prooi achtervolgen in het water of op de bodem naar voedsel zoeken, zoals bovenstaande soorten. De in de vraag genoemde soorten kennen een landelijke zeer ongunstige staat van instandhouding.
Deelt u de mening dat het doden van zoveel beschermde vogels niet is toegestaan en zeker niet in een Natura 2000-gebied dat juist is aangewezen ter bescherming van deze vogelsoorten?
De visserij met staand want is toegestaan als er kan worden onderbouwd dat er geen (significant) negatieve effecten optreden ten aanzien van de beschermde vogelsoorten. Door het opnemen van bepaalde vergunningsvoorwaarden (ondermeer het plaatsen van jonen en op belangrijke locaties een verbod op staand want), worden de (significant) negatieve effecten gemitigeerd. De provincie Flevoland heeft geoordeeld dat voldoende is onderbouwd dat er geen (significant) negatieve effecten optreden ten aanzien van de beschermde vogelsoorten.
Onderschrijft u dat de provincie Flevoland het natuurlijk gedrag van watervogels niet goed heeft beoordeeld wanneer zij aangeeft dat vogels zich kunnen bevrijden uit netten met een maaswijdte van boven de 14 centimeter, aangezien de watervogels onder water jagen met uitgeslagen vleugels? Zo nee, op basis van welk wetenschappelijk onderzoek ontleent u die zekerheid?
De provincie Flevoland beoordeelt of en onder welke voorwaarden kan worden gevist met staand want.
Deelt u de mening dat het vissen met «staandwant» in het Natura 2000-gebied Markermeer indruist tegen de nationale en internationale regelgeving? Zo nee, waaraan ontleent u die zekerheid?
Zie antwoord op vraag 4.
Onderschrijft u dat u verantwoordelijk bent voor de correcte uitvoering en naleving van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet? Zo ja, wanneer en op welke wijze gaat u maatregelen treffen tegen de toestemming van de provincie Flevoland?
Ja, ik ben voor het gestelde verantwoordelijk. Ik zie echter geen aanleiding gebruik te maken van mijn bevoegdheid een aanwijzing te geven ter zake van de door Flevoland verleende vergunning. Er is mij op geen enkele wijze gebleken dat de vergunning niet weloverwogen is verleend. Eventuele bezwaren tegen de vergunning kunnen door partijen worden ingediend op de daarvoor geëigende wijze.
De rechtszaak tegen Erwin Vermeulen in Japan |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u tegen het ANP gezegd dat sinds kort familiebezoek is toegestaan voor Erwin Vermeulen, maar dat de familie daarvan zou hebben afgezien? Zo nee, waarom heeft u geen zichtbare poging gedaan om het kennelijk foutieve bericht te rectificeren?1
Ja. Op 17 januari heeft het Consulaat-Generaal in Osaka van de advocaat vernomen dat de openbaar aanklager akkoord ging met een bezoek van de ouders aan Erwin. Dit op voorwaarde dat (1) de familie niet gelieerd zou zijn aan de Sea Shepherd Conservation Society, en(2) een diplomatieke nota zou worden overlegd met vermelding van de persoonlijke gegevens, inclusief kopieën van de paspoorten. De ouders van Erwin zijn hierover op dezelfde dag telefonisch ingelicht. Daarbij is assistentie aangeboden bij het aanvragen van een bezoek. De familie heeft laten weten om haar moverende redenen geen bezoek te willen aanvragen. Die afweging respecteer ik.
Kunt u bevestigen dat de enige informatie die de familie van Erwin Vermeulen via uw ministerie heeft bereikt over de mogelijkheden tot bezoek luidde: «Indien de ouders besluiten naar het proces te komen, zal de aanklager in overweging nemen hen speciaal toestemming te verlenen met het recht tot bezoek op voorwaarde dat de ouders niets te maken hebben met Sea Shepherd»? Bent u bereid te erkennen dat deze informatie betekent dat er in het geheel geen zekerheid was en is dat de ouders van Erwin hem daadwerkelijk zouden kunnen bezoeken als ze zouden afreizen naar Japan?2
Door het ministerie is consequent gesteld dat de finale beslissing om een verzoek te honoreren in alle gevallen bij de Japanse autoriteiten lag. Daarbij is ook steeds melding gemaakt van de bereidheid van het ministerie om te assisteren bij een aanvraag.
Waarom heeft u in de media een onjuist beeld geschetst over de bezoekmogelijkheden en daarbij de suggestie gewekt dat de ouders niet bereid waren hun zoon op te zoeken in de Japanse gevangenis? Kunt u zich voorstellen dat het voor de familie van Erwin bijzonder pijnlijk was om zoiets te moeten lezen in de krant?
Ik ben me er ten volle van bewust dat de familie een heel moeilijke periode heeft doorgemaakt. Vanaf het begin is alles in het werk gesteld om de familie zo goed mogelijk van alle ontwikkelingen op de hoogte te houden, inclusief van de Japanse procedures en voorwaarden. Er is naar mijn oordeel correcte informatie verstrekt.
Is het waar dat u tot nu toe nog geen enkele keer persoonlijk contact hebt opgenomen met de familie van Erwin Vermeulen?
Het ministerie van Buitenlandse Zaken onderhoudt vanaf het moment van de aanhouding van Erwin Vermeulen op 16 december 2011 contact met zijn familie en in het bijzonder met de door hem aangewezen contactpersoon. Deze contacten vinden plaats met ambtenaren die zijn gespecialiseerd in consulaire zaken.
Kunt u bevestigen dat Erwin Vermeulen in de 46 dagen die hij nu gevangen zit weinig gelegenheid lijkt te hebben gekregen voor persoonlijke verzorging, dat hij in een onverwarmde cel zit in een omgeving waar het in januari behoorlijk koud is, dat hij een eenzijdig dieet krijgt, dat hij duidelijk is afgevallen en dat hij geketend is voorgeleid in de rechtszaal? Vindt u dat een dergelijke behandeling gepast is in een «ordentelijke democratische rechtsstaat» voor een vermeende duw?
Ik realiseer me dat de behandeling en detentieomstandigheden in Japan strenger zijn dan in Nederland, maar daaruit kan in genen dele geconcludeerd worden dat Japan geen ordentelijke democratische rechtsstaat is. De behandeling die Erwin Vermeulen heeft ondergaan, week niet af van de wijze waarop in vergelijkbare gevallen (zowel Japanse als buitenlandse) gedetineerden worden behandeld tijdens hun voorarrest en voldeed aan de Japanse wetten en regels. Het consulaat-generaal heeft hierop steeds toegezien.
Denkt u nog steeds dat het «prima» gaat met Erwin Vermeulen, dat hij «het goed maakt en dat hij zijn veganistische dieet uitstekend kan nuttigen in detentie»?3 Zo ja, waar baseert u uw oordeel op en hoe verklaart u dat mensen die Erwin hebben gezien in de rechtszaal met heel andere berichten komen?
Erwin Vermeulen is sinds zijn aanhouding op 16 december vier maal bezocht door medewerkers van het Consulaat Generaal te Osaka. Tevens heeft het Consulaat Generaal contact met de advocaten van betrokkene. Een oordeel over de behandeling van Erwin Vermeulen was mede gebaseerd op deze gesprekken. Hij had daarin tegenover het Consulaat-Generaal aangegeven dat het naar omstandigheden goed met hem ging. Op basis van signalen van Erwin Vermeulen is tweemaal bij de Japanse autoriteiten aangedrongen op aanpassing van het dieet.
Kunt u bevestigen dat de rechtszaak verder gaat op 1 februari en dat er op 22 februari uitspraak zal volgen? Kunt u bevestigen dat Erwin Vermeulen in dat geval bijna 2½ maand gevangen is gehouden voor een vermeende duw? Acht u ruim twee maanden detentie, onder de genoemde omstandigheden, voor een vermeende duw, passend in een «ordentelijke democratische rechtsstaat»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals bekend is Erwin Vermeulen op 22 februari vrijgesproken. Ik hoop dat voor de familie hiermee een einde is gekomen aan een moeilijke periode. Ik stel verder vast dat een voorarrest van twee à drie maanden naar Japanse maatstaven niet uitzonderlijk is.
Bent u op de hoogte van de uitspraken van VN-mensenrechtencommissaris en de VN-werkgroep inzake Willekeurige Detentie inzake de veroordeling van twee Japanse Greenpeace-medewerkers in 2010? Is het u bekend dat de VN-mensenrechtencommissaris haar zorgen heeft uitgesproken over het proces tegen Junichi Sato en Toru Suzuki, die zijn gearresteerd na hun onderzoek naar de corrupte handel in walvisvlees? Is het u bekend dat de VN-werkgroep inzake Willekeurige Detentie oordeelde dat Japan in deze zaak de mensenrechten heeft geschonden en dat de voorwaardelijke opsluiting van de Greenpeace-medewerkers politiek gemotiveerd was?
Ik ben bekend met het oordeel van de VN-werkgroep inzake Arbitraire Detentie dat tijdens de inhechtenisneming en detentie van de heren Sato en Suzuki een aantal artikelen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Internationale Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten geschonden zijn. De VN-werkgroep inzake Arbitraire Detentie verbond geen waardeoordeel aan deze mening.
Bent u, gelet op het bovenstaande, bereid de mogelijkheid te erkennen dat er ook in het proces rond Erwin Vermeulen sprake zou kunnen zijn van politieke redenen om hem te arresteren en aan te klagen?
Erwin Vermeulen was aangehouden op grond van verdenking van geweldpleging. Ik heb geen aanwijzing dat de arrestatie plaats had om politieke redenen.
Bent u alsnog bereid Japan aan te spreken op de arrestatie, langdurige detentie en behandeling van Erwin Vermeulen?
De zaak van Erwin Vermeulen is verschillende malen onderwerp van gesprek geweest in contacten met de Japanse autoriteiten. Daarbij is terughoudendheid betracht in het oordelen over en treden in de zaak zolang die onder de rechter was. Wel heb ik mijn bezorgdheid geuit en aandacht gevraagd voor het gevoel van onzekerheid en machteloosheid waar de familie en vrienden van Erwin Vermeulen lange tijd mee hebben moeten leven. Ik heb de Japanse autoriteiten tevens dringend in overweging gegeven contact tussen familie en Erwin Vermeulen toe te staan.
Een mogelijk onafwendbaar vuurwerkverbod |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kent u de uitspraak van de coördinator van de Taskforce Opsporing Vuurwerk Bommenmaker dat een vuurwerkverbod onafwendbaar is?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat er steeds meer professioneel vuurwerk van het zwaarste soort, als lawinepijlen, nitraatklappers, vlinderbommen en cobra’s, illegaal vanuit Oost-Europa Nederland binnen worden gesmokkeld?
Natuurlijk ben ik van mening dat het onjuist en zorgelijk is dat illegaal zwaar knalvuurwerk, dat niet voor de consument bestemd is, op de illegale Nederlandse markt wordt gebracht. Dat vuurwerk hoort absoluut niet in handen van een consument te komen. Het feit dat veel van dit vuurwerk massa explosief reageert, maakt dit nog ernstiger. Daarom zijn door het Kabinet ook al diverse maatregelen genomen:
Wat vindt u ervan dat klasse 1.1 vuurwerk met 48,5 gram aan explosieve lading – meer dan in een kleine handgranaat – gewoon via Nederlandse sites online worden aangeboden, onder vermelding dat het verboden is en dat de waarschuwingen van de politie voor het gevaar van dit soort vuurwerk niet serieus moet worden genomen?2
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening van de oogartsen dat vuurwerk vergelijkbaar is met munitie en niet in de handen van burgers thuishoort, omdat de oogschade als gevolg van vuurwerk gelijk is aan die van munitie?3
Vuurwerk is in staat om letsel te veroorzaken, zeker bij verkeerd gebruik. De aard van het letsel is afhankelijk van het type vuurwerk, de hoeveelheid kruit in het vuurwerk en de plaats waar de effecten het lichaam raakt. Vergelijken met andere letselveroorzakende artikelen is niet zinvol. Indien vuurwerk wordt gebruikt volgens de gebruiksaanwijzing door mensen die zich bewust zijn van de mogelijke gevaren en daarnaar handelen, is de kans op letsel gering.
Kunt u uiteenzetten wat jaarlijks wordt uitgegeven aan de (spoed)behandeling van de honderden gewonden door vuurwerk?4 Heeft u zicht op het aantal mensen dat (tijdelijk) arbeidsongeschikt is geraakt door vuurwerk, al dan niet gedeeltelijk?
De Stichting Consument en Veiligheid heeft, in samenwerking met het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, een rekenmodel (Letsellastmodel) ontwikkeld dat bestaat uit een zorgmodel en een verzuimmodel. Met behulp van dit model en de specifieke gegevens van de letselgevallen over de jaarwisselingen 2006 t/m 2010, zijn de gemiddelde zorgkosten en de gemiddelde verzuimkosten als gevolg van een jaarwisseling berekend.
De totale medische kosten voor de behandeling van slachtoffers bedragen gemiddeld 1,1 miljoen euro per jaarwisseling. Ongeveer een kwart van deze slachtoffers heeft een betaalde baan. De kosten voor hun arbeidsverzuim door de vuurwerkongevallen belopen jaarlijks eveneens 1,1 miljoen. Letsels door vuurwerkongevallen kosten de maatschappij dus gemiddeld 2,2 miljoen euro per jaarwisseling.
Deelt u de mening dat een verbod op consumentenvuurwerk ook in het licht van de (zorg)kosten een welkome bezuiniging zou zijn op de overheidsuitgaven? Zo neen, waarom niet?
Laat ik voorop stellen dat letsel zo veel mogelijk voorkomen moet worden en dat uitgaven daaraan, hoewel op dat moment wel besteed, dus eigenlijk altijd te hoog zijn. Ik zie dit los van eventuele bezuinigingen. Van belang blijft mijns inziens om ongeregeldheden rond de jaarwisseling en onjuist omgaan met (illegaal) vuurwerk zo veel mogelijk te voorkomen. Zeker illegaal vuurwerk hoort niet in handen van de consument. Daar blijf ik dan ook vol op inzetten.
Aan een verbod op het afsteken van consumentenvuurwerk zijn natuurlijk ook extra kosten verbonden in de sfeer van bijvoorbeeld de handhaving, het organiseren van professionele vuurwerkshows en omzetderving van de vuurwerkbranche (indien het verbod onmiddellijk in moet gaan). Wanneer elk van de 400 gemeenten ten minste 1 vuurwerkshow organiseert, bij een kostprijs van 1 show van 10 000 Euro, zijn de investeringen hierin al meer dan de bezuinigingen op de letselkosten.
Deelt u de mening dat, gezien de toenemende ellende en zeer ernstige ongevallen met het afsteken van vuurwerk, waaronder zeer veel (oog)schade voor mens, dier en milieu, een verbod op het consumentenvuurwerk onafwendbaar is? Zo ja, welke stappen gaat u daarvoor nemen? Zo neen, waarom niet?
Het Kabinet is van mening dat de jaarwisseling een feest moet zijn waar mensen ook door het afsteken van vuurwerk (mits dit legaal gebeurt) veel plezier aan beleven. Op dit moment overweeg ik daarom niet een totaal verbod op consumentenvuurwerk in te stellen.
Daar is mijns inziens nu ook geen draagvlak voor. Ik baseer me daarbij op een gedetailleerd onderzoek naar de beleving van vuurwerk uit 2008. Gelet op de oplaaiende discussie ben ik voornemens om dit onderzoek te actualiseren.
Overigens blijft een belangrijk aandachtspunt bij een eventueel verbod op het afsteken van consumentenvuurwerk de verwachting dat een deel van de consumenten naar buitenlands vuurwerk zullen uitwijken, waarop, gezien het illegale karakter ervan, nog minder controle kan worden uitgeoefend.