Diefstal bij huiseigenaren |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het feit dat eigenaren van huizen in de gemeente Haarlem een peperdure administratieve handeling van 600 euro moeten verrichten om eigen kinderen in de eigen woning te laten wonen?1
Ja.
Zijn er elders in het land gelijksoortige gemeentelijke vergunningen? Graag een overzicht.
De opkoopbescherming is inmiddels door ruim 20 gemeenten ingevoerd. Het instrument is in ieder geval ingevoerd door de volgende gemeenten: Alblasserdam, Almere, Amersfoort, Amstelveen, Amsterdam, Arnhem, Breda, Bunnik, Den Bosch, Den Haag, Den Helder, Diemen, Dordrecht, Eindhoven, Gouda, Groningen, Haarlem, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg, Utrecht, Wageningen, Zeist en Zwijndrecht. Ook zijn er nog verschillende gemeenten die overwegen het instrument in te voeren.
De opkoopbescherming is een verbod op het verhuren van een aangekochte koopwoning in een gebied dat is aangewezen door de gemeente. De opkoopbescherming kan alleen worden ingevoerd voor goedkope en middeldure koopwoningen en wanneer de gemeente dat noodzakelijk en geschikt acht voor het bestrijden van schaarste aan deze koopwoningen of voor het behoud van de leefbaarheid van de woonomgeving.
Er zijn drie uitzonderingen op de opkoopbescherming. In die gevallen moet de gemeente een vergunning verlenen als een eigenaar de woning toch wil verhuren. Het gaat dan om:
Voor de tijdelijke verhuur geldt de voorwaarde dat de eigenaar de woning minimaal één jaar zelf heeft bewoond. Daarnaast kunnen gemeenten zelf extra uitzonderingsgevallen vaststellen die passend zijn bij de problematiek en samenstelling van de buurt. Alle gemeenten die een opkoopbescherming in hebben gevoerd, werken met vergunningen voor de bovengenoemde uitzonderingen.
Deelt u de mening dat het van de zotte is dat huiseigenaren moeten betalen om eigen kinderen in eigen huizen te laten wonen? Zo ja, wat gaat u doen om deze vorm van pure diefstal te schrappen? Graag een gedetailleerd antwoord.
De opkoopbescherming betekent in principe een verbod op verhuur van een nieuw aangekochte koopwoning, tenzij de eigenaar in aanmerking komt voor een vergunning. De verantwoordelijkheid voor het aanvragen van een vergunning ligt bij de eigenaar. Het aanvragen van een vergunning kost een gemeente tijd en capaciteit. Het is bij de aanvraag van vergunningen gebruikelijk dat de kosten die een gemeente maakt worden doorbelast naar de aanvrager. Het verbod om zonder vergunning een woning te verhuren is een vergunningsstelsel als bedoeld in de Dienstenrichtlijn.2 Uit artikel 13, lid, 2 van de Dienstenrichtlijn volgt dat eventuele kosten voor de aanvragers in verband met hun aanvraag redelijk en evenredig moeten zijn met de kosten van de vergunningsprocedures in kwestie en dat deze de kosten van de procedures niet mogen overschrijden. Kortgezegd betekent dit dat de leges voor het in behandeling nemen van vergunningaanvragen die onder de Dienstenrichtlijn vallen niet hoger dan kostendekkend mogen zijn.
Onderstaand een overzicht van de leges voor het aanvragen van een vergunning onder de opkoopbescherming in enkele gemeenten.
Alblasserdam
476 euro
Amsterdam
279,15 euro
Bunnik
586,70 euro
Den Haag
300 euro
Dordrecht
476 euro
Haarlem
626 euro
Rotterdam
304 euro
Utrecht
376,45 euro
Wageningen
500 euro
Zwijndrecht
476,50 euro
Dit zijn de tarieven die de betreffende gemeenten op hun websites hebben staan.
Het is op basis van enkel een tarief lastig om te bepalen of deze hoger dan kostendekkend is. De kosten die een gemeente maakt voor de aanvraag verschilt per gemeente. Wel heb ik de gemeente Haarlem geïnformeerd over het feit dat de leges niet hoger dan kostendekkend mogen zijn. Zij moeten zelf beoordelen of dit het geval is. De gemeente Haarlem is zich hiervan bewust. De leges die zij vragen zijn voor 63% kostendekkend. Dat wil zeggen dat de kosten die worden gemaakt voor het behandelen van dit type vergunningaanvragen voor 63% worden gedekt uit de leges.
De gevolgen van gemeentelijke aanbestedingen voor kinderen in Maastricht |
|
Peter Kwint |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Wat is uw reactie op de e-mail van Stichting Bibihuis uit Maastricht waaruit blijkt dat kinderen met gecompliceerde en meervoudige problematiek hun vertrouwde plek kwijtraken, omdat het samenwerkingsverband waar deze stichting onder valt, niet is aanbesteed door de gemeente?1
Voor kinderen en hun naasten is het van belang dat de continuïteit van zorg gewaarborgd blijft. Gemeenten zijn wettelijk verantwoordelijk voor een toereikend aanbod van jeugdhulp en continuïteit van hulpverlening. Het is ook de verantwoordelijkheid van gemeenten erop toe te zien dat – indien sprake is van overdracht van jeugdhulp aan andere aanbieders – de aanbieder in overleg treedt over de overname van het betrokken personeel en het zoveel mogelijk voortzetten van bestaande hulpverleningsrelaties tussen jeugdhulpverleners en jeugdigen of ouders. In Zuid-Limburg werken gemeenten daarbij samen in een jeugdhulpregio met Maastricht als centrumgemeente. Ik zie toe op de continuïteit van zorg voor jeugdigen.
Naar ik begrijp van gemeentenkon het samenwerkingsverband waarin Bibihuis deelnam niet voldoen aan de inschrijvingseisen bij de aanbesteding en zijn er voldoende zorgaanbieders gecontracteerd om de continuïteit van zorg te garanderen. Voor kinderen in zorg bij niet gecontracteerde partijen, zoals Bibihuis, geldt dat lopende arrangementen waar mogelijk in 2023 worden afgerond door de bestaande zorgaanbieder. Uiterlijk op 31 december 2023 dient de zorg van niet gecontracteerde aanbieders, zoals Bibihuis, te zijn over gedragen naar een gecontracteerde zorgorganisatie, tenzij er een beroep moet worden gedaan op verlenging om continuïteit van zorg te borgen. Gemeenten houden daarbij een vinger aan de pols en zijn continu in gesprek met zorgaanbieders om continuïteit van zorg te garanderen.
Deelt u de zorgen van de Stichting Bibihuis dat de continuïteit van zorg in Zuid-Limburg in gevaar is en kinderen daarvan de dupe worden? Zo ja, wat bent u bereid hieraan te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de tegenstrijdigheid die zich voordoet in Maastricht betreffende de vrije keuze van cliënten zoals in de Jeugdwet omschreven, namelijk dat ouders, kinderen en voogden aangeven dat zij continuering van zorg in het Bibihuis willen en volgens de gemeente Maastricht alleen gekozen mag worden uit de poule van gecontracteerde zorgaanbieders?
De Jeugdwet schrijft niet voor dat gemeenten ouders ongeclausuleerde keuzevrijheid moeten garanderen. Jeugdigen en hun naasten wordt voor zover mogelijk keuzevrijheid geboden en het beleid dient voldoende afgewogen en onderbouwd te worden. Gemeenten in Zuid-Limburg hebben aangegeven cliënten zoveel mogelijk keuzevrijheid te bieden. De beide gecontracteerde samenwerkingsverbanden bestaan daarom uit een gevarieerde samenstelling van in totaal 35 zorgaanbieders (zowel grote als kleine organisaties) met diverse woonvormen. Zorgaanbieders kunnen verspreid over de regio woonplekken aanbieden voor jeugdigen, zodat jeugdigen in de eigen omgeving opgevangen kunnen worden en hun sociale netwerk kunnen behouden. Mede om de keuzevrijheid van cliënten te borgen organiseren gemeenten in Zuid-Limburg bij de toegang de intake van cliënten in samenspraak met de gecontracteerde partijen.
Zijn u meer signalen bekend van kleinschalige zorgaanbieders in de jeugdzorg die het onderspit delven in aanbestedingen in gemeenten, zoals in Maastricht? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Het is mij bekend dat niet alle jeugdhulpaanbieders (zowel grote als kleine organisaties) bij aanbestedingen gecontracteerd kunnen worden door gemeenten. Gemeenten moeten in de aanbestedingsprocedures in beginsel rekening houden met kleine en grote aanbieders. Zij kunnen hiervan alleen gemotiveerd afwijken. Doen zij dat niet (of onvoldoende) gemotiveerd, dan zijn er in het aanbestedingsrecht diverse laagdrempelige klachtmogelijkheden voor aanbieders. Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid een klacht in te dienen bij de gemeenten zelf of bij de Commissie van Aanbestedingsexperts.
Deelt u de mening dat juist kleinschalige zorg in de jeugdzorg het uitgangspunt moet zijn en kwalitatief goede kleinschalige zorgaanbieders niet mogen verdwijnen enkel omdat zij niet worden aanbesteed door gemeente? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik deel de mening dat we residentiële jeugdhulp moeten transformeren naar een zo thuis mogelijke, regionaal georganiseerde kleinschalige vorm. Kleinschaligheid biedt meer kans op een veilig en positief leefklimaat, maatwerk en onvoorwaardelijk wonen. Hoe gemeenten dat doen in overleg met aanbieders is hun verantwoordelijkheid. Mijn inzet is om met gemeenten en aanbieders hierover afspraken te maken en ik verwijs hiervoor naar de brief aan uw Kamer over gesloten jeugdhulp2. Zoals hierboven benoemd is de verantwoordelijkheid van het Rijk toe te zien op de continuïteit van zorg voor jeugdigen.
Bent u bereid om met gemeenten in gesprek te gaan om ervoor te zorgen dat kleinschalige opvanglocaties in de jeugdzorg blijven bestaan en dat hiermee rekening gehouden wordt in aanbestedingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Jongeren met een licht verstandelijke beperking in de criminaliteit |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Kent u het bericht «Criminelen werven licht verstandelijk beperkten, voor drugshandel en prosititutie. Instanties hebben een «blinde vlek»»?1
Ja.
Beschikt u over kwantitatieve of kwalitatieve gegevens ten aanzien van de betrokkenheid van jongeren met een licht verstandelijke beperking (lvb) in de criminaliteit, als slachtoffer dan wel als verdachte? Zo ja, kunt u die met de Kamer delen? Zo nee, acht u het wenselijk dat er naar dit onderwerp onderzoek wordt verricht en hoe gaat u dat entameren?
Het is bekend dat jongeren en jongvolwassenen met een lichtverstandelijke beperking (hierna: lvb) oververtegenwoordigd zijn in de jeugdstrafrechtketen. In het meest recente onderzoek hierover wordt het hebben van een lvb bij jongeren met een jeugddetentie of preventieve hechtenis geschat op 30%, en bij jongeren met een PIJ-maatregel op 40%.2 In de Monitor Jeugdcriminaliteit worden om de twee à drie jaar de trends in de jeugdcriminaliteit beschreven. Een lvb wordt hier niet in meegenomen. Het is dus niet bekend in hoeverre deze jongeren bij bepaalde delicten (zoals mensenhandel, uitbuiting, diefstal of drugshandel) als dader of als slachtoffer oververtegenwoordigd zijn. Wij zullen het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum vragen om hier onderzoek naar te doen, en zullen uw Kamer hierover informeren.
In welke mate zijn jongeren met een licht verstandelijke beperking oververtegenwoordigd als slachtoffers van mensenhandel, criminele uitbuiting, zoals diefstal of drugshandel onder dwang, en seksuele uitbuiting, zoals gedwongen prostitutie?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van het in het bericht gestelde dat het moeilijk is voor de politie om in het geval van aangifte rekening te houden met jongeren die vanwege een licht verstandelijke beperking kwetsbaarder zijn dan anderen zonder die beperking? Zo ja, waarom en waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Wij delen die mening. Het is in algemene zin moeilijk om een lvb te herkennen, dit vereist kennis en expertise van de professional en een goede screening. Voor de politie geldt daarbij dat zij vaak maar kort contact heeft met mensen die aangifte doen, waardoor er signalen gemist zouden kunnen worden. Het signaleren van een lvb en komen tot een passende aanpak binnen het aangifteproces is dan ook een standaard aandachtspunt voor de politie. In antwoord op vraag acht gaan wij hier nader op in.
Is er bij de pilot aangiftebereidheid specifiek gekeken naar het aangiftegedrag van jongeren met een licht verstandelijke beperking? Zo ja, wat is hier uitgekomen? Zo nee, kan dit in een eventueel vervolg alsnog worden meegenomen?
In de verzamelbrief Politie van 19 oktober 2022 heeft de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer geïnformeerd dat de proeftuin aangiftebereidheid zich in de afrondende fase bevindt.3 In de verzamelbrief Mensenhandel van 21 december 2022 informeerde de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uw Kamer dat de resultaten van de proeftuin iets langer dan gepland op zich zullen laten wachten.4 De resultaten worden op dit moment aan het begin van het tweede kwartaal van 2023 verwacht. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid informeert uw Kamer over de uitkomsten. Binnen de proeftuin aangiftebereidheid is onderzocht of de inzet van een recherchepsycholoog, een verhoor door een rechter-commissaris en het inzetten van een veiligheidscoördinator bijdragen aan het verlagen van de angst voor het doen van aangifte onder vrouwelijke slachtoffers van seksuele uitbuiting. Ook is er een eerste verkenning gestart naar het verkorten van doorlooptijden. De doelgroep van de proeftuin betreft niet specifiek jongeren met een lvb, maar heeft in zijn algemeenheid wel aandacht voor kwetsbaren, waaronder mensen met een lvb. We weten namelijk dat mensen met een lvb een hoger risico lopen om seksueel uitgebuit te worden.
Welk specifiek beleid wordt er uitgevoerd om te voorkomen dat lvb’ers slachtoffer van mensenhandel of criminele uitbuiting worden, dan wel door criminelen geronseld worden om misdrijven te plegen?
Slachtofferpreventie en daderpreventie zijn cruciaal om tot een sluitende aanpak van criminele uitbuiting te komen. Voor preventie is het van belang om op vele vlakken tegelijkertijd actief te zijn. Het beschermen van (potentiële) slachtoffers door aandacht te hebben voor kwetsbaarheden, zoals mentale problemen of een lvb, maakt daar deel van uit. Jongeren met een licht verstandelijke beperking zijn extra kwetsbaar doordat ze bijvoorbeeld beïnvloedbaarder en minder weerbaar zijn. De kans is ook groter dat ze zich niet bewust zijn van het feit dat ze worden uitgebuit.
Om jongeren weerbaar te maken tegen de dreigingen van en het ronselen door de (georganiseerde) criminaliteit investeert dit kabinet fors in «Preventie met gezag».5 Deze domeinoverstijgende wijkaanpak is in 2022 begonnen in 15 gemeenten (16 gebieden). Hiervoor is (oplopend) vanaf 2025 structureel 143 miljoen euro beschikbaar. In deze aanpak wordt enerzijds geïnvesteerd in het weerbaar maken van de jongeren en anderzijds in de versterking van het gezag in de wijk. Daarbij is er oog voor de mogelijke uitbuiting van jongeren (met en zonder een lvb) om strafbare handelingen te verrichten. Cruciaal in de preventie van jeugdcriminaliteit en uitbuiting is een duurzame samenwerking tussen het zorg- en veiligheidsdomein. In verschillende plannen is aandacht voor jongeren met een lvb. Zo zal in Groningen expertise worden ingezet om de politie te coachen bij het herkennen van een lvb en hoe hiermee om te gaan. In Utrecht zal worden verkend of een sociale vaardigheidstraining op maat kan worden aangeboden aan lvb-jongeren.
Goede signalering en intensieve en integrale samenwerking tussen vele partijen, waaronder scholen en zorginstellingen, zijn van belang voor een succesvolle aanpak. Vanuit het programma «Samen tegen mensenhandel» wordt daarom breed ingezet op alle vormen van mensenhandel, onder andere door het vergroten van bewustwording en versterken van signalering door (zorg)professionals.6 Het is in het kader van bewustwording en preventie belangrijk dat vanuit scholen voorlichting wordt gegeven over mensenhandel. Een voorbeeld hiervan is «BUIT»: een gratis lespakket, bestaande uit een film en een interactieve lesmodule, waarmee op VO scholen en in groep 8 basisonderwijs voorlichting gegeven kan worden aan kinderen met een lvb en de professionals die met hen in aanraking komen.7 In de jeugdhulp biedt Koraal een behandelprogramma (YIP!) voor meisjes en jonge vrouwen met een licht verstandelijke beperking die slachtoffer zijn geworden van mensenhandel.8
Vanuit teams mensenhandel van de politie is er daarnaast ook nauw contact met ketenregisseurs en zorgcoördinatoren. Signalen van uitbuiting (ook de signalen die betrekking hebben op jongeren met een lvb) die bij één van de partijen bekend zijn, worden met elkaar besproken om een juiste interventie af te stemmen.
Tot slot is ons departement gestart met de financiering van een tweejarig pilotproject van het Centrum voor Kinderhandel en Mensenhandel ten behoeve van een landelijk online platform voor professionals en (potentiële) slachtoffers van criminele uitbuiting om slachtoffers beter te ondersteunen en hen te helpen uit onveilige situaties te komen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zal uw Kamer op de hoogte houden van de voortgang van dit project.
Is het waar dat er vanwege «schotten» tussen instanties jongeren met een licht verstandelijke beperking bij gebrek aan adequate behandeling of bescherming onnodig lang uitgebuit of ingeschakeld worden? Zo ja, wat gaat u daaraan doen? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Het rapport «Uitbuiting & lvb» signaleert schotten tussen instanties, wetten en financieringsstromen ten aanzien van lvb. Daarom dat, zoals hierboven geschetst, het signaleren van een lvb en het komen tot een passende aanpak binnen het aangifteproces een standaard aandachtspunt voor de politie is. Verder is het belangrijk dat slachtoffers van mensenhandel op de juiste plek de juiste vorm van zorg en opvang kunnen krijgen. Binnen de zorgkaders kan al veel, ook als het gaat om de genoemde knelpunten. Het is dus belangrijk om te kijken wat nu al loopt en mogelijk is. Op dit moment vindt vanuit de Toekomstagenda Zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking een onderzoek plaats naar hoe de continuïteit van zorg en ondersteuning voor jongvolwassenen met een lvb verbeterd kan worden rond de overgang van verschillende zorgwetten.9 De knelpunten die gemeenten als uitvoerders van deze wetten hierin ervaren, zullen de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en andere relevante partijen, betrekken bij de uitkomsten hiervan.
Deelt u de mening dat om eerder signalen van uitbuiting van jongeren met een licht verstandelijke beperking op te merken en uitbuiting te voorkomen instanties waaronder de politie zich meer bewust zouden moeten worden van deze groep? Zo ja, hoe gaat u daarvoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Die mening delen wij. Het signaleren van een lvb en komen tot een passende aanpak binnen het aangifteproces is dan ook een standaard aandachtspunt voor de politie. Hier wordt op verschillende manieren aandacht aan besteed, bijvoorbeeld door in de basisopleiding van de politie aandacht te hebben voor kwetsbaarheid bij verdachten, waaronder het hebben van een lvb. Ook schrijft de politie brieven en brochures op taalniveau B1. Daarnaast worden slachtoffers die aangifte doen vanaf het eerste persoonlijke contact met de politie op het basisteam beoordeeld op een verhoogde kans op herhaling of andere kwetsbaarheid; dit is de zogeheten Individuele Beoordeling van slachtoffers.10
Vanuit het Ministerie van VWS is de afgelopen jaren samengewerkt met verschillende partijen, zoals gemeenten, Vereniging Nederlandse Gemeenten, Vereniging Gehandicapten Nederland en ervaringsdeskundigen om de kennis over mensen met een lvb te vergroten en het herkennen van een lvb te verbeteren. Zo is er o.a. een talkshowreeks geweest om aandacht te vragen voor deze groep.11 Deze talkshowreeks was gericht op zowel beleidsmakers en uitvoerders die te maken hebben met mensen met een lvb, zoals welzijnsinstellingen, gemeenten, werkgevers, woningcorporaties, zorg en justitiepartners. En is er een webinarreeks gehouden waar goede voorbeelden met elkaar werden gedeeld, zoals het webinar Goed uit de Bajes.12 Daarnaast is er onlangs de tool ontwikkeld «Je ziet het niet, dus leer het zien» van het Landelijk Kenniscentrum lvb met praktische handvatten voor het tijdig herkennen van een lvb.13 Deze tool is ontwikkeld voor professionals in het sociaal domein, het onderwijs en voor justitiepartners.
Acht u in het kader van het voorkomen van uitbuiting van jongeren met een licht verstandelijke beperking meer experimenten van samenwerking tussen zorg en politie nuttig? Zo ja, hoe gaat u die mogelijk maken? Zo nee, waarom niet?
Om jongeren (met en zonder een lvb) weerbaar te maken tegen de dreigingen van en het ronselen voor onder meer drugshandel en prostitutie investeert dit kabinet fors vanuit verschillende projecten, zoals «Preventie met Gezag», het programma «Samen tegen mensenhandel» en een landelijk online platform voor professionals en (potentiële) slachtoffers van criminele uitbuiting. Gelet op wat er allemaal al loopt, is het kabinet niet voornemens om nieuwe pilots op te zetten.
De berichten ‘Nederlands standpunt Russische sporters’, ‘Aziatische sluiproute voert Russische sporters wellicht alsnog naar Olympische spelen 2024’ en ‘De boycot treft de Russische topsport en daarmee de pr-machine van Vladimir Poetin’ |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten: «Nederlands standpunt Russische sporters», «Aziatische sluiproute voert Russische sporters wellicht alsnog naar Olympische spelen 2024», en «De boycot treft de Russische topsport en daarmee de pr-machine van Vladimir Poetin»?1, 2, 3
Ja.
Deelt u de mening dat het Russische regime de internationale sportprestaties van Russische sporters misbruikt voor binnenlandse propaganda?
Het is duidelijk dat het Russische regime veel waarde hecht aan internationale sportprestaties van Russische sporters.
Deelt u de mening dat wanneer Oekraïense sporters in de frontlinie moeten vechten terwijl Russische sporters, vaak in dienst van het Russische Ministerie van Defensie, kunnen blijven trainen en ook nog wedstrijden kunnen doen, er van eerlijke sport geen sprake is?
Het is verschrikkelijk dat het nodig is dat Oekraïners, onder wie ook sporters, hun land moeten verdedigen in de oorlog tegen Rusland en dat er Oekraïense atleten overleden zijn in deze strijd. Dit is van een andere orde dan eerlijke sport.
Bent u ervan op de hoogte dat er nog steeds Russische sporters actief zijn op internationale sporttoernooien in Nederland (bijvoorbeeld het ABN Amro Open)?
Ja.
Klopt het dat de Nederlandse overheid de visa uitgeeft om Russische sporters in staat te stellen om in Nederland te verblijven voor deelname aan internationale sporttoernooien? Hoeveel Russische sporters hebben sinds de aanval op Oekraïne een visum gekregen om in Nederland deel te kunnen nemen aan sportwedstrijden?
Ja. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft tussen 24 februari 2022 en peildatum 28 februari 2023 in totaal twee kort verblijf visa verstrekt aan aanvragers met de Russische nationaliteit die bij hun aanvraag als bestemming Nederland en als verblijfsdoel «sportwedstrijd» hebben opgegeven. Het gaat om twee visa die beide in juli 2022 zijn verstrekt, voor twee afzonderlijke sportevenementen. De visa zijn cf. de relevante Europese wet- en regelgeving afgegeven, te weten de Schengen visumcode en de Visum Facilitatie Overeenkomst (VFA) met Rusland. De VFA werd op 9 september 2022 volledig opgeschort4. Bij de opschorting van deze overeenkomst publiceerde de Europese Commissie richtsnoeren over de visumafgifte aan Russen5. Deze richtsnoeren bevatten geen specifieke restricties voor Russische sporters.
Deelt u de mening dat als we andere landen zoals Frankrijk vragen om geen Russische sporters toe te laten, wij als Nederland zelf ook het goede voorbeeld moeten geven? Bent u daarom bereid om de visumverstrekking aan Russische sporters op te schorten zolang Rusland de verderfelijke oorlog in Oekraïne voert? Mochten hier juridische belemmeringen zijn, wilt u met de grootst mogelijke spoed met voorstellen komen om deze belemmeringen weg te nemen zodat Russische sporters uit Nederland geweerd kunnen worden?
Het is niet zo dat ik andere landen, zoals Frankrijk, heb gevraagd om geen Russische sporters toe te laten.
Het kabinet heeft duidelijk stelling genomen tegen de deelname van Russische sporters aan landentoernooien zoals de Olympische Spelen, ook onder neutrale vlag. Onder geen beding mag sport een vehikel worden voor Russische propaganda. Het is echter niet zo dat sporters die over de Russische nationaliteit beschikken per definitie zijn uitgesloten van deelname op individuele basis aan alle sporttoernooien. Wanneer een sporter met de Russische nationaliteit wordt uitgenodigd kan deze ook een visum aanvragen. Iedere visumaanvraag wordt op zijn merites beoordeeld en getoetst aan de voorwaarden uit de Schengenvisumcode. Daarbij wordt ook getoetst op de duur en doel van het verblijf. Dat moet de aanvrager met onderliggende documenten kunnen onderbouwen. Als het reisdoel sport is, wordt dat doorgaans aangetoond met een (gepersonaliseerde) uitnodiging van de organisatie die het sportevenement organiseert. Er wordt geen visum verstrekt als de aanvrager het doel van het verblijf niet voldoende kan aantonen, bijvoorbeeld omdat een dergelijke uitnodiging ontbreekt. Dat betekent in de praktijk dat eventuele visumafgifte voor Russische sporters direct volgt uit het geldende uitnodigingsbeleid. Er is geen sprake van apart visumbeleid voor deze categorie aanvragers.
Het bericht ‘Vorig jaar 3,4 miljoen euro uitgekeerd aan dwangsommen’ op de website van de IND |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Vorig jaar 3,4 miljoen euro uitgekeerd aan dwangsommen» op de website van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)?1
Ja.
Kunt u per jaar een overzicht geven van de bedragen die sinds 2017 zijn uitgekeerd aan dwangsommen als gevolg van het feit dat de IND niet tijdig tot een beslissing is gekomen? Kunt u daarbij onderscheid maken tussen rechterlijke en bestuurlijke dwangsommen?
De genoemde bedragen betreffen de cumulatieve bedragen voor de werksoorten asiel, nareis én regulier.
Kunt u per jaar een overzicht geven van het aantal asielzoekers dat sinds 2017 dwangsommen heeft ontvangen?
Dat kan niet gegeven worden, omdat de IND met een zaaksysteem werkt. Een asielzoeker kan meerdere lopende procedures hebben. En een dwangsom-uitspraak kan zaken van meerdere asielzoekers betreffen. Zoiets uit elkaar halen zou een handmatige check op iedere zaak vereisen. Gelet op de hoeveelheid zaken is dit een vrijwel onmogelijke opgave.
Kunt u per jaar een overzicht geven van de omvang van de bedragen die sinds 2017 zijn betaald aan dwangsommen in vreemdelingenzaken?
Welke verklaring heeft u voor het feit dat het aantal ingebrekestellingen bijna vervijfvoudigd is in 2022? Welke consequenties heeft dit?
Net als vorig jaar publiceerde de IND het aantal ingebrekestellingen in zijn jaarcijfers. In 2022 waren dat er 19.830. De ingebrekestellingen hebben betrekking op asiel, nareis en reguliere verblijfsaanvragen (bijvoorbeeld voor gezin, werk of studie). Het merendeel gaat over asielaanvragen. De toename ten opzichte van 2021 komt vooral doordat meer asielaanvragen over de beslistermijn heen gingen en de «Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND» vanaf maart 2022 door verschillende zittingsplaatsen van rechtbank Den Haag en in de loop van 2022 ook door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) deels onverbindend is verklaard. Daarna was een sterkere stijging te zien.
Een toename in het aantal ingebrekestellingen heeft niet per se direct effect op het uitbetalen van dwangsommen.
Dat komt omdat de IND alsnog binnen de voorgeschreven termijn beslist of bijvoorbeeld doordat een deel van de ingebrekestellingen te vroeg is ingediend.
Kunt u per maand aangeven hoeveel ingebrekestellingen in 2022 zijn ingediend bij de IND?
Januari
935
Februari
1.071
Maart
1.609
April
1.641
Mei
2.221
Juni
1.679
Juli
1.542
Augustus
1.605
September
1.805
Oktober
2.011
November
1.980
December
1.733
Van de 19.832 ingediende ingebrekestellingen zijn inmiddels 12.579 afgesloten. 7.253 zaken staan nog open.
Wat is de reden dat het bedrag aan dwangsomverplichtingen voor 2022 niet in de IND-jaarcijfers is opgenomen, zoals in voorgaande jaren wel het geval was?
De IND rapporteert normaal gesproken pas in het jaarverslag over de dwangsomverplichtingen, zoals ook in de voorgaande jaren het geval was. Ten aanzien van 2022 is daarmee niet anders gehandeld.
Ten tijde van het uitkomen van de jaarcijfers, is de financiële verantwoording namelijk nog niet gereed, waardoor het in de regel niet mogelijk is om de dwangsomverplichtingen al bij de jaarcijfers te rapporteren. Het jaarverslag wordt intern en extern beschikbaar gesteld zodra de financiële verantwoording rond is. De IND volgt hierin het normale ritme dat gebruikelijk is binnen de rijksoverheid.
Kunt u aangeven voor welk bedrag aan dwangsomverplichtingen er in 2023 al sprake is?
De genoemde bedragen betreffen de cumulatieve bedragen voor de werksoorten asiel, nareis én regulier.
Wat zijn op dit moment de maximale kosten bij een ingebrekestelling per zaak?
Het indienen van een (geldige) ingebrekestelling (IGS) is een vereiste voor zowel de bestuurlijke als de rechterlijke dwangsom. Op basis van de «Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND» was het in asielzaken echter niet mogelijk om bestuurlijke en rechterlijke dwangsommen te verbeuren.
Op 30 november 2022 heeft de Afdeling geoordeeld dat het afschaffen van de bestuurlijke dwangsom in asielzaken niet in strijd is met het Europese beginsel van effectieve rechtsbescherming en het zogenoemde gelijkwaardigheidsbeginsel. Dit betekent dat de «Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND» t.a.v. bestuurlijke dwangsommen in asielzaken in stand is gebleven. De IND keert dus geen bestuurlijke dwangsommen uit in asielzaken.
Voorgenoemde wet is echter niet van toepassing in nareis- en reguliere zaken. In die gevallen kan een ingebrekestelling (bij een bestuurlijke dwangsom) per zaak maximaal € 1.442,– bedragen.
Voor wat betreft de rechterlijke dwangsom heeft de Afdeling echter geoordeeld dat het afschaffen van de rechterlijke dwangsom in asielzaken in strijd is met het beginsel van effectieve rechtsbescherming. Dit heeft tot gevolg dat bestuursrechters (weer) de mogelijkheid hebben om een rechterlijke dwangsom op te leggen als de IND niet binnen de door de rechtbank vastgestelde termijn een besluit heeft genomen op een asielaanvraag. Voor de hoogte van de rechterlijke dwangsom wordt verwezen naar het antwoord op vraag 10.
Klopt het dat de totale dwangsomverplichting in sommige gevallen kan oplopen tot tienduizenden euro’s per asielzoeker?
Dit kan zich in bepaalde gevallen voordoen bij rechterlijke dwangsommen. In dit kader wordt allereerst verwezen naar de website www.rechtspraak.nl waarin de gehanteerde beleidsregel van de rechtbanken is gepubliceerd. De rechtbanken leggen de IND bij bntb’s die betrekking hebben op asielprocedures nu in de regel een termijn van acht weken op om een gehoor te plannen en daarna een termijn van acht weken om een besluit te nemen (8+8 wekenmodel).
Aan de overschrijding van deze termijn wordt meestal een dwangsom verbonden van € 100,– per dag met een maximum van € 7.500,–. In bijzondere gevallen wordt een kortere nadere beslistermijn dan wel een hogere dwangsom opgelegd (van bijv. € 500,– per dag met een maximum van € 37.500).
Wanneer na een eerdere bntb-uitspraak nog steeds niet is beslist op de aanvraag, kan de vreemdeling een opvolgend bntb indienen bij de rechtbank. Wanneer deze is ingediend nadat de maximale dwangsom is volgelopen, zal de dwangsom bij een gelijk aantal dagen worden verdubbeld (dus maximaal € 15.000,– i.p.v. € 7.500,–). Het aantal keer dat een vreemdeling een opvolgend bntb kan indienen is – zolang niet is beslist op de aanvraag – niet aan een maximum verbonden. Het komt echter zelden voor dat er opvolgende Bntb’s worden ingediend.
Hoe hoog is de werkvoorraad van de IND op dit moment? Wat is de wachttijd voor asielzoekers op dit moment?
De werkvoorraad per 1 februari 2023 is als volgt:
Voor wat betreft de huidige wachttijd voor asielzoekers op dit moment wordt verwezen naar de website van de IND: https://ind.nl/nl/asiel-laatste-ontwikkelingen#gemiddelde-wachttijden-asielgehoren;
Dit zijn cijfers zoals ze er nu uitzien. In eerdere kamerbrieven is aangegeven hoe de prognoses zich ontwikkelen. De verwachting is dus dat de voorraden gaan oplopen en de wachttijden gaan toenemen.
Hoeveel asielaanvragen worden naar verwachting in dit jaar niet binnen de wettelijke termijn afgedaan?
Zie het antwoord op vraag 14.
Welk bedrag aan dwangsomverplichtingen verwacht u voor de jaren 2023 en 2024?
Zie het antwoord op vraag 14.
Kunt u inzicht geven in de verschillende scenario’s waarmee de IND rekening houdt op basis van de uitspraak van de Raad van State eind vorig jaar dat de rechterlijke dwangsom niet mag worden afgeschaft? Hoeveel dwangsommen zullen naar verwachting alsnog bij de rechter worden afgedwongen op basis van deze uitspraak?
De IND rekent op basis van de uitspraak van de Afdeling voor verschillende scenario´s door hoeveel bntb’s ingediend kunnen worden. Dit betreft een ingewikkelde opgave, omdat het van vele factoren afhankelijk is. Hierbij kan bijv. gedacht worden aan het aantal ingediende aanvragen, de ontwikkeling van de voorraden bij de IND, de inzetbare FTE, de wisselende prioriteitsstelling, de aantallen ingediende bntb’s, de ontwikkelingen in beleid en jurisprudentie en de snelheid waarmee rechtbanken bntb-procedures kunnen afdoen.
Op dit moment kunnen daarom nog geen exacte aantallen worden genoemd.
Voor 2023 en 2024 wordt rekening gehouden met enkele tientallen miljoenen euro’s, voor deze periode. De uiteindelijke uitkomst, is zoals gezegd van zoveel factoren afhankelijk dat het finale bedrag van deze prognose sterk kan afwijken. Zonder aanvullende maatregelen loopt dit in 2025 substantieel verder op.
Er is namelijk sprake van een (asiel) instroomniveau dat de (huidige) verwerkingscapaciteit van de IND structureel overstijgt. Daardoor zijn oplopende werkvoorraden en langere doorlooptijden – hoe ongewenst ook – het onvermijdelijke gevolg.
Wanneer blijkt dat de verlenging van de beslistermijnen met negen maanden uiteindelijk geen stand houdt bij de rechter en de beslistermijn teruggaat naar zes maanden, welk bedrag aan dwangsommen moet dan alsnog over het jaar 2022 worden uitgekeerd? Wat zou dit betekenen voor de bedragen in 2023 en 2024?
Voor zover de Afdeling in hoger beroep zal oordelen dat de verlengingsmaatregel (WBV 2022/22) niet rechtsgeldig is, heeft dat vrijwel direct effect op het moment waarop dwangsommen verschuldigd gaan worden. Immers, het aandeel zaken buiten de beslistermijn voor de jaren 2023 en 2024 zal in dat geval groter zijn. De precieze omvang hiervan is thans niet te geven omdat een en ander afhangt van o.a. de inhoud en het moment van de uitspraak.
Deelt u de mening dat een dergelijke dwangsomregeling een aanzuigende werking en het risico op misbruik met zich meebrengt, aangezien andere EU-lidstaten een dergelijke regeling niet kennen zoals aangegeven door voormalig Staatssecretaris Broekers-Knol in 2020?
Er zijn geen signalen dat de dwangsomregeling een aanzuigende werking heeft op asielzoekers.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat miljoenen euro’s belastinggeld worden uitgegeven aan dwangsommen voor asielzoekers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen hebt u ondernomen om dit tegen te gaan?
Ik zie het verbeuren van dwangsommen niet als passend middel om het nemen van een tijdige beslissing door de IND te waarborgen. Dit is ook de reden dat ik bij uw Kamer het wetsvoorstel herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken heb ingediend. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 18.
Waarom heeft de Kamer sinds de uitspraken van 6 juli 2022 en 30 november 2022 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State nooit meer iets vernomen van uw voornemens ten aanzien van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken, terwijl het aantal ingebrekestellingen zich opstapelde?
Het wetsvoorstel herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken beoogt de dwangsommenregeling af te schaffen, maar moet naar aanleiding van deze uitspraken van de Afdeling worden aangepast. Het wetsvoorstel bevat namelijk een rapportageplicht aan de Staten-Generaal als alternatief voor dwangsommen. De Afdeling heeft in de uitspraken van 6 juli en 30 november jl. echter geoordeeld dat een rapportageplicht geen doeltreffend rechtsmiddel is ter vervanging van de rechterlijke dwangsom die de bestuursrechter kan opleggen bij niet tijdig beslissen. Ook heeft de Afdeling geoordeeld dat het afschaffen van de rechterlijke dwangsom zonder alternatief dwangmiddel onvoldoende is om effectieve rechtsbescherming te bieden. Er wordt nu gekeken of er alternatieven mogelijk zijn en zo ja, welke. Dat is ingewikkeld en kost tijd. Ik zal de Kamer zo spoedig mogelijk over de uitkomst informeren.
Wat zijn uw voornemens ten aanzien van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken?
Het wetsvoorstel moet in ieder geval worden aangepast op het punt van de rapportageplicht aan de Staten-Generaal als alternatief voor de dwangsommen. Zoals aangegeven wordt bezien of en zo ja, welke alternatieven mogelijk zijn. Ik informeer uw Kamer daar zo spoedig mogelijk over.
Bent u bereid verdergaand in te grijpen om deze dwangsommenregeling aan banden te leggen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u dit gaan doen?
De regering heeft op vergaande wijze geprobeerd in te grijpen door de dwangsommenregeling wettelijk af te schaffen. De uitspraken van de Afdeling maken duidelijk dat onverkorte afschaffing van de rechterlijke dwangsom zonder alternatief dwangmiddel echter niet mogelijk is. Er wordt nu bezien of er alternatieven mogelijk zijn en zo ja, welke. Ik informeer de Kamer daar zo spoedig mogelijk over.
Bent u voornemens aanvullende maatregelen te nemen om de doorlooptijden bij de IND terug te dringen, nu de asielaanvragen zich opstapelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke?
De IND doet er alles aan om de doorstroom te bevorderen en de oplopende voorraden te beperken. Ik ben hierover intensief met de IND in gesprek. Hierbij wordt ook gekeken naar mogelijke aanvullende maatregelen. Uiteraard informeer ik uw Kamer hier tijdig en nauwgezet over.
Kunt u deze vragen op de zo kortst mogelijke termijn, liefst voor het commissiedebat Vreemdelingen- en asielbeleid van 21 februari, beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt de antwoorden voorafgaand aan het commissiedebat toe te sturen.
De onjuiste beantwoording van Kamervragen over het gebrek aan ventilatie in varkensstallen, met gevaarlijk hoge concentraties CO2 en ammoniak als gevolg |
|
Leonie Vestering (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van de waarschuwing van een agrarisch adviseur op het gebied van stalklimaat, tevens lid van het Klimaatplatform Varkenshouderij, dat veel varkenshouders geneigd zijn de ventilatie te laag in te stellen om te besparen op stookkosten met als gevolg dat de concentraties ammoniak en CO2 gevaarlijk hoog kunnen oplopen?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat u dit anderhalve week geleden nog ontkende, in antwoord op onze schriftelijke vragen over precies dit soort signalen, waarbij u schreef »het uitvoeren van extra controles heeft niet zoveel zin, omdat (…) er niet minder wordt geventileerd»?2
Ik heb in mijn beantwoording aangegeven dat in het begin van de energiecrisis op vele bedrijven en in de vakpers (ook bij andere sectoren) aandacht is geweest voor energiebesparing. Er is in de vakpers en op klimaatdagen georganiseerd door het Klimaatplatform voor Varkenshouderij en de Productenorganisatie Varkenshouderij (POV) aangegeven wat de gevolgen zijn voor het stalklimaat als er minder geventileerd wordt. Deze zien zowel op het thermocomfort en impact voor de varkens, als op negatieve gevolgen voor het economisch rendement. Er zijn verder geen concrete signalen of informatie bekend dat er minder wordt geventileerd in varkensstallen om te besparen op stookkosten. Om deze reden heeft het uitvoeren van extra controles, in mijn optiek, weinig toegevoegde waarde. Tevens controleert de NVWA bij reguliere inspecties in varkensstallen het stalklimaat, inclusief de concentratie van ammoniak. Wel is gebleken dat aanscherping van het huidige handhavingsprotocol nodig is om effectief te kunnen handhaven. Dit heb ik ook in de beantwoording aangegeven.
Kunt u bevestigen dat u hierbij niet eens bereid was om in kaart te brengen hoe hoog de ammoniakconcentraties in Nederlandse varkensstallen op dit moment liggen?
Ja, dat klopt. Het Klimaatplatform voor Varkenshouderij en de POV zetten zich al in om de kennis over het belang van een goed stalklimaat en ventilatie onder varkenshouders te verbeteren. Ook werkt LNV samen met de NVWA aan de invulling van de open norm rondom het stalklimaat van varkens. Het in kaart laten brengen van de hoogte van ammoniakconcentraties bij Nederlandse varkensstallen is een kostbaar en tijdrovend proces. De vraag is wat het in kaart brengen van de ammoniakconcentraties precies aan extra informatie ten behoeve van verdere verbetering van het stalklimaat oplevert, gezien de acties die al worden uitgevoerd.
Op basis van welke informatie heeft u deze antwoorden gegeven?
Op basis van beschikbare kennis binnen mijn departement, waarbij voor de beantwoording tevens informatie is opgehaald bij de NVWA, Wageningen University and Research en de secretaris van het Klimaatplatform Varkenshouderij en bij de Producentenorganisatie Varkenshouderij.
Heeft u, voordat u de beantwoording naar de Kamer stuurde, ook navraag gedaan naar de daadwerkelijke situatie in varkensstallen op dit moment? Zo ja, hoe en bij wie?
Ik heb mij een beeld gevormd van de situatie in varkensstallen op basis van de informatie die de partijen die zijn bevraagd mij konden verstrekken.
Deelt u de mening dat u de Kamer verkeerd heeft geïnformeerd? Hoe beoordeelt u dit?
Nee, die mening deel ik niet. In de beantwoording van de vorige Kamervragen heb ik aangegeven dat er aandacht is geweest, en ook nog steeds is, voor het belang van goed ventileren in varkensstallen. Vanuit de signalen die ik heb ontvangen, onder andere uit navraag bij de eerder genoemde partijen, zijn er geen concrete voorvallen bekend van varkenshouders die te minimaal ventileren om te besparen op stookkosten en elektriciteitskosten. Mede omdat dit, naast een negatief effect op het dierenwelzijn, óók een negatief effect heeft op het economische rendement. Dat wil niet zeggen dat met alle zekerheid gesteld kan worden dat het nooit gebeurt. Daarom vind ik het goed dat ook de sector en de vakpers aandacht blijft vragen voor het belang van goede ventilatie.
Erkent u dat miljoenen varkens deze winter mogelijk extra hebben geleden door giftige staldampen als gevolg van gebrekkige ventilatie? Gaat u alsnog actie ondernemen om dit vanaf nu te voorkomen, bijvoorbeeld door extra controles te laten uitvoeren op schadelijke ammoniakconcentraties in varkensstallen?
Houders van varkens dienen zorg te dragen voor een goed stalklimaat, zij zijn daarvoor verantwoordelijk. Ik verwacht van hen dat zij hier voldoende aandacht aan besteden, in het belang van dierenwelzijn en diergezondheid. Dit is uiteraard ook het belang van hun eigen gezondheid en dat van hun medewerkers. Mijn Ministerie werkt samen met de NVWA aan het invullen van de open norm rondom stalklimaat. De WUR onderzoekt, in opdracht van LNV, de mogelijkheden om het huidige handhavingsprotocol aan te scherpen en te verduidelijken. Zodat NVWA-inspecteurs beter kunnen vaststellen of het stalklimaat al dan niet schadelijk is. De uitkomst van dit onderzoek wordt eind Q1 verwacht. Het is de inzet voor de zomer de open norm nader ingevuld te hebben. Mijn inziens wordt hiermee duidelijkheid gecreëerd met betrekking tot de vereisten voor stalklimaat voor varkens. In het belang van de houders, die hun verantwoordelijkheid, waar nodig, beter kunnen nemen en ten behoeve van de handhaafbaarheid. Op deze manier kan het stalklimaat voor varkens structureel verbeteren. Mijn inziens zullen deze genoemde concrete activiteiten meer effect hebben op het verbeteren van het stalklimaat voor varkens, dan het in kaart brengen van de huidige ammoniakconcentraties.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden?
Ik heb mijn best gedaan de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Het vertrouwen in het bestuur |
|
Julian Bushoff (PvdA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Vertrouwen in lokaal bestuur onder druk»?1
Ja.
Schrikt u ook zo van het door lokale bestuurders ervaren gebrek aan vertrouwen van de burger in het lokale bestuur? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het is spijtig en verontrustend als lokale bestuurders aangeven in hun contacten met burgers een gebrek aan vertrouwen te ervaren. Ik vind het onwenselijk als grote groepen burgers geen vertrouwen in de overheid (meer) hebben.
Het is gezond als mensen kritisch naar de overheid en de politiek kijken, dat hoort zo in een democratie. Tegelijk moeten mensen zich beschermd en gezien voelen door overheid en politiek, anders verliest de democratie aan draagvlak. In het aangehaalde artikel wordt geconcludeerd dat een deel van de lokale volksvertegenwoordigers en bestuurders ervaren dat de landelijke politiek schuldig is aan een ervaren gebrek aan vertrouwen van burgers in het lokale bestuur. Een belangrijke opdracht aan het kabinet is dan ook om ervoor te zorgen dat mensen ervaren dat de overheid er ook voor hen is. Om vertrouwen te krijgen, moet de overheid betrouwbaar, dienstbaar en rechtvaardig zijn. Daar werk ik aan, samen met de collega’s in het kabinet, door te investeren in het verbeteren van de uitvoering, in het vakmanschap van ambtenaren en in het vergroten en versterken van de mogelijkheden voor burgers om invloed uit te oefenen. Dit laatste onder meer via het aan Uw Kamer voorgelegde wetsvoorstel Versterking participatie op decentraal niveau.2
Over welke gegevens over het vertrouwen in het lokale bestuur beschikt u?
Uit het recente Lokaal Kiezersonderzoek 2022 blijkt dat inwoners meer vertrouwen hebben in de lokale politiek en bestuur dan in de politiek en bestuur op nationaal niveau.3 Zo’n zestig procent van de burgers heeft (veel) vertrouwen in de gemeenteraad of in het college van burgemeester en wethouders. De burgemeester kan rekenen op (veel) vertrouwen van 65% van de burgers. Het aantal mensen dat aangeeft helemaal geen vertrouwen te hebben in deze lokale instituties schommelt rond de 5% en is daarmee veel kleiner dan dat voor regering en parlement.
Het lokaal bestuur staat er dus in algemene zin wat betreft het vertrouwen waarop ze mogen rekenen beter voor dan het nationaal bestuur.
Deelt u de mening van de lokale bestuurders dat de reden waarom het genoemde vertrouwen onder druk staat vooral komt omdat de landelijke politiek onvoldoende in staat is om de maatschappelijke problemen op te lossen? Zo ja, waarom en aan welke maatschappelijke problemen denkt u zelf? Zo nee, waarom niet? Meent u dat het gebrek aan vertrouwen dan veroorzaakt wordt door het lokale bestuur zelf en aan welke oorzaken denkt u dan?
Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) laat in zijn laatste Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) zien dat het vertrouwen in de Tweede Kamer en de regering sinds het najaar van 2021 lager is dan het gemiddeld was in de afgelopen tien jaar en dat het sindsdien nog niet is gestegen.4 Het SCP stelt dat respondenten eerder erg kritisch zijn dan diep wantrouwend.5 De grootste groep lijkt aangehaakt. Ongeveer de helft geeft de regering een kleine voldoende, ze volgt de politiek op enige afstand en is niet tevreden. Redenen die inwoners geven voor weinig vertrouwen zijn het aanblijven van dezelfde politici, het gebrek aan verandering tussen opeenvolgende kabinetten en een ervaren gebrek aan responsiviteit en daadkracht, waarvoor de kinderopvangtoeslagaffaire en problemen in Groningen illustratief worden gevonden. Ook het functioneren van de politiek als zodanig wordt als probleem genoemd.6 Daarbij komen dan betrouwbaarheid en het luisteren naar burgers naar voren, maar ook de omgangsvormen tussen politici onderling.
Het versterken van de mogelijkheden voor burgers om invloed uit te oefenen, kan mogelijk bijdragen aan een groter vertrouwen. Er is onder aanzienlijke groepen burgers steun voor meerdere kanalen om invloed uit te oefenen, zoals referenda, inspraak, burgerfora of andere vormen van burgerparticipatie, blijkt uit ditzelfde COB. Ook schatten zij in dat deelname daaraan zin heeft. De bereidheid om zelf deel te nemen, is daarentegen wel lager.
Daarnaast werk ik, samen met de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, aan een overheid die dienstbaar, dichtbij en rechtvaardig is bijvoorbeeld via het interdepartementale programma Werken aan de Uitvoering (WAU). Ook zijn wijzigingen in de Algemene Wet Bestuursrecht in voorbereiding die hardvochtige effecten van overheidshandelen door (te) strikte toepassing van wet- en regelgeving in de toekomst moeten voorkomen.
Het herstel van het vertrouwen tussen inwoners en overheid is een opgave voor het gehele kabinet. In de kabinetsreactie op de Atlas van afgehaakt Nederland is beknopt weergegeven wat er in dit licht over de volle breedte van het kabinetsbeleid gebeurt.7
Deelt u de mening dat het optreden van de rijksoverheid bij het onvoldoende oplossen van de Groningse gasproblematiek, in de toeslagenaffaire of met betrekking tot de schrijnende opvang van asielzoekers in Ter Apel bijdraagt aan het lage vertrouwen in de lokale politiek? Zo ja, in welke mate? Zo nee, waaruit blijkt dan dat dit geen invloed zou hebben op het vertrouwen in de lokale politiek?
Het handelen van de overheid én de politiek bij de door u genoemde problematieken kan inderdaad een rol spelen in het vertrouwen dat inwoners hebben in de overheid en de politiek in algemene zin. Voor de Groningse gasproblematiek staat dit uitvoerig beschreven in het onlangs verschenen rapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen.8 In welke mate het handelen van rijksoverheid en de nationale politiek in de genoemde voorbeelden ook doorwerkt in het vertrouwen in de lokale overheid en politiek valt niet eenduidig vast te stellen. Hoewel het vertrouwen in de lokale overheid de afgelopen periode is gedaald – zoals ook naar voren komt in het door u aangehaalde onderzoek door Necker – worden deze lokale instituties nog steeds meer vertrouwd dan hun nationale tegenhangers, zoals gegevens uit de onlangs verschenen Staat van het Bestuur 2022 laten zien.9 Het vertrouwen in de gemeenteraad is hoger dan dat in de Tweede Kamer en het vertrouwen in het college van burgemeester en wethouders is hoger dan dat in de regering.10 Uit onderzoek van Kieskompas, waarover Trouw in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 rapporteerde11, blijkt dat er regionale verschillen zijn qua daling van het vertrouwen in de lokale overheid. Zo daalde het vertrouwen in Delfzijl en omgeving in het onderzoek erg snel. Mogelijk speelt de aanpak van de aardbevingsproblematiek hierin een rol. In het zuidwesten van Drenthe nam het vertrouwen in die periode in de lokale overheid juist toe. Ook in Fryslân hebben relatief veel mensen vertrouwen in het gemeentebestuur. Volgens de onderzoekers daalt het vertrouwen in de gemeenteraad wel mee met dat van de landelijke politiek.12
Herinnert u zich de antwoorden van de Minister-President op vragen van de leden Kuiken/Klaver c.s. over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen voor 2030?2
Ja.
Deelt u de mening dat het niet beantwoorden van vragen over het behalen van concrete kabinetsdoelstellingen om de formele reden dat de Minister-President niet de eerstverantwoordelijke bewindspersoon is, de indruk kan wekken dat u geen rekenschap over het nakomen van doelen en beloftes kunt of wilt geven? Zo ja, deelt u dan de mening dat het dan ook niet verwonderlijk is dat het vertrouwen in de (lokale) politiek laag is? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
De beantwoording van de vragen van de leden Klaver (GroenLinks), Kuiken (PvdA), Ouwehand (PvdD), Azarkan (Denk), Dassen (Volt) en Simons (BIJ1) d.d. 9 februari jl., kenmerk 2023Z02233 heeft de Minister-President per brief van 6 maart 2023 (referentie 4317011) overgedragen aan de ministers van Financiën, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Justitie en Veiligheid, voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Infrastructuur en Waterstaat, van Economische Zaken en Klimaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Aan alle bewindspersonen is verzocht de Kamers voorafgaande aan Verantwoordingsdag 2023 te informeren over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen voor 2030.
Kunt u door middel van informatie die u van de verantwoordelijke bewindspersonen hebt verkregen de in de bovengenoemde vragen gevraagde doelstellingen en prognoses over het behalen daarvan alsnog aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
De mogelijke sluiting van het Gelre Ziekenhuis Zutphen |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Kuipers |
|
Kent u de berichten «Zutphen houdt volwaardig ziekenhuis», «Sluiting ziekenhuisafdelingen Zutphen: gemeente laat er een expert naar kijken» alsmede «Deventer ziekenhuis voorziet geen problemen»?1, 2, 3
Ja.
Wat vindt u ervan dat het bestuur van Gelre ziekenhuizen eerst een belofte doet en dan binnen zeven maanden zonder nader overleg aangeeft het ziekenhuis uit te kleden door de afdelingen spoedeisende hulpafdeling en verloskunde te willen sluiten?
Het is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder, in dit geval Gelre Ziekenhuizen, om te beslissen over de inrichting van de zorgorganisatie, mits dit binnen de geldende normen is, én op voorwaarde dat de kwaliteit en continuïteit van zorg geborgd zijn. Om te komen tot toekomstbestendige inrichting staan ziekenhuizen soms voor ingrijpende keuzes en het is begrijpelijk dat die tot allerlei gevoelens bij betrokkenen zoals het zorgpersoneel of bewoners kunnen leiden. Daarom is het van belang dat zij goed en tijdig worden betrokken bij de plannen en de verdere besluitvorming.
Kunt u een chronologisch overzicht geven van het consultatieproces, zoals dat wettelijk is voorgeschreven? Met wie en wanneer is er geconsulteerd? Kunt u daarnaast de bijbehorende informatie meezenden die betrokkenen op dat moment hebben ontvangen?4
In de AMvB en ministeriële regeling acute zorg (Uitvoeringsbesluit Wkkgz, hoofdstuk 8a en Uitvoeringsregeling Wkkgz, hoofdstuk 3a) staan de stappen vermeld die een zorgaanbieder moet doorlopen bij een voorgenomen besluit om de acute verloskundeafdeling, IC, en/of SEH te sluiten of het zorgaanbod daar aan te passen. Voor een chronologisch overzicht van het consultatieproces verwijs ik naar het stroomschema AMvB en regeling acute zorg5. Deze informatie heb ik als bijlage bij deze Kamervragen toegevoegd.
Gelre Ziekenhuizen heeft mij laten weten dat er vanaf september 2020 gesprekken worden gevoerd over de locatieprofielen van beide locaties (Apeldoorn en Zutphen). Medewerkers, de cliëntenraad, de regionale zorgpartners én andere belangrijke stakeholders zijn bij deze gesprekken betrokken. Ook de medisch specialisten zijn intensief in het proces meegenomen. Het medisch stafbestuur en de verpleegkundige adviesraad van Gelre Ziekenhuizen kunnen zich vinden in de richting van het voorgenomen besluit, aldus de raad van bestuur van Gelre Ziekenhuizen.
De raad van bestuur van Gelre Ziekenhuizen heeft verder te kennen gegeven dat de belanghebbende gemeenten in 2021 zijn geconsulteerd in een proces met regionale zorgpartners. Hiertoe zijn meerdere bijeenkomsten georganiseerd.
Het voorgenomen besluit van Gelre Ziekenhuizen borduurt voort op de consultatieronde uit 2021, maar heeft een op zichzelf staand consultatieproces, dat nog in volle gang is. Hetzelfde kan gezegd worden van de schriftelijke informatie die aan betrokkenen wordt verstrekt. Deze informatie heb ik niet tot mijn beschikking.
Deelt u de mening dat de uitspraken van de bestuursvoorzitter van Gelre ziekenhuizen betekenen dat betrokkenen zijn/worden geïnformeerd en daarmee dus niet worden geconsulteerd conform de wet? Zo nee, waarom niet?
Gelre Ziekenhuizen heeft mij laten weten dat zij alle noodzakelijk stappen zullen volgen zoals voorgeschreven in AMvB en de regeling acute zorg. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ziet hierop toe. Verder verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 3.
Kunt u aangegeven wat de precieze aantallen in de afgelopen drie jaar zijn geweest met betrekking tot de huisartsenpost, spoedeisende hulpafdeling en het aantal baby’s dat in het ziekenhuis in Zutphen is geboren?
Vanuit Gelre Ziekenhuizen heb ik de volgende cijfers ontvangen:
2020
2021
2022
Consulten
12.254
16.492
14.178
Telefonisch consult
10.818
7.399
12.443
Visites
2.804
2.605
2.644
2020
2021
2022
Aantallen
11.085
11.384
12.467
2020
2021
2022
Geboortes
799
664
686
Gaat u, daar het gemeentebestuur aangeeft dat ze een expert ernaar willen laten kijken, zorgen dat deze expert toegang krijgt tot alle financiële informatie zodat zichtbaar wordt hoe de kosten gealloceerd zijn, aangezien er in een grotere organisatie keuzemogelijkheden zijn met betrekking tot de toewijzing van kosten? Is het niet eerder de locatie Apeldoorn van de Gelre Ziekenhuizen waar de financiële problemen zitten, die afgewenteld worden op de locatie Zutphen? Zo nee, kunt u aantonen dat dit niet het geval is?
Gelre Ziekenhuizen gaat als zorgaanbieder over de eigen bedrijfsvoering en dient daarbij uiteraard aan de relevante wet- en regelgeving te voldoen. Gelre Ziekenhuizen laat mij weten dat zij reeds onder bijzonder beheer staan bij de banken, aan hen leggen zij financiële verantwoording af. Dit doen zij eveneens aan de zorgverzekeraars. Het valt niet binnen mijn verantwoordelijkheid als Minister om zorgaanbieders te verplichten openheid te geven over hun interne financiële huishouding.
Kunt u reflecteren op het Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO)-rapport dat in opdracht van Samenwerkende Algemene Ziekenhuizen (SAZ)/ Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) is uitgevoerd in relatie tot het plan om de spoedeisende hulp van het ziekenhuis in Zutphen te sluiten?5
Op het TNO-rapport heb ik gereageerd in mijn brief van 15 december 2022.7
Gelre Ziekenhuizen is niet voornemens de SEH als zodanig volledig te sluiten. Deze wordt wel anders georganiseerd. In het voorgenomen besluit van de raad van bestuur van Gelre Ziekenhuizen is opgenomen dat hoogcomplexe spoedzorg geconcentreerd zal worden in Apeldoorn. Op de locatie in Zutphen blijft een 24/7 voorziening aanwezig die zal worden ingericht voor laagcomplexe spoedzorg.
Het genoemde TNO-rapport richt zich op het sluiten van een SEH in de nacht. Dat is hier nadrukkelijk niet aan de orde.
Kunt u aangeven wat u van dit besluit vindt in relatie tot de unaniem aangenomen motie dat leefbaarheid en nabijheid van zorg meegewogen moeten worden bij de inrichting van het zorglandschap?6
In het Integraal Zorgakkoord (IZA) is afgesproken om te kijken naar differentiatie, concentratie en spreiding van acute zorgvoorzieningen in de regio. Het uitgangspunt is: de zorg dichtbij waar dat kan, en verder weg waar dat moet, bijvoorbeeld om te kunnen garanderen dat iedereen die hoogcomplexe zorg nodig heeft erop kan rekenen dat de zorg van goede kwaliteit is.
Volgens de bereikbaarheidsanalyse 2022 van het RIVM is de locatie van Gelre Ziekenhuizen in Zutphen niet gevoelig voor de nu nog geldende 45-minutennorm. Inwoners, voor wie Zutphen het dichtstbijzijnde ziekenhuis is, kunnen bij een eventuele sluiting van de SEH of afdeling acute verloskunde nog binnen 45 minuten met een ambulance naar minstens vier andere SEH’s of afdelingen acute verloskunde worden gebracht, volgens het theoretische rijtijdenmodel. Daarnaast blijft er volgens Gelre Ziekenhuizen zorg geleverd worden op de locatie in Zutphen. Het gaat hierbij om planbare zorg en laagcomplexe spoedzorg. Voor hoogcomplexe spoedzorg zullen patiënten terecht kunnen op de locatie in Apeldoorn.
Zoals toegelicht in de Beleidsagenda toekomstbestendige acute zorg zijn er meerdere redenen om de 45-minutennorm te vervangen.9 Bij het ontwikkelen van een alternatief zal de nabijheid van acute zorg in acht genomen worden.
Kunt u alstublieft in kaart brengen wat de adherentie van de verschillende ziekenhuizen in Gelderland is?
Ik heb geen gegevens over de adherentiegebieden van ziekenhuizen in Gelderland.
Kunt u aangeven hoe u in het kader van uw Beleidsagenda toekomstbestendige acute zorg voor heel Gelderland de acute zorg wil borgen?
In zowel de Beleidsagenda toekomstbestendige acute zorg als in het IZA is opgenomen dat Regionale Overleggen Acute Zorgketen (ROAZ-en) aan de slag gaan met het opstellen van ROAZ-beelden en -plannen. Het doel van het ROAZ-beeld is het identificeren van de ontwikkelingen in de zorgvraag en zorgaanbod en de knelpunten in toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van acute zorg. De ROAZ-beelden geven inzicht in welke actoren en karakteristieken in de regio een rol spelen om te komen tot effectieve interventies. Het ROAZ-plan beschrijf vervolgens op basis van het ROAZ-beeld wat de prioritaire opgaven zijn en de afspraken die regionale zorgpartijen maken om deze aan te pakken. Daarnaast worden afspraken gemaakt in de regio over de transformatieopgaven die nodig zijn om de toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van de acute zorg in Gelderland duurzaam te borgen.
Kunt u per ziekenhuis per jaar aangeven hoeveel stops er de afgelopen drie jaar zijn geweest bij de ziekenhuizen in Zutphen, Deventer, Arnhem, Zwolle en Apeldoorn?
Ik ga er van uit dat u met het begrip «stops» hier doelt op de SEH-stops van de betreffende ziekenhuizen. Een SEH-stop is een logistiek instrument en kan een hulpmiddel zijn om de zorgvraag op SEH’s in de regio op piekmomenten te reguleren, zodat patiënten die op de SEH komen tijdig de juiste zorg kunnen ontvangen. Het instrument is van groot belang voor de samenwerking in de regio, tussen ziekenhuizen onderling en ook tussen ambulancediensten en ziekenhuizen en tussen huisartsen en ziekenhuizen. Het kunnen inzetten van dit instrument draagt daarmee bij aan de patiëntveiligheid en kwaliteit van de zorg. In levensbedreigende situaties kunnen patiënten altijd – ook tijdens een SEH-stop – terecht bij de meest geschikte nabije SEH.
Ik beschik niet over informatie over het aantal SEH-stops op het niveau van individuele ziekenhuizen of over de afgelopen drie jaar. Wel heb ik informatie10 over de SEH-stops in de betreffende regio’s in de maand januari 2023:
In de zeven ziekenhuizen in de ROAZ-regio Zwolle waren er in januari 2023 in totaal 35 SEH-stops.
In de zes ziekenhuizen in de ROAZ-regio Oost waren er in januari 2023 in totaal 16 SEH-stops.
De hoogst mogelijke koninklijke onderscheiding voor de heer Zwartendijk |
|
Jasper van Dijk , Christine Teunissen (PvdD), Tom van der Lee (GL), Agnes Mulder (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Don Ceder (CU), Marieke Koekkoek (D66), Kati Piri (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Nilüfer Gündoğan (Volt), Olaf Ephraim (FVD), Sylvana Simons (BIJ1), Tunahan Kuzu (DENK), Caroline van der Plas (BBB), Ruben Brekelmans (VVD), Liane den Haan (Fractie Den Haan), Ralf Dekker (FVD), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch), Geert Wilders (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het verhaal over Jan Zwartendijk in het boek «De rechtvaardigen» van Jan Brokken (2018), waarin uiteen wordt gezet hoe hij duizenden Joden redde tijdens de Tweede Wereldoorlog?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de heer Zwartendijk een reprimande kreeg voor zijn heldhaftige gedrag?1
Het moge duidelijk zijn dat de heer Zwartendijk geen berisping verdiende voor zijn buitengewoon moedig handelen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Als dit is gebeurd was dit volstrekt ongepast. De secretaris-generaal van mijn ministerie heeft deze boodschap, inclusief excuses, in 2018 dan ook nadrukkelijk gedeeld in een brief aan de familie van de heer Zwartendijk. Bij de onthulling van het monument voor de heer Zwartendijk in Kaunas in 2018 hebben Zijne Majesteit de Koning en mijn voorganger persoonlijk gesproken met de zoon en dochter van de heer Zwartendijk, waarbij grote bewondering is betuigd voor het optreden van hun vader in 1940.
Herinnert u zich dat de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken reeds aangaf dat Zwartendijk erkenning en eerbetoon verdient voor zijn dappere gedrag?2
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de open brief aan de Koning, waarin wordt opgeroepen om Zwartendijk alsnog de hoogst mogelijke Koninklijke onderscheiding te verlenen?3
Ja.
Deelt u de mening uit de genoemde open brief dat de belofte van «nooit meer» begint bij het voorkomen van haat en dat het eren van diegenen die destijds in verzet kwamen daar onderdeel van is, omdat dit de rolmodellen zijn om ons aan te spiegelen in tijden van morele dilemma’s?
Ja.
Bent u gezien het feit dat Zwartendijk in Litouwen handelde als vertegenwoordiger van de Nederlandse staat bereid om de heer Zwartendijk voor te dragen voor de hoogst mogelijke Koninklijke onderscheiding? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid daarvoor zo nodig het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau aan te passen om ook postume verlening van onderscheidingen mogelijk te maken?4
Ik deel de bewondering voor het heldhaftig optreden van de heer Zwartendijk die in uw vragen, en in de open brief naar de Koning, wordt geuit. Ik ben dan ook van harte bereid om het Kapittel voor de Civiele Orden om advies te vragen of de heer Zwartendijk postuum kan worden voorgedragen voor de Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon, in goud. Bij een positief advies zal mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de heer Zwartendijk formeel voordragen voor deze onderscheiding. De Erepenning in goud geldt als één van de hoogste onderscheidingen van Nederland. Sinds 1822 werd deze onderscheiding slechts 99 keer toegekend, laatstelijk in 1964.
Op 9 juli 1951 besloot de ministerraad om (na het verstrijken van een termijn van een jaar) geen aanvragen voor onderscheidingen voor verzetsdaden begaan tijdens de Tweede Wereldoorlog meer in behandeling te nemen. Dit besluit is nog steeds van kracht, en er is sindsdien niet meer van afgeweken. De regering acht de verdiensten van de heer Zwartendijk echter dermate uitzonderlijk, gezien het zeer hoge aantal mensen die mede dankzij hem aan de Holocaust hebben kunnen ontkomen, dat zij bereid is om in zijn geval eenmalig van het besluit uit 1951 af te wijken. De ministerraad heeft tijdens haar vergadering op 21 april jl. hiertoe besloten. Hiermee wordt het Kapittel voor de Civiele Orden bij wijze van hoge uitzondering in staat gesteld om bovengenoemde adviesaanvraag inhoudelijk te behandelen.
Het is tot slot belangrijk om te vermelden dat de heer Zwartendijk in 1956 ook al Koninklijk is onderscheiden als Ridder in de Orde van Oranje-Nassau op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken. In de ondersteunende brief voor deze onderscheiding van zijn werkgever, Philips, wordt gerefereerd aan zijn functie als consul in Litouwen «in welke functie hij tal van personen van Joodse afkomst in de gelegenheid stelde de Duitse dreiging te ontlopen door uit te wijken naar Curaçao». In de officiële voordracht door Minister Beyen en Minister Luns uit 1956 voor deze onderscheiding wordt niet specifiek gerefereerd aan de visa die hij verleende, maar wel waarderend gesproken over zijn werk in Litouwen: «Tijdens de Russische bezetting heeft betrokkene zowel de Nederlandse als de specifieke Philipsbelangen met voorbeeldig vasthoudendheid beschermd.»De volle toedracht en de omvang van de inzet van de heer Zwartendijk zijn pas later bekend geworden.
Bent u bereid een standbeeld te plaatsen of gedenkplaat op te hangen op het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor Jan Zwartendijk en de overige bij deze reddingsactie betrokken diplomaten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid bovenstaande met spoed te verwezenlijken gezien de leeftijd van de kinderen van de heer Zwartendijk?
Ik deel uw mening dat een gedenkteken op het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor de heer Zwartendijk en de diplomaten die zich met hem hebben ingezet voor Joodse vluchtelingen, passend zou zijn. De voorbereidingen daartoe zijn reeds in gang gezet.
Het mogelijk sluiten van de SEH, IC en verloskunde afdeling in Gelre Ziekenhuis Zutphen |
|
Julian Bushoff (PvdA) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met het voorgenomen besluit van het Gelre Ziekenhuis over het sluiten van de verloskunde afdeling en de mogelijke sluiting van Spoedeisende Hulp (SEH) en Intensive Care (IC)? Zo ja, heeft u contact gehad met het Gelre Ziekenhuis en kunt u toelichten of u achter het besluit van het ziekenhuis staat?1
Ja, ik ben bekend met het voorgenomen besluit en heb hierover contact opgenomen met de raad van bestuur van Gelre Ziekenhuizen. Voor mij is het van belang dat de kwaliteit en de continuïteit van de zorg geborgd zijn. Het is daarom belangrijk dat dergelijke besluiten zorgvuldig plaatsvinden en de stappen uit de AMvB acute zorg worden doorlopen. Ik heb in mijn contact met het ziekenhuis daar ook op gewezen.
De raad van bestuur van Gelre Ziekenhuizen heeft mij daarop laten weten dat er grondig is onderzocht hoe de zorg voor inwoners uit de regio toekomstbestendig kan worden ingericht, en hoe de zorg op beide locaties, dat wil zeggen Apeldoorn en Zutphen, het meest doelmatig georganiseerd kan worden. Er wordt zorg van Zutphen naar Apeldoorn verplaatst én er gaat zorg van Apeldoorn naar Zutphen. Doel hierbij is de kwaliteit van zorg verder te verhogen, het personeel op de beste manier in te zetten en de zorg toegankelijk en betaalbaar te houden. Naast de zorg binnen de muren van Gelre Ziekenhuizen wordt ook volop ingezet op het bieden van zorg thuis of zo dicht mogelijk bij huis, in samenwerking met regionale zorgpartners, aldus de raad van bestuur.
Wat vindt u ervan dat de raad van bestuur zonder overleg met de afdeling verloskunde een belofte van een half jaar geleden om deze afdeling open te houden, verbreekt?
Het is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder, in dit geval Gelre Ziekenhuizen, om te beslissen over de inrichting van de zorgorganisatie, mits dit binnen de geldende normen is.
In hoeverre heeft het Gelre Ziekenhuis zich aan haar eigen statuten en de governance code zorg gehouden om staf en medische specialisten te betrekken bij besluitvorming over het sluiten van een afdeling?
De Governancecode Zorg 2022 is een door Brancheorganisaties Zorg (BoZ) opgestelde privaatrechtelijke vorm van zelfregulering. De leden van ActiZ, de Nederlandse ggz, Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) verplichten zichzelf met hun lidmaatschap tot toepassing en naleving van deze code.
De raad van toezicht ziet toe op de naleving van de principes van de Governancecode. Gelre Ziekenhuizen heeft mij laten weten dat er vanaf september 2020 gesprekken worden gevoerd over de locatieprofielen van beide locaties, dus Apeldoorn en Zutphen. Medewerkers, de cliëntenraad, de regionale zorgpartners en andere belangrijke stakeholders worden bij deze gesprekken betrokken. Ook de medisch specialisten zijn intensief in het proces meegenomen. Het medisch stafbestuur2 en de verpleegkundige adviesraad3 van Gelre Ziekenhuizen (locaties Zutphen en Apeldoorn) kunnen zich vinden in de richting van het voorgenomen besluit, aldus de raad van bestuur van Gelre Ziekenhuizen. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft mij laten weten dat zij op juiste wijze is geïnformeerd door Gelre Ziekenhuizen over het voorgenomen besluit. Gelre ziekenhuizen geeft hiermee aan dat het bestuur heeft gehandeld conform de Governancecode Zorg 2022, en specifiek ten aanzien van het organiseren van inspraak, samenspraak en tegenspraak. De Governancecode Zorg 2022 geeft belanghebbenden, die van mening zijn dat zij op enigerlei wijze nadeel hebben ondervonden van de wijze waarop een zorgorganisatie de Governancecode Zorg 2022 heeft nageleefd, de mogelijkheid om een toetsingsverzoek in te dienen bij de Governancecommissie Gezondheidszorg. Dit uiteraard binnen de grenzen van het daarvoor van kracht zijnde regelement.
Welke stappen moet een ziekenhuis doorlopen voor het haar verloskundige afdeling, SEH of IC kan sluiten? Hoe zouden patiëntenorganisaties, werknemers en andere belanghebbende hierbij betrokken moeten worden?
Het voorgenomen besluit van Gelre Ziekenhuizen gaat over de verplaatsing van de acute verloskunde naar Apeldoorn en een wijziging van het SEH-aanbod en de IC in Zutphen. Als een zorgaanbieder plannen heeft om het aanbod van acute zorg op een bepaalde locatie geheel of gedeeltelijk op te schorten of geheel of gedeeltelijk te beëindigen, dient hij een zorgvuldig besluitvormingsproces te volgen met alle betrokkenen. Het doel hiervan is om te bevorderen dat de beschikbaarheid en de bereikbaarheid van de acute zorg zo goed mogelijk geborgd zijn, ook bij een eventuele opschorting of beëindiging.
In de AMvB en ministeriële regeling acute zorg (Uitvoeringsbesluit Wkkgz, hoofdstuk 8a en Uitvoeringsregeling Wkkgz, hoofdstuk 3a) staan de stappen vermeld die een zorgaanbieder moet doorlopen bij een voorgenomen besluit om de acute verloskundeafdeling, IC, en/of SEH te sluiten. Voor een chronologisch overzicht van het consultatieproces verwijs ik naar het stroomschema AMvB en regeling acute zorg4. Deze informatie is als bijlage bij de beantwoording toegevoegd.
Deelt u de mening dat de bereikbaarheid en kwaliteit van zorg centraal zou moeten staan bij een besluit over het sluiten van de verloskunde afdeling, maar ook van de SEH of IC en niet de winstgevendheid van bepaalde zorg? Zo nee, waarom niet?
Bij keuzes rondom de inrichting van de zorg is altijd een afweging van de aspecten kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid aan de orde. Al deze aspecten zijn van belang en alle moeten voldoende geborgd worden. En daarbij moet er ook rekening gehouden worden met de schaarste aan zorgpersoneel.
Het is daarnaast de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders om hun organisatie financieel gezond te houden. Zij kunnen dan ook zelf beslissen hoe zij hun organisatie inrichten, mits dit binnen de geldende normen is. Het ziekenhuis moet uiteraard de procedure volgens de AMvB Acute Zorg volgen en afspraken in het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ) maken, om de continuïteit en toegankelijkheid van de acute zorg voor patiënten in de regio te waarborgen.
Deelt u de zorg over wat dit voorgenomen besluit betekent voor de bereikbaarheid en kwaliteit van de verloskundige zorg in Gelderland en de leefbaarheid van de regio? Zo ja, waar liggen volgens u de grootste risico’s? Zo ja, ziet u mogelijkheden om in te grijpen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb begrip voor mogelijke gevoelens van onrust die leven onder een deel van het zorgpersoneel van Gelre Ziekenhuizen, en de inwoners in de omgeving Zutphen, maar ik wil benadrukken dat mijns inziens de toegankelijkheid en kwaliteit van de acute en verloskundige zorg in Gelderland niet onder druk staan. Alle inwoners voor wie de locatie in Zutphen het dichtstbijzijnde ziekenhuis is, kunnen binnen de geldende norm van 45 minuten per ambulance naar minstens vier andere SEH’s of afdelingen acute verloskunde vervoerd worden, aldus de RIVM bereikbaarheidsanalyse uit 2022.
Daarnaast begrijp ik heel goed dat een ziekenhuis, inclusief SEH en een afdeling verloskunde, ertoe doet voor de inwoners van een gemeente of een regio. De nabijheid hiervan draagt bij aan een gevoel van leefbaarheid, zowel voor patiënten en hun naasten als voor de werkgelegenheid in de regio. Ik wil daarom benadrukken dat er geen sprake is van sluiting van de ziekenhuislocatie in Zutphen.
Het voorgenomen besluit van de raad van bestuur van Gelre Ziekenhuizen behelst het reorganiseren van de SEH en het verplaatsen van de verloskundige zorg naar de locatie in Apeldoorn. Het ziekenhuis in Zutphen blijft 24/7 beschikbaar voor laagcomplexe spoedzorg. Binnen de instelling van Gelre Ziekenhuizen blijft het mogelijk om op de locatie in Apeldoorn te bevallen. Daarnaast blijven de verloskamers in omliggende ziekenhuizen in Doetinchem, Winterswijk, Arnhem en Deventer beschikbaar. Het is in ieder geval van belang dat zwangere vrouwen uit de regio Zutphen tijdig en goed voorgelicht worden door hun verloskundigen over de verschillende mogelijkheden ten aanzien van de bevallocatie, zodat zij op basis van deze informatie een weloverwogen keuze kunnen maken voor een alternatieve voorkeurslocatie. En uiteraard kijken in dit reorganisatieproces de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de IGJ mee vanuit hun toezichthoudende rol.
Hoeveel patiëntenstops zijn er de afgelopen twee jaar in de omliggende ziekenhuizen in Gelderland en Overijssel geweest?
Ik ga er van uit dat u met het begrip «patiëntenstops» hier doelt op de SEH-stops van de betreffende ziekenhuizen. Een SEH-stop is een logistiek instrument en kan een hulpmiddel zijn om de zorgvraag op SEH’s in de regio op piekmomenten te reguleren, zodat patiënten die op de SEH komen tijdig de juiste zorg kunnen ontvangen. Het instrument is van groot belang voor de samenwerking in de regio, tussen ziekenhuizen onderling en ook tussen ambulancediensten en ziekenhuizen en tussen huisartsen en ziekenhuizen. Het kunnen inzetten van dit instrument draagt daarmee bij aan de patiëntveiligheid en kwaliteit van de zorg. In levensbedreigende situaties kunnen patiënten altijd – ook tijdens een SEH-stop – terecht bij de meest geschikte nabije SEH.
Ik beschik niet over informatie over het aantal SEH-stops op het niveau van individuele ziekenhuizen, de provincie of over de afgelopen twee jaar. Wel heb ik informatie5 over de SEH-stops in de betreffende regio’s in de maand januari 2023:
In de zeven ziekenhuizen in de ROAZ-regio Zwolle waren er in januari 2023 in totaal 35 SEH-stops.
In de zes ziekenhuizen in de ROAZ-regio Oost waren er in januari 2023 in totaal 16 SEH-stops.
Het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) geeft aan dat er in de ROAZ-regio Euregio (Twente / Oost-Achterhoek / Duitse grensstreek) regionale afspraken zijn dat daar niet met het instrument SEH-stops gewerkt wordt, uitgezonderd voor calamiteiten.
Hoe verhoudt de verschaling van de zorg in Zutphen zich tot de regiobeelden en regioplannen die geformuleerd worden?
In het IZA is afgesproken dat dit jaar ROAZ-beelden en ROAZ-plannen worden opgesteld over de acute zorg in de regio. In de ROAZ-plannen worden de belangrijkste transformatieopgaven in de regio opgenomen om de toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van de acute zorg duurzaam te borgen en worden afspraken gemaakt over oplossingen voor deze knelpunten. De voorgenomen reorganisatie van het Gelre Ziekenhuis zal bij de plannen voor deze regio worden betrokken.
Wat betekent het sluiten van de verloskunde afdeling voor de capaciteitsproblemen in de geboortezorg? In hoeverre kunnen ziekenhuizen in de regio de gemiddeld 850 geboortes per jaar van het ziekenhuis in Zutphen overnemen? Is het personeel van de afdeling bereid om in een ander ziekenhuis te gaan werken? Kunnen de andere ziekenhuizen dezelfde kwaliteit leveren op hun verloskundige afdelingen, ook als het aantal bevallingen sterk toeneemt?
Gelre Ziekenhuizen verwacht dat een deel van de bevallingen zich verplaatst naar de locatie in Apeldoorn. Daar is ook ruimte voor. Daarnaast is Gelre in gesprek met Deventer Ziekenhuis, Rijnstate (Arnhem) en Slingeland (Doetinchem), en worden er afspraken gemaakt over de patiënten die zich vanaf de zomer naar deze ziekenhuizen zullen verplaatsen. Het zorgcontinuïteitsplan voor de regio wordt nog opgesteld en zal hierover verder duidelijkheid bieden. Zoals gezegd is het de verwachting van de raad van bestuur van Gelre Ziekenhuizen dat de reorganisatie juist de kwaliteit van de zorg ten goede komt.
De raad van bestuur heeft daarnaast aangegeven dat zij uiteraard met de betrokkenen in gesprek gaat over de toekomst. Uitgangspunt is dat medewerkers ondersteund worden naar een passende nieuwe werkplek, ook als dit op eigen verzoek buiten de organisatie van Gelre Ziekenhuizen is.
Zijn er nog andere financiële belangen die ertoe hebben geleid dat de raad van bestuur tot dit voorgenomen besluit is gekomen?
Er zijn mij geen andere financiële belangen bekend.
Wat betekent het strenger handhaven van de gestelde norm dat iedere SEH een SEH-arts met een jaar ervaring moet hebben, een norm waar lang niet alle SEH’s aan kunnen voldoen, voor het SEH-landschap? Hoe kijkt u tegen dit vraagstuk aan?
De norm in het Kwaliteitskader Spoedzorgketen, die stelt dat op elke SEH gedurende openingstijden tenminste een arts met minimaal één jaar klinische ervaring aanwezig is, is op 1 juli 2022 in werking getreden. Over deze norm is veel gesproken met verschillende veldpartijen, zoals de Federatie Medisch Specialisten (FMS), de NFU en de NVZ. Eerder was het voorstel om een arts met minimaal twee jaar ervaring de norm te maken, maar dit werd niet haalbaar geacht. Uiteindelijk is deze norm, die door sommigen «mager» wordt genoemd, in doorzettingsmacht vastgesteld door het Zorginstituut Nederland (ZIN, «Kwaliteitskader Spoedzorgketen», februari 2020). Ook ik vind deze norm mager en het is van groot belang dat de ziekenhuizen deze (minimale) norm zo goed mogelijk naleven. De aanwezigheid van een arts met minimaal één jaar klinische ervaring op elke SEH is nodig voor de kwaliteit en patiëntveiligheid van de geleverde zorg. Iedere patiënt in Nederland moet tenslotte kunnen rekenen op kwalitatief goede en veilige zorg op de SEH.
Mantelzorgwoningen |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de problemen die mensen ondervinden wanneer zij een mantelzorgwoning willen plaatsen of bewonen? Wat is uw reactie op de in EenVandaag vertelde verhalen?1
Ik heb de uitzending van EenVandaag gezien. Het is vervelend om te zien dat een mantelzorgwoning wordt verwijderd en dat dit gepaard gaat met woede en frustratie omdat een medische indicatie niet is afgegeven of niet helder is of iemand een mantelzorgverklaring heeft. Of mensen over het algemeen problemen ondervinden wanneer zij een mantelzorgwoning willen plaatsen of bewonen is moeilijk te beoordelen. Bij mij zijn hierover geen signalen bekend. Er zijn op landelijk niveau geen gegevens beschikbaar over de hoeveelheid mantelzorgwoningen en in hoeverre deze worden gehonoreerd of afgewezen.
Wat vindt u van het feit dat gemeenten geen uniform beleid voeren ten aanzien van mantelzorgwoningen?
Gemeenten hebben op grond van de Wmo2015 de wettelijke opdracht om burgers die niet meer zelfstandig kunnen participeren en/of een psychosociale stoornis hebben maatschappelijke ondersteuning te bieden. Als een burger zich meldt met een ondersteuningsvraag wordt bij het gemeentelijk onderzoek bezien wat een burger zelf nog kan, wat het sociaal netwerk kan en in hoeverre een algemene- of maatwerkvoorziening nodig is. Gemeenten hebben een grote beleidsruimte om burgers, op maat, te kunnen ondersteunen. Dit geldt ook voor de wijze waarop gemeenten omgaan met mantelzorgwoningen. Uiteraard mag het lokale beleid nooit in strijd zijn met de vigerende wet- en regelgeving. Het draagt niet bij om een uniform landelijk kader te stellen voor mantelzorgwoningen.
Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van VWS heb ik aan uw Kamer toegezegd om in het eerste kwartaal van 2023 een uitvoeringsagenda mantelzorg te sturen. Het onderwerp Mantelzorgwoningen is één van de knelpunten die door mantelzorgers is aangedragen. Momenteel ben ik met verschillende maatschappelijke partners (VNG, Mantelzorg NL, Movisie, ActiZ, de NOV, SWN en Werk en Mantelzorg) in gesprek over de vormgeving van deze agenda, en over de manier waarop mantelzorgwoningen hierin thuis horen. Een actie die in de conceptversie van deze agenda is opgenomen is het bundelen van goede voorbeelden op het gebied van mantelzorgwoningen, om die goede voorbeelden vervolgens landelijk te delen in een publicatie/handreiking.
Deelt u de mening dat mantelzorgers cruciaal zijn voor de zorg en dat mantelzorgwoningen noodzakelijk kunnen zijn om mensen van zorg te voorzien? Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik. Mantelzorgers zijn van groot belang voor onze samenleving om lichte hulpvragen uit te voeren en mensen te helpen. Ze vervullen een essentiële rol in het ondersteunen en helpen van hun naaste. Het is inderdaad zo dat een mantelzorgwoning een belangrijk instrument kan zijn om mantelzorg meer duurzaam en toegankelijk te maken. Wanneer mantelzorgers dichter bij de zorgvrager wonen, zijn ze beter in staat om hun naasten te helpen.
Wat vindt u van het feit dat mantelzorg vaak gelijk gesteld wordt met 24 uurs-zorg?
Mantelzorg kan en mag nooit gelijk worden gesteld aan 24-uurs zorg. Mantelzorg is een vrijwillige vorm van zorg die uitgevoerd dient te worden binnen de draagkracht en draaglast van de zorgverlener. Gemeenten hebben de wettelijke taak om mensen die niet meer zelfstandig kunnen participeren en/of een psychosociale stoornis hebben passend te ondersteunen zodat zij wel kunnen participeren. Bij het onderzoek dat de gemeente uitvoert wordt hierbij ook gekeken welke rol het sociaal netwerk (zoals de mantelzorger) heeft en of (een deel van) de gewenste ondersteuning kan worden uitgevoerd. Indien het noodzakelijk is wordt ook bekeken in welke mate een algemene- of maatwerkvoorziening nodig is. Bij zorg en ondersteuning thuis op grond van de Wmo gaat het echter nooit om 24-uurs zorg. De verwachting van mantelzorg moet dan ook niet zijn dat hiermee 24-uurs zorg wordt behaald.
Deelt u de mening dat wanneer iemand 24-uurs zorg nodig heeft en een verpleeghuisindicatie aangewezen is en, gezien het tekort aan voldoende verpleeghuisplaatsen een mantelzorgwoning wellicht zelfs een (tijdelijke) oplossing kan bieden? Zo nee, waarom niet?
Wanneer iemand 24-uurs zorg in de nabijheid nodig heeft door middel van een verpleeghuisindicatie maar er nog geen plaats is in een geschikte woonvorm, is een verzekerde aangewezen op overbruggingszorg. Dit wordt geregeld vanuit het zorgkantoor. Deze overbruggingszorg kan bestaan uit een tijdelijk verblijf in een andere instelling, maar ook zorg thuis die voorziet in de zorgbehoefte. Daar kan mantelzorg een aanvulling op zijn, en daar kan een mantelzorgwoning aan bijdragen.
Wat vindt u van de werkwijze van de gemeente Oss, waarbij niet alleen ouderen bij hun kinderen kunnen gaan wonen, maar ook gezonde jongeren in een mantelzorgwoning kunnen gaan wonen als tijdelijke aanpak van de wooncrisis, zo lang sprake is van een sociale band? Vindt u dit een idee om landelijk te implementeren, zo nee waarom niet? Zo ja, hoe en wanneer?
In de bestrijding van de wooncrisis zijn creatieve keuzes noodzakelijk, en als een gemeente ziet dat een andere bestemming van mantelzorgwoningen hier een tijdelijke oplossing voor kan zijn, moedig ik dit aan. Landelijke implementatie zou echter een breuk zijn met de gemeentelijke beleidsruimte. In mijn antwoord op vraag 1 heb ik benoemd dat een actie in de conceptversie van de uitvoeringsagenda mantelzorg is opgenomen, gericht op het bundelen van goede voorbeelden op het gebied van mantelzorgwoningen. Voorbeelden zoals uit de gemeente Oss zouden daar ook in opgenomen kunnen worden.
Wat gaat u doen aan deze problemen rond mantelzorgwoningen, gezien uw beleid om zorgkantoren te laten stimuleren dat mensen thuis blijven wonen en gezien de schaarste op de arbeidsmarkt?
Ik ben bezig om, zoals toegezegd aan uw Kamer, met gemeenten, mantelzorgers, zorgorganisaties, verzekeraars en andere maatschappelijke partners een uitvoeringsagenda mantelzorg op te stellen. In deze agenda is aandacht voor bijvoorbeeld de verbinding tussen formele en informele zorg en knelpunten in de uitvoeringspraktijk, zoals ook de problemen die bestaan met betrekking tot mantelzorgwoningen. Eerder is al toegezegd dat de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening een instructieregel in het Besluit kwaliteit leefomgeving zal opnemen voor het omgevingsplan, die moet verzekeren dat gemeenten ervoor zorgen dat bij woningen mogelijkheden blijven bestaan voor mantelzorg.
Wie is volgens u verantwoordelijk voor de ondersteuning van mantelzorgers? Hoe ziet u uw eigen rol in deze?
Gemeenten hebben, op grond van de Wmo2015, de wettelijke verantwoordelijkheid voor het ondersteunen van mantelzorgers. Ikzelf ben bezig, in samenwerking met gemeenten, mantelzorgers, zorgorganisaties, verzekeraars en andere maatschappelijke partners met de uitvoeringsagenda mantelzorg, waarin aandacht zal zijn voor bestaande knelpunten en verbeteringen op het gebied van passende individuele ondersteuning.
Wat vindt u van het feit dat gemeenten vragen om een medische verklaring, terwijl in de richtlijnen voor artsen staat dat een behandelend arts geen geneeskundige verklaring over de eigen patiënten mag geven? Hoe gaat u ervoor zorgen dat hier duidelijke regels over komen?
Of gemeenten vragen om een medische verklaring valt binnen hun beleidsruimte. Het is wel wenselijk dat, indien gemeenten verzoeken om een medische verklaring, de gemeente ook aangeeft dat de verklaring door een onafhankelijk arts verstrekt dient te worden om verwarring te voorkomen. Gemeenten hebben zelf de ruimte om regels te stellen waar het gaat om mantelzorgverklaringen, maar moeten hierin wel consistent en duidelijk zijn.
Wat vindt u van pre-mantelzorgbeleid dat 50 gemeenten voeren? Vindt u het een goede zaak dat gemeenten dit op eigen initiatief regelen en ziet u hierin ook een rol voor uzelf? Zo ja, welke?
Een pre-mantelzorgwoning is hetzelfde als een mantelzorgwoning, maar mag gebruikt worden voordat sprake is van een mantelzorgsituatie. Dit is een mooie manier om voorbereid op de toekomst te zijn als het aankomt op mantelzorg. Of gemeenten dit willen regelen is aan hen en valt binnen de beleidsruimte. In mijn rol wil ik wel dergelijke voorbeelden onder de aandacht brengen bij andere gemeenten, zodat het kan dienen ter inspiratie.
Hoe ziet dit pre-mantelzorgbeleid eruit en kan dit landelijk worden toegepast? Zo ja, hoe gaat u dat stimuleren en implementeren?
Het beleid wisselt per gemeente en het kan ook per locatie (afhankelijk van ruimtelijke omstandigheden) verschillen. Niet iedere locatie leent zich voor het structureel toestaan van dergelijke extra woningen binnen een perceel. Dit vraagt lokaal maatwerk. Dat is ook de reden dat ik hier geen landelijk uniforme regeling voor kan ontwikkelen. Wel wil ik pre-mantelzorgbeleid onder de aandacht brengen bij gemeenten zodat ze het als oplossing kunnen overwegen.
De herziening van de Capital Requirements Regulation (CRR) door de Europese Commissie |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Wat is uw standpunt ten aanzien van de herziening van de CRR, die van banken verlangt reserveringen aan te houden voor (potentiële) probleemleningen, ook indien er een sluitende overheidsgarantie aanwezig is, met name omdat deze verplichting daarmee ook geldt voor de Nederlandse Waterschapsbank en de Bank Nederlandse Gemeenten, ondanks de aanwezigheid van een sluitende garantie van het waarborgfonds voor sociale woningbouw?
Het gaat in dit geval specifiek op de herziening van de voorzieningen voor zogenoemde niet-presterende leningen (NPL’s). Dit zijn leningen waarbij een kredietnemer een betalingsachterstand van minimaal 90 dagen heeft of volgens boekhoudregels waarschijnlijk niet in staat wordt geacht de lening af te lossen. Sinds april 2019 is een minimumdekking voor NPL’s, het zogeheten achtervangmechanisme, van kracht. Dit betekent dat banken een reservering ter omvang van een voorgeschreven percentage van een NPL aan dienen te houden. Deze minimumdekking binnen de verordening kapitaaleisen (CRR) heeft tot doel te waarborgen dat banken tijdig en voldoende voorzieningen treffen voor niet-presterende leningen NPL’s.
De hoogte van de minimumdekking is afhankelijk van het risico dat een bank bij bepaalde NPL’s loopt. Als een blootstelling geen achterliggende garanties kent, moet er in het derde jaar van NPL-classificatie volledig worden voorzien. Voor NPL’s die een garantie hebben van bepaalde vastgestelde garantieverstrekkers, bijvoorbeeld het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WfZ), geldt voor de eerste zeven jaar van classificatie als NPL dat de bank hiervoor geen voorzieningen hoeft te treffen. Vanaf het begin van het achtste jaar als NPL dient een bank voor de volledige blootstelling voorzieningen te treffen. Hiervoor dient een bank additioneel kapitaal aan te houden en dit brengt kosten met zich mee.
Ik onderschrijf ten volle het nut van een minimumdekking voor NPL’s zodat banken tijdig en voldoende voorzieningen treffen voor NPL’s. Dit geldt in algemene zin ook voor de minimumdekking voor blootstellingen, waarvoor de zeer uiteenlopende garantieverstrekkers in de verschillende lidstaten garant staan. Hiermee wordt de soliditeit van banken gewaarborgd en gezorgd dat banken zijn voorbereid op mogelijke verliezen en hun balans gezond houden. Deze minimumdekking vormt daarmee een belangrijk onderdeel van risicoreductie in de Europese bankensector.
Tegelijkertijd ben ik ook van mening dat zich in Nederland een specifieke situatie voordoet ten aanzien van blootstellingen gegarandeerd door WSW en WfZ, die niet goed past in deze Europese regelgeving. De waarborgfondsen en uiteindelijk de Nederlandse Staat staan garant voor deze blootstellingen. Het kredietrisico van dit type NPL’s is voor een bank daardoor klein. Echter, omdat de overname van de betalingsverplichting door de waarborgfondsen de NPL-status niet wijzigt en de NPL op de balans van de betreffende banken blijven staan, dienen banken op grond van de huidige regelgeving in de CRR voorzieningen te treffen. Ik ben van mening dat de garanties die de NWB Bank en BNG Bank op hun door de waarborgfondsen gegarandeerde blootstellingen hebben, beter gereflecteerd kunnen worden in het prudentiële raamwerk voor banken.
Kunt u duiden wat de omvang van eventueel aan te houden reserves is? Kunt u de gevolgen van de CRR voor de beschikbaarheid van financiering voor de corporatiesector schetsen?
Van de door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw gegarandeerde uitstaande schuld stond eind 2021 ongeveer 89% op de balans van de NWB Bank en de BNG Bank. De minimumdekking voor NPL’s heeft potentieel gevolgen voor financieringen aan de corporatiesector als de financieringsruimte van deze banken afneemt, doordat ze moeten voorsorteren op toenemende voorzieningen in de toekomst. Naast de afname van de financieringsruimte zou een aanvullende kapitaalbehoefte ook additionele kosten met zich brengen omdat het aanhouden van kapitaal kostbaar is.
Informatie over de verwachte NPL’s die langer dan zeven jaar op de balans van de betreffende banken staan of in de toekomst zou kunnen staan is niet publieke, concurrentiegevoelige informatie. Zodoende is het niet mogelijk om de kwantitatieve gevolgen van de minimumdekking voor NPL’s voor de corporatiesector concreet te duiden, anders dan dat dit zowel de kosten van financiering als de beschikbaarheid ervan negatief zou beïnvloeden.
Kunt u de gevolgen van de CRR voor de uitvoering van de Nationale Prestatieafspraken woningcorporaties schetsen? Hoe schat u het risico in dat de uitvoering van de Nationale Prestatieafspraken woningcorporaties in het geding komt?
Een verslechterde betaalbaarheid en beschikbaarheid van financiering zou gevolgen hebben voor de investeringscapaciteit van de corporatiesector. Dit zou de uitvoering van de Nationale Prestatieafspraken negatief beïnvloeden. Ik zal me er dan ook voor inzetten om dit te voorkomen.
Waarom is tijdens de onderhandelingen over de Algemene Oriëntatie door de lidstaten niet ingezet op een uitzondering voor situaties waarbij een sluitende overheidsgarantie aanwezig is? Is het mogelijk om een dergelijke uitzondering alsnog toe te voegen?
Zoals beschreven in de beantwoording van vraag 1, is de minimumdekking voor NPL’s al sinds april 2019 van kracht. Deze stond niet ter discussie in het huidige bankenpakket noch de Raadsonderhandelingen. De onderhandelingen in de Raad waren al in een vergevorderd stadium toen de mogelijke consequenties van deze bestaande regelgeving voor de financiering van de sociale woningbouw en het zorgvastgoed duidelijker werden. Omdat de positie van het Europees Parlement, die eind januari vastgesteld is, een amendement op het achtervangmechanisme bevat, zal de minimumdekking terugkomen in de triloogonderhandelingen voor het bankenpakket die begin maart van start zijn gegaan.
Kunt u ingaan op de mogelijkheden om tijdens de triloogonderhandelingen een uitzondering voor situaties waarbij een sluitende overheidsgarantie aanwezig is te realiseren? Bent u daartoe bereid? Wat kunt u doen om de slagingskansen te verhogen?
Zoals beschreven in de beantwoording van vraag 1 ziet het kabinet in het algemeen het belang van de minimumdekking voor NPL’s zodat banken tijdig en voldoende voorzieningen treffen. Tegelijkertijd lijkt dit onnodig voor de blootstellingen die gegarandeerd worden door WSW en WfZ. Daarom ga ik me in de triloog inzetten voor een gerichte uitzondering op de minimumdekking voor NPL’s, zodat de garanties die de NWB Bank en BNG Bank op hun door de waarborgfondsen gegarandeerde blootstellingen hebben, beter worden gereflecteerd in het prudentiële raamwerk voor banken. Ik wil deze uitzondering zo gericht mogelijk houden om te voorkomen dat de minimumdekking wordt ondermijnd. Ik zet me ervoor in om voor een gerichte uitzondering tijdens de triloog ook in de Raad voldoende steun te vinden.
Kunt u deze vragen voorafgaand aan het commissiedebat Staat van de volkshuisvesting beantwoorden?
Ja.
Dilemma’s bij schuldhulpverleners om te kunnen handelen in het belang van cliënten als ontstaan effect van het recent aangenomen wetsvoorstel tot wijziging van de Wsnp |
|
Don Ceder (CU) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat door onder andere schuldhulpverleners wordt aangegeven dat zij, in verband met het ontbreken van overgangsrecht – tot inwerkingtreding van het recent aangenomen wetsvoorstel voor wijziging van de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) – dilemma’s ervaren om in het belang van hun cliënt te kunnen handelen in verband met wijziging van de termijn van 36 maanden naar 18 maanden per 1 januari 2024 aanstaande?
Ja.
Hoe beziet u dit dilemma van schuldhulpverleners waarbij het indienen van een verzoekschrift voor toelating tot de Wsnp in 2023 cliënten in een nadeligere positie brengt, afgezien van het feit dat het voor cliënt positief kan zijn dat een traject wordt gestart en er een perspectief komt op een schuldenvrije toekomst, ten opzichte van het afwachten van het indienen van een verzoekschrift tot toelating tot de Wsnp tot inwerkingtreding van het wetsvoorstel per 1 januari 2024?
De wetswijziging gaat uit van onmiddellijke werking van de nieuwe regels, zodra de wet in werking treedt. Er is in de wetswijziging niets geregeld voor lopende Wsnp-trajecten waardoor het huidige recht van toepassing blijft op die trajecten.
Ik begrijp dat mensen nu wachten met het indienen van een Wsnp-verzoek totdat de aangenomen wet in werking treedt, omdat de Wsnp-duur dan verkort wordt naar in beginsel 18 maanden. Tegelijkertijd is dat niet wenselijk, aangezien mensen daardoor langer in een problematische schuldensituatie blijven, schulden oplopen en het langer duurt voordat zij hulp krijgen om hieruit te komen.
Daarom ben ik nu in overleg met de praktijk om de nieuwe wet zo spoedig mogelijk in werking te laten treden. De wetswijziging brengt echter het nodige teweeg en alle betrokkenen hebben tijd nodig om de wijziging goed te laten landen.
Op welke wijze bent u met partijen als de Raad voor de Rechtspraak, NVVK financiële hulpverleners, Schuldhulpmaatje, en andere relevante partners, in gesprek om de inwerkingtreding van het gewijzigde wetsvoorstel te realiseren?
Er vindt al overleg plaats met de Raad voor de rechtspraak (Rvdr), het landelijk overlegorgaan van rechters-commissaris in procedures betreffende faillissementen, surseances van betaling en de Wsnp (Recofa), de branchevereniging voor Wsnp-bewindvoerders (BBW), de Nederlandse Verenging voor Gemeenten (VNG) en een aantal vertegenwoordigers van grote gemeenten, de Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders (KBvG), Nederlandse Vereniging voor Incassodienstverleners (NVI) en een samenwerkingsverband van schuldeisers (de schuldeiserscoalitie) om een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van de wet mogelijk te maken. We voelen de urgentie om hierin snel stappen te zetten.
Bent u bereid om met, in ieder geval, de Raad voor de Rechtspraak in gesprek te gaan om te komen tot een heldere beleidslijn hoe om te gaan met dergelijke situaties, anticiperende op inwerkingtreding van het wetsvoorstel per 1 januari 2024?
Zoals hiervoor aangegeven gelden de nieuwe regels vanaf het moment dat de wet in werking treedt. Ik streef er daarom naar om de wet zo spoedig mogelijk in werking te laten treden en hierover heb ik al overleg met de Rvdr.
Daarbij staat het kabinet voor een brede aanpak die erop gericht is om zowel het buitengerechtelijke als wettelijke traject zo veel als mogelijk in overeenstemming met elkaar te brengen en op elkaar te laten aansluiten. Voor het buitengerechtelijke traject wordt daarom de verkorting van de Wsnp-duur naar in principe 18 maanden gevolgd. Hierover hebben wij nauw contact met alle partijen die betrokken zijn bij de schuldhulpverlening, in het bijzonder de VNG, NVVK, de KBvG, NVI, en de overheidsschuldeisers.
Het bericht dat de medische industrie casht met nutteloze apparatuur |
|
Maarten Hijink |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de medische industrie casht met nutteloze apparatuur?1
Ik kan mij niet vinden in de opinie dat nutteloze hulpmiddelen worden gefinancierd. Insteek van mijn beleid, in samenwerking met het Zorginstituut en de Nederlandse Zorgautoriteit, is namelijk dat medische hulpmiddelen alleen ingezet worden wanneer dat bijdraagt aan de vier principes van passende zorg, zoals vastgesteld in het kader passende zorg.2 Om tot passende verzekerde zorg te komen is het van belang dat medische hulpmiddelen veilig en effectief zijn en voldoen aan de «stand van de wetenschap en praktijk.»3 Daarnaast zet ik in op de ontwikkeling en inzet van medische hulpmiddelen die bijdragen aan de toegankelijkheid, betaalbaarheid en bemensbaarheid van de zorg met behoud van kwaliteit. Hierover zijn afspraken en doelen gesteld in het Integraal Zorgakkoord (IZA), de programma’s Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO) en Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (TAZ). Ook heb ik recent uw Kamer geïnformeerd over het traject verbeteren en verbreden toets op het basispakket, waarmee onder andere het Zorginstituut nog meer instrumenten in handen krijgt om te sturen op o.a. effectiviteit van verzekerde zorg.4
Hoe wordt het nut voor de patiënt meegenomen in het proces van bepalen of een medisch hulpmiddel tot de markt wordt toegelaten?
In het belang van de patiënt moet de fabrikant bij toelating tot de Europese markt aantonen dat zijn hulpmiddel veilig is en doet wat het moet doen.5 Het nut voor de patiënt wordt daarin niet als een zodanig afgebakend criterium meegenomen. Een notified body toetst of het hulpmiddel voldoet aan de wettelijke vereisten, zoals gesteld in de Europese wetgeving voor medische hulpmiddelen en in vitro diagnostica (MDR en IVDR).
Hoe wordt het nut voor de patiënt meegenomen in het proces van bepalen of een medisch hulpmiddel wordt ingekocht?
Binnen de medisch-specialistische zorg, waar het artikel met de genoemde voorbeelden aan refereert, maakt een zorginstelling zelf de afweging of het een medisch hulpmiddel inkoopt. Deze afweging is mede gebaseerd op de door de wetenschappelijke verenigingen opgestelde richtlijnen. Deze richtlijnen moeten voldoen aan de «stand van de wetenschap en praktijk». Het nut voor de patiënt is hierbij een van de meewegende criteria, naast effectiviteit en kosteneffectiviteit.
Buiten de medisch-specialistische zorg contracteren onder andere zorgverzekeraars, gemeenten en zorgkantoren direct bij leveranciers van hulpmiddelen en letten daarbij onder meer op de criteria van toegevoegde waarde voor de patiënt, effectiviteit en prijs.
Wat is de gemiddelde winstmarge die producenten maken op dure medische hulpmiddelen?
Dit betreft over het algemeen bedrijfsgevoelige informatie die niet met mij wordt gedeeld. Dat winst wordt gemaakt op de verkoop van medische hulpmiddelen vind ik op zichzelf geen probleem. Wel hecht ik er aan te benadrukken dat ik exorbitante winsten niet vind passen in de zorg. Daarnaast vind ik het van belang dat op de markten voor medische hulpmiddelen sprake is van gezonde concurrentie. Dit stimuleert ook de ontwikkeling van nieuwe innovaties.
In hoeverre zijn de zeer dure nieuwe medische hulpmiddelen die de afgelopen jaren op de markt zijn gekomen van toegevoegde waarde voor de patiënt? Heeft u daar zicht op?
Zoals in het antwoord op vraag 2 toegelicht, moet bij markttoelating alleen de veiligheid en kwaliteit van een hulpmiddel worden aangetoond. Ik heb daardoor bij markttoelating niet direct zicht op de toegevoegde waarde voor de patiënt van een individueel product. Echter, om in het verzekerde pakket te komen, dient een fabrikant na markttoelating aan te tonen dat een hulpmiddel voldoet aan de «stand van wetenschap en praktijk» en past bij de zorgvraag van de verzekerde. Het uitgangspunt is dus dat verzekerde producten van toegevoegde waarde zijn voor de patiënt.
Bent u het ermee eens dat het nuttiger is om te kijken hoe er bespaard kan worden op de uitgaven aan nutteloze hulpmiddelen die door commerciële bedrijven worden geproduceerd, dan om de toegang tot medisch noodzakelijke zorg voor patiënten te beperken, zoals nu vaak de insteek lijkt te zijn van het beleid om op de zorguitgaven te besparen?
Vanzelfsprekend deel ik de mening dat we geen nutteloze hulpmiddelen zouden moeten financieren. Ik vind het dan ook belangrijk dat partijen afspraken maken in de contractering en inkoop om te voorkomen dat een patiënt hulpmiddelen krijgt waar hij of zij niks aan heeft. Om dit te ondersteunen ben ik momenteel bezig met het eerdergenoemde traject verbeteren en verbreden toets op het basispakket.
Zo ja, welke stappen gaat u zetten om te voorkomen dat er zorggeld wegvloeit naar commerciële hulpmiddelenproducenten voor hulpmiddelen waar de patiënt niets aan heeft?
Zie antwoord vraag 6.
De uitzending van Tegenlicht van donderdag 26 januari en het initiatief Collectief Kapitaal |
|
Senna Maatoug (GL), Tom van der Lee (GL) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
Bent u bekend met het initiatief Collectief Kapitaal?
Ja.
Bent u bekend met de uitzending van Tegenlicht van donderdag 26 januari 2023?1
Ja.
In het navolgende beantwoordt de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst de vragen 3, 4 en 5. De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen beantwoordt de vragen 6 en 7.
Kunt u aangeven hoe de Belastingdienst bepaalt of iets een schenking is of een beloning? Speelt de status van de schenkende instelling daarbij een rol?
Of een instelling de status van algemeen nut beogende instelling (ANBI) heeft, is niet van invloed op de vraag of sprake is van een schenking. Voor de vraag of schenkbelasting verschuldigd kan zijn, is de ANBI-status wel relevant. Voor schenkingen aan een ANBI geldt een vrijstelling van schenkbelasting, behalve voor zover aan de verkrijging een opdracht is verbonden die ertoe strekt dat de schenking niet bestemd is voor het algemeen belang. Voor uitkeringen die door een ANBI worden gedaan in het kader van het algemeen nut, geldt eveneens een vrijstelling van schenkbelasting. Voor de vraag of er door de ontvanger inkomstenbelasting is verschuldigd ter zake van hetgeen hij heeft verkregen, is van belang of er sprake is van een (belastbare) bron van inkomen (beloning). De Belastingdienst bepaalt aan de hand van de Successiewet 1956 of de betaling een belastbare schenking is en aan de hand van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 of de betaling (ook) kan worden aangemerkt als belastbaar inkomen.
In de schenkbelasting geldt overigens ook een vrijstelling indien de ontvanger over hetgeen door schenking is verkregen, inkomstenbelasting is verschuldigd.
Klopt het dat aan de stichting Collectief Kapitaal de Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI-)status is verleend als «kennisinstelling»? Klopt het dat de betalingen die deze stichting doet in het kader van onderzoek daarom als «beloning» worden geclassificeerd? Zouden deze betalingen wel als «schenking» worden geclassificeerd als de ANBI-status was verleend in het kader van sociaal welzijn?
In het ANBI-register op de website van de Belastingdienst2 is opgenomen dat Stichting Collectief Kapitaal met ingang van 10 juli 2020 de ANBI-status heeft. Omdat de Belastingdienst is gehouden aan de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan geen nadere informatie worden verstrekt over individuele instellingen.
Wel kan in algemene zin worden opgemerkt dat in artikel 5b, derde lid, van de AWR de verschillende algemeen nut categorieën worden opgesomd, waaronder bijvoorbeeld de categorie welzijn, de categorie cultuur en de categorie onderwijs, wetenschap en onderzoek. Als een ANBI een bedrag schenkt en daarmee handelt binnen haar algemeen nuttige doelstelling, geldt voor de ontvanger een vrijstelling van schenkbelasting.
Voor de ontvanger van de uitkering kan hetgeen van de ANBI is verkregen een bron van inkomen zijn. De Belastingdienst beoordeelt per potentiële inkomensbron of sprake is van belastbaar inkomen voor de inkomstenbelasting. De eisen daarvoor verschillen per inkomensbron. Zo is het voor resultaat uit overige werkzaamheden (row) relevant of de ontvanger enige tegenprestatie verricht, terwijl dat voor een belastbare periodieke uitkering niet per definitie een vereiste is. Het is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van een situatie of sprake is van een belastbare bron van inkomen.
Kunt u aangeven welke wijzigingen in de werkwijze zouden leiden tot een andere uitkomst met betrekking tot de toekenning van de ANBI-status en de classificatie van de betalingen als «beloning»?
Nee, de Belastingdienst is gehouden aan de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en kan geen informatie verstrekken t.a.v. de werkwijze van een individuele instelling.
Vindt u ook dat initiatieven zoals Collectief Kapitaal ondersteuning verdienen? Bent u bereid met dit initiatief in gesprek te gaan en te kijken wat er nodig is om Collectief Kapitaal een vervolg te geven?
Als Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zie ik de waarde van deze vorm van privé initiatieven. Zij kunnen juist buiten de bestuursrechtelijke kaders om kleinschalig hulp bieden, aanvullend aan de initiatieven vanuit de overheid zelf. Ik wil deze initiatieven dan ook graag volgen en met hen in contact blijven, omdat hun ervaringen waardevolle input kunnen vormen voor de verdere beleidsvorming.
Bent u bekend met andere initiatieven die zich bezig houden met het versterken van bestaanszekerheid middels schenkingen aan deelnemers? Hoe worden deze initiatieven gefaciliteerd? Worden de opbrengsten van deze initiatieven met u gedeeld en hoe worden deze meegenomen in het maken van beleid?
Er zijn mij meerdere vergelijkbare kleinschalige initiatieven bekend. Die volg ik met interesse. Vooralsnog zijn slechts van een beperkt aantal initiatieven de opbrengsten inzichtelijk. Deze worden betrokken bij verdere beleidsvorming. Zoals eerder aangegeven, gaat het steeds om kleinschalige initiatieven die zich niet lenen voor een Rijksbrede facilitering. Daar waar nodig, wordt wel samen met betrokken gemeenten gekeken naar hoe binnen de bestaande wettelijke kaders ruimte voor het initiatief kan worden gecreëerd.
Het artikel ‘Schone as van afval legt het af tegen de goedkopere vuile variant’ |
|
Erik Haverkort (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Schone as van afval legt het af tegen de goedkopere vuile variant» en de daarin beschreven problematiek dat vuile bodemas wordt toegepast, terwijl schone bodemas in grote stapels ongebruikt blijft liggen?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Bent u ermee bekend dat in bodemas nog veel vervuiling zit, waaronder batterijen (ongeveer 1.500 stuks per vrachtwagen), onverbrande plastic deeltjes en stoorstoffen? Bent u bekend met het feit dat er in Nederland jaarlijks ongeveer twee miljoen ton bodemas resteert na het verbranden van afval in afvalenergiecentrales (AEC’s)?
Ik ben ermee bekend dat er een aanzienlijke hoeveelheid AEC-bodemas resteert na het verbranden van afval en dat in de bodemas nog onverbrande deeltjes aanwezig zijn. Daarom worden de bodemassen na verbranding nog be- en verwerkt en worden ijzer, roestvrij staal, onverbrande delen, et cetera gescheiden van de bodemassen. Ik vind het belangrijk om te voorkomen dat door het recyclen van materialen ongewenste milieueffecten optreden bij toepassing op of in de bodem. Bodemassen moeten bij toepassing voldoen aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit.
Inmiddels zijn de technieken voor het verwijderen van batterijen uit de bodemassen verbeterd. Het is mogelijk om, na opwerking, bodemassen te produceren met maximaal 0,5 gewichtsprocent metallisch ijzer, waaronder maximaal 0,05 gewichtsprocent batterijen. Onderzocht wordt of dit verwijderingspercentage voor metallisch ijzer als minimum kan worden gereguleerd in het Circulair Materialenplan waarvan een eerste conceptversie in september 2023 gereed is.2
Kunt u aangeven welke eisen er gelden voor bodemas, voordat het de AEC mag verlaten en op welke manier daarop wordt toegezien?
Ik vind het belangrijk dat we het milieu beschermen en dat we zo veel mogelijk voorkomen dat ongewenste stoffen in het milieu terecht komen. Bodemas mag daarom alleen worden toegepast als granulaat of als toeslagmiddel in beton of immobilisaat als de milieuhygiënische kwaliteit is vastgesteld en er wordt voldaan aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. De gemeente is het bevoegd gezag voor het toezicht en de handhaving van het Besluit bodemkwaliteit. Het toezicht wordt door de gemeente veelal ondergebracht bij een Omgevingsdienst.
Kunt u aangeven wat er met de waarschuwing van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) van juli 2022 ten aanzien van de milieurisico’s van het gebruik van bodemas is gebeurd en op welke manier handhaving of regelgeving is verscherpt of aangepast?
Bodemas in beton of immobolisaat vormt op zichzelf geen risico voor de bodem, mits het materiaal voldoet aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Dit geldt ook voor materiaal dat na sloop vrijkomt en wordt hergebruikt. Bij een overtreding kan het bevoegd gezag handhaven.
De ILT signaleert risico’s bij het eventueel foutief hergebruik van gesloopt materiaal waarin bodemas als toeslagmiddel is gebruikt of is geïmmobiliseerd. Dit risico heeft aandacht in de beleidsvorming. In het kader van het Circulair Materialenplan – de vervanging van het Landelijk Afvalbeheerplan – en het in dat licht op te stellen milieueffectrapport wordt het immobiliseren van afvalstoffen meegenomen. Daarbij wordt ook gekeken naar het beperken van de risico’s van immobiliseren. Na afronding van het milieueffectrapport kan worden beoordeeld of aanpassing van het beleid of regelgeving nodig is.
Herkent u de kritiek dat er sinds de green deal Verduurzaming nuttige toepassing AEC-bodemas2 uit 2012 geen enkele voortgang is geboekt?
Nee.
Kunt u aangeven op welke manier de AEC’s sinds 2012 invulling hebben gegeven aan deze green deal en hoe zij het verkrijgen van de optimale scheiding hebben gerealiseerd, zodat vrijkomende bodemas hoogwaardig verwerkt of toegepast kan worden?3
Met de Green Deal is in 2012 de afspraak gemaakt om vanaf 1 januari 2020 de bodemassen zodanig op te werken dat de bodemassen niet meer als IBC-bouwstof (isoleren, beheersen en controleren) worden toegepast, maar kunnen worden ingezet als vrij toepasbare bouwstof. Dit kan als korrelvormige bouwstof, als toeslagmiddel in beton of als grondstof voor immobilisaat. Hiervoor is het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen in 2021 gewijzigd. Bij het toepassen van bouwstoffen onder IBC-condities bleef er altijd een restrisico op verontreiniging van de bodem bestaan. Dit risico is nu geminimaliseerd. In het verlengde van de Green Deal blijf ik met de sector in gesprek over een verdere verduurzaming van de bodemassen in het licht van de doelstellingen van de circulaire economie.
Het verlagen van het gewichtspercentage metallisch ijzer in de korrelvormige AEC-bodemas tot 0,5 gewichtsprocent – met maximaal 0,05 gewichtsprocent batterijen – is daar een resultaat van.
Bent u bekend met het feit dat innovatieve bedrijven als ACCN in Assendelft, vanwege de oneerlijke concurrentie, hun activiteiten wellicht zullen staken?
Ik ben bekend met dit signaal en ga met de bedrijven in gesprek over de verdere verduurzaming van bodemassen en de knelpunten die daarbij worden ervaren.
Bent u bereid op korte termijn invulling te geven aan de in 2012 gemaakte afspraken, zodat het gebruik van schone bodemas wordt gestimuleerd en het gebruik van niet-schone bodemas wordt gestaakt? Kunt u daarbij concreet aangeven hoe?
Met de Green Deal is in 2012 is de afspraak gemaakt om vanaf 1 januari 2020 de bodemassen zodanig op te werken dat de bodemassen niet meer als IBC-bouwstof hoeven te worden toegepast, maar kunnen worden ingezet als vrij toepasbare bouwstof. Deze doelstelling is inmiddels gerealiseerd.
Het gebruik van bodemas als toeslagmiddel in beton of in immobilisaat heeft mijn aandacht. In het kader van het Circulair Materialenplan en een in dat licht op te stellen milieueffectrapport wordt het immobiliseren van afvalstoffen meegenomen en bekeken in hoeverre dit past binnen de doelen van de circulaire economie. Ik vind het belangrijk dat we het milieu beschermen en circulaire technieken stimuleren. Over de verdere verduurzaming van de bodemassen en de knelpunten die worden ervaren ga ik met de bedrijven in gesprek.
Bent u het, tegen de achtergrond van de reactie van het ministerie dat het gebruik van niet-schone bodemas in immobilisaat, primaire grondstoffen uitspaart en dat verontreinigingen in immobilisaat geen milieurisico hoeven te vormen, ermee eens dat het gebruik van schone bodemas eveneens primaire grondstoffen uitspaart? Bent u het ermee eens dat het binden van verontreinigingen in immobilisaat het milieuprobleem verschuift naar toekomstige generaties?
Met het gebruik van bodemas als korrelvormige bouwstof worden primaire grondstoffen uitgespaard. Dit geldt ook als AEC-bodemas van een wat mindere kwaliteit als toeslagmiddel in beton of als grondstof voor immobilisaat wordt toegepast. Toepassing is overigens alleen toegestaan als de producten voldoen aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Hiermee is er geen risico op verontreiniging van de bodem. Het door de ILT signaleerde risico – bij het eventueel foutief hergebruik van gesloopt materiaal – heeft mijn aandacht.
Kunt u, tegen de achtergrond van het feit dat door het toepassen van niet-schone bodemas in beton, fundaties en onder wegen het milieuprobleem verschuift naar de toekomst, aangeven wie verantwoordelijk is voor het milieurisico dat optreedt bij het slopen of saneren van dat milieuprobleem in de toekomst? Kunt u aangeven hoe dat zich verhoudt tot het uitgangspunt van dit kabinet om geen problemen door te willen schuiven naar de toekomst, maar ze nu aan te pakken?
Bodemas kan alleen in het beton worden toegepast wanneer aanwezige verontreinigingen voldoende worden geïmmobiliseerd en het beton voldoet aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Het beton vormt dan geen risico voor de bodem. Wanneer het beton wordt gesloopt, kan het gesloopte materiaal als granulaat worden hergebruikt of opnieuw worden toegepast in beton, mits ook in dat geval wordt voldaan aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Degene die het materiaal toepast, is hiervoor verantwoordelijk. In het kader van het Circulair Materialenplan en een op te stellen milieueffectrapport wordt het immobiliseren van afvalstoffen meegenomen.
Bent u het, gelet op de reactie van het ministerie dat het al mooi is dat er wordt gerecycled en dat er niet hoeft te worden verbrand of gestort, ermee eens dat het immobiliseren van vervuilde bodemas in feite een vorm van stort is en dat er op deze manier helemaal geen sprake is van recycling, laat staan van de hoogwaardige recycling, zoals in de green deal Verduurzaming nuttige toepassing AEC-bodemas wordt geambieerd? Bent u bereid de publicatie op dat punt te rectificeren?
Met de Green Deal is in 2012 de afspraak gemaakt om vanaf 1 januari 2020 de bodemassen zodanig op te werken dat de bodemassen niet meer als IBC-bouwstof hoeven te worden toegepast. Dit kan als korrelvormige bouwstof, als toeslagmiddel in beton of als grondstof voor immobilisaat, mits wordt voldaan aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Daarmee is geen sprake van stort, maar van hergebruik binnen de wettelijke kaders die daarvoor gelden. Rectificatie is daarom niet aan de orde.
Kunt u ervoor zorgdragen dat de beantwoording van de vragen ruim voor het commissiedebat Circulaire economie plaatsvindt?
Ja.
De situatie in Myanmar |
|
Alexander Hammelburg (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Two years after coup, Myanmar faces unimaginable regression, says UN Human Rights Chief»?1
Ja.
Bent u het eens dat de aanhoudende humanitaire en politieke crisis in Myanmar niet de politieke aandacht krijgt die het verdient terwijl dit jaar 17,6 miljoen mensen in Myanmar humanitaire hulp behoeven?
De crisis in Myanmar heeft onze politieke aandacht: de situatie wordt regelmatig besproken binnen de Europese Unie, in de Verenigde Naties en in onze bilaterale contacten met bijvoorbeeld de landen in de Associatie van Zuidoost-Aziatische Naties (ASEAN). Op 20 februari jl. nam de EU bijvoorbeeld nieuwe sancties aan tegen 9 personen en 7 entiteiten in Myanmar. Ook benadrukten de leiders van de EU en de ASEAN tijdens de eerste EU-ASEAN Top dat zij zich gezamenlijk blijven inspannen voor een vreedzame oplossing in Myanmar.2
Ook voor de humanitaire situatie heeft Nederland aandacht. Het Nederlandse humanitaire beleid bestaat grotendeels uit het verstrekken van meerjarige, flexibele en ongeoormerkte financiering waardoor organisaties in staat zijn hulp te verlenen waar de humanitaire noden het hoogst zijn. Wij steunen bijvoorbeeld het WFP, UNHCR, UNICEF, ICRC en het VN-noodfonds CERF, die allemaal levensreddende hulp bieden in Myanmar. Deze inzet gaat gepaard met hierboven genoemde diplomatieke en politieke inspanningen, bedoeld om tot een duurzame oplossing van het conflict te komen en de humanitaire nood op lange termijn te verminderen.
Wordt er vanuit de Europese Unie of de Verenigde Naties geholpen een staakt-het-vuren te bereiken?
Nederland maakt zich grote zorgen over de situatie in Myanmar, waar gedurende decennia sprake is van conflicten tussen verschillende partijen. Sinds de staatsgreep van 1 februari 2021 is de gewelddadige onderdrukking door het leger tegen de eigen bevolking door het hele land toegenomen, zijn bestaande conflicten deels geïntensiveerd en zijn er gewapende burgerbewegingen actief die vechten tegen het leger in Myanmar. Dit bemoeilijkt het vredesproces in Myanmar. Bovendien gebruikt het leger tot dusver lokale staakt-het-vurenovereenkomsten voornamelijk om in delen van het land redelijke rust te handhaven, terwijl het in andere delen van het land luchtaanvallen en militaire interventies uitvoert tegen de bevolking.
Nederland zet daarom in op een inclusievere benadering van vredesbesprekingen. Door via verschillende programma’s de dialoog tussen onder andere democratische oppositiepartijen, etnische groepen en het maatschappelijk middenveld te ondersteunen, beoogt Nederland een inclusieve, politieke oplossing dichterbij te brengen en een basis te leggen voor democratische transitie in de toekomst. Daarnaast roept Nederland samen met de EU op tot het tegengaan van wapenleveranties aan Myanmar. Een EU-wapenembargo is reeds van kracht.
Bent u van mening dat de Associatie van Zuidoost-Aziatische Naties (ASEAN) als regionale internationale organisatie en betekenisvolle rol zou kunnen spelen voor het oplossen van dit conflict?
Ja. Nederland en de EU steunen de ASEAN in hun rol ten aanzien van de situatie in Myanmar en dragen dit consequent uit. Zo onderstreepte de EU op 31 januari jl. nogmaals haar steun voor ASEAN in een verklaring3 en benadrukten EU- en ASEAN-leiders in de gezamenlijke verklaring van 14 december jl. dat het Myanmarese leger moet meewerken aan het uitvoeren van de ASEAN Five Point Consensus.4 Verder spreekt Nederland in bilaterale gesprekken met ASEAN-collega’s en via ambassades in de regio en in Nederland regelmatig over de situatie in Myanmar. In aanvulling daarop zet Nederland zich er, samen met de EU, voor in om Myanmar niet op politiek niveau uit te nodigen voor belangrijke internationale bijeenkomsten, zoals voor de genoemde EU-ASEAN Top. Daarmee dragen de EU en ASEAN eensgezind uit dat in de relatie met Myanmar geen sprake is van business as usual sinds de staatsgreep en de mensenrechtenschendingen die het leger sindsdien systematisch en op grote schaal tegen de eigen burgerbevolking pleegt.
Bent u bereid te pleiten het contact tussen de EU en ASEAN over het conflict in Myanmar te intensiveren? Kunt u uiteenzetten welke stappen ondernomen gaan worden voor samenwerking met de ASEAN?
Nederland pleit in EU-verband consequent voor de belangrijke rol van ASEAN in het faciliteren van een vreedzame oplossing die in het belang is van de bevolking van Myanmar. De EU is reeds actief op dit terrein. De EU heeft bijvoorbeeld haar ambassadeur bij ASEAN tevens als EU Speciaal Gezant voor Myanmar gemandateerd, om de EU-dialoog met ASEAN over het conflict in Myanmar te intensiveren en bevorderen. In de gezamenlijke leidersverklaring die EU- en ASEAN-leiders aannamen tijdens de EU-ASEAN Top van 14 december jl. bevestigen EU-leiders bovendien dat zij het werk van de ASEAN Special Envoy on Myanmar en de humanitaire respons in Myanmar zullen blijven steunen.
Bent u bereid een overzicht aan de Kamer te doen toekomen (waar nodig vertrouwelijk) waarin de Nederlandse steun vanuit het mensenrechtenfonds en OS-middelen jegens Myanmar van de afgelopen vijf jaar inzichtelijk worden?
Hieronder is een overzicht opgenomen van de Nederlandse steun aan Myanmar uitgesplitst per budget en jaar. Voor de specifieke projecten die in Myanmar in de periode 2018, 2019 en 2020 zijn gefinancierd via het Mensenrechtenfonds (MRF) geldt dat deze terug zijn te vinden in de jaarlijkse mensenrechtenrapportages aan uw Kamer. De projecten die in 2021 en 2022 zijn ondersteund vanuit het MRF, kunnen gezien het hoge veiligheidsrisico dat betrokken personen en instanties lopen sinds de militaire staatsgreep op 1 februari 2021, niet publiekelijk worden gedeeld. Dit geldt eveneens voor de overige steun vanuit OS-middelen voor maatschappelijke organisaties in Myanmar sinds de coup.
Activiteiten waarbij de Myanmarese overheid voor de coup betrokken was, zijn bevroren of opgeschort. Betalingen voor publieke en private ontwikkelingsprojecten die nog wel doorgang kunnen vinden zonder betrokkenheid van de junta worden direct gedaan aan uitvoerende organisaties en bedrijven.
Jaar
2018
2019
2020
2021
2022
Budget
MRF
699.097
265.683
824.527
1.259.206
314.174
OS-middelen
1.678.244
3.967.246
7.844.267
7.654.882
8.015.773
Totaal
2.377.341
4.232.929
8.668.7941
8.914.088
8.329.947
De stijging in 2020 komt door een wijziging in de vastlegging van activiteiten waardoor een beter inzicht in de bestedingen per land mogelijk werd.
Bent u bereid zich hard te maken voor een resolutie in de mensenrechtenraad over Myanmar? Zo nee, waarom niet?
Ja. De Nederlandse inzet met de EU en gelijkgezinde landen in de Mensenrechtenraad is een belangrijk onderdeel van de inspanningen om de mensenrechtenschendingen in Myanmar en de situatie van de Rohingya hoog op de internationale agenda te houden. Ook in de aankomende, 52e zitting van de Mensenrechtenraad (februari/maart 2023) leidt de EU een resolutie over de mensenrechtensituatie in Myanmar. Nederland zet zich zeer actief in voor een sterke resolutie in het kader van de strijd tegen straffeloosheid in Myanmar. De Nederlandse inzet voor de komende resolutie is onder meer gericht op een scherpe veroordeling van de militaire staatsgreep en van de grove mensenrechtenschendingen door het leger, oproepen tot accountability middels diverse sporen en tot vrijlating van allen die onrechtmatig gevangen zijn genomen, respect voor de humanitaire principes, en aandacht voor de belangrijke rol van het maatschappelijk middenveld. Ook zal Nederland tijdens de 52e sessie deelnemen aan de dialogen met de VN Speciaal Rapporteur voor de Mensenrechten in Myanmar en met de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, waarin de situatie in Myanmar centraal staat.
Bent u bereid te pleiten de Europese sancties aanzienlijk beter te kortsluiten met sancties vanuit de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk of de ASEAN-landen?
Ja. Algemeen uitgangspunt bij sancties is dat deze het meest effectief zijn in een zo breed mogelijke internationale coalitie. Nederland pleit dan ook in EU-verband voor actieve coördinatie met onder meer de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Het kabinet zal zich daarnaast in EU-verband hard blijven maken voor actieve samenwerking met ASEAN-partners, inclusief op sanctieterrein, waaronder het tegengaan van sanctieomzeiling.
Bent u bereid in Europees verband te pleiten voor sancties op vliegtuigbrandstof zodat de rebellerende militairen minder gemakkelijk luchtaanvallen kunnen uitvoeren op de bevolking? Zo nee, waarom niet?
Wij delen uw ernstige zorgen over de grove mensenrechtenschendingen die het leger in Myanmar pleegt, waaronder het bombarderen van burgerdoelen door militaire vliegtuigen. Op 20 februari jl. heeft de EU nieuwe sancties aangenomen tegen 9 personen en 7 entiteiten in Myanmar.5 Deze sancties raken onder andere wapenhandelaren en commandanten in Myanmarese leger- en veiligheidsdiensten. Ook raken deze sancties de import van vliegtuigbrandstof om deze luchtaanvallen te adresseren en de mogelijkheid ze uit te voeren te beperken. In totaal heeft de EU nu 93 personen en 18 entiteiten gelist onder het Myanmarsanctieregime.6
Hoe kijkt het kabinet aan tegen het voorstel van deVN Special rapporteur voor Myanmar om een emergency summit te organiseren met welwillende landen? Is Nederland bereid daar een actieve rol in te spelen? Zo nee, waarom niet?
Er is internationaal een gedeelde realisatie dat de noden in Myanmar zeer hoog zijn en een welwillendheid om humanitaire hulp te verlenen. Het probleem is echter niet de bereidheid van andere landen om te helpen, maar het feit dat het Myanmarese leger weigert toegang te verlenen tot de gebieden waar de noden het hoogst zijn. Een emergency summit lost dat probleem niet op.
Nederland spant zich in samenwerking met de EU en internationale partners, zoals Canada, de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en ASEAN, onverminderd in om de druk op het Myanmarese leger te vergroten en tegelijkertijd de bevolking van Myanmar te blijven steunen via steun aan maatschappelijke organisaties en bijdragen aan de humanitaire respons. Verder blijft Nederland de inzet van ASEAN steunen, onder andere op het gebied van de Five Point Consensus. Deze inzet sluit aan bij de activiteiten die VN Speciaal Rapporteur Andrews voor de mensenrechten in Myanmar voorstelt om via een emergency summit te starten.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk te beantwoorden?
Ja.
De situatie in Turkije en Syrië na de aardbevingen van 5/6 februari jl. |
|
Jasper van Dijk , Jan de Graaf (CDA), Tom van der Lee (GL), Joris Thijssen (PvdA), Jan Klink (VVD), Alexander Hammelburg (D66) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat is momenteel de stand van zaken bij het verkrijgen van toegang tot Syrië ten behoeve van de internationale hulpverlening? Is hierin verbetering zichtbaar ten opzichte van de situatie zoals u die hebt omschreven in uw brief van 8 februari jl. aan de Tweede Kamer?
Ik stuur u gelijktijdig een Kamerbrief over mijn bezoek aan Turkije van 28 maart jl. In aanvulling op de in die brief gedeelde informatie over toegang voor internationale hulp kan ik het volgende met u delen.
De noden in het Syrische regimegebied en Noordwest-Syrië blijven onverminderd hoog. De hulpverlening aan de slachtoffers in het Syrische regimegebied verloopt zonder grote obstakels. Van partnerorganisaties ontvangt het ministerie berichten dat bureaucratie afneemt. Zo verlenen autoriteiten sneller dan voorheen benodigde goedkeuringen en visa aan hulporganisaties.
Hulp vanuit het regimegebied aan Noordwest-Syrië komt echter niet tot stand. De VN wacht nog altijd op toestemming en veiligheidsgaranties van alle betrokken partijen. De Syrische bevolking in oppositiegebied in het noordwesten is daarom afhankelijk van hulpverlening vanuit Turkije.
De VN hulpverlening vanuit Turkije aan het getroffen gebied in Noordwest-Syrië is na obstakels in de beginfase inmiddels op gang gekomen. Ruim twee maanden na de eerste aardbevingen hebben meer dan 1.200 VN-trucks via inmiddels drie geautoriseerde grensovergangen Noordwest-Syrië bereikt. Het gaat om trucks met hulpgoederen van WFP, UNHCR, IOM, WHO, UNICEF en UNFPA. De VN benoemde enkele weken na de aardbevingen knelpunten in de bevoorradingsketen als belangrijkste obstakel om de hulp sneller op te schalen. Om die reden heeft de EU humanitaire luchtbruggen opgezet naar Gaziantep en Adana. Inmiddels hebben zes vluchten met hulpgoederen afkomstig uit EU-voorraden naar deze steden plaatsgevonden. Daarvandaan zijn de hulpgoederen via de drie bovengenoemde grensovergangen naar Noordwest-Syrië gebracht.
In hoeverre lukt het nu om via maatschappelijke organisaties hulp in het getroffen gebied in Syrië te krijgen dat niet onder controle van Assad staat? Wat is er nodig om dit te verbeteren?
Al voorafgaand aan de aardbevingen waren nationale ngo’s, met steun van internationale organisaties, verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de humanitaire respons in het nu door de aardbevingen getroffen oppositiegebied in Noordwest-Syrië. Dit is na de aardbeving nog steeds het geval. De hulpverlening door de organisaties van de Dutch Relief Alliance gezamenlijk met hun lokale partners is hier een voorbeeld van. Internationale en lokale ngo’s zijn voor een deel van hun werkzaamheden afhankelijk van toegang van de VN via de grensovergangen met Turkije, bijvoorbeeld voor toevoer van medicatie. Door de uitbreiding van het aantal voor de VN geautoriseerde grenstoegangen is hun hulpoperatie verder versterkt.
Is het kabinet bereid, op basis van de uitkomsten van de aanstaande EU-donorconferentie, een reconstructiefonds onder leiding van een reconstructie taskforce in het leven te roepen?
Zoals toegezegd tijdens het commissiedebat Humanitaire Hulp na de aardbeving in Turkije en Syrië van 22 februari jl. heb ik voorafgaand aan de EU-donorconferentie namens het kabinet de Europese Commissie verzocht een voorstel te maken voor het leveren van middellange- en lange-termijnhulp en de implementatie hiervan te coördineren. Gedurende de donorconferentie zegden meer dan zestig delegaties van de EU, EU-lidstaten en partners, VN-instellingen en Europese financiële instellingen zoals de EIB en EBRD gezamenlijk een steunbedrag toe van EUR 7 miljard. Deze bijdragen worden, voor zover mij nu bekend, vooral via bestaande kanalen geleid, zoals ook voor Nederland het geval is. Nederland zet bij de Europese Commissie in op een leidende rol.
Heeft u al meer zicht op de directe behoefte aan zorg, onderwijs, opvang van weeskinderen en psychosociale hulp in de getroffen gebieden?
In reactie op de aardbevingen stelden de VN en de Rode Kruis/Rode Halve Maan beweging humanitaire responsplannen op voor zowel Turkije als Syrië. Deze plannen bevatten (op hoofdlijnen) de benodigde hulp en daarmee gemoeid gaande kosten. Geestelijke gezondheid en psychosociale steun (MHPSS) zijn expliciet onderdeel van deze plannen. Die hulp wordt zoveel mogelijk geïntegreerd in de humanitaire respons en maakt onder andere onderdeel uit van de hulp op het terrein van opvang, medische zorg en onderwijs. Ook in de Türkiye Earthquakes Recovery and Reconstruction Assessment opgesteld door de Turkse autoriteiten met inbreng van de EU, de VN en de Wereldbank onderstreept het belang van MHPSS in de middellange en lange termijn herstelinzet.
De psychosociale noden waren in Syrië al zeer hoog voorafgaand aan de aardbeving, voornamelijk onder jongeren. WHO waarschuwde in december vorig jaar bijvoorbeeld voor toenemende zelfdoding onder jonge meisjes in Noordwest-Syrië. Diverse humanitaire organisaties werkzaam in Syrië met Nederlandse financiering hebben geestelijke gezondheid en psychosociale steun geïntegreerd in hun programma’s. De Dutch Relief Alliance richt zich in Noordwest-Syrië, in het kader van de aardbevingenresponse, specifiek op MHPSS – onder andere in onderwijsprogramma’s. Ook de door Nederland gefinancierde VN-fondsen in Noordwest-Syrië en regimegebied besteden specifiek aandacht aan dit thema.
Kunt u al meer zeggen over de stand van zaken rond de veiligheid van hulpverleners in de getroffen gebieden?
Ik ben bekend met geluiden dat er in Syrië en Turkije direct na de eerste aardbevingen incidenten plaatsvonden vanwege plunderingen of uit wanhoop bij gebrek aan snelle hulp. Ook zijn incidenten van criminaliteit in steden als Latakia in Syrië toegenomen na de aardbeving. Ik ben niet bekend met ongeregeldheden of geweld tegen hulpverleners, noch in Turkije noch in Syrië.
Zoals bekend woedt in Syrië al twaalf jaar een conflict. De veiligheidssituatie in het hele land is slecht. Dit geldt ook voor het noordwesten van Syrië, dat het hardst getroffen is door de aardbevingen. Nederland onderhoudt nauw contact met hulporganisaties over de omstandigheden waaronder zij werken. Ook ondersteunt het ministerie de internationale organisatie INSO (International NGO Safety Organisation). Deze organisatie ondersteunt humanitaire ngo’s, waaronder lokale Syrische organisaties, door actuele veiligheidsanalyses te delen.
De aanwezigheid van de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken bij de VN Mensenrechtenraad |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Waarom is de Minister van Buitenlandse Zaken van het moordlustige en terroristische Iraanse regime welkom bij de VN Mensenrechtenraad?1
Tijdens het High Level Segment van de 52e zitting van de VN-Mensenrechtenraad, dat van 27 februari tot en met 2 maart 2023 plaats heeft gevonden, konden staatshoofden en Ministers van alle VN lidstaten spreken.
Vindt u het ook krankzinnig dat hij vrolijk mag gaan oreren over mensenrechten, terwijl talloze Iraniërs op wrede wijze gedood en onderdrukt worden?
Het is elke VN-lidstaat toegestaan om tijdens het High Level Segment te spreken. De aanwezigheid van de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken is een hard gelag voor de mensen in Iran die strijden voor hun rechten. Tegelijkertijd is de VN-Mensenrechtenraad ook bij uitstek het multilaterale forum om landen als Iran aan te spreken op hun mensenrechtensituatie. Ik heb in mijn videoboodschap aan de Mensenrechtenraad aandacht gevraagd voor de schendingen van mensenrechten in Iran en steun uitgesproken voor het Iraanse volk.
Bent u bereid om in ieder geval uw Europese collega’s op te roepen weg te blijven bij deze poppenkast, die het regime slechts voor propagandadoeleinden zal benutten?
Het is aan elke VN lidstaat zelf om de overweging te maken om wel of niet aanwezig te zijn bij de speech van de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken. Er was onvoldoende steun binnen de EU voor het idee om gezamenlijk weg te lopen of weg te blijven.
Gaat de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken nog meer VN vergaderingen bijwonen? Zo ja, bent u bereid daar weg te blijven indien Nederland in de betreffende commissie/raad zit?
Dit is mij niet bekend. Mijn handelwijze zal per vergadering worden bepaald. Dergelijke acties kunnen een sterk signaal zijn, maar kunnen ook ten koste gaan van de mogelijkheid landen direct aan te spreken op mensenrechtenschendingen.
Bent u bereid de Nederlandse politieke en financiële steun voor de VN Mensenrechtenraad in te trekken, vanwege het structureel falen van de VN Mensenrechtenraad?
Nee. De VN-Mensenrechtenraad is en blijft de belangrijkste en meest effectieve VN-organisatie voor de naleving en bescherming van mensenrechten.
Kinderontvoeringen naar Polen en het negeren van een Europees Aanhoudingsbevel |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met de casus van de gezochte Nederlandse moeder en de vier ontvoerde kinderen uit Zwolle? Zo nee, bent u bereid kennis te nemen van de casus?1
Ja, ik ben bekend met deze casus.
Wat is uw beeld ten aanzien van de toepassing van weigeringsronden uit het Haags Kinderontvoeringsverdrag door landen zoals Polen waar gerechtelijke procedures traag verlopen?
Ik herken het door u geschetste beeld ten dele. In sommige gevallen wordt een beroep gedaan op de weigeringsgronden in het Haags kinderontvoeringsverdrag in het voordeel van de meenemende ouder. Daarnaast ondervinden sommige ouders problemen bij de tenuitvoerlegging van beslissingen tot teruggeleiding van hun kinderen naar Nederland. In principe staat dit los van de toepassing van eventuele weigeringsgronden door de rechter. Die problemen bij de tenuitvoerlegging vinden hun oorsprong in het nationale recht van het betreffende land. Het kabinet volgt deze problematiek nauwgezet en spreekt relevante landen hier bij gelegenheid op aan. Te meer omdat ik veel waarde hecht aan een correcte naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag.
In hoeverre herkent u het beeld dat Poolse rechters in het voordeel van de ontvoerende moeder vonnis wijzen?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom weigert een land, zoals bijvoorbeeld Polen, om kinderen terug te geleiden naar Nederland indien daartoe door een rechter is besloten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat de kinderen waarvan de rechter geoordeeld heeft dat zij naar Nederland moeten, zoals in de casus als benoemd in vraag 1, ook daadwerkelijk zo snel mogelijk naar Nederland worden teruggebracht?
De Nederlandse Centrale autoriteit vraagt bij bilaterale contacten met Polen voortdurend aandacht voor correcte naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag. Ook in een breder verband wordt hierop aangedrongen: samen met een aantal andere lidstaten heeft Nederland zich in december 2022 gevoegd in een zaak voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. In deze zaak is door een Poolse rechter een prejudiciële vraag gesteld over strijdigheid tussen Poolse wetgeving en Europese regelgeving op het gebied van internationale kinderontvoering. Het Hof heeft deze prejudiciële vraag inmiddels bevestigend beantwoord. Ook binnen de Europese Commissie is aandacht voor de naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag. Om deze reden is de Europese Commissie een zogenaamde inbreukprocedure tegen Polen gestart.
Waarom weigeren de Poolse autoriteiten om een Europees Aanhoudingsbevel uit te voeren en wat vindt u daarvan?
Het is aan de rechter van de aangezochte lidstaat om een besluit te nemen over de uitvoering van een Europees Aanhoudingsbevel. Op een rechterlijke beslissing van een andere lidstaat van de Europese Unie in een individuele zaak kan ik niet ingaan.
Hoe ziet u de toekomst van het Haags Kinderontvoeringsverdrag indien dit verdrag in veel gevallen niet meer dan een papieren tijger blijkt te zijn?
Landen die zijn aangesloten bij de verordening Brussel II ter en het Haags kinderontvoeringsverdrag – zoals Polen – zijn gehouden deze na te leven. Indien een land het verdrag structureel niet nakomt, spreekt het kabinet het desbetreffende land daarop aan. Zoals ook gemeld in mijn brief van 16 december jl. wordt gewerkt aan een protocol om landen te kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag2. Het protocol moet duidelijk maken wie wanneer in actie komt en welke diplomatieke wegen kunnen worden bewandeld om de betrokken verdragslanden te kunnen aanspreken. Dit protocol zal volgens de huidige planning voor de zomerreces van 2023 worden opgeleverd, periodiek worden geëvalueerd en waar nodig aangescherpt.