Het dreigende ontslag van een homoseksuele docent op een gereformeerde school |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht over het dreigende ontslag van een homoseksuele docent op een gereformeerde school?1
Ja.
Is het waar dat deze docent geschorst is en ontslagen dreigt te worden vanwege zijn relatie met iemand van hetzelfde geslacht? Zo ja, wat is uw mening daarover? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Het is waar dat deze leerkracht door het schoolbestuur is geschorst. Voor het overige kan ik hierover geen uitspraken doen omdat dit aan de rechter is.
Deelt u de mening dat mensen homoseksueel mogen «zijn» en mogen «doen»? Zo ja, hoe legt u dit uitgangspunt uit ten aanzien van de schorsing en het dreigende ontslag van een homodocent op een gereformeerde school?
Ja, die mening deel ik. Wat betreft uw tweede vraag merk ik op dat ik hierover geen uitspraak kan doen, aangezien het aan de rechter is om te oordelen over het besluit tot schorsing.
Is het voor u ook niet een doorn in het oog dat bijzondere scholen homoseksuelen mogen weigeren of ontslaan, terwijl iedereen gelijk behandeld dient te worden krachtens art.1 van de Grondwet? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Er is sprake van een hardnekkig misverstand aangezien noch op een openbare school noch op een bijzondere school leraren of ander personeel geweerd of ontslagen mogen worden vanwege homoseksuele geaardheid of een homoseksuele relatie. Artikel 1 van de Grondwet is onder andere uitgewerkt in de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb). De in artikel 5, tweede lid, onder c, van de Awgb opgenomen uitzondering laat niet toe dat onderscheid wordt gemaakt op grond van het «enkele feit» van homoseksueel zijn. Daaronder valt ook het hebben van een homoseksuele relatie en het samenwonen met iemand van hetzelfde geslacht.
Deelt u de mening dat van het ontslaan van een homodocent vanwege zijn homoseksuele geaardheid en relatie ook een verkeerd signaal uitgaat voor leerlingen die nog uit de kast moeten komen? Zo ja, welke conclusie trekt u hieruit? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat op elke school in Nederland leerlingen uit de kast moeten kunnen komen en zichzelf moeten kunnen zijn. Daarbij wil ik nogmaals benadrukken dat het ingevolge de Awgb niet is toegestaan aan scholen om een homoseksuele leerkracht of leerling te weren vanwege het enkele feit van zijn homoseksuele geaardheid of het hebben van een homoseksuele relatie. Minstens even belangrijk is dat pesten en discriminatie van leerlingen op welke grond dan ook onacceptabel is en dat geldt ook voor leerlingen die lesbisch, homoseksueel, biseksueel of transgender zijn (LHBT-leerlingen). Om die reden investeert het ministerie van OCW stevig in de sociale veiligheid op scholen, zoals beschreven in de brief «Veiligheid in en rond het onderwijs» van 28 februari 2011 (Kamerstukken II, 2010/11, 29 240, nr. 44).
Deelt u de mening dat gezien de hoge suïcidecijfers onder homojongeren (die vijf keer hoger liggen dan de cijfers van heterojongeren) het onwenselijk is dat er signalen worden afgegeven waaruit blijkt dat men beter niet voor zijn homoseksuele geaardheid kan uitkomen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat suïcide onder homojongeren een serieus probleem is, dat de volle aandacht verdient van dit kabinet. Vanuit VWS is er vanuit de beleidsverantwoordelijkheid voor het bevorderen van de seksuele gezondheid veel aandacht voor seksuele weerbaarheid, zeker waar het gaat om jongeren. Doel hiervan is onder andere dat jongeren hun wensen en grenzen op het terrein van seksualiteit durven aangeven – dat gaat dus ook om het uitkomen voor bijvoorbeeld homoseksualiteit – en dat anderen dat respecteren. Het ministerie van VWS voert daarnaast suïcidepreventiebeleid uit en brengt jaarlijks verslag uit aan de Tweede Kamer over de uitvoering van dit beleid door middel van de zogeheten Jaarrapportage Vermindering suïcidaliteit. In aanvulling op dit beleid van VWSheb ik recent besloten om een subsidie te verlenen aan Movisie, het COC en Schorer om de weerbaarheid van LHBT-jongeren te vergroten en zo suïcidaal gedrag te voorkomen.
Deelt u de mening dat het ontslaan van een homodocent op basis van seksuele geaardheid een verkeerd signaal is naar homoseksuele leerlingen die acceptatie zoeken in hun omgeving en met name op school? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoe veilig zullen homojongeren zich op school voelen, indien homoseksuele docenten niet worden geaccepteerd op bijzondere scholen?
Uiteraard is het belangrijk dat ook homoseksuele jongeren het gevoel hebben dat zij zichzelf kunnen zijn. In dat licht bezien biedt de enkele feit-constructie ook hen rechtsbescherming. Daarnaast vind ik het belangrijk dat schoolbesturen ook actief uitdragen en bevorderen dat docenten veilig hun werk kunnen doen en niet gepest of geïntimideerd worden op welke grond dan ook. Dit geldt zeker ook voor LHBT-docenten en jongeren. Zie in dat kader ook het antwoord op vraag 5.
Gaat het kabinet prioriteit geven aan de acceptatie en veiligheid van homoseksuelen of aan het tegengaan van de mogelijkheid van het bijzonder onderwijs om homodocenten te discrimineren?
Ook in het bijzonder onderwijs mogen homoseksuele leerkrachten niet gediscrimineerd worden. Zie ook het antwoord op vraag 4. Het kabinet heeft in het regeerakkoord opgenomen dat het de emancipatie van LHBT-ers wil bevorderen en daartoe concreet beleid zal ontwikkelen. Dat geldt niet alleen voor de acceptatie en veiligheid van LHBT-ers op scholen, maar ook voor die van LHBT-ers op straat en in wijken. In de hoofdlijnenbrief emancipatie (Kamerstukken II, 2010/11, 27 017, nr. 74) staan de beleidsintenties op dit punt helder beschreven. Binnenkort zal ik u via de toegezegde voortgangsrapportage emancipatie nader informeren over de uitvoering daarvan.
Wat is het standpunt van het kabinet ten aanzien van de enkel-feitconstructie? Wanneer kunnen we dit standpunt verwachten?
Tijdens de behandeling van wetsvoorstel 31 832 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mede namens mij aangegeven dat het kabinet met een standpunt komt over de enkele feit-constructie, uiterlijk in het kader van de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel dat ertoe strekt, de enkele feit-constructie uit de Awgb te schrappen (wetsvoorstel 32 476 van Van der Ham c.s. ingediend op 7 september 2010). Daarbij zullen ook het tekstvoorstel van het vorige kabinet en de uitkomst van de internetconsultatie over het concept-wetsvoorstel Integratiewet Awgb worden betrokken.
De reactie van OM en politie op rellen door Feyenoordhooligans |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Nog één verdachte rellen de Kuip vast»?1 Hoe heeft u gereageerd op de handelswijze van het Openbare Ministerie (OM) tegen het ruziezoekend tuig dat het bestuursgebouw van Feyenoord bestormde, waardoor nog slechts één persoon in voorarrest zit?
Ja. Ik heb van een en ander kennis genomen.
Klopt het dat twee verdachten heengezonden zijn terwijl hun aandeel in de rellen later groter bleek te zijn? Hoeveel langer hadden zij op basis van dit grotere aandeel in voorarrest gehouden kunnen worden? Klopt het dat deze twee personen niet opnieuw in voorarrest genomen kunnen worden?
Het klopt dat twee verdachten met een dagvaarding zijn heengezonden omdat hun aandeel in de rellen in eerste instantie klein leek. Als op dat moment bekend was geweest dat deze verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan openlijke geweldpleging, hadden zij in verzekering kunnen worden gesteld en worden voorgeleid aan de rechter-commissaris. Op 22 september jongsleden zijn beide verdachten alsnog ter zake van de verdenking van openlijke geweld in voorlopige hechtenis genomen. De hechtenis van een van deze verdachten is diezelfde dag door de rechter-commissaris geschorst. Ten aanzien van de andere verdachte is de bewaring gelast.
Hoe kan het dat, met zoveel politie in de buurt en andere bewijsmiddelen voorhanden, het aandeel van deze twee daders te laat duidelijk werd? Hoe gaat u voorkomen dat door dergelijke blunders opnieuw gewelddadige hooligans te snel vrijkomen?
Hoe gaat u meewerken aan de effectieve zoektocht en vervolging van de overige vijftig deelnemers aan deze uitbarsting van geweld? Hoe kunnen mensen vertrouwen hebben in deze vervolging, na de fouten die het OM bij de eerste groep verdachten gemaakt heeft?
Het Openbaar Ministerie zet fors in op de opsporing en vervolging van deze verdachten. Zo zijn er foto's van verdachten op billboards gepubliceerd in het centrum van Rotterdam, waarmee de hulp van het publiek wordt ingeroepen.
Aangezien het strafrechtelijk onderzoek naar de verdachten nog in volle gang is, kan ik op dit moment geen verdere mededelingen doen.
Ziet u meerwaarde in een levenslang stadionverbod voor hooligans die rond voetbalwedstrijden zo gericht geweld gebruiken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op wat voor termijn wilt u hiervoor de Voetbalwet aanpassen?
Na de zomer van 2012 wordt de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast geëvalueerd. Ik wil deze evaluatie afwachten voordat ik uitspraken doe over mogelijke aanpassingen aan deze wet.
Het gegeven dat Nederland de mensenrechten van transgenders schendt |
|
Frans Timmermans (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het Rapport van Human Rights Watch waarin staat dat Nederland de mensenrechten van transgenders schendt door te eisen dat zij volledig onvruchtbaar zijn alvorens tot officiële erkenning van de geslachtswijziging over te gaan?1
Ja.
Deelt u de mening dat door de bepaling in artikel 28 van het Burgerlijk Wetboek de rechten van transgenders geschonden worden?
Zoals reeds aan uw Kamer is gemeld in de hoofdlijnenbrief emancipatie die op 8 april 2011 aan uw Kamer is aangeboden (Kamerstukken II 2010/11, 27 017 nr. 74) zal de zogenoemde sterilisatie-eis voor het wijzigen van de geslachtsaanduiding in de geboorteakte worden geschrapt. Het concept-wetsvoorstel transseksualiteit (waarin de zogenoemde «sterilisatie-eis» voor transgenders wordt geschrapt) is op 15 september jongstleden in consultatie gegeven. Tevens zal het op eenvoudige wijze kunnen wijzigen van de geslachtsaanduiding op diploma’s worden geregeld. Hiertoe zal het inrichtingsbesluit WVO worden aangepast.
Zo ja, bent u bereid artikel 28 van het Burgerlijk Wetboek te wijzigen, zodat de eis tot volledige onvruchtbaarheid komt te vervallen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De dreigende leegloop van de Politieacademies |
|
Attje Kuiken (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Vakkenvuller of politieagent?»1 en het bericht «Leegloop dreigt op politieschool»?2
Ja.
Was het voor veel studenten, die zich eerder hadden ingeschreven bij een politieschool, inderdaad een verrassing dat hun salaris van juli 2011 met 18 tot 22% werd gekort? Zo ja, hoe komt dat? Zo nee, waarom kon dat geen verrassing zijn?
Nee, dit kan geen verrassing zijn, want in de voorlichting bij de sollicitatie is het aan de orde geweest. Bovendien is de informatie over de arbeidsvoorwaarden bij circulaire aan de korpsen bekend gemaakt. Daarnaast is de informatie op www.cao-politie.nl en bij de politievakorganisaties bekend.
Is het waar dat er korpsen zijn die hun agenten in opleiding per 1 augustus 2011 zijn gaan korten? Zijn er korpsen die compenseren en er zijn korpsen die hebben besloten nu pas te starten met het toepassen van de kortingsregeling? Zo ja, welke verschillen in beloning ontstaan hierdoor en acht u dit gewenst? Zo nee, hoe is de situatie dan wel?
De maatregel van salariskorting in de leerkwartielen van de opleiding volgt uit de afspraken in de package deal met de politievakorganisaties die is gesloten in 2010. Hiervoor is het Besluit Bezoldiging Politie aangepast. De korting geldt vanaf het moment van inwerkingtreding van het besluit. De regeling biedt in een enkel geval de mogelijkheid voor maatwerk in de bezoldiging voor aspiranten met bijvoorbeeld een specifiek specialisme of een bijzonder arbeidsverleden. Hierdoor kan in een enkel geval een verschil ontstaan in de bezoldiging van studenten. Voor zover er binnen de korpsen andersoortige verschillen zijn ontstaan heb ik de korpsen er nogmaals op gewezen dat de salariëring conform de geldende regelgeving moet plaatsvinden.
Deelt u de mening dat door de kortingen op salarissen van politieagenten in opleiding, al dan niet onverwacht, de instroom bij de politieopleiding nog lager wordt en de voortijdige uitstroom hoger? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de gewenste sterkteontwikkeling van de politie? Vreest u ook niet dat die gewenste sterkte op deze wijze niet haalbaar zal blijken? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. De politie is nog steeds een populaire werkgever. Het vak van politieagent is voor veel mensen aansprekend en bovendien zijn de arbeidsvoorwaardelijke vooruitzichten nog steeds goed ten opzichte van vergelijkbare beroepen. Ik verwijs u naar het Beloningvergelijkingsonderzoek dat de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties u 22 oktober 2009 heeft aangeboden (TK 29 628, nr. 159 vergaderjaar 2009 – 2010).
Hoe verhoudt deze onrust en deze berichten zich tot de uw recente toezeggingen en beloften aan de Kamer om het aantal te werven agenten van 1 650 voor het einde van het jaar te behalen?
In 2011 moeten niet 1650 maar 1850 aspiranten worden aangesteld. Ik heb u in mijn brief van 15 juni 2011 (TK 29 628, nr. 261) geïnformeerd over de maatregelen die ik hiertoe neem. Daarnaast zal ik u, naar aanleiding van vragen van de Vaste Kamercommissie van VenJ op 29 september 2011, nog voor de begrotingsbehandeling van VenJ per brief nader informeren over de recent genomen maatregelen voor de selectie van aspiranten.
Deelt u de mening dat het kapitaalvernietiging is als politiestudenten hun opleiding niet afmaken? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het is zaak zo veel mogelijk geschikte aspiranten uiteindelijk goed opgeleide agenten te laten worden. Bij elke opleiding vallen helaas studenten om uiteenlopende redenen af. De uitvalpercentages van de politieacademie zijn de afgelopen jaren stabiel op 18 à 20 procent, terwijl bijvoorbeeld het uitvalpercentage van de ROC’s rond 30 procent ligt.
De kosten van het bellen naar het Landelijk Telefoonnummer Politie (09008844) |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Wat zijn de kosten per minuut voor het bellen naar het Landelijk Telefoonnummer Politie (09008844)? Kunt bij beantwoording van deze vraag een specificatie geven van de kosten voor het bellen vanaf een vaste telefoon en het mobiel bellen (uitgesplitst naar de belangrijkste providers)?
De kosten voor het bellen naar het Landelijk Telefoonnummer Politie (LTP) middels de vaste (KPN) lijn zijn tegen lokaal tarief (3,5 cent per minuut). Daarnaast zijn er aanbieders van vaste telefonie via de kabel zoals UPC, Ziggo en Tele2. Zij rekenen verschillende lokale tarieven voor bellen naar het LTP. UPC rekent 4,04 cent per minuut. Ziggo rekent 8 cent per minuut en 8 cent starttarief. Tele2 rekent 8 cent per minuut en 10 cent starttarief.
De kosten voor het mobiel bellen naar dit nummer variëren eveneens. Ze zijn afhankelijk van de gekozen aanbieder en de keuze voor prepaid bellen of via een abonnement. Zie tabel:
Aanbieders
Abonnement
Prepaid
Opmerking
KPN
0,35
0,49
Vodafone
0,12 – 0,15
0,29 – 0,35
Afhankelijk van soort overeenkomst
Telfort
0,06 + 0,30
0,07 + 0,57
Eerste bedrag starttarief, tweede bedrag per minuut
HI
0,24 – 0,30
0,49
T-mobile
0,30 – 0,35
0,35
Lebara
gratis
0,09
Waarom zijn er kosten verbonden aan het bellen naar 0900-8844? Deelt u de mening dat de toegankelijkheid van de politie groot moet zijn en dus ook het bellen naar dit nummer gratis? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat de toegankelijkheid van de politie groot moet zijn. De politie heeft daarom gekozen voor een 0 900 nummer zonder aanvullend tarief omdat hierbij het lage lokale tarief geldt.
Met de opkomst van de mobiele telefonie zijn de kosten voor het bellen naar het LTP gaan variëren. Vanwege de maatschappelijke relevantie van het LTP heeft de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties afspraken gemaakt met de aanbieders van mobiele telefonie om de kosten te drukken. De tarieven zijn in vergelijking met enkele jaren geleden fors verlaagd, maar er bestaan nog enkele uitschieters naar boven.
Binnenkort zal hier een einde aan komen. De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft regelgeving in voorbereiding om de toegang tot niet-geografische telefoonnummers, zoals het LTP, te waarborgen. Op grond van deze nieuwe regels mogen aanbieders van mobiele telefonie alleen hogere tarieven rekenen voor het bellen naar dit soort nummers als zij ook hogere kosten maken voor de oproep. Het uitgangspunt is dat het tarief gelijk is aan het tarief voor het bellen naar geografische telefoonnummers (en het dus ook binnen de belbundel valt). Deze lagere regelgeving is onderdeel van de implementatie van de nieuwe telecomrichtlijnen (wetsvoorstel 32 549). De betreffende Algemene Maatregel van Bestuur wordt spoedig behandeld in de Ministerraad en na instemming voor advies aanhangig gemaakt bij de Raad van State.
Kunt u door dit 0900-nummer gratis te maken ook de kosten die telecomproviders voor het bellen vanaf een mobiele telefoon naar dit nummer berekenen wegnemen?
Zie antwoord vraag 2.
Op grond van welke criteria stelt de overheid gratis telefoonnummers open? Op grond van welke criteria voor het bellen naar nummers van de overheid moet wel worden betaald?
Het overheidsbeleid ten aanzien van het openstellen van gratis of betaalde telefoonnummers is decentraal belegd. Het is dus aan de individuele overheidspartijen zelf of zij kiezen voor een gratis of betaald nummer.
De wijkenaanpak van de regering naar aanleiding van de voortdurende onrust in de Culemborgse wijk Terweijde |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Opnieuw onrust in Culemborgse wijk Terweijde»?1
Ja.
Wat is er sinds de ongeregeldheden in de wijk na de jaarwisseling 2009–2010 gebeurd om de veiligheid en stabiliteit in de wijk te verbeteren? Hoeveel geld is hier door gemeente, rijk en andere partijen in geïnvesteerd? Welke resultaten zijn er bereikt?
De afgelopen anderhalf jaar heeft de gemeente Culemborg uitvoering gegeven aan het plan «Aansprekend Terweijde». Dit plan heeft tot doel de leefbaarheid in de wijk te verbeteren in de periode tot 2012. Dit wordt gemeten in de leefbaarheidsmonitor van 2013/2014. Terweijde dient dan een 6.9 te scoren. Het streven is dat Terweijde in 2015 een «normale» wijk in Culemborg is. Dat betekent dat er dan niet meer dan in de andere wijken van de stad sprake is van overlastgevend en strafbaar gedrag
Om deze doelen te bereiken werkt Culemborg met diverse partners samen. Speerpunten binnen deze integrale aanpak zijn een gezins- en persoonsgerichte aanpak, intensivering van toezicht en handhaving en het realiseren van voorzieningen en samenwerking met de bewoners.
Door deze aanpak heeft de gemeente de problemen terug weten te brengen. Het aantal vernielingen, geweldplegingen en overlast is fors afgenomen. Dit is ook terug te zien in de leefbaarheidsscores voor Terweijde. Terweijde-Componisten is van een 6,6 in 2008 naar een 7,0 in 2011 gegaan. Terweijde-Staatslieden van een 6,3 in 2008 naar een 6,4 in 2011. Met name in dit deel van de wijk dient dus nog verdere verbetering te worden bereikt. In het afgelopen jaar is te zien dat ook de veiligheid in de wijk is verbeterd.
Vanuit Rijk en gemeente samen is 3 miljoen euro geïnvesteerd in de uitvoering van het plan «Aansprekend Terweijde». Daarnaast worden er door andere partijen, waaronder de woningcorporatie, aanzienlijke bedragen geïnvesteerd in de wijk.
Klopt het dat een ingegooide ruit de directe aanleiding was tot het ontstaan van de nieuwe onrust? Zo nee, wat was dan de aanleiding? Zo ja, deelt u de mening dat het zorgwekkend is dat een ingegooide ruit tot deze hernieuwde onrust leidt?
Het ingooien van de ruit heeft weliswaar tot enige onrust geleid, maar de gemeente en de politie hebben door snel optreden escalatie kunnen voorkomen. Dit was mede mogelijk dankzij het goede contact dat de gemeente inmiddels heeft met bewoners en met diverse sleutelfiguren in de wijk. Het incident en de gevolgen zijn van een andere orde dan de problemen die zich begin 2010 voordeden. Er zijn evenwel in de wijk nog steeds onderhuidse spanningen gebleven tussen een beperkte groep jeugdige personen in de wijk, waardoor incidenten kunnen escaleren. Daaraan wordt in het kader van «Aansprekend Terweijde» verder gewerkt.
Hoeveel incidenten zijn dit jaar in Terweijde geregistreerd die te herleiden zijn tot spanningen tussen de Marrokaanse en Molukse gemeenschappen? Hoe is op deze incidenten gereageerd en tot hoeveel aanhoudingen heeft dit geleid?
In de jaren 2009 tot en met juli 2011 zijn er 108 bekeuringen uitgeschreven aan personen die direct betrokken zijn bij de problemen in de wijk. In de periode vanaf januari 2010 tot en met juli 2011 zijn er 73 personen aangehouden die direct behoren tot de in de wijk Terweijde woonachtige groep personen die overlast veroorzaken en/of strafbare feiten hebben gepleegd.
De politie zet fors in waar het gaat om de handhaving in de wijk Terweijde. Ieder strafbaar feit dat ter kennis komt van de politie wordt onderzocht. In beginsel wordt altijd vervolgd, indien daarvoor voldoende strafvorderlijke gronden zijn.
Deelt u de mening dat uit de voortdurende onrust in de wijk Terweijde blijkt dat de aanpak van overlast, spanning tussen bevolkingsgroepen en verloedering vragen om een langdurige aanpak, waarbij behaalde vooruitgang stevig worden vastgehouden? Zo ja, wat heeft u gedaan om de veiligheid in de wijk Terweijde te vergroten en de gemeente te ondersteunen om de problemen daar aan te pakken?
De problematiek van overlast, spanning tussen bevolkingsgroepen en verloedering vereist, naast de bredere aanpak van de meervoudige problematiek, een langdurige aanpak op lokaal niveau. Daar heeft Culemborg ook financiële middelen voor ontvangen, en is de gemeente door het Rijk ondersteund met deskundigheid en expertise. Het lokale gezag heeft de instrumenten en mogelijkheden om openbare orde en veiligheid te handhaven.
Ziet u dat andere gemeenten, zoals Ede, Amersfoort, Arhnem en Helmond, wijken hebben waar bewoners geconfronteerd worden met ontoelaatbare overlast, intimidatie en criminaliteit? Wat doet u om de veiligheid en het leefklimaat in deze wijken te verbeteren en de bewoners hun woonplezier terug te geven?
Er zijn meerdere gemeenten met buurten en wijken waar problemen met de leefomgeving zijn. Voor een succesvolle aanpak van de meervoudige problematiek is een langdurige integrale en gebiedsgerichte manier van samenwerken noodzakelijk. Het kabinet blijft gemeenten ondersteunen in hun aanpak van de problematiek door uitbreiding van wet- en regelgeving die gericht is op de aanpak van sociale overlast en door kennisoverdracht onder andere van goede aanpakken en ervaringen.
Deelt u de mening dat het absoluut noodzakelijk is dat de wijkenaanpak met grote prioriteit ter hand wordt genomen, zodat broze resultaten behouden kunnen worden en de burgers uitzicht houden op verbetering? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat wijkenaanpak een belangrijke positie in het beleid van de regering en de gemeenten blijft houden?
Zie antwoord vraag 6.
Geweld tegen de politie |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Politievakbond ziet geweld wéér stijgen»?1
Ja.
Deelt u de mening van de politievakbond ACP dat maatregelen om geweld tegen de politie in te dammen niet lijken te werken? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot uw inzet en de resultaten met betrekking tot het programma Veilige Publieke Taak? Zo nee, waaruit blijkt dan dat deze maatregelen wel werken?
Uit de 2-meting van het programma Veilige Publieke Taak2 blijkt – in tegenstelling tot andere groepen van overheidswerknemers – dat het aantal slachtoffers van agressie en geweld bij de politie de afgelopen jaren onveranderd hoog is gebleven (zie antwoord 3). Er hebben zich echter wel verschuivingen voorgedaan: er is een daling op het gebied van fysiek geweld, maar van een stijging van intimidatie en discriminatie. Dit lijkt een gevolg van het meer proactief optreden van politieambtenaren. Door een grotere bewustwording van de norm dat agressie en geweld onacceptabel zijn, door de ervaren ondersteuning van leiding en collega’s en een zerotolerancebeleid wordt er eerder opgetreden. Conform de uitvoeringsregeling «Geweld tegen politieambtenaren» – die februari 2010 in werking is getreden – worden politieambtenaren gestimuleerd om agressie en geweld te melden en te registreren. Dit leidt tot een verhoging van het aantal aangiftes. Agressie en geweld worden daardoor meer zichtbaar. Zowel ten aanzien van het doen van aangifte als de verdere afhandeling van dit soort incidenten is echter wel verbetering te realiseren. In de eerdergenoemde 2-meting geven minder medewerkers dan in 2007 aan dat er maatregelen in de eigen organisatie zijn getroffen voor het altijd doen van aangifte door de werkgever van ernstig ongewenst gedrag, voor het geven van een reactie naar de dader en voor het verhalen van de schade op de dader.
Kunt u over de afgelopen vijf jaar cijfers geven over het aantal keren dat er geweld tegen politiefunctionarissen is gepleegd en het aantal keren dat politiefunctionarissen hun vuurwapen hebben moeten gebruiken?
In de afgelopen vijf jaar zijn verschillende onderzoeken naar de beleving van agressie en geweld tegen politiefunctionarissen uitgevoerd. Uit de 2-meting van het programma Veilige Publieke Taak2 blijkt dat het slachtofferschap bij de politie stabiel is gebleven: in 2007 was 73% van al het politiepersoneel met publiekscontacten slachtoffer, in 2009 68% en in 2011 73%. De frequentie van het aantal incidenten dat politiepersoneel meemaakt is ook stabiel gebleven. Er hebben zich echter wel verschuivingen voorgedaan: er is een daling op het gebied van fysiek geweld, ten koste van een stijging van intimidatie en discriminatie. Hoewel er geen landelijke registratie is van het vuurwapengebruik door de politie blijkt uit onderzoek3 dat het vuurwapengebruik – met letsel tot gevolg – door de politie niet is toegenomen.
Ziet u verband tussen enerzijds verruwing van de samenleving in het algemeen en geweld tegen te politie in het bijzonder en anderzijds het klaarblijkelijk toegenomen vuurwapengebruik door de politie? Zo ja, hoe ziet u dit verband? Zo nee, welke redenen ziet u wel voor dit vuurwapengebruik?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw mening over het pleidooi van de voorzitter van de politievakbond ACP dat de politie preventief geweld zou mogen toepassen dan wel dat de geweldsbevoegdheid van de politie verruimd zou moeten worden?
De politie is bevoegd geweld te gebruiken wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Dit betekent overigens niet dat geweld pas mag worden toegepast als er geweld tegen politiemensen wordt gebruikt. In bepaalde situaties kan het noodzakelijk zijn om gepast geweld toe te passen om te voorkomen dat een situatie onnodig escaleert. Daarnaast heeft de politie de bevoegdheid om in bepaalde, in de ambtsinstructie omschreven, gevallen het vuurwapen te gebruiken om een verdachte aan te houden indien die zich aan zijn aanhouding probeert te ontrekken. Het gebruik van geweld moet echter altijd worden getoetst aan de algemene beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Binnen deze kaders heeft de politie voldoende bevoegdheden om adequaat op te kunnen treden. Ik zie dan ook geen noodzaak om de geweldsbevoegdheid te verruimen.
Verschilt de bevoegdheid van de Nederlandse politie om (preventief) geweld te mogen gebruiken van die bevoegdheid bij politiekorpsen in andere landen van de Europese Unie? Zo ja, op welke wijze?
Hoewel er weinig internationaal vergelijkende studies zijn van politiegeweld kan uit een lopend onderzoek4 voorlopig worden geconcludeerd dat de meeste landen van de Europese Unie overeenkomen wat betreft wet- en regelgeving omtrent de politietaak, de geweldbevoegdheden, de meldplicht en de training.
De gevolgen van de bezuinigingen voor het aantal inbraken |
|
Jacques Monasch (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Meer woninginbraken in juni en juli»?1
Ja.
Kunt u de in het bericht genoemde cijfers ten aanzien van het toegenomen aantal inbraken in de afgelopen maanden bevestigen? Zo nee, over welke cijfers beschikt u?
Het ANP baseert zich op voorlopige cijfers van 14 van de 25 regiokorpsen. Het door de politie geregistreerde aantal inbraken in woningen vertoont sinds enige jaren weer een licht stijgende lijn. Volgens de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek is het totaal aantal geregistreerde woninginbraken: 70 245 in 2008, 73 855 in 2009 en 81 925 in 2010.
Deelt u de mening dat een toename van circa 10% zorgwekkend is? Zo ja, wat gaat u doen om het aantal inbraken te laten dalen? Zo nee, waarom niet en wat acht u dan wel zorgwekkend?
Een toename van woninginbraak is voor mij een zorgwekkend signaal. In samenspraak met het Korpsbeheerdersberaad (KBB) is een aantal landelijke prioriteiten voor de politie afgesproken. Een van deze afspraken is gericht op het bestrijden van «high impact» criminaliteit, waaronder woninginbraken.
In hoeverre draagt het aantal woninginbraken bij aan (de toename van) de onveiligheid en onveiligheidsgevoelens?
«High impact» criminaliteit zoals overvallen, geweldsmisdrijven en ook woninginbraken hebben een negatieve invloed op onveiligheidsgevoelens. In sterke mate geldt dit voor het slachtoffer zelf, maar de berichtgeving over deze «high impact» criminaliteit kan ook veiligheidsgevoelens van andere burgers, die zelf geen slachtoffer zijn geworden, beïnvloeden.
Welke maatregelen neemt u om aan de professionalisering van de inbrekers het hoofd te bieden?
De overheid stimuleert inbraakpreventie langs verschillende lijnen. In het Bouwbesluit is bepaald dat nieuw te bouwen woningen moeten voldoen aan de daarin vastgelegde vereisten van inbraakwerendheid. Met het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) wordt gestimuleerd dat mensen op vrijwillige basis veranderingen aanbrengen ter verbetering van de inbraakwerendheid van hun bestaande woning. Daarnaast wordt in het kader van het verbetertraject dat door de politie is ingezet in kaart gebracht welke extra maatregelen tegen woninginbraak getroffen kunnen worden.
Deelt u de mening dat daar waar burgers zelf verantwoordelijkheid kunnen nemen ten aanzien van inbraakpreventie, zij dit ook moeten doen? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat burgers geholpen en gestimuleerd moeten worden die eigen verantwoordelijkheid te nemen? Zo ja, hoe doet u dit? Acht u maatregelen in het kader van het Politiekeurmerk Veilig Wonen afdoende?
Ja. Vanuit mijn Ministerie worden burgers en bedrijven gestimuleerd om zelf verantwoordelijkheid te nemen ten aanzien van inbraakpreventie. Daarvoor is een reeks aan maatregelen in voorbereiding, waaronder het inrichten van een website met informatie voor burgers en bedrijven over effectieve en veelbelovende maatregelen die men zelf kan nemen tegen allerlei vormen van veelvoorkomende criminaliteit. Het PKVW sluit hier goed op aan.
Deelt u de mening dat burgers bij de aanschaf van inbraakwerende materialen steun verdienen bijvoorbeeld blijkend uit een positieve financiële prikkel zoals het verlagen van de BTW op deze materialen of andere financiële prikkels? Zo ja, hoe gaat u hier gevolg aan geven? Zo nee, waarom niet?
Het is inderdaad goed als burgers en bedrijven die inbraakpreventieve maatregelen nemen, hiervoor worden beloond. Met een kopie van het certificaat Veilige Woning kan men bij de verzekeringsmaatschappij om een premiekorting op de inboedelverzekering vragen.
Kent u de gegevens van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid waaruit blijkt dat het tempo waarin huizen veiliger worden, aan het vertragen is? Zo ja, kunt u die gegevens met de Kamer delen? Zo nee, over welke cijfers beschikt u dan wel?
Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) heeft mij medegedeeld dat sinds het Bouwbesluit van 1999 er aan de woningbeveiliging van nieuwbouwwoningen veel verbeterd is. Het aantal verstrekte PKVW certificaten neemt wel af. In de periode 2004–2005 waren dit er nog circa 60 000 per jaar, in 2010 zijn er circa 33 000 certificaten afgegeven. De daling komt deels door de afname van de productie van nieuwbouwwoningen en deels doordat veel gemeenten het PKVW niet in hun beleid hebben opgenomen en daarop controleren.
Deze cijfers zijn openbaar en te vinden op de website van het CCV (http://www.hetccv.nl/dossiers/Politiekeurmerk+Veilig+Wonen/Landelijk+-+De+effectiviteit+van+PKVW).
Deelt u de mening dat het ongewenst is dat het veiliger maken van bestaande huizen vanwege bezuinigingen onder druk komt te staan? Zo ja, wat gaat u doen om die beveiliging te stimuleren? Zo nee, waarom niet?
De benodigde bezuinigingen mogen niet ten koste gaan van de veiligheid in de samenleving. Burgers en bedrijven worden door het kabinet actief gestimuleerd om hun verantwoordelijkheid te nemen bij het waarborgen van de eigen veiligheid. Daarnaast zullen extra preventieve en repressieve maatregelen getroffen worden om woninginbraak tegen te gaan.
Het bericht dat nepvuurwapens grootschalig worden gebruikt voor het begaan van misdrijven |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Honderden misdrijven met nepvuurwapens»?1
Ja.
Is het waar dat slechts één derde van het aantal politiekorpsen meewerkt aan het registreren van nepvuurwapens die bij misdrijven worden gebruikt? Zo ja, waarom en hoe gaat u dit verbeteren? Zo nee, wat is de situatie ten aanzien van de registratie van deze wapens dan wel?
Politiekorpsen gaan op dit moment zeer verschillend om met de registratie van wapens. Dit zal bij de inrichting van de informatiehuishouding van de politie in het nationale bestel worden verbeterd.
Wat is uw mening over de mogelijkheid en wenselijkheid van een algeheel importverbod van natuurgetrouwe kopieën van echte vuurwapens? Biedt de huidige Wet wapens en munitie al een grond om dergelijke wapens uit Nederland te weren?
Natuurgetrouwe kopieën van echte vuurwapens zijn al verboden in Nederland. In artikel 3 van de Regeling wapens en munitie is bepaald dat dergelijke wapens behoren tot categorie I van de wet Wapens en munitie en in artikel 13 van de Wet wapens en munitie is een algeheel verbod op categorie I wapens geregeld.
Bevinden zich onder de nepvuurwapens waarmee misdrijven zijn gepleegd ook daadwerkelijk functionerende en niet of nauwelijks van echte vuurwapens te onderscheiden wapens? Zo ja, kunt u een indicatie geven hoe vaak dit het geval is en wat zegt dit over de wenselijkheid van een verbod op luchtdrukwapens?
In het proces verbaal wordt alleen geregistreerd tot welke categorie het wapen behoort. Op echte wapens gelijkende nepvuurwapens en op echte wapens gelijkende luchtdrukwapens horen beide tot categorie I. Daardoor is het niet mogelijk om te specificeren hoe vaak er bij misdrijven gebruik is gemaakt van op echt gelijkende luchtdrukwapens. Voor de wenselijkheid van een verbod op luchtdrukwapens verwijs ik u naar mijn antwoord op de vragen 5 en 6.
Uit welke overwegingen heeft de wetgever toentertijd gemeend dat luchtdrukwapens niet verboden moesten worden, maar onder categorie IV van de Wet wapens en munitie dienden te vallen? Gelden die overwegingen naar uw mening nu nog? Zo nee, op welke punten niet meer?
Onder categorie IV vallen de relatief ongevaarlijke (hand)wapens, niet zijnde vuurwapens, waarover in beginsel vrijelijk beschikt mag worden, maar waarvan het dragen op openbare plaatsen verboden is, waaronder de luchtdrukwapens. De wetgever was toentertijd van mening dat luchtdrukwapens relatief ongevaarlijk zijn, behoudens voor zover zij op vuurwapens lijken.
Zoals de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tijdens het plenaire debat Messenverbod op 16 februari jongst leden heeft toegezegd, wordt de regelgeving over luchtdrukwapens eind van dit jaar bezien (Handelingen 2010–2011, nr. 53, item 9.
Acht u het wenselijk om ook luchtdrukwapens onder een strenger regime binnen de Wet Wapens en Munitie te brengen en voor deze wapens een vergunningensysteem op te zetten met een daaraan gekoppelde beperking ten aanzien van de verkoop van deze luchtdrukwapens?
Zie antwoord vraag 5.
De arrestatie in Marokko van de Nederlandse pro-democratie activiste Fatima Zahra Moukafih |
|
Frans Timmermans (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Klopt het dat de Nederlandse pro-democratie activiste Fatima Zahra Moukafih gearresteerd is in Marokko?
Ja.
Zo ja, bent u bereid per omgaande hiertegen protest aan te tekenen bij de Marokkaanse autoriteiten en alle diplomatieke middelen in te zetten om haar vrijlating te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Nee, betrokkene is inmiddels vrijgelaten.
Terreur van Marokkaanse jongeren in Helmond |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Martijn van Dam (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Kut-Hollander roepen pik ik niet»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de situatie in de wijk Binnenstad Oost in Helmond? Zo ja, is er inderdaad sprake van de in het bericht genoemde incidenten, dreigementen, intimidaties en beledigingen? Hoe lang duurt deze situatie al en wat is uw mening daarover? Zo nee, wilt u zich dan op de hoogte stellen van die situatie en de Kamer daarover berichten?
De politie en de gemeente hebben ons geïnformeerd over de situatie in de wijk Binnenstad Oost te Helmond. Er is sprake van een overlastsituatie die aangepakt moet worden. Er is geen sprake van een onbeheersbare situatie zoals deze wordt voorgesteld in genoemd artikel. Enkele meldingen van overlast en incidenten hebben in juni van dit jaar geleid tot een intensieve integrale aanpak onder regie van het gemeentebestuur en in samenspraak met de driehoek. In het kader van deze aanpak worden de volgende acties ondernomen:
Bij de integrale aanpak zijn betrokken:
Op 1 mei jongstleden zijn 5 verdachten aangehouden. Op 20 augustus jongstleden is een gebiedsverbod opgelegd aan een 21-jarige inwoner van Helmond. Deze persoon pleegde herhaaldelijk overlast en speelde een leidende rol in de overlast die door een groep werd veroorzaakt. Het gebiedsverbod geldt voor de Binnenstad Oost en een gedeelte van Oud-West voor een periode van 3 maanden.
Verder is van belang dat vanuit de ministeries van Veiligheid en Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties expertise ter ondersteuning van de lokale aanpak wordt ingezet.
In de wijk is al sedert tien jaar een traject van verbetering in de wijk aan de gang, de stedebouwkundige vernieuwing heeft aansprekende resultaten opgeleverd en ook de recente veiligheidscijfers laten zien dat het op dat vlak steeds beter gaat. De inspanningen blijken hun vruchten af te werpen. Zie daaromtrent verder het antwoord op vraag 9.
Hoe groot is de groep die zich bezighoudt met het terroriseren van de wijk? Hoe is de samenstelling van die groep (leeftijd, geslacht of afkomst)?
Er is geen sprake van een duidelijke groep. De overlastgevende jongeren komen in wisselende samenstellingen bij elkaar in kleine groepjes. Het totale aantal hangjongeren betreft ongeveer 50 jongens/mannen van voornamelijk allochtone (Marokkaanse) afkomst. Er zijn enkele autochtone jongeren bij betrokken. Zij zijn allen woonachting in Helmond en variëren in leeftijd tussen de 12 en 26 jaar.
Deelt u de mening dat ouders als opvoeder ook een rol hebben bij het tegengaan van criminaliteit van hun kinderen? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat ouders betrokken worden bij het tegengaan van wandaden van hun kinderen? Wat is de stand van uitvoering van de motie-Marcouch c.s. over een sociaal verhoor»2? Zo nee, waarom niet?
Ouders moeten zich bewust zijn van hun bijzondere verantwoordelijkheid voor de opvoeding van een minderjarige en mogelijke scheefgroei daarin. Het snel betrekken van ouders bij het strafrechtelijke traject van hun minderjarige kind vinden wij belangrijk en wordt door ons en de verschillende partners in de uitvoering actief bevorderd. De politie, de Raad voor de kinderbescherming, de jeugdreclassering en de justitiële jeugdinrichtingen leggen contact met de ouders van minderjarige delinquenten. Deze instanties hebben een belangrijke taak in het detecteren van achterliggende gezinsproblematiek en de toeleiding tot de benodigde hulpverlening of opvoedingsondersteuning, of -in ernstige gevallen- ondertoezichtstelling. In de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 1 maart 2011 (Kamerstukken II, 2010/11, 32 500 VI, nr. 84) is uitvoerig belicht hoe op deze wijze uitvoering wordt gegeven aan het gesprek met de ouders (sociaal verhoor) dat de motie-Marcouch beoogt. Sinds 1 januari 2011 zijn de ouders verplicht om aanwezig te zijn bij de terechtzitting van hun minderjarige kind. Deze zogenaamde verschijningsplicht beoogt eveneens de betrokkenheid van ouders bij de opvoeding te vergroten en daardoor de recidive bij de jeugdige delinquent te verminderen.
Behoort deze groep tot de criminele jeugdbendes waarvan u onlangs hebt beloofd ze van de straat te halen? Zo ja, hoe gaat u dat doen en wanneer? Zo nee, waarom niet?
Er is (conform toepassing van de Beke-methode) geen sprake van een criminele jeugdbende of groep. Er is hier sprake van overlastgevende jongeren.
Deelt u de mening dat het optreden van het werk van burgemeester en van wethouders en de politie richting bewoners en overlastgevers de afgelopen jaren tekort geschoten is en dat zij de controle over de situatie kwijt zijn? Zo ja, wat gaat u doen om de situatie in de wijk Binnenstad Oost in Helmond (te doen) verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het formeren van een knokploeg ongewenst is maar dat het ook een begrijpelijke uiting kan zijn van machteloze woede van terroriseerde bewoners? Zo ja, wat gaat u doen om verdere escalatie van beide kanten te voorkomen, de orde op straat te herstellen en overlastgevers op te pakken? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is er, voor zover bij gemeente en politie bekend, geen sprake van een geformeerde knokploeg of concrete plannen bij wijkbewoners om die te formeren. Bewoners van de wijk zijn vanzelfsprekend – net als de betrokken instanties – wel bezorgd om de veiligheid en leefbaarheid van hun wijk. Om die reden maakt het betrekken en informeren van bewoners ook deel uit van de integrale aanpak.
Kunt u een overzicht geven van de instanties die zich inmiddels met de problemen in deze wijk bezighouden, hun concrete acties en de resultaten daarvan? Acht u deze inspanningen voldoende? Zo ja, waarom verbetert de situatie in de wijk dan niet? Zo nee, welke extra inspanningen zijn dan nog nodig en hoe gaat u bewerkstellingen dat die worden uitgevoerd?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe vaak is er het afgelopen jaar aangifte gedaan in verband met bedreigingen, belediging, vernieling of andere misdrijven in de wijk Binnenstad Oost?
Aangiften:
periode 1 januari tot 1 mei 2011
1 mei 2011 tot heden
bedreiging
4
bedreiging
1
vernieling
10
vernieling
2
mishandeling
2
mishandeling
1
belediging
1
belediging
1
brandstichting
1
Uit bovenstaande cijfers van de regiopolitie blijkt dat het aantal incidenten in de maanden mei, juni, juli en de eerste week van augustus 2011 beduidend lager is dan in de eerste 4 maanden van 2011 (voor intensivering aanpak).
Overlastmeldingen:
1 januari t/m 10 augustus 2010
1 januari t/m 10 augustus 2011
41 meldingen
29 meldingen
Uit bovenstaande cijfers blijkt dat het aantal overlastmeldingen in vergelijkbare periodes in 2010 en 2011 een daling van ruim 25% in 2011 geeft.
Kunt u zich voorstellen dat bewoners gezien de situatie in de wijk en de sfeer van intimidatie en bedreiging, geen aangifte meer durven te doen? Zo ja, wat gaat u doen om de aangiftebereidheid te verhogen? Zo nee, waarom niet?
De bewoners van de wijk Binnenstad Oost zullen altijd aangifte moeten kunnen doen. Door de gemeente is naast het algemene overlasttelefoonnummer van de gemeente aan de buurtbewoners een telefoonnummer bekend gemaakt waarop de buurtbewoners (eventueel anoniem) overlastsituaties kunnen melden waarop de toezichthouders van de gemeente Helmond inzet plegen. Hier is overigens tot op heden geen enkele melding gedaan. Door de politie is op bewonersavonden en in individuele contacten gewezen op de mogelijkheid van 0900–8844 en Meld Misdaad Anoniem. Ook zal er door politie gewezen worden op de mogelijkheid voor aangevers en getuigen om voor de aangifte elders domicilie te kiezen.
Is het waar dat zeventig procent van de bewoners uit de wijk zouden vertrekken als ze de kans zouden krijgen? Is de waarde van koophuizen in de wijk inderdaad sterk gedaald? Zo ja, wat is uw mening hierover?
Er zijn geen objectieve gegevens voorhanden om dit soort uitspraken te staven. De algehele trend van dalende prijzen op de woningmarkt geldt ook voor het betreffende gebied. Het verloop in deze wijk is niet significant anders dan in de overige vergelijkbare wijken in Helmond.
Is het waar dat camerabeelden niet live worden gevolgd? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit wel moet gebeuren?
Momenteel worden de camerabeelden niet live uitgekeken. Gezien de huidige frequentie en spreiding van overlastmeldingen en incidenten (11 in totaal sinds 1 mei jl.) is dit niet opportuun.
De beelden kunnen achteraf bekeken worden indien zich incidenten en overlastmeldingen voordoen. Indien er in de (nabije) toekomst aanleiding voor is, zullen de beelden live worden bekeken.
Is het waar dat er een samenscholingsverbod in de wijk van kracht is maar dat dat door de politie niet wordt gehandhaafd? Zo ja, wat is uw mening hierover? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Er is geen samenscholingsverbod van kracht in de wijk.
Het bedreigen en wegpesten van een lesbisch stel uit Haarlem |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kent u de berichten «Lesbisch stel uit Haarlem met dood bedreigd»1en «Lesbisch stel verlaat wijk na getreiter en doodsbedreiging»2 en herinnert u zich de vragen van de leden Marcouch en Kuiken over het wegpesten van homo’s?3
Ja.
Is het waar dat het genoemde stel sinds 2008 meer dan 20 keer aangifte of melding heeft gedaan bij de politie? Zo ja, wat zegt dit over de situatie waarin dit stel zich de afgelopen jaren zich heeft bevonden? Zo nee, hoe vaak is er dan wel aangifte of melding gedaan?
Er zijn in deze zaak vele contacten geweest tussen het betrokken stel en de politie. De politie is in gesprek gegaan met beide partijen en heeft afspraken gemaakt over de wederzijdse bejegening. Tegelijkertijd zijn betrokken agenten gebrieft over de situatie en hield de politie de situatie in de gaten zodat alert kon worden gereageerd. De politie heeft daarbij meldingen van het genoemde stel opgepakt en verwerkt. In tien gevallen is een melding opgenomen in het politieregistratiesysteem Basisvoorziening Handhaving (BVH). Daar waar er vraag was om aangifte op te nemen is dit gedaan. In zes gevallen is er een aangifte opgemaakt. De twee aangiftes waarbij een opsporingsindicatie aanwezig was, zijn verder onderzocht en aan het openbaar ministerie aangeboden. De officier van justitie zal hierover een vervolgingsbeslissing nemen.
De gemeente Haarlem heeft getracht via buurtbemiddeling de zaak tot een goed einde te brengen. Dit heeft echter niet tot resultaat geleid. Ook is onderzocht of er bestuurlijk repressieve maatregelen konden worden getroffen tegen de mogelijke daders. Na een aanbod van de woningbouwcorporatie heeft het stel inmiddels een andere woning betrokken.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van deze aangiftes en meldingen? In hoeverre hebben die geleid tot concrete acties, waaronder vervolging van de mogelijke daders?
Zie antwoord vraag 2.
Wat hebben politie, justitie en andere (lokale) autoriteiten gedaan om deze vrouwen te beschermen? Acht u dit afdoende? Zo ja, hoe verklaart u dan dat het stel desondanks de wijk wil verlaten? Zo nee, wat had er meer moeten gebeuren?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u eerdere gevallen uit de afgelopen jaren waarbij lesbische vrouwen, homo’s, biseksuelen en transgenders (LHBT’s), vanwege bedreigingen en/of pesterijen zich genoodzaakt gezien om te verhuizen? Weet u hoe vaak dit voorkomt of kunt u daar een schatting van geven? Is er sprake van een toename van het aantal van dit soort incidenten?
Het kabinet kent eerdere incidenten waarbij LHBT’s zich genoodzaakt zagen te verhuizen vanwege bedreigingen en pesterijen. Er zijn evenwel geen concrete cijfers beschikbaar waaruit blijkt hoe vaak dit voorkomt. Zoals is gemeld in de discriminatiebrief4 zijn na de publicatie van Poldis 2009 stappen gezet ter verbetering van de dataverzameling om registratie van discriminatie transparant en eenduidig op orde te krijgen.
Deelt u de mening dat slachtoffers die vanwege pesterijen gaan verhuizen dit niet vrijwillig doen, maar zich daartoe gedwongen voelen? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat het de daders van homo pesterijen en anti-LHBT geweld moeten zijn waartegen moet worden opgetreden? Gaat u maatregelen treffen om in de toekomst te voorkomen dat slachtoffers zich genoodzaakt zien om te moeten verhuizen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Gaat u maatregelen nemen ten aanzien van daders? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet veroordeelt (stelselmatige) pesterijen en discriminatie op welke grond dan ook. Pesterijen, discriminatie en uitsluiting vinden bij uitstek plaats tussen burgers onderling. De overheid heeft een belangrijke rol in het adequaat reageren op uitingen van discriminatie, in voorlichting en educatie en in het kanaliseren van klachten en aangiften over discriminatie. Het kabinet meent dat discriminatie tegen LHBT’s harder bestraft dient te worden. Om dit te bewerkstelligen is een aantal maatregelen genomen, waaronder een verhoging van de strafeis van het openbaar ministerie bij ingrijpende delicten met een discriminatoir karakter van +100%. Deze maatregelen staan genoemd in de discriminatiebrief4 die op 13 juli jl. aan uw Kamer is aangeboden.
Bent u bereid landelijk een specifieke aangiftecode voor anti-LHBT geweld in de politiedatabases te introduceren, opdat dit verschijnsel beter in beeld gebracht en aangepakt kan worden? Zo nee, waarom niet?
De maatregelen om te komen tot verbetering en afstemming van de politieregistratie zullen ook bijdragen aan een correct gebruik van de huidige meldcodes. Vanaf 27 april 2009 is bij de politie het nieuwe BVH in gebruik genomen. Dit systeem is momenteel verder in ontwikkeling. Vooralsnog kiest het kabinet daarom niet voor ict-aanpassingen van het huidige BVH als het introduceren van de mogelijkheid om een vinkje te kunnen plaatsen om LHBT-incidenten te kunnen registreren.
Bent u bereid tot het introduceren van een wetsartikel waarin het wettelijk strafmaximum bij discriminerend geweld wordt verhoogd (een zogenaamd «hate crimes» artikel)? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is vooralsnog geen voorstander van de introductie van een apart hatecrimes artikel in het Wetboek van Strafrecht. Er worden in Nederland reeds hogere straffen geëist wanneer er bij de dader discriminatoire motieven spelen. In de Aanwijzing Discriminatie is bepaald dat de officier van justitie bij discriminatiefeiten en bij commune delicten met een discriminatoir aspect de strafeis verzwaart en dat hij dit gemotiveerd aangeeft in het requisitoir. In de discriminatiebrief4 heeft de minister van Veiligheid en Justitie deze werkwijze nader toegelicht. Het kabinet is van mening dat deze aanpak effectiever is dan het introduceren van een separaat wetsartikel.
Wat is de stand van zaken rond de uitvoering van de motie-Marcouch over het bevorderen van de aangiftebereidheid van LHBT-personen?3
In de discriminatiebrief6 heeft de minister van Veiligheid en Justitie een groot aantal maatregelen opgesomd om de aangiftebereidheid in het algemeen en van LHBT’s in het bijzonder te bevorderen. Zo zal onder andere de campagne ter bestrijding van hatecrimes landelijk worden uitgerold, zal het eenvoudiger worden om aangifte van discriminatie te doen en zal het landelijk uitrollen van de werkwijze van Roze in Blauw naar verwachting een drempelverlagend effect hebben om aangifte te doen.
Lesbisch ouderschap |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is op dit moment de stand van zaken rond het aangekondigde wetsvoorstel Lesbisch Ouderschap?
De Raad van State heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel. Op dit moment wordt het nader rapport voorbereid. Indien de Ministerraad instemt met het nader rapport en het wetsvoorstel zal ik bevorderen dat het wetsvoorstel voor de Algemene Politieke Beschouwingen bij de Tweede Kamer wordt ingediend.
Hoe verhoudt de beoogde inwerkingtreding hiervan (1 juli 2011), zoals vermeld in de Rijksbegroting 2011, zich tot de recente toezegging van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat het wetsvoorstel «in de zomer» van 2011 wordt ingediend? Hoe verhoudt laatstgenoemde toezegging zich tot de volgende mededeling in de recente brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie1: «Ik streef er naar u spoedig nader te berichten»?
Zoals aangegeven bij vraag 1 zal ik indien de Ministerraad instemt met het nader rapport en wetsvoorstel, bevorderen dat het wetsvoorstel medio september wordt ingediend. Dit is conform de toezegging (zomer 2011).
Waarom is de indiening van het wetsvoorstel Lesbisch Ouderschap een aantal keren uitgesteld?
Het opstellen van het nader rapport is complex en kost tijd.
Wordt het wetsvoorstel, zoals eerder toegezegd, nog deze zomer ingediend? Zo niet, wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel verwachten?
Zie het antwoord op de vragen 1 en 2.
Anti-homo uitspraken van een Surinaamse parlementslid |
|
Sjoera Dikkers (PvdA), Frans Timmermans (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Kent u de berichten over anti-homo uitspraken van het Surinaamse parlementslid Asabina die hij heeft gedaan tijdens de begrotingsbehandeling in De Nationale Assemblée?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze anti-homo uitspraken zeer onwenselijk zijn en bovendien de emancipatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT’s) in Suriname belemmert?
Ja.
Zo ja, bent u bereid om in EU-verband een gezamenlijke veroordeling van de uitspraken van dit Surinaamse parlementslid te bewerkstelligen? Bent u tevens bereid om een duurzame dialoog aan te gaan met de Surinaamse regering over LHBT-rechten? Zo nee, waarom niet?
De uitlatingen van de parlementariër Asabina geven niet het standpunt van de Surinaamse regering weer. Mensenrechten (en als onderdeel daarvan de rechten van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders) zijn integraal onderdeel van de bilaterale politieke dialoog met de Surinaamse regering. Ook in EU-verband wordt met de Surinaamse autoriteiten over mensenrechten gesproken. Voorts ondersteunt mijn ministerie Surinaamse LHBT-organisaties die discriminatie van seksuele minderheden bestrijden en die de acceptatie van homoseksualiteit bevorderen in de Surinaamse samenleving.
De bescherming van juweliers en andere middenstanders |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Winkelverbod voor allochtonen» in De Telegraaf van maandag 11 juli 2011 en het vervolg daarop op dinsdag 12 juli 2011?
Ja.
Hoe beoordeelt u het voornemen van de Nijmeegse juwelier om een juridische procedure tegen de Staat aan te spannen, omdat juweliers te weinig beschermd worden? Heeft u hierover al contact gehad met de Nijmeegse juwelier? Hoe kunt u tegemoet komen aan zijn klachten over een tekortschietende bescherming? Bent u bereid de juwelier tegemoet te komen in de extra kosten die hij nu maakt voor beveiliging?
Onlangs heb ik de heer Kamerbeek bezocht. Bij die gelegenheid heb ik hem persoonlijk geïnformeerd over de inspanningen die worden verricht om het aantal overvallen terug te dringen en de overval op zijn zaak op te lossen. Afgesproken is dat de hoofdofficier van justitie de heer Kamerbeek zal informeren over de laatste stand van het onderzoek.
Tevens heb ik de heer Kamerbeek aangegeven dat er een aantal regelingen en voorzieningen bestaan waar hij als slachtoffer van een overval gebruik kan maken. Enerzijds betreft dit de regeling voor kleine ondernemers ter vergoeding van getroffen preventieve maatregelen. Anderzijds zijn er regelingen ter vergoeding van door hem geleden schade. Vanuit mijn ministerie wordt aan de heer Kamerbeek op bovengenoemde terreinen nadere ondersteuning aangeboden.
Deelt u de mening dat de burgemeester na een overval op een winkel persoonlijk contact op moet nemen met de winkelier om zijn betrokkenheid te tonen, maar ook om te overleggen over de mogelijkheden om de veiligheid te verbeteren? Heeft dat contact in dit geval ook plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet?
De Burgemeester van Nijmegen heeft op de dag van de overval de winkel bezocht en met de mede eigenaresse/echtgenote van de juwelier gesproken om zijn betrokkenheid te tonen en tevens over de veiligheid in en om de winkel te spreken. In diverse schriftelijke contacten en via de politie heeft de burgemeester ook aan de juwelier zelf aangeboden om met elkaar in gesprek te gaan. Ik treed overigens niet in de werkwijze van een burgemeester.
Welke ruimte heeft een winkelier om groepen mensen de toegang tot zijn winkel te ontzeggen? Acht u het deurbeleid van de juwelier, die zich hiertoe genoodzaakt voelt om zijn veiligheid te garanderen, in overeenstemming met de wetgeving over gelijke behandeling? Zo nee, welke alternatieven, zoals een gezichtsscan, heeft hij dan om criminelen uit zijn zaak te weren?
Winkeliers mogen een deurbeleid voeren om hun eigendommen te waarborgen en slachtofferschap te voorkomen. Een winkelier behoeft zijn deur alleen te openen wanneer hij er vertrouwen in heeft dat het een potentïele klant betreft.
Hoe verloopt de uitvoering van het actieplan ketenaanpak overvalcriminaliteit, waarin doelstellingen staan over het aantal overvallen, het oplossingspercentage en het aantal veroordelingen?
De aanpak van overvallen en heeft voor mij de hoogste prioriteit. In samenwerking met de Taskforce Overvallen, onder voorzitterschap van de heer Aboutaleb, worden de ruim 100 maatregelen uit het Actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit (Kamerstukken II, 2010–2011, 28 684, nr. 305) momenteel uitgevoerd. In de maanden januari tot en met juli 2011 hebben er in totaal 1 244 overvallen plaatsgevonden. Dit betekent een daling van 16% ten opzichte van dezelfde periode in 2010 en 22% ten opzichte van 2009. Van de 1 244 in 2011 (tot en met juli 2011) gepleegde overvallen is 28% opgelost (in 2010 was dat, gemeten over dezelfde periode, 22% en in 2009 21%).
Uit een voorlopige analyse met betrekking tot de overvalzaken uit de registratie van het Openbaar Ministerie voor 2010 blijkt dat 93% van de door de politie aangeleverde verdachten door het Openbaar Ministerie voor de rechter is gebracht en daarvan vervolgens 95% is bestraft.
Wat betreft overvallen op juweliers die in 2010 bij het Openbaar Ministerie zijn geregistreerd geldt dat 97% voor de rechter is gebracht en dat deze in alle gevallen de verdachte(n) schuldig heeft bevonden. 96% is bestraft met een vrijheidsstraf; 4% kreeg een vrijheidsbenemende maatregel.
Hoeveel overvallen op juweliers hebben de afgelopen vijf jaar plaats gevonden? Valt in deze overvallen een trend te ontdekken? Hoe verhoudt de trend zich tot de doelstelling om in 2014 maximaal 1900 overvallen te hebben?
In onderstaande tabel wordt het aantal overvallen op juweliers en het oplossingpercentage in de afgelopen vijf jaar weergegeven. Voor 2011 staan de cijfers tot en met juli 2011 opgenomen. Aangezien er nog opsporingsonderzoeken in deze zaken doorlopen, kunnen de oplossingspercentage in de loop van 2011 nog stijgen.
2006 41 overvallen, waarvan 11 opgelost (26,8%)
2007 49 overvallen, waarvan 13 opgelost (26,5%)
2008 63 overvallen, waarvan 28 opgelost (44,4%)
2009 67 overvallen, waarvan 33 opgelost (49,3%)
2010 74 overvallen, waarvan 28 opgelost (37,8%)
2011 61 overvallen (tot en met juli 2011), waarvan 23 opgelost (37,7%)
Wat is het oplossingspercentage van overvallen op juweliers in de afgelopen vijf jaar? Acht u speciale maatregelen nodig om dit percentage op de beoogde 40 procent te krijgen?
Zie antwoord vraag 6.
Welk percentage overvallers van juweliers wordt veroordeeld? Zit hier een stijgende of dalende tendens in?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoeveel politiecapaciteit maakt u vrij voor de aanpak van overvalcriminaliteit ter uitvoering van het actieplan?
De aanpak van overvallen is niet een kwestie van capaciteit maar van prioriteit. De aanpak van overvallen heeft in alle regio’s en landelijk zeer hoge prioriteit.
Kunt u van een aantal gewelddadige overvallen op juwelierszaken van de afgelopen tijd, zoals de overval met dodelijke afloop op juwelier H. te Amsterdam , de stand van zaken van de opsporing en vervolging geven?
Het strafrechtelijk onderzoek in de zaak van de Amsterdamse juwelier is nog in volle gang. In het belang van het onderzoek kan ik daarover op dit moment geen mededelingen doen.
Deelt u de mening dat criminaliteit beter bestreden wordt door een grote pakkans dan door het uitsluiten van groepen mensen uit delen van het maatschappelijk verkeer? Welke maatregelen neemt u om de pakkans van overvallen te verhogen, zodat juweliers zonder angst kunnen werken en onschuldige burgers niet de dupe worden van criminelen?
Om de pakkans bij overvallen te vergroten wordt in het kader van de verbetering van de werkwijze van de politie in het algemeen en het Actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit in het bijzonder een groot aantal maatregelen genomen. Zo worden in de politieregio’s en bij de parketten van het Openbaar Ministerie vaste overvallenteams ingesteld en wordt de expertise geborgd. Ook wordt de heterdaadkracht verstrekt door verbetering en protocollering van het plaats-delict-management, toepassing van het drie-ringenmodel en de inzet van helikopters. Door technische en innovatieve maatregelen die ondernemers (waaronder juweliers) treffen, zoals track&trace, fotoswitch en DNA-spray, wordt de pakkans verder vergroot. Ook voorlichting kan daaraan bijdragen. In het kader van het Donkere Dagen Offensief zal daarop worden ingezet via een landelijke Postbus 51 campagne «Pak overvallers, Pak je mobiel» en via een campagne van Meld Misdaad Anoniem. Gemeenten worden gestimuleerd om het toezicht in risicogebieden goed te organiseren. Daarbij kunnen gemeenten mede gebruik maken van het toezichtsmodel en stappenplan dat ik in het vierde kwartaal van dit jaar beschikbaar zal stellen.
De gang van zaken bij een gewelddadige overal op een geldtransportbedrijf in Amsterdam |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Wildwest op de A2 na kluiskraak»?1
De overval van woensdag 29 juni jongstleden op geldtransportbedrijf Brinks in Amsterdam is voor Nederlandse begrippen van een ongekende bruutheid. Bij de overval is gebruik gemaakt van explosieven en er is veelvuldig geschoten met zware automatische vuurwapens.
Klopt de feitelijke beschrijving van de gebeurtenissen, zoals die in het artikel wordt gegeven? Zo nee, waarin wijkt uw informatie af van het feitenrelaas in het artikel? Zo ja, hoeveel tijd zat er tussen de overval en het einde van de achtervolging in Eindhoven?
Op 29 juni 2011 is omstreeks drie uur vanuit de vestiging van Brinks een overval gemeld bij de meldkamer van de Politie Amsterdam-Amstelland. De meldkamer heeft hierop, volgens vastgestelde protocollen, de inzet van een groot aantal politie eenheden gecoördineerd. De eerste eenheden waren snel ter plaatse maar konden het pand niet naderen door gericht vuur in hun richting. Direct hierna werd de Luchtvaartpolitie verzocht om helikopterinzet en werd het arrestatieteam gealarmeerd. In verband met de slechte weersomstandigheden bleek de inzet van een helikopter op dat moment onmogelijk. De daders vluchtten na de overval met hoge snelheid in twee auto’s, achtervolgd door de op dat moment aanwezige politie-eenheden. Tijdens deze achtervolging vonden diverse malen schotenwisselingen plaats. Door de snelheid van de overvallers raakten de achtervolgende eenheden op enig moment het zicht op de vluchtauto’s kwijt. Ongeveer tien minuten na dat moment kwam er bij de meldkamer van het Korps Landelijke Politie Diensten een melding binnen van een brandende auto op de A2 ter hoogte van de afslag Waardenburg. Het bleek om één van de vluchtauto’s te gaan. Ook bleek op dat moment dat de overvallers een automobilist, onder bedreiging van een vuurwapen, gedwongen hadden om zijn voertuig af te staan waarin zij vervolgens hun vlucht vervolgden. Deze vluchtauto werd kort daarop op de A50 gesignaleerd en achtervolgd door een eenheid van het korps Brabant-Noord. Tijdens deze achtervolging stopten de overvallers op een oprit van de A2 waarop één van de inzittenden uitstapte en met een automatisch vuurwapen in de aanslag de achtervolgende politieambtenaren opwachtte.
De politieambtenaren hebben zich daarop teruggegetrokken buiten het gezichts- en schootsveld van de overvallers. Hierna verdween de vluchtauto met hoge snelheid uit het zicht. Tussen het begin van de overval en het einde van de achtervolging zijn ongeveer 50 minuten verstreken.
Hoeveel extreem gewelddadige overvallen zijn er de afgelopen vijf jaar in Nederland gepleegd? Hoeveel van deze overvallen zijn opgelost? Hoe sterk zijn de aanwijzingen dat deze daders bij eerdere overvallen betrokken zijn?
De overval op het geldtransportbedrijf in Amsterdam valt in de zwaarste categorie vervallen. Het gebruik van automatische wapens en explosieven, het hinderen van de politie en het doelbewust schieten op de politie maakt dat de overval van 29 juni jl. uitzonderlijk is. In de afgelopen vijf jaar (2006–2011) heeft, naast de overval in Amsterdam, één vergelijkbare overval plaatsgevonden bij het bedrijf SecurCash in Rotterdam op 4 april jl. De naar aanleiding van deze twee overvallen gestarte opsporingsonderzoeken zijn nog steeds gaande. Over de bevindingen en de voortgang hiervan kan ik op dit moment, in het belang van het onderzoek, geen mededelingen doen.
Deelt u de mening dat de gemiddelde politieagent niet of ten minste niet altijd voorbereid is op de mate van geweld die deze overvallers gebruiken? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat in de opleiding van de politie meer aandacht moet komen over hoe een dergelijke situatie in te schatten en over hoe te handelen bij dergelijke zware misdrijven? Zo nee, waaruit blijkt dan dat agenten wel altijd goed voorbereid zijn?
Normale noodhulpeenheden van de politie zijn niet opgewassen tegen daders die op een dergelijk geweldsniveau opereren. In de opleiding en in de procedures van de politie is voldoende aandacht over hoe te handelen bij dergelijke incidenten. De gemiddelde politieagent weet dan ook goed in te schatten waar de grenzen liggen van zijn mogelijkheden in relatie tot de risico’s. Voor het optreden bij dergelijke misdrijven waarbij sprake is van het gebruik van zware automatische vuurwapens en explosieven beschikt de politie over de Dienst Speciale Interventies en de aanhoudings- en ondersteuningseenheden (arrestatieteams) van de politie en de Koninklijke marechaussee. Deze eenheden zijn goed opgeleid en uitgerust om snel en adequaat te kunnen handelen bij dergelijke zware misdrijven.
Deelt u de mening dat er bij dergelijke zeer zware misdrijven er sprake zou moeten zijn van een opschaling van de aanpak zoals dat bij terroristische aanslagen mogelijk is? Zo ja, bestaan die mogelijkheden tot dergelijke opschaling nu al en welke mogelijkheden zijn dat? Zo nee, deelt u dan ook de mening dat er voor de aanpak van misdrijven waarbij sprake is van zeer zwaar geweldsgebruik en gevaar er een opschaling van de aanpak zou moeten komen? Hoe gaat u die vormgeven?
Bij dergelijk zware misdrijven bestaan dezelfde mogelijkheden voor opschaling zoals dat ook bij terrorismebestrijding het geval is. Zo kan er door mij toestemming worden verleend om over te gaan tot inzet van de Dienst Speciale Interventies (DSI). De DSI heeft tot taak het bestrijden van alle vormen van ernstig geweld dan wel terrorisme over het gehele geweldsspectrum en kan zich laten ondersteunen door de aanhoudings- en ondersteuningseenheden van de politie en de Koninklijke marechaussee en door middelen van Defensie. De operationele aansturing over deze speciale eenheden berust in een dergelijk geval bij het hoofd van de DSI.
Deelt u de mening dat er een protocol zou moeten worden ontwikkeld om in gevallen van genoemde zware misdrijven snel en adequaat te kunnen handelen? Zo ja, op hoe en op welke termijn gaat u hieraan vorm geven? Zo nee, waarom niet?
Na de geweldadige overval op Brinks heb ik het Korps Landelijke Politie Diensten gevraagd om in samenwerking met de speciale eenheden van de politie en de Koninklijke marechaussee een operationeel plan op stellen om er voor te zorgen dat bij dergelijke zware misdrijven snel en adequaat wordt gehandeld. Dit plan is inmiddels gereed, geïmplementeerd en getest en voorziet in een centraal gecoördineerde respons waarbij alle beschikbare speciale eenheden in het gehele land gelijktijdig worden gealarmeerd en ingezet. De responstijden van de speciale eenheden acht ik verantwoord. De kans op een aanhouding van de daders van dergelijk misdrijven is door deze aanpak aanzienlijk toegenomen.
Hoe snel zijn de Aanhoudings- en Ondersteuningseenheden of de Unit Interventie of andere speciale eenheden van politie en defensie inzetbaar? Is dat snel genoeg om ook bij een overval van nut te zijn? Zo nee, hoe gaat u die responstijd verkorten?
Zie antwoord vraag 6.
In hoeverre kunt u met de bestaande mogelijkheden van speciale eenheden van politie of defensie zorgen voor een adequate aanpak van dergelijke misdrijven en in hoeverre zijn er aanvullende maatregelen nodig?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat dergelijke zware misdrijven een grensoverschrijdend karakter (kunnen) hebben en dat de huidige samenwerkingsmogelijkheden binnen de EU tekort schieten om snel en adequaat hiertegen te kunnen optreden? Zo ja, wat gaat u dan doen om er voor te zorgen dat het mogelijk wordt om in EU-verband dergelijke mogelijkheden wel te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Het is goed mogelijk dat de overvallers afkomstig zijn uit en / of naar het buitenland zijn gevlucht. De bestaande internationale regelgeving en de diverse verdragen2 inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden alsook het EU-besluit tot samenwerking van speciale interventie-eenheden bieden echter voldoende mogelijkheden om grensoverschrijdend op te treden, bijstand te vragen, snel informatie uit te wisselen en samen te werken met buitenlandse diensten.
Het vrijlaten van verdachten van een overval op een Amsterdamse juwelier |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Verdachten overval juwelier door rechter op vrije voeten gesteld» op de website van de Volkskrant van 20 mei 2011? Zo ja, wat voor actie heeft u naar aanleiding van dit bericht genomen?
Het is niet aan mij om actie te nemen in individuele strafzaak of om een oordeel te vellen over een uitspraak van de rechtbank. Het OM heeft inmiddels hoger beroep ingesteld tegen beide uitspraken.
Deelt u de mening van het Openbaar Ministerie (OM) dat het onbegrijpelijk is dat deze verdachten door de rechter op vrije voeten gesteld zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat doet het OM om ervoor te zorgen dat de daders in deze zaak zo snel mogelijk hun verdiende straf krijgen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het voor de slachtoffers zeer pijnlijk is dat zij van een journalist moesten horen dat de verdachten vrij waren gekomen? Zo ja, hoe kunt u verklaren dat het OM de slachtoffers niet voor de journalist heeft ingelicht? Wat is het beleid van het OM bij het informeren van slachtoffers over de voortgang van een strafzaak? Hoe gaat u er in de toekomst voor zorgen dat slachtoffers door het OM tijdig op de hoogte gebracht worden van ontwikkelingen in strafzaken, waar zij bij betrokken zijn, en dat het verloop zo goed mogelijk uitgelegd wordt?
Ik betreur het dat de slachtoffers in deze zaak via een andere weg dan via de politie of het OM op de hoogte zijn geraakt van de beslissing van de rechtbank. Op grond van de Aanwijzing slachtofferzorg draagt de officier van justitie zorg voor een goede informatievoorziening aan de slachtoffers over de voortgang van een strafzaak. De officier van justitie heeft, zodra zij de uitspraak vernomen had, de politie verzocht om de slachtoffers in te lichten. Dat is echter niet onmiddellijk gebeurd, althans pas nadat een journalist de slachtoffers op de hoogte had gesteld. Overigens kwam alleen de verdachte van medeplichtigheid aan de overval vrij, de andere verdachte zat op dat moment nog vast uit andere hoofde.
Het beleid van het OM voor de informatievoorziening aan slachtoffers is helder en behoeft geen aanpassing.
Maakt u zich ook zorgen over het feit dat het vertrouwen en gezag in het om en de rechtbank afnemen door het tekortschieten van het OM op het gebied van voorlichting? Wat doet u om deze ongewenste ontwikkeling te voorkomen en het vertrouwen in het OM te herstellen?
Zie antwoord vraag 3.
Begrijpt u dat een gewelddadige overval, zeker in een straat die daar eerder op brute wijze mee geconfronteerd is, op de hele buurt een grote impact heeft? Hoe neemt het OM zijn verantwoordelijkheid om ook aan de buurt informatie en uitleg te geven over het verloop van het proces?
Overvallen hebben een grote impact op slachtoffers en de omgeving. Zoals uw Kamer bij brief van 9 februari 2011 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 28 684, nr. 305) is bericht zal de overvalcriminaliteit hard worden aangepakt.
In bepaalde strafzaken informeert het Openbaar Ministerie een breed publiek actief op verschillende manieren, bijvoorbeeld via de eigen website of door middel van persberichten. Het informeren van buurtbewoners is echter primair een taak van lokale bestuurders.In het actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit, dat uw Kamer als bijlage bij bovengenoemde brief is toegestuurd, staan in de paragraaf «Slachtofferhulp» specifieke maatregelen op slachtofferzorg opgenomen. Deze maatregelen breng ik bij diverse gelegenheden, onder meer tijdens regionale bijeenkomsten rond het thema overvallen, onder de aandacht van lokale bestuurders. Ik verwacht van hen een actieve bijdrage aan de bestrijding en voorkoming van overvallen en de zorg voor slachtoffers van overvallen. Dat omvat in bepaalde gevallen ook het informeren van buurtbewoners.
Worden de vrijgelaten verdachten door de politie en het OM als vluchtgevaarlijk beoordeeld? Zo ja, wordt er extra toezicht gehouden om te waarborgen dat zij de rest van de rechtszaak beschikbaar blijven? Hoeveel politiecapaciteit is hiermee gemoeid?
Het OM acht, op basis van de beschikbare informatie, de door de rechter in vrijheid gestelde verdachte niet vluchtgevaarlijk.
Welke rol kan de rechtbank spelen, al dan niet in samenwerking met het OM, ten aanzien van de voorlichting aan de betrokkenen bij het misdrijf? Worden de betrokkenen door de rechtbank actief geïnformeerd over de uitspraak en de manier waarop die tot stand is gekomen? Wilt u de mogelijkheden voor verbetering van deze communicatie met de Raad voor de rechtspraak bespreken?
In artikel 51a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering is vastgelegd dat de officier van justitie verantwoordelijk is voor het schriftelijk mededelen van de aanvang en voortzetting van de vervolging, de datum en het tijdstip van de terechtzitting en de einduitspraak tegen de verdachte. Tevens doet hij desgewenst mededeling van de invrijheidstelling van de veroordeelde. Ook is de officier van justitie verantwoordelijk voor het informeren van slachtoffers in de voorlopige hechtenis fase. Deze informatieverstrekking vindt vaak telefonisch plaats gelet op de korte tijdsduur.
De rechtbank informeert het slachtoffer door de inhoud van het vonnis over de strafmaat en over de motivatie hoe tot de uitspraak is gekomen. Rechtbanken leggen geen persoonlijk contact met slachtoffers. Ik acht het ook niet nodig dat de rechtbank hierin een rol krijgt naast de taak van de officier van justitie.
Het stopzetten van het onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap en de toekomst van het wetenschappelijk onderzoek naar de politie |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Klopt het dat u op 21 april 2011 in een brief aan de Programmacommissie Politie en Wetenschap hebt aangegeven dat u van plan bent om het onafhankelijke onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap stop te zetten en deze activiteiten onder te brengen bij de Politieacademie en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)? Zo ja, wat zijn uw overwegingen om dit gewaardeerde onderzoeksprogramma stop te zetten en op welke termijn wilt u dit doen? Zo nee, wat zijn dan uw plannen?
Nee, dat klopt niet.
In mijn plannen zal in ieder geval plaats zijn voor de functie die P&W vervult. Onafhankelijk, kritisch onderzoek acht ik van grote waarde voor de Politie. Mijn doel is geen uitholling, maar een verbetering van de onderzoeksfunctie voor de Politie.
Mijn voorstel is om de Commissie Politie en Wetenschap op te laten gaan in een nieuwe onafhankelijke Politiekennisraad. Deze raad kan, anders dan de commissie P&W, invloed hebben op de onderzoeksprogramma’s van de Politieacademie en het WODC. Om de nieuwe functie van de Politiekennisraad te borgen wil ik haar positie formeel vastleggen in de wet. De uitvoering van het onderzoek wordt ook in de nieuwe situatie deels door onafhankelijke derden verricht (bijv. door Universiteiten). Het doel is de samenwerking tussen onderzoekspartners te organiseren en meer zicht te creëren op het aanbod en de vraag naar onderzoek. Het onderzoek kan dan bovendien meer effectief worden gebruikt ten behoeve van strategische beleidsontwikkeling voor de Nationale Politie.
Ik heb in mijn brief een aantal voornemens geuit en deze ter consultatie aan de betrokken partijen voorgelegd. Ik wil de komende tijd gesprekken voeren met de betrokkenen (Politiekennisraad, Politieacademie, Politie & Wetenschap) om deze ideeën te staven en zorgvuldig uit te werken, alvorens definitieve plannen te maken.
Deelt u de mening dat een onafhankelijk wetenschappelijk onderzoeksprogramma zoals Politie en Wetenschap, dat producten aflevert die rechtstreeks en aantoonbaar invloed hebben op betere prestaties van de Nederlandse politie, onontbeerlijk is? Hoe wilt u waarborgen dat dit onderzoek in de toekomst uitgevoerd blijft worden en van vergelijkbaar academisch niveau blijft?
Ja, die mening deel ik. In mijn voorstel blijft daarom de onafhankelijke toewijzing van de onderzoeksgelden in stand, zodat de competitieve ruimte en samenwerking tussen partijen uit het wetenschappelijke veld gestimuleerd blijft. Om dit te borgen zal een deel van het budget voor dit onderzoek, door Politieacademie en WODC worden gereserveerd voor uitbesteding van onderzoek aan derden.
Hoe valt het voornemen Politie en Wetenschap op te heffen te rijmen met uw eerdere voornemen van oktober 2010 dit programma, vanwege de uitmuntende prestaties, te continueren?
De komst van het nieuwe kabinet en de vorming van de Nationale Politie hebben de mogelijkheid geschapen om de onderzoeksfunctie met grotere stappen te verbeteren dan voorheen mogelijk was. Daarbij helpt ook dat met de overgang van het Directoraat Generaal Veiligheid Politie i.o. naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie, de beleidsverantwoordelijkheid voor het onderzoek aan de Politieacademie en het WODC is verenigd bij één Minister.
Het doel is om een onderzoeksfunctie t.b.v. de Politie te organiseren die de doorwerking van onderzoek optimaal faciliteert. Daarbij is het kritisch en onafhankelijke kenmerk van (toegepast) wetenschappelijk onderzoek, uitgangspunt.
Betekent uw voorgenomen wijziging van het onderzoek naar de politie ook dat er een bezuiniging plaatsvindt? Zo nee, zal er een andere verdeling plaatsvinden tussen de onderzoekers van de Politieacademie en die in de wetenschappelijke wereld? Zo ja, hoe groot zal de bezuiniging zijn?
Nee. Bezuiniging is niet de primaire reden voor het plan. Wél vind ik dat het budget de behóefte aan onderzoek moet volgen. Als er onnodige overlap blijkt te zijn tussen onderzoeken van verschillende onderzoekspartners of dat er geen behoefte bestaat aan bepaald onderzoek (ook niet op de lange termijn), kan dit deel van het budget gebruikt worden voor andere doeleinden, bijvoorbeeld over onderzoek op andere terreinen.
Op welke wijze vindt de vaststelling en de budgettering plaats van het onderzoeksprogramma naar de politie? Welke invloed kunnen onafhankelijke wetenschappers en de Tweede Kamer op deze programmering uitoefenen?
De Minister van VenJ stelt de onderzoeksprogrammering vast op basis van een zwaarwegend advies van de (nieuw te positioneren) Politiekennisraad, waarin ook de wetenschap vertegenwoordigd zal zijn. Over de samenstelling van deze raad zal worden gesproken met betrokken partijen.
De hoogte van het budget bepaal ik op het moment dat ik de strategische onderzoeksprogrammering vast stel. Om te borgen dat de nodige competitieve ruimte en de kwaliteit bij het doen van onderzoeksvoorstellen blijft bestaan, is het wenselijk dat WODC en PA een methode gebruiken vergelijkbaar met die van P&W.
De uitwerking van deze voornemens volgt. Deze maakt onderdeel uit van de wetswijziging op het LSOP en het politieonderwijs. Hierover kan de Tweede Kamer zich uiteraard uitspreken.
Bent u bereid om een onderzoeksbudget beschikbaar te blijven stellen, waarvan de verdeling overgelaten wordt aan het wetenschappelijk veld? Zo ja, hoeveel budget wilt u hiervoor beschikbaar stellen en hoe wilt u het beheer van dit geld organiseren? Zo nee, waarom niet?
Zie de antwoorden op de vragen 4 en 5.
De handhaving van wapenverloven voor sportschutters |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de Zembla-aflevering «De Schietclub» van 28 mei 2011? In hoeverre komt de informatie uit deze aflevering overeen met de informatie die u heeft over de schietsport en de controle op de verstrekking van wapenverloven?
Klopt het dat de politie bij de handhaving van de Wet wapens en munitie de eisen van de Circulaire wapens en munitie niet naleeft? Zo ja, wat is dan de waarde van een dergelijke Circulaire met duidelijke handhavingsrichtlijnen? Wat gaat u doen om de circulaire wapens en munitie te handhaven?
Heeft u inzicht in de manier waarop de verschillende politieregio’s de Wet wapens en munitie handhaven? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, wilt u hier door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid onderzoek naar laten doen?
Kunt u de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de sportverenigingen en de politie bij het afgeven en verlengen van een wapenverlof duidelijk markeren? Bent u van mening dat de schietverenigingen hun rol in deze procedure voldoende waar kunnen maken of zijn hier aanvullende middelen voor nodig?
Wat vindt u van de instelling van een meldpunt bij de Koninklijke Nederlandse Schutters Associatie (KNSA) waar schutters en schietverenigingen hun twijfels over iemands wapenverlof kunnen melden? Heeft er al overleg plaatsgevonden tussen uw ministerie en de KNSA over dit meldpunt? Hoe wilt u ervoor zorgen dat de informatie die via het meldpunt verzameld wordt op een goede manier overgedragen wordt aan de politie en daar de nodige opvolging krijgt?
Ziet u het ook als probleem dat met name de psychische gesteldheid van aanvragers van een wapenverlof voor de schietvereniging en de politie lastig vast te stellen is? Deelt u de mening dat dit probleem verholpen kan worden door aanvragers te onderwerpen aan een medische en psychische keuring door een arts of psychiater? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u een dergelijke keuring organiseren als onderdeel van de verlofaanvraag?
Rellen en vernielingen bij het huis van de burgemeester van Urk |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving van omroep Flevoland over de terrorisering van de burgemeester door Urks tuig omdat hij een einde wil maken aan gewelddadig drugs- en drankgebruik?
Ja.
Deelt u de mening dat het gezag van de burgemeester altijd boven elke twijfel verheven moet zijn en dat rellen, vernielingen en aanslagen tegen dat gezag hard moeten worden aangepakt? Zo ja, hoe heeft u de burgemeester van Urk ondersteund in de bevestiging van zijn gezag en op welke wijze bent u van plan dat de komende tijd te doen? Heeft u al contact gehad met de burgemeester?
Burgemeesters hebben een belangrijke rol bij de invulling van de democratische waarden zoals die in de wet verankerd zijn. Van hen wordt verwacht dat zij deze rol op deskundige en integere wijze uitvoeren. Het is onacceptabel als agressie en geweld hen in deze uitvoering belemmert. Burgemeesters verdienen dan ook extra steun en bescherming. Dit kabinet zet stevig in om agressie en geweld tegen personen met publieke taken te verminderen.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft hierover op 21 maart 2011 een brief gestuurd aan alle politieke ambtsdragers. Daarin is benadrukt dat burgemeesters en andere politieke ambtsdragers een voorbeeldrol vervullen naar de gemeenschap en de werknemers met publieke taken die zij (in)direct aansturen. Het is vanuit die voorbeeldrol van belang dat zij duidelijk maken waar de grenzen van het toelaatbare liggen, en dat zij de aanpak van agressie en geweld nadrukkelijk uitdragen. Dit heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 9 mei 2011 ook besproken met het Nederlands Genootschap voor Burgemeesters. Verder heeft hij met de burgemeester contact gehad om hem ook persoonlijk te steunen in zijn optreden.
Deelt u de mening dat u met uw publiekelijk waarneembare bescherming en aanmoediging van de burgemeester van Urk aan alle burgemeesters van Nederland duidelijk maakt dat u verlangt dat burgemeesters grenzen stellen en normerend optreden? Is dat voor u een reden dit te gaan doen?
Zie antwoord vraag 2.
Naar welke strafbare feiten rond de rellen en de aanslag op de woning van de burgemeester van Urk voert de politie op dit moment onderzoek uit? Wanneer zijn deze onderzoeken gestart? Wat is het verloop van de onderzoeken? Hoe is de medewerking uit de gemeenschap, van omstanders en ouders?
De burgemeester van Urk heeft naar aanleiding van incidenten bij zijn woning (in de nasleep van Koninginnenacht) aangifte gedaan bij de politie. Naar aanleiding van het incident met de brandbom is een strafrechtelijk onderzoek gestart. Dit onderzoek loopt nog. In het weekend van 28 en 29 mei 2011 zijn in deze zaak drie aanhoudingen verricht. Ter bescherming van het opsporingsbelang kunnen geen verdere bijzonderheden worden gegeven over de start van het onderzoek, het verloop daarvan en de medewerking daaraan. Als het strafrechtelijk onderzoek is geëindigd, zal het Openbaar Ministerie beoordelen of, en zo ja welke, feiten vervolgd kunnen worden.
Deelt u de mening dat bestuurders van alle bedreigingen en strafbare feiten jegens hen aangifte zouden moeten doen? Van welke gebeurtenissen heeft de burgemeester op dit moment zelf aangifte gedaan? Als de burgemeester nog niet van alle strafbare feiten aangifte heeft gedaan, wilt u hem daar dan toe aansporen?
Zoals de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer heeft laten weten naar aanleiding van het onderzoek Bedreigd Bestuur (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 28 684, nr. 295), baart het ons zorgen dat te vaak geen melding wordt gemaakt van agressie en geweld, en dat slechts in een derde van de gevallen de dader op zijn gedrag wordt aangesproken. Politieke ambtsdragers moeten ongewenst gedrag altijd melden. Met het Nederlandse Genootschap van Burgemeesters is afgesproken een aantal maatregelen te implementeren. Dit betreft onder andere een geweldsprotocol voor burgemeesters, kennis- en vaardigheidstrainingen voor nieuwe en zittende burgemeesters, een Vertrouwenslijn politieke ambtsdragers. Deze maatregelen zullen eind 2012 op hun effectiviteit worden geëvalueerd.
Hoe serieus acht u de plannen om opnieuw te protesteren tegen de burgemeester en de maatregelen van het Urker gemeentebestuur? Hoe helpt u het Urker gemeentebestuur zich hierop voor te bereiden?
De politie is op de hoogte van geruchten over nieuwe protesten. De lokale politiechef en de jeugdagent participeren in diverse overleggen tussen belanghebbenden en jongeren waarin dit aan de orde komt. In de lokale driehoek zijn afspraken gemaakt over de beleidsuitgangspunten en de tolerantiegrenzen alsmede over de preparatie en politie-inzet bij eventuele vervolgacties. Indien wij vanuit de lokale driehoek signalen krijgen dat er behoefte is aan ondersteuning dan zullen wij het nodige doen. Verder verwijzen wij naar het antwoord op vragen 2 en 3.
Deelt u de analyse dat de ongeregeldheden voortkomen uit de strengere aanpak door de gemeente Urk van drank- en drugsgebruik en van oude gebruiken die voor de bevolking veel overlast veroorzaken? Zo nee, wat is volgens u dan de aanleiding van deze ongeregeldheden? Zo ja, hoe waardeert u de keus van het gemeentebestuur om gegroeide misstanden aan te pakken die illegaal of ongewenst zijn?
De ongeregeldheden lijken vooral te zijn ontstaan naar aanleiding van de aanpak van jongeren die gevaarlijke en overlastgevende overtredingen begaan met scooters. Wij hebben geen reden om te twijfelen aan het oordeel van de burgemeester van Urk dat deze gedragingen dermate ernstig zijn dat zij niet kunnen worden getolereerd, zeker niet als er (een teveel aan) alcohol in het spel is.
Hoe waarborgt u dat de politie in een hechte gemeenschap als Urk de wetten en regels handhaaft in plaats van onderdeel uit te maken van de cultuur die de jongeren uitdragen? Welke maatregelen neemt de korpsbeheerder van Flevoland hiervoor?
Sinds vele jaren werkt de politie Flevoland met een vast team van allround politiemensen binnen de gemeente Urk. Slechts een enkel lid van het team woont op Urk. Deze werkwijze leidt tot een grote mate van lokale bekendheid van de betrokken politiemensen, en – omgekeerd – tot een grote mate van acceptatie van deze politiemensen door de bevolking. De prioriteiten van het team zijn afgestemd op het veiligheidsbeeld van Urk en vastgesteld in de lokale driehoek.
Uit de managementrapportages van de politie Flevoland blijkt dat er door de Urker politiemensen intensief en meer dan gemiddeld wordt gehandhaafd op feiten als rijden onder invloed, te hard rijden en geweld. Het ophelderingspercentage van aangegeven misdrijven is hoog. Het team is effectief gebleken bij het interveniëren op hinderlijke en overlastgevende jeugdgroepen. Tegelijk wordt er door het team sterk ingezet op preventiemaatregelen als het gaat om het voorkomen van onder andere verkeersongevallen en geweld in de horeca. Het participeren in overlegstructuren inzake jongeren en het regelmatig in gesprek gaan met jongeren zelf draagt hieraan bij. Er is dan ook geen sprake van dat de politie onderdeel is gaan uitmaken van de cultuur die overlastgevende jongeren uitdragen.
Wat is naar uw mening de rol van de Urker gemeenschap en de ouders van de relschoppers in de cultuurveranderingen die het gemeentebestuur nastreeft? Wordt deze rol al voldoende opgepakt? Zo nee, wat moet er volgens u gebeuren om dit te veranderen?
De Urker gemeenschap en de ouders van relschoppers hebben een belangrijke rol bij het realiseren van de cultuurverandering(en) die het gemeentebestuur nastreeft. Het is echter niet aan ons om te bepalen welke maatregelen hiervoor nodig zijn en in welk tempo dit mogelijk is. De burgemeester heeft ons gemeld dat op Urk sinds kort een Centrum voor Jeugd en Gezin bestaat om, voor zover noodzakelijk, ouders met problemen te begeleiden. De burgemeester meldde voorts dat hij ervan uit gaat dat gesprekken en de geboden ondersteuning voldoende zijn om de gewenste cultuurverandering te realiseren, maar dat een dergelijke verandering nu eenmaal tijd kost.
Deelt u de mening dat een gesprek volstrekt onvoldoende is om een zo fundamentele cultuurverandering te bewerkstelligen als op Urk nagestreefd wordt, maar dat er een beschavingsoffensief nodig is? Zo ja, wat gaat u doen om dit beschavingsoffensief vorm te geven en wanneer moet dit offensief zijn vruchten afwerpen?
Zie antwoord vraag 9.