Het bericht dat Brussel haast heeft om visumvrij reizen voor Turken mogelijk te maken |
|
Harm Beertema (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «EU heeft ineens haast met visumvrij reizen voor Turken»?1
Hoe beoordeelt u het optreden van de Europese Unie (EU) om visumvrij reizen voor Turken «zo snel mogelijk» te regelen, terwijl niet aan de daartoe gestelde voorwaarden wordt voldaan?
Volgens het derde voortgangsrapport van de Commissie over de implementatie van de EU-Turkije Verklaring van 18 maart jl. (zie Kamerstuk 32 317, nr. 441 d.d. 5 oktober 2016) heeft de Commissie veelvuldig met Turkije overlegd over de openstaande zeven benchmarks. Hoewel deze gesprekken constructief zijn verlopen, rapporteert de Commissie dat Turkije nog niet aan deze openstaande benchmarks voldoet. Nederland verwelkomt dat Turkije blijft werken aan het vervullen van de openstaande criteria. Pas wanneer geconstateerd wordt dat is voldaan aan alle criteria zal sprake zijn van volledige visumvrijstelling, zoals bij herhaling aangegeven. Het kabinet hecht in dit verband ook aan de herziening van het opschortingsmechanisme visumvrijstelling, waarover thans tussen de Raad en het Europees parlement wordt onderhandeld. Dit standpunt wordt binnen de EU breed gedeeld.
Afschaffing van de visumplicht brengt niet met zich mee dat Turkse burgers niet langer aan de voorwaarden voor verblijf op het Schengengrondgebied hoeven te voldoen. Bij grensoverschrijding moet nog steeds worden aangetoond dat men aan de voorwaarden voldoet die het Schengen Acquis stelt aan kort verblijf. Alleen als dat het geval is, kan men naar Nederland komen voor een periode van 90 dagen. Voor een verblijf van meer dan 90 dagen – een nationale competentie – blijft het reguliere toelatingsbeleid van kracht en zullen Turkse onderdanen ook moeten voldoen aan de vereisten voor een reguliere verblijfsvergunning.
Bent u bereid om een stokje te steken voor het idiote plan om het voor 75 miljoen Turken erg makkelijk te maken om naar Nederland te komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u tevens bereid om u tegen de Turkije-deal te verzetten, waar visumvrij reizen deel van uitmaakt, en waarvan is vastgesteld dat die overbodig is omdat de afname van migranten niet door die deal komt maar door het sluiten van de Balkanroute?2
Zoals uw Kamer bekend is (zie bijvoorbeeld de terugblik op het EU-voorzitterschap3 en de geannoteerde agenda van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 13–14 oktober 20164), constateert het kabinet dat de EU-Turkije verklaring heeft bijgedragen aan een significante daling van de ongecontroleerde instroom vanuit Turkije naar de Griekse eilanden en daarmee ook het aantal verdrinkingen in de Egeïsche Zee. Daarnaast wordt als onderdeel van de EU-Turkije Verklaring vanuit de Faciliteit voor Vluchtelingen in Turkije steun geboden aan (Syrische) vluchtelingen om hun opvang in Turkije te verbeteren. Zonder de EU-Turkije Verklaring was de toestroom naar en de druk op de Griekse eilanden ongetwijfeld groter geweest en was het ook niet mogelijk om de Westelijke Balkanroute gesloten te houden.
Deelt u de mening dat een spoedig vertrek uit de EU vereist is zodat Nederland weer baas is over eigen land, eigen grenzen en dus ook geen last meer heeft van EU-plannen om een Turkse invasie mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Kortheidshalve verwijs ik naar mijn brief van 9 september 2016 (Kamerstuk 21501–20 nr. 1143) over de Nederlandse inzet tijdens de informele bijeenkomst van Europese regeringsleiders en staatshoofden in Bratislava.
Het bericht dat de Hongaarse regering vluchtelingen mishandelt en hen maandenlang zonder redenen opsluit |
|
Attje Kuiken (PvdA), Marit Maij (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Hongarije mishandelt vluchtelingen»?1
Ja.
In welke mate klopt de conclusie van Amnesty International dat Hongarije stelselmatig vluchtelingen mishandelt, waarbij mensen soms worden geslagen, geschopt en opgesloten? Wat is uw reactie op deze op onderzoek gebaseerde conclusie?
Het kabinet vindt deze berichten zorgelijk, juist waar het gaat om mensen die een veilig heenkomen zoeken. Zoals u bekend meent het kabinet voorts dat de Hongaarse autoriteiten met de organisatie van het plaatsgevonden referendum en voorgenomen grondwetswijziging fundamentele Europese waarden ten aanzien van het opvangen van vluchtelingen en het bieden van bescherming op de helling zet.
Het kabinetsstandpunt dat de behandeling van vluchtelingen in lijn moet zijn met Europese verdragen en afspraken, waaronder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Europese acquis, evenals internationaal vluchtelingenrecht, blijft onveranderd. Dit hoort bij de normen en waarden die wij in Europa met elkaar delen en die Hongarije door toe te treden tot de EU ook heeft aanvaard. De Commissie is als hoedster van de verdragen verantwoordelijk voor het toezicht op naleving van Europese verplichtingen.
Ook voor Hongarije geldt dat hier geen uitzonderingen op mogelijk zijn en dat Hongarije zich moet houden aan zijn internationale verplichtingen. Dit heeft Minister Koenders van Buitenlandse Zaken nadrukkelijk ook besproken met de Hongaarse Minister van Buitenlandse Zaken Szijjártó tijdens zijn bezoek aan Boedapest op 4 oktober. Hij heeft hem opgeroepen om Europese en internationale afspraken na te leven.
Bent u bereid alle feiten hieromtrent zo snel mogelijk te verifiëren en naar de Kamer te sturen?
De Europese Commissie ziet als hoedster van de Europese verdragen toe op de naleving van hetgeen daarin is bepaald. De ontwikkelingen en omstandigheden in Hongarije worden nauwgezet gevolgd. De Europese Commissie is in december vorig jaar een infractieprocedure tegen Hongarije begonnen, waarbinnen is geconcludeerd dat een aantal elementen van de aangepaste asiel- en strafwetten onverenigbaar is met EU-wetgeving. De procedure loopt nog en een uitspraak van het Hof van Justitie wordt in september 2017 verwacht.
Deelt u de mening dat het mishandelen en illegaal opsluiten van vluchtelingen en immigranten door een Europese lidstaat een schande is voor de Europese Unie en in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens? Zo ja, op welke wijze brengt u zo snel mogelijk de boodschap namens de Nederlandse regering over aan Hongarije dat dit onacceptabel is?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze gaat u in Europees verband waarborgen dat dit soort misstanden met vluchtelingen in de EU zo snel mogelijk worden gestopt en in de toekomst niet meer zullen voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze worden deze misstanden door de EU zelf onderzocht en worden tegen Hongarije zo nodig maatregelen getroffen?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke termijn geeft u, mogelijk in samenwerking met de EU, een appreciatie van het gehele rapport van Amnesty over de situatie voor vluchtelingen in Hongarije?2
Er is in beantwoording van bovenstaande vragen reeds een appreciatie gegeven.
Het bericht dat de Poolse regering abortus wettelijk wil verbieden en strafbaar stellen |
|
Marit Maij (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Poolse regering: vijf jaar cel voor abortus»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht en op dit voornemen van Polen?
Het kabinet vindt dit bericht zorgelijk. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een recent gesprek in Brussel met haar Poolse ambtsgenote, Joanna Wronecka, op 5 oktober j.l., aangegrepen om deze zorgen over te brengen. Echter, de situatie in Polen is inmiddels veranderd. Het bewuste voorstel om de abortuswet restrictiever te maken is inmiddels van de baan.
Is het waar dat de Poolse regering een wet wil invoeren die het plegen van abortus onder alle omstandigheden strafbaar stelt? Hoe luidt dit wetsvoorstel in grote lijnen en in welk stadium verkeert het?
Het voorstel om de abortuswet te wijzigen was geen voorstel van de Poolse regering, maar een zogenaamd burgerinitiatief. Het voorstel was ingediend door een speciaal hiertoe in het leven geroepen comité, bestaande uit meerdere burgerorganisaties. Het wetsvoorstel stelde abortus in alle gevallen strafbaar, met één uitzondering: wanneer het leven van de zwangere vrouw gevaar liep mocht de zwangerschap beëindigd worden. In het «Stop Abortion»-wetsvoorstel werd abortus gecriminaliseerd: vrouwen die een zwangerschap lieten beëindigen, alsook artsen die de abortus uitvoerden, konden een gevangenisstraf van maximaal vijf jaar krijgen.
Het wetsvoorstel is door het Lagerhuis van het parlement in september in behandeling genomen en is in de eerste lezing op 23 september naar de Commissie voor Justitie en Mensenrechten gestuurd. Na de tweede lezing op 6 oktober j.l. in de plenaire vergadering van het Lagerhuis is het voorstel met grote meerderheid afgewezen.
Klopt het dat zowel de uitvoerende artsen als de abortus ondergaande vrouwen vervolgd zullen worden indien deze wet gaat gelden?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt dit Poolse wetsvoorstel zich tot geldende wetgeving in bijvoorbeeld Ierland en Malta? Hoeveel gevallen zijn bekend van bijvoorbeeld Maltese en Ierse vrouwen die in andere lidstaten abortus laten plegen?
Dit Poolse wetsvoorstel, dat op 6 oktober met grote meerderheid is afgewezen door het Lagerhuis, staat abortus alleen toe als dat het leven van de moeder kan redden.
In Malta is abortus verboden onder alle omstandigheden, zonder uitzonderingen. In Ierland is abortus verboden met uitzondering ingeval het leven van de vrouw in gevaar is door ziekte, ziekte als gevolg van een noodsituatie of gevaar voor zelfmoord.
Een publicatie van het Ministerie van Volksgezondheid van het Verenigd Koninkrijk maakt melding van 5.190 gevallen (in 2015) waarin vrouwen woonachtig buiten Engeland en Wales naar Engeland en Wales zijn gereisd om aldaar abortus te laten uitvoeren. Het betrof 3.451 vrouwen uit Ierland (66,5% van de groep «non-residents») en 58 vrouwen uit Malta (1,1%).2 Er zijn het kabinet geen betrouwbare cijfers bekend uit buurlanden van Malta.
Op welke wijze ziet u risico’s dat dit soort wetgeving ingaat tegen het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en vrouwenrechten bruuskeert en de gezondheid van vrouwen en meisjes in gevaar brengt?
Het fundamentele recht van iedereen – dus ook van alle vrouwen – op de hoogst mogelijke standaard van fysieke en mentale gezondheid (vaak kortweg «het recht op gezondheid» genoemd) kent als basis de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948 en is verder gedefinieerd in het Internationale Verdrag inzake Economisch, Sociale en Culturele Rechten van 1966. Het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens is hierop gestoeld. In de «Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination against Women», vaak kortweg aangeduid als het Vrouwenrechtenverdrag (1979), wordt omschreven hoe vrouwen beschermd moeten worden tegen genderdiscriminatie in de gezondheidszorg. De speciale Rapporteurs inzake «het recht op gezondheid» hebben in hun rapportages bij herhaling gewezen op de ernstige, discriminerende belemmeringen die dit soort wetgeving opwerpt en op het feit dat ze de gezondheid van vrouwen en meisjes ernstig in gevaar brengen. Het kabinet onderschrijft de ernst van deze risico’s.
Deelt u de mening dat dit soort wetgeving om abortus te verbieden onwenselijk is in lidstaten van de Europese Unie en zich slecht verhoudt met de Europese waardengemeenschap, zoals die voor Nederland belangrijk is?
Wetgeving die barrières opwerpt voor wat betreft toegang tot goede gezondheidszorg is onwenselijk. Wetgeving die goede gezondheidszorg in de weg staat die specifiek gericht is op behoeftes van vrouwen in de reproductieve fase van hun leven is discriminerend en niet in de geest van verdragen die de lidstaten van de Europese Unie hebben ondertekend en geratificeerd en internationale agenda’s die de lidstaten van de Europese Unie hebben onderschreven. Hieronder valt bijvoorbeeld het Actieprogramma van de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling (1994) en het Platform voor Actie van de 4e Wereldvrouwenconferentie (1995). De inhoud van dit programma en dit platform sluiten goed aan bij de Europese waarden waar Nederland zich voor inzet.
Op welke wijze probeert Nederland binnen de Europese Unie te bevorderen dat het recht op abortus wordt beschermd en binnen de EU gemeengoed wordt?
Zowel binnen als buiten de Europese Unie zet Nederland zich in voor de bescherming en bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten zoals gedefinieerd in het Actieprogramma van de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling (1994) en het Platform voor Actie van de 4e Wereldvrouwenconferentie (1995). Er bestaat geen internationaal gedefinieerd recht op abortus, en over abortus wordt verschillend gedacht in de lidstaten. Nederland bepleit daarom niet het recht op abortus, maar de onbelemmerde toegang tot veilige en legale abortus als onderdeel van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Dat stuit bij een aantal EU-lidstaten op verzet. Nederland heeft, samen met een aantal gelijkgezinde lidstaten, zijn best gedaan om seksuele en reproductieve gezondheid en rechten onverkort opgenomen te krijgen in het EU-actieplan voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in het buitenlands beleid (2016–2020). Helaas kon op dit punt geen unanimiteit bereikt worden. Het tegengaan van discriminatie, ook in gezondheidszorg, is evenwel een belangrijk onderdeel van het actieplan en vormt voor Nederland het aanknopingspunt om binnen de EU het gesprek over vrouwenrechten, inclusief seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, te blijven voeren.
Radardata m.b.t de MH17 |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat er in Rusland ruwe primaire radardata gevonden zouden zijn van 17 juli 2014 van het gebied waar de MH17 werd neergehaald?1
Ja.
Hebben de Russische autoriteiten op enig moment contact opgenomen met de Nederlandse autoriteiten en hen medegedeeld dat deze data beschikbaar zijn? Kunt u aangeven waar, wanneer en onder welke voorwaarden Rusland deze data heeft aangeboden?
De viceminister van het Russisch Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op 3 oktober in het gesprek met de Nederlandse ambassadeur toegezegd dat de informatie met het JIT zal worden gedeeld.
Hebben de Russische autoriteiten enige uitleg gegeven waar de radar stond die deze beelden heeft opgenomen en waarom die data meer dan 2 jaar lang niet beschikbaar zijn gesteld?
Nee.
Op welke wijze zal worden vastgesteld of deze data authentiek zijn of niet?
De data zijn nog niet aan het Openbaar Ministerie overgedragen. Zodra de Russische Federatie de data heeft overgedragen zal deze informatie, evenals andere informatie in het strafrechtelijk onderzoek, door het JIT worden bestudeerd en beoordeeld.
Wanneer en hoe heeft de Nederlands regering bij de Russische regering geïnformeerd of de Russische overheid bereid en in staat is om primaire radardata van de MH17 beschikbaar te stellen aan de onderzoekers? Wat was de reactie elk van deze keren?
Het kabinet heeft bij Rusland meerdere malen aangedrongen volledige medewerking te verlenen aan het strafrechtelijk onderzoek, in lijn met VN Veiligheidsraad resolutie 2166 (2014). Minister-President Rutte heeft dit bijvoorbeeld in zijn gesprek met Minister-President Medvedev, en marge van de ASEM-top in juli dit jaar, uitgebreid aan de orde gesteld. Deze boodschap wordt tevens consequent aan Rusland en andere landen overgebracht in gesprekken op hoog ambtelijk niveau en in diplomatieke contacten. Zo ook recent bij de ontbieding van de Russische ambassadeur door de Minister van Buitenlandse Zaken en het daarop volgende gesprek in Moskou van de Nederlandse ambassadeur met de viceminister van het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken. De Russische Federatie heeft gezegd bereid te zijn volledig mee te werken en gesteld dat het de meest recente radardata met het JIT zal delen.
De bewijsgaring en daarop gerichte (rechtshulp) verzoeken zijn naar hun aard vertrouwelijk. Openbaring daarvan zou inzicht geven in de loop van het onderzoek en lopende besprekingen met aangezochte staten onder druk kunnen zetten. Om die reden kunnen wij uw Kamer niet in detail melden welke informatie van welke partij is gevraagd of gekregen.
Hoe beoordeelt de Nederlandse regering de samenwerking met Rusland bij het beschikbaar stellen van de radardata MH17?
Het Nederlandse Openbaar Ministerie heeft in oktober 2014 het eerste rechtshulpverzoek gedaan in deze zaak en nadien verschillende malen nadere vragen gesteld. De Russische autoriteiten hebben eerder informatie verstrekt, maar nog niet alle vragen beantwoord.
Over de openstaande vragen is recent overlegd, zoals aan uw Kamer gemeld bij de beantwoording van Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 3308). De Russische autoriteiten hebben hun wens om mee te werken herhaald en zeggen zich bewust te zijn van de noodzaak dat de nu nog openstaande verzoeken voortvarend moeten worden beantwoord.
De radardata die door de Russische Federatie op de persconferentie van het Russische Ministerie van Defensie van maandag 26 september 2016 zijn gepresenteerd, zijn nog niet overgedragen aan het Openbaar Ministerie, maar zijn wel toegezegd door het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Herinnert u zich dat u op 20 september samen met de andere JIT-landen een bericht naar buiten gebracht heeft over de samenwerking in het JIT (Joint Investigation Team)?2
Ja. De ministers van Buitenlandse Zaken van Australië, België, Maleisië, Oekraïne en Nederland zijn op 20 september jongstleden in New York bijeengekomen. De ministers spraken opnieuw hun vastberadenheid uit gehoor te geven aan VN Veiligheidsraad resolutie 2166 en de verantwoordelijken voor het neerhalen van vlucht MH17 ter verantwoording te roepen. De ministers hebben in dit verband ook opnieuw hun krachtige steun geuit voor het internationaal en onafhankelijk onderzoek dat door het Joint Investigation Team wordt uitgevoerd.
Is er binnen het JIT al overeenstemming bereikt over de vervolgingsstrategie, die de regering aanvankelijk had toegezegd voor de herfst van 2014?
De JIT-landen zijn gecommitteerd aan het tot stand brengen van het meest effectieve vervolgingsmechanisme. De JIT-landen hebben het afgelopen jaar gewerkt aan twee verschillende opties: (1) een ad hoc internationaal tribunaal, opgericht door de JIT-landen en (2) nationale vervolging door één van de JIT-landen. In dit stadium is het verstandig beide opties nader uit te werken en de keus open te houden. Het kabinet rekent op steun en medewerking van de internationale gemeenschap bij welke vorm van vervolging dan ook.
Deelt u de mening dat er noodzaak is om die overeenstemming te hebben, wanneer concrete verdachten, die als verdachten opgespoord en verhoord moeten worden, in beeld komen?
Voor het kabinet blijft de hoogste prioriteit het strafrechtelijk onderzoek en de vervolging en berechting van de daders. Het strafrechtelijk onderzoek is nog gaande en het is van het grootste belang dat dit onderzoek zorgvuldig, onafhankelijk en grondig kan worden uitgevoerd. Er wordt naar gestreefd dat er duidelijkheid bestaat over een vervolgings- en berechtingsmechanisme voordat het strafrechtelijk onderzoek is afgerond.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De relatie tussen Taiwan en luchtvaartorganisatie ICAO |
|
Dion Graus (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de lidstaten van de internationale burgerluchtvaartorganisatie ICAO binnenkort voor de 39ste keer bijeenkomen?1
Ja.
Deelt u de mening dat luchtvaartorganisatie ICAO een sleutelpositie inneemt als het gaat om de bescherming van de burgerluchtvaart wereldwijd?
De International Civil Aviation Organization (ICAO) speelt een belangrijke rol bij het bevorderen van de veiligheid van de internationale burgerluchtvaart. Dit is een van de voornaamste doelstellingen van de ICAO.
Hoe beoordeelt u het feit dat Taiwan anno 2016 niet volledig wordt geïnformeerd over, en betrokken bij, discussies, besluitvorming en regelgeving die de veiligheid van de burgerluchtvaart moeten optimaliseren?2
Alleen staten kunnen lid zijn van de ICAO. Taiwan wordt door Nederland en de meeste andere staten in de wereld niet als staat beschouwd en kan daarom geen lid worden van de ICAO. Noord-Korea wordt door de meeste staten in de wereld als staat erkend en kan daardoor volwaardig lid worden van internationale organisaties, zoals de ICAO. Voor zover uw vraag betrekking heeft op ICAO-regelgeving, betekent dit in de praktijk dat Taiwan informatie over die regelgeving via indirecte kanalen verkrijgt. Nederland is wel bereid om in het belang van de internationale veiligheid van de burgerluchtvaart Taiwan te ondersteunen om de noodzakelijke informatie over de relevante ICAO-regelgeving te verkrijgen.
Kunt u uitleggen waarom het dictatoriale en gevaarlijke Noord-Korea wel lid is van de ICAO, en het democratische en welvarende Taiwan niet?3
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om u in deze vergadering en in de toekomst in te zetten voor de permanente aanwezigheid van Taiwan bij vergaderingen van de ICAO? Zo nee, waarom niet?
In sommige gevallen kan het in het belang zijn van de internationale gemeenschap als Taiwan op enigerlei wijze betrokken wordt bij internationale organisaties of internationale afspraken. De EU en Nederland menen dat hiervan sprake kan zijn wanneer de afwezigheid van Taiwan een vacuüm creëert in internationaal bindende afspraken, een beschermend netwerk verzwakt, of de economische en handelsbelangen van de EU/Nederland schaadt. Deelname van Taiwan kan tevens van belang zijn op terreinen waar Taiwan een zo grote speler is dat mondiale coördinatie zonder Taiwan niet effectief kan zijn.
De president van de Raad van de ICAO kan naast de leden andere partijen uitnodigen om aan de driejaarlijkse ICAO vergadering deel te nemen. De president van de Raad van de ICAO heeft in 2013 op verzoek van China Taiwan uitgenodigd om als speciale gast deel te nemen aan de 38ste vergadering van de ICAO Assembly. Nederland heeft destijds bij Taiwan per brief deze uitnodiging verwelkomd en zijn steun kenbaar gemaakt voor praktische deelname van Taiwan aan deze vergadering.
Voor de 39ste vergadering eind september 2016 heeft de president van de Raad van de ICAO Taiwan niet uitgenodigd. China heeft voorafgaand aan de vergadering duidelijk gemaakt dat het Taiwanese deelname dit keer niet kan steunen. Dit komt voort uit de bekoelde betrekkingen tussen Taiwan en China sinds de Democratic Progressive Party aan de macht is gekomen op Taiwan. Voor toekomstige vergaderingen van de ICAO wordt per geval een afweging gemaakt om te bezien of enigerlei vorm van pragmatische samenwerking met Taiwan mogelijk is of niet. Wat betreft de positiebepaling van Nederland zal Nederland deze afweging maken met inachtname van het één-Chinabeleid, de stand van de betrekkingen tussen Taiwan en China, het belang dat wordt gediend met Taiwanese deelname en of de president van de Raad van ICAO een uitnodiging aan Taiwan doet om als speciale gast deel te nemen.
De uitlevering van verdachten aan Rwanda |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Linda Voortman (GL), Joël Voordewind (CU), Jeroen Recourt (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Is het waar dat Nederland medewerking verleent aan de uitlevering van twee verdachten van (indirecte) betrokkenheid bij de genocide aan Rwanda nu er geen juridisch beroep tegen de uitlevering meer openstaat?1
Ja.
Wat is uw reactie op de deskundige adviezen van mr. M.R. Witteveen, die als expert door het Ministerie van Buitenlandse Zaken uitgezonden is geweest als adviseur voor de Rwandese autoriteiten en die onlangs heeft opgetreden als expert getuige te Londen in een vergelijkbare uitleveringszaak, die stelt dat Rwandese verdachten in Rwanda geen kans hebben op een eerlijk proces omdat er geen sprake is van adequate verdediging die voldoet aan de meest elementaire internationale standaarden?2
De verzoeken tot uitlevering zijn getoetst door de rechtbank en Hoge Raad alvorens is besloten de uitlevering toe te staan. In het kort geding dat daarop volgde zijn de rapporten van de heer mr. M.R. Witteveen uitvoerig aan de orde gekomen, zowel bij de voorzieningenrechter als in hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag. De voorzieningenrechter in eerste aanleg concludeerde mede op basis van het advies van dhr. Witteveen dat uitlevering naar Rwanda een schending van artikel 6 EVRM zou opleveren, wegens – kort gezegd – gebrek aan capabele rechtsbijstand. Tegen deze uitspraak heeft de Staat hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof oordeelde in hoger beroep dat van schending van het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM) geen sprake is. Het gerechtshof heeft de uitspraak van de voorzieningenrechter vernietigd, waardoor de beslissing om de opgeëiste personen uit te leveren doorgang kan vinden. De uitspraak van het gerechtshof is inmiddels onherroepelijk.
Het gerechtshof is, in tegenstelling tot de heer Witteveen, van oordeel dat er geen goede grond is voor de vrees dat de opgeëiste personen in Rwanda geen gebruik zullen kunnen maken van adequate rechtsbijstand door een advocaat. Het hof is in zijn uitspraak uitvoerig ingegaan op de verschillende zaken die de heer Witteveen onder de aandacht heeft gebracht. Zo heeft het hof de verschillende observaties die de heer Witteveen in Rwanda tijdens de zittingen, die hebben plaatsgevonden onder de Transfer Law, heeft gedaan, gewogen. De conclusie van het hof was dat uit deze observaties, die het hof op zichzelf voor juist aannam, niet valt af te leiden dat bij uitlevering van de opgeëiste personen aan Rwanda een reëel risico bestaat op een flagrante schending van 6 EVRM. Hierbij neemt het hof onder meer in ogenschouw dat de conclusies van de heer Witteveen op belangrijke punten worden weersproken door een rapport van de heer Arguin, voormalig aanklager bij het VN tribunaal voor Rwanda en bij de rechtsopvolger van het tribunaal, het MICT3. Bovendien overwoog het hof dat het advies van de heer Witteveen evenmin voor de rechters van het MICT aanleiding was om de zaak Uwinkindi, eveneens verdacht van betrokkenheid bij de genocide, over te nemen van Rwanda. Het MICT concludeerde namelijk in oktober 2015 dat de procesgang in Rwanda ten aanzien van Uwinkindi voldeed aan de eisen die gesteld worden aan een eerlijk proces. Daarnaast overweegt het hof dat er geen aanwijzingen zijn dat de opgeëiste personen in Rwanda moeten vrezen voor hun leven of een onmenselijke behandeling. Ook acht het hof onvoldoende aannemelijk dat de opgeëiste personen door de Rwandese autoriteiten als politiek tegenstander van het huidige regime worden beschouwd en daarom een politiek proces zullen krijgen. Voor de uitspraak van het gerechtshof verwijs ik u naar http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2016:1924 en http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2016:1925.
De opgeëiste personen zullen in Rwanda worden berecht volgens een speciale procedure, die meer waarborgen kent dan de normale strafzaken in Rwanda. Bovendien zal het strafproces in Rwanda na de daadwerkelijke uitlevering worden gemonitord.
Nederland staat niet alleen in het uitleveren van genocideverdachten naar Rwanda. Het VN tribunaal voor Rwanda en diens opvolger (het MICT) hebben sinds 2009 verschillende verdachten overgedragen aan Rwanda ten behoeve van berechting aldaar. De processen die het VN tribunaal voor Rwanda heeft overgedragen, worden gemonitord en beoordeeld door de rechters van het VN tribunaal voor Rwanda respectievelijk het MICT. Tot op heden is geen schending van het recht op een eerlijk proces geconstateerd. Ook het EHRM heeft in 2011 geoordeeld dat de beslissing van Zweden om uitlevering van een genocideverdachte naar Rwanda toe te staan niet in strijd was met het EVRM. Denemarken en Noorwegen hebben reeds verdachten van genocide uitgeleverd aan Rwanda. Canada en de Verenigde Staten hebben door Rwanda gezochte personen uitgezet naar Rwanda.
Hoe verhoudt de voorgenomen uitlevering zich tot de constatering in het ambtsbericht dat verschillende bronnen suggereren dat de rechtspraak slechts «in theorie onafhankelijk» is terwijl er sprake is van «politieke invloed op processen waarbij militairen, leden van de politieke oppositie of vermogende zakenlieden zijn betrokken»?3
In elke uitleveringsprocedure wordt getoetst of het betrokken individu een reëel risico loopt op schending van (onder meer) het recht op een eerlijk proces, waaronder het risico op een politiek proces. In onderhavige zaak heeft het gerechtshof geconcludeerd dat uitlevering uitsluitend is toegestaan voor de berechting van genocide, niet van enig politiek delict. Het gerechtshof is er niet van overtuigd dat de opgeëiste personen door Rwanda worden gezien als politiek tegenstander van het regime. Het gerechtshof heeft derhalve geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat de opgeëiste personen risico lopen op een politiek proces.
Bent u op basis van het voorgaande ook van mening dat het in ieders belang is en daarom verre de voorkeur verdient als van genocide verdachte personen in Nederland worden berecht, waar de onafhankelijke waarheidsvinding is gegarandeerd en de kennis en ervaring voorhanden is en dat dat belang veel zwaarder weegt dan dat de feiten worden berecht daar waar ze gepleegd zijn?
Nu het gerechtshof heeft geoordeeld dat uitlevering naar Rwanda plaats kan vinden, verdient het de voorkeur dat de opgeëiste personen in Rwanda worden berecht. Uitgangspunt bij ernstige misdrijven blijft dat de vervolging en berechting zoveel mogelijk plaatsvindt in het land waar zij zijn gepleegd. Daar is de rechtsorde het meest geschokt, het bewijs bevindt zich daar, men kent de taal en cultuur en slachtoffers, nabestaanden, getuigen en landgenoten kunnen met eigen ogen zien dat en hoe er recht wordt gedaan. Artikel VI en VII van het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide geven duidelijk het belang weer van de berechting in het land waar de feiten zijn gepleegd en de daarmee samenhangende uitlevering (zie ook Kamerstuk 33 750 VI, nr. 108). Bovendien is er zeer veel kennis en ervaring op dit gebied voorhanden in Rwanda, nu tal van verdachten van genocide eerder in dat land vervolgd zijn.
Bent u bereid om uitleveringen aan Rwanda op te schorten zolang er in Rwanda geen sprake is van een eerlijke rechtsgang en/of tot de uitleveringsrechter in Londen een definitief oordeel heeft gegeven? Bent u bereid verder onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de rechtspleging in Rwanda in genocidezaken, omdat er op zijn minst gerede twijfel is over de eerlijkheid daarvan?
De uitlevering naar Rwanda is door verschillende gerechtelijke instanties getoetst. De conclusie is dat het niet aannemelijk is dat de opgeëiste personen risico lopen op inbreuken op het recht op een eerlijk proces die in de weg zouden staan aan uitlevering. Bovendien wordt het proces in Rwanda gemonitord op dit punt door een onafhankelijke NGO die dit ook doet voor de overgedragen strafzaken door het VN tribunaal voor Rwanda. Ik ben dan ook niet bereid de uitlevering op te schorten.
Het bericht “Venezuela beschuldigt Nederland en VS opnieuw van agressie” |
|
Ronald Vuijk (VVD), André Bosman (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Venezuela beschuldigt Nederland en VS opnieuw van agressie»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Venezolaanse president deze beschuldigingen en dreigementen heeft geuit? Zo ja, hoe beoordeelt u deze?
Venezuela heeft, in tegenstelling tot berichtgeving in de Nederlandse media, Nederland niet beticht van het schenden van het luchtruim. President Maduro heeft letterlijk gezegd dat Venezuela bij de regering van het Koninkrijk moet protesteren, omdat de VS een aanval op Venezuela zou voorbereiden vanaf een Amerikaanse militaire basis die zich bevindt op het grondgebied van Curaçao.
Is het Venezolaanse luchtruim werkelijk geschonden?
De regering heeft geen informatie dat schending van het Venezolaanse territoriale luchtruim heeft plaatsgevonden. In een reactie ontkent ook de VS dat het bewuste vliegtuig het Venezolaanse territoriale luchtruim is binnengevlogen. VS stelt vluchten uit te voeren volgens het internationale recht met respect voor de soevereiniteit.
Gaat de Nederlandse regering op de beschuldigingen en dreigingen van president Maduro reageren? Zo ja, hoe?
In een gesprek met de Venezolaanse Minister van Buitenlandse Zaken heb ik mijn verbazing en zorg over deze onterechte en publieke beschuldigingen uitgesproken richting Venezuela. Tevens heb ik er toen op aangedrongen dat het van belang is dat Venezuela dergelijke uitspraken in de toekomst voorkomt.
Uitbuiting van personeel bij de Qatarese ambassade |
|
Michiel Servaes (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Moderne slaven voor de gezant van Qatar»?1 Zo ja, wat is uw reactie op dit zorgwekkende bericht?
Ja.
Vanwege privacyoverwegingen kan het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet ingaan op individuele gevallen. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Op welke manier probeert de Nederlandse regering toezicht te houden op de arbeidsomstandigheden binnen ambassades in Nederland?
Daar waar het gaat om personeel dat lokaal in dienst genomen is draagt Buitenlandse Zaken het standpunt uit dat werkgever en werknemer zich dienen te houden aan het Nederlandse arbeidsrecht. Voor huishoudelijk personeel in persoonlijke dienst van diplomaten; bestaat een uitgebreid BZ-monitoringssysteem om eventuele misstanden in een vroeg stadium te signaleren en tegen te gaan. Zo wordt huishoudelijk personeel na enkele weken te hebben gewerkt bij het ophalen van hun identiteitskaart op het ministerie geïnterviewd over de door hen ervaren arbeidsomstandigheden: Buitenlandse Zaken let dan vooral op de hoogte van het salaris, de duur van de werkweek, het bezit van een bankrekening waarop het overeengekomen salaris gestort dient te worden, een kamer die op slot kan en het in bezit zijn van het eigen paspoort. Dit gesprek wordt in beginsel ieder halfjaar herhaald. Tijdens het gesprek krijgen huishoudelijk medewerkers ook informatie verstrekt over de relevante Nederlandse wet- en regelgeving, en over organisaties die in geval van nood hulp kunnen bieden.
Bent u bereid om de ambassadeur van Qatar, de heer Al-Khater, aan te spreken op de onacceptabele arbeidsomstandigheden die in het genoemde artikel worden beschreven? Zo ja, kunt u in uw antwoord ingaan op de reactie van de Qatarese ambassadeur? Zo nee, waarom niet?
Het aangehaalde artikel ging over een arbeidsconflict tussen de ambassade en een lokaal (dus op de Nederlandse arbeidsmarkt) aangenomen medewerker. Uitgangspunt in dergelijke gevallen is het principe van hoor en wederhoor. Waar mogelijk (niet alle geschillen zijn bij BZ bekend) tracht Buitenlandse Zaken te bemiddelen tussen de betrokken partijen. Voorwaarde hiervoor is instemming van beide partijen. Indien BZ bemiddelt, worden arbeidsgeschillen soms opgelost in onderling overleg en soms via een schikking tussen de partijen (vaststellingsovereenkomst). Meestal echter leggen betrokken partijen dergelijke situaties zelf aan de rechter voor, die vervolgens uitspraak doet. Daarbij doet zich dan het probleem voor dat uitvoering van gerechtelijke uitspraken ten opzichte van diplomatieke missies niet kan worden afgedwongen.
Wat is uw reactie op de suggestie van de FNV en Fairwork om een onafhankelijke arbitragecommissie in te stellen die buiten de rechter om een oordeel vormt over arbeidssituaties op ambassades? Kunt u ingaan op de ervaringen die er in België en Zwitserland zijn met een dergelijke arbitragecommissie?
Buitenlandse Zaken is bekend met het bestaan van dergelijke commissies van goede diensten, en bestudeert momenteel de voor- en nadelen van een dergelijke commissie. Eén ding is echter duidelijk: evenals geldt voor uitspraken van de Nederlandse rechter, zijn uitspraken van een commissie van goede diensten ten opzichte van ambassades en diplomaten niet afdwingbaar.
Is het op enige manier mogelijk om juridische bijstand of andere vormen van hulp te bieden aan slachtoffers van uitbuiting op ambassades, zoals de in het artikel genoemde (ex-)werknemers van de Qatarese ambassade? Zo nee, waarom niet?
Werknemers van ambassades kunnen in dit soort gevallen evenals andere personen in Nederland aanspraak maken op juridische bijstand. Hoewel Buitenlandse Zaken niet in alle gevallen op de hoogte wordt gesteld van arbeidsconflicten tussen medewerkers van ambassades en hun werkgever, maken medewerkers in dit soort gevallen voor zover Buitenlandse Zaken bekend in het algemeen gebruik van juridische bijstand.
Het bericht dat de Verenigde Naties verzaken om de Rohingya in Myanmar te beschermen |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de documentaire «Left For Dead: Myanmar's Muslim Minority»1 en het nieuwsbericht «Leaked Documents Show How the UN Failed to Protect Myanmar's Persecuted Rohingy»?2
Ja.
Heeft u redenen om te twijfelen aan de echtheid van de in de documentaire en in het nieuwsbericht aangehaalde VN-stukken?
Nee.
Baren de uitgelekte stukken van de VN u zorgen? Zo ja, wat gaat u op grond van deze zorgwekkende signalen doen? Zo nee, waarom niet?
De situatie in Rakhine en de omstandigheden waarin een groot aantal mensen, waaronder de Rohingya, moet leven, baren het kabinet grote zorg. Nederland probeert dan ook bij te dragen aan een oplossing van de onderliggende problemen en aan het verbeteren van de humanitaire en mensenrechtensituatie in Rakhine.
Nederland ondersteunt VN-organisaties die actief zijn in Rakhine en financiert enkele activiteiten gericht op het verbeteren van accountability, respect voor mensenrechten en verzoening. Daarnaast besteedde de Minister van Buitenlandse Zaken bij zijn recente bezoek aan Myanmar specifiek aandacht aan de situatie in Rakhine. Hij bracht een bezoek aan de provincie om zich op de hoogte te stellen van de situatie en heeft in zijn gesprekken met Staatsraad en Minister van Buitenlandse Zaken Aung San Suu Kyi en Commandant der Strijdkrachten Min Aung Hlaing gepleit voor het verbeteren van de toegang van humanitaire organisaties, belang van een verzoeningsproces en respect voor de mensenrechten in Rakhine.
De Minister van Buitenlandse Zaken sprak in Rakhine ook daarom met diverse VN-organisaties die ter plekke actief zijn. Uit deze gesprekken blijkt dat de VN zeer duidelijk is doordrongen van de urgentie en gecommitteerd is om te komen tot een concrete verbetering van de situatie. De VN moet ter plaatse opereren in een bijzonder moeilijke en complexe situatie die gekenmerkt wordt door een groot onderling wantrouwen tussen de verschillende groepen. De VN zijn, net als andere internationale organisaties, voor een effectief optreden sterk afhankelijk van een goede samenwerking met de autoriteiten en het vertrouwen van alle inwoners van Rakhine. De VN moet bij haar interventies enerzijds inzetten op de bescherming van mensenrechten, het faciliteren van verzoening en het bevorderen van inclusieve economische ontwikkeling, en anderzijds de samenwerking met de overheid van Myanmar en de relatie met de boeddhistische meerderheidsgroep, (de Arakan) bevorderen.
De complexiteit van de situatie in Rakhine komt ook naar voren in de documentaire «Left For Dead: Myanmar’s Muslim Minority». In een reactie heeft de VN laten weten dat de documentaire echter maar een beperkt beeld laat zien van de zorgelijke situatie in Rakhine. Ook benadrukte de VN zich te zullen blijven inzetten voor een verbetering van de situatie en door te gaan met activiteiten om alle betrokkenen te overtuigen dat het van groot belang is de situatie in Rakhine te verbeteren.
De nieuwe regering van Myanmar is eveneens gecommitteerd aan het vinden van een duurzame oplossing voor het conflict in Rakhine. De regering heeft recent een brede commissie opgezet die met aanbevelingen moet komen voor een duurzame oplossing. Deze commissie, die wordt geleid door voormalig VN Secretaris-Generaal Kofi Annan, bestaat uit zes nationale leden en drie internationale leden, waaronder de voormalig Nederlandse ambassadeur in Londen, Laetitia van den Assum. Daarnaast heeft de Myanmarese regering de VN gevraagd om in nauwe samenwerking met de Rakhine provinciale regering een plan voor sociaaleconomische ontwikkeling voor alle bevolkingsgroepen, inclusief de Rohingya, op te stellen. Op deze manier probeert de regering zowel de economische ontwikkeling als een duurzame politieke oplossing te bevorderen. Nederland ondersteunt die aanpak, maar blijft wijzen op de noodzaak om ook op korte termijn tot structurele verbeteringen in de situatie van de Royingha’s te komen.
Deelt u de mening van een VN-medewerker, zoals weergegeven in een uitgelekte mail: «Ik maak me ernstige zorgen over een herhaling van het systematische falen van de VN om grootschalig geweld te voorkomen, zoals we dat eerder hebben kunnen meemaken»? Zo ja, wat gaat u doen om de VN tot meer actie te bewegen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u ervan dat voormalige VN-medewerkers aangeven over de vermeende misdaad jegens de Rohingya met medeplichtigheid van de regering van Myanmar in Du Chee Yar Tan, en over andere schendingen van mensenrechten, dat er sprake is van een doofpot?
Het kabinet hecht eraan dat mensenrechtenschendingen worden onderzocht en ondersteunt dan ook organisaties zoals Fortify Rights in Rakhine om mensenrechtenschendingen te onderzoeken en documenteren. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft tijdens zijn bezoek in gesprekken met lokale autoriteiten en de Staatsraad en Minister van Buitenlandse Zaken Aung San Suu Kyi het belang benadrukt van respect voor mensenrechten. Aung San Suu Kyi en andere leden van de nieuwe regering hebben zelf tevens het belang van bevordering en respect voor mensenrechten benadrukt.
Daarnaast zal de in augustus 2016 door de Staatsraad en Minister van Buitenlandse Zaken Aung San Suu Kyi opgezette brede commissie onder leiding van voormalig VN Secretaris-Generaal Kofi Annan met aanbevelingen komen voor een duurzame oplossing voor de situatie in Rakhine. Verbetering van de humanitaire en mensenrechtensituatie is daar een integraal onderdeel van. Kofi Annan heeft aangegeven er op toe te zien dat ook al tijdens de werkzaamheden van de commissie het komend jaar, de overheid werkt aan het doorvoeren van verbeteringen in situatie.
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft zijn vertrouwen uitgesproken in deze commissie tijdens zijn bezoek aan Rakhine State in onder andere zijn gesprek met Aung San Suu Kyi, de Commandant der Strijdkrachten en lokale autoriteiten in Rakhine ervoor gepleit dat alle betrokken partijen hun medewerking verlenen aan de commissie.
Bent u bereid om u ervoor in te zetten dat er een onafhankelijk internationaal onderzoek naar deze en mogelijke andere gebeurtenissen van mensenrechtenschendingen in Myanmar komt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening van een voormalige VN-medewerker die deelneemt aan de documentaire, namelijk dat de VN prioriteit geven aan de relatie met de regering van Myanmar, in plaats van aan de mensen die zij zouden moeten beschermen? Kunt u onderbouwd aangeven of dit ook over het Nederlandse beleid gezegd kan worden? Zo ja, wat gaat u op grond hiervan doen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt deze mening en conclusies niet. De VN zijn, net als andere internationale organisaties, sterk afhankelijk van een goede samenwerking met de autoriteiten en het vertrouwen bij alle inwoners van Rakhine. De VN moet bij haar activiteiten de balans houden tussen enerzijds de bescherming van mensenrechten, het faciliteren van verzoening en het bevorderen van inclusieve economische ontwikkeling in Rakhine, en anderzijds de samenwerking met de overheid van Myanmar en de relatie met de boeddhistische meerderheidsgroep, de Arakan (zoals ook nader toegelicht bij het antwoord op vragen 3 en 4). De VN zet zich in Rakhine in om de mensenrechtensituatie te verbeteren en zoekt samen met alle belanghebbenden naar manieren om de situatie in Rakhine te verbeteren.
Wat vindt u van de conclusie in het aangehaalde rapport in het nieuwsbericht, namelijk dat «de situatie in Rakhine internationale instituties dwingt tot medeplichtigheid met systematisch misbruik» en dat dit deels komt door «excessieve zelfcensuur» over rechten? Deelt u deze conclusies en zijn deze conclusies ook van toepassing op het Nederlandse beleid?
Zie antwoord vraag 7.
Wat vindt u van de conclusie in het aangehaalde rapport, dat «ontwikkelingsinitiatieven die door discriminatoire statelijke actoren worden uitgevoerd via discriminatoire structuren waarschijnlijk discriminatoire uitkomsten hebben»? Wat concludeert u hier in de Nederlandse context op beleidsmatig vlak uit en bent u voornemens het beleid te wijzigen naar aanleiding van deze conclusies? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt deze conclusies niet. Een duurzame oplossing van de situatie in Rakhine vraagt om aandacht voor de politieke en sociaaleconomische problemen van alle bevolkingsgroepen in Rakhine. De nadruk dient daarbij te liggen op verzoening en aandacht voor de gedeelde belangen van de verschillende bevolkingsgroepen.
Het kabinet herkent zich niet in de genoemde kritiek op de VN en wijst erop dat de VN vanuit humanitaire principes hulp geeft aan de meest kwetsbare groepen. In Rakhine zijn dat overwegend de Royingha’s. De VN geeft op basis van dezelfde principes ook ondersteuning aan die groepen van de Arakan bevolking die tevens in armoede leven.
Bent u bereid u ervoor in te zetten om het in opdracht van de VN opgestelde rapport dat wordt aangehaald in het nieuwsbericht «A Slippery Slope: Helping Victims or Supporting Systems of Abuse» openbaar te laten maken? Zo ja, wanneer zult u het rapport naar de Kamer zenden? Zo nee, waarom niet?
Nederland beschikt niet over het rapport. Het betreft hier een intern rapport dat in opdracht van de VN is opgesteld.
Wat vindt u van de berichten dat de VN medewerkers intimideert (zoals een voormalig VN-medewerkster die aangeeft dat haar werd verteld door haar leidinggevende om nooit meer over dit onderwerp te spreken als zij carrière wil maken bij de VN) en instrueert om zich niet over mensenrechtenschendingen uit te spreken? Wat gaat u met deze berichten doen?
Het kabinet beschikt niet over eigen informatie over dergelijke berichten. Het is zorgelijk als er gevallen zouden zijn waarin VN medewerkers zich geïntimideerd voelen om zich niet uit te spreken over mensenrechtenschendingen. Het «Human Rights Up Front» initiatief van de Secretaris-Generaal van de VN, Ban Ki-Moon, richt zich erop om binnen de VN een cultuurverandering teweeg te brengen om juist dergelijke gevallen tegen te gaan.
Deelt u de mening dat de angst om uitgezet of de toegang tot een gebied ontzegd te worden door de regering van Myanmar bijdraagt aan de berichten over de terughoudendheid van hulporganisaties met betrekking tot het verschaffen van hulp aan de Rohingya? Zo ja, hoe gaat u verzoeken te bewerkstelligen dat hulporganisaties vrije toegang tot de Rohingya verkrijgen? Zo nee, waarom niet?
Ondanks dat hulporganisaties in principe toegang hebben tot de Rohingya, zowel in de kampen met ontheemden rondom Sittwe als in het noorden van Rakhine, zijn de praktische modaliteiten onderwerp van permanent overleg tussen de hulporganisaties en de regering van Myanmar en kunnen deze in de praktijk beperkend werken. De recente verslechtering van de veiligheidssituatie in Rakhine waren voor de regering van Myanmar reden om de bewegingsvrijheid van hulporganisaties te beperken.
Nederland maakt zich, samen met EU-landen en andere internationale partners sterk voor onbeperkte toegang voor hulporganisaties. Tijdens het bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken aan Myanmar heeft de Minister in zijn gesprekken met lokale en nationale autoriteiten het belang benadrukt van ongehinderde en veilige toegang voor humanitaire organisaties tot alle delen van Myanmar, inclusief Rakhine. Voorts heeft de Minister van Buitenlandse Zaken gepleit voor het verlichten van de beperkingen in bewegingsvrijheid voor de Royingha’s zodat de toegang tot medische zorg en onderwijs wordt verbeterd. Begin november is ook in gesprek tussen EU lidstaten en Commandant der Strijdkrachten Min Aung Hlaing door onder andere Nederland aangedrongen op vrije toegang voor humanitaire organisaties zoals ICRC en AZG.
Doet de nieuwe regering in Myanmar naar uw mening genoeg om de positie van de Rohingya te verbeteren? Zo ja, hoe? Zo nee, hoe gaat u deze regering duidelijk maken dat er serieuze stappen gezet moeten worden?
Zie ook antwoord op vraag 3 en 4, waarin wordt ingegaan op de stappen van de nieuwe regering om de situatie in Rakhine te verbeteren. Het kabinet zal de situatie nauw blijven monitoren, ook vanuit de nieuw geopende Ambassade in Yangon. In contacten met de regering en andere autoriteiten zal het kabinet blijven aandringen op concrete stappen naar een duurzame vreedzame oplossing voor alle inwoners in Rakhine.
Wat vindt u ervan dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de regering van Aung San Suu Kyi tegen buitenlandse diplomaten heeft gezegd niet de term Rohingya te gebruiken3 en dat Aung San Suu Kyi aan de Amerikaanse ambassadeur heeft verzocht om niet de term Rohingya te gebruiken?4 Zijn Nederlandse diplomaten reeds geïnstrueerd hoe zij hiermee om dienen te gaan en, indien dit zo is, kunt u deze instructie delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
De terminologie rondom de Rohingya ligt bijzonder gevoelig in Myanmar. Het woord «Rohingya» wordt gezien als een aanduiding van etniciteit met een origine in Arakan/Rakhine. Acceptatie van een dergelijke etniciteit zou in deze context betekenen dat de Royingha’s het recht hebben op de Myanmar nationaliteit. Het gebruik van de door de Arakan bevolkingsgroep gebruikte term «Bengali» ontkent juist dit recht op de Myanmar nationaliteit. Deze problematiek staat centraal in het conflict tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Gebruik van een van beide termen leidt al snel tot verhitte en emotionele reacties die gesprekken over verzoening en concrete stappen om de situatie te verbeteren in de weg lijken te staan.
Staatsraad en Minister van Buitenlandse Zaken Aung San Suu Kyi heeft de internationale gemeenschap daarom verzocht zich te richten op het vinden van oplossingen voor de onderliggende problematiek in plaats van op de vraag die de naamgeving betreft. Zij heeft verzocht om politieke en emotioneel geladen terminologie te vermijden om haar regering politieke ruimte te geven voor het zoeken naar een duurzame oplossing.
Hoewel het kabinet begrip heeft voor de positie van de nieuwe Myanmarese regering gezien de complexiteit van de situatie heeft de Minister van Buitenlandse Zaken in zijn gesprekken met autoriteiten de term Rohingya niet vermeden.
Wat zegt volgens u de uiting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Myanmar en van Aung San Suu Kyi tegen buitenlandse diplomaten om niet de term Rohingya te gebruiken over de intenties van de regering van Myanmar ten aanzien van de Rohingya? Baart dit u zorgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Wat heeft de Nederlandse regering sinds haar beantwoording van de eerdere vragen over de situatie van de Rohingya5 concreet gedaan om de situatie van de Rohingya te verbeteren? Kunt u hier een gespecificeerd overzicht van geven? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet besteedt jaarlijks € 650.000 aan mensenrechtenactiviteiten in Myanmar. Hieruit worden ook verschillende activiteiten gesteund die bijdragen aan het verbeteren van accountability, respect voor mensenrechten en verzoening in Rakhine State, waaronder met Fortify Rights en het ICRC. Daarnaast ondersteunt Nederland diverse VN-organisaties die actief zijn in Rakhine. Zoals ook hierboven vermeld besteedde de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens zijn bezoek van 11 tot en met 13 oktober 2016 aan Myanmar specifiek aandacht aan de situatie in Rakhine.
Hoe lang was de Nederlandse regering op de hoogte van het gebruik van de term «Bengalezen» door de Irawaddy krant6 en op welke datum is de Nederlandse steun aan de Irawaddy krant begonnen?
De Irrawaddy krant gebruikt in het Engels consistent de term «Rohingya» en in het Birmees gebruikt de krant beide termen. Dit is ingevoerd na dreigementen aan het adres van de krant door boeddhistische hardliners. De Irrawaddy is een krant die bekend staat vanwege hun actieve en positieve bijdrage aan het bevorderen van fundamentele vrijheden en respect voor de mensenrechten in Myanmar.
Nederland heeft steun verleend aan mensenrechtenverdedigers en de vrijheid van meningsuiting door een bijdrage aan de Irrawaddy van 2005 t/m 2015. Het kabinet staat volledig achter deze steun. Deze bijdrage is inmiddels beëindigd omdat de krant in de democratische transitie zelfstandig door kon gaan en er voor het voortbestaan van de krant geen noodzaak was tot financiële ondersteuning.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse steun aan de Irawaddy krant is stopgezet per september 2015?
Zie antwoord vraag 17.
Kunt u een lijst geven van alle organisaties in Myanmar waar de Nederlandse regering in het kader van ontwikkelingsbeleid mee samenwerkt en kunt u per organisatie aangeven of de rol en houding van deze organisatie met betrekking tot de Rohingya door de Nederlandse regering zijn onderzocht?
Een dergelijke lijst kan in verband met vertrouwelijkheid voor de betrokken lokale organisaties niet in deze vorm worden overlegd. Bij de selectie van partnerorganisaties in Myanmar wordt nauwkeurig gekeken naar het beleid, de doelstellingen en reputatie van deze organisaties, onder meer ten aanzien van. de rol en houding met betrekking tot de Rohingya’s. Deze dienen in lijn te zijn met het Nederlands mensenrechtenbeleid.
Hoe effectief is de Nederlandse druk in EU-verband7 op de Thaise overheid gebleken in het kader van de aanpak van mensensmokkel en uitbuiting?
De druk van EU en andere partners, in combinatie met de internationale samenwerking tussen politiediensten, leidt tot verbeteringen in de aanpak van mensenhandel door de Thaise politie. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het recente rapport van het Department of State van de VS getiteld «Trafficking in Persons» (juni 2016) waarin zij aangeven dat de Thaise regering significante inspanningen onderneemt om dit probleem tegen te gaan.
Kunt u een overzicht van de activiteiten geven die betrekking hebben op het feit dat Nederland in EU-verband aandringt op verbetering van de omstandigheden van opvang van Rohingya in Thailand en het benadrukken van het belang van het ratificeren van het VN-vluchtelingenverdrag door Thailand?8 Zo nee, waarom niet?
Mensensmokkel, de opvang van ontheemden (waaronder Rohingya) en ratificatie van relevante VN-verdragen, waaronder het VN Vluchtelingenverdrag, worden geregeld opgebracht in gesprekken tussen de EU en de Thaise autoriteiten. Deze onderwerpen komen ter sprake in overleg over de mensenrechtensituatie in Thailand, maar ook in specifieke fora zoals in het kader van de Universal Periodic Review van Thailand in de VN Mensenrechtenraad.
Waar blijkt volgens u concreet uit dat de «brede inzet» van het kabinet bijdraagt aan een «inclusieve transitie» in Myanmar en hoe is deze uiting vol te houden in het licht van de uitingen uit het door Vice aangehaalde VN-rapport?9
De inspanningen van het kabinet dragen niet alleen bij aan een inclusieve transitie in Myanmar, maar ook tot verbetering van de situatie in Rakhine zelf. Nederlandse steun voor meer politieke participatie van vrouwen en etnische minderheden draagt bij aan een meer inclusief politiek stelsel. Inspanningen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, onder meer door steun aan het opzetten van het Myanmar Centre for Responsible Business, bevorderen duurzame economische ontwikkeling met oog voor mensenrechten en het milieu. Verder dragen interventies op het gebied van water en voedselzekerheid bij aan het vergroten van de lokale kennis en het verhogen van de levensstandaard van verschillende groepen in Myanmar.
In Rakhine heeft steun aan bijvoorbeeld mensenrechtenorganisatie Fortify Rights gezorgd voor grotere bekendheid van de problemen en mensenrechtenschendingen waar de Rohingya mee te maken hebben. Nederlandse bijdragen aan de VN zoals via UNHCR, WFP, OCHA hebben ervoor gezorgd dat Rohingya humanitaire hulp krijgen in de vorm onderdak, water en sanitaire voorzieningen en voedselhulp. De Nederlandse ondersteuning op het gebied van watermanagement voor het lokale Rakhine sociaaleconomisch ontwikkelingsplan bevordert een effectieve aanpak van de problemen als gevolg van overstromingen waar de Rohingya en andere groepen jaarlijks mee te maken hebben.
Het bericht “Rekenkamer EU was in 2007 tegen toetreding Bulgarije, Roemenië” |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u ook zo geschrokken van het feit dat de Europese Rekenkamer (ERK) in 2007 tegen de toetreding van Roemenië en Bulgarije was omdat de landen niet klaar zouden zijn om subsidiegeld correct te besteden, maar dat er vervolgens niets met deze waarschuwing gedaan is?1
Het speciaal rapport van de Rekenkamer Nr. 4/2006 over Phare-investeringsprojecten heeft ten doel de effectiviteit te beoordelen van de door de Commissie ondersteunde investeringsprojecten in Bulgarije en Roemenië. Het rapport beoordeelt de werkwijze van de Commissie en de Phare projecten zelf. De Rekenkamer neemt geen positie in over de (mate van voorbereiding op) EU-toetreding van Roemenië en Bulgarije.
De conclusie van het rapport luidt dat de projecten voldoen aan de algemene doelstelling, namelijk de landen bijstaan in hun voorbereiding op toetreding tot de Europese Unie. Het rapport concludeert verder dat bij een aantal specifieke investeringsprojecten het beoogde resultaat niet is behaald. Volgens het rapport zijn deze tekortkomingen te wijten aan het gebrek aan administratieve capaciteiten en nationale middelen. In reactie op het rapport geeft de Commissie aan dat de aanbevelingen ter harte zijn genomen en dat de betreffende projecten zijn aangepast.
Hoe oordeelt u over de uitspraak van voormalig EU-Commissaris voor Uitbreiding Olli Rehn, die nadat hij benaderd was door een bezorgde Europarlementariër het volgende zei: «Sorry, het is te laat, mijn handen zijn gebonden, het politieke besluit om Bulgarije en Roemenië op 1 januari te laten toetreden is al genomen door de lidstaten, op advies van de Europese Commissie»?2 Erkent u dat deze werkwijze het vertrouwen van burgers in de Europese democratie ondermijnt? Welke oplossing ziet u voor dit probleem?
Met de Commissie houdt het kabinet vast aan een toetredingsproces dat strikt en fair is, gebaseerd op conditionaliteit, vastgestelde criteria, lessen uit het verleden en het principe van eigen verdienste. Dit is cruciaal voor de geloofwaardigheid van en het draagvlak voor het uitbreidingsbeleid en spoort de landen aan om verreikende hervormingen door te voeren. Het kabinet verwelkomt dat fundamentele hervormingen op het gebied van de rechtsstaat, fundamentele rechten, sociaaleconomische ontwikkeling en openbaar bestuur centraal staan in het uitbreidingsbeleid van de Europese Unie. Hervormingen op deze terreinen zijn immers van essentieel belang om aan de strenge voorwaarden te voldoen en de Europese regels te kunnen toepassen.
In februari 2005 heeft de Europese Commissie, onder verantwoordelijkheid van eurocommissaris Olli Rehn, een positief advies gegeven betreffende het verzoek van Bulgarije en Roemenië om toetreding tot de Europese Unie. Na ondertekening door de Nederlandse regering in april 2005 is het Toetredingsverdrag door het parlement geratificeerd en zijn beide landen in 2007 toegetreden tot de Europese Unie.
In oktober 2011, onder verantwoordelijkheid van eurocommissaris Stefan Füle, heeft de Europese Commissie ook voor Kroatië een positief advies gegeven betreffende toetreding tot de Europese Unie. Na ondertekening door de regering in 2011 is het verdrag door het parlement geratificeerd en is Kroatië in 2013 toegetreden.
Erkent u dat de toetreding van Bulgarije en Roemenië in 2007 een fout was omdat deze landen er niet klaar voor waren?
Zie antwoord vraag 2.
Was er inderdaad sprake van een soortgelijke situatie in het geval van de toetreding van Kroatië?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft het feit dat de ERK in meerdere kandidaat-lidstaten uit de Westelijke Balkan-regio een «gebrek aan politieke wil om instellingen te hervormen» bespeurt, nog gevolgen voor uw standpunt aangaande het toetredingstijdpad van deze landen? (1) Deelt u de opvatting van de ERK over deze landen? Waarom wel/niet, en kunt u uw antwoord per land motiveren?
Zoals reeds met de Kamer gecommuniceerd in de kabinetsappreciatie over de voortgangsrapportage van 2015 (Kamerstuk 23 987 nr. 154) blijkt uit de landenrapportages dat vrijwel alle (potentiële) kandidaat-lidstaten in meer of minder mate ernstige tekortkomingen vertonen op het gebied van de rechtsstaat, democratie en fundamentele rechten. Deze uitdagingen zijn zodanig dat geen van de (potentiële) kandidaat-lidstaten de komende jaren tot de Unie zal kunnen toetreden. Het kabinet is van oordeel dat het toetredingstraject een belangrijk instrument is om bij te dragen aan welvaart, stabiliteit en het verankeren van Europese waarden in de regio. De landen bepalen zelf het tempo van toetreding door middel van het boeken van voortgang op de bestaande criteria.
Is het volgens u voldoende dat de landenrapporten van de ERK voortaan twee jaar voor de geplande toetreding worden gepubliceerd om toetreding eventueel uit te stellen, of zijn er meer maatregelen vereist? Indien het laatste, kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet is van mening dat het toetredingsproces met voldoende waarborgen is omkleed. Er bestaat geen tijdpad voor toetredingsonderhandelingen. Voortgang op de gestelde criteria is leidend. Een land kan pas toetreden als het aan alle strikte voorwaarden voldoet. De Commissie rapporteert jaarlijks over de voortgang bij het vervullen van deze voorwaarden door de (potentiële) kandidaat-lidstaten. De Kamer wordt hierover elk jaar geïnformeerd. Voor ratificatie van een toetredingsverdrag is parlementaire goedkeuring in alle EU-lidstaten vereist.
De erkenning van de genocide, die op dit moment door ISIS gepleegd wordt |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich dat u in het debat van 5 juli 2016 de vraag voorgelegd kreeg: «[ISIS] begaat genocide, volgens de Raad van Europa, het Europees Parlement en het Amerikaans Congres. Sinds kort erkent ook de VN het. Dat doet ISIS door mensen in slavernij te brengen en te stenigen en door massamoorden en genocide te begaan. Jezidi's, christenen, maar ook religieuze moslimminderheden die niet precies de interpretatie hebben die zij wil zijn het slachtoffer. Erkennen de Nederlandse regering en andere regeringen van de EU dat er op dit moment sprake is van genocide»?1
Ja.
Herinnert u zich dat u de tweede precieze vraag kreeg: «Ik heb een vraag rondom genocide. Het is niet aan het Nederlandse kabinet om te bepalen of iemand schuldig is, maar de politieke vraag is als zodanig beantwoord in het Europees Parlement, in de Raad van Europa, door de VN-expertcommissie en door het Amerikaans Congres. Die gaan ervan uit dat ISIS genocide pleegt. Dat heeft zekere gevolgen voor de vraag of je de Genocideconventie van kracht vindt en je er dus voor moet zorgen dat je eigen onderdanen er niet aan mee willen doen. Is de Nederlandse regering met deze organen van mening dat hier gehandeld moet worden onder de veronderstelling dat hier genocide op minderheden gepleegd wordt? Of neemt de Nederlandse regering een totale alleingang positie in, dat ze nog niet weet of dat gebeurt en ze dat pas achteraf als historicus beoordeelt»?
Ja.
Herinnert u zich dat u daarna op de vraag «Ik zou het graag in een briefje willen hebben met precies de reactie op de drie aangenomen teksten en op de tekst van VN waaraan ik refereerde. » hebt gezegd: «Ik zeg een briefje toe»?
Ja. Op 15 september j.l. heb ik naar aanleiding van deze toezegging een brief aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk 27 925, nr. 598).
Heeft u kennisgenomen van de resolutie 2091 van de parlementaire Assemblee van de Raad van Europa waarin helder staat « [The Assembly] notes with great concern that many of these recent terrorist attacks are claimed by, and may be attributed to, individuals who act in the name of the terrorist entity which calls itself «Islamic State» (Daesh) and who have perpetrated acts of genocide and other serious crimes punishable under international law. States should act on the presumption that Daesh commits genocide and should be aware that this entails action under the 1948 United Nations Convention on the Prevention and Punishment of the Crime of Genocide.» en «The Assembly recalls that under international law States have a positive obligation to prevent genocide, and thus should do their utmost to prevent their own nationals from taking part in such acts.»? Heeft u kennisgenomen van het feit dat deze resolutie bijna unaniem is aangenomen met slechts één tegenstem?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de aangenomen motie van het Europees Parlement, die helder stelt: «[The European Parliament] stresses that the so-called «ISIS/Daesh» is committing genocide against Christians and Yazidis, and other religious and ethnic minorities, who do not agree with the so-called «ISIS/Daesh» interpretation of Islam, and that this therefore entails action under the 1948 United Nations Convention on the Prevention and Punishment of the Crime of Genocide» (2016/2529(RSP))?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat ook het Huis van Afgevaardigden in de VS en het Britse Lagerhuis vergelijkbare moties hebben aangenomen?
Ja.
Heeft u bovendien kennisgenomen van het standpunt van de Amerikaanse regering2 dat ISIS genocide pleegt? Hoe beoordeelt u het standpunt van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken dat hij geen rechter, aanklager of jurie is, maar wel het politieke standpunt inneemt dat ISIS genocide pleegt?
Het Kabinet heeft kennis genomen van de persbriefing die de Amerikaanse Minister van Buitenlandse zaken heeft gegeven op 17 maart 2016. Tijdens deze persbriefing zei hij dat, naar zijn oordeel, ISIS verantwoordelijk is voor het plegen van genocide. Ook stelde hij dat «Ultimately, the full facts must be brought to light by an independent investigation and through formal legal determination made by a competent court or tribunal. But the United States will strongly support efforts to collect, document, preserve, and analyze the evidence of atrocities, and we will do all we can to see that the perpetrators are held accountable.» Zoals het Kabinet heeft aangegeven in de Kamerbrief van 15 september j.l. over dit onderwerp, is het van mening dat de vaststelling of er in juridische zin sprake is van genocide, voorbehouden is aan de rechter. Het deelt dan ook het standpunt van de Amerikaanse regering dat het van belang is dat de wandaden van ISIS op onafhankelijke wijze worden onderzocht en vervolgd. Met het oog hierop verzorgt Nederland training voor partijen die bewijsmateriaal van internationale misdrijven verzamelen. Zo steunt Nederland het Syria Justice and Accountability Centre ten behoeve van toekomstige verantwoording voor misdaden door het Assad-regime, ISIS en andere groeperingen.
Op basis van welk afwegingskader besluit Nederland of er een genocide plaatsvindt in de zin van de 1948 «Convention on the Prevention and Punishment of the Crime of Genocide (CPPCG)»?
Of er sprake is van genocide is afhankelijk van de vraag of is voldaan aan de elementen van de definitie van genocide zoals die is vastgelegd in het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide (Genocideverdrag). Een dergelijke vaststelling moet voldoende feitelijk worden onderbouwd.
Deelt u de opvatting dat het juist niet de bedoeling van de conventie is om te wachten tot een rechtbank iemand definitief voor genocide veroordeelt voordat gehandeld wordt, omdat in de meeste gevallen dan al een hele bevolkingsgroep is uitgemoord?
Het Genocideverdrag bepaalt dat genocide een internationaal misdrijf is en verplicht verdragspartijen om dit misdrijf te voorkomen en te bestraffen. Uit de aard van de verplichting tot het voorkomen van genocide vloeit voort dat er geen sprake hoeft te zijn van een formele vaststelling dat genocide is gepleegd voordat maatregelen worden genomen. Het is dan ook niet zo dat het Kabinet het optreden van ISIS als genocide moet hebben gekwalificeerd voordat kan worden gehandeld.
Deelt de Nederlandse regering de mening dat ISIS genocide pleegt?
Het standpunt van het Kabinet is uiteengezet in de brief aan de Kamer van 15 september j.l.
Deelt de Nederlands regering de mening dat zij onder de 1948 genocide conventie dient te handelen omdat ISIS genocide pleegt?
Nederland draagt al enige jaren bij aan de strijd tegen ISIS, zowel in Irak als Syrië. Deze diplomatieke, humanitaire en militaire inzet is geheel in lijn met de verplichting in het Genocideverdrag om genocide te voorkomen. Daarnaast is in Nederland de Wet internationale misdrijven van toepassing. Dit betekent dat verdachten van genocide, indien het OM daartoe besluit, vervolgd kunnen worden. Dit betreft zowel Nederlandse verdachten als niet-Nederlandse verdachten die zich op Nederlands grondgebied bevinden. Het Kabinet spant zich ook in voor doorverwijzing van de situatie van Syrië naar het Internationaal Strafhof, zodat de wandaden van alle strijdende partijen kunnen worden onderzocht door het Hof.
Welke maatregelen treft Nederland tegen mensen die vanuit Nederland willen deelnemen aan de strijd bij ISIS of deelgenomen hebben aan die strijd?
Op basis van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme (Kamerstuk 29 754, nr. 253) is een groot aantal maatregelen genomen om zowel met de terugkeerders- als de uitreizigersproblematiek om te gaan. Personen die willen uitreizen kunnen worden tegengehouden door bijvoorbeeld het innemen van het paspoort. In de Tijdelijke wet bestuurlijk maatregelen heeft het Kabinet een uitreisverbod voorgesteld om te voorkomen dat personen, hoewel zij zijn opgenomen in het Register Paspoortsignaleringen (RPS), alsnog met een Nederlandse identiteitskaart kunnen uitreizen. Het uitreisverbod draagt bij aan het verder bemoeilijken van een eventuele uitreispoging. Indien er aanwijzingen zijn dat er sprake is van terrorismefinanciering, kunnen de inlichtingendiensten of het OM een onderzoek instellen of kan de Minister van Buitenlandse Zaken op grond van VNVR Resolutie 1373 (2001) een bestuurlijke sanctiemaatregel (bevriezingsmaatregel) opleggen (plaatsing op de nationale sanctielijst).
De inlichtingen- en opsporingsdiensten doen er alles aan om (potentiële) uitreizigers in zicht te houden. Bij alle relevante partners (landelijk en lokaal) worden de beschikbare middelen aangewend om de risico’s die van terugkerende Foreign Terrorist Fighters (FTFs) uit gaan te kunnen onderkennen en te verminderen. Onderkende FTFs zijn onder andere onderwerp van strafrechtelijk onderzoek en/of inlichtingenmatig onderzoek. Elke onderkende teruggekeerde FTF wordt voor verhoor aangehouden en het Openbaar Ministerie gaat, waar opportuun, over tot strafvervolging. Politie en AIVD maken daarnaast bij elke onderkende teruggekeerde FTF een inschatting van de dreiging, houden hem/haar waar nodig scherp in beeld en zijn alert. Tevens worden onderkende teruggekeerde FTFs besproken in een multidisciplinair casusoverleg waar de meest effectieve interventiestrategie wordt bepaald met het doel de dreiging die van een persoon uit kan gaan te verminderen.
Welke maatregelen dient Nederland te nemen indien het genocide verdrag van toepassing is op deze situatie?
Het Genocideverdrag verplicht de staten die partij zijn bij het verdrag om genocide te voorkomen en te bestraffen. Uit jurisprudentie van het Internationaal Gerechtshof blijkt dat de verplichting om genocide te voorkomen een inspanningsverplichting is en geen resultaatsverplichting: een staat moet alle maatregelen nemen die redelijkerwijs beschikbaar zijn om genocide zo veel mogelijk te voorkomen. De verplichting om genocide te bestraffen houdt volgens het Hof in dat staten genocide strafbaar moeten stellen en verdachten op hun eigen grondgebied moeten vervolgen.
Bent u bekend met de uitspraak Bosnia and Herzegovina v Serbia and Montenegro voor het Internationaal Hof in Den Haag en de uitleg die over de verplichting in het genocide verdrag is gegeven? Kunt u samenvatten welke verplichtingen daaruit voor Nederland kunnen voortvloeien?
Zie antwoord vraag 13.
Welke adviezen zijn intern en extern uitgebracht aan de Nederlandse regering over de vraag of ISIS genocide pleegt op minderheden? Kunt u deze adviezen openbaar maken?
Het Kabinet is intern meermalen volkenrechtelijk geadviseerd over deze kwestie. Het Kabinet hecht eraan dat ambtenaren hun ministers vrijelijk kunnen adviseren en daarin alle standpunten kunnen weergeven. Het achteraf openbaar maken van die adviezen staat daaraan in de weg.
Heeft u de volkenrechtelijk adviseur om advies gevraagd inzake de vraag of ISIS genocide pleegt en zo ja, welke actie de Nederlandse regering daarop moet ondernemen onder het 1948 genocide verdrag?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft de extern volkenrechtelijk adviseur niet om advies gevraagd. De Minister heeft intern gedegen volkenrechtelijk advies ontvangen en acht zich hierdoor voldoende volkenrechtelijk geïnformeerd.
Indien u nog geen advies gevraagd heeft aan de volkenrechtelijk adviseur, wilt u dat dan onmiddellijk doen?
Nee, hieraan is geen behoefte aangezien de Minister zich door het interne volkenrechtelijke advies voldoende geïnformeerd acht.
Wilt u deze vragen een voor een en binnen een week beantwoorden, aangezien de vragen al negen weken geleden gesteld zijn en u meerdere rappels om een antwoord in de wind geslagen heeft?
Deze vragen zijn op de kortst mogelijke termijn beantwoord.
Het landarrest van een Nederlander in India |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Is het u bekend dat de heer De Bruijn, een Nederlands staatsburger, landarrest heeft in India sinds september 2014?
Ja, het Ministerie van Buitenlandse Zaken verleent hem sinds zijn arrestatie in september 2014 consulaire bijstand.
Welke ondersteuning heeft u tot dusver geboden aan deze Nederlander?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de heer De Bruijn wordt gechanteerd door de Indiase politie? Zo nee, waarom niet?
Het tijdsverloop in de zaak van de heer De Bruijn is voor Indiase begrippen niet uitzonderlijk. Nagenoeg alle rechtszaken in India verlopen traag. Deze traagheid betreft niet alleen de rechtszaken van buitenlanders, maar ook die van de eigen onderdanen. In de zaak van de heer De Bruijn zijn zittingen meerdere malen uitgesteld. Ik heb geen concrete aanwijzingen dat de heer De Bruijn door de Indiase politie zou worden gechanteerd.
Het landarrest van de heer De Bruijn en de trage voortgang van zijn rechtsgang zijn redenen voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken om het verloop van de rechtsgang van de heer De Bruijn op de voet te volgen. Nederland mag zich evenwel niet inhoudelijk mengen in de Indiase rechtsgang. Doel van het volgen van de rechtsgang is dan ook om vast te kunnen stellen of betrokkene in India een proces krijgt dat volgens de daar vigerende regels correct verloopt. Naast het zelf volgen van de rechtsgang heeft het ministerie onlangs een lokale vertrouwensadvocaat opdracht gegeven te onderzoeken hoe de rechtsgang van de heer De Bruijn is verlopen. Daarbij zal onder meer worden gekeken of er sprake is overschrijding van wettelijke termijnen. Dit onderzoek is gaande.
Hoe beoordeelt u het feit dat deze Nederlander al bijna twee jaar landarrest heeft in India op basis van een aanklacht, waarbij nauwelijks zicht is op enige voortgang in het rechtsproces als gevolg van deze aanklacht?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de rechtszittingen inmiddels minstens zes maal verzet dan wel uitgesteld zijn? Klopt het dat de redelijke termijn hiermee is overschreden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe vaak hebt u bij de Indiase autoriteiten aangedrongen op bespoediging van het rechtsproces? Welk resultaat heeft dit opgeleverd?
Net als in Nederland is de rechterlijke macht in India onafhankelijk. Vanwege deze onafhankelijkheid is het in de eerste plaats aan de heer de Bruijn en zijn advocaat om gepaste actie te ondernemen als de Indiase rechtsgang niet correct verloopt of is verlopen, bijvoorbeeld omdat er wettelijke termijnen zouden zijn overschreden. Gezien de zorg over de trage rechtsgang heeft het ministerie wel besloten om de rechtsgang van de heer De Bruijn op de voet te volgen en een lokale onafhankelijke vertrouwensadvocaat opdracht te geven de rechtsgang te onderzoeken (zie het antwoord op de vragen 3, 4 en 5). De advocaat van de heer De Bruijn kan de bevindingen uit het onderzoek, mits die daartoe aanleiding geven, gebruiken voor zijn verweer.
Consulaire en diplomatieke vertegenwoordigers van het ministerie kaarten regelmatig de situatie van de heer De Bruijn bij vertegenwoordigers van de Indiase autoriteiten aan. Dit gebeurt op lokaal en nationaal niveau, mondeling en schriftelijk. Daarbij wordt de zorg over de trage rechtsgang geuit, wordt toegelicht dat de situatie een zware impact heeft op betrokkene en wordt aangedrongen op een spoedig verloop van de rechtsgang. Het ministerie zal de bevindingen van de vertrouwensadvocaat, mits die daartoe aanleiding geven, inzetten bij de dialoog met de Indiase autoriteiten over de voortgang in de rechtsgang.
Op politiek niveau kan aandacht worden gevraagd voor een lopende rechtszaak maar politieke bemoeienis zou inbreuk maken op de scheiding der machten en kan voor betrokkene zelfs contraproductief werken. Uiteraard is het wel van belang dat een rechtssysteem naar een minimaal behoren en volgens de eigen regels functioneert. Om die reden zal ik op basis van de bevindingen van de vertrouwensadvocaat beoordelen of er aanleiding is, naast de acties die tot nu toe zijn ondernomen, tot het op andere wijze aan de orde stellen bij de Indiase autoriteiten van aspecten betreffende de rechtsgang van de heer De Bruijn. Wanneer hiertoe aanleiding is in het belang van betrokkene zal ik eventuele andere interventies niet schuwen.
Op de meest recente zitting van 5 oktober 2016 verschenen alle drie getuigen die door de rechtbank waren opgeroepen. Eén van de getuigen liet weten ondanks zijn drukke werkzaamheden te zijn verschenen omdat hij naast door de rechter ook door het Nederlandse consulaat-generaal in Mumbai daartoe was opgeroepen. Een vertegenwoordiger van het Nederlandse consulaat-generaal in Mumbai zal aanwezig zijn bij de eerstvolgende zitting.
Klopt het dat de Nederlandse ambassadeur in India en de Nederlandse consul-generaal in Mumbai ondanks herhaalde verzoeken tot een gesprek over de zaak van de heer De Bruijn genegeerd worden door betrokken Indiase ministers en de plaatselijke politiecommissaris? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid deze zaak te bespreken met uw Indiase ambtsgenoot en te pleiten voor zeer spoedige voortgang van het rechtsproces? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Welke mogelijkheden zijn er voor deze Nederlander om zijn paspoort terug kan krijgen, alvorens het rechtsproces volledig is afgerond?
Met de Indiase autoriteiten is gesproken over de teruggave van het reisdocument. Daar bestaan gedurende de rechtsgang evenwel geen mogelijkheid voor.
Geheime beïnvloedingsoperaties door Rusland |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «U.S. investigating potential covert Russian plan to disrupt November elections»?1
Ja, ik heb kennis genomen van dit bericht.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over het bericht dat Rusland de Nederlandse politiek financieel beïnvloedt?2 Herinnert u zich daarbij ook het antwoord dat het u «niet bekend» is dat een onderzoek plaatsvindt, door de «Director of National Intelligence» van de VS, naar Russische beïnvloeding van Europese politieke partijen en dat u daarom geen reden ziet tot navraag doen?3 Volhardt u in dat antwoord of bent u nu, mede gezien het nieuwsbericht van The Washington Post, wel bereid om na te gaan of dit onderzoek plaatsvindt en is afgerond? Bent u tevens bereid om de Kamer, al dan niet vertrouwelijk, te informeren over de uitkomsten van dit onderzoek? Zo niet, kunt u daar een goede reden voor geven?
De Nederlandse ambassade in Washington heeft navraag gedaan bij de autoriteiten van de Verenigde Staten. De autoriteiten van de Verenigde Staten gaven aan geen publieke mededelingen te kunnen doen over lopende activiteiten of onderzoeken van de Amerikaanse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het kabinet heeft begrip voor dit Amerikaanse standpunt, aangezien ook in Nederland het kabinet geen publieke uitspraken kan doen over lopende activiteiten van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Wat is u bekend over (geheime) activiteiten van Rusland teneinde de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten (VS) te beïnvloeden? Kunt u zo volledig mogelijk zijn in uw antwoord?
Het kabinet kan geen publieke uitspraken doen over (vermeende) activiteiten van Rusland teneinde de presidentsverkiezingen in de VS te beïnvloeden.
Zijn er signalen dat ook sprake is van Russische beïnvloedingsoperaties in Nederland met betrekking tot de politiek? Zo ja, waar gaat het dan om?
Het kabinet heeft geen kennis van concrete gegevens of feiten met betrekking tot actieve beïnvloeding dan wel financiële ondersteuning van politieke partijen in Nederland vanuit Rusland.
Sluit u uit dat politieke partijen in Nederland actief worden beïnvloed dan wel financieel worden ondersteund vanuit Rusland?
Het kabinet heeft geen kennis van concrete gegevens of feiten met betrekking tot actieve beïnvloeding dan wel financiële ondersteuning van politieke partijen in Nederland vanuit Rusland. Hoewel er geen concrete aanwijzingen zijn, kan het kabinet niet uitsluiten dat (financiële) beïnvloeding plaatsvindt.
Kunt u aangeven welke online activiteiten vanuit Rusland worden ondernomen om het politieke en maatschappelijke debat in Nederland te beïnvloeden?
Zoals vermeld in het AIVD jaarverslag 2015, zijn Russische inlichtingendiensten op permanente basis heimelijk aanwezig en actief in Nederland, net als in andere westerse landen. Deze diensten en hun medewerkers zijn buitengewoon professioneel en beschikken daarbij over een grote operationele slagkracht. Russische inlichtingenoperaties tegen het Westen vormen een wezenlijke bedreiging voor de veiligheid van Nederland en zijn EU-partners en NAVO-bondgenoten. In het afgelopen jaar is wederom vastgesteld dat Russische inlichtingendiensten in Nederland jagen op politieke, wetenschappelijke en technologische inlichtingen. De Russische Federatie is bovendien zeer bedreven in het opzetten van beïnvloedingsoperaties en het gebruik van propaganda. Hierbij worden ook digitale middelen ingezet. Over de specifieke aard en reikwijdte van Russische spionage- en beïnvloedingsactiviteiten in Nederland doet het kabinet geen uitspraken.
Kunt u toelichten of er signalen zijn dat vanuit Rusland pogingen zijn ondernomen om de maatschappelijke en politieke discussie in West-Europa over de vluchtelingencrisis te beïnvloeden? Zo ja, kunt u toelichten welke (geheime) activiteiten zijn ondernomen vanuit Rusland?
Over de specifieke aard en reikwijdte van Russische spionage- en beïnvloedingsactiviteiten in Nederland kan het kabinet in het openbaar geen uitspraken doen.
Hebt u kennisgenomen van het feit dat dat in het nieuwsbericht van The Washington Post wordt gemeld dat inlichtingendiensten van de VS politici in de VS hebben geïnformeerd over Russische beïnvloedingsoperaties in Europa? Bent u bereid na te gaan om welke beïnvloedingsoperaties het hier gaat en de Kamer daarover te informeren? Zo niet, kunt u daar een goede reden voor geven?
De Nederlandse ambassade in Washington heeft navraag gedaan bij de autoriteiten van de Verenigde Staten. De autoriteiten van de Verenigde Staten gaven aan geen publieke mededelingen te kunnen doen over lopende activiteiten of onderzoeken van de Amerikaanse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het kabinet heeft begrip voor dit Amerikaanse standpunt, aangezien ook in Nederland het kabinet geen publieke uitspraken kan doen over lopende activiteiten van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Kunt u toelichten hoe, volgens u, de pogingen van Rusland om verkiezingen in het buitenland te beïnvloeden zich verhouden tot de opbouw van het Russische militair vermogen in het digitale domein en het toegenomen assertief Russisch buitenland- en veiligheidsbeleid, zoals gemeld in het jaarverslag van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) 2015?4
Over de specifieke aard en reikwijdte van Russische spionage- en beïnvloedingsactiviteiten in Nederland kan het kabinet in het openbaar geen uitspraken doen.
Acht u het normaal dat Rusland pogingen onderneemt, al dan niet clandestien, om standpunten in andere landen te beïnvloeden? Vindt u het eveneens normaal dat andere landen verkiezingen in Nederland proberen te beïnvloeden? Hoort dit bij het gangbare diplomatieke proces?
Het is gangbaar dat staten door middel van publieksdiplomatie en reguliere diplomatieke contacten proberen om beeldvorming en standpunten in andere landen te beïnvloeden. Dit dient echter niet over te gaan in clandestiene activiteiten danwel in het op oneigenlijke wijze beïnvloeden van een verkiezingsproces.
Hebt u kennisgenomen van het feit dat in het nieuwsbericht van The Washington Post wordt gemeld dat de autoriteiten in de VS een grootschalig onderzoek doen naar Russische beïnvloeding in de VS, onder leiding van de «Director of National Intelligence» van de VS? Bent u bereid bij de autoriteiten in de VS na te gaan of zij inderdaad onderzoek doen naar beïnvloeding van de presidentsverkiezingen in hun land door Rusland en de Kamer daarover te informeren? Ziet u mogelijkheid om aan te sluiten bij dit onderzoek? Zo niet, kunt u daar een goede reden voor geven?
De Nederlandse ambassade in Washington heeft navraag gedaan bij de autoriteiten van de Verenigde Staten. De autoriteiten van de Verenigde Staten gaven aan geen publieke mededelingen te kunnen doen over lopende activiteiten of onderzoeken van de Amerikaanse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het kabinet heeft begrip voor dit Amerikaanse standpunt, aangezien ook in Nederland het kabinet geen publieke uitspraken kan doen over lopende activiteiten van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Bent u bereid alle vragen afzonderlijk te beantwoorden?
Ja.
Het uitoefenen van internationale druk op Noord-Korea |
|
Harry van Bommel , Louis Bontes (GrBvK), Michiel Servaes (PvdA), Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU), Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Noord-Korea vuurt drie raketten af tijdens G20-top China»?1
Ja.
Hoe duidt u de achtergronden van deze raketlanceringen, de achterliggende motieven en de doelen die de verantwoordelijken hopen te bereiken? Hoe verhouden deze acties zich tot de regelmatige nucleaire proeven in het land?
De raketlanceringen van 5 september jl. passen binnen een serie van lanceringen in de afgelopen twee jaar. Dit betreffen zowel raketlanceringen van operationele ballistische raketten als ballistische raketten die nog in ontwikkeling zijn. Tevens maakt Noord-Korea vorderingen om raketten te lanceren vanaf onderzeeboten. Nederland acht zowel de operationele als de nog in ontwikkeling zijnde ballistische raketten in principe in staat om een nucleaire lading over te kunnen brengen. Noord-Korea werkt intensief aan de ontwikkeling van een dergelijke nucleaire lading omwille van een inzetbare nucleaire capaciteit. Het maximale bereik van de operationele ballistische raketten wordt geschat op 1.300 km. Daarnaast ontwikkelt Noord-Korea ballistische raketten met een bereik groter dan 1.300 km., waarbij het maximale bereik wordt geschat in de intercontinentale klasse (groter dan 5.500 km.).
Hoe ziet u de invloed van de Noord-Koreaanse raketlanceringen en kernproeven op de huidige regionale (geo)politieke verhoudingen en stabiliteit tussen Noord-Korea enerzijds en China, Rusland, Japan, de Verenigde Staten en andere regionale machten anderzijds?
Het kabinet maakt zich grote zorgen over de gevolgen van raketlanceringen en kernproeven op de regionale stabiliteit en over de flagrante schending van VN-Veiligheidsraad-resoluties. Hiermee isoleert het regime in Pyongyang zich nog verder. Nederland heeft deze zorgen bij herhaling uitgesproken en de activiteiten van Noord-Korea veroordeeld, ook via de Europese Unie en het Non-proliferation and Disarmament Initiative (NPDI). Eveneens benadrukt Nederland in dit verband het belang van de inwerkingtreding van het kernstopverdrag (Comprehensive Nuclear Test Ban Treaty (CTBT)). Het kabinet deed dit bijvoorbeeld tijdens de Group of Friends bijeenkomst van het CTBT op 21 september jongstleden, waarbij het ook de Noord-Koreaanse kernproef veroordeelde. China, Rusland, Japan, de Verenigde Staten en Zuid-Korea hebben net als Nederland bij herhaling hun zorgen uitgesproken over eerdergenoemde activiteiten van Noord-Korea. De Chinese regering sprak van schendingen van internationale afspraken en riep op via diplomatieke kanalen een oplossing te zoeken. Japan, Zuid-Korea en de Verenigde Staten hebben zich in sterkere bewoordingen uitgedrukt en zouden graag een krachtige reactie van de internationale gemeenschap zien.
Welke mogelijkheden biedt volgens u het diplomatieke overleg tussen genoemde landen, onder meer in G20-verband, om de misstanden in Noord-Korea aan de kaak te stellen, niet alleen op het gebied van (nucleaire) veiligheid, maar ook wat betreft de grove en grootschalige mensenrechtenschendingen in Noord-Korea? Welke mogelijkheden zijn er voor de Nederlandse regering om positief betrokken te zijn bij dit diplomatieke proces, bijvoorbeeld via onderzoek, het benoemen van misstanden in internationale gremia, of het helpen faciliteren van internationaal overleg?
Noord-Korea heeft meermaals VNVR-resoluties overtreden door het houden van kernproeven en rakettesten en wordt daar door Nederland in bilateraal en multilateraal verband op aangesproken. Nederland is via de VN en de EU betrokken bij internationaal overleg om Noord-Korea zijn eerdergenoemde activiteiten te laten staken en terug te keren naar de onderhandelingstafel. De VN geniet hierbij de voorkeur boven de EU vanwege de mondiale reikwijdte van de VN.
Nederland zet zich in internationaal verband in voor een strikte en nauwgezette naleving en uitvoering van de geldende sanctiemaatregelen. Een constructieve rol van de regionale grootmachten en omliggende landen is hierbij essentieel.
Ook via het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) zet Nederland zich in. Op 30 september jongstleden namen de lidstaten een resolutie aan die Noord-Korea oproept zijn nucleaire installaties opnieuw onder safeguards te stellen, om zeker te zijn dat de nucleaire activiteiten enkel een vreedzaam doel hebben.
Het kabinet is eveneens zeer bezorgd over de systematiek en ernst van de mensenrechtenschendingen van het Noord-Koreaanse regime. Nederland zal – net als in afgelopen jaren – zowel bilateraal als in relevante internationale fora aandacht blijven vragen voor mensenrechtenschendingen. Tijdens de 71ste AVVN zal Nederland zich wederom hardmaken voor een stevige resolutie over de mensenrechtensituatie in Noord-Korea die de EU samen met Japan indient. Het kabinet zal zich daarbij in het bijzonder inzetten voor het ter verantwoording roepen van mensenrechtenschenders en de aanpak van dwangarbeid.
Voorts ondersteunde Nederland afgelopen jaar diverse projecten specifiek gericht op de verbetering van de mensenrechtensituatie in Noord-Korea. Nederland zal dat in de toekomst blijven doen. Zo werd afgelopen jaar o.m. een project ondersteund dat de politieke-gevangenenkampen in Noord-Korea opnieuw in kaart bracht, als ook een vertaling van het jaarlijkse rapport over godsdienstvrijheid in Noord-Korea.
Wat heeft u gedaan, wat doet u, en wat gaat u doen om bilateraal, maar ook in internationale gremia als de Europese Unie en de Verenigde Naties, bij de Chinese overheid aan te dringen op het uitoefenen van effectieve druk op de Noord-Koreaanse overheid met het oog op de regionale en internationale vrede en veiligheid, maar tevens met betrekking tot de afschuwelijke mensenrechtensituatie in het land?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre, en hoe, bereiden Nederland en de internationale gemeenschap zich voor op een scenario waarbij de Noord-Koreaanse overheid de greep op het land verliest en het land in zorgelijke mate destabiliseert? Wat is dan de strategie?
Er zijn geen concrete aanwijzingen dat de Noord-Koreaanse overheid de grip op het land verliest. Niettemin volgt het kabinet de ontwikkelingen in Noord-Korea nauwgezet en voert het hierover bilateraal en in relevante internationale fora overleg. Het doel van de inspanningen van de internationale gemeenschap blijft een Noord-Koreaanse overheid die zich houdt aan de internationale verplichtingen en een constructieve bijdrage levert aan de stabiliteit in de regio.
De situatie in Jemen |
|
Harry van Bommel , Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het artikel «Jemen is niet wat u denkt»?1
Ja.
Kunt u een beeld schetsen van de feitelijke controle die de internationaal erkende regering-Hadi op dit moment heeft over Jemen? Moet geconcludeerd worden dat die controle zeer gering is?
De aan de regering gelieerde troepen, gesteund door de door Saoedi-Arabië geleide coalitie, hebben grote delen van het zuiden en oosten van Jemen onder hun controle. De legeronderdelen en milities die meevechten aan de kant van de regering vormen echter geen homogeen geheel. Hierdoor is er in de gebieden waaruit de Houthi’s en Saleh zijn verdreven niet overal sprake van effectieve controle van de Jemenitische regering. Daarnaast draagt de aanwezigheid van terroristische groeperingen zoals Al Qaida en ISIS bij aan de instabiliteit in deze gebieden.
Hoe verklaart u dat het de Houthi rebellen en oud-president Saleh onlangs lukte om in hoofdstad Sanaa vele honderdduizenden mensen op de been te krijgen om steun te betuigen aan hun bewind? Is dit naar uw oordeel een illustratie van de relatief grote steun die zij onder Jemenieten hebben en tegelijk van de afkeer onder de bevolking van de regering-Hadi en van Saudi-Arabië, dat een verwoestende militaire interventie tegen Jemen leidt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Naar schatting waren bij de demonstratie in de hoofdstad Sana’a van 20 augustus enkele tienduizenden betogers aanwezig. De afgelopen jaren hebben zowel de Houthi’s, de zuidelijke afscheidingsbeweging als de Jemenitische regering meerdere malen betogingen in vergelijkbare getalen weten te mobiliseren. De demonstratie van 20 augustus is in de Jemenitische context geen uitzondering. Tegelijkertijd duurt het conflict inmiddels achttien maanden en heeft de bevolking van Sana’a sinds 26 maart 2015 bijna dagelijks te maken met bombardementen. Hierdoor is het goed mogelijk dat gedurende het conflict de Houthi’s en het aan voormalig president Saleh gelieerde deel van de General People’s Congress aan steun hebben gewonnen in de hoofdstad.
Is het waar dat was afgesproken dat Hadi’s termijn eigenlijk begin vorig jaar zou aflopen? Waarom is het zover niet gekomen?
Na afloop van de Nationale Dialoog in januari 2014 is de termijn van president Hadi met een jaar verlengd in afwachting van verkiezingen. De Houthi’s hebben vervolgens, gesteund door voormalig president Saleh, president Hadi met geweld uit de hoofdstad Sana’a verdreven in de periode tussen september 2014 en januari 2015. Het politieke transitieproces kwam met deze staatsgreep feitelijk ten einde. Het instellen van revolutionaire comités door de Houthi’s in februari 2015 was ongrondwettelijk en is door de internationale gemeenschap veroordeeld. VN Veiligheidsraadresolutie 2216 van 14 april 2015 heeft het presidentschap van Hadi bevestigd en roept op tot een terugkeer naar het transitieproces. Er zijn geen landen die de regering van president Hadi niet erkennen.
Al voor de staatsgreep door de Houthi’s en voormalig president Saleh was Jemen een zeer verdeeld land. De scheidslijnen in de samenleving zijn als gevolg van het conflict verder zichtbaar geworden. Het kabinet maakt zich daarom sterk voor een inclusieve politieke oplossing waar alle partijen zich in kunnen vinden. Het kabinet zet, naast de steun aan het VN kantoor van Ismael Ould Cheikh Ahmed, ook in op vredesopbouw in Jemenitische gemeenschappen op regionaal, en lokaal niveau.
Kan naar uw opvatting gesteld worden dat de legitimiteit van de regering-Hadi vooral gebaseerd is op de internationale steun die deze krijgt van andere regeringen?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven in welke mate de internationale gemeenschap de regering-Hadi erkent als de legitieme vertegenwoordiger van Jemen? Is hier internationaal discussie over? Zijn er ook landen die de regering-Hadi niet erkennen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de scepsis van de auteur van het bij vraag 1 genoemde artikel over VN-Veiligheidsraadresolutie 2216, waarin Hadi de legitieme president van Jemen wordt genoemd en van de Houthi’s geëist wordt onmiddellijk en onvoorwaardelijk eenzijdig hun wapens neer te leggen en alle veroverde gebieden en staatsinstellingen te verlaten? Kan gesteld worden dat de inhoud van de resolutie niet aansluit op de opvatting van veel Jemenitische burgers? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u verder de opvatting van de auteur dat de houding van de internationale gemeenschap, die in feite neerkomt op steun voor de militaire campagne en politieke strategie van Saudi-Arabië, een oplossing van het conflict in Jemen in de weg kan staan? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft van begin af aan gesteld dat alleen een inclusief politiek proces voor een duurzame oplossing van het conflict kan zorgen. Bovendien is het kabinet zeer kritisch over tijdens het conflict begane schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht door alle partijen. Het kabinet heeft geen steun uitgesproken voor de interventie van de door Saoedi-Arabië geleide coalitie in Jemen, in tegenstelling tot enkele andere westerse landen, zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk.
Het uitgangspunt van de VN-geleide onderhandelingen is het bewerkstelligen van een inclusief en alomvattend akkoord, waarin alle partijen zich kunnen vinden. VN Veiligheidsraadresolutie 2216 biedt volgens het kabinet voldoende aanknopingspunten om een dergelijk akkoord te realiseren. Naar aanleiding van het initiatief van de Amerikaanse Minister van Buitenlands Zaken, Kerry, worden momenteel voorbereidingen getroffen om de onderhandelingen binnen het kader van resolutie 2216 weer voort te zetten. Of de door de VN geleide onderhandelingen zullen slagen zal in grote mate afhangen van de politieke wil om tot een oplossing te komen bij alle betrokken partijen.
Acht u het zinvol om in EU- en VN-verband de discussie aan te gaan over de uitgangspunten van VN-vredesonderhandelingen over Jemen, opdat deze meer een afspiegeling worden van de wensen van de inwoners van dat land? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
De tientallen miljoenen die Assad krijgt van de Verenigde Naties |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «UN pays tens of millions to Assad regime under Syria aid programme»?1
Volgens de laatste schattingen van de VN (d.d. september 2016) ten aanzien van de situatie in Syrië woont ongeveer de helft van alle mensen die dringend hulp nodig hebben in een door het Syrische regime gecontroleerd gebied. Deze mensen worden geholpen door de VN, NGO’s en andere humanitaire partners die hoofdzakelijk vanuit Damascus opereren. Daarnaast leveren de VN en andere partners in Damascus essentiële hulp vanuit regimegebied aan oppositiegebied, zoals naar Talbiseh, Moadamiyeh, Al Waer en de Four Towns. Ook de voedseldroppings in Deir ezZor en de luchtbrug naar Quamishli worden vanuit Damascus uitgevoerd.
De VN kan in regimegebied alleen met toestemming van het regime werken. Het regime bepaalt met welke organisaties de VN wel of niet mag samenwerken. Zodoende zijn er veel beperkingen die de VN worden opgelegd. Mensen in oppositiegebieden worden bereikt met humanitaire hulp vanuit Damascus maar ook met cross border steun vanuit Turkije, Libanon, Jordanië of Irak.
Het dilemma dat zich voordoet bij hulpverlening vanuit regimegebied is dat zonder contact met het regime de VN geen toegang meer zal krijgen tot miljoenen burgers in Syrië. Voor de VN heeft in deze zeer onwenselijke situatie het redden van mensenlevens prioriteit. De VN maakt dagelijks moeilijke keuzes om in deze zeer uitdagende omstandigheden binnen de juridische en ethische kaders van de VN te kunnen blijven werken.
Hoe kan het dat mensen van het regime Assad contracten hebben gekregen van de Verenigde Naties (VN) ter waarde van tientallen miljoenen dollars?
Het is belangrijk onderscheid te maken tussen enerzijds samenwerking met de Syrische overheid op basis van «Memoranda of Understanding» voor uitvoering van humanitaire hulp en anderzijds private contracten voor services die Syrische bedrijven verlenen aan de VN (hotelkamers, telefoon services etc,).
De VN is gebonden aan de humanitaire principes van humaniteit, neutraliteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid voor wat betreft uitvoering van humanitaire hulp. Deze principes staan onder druk in Syrië, want de Syrische overheid kan niet gepasseerd worden door de VN omdat zij door de VN als legitieme overheid van Syrië wordt erkend. Dit betekent dat onderwijsprogramma’s, waterinstallaties en vele andere hulpprogramma’s voorgelegd moeten worden aan de betreffende ministeries, vaak in de vorm van een «Memorandum of Understanding». De VN werkt alleen in die gebieden waar ze zelf objectief hebben kunnen vaststellen dat hulp ook noodzakelijk is.
De VN heeft lokale partners nodig voor het uitvoeren van humanitaire programma’s. Deze uitvoerende partners worden zorgvuldig geselecteerd op basis van de humanitaire principes en de VN houdt toezicht op de uitvoering van de projecten. Dit gebeurt met speciaal daarvoor aangestelde monitoringsstaf die vaak onder zeer gevaarlijke omstandigheden projecten in het veld bezoekt en resultaten evalueert. Dat de Syrische overheid het aantal partners waarmee mag worden samengewerkt sterk heeft beperkt is een doorn in het oog van de VN. Er wordt intensief gelobbyd om de keuzevrijheid uit te breiden.
Ondertussen moet de VN blijven opereren onder de huidige voorwaarden. Dus wordt ook nauw samen gewerkt met de Syrische Rode Halve Maan en heeft onder andere NGO The Syria Trust for Development geld ontvangen uit het Humanitarian Fund van OCHA. Het is bekend dat in deze organisaties mensen werken die banden hebben met het regime. Echter, ook deze organisaties werken volgens de humanitaire principes en moeten voldoen aan de scherpe eisen die de VN stelt op het gebied van financiële (transparante) administratie en inhoudelijke resultaten.
Om te kunnen functioneren vanuit Damascus en andere door de overheid gecontroleerde steden heeft de VN operationele steun nodig zoals kantoorruimte, telefoonlijnen en andere goederen die via lokale private contracten gekocht moeten worden. Dat de bedrijven waar zaken mee worden gedaan mensen in dienst hebben die banden hebben met het regime is onvermijdelijk in een land waarin elke organisatie onder scherpe controle staat van het regime. De VN heeft geen sancties ingesteld tegen het Syrische regime en is dan ook niet gebonden aan een verbod op het direct of indirect beschikbaar stellen van tegoeden aan het regime.
Vindt u het ook verwerpelijk dat het regime Assad, dat verantwoordelijk is voor vele burgerslachtoffers en uithongering van de bevolking, lucratieve contracten voor humanitaire hulpverlening van de VN krijgt?
Nederland maakt zich grote zorgen om de situatie in Syrië waar door alle strijdende partijen in het conflict het humanitair recht wordt geschonden en waar sprake is van onmenselijk leed voor de Syrische bevolking in zowel overheids-, oppositie-, als IS gebied.
Er is geen sprake van dat het Syrische regime direct financieel ondersteund wordt door de VN. Dat het regime indirect baat heeft bij bepaalde private contracten, bijvoorbeeld via belastingen, en politiek baat heeft bij het overeind houden van dienstverlening aan de eigen bevolking is in de politieke context waarin de VN gedwongen is te opereren in Syrië helaas een feit. Gezien de humanitaire ramp die zich in Syrië voltrekt, is dit echter onvoldoende reden om de levensreddende hulp vanuit Damascus stop te zetten. De bevolking in Syrië die verstoken is van de meest basale levensbehoeften mag niet gestraft worden voor de daden van haar overheid.
Hoeveel geld heeft Nederland aan de VN overgemaakt ten behoeve van (humanitaire) hulp en (weder)opbouw in Syrië? Kunt u nagaan hoeveel van dat geld terecht is gekomen bij het regime Assad door middel van deze contracten?
Ten behoeve van humanitaire hulp in Syrië heeft NL sinds 2.012 EUR 178.5 mln. besteed via VN organisaties. Hieronder vallen bijdragen aan de VN die alleen in Syrië worden ingezet, maar daarnaast ook de Nederlandse ongeoormerkte bijdragen aan het VN Regional Refugee and Resilience Planvoor de Syrië regio. Een deel van deze regionale fondsen wordt ook in Syrië ingezet. Van deze bijdragen wordt maximaal 7% ingezet voor overheadkosten. Uit deze overheadkosten voor kantoorruimte, telefoonkosten, etc. kunnen bijvoorbeeld de in het antwoord op vraag 2 genoemde private contracten voor operationele ondersteuning in Damascus worden betaald. De Nederlandse bijdragen aan de VN pooled funds in Gaziantep en Damascus worden geheel besteed aan hulpactiviteiten, waar vervolgens de lokale uitvoerende organisaties wel overheadkosten voor mogen rekenen.
Voor wederopbouwactiviteiten in Syrië wordt vooralsnog niet samengewerkt met VN instellingen.
Hoe verhouden de door de VN gesloten contracten zich tot de diverse sancties die de Europese Unie en de Verenigde Staten hebben ingesteld tegen het regime Assad? Zijn de contracten van de VN en deze sancties met elkaar verenigbaar? Kunt u uw antwoord toelichten?
In verband met de situatie in Syrië hebben de EU en de VS sancties ingesteld tegen het Syrische regime. Het gaat daarbij om de plaatsing van personen, groepen, bedrijven en organisaties op een sanctielijst en om sectorale sancties, waaronder een wapenembargo. De EU-sanctielijst omvat reisbeperkingen, bevriezingen van tegoeden en een verbod op het verstrekken van economische middelen. EU-sancties zijn van toepassing binnen de EU of op EU-onderdanen of EU-rechtspersonen die opereren buiten de EU. De transacties van de VN in Syrië vallen niet onder de EU en VS sancties. De VN heeft zelf geen sancties tegen het Syrische regime, omdat zij hun onpartijdigheid willen bewaken. Hierdoor is het voor de VN niet verboden om contracten te sluiten met aan het regime gelieerde personen of entiteiten.
Denkt u dat met de contracten die de VN heeft afgesloten met het regime Assad de bevolking nu wel de humanitaire hulp krijgt die zij zo hard nodig hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het regime Assad wordt door de VN erkend als de legitieme overheid van Syrië. Het leveren van humanitaire hulp moet worden afgestemd met de overheid van een land en in Syrië dus met het regime Assad.
Niet afstemmen met het regime is onmogelijk omdat daarmee de toestemming voor transport uitblijft. De VN rapporteert maandelijks over de problemen in de samenwerking met het Syrische regime aan de VN Veiligheidsraad en wekelijks aan de humanitaire werkgroep van deInternational Syria Support Group (ISSG).
Om humanitaire toegang te verbeteren levert de VN maandelijks een lijst aan het regime met bestemmingen die ze vanuit Damascus met hulp willen bereiken, geprioriteerd op basis van de noden zoals vastgesteld door de VN. Via de ISSG, waar Nederland deel van uit maakt, wordt met internationale druk geprobeerd die toestemming op tijd te verkrijgen. Dit heeft een aantal maanden goede resultaten opgeleverd maar sinds augustus kwamen veel operaties niet van de grond. Dit komt omdat, naast gebrek aan toestemming voor het plan op papier, ook de veiligheidssituatie en de tegenwerking van de Syrische overheid bij de praktische uitvoering de daadwerkelijke hulpverlening beperken. Zo houdt het regime veiligheidscontroles bij het laden van konvooien, waarbij vaak medische goederen worden verwijderd, en worden «facilitation letters» die noodzakelijk zijn om militaire checkpoints te passeren steeds vaker niet geleverd door het regime. Nederland blijft zich samen met andere landen inzetten voor het versoepelen van de zeer bureaucratische procedures in Damascus en het aanspreken van het regime en zijn bondgenoten op hun verantwoordelijkheden onder internationaal humanitair recht, waaronder het recht op humanitaire hulp aan de getroffen bevolking.
Hoe wilt u er voor zorgen dat het vele geld dat de VN beschikbaar stelt wél op de juiste plek van bestemming komt?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat personeel van de VN in het Four Seasons Hotel in Damascus verbleef in 2014 en 2015? Klopt het dat de VN daar $ 9.296.325,59 voor betaalde? Klopt het eveneens dat dit hotel voor 1/3 eigendom is van het Syrische Ministerie van Toerisme, terwijl dit ministerie valt onder de EU ingestelde sancties tegen het Assad regime? Zo ja, wat vindt u hier van?
Veiligheid van hulpverleners is van het allergrootste belang. Vanwege de snel veranderende veiligheidssituatie is het Four Seasons hotel in Damascus door de VN aangewezen als de enige voldoende veilige plek om te overnachten in Damascus. VN personeel en de meeste andere diplomaten verblijven daarom in dit hotel.
De VN hanteert bij het aangaan van verplichtingen, zoals het afsluiten van inkoopcontracten, strikte standaardprocedures gebaseerd op transparantie, eerlijkheid en competitie. In conflictgebieden zoals in Syrië is dit een uitdaging voor de VN, waarbij bijvoorbeeld ten behoeve van accommodatie noodzakelijkerwijs gekozen moest worden voor het Four Seasonshotel. Wel zoekt de VN continu naar alternatieve locaties in Damascus die kosteneffectief zijn en de veiligheid van de medewerkers kan garanderen. Nederland onderschrijft de keuze van de VN om de veiligheid van de medewerkers voorop te stellen.
Deelt u de mening dat met deze contracten en werkwijze van de VN, waarbij dus nauw wordt samengewerkt met het Assad regime, de onafhankelijkheid van de VN in gevaar brengt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De onafhankelijkheid van VN is van groot belang in hun humanitaire respons in Syrië. Om deze onafhankelijkheid zo goed mogelijk te bewaken coördineert de VN alle hulp in Syria door de «Whole of Syria» benadering en heeft dankzij VNVR resoluties de mogelijkheid de meest effectieve aanpak te kiezen voor het beantwoorden van de noden die zij aantreft, ofwel vanuit Damascus ofwel vanuit een buurland. In regimegebeid heeft het regime invloed op de hulpverlening, omdat zij bepalen met welke lokale organisaties gewerkt mag worden en tot welke gebieden toegang is. Bij grensoverschrijdende hulp in oppositiegebieden is de VN niet afhankelijk, omdat daar geen toestemming van het regime voor nodig is.
Bent u bereid deze gang van zaken te bespreken met uw collega’s in de EU en met de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, om vervolgens gezamenlijk krachtig op te treden tegen deze gang van zaken? Zo nee, waarom niet?
De moeilijke situatie waarin de VN opereert wordt reeds besproken tijdens de wekelijkse werkgroep van ISSG in Genève waarbij zowel de VN als EU aanwezig zijn. Ook tijdens een regionaal overleg tussen donoren en VN vertegenwoordigers uit Damascus is dit onderwerp besproken. Nederland heeft begrip uitgesproken voor de moeilijke situatie waarin de VN opereert, maar heeft de VN ook opgeroepen serieus te luisteren naar de zorgen die NGOs hadden geuit over de rol van de VN in Syrië. Nederland benadrukt in de discussie het belang van dialoog tussen humanitaire organisaties werkzaam in Syrië, en pleit voor behoud van ruimte om kritiek te uiten. De EU en de VN onderkennen de noodzaak hiervan.
De VN is in de persoon John Ging, directeur operaties van OCHA, het gesprek aangegaan met Syrische NGO’s die vooral werkzaam zijn in oppositiegebied. Die dialoog heeft tot meer begrip geleid aan beide kanten, maar maakte ook duidelijk dat de VN zich in de toekomst nog actiever moet opstellen in het betrekken van Syrische NGO’s bij de planning en uitvoering van humanitaire hulp in Syrië.
Bancaire dienstverlening aan activiteiten van humanitaire organisaties in sanctielanden als Syrië en Rusland |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Sancties belemmeren ons werk»1 en het bericht «Hulpverlening in Syrië in gevaar door bankbeleid»?2
Ja.
Vindt u ook dat Nederlandse banken, zoals de in de berichtgeving genoemde Rabobank, moeten blijven meewerken aan activiteiten van humanitaire organisaties in «sanctielanden» als Syrië en Rusland, zolang dit binnen het internationale sanctieregime past?
Europese financiële instellingen zijn gebonden aan de directe, bindende werking van de EU- sanctieverordeningen. Deze bepalen de ruimte waarbinnen alle Europese financiële instellingen mogen opereren. Juist vanwege het belang van de voortzetting van humanitaire hulp kennen de meeste sanctieregimes, waaronder het sanctieregime tegen het Syrische regime, uitzonderingen voor humanitaire doeleinden. Een transactie die betrekking heeft op door de EU sanctieverordening 36/2012 getroffen goederen, sectoren, personen of organisaties, kan doorgang vinden op basis van een afzonderlijke ontheffing. Humanitaire organisaties kunnen deze ontheffing aanvragen bij het Ministerie van Financiën.
Financiële instellingen maken echter ook een eigen risicoafweging omtrent het al dan niet uitvoeren van transacties. Financiële instellingen kunnen, wanneer zij de risico’s te hoog achten of wanneer regelgeving dit vereist, een transactie weigeren uit te voeren. Hierbij kunnen zij verschillende aspecten laten meewegen, waaronder het risico op indirecte financiering van terrorisme of omdat ze rekening houden met sanctieregimes van derde landen.
Bent u van mening dat als Nederlandse banken meewerken aan humanitaire hulp, dit niet in strijd is met het internationale sanctieregime in bijvoorbeeld de genoemde sanctielanden en dat het sanctieregime niet op banken van toepassing is of wordt vanwege bancaire dienstverlening aan humanitaire activiteiten?
Zie antwoord vraag 2.
Beaamt u met de indieners dat Nederlandse banken het sanctieregime momenteel op te strikte wijze en dus onjuist interpreteren, terwijl er feitelijk geen grond bestaat voor het weigeren van bancaire dienstverlening aan activiteiten van humanitaire organisaties in genoemde sanctielanden?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre acht u het juridisch, politiek en moreel aanvaardbaar dat de (te strikte) naleving van sanctieregimes op dit moment direct of indirect bijdraagt aan het verhinderen van humanitaire hulpverlening op plekken waar deze hulp het meest nodig is?
De mensen in Syrië hebben recht op humanitaire hulp op basis van de internationaal afgesproken humanitaire principes menselijkheid, neutraliteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Het kabinet maakt zich grote zorgen over het gebrek aan toegang van humanitaire hulpverlening tot slachtoffers in Syrië en pleit in vele internationale fora, waaronder in de International Support Group for Syria, tot verbetering hiervan.
Het kabinet is regelmatig in contact met de organisaties die door de Nederlandse overheid worden gesteund. Zo heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een humanitaire organisatie, die de activiteiten niet direct kon financieren, met advies kunnen helpen een nieuwe financiële dienstverlener te vinden. Uitgangspunt blijft dat financiële instellingen hun eigen risicoafweging maken omtrent het al dan niet uitvoeren van transacties. Voor het kabinet is het daarbij van belang dat deze instellingen handelen in lijn met de geldende regelgeving en sanctieregimes.
Het kabinet is over het sanctiebeleid in dialoog met de banken. Het kabinet verwelkomt ideeën ter ondersteuning van humanitaire organisaties en zal de banken blijven aansporen humanitaire organisaties, binnen de mogelijkheden en de geldende internationale en EU regelgeving, optimaal te faciliteren. Het aanleggen van een «white list» is een idee dat verdere discussie verdient. Nederland is bereid deze discussie in EU verband te voeren.
Gaat u onderzoeken of en hoe humanitaire hulpverlening, en de bancaire ondersteuning daarvan, mogelijk wordt en blijft in landen als Syrië en Rusland? Bent u bereid daartoe in overleg te treden met Rabobank en andere Nederlandse banken over een tijdelijke oplossing voor het bancair ondersteunen van humanitaire organisaties die actief zijn in Syrië en Rusland, zolang er toegewerkt wordt naar een langetermijnoplossing? Overweegt u bovendien als oplossing voor de lange termijn bijvoorbeeld het aanleggen van een «white list» van erkende humanitaire organisaties?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen uiterlijk 1 oktober beantwoorden?
Ja.
Het organiseren van een lezing die wordt gegeven door een terroristenknuffelaar |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Waarom organiseert u een lezing die wordt gegeven door Dr. John Esposito, een spreekbuis van het fundamentalistische wahabitische Saoedi Arabië?1
Prof. dr. John Esposito (1940, Brooklyn, NYC) wordt beschouwd als één van de belangrijkste Islamgeleerden ter wereld. Hij is hoogleraar aan de Georgetown Universiteit in Washington en heeft meer dan 50 boeken over de Islam geschreven. Hij was adviseur van het State Department van de VS en van talloze andere Europese en Aziatische regeringen, bedrijven en universiteiten.
Prof. dr. Esposito zou na een tweedaags bezoek aan Brussel doorreizen naar Den Haag. Helaas heeft hij wegens familieomstandigheden zijn reis naar Europa moeten afzeggen.
Wat denkt u te bereiken in de strijd tegen het moslimterrorisme door iemand uit te nodigen die terreurclubs als de Moslimbroederschap en Hamas omarmt?
Prof. dr. Esposito zou op het Ministerie van Buitenlandse Zaken spreken over «Is Islam to blame? Understanding the causes of radicalization and violent extremism» en op het The Hague Institute for Global Justice (IGJ) over «Countering Violent Extremism: The role of Religion in Conflict Prevention». De Ambassade van de Verenigde Staten trad op als medeorganisator voor de ronde tafel bij het IGJ. De lezing is georganiseerd als onderdeel van een breder beleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken om specialisten op het gebied van radicalisering en terrorisme uit te nodigen voor presentaties en discussies.
Welke kosten zijn verbonden aan deze lezing, voor wiens rekening zijn die, en wie zijn voor deze onzin uitgenodigd en worden daardoor getrakteerd op een flink portie islampropaganda?
De kosten voor het organiseren van de lunchlezing op het Ministerie en de ronde tafel bij het IGJ zijn voor de respectievelijke organisaties. De (trans-Atlantische) reiskosten voor Prof. dr. Esposito maken hier geen deel van uit. De uitnodigingen waren gericht aan experts binnen en buiten de overheid op het gebied van ondermeer de Islam, radicalisering, en contraterrorisme.
Bent u bereid deze lezing te annuleren en dergelijke islampropaganda ook in de toekomst geen stem te geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen vóór 9 september 2016 beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Vernielingen van de Nederlandse onderneming Esmeralda Farms in Ethiopië |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Esmeralda Farms platgelegd in Ethiopië»?1
Ja
Kunt u bevestigen dat door brandstichting het volledige bedrijf van Esmeralda Farms in Ethiopië is vernield, en dat 10 miljoen euro aan investeringen in rook is opgegaan?
Het klopt dat Esmeralda Farms grotendeels verwoest is. De schade wordt door het bedrijf naar verluidt geschat tussen de 7 en 10 miljoen euro.
Zijn bij uw weten ook andere Nederlandse bedrijven in Ethiopië slachtoffer, of potentieel slachtoffer, van dergelijke vernielingen?
Naast de Esmeralda Farms zijn er drie andere Nederlandse agro-bedrijven slachtoffer geworden van vernieling. Bij deze bedrijven is de schade minder ernstig, onder andere omdat zij zich nog in een opstartfase bevonden. De aanvallen zijn niet specifiek gericht tegen Nederlanders of Nederlandse ondernemingen, maar tegen buitenlandse investeringen in algemenere zin. Bij de ongeregeldheden van de afgelopen weken zijn ook vijf niet-Nederlandse bedrijven aangevallen.
Hou duidt u de oorzaken en achtergronden van deze brandstichting? Wat doet de Ethiopische overheid om de achterliggende oorzaken van de vernielingen weg te nemen?
Al een langere tijd heerst er onrust in de regionale staten Oromia en Amhara. De ontwikkelingen zijn terug te voeren op een aantal structurele problemen. De burgers in Oromia en Amhara (die samen de meerderheid van de bevolking vormen) voelen zich politiek en economisch achtergesteld door de regering die binnen het etnisch-federale staatsmodel gedomineerd wordt door een minderheidspartij uit Tigray (het TPLF: Tigrayan People's Liberation Front). De economische groei van de afgelopen jaren was weliswaar indrukwekkend, maar niet iedereen heeft daarvan geprofiteerd. Vooral onder de jongeren heerst nog steeds een hoge werkloosheid.
Hoewel er ook grote verschillen zijn in de grieven en aspiraties van de Amhara en Oromo bevolkingsgroepen, lijken zij elkaar te vinden in hun afkeer van het autoritaire bewind van de regering. Het harde neerslaan van eerdere protesten, waarbij honderden doden zijn gevallen en duizenden mensen zijn gearresteerd, heeft de situatie in het land verergerd. De lokale protesten in Oromia en Amhara duren voort en hebben en de roep om omverwerping van de EPRDF-regering neemt toe.
Buitenlandse investeringen worden door Ethiopische burgers soms gezien als verlengstuk van de overheid en werden om die reden aangevallen. Ook lijkt meegespeeld te hebben dat op deze wijze de aandacht van de internationale media getrokken kon worden.
De Ethiopische regering geeft toe dat de laatste jaren de corruptie en slecht bestuur zijn toegenomen. De regering lijkt zich echter maar ten dele bewust hoezeer dat onder de bevolking tot grote afkeer tegen haar bewind heeft geleid. Het is noodzakelijk dat de Ethiopische regering nu in een betekenisvolle dialoog treedt met de oppositie en hun wensen en grieven serieus neemt om op die manier haar vertrouwensbasis onder de bevolking te verbreden. Democratisering, verjonging van de bestuursklasse en het verbeteren van de «rule of law» zijn voorwaarden voor succes op de langere termijn. Het kabinet dringt er bij de Ethiopische regering op aan deze hervormingen door te voeren. Nederland veroordeelt het repressieve en buitenproportioneel harde ingrijpen van de Ethiopische ordediensten.
Wat doet de Ethiopische overheid om de veiligheid en bescherming van Nederlandse investeerders en organisaties te garanderen? In hoeverre werkt de Nederlandse overheid samen met lokale en nationale overheden in Ethiopië teneinde de bescherming van deze bedrijven en organisaties te verbeteren? Wat is de strategie?
De Ethiopische autoriteiten zeggen de situatie zeer serieus te nemen, gezien de brede economische relatie met Nederland. De Nederlandse ambassade in Addis Abeba staat in nauw contact met de Nederlandse getroffen bedrijven en Ethiopische autoriteiten. De ambassade dringt aan op een betere bescherming van de Nederlandse investeringen en vastgoed alsmede de Nederlandse en Ethiopische werknemers. De Ethiopische Investeringscommissie (EIC) heeft laten weten de veiligheid van buitenlandse bedrijven te willen garanderen. Daarnaast heeft de EIC op eigen initiatief aangegeven de schade bij de bedrijven te inventariseren en de mogelijkheid van compensatie te onderzoeken. De EIC zal binnenkort samen met de ambassade naar de getroffen bedrijven reizen.
Ziet u een rechtsgrond voor compensatie voor Nederlandse bedrijven als Esmeralda Farms, en zo ja, welke mogelijkheden zijn er dan voor een redelijke compensatie door de Ethiopische overheid? Bent u bereid u voor een goede compensatie in te zetten?
Omdat het hier gaat om situatie waarin schade is aangericht door onderdanen van Ethiopië, ligt de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van eventuele compensatie in Ethiopië. De meest voor de hand liggende weg voor de getroffen bedrijven is het volgen van een civiele en/of strafrechtelijke procedure voor de Ethiopische rechter. Daarnaast kunnen de Nederlandse bedrijven een beroep doen op een investeringsverzekering, indien zij die hebben afgesloten. De Nederlandse Ambassade faciliteert gesprekken met de Ethiopische overheid om tot een compensatie te komen. De investeringsbeschermingsovereenkomst (IBO) tussen Nederland en Ethiopië lijkt in deze situatie geen rechtsgrond voor compensatie te bieden.
De door Turkije verspreide lijst van zogenaamde Gülenorganisaties in Nederland |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Marit Maij (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Turkije een lijst met Nederlandse «Gülenorganisaties» heeft opgesteld die door het Turkse staatspersbureau is verspreid?1
Ik ken het artikel waarin het staatspersbureau Anadolu een lijst presenteert van organisaties die het persbureau aanmerkt als gelieerd aan Gülen.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Het kabinet keurt ten zeerste af dat er lijsten circuleren, in welke vorm dan ook en ongeacht wie daarop staan.
Welke organisaties worden op de lijst als «Gülenorganisatie» aangemerkt? Wat is de bedoeling van het Turkse staatspersbureau om deze te publiceren?
Over de overwegingen van het Turkse staatspersbureau om deze lijst te publiceren kan ik geen uitspraken doen. Voor de genoemde organisaties verwijs ik u naar het artikel van Anadolu.
Deelt u de mening dat het absoluut onwenselijk is dat de Turkse overheid zich op deze wijze bemoeit met Nederlandse organisaties en daar een stempel op drukt? Zo ja, deelt u de vrees dat dit tot nieuwe verdeeldheid in de samenleving gaat leiden? Wat gaat u daar aan doen?
In de periode na de mislukte coup in Turkije heeft het staatspersbureau Anadolu diverse artikelen gepubliceerd over de Gülen-beweging in Europese landen, de VS en elders in de wereld. Het kabinet heeft in alle gesprekken met leden van de Turkse regering consequent en in kritische bewoordingen duidelijk gemaakt dat de Turkse spanningen niet naar Nederland moeten worden geëxporteerd. Directe beïnvloeding vanuit Ankara in binnenlandse aangelegenheden is ontoelaatbaar. Ik heb deze boodschap overgebracht tijdens mijn bezoek aan Ankara van 29 augustus jl., evenals tijdens mijn gesprek met de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken en marge van de ministeriële bijeenkomst van de Raad van Europa op 7 september jl. Onze inzet blijft dat Nederland en Turkije gezamenlijk dienen te werken aan het verminderen van de spanningen binnen de Turkse gemeenschap in Nederland.
Hoe is te verklaren dat Turkije deze lijst verspreidt terwijl in de afgelopen dagen juist over dit soort Turkse bemoeienis van uw zijde op het hoogste niveau contact is geweest met de Turkse premier Erdogan? Wat heeft u besproken met uw Turkse collega’s en welke afspraken zijn daar gemaakt?
Zie antwoord vraag 4.
Welke gesprekken heeft u van de zijde van het kabinet de afgelopen weken gehad met Turkse organisaties, en wat waren daarvan de resultaten? Op welke wijze probeert u te voorkomen dat de onderlinge spanningen tussen Turkse Nederlanders verder oplopen en dat sommige mensen en organisaties in het verdachtenbankje blijven?
Kortheidshalve verwijzen wij u naar de Kamerbrief van 12 september 2016 (Kamerstuk 32 824, nr. 148) betreffende «Spanningen Turks Nederlandse gemeenschap» en de door u op korte termijn te ontvangen Kamerbrief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrekking tot het overleg met organisaties uit de Turks Nederlandse gemeenschap van september.
Op welke wijze gaat u de in de verspreide lijst als «Gülenorganisatie» aangemerkte organisaties aanvullend beschermen tegen mogelijke vijandigheden als gevolg van het verspreiden van deze lijst?
De overheid staat in direct contact met aan Gülen gelieerde bewegingen die bedreiging of intimidatie ondervinden. Waar nodig worden aanvullende afspraken gemaakt en/of beveiliging geboden. Ook met scholen en gemeenten wordt contact onderhouden.